Grip-regeling 2012 - 2016 - Veiligheidsregio Midden- en ...

36
Grip-regeling 2012 - 2016 1 GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Transcript of Grip-regeling 2012 - 2016 - Veiligheidsregio Midden- en ...

Grip-regeling2012 - 2016

1

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

2

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4

1.1 Wet- en regelgeving 6 1.1.1 Regionaal Crisisplan 61.2 Doelgroep 6

2. GRIP 7

2.1 Introductie 72.2 Uitgangspunten 72.3 Organieke structuur 8 2.3.1 Organigram 8 2.3.2 Teams per GRIP-fase 8 2.3.3 De stafsectie bevolkingszorg 82.4 Wanneer GRIP? 9 2.4.1 Een plotselinge gebeurtenis ontwikkelt zich tot een ramp of crisis 9 2.4.2 Bovenregionale en nationale rampen en crises 102.5 Evaluatie GRIP-incidenten 10

3. Melden, alarmeren, opschalen en afschalen 11

3.1 Melding en alarmering 11 3.1.1 Grootschalig alarmeren 11 3.1.2 Vaste bereikbaarheden 113.2 Opschalen 11 3.2.1 Wie schaalt op? 11 3.2.2 Facultatieve bezetting 12 3.2.3 Monodisciplinaire opschaling 123.3 Opkomst en aflossing 12 3.3.1 Opkomsttijden 12 3.3.2 Aflossing 133.4 Uitwijk 133.5 Afschalen 13 3.5.1 Wie schaalt af? 14 3.5.2 Monodisciplinaire afschaling 14

4. Bestuurlijke en operationele leiding 15

4.1 Bestuurlijke leiding en opperbevel 15 4.1.1 Algemene en functionele keten 15 4.1.2 Rol Openbaar Ministerie en het regionaal driehoeksoverleg 154.2 Operationele leiding 16 4.2.1 Leider CoPI en regionaal operationeel leider 16

5. Uitwerking routinefase en GRIP-fasen 17

5.1 Routinefase (GRIP 0) 175.2 GRIP 1 185.3 GRIP 2 215.4 GRIP 3 255.5 GRIP 4 30

Bijlage: Lijst van afkortingen 35

3

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

1 Inleiding

Dit document is de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (GRIP) van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (hierna genoemd GRIP). Deze GRIP vormt de basis voor de operationele en bestuurlijke opschaling tijdens incidenten, rampen en crises. Het document vormt een onlosmakelijk geheel met het regionaal crisisplan waarin functiestructuur, de kolom specifieke processen en het stuurproces zijn uitgewerkt. Met de vaststelling van deze GRIP komen alle voorgaande versies over GRIP te vervallen.

4

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

5

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

1.1 Wet- en regelgevingDe voorliggende regeling is geactualiseerd conform de eisen die de Wet Veiligheidsregio’s en het Besluit Veiligheidsregio’s stellen. Daarnaast is geput uit de ervaringen die de afgelopen jaren in het gebruik van de GRIP zijn opgedaan bij incidenten en oefeningen. Voor het kunnen functioneren van de crisisorganisatie zijn in 2006 door het Landelijk Beraad Crisisbeheersing in de uitgave ‘Basisvereisten crisismanagement, de centrale normen benoemd’ vier basisvereisten benoemd:

1. Melding en alarmering; 2. Op- en afschalen; 3. Leiding en coördinatie; 4. Informatiemanagement.

Deze basisvereisten zijn vrijwel integraal overgenomen in het Besluit Veiligheidsregio’s en komen terug in deze GRIP. Daarnaast heeft de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in 2007 crisiscommunicatie aangewezen c.q. benoemd als vijfde basisvereiste. Hoewel crisiscommunicatie geen wettelijke titel als basisvereiste heeft, hecht deze regio -gelet op de importantie en impact van crisiscommunicatie- er aan crisiscommunicatie te beschouwen als vijfde basisvereiste.

1.1.1 Regionaal CrisisplanIn de Wet Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat elke veiligheidsregio dient te beschikken over een regionaal crisisplan. Dit plan omvat de beschrijving van de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en kent een samenhang met twee nieuwe wettelijke planvormen: het regionaal risicoprofiel en het beleidsplan. Deze GRIP vormt onderdeel van het regionaal crisisplan en dient altijd in samenhang hiermee te worden gehanteerd.

1.2 DoelgroepDit document is bestemd voor alle betrokken functionarissen in de multidisciplinaire rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Ook wordt dit document beschikbaar gesteld aan de multidisciplinaire opleidings-, trainings- en oefenorganisatie van de veiligheidsregio. Het document wordt bekend gemaakt door een actieve verspreiding onder GRIP-functionarissen en door plaatsing op de website van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant: www.veiligheidsregiomwb.nl.

6

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

2 GRIP

2.1 IntroductieAls zich een ramp of crisis voordoet, is het van groot belang dat de rampenbestrijdings- en crisisbeheersings-organisatie vlot en als geheel start met de uitvoering van haar taken. Het Besluit Veiligheidsregio’s stelt daarom eisen aan de opschaling voor die situaties waarbij een onmiddellijke en totale opschaling noodzakelijk is om de gevolgen van de ramp of crisis vanaf het eerste moment efficiënt en effectief te kunnen bestrijden. Opschalen door middel van GRIP kan met de classificaties GRIP 1 tot en met GRIP 4. Afhankelijk van de fase komen één of meerdere teams bij elkaar om het incident, de ramp of crisis te managen.

2.2 UitgangspuntenAan de uitwerking van deze GRIP liggen ten behoeve van de multidisciplinaire operationele en bestuurlijke op-schaling bij incidenten, rampen en crises, een aantal uitgangspunten ten grondslag:

Van de dagelijkse situatie naar de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatieGRIP beschrijft de systematiek om de coördinatiebehoefte af te stemmen, zowel in de dagelijkse situatie met routinematige incidenten als in een volledig opgetuigde rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie.

De GRIP-fasen zijn aanvullendPer hogere GRIP-fase worden nieuwe teams actief. Bij elke hogere fase komt de algehele coördinatie op een niveau hoger te liggen. De teams veranderen qua samenstelling niet als een hogere GRIP-fase wordt afgekon-digd. De coördinatie tussen de verschillende teams kan wel veranderen. Bij het instellen van een Regionaal Beleidsteam (RBT), komt het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) te vervallen.

De GRIP-fasen zijn niet persé opvolgendEen GRIP-fase kan direct worden afgekondigd zonder dat het lagere niveau is ingesteld. In het geval van GRIP 3 of GRIP 4 dient de keuze weloverwogen te worden gemaakt om, indien mogelijk, een getrapte opschaling van GRIP 3 naar GRIP 4 te voorkomen.

‘De hoogste bieder wint’Initiële opschalingsopdrachten staan niet ter discussie. Indien één van de hulpverleningsdiensten-inclusief bevolkingszorg- van mening is dat opschaling noodzakelijk is, volgen de overige diensten dit besluit. Is eenmaal een team operationeel dan wordt op advies van het hoogst opererende team besloten tot eventuele verdere op- of afschaling. Voor GRIP 3 en GRIP 4 geldt dat respectievelijk de burgemeester en de voorzitter van de veiligheidsregio het besluit formeel dient te bekrachtigen als hij deze GRIP-fase niet zelf heeft bepaald (bijvoorbeeld bij acute situaties). Evaluatie achteraf wijst uit of de juiste GRIP-fase is afgekondigd.

De kernbezetting van een team komt altijdDe kernbezetting ofwel de minimale bezetting van een team conform de GRIP reageert altijd op de GRIP-alarmering en begeeft zich naar de opkomstlocatie van het desbetreffende team. Ook al lijkt er op het eerste gezicht voor een bepaalde discipline geen directe aanleiding om op te komen, de andere disciplines hebben voor de bestrijding van de ramp of crisis behoefte aan multidisciplinaire afstemming en scenariodenken.

GRIP is een middel en geen doelIndien de situatie dit vereist kunnen de leider CoPI, de regionaal operationeel leider, de burgemeester en de voorzitter van de veiligheidsregio gemotiveerd van de regeling afwijken. GRIP is bedoeld als hulpmiddel, dat een duidelijke structuur en standaardisering biedt in de rampenbestrijding en crisisbeheersing. GRIP en de GRIP-fase zijn indicatief en vormen een leidraad. Het vakmanschap van de beslissers is bepalend.

Rolvastheid en vakmanschap zijn leidend en vormen de sleutel tot succesHet respecteren van operationeel vakmanschap van het CoPI en rolvastheid van een ieder betrokken bij de inci-dentbestrijding is leidend en vormen de sleutel tot succes. Kwaliteit van betrokkenen en de teams in samenhang met vakmanschap, leiderschap, lef en authenticiteit zijn bepalend voor slagvaardige incidentbestrijding. De gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines voor het wegnemen van dreiging en/of beperken van schadelijke gevolgen kan uitsluitend succesvol plaatsvinden door verbondenheid tussen de ketenpartners in de crisisbeheersing.

7

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

2.3 Organieke structuurIn het Besluit Veiligheidsregio’s is beschreven dat de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing uit de volgende onderdelen bestaat:

• De Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK); • Een Commando Plaats Incident (CoPI); • Een Regionaal Operationeel Team (ROT); • Een Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) bij een lokale ramp of crisis OF; • Een Regionaal Beleidsteam (RBT) bij een bovenlokale ramp of crisis; • De taakorganisatie per discipline.

Daarnaast kent iedere discipline een eigen taakorganisaties.

2.3.1 Organigram

2.3.2 Teams per GRIP-fasePer GRIP-fase worden de onderstaande teams actief:

Bovenstaande teams hebben een formele status in de opschaling. Daarnaast wordt in de getroffen gemeente(n) veelal een kernbeleidsteam gevormd bestaande uit de (loco)burgemeester, AOV-er en één of meerdere leden van het management team. Het kernbeleidsteam kent geen formele status en is derhalve niet opgenomen in het proces van informatiemanagement.

