‘Ha, ha, dat zeggen alle deurmatten!’
-
Upload
anneke-dekkers -
Category
Documents
-
view
215 -
download
1
Transcript of ‘Ha, ha, dat zeggen alle deurmatten!’
METHODIEK
‘Ha, ha, dat zeggen alle deurmatten!’
Provocatieve hulpverleners willen client liefdevol uitdagen
Anneke Dekkers
Abstract Provocatieve hulpverleners mogen sinds een
tijdje op de warme belangstelling van de media rekenen.
Zo lieten hulpverleners Jaap Hollander en Jeffrey Wijn-
berg onlangs hun provocatieve talenten in het tv-pro-
gramma van Angela Groothuizen zien. Maar wat
behelst de methodiek precies?
Maatschappelijk werkers spelen een bescheiden, maar
belangrijke rol in de hulpverlening. Ze houden geen
jarenlange therapiesessies, maar vijf tot tien gesprekken,
vaak op basis vaak van een concreet plan. Tegenwoordig
is hun motto ‘planmatig en resultaatgericht werken’.
Deed uw client dat ook maar! Die heeft de vaart nog
lang niet altijd te pakken.
Clienten in beweging krijgen is soms een eitje, maar
meestal niet. Ze leggen hun probleem buiten zichzelf,
nemen geen eigen verantwoordelijkheid en hopen dat u
het oplost. U heeft geleerd dat de client moet werken, u
niet – maar hoe bereikt u dat? U denkt misschien de
vreselijkste dingen over de client, maar we weten allemaal
dat het bij uw professionele houding hoort dat niet te
zeggen. En wanneer heeft u voor het laatst echt gelachen
met een client?
Wat zou er gebeuren als u de gewone gesprekstechnie-
ken overboord zou gooien? Als u de ander op een bizarre
manier zou uitdagen werkelijk te veranderen? Als u uw
gevoel voor humor erin gooit? De volgende dialoog zou
dan kunnen plaatsvinden:
Hulpverlener: ‘Is het gelukt met het uitvoeren van je
stappenplan? Ben je deze week op tijd opgestaan?’
Client: ‘Mmm, best wel.’ (C. zit onderuit, kijkt naar
beneden. H. besluit dat het tijd wordt om die onuitstaan-
bare houding eens te veranderen.)
H.(gaat onderuit zitten, geeuwt luidruchtig): ‘Mmm,
mooi zo, maak me maar wakker als de 45 minuten voor-
bij zijn.’ Doet de ogen dicht en snurkt zacht.
C.: ‘He hallo, ik zit hier hoor!’
H. : ‘Mmm???’
C. (Gaat rechtop zitten): ‘Ik zei: ik praat tegen je.’
H.: ‘Goed hoor.’ (H. doet de ogen dicht, gluurt opzich-
tig door de oogharen.)
C. (is in verwarring en kijkt om zich heen, dan weer
naar de hulpverlener, buigt zich naar haar toe): ‘Wat is
er nou?’
H. (springt overeind, steekt de armen de lucht in en
roept): ‘Jaaa, hij behandelt me als een mens!’ (Zinkt neer
op de knieen voor de client en snikt:) ‘Dank je, dank je.’
C. (grinnikt): ‘Doe ik dat anders niet dan?’
H.: ‘Dacht het niet, mister Zombie.’ (H. doet de client
nog een keer overdreven na.)
C. ‘Ja, ja nu weet ik het wel. Trouwens, het is echt goed
gegaan vorige week.’ (C. begint te vertellen over zijn
belevenissen.)
Vrolijke toonaarden
Deze dialoog is een voorbeeld van een provocatieve inter-
ventie. Bij het woord provocatie hebben wij Nederlan-
ders nogal eens negatieve associaties: provoceren is bot,
negatief, het is een vorm van treiteren. Maar kun je
provocatie ook anders uitleggen? En kun je mensen ook
zo provoceren dat ze een positieve keuze maken om actie
Anneke Dekkers (*)AnnekeDekkers is oprichtster van Strapa, training en coaching(www.strapa.nl). Ze is gecertificeerd provocatief coach en geefttrainingen in provocatieve hulpverlening.
