H3b Grammaire chapitre 2
description
Transcript of H3b Grammaire chapitre 2
H3B GRAMMAIRE CHAPITRE 2
Het bijwoord
Een bijv.nw. en een bijwoord lijken op elkaar, maar:
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord. Een bijvoeglijk nw. zegt iets over een
zelfstandig nw. Bijwoord: Jan werkt goed Jean travaille
bien Bijv.nw.: dit is een groot huis c’est une
grande maison.
Hoe maak je het bijwoord in het Frans?
-ment zetten achter het bijv.nw.
Facile facilement
Difficile. difficilement
Stap 1: maak het bijv. nw eerst vrouwelijk.
Stap 2: zet –ment erachter
Exemple: Heureux heureuse
heureusement Lent lente
lentement
Het bijv.nw eindigt op een klinker
Het bijv. nw. Eindigt op een medeklinker
De onregelmatige bijwoorden
Deze bijv. nw. hebben een bijwoord dat onregelmatig is:
Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Bon Bien goed
Mauvais Mal slecht
Meilleur Mieux beter
Gentil Gentiment aardig
méchant Méchamment gemeen
De vraagzinnen
In het Frans maak je de zinnen op 3 manieren vragend:
1- een vraagteken achter de zin of intonatie.Exemple: hier tu as parlé avec Michel. hier tu as parlé avec Michel?
2- Est-ce que vooraan de zin te plaatsen.Exemple: Jacqueline fait des études intéressantes. Est-ce que Jacqueline fait des études
intéressantes?
3- Omdraaien van onderwerp en persoonsvorm:
Let op!
Als twee klinkers naast elkaar komen te staan, zet je er een -t-tussen:
Il a une copine a-t-il une copine? On a du matériel pour travailler A-t-on
du matériel pour travailler?
Het persoonlijk voornaamwoord: meewerkend voorwerp
Even opfrissen in het NL: je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen:Aan (voor) wie + gezegde+onderwerp+lijdend voorwerp?
Hij geeft haar het cadeau. Aan wie geeft hij het cadeau? Aan haar. Haar pers.vnw. als meewerkend
voorwerp.
Even vergelijken…
Mij Jou Hem/haar Ons Jullie/u Hun
Me/m’ Te/t’ Lui Nous Vous leur
Nederlands Frans
Exemples:
1- Tu envoies des mails à tes copains. Tu leur envoies des mails. 2- Je vais parler à tes parents. Je vais leur parler. 3- Je vais lire le livre à ma copine. Je vais lui lire le livre. Dus: je vervangt de zin vanaf à/aux door het
pers.vnw als mv. Het pers. vnw. komt voor het ww.
Als er 2 ww. zijn dan komt het voor het tweede.
We gaan oefenen!
1- vervang de vetgedrukte woorden door lui of leur:
Elle donne un cadeau à mon frère. Il a demandé à ses amis d’écouter. Le professeur donne une note à un élève. 2- zet het pers.vnw op de juiste plaats: Me (mij) elle a acheté des chaussures
pour la fête. Nous (ons) vous parlez de vos problèmes.