(REGIONAAL / GEMEENTELIJK)BELEIDSTEAM

TAAKORGANISATIESPOLITIEZORG

TAAKORGANISATIESBEVOLKINGSZORG

TAAKORGANISATIESGENEESKUNDIGE

ZORG

TAAKORGANISATIES BRANDWEERZORG

TAAKORGANISATIESOVERIGE SECTOREN

(COÖRDINEREND)COMMANDO

PLAATS INCIDENTMELDKAMER

UITVOERENPOLITIEZORG

UITVOERENBEVOLKINGSZORG

UITVOERENGENEESKUNDIGE

ZORG

UITVOEREN BRANDWEERZORG

UITVOEREN KETENPARTNERS

UITVOEREN INCIDENT-

BESTRIJDING

UITVOEREN CAMALITEITEN-COÖRDINATIE

ONDERSTEUNENPOLITIEZORG

ONDERSTEUNENBEVOLKINGS

ZORG

ONDERSTEUNENGENEESKUNDIGE

ZORG

ONDERSTEUNEN BRANDWEERZORG

ONDERSTEUNENKETENPARTNERS

ONDERSTEUNENINCIDENT-

BESTRIJDING

ONDERSTEUNENCAMALITEITEN-COÖRDINATIE

REGIONAALOPERATIONEEL TEAM

SECTIEINFORMATIE-

MANAGEMENT

STAFSECTIEPOLITIE-

ZORG

STAFSECTIEBEVOLKINGS-

ZORG

STAFSECTIEGENEESKUNDIGE

ZORG

STAFSECTIEBRANDWEER-

ZORG

STAFSECTIEOVERIGE

SECTOREN

SECTIERESOURCE-

MANAGEMENT

Routine faseGRIP 1GRIP 2GRIP 3GRIP 4

GMKGMKGMKGMKGMK

CoPICoPICoPICoPI

ROTROTROT

GBTRBT

Operationeel niveau Tactisch niveau Strategisch niveau

2.3

2.3.2

8

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

2.3.3 De stafsectie bevolkingszorgHet Besluit Veiligheidsregio’s introduceert een nieuw team: bevolkingszorg. De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft er voor gekozen om alle processen bevolkingszorg op regionale schaal te organiseren onder de naam bevolkingszorg. Vanaf GRIP 1 zal bevolkingszorg in persoon van de Officier Van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) worden geactiveerd en zitting nemen in het CoPI. Vanaf GRIP 2 neemt de Algemeen Commandant Bevolkingszorg (AC-Bz) deel aan de vergaderingen van het ROT. De AC-Bz stuurt alle gemeentelijke deelprocessen op zowel lokaal als regionaal niveau aan.

2.4 Wanneer GRIP?

2.4.1 Een plotselinge gebeurtenis ontwikkelt zich tot een ramp of crisis Afhankelijk van de aard en omvang van een incident wordt volgens vaste patronen opgeschaald naar de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie in volle omvang. De procedure kan worden gestart indien bij de bestrijding van rampen of crises of een dreiging hiervan duidelijk behoefte is aan multidisciplinaire coördinatie en een eenduidige aansturing van de inzet van de diensten door multidisciplinaire teams. Iedere GRIP-fase kent een opschalingsbehoefte, zoals beschreven in de onderstaande tabel. Een nadere uitwerking van de GRIP-fasen is opgenomen in hoofdstuk 5 van deze GRIP.

2.4.1

GRIP-fase GRIP 1

GRIP 2

GRIP 3

GRIP 4

Opschalingscriteria (indicatief)Multidisciplinaire incidentbestrijding ter plaatse (bronbestrijding), waarbij:• Multidisciplinaire afstemming met eenhoofdige aansturing nodig is;• Er noodzaak tot en behoefte aan coördinatie op operationele processen vanuit het brongebied1 bestaat;• In een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 1 af te kondigen.

Grootschalige alarmering dan wel omvangrijke multidisciplinaire incidentbestrijding (bron- en/of effectbestrijding), waarbij:• Er noodzaak tot en behoefte aan coördinatie (ook op tactische processen) vanuit het effectgebied bestaat;• Effectbestrijding te omvangrijk is voor één CoPI, waardoor het ROT taken van het CoPI moet overnemen;• Multidisciplinaire logistieke ondersteuning noodzakelijk is;• Behoefte is aan het inzetten van meerdere CoPI’s;• Er behoefte is aan gecoördineerde informatievoorziening naar bestuur en bevolking;• Uit aard en aantal van de binnenkomende meldingen duidelijk blijkt dat er sprake is van een effectgebied en/of duidelijke uitstraling naar de omgeving;• In een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 2 af te kondigen.

Omvangrijke multidisciplinaire incidentenbestrijding op lokaal niveau, waarbij: • (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact, veelal met belangstelling van regionale en landelijke media;• Er noodzaak tot en behoefte aan coördinatie op strategische processen op bestuurlijk niveau bestaat;• Er sprake is van een bedreiging van het welzijn en/of veiligheid van (grote groepen van) de bevolking en acute voorlichting aan de bevolking belangrijk is; • Strategische besluitvorming op bestuurlijk niveau noodzakelijk is;• De burgemeester behoefte heeft aan ondersteuning van een strategische staf (GBT);• Waarschuwing van de bevolking noodzakelijk is (bijvoorbeeld d.m.v. sirenes, burgernet, enz.);• Indien helder is dat het gaat om een bedrijf of inrichting met een zeer groot risico, waarbij een groot incident ter plaatse vrijwel per definitie vraagt om bestuurlijke acties;• In een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 3 af te kondigen.

Omvangrijke multidisciplinaire incidentenbestrijding op bovenlokaal niveau, waarbij:• (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact, veelal met belangstelling van regionale en landelijke media;• Er noodzaak tot en behoefte aan gecoördineerde bestuurlijke leiding bestaat; • Strategische afwegingen op bovengemeentelijk niveau noodzakelijk zijn;• De voorzitter van de veiligheidsregio ondersteuning behoeft van een strategische staf (RBT);• In een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 4 af te kondigen.

1 Niet persé het ‘brongebied’; dit kunnen ook plaatsen zijn in het ‘effectgebied’.

9

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

2.4.2 Bovenregionale en nationale rampen en crisesIn geval van een bovenregionale of nationale ramp of crisis wordt de GRIP-structuur aangevuld met de landelijke coördinatiestructuur. In Nederland is bij een ramp van enige omvang al snel sprake van nationale betrokkenheid. Uitgangspunt is dat een (dreigende) ramp of crisis in eerste instantie wordt opgepakt door het departement op wiens beleidsterrein de ramp of crisis zich voordoet. Betrokken ministeries richten daartoe een departemen-taal coördinatiecentrum (DCC) in. Ook wordt het Nationaal Crisis Centrum (NCC) operationeel. Het NCC heeft een coördinerende rol in bijvoorbeeld de informatievoorziening en het leveren van bijstand aan de regio via het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC). Tevens kan de Landelijke Operationele Staf (LOS) worden ingesteld. De LOS is een opschaling van het LOCC.De opschaling op nationaal niveau is overigens niet afhankelijk van de vraag of een incident bovenregionaal of landelijk is. Ook bij lokale incidenten kan het NCC operationeel zijn, zoals bij de poldercrash. In geval van rampen of crises van meer dan regionale betekenis of de ernstige vrees voor het ontstaan ervan, kan deCommissaris der Koningin (CdK) de voorzitter veiligheidsregio aanwijzingen geven over het te voeren beleid.

Bovenregionale incidenten en effecten worden door de regio’s afzonderlijk bestreden conform de eigen GRIP. Er wordt naar gestreefd om in de acute fase van het incident dezelfde GRIP fasering aan te houden. Hierdoor wordt optimale afstemming over operationele en eventueel beleidsmatige beslissingen bereikt.

2.5 Evaluatie GRIP-incidentenBij alle incidenten met de classificatie GRIP 2 en hoger vindt door de directeur van de veiligheidsregio en/of burgemeester van de getroffen gemeente en/of voorzitter van de veiligheidsregio, een afweging plaats of het incident moet worden geëvalueerd. Het doel hiervan is het trekken van lering uit de betreffende incidenten met het oog op optimaliseren van de uitvoering van de basisvereisten en kolomspecifieke deelprocessen als beschreven in het regionaal crisisplan en deze GRIP-regeling. Wanneer besloten wordt tot evaluatie, wordt deze uitgevoerd conform de door de veiligheidsdirectie vastgestelde evaluatiesystematiek. Naast het evalueren van de basisvereisten en de aan de verschillende kolommen toegekende deelprocessen kunnen in de afweging ook specifieke aandachtspunten worden meegegeven waarop geëvalueerd moet worden.De evaluatiesystematiek is nader uitgewerkt in het ‘Handboek evaluatie Incidenten & Rampen’.

10

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

3 Melden, alarmeren, opschalen en afschalen

3.1 Melding en alarmeringMelding en alarmering heeft tot doel om de eenheden die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheer-sing binnen zeer korte tijd te activeren en naar de juiste plaats te dirigeren. Binnen twee minuten na vaststelling dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, begint de GMK met de alarmering van het CoPI en ROT. Door de GMK vindt ook zo snel als mogelijk de alarmering plaats ten behoeve van de (bestuurlijke) functionarissen van het GBT en RBT.

3.1.1 Grootschalig alarmerenDe verantwoordelijkheid voor het opstellen van criteria voor grootschalig alarmeren van de hoofdstructuur (GRIP 2, 3 en 4) is bij het bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant belegd, en zijn uitgewerkt in paragraaf 2.4.1.

3.1.2 Vaste bereikbaarhedenVoor een snelle en adequate alarmering beschikt ieder teamlid uit de kernbezetting van een team, over een vaste bereikbaarheid in de vorm van een pager of mobiele telefoon. Alarmering van de functionarissen ten behoeve van het GBT en RBT, alsmede ten behoeve van de stafsecties, kan geschieden in twee fasen. De GMK alarmeert een verantwoordelijk functionaris van het betreffende organisatieonderdeel, welke op zijn/haar beurt zorg draagt voor alarmering van de noodzakelijke functionarissen binnen die betreffende kolom.

3.2 OpschalenZodra zich een ramp of crisis voordoet of dreigt voor te doen, wordt de rampenbestrijdings- en crisisbeheersings-organisatie opgeschaald. Het doel van het proces opschaling is om steeds de juiste aantallen mensen en mid-delen beschikbaar te hebben voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de acute fase. Het proces omvat het activeren van de benodigde mensen en middelen en het afstemmen van de wijze van aansturing hiervan: de overgang van de dagelijkse situatie naar de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie. Ook het waarschuwen van de relevante crisispartners en het activeren van bijstandsafspraken met andere, meestal aan-grenzende regio’s behoort tot dit proces. Om de opschaling en de multidisciplinaire coördinatie in goede banen te leiden wordt de GRIP als leidraad gehanteerd.

3.2.1 Wie schaalt op?Bij de afkondiging van een GRIP-fase door één van de diensten zijn de overige diensten gehouden de afkon-diging van de GRIP-fase te volgen. De leidinggevenden plegen vóór het afgeven van een GRIP-fase daarom zo mogelijk onderling overleg. De afgekondigde GRIP-fase wordt zo spoedig mogelijk door de leiding van het hoogst aanwezige GRIP-niveau formeel bekrachtigd.

De burgemeester van de betrokken gemeente wordt via de AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling. Bij opschaling naar GRIP 2 en hoger wordt tevens de voorzitter van de veiligheidsregio in kennis gesteld.

2.4.1

GRIP-fase GRIP 1 & GRIP 2

GRIP 3

GRIP 4

Bevoegd tot opschalen• De CaCo, OvD’s, leider CoPI of de regionaal operationeel leider.

• De burgemeester van de gemeente waar het incident plaatsvindt, eventueel na advies van de vaste leden van het GBT.• De CaCo van de meldkamer mag bij de vastgestelde starttriggers GRIP 3 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de regionaal operationeel leider. Het formele besluit voor GRIP 3 moet achteraf door de bevoegd burgemeester bekrachtigd worden.

• De voorzitter van de veiligheidsregio al dan niet op verzoek van één van de betrokken burgemeesters of op advies van een van de vaste leden van de RBT;• De CaCo mag bij vastgestelde starttriggers GRIP 4 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de regionaal operationeel leider. Het formele besluit voor GRIP 4 moet achteraf door de voorzitter van de veiligheidsregio bekrachtigd worden.

11

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

3.2.2 Facultatieve bezettingNaast de standaardbezetting, kunnen in de verschillende teams ook facultatief partners worden uitgenodigd om deel te nemen aan de overleggen van het betreffende team. De alarmering van de facultatieve leden is per team op onderstaande wijze belegd2:

3.2.3 Monodisciplinaire opschalingNaast multidisciplinair opschalen kunnen de hulpverleningsdiensten en gemeenten (bevolkingszorg) ook monodisciplinair opschalen. Iedere kolom is verantwoordelijk voor een alerte en adequate opschaling van de eigen organisatie. De leidinggevenden van brandweer, politie, geneeskundige zorg, bevolkingszorg en water- en scheepvaartzorg bepalen per incident de omvang van hun eigen organisatie (aantal en soort eenheden). Mono-disciplinaire opschaling kan ook plaats vinden zonder dat het incident zich in een GRIP-fase bevindt. Wanneer een kolom besluit op te schalen en de stafsectie te activeren zonder dat er sprake is van GRIP, wordt de dienstdoende regionaal operationeel leider hierover geïnformeerd.

3.3 Opkomst en aflossing

3.3.1 OpkomsttijdenIn het Besluit Veiligheidsregio’s zijn opkomsttijden opgenomen voor de teams CoPI, ROT, bevolkingszorg en het GBT en een aantal specifieke functionarissen. Het doel van het stellen van opkomsttijden is steeds op het juiste moment, de juiste aantallen mensen en middelen – efficiënt en effectief – beschikbaar te hebben voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de acute fase. Onder opkomsttijd wordt verstaan: de tijd tussen het alarmeren door de GMK en de aankomst van de eenheid of functionaris op de plaats van het incident of de loca-tie waar het crisisteam (CoPI, ROT, GBT, RBT) bijeenkomt. Om te voldoen aan de gestelde opkomsttijden, zullen bereikbaarheidregelingen (o.a. hard of zacht piket) worden ingesteld of gewijzigd. De volgende opkomsttijden worden gehanteerd:

2 Uitzonderingen op deze paragraaf zijn mogelijk. Deze zijn dan specifiek in de planvorming uitgewerkt.3 De tijd voor het RBT is regionaal vastgesteld. Er is hiervoor geen tijd opgenomen in het Besluit Veiligheidsregio’s.

3.2.2

Team CoPI

ROT

GBT

RBT

Bevoegd tot alarmering facultatieve bezettingAlarmeren van de facultatieve leden van het CoPI gebeurt in opdracht van de leider CoPI door de GMK.

Alarmeren van de facultatieve leden ROT gebeurt in opdracht van de regionaal operationeel leider door de GMK.

Alarmeren van de facultatieve leden GBT gebeurt in opdracht van de burgemeester door de informatiecoördinator GBT en/of de GMK.

Alarmeren van de facultatieve leden RBT gebeurt in opdracht van de voorzitter RBT door de informatiecoördinator GBT en/of de GMK.

3.3.1

Team CoPI ROT

GBT

RBT

Onderdeel/functionaris• Alle leden

• Regionaal operationeel leider en algemeen commandanten• Informatiemanager ROT en communicatieadviseur ROT• Secties ROT• Sectie informatiemanagement• Hoofd communicatie sectie bevolkingszorg

• Alle leden

• Alle leden.

Opkomsttijd < 30 minuten < 45 minuten < 30 minuten < 60 minuten < 40 minuten < 30 minuten 60 minuten 60 minuten3

12

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

3.3.2 AflossingDe leider CoPI en de regionaal operationeel leider zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van de bezetting van respectievelijk het CoPI en ROT. In overleg met het eigen team wordt bekeken hoe en wanneer aflossing van eenieder plaatsvindt. De wijze van aflossing van het GBT en RBT wordt door de burgemeester(s) en/of de voorzitter van de veiligheidsregio in hun team ter sprake gebracht. Er kan globaal uit twee systemen worden gekozen: de functionarissen in zijn geheel of gefaseerd aflossen. Laatst genoemd systeem heeft als voordeel dat het ‘collectief geheugen’ in stand blijft. De algemeen commandanten zijn verantwoordelijk voor de aflossing binnen hun eigen stafsectie en taakorganisatie.

3.4 UitwijkBij rampen en crises kan het voorkomen dat de vooraf aangewezen en voorbereide ruimte van een onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in het bron- of effectgebied ligt. Voor functionarissen is het dan niet veilig meer de werkzaamheden op die locatie uit te voeren. Om de continuïteit van de werkzaamheden te waarborgen, zijn uitwijklocaties aangewezen.

3.5 AfschalenAls blijkt dat de ramp of crisis met minder multidisciplinaire coördinatie kan worden bestreden en ook de directe effecten minder operationele aansturing behoeven, wordt met de afschaling van de ingezette bestuurlijke en operationele teams begonnen. In tegenstelling tot de opschaling, vindt het afschalen trapsgewijs per GRIP-fase plaats, te beginnen bij het hoogst ingestelde team. Uitzondering hierop betreft het afschalen van GRIP 4. Hierbij kan men besluiten GRIP 3 over te slaan.

Afschaling van een team vindt niet eerder plaats dan dat daarover afstemming heeft plaatsgevonden bij het onderliggende team (RBT/GBT bij ROT, ROT bij CoPI). Wanneer besloten wordt een team op te heffen, zijn alle functionarissen van het betreffende team, zelf verantwoordelijk om hun collegae in het onderliggende team op de hoogte te stellen van de laatste stand van zaken en dragen zij de lopende zaken over.

Ook zijn situaties denkbaar waarbij een GRIP-fase wel in stand blijft, maar bepaalde teams of functionarissen niet langer nodig blijken te zijn. Het kan zo zijn dat voor een CoPI geen werk meer is, terwijl het ROT nog volop bezig is met de coördinatie van het effectgebied. Om te voorkomen dat kolommen afschalen zonder onderlinge samenspraak, is het opheffen van team alleen mogelijk als de leiding van het bovengelegen GRIP-niveau daar toestemming voor geeft (bijvoorbeeld het ROT geeft toestemming dat het CoPI opgeheven kan worden).

Tijdens het afschalen zal tevens een onderscheid moeten worden gemaakt tussen de afschaling zoals hier-voor bedoeld en de opbouw van de nazorgfase, die al start wanneer nog niet volledig is afgeschaald. Voordat bestuurlijke en operationele teams geheel worden ontbonden, moet de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio zeer nadrukkelijk beleidsbeslissingen over de nazorg nemen.

3.4

Team GMK

ROT / RBT

GBT

UitwijklocatieIn het geval dat de GMK (Tilburg) moet uitwijken, worden de taken van de meldkamer gecontinueerd in het politiebureau aan de Ringbaan Zuid te Tilburg. Op deze uitwijkloca-tie is slechts beperkt radioverkeer mogelijk en zijn de overige middelen en werkplekken beperkt. De aanname van 112 meldingen geschied door de meldkamer in Zeeland.

In het geval dat het ROT en het RBT (Tilburg) uit moet wijken wordt voorgesteld – afhankelijk van het incident – uit te wijken naar het stadkantoor in Tilburg of Breda.

In het geval een GBT moet uitwijken, wordt voorgesteld uit te wijken naar een GBT van een naburige gemeente, welke buiten het effectgebied van het incident is gelegen.

13

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

3.5.1 Wie schaalt af?De regionaal operationeel leider of leider CoPI zal in overleg met de leden van het eigen team en in overleg met eventueel andere geactiveerde teams afschalen of de procedure beëindigen. De voorzitter van het GBT of RBT bepaalt de bestuurlijke afschaling van het eigen team. Alle mededelingen over het stopzetten van de alarmering en opheffen van de GRIP-teams geschieden via de GMK. Deze stelt hiervan alle betrokken diensten en organi-saties in kennis.

De burgemeester van de betrokken gemeente wordt via de AOV geïnformeerd over het besluit tot afschaling. Bij afschaling van GRIP 3 naar GRIP 2 en GRIP 2 naar GRIP 1, wordt tevens de voorzitter van de veiligheids-regio in kennis gesteld.

3.5.2 Monodisciplinaire afschalingNaast het multidisciplinair afschalen kunnen de hulpverleningsdiensten en gemeenten ook monodisciplinair afschalen. Iedere kolom is verantwoordelijk voor het afschalen van de eigen organisatie. Het is denkbaar dat bepaalde specifieke organisatieonderdelen (teams) eerder of juist later worden afgeschaald dan andere on-derdelen. Alvorens monodisciplinair wordt afgeschaald, vindt hierover afstemming plaats in het CoPI en/of ROT.

3.5.1

GRIP-fase GRIP 4

GRIP 3

GRIP 2

GRIP 1

Bevoegd tot afschalenDe voorzitter van de veiligheidsregio besluit tot afschaling naar GRIP 3 of bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het RBT.

De burgemeester besluit tot bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het GBT.

De regionaal operationeel leider besluit tot operationele afschaling vanuit GRIP 2 naar GRIP 1. Hij stemt daartoe af met de leden van het ROT en de leider CoPI.

De leider CoPI besluit tot operationele afschaling vanuit GRIP 1 naar de routine fase.

14

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

4 Bestuurlijke en operationele leiding

Binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn in hoofdlijnen twee vormen van leiding en coördinatie te onderscheiden, namelijk bestuurlijke en operationele leiding. Beide begrippen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

4.1 Bestuurlijke leiding en opperbevelDe bestuurlijke leiding bij en de eindverantwoordelijkheid voor (de afhandeling van) incidenten, rampen en crises ligt bij de burgemeester van de getroffen gemeente. De burgemeester heeft het opperbevel, wat inhoudt dat degenen die aan de bestrijding van een ramp of crisis deelnemen, onder zijn bevel staan. Het opperbevel is tweeledig: enerzijds gaat het om de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid, anderzijds om de zeggenschap over ieder die aan de bestrijding van de ramp of crisis deelneemt, in het bijzonder met het oog op een goede coördinatie. De burgemeester heeft als bevoegd gezag in het kader van de openbare orde en veiligheid de brandweer en politie ter beschikking. In normale situaties bestaat geen gezagsver-houding met de GHOR (bij rampen of de ernstige vrees voor het ontstaan ervan heeft de burgemeester wel het opperbevel over de GHOR). De burgemeester kan de ambulancevervoerders in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt aanwijzingen geven indien dat naar zijn oordeel uit oogpunt van openbare orde noodzakelijk is. De burgemeester laat zich ondersteunen door een GBT. De mate van betrokkenheid van een burgemeester hangt nauw samen met de impact die de ramp of crisis met zich mee brengt en de in-vloed hiervan op de maatschappij en de politiek. Een signaal hiervoor kan bijvoorbeeld zijn de bovenmatige aandacht voor het incident vanuit regionale en landelijke media.

In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bevoegd toepassing te geven aan een aantal taken van de betrokken burgemeesters. De belangrijkste hierbij is het opperbevel en het informeren van de bevolking en de bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing betrokken personen over de ramp of crisis4. De voorzitter laat zich hierbij ondersteunen door een RBT.

4.1.1 Algemene en functionele ketenRampenbestrijding en handhaving van de openbare orde vormen tezamen de algemene keten. Kenmer- kend daarvoor is dat het algemene bevolkingszorg betreft. Daarentegen wordt in een functionele keten één specifiek terrein bestreken, zoals elektriciteit, sociale zekerheid, financieel verkeer, voedselveiligheid of een milieucomponent als bodem. Alleen in de algemene keten worden maatregelen getroffen jegens de bevolking in het algemeen, zoals een besluit tot evacuatie. Partijen in de functionele ketens doen dat niet. Afstemming tussen de ketens vindt op twee niveaus plaats: regionaal (veiligheidsregio) en nationaal (tussen ministeries). Vertegenwoordigers van ministeries (rijksheren) kunnen daarom deelnemen aan de vergade-ring van een regionaal beleidsteam (RBT) en er kan operationele afstemming plaatsvinden in het regionaal operationeel team (ROT). De positie van de rijksheren ten aanzien van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, worden uitgewerkt in de bestuurlijke netwerkkaarten5.

4.1.2 Rol Openbaar Ministerie en het regionaal driehoeksoverlegAls het gaat om een situatie waarin opsporingsbelangen in het geding zijn, heeft de Hoofdofficier van Justitie het gezag over de politie en kan hij aan de politie de nodige aanwijzingen geven voor het optreden bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Er zijn nauwelijks rampen of crises denkbaar waarbij de strafrechtelijke handhaving niet aan de orde is. Ook als de strafechterlijke component pas in tweede instantie een belangrijke rol gaat spelen, bijvoorbeeld omdat eerst levensreddende werkzaamheden uitgevoerd moeten worden, is het de taak van de Hoofdofficier van Justitie om de belangen van het strafrechtelijk onderzoek zoveel mogelijk veilig te stellen.

4 Een uitgebreide uitwerking van de bevoegdheden van de voorzitter VRMWB is opgenomen in het regionaal crisisplan.5 Zie www.veiligheidsberaad.nl voor de bestuurlijke netwerkkaarten van de provincies Noord-Holland en Flevoland. Deze dienen als basis voor de uitwerking van de netwerkkaarten ten behoeve van Midden- en West-Brabant.

15

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

16

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

De burgemeester (of voorzitter veiligheidsregio) stemt af met de officier van justitie vanwege het opsporings-beleid, de tweehoofdige leiding over de politie, tolerantiegrenzen en afspraken over het elkaar informeren. Deze afstemming vindt plaats in de driehoek, naast een eventueel RBT. Naast de burgemeester en Hoofdofficier van Justitie, sluit de leidinggevende van de politie aan in de driehoek. Een duidelijk criterium om in driehoeksver-band te vergaderen is de vertrouwelijkheid van informatie, zoals:

• De vertrouwelijke informatie van de criminele inlichtingeneenheid (CIE), de algemene of militaire inlichtingen- en veiligheidsdiensten (AIVD of MIVD);• De bespreking van vertrouwelijke inzetscenario’s van de Dienst Speciale Interventies (DSI).

In beide gevallen zal uiteraard de vraag spelen in hoeverre deze vertrouwelijke informatie gedeeld ‘vertaald’ kan worden, zodat andere betrokkenen wel voldoende geïnformeerd kunnen worden. De vertrouwelijke informatie kan namelijk van vitaal belang zijn voor de hulpverleningsdiensten bij de uitvoering van de werkzaamheden. De eventuele betrokken gezagsdriehoek kan op verzoek van de gezagsdriehoek of op advies, ter advisering, worden uitgebreid.

4.2 Operationele leidingOperationele leiding houdt in: de bevoegdheid tot het in opdracht van de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio geven van bindende aanwijzingen van de bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing samenwerkende zelfstandige diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de afzonderlijke dienst-hoofden aangaande de wijze van uitvoeren van de taken. De operationele leiding wordt primair ingevuld door de hoogst operationeel leidinggevende van iedere kolom. Ieder grootschalig incident, ramp of crisis kent echter ook een eenhoofdige operationele leiding:

• In GRIP 1 is sprake van coördinatie van brandweerzorg, politiezorg, geneeskundige zorg, bevolkingszorg en eventueel water- en scheepvaartzorg op operationeel niveau door het CoPI en ligt de eenhoofdige leiding bij de leider CoPI;• In GRIP 2, 3 en 4 is sprake van coördinatie van brandweerzorg, politiezorg, geneeskundige zorg, bevolkings- zorg en eventueel water- en scheepvaartzorg op operationeel niveau (CoPI) en op tactisch niveau (ROT) en ligt de eenhoofdige operationele leiding in de handen van de regionaal operationeel leider in het ROT.

4.2.1 Leider CoPI en regionaal operationeel leiderDe leider CoPI leidt het overleg van de operationele staf ter plaatse en bewaakt het besluitvormingsproces in het CoPI. Afhankelijk van de GRIP-fase waarin het incident zich bevindt informeert deze door tussenkomst van de AOV de burgemeester of rapporteert hij aan de regionaal operationeel leider. Laatst genoemde is door het be-voegd gezag aangewezen om de operationele leiding uit te oefenen vanuit het ROT. Hij informeert en adviseert de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio over strategische aangelegenheden en dilemma’s. De door de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio genomen beleidsbeslissingen vertaalt hij binnen het ROT in operationele opdrachten en hij coördineert de uitvoering daarvan.

5.1

Reikwijdte incident Leiding & coördinatie

• Routinematig; de bestrijding van het incident valt binnen de normale dagelijkse werkwijzen van de betrokken hulpverleningsdiensten• Multidisciplinaire afstemming d.m.v. motorkapoverleg• Hanteren eigen monodisciplinaire bevelsstructuren

5 Uitwerking routinefase en GRIP-fasen

5.1 Routinefase (GRIP 0)

Algemene beschrijving Na melding van een incident rukken de hulpverleningsdiensten uit. Afhankelijk van het incident zullen eenheden van politie, brandweer, ambulancedienst, bevolkingszorg en eventueel water- en scheepvaartzorg meewerken aan de incidentenbestrijding. Bij een dergelijk incident coördineert de meldkamer hierbij en is er (nog) geen sprake van georganiseerde multidisciplinaire (opgeschaalde) afstemming. De hulpverleningsdiensten beginnen op routinematige wijze en volgens de eigen (mono disciplinaire) regels en procedures met de bestrijding van het incident. Indien nodig voeren de diensten ad hoc en op basis van gelijkwaardigheid operationeel overleg, ook wel motorkapoverleg genoemd. Deelnemers zijn in ieder geval de functionarissen die leiding geven aan de operationele eenheden ter plaatse. Daar waar nodig kan dit overleg worden aangevuld met functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben, bijvoorbeeld externe partners (Rijkswaterstaat, waterschap, nutsbedrijven, enz.) of een bedrijfsspecialist. Kenmerken

Leidinggevenden

Opkomst

Taak • Afstemmen en afspraken maken. • Collegiaal overleg en samenwerking.

Alarmeren De betrokkenen worden gealarmeerd door de GMK.

Informatiemanagement Een incident dat naar oordeel van de meldkamer multidisciplinaire coördinatie vraagt of kan gaan vragen, wordt aangemaakt in LCMS. Het criterium hiervoor is ‘vanaf groot incident’ of een incident wat naar verwachting opgeschaald gaat worden.

Voorlichting Hulpverleningsdiensten werken conform monodisciplinaire protocollen (ook aangaande communica- tie/voorlichting). Indien extra (crisis)communicatie inspanningen noodzakelijk zijn, kan men via de lokale AOV een beroep doen op piketteam crisiscommunicatie. Woordvoering door persvoorlichter politie m.u.v. woordvoering bij branden, dit doet de brandweer zelf, tenzij het een (vermoeden tot) misdrijf betreft zoals bijvoorbeeld brandstichting, zwaar gewonden of dodelijke slachtoffers te betreuren zijn, of wanneer overgegaan moet worden tot evacuatie van de omgeving.

Brandweerzorg Geneeskundige zorg Politiezorg Bevolkingszorg Voorlichting Informatiemanagement

Locatie Tijd

• Bevelvoerder, of• Officier van Dienst Brandweerzorg (OvD-B)• Verpleegkundige eerste ambulance, of• Officier van Dienst Geneeskundige zorg (OvD-G)• Medewerker basiseenheid, of• Officier van Dienst Politiezorg (OvD-P)• Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz)• Via de eigen organisaties• Calamiteiten coördinator (CaCo)

• Incidentterrein• Conform monodisciplinaire procedures

17

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Organisatieschema routinefase

TER PLAATSE

Eenheden BrandweerGeneeskundig

PolitieBevolkingszorg

en eventuele externe partners

5.2 GRIP 1

5.2

Algemene beschrijving Als blijkt (indicatief) dat door de aard van het incident de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de bestrijding veranderen en de situatie vraagt om een multidisciplinair gecoördineerde aanpak, wordt opgeschaald naar GRIP 1 en daarmee het CoPI opgestart. De oorzaken voor deze verandering kunnen, niet limitatief, zijn: de behoefte aan eenhoofdige operationele leiding, de vraag om gestructureerde coördinatie, de behoefte aan meer materieel en de complexiteit van het incident. Het CoPI verzorgt de aansturing en uitvoering van operationele processen ter plaatse.

Samenstelling CoPI Het CoPI staat onder leiding van een leider CoPI. De leider CoPI werkt ontkleurd, wat inhoudt dat deze handelt en besluit in de belangen van alle diensten. De functie kan niet gecombineerd worden met een andere functie binnen of buiten het CoPI. Naast de leider CoPI wordt het CoPI gevormd door een kernteam van functionarissen die leiding geven aan de operationele eenheden van politie, brandweer, geneeskundige zorg, bevolkingszorg, een voorlichter, een informatiemanager en een plotter. Op verzoek van de leider CoPI of op aangeven van de CoPI-leden kan het team worden aangevuld met functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben voor het functioneren van het CoPI. Bijvoorbeeld een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS), veiligheidsfunctiona- ris, specialisten water- en scheepvaartzorg, liaison van een externe partner (bijvoorbeeld defensie) of een bedrijfsspecialist.

Kenmerken Reikwijdte incident (indicatief) • Multidisciplinaire incidenten met eenhoofdige operationele aansturing die ter plaatse worden bestreden. • Multidisciplinaire coördinatie op operationele processen van incidentbestrijding vanuit het brongebied. • Wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 1 af te kondigen. Leiding & coördinatie • Leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI. • OvD’s sturen hun eenheden aan. • alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg.

Bevoegdheid instellen GRIP Opschalen naar GRIP 1 • Leidinggevende functionarissen op officiersniveau van brandweer, politie, geneeskundig, bevolkingszorg en water- en scheepvaartzorg die zijn gealarmeerd voor of ingezet bij het incident. • CaCo

18

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Bevoegdheid instellen GRIP Afschalen vanuit GRIP 1 • Leider CoPI

Kernbezetting GMK GMK • CaCo • Centralisten

Kernbezetting CoPI Leiding • Leider CoPI Brandweerzorg • OvD Brandweerzorg Geneeskundige zorg • OvD Geneeskundige zorg Politiezorg • OvD Politiezorg Bevolkingszorg • OvD Bevolkingszorg Crisiscommunicatie • Voorlichtingsfunctionaris CoPI Informatiemanagement • Informatiemanager CoPI • Plotter CoPI Facultatief Water- en Scheepvaartzorg • Liaison Waterschap • OvD Water- en S cheepvaartzorg

Openbaar Ministerie • Officier van Justitie Overigen • AGS, veiligheidsfunctionaris, liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners, (externe) deskundigen, bedrijfsspecialist, enz.

Opkomst Locatie • Incidentterrein (hiervan kan afgeweken worden) Tijd • < 30 minuten

Taak Het CoPI kent (globaal) drie hoofdtaken: 1 Bepalen van de situatie op de plaats incident en de ontwikkelingen daarin (o.a. bekrachtigen GRIP 1, beeld en oordeelsvorming incident, bepalen welke operationele processen aan de orde zijn en welke eenheden in te zetten, afbakenen brongebied, scenariodenken korte termijn (< 4 uur)); 2 Leidinggeven aan de operationele bestrijding in het brongebied (o.a. bepalen van de aanpak van een gecoördineerde incidentbestrijding en hulpverlening aan slachtof- fers gericht op het voorkomen en beperken van slachtoffers op de plaats incident, leidinggeven aan deelnemende disciplines en het aanvragen van personele en materiële bijstand van buiten de regio, informeren van de op het incident- of rampterrein opererende eenheden); 3 Organiseren van het CoPI (o.a. afspreken van de vergadercyclus, regelen van aflossing).

Alarmeren • De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd. • Alarmeren van de facultatieve leden CoPI gebeurt in opdracht van de leider CoPI door de GMK. • De burgemeester van de betrokken gemeente wordt via zijn of haar AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling naar GRIP 1 of afschaling naar GRIP 0.

Informatiemanagement In GRIP 1 is de informatiemanager CoPI verantwoordelijk voor het multidisciplinaire totaalbeeld van het incident, dat is gebaseerd op het startbeeld van de GMK. De leider CoPI en de OvD’s leveren en ont- vangen van de informatiemanager CoPI relevante multidisciplinaire informatie. De operationele diensten en bevolkingszorg zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. Het totaalbeeld en het eigen beeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijker- wijs mogelijk is, geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen (voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden).

5.2

19

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

5.2

Informatiemanagement De volgende informatielijnen worden gebruikt: • De OvD-B informeert de Hoofdofficier van Dienst (HOvD), die informeert vervolgens de Regionaal Commandant van Dienst (RCvD); • De OvD-G informeert het hoofd sectie geneeskundige zorg, die informeert vervolgens de directeur publieke gezondheidszorg; • De OvD-P informeert de leidinggevende van politie, die informeert vervolgens de korpsleiding; • De OvD-Bz informeert de burgemeester van de betrokken gemeente; • De CaCo informeert de informatiemanager CoPI.

Crisiscommunicatie De voorlichtingsfunctionaris adviseert het CoPI over het proces crisiscommunicatie en geeft hier invulling aan. Indien extra (crisis)communicatie inspanningen noodzakelijk zijn, kan men via de lokale AOV een beroep doen op het piketteam crisiscommunicatie. Afhankelijk van de invulling en omvang van het proces crisiscommunicatie kunnen de leden van het piketteam, op aangeven van voorlichtings- functionaris ingezet worden. Indien aanvullend aan het piketteam crisiscommunicatie ook het actiecen- trum crisiscommunicatie geactiveerd wordt, is dit aanleiding om op te schalen naar GRIP 2 of hoger.

Bijzonderheden Bij de alarmering van een CoPI worden gelijktijdig de verbindingscommandowagen en het commandovoertuig samen met het bedienend personeel van de brandweer gealarmeerd. Deze eenheden zijn mobiel en bevatten de vergaderfaciliteiten op locatie.

TER PLAATSE

CoPI• Leider CoPI

• OvD Brandweerzorg• OvD Geneeskundige zorg• OvD Politiezorg • OvD Bevolkingszorg• Voorlichtingsfunctionaris CoPI• Informatiemanager CoPI• Plotter CoPI

• Liaison waterschap• OvD Water- en scheepvaartzorg• Officier van Justitie• AGS, veiligheidsfunctionaris• Liaison(s) publiek/private organisatie c.q. crisispartners, (externe) deskundigen, bedrijfsspecialist, enz.

Eenheden Brandweer, Geneeskundig, Politie, Bevolkingszorg en eventuele externe partners

Organisatieschema GRIP 1

20

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

5.3 GRIP 2

Algemene beschrijvingAls een incident een duidelijke uitstraling heeft naar de omgeving, dus ook effecten buiten de plaats inci-dent heeft, wordt naast een CoPI ook een ROT ingesteld (indicatief). De regionaal operationeel leider is eindverantwoordelijk voor de operationele bestrijding van een ramp of crisis en geeft als zodanig kaders aan waarbinnen de leider CoPI zelfstandig opereert. De regionaal operationeel leider vertaalt beleids-beslissingen in samenhangende uitvoeringsopdrachten en draagt zorg voor een gecoördineerde uitvoering van de rampenbestrijding en crisisbeheersing door deelnemende organisaties en disciplines. Nadruk ligt op het sturen van de tactische processen met betrekking tot het effectgebied en het coördineren van de informatievoorziening voor de bevolking en het bestuur.

Bron- en effectgebiedBij de taakverdeling van CoPI en ROT dient (uitzonderingen zijn mogelijk) onderscheid gemaakt te wor-den tussen het bron- en effectgebied. CoPI en ROT dienen hierover overeenstemming te bereiken. Het CoPI is verantwoordelijk voor het brongebied, het ROT voor het effectgebied. Onder brongebied wordt verstaan: het gebied waar alles, waaronder het betrokken object, zich bevindt dat te maken heeft met de directe incidentbestrijding en is de daarmee het ‘werkveld’ van de hulpverleningsdiensten. We spreken van een effectgebied indien een incident effecten heeft naar de omgeving en deze van een zodanige aard en omvang zijn, dat sprake is van een bedreigende situatie voor de bevolking (bijvoor-beeld het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, instorting van gebouwen, stroomuitval). Wanneer sprake is van een crisis zonder duidelijke aanwijsbare plaats incident, kan een ROT (zonder CoPI) worden ingesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij grootschalige en langdurige stroomstoring.

Samenstelling ROTHet ROT staat onder leiding van een regionaal operationeel leider. Deze functie kan niet gecombineerd worden met een andere functie binnen of buiten het ROT. De regionaal operationeel leider is ontkleurd, wat wil zeggen dat uit de taakuitvoering blijkt dat deze in het belang van alle afzonderlijke diensten handelt. Het ROT wordt naast de regionaal operationeel leider gevormd door de stafsecties brandweer-zorg, geneeskundige zorg, politiezorg, bevolkingszorg, sectie informatiemanagement, sectie resource management, een liaison defensie en ondersteunende functies. Een stafsectie bestaat uit minimaal twee functionarissen: een algemeen commandant, die aan de vergaderingen van het ROT deelneemt en een sectiemedewerker, die de sectie bemant. Daar waar nodig kan het ROT worden aangevuld met een algemeen commandant t.b.v. water- en scheepvaartzorg, liaisons van externe partners (o.a. nutsbe-drijven) of functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben. Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK hierover te worden geïnformeerd.

KenmerkenReikwijdte incident (indicatief) • Omvangrijke incidentbestrijding, waarbij: - Er sprake is van een effectgebied waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen en de meetplanorganisatie6 wordt opgestart; - Er effecten in bredere zin van het woord bestaan waarbij behoefte is aan intensieve communicatie naar de bevol- king (bijvoorbeeld bij langdurige stroomuitval) of - Het ROT taken van het CoPI moet overnemen - Het ROT meerdere CoPI’s inzet; - Multidisciplinaire logistieke ondersteuning noodzakelijk is. • In situaties waarbij er sprake is van effectgebied zonder brongebied binnen de veiligheidsregio (bijvoorbeeld ‘een ramp op afstand’) • Wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 2 af te kondigen

Leiding & coördinatie • Leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI • OvD’s sturen hun eenheden aan en zijn zelfsturend binnen de door de algemeen commandanten aangegeven operatio- nele kaders

5.3

6 De meetplanorganisatie adviseert CoPI en ROT over te ondernemen acties in effectgebied bij vrijkomen van gevaarlijke stoffen.

21

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Leiding & coördinatie • Regionaal operationeel leider stuurt de leider CoPI aan, de leider CoPI is zelfsturend binnen de operationele kaders die worden aangegeven door de regionaal operationeel leider • Regionaal operationeel leider geeft leiding aan de ROT-leden • Algemeen commandanten geven leiding aan hun secties • Informatiemanager ROT stuurt de sectiemedewerker(s) informatiemanagement, plotter(s) en ondersteunende functies aan • Alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg

Bevoegdheid instellen GRIPOpschalen naar GRIP 2 • Leidinggevende functionarissen op officiersniveau van brandweer, geneeskundig, politie, bevolkingszorg en water- en scheepvaartzorg die zijn gealarmeerd voor of ingezet bij het incident. • Leider CoPI • Als de meetplanorganisatie van de regionale waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD) wordt opgestart, geldt automatisch opschaling naar GRIP 2. • CaCoAfschalen vanuit GRIP 2 • Regionaal operationeel leider, na overleg met de leider CoPI.

Kernbezetting GMKGMK • CaCo • Centralisten

5.3

Kernbezetting CoPI ROTLeiding • Leider CoPI • Regionaal operationeel leiderBrandweerzorg • OvD Brandweerzorg • AC Brandweerzorg Geneeskundige zorg • OvD Geneeskundige zorg • AC Geneeskundige zorg Politiezorg • OvD Politiezorg • AC Politiezorg Bevolkingszorg • OvD Bevolkingszorg • AC Bevolkingszorg Crisiscommunicatie • Voorlichtingsfunctionaris CoPI • Communicatieadviseur ROTDefensie • Liaison DefensieInformatiemanagement • Informatiemanager CoPI • Informatiemanager ROT • Plotter CoPI • Informatiecoördinator ROT • Plotter ROTResourcemanagement • Hoofd resource management

FacultatiefWater- en scheepvaartzorg • Liaison Waterschap • Liaison Waterschap • OvD Water- en scheepvaartzorg • AC Water- en scheepvaartzorgOpenbaar Ministerie • Officier van Justitie • Rechercheofficier van JustitieRijksheren / overigen • Liaison(s) van publiek/private • Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners en organisatie c.q. crisispartners en (externe) deskundigen (externe) deskundigen, Rijksheren7

Opkomst CoPI ROTLocatie • Incidentterrein (hiervan kan • RCC Veiligheidsregio Midden- en afgeweken worden, ook GRIP 2 West-Brabant: Ringbaanwest 232 zonder CoPI is mogelijk) te TilburgTijd • Kernbezetting < 30 minuten • Kernbezetting < 45 minuten met uitzondering van: - informatiemanager ROT < 30 min. - communicatieadv. ROT < 30 min. • Stafsecties: < 60 min. • Sectie infomanagement: < 40 min. • Hoofd communicatie sectie bevolkingszorg < 30 min.

7 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd.

22

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

TaakVanaf GRIP 2 voert het CoPI, naast de taken uit een GRIP 1-situatie, - indicatief - de volgende taken uit:• Bij het ROT aanvragen van personeel, (bijzonder) materieel en bijstandspotentieel buiten de regio;• Het adviseren van het ROT en het met het ROT afstemmen van bron- en effectgebied;• Het verstrekken van informatie over de rampenbestrijding en crisisbeheersing aan het ROT.

Het ROT kent (globaal) vijf hoofdtaken: 1 Bepalen van de situatie in het effectgebied en de ontwikkelingen daarin (o.a. bekrachtigen van GRIP 2, beeld- en oordeelsvorming over het afbakenen van het effectgebied, de impact van het incident, bepalen van rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsprocessen, scenariodenken middellange termijn (4-12 uur));2 Invulling geven aan de eigen verantwoordelijkheid voor de operationele bestrijding in het effectgebied (o.a. kaders stellen voor de aanpak van een gecoördineerde hulpverlening en afstemming met crisispartners, zorg dragen voor een juiste voorlichting over de operationele aanpak van het incident aan bevolking, media en interne organisatie, het plannen en aanvragen van bijstandspotentieel, periodiek informeren van bestuurlijke autoriteiten, bijvoorbeeld CdK, NCC, omliggende gemeenten, opstellen van een plan van aanpak voor de nafase);3 Operationele kaders geven aan de Leider CoPI (o.a. het in afstemming met CoPI coördineren van de aanpak in het bron- en effectgebied, op verzoek van leider CoPI ondersteunen van het CoPI);4 Organiseren van het ROT (o.a. afspreken van de vergadercyclus en regelen aflossing);5 Adviseren van het GBT of RBT.

Alarmeren• De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd. • Alarmeren van de facultatieve leden ROT gebeurt in opdracht van de ROL door de leden ROT, leden secties ROT en/of de GMK.• De burgemeester van de betrokken gemeente en de voorzitter van de veiligheidsregio worden via hun AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling naar GRIP 2 of afschaling naar GRIP 1.

InformatiemanagementVanaf GRIP 2 is de Informatiemanager ROT verantwoordelijk voor het multidisciplinair totaalbeeld. Het CoPI, de operationele diensten, bevolkingszorg en de eventueel aanwezige betrokken externe partners/overheden zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. De OvD’s en de Leider CoPI leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de Informa-tiemanager CoPI. De Informatiemanager CoPI en sectiemedewerkers informatiemanagement leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de informatiemanager ROT.

Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijker-wijs mogelijk is geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen, voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden. Gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk ge-verifieerd.

De volgende informatielijnen worden gebruikt:• OvD’s gebruiken hun eigen monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 1.• De Leider CoPI informeert de ROL;• De ROL informeert en adviseert de burgemeester van de betrokken gemeente;• De AC’s gebruiken hun monodisciplinaire informatielijnen, waarbij: - De AC Brandweerzorg informeert de regionaal brandweercommandant; - De AC Geneeskundige zorg informeert de directeur publieke gezondheid; - De AC Politiezorg informeert het korpspiket van politie en de Officier van Justitie; - De AC Bevolkingszorg informeert de voorzitter hoofden takenorganisatie van de betrokken gemeente;• De Informatiemanager CoPI informeert de Informatiemanager ROT;• De Informatiemanager ROT informeert het NCC en LOCC.

5.3

23

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

5.3

CrisiscommunicatieDoor de AC-Bz wordt invulling gegeven aan het proces crisiscommunicatie. Relevante informatie, strategie en proces wordt afgestemd en uitgewisseld met de voorlichtingsfunc-tionaris in het CoPI. De communicatieadviseur ROT neemt zitting in ROT en ondersteunt hierbij de AC-Bz. Ondersteuning van het proces communicatie wordt gegeven door de liaison ROT. Indien relevant stemt de communicatieadviseur ROT de communicatieboodschap en –strategie af met de persofficier van het Openbaar Ministerie.

Bijzonderheden• Afhankelijk van de aard en de wijze waarop de ramp of crisis zich ontwikkelt, kunnen meerdere CoPI’s worden ingericht, waarbij het ROT als coördinerend onderdeel fungeert. Worden meerdere CoPI’s ingezet, dan is dus altijd sprake van een GRIP 2.• Het OM kan naar aanleiding van het scenario bepalen een liaison af te vaardigen naar het ROT, het is echter meer voorstelbaar dat het OM aansluit bij de sectie politiezorg.

TER PLAATSE

CoPI (’s)

Eenheden

ROT• Regionaal operationeel leider

• AC brandweerzorg• AC geneeskundige zorg• AC politiezorg• AC bevolkingszorg• Communicatieadviseur ROT• Liaison Defensie

• Liaison Waterschap• AC water- en scheepvaartzorg• Rechercheofficier van Justitie• Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. Crisispartners en (externe) deskundigen, rijksheren

Sectie Informatievoorzieninginformatiemanager, informatiecoördinator, plotter

Sectie Resourcemanagementhoofd resourcemanagement

StafsectieBrandweerzorg

Stafsectie Geneeskundige

zorg

StafsectiePolitiezorg

StafsectieBevolkings-

zorg

LiaisonDefensie Overigen

RCC

Organisatieschema GRIP 2

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

24

5.4 GRIP 3

Algemene beschrijvingAls bij de bestrijding van een ramp op crisis (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact en/of besluitvorming is vereist, schaalt de burgemeester op naar GRIP 3 (indicatief). Indien (tijdige) afstemming met de burgemeester niet mogelijk is, kunnen de (operationeel) leidinggevenden van brandweer, geneeskundige zorg, politie, bevolkingszorg en water- en scheepvaartzorg na onderling overleg ook besluiten tot opschaling. In die gevallen bekrachtigt de burgemeester achteraf. In een GRIP 3 situatie is het incident van een dermate grote omvang, of bestaat ernstige vrees voor het ontstaan ervan, dat de gevolgen voor de samenleving ingrijpend zijn. In deze fase is naast operationele en tactische ook eenhoofdige strategische aansturing noodzakelijk. Hiertoe wordt het GBT bijeen geroepen. Het ROT ondersteunt en adviseert het GBT. Het GBT onder- steund de burgemeester. De operationele leiding over de uitvoering van de rampenbestrijding en crisisbeheersing ligt ook nu bij de regionaal operationeel leider.

Samenstelling GBTDe burgemeester van de betrokken gemeente is voorzitter van het GBT. Het GBT ondersteunt de burgemeester bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing en bestaat uit de ROL, de Hoofdofficier van Justitie, voorzitter van het waterschap (indien een water gerelateerd incident) de strategisch adviseurs brandweerzorg, politiezorg, en bevolkingszorg (d.w.z. de regionaal brandweercommandant, de dis-trictschef politie, directeur publieke gezondheid, gemeentesecretaris van de getroffen gemeente of hun vervangers). Aan het GBT worden ook een strategisch communicatieadviseur, een informatiecoördi-nator en een bestuurlijk adviseur toegevoegd. Daar waar nodig kan het GBT worden aangevuld met liaisons van externe partners of functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben. Indien een Rijksheer een rol vervult in het GBT dan dient de CdK te worden geïnformeerd.

BurgemeesterDe bevoegdheden van de burgemeester (zoals zijn bevelsbevoegdheid en noodverordeningbevoegd-heid) zijn in de Gemeentewet (artikelen 172, 175 en 176) en de Wet Veiligheidsregio’s (artikelen 2 t/m 7) beschreven. Tijdens en na afloop van het incident is de burgemeester tevens verantwoordelijk voor informatie-voorziening aan de bevolking en de in zijn gemeente bij de rampenbestrijding en crisisbe-heersing betrokken personen. Na een incident legt hij verantwoording af aan de gemeenteraad.

KenmerkenReikwijdte incident (indicatief) Omvangrijke multidisciplinaire incidenten met bestuurlijke impact. De redenen voor opschaling naar GRIP 3 zijn: • (naar verwachting) sprake van maatschappelijke en politiek- bestuurlijke impact, veelal met veel belangstelling van de media; • strategische besluitvorming op bestuurlijk niveau noodzakelijk; • de burgemeester behoeft gevraagd (en ongevraagd) ondersteuning van een strategische staf; • wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 3 af te kondigen.

Leiding & coördinatie • De leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI. • De OvD’s sturen hun eenheden aan. De OvD’s zijn zelfsturend binnen de door de AC’s aangegeven operationele kaders. • De regionaal operationeel leider stuurt de leider CoPI aan. De leider CoPI is zelfsturend binnen de operationele kaders die worden aangegeven door de regionaal operationeel leider. • De regionaal operationeel leider geeft leiding aan de leden van het ROT. • De AC’s geven leiding aan hun secties. • De burgemeester bepaalt het beleid en laat zich hierbij ondersteunen door het GBT. • De burgemeester stuurt de regionaal operationeel leider aan. De regionaal operationeel leider is zelfsturend binnen de kaders die door de burgemeester worden aangeven. • Alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg.

5.4

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

25

Bevoegdheid instellen GRIPOpschalen naar GRIP 3 • De burgemeester van de gemeente waar het incident plaatsvindt schaalt op naar GRIP 3, eventueel na advies van de vaste leden van het GBT. • De CaCo van de meldkamer mag bij de vastgestelde starttriggers GRIP 3 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de regionaal operationeel leider. Het formele besluit voor GRIP 3 moet achteraf door de bevoegd burgemeester bekrachtigd worden.

Afschalen vanuit GRIP 3 • De burgemeester besluit tot bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het GBT.

Kernbezetting GMKGMK • CaCo • Centralisten

5.4

Kernbezetting CoPI ROT GBTLeiding • Leider CoPI • Regionaal • Burgemeester operationeel leider ROT • Regionaal operationeel leiderBrandweerzorg • OvD Brandweerzorg • AC Brandweerzorg • Strategisch adviseur Brandweerzorg Geneeskundige zorg • OvD • AC Geneeskundige zorg • Strategisch adviseur Geneeskundige zorg Geneeskundige zorg Politiezorg • OvD Politiezorg • AC Politiezorg • Strategisch adviseur PolitiezorgBevolkingszorg • OvD Bevolkingszorg • AC Bevolkingszorg • Strategisch adviseur Bevolkingszorg8 Water- en • Voorzitter waterschapscheepvaartzorg Openbaar Ministerie • (hoofd)Officier van JustitieCrisiscommunicatie • Voorlichtings- • Communicatie-adviseur • Strategisch functionaris CoPI ROT communicatieadviseurDefensie • liaison defensie Informatie-management • Informatie-manager • Informatiemanager ROT • Informatiecoördinator CoPI • Informatiecoördinator ROT GBT • Plotter CoPI • Plotter ROT Resource-management • Hoofd resource • Bestuurlijk adviseur9

management • Verslaglegger10

FacultatiefWater- en • Liaison waterschap • Liaison waterschap • Strategisch adviseurscheepvaartzorg • OvD Water- en • AC Water- en Water- en scheepvaartzorg scheepvaartzorg scheepvaartzorg Openbaar Ministerie • Officier van Justitie • Rechercheofficier van Justitie Provincie • Strategisch adviseur provincieRijksheren / overigen • Liaison(s) van • Liaison(s) van • Liaison(s) van publiek/private publiek/private publiek/private organisatie c.q. organisatie c.q. organisatie c.q. crisispartners en crisispartners en crisispartners en (externe) deskundigen (externe) deskundigen, (externe) deskundigen, Rijksheren11 Rijksheren12

26

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

OpkomstLocatie • Incidentterrein • RCC Veiligheidsregio • Gemeentehuis (hiervan kan worden Midden- en West-Brabant: betrokken gemeente afgeweken) Ringbaanwest 232 - Tilburg Tijd • Kernbezetting • Kernbezetting • Kernbezetting < 30 minuten < 45 minuten < 60 minuten met uitzondering van informatiemanager en communicatieadv. ROT < 30 minuten • Stafsecties: < 60 minuten • Sectie info.management: < 40 minuten • Hoofd communicatie sectie bevolkingszorg < 30 minuten

TaakVanaf GRIP 3 heeft het CoPI dezelfde taken als die bij GRIP 2. Naast de taken die bij GRIP 2 behoren, ondersteunt het ROT het GBT bij het wegnemen van maatschappelijke onrust door te voorzien in een goede en eenduidige informatievoorziening aan bevolking en zorgt het ROT ervoor dat bestuurders over de juiste informatie beschikken.

GBTDe burgemeester neemt de beslissingen, de GBT-leden ondersteunen en adviseren de burgemeester hierbij. Het GBT kent (globaal) drie hoofdtaken:

1 Benoemen en afwegen van de bestuurlijke en maatschappelijke impact van het incident (o.a. bekrachtigen GRIP 3, algemene beeld- en oordeelsvorming, op bestuurlijk niveau contact leggen met de juiste crisispartners, scenariodenken lange termijn (> 12 uur)).2 Adviseren van de burgemeester over invulling geven van de eigen verantwoordelijkheid voor de bestuurlijke en maatschappelijke aspecten van het incident, waaronder:• bepalen van voorlichtingsstrategie en handelingsperspectieven voor de bevolking en media;• beslissen over het waarschuwen van de bevolking;• uitvaardigen van noodbevelen of noodverordeningen;• besluiten tot evacuatie;• bepalen van bestuurlijke kaders voor de bevolkingszorg;• opstellen van een plan van aanpak voor de nafase;• formeel aanvragen van bijstand;3 Bestuurlijke kaders geven aan de regionaal operationeel leider.

Alarmeren• De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd (dit kan geschieden in twee fasen: de GMK alarmeert een verantwoordelijk functionaris van het betreffende organisatieonderdeel, welke op zijn/ haar beurt zorg draagt voor alarmering van de noodzakelijke functionarissen binnen die betreffende kolom).• Alarmeren van de facultatieve leden GBT gebeurt in opdracht van de burgemeester door de GMK.• De voorzitter van de veiligheidsregio wordt via zijn of haar AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling naar GRIP 3 of afschaling naar GRIP 2.

5.4

8 De functie van strategisch adviseur bevolkingszorg wordt ingevuld door de gemeentesecretaris of diens vervanger.9 De functie van bestuurlijk adviseur wordt ingevuld door een functionaris van de betreffende gemeente.10 De functie van verslaglegger wordt ingevuld door een functionaris van de betreffende gemeente.11 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd.12 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd.

27

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

InformatiemanagementVanaf GRIP 2 is de Informatiemanager ROT verantwoordelijk voor het multidisciplinair totaalbeeld. Het CoPI, de operationele diensten, bevolkingszorg, het GBT en de eventueel aanwezige externe partners/overheden zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. De OvD’s en de leider CoPI leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de informa-tiemanager CoPI. De informatiemanager CoPI, hoofden informatiemanagement binnen de secties en de informatiecoördinator GBT, leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de informatiemanager ROT.

Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijker-wijs mogelijk is geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen, voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden. Gegevens wor-den nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk geverifieerd.

De volgende informatielijnen worden gebruikt:• OvD’s gebruiken hun eigen monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 1• De leider CoPI informeert de regionaal operationeel leider• De ROL informeert en adviseert de burgemeester van de betrokken gemeente• De algemeen commandanten (AC’s) gebruiken hun monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 2• De Informatiemanager CoPI en Informatiecoördinator GBT informeren de Informatiemanager ROT• De Informatiemanager ROT informeert het NCC en het LOCC• De burgemeester draagt zorg voor het informeren van de bevolking, de CdK en zo nodig de Minister van V&J of andere betrokken ministers, burgemeesters van buurgemeenten, externe partners en overheden

CrisiscommunicatieDe communicatieadviseur GBT neemt zitting in het overleg en adviseert de voorzitter en leden van het GBT. De communicatieadviseur GBT ontvangt en deelt (inhoudelijke) informatie met de (liaison) com-municatieadviseur in het ROT via de liaison van de taakorganisatie en desgevraagd het lokale hoofd crisiscommunicatie.

5.4

28

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

TER PLAATSE

CoPI (’s)

Eenheden

Sectie Informatievoorziening Sectie Resourcemanagement

StafsectieBrandweerzorg

Stafsectie Geneeskundige

zorg

StafsectiePolitiezorg

StafsectieBevolkings-

zorg

LiaisonDefensie Overigen

RCC ROT

GBT• Regionaal operationeel leider• Strategisch adviseur Brandweerzorg• Strategisch adviseur Politiezorg• Strategisch adviseur Geneeskundige zorg• Strategisch adviseur Bevolkingszorg• Voorzitter waterschap• (hoofd)Officier van Justitie• Strategisch communicatieadviseur• Informatiecoördinator GBT• Bestuurlijk adviseur• Verslaglegger• Strategisch adviseur Water- en scheepvaartzorg• Strategisch adviseur Provincie• Liaison(s) van publiek/private oranisatie c.q. Crisispartners en (externe) deskundigen, Rijksheren

BURGEMEESTERGEMEENTEHUIS

Organisatieschema GRIP 3

29

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

5.5 GRIP 4

Algemene beschrijvingAls bij de bestrijding van een ramp op crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact en/of besluitvorming is vereist, zal worden opgeschaald naar GRIP 4. Een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis is een gebeurtenis of situatie die meer dan één gemeente treft respectievelijk gevolgen heeft voor meer dan één gemeente en daarom maatregelen vraagt die zich niet tot het grond-gebied van één gemeente beperken. Deze opschaling vindt uitsluitend op bestuurlijk niveau plaats en voorziet in de afstemming tussen de verschillende gemeenten en eventuele externe overheden en part-ners. In deze fase wordt naast het CoPI en ROT opgeschaald naar een RBT dat op bestuurlijk niveau strategische beslissingen neemt (alleen de voorzitter van de veiligheidsregio neemt beslissingen) ten aanzien van de bestrijding van het incident. In een GRIP 4 situatie bestaan geen GBT’s meer. Samenstelling RBTDe samenstelling van het RBT is vastgelegd in de Wet Veiligheidsregio’s en bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis en de (Hoofd)Officier van Justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het RBT. Voor de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gekozen ook de strategisch adviseurs van de brandweer, geneeskundige zorg, politie en bevolkingszorg (d.w.z. regionaal brandweercommandant, directeur publieke gezondheid, politiechef regionale eenheid en gemeentesecretaris uit de gemeente waar de voorzitter veiligheidsregio uit afkomstig is) te laten plaats nemen in het RBT. Het RBT wordt ondersteund door de informatiecoördinator RBT. Vanuit bevolkingszorg wordt een strategisch communi-catieadviseur toegevoegd. De directeur veiligheidsregio sluit aan en onderhoud de externe contacten op landelijk niveau. Afhankelijk van de aard van het incident kunnen aan het RBT op ad hoc basis externe deskundigen worden toegevoegd, zoals diverse rijksheren (o.a. landelijke inspecteurs van bijvoorbeeld RWS, VROM of LNV) of directeuren van nutsbedrijven.

Voorzitter Veiligheidsregio Midden- en West-BrabantDe voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant neemt bij een GRIP 4 het opperbevel over van de lokale burgemeesters en heeft daarmee het gezag over de brandweer, politie en ge-neeskundige hulpverlening13. De voorzitter van de veiligheidsregio zit het RBT voor en draagt zorg voor het informeren van de CdK en de Minister van V&J. In principe neemt de voorzitter geen beslui-ten zonder het RBT daarover te raadplegen. Een betrokken burgemeester kan schriftelijk bezwaar doen aantekenen indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt. Na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis brengt de voorzitter van de veiligheidsregio, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters, schriftelijk verslag uit aan de raden van de getroffen gemeenten.

KenmerkenReikwijdte incident (indicatief) De fase GRIP 4 wordt gekenmerkt door: • omvangrijke multidisciplinaire incidenten van meer dan plaatselijke betekenis; • de noodzaak tot het nemen van strategische beslissingen op bovengemeentelijk niveau voor de effecten van de bestrijding van het incident; • strategische leiding door de voorzitter veiligheidsregio; • bestuurlijke coördinatie vanuit regionaal beleidsteam voor meerdere gemeenten; • wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 4 af te kondigen;

Leiding & coördinatie • de leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI; • de OvD’s sturen hun eenheden aan. De OvD’s zijn zelf- sturend binnen de door de AC’s aangegeven operationele kaders;

5.5

30

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Leiding & coördinatie • de regionaal operationeel leider stuurt de Leider CoPI aan. De leider CoPI is zelfsturend binnen de operationele kaders die worden aangegeven door de regionaal operationeel leider; • de regionaal operationeel leider geeft leiding aan leden van het ROT; • de AC’s geven leiding aan hun secties; • de voorzitter van de veiligheidsregio bepaald het beleid en laat zich hierbij ondersteunen door het RBT; • de voorzitter van de veiligheidsregio geeft leiding aan het RBT; • de voorzitter van de veiligheidsregio stuurt de regionaal operationeel leider aan. De regionaal operationeel leider is zelfsturend binnen de kaders die door de burgemeester worden; • alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg.

Bevoegdheid instellen GRIPOpschalen naar GRIP 4 • De voorzitter van de veiligheidsregio schaalt op naar GRIP 4, al dan niet op verzoek van één van de betrokken burgemeesters of op advies van een van de vaste leden van de RBT. • De CaCo mag bij vastgestelde starttriggers GRIP 4 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de regionaal operationeel leider. Het formele besluit voor GRIP 4 moet achteraf door de voorzitter van de veiligheidsregio bekrachtigd worden.

Afschalen vanuit GRIP 4 • De voorzitter van de veiligheidsregio besluit tot afschaling naar GRIP 3 of bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het RBT.

Kernbezetting GMKGMK • CaCo • centralisten

5.5

Kernbezetting CoPI ROT RBTLeiding • Leider CoPI • Regionaal • Voorzitter operationeel leider veiligheidsregio14

Aansluitende bestuurders • Burgemeesters betrokken gemeentenROT • Regionaal operationeel leiderBrandweerzorg • OvD Brandweerzorg • AC brandweerzorg • Strategisch adviseur Brandweerzorg Geneeskundige zorg • OvD Geneeskundige • AC geneeskundige zorg • Strategisch adviseur zorg Geneeskundige zorg Politiezorg • OvD Politiezorg • AC politiezorg • Strategisch adviseur PolitiezorgBevolkingszorg • OvD Bevolkingszorg • AC bevolkingszorg • Strategisch adviseur Bevolkingszorg15 Water- en scheepvaartzorg • Voorzitter WaterschapOpenbaar Ministerie • (hoofd)Officier van Justitie

13 Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen conform een vooraf opgesteld vervangingsschema.14 Indien de voorzitter van de veiligheidsregio niet in de gelegenheid is de functie van voorzitter RBT te vervullen, wordt deze functie ingevuld op basis van een van te voren opgesteld vervangingsschema.15 De functie van strategisch adviseur bevolkingszorg wordt ingevuld door de gemeentesecretaris of diens vervanger uit de gemeente waar de voorzitter RBT uit afkomstig is.

31

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Crisiscommunicatie • Voorlichtings- • Communicatie-adviseur • Strategisch functionaris CoPI ROT communicatieadviseurDefensie • Liaison Defensie Informatie-management • Informatie-manager • Informatiemanager ROT • Informatiecoördinator CoPI • Informatiecoördinator ROT RBT • Plotter CoPI • Plotter ROT Resource-management • Hoofd resource • Bestuurlijk adviseur16

management • Verslaglegger17

FacultatiefWater- en • Liaison Waterschap • Liaison Waterschap • Strategisch adviseurscheepvaartzorg • OvD Water- en • AC Water- en Water- en scheepvaartzorg scheepvaartzorg scheepvaartzorgOpenbaar Ministerie • Officier van Justitie • Rechercheofficier van Justitie Provincie • Strategisch adviseur provincieRijksheren / overigen • Liaison(s) van • Liaison(s) van • Liaison(s) van publiek/private publiek/private publiek/private organisatie c.q. organisatie c.q. organisatie c.q. crisispartners en crisispartners en crisispartners en (externe) deskundigen (externe) deskundigen, (externe) deskundigen, Rijksheren18 Rijksheren19

Opkomst CoPI ROT RBTLocatie • Incidentterrein • RCC Veiligheidsregio • RBT Veiligheidsregio (hiervan kan worden Midden- en West-Brabant: Midden- en West-Brabant: afgeweken) Ringbaanwest 232 Ringbaanwest 232 Tilburg TilburgTijd • Kernbezetting • Kernbezetting • Kernbezetting < 30 minuten < 45 minuten < 60 minuten met uitzondering van informatiemanager en communicatieadv. ROT < 30 minuten • Stafsecties: < 60 minuten • Sectie info.management: < 40 minuten • Hoofd communicatie sectie bevolkingszorg < 30 minuten

5.5

Taak Het CoPI heeft dezelfde taken als die bij GRIP 2. Naast de taken die bij GRIP 2 behoren, ondersteunt het ROT het RBT bij het wegnemen van maatschappelijke onrust door te voorzien in een goede en eenduidige informatievoorziening aan bevolking en zorgt zij ervoor dat bestuurders over de juiste informatie beschikken.

RBTDe voorzitter veiligheidsregio neemt de beslissingen op strategisch niveau; de RBT-leden adviseren de voorzitter hierbij. Het RBT kent de volgende hoofdtaken:1 Benoemen en afwegen van de bestuurlijke en maatschappelijke impact van het incident (o.a. bekrachtigen GRIP 4, algemene beeld- en oordeelsvorming, op bestuurlijk niveau contact leggen met de juiste crisispartners, scenariodenken lange termijn (> 12 uur)).

16 De functie van bestuurlijk adviseur wordt ingevuld door een functionaris van de gemeente waar de voorzitter RBT uit afkomstig is.17 De functie van verslaglegger wordt ingevuld door een functionaris van de gemeente waar de voorzitter RBT uit afkomstig is.18 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd.19 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd.

32

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

2 Adviseren van de voorzitter veiligheidsregio over invulling geven aan de eigen verantwoordelijkheid voor de bestuurlijke en maatschappelijke aspecten van het incident, waaronder: • bepalen van voorlichtingsstrategie en handelingsperspectieven voor de bevolking en media; • beslissen over het waarschuwen van de bevolking; • uitvaardigen van noodbevelen of noodverordeningen • besluiten tot evacuatie; • bepalen van bestuurlijke kaders voor de bevolkingszorg; • opstellen van een plan van aanpak voor de nafase; • formeel aanvragen van bijstand.3 Bestuurlijke kaders geven aan de regionaal operationeel leider.4 Coördineren en zorg dragen voor een uniforme uitvoering van de informatie- en communicatiestrategie.

Alarmeren• De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd (dit kan geschieden in twee fasen: de GMK alarmeert een verantwoordelijk functionaris van het betreffende organisatieonderdeel, welke op zijn/ haar beurt zorg draagt voor alarmering van de noodzakelijke functionarissen binnen die betreffende kolom)• Alarmeren van de facultatieve leden RBT gebeurt in opdracht van de voorzitter door de GMK

InformatiemanagementVanaf GRIP 2 is de informatiemanager ROT verantwoordelijk voor het multidisciplinair totaalbeeld.Het CoPI, de operationele diensten, bevolkingszorg, het RBT en de eventueel aanwezige externe partners/overheden zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. De OvD’s en de leider CoPI leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de informa-tiemanager CoPI. De informatiemanager CoPI, hoofden informatiemanagement binnen de secties en de informatiecoördinator RBT, leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de informatiemanager ROT.

Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijker-wijs mogelijk is geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen, voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden. Gegevens wor-den nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk geverifieerd. De volgende informatielijnen worden gebruikt:• OvD’s gebruiken hun eigen monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 1• De leider CoPI informeert de regionaal operationeel leider• De ROL informeert en adviseert de burgemeester van de betrokken gemeente• De algemeen commandanten (AC’s) gebruiken hun monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 2• De Informatiemanager CoPI en Informatiecoördinator RBT informeren de Informatiemanager ROT• De Informatiemanager ROT informeert het NCC en het LOCC• De burgemeester draagt zorg voor het informeren van de bevolking, de CdK en zo nodig de Minister van V&J of andere betrokken ministers, burgemeesters van buurgemeenten, externe partners en overheden

CrisiscommunicatieDe communicatieadviseur RBT neemt zitting in het overleg en adviseert de voorzitter en leden van het RBT. De communicatieadviseur RBT ontvangt en deelt (inhoudelijke) informatie met de (liaison) com-municatieadviseur in het ROT via de liaison van de taakorganisatie en desgevraagd het lokale hoofd crisiscommunicatie.

Bijzonderheden• De dijkgraaf/watergraaf (waterschap) en HID (Rijkswaterstaat) in Midden- en West-Brabant worden uitgenodigd deel uit te maken van het RBT. De dijkgraaf beslist aan de hand van de aard van het incident of dit wenselijk of noodzakelijk is.

5.5

33

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Organisatieschema GRIP 4

TER PLAATSE

CoPI (’s)

Eenheden

Sectie Informatievoorziening Sectie Resourcemanagement

StafsectieBrandweerzorg

Stafsectie Geneeskundige

zorg

StafsectiePolitiezorg

StafsectieBevolkings-

zorg

LiaisonDefensie Overigen

RCC ROT

RBT• Burgemeesters betrokken gemeenten• Regionaal operationeel leider• Strategisch adviseur Brandweerzorg• Strategisch adviseur Geneeskundige zorg• Strategisch adviseur Politiezorg• Strategisch adviseur Bevolkingszorg• Voorzitter waterschap• (hoofd)Officier van Justitie• Strategisch communicatieadviseur• Algemeen directeur veiligheidsregio• Informatiecoördinator GBT• Bestuurlijk adviseur• Verslaglegger• Strategisch adviseur Water- en scheepvaartzorg• Strategisch adviseur provincie• Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. Crisispartners en (externe) deskundigen, Rijksheren

Voorzitter veiligheidsregioRCC

34

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Bijlage: Lijst van afkortingen

AC Algemeen CommandantAC-Bz Algemeen Commandant - BevolkingszorgAGS Adviseur Gevaarlijke StoffenAIVD Algemene Inlichtingen- en VeiligheidsdienstenAOV Ambtenaar Openbare VeiligheidBz BevolkingszorgCaco CalamiteitencoördinatorCdK Commissaris van de KoninginCIE Criminele InlichtingeneenheidCOH Commando HaakarmbakCoPI Commando Plaats IncidentDCC Departementaal Coördinatiecentrum DSI Dienst Speciale InterventiesEL&I Economische Zaken Landbouw en InnovatieGBT Gemeentelijk BeleidsteamGMK Gemeenschappelijke MeldkamerGRIP Gecoördineerde regionale IncidentenbestrijdingprocedureHID Hoofdingenieur-Directeur RijkswaterstaatHOvD Hoofdofficier van DienstHOvJ Hoofdofficier van JustitieLCMS Landelijk Crisis Management SysteemLOCC Landelijk Operationeel CoördinatiecentrumLOS Landelijke Operationele StafMIVD Militaire Inlichtingen- en VeiligheidsdienstenNCC Nationaal CrisiscentrumOM Openbaar MinisterieOvD-BZ Officier van Dienst BevolkingszorgOvD-B Officier van Dienst BrandweerzorgOvD-G Officier van Dienst Geneeskundige zorgOvD-P Officier van Dienst PolitiezorgOvD-RWS Officier van Dienst Water- en ScheepvaartzorgRBT Regionaal BeleidsteamRCC Regionaal Coördinatie CentrumROL Regionaal Operationeel LeiderROT Regionaal Operationeel TeamRWS RijkswaterstaatSGBO Staf Grootschalig en Bijzonder OptredenV en J Veiligheid en JustitieVRMWB Veiligheidsregio Midden- en West-BrabantVz VoorzitterWAS Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel

35

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB

Colofon

Dit document is tot stand gekomen in opdracht van de veiligheidsdirectie van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant 29 maart 2012.

AdresVeiligheidsregio Midden- en West-BrabantPostbus 4675000 AL Tilburgwww.veiligheidsregiomwb.nl

BeheerHet beheer, de borging en actualisatie van dit document is belegd bij hetveiligheidsbureau van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Deze GRIP-regeling zal indien nodig elk jaar tekstueel worden geactualiseerden minimaal een keer per vier jaar opnieuw voor vaststelling worden aangeboden aan het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio.Alle actuele documenten en informatie zijn beschikbaar via www.veiligheidsregiomwb.nl.

Auteur en projectleidingCynthia de Jong ([email protected])Ceriel Thissen ([email protected])

Druk, ontwerp en eindredactieDrukkerij Printvisie, RotterdamStudio 47, AntwerpenCommunicatie Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

36

GRIP regeling 2012 - 2016 VRMWB