HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k...

184
HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. M. A. VAN WEEL.

Transcript of HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k...

Page 1: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE.

M. A. VAN WEEL.

Page 2: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 3: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 4: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 5: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

HET DIALECT VAN

WEsrr-VOORN E.

Page 6: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 7: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

HET DIALECT VAN WEST-VOORNE.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER Vl<JRKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOLTOR IN DE NEDERLAND~LHE LETTERKUNDE, AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM,

OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS

DR. H. W. BAKHUIS ROOZEBOOM, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEI'r DER WIS- EN NATUURKUNDE,

VOOR D~ l<'ACULTEI'l' VAN LETTEREN EN WIJSBEGEERTE 'rE VERDEDIGEN

op Vrijdag 10 Juni 1904, te 4: uur,

DOOR

MARINUS ANTHONIJ VAN WEEL, GEllOREN TE OUDDOBP (Z.-H.).

BOEKHANDEL EN DRUKKERIJ, voorheen

E.J.BRILL. LElllEN. - 1904.

Page 8: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

DRUKKERIJ voorheen E. J. BBILL. - LEIDEN.

Page 9: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

AAN MIJNE VROUW EN B~jIDE ZOONTJES

Page 10: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 11: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Gaarne maak ik van de gelegenheid, mij hier aangeboden,

gebruik, om U, Hooggeleerde TE WINKEL, ROGGE, UHLENBECK

en KAN, mijn oprechten dank te betuigen voor al hetgeen Gij

tot mijn wetenschappelijke vorming hebt bijgedragen.

Inzonderheid U, Hooggeleerde TE WINKEL, Hooggeschatte

PROMOTOR, ben ik dank verschuldigd voor de meer dan gewone

belangstelling, die Gij toondet voor dezen arbeid, waardoor mij

de aangenaamste herinneringen aan de leerrijke en onderhou­

dende uren, in Uw studeervertrek doorgebracht, steeds zullen

bijbl~jvell. Moge de voltooiing van mijn proefschrift U eenigs­

zins voldoening voor die belangstelling schenkAn.

Eindelijk herdenk ik dankbaar de welwillendheid, die Gij,

Hooggeleerde BOER en Gij, Hooggeleerde BRUGMANS, mij, die niet

U w leerling zich mag noemen, hebt betoond, toen ik mij voor de

beoordeeling der stellingen, welke Uw vakken van onderwijs

betreffen, tot U wendde.

Page 12: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 13: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

INHOUD.

INLEIDING. HOOFDSTUK 1. Uitspraak en Schrijf­

wijze Klinkers en Tweeklanken.

Onduidelijke Klanken .

Medeklinkers .

HOOFDSTUK Il. De Germ. Klanken in het Dialect van West-Voorne KLINKERS.

Germ. a in ge8loten lettergrepen.

Germ. a in open lettergrepen.

Umlaut van Germ. a Germ. iî!

Umlaut van Germ. iE

Germ. IJ in ge8loten lettergrepen.

Germ. IJ in open lettergrepen.

Germ. e. Germ. 'i in ge8loten lettergrepen.

Germ. 'i in open lettergrepen.

Germ. i.

Germ. ij in ge8loten lettergrepen.

Geren. 6 in apert lettergrepen.

Bladz. 1-6

7-10 7-9

10

10

11-37 11-31 11-13 1;) 13-15 15-17 17 17-19 19 19-20 20--21

21-22 22-24 24-25 25

1-29 1-27

28· 29

30-106 30-92 30-36 37 38-43 44-46 47 48-54 55 56-57 58-61

62-65

66-72

73-77 78

Page 14: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

X

Bladz. §§ Germ. ö. 25-27 79-82 Umlaut van Germ. ij 27 83

Germ. ü in gesloten lettergrepen. 27 84-85 Germ. ü in open lettergrepen. 28 86 Umlaut van Germ. ü:

A. In gesloten lettergrepen. 28 87-88

B. In open lettergrepen. 29 89 Germ. ü 29-31 90-92

TWEEKLANKEN. 31-37 93-106 Germ. ai in gesloten lettergrepen 31-32 93-95

Germ. ai in open lettergrepen 33 96 Umlaut van Germ. a~ 33-34 97-98 Germ. au 34-36 99-101 Germ. iu 86-37 102-104 Germ. eo 37 105-106

ONDUIDELIJKE KLANKEN. 38-39 107-110 Sv ARABHAKTI-VOCAAL 39 111

HOOFDSTUK lIl. Medeklinkers. 40-50 112-134 Taalkundige Figuren 40-47 113-124 Verscherping van Medeklinkers. 47-48 125-127 Verzachting van Oonsonanten 49 128·-129 Overgang van Medeklinkers in andere 49-50 130-134

HOOFDSTUK IV. Verbuiging en Ver-voeging 51-80 135-230 Het Zelfstandig Naamwoord. 51 -- 56 135-150 Het Bijvoeglijk Naamwoord . 56-57 151-154 Het Lidwoord. 57-59 155-156

Het Voornaamwoord 59-64 157-172

a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend VOM'naamwoord 62 165-166

d. Het Vragend Voornaamwoord. 62-63 167-168 e. Het Bepatingaank. Voornaarnwoord {i3 169

Page 15: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

XI

f. Het Betrekkelijk Voornaamwoord. g. Het Onóepaalde Voornaamwoord

Het Telwoord. . . . . Het Werkwoord. . . .

Algemeene Opmerkingen . Sterke WerkwoM·den. . Praeterito-prae8entia. . Zijn. Doen. Staan. Gaan Het werkwoord willen . Zwakke Werkwoorden.

Brengen. Denken. Heóben. Koopen. Raken. Zoeken .

Het Bijwoord. . WOORDENLIJST . STELLINGEN. . VERBETERINGEN

Bladz. §§ 63 170-171 64 172 64-65 173-176 65-79 177-223 65-66 177-181 66-74 182-202 74-75 203-208 76 209-212 76 213 76-78 214-219

78-79 220-223 79-80 224-230 81-160

161-165 167

Page 16: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 17: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

INLEIDING.

Het eiland Goeree, oudtijds West-Voorne geheeten, is het

oudste der twee eilanden, die het aanzijn gaven aan het tegen­

woordige Goeree en Overflakkee. Hoewel de oorspronkelijke

naam 1) van het eiland Goeree wijst op een nauwe betrekking

tot Voorne; ja zelfs de Heeren van Voorne als de rechtmatige

eigenaars er van erkend werden, blijkt toch uit geen enkel

authentiek stuk, dat Voorne en Goeree eenmaal een geheel

gevormd hebben, zooals vaak is beweerd. Wel melden oude

geschiedschrijvers, dat vroeger ten N. W. van het tegenwoordige

dorp Goeree een stad gelegen heeft, waarvan de overblijfselen 2)

bij laag water zichtbaar waren en die "bij de gemeene luiden

genaamd word "De Oude Weereld" 3) j maar van een samen­

hangen van Goeree en Voorne is geen enkel bewijs te vinden.

Wel echter schijnt een nauwe verbinding bestaan te hebben

tusschen Goeree en Schouwen, zoo zelfs, dat de "wederzydse

Inwoonderen, ter wederzyden op den oever staande, den anderen

wel eer konden toespreken" 4). Al deze mededeelingen berusten

1) Vgl. hier1"oor: VAN ALKEMADE, Beschrijving van de stad Brielle pag. 166 ssqq. 2) Zie VAN ALKEMADE t. a, p., alsmede P. JSZ. TWISCH, Kronijk II, aan wien

VAN ALKEMADB dit ontleende en WINKLER Dialection II pag. 170 ssqq. 3) Zie VAN ALKEMADE t. a. p. 4) Zie VAN ALKEMADE t. a. p. - Voor de geogr. gesteldheid der eilanden Goeree

en Overflakkee raadplege men: "Korte Aanteekeningen wegens De Bedijkingen der l'espective polders van Goedereede en Overflacque opgehelderd door een stel van

negentien kaarten" dool' CORNELIS GOEKOOP, Gewezen Overopzicbter van den Water­

staat te Goedereede 1815, een geschenk van Mr. A. H. E. GOEKOOP te 's-Gravenhage

aan het Archief te Goedereede.

1

Page 18: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

2 INLEIDING.

echter op overlevering, al worden ze schijnbaar bevestigd door

de volgende twee feiten:

Bommenede 1) op Schouwen behoorde tot 1686 2) aan Holland en

SommeIsdijk op Flakkee bleef tot 1805 Zeeuwsch 3).

Ofschoon de authentieke stukken in het Archief van Goede-

reede (zie beneden) niet opklimmen tot het begin der grafelijke

regeering en er van eiland en bewoners met zekerheid dan ook

geen sprake is voor het einde der 12e eeuw 4), wijzen gebeurte­

nissen uit de laatste jaren met vrij groote nauwkeurigheid er

op, dat Goeree, zoo niet zeer vroeg bewoond, dan toch bezocht

werd. Sedert enkele jaren n.l. is men begonnen de zandige

streek, --+- 10 min. ten O. van Ouddorp, "om te zetten", d.w.z.

de kleilaag, die zich onder den duingrond uitstrekte, naar boven

te brengen en zoodoende een schralen landbouwgrond te ver­

vangen door een vruchtbaren. Bij die omzettingen kwamen op

een diepte van--+- 2 M. voorwerpen uit het Merovingische tijd­

perk te voorschijn 5), welke gedurende eeuwen onder de zand­

laag verborgen bleven. Uit deze opgravingen zou men mogen

besluiten, dat in den Frankischen tijd het eiland Goeree zeker

bestond, misschien ook bewoond was 6).

In het begin der 14e eeuw krijgen we eerst historische zeker­

heid. Goedereede schijnt dan al een belangrijke handelsplaats

1) V gl. hiervoor H. V. DAM. Aantt. aangaande de Geschied. van Goedereede. 2) CRAANDIJK en SCJHIPPERUS. Wandelingen met pen en potlood door Nederland.

JII. p. 282 beweren evenwel, dat Bommenee niet later dan 1682 te gronde ging. Op welk stuk zij die mededeeling gronden, vermelden zij niet. - Te Ouddorp leeft Bommenee nog voort in den volksmond.

3) Misschien is hieruit te verklaren, dat de Hollanders ten N. van de Maas de bewoners van Goeree en Overflakkee rekenen onder de Zeeuwen.

4) Paus Alexander III bevestigt (dd. 7 Februari 1165) de bezittingen der Vlaamsche abdij DIlnes, o. a. in Zeeland en Westvoorne. - Zie Mr. L. Ph. C. v. D. BERGH. Oorkondenboek van Holland en Zeeland I, blz. 92, N°. 144.

5) Hiervoor te raadplegen Dr. C. W. PLEYTE. Verslag Rijks-Mnsenm van Oud­heden, Sept. 1901, blz. 33 en id. Sept. 1902, blz. 31.

6) De veronderstelling van WINKLER (Dial. lI, p. 170), dat de bevolking dier zeedorpen wellicht het overblijfsel is van het volk, dat oudtijds nog verder westelijk woonde, is m. i. niet al te gewaagd.

Page 19: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

INLEIDING. 3

geworden, want ,,1312 in Meie daghe" GERARD, he ere van Voorne,

burggraaf van Zeeland,

"geeft allen dengenen, die binnen de vrijheid van Goedereede

"woonen, de daarbij omschreven keuren en rechten (47 Artt.),

waarvan vooral Art. 35 voor de stad van belang was:

"Item alle die van Westvoirne ter zee varen, die moeten

"soeken haer markt ter Goeree; die dat niet en dade, hij ver­

"boerde XXX scellingen."

Dit laatste Art. kreeg nog bevestiging door een keur van

1331, waarbij de weekmarkt werd vastgesteld op den Donderdag 1).

Verwondering kan het dus niet baren, dat Goedereede weldra

een bloeiende plaats werd, waarvan het uiterlijk de sporeu nog

draagt. Bovendien werd, toen het Christendom zich voorgoed

op het eiland had gevestigd, Goeree een pastoorsplaats, terwijl

het ten W. er van liggende Ouddorp ondergeschikt was aan de

parochie van Goeree. Nog toont men te Goeree het huis (thans

het Logement "De Gouden Leeuw"), waar ADRI.AAN FLORISZ.

van Utrecht, later Paus Adriaan VI, eenmaal woonde, terwijl 't

Archief nog een eigenhandigen brief (dd. 31 Aug. 1496) van

genoemden prelaat bevat, waarin hij (toen bisschop van Utrecht)

zekeren RENGHER GIJZEN, die bezwaar had tegen het "zingen"

der missen, een nieuwigheid van Adriaan's opvolger, mededeelt,

dat de manier, waarop men den Heere dient, er niets toe- of

afdoet, mits men Hem maar dient.

Het kerkelijk overwicht van Goeree nam echter een einde,

toen de Hervorming ook op dit eiland haar aanhangers kreeg

(-+-1577). Eigenaardig is, dat de buurtschap "De Oostdijk",

-+- 15 min. ten W. van Goeree en -+- 30 min. ten N. van

1) Alle privilegiën enz., in den loop der jaren verleend aan Goedereede, vonden bevestiging in dat van MARIA VAN BOURGONDIË van 't jaar 1477. Vgl. bovendien VAN ALKEMADE t. a. p. Roofdst. 61, X. - Mr. L. PH. C. V. D. BERgH. Handb. der Middelned. Geographie 2e druk vermeldt evenwel als oudste data der Oorkonden voor Goedereede 1316 (te vinden in het Rijksarchief) en voor Ouddorp 1338. (volgens

VAN MtEBIS).

Page 20: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

4 INLEIDING.

Ouddorp, kerkelijk nog tot Goeree. maar burgerlijk tot Ouddorp

behoort. Van de kerkelijke twisten gedurende het Twaalfjarig

Bestand bleef Goeree niet vrij. Het Archief van Goedereede

bevat zelfs mededeelingen aangaande Remonstrantsche woelingen

(dd. Januari 1618). Ongeveer tegelijkertijd met de opkomst der Hervorming schijnt

de burgerlijke invloed van het stadje verdwenen te zjjn. Eens­

deels verminderde die invloed door de groote branden, waaraan

het een paar malen ter prooi was 1), en waardoor ook een groot

deel van het Archief verloren ging; anderdeels door plunde­

ringen, waaraan Goeree blootstond gedurende de Hoeksche en

Kabeljauwsche twisten 2); eindelijk ten gevolge van het onbruik­

baar worden del' reede, die hoe langer hoe ondieper werd, zoodat

zelfs in 't einde der 18e eeuw Goeree voorgoed door een dam

met Overflakkee werd verbonden. Vandaar dan ook, dat Goeree,

hoewel het 't recht had afgevaardigden ter Staten van Holland

te zenden, daarvan maar ongeveer een halve eeuw (1472-1531) gebruik maakte en er om de groote kosten in 't laatstgenoemde

jaar van afzag. En al herinnert nu nog de "Hoofdpoort" aan

de Noordz~jde der stad aan Goeree's vroegere grootheid 3), het

oude stadje ("de stad" heet het nog in den volksmond) ging sterk

achteruit, terwijl juist het -+- 30 min. ten W. van Goeree gelegen

Ouddorp 4) bloeide, deels door kustvisscherij, deels door landbouw.

Het tegenwoordige Ouddorp 5) is misschien wel de oudste

1) JAN VAN BRABANT o. a. brandt het stadje af in 1418. Zie "Groote Holl. Kronyk" en de Kronyk van J. V. REIGERS BERGEN en BOXHORN.

2) In 1490 gedurende den J onkerfransenourlog. 3) "De nog overige zware muuren, en poorten, en verdere zichtbare gedenkteekenen."

VAN ALnJMADE, t. a. p. 4) Ouddorp behoorde onder 't rechtsgebied van Goeree. (Sententie van den Hove

van Holland van 1529). 5) "De oudste kern, van waar de vorming van dit eiland is uitgegaan, bestaat

"uit de polders Oud-Nieuwland (Oude Oord "de Groede") (Octr. (357) en Niel1wen ~Oord (Nieuwen Oord "den Oirt") (Octr. 1357), in het N. W." A. A. BEEKMAN.

Nederland als Polderland, blz. 278.

Page 21: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

INLEIDING. 5

kern van 't eiland. Het Oudeland van Diependorst is zeker een

der oudste polders. Daar het echter al spoedig verder van zee

verwijderd raakte, schijnt Goeree het aanvankelijk te hebben

overv leugeld. Bovendien is de om Ouddorp gelegen landstreek

een duinlandschap, dat zeker niet zoo vruchtbaar is als de zware

kleistreek om Goeree. Te midden van die duinstreek 1) vinden

we dan ook nog heden ten dage een nu zeer vervallen en ver­

kleind overblijfsel van een buitenplaats, de Jonkerstee genaamd,

die door haar naam ongetwijfeld de herinnering aan de vroegere

Heeren van V oorne oproept.

Jammer dat het Archief van Ouddorp zoo heeft geleden, dat

authentieke bewijzen voor deze vermoedens niet te vinden zijn.

Reeds WINKLER (Dial. II pag. 170 ssqq.) wees er op, dat het

dialect van Goeree tot de oudste van Nederland behoort en hoe

't verschilt van dat der omringende eilanden. In hoofdzaak

draagt het een Frankisch karakter, alhoewel 't Friesch er ook

zijn invloed liet gelden. Evenzeer vinden we er sporen van

Vlaamschen invloed 2), ofschoon het meest in de MMSS.

Niettegenstaande Goeree afgezonderd is van het algemeene

verkeer, neemt toch het gebruik van het Dialect sterk af. Eigen­

aardig is 't, dat de overgang tot het beschaafd Nederlandsch

wordt gevormd door het aannemen van het dialect van 't Oostelijk

gelegen Overflakkee, waarvan de vele ,p's (,p = ai in fra. chair)

in de ooren der eilanders zeker minder gemaakt klinken dan

de ä in woorden als Ndl. jaar.

1) " .... In die verwachting zullen wij ons over 't geheel ook niet bedrogen • vinden, maar een aangename verrassing is ons bij Ouddol'p bereid. Daar treffen "wij een landschap aan van een gansch ander karakter, een liefelijk duinlandschap "met overvloedig, schilderachtig houtgewas .•.....•... Wij bewegen ons dus "nagenoeg uitsluitend in het voormalig gebied van Voorne." CRAANDIJK en SCHIPPEHUS. Wandelingen enz. lIl, blz. 282.

2) Ook WINKLER (Dial. 1I, p. 170 ssqq.) merkte dit reeds op. Dit de MMSS., berustende ten Archieve te Goeree leeren we vormen kennen met ou i. pI. v. oe vóór gutturaal, evenals verboeren i. pI. v. verbeuren. (Cf. V. HELTEN Mnl. Spr. § 65

en § 47). - Zie voor de uitspraak der ft: Klankleer § 29, Opm. 2.

Page 22: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

6 INLEIDING.

Indien mijn beroepsbezigheden zulks toelaten, hoop ik, binnen

niet al te langen tijd, ook de taal van "Overflakkee" aan een

onderzoek te onderwerpen. De resultaten hiervan hoop ik te

gelegener tijd mede te deelen.

Een aangenaam gevoel van dankbaarheid, waaraan ik hier

wensch uiting te geven, vervult mij jegens allen, die mij bij

de samenstelling van mijn proefschrift, bewust of onbewust, be­

hulpzaam waren.

Page 23: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

HOOFDSTUK I.

Uit@praak en schrijfwijze der k.lanken in het dialect

van West·Voorne.

Klinkers en Tweeklanken.

§ 1. Waar in dit werkje sprake is van Nederlandsch, wordt

natuurlijk de beschaafde spreektaal met hare meer of minder

kleine nuances bedoeld; onder Dialect wordt dat van W est-Voorne,

inzonderheid dat van Ouddorp, verstaan. Waar het dialect van

Goeree verschilt van dat van Ouddorp, lIal het worden aangegeven.

§ 2. Om den acoustischen indruk weer te geven, dien de ver­

schillende klanken opwekken, zijn de ondersiaande teekens ge-

bruikt; hun waarde wordt omschreven in de achter elk teeken

geplaatste §.

a~ (§ 3) e (§ 6) i (§ 11) o (§ 16) u (§ 24) ä~ (§ 4) ea (§ 7) îê (§ 12) àa (§ 17) ü (§ 25)

re (§ 5) eij (§ 8) 'te (§ 13) ij (§ 18) u (§ 26)

eu (§ 9) i e (§ 14) IJ (§ 19) ui (§ 27)

e (§ 10) 'tew (§ 15) iJ~ (§ 20) Onduidelijke

oe (§ 21) klanken (§ 28)

oe (§ 22) Medeklinkers

ow (§ 23) (§ 29)

§ 3. a~ komt overeen met a in Nederlandsche woorden als

pad, kan, doch heeft een onduidelijken naklank, b.v. pa~dd() (pad);

ka~nn() (kan).

§ 4. lil vertegenwoordigt de gerekte a~, b. v.ja~ (ja); va~d()r(vader).

Page 24: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

8

§ 5. m heeft ongeveer denzelfden klank als de e in de eerste

lettergrepen van wereld en keret of de ai van fra. chair b.v.

pmrd (paard); wmtJr (water).

§ 6. e nadert 't meest den klank der Nederlandsche onvol­

komen e in dele en heeft een eenigszins i-achtigen naklank; ze

staat alleen vóór volgende 1', b.v. erJm (arm); me1'JgJ (morgen).

§ 7. ea klinkt als de e in Nederlandsch zestig met een meer of

minder duidelijken a-achtigen naklank, b.v. peattJ (pet) ; Z~SSJ (zes).

§ 8. eij komt vrijwel overeen met de Nederlandsche ei, gevolgd

door wat duidelijker hoorbare j, b.v. reijgJr (reiger); veijnstJr

(venster).

§ 9. eu beantwoordt aan denzelfden klank in het Nederlandsch,

b.v. neUZJ (neus); reuzJl (reuzel).

§ 10. ë komt overeen met de heldere e in het Nederlandsch;

alleen heeft ze een zwakken i-achtigen naklank, zoo weinig

merkbaar echter, dat hij niet in het schrift is afgebeeld, b.v.

zëv~ (zeven); brëkJ (breken). Opm. In 't dialect van Goeree is de i-achtige naklank

sterker, zoodat daar de vocaal meer overeenkomt met de a in 't Eng. made.

§ 11. i heeft, vergeleken met de i in het Nederlandsche dik,

een e-achtigen naklank, die bij de i in 't Nederlandsch wordt

gemist, b.v. dikkJ (dik); spittJ (spitten).

§ 12. w klinkt, alsof zij ligt tusschen i in het Nederlandsche

dik en ie in het Nederlandsche zien, b.v. rwleJ (rijk); !crwt (krijt).

§ 13. w beantwoordt aan ie in het Nederlandsche zien met

een bijna onmerkbaren naklank, b.v. hwlJ (hiel); Zw! (lief).

§ 14. ie begint met een klank, die ligt tusschen i en w en

eindigt in een tamelijk goed waarneembaar e-element (e = e in

zes), b.v. stien (steen); 1'i"pJ (reep).

§ 15. ww klinkt als w, gevolgd door een zeer onduidelijk

oe-element, b.v. !cWWfJ (kieuw).

Page 25: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

9

§ 16. 0 komt overeen met de 0 in Nederlandsch stok, maar

is meer open, b.v. stak (stok); mogga (mug).

§ 17. ba heeft denzelfden klank als 0, doch met een a-achtigen

naklank, b.v. paat (pot); dbal (dol).

§ 18. 0 komt overeen met de heldere 0 in het Nederlandseh,

b.v. bova (boven); stova (stoof). Opm. In 't Goereesch heeft deze vocaal een zwakken

oe-achtigen naklank.

§ 19. ti komt overeen met de gerekte 0 van pbat of de a in

het Eng. jaZZ, taU, b.v. tir (ander); htin (handen).

§ 20. ti" heeft als eerste element de onvolkomen 0 als in

Nederlandsch vol, gevolgd door een onduidelijken klank, b.v.

blti9t (bloot); Mei.star (klooster). Opm. In 't Goereesch heeft de naklank eenigszins een

oe-timbre.

§ 21. oe houdt het midden tusschen oe in Nederlandsch boek

en oe in Nederlandsch boer. Hoofdzakelijk staat ze voor een

gutturalen consonant, b.v. boek (boek); V1'oeg (bijw. vroeg).

§ 22. oe is de gerekte oe, b.v. boer (boer); schoera (schouder).

§ 23. ow vertegenwoordigt een klank met als eerste element

b (§ 16), die gevolgd wordt door een zeer onduidel~ike, naar oe

overhellende, w, b.v. lcowd (koud); mowa (mouw).

§ 24. u ligt tusschen de u van Nederlandsch dun en de 0

van Nederlandsch ton en komt vrijwel overeen met ö in gesloten

lettergrepen van Hoogduitsche woorden (b.v. können), b.v. stug

(stug); wuram (worm).

§ 25. ü houdt het midden tusschen de u van Nederlandsch

put en de u van Nederlandsch duur, b.v. rüka (ruiken); stüva

(stuiven).

§ 26. u komt overeen met u in Nederlandsch schuur, b.v

tura (turen); luja (w.w. luiden).

§ 27. ui komt zelden voor en klinkt dan als in 't Nederlandseh.

Page 26: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

10

On d u i d e lij keK I ank e n.

§ 28. De teekens, welke in de Nederlandsche schrijftaal worden

gebezigd tot aanwijzing van een onduidelijken klank, worden hier alle weergegeven door iJ, evenals de svarabhakti-vocaal.

Me deklinkers.

§ 29. Daar de medeklinkers in uitspraak niet verschillen van

die in het Nederlandsch, zijn ze door dezelfde teekens voorge­

steld. Ook zijn, in afwijking van het gebruik in de phonetiek,

eh en ng behouden. Opm. 1. De l' is in dit dialect over het algemeen een

dentale consonant; alleen wordt ze, onmiddellijk nà een gutturalen consonant, ook eenigszins gutturaal.

Opm. 2. De h wordt uitgesproken als in 't Nederlandsch. Wat Win kIe r (Dial. II p. 170 ssqq.) hieromtrent zegt, berust op verkeerde inlichtingen.

Page 27: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

HOOFDSTUK 11. De Germaansche Klanken in het Dialect van West-Voorne.

KLINKERS.

G er m. a in ges lot e n let ter g rep e n.

§ 30. Germ. a: IJiat. ul

in oorspronkelijk gesloten lettergrepen, b.v. a9chtfJ acht (os.

ahto); ba91fJlcfJ balk (ohd. ballco); da9g dag (onfr. dag); ga91fJgfJ

galg (ohd. galga) j ha9mmfJ ham (ohd. hamma) ; ha9nd hand (onfr.

hand) ; ha9rdfJ hard (os. hard); lca9nnfJ kan (ohd. channa); na9t

nat (onfr. nat); pa9ddfJ pad (on. padda); ta9nd tand (os. tand);

va9st vast (onfr. vast); zwa9rtfJ zwart (os. swart). Opm. Een uitzondering vormt de a van 't achtervoegsel

-schap, die in dit dialect wordt vertegenwoordigd door i, b.v. boschip (boodschap); ól'iéschip (blijdschap); hierschip(heerschap).

§ 31. Germ. a: IJiat. e

in die woorden, waarin ze gevolgd wordt door r of 'I' + cons.,

b.v. e'l'fJm bvnw. arm (onfr. arm); ne'l'fJm znw. arm (onfr. arm);

erfJbied arbeid (onfr. arbeit); derfJm darm (ohd. daram). Opm. Ofschoon Germ. a vóór r-verbindingen vaker tot

e overging in Oostelijke dialecten dan in Westelijke, vertoont de oorspronkelijke a in dit westelijk dialect toch ook deze verandering. Misschien moeten we dit toeschrijven aan den invloed van het oude eiland Flakkee.

§ 32. Denzelfden overgang treffen wij aan bij de a vóór r-verbin­

dingen in vreemde woorden, b.V. lcerfJweij (Ndl. lcarwei,ofra.corvée) en

kWl"wij, mlat. carvi; kerfJpeat (Ndl. karpet, ofra. *ca'l'pet); kerfJmfJn1ildfJ

(Ndl. karbonade), alsook in: perfJplü en pe'l'fJsàat (fra. parapluie

en parasol).

Page 28: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

12

§ 33. Germ. ä: lJia!. lë

a. in woorden, waarin ze voorafging aan l' of l' + dentaal,

nadat ze vroeger gerekt was, b.v. liJrd aard (ohd. art); blërd

baard (ohd. bart); ólërzg baars (ags. bears); klërtg kaart (lat.

cha1·ta); vlërt vaart (os. fard). Opm. Misschien moet onder dit geval ook gebracht

worden wlërt (wrat); nà metathesis der r zou dan de a gerekt en de gerekte a overeenkomstig den regel tot lë ge­worden zijn.

b. in 't Enkelv. der Praeterita van de sterke Verba der

4e Ablautsrij, b.v. nlëm nam (onfr. nam); glëf gaf (onfr. gaf);

zlëg zag (onfr. sag); kwlëm kwam (onfr. quam). Opm. Dat deze vormen lë hebben uit Germ. a, moet

verklaard worden uit analogie naar de 3 personen van 't Meerv.

§ 34. Germ. a: lJial. à

in woorden, waarin de oorspronkelijke a stond of kwam te

staan vóór eht, b.v. broeht bracht (on fr. brdhta uit *branhta);

docht dacht (onfr. tMkta uit janhta); roeht en groeht, Praet. en

Part. van rlëkg (Ndl. raken), waarbij is te vergelijken ags. raeian;

zoehtg zacht (ags. adv. sófte, adj. séjte uit *samfti). Opm. 1. Voor de Germ. a in deze vormen overging

tot 0, had ze den tusschenklank ö gehad. Opm. 2. Eveneens werd tot 0, maar zonder den tusschen­

trap ö, de a van Ndl. af, dial. of (cf. onfr. af).

§ 35. Germ. a: lJial. -0 in:

-Or ander (got. an jar); -01'8 anders; Mn banden (os. band); h-On

handen (on fr. hant); m-on manden (ags. mond, mnd. mande); r-on

randen (ohd. rant); t-on tanden (os. tand). Opm. 1. Evenals in 't ags., waar een volgende nasaal

de Germ. ä maakte tot ö (cf. ags. ö jar), liet de nasaal hiel' zijn invloed gelden.

Opm. 2. De Enkelv. ba'nd (band) ha~nd (hand), raJnd (rand) en taJnd (tand) hebben regelmatig aJ uit a, M-o (mand) heeft de vocaal van den Pluralis aangenomen. V gl. voor mand Franck Etym. Wdb. i. v.

Opm. 3. Ook t-ai taai (ohd. zähi, germ. *tanhu; cf. Kluge6

i. v. zäh) behoort onder dezen regel.

Page 29: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

13

§ 36. Germ. ald en alt: lJiat. owd en owt in :

kowd koud (os. kald, ags. ceald); owd oud (os. aId); VOWJ

vouwen (ohd. faltan); Z010t zout (os. salt). Opm. Ook kOWSJ kous (mlat. calcia, uitgespr. caltsia,

ofr. causse) vertoont deze klankverandering.

G e r m. a in 0 pen 1 e t ter g rep en.

§ 37. Germ. á: lJial. 1i3

in oorspronkelijk open lettergrepen, b.v. d1i3grJn dagen (onfr.

daga); sch1i3 schaduw (onfr. scado); v1i3rJ varen (os. onfr. faran):

w1i3tgr water (os. watar) ; ook in die gevallen, waarinze tengevolge

van buiging in open lettergreep kwam, b.v. SbandlEs 's Zondags

(onfr. dages) ; en eindelijk in het niet toonloos geworden achter­

voegsel -z1i3m -zaam (germ. *samo), b.v. sprlEkzlEm (spraakzaam);

wergkzlEm (werkzaam), alsook in ta~ngZ1i3m (langzaam) en zeald­

zlEm (zeldzaam); voor de 2de lettergreep der beide laatste woorden

zie men Fr anc k Etym. Wdb. in vocibus. Opm. 1. Ook VlEgg (vegen) heeft deze voc. aangenomen;

vgl. voor dit verbum Kluge6 i. v. fegen en v. He 1t e n Mnl. Sprkk. § 20c Opm. 1.

Opm. 2. Uitzonderingen op dezen regel zijn de woorden ja en vader, die worden uitgesproken jal en va~dJr; ook kiiPwlJ kauwen (Cf. Franck Etym. Wdb. i. v. kauwen).

Umlau t.

§ 38. Germ. a: lJial. ea

is in 't algemeen de umlautskIank, b.v. beaddlJ bed (gat. badi);

healt helft (uit *hatjti-, met syncope der f; cf. Franck Etym.

Wdb. i. v. hetjt); heatdlJr halster (uit westgerm. *haliJtr, met

syncope der f en verzachting der t tot d; cf. Fr an c k Etym.

Wdb. i. v. halster); heallg hel (gat. halja); keaggg keg(ge) (dial.

hgd. kag, dial. eng. cag uit *kagjó); ste"pplJ stappen(germ.*stappjan);

heandlJg handig (van hand). Opm. 1. Denzelfden umlautskIank vertoont twealJVg twaalf

(os. twelif, got. twalif) en misschien ook eallJ in ealJbeassJ,

Page 30: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

14

indien nl. de ea teruggaat op a, wat twijfelachtig is. (cf. Franck Etym. Wdb. i. v. aalbes).

Opm. 2. Analoog naar 't ww. steappJ is 't znw. ste'"p, stap, pas (cf. oM. 8tapf).

Opm. 3. Door analogie naar 't ww. deakX;J werd't Enkelv. dak: deak; 't Meerv. echter bleef regelmatig: dlEkJ'Tt, (§ 37).

§ 39. Germ. a: JJial. e,

wanneer op de oorspronkelijke a onmiddellijk een r volgde,

b.v. mg(Jr) erg(er) (ohd. arag); stmk(Jt·) sterk(er) (os. stade);

scherJp(Jr) scherp(er) (os. sca1'jJ) en ook bij end (eend), waarnaast

veelvuldiger zonder Umlaut: a9nd. Opm. 1. De positieven erJg (erg), sterJk(sterk)enscherJp

(scherp) hebben Umlaut door analogie naar de Oomparatieven. Opm. 2. Uitzonderingen op dezen regel zijn : murJgmerg (os.

marg); urJVJ erven (cf. got. subst. arbi); wurJft werf (os. hwarf) met paragogische t. - De 1~ heeft ook aangeno­men schulJpJ schelp (misschien uit *skalpio; cf. Fr anc k Ef,ym. Wdb. i. v. schelp).

§ 40. Germ. a: JJia!. i

voor gutturale n in: bingJl bengel (indien althans de oorspr.

voc. germ. a is; cf. Fr anc k Etym. Wdb. i. v. bengel); hingst

hengst (ohd. hengist uit *hangisto); stringJ znw. streng (*strangi);

zingJ zengen (uit *sangjan); cf. Franck Etym. Wdb. i. v. zen­

gen); zwingJI (znw.) en zwingJIJ Ct vlas bereiden) (uit *svangilo;

cf. Franck i. v. zwengel).

§ 41. Germ. a: JJial. w

voor gutturale n in: dwnkJ denken (got. )ankjan); wngJI engel

(got. aggilus); IëngJlsch Engelsch (cf. ags. subst. Angle); wwnkJ

wenken (germ. *wankjan); zwwnkJ zwenken (uit *swankjan; cf.

Franck Etym. Wdb. i. v. wenken en zwenlcen). Opm. 1. Evenals in 't Vlaamsch werd e uit a voor ng

en nk tot i (w). Opm. 2. Bij vergelijking van § 40 met § 41 valt in 't

oog, dat die woorden, welker oorspronkelijke vocaal zonder twijfel a was, (§ 41) regelmatig w vertoonen: de twijfel­achtige (§ 40) daarentegen i, zoodat het misschien beter is, daar oorspr. e aan te nemen.

Page 31: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

15

§ 42. Germ. a: lJiaZ. ë,

wanneer de oorspr. ain open lettergrepen was gekomen, b.v. bëtrJr

beter (gat. batiza); MtrJl ketel (gat. katiZs); ëZrJl ezel (gat. asilus). Opm. Ook end (Ndl. eend) behoort eigenlijk tot dezen

regel, maar heeft de ë verkort.

§ 43. Germ. a + gi: lJial. eij,

nadat zij eerst was overgegaan in egi, in: eijrJ eg (gat. *agi);a,

ohd. egida); dweijl dweil (uit *dwagila en vgl. Mnl. Wdb., II

kol. 493 i. v. dwaZe); heijrwnk heining (cf. ohd. ltagan naast onfr.

hagin); meijd meid (cf. Franck Etym. Wdb. i. v. maagd);

peijl peil (uit *pagil). Opm. 1. Indien Nd!. blein (blaar) en brein niet aan de

schrijftaal zijn ontleend, bevestigen zij bovenstaanden regel; immers luiden ze: bleijn en breijn.

Opm. 2. Ndl. ijselijk luidt: wSrJlrJk; in het Dial. moet dan het taalgevoel het met ijs in verband hebben gebracht. (cf. Franck Etym. Wdb. i. v. ijzen).

Germ. liJ.

§ 44. Germ. liJ: lJiaZ. lE

a. in enkele op zichzelf staande woorden: lErrJ ader (ohd.

ridara); lEvrJnd avond (onfr. rivont) ; brJ!cwlEm bekwaam (ohd.

biql~dmi); bllEzg blazen (ohd. bZdsan); ggvlEr gevaar (cf. ohd. fdra);

hlEr haar (ohd. os. hdr); jlEr jaar (onfr. os. jrir); llEtg laten

(onfr. lfitan); mlE1Z!J maan (onfr. mrino); rlEd raad (os. rrid); rlEzrJ

razen (on. rriza); tlEmgZrJ!c tamelijk (ohd. gizrimi); vrlEgrJ vragen

(os.frrigon); wlEprJn wapen (os. wripan) ; zwlEr zwaar (ohd. swriri, swár). Opm. Vra}grJn, vrä~grJboe!cj!) en vrä~glcerrJlc!) hebben ä~, die

ontstond uit zucht tot nabootsing van de ä in Ndl. vragen . enz. en dus door de kerk is ingevoerd.

b. in den Pluralis van 't Praeteritum der sterke Verba van

de 4e en 5e Ablautsrij, b.v. lcwlEmrJ kwamen (onfr. qurimon);

nlEmJ namen (onfr. nrimon); stlEZrJ stalen (got. stéZun); llEz!) lazen

(got. Zésun); mlEtrJ maten (gat. métun); zlEg!) zagen (onfr. ságon). Opm.Vergelijk voor deze verbale vormen ook§§ 191-197.

Page 32: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

16

c. in enkele woorden, waarin ze oorspronkelijk onmiddellijk

werd gevolgd door w, b.v. bltew blauw (ohd. bláo); grtëw grauw

(ohd. gráo); ltew lauw (ohd. láo); rtew rauw (ohd. ró uit *ráo). Opm. De oorspr. w, welke deze woorden in onverbogen

vorm verloren, namen zij later weer aan naar analogie der verbogen vormen, die de w behielden. (V gl. TeW i n k eL Tijdschr. XVIII blz. 9-15).

d. in de achtervoegsels -ter en -btër, b.v. meul,mter (molenaar),

ha'nrirJlter (handelaar), drwnkbter (drinkbaar), ëtbter (eetbaar). Opm. Zie voor de vocaal van deze achtervoegsels Ndl.

Wdb. I, kol. 529 en id. lI, kol. 823.

§ 45. Germ. te: lJial. ?IJ vóór nasaal in: gOJ gaan (onfr. gált); k?lJn kaan (mhd. kán);

sp~n spaan (ags. spón); st?lJ staan (onfr. stán). Opm. l.Vergelijk voor deze vocaal TeW in keI, Noordned.

Tongvallen, blz. 67. Opm. 2. Ook sl?lJ (slaan) heeft naar analogie van gaan

en staan dezelfde vocaal aangenomen, terwijl het regelmatig moest luiden sl?l.

Opm. '3. Pleister heeft in het Nederl. een onregelmatige ei, maar luidt in dit dialect regelmatig pl?lJst:Fr (cf. lat. plástrum).

§ 46. Germ. te: lJial. ti

a. in die woorden, waarin een i of j volgde of later inge­

lascht is, b.v. drtijiJ draaien (ohd. drájan); kr?ljiJ kraai (ohd. chrá(wa);

kr?ljiJ kraaien (ohd. chráian) ; m?ljg maaien (ohd. máe'lt); n?ljiJ

naaien (ohd. nájan) ; wtijg waaien (ohd. wáen); ztijiJ zaaien (ohd. sáen). Opm. In de Subst. drted (bij dr?ljg), niM (bij n?ljg) en

zted (bij Z?ljiJ), waarbij de oorspronkelijke Germ. te niet werd gevolgd door i of j, ging ze regelmatig over in te. (V gl. TeW in keI, lJe Noordned. tongvallen blz. 118).

b. in enkele woorden, waarin ze oorspronkelijk werd gevolgd

door w, b.v. lc?lwg kauw (ohd. chá); kltiwg klauw (ohd. chlá(wa»;

krtiwg krauwen (ohd. chráwon). Opm. Evenzoo werd 't lat. päVO tot ptiWg (pauw); daaren­

tegen lat.-gr. pápa8 tot pOW8 (paus). - Een uitzondering op dezen regel vormt a'nkZëviJ enkel (ohd. anchláo); de vocaal

Page 33: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

17

der 2de silbe kan echter teruggaan op Germ. eu; cf. Mnl. Wdb. I, kol. 420 i. v. anclief).

Umlaut.

§ 47. In slechts weinige woorden is deze il! veranderd onder

den invloed eener volgende lange of korte i of j, b.v. lJJdiesd

bedeesd (cf. dial. hd. däsig, Fr anc k Etym. Wdb. i. v. bedeesd

en Opm. 1 bij deze §); Ól'ieWJ breeuwen (uit *bréwian); gJdwi ge­

dwee (germ. * )wê )i); gi'! gaaf (germ. gêói); lieg laag (germ.

*légi); schierJ schaar (ohd. sk(Î1'i, plur. van skál'), zoowel het huis­

als landbouwgereedschap; wiénsbl'iewJ wenkómuw (ohd. ónlwa). Opm. 1. Naast ó,?diesd wordt ook gebruikt ÓJdüsd. Opm. 2. Zil!lJg (zalig) ondervond den invloed van Umlaut

niet, evenmin kil!zg kaas (ohd. chási, lat. cáseus). - GJnaldg (genade), door de kerk in de spreektaal ingevoerd, behield de a! der beschaafde spreektaal. V gl. voor de voc. der woorden, genoemd in § 47 en de Opmn, TeW in k e 1, Noordned. Tongv. blz. 97 vlgg. en blz. 104 en 109.

Germ. e in gesloten lettergrepen.

§ 48. Germ. e: J)ial. ea

in oorspronkelijk gesloten lettergrepen, b.v. ggbead gebed (onfr.

qebed); healgpg helpen (onfr. helpan); weagt weg (os. ags. onfr.

weg), met paragogische t. Opm. Uitzonderingen op dezen regel zijn: lcerzJn kersen

(ohd. cher.~a) en misschien herSJn8 hersenen (met oorspr. (?) e; vgl. Franck Etym. Wdb. i. v. her8enen).

§ 49. Germ. e: lJial. eij

in veijnstJr venster (ohd. jen8tar, lat.-rom. fenestm).

§ 50. Germ. e: J)ial, e,

wanneer de oorspronkelijke e onmiddellijk werd gevolgd door r,

b.v. bergg berg (os. onfr. berg); berJgg bergen (onfr. bergan); verggJ

vergen (os. ohd. fergón).

§ 51. Germ. e: IJial. il!

vóór r in: hil!rd ha.ard (os. herth) ; lcil!rJnJ karnen, (cf. Fr anc k 2

Page 34: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

18

Etym. Wdb. i. v. karn); ktersJ kaars (ohd. kerza; cf. Kluge

Etym. Wtb. i. v. kaars); lterzJ laars (uit leder(hose); cf. ohd.

leder); pterd paard (ohd. pferfrit; cf. Franck Etym. Wdb.i.v.

paard); pters paars (mnl. paers, peers, uit mlat. persus, perseus;

cf. Franck Etym. Wdb. i. v. paars); sttert staart (ohd. sterz);

wiiJrd waard (os. weril of werd); zwiiJrd zwaard (on fr. swerd).

§ 52. Germ. ij: lJial. ä: in vä'rdJ ver (onfr. ferro); vä'rrtJr verder, compar. van ver.

Opm. 1. Ndl. vel'der met de beteekenis van voorts luidt voa1'dJrs.

Opm. 2. Ndl. dwars uit duJe1's (ohd. dwërh) luidt dwoars. Opm. 3. Gerst en tuinkers luiden in dit dialect ga'rstJ

(gerstJ) en sta'rrJka's. Opm. 4. Ndl. worden en geworden luiden wörJ en JwÖrJ.

Het Praes. moet dus reeds vroeg de 0 hebben aangenomen; immers eerst daarna kon de vocaal der eerste lettergreep met uitstooting van de d volkomen worden.

Opm. 5. Ndl. sterven is sturJvJ, een vorm, die, ondanks de 1',

aan Umlaut in 't Partic. doet denken. (Cf. JslegJ voor geslagen).

§ 53. Germ. ij: lJial. oa

in die woorden, waarin de e door metathesis vóór l' kwam te

staan, b.v. board bord (ags. bred); doardJ derde (rangtelw. van

drie); doarschJ dorschen (ags. )rescan); goars gras (ags. g1'03S);

KoarsJmissa en koarsJweagga (een soort van koek) uit Christ);

voarst vorst (mnd. verst; cf. Franck Etym. Wdb. i. v. vorst);

voarsch versch (ags. Iersc). Opm. PàarschJ is minder in gebruik voor versch dan

vaJ'rschJ; zoo bijna regelmatig: va'rschJ eijJrs.

§ 54. Germ. ij: lJial. i

in enkele op zichzelf staande woorden, waarin echter bij de

meeste st volgt op de vocaal, b.v. disSJl dissel (uit * )ehsla);

gist gist (mnd. ge8t); gi8tr}1'J gisteren (ohd. gestaron); mis mest

(got. ma{hstus); ni8t nest (ohd. ne8t); niX'kiJ nek (ofri. hnekka). Opm. 1. N dl. ne8tel8 is onbekend; daarvoor wordt ge­

bruikt na's8iJlléngJn. (Vgl. hiervoor Mnd. Wdb. IV, kol. 2190 1. v. nastelinc.)

Opm. 2. Ook 8piktiiJkJl (fra. 8pectacle) en v[wdi8tJlJwerJ

Page 35: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

19

(fra. détruire uit dé8truire hebben i uit e; vg1. voor het voorgevoegde ver TeW i n keI, Taal- en Letterbode V, blz. 299-308.

Germ. IJ in open lettergrepen.

§ 55. Gérm. e: lJial. e

is de regel, wanneer de IJ staat in oorspronkelijk open letter­

grepen, b.v. orekg breken (os. on fr. orekan); gevg geven (onfr.

gevan); lcelg keel (onfr. kela); nemg nemen (onfr. neman); reg;m

regen (onfr. os. regan); lOëgg wegen (os. 1Oegan); lOezg wezen (onfr.

os. ags. 1Oe8an); ook in die gevallen, waarin ze door buiging in een

open lettergreep komt, b.v. ogvelgn, mv. van bgveal; lOeggn, mv.

van 10eagt (weg). o "p m. 1. Een uitzondering op dezen regel is 8mlEre smeren,

indien dit W erkw. althans een oorspronkelijke IJ heeft. V gl. Franck Etym. Wdb. i. v. 8meer en Tijd8chr. XV, 70. Voor de overige, door V. Hel ten t. a. p. genoemde woorden, raadplege men de Woordenlijst in vocibus. - Voor den klank van Ndl. vegen te vergelijken § 37 Opm. 1.

Opm. 2. Vi' vee (onfr. fé, ohd. fehu, os. feho) heeft een vocaal, die phonetisch niet is te verklaren. (V gl. Tijd8chr. XIX, 107).

Germ. e. § 56. Germ. e: lJial. w

a. in oorspronkelijk Germaansche woorden, b.v. hwr hier

(os. hér); 8chwrlgk schielijk (ohd. 8céro).

b. in de Praeterita der Verba, die in het Gotisch Reduplicatie

hebben, b.v. vwl viel; h77:10 hield, met 10 naar analogie van den

Inf. hOlOg; lwp liep; lwt liet. Opm. 1. V g 1. voor de vervoeging van vele dezer Verba het

Hoofdstuk: Verbuiging en Vervoeging. Opm. 2. Gaan, hangen en vangen hebben als Praeteritum

gwng, hwng en vwng of voang.

c. in vroeg aan het Latijn ontleende woorden, b.v. orwvg brief

(lat. o1'evi8); Plet Piet (lat. Petru8); rwmg riem (lat. rémU8);

prw8tgr priester (lat.-gr. pre8oytm'; os. pre8tar); 8pwggl spiegel

(lat. apecuZum).

Page 36: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

20

§ 57. Daarentegen hebben de later aan het Latijn ontleende

woorden met ë in dit dialect îê, b.v. krwt krijt (lat. créta);

pîênJ pijn (lat. péna); spîêzJn spijzen (mlat. spésa). Tot dezen

laatsten regel behoort ook zîêjJ zijde (lat. séda), dat echter door

den overgang van de intervocalische d tot j de îê rekte tot u. Opm. 1. Bët(wortel) (lat. béta) is blijkbaar een later

ingevoerd woord: suikerbieten zijn in dit dialect onbekend en heeten sülarpë. - Evenzoo moeten de Eigenn. KnëlJs (lat. Cornelius) en KnëlJja> (lat. Cornelia) Of later ingevoerd Of aan de schrijftaal ontleend zijn.

Opm. 2. EijkJ (lat. aequare), eijkJr en eijkkJtör behielden de vocaal van 't Nederlandsch, omdat ze uit de schrijf- in de spreektaal werden overgenomen.

Germ. ï in gesloten lettergrepen.

§ 58. Germ. ï: Dial. i

vertegenwoordigt den regelmatigen overgang, b.v. biddJ bidden

(os. biddian); (ik) binJ ben (ohd. bim); kind kind (onfr. kint);

ZiggJ liggen (os. Zig.qjan); middJn midden (onfr. mitdon); mis­

(dred) (onfr. mis-(dî1t»; zittil zitten (os. sittian).

§ 59. Germ. z: Dia!. îê

in de woorden, eindigende op 't achtervoegsel-Zing, b. V. joangJlîênk

(jongeling); kwëkillîênk kweekeling (blijkens de voc.der eerste letter­

greep uit 't Holl. of uit de schrijftaal overgenomen); twielîênk (twee­

ling); schurJvJ!îênk (dijk van graszoden met braamtakken bezet).

§ 60. Germ. ï: DiaZ. u, wanneer ze in de betoonde lettergreep wordt gevolgd door ng

of nk, b.v. dunk ding (onfr. thing); drunkil drinken (os. drinkan);

ktunkil klinken (eng. to clink); rwnk ring (os. hring, onfr. ring);

stunkil stinken (os. onfr. stinkan); vrungJ wringen (ags. wringan);

ook als de gutturaal werd gesyncopeerd, b.v. Dunsda9g Dinsdag

(cf. Mn!. Wdb. 1I, kol. 209 i. v. Dinxdach); PwnstJrJ Pink­

steren Cvgl. os. te pinkostón en verder Fr anc k Etym. Wdb. i. v. Pinkster).

Page 37: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

21

Opm. LV gl. voor den eind medeklinker der woorden uit § § 59 en 60, ook § 127 c, d.

Opm. 2. Ook wwnsbriJwrJ wenkbrauw (vgl. mnl. winc­brauwe) behoort tot dezen regel, maar rekte de voc. der eerste lettergreep niet.

§ 61. Ger·m. 'î: lJial. u

in eenige op zichzelf staande woorden, b.v. lussiJ lus (uit litse);

tummiJrrJ timmeren (onfr. ags. timbran); wurrJvrJl wervel (ohd.

wirbil) ; zulrJvrJr zilver (onfr. silver). Opm. Indien de u van rund niet oorspronkelijk is (vgl.

ohd. hrind en F I' anc k Etym. Wdb. i. v. rund), valt dit woord onder dezen regel.

Germ. ï in open lettergrepen.

§ 62. Germ. 'î: lJial. ë

in oorspronkelijk open lettergrepen, b.v. óëld beeld (onfr. bilithi);

hëmrJl hemel (os. onfr. himil); vrëdrJ vrede (onfr.jr·itho, os.jrithu);

zëdrJ zede (ags. sidu). Opm. Më als samentrekking van mëdrJ (ohd. miti) behield

de oorspr. regelm. ë. - Evenzoo woorden als ten (leden), mv. van lid.

§ 63. Germ. 'î: lJial. eu,

een gewestelijk verschijnsel als .o·umlaut der ë uit 'î in open

lettergrepen, in: teunrJ leunen (os. hlinón); reuzrJ reus (mnl. rese). Opm. lJëzrJ, