Grammatica - woordsoorten... · Bezittelijk voornaamwoord Het bezittelijk voornaamwoord geeft een...
Transcript of Grammatica - woordsoorten... · Bezittelijk voornaamwoord Het bezittelijk voornaamwoord geeft een...
Lidwoorden
De lidwoorden zijn: de, het en een.
Ik vind het belachelijk dat we een toets hebben op vrijdagmiddag.
Het zwembad is open vanaf 10.00 uur.
Zelfstandige naamwoorden
Alles waar je ‘de’, ‘het’ of ‘een’ (de auto, een auto) voor kan zetten, woorden waar je
meervoud (auto’s) van kan maken of woorden waar je een verkleinwoord (autootje) van
kan maken, maar ook namen van plaatsen en mensen zoals auto, toetsenbord, heelal,
sportschool, doos, aarde, Stéphanie, Groningen, Jeroen, Nederland, meisje, vertrouwen,
Frankrijk, eikenboom et cetera
Kimberley woont bij haar ouders in Rotterdam.
Onze auto staat geparkeerd bij het restaurant middenin het centrum.
Bijvoeglijk naamwoord
Alles dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Het woord eindigt vaak op een –e
klank
Het mooie/aardige/knappe/sportieve/dikke/dunne/slimme/bruinharige meisje volleybalt
elke vrijdagmiddag.
De grote/vierkante/bruine/rare/lelijke doos staat al eeuwenlang op zolder.
Voorzetsels
Alle woorden die je voor ‘de kast’ en/of ‘de vakantie’ kan zetten zoals in, op, achter,
tijdens, met et cetera
Het varken koelt af in de zee.
Het boek ligt op tafel.
Hij reed achter ons aan.
Ik ben enorm verbrand tijdens het zwemmen.
Werkwoord
Iets dat je doet of kan doen. Twijfel je? Zet er ‘ik’, ‘hij’ en/of ‘wij’ ervoor.
Ik ben het praten over mijn problemen zat.
Hij was gisteren nog aan het basketballen op het basketbalveld.
Olivier vindt dat ballet een sport voor meisjes is.
Telwoord
Alle woorden die een aantal/hoeveelheid aangeven zoals eerste, derde, twee, miljoen,
weinig, veel, laatste et cetera
Hij is al voor de derde keer te laat.
Waarom zitten er zo weinig koekjes in de koektrommel?
Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die een zelfstandig naamwoord (vaak een
persoon of een ding) vervangen. Het zijn woorden zoals ik, hij, zij, jullie, ons, wij, hem, haar
et cetera
Piet staat aan de bar. Hij bestelt een biertje.
Lyanne loopt over de gang. Ze vindt de gangen smerig.
Ik vind dit gedrag niet oké.
Aanwijzende voornaamwoorden
Alleen ‘die’, ‘dat’,’deze’ of ‘dit’(je kan het aanwijzen)
Dit boek gaat over de geschiedenis van Nederland.
Dat meisje kan mooi zingen.
Vind jij deze les leuk?
Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan (oftewel: iets dat van jou is!)
Mijn boek ligt op tafel.
Jouw oma wordt 86 jaar.
Uw jas ligt nog in het lokaal.
Is dat jouw jas die daar op tafel ligt?
Bijwoord
Een bijwoord zijn vaak woordjes die over blijven zoals hier, daar, omdat, hierdoor, er, nu
(geven vaak antwoord op vragen zoals waar, wanneer, waarom, hoe, wat et cetera)
Ik heb mijn trein gemist en daardoor was ik te laat voor de les.
Het is hier gebeurd.
Nog vragen?
Bekijk het register achterin je boek. Daar kan je elk woordsoort opzoeken en vervolgens
kan je de uitleg vinden op de aangegeven bladzijde.
Ook staan er op mijn website ondersteuningbijnederlands.webnode.nl nog verschillende filmpjes met uitleg hierover (selecteer jaar 3 aanvullend materiaal)