Hamstringblessure en radiculair lijden
Transcript of Hamstringblessure en radiculair lijden
Academiejaar 2014 - 2015
HAMSTRINGBLESSURE EN RADICULAIR LIJDEN, IS ER EEN RELATIE?
Pieter VAN RANST
Promotor: Prof. Dr. Adelheid Steyaert
Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
Dankwoord
Ik wil graag een woord van dank uitspreken gericht aan mijn promotor
Prof. Dr. A. Steyaert voor de vele contactmomenten die me geholpen hebben
om deze thesis vorm te doen krijgen. Verder wil ik de Universiteit Gent
bedanken voor de toegang tot de online databases, en mijn familie en vriendin
voor het nalezen en de morele steun.
Inhoudsopgave 1. Abstract ........................................................................................................................................... 1
2. Inleiding ........................................................................................................................................... 2
2.1 Anatomie en functie hamstrings ................................................................................................... 2
2.2 Epidemiologie en fysiopathologie van hamstringblessures .......................................................... 3
2.3 Lumbosacrale radiculopathie ........................................................................................................ 5
2.3.1 Definitie .................................................................................................................................. 5
2.3.2 Ontstaan ................................................................................................................................. 5
3. Vraagstelling .................................................................................................................................... 6
4. Methode .......................................................................................................................................... 7
5. Resultaten ..................................................................................................................................... 10
5.1 Risicofactoren voor hamstringblessures ..................................................................................... 10
5.1.1 Niet-modificeerbare risicofactoren ...................................................................................... 10
5.1.2 Modificeerbare risicofactoren .............................................................................................. 11
5.2 Verband tussen hamstringletsels en neurale structuren ............................................................ 14
5.2.1 Diagnosestelling ................................................................................................................... 14
5.2.2 Differentiatie met extra-musculaire etiologie ...................................................................... 16
5.2.3 Ongunstige neurale spanning ............................................................................................... 17
5.2.4 Verband neurale spanning en hamstringletsels ................................................................... 18
6. Huidige principes van preventie en behandeling .......................................................................... 20
7. Discussie ........................................................................................................................................ 21
8. Besluit ............................................................................................................................................ 24
9. Bijlage: tabel met relevante studies .............................................................................................. 26
10. Referenties ................................................................................................................................ 32
Pagina 1 van 34
Hamstring blessure en radiculair
lijden, is er een relatie?
1. Abstract Hamstringletsels maken een belangrijk onderdeel uit van de blessures in de sportwereld.
Vooral bij sprint- en springsporten worden 29% van alle blessures hierdoor
vertegenwoordigd, met risico op recidief tussen 12 en 31%. (1)
Aangezien men er niet in geslaagd is om deze hoge incidentiecijfers de laatste decennia in
belangrijke mate te doen dalen, kan men stellen dat er nood is aan nieuwe inzichten in de
etiologie van deze letsels waardoor de behandelopties kunnen verbeteren. Er is een lange lijst
van mogelijke risicofactoren op het ontwikkelen van hamstringletsels. Studies geven in
verband met etiologie vaak tegenstrijdige resultaten, maar over risicofactoren zoals
voorafgaande hamstringblessure, leeftijd, spierkracht en -onevenwichten, flexibiliteit, stand
van het bekken, en vermoeidheid is er in de literatuur min of meer consensus te vinden. (2, 3,
4) Qua behandeling is er een geïntegreerd model nodig om deze factoren zoveel mogelijk
tegelijk te corrigeren waar de nadruk moet liggen op bekkenstabiliteit, proprioceptietraining
en neuromusculaire controle.
Eén van de factoren die ook zijn rol heeft in dit samenspel van risicofactoren zou
radiculopathie van de lumbosacrale radices kunnen zijn. In de medische praktijk wordt het
samengaan van lumbosacrale radiculopathie en (recidiverende) hamstringletsels soms gezien,
maar de wetenschappelijke link tussen deze aandoeningen is (nog) niet gelegd.
Er zijn aanwijzingen gevonden in de literatuur dat een radiculopathie die een radix of zenuw
knelt in zijn verloop, kan resulteren in neurale spanning en daaruit volgend ‘adverse neural
tension’. Deze abnormale fysiologische en mechanische respons van het zenuwstelsel
wanneer zijn mobiliteit en rekbaarheid in het gedrang komt, kan via een mechanisme van
‘perceived hamstring tighness’ en ‘neuromusculaire inhibitie’ resulteren in een verhoogd
risico op het ontwikkelen van hamstringblessures.
Dit is een nieuw concept waarvoor verder onderzoek noodzakelijk is.
Pagina 2 van 34
2. Inleiding
2.1 Anatomie en functie hamstrings De hamstrings is een spiergroep bestaande uit 3 spieren, gelegen ter hoogte van de posterieure
dij. We onderscheiden de M. biceps femoris, met lange en korte spierbuik, de M.
semitendinosus en de M. semimembranosus. Al deze spieren, behalve de korte spierbuik van
de M. biceps femoris, hebben hun oorsprong in een gemeenschappelijke spierpees aan het
tuber ischiadicum. Tussen de 5 en 10 cm caudaal van het ischium splitst de pees, waardoor de
M. semimembranosus als eerste onderscheiden kan worden. Daarna volgen de M. biceps
femoris en ten slotte de M. semitendinosus. De korte spierbuik van de M. biceps femoris
ontstaat mediaal van de linea aspera op het posterieure femur. (5) De vezels van de
gemeenschappelijke spierpees liggen wel al min of meer geordend naargelang welk deel van
de pees overgaat in de desbetreffende spierbuiken. (Fig. 1)
Figuur 1: oorsprong van de verschillende spierbuiken van de hamstrings (5)
De M. biceps femoris caput longum en caput brevis komen samen en vormen een
gemeenschappelijke insertiepees op de kop en op de laterale kant van de fibula. De
M. semimembranosus heeft verschillende inserties op de postero-mediale kant van het
kniegewricht, en de M. semitendinosus vormt samen met de M. sartorius en de M. gracilis de
pes anserinus op de mediale kant van de proximale tibia. (5) Wanneer we de oorsprong en
insertie van de verschillende spieren vergelijken, zien we dat er een torsie ontstaat aangezien
de M. biceps femoris caput longum van mediaal naar lateraal draait.
Pagina 3 van 34
De spieren van de hamstrings worden geïnnerveerd door de N. ischiadicus (L4-S3) welke
bestaat uit twee componenten betreffende de hamstrings, nl. de N. peroneus communis voor
de korte kop van de M. biceps femoris, en de N. tibialis voor de andere spieren van de
hamstring spiergroep.
In het algemeen zouden de spierpezen instaan voor meer dan 50% van het totale werk bij
sport en beweging. (6) Volgens de studie van Magnussen (6) zouden de mechanische
eigenschappen van spierpezen wijzigen bij langdurige overbelasting en veroudering. In de
studie zouden hierdoor de achillespezen hun stijfheid verliezen, waardoor er meer kans kan
zijn op blessures. Deze ene studie weegt echter niet op tegen de literatuur en klinische praktijk
dat veroudering de spierpezen juist stijver maakt, en niet flexibeler. (7)
Omdat behalve de korte kop van de M. biceps femoris, de andere spieren zowel het
heupgewricht en het kniegewricht overspannen, kunnen ze op rek gebracht worden door flexie
van de heup en extensie van de knie, of door de combinatie van beide. De voornaamste taak
van de hamstrings is het afremmen van het been in de zwaaifase door in hoofdzaak de M.
quadriceps femoris te antagoneren. Uiteraard kunnen de hamstrings ook zorgen voor actieve
concentrische heupextensie en knieflexie.
2.2 Epidemiologie en fysiopathologie van hamstringblessures Zowel bij amateursporters als bij elite atleten komen hamstringletsels zeer frequent voor. In
de praktijken van de fysische- en sportgeneeskunde, kinesitherapeuten en manueel
therapeuten zien we veel van die letsels bij beoefenaars van sporten waarin men veel moet
sprinten, versnellen, vertragen, snel veranderen van richting, springen en ballistische
bewegingen moet maken. (2, 8) Voorbeelden van zo’n sportdisciplines zijn voetbal en rugby.
In deze sporten maken hamstringletsels 29% uit van het totaal aantal sportkwetsuren, en is er
ondanks adequate therapie een belangrijk risico op herval tussen de 12 en 31%. (1) Deze
recidief hamstringletsels volgen vooral tijdens het eerste jaar na het initieel letsel, en gaan
meestal gepaard met een langere revalidatieperiode. (1, 8) Desondanks het frequent
voorkomen, heeft gedurende decennia de behandeling van deze letsels geen belangrijke
evoluties gekend, waardoor de incidentie van zowel nieuwe hamstringletsels en recidieven de
laatste 3 decennia zowat ongewijzigd is. (3)
Pagina 4 van 34
Zowel principes van efficiënte preventie, risicofactoren, etiologie en behandeling zijn voor
een belangrijk stuk nog steeds onbekend domein gebleven. Momenteel wordt via studies
getracht deze mechanismen beter te begrijpen met de intentie de incidentiecijfers en
revalidatieperiode te verlagen. In deze thesis focussen we op één van de mogelijke
risicofactoren voor het ontwikkelen van (recidief) hamstringletsel namelijk het verband tussen
neurodynamica en hamstringletsels en in het bijzonder dan de lumbosacrale radiculopathieën.
De meeste hamstringblessures treden op tijdens het einde van de zwaaifase of wanneer de
voet net op de grond komt. Bij deze beweging moeten de hamstrings contraheren terwijl ze
maximaal uitgerekt zijn, om de flexie van de heup en extensie van de knie tijdens de
zwaaibeweging te antagoneren en af te remmen. De spieren ondergaan hier dus een snelle
wijziging van excentrische naar concentrische functie. Indien de hoeveelheid te absorberen
energie tijdens deze excentrische spiercontractie de capaciteit van de op rek gebrachte
hamstrings overschrijdt, kunnen er spierscheuren ontstaan. (8)
De 3 spierkoppen van de hamstrings komen tijdens deze zwaaifase maximaal op lengte. De
M. biceps femoris bereikt 110% van zijn oorspronkelijke lengte, en de M. semitendinosus en
M. semimembranosus komen op 108% en 107%. Omdat de M. biceps femoris het meest op
lengte gebracht wordt, ontstaan hier de meeste spierscheuren. De letsels komen vooral voor
aan de musculotendineuse overgang na intensief sprintwerk. (4, 5) Dit op lengte brengen is
uiteraard slechts één van vele factoren in de etiologie van een hamstringletsel.
Qua blessures bij sporten waarin extreme simultane heupflexie en knie-extensie optreedt zoals
dansen of gevechtssporten, is de M. semimembranosus het meest gevoelig aan het
ontwikkelen van een letsel. (8)
Hamstringblessures hebben in de sportwereld naast een emotionele en fysieke impact voor de
patiënt ook een grote financiële impact, omdat het tot 6 maanden kan duren vooraleer een
graad 3 spierscheur in de hamstrings is genezen. Microscheurtjes daarentegen (graad 0)
kunnen na een week al voldoende genezen zijn om sport te hervatten. (9) Over het algemeen
kunnen we stellen dat hoe dichter de letsels bij het tuber ischiadicum gelegen zijn, hoe
ernstiger en dus ook hoe langer de revalidatie. (1)
Pagina 5 van 34
2.3 Lumbosacrale radiculopathie
2.3.1 Definitie
Lumbosacrale radiculopathie is een brede term die verwijst naar allerhande symptomen
geassocieerd met een beschadiging of compressie van de zenuwwortels van de lumbosacrale
plexus gesitueerd in de onderrug. De lumbosacrale plexus wordt gevormd door zenuwwortels
L1 tot S4, en heeft als belangrijkste eindtakken de N. femoralis (L2-L4), N. obturatorius (L2-
L4) en N. ischiadicus (L4-S3). Een frequent voorkomende uiting van radiculopathie ter
hoogte van de overgang tussen het lumbale en sacrale niveau is sciatica. Dit is een
uitstralende pijn in het innervatiegebied van de N. ischiadicus, en gaat eventueel gepaard met
vermindering van sensibiliteit of functie van het achterbeen en de voet.
2.3.2 Ontstaan
Veel aandoeningen kunnen lumbosacrale radiculopathie veroorzaken, maar meestal betreft het
een structureel probleem zoals een discus hernia, mechanische stretch, compressie of trauma.
Afhankelijk van de oorzaak kan dit symptomen geven van gevoelloosheid, tintelingen, pijn,
en zwakte in de respectievelijke innervatiegebieden van de betrokken zenuwwortel.
Pagina 6 van 34
3. Vraagstelling
In de praktijk ziet men soms patiënten met acute of chronische hamstringletsels waarbij na
verder onderzoek simultaan een discus hernia of andere radiculopathie gevonden wordt.
Aangezien de risicofactoren, de exacte etiologie en de incidentie van deze letsels nog steeds
niet volledig opgehelderd is kunnen we ons de vraag stellen of de radiculopathie, die vaak
onopgemerkt is, de patiënt voorbeschikt voor het ontwikkelen van hamstringletsel of recidief
ervan.
In deze thesis zoeken we in de recente wetenschappelijke literatuur naar aanwijzingen en
theorieën met als doel het verband aan te tonen tussen neuromusculair onevenwicht en
hamstringletsels, en meer specifiek naar de relatie van letsels en lumbale radiculopathie.
Pagina 7 van 34
4. Methode
Voor deze literatuurstudie werden er artikels gebruikt van verschillende databanken, waar
dankzij het “Virtual Private Network” (VPN) van de Universiteit Gent toegang tot verkregen
werd.
Eerst werd PubMed gescreend met algemene zoektermen om meer achtergrondinformatie
over het onderwerp op te zoeken, en om mogelijke verbanden op het spoor te komen tussen
radiculair lijden en hamstringletsels.
Met de zoektermen ‘Hamstring injury AND Nerve’, verscheidene Mesh-termen over ‘Lumbar
radiculopathy’ en ‘Rehabilitation of Hamstring injuries’ zijn respectievelijk 77, 79 en 44
artikels gevonden. Bij de laatste twee zoektermen werd met bijkomende filters op zoek
gegaan naar recente reviews gepubliceerd in de laatste 10 of 5 jaar, omdat dit brede
zoektermen waren waarover al heel veel literatuur bestaat en omdat dit onderzoeksdomein in
volle ontwikkeling is. Uit deze 3 zoekopdrachten zijn 9 artikels weerhouden op basis van titel
en abstract. De rest leek niet relevant voor de onderzoeksvraag van deze thesis. Over
lumbosacrale radiculopathie op zich werden niet veel geschikte algemene reviews gevonden
aangezien ze vooral de behandeling en andere oorzaken van de radiculopathie bespreken.
Aangezien we de behandeling van lumbosacrale radiculopathie in deze thesis niet uitgebreid
moeten bespreken, werden niet veel geschikte artikels gevonden. Via de zoektermen
‘Management of hamstring injuries’ en ‘Hamstring muscle strain’ werden 22 en 29 reviews
gevonden die gepubliceerd waren in de laatste 10 jaar. Hiervan zijn er 6 geselecteerd.
Door de informatie uit vorige zoekresultaten werd verder gezocht naar meer artikels over
flexibiliteit van de hamstrings als mogelijke oorzakelijke factor van blessures. En
verschillende aanknopingspunten werden verder uitgezocht om de relatie tussen
neuromusculaire mechanismen en hamstringletsels te onderzoeken. Concreet werd gezocht op
‘Adverse neural tension’ en ‘Neuromuscular inhibition’. Uit deze 2 zoektermen werden 3
artikels weerhouden. De artikels die niet geselecteerd werden waren ofwel niet gratis te
verkrijgen, ofwel niet relevant voor deze thesis.
Pagina 8 van 34
Er werden aanwijzingen gevonden dat er mogelijks een connectie bestaat tussen
hamstringletsels en lumbale radiculopathie door een gewijzigde stretch-reflex van de
hamstrings, en daarom werd er gezocht op ‘Hamstring stretch reflex’. Van de 34 resultaten
werden er 3 behouden. Ook werden artikels gezocht die de invloed beschrijven van het
wijzigen van de stretch reflex in de hamstrings op het ontstaan en incidentie van hamstring
letsels. Via ‘stretching’ AND ‘hamstring injury’ werden 88 resultaten gevonden, waarvan er 3
werden geselecteerd over het effect van stretching en krachttraining op de hamstringlengte om
hamstringblessures te helpen voorkomen.
Combinaties van deze zoektermen werden vervolgens ingebracht in Web of Science,
Cochrane databank, Cinahl, Google Scholar of het Intranet van de Universiteit Gent. De
meeste bruikbare resultaten werden reeds gevonden via PubMed, maar er zaten er ook enkele
aanvullende artikels tussen die nog niet gevonden waren via PubMed. De relevante artikels
werden opnieuw geselecteerd aan de hand van titel en abstract. En ook op basis van de
impactfactor van het tijdschrift waarin gepubliceerd werd, waarbij van twee of meerdere
gelijkaardige artikels degene gekozen werd die gepubliceerd was in het tijdschrift met hoogste
impactfactor. De artikels die niet geselecteerd werden, lagen buiten het onderzoeksdomein
van de thesis of waren achterhaald door hun publicatiedatum. Als grens hebben we meestal
artikels van maximum 10 jaar oud geselecteerd, aangezien het onderzoeksdomein in volle
ontwikkeling is.
Dankzij deze zoekopdrachten werden uiteindelijk 27 artikels geselecteerd. Deze werden
gelezen en de belangrijkste elementen en resultaten werden samengevat. Indien er
onduidelijkheden waren of extra informatie wenselijk was, werd via gerelateerde artikels of
via de referenties verder gezocht. Zo zijn er nog 18 extra artikels gevonden, waardoor het
totaal aantal gebruikte artikels op 45 kwam. Bij deze selectie zitten reviews, die vaak
achtergrondinformatie en samenvattingen bevatten over de behandeling en diagnose van
hamstringblessures, en mogelijke oorzaken ervan. Er werden ook studies geselecteerd, die
vooral gaan over relaties tussen neurale oorzaken en hamstringblessures, maar ook over de
meest geschikte behandelingsmethoden voor de preventie en genezing van hamstringletsels.
Deze studies zijn meer experimenteel, en zijn vooral van belang om een relatie tussen
hamstringblessures en lumbale radiculopathie aan te kunnen tonen.
Pagina 9 van 34
Van deze 45 artikels en studies werden de meest relevante studies voor het begrip van deze
thesis ondergebracht in een samenvattende tabel. Deze studies zijn belangrijk voor deze thesis
aangezien ze resultaten over centrale sensitisatie en neurale spanning beschrijven, en
mogelijke behandelmethodes hiervan. Deze tabel bevat het type studie, het onderwerp, wat
bestudeerd werd, de resultaten, de conclusie en eventuele opmerkingen. De graad van
evidentie per artikel wordt weergegeven door een cijfercode. Graad 1 is een systemische
review van één of meer hoog kwaliteitsstudies, graad 2 is een dubbelblinde RCT met
voldoende deelnemers en goede kwaliteit, graad 3 is een studie van mindere kwaliteit, graad 4
is een niet-experimentele studie en graad 5 is een case report of mening van een deskundige.
Aangezien dubbelblinde studies bij locomotorische onderzoeken en studies zelden mogelijk
zijn, werd aan de meeste studies een graad 3 toegedeeld. (Zie tabel in bijlage)
Pagina 10 van 34
5. Resultaten
5.1 Risicofactoren voor hamstringblessures
5.1.1Niet-modificeerbare risicofactoren
5.1.1.1 Voorafgaande hamstringblessure
De kans op een hamstringletsel is 2 tot 6 keer groter wanneer ze voorafgegaan wordt door een
andere hamstringblessure in de voorgeschiedenis. (2, 5) Een hamstringblessure gaat in zijn
genezingsproces vaak gepaard met granulatieweefsel en littekenvorming, hoewel deze
verschillen in morfologie nochtans weinig aanleiding zouden geven tot veranderingen in
kracht, kinematica of spieractivatiepatronen. (10) Over dit laatste zijn echter tegenstrijdige
resultaten gevonden in de literatuur, waarbij er wel verschillen in kinematica zijn aangetoond
na remodellatie van de spier. (3) Een voorafgaande hamstringblessure kan ook een negatieve
invloed hebben op de neurale structuren. Door bijvoorbeeld verkleving aan het
granulatieweefsel kan de glijcapaciteit van de N. ischiadicus in het gedrang komen. (11) Door
de verminderde glijcapaciteit gaat de zenuw bij beweging sneller uitrekken, en als reactie
hierop stijgt de tonus van de hamstrings, als een soort beschermingsmechanisme om de zenuw
niet te beschadigen. (12)
5.1.1.2 Verloop van zenuwwortel L5
Vanwege het verloop van wortel L5 door het lumbosacraal kanaal, onder het lumbosacraal
ligament en bovenop het sacrum is deze radix het meest vatbaar voor schade of compressie
door degeneratie van de wervelzuil. Daarbovenop is t.h.v. niveau L5-S1 de afstand tussen de
discus en de zenuwwortel het kleinst, waardoor de kans op compressie van de radix vergroot.
Deze compressie van de wortel L5 kan leiden tot een verminderde zenuwfunctie met als
gevolg een verminderde spierfunctie van zijn innervatiegebied, waaronder dus ook de
hamstrings. (13) Compressie van de wortel kan naast typische tekenen van radiculopathie
zoals verminderde gevoeligheid, pijn en functieverlies, ook leiden tot neuromusculaire
veranderingen door ongunstige neurale spanning (zie verder).
Pagina 11 van 34
5.1.1.3 Leeftijd
Er is een duidelijke degeneratie van de wervelzuil op het niveau L5-S1 met het ouder worden.
Deze degeneratie is niet zo uitgesproken op de andere niveaus. Vooral op niveau L5-S1 kan er
dan een compressie optreden van de zenuwwortel L5 door osteofietvorming, versmalling van
het foramen transversarium of discus hernia. In antwoord op de degeneratie van L5-S1, heeft
ook het lumbosacraal ligament de neiging tot hypertrofie. Dit ligament kan de zenuwwortel
L5 hinderen in zijn verloop naar perifeer. (13) Door de inklemming van L5 en S1 kan
denervatie optreden van de spiervezels, met krachtsverlies tot gevolg. Er treedt vooral
denervatie op van type 2 vezels, die in de hamstrings in hoge concentratie aanwezig zijn. (14,
15) Het lumbosacraal ligament is operatief niet gemakkelijk te bereiken en de operatie gaat
gepaard met belangrijke complicaties, dus compressie van de radix door hypertrofie van dit
ligament is moeilijk te behandelen. (13) Dit alles speelt mee in de etiologie van
hamstringblessures, waardoor op oudere leeftijd de L5-S1 kernspieren, waaronder de
hamstrings, meer risico zouden hebben op blessures in vergelijking met letsels in de L2-L4
kernspieren. (2, 13)
5.1.2 Modificeerbare risicofactoren
5.1.2.1 Spierkracht
Er zijn verschillende mogelijkheden waarin spierzwakte of -onevenwicht een rol kan spelen in
het ontstaan van een hamstringletsel. Omdat de functie van de hamstrings voornamelijk
excentrisch is en dus instaat voor het afremmen van de zwaaifase van het been, is het
belangrijk dat de verhouding van de excentrische hamstringkracht op de concentrische
quadricepskracht 1 is. Verder verwacht men dat de concentrische kracht van de hamstrings
tussen de 60 en 80% van die van de quadriceps ligt. Indien deze verhouding lager is, heeft
men meer kans op hamstringblessures. Ook is het belangrijk dat het links-rechts verschil van
de hamstrings onderling zo klein mogelijk is. (16)
Er zijn verschillende oorzaken mogelijk die leiden tot een uni- of bilateraal krachtsverlies in
de hamstrings. Eerst en vooral door een voorafgaande scheur of verrekking zelf, met kans op
neuromusculair onevenwicht door verkleving van de neurale structuren in het
granulatieweefsel door het genezingsproces. Deze neuromusculaire inhibitie kan aanleiding
geven tot maladaptaties in de spier zoals chronische hamstringzwakte door een tekort aan
excentrische prikkels tijdens de revalidatie. (17) Het krachtsverlies kan ook te wijten zijn aan
een probleem in de innervatie van de spier door de N. ischiadicus of door de zenuwwortel van
Pagina 12 van 34
L5-S1. In dit laatste geval zal er ook krachtsverlies optreden in de andere spieren die door
dezelfde zenuw worden geïnnerveerd. Bij het onderdeel anatomie werd ook reeds gewezen op
de verschillende innervatie van de beide koppen van de M. biceps femoris. Dit verschil in
innervatie zou op haar beurt ook kunnen leiden tot een ongecoördineerde contractie van de
hamstrings indien 1 van de zenuwen perifeer lijden of compressie vertoont, met risico op
spierletsel tot gevolg. (4) Op het mogelijke verband tussen neurologie en het risico op
hamstringletsels, al dan niet met voorafgaande spierzwakte, komen we later terug.
5.1.2.2 Flexibiliteit
Flexibiliteit van de hamstrings wordt passief geregeld door visco-elastische eigenschappen
van het spierweefsel en fascia, en actief door neurale en reflex mechanismen. (Fig. 2)
Figuur 2: regulatie van spiertonus (17)
Door de hoofdzakelijk excentrische functie van de hamstrings, geeft een verkorte of stijvere
spier meer risico op een scheur of verrekking. (18) Hoewel dit logisch klinkt, is er in de
literatuur geen eenduidig antwoord te vinden of flexibiliteit nu effectief een invloed heeft op
het ontstaan van hamstringletsels. Dit is mogelijk deels te verklaren doordat de verschillende
studies geen gestandaardiseerde meettechnieken gebruiken. (4, 17, 19) De normale lengte van
de hamstrings wordt beschouwd als een bereik van meer dan 80° heupflexie bij de straight leg
raise (SLR) of minder dan 20° knie flexie op de active knee extension test (AKE). (8) Het is
van belang in het achterhoofd te houden dat klinisch minder flexibele hamstrings ook te
wijten kunnen zijn aan een protectiemechanisme op een stretch, verkleving van de N.
ischiadicus, of gewoon door pijn of een mechanische oorzaak. Deze protectiereactie om
Pagina 13 van 34
schade aan de zenuw of radix te voorkomen wordt ook ‘perceived hamstring tightness’
genoemd. (20)
In de praktijk wordt stretching vaak gebruikt als behandeltechniek om de flexibiliteit te
verbeteren en de spierlengte te wijzigen, maar hierover is in de literatuur slechts gelimiteerde
evidentie te vinden. (19) Krachttraining met de heup in 90° flexie en de knie in gestrekte
positie zou de spier wel effectief kunnen verlengen, maar in de studie van Aquino et al. was er
hierdoor geen verbetering van de flexibiliteit. (21, 22)
5.1.2.3 Statiek
Op niveau van de wervelzuil is een versterkte lumbale lordose en kanteling van het bekken
geassocieerd met een hoger risico op hamstringletsel. (23, 24) Dit risico wordt verklaard door
zowel verhoogde tractie op de hamstrings, en een verhoogde belasting op de wervelzuil
niveau L5-S1. Gedurende het lopen heeft de M. psoas van het contralaterale been een grotere
invloed op de lengte van de hamstrings dan de hamstrings zelf. Het is dus belangrijk om een
goede houding te hebben van de heup en rompmusculatuur omdat onevenwichten hierin
kunnen leiden tot inefficiënt samenwerken van de verschillende spieren, met in dit geval
overbelasting van de hamstrings tot gevolg. (3) Door hyperlordose gaat vooral niveau L5-S1
sneller degenereren wat zorgt voor compressie van de radix van L5 door artrose van de
wervels en het lumbosacraal ligament dat in reactie op de degeneratie van de wervels gaat
hypertrofiëren. (25) Ook door facettaire dysfunctie op lumbaal niveau kan houding van het
bekken en dynamica van het achterbeen verstoord zijn. Om dit in acute instantie te
behandelen kan manipulatie van het betrokken facetgewricht nuttig zijn. (26)
Er is een correlatie tussen lumbale hyperlordose en recidief hamstringletsels omdat deze
versterkte lordose de proprioceptieve mechanismen van agonisten en antagonisten van het
been verstoort, en zorgt voor een verhoogde tensie van de hamstrings. Deze tensie ontstaat
zowel direct door het kantelen van de heup, als indirect vanuit de hamstrings zelf met de
bedoeling een verergering van de lordose tegen te gaan door middel van spierkracht. (27)
Mobilisatie en houdingscorrectie van de sacro-iliacale gewrichten, de enkels en het ileum en
proprioceptietraining zouden kunnen helpen om het risico op herval bij deze chronische
aandoeningen te verminderen. (27, 28) De houdingscorrectie en proprioceptietraining van het
bekken kan ook helpen om de compressie op de zenuwradices op zich te verbeteren bij
lumbosacrale radiculopathie. (29) De correctie van de stand van het bekken is dus nuttig voor
de radiculopathie, en ook voor het spierevenwicht van o.a. de hamstrings.
Pagina 14 van 34
5.1.2.4 Vermoeidheid
Na een lange periode van afwisselende stretch gevolgd door contractie, vb. bij het lopen van
een marathon, zien we een vermoeidheid van de spieren gepaard gaande met een significante
vermindering van de stretch-reflex. De stretch-reflex of myotatische reflex is een
spiercontractie die volgt op een plotse rek in de spier. Dit is een automatische,
monosynaptische reflex met als bedoeling de spier in een constante lengte te houden. Tegelijk
worden de spierantagonisten gerelaxeerd. Het fenomeen van verminderde stretch-reflex na die
langere periodes van stretch-shortening doen zich vooral voor tijdens excentrische
bewegingen, en minder bij concentrische. (30) Indien de spier te weinig samentrekt bij de
excentrische beweging vermindert de beschermende invloed en gaat de spier sneller uitrekken
met eventuele scheuren tot gevolg.
5.2 Verband tussen hamstringletsels en neurale structuren
5.2.1 Diagnosestelling
Naast het standaard klinisch onderzoek en palpaties om de diagnose van een hamstringletsel
te stellen, raden we aan om ook enkele neurologische testen zoals de slumptest te gebruiken
om te differentiëren tussen pijn afkomstig van het spierweefsel zelf of pijn afkomstig van de
neurale structuren. Deze test brengt de neurale structuren op lengte, door al zittend met
doorgezakte rug, voorovergebogen hoofd en heup in 90° flexie het been langzaam te strekken.
In tegenstelling met een standaard lengtetest zoals de straight leg raise (SLR), waarbij alle
posterieure structuren op rek worden gebracht, is de differentiatie tussen spier en neurologie
met de slumptest gemakkelijker te maken.
Bij een positieve slump- of kemptest, die de mechanosensitiviteit van de neurogene structuren
onderzoekt, is het aangeraden om een functieonderzoek en reflextesten van wortel L5-S1 te
doen om neurologische betrokkenheid en/of causaliteit van het letsel op te sporen. Omdat bij
verminderde functie van deze radix de normale werking van de hamstrings in het gedrang kan
komen, is het zinvol om de sensitiviteit in de dermatomen van wortels L5-S1 te onderzoeken
en de spierkracht en reflexen na te gaan dewelke geïnnerveerd worden door L5-S1. In de
praktijk onderzoeken we de functie van L5 door de sensibiliteit van de dermatomen t.h.v. het
laterale bovenbeen, anterolaterale onderbeen en het mediane gedeelte van boven- en
ondervoet te testen. Het testen van de dermatomen kan gebeuren door met een scherp object
zoals vb. de punt van een naald over de huid te wrijven. De functie van S1 testen we op
Pagina 15 van 34
dezelfde manier t.h.v. het posterolaterale been en de kleine teen. (Fig. 3) De krachttesten van
Mm. peronei, M. triceps surae en M. extensor hallucis longus zijn nuttig om de motorische
innervatie van wortel L5-S1 te onderzoeken.
Figuur 3: dermatomen van het onderbeen
Ten slotte controleren we de reflexen van de achillespees en mediale hamstrings. Een mediale
hamstringreflex wordt uitgevoerd bij een patiënt in ruglig met de heup lichtjes in flexie,
abductie en externe rotatie. De hand van de onderzoeker ondersteunt dit been en tikt met de
reflexhamer op de wijsvinger van het ondersteunende hand juist boven het kniegewricht aan
de postero-mediale kant, op de pezen van de M. semimembranosus en M. semitendinosus.
(31) In de studie van Esene (31) is gebleken dat bij bilaterale aanwezigheid van de
achillespeesreflex (S1), een asymmetrische mediale hamstringreflex kan wijzen op een
radiculopathie van wortel L5. Deze radiculopathie is dan gesitueerd aan de ipsilaterale kant
van de zwakste of afwezige mediale hamstringreflex. (31)
De diagnostische waarde van de mediale hamstringreflex voor L5 radiculopathie ligt tussen
die van de kniepeesreflex voor het opsporen van L3-L4 femoralgie en de achillespeesreflex
voor het bepalen van S1 sciatica. (31)
Pagina 16 van 34
Voor de beeldvorming bij presentatie van een vermoedelijk hamstringletsel gaat de voorkeur
uit naar echografie of MRI, liefst 48 uur na het letsel. Dan is de mate van oedeem namelijk
maximaal. (1) Indien op deze beelden geen tekenen van verrekking of scheur te zien zijn en/of
de bovenstaande testen wijzen op een mogelijke lumbosacrale radiculaire betrokkenheid, kan
een MRI van de lumbale wervelzuil, eventueel aangevuld met een ENMG-onderzoek,
waardevol zijn voor de differentiaaldiagnose. (25) Het is wenselijk om de beeldvorming voor
de diagnose van discus herniatie of radiculopathie te correleren met het klinisch onderzoek en
de reflextesten, aangezien door de steeds gedetailleerdere beeldvormingstechnieken vals
positieve resultaten niet zeldzaam zijn.
5.2.2 Differentiatie met extra-musculaire etiologie
Klachten van pijn en stijfheid ter hoogte van de hamstrings, kunnen hun oorzaak ook vinden
buiten het spierweefsel zelf. Het klinisch beeld met pijn en stijfheid aan de spieren kan lijken
op de acute fase van een spierscheur. In deze acute fase is het klinisch onderzoek vaak
moeilijk door de subjectieve pijnklachten van de patiënt die de palpatie en spiertesten soms
onmogelijk maken. Wanneer het klinisch onderzoek praktisch niet mogelijk is en wanneer er
geen specifiek blessure veroorzakende beweging of handeling tijdens de anamnese te vinden
is, moet differentiaal diagnose gemaakt worden met extra-musculaire etiologie van de pijn en
bewegingsbeperking. (3) Zo kan pathologie rond de lumbale wervelzuil, lumbosacrale
zenuwen of plexus en nervus ischiadicus resulteren in pijn en bewegingsbeperking t.h.v. de
hamstrings. Ook myofasciale dysfuncties en tendinopathieën kunnen pijn geven in het
achterbeen. (13, 14) Uitstralende, niet radiculair-gerelateerde rugklachten kunnen pijn geven
in het bovenbeen, maar gaan meestal niet uitstralen voorbij de knie. Radiculaire
uitstralingspijnen en –symptomen kunnen daarentegen uitstralen over het hele been t.e.m. de
tenen.
Door het moeilijke verloop van radix L5 door het lumbosacraal kanaal en over het sacrum kan
de radix op verschillende plaatsen gecomprimeerd worden bij degeneratie van de axiale
structuren. Hierdoor kunnen gerefereerde klachten ontstaan ter hoogte van de gluteale streek
en het achterbeen. Door compressie van de radix L5 in combinatie met neurale spanning, kan
er ook radiculaire pijn in de hamstrings en kuit ontstaan dat kan lijken op een spierletsel. (13,
14) Naast de pijn kan dit ook leiden tot bewegingsbeperking van het heupgewricht. (1) Zeker
door combinatie van pijn en bewegingsbeperking zijn deze klachten in de acute situatie dus
moeilijk te differentiëren van een hamstringletsel.
Pagina 17 van 34
Een juiste diagnostiek is nodig voor een goede en efficiënte behandeling, omdat verschillende
etiologieën verschillend behandeld moeten worden. Bij twijfel kan een infiltratie met
anesthetica gegeven worden in het lumbosacraal kanaal ter hoogte van radix L5. Bij
gerefereerde of radiculaire pijn zal de pijn in de hamstrings dan verminderen. (1) Op de vraag
of neurale letsels effectief aanleiding kunnen geven tot organische (recidiverende)
hamstringletsels, gaan we zo dadelijk verder in.
5.2.3 Ongunstige neurale spanning
Met “adverse neural tension” bedoelt men een abnormale fysiologische en mechanische
respons van het zenuwstelsel wanneer zijn rekbaarheid en mobiliteit in het gedrang komt. Per
definitie is hierbij de slump-test positief. (28) De oorzaak hiervan kan zowel intra-neuraal
en/of extra-neuraal liggen. Intra-neuraal betekent een morfologische of fysiologische
verandering in de zenuw zelf, terwijl extra-neuraal wijst op een probleem tussen de zenuw en
de structuren waar de zenuw doorloopt. Wanneer de zenuw vb. gekneld wordt door een
lumbale discus hernia spreken we dus van een extra-neurale oorzaak. De relatie tussen
biomechanica, fysiologie en morfologie van het zenuwstelsel noemen we neurodynamica.
(32)
Ongunstige neurale spanning kan een invloed hebben op de spieractiviteit van de hamstrings
via een gewijzigde flexibiliteit van de posterieure keten. Er zijn echter ook studies te vinden
in de literatuur die geen verschil in spierflexibiliteit vonden bij patiënten met neurale
spanning, in vergelijking met mensen zonder neurale spanning. Hierdoor kan neurale
spanning onopgemerkt persisteren na de functionele revalidatie van het hamstringletsel en via
een nog ongekend mechanisme leiden tot een hogere incidentie van recidiverende blessures.
(11, 28) Ongunstige neurale spanning zou dus wel degelijk leiden tot een verhoogde
incidentie van hamstringblessures, ofwel door verminderde flexibiliteit, ofwel door een nog
onbekend mechanisme.
De neurale spanning kan proximaal ontstaan aan de lumbale radices, maar kan ook distaal
evolueren uit reeds bestaande hamstringletsels. Door inflammatie en littekenvorming kan de
nervus ischiadicus namelijk verder beperkt worden in zijn mobiliteit. Hierdoor kan een
eerdere hamstringblessure onrechtstreeks bijdragen tot een hogere predispositie van
recidiverende hamstringletsels. (14, 26)
Pagina 18 van 34
Het objectiveren van ongunstige neurale spanning kunnen we doen met de slump test,
rekening houdend met klinische tekenen zoals pijn en spanning.
Om verdere schade aan de zenuwstructuren te voorkomen, kunnen de hamstrings bij een
verlenging van de spieren en dus bij een op lengte gebrachte zenuw reflexmatig gaan
opspannen. Dit protectiemechanisme kan zowel optreden bij een verminderde neurale
mobiliteit, zoals een verkleving (33), maar ook bij meer proximale morfologische
componenten zoals een lumbale discus hernia of mechanische druk op de zenuwwortels door
een osteofyt of hypertone spier. Men noemt dit mechanisme “perceived hamstrings tightness”.
(11) De verminderde flexibiliteit van de hamstrings verhoogt bij explosieve sporten de kans
op letsels zoals verrekkingen en scheuren. Neurodynamische sliding van de N. ischiadicus
kan leiden tot meer flexibiliteit van de hamstrings op korte termijn. (33, 34)
5.2.4 Verband neurale spanning en hamstringletsels
Zoals hierboven reeds aangehaald kan de neurale spanning op zich aanleiding geven tot
klachten die kunnen geïnterpreteerd worden als een graad 1 hamstringletsel, nl.
microscheurtjes en klein functieverlies. Hier is op beeldvorming in het spierweefsel zelf niets
tot nauwelijks iets te zien. Met het behandelen van de neurale spanning, bijvoorbeeld door een
lumbale discus hernia, zullen hier de klachten van de patiënt verbeteren.
Volgens Shacklock zou een langdurige, gecomprimeerde axoplasmatische flow, die kan
ontstaan bij lumbale radiculopathie door mechanische inklemming van de radix, kunnen
leiden tot een lichte inflammatie ter hoogte van het bevloeide spierweefsel. Deze inflammatie
van de hamstrings zouden de spiergroep meer vatbaar kunnen maken voor letsels. (11)
Een andere, mogelijks bijkomende, oorzaak waardoor lumbale radiculopathie en de daaruit
volgende neurale spanning kan bijdragen aan een verhoogd risico op hamstringletsels is via
het systeem van protectieve reflexactiviteit door centrale sensitisatie. Dit is een
hyperexciteerbaarheid van het centrale zenuwstelsel op aanhoudende stimuli die noxisch zijn
of als noxisch kunnen worden geïnterpreteerd. Hierdoor kan er secundaire hyperalgesie,
allodynie en gegeneraliseerde gerefereerde pijn ontstaan. Er kan bij patiënten met chronische
lage rugpijn een verlies van grijze stof in de kerngebieden in de hersenstam ontstaan, deze
defecten leiden dan tot een minder efficiënt functionerend nociceptief inhiberend
controlemechanisme en tot sensitisatie van de achterhoorn van het ruggenmerg. (35) Hierdoor
kan er een versnelde stretch-reflex ontstaan bij rek of pijnprikkel van het achterbeen.
Pagina 19 van 34
De hypothese van centrale sensitisatie probeerde men voor het eerst te bewijzen in een studie
op ratten in 2005. (36) Gelijk welke pijnprikkel vanuit de laag lumbale wervelzuil kan
aanleiding geven tot deze protectieve reactie, waarbij de spier reflexmatig samentrekt om
verdere schade door verrekking van het zenuwweefsel te voorkomen. We kunnen redeneren
dat hamstringblessures sneller gaan ontstaan wanneer de spieren preventief gaan contraheren
als beschermingsmechanisme terwijl ze nog aan het uitrekken zijn, vb. bij de zwaaifase van
het trappen op een bal of tijdens het lopen. Deze reflexactiviteit kan door een proces van
centrale sensitisatie t.h.v. het ruggenmerg in stand gehouden worden, zelfs wanneer de initiële
bron van pijn verdwenen is. Door langdurige pijnprikkeling van de dorsale hoorn worden de
pijnvezels gevoeliger en wordt o.a. door vrijkomen van de NMDA-receptor de pijn in stand
gehouden zodat ook niet-pijnprikkels de sensibele banen gaan activeren. Tijdens de studie op
ratten waarbij men de corticale inhibitie heeft uitgeschakeld, zien we een significant grotere
stijging van de stretchreflex activiteit van de M. semitendinosus. (36)
Een dergelijke bevinding werd ook geconstateerd bij een populatie van mensen met hoge
ruggenmerg transsectie. (36) Aangezien bij mensen met intact zenuwstelsel corticale inhibitie
op de spinale reflexen bestaat, weet men nog niet in hoeverre deze hypothese van belang is in
het predisponeren van hamstringletsels bij mensen met een lumbale radiculopathie. Maar ook
in een andere studie waarbij patiënten met een lumbale discushernia werden onderzocht, vond
men een verhoogde hamstringspanning bij SLR. (37) Bepaalde stretch oefeningen zouden de
hyperreflectie van de spiervezels verminderen. (38)
In de studie van o.a. McHugh (20) werd aangetoond dat neurale tensie door de weerstand en
reflexen van de hamstrings bij patiënten in slump positie (al zittend met kromme rug en
gebogen hoofd, met de heup in 90° flexie) te meten, een verhoogde weerstand van de spier
tegen stretch uitlokte in vergelijking met patiënten zonder neurale spanning met een normale
positie van de wervelzuil. De neurale spanning zorgde ook voor een verminderde maximale
bewegingsmogelijkheid tijdens de test, terwijl het subjectieve ongemak bij het stretchen niet
wijzigde. Dit kan erop wijzen dat de geobserveerde verhoogde spierspanning inderdaad
volgden uit een neurale, en niet uit een primair musculaire oorzaak. (20) De neurale spanning,
die kan ontstaan extrinsiek door een lumbosacrale radiculopathie, zou volgens deze
onderzoeken dus de maximale beweeglijkheid van de posterieure keten kunnen beïnvloeden,
waardoor deze spieren gevoeliger zijn aan kwetsuren t.g.v. extreme flexie van de heup in
combinatie met extensie van de knie.
Pagina 20 van 34
6. Huidige principes van preventie en behandeling
Er bestaan veel tegenstrijdige artikels en studies omtrent de preventie van hamstringblessures
(39). De huidige preventie bestaat vooral uit warming-up voor de sport en stretching.
Warming-up zorgt voor een verhoogde kracht en snelheid van spiervezelcontracties, meer
doorbloeding en versnelde zenuwgeleiding. (40) Stretching zou eerder zorgen voor een
verhoging van de tolerantie aan stretch, maar helpt niet om de spieren effectief te verlengen.
(41) Aangezien de incidentiecijfers van hamstringblessures de laatste decennia quasi
onveranderd zijn, lijken deze vormen van preventie inefficiënt of te weinig toegepast in de
praktijk en nieuwe inzichten en studies naar deze materie zijn dan ook wenselijk en
noodzakelijk.
Ook op vlak van huidige behandeling van hamstringletsels zijn er de laatste decennia geen
drastische inzichten gekomen om de helingsduur te verkorten en/of risico op recidief letsel te
voorkomen. De behandeling bestaat vooral uit rust en ijsapplicatie in de acute fase, evaluatie
en behandeling van bekkenhouding, gevolgd door geleidelijke steunname en oefening. Eerst
isometrisch en concentrisch, daarna excentrisch en eventueel isokinetisch. Stretch oefeningen
geïntegreerd in de genezingsfase zou de helingstijd versnellen, en het lijkt erop dat correctie
van beweging en houding het risico op recidief hamstringletsel zouden verminderen. (19) Ook
het meer elastisch maken van de spierpezen door ballistisch stretchen kan mogelijks de spier
minder blootstellen aan het risico op letsels. (42)
Pagina 21 van 34
7. Discussie
De bedoeling van deze thesis is om ideeën en inspiratie te verschaffen zodat verder
experimenteel wetenschappelijk onderzoek meer gericht kan gebeuren om deze theorieën te
bekrachtigen, en op deze mechanismen in te spelen zodat preventie en behandeling van
hamstringblessures efficiënter kan gebeuren. In de volgende paragrafen bespreken we enkele
onderwerpen of onduidelijkheden waarover er in de huidige literatuur geen betrouwbare
gegevens of consensus te vinden is.
Met betrekking tot de epidemiologie van hamstringblessures zijn er soms geen duidelijke
incidenties te vinden in de literatuur. In de studies spreekt men over percentages van de
onderzochte studiepopulatie, maar deze data zijn vooral van toepassing op mannelijke
topsporters in voetbal of rugby. Over vrouwen en amateursporters zijn er nauwelijks
studieresultaten en cijfers bekend.
Volgens de studies en onderzoeken speelt de leeftijd een grote rol in het risicoprofiel voor het
ontwikkelen van een hamstringletsel. (13, 15) Dit bijvoorbeeld door de degeneratie van de
neurale kanalen t.h.v. niveau L5-S1, en door veroudering van het spierweefsel zelf. In de
praktijk zien we echter vooral hamstringletsels bij (jong-)volwassen sporters. In verband met
de lumbosacrale radices en de leeftijd kunnen we de hypothese naar voor brengen dat bij
oudere personen de kanalen en wervels vooral degeneratieve slijtage vertonen, terwijl bij
jongere personen de compressie van de radices vooral te wijten is aan lumbosacrale discus
hernia’s. Om dit te bevestigen is verder onderzoek nodig.
Volgens de studie van Magnusson e.a. (6) kan er met het ouder worden een verminderde
stijfheid gevonden worden in de achillespezen van proefpersonen in de studie. Dit wil zeggen
dat de pezen makkelijker uitrekken bij gebruik. Dit is in tegenstelling tot de andere literatuur
en klinische praktijk in de fysische geneeskunde dat spierpezen net stijver worden met
toenemende leeftijd. (7)
In de literatuur is er veel onduidelijke en soms zelfs tegenstrijdige informatie te vinden over
de etiologie van hamstringblessures. Deze onduidelijkheid kan te wijten zijn aan een aantal
factoren. Ten eerste halen te weinig prospectieve studies de kwalitatieve criteria. Hiervoor
zijn minstens 200 subjecten nodig. Vervolgens zijn er verschillende definities van wat wordt
bedoeld met ‘voorafgaande hamstringblessure’. En daarnaast kunnen we ook spreken van een
reductionistisch model. Er wordt te veel gefocust op elke risicofactor afzonderlijk en de
Pagina 22 van 34
invloed van elke factor op het geheel aan incidenties van hamstringblessures. Eigenlijk zou
men de interactie tussen de verschillende risicofactoren moeten bestuderen, en het lichaam
biomechanisch, sensorieel en psychologisch als één interactief geheel interpreteren. Dit geeft
natuurlijk serieuze praktische problemen voor het studiedesign. (3, 9)
De literatuur leert ons dat men moet afstappen van het behandelen en werken op één of
meerdere afzonderlijke risicofactoren, en in plaats daarvan verschillende factoren moet
proberen integreren in de preventie en behandeling van hamstringletsels. Omdat de
risicofactoren voor het ontwikkelen van hamstringletsel ook met elkaar onderling kunnen
interfereren. Onderstaand schema uit de studie van Mendiguchia en Alentorn-Geli (3) is een
mooie illustratie van hoe verschillende - schijnbaar onafhankelijke - risicofactoren toch met
elkaar interageren. (Fig. 4)
Figuur 4: illustratie van interactie tussen risicofactoren in de etiologie van een hamstringblessure. (3)
Er is voor de preventie en behandeling dus een geïntegreerd model nodig dat focust op de
volledige dynamica en neurodynamica van het been, bekken en onderrug. Dit gebeurt best in
combinatie met rust, ijs en stretching in de (acute) genezingsfase en excentrische
krachttraining. (3, 8, 43, 44)
Wetenschappelijk onderzoek in de fysische therapie geeft al snel aanleiding tot moeilijkheden
in het studiedesign omdat het praktisch moeilijk doenbaar is om (dubbel)blinde studies op te
zetten. De patiënten en onderzoekers weten meestal zelf of patiënten al dan niet een
behandeling krijgen voor hun locomotorische problemen. Daarom zijn ook in deze
literatuurstudie de gebruikte artikels van bedenkelijke studiekwaliteit. De meeste gebruikte
artikels vallen onder graad 3. (Zie hoofdstuk 4: Methode)
Pagina 23 van 34
Ook roept lumbosacrale radiculopathie als risicofactor enkele te beantwoorden vragen op.
Normaal zien we bij radiculopathie eerst sensibiliteitsverlies, tintelingen en pijn, terwijl
kracht- en functieverlies pas een laattijdig symptoom is. En het is te verwachten dat de andere
spieren die geïnnerveerd worden door diezelfde radices dan ook symptomen vertonen.
Meestal komt bij neurogene compressie, afhankelijk van de plaats van de compressie,
krachtsverlies en mindere reflexen voor. Hier is er echter sprake van snellere reflexen en
verhoogde tonus door constante rek en prikkeling van de radix. Is het mogelijk dat het ene
soms zwaarder doorweegt dan het andere, en bij welke proportie van de mensen met
lumbosacrale radiculopathie komen deze veranderingen t.h.v. de hamstrings voor? En kan
radiculaire pijn ervoor zorgen dat er protectieve neuromusculaire inhibitie ontstaat na een
hamstringletsel, waardoor deze minder blootgesteld wordt aan excentrische stimuli waardoor
maladaptaties kunnen ontstaan bij het nieuw herstelde spierweefsel?
Aangezien we in deze thesis hebben proberen aantonen dat de invloed van lumbosacrale
radiculopathieën op het ontstaansmechanisme en incidentie van hamstringblessures slechts
één van de vele risicofactoren is, die met elkaar interfereren, kunnen we ons afvragen of
verdere intensief onderzoek naar de specifieke link tussen radiculopathie en hamstringletsel
nuttig en kosten-effectief is. Indien praktisch doenbaar zou de mogelijkheid tot radiculaire
betrokkenheid geïncorporeerd moeten worden in een multi-etiologisch model voor het
ontstaan van (recidiverende) hamstringblessures.
Om af te sluiten en tevens te verklaren waarom de laatste decennia niet veel verbetering is
opgetreden in de incidentie van hamstringletsels en waarom hun behandeling praktisch
ongewijzigd gebleven is, kunnen we concluderen met de volgende woorden:
“We can not prevent what we do not understand.”
Pagina 24 van 34
8. Besluit
Aangezien de incidentie en recidief van hamstringletsels gedurende de laatste decennia quasi
ongewijzigd gebleven zijn, is er nood aan een beter inzicht in de etiologie van
hamstringletsels. Hierdoor kunnen de letsels waarschijnlijk effectiever worden voorkomen en
behandeld. Het risico op herval tussen 12 en 31%, meestal in het eerste jaar volgend op
blessure, illustreert de noodzaak hiervan. (1) De hamstring spierscheuren komen het
frequentst voor in de M. biceps femoris, aan de musculotendineuze overgang. (4, 6)
We hebben in de literatuur aanwijzingen gevonden over mogelijke verbanden tussen
aandoeningen aan de neurale structuren van onderrug en been enerzijds en hamstringletsels
anderzijds. Dit zijn voorlopig nog theorieën met geen of weinig bewezen
werkingsmechanismen, en vereisen dus verder onderzoek.
De glijcapaciteit van de N. ischiadicus kan in het gedrang komen door mechanische
inklemming van de radix L5 of S1 bij radiculopathie, of er kan verkleving optreden van de
perifere zenuw in het granulatieweefsel na een eerder hamstringletsel. (11) In reactie op deze
neurale tensie gaat er neuromusculaire inhibitie ontstaan waardoor de spier een hogere tonus
gaat vertonen als beschermingsmechanisme om de zenuw niet verder te laten beschadigen.
(11) Deze tonusverhoging zorgt voor een verminderde flexibiliteit en leidt na verloop van tijd
ook tot chronische spierzwakte. (17) Door deze stijvere, en na verloop van tijd zwakkere,
spieren is het risico op een spierscheur verhoogd. Deze neurale tensie met conditionerende
pijnprikkels kan ook via een mechanisme van centrale sensitisatie aanleiding geven tot een
snellere stretch-reflex van de hamstrings. (35, 36)
De verminderde flexibiliteit van de hamstrings bij ongunstige neurale spanning kan ook te
wijten zijn aan een verhoogde perceptie van stretch en pijn, zonder dat er een lokaal letsel in
de spier aanwezig is. Dit noemen we ‘perceived hamstring tighness’. (13, 14)
Gerefereerde facettaire pijn of compressie van neurale structuren kunnen klachten van pijn en
krachtsverlies ter hoogte van de hamstrings geven. De pijn zorgt hier voor een verminderde
flexibiliteit van de hamstrings door een centraal geconditioneerd verdedigingsmechanisme.
Bij behandeling van de extramusculaire oorzaken is het dan ook te verwachten dat de klachten
aan de hamstrings verbeteren. (1, 3)
Pagina 25 van 34
Er wordt aangeraden om bij het klinisch onderzoek van hamstringletsels minstens een
slumptest uit te voeren om neurale spanning te detecteren. Indien de test positief is, is het
aangewezen om een functieonderzoek van L5-S1 te doen. Dit segment verzorgt namelijk een
belangrijk deel van de innervatie van het onderbeen en specifiek de hamstrings, en bovendien
is op dit niveau de kans op compressie van een radix het grootst. Deze compressie is mogelijk
door een discushernia, hypertrofie van lumbosacraal ligament, degeneratie van de wervelzuil
met osteofietvorming en andere oorzaken.
Langdurige mechanische compressie
van de zenuw(wortel) zou via een
gecomprimeerde axoplasmatische flow
ook kunnen leiden tot chronische
inflammatie van de hamstrings,
waardoor deze meer risico heeft op
letsels. (11)
Aan de hand van de literatuur kunnen
we dus wel degelijk stellen dat
lumbosacrale radiculopathie een plaats
heeft in het rijtje van de risicofactoren
in het ontwikkelen van een (recidief)
hamstringletsel, maar het is nog
onduidelijk in welke mate en via welk
specifiek mechanisme dit ook effectief
bijdraagt aan de totale incidentie. In
deze thesis hebben we enkele
aanknopingspunten en theorieën in de
spotlights geplaatst, maar verder
onderzoek is nodig om deze uit te
werken.
Wat is reeds geweten over
hamstringletsels? - Incidentie gedurende decennia hoog
en nauwelijks verminderd
- Veel risicofactoren gekend die in meer of
mindere mate bijdragen aan het risico op
ontwikkelen van nieuw of recidief
hamstringletsel
- Onduidelijkheid over efficiënte behandeling
en preventie
Wat voegt deze thesis toe? - Betere resultaten te verwachten door het
behandelen en preventief inwerken op de
gehele neurodynamica en locomotorisch
systeem van been, bekkengordel en lage rug
- Neurale spanning en radiculopathie kunnen
worden toegevoegd aan de mogelijke
risicofactoren op nieuwe of recidiverende
hamstringletsels
- Het is te verwachten dat door het wegnemen
van neurale spanning en inklemming van radix
L5-S1 betere resultaten geboekt kunnen worden
in de behandeling en preventie van
hamstringletsels
Pagina 26 van 34
9. Bijlage: tabel met relevante studies Titel Auteurs Tijdschrift –
jaar uitgave Korte inhoud Studieopzet Resultaten Graad van
evidentie Opmerkingen
Adverse neural tension: a factor in repetitive hamstring strain?
Sharon E. Turl, Keith P. George
J. Orthop. Sports Phys. Ther. (1998)
In de studie wordt onderzocht of abnormale beweeglijkheid van de neurale structuren in verband met de hamstrings een (additionele) risicofactor kan zijn voor hamstringletsels.
14 mannelijke asymptomatische rugbyspelers met een voorgeschiedenis van graad 1 hamstringletsel worden gematcht aan een controlegroep zonder voorgeschiedenis van letsel en d.m.v. slump test getest op neurale spanning.
Ongunstige neurale spanning kan een gevolg zijn van, of een bijkomende factor zijn in de etiologie van recidiverende hamstringletsels.
Graad 3 Enkel graad 1 letsels (niet goed te onderscheiden van gerefereerde (rug)pijn).
Flexibility and posture assessment in relation to hamstring injury.
L. Hennessy, A.W.S. Watson
Br J Sp Med (1993)
Er worden een reeks componenten onderzocht en vergeleken tussen een groep atleten met in de voorgeschiedenis een hamstringletsel en een groep atleten zonder geschiedenis van letsel.
34 atleten van diverse sporten verdeeld in een groep met voorgeschiedenis letsel en groep zonder voorgeschiedenis. Zowel flexibiliteit hamstrings, en verschillende andere houdingsfactoren werden vergeleken tussen de twee groepen.
In de groep van de atleten met voorgeschiedenis van letsel was er vaker een slechte houding van de onderrug (hyperlordose). De flexibiliteit van de hamstrings tussen de twee groepen was hetzelfde.
Graad 3 Verkeerde houding van de onderrug gaat niet specifiek gepaard met verminderde flexibiliteit hamstrings.
Pagina 27 van 34
Titel Auteurs Tijdschrift – jaar uitgave
Korte inhoud Studieopzet Resultaten Graad van evidentie
Opmerkingen
Reduced stretch reflex sensitivity and muscle stiffness after long-lasting stretch-shortening cycle exercise in humans.
Janne Avela, Paavo V. Komi
Eur J Appl Physiol (1998)
Er wordt onderzocht of lange periodes van stretch-shortening-cycles (vb. bij lopen marathon) invloed hebben op de stretchreflex/ krachtontwikkeling van de hamstrings.
9 mannelijk getrainde lange afstandlopers worden vergeleken met 9 minder getrainde mannen. De marathonlopers werden getest voor en na. De minder getrainde mannen werden getest met een interval van 1 week, zonder tussenliggende inspanning.
Er is een significante vermindering van de stretch-reflex te zien na vermoeidheid van de betrokken spieren. Vooral tijdens excentrische bewegingen, en minder bij concentrische.
Graad 3 Kan verminderde stretch-reflex bij wortelinklemming bij radiculopathie zorgen voor een verzwakking van de hamstrings bij excentrische contractie?
Effects of prior hamstring strain injury on strength, flexibility, and running mechanics.
Amy Silder, Darryl G. Thelen, Bryan C. Heiderscheit
Clinical Biomechanics (2010)
De studie onderzoekt of er bilaterale verschillen zijn in kracht, neuromusculaire patronen en kinematica bij individuen met voorgeschiedenis van unilaterale hamstringblessure.
18 individuen met voorafgaand unilateraal hamstringletsel werden onderzocht via beeldvorming, krachttesten, en treadmill sprinting.
Veranderingen in spiermorfologie volgend op het eerder letsel hadden geen invloed op spierkracht of kinematica.
Graad 3 Risico van voorafgaand hamstringletsel voor nieuwe letsels door ineffectieve behandeling? -> verder onderzoek nodig.
Pagina 28 van 34
Titel Auteurs Tijdschrift – jaar uitgave
Korte inhoud Studieopzet Resultaten Graad van evidentie
Opmerkingen
Warm-up and stretching in the prevention of muscular injury.
Krista Woods, Philip Bishop, Eric Jones
Sports Med (2007)
Definitie van warm-up en stretching + enkele studies hieromtrent onderzoeken.
Vergelijkt meerdere studies en reviews in verband met warm-up, stretching en spierletsels alsook de effecten hiervan op de spieren zelf.
Warm-up en stretching is wel degelijk goed om het aantal spierletsels tijdens het sporten te verminderen. Vooral stretching in de 15min voor het sporten heeft gunstig effect.
Graad 1 Tegenstrijdige resultaten in vorige review artikels vnl. te wijten aan foute definitie warm-up en stretching.
Can apparent increases in muscle extensibility with regular stretch be explained by changes in tolerance to stretch?
Hollie, Folpp, Simon Deall, Lisa A Harvey, Tom Gwinn
Australian Journal of Physiotherapy (2006)
Er wordt onderzocht of een stretchingsprogramma van 4 weken invloed heeft op de hamstrings extensibiliteit of enkel op de stretch perceptie.
20 gezonde vrijwilligers met verkorte hamstrings waarvan 1 been ad random gedurende 4 weken 20 minuten per dag gestretcht werd. Spier extensie en stretch tollerantie werden gemeten aan begin en einde 4 weken.
Enkel de tollerantie aan stretch verbeterde. De extensibiliteit bleef dezelfde. 4 weken stretch kan dus geen blijvende veranderingen in de spier aanbrengen.
Graad 3
Pagina 29 van 34
Titel Auteurs Tijdschrift – jaar uitgave
Korte inhoud Studieopzet Resultaten Graad van evidentie
Opmerkingen
Stretching versus strength training in lengthened position in subjects with tight hamstring muscles.
Cecilia F. Aquino, Sergio T. Fonseca, Gabriela G.P. Gonçalves, Paula LP. Silva, Juliana M. Ocarino, Marisa C. Mancini
Manual Therapie (2010)
Stretching lijkt slechts een effect te hebben op korte termijn. Hier wordt onderzocht of excentrische krachttraining een blijvend effect heeft.
45 personen met korte hamstrings werden verdeeld in 3 groepen: controle, stretching en excentrische krachttraining. Oa. Torsie hoek, Flexibiliteit en stretch tollerantie werden gemeten.
Geen enkele techniek verbeterde de flexibiliteit. De torsie hoek in richting van knie-extensie en tollerantie verbeterde bij excentrische krachttraining. Bij stretching verbeterde enkel tollerantie.
Graad 3 Mogelijk vermeerderde spierlengte, waardoor torsie hoek groter werd -> excentrische krachttraining zou kunnen zorgen voor het langer worden van de spier.
Effects of long- and short-term fatiguing stretch-shortening cycle exercises on reflex EMG and force of the tendon-muscle complex.
C. Nicol, S. Kuitunen, H. Kyröläinen, J. Avela, P. V. Komi
Eur J Appl Physiol (2003)
Er wordt onderzocht of stretch-shortening-cycle exercises van verschillende duur en intensiteit een invloed hebben op de reflex EMG en kracht van M. triceps surae.
6 personen liepen 10 km, 6 personen verrichtten korte maar vermoeiende rebound oefeningen. Passieve reflex testen werden uitgevoerd voor, 2u na, 2 dagen na en 7 dagen na de inspanning. Ook mechanische reflex responses werden gemeten.
Sterke relatie tussen EMG en mechanische veranderingen. Dit kan verklaard worden door spierschade en inhiberende effecten via sensitisatie van kleine zenuw afferenten.
Graad 3 Zowel acute als laattijdige neuromusculaire veranderingen zijn mogelijk.
Pagina 30 van 34
Titel Auteurs Tijdschrift – jaar uitgave
Korte inhoud Studieopzet Resultaten Graad van evidentie
Opmerkingen
The immediate effect of unilateral lumbar Z-joint mobilization on posterior chain neurodynamics
Adam Michael Szlezak, Peter Georgilopoulos, Joanne Elizabeth Bullock-Saxton, Michael Craig Steele
Manual Therapy (2011)
De studie onderzoekt of unilaterale manipulatie van lumbaal facetgewricht invloed heeft op de neurodynamica en spierkracht van het been.
36 gezonde vrijwilligers werden ingedeeld in controlegroep, manipulatiegroep of stretching groep. SLR werd getest voor en na.
De manipulatie groep vertoonde significante verbetering van de SLR. Er is dus evidentie dat Z-joint mobilisatie onmiddellijk de posterieure neurodynamica kan herstellen.
Graad 3 Mobilisatie en manipulatie van lumbale wervelzuil kan dus invloed hebben op de neurodynamica van de hamstrings.
Immediate Effects of Neurodynamic Sliding versus Muscle Stretching on Hamstring Flexibility in Subjects with Short Hamstring Syndrome.
Yolanda Castellote-Caballero, Marie C. Valenza, Emilio J. Puentedura, César Fernandez-de-las-Penas, Francisco Alburquerque-Sendin
Journal of Sports Medicine (2014)
De studie onderzoekt of een neurodynamische sliding van de N. ischiadicus de flexibiliteit van de hamstrings in hogere mate verbetert dan stretching of placebo.
120 personen met korte hamstrings werden verdeeld in een controlegroep, stretching groep en sliding groep. SLR en ROM werden gemeten voor en na.
Met de sliding techniek kon de grootste verbetering van ROM gezien worden. Dus neurodynamische sliding van N. ischiadicus kan leiden tot meer flexibiliteit van de hamstrings op korte termijn.
Graad 2 Indien neurale structuren geblokkeerd zitten, zoals bij lumbale radiculopathie, is er meer kans op hamstringletsels via verminderde flexibiliteit?
Pagina 31 van 34
Titel Auteurs Tijdschrift – jaar uitgave
Korte inhoud Studieopzet Resultaten Graad van evidentie
Opmerkingen
Effect of Noxious Electrical Stimulation of the Peroneal Nerve on Stretch Reflex activity of the Hamstring Muscle in Rats.
Jiro Hirayama, Masatsune Yamagata, Kazuhisa Takahashi, Hideshige Moriya
SPINE (2005)
De bedoeling van deze studie is volgende hypothese onderzoeken: “De stretch-reflex activiteit van de hamstrings is verhoogd bij noxische stimuli op een zenuwradix en deze verhoogde stretch-reflex wordt onderhouden door centrale sensitisatie.”
Er wordt gewerkt met ratten wiens ruggenmerg was doorgesneden op niveau T9-T10. Daarbij werd de nervus peroneus elektrisch gestimuleerd als conditionerende stimulus. Ervoor en erna werd de reflex EMG gemeten in de M. semitendinosus.
Zelfs nadat de elektrische stimulatie beëindigd was, werd er een verhoogde stretch-reflex geregistreerd over de hamstrings.
Graad 3 In normaal gezonde personen of dieren kan de stretch-reflex geïnhibeerd worden door hogere corticale mechanismen. In welke mate is deze studiedesign met gespinaliseerde ratten relevant voor de medische praktijk?
The role of neural tension in hamstring flexibility.
McHugh, Johnson, Morrison
Scand. J. Med. Sci. Sports (2010)
Er wordt onderzocht in welke mate de aanwezigheid van neurale spanning invloed heeft op de flexibiliteit van de hamstrings.
Bij 8 gezonde proefpersonen werd de weerstand, EMG en ongemak bij een stretch-ervaring gemeten, zowel in de slump positie en met gestrekte wervelzuil.
In vergelijking met de neutrale positie, was bij de slump positie de maximale ROM 8° minder en er was 15% meer weerstand. Ongemak bij stretch en EMG waren niet significant verschillend.
Graad 3
Men kan betwijfelen of 8 proefpersonen in een niet-blinde studie genoeg is om de studie voldoende kwaliteit toe te kennen.
Pagina 32 van 34
10. Referenties 1) Gino M. M. J. Kerkhoffs, Nick van Es, Thijs Wieldraaijer, Inger N. Sierevelt, Jan Ekstrand, C. Niek
van Dijk. Diagnosis and prognosis of acute hamstring injuries in athletes. Knee Surg Sports Traumatol
Arthrosc 2013; 21:500–509.
2) Grant Freckleton, Tania Pizzari. Risk factors for hamstring strain injury in sport: a systematic review
and meta-analysis. Br J Sports Med 2013; 47: 351-358.
3) Jurdan Mendiguchia, Eduard Alentorn-Geli, Matt Brughelli. Hamstring strain injuries: are we heading
in the right direction?. Br J Sports Med 2012; 46: 81-85.
4) Opar, D.A., Williams, M.D., & Shield, A.J. Hamstring Strain Injuries, Factors that lead to injury and
re-injury. Sports Medicine 2012; 42(3): 209-226.
5) Christopher S. Ahmad, Lauren H. Redler, Michael G. Ciccotti, Nicola Maffulli, Umile Giuseppe
Longo, James Bradley. Evaluation and management of hamstring injuries. Am J Sports Med. 2013;
41(12):2933-47.
6) Magnusson SP, Narici MV, Maganaris CN, Kjaer M. Human tendon behavior and adaptation, in vivo.
J Physiol. 2008; 586(1):71-81.
7) Marco V. Narici, Constantinos N. Maganaris. Plasticity of the muscle-tendon complex with disuse and
aging. Exerc. Sport Sci. Rev. 2007; 35 (3): 126-134.
8) Bryan C. Heiderscheit, Marc A. Sherry, Amy Silder, Elizabeth S. Chumanov, Darryl G. Thelen.
Hamstring Strain Injuries: Recommendations for Diagnosis, Rehabilitation and Injury Prevention. J
Orthop Sports Phys Ther. 2010; 40(2): 67–81.
9) De Visser HM, Reijman M, Heijboer MP, Bos PK. Risk factors of recurrent hamstring injuries:
systematic review. Br J Sports Med. 2012; 46(2):124-30.
10) Amy Silder, Darryl G. Thelen, Bryan C. Heiderscheit. Effects of prior hamstring strain injury on
strenght, flexibility, and running mechanics. Clinical Biomechanics 2010; 25:681–686.
11) Turl, S.E., & George, K.P. Adverse neural tension: a factor in repetitive hamstring strain?. The journal
of orthopaedic and sports physical therapy 1998; 27(1): 16-21.
12) Bhavana, M., Yuvraj, S., Janhavi, T., & Amita, M. Which is the better method to improve “perceived
hamstrings tightness”- Exercises targeting neural tissue mobility or exercises targeting muscle
extensibility?. International journal of osteopathic medicine 2013; 16: 153-162.
13) J.W. Orchard, P. Farhart, C. Leopold. Lumbar spine region pathology and hamstring and calf injuries
in athletes: is there a connection?. Br J Sports Med 2004; 38: 502-504.
14) Brukner P, Nealon A, Morgan C, Burgess D, Dunn A. Recurrent hamstring muscle injury: applying
the limited evidence in the professional football setting with a seven-point programme. Br. J. Sports
Med. 2004; 48 (11): 929-938.
15) Orchard, J. Intrinsic and extrinsic risk factors for muscle strains in Australian football. Am. J. Sports
Med. 2001; 29 (3): 300-303.
16) Croisier, J., & Crielaard, J. Hamstring muscle tear with recurrent complaints: an isokinetic profile.
Department of Physical Medicine and Rehabilitation 2010.
17) Fyfe, J., Opar, D., Williams, M., Shield, A. The role of neuromuscular inhibition in hamstring strain
injury recurrence. J. Electromyogr. Kinesiol. 2012; 23 (3): 523-530.
18) Witvrouw E, Danneels L, Asselman P, D’Have T, Cambier D. Muscle flexibility as a risk factor for
developing muscle injuries in male professional soccer players: a prospective study. Am J Sports
Med. 2003; 31(1):41-6.
19) Mason, D., Dickens, V., Vail, A. Rehabilitation for hamstring injuries. Cochrane database of
systematic reviews 2012; 12.
20) McHug, M.P., Johnson, C.D., & Morrison, R.H. The role of neural tension in hamstring flexibility.
Scand J Med Sci Sports. 2012; 22(2):164-9.
Pagina 33 van 34
21) Aquino CF, Fonseca ST, Gonçalves GG, Silva PL, Ocarino JM, Mancini MC. Stretching versus
strength training in lengthened position in subjects with tight hamstring muscles. Manual Therapy
2010; 15(1):26-31.
22) Brandon Schmitt, Tyler Tim, Malachy McHugh. Hamstring injury rehabilitation and prevention of
reinjury using lengthened state eccentric training: a new concept. Int J Sports Phys Ther. 2012; 7(3):
333–341.
23) Hennessey, L., & Watson, A. Flexibility and posture assessment in relation to hamstring injury.
British Journal of Sports Medicine 1993; 27 (4): 243-246.
24) Cibulka, M., Rose, S., Delitto, A., & Sinacore, D. Hamstring muscle strain treated by mobilizing the
sacroiliac joint. Physical Therapy 1986; 66(8): 1220-1223.
25) Hunter, D, & Speed, C. The assessment and management of chronic hamstring/posterior thigh pain.
Best Practice & Research Clinical Rheumatology 2006; 21 (2): 261-277.
26) Szlezak, A., Georgilopoulos, P., Bullock-Saxton, J., Steele, M. The immediate effect of unilateral
lumbar Z-joint mobilization on posterior chain neurodynamics: a randomized controlled study. Journal
of Manual Therapy 2011; 16: 609-613.
27) Panayi S. The need for lumbar-pelvic assessment in the resolution of chronic hamstring strain. J
Bodyw Mov Ther. 2010; 14(3):294-8.
28) Phil Page. Current concepts in muscle stretching for exercise and rehabilitation. Int J Sports Phys
Ther. 2012; 7(1): 109–119.
29) Kennedy DJ, Noh MY. The role of core stabilization in lumbosacral radiculopathy. Phys Med Rehabil
Clin N Am. 2011; 22(1): 91-103.
30) Avela J, Komi PV. Reduced stretch reflex sensitivity and muscle stiffness after long-lasting stretch-
shortening cycle exercise in humans. Eur J Appl Physiol Occup Physiol. 1998; 78(5):403-10.
31) Esene, I., Meher, A., Elzoghby, M., El-Bahy, K., Kotb, A., & El-Hakim, A. Diagnostic performance
of the medial hamstring reflex in L5 radiculopathy. Surg Neurol Int. 2012; 3: 104.
32) Ellis, R., Wayne, H. Neural mobilization: a systematic review of randomized controlled trials with an
analysis of therapeutic efficacy. Journal of Manual Therapy 2008; 16(1): 8-22
33) Castellote-Caballero, Y., Valenza, M.C., Puentedura, E.J., Fernandez-de-las-Penas, C., &
Alburquerque-Sendin, F. Immediate Effects of Neurodynamic Sliding versus Muscle Stretching on
Hamstring Flexibility in Subjects with Short Hamstring Syndrome. Journal of Sports Medicine 2014;
article ID: 127471.
34) Ellis RF, Hing WA, McNair PJ. Comparison of longitudinal sciatic nerve movement with different
mobilization exercises: an in vivo study utilizing ultrasound imaging. J Orthop Sports Phys
Ther. 2012; 42(8):667-75.
35) Nathalie Roussel, Barbara Cagnie, Mieke Dolphens, Filip Struyf, Lieven Danneels, Jo Nijs, et. al.
Centrale sensitisatie en veranderde centrale pijnverwerking bij patiënten met lage rugpijn. Ortho-
Reumato 2014; 12 (3).
36) Jiro Hirayama, Masatsune Yamagata, Kazuhisa Takahashi, Hideshige Moriya. Effect of Noxious
Electrical Stimulation of the Peroneal Nerve on Stretch Reflex activity of the Hamstring Muscle in
Rats. SPINE 2005; 30 (9): 1014-1018.
37) Takata, K., Takahashi, K. Hamstring tightness and sciatica in young patients with disc herniation. J.
Bone Joint Surg. 1994; 76 (B): 220-224.
38) Nicol C, Kuitunen S, Kyröläinen H, Avela J, Komi PV. Effects of long- and short-term fatiguing
stretch-shortening cycle exercises on reflex EMG and force of the tendon-muscle complex. Eur J
Appl Physiol. 2003; 90(5-6):470-9.
39) Goldman EF, Jones DE. Interventions for preventing hamstring injuries: a systematic review.
Physiotherapy 2011; 97(2):91-9.
Pagina 34 van 34
40) Woods K, Bishop P, Jones E. Warm-up and stretching in the prevention of muscular injury. Sports
Med. 2007; 37(12):1089-99.
41) Folpp H, Deall S, Harvey LA, Gwinn T. Can apparent increases in muscle extensibility with regular
stretch be explained by changes in tolerance to stretch? Aust. J. Physiother. 2006; 52(1):45-50.
42) Witvrouw E, Mahieu N, Roosen P, McNair P. The role of stretching in tendon injuries. Br J Sports
Med. 2007; 41(4):224-6.
43) Petersen J, Thorborg K, Nielsen MB, Budtz-Jorgensen E, Hölmich P. Preventive effect of Eccentric
training on acute hamstring injuries in Men’s soccer: a cluster-randomized controlled trial. Am J
Sports Med. 2011; 39(11):2296-303.
44) Malliaropoulos N, Mendiguchia J, Pehlivanidis H. Papadopoulou S, Valle X, Malliaras P et. Al.
Hamstring exercises for track and field athletes: injury and exercise biomechanics, and possible
implications for exercise selection and primary prevention. Br J Sports Med. 2012; 46(12):846-51.
45) De Luigi AJ, Fitzpatrick KF. Physical examination in radiculopathy. Phys Med Rehabil Clin N Am.
2011; 22(1): 7-40.
Pagina 35 van 34
Pagina 36 van 34