Maatwerk (2004) 05:95–98
DOI 10.1007/BF03070451
13
te ondernemen? Als we naar de herkomst van de term
kijken, dan zien we dat het een samenstelling van twee
Latijnse woorden is: ‘pro’en ‘vocare’. Dat betekent ‘naar
voren roepen’. Door iemand te provoceren wil je dus iets
naar voren roepen.
Wat wil de provocatieve hulpverlener naar voren roe-
pen bij de client? Zijn diepste overtuigingen, zijn kracht,
patroondoorbrekende reacties en uiteindelijk ander
gedag.
Hoe ziet dat gedrag eruit?
� De client toont zelfvertrouwen, laat verbaal en non-
verbaal merken: ik ben de moeite waard. De client
wordt hiertoe uitgedaagd door de hulpverlener. Die
benadrukt in allerlei vrolijke toonaarden dat de client
inderdaad niet de moeite waard is. Totdat het de client
te gek wordt.� De client komt doelmatig op voor zichzelf.� De client verdedigt zichzelf op realistische wijze. (C.:
‘Ja, jij kunt nou wel zeggen dat ik een deurmat ben,
maar dat is heus niet zo. Ik kan best wel voor mezelf
opkomen!’ H.: ‘Ha, ha, dat zeggen alle deurmatten.
Noem mij eens drie situaties waarin je echt voor jezelf
opgekomen bent.’ C: ‘Nou, bijvoorbeeld de keer
dat…’ C. noemt een relevant voorbeeld.)� De client kan en durft de eigen werkelijkheid te testen.
Het probleem is namelijk vaak dat de client zijn eigen
werkelijkheid niet onder ogen durft of wil zien. De
hulpverlener zorgt er dan voor dat de client niet meer
onder de werkelijkheid uit kan door de kijk van de
buitenwereld provocatief onder de aandacht van de
client te brengen. (H.: ‘Vind je het gek dat niemand
zich iets van je aantrekt? Ik geef ze groot gelijk.’ H.
gaat door met een humoristisch, dramatisch en uitda-
gend betoog, waarin de client uitgemeten krijgt hoe
anderen hem zien.)� De client durft risico’s te nemen in persoonlijke rela-
ties en zich kwetsbaar op te stellen.� Als het onzegbare gezegd wordt, sterker nog, als er
zelfs liefdevol om gelachen wordt, leert de client dat
zijn eigen unieke ervaringen helemaal niet zo uniek
zijn. Bovendien leert hij confrontaties aangaan met
de hulpverlener. En als er toch iets gebeurt dat hij
vervelend vindt, is hij in staat zich te verweren.
Grondlegger van de provocatieve hulpverlening is de
Amerikaan Frank Farrelly. Opgeleid als social worker,
werkt hij vele jaren als therapeut in psychiatrische zieken-
huizen. Hij is tijdens zijn opleiding vooral getraind in
psychoanalytische gesprekstechnieken en werkt via het
‘diagnose-recept model’: ‘Ik analyseer wat jij moet doen –
en ben verbaasd als je dat niet doet.’ Vervolgens komt hij
in aanraking met het werk van Carl Rogers. In zijn boek
Provocative therapy beschrijft hij hoe hij, na zijn eerste
patient volgens de methode van Rogers (invoelen, spie-
gelen, onthullen, feedback geven) gecounseld te hebben,
zijn vrouw tot diep in de nacht wakker houdt: voor het
eerst begrijpt en voelt hij hoe het is om patient te zijn, in
plaats er van buitenaf naar te kijken. Toch wordt hij op
den duur steeds ontevredener over zijn effectiviteit als
therapeut. Het jasje van de rogeriaanse aanpak past
hem steeds minder. Hij wil zeggen waar het op staat, als
mens tegen mens. Als een client voor de zoveelste keer
vertelt dat hij toch maar beter zelfmoord kan plegen en
hij verveeld luistert, vraagt de client aan hem: ‘Wat denk
je eigenlijk?’ En hij antwoordt: ‘Nou, eerlijk gezegd: ik
vind je verhaal zo goed, ik zou het maar doen!’ De client
schrikt en gaat meteen de andere optie – blijven leven -
verdedigen. Frank Farrelly denkt: ‘Dit is geinig, dit
werkt!’ Hij gooit er nog een schepje bovenop, waarbij
hij steeds uitdagender en grappiger wordt en de client
steeds sterker aangeeft waarom zijn leven wel degelijk zin
heeft. Op basis van deze ervaring ontwikkelt Farrelly
steeds meer interventies, met wonderbaarlijke resultaten.
Patienten reageren op zijn provocaties door ander,
gezonder gedrag te vertonen.
In Nederland is de provocatieve hulpverlening zo’n
twintig jaar geleden ‘ontdekt’ door Anneke Meijer en
Jaap Hollander, de oprichters van het Instituut voor
Eclectische Psychologie in Nijmegen. Toen kwamen zij
via het Neuro-Linguıstisch Programmeren in contact
met Frank Farelly, waaruit een regelmatige samenwer-
king ontstond. Sinds 1999 is provocatieve hulpverlening
een officieel product van hun instituut en geven ze er met
Jeffrey Wijnberg trainingen in. In 2003 publiceerden
Hollander en Wijnberg samen het Handboek voor de
uitdagende stijl van helpen. Provocatieve hulpverlening
is de laatste tijd steeds vaker in de publiciteit. Jaap Hol-
lander en JeffreyWijnberg waren onlangs op tv te zien en
demonstreerden in een programma van Angela Groot-
huizen hoe je provocatief kunt hulpverlenen. De website
www.provocatiefcoachen.nl vermeldt zeventien coaches
die zich op dit terrein aanbieden. In totaal werken in
Nederland zo’n vijftig coaches volgens deze methode.
Ze staan niet allemaal vermeld op genoemde website,
omdat sommigen van hen werkzaam zijn binnen bedrij-
ven of instellingen, en dan niet voor particulieren werken.
Ouderwetse nar
Kun je dat nou wel doen: gewoon zeggen wat je denkt,
grappen en grollen maken over de problemen van de
client, of over de client zelf? Beschadig je daar mensen -
mensen die in de war zijn of vreselijke dingen hebben
meegemaakt – niet mee? Om die vragen te kunnen beant-
woorden, is het belangrijk stil te staan bij de mensvisie
96 Maatwerk (2004) 05:95–98
13
waar provocatieve hulpverleners vanuit gaan. Die komt
op het volgende neer:
� Mensen kunnen meer aan dan je denkt. Ze zijn veerkr-
achtiger dan lijkt.� Mensen lachen sneller dan je denkt en lachen schept
een band.� Mensen veranderen als ze uitgedaagd worden, niet als
ze gepamperd worden.� Mensen uitdagen betekent hen serieus nemen. Als je
hen serieus neemt, zullen ze hun gedrag daarop
aanpassen.� Als je de ezel vooruit wilt laten lopen, moet je hem aan
zijn staart trekken. (Dat is ook de basisaanname bij de
paradoxale interventie van Watzlawick.)� Mensen houden van ordening. Als de hulpverlener die
niet biedt, gaat de client zelf ordening aanbrengen.
Deze mensvisie geeft de hulpverlener de ruimte om
provocatief te denken en te handelen. De provocatieve
hulpverlener is als de ouderwetse nar, als de advocaat van
de duivel. Maar zijn optreden gaat altijd gepaard met
liefde. Provoceren werkt alleen als de basishouding van
de provocatieve hulpverlener zich kenmerkt door
warmte, humor en uitdaging. Warmte - je kunt ook zeg-
gen: echt contact - is belangrijk, omdat anders mensen
het gevoel hebben dat je hen alleen maar afzeikt, wat je
niet wil. Humor zorgt voor relativering en betrokken-
heid. Bovendien kun je op een grappende manier beter
vreselijke dingen tegen iemand zeggen - en dat wil je soms
wel. De uitdaging zorgt dat mensen zelf de verantwoor-
delijkheid nemen: ze kunnen niet niks blijven denken of
doen. Je daagt hen net zo lang uit tot ze met een authen-
tieke reactie komen.
In de provocatieve aanpak gaat de hulpverlener op
zoek naar incongruenties. Die kunnen zitten in het taal-
gebruik (‘eigenlijk, maar…’) of in de tegenstelling tussen
wat de client zegt en zijn lichaamshouding of gedrag.
Incongruenties duiden op een innerlijk conflict, waar-
door de client niet in actie komt. Vaak zal de hulpver-
lener ook merken dat een belemmerende overtuiging ten
grondslag ligt aan het innerlijke conflict. (‘Ik ben de
moeite niet waard.’ ‘Als die ander maar anders zou
doen.’) De hulpverlener is er op uit die incongruenties
en belemmerende overtuigingen op zo’n manier uit te
dagen dat de client positie gaat kiezen en in actie komt.
Hij gooit zichzelf, zijn humor en dramatisch vermogen in
de strijd. Hij vergroot uit, houdt een lachspiegel voor,
doet toneelstukjes, onderbreekt de client, dwaalt af.
Werkt met metaforen, cliches, anekdotes. Geeft absurde
verklaringen en oplossingen.
Over het algemeen zal de provocatieve hulpverlener
twee zaken uitdagen: het probleem dat de client inbrengt
en diens zelfbeeld. Een favoriete techniek van provoca-
tieve hulpverleners is om het ingebrachte probleem te
ontkennen. En sterker nog, om te zeggen: ‘Geweldig,
houden zo! Neen, niks veranderen.’
Paling
Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. Een client van mij
heeft moeite om zijn mond open te doen, als hem iets
dwars zit. Dat brengt hem op zijn werk in de problemen.
Hij wil geholpen worden om zich beter en meer uit te
spreken.
Mijn client: ‘Ik wil mij graag meer uitspreken.’Hij
kijkt me wat vragend aan. Wil hij toestemming van de
juf?
Ik: ‘Waarom doe je dat dan niet? Je hebt net bewezen
dat je kan praten.’
C.: ‘Ik denk dat ik bang ben afgewezen te worden.’
Ik besluit de positieve kant van zijn huidige gedrag te
benadrukken. Maar eerst wil ik wat verwarring stichten.
Dus ik zeg: ‘Wat is je sterrenbeeld?’
Hij kijkt me wat verbaasd aan en zegt: ‘Vis.’ Hij maakt
de beweging van een zwemmende en zwenkende vis.
Voegt eraan toe: ‘Gevoelstypes.’
Ik reageer enthousiast: ‘Ah, maar dat verklaart het!’
En ik ga de positieve kant benadrukken. ‘Je bent een
paling: je graaft je onder in het zand en vreet je vol met
lijken. Handig hoor! En als iemand je wilt pakken, glib-
ber je zo uit de hand.’ (Ik doe dit na en trek een vies
gezicht.) ‘Ha, ha, lekker glibberig en slijmerig ben je. Een
echte paling is niet bang afgewezen te worden, die zorgt
ervoor dat ie afgewezen wordt! Brrr, vies!’
Hij lacht met memee. Hij zegt: ‘Ja, maar het brengt me
wel in de problemen.’
‘Welnee’, roep ik, ‘niet jij hebt een probleem, maar de
anderen. Laat ze er maar voor werken! Ondertussen zit jij
lekker beschut en heb je eten genoeg.’
Ik zie dat hij erover nadenkt. Blijkbaar spreken mijn
woorden hem ook wel aan. Maar niet genoeg. ‘Nee’, zegt
hij op een vastbesloten toon, ‘ik wil het echt anders, dit is
ook niet goed voor mij.’
De incongruentie is weg, voor zolang het duurt.
Dankzij de provocatie krijgt de client een heel ander
beeld van zijn probleem en zichzelf. Dat kan leiden tot
realisme (‘inderdaad, ik laat mij niet pakken’), assertivi-
teit (‘nou zeg, zo erg is het nou ook weer niet’). De client
leert ook om confrontaties aan te gaan en zich te laten
Maatwerk (2004) 05:95–98 97
13
zien. En merkt dan dat er geen ongelukken gebeuren. Dit
verhoogt zijn zelfvertrouwen.
Kribbig
Als je enkel provoceert, verlies je je effectiviteit als hulp-
verlener. Het is bovendien zonde om niet al je kennis,
ervaring en technieken in te zetten. Provocatie is dus
slechts een van de methodieken die je kunt inzetten. De
kunst is te bepalen wanneer je wel en wanneer je niet gaat
provoceren. De meest simpele aanbeveling is: op gevoel.
Als je gevoel zegt: ‘Hier klopt iets niet, wat een flauwe
kul!’ En je voelt de verbazing of kribbigheid bij jezelf
opkomen, dan is het tijd om te provoceren!
Wanneer ga je niet provoceren? Er zijn situaties dat
provocatie niet de meest geschikte interventie is. De
belangrijkste zijn:
� Als je geen goed contact hebt met de client. Als je echt
boos bent of om een ander reden je hart niet kunt
openen voor de client: niet doen!� Als de client echt wil veranderen, dus niet incongruent
is. Of dit wel of niet zo is, is ook gevoelskwestie. Ben je
overtuigd door de oprechtheid van je client? Geen
noodzaak om te provoceren. Mijn vreemdste ervaring
was toen ik een client op allerlei manieren provo-
ceerde, maar zij geen krimp gaf. Ze negeerde elke
provocatie en ging door met haar eigen verhaal. Uit-
eindelijk was mijn conclusie dat ik geheel overbodig
provoceerde.� Als de client waarachtige gevoelens toont. Iemand die
oprecht verdriet of woede toont, hoeft op dat moment
niet geprovoceerd te worden.� Als je geen flauw benul hebt hoe je goed kunt provo-
ceren. De principes van provocatieve hulpverlening
zijn niet moeilijk te snappen, maar het toepassen
ervan is lastig. Dat moet je je eigen maken. Ik ben
meerdere malen benaderd door mensen die dat hele
provoceren maar koud en respectloos vonden. Ze
voelden zich belachelijk gemaakt. De allergrootste
valkuil voor provocatieve hulpverleners: meegesleept
worden door je eigen grappen en briljante invallen, en
geen warmte voelen voor de client.� Als je er zelf niet tegen kunt om geprovoceerd te
worden. Maar ja, dan had u waarschijnlijk niet in dit
vak gezeten. Hulpverleners worden op allerlei wijzen
geprovoceerd.
Is provoceren wel iets dat bij iedere hulpverlener past?
Omdat humor zo’n cruciaal onderdeel is, lijkt het iets wat
je in je hebt of niet. Niet iedereen is een cabaretier. Heel af
en toe kom ik mensen tegen waarvan ik me ten stelligste
afvraag of die het op deze manier moeten aanpakken.
Maar verreweg de meeste mensen beschikken over
humor, het glijmiddel van menselijk contact . Ze zijn
alleen gewend dat uitsluitend te gebruiken in de prive-
sfeer. En ja, de ene hulpverlener past het beter dan de
ander.Maar u zou uzelf onrecht aandoen door uzelf al bij
voorbaat als genetisch ongeschikt te beschouwen.
Provocatieve hulpverlening betekent grenzen over-
schrijden. De grenzen van je client, de grenzen van het
fatsoen en je eigen grenzen als hulpverlener. Als provo-
catie op de juiste manier en op het goede moment wordt
ingezet, kan het heel wat teweeg brengen. Het uiteinde-
lijke doel is, zoals ik al eerder aangaf, het zelfvertrouwen,
de assertiviteit, de realiteitszin en de durf van de client te
versterken. En omdat de methode aan alle logica voor-
bijgaat, raakt die bij clienten direct de kern van het pro-
bleem en is die dus uiterst efficient. Wat wil een
maatschappelijk werker in deze tijden nog meer?
Literatuur
Frank Farrelly, Jeff Brandma (1974), Provocative therapy. Metapublications, Inc. California.
Jaap Hollander, Jeffrey Wijnberg (2003): Provocatief coachen:Handboek voor de uitdagende stijl van helpen. Utrecht/Ant-werpen: Kosmos-Z&K Uitgevers.
Frank Wartenweiler (2003), Provozieren erwunscht… aber bittemit Feingefuhl. Instrumente der ‘Provocative Therapy’ in derArbeit mit Eltern und Kindern. Paderborn: JunfermannVerlag.
98 Maatwerk (2004) 05:95–98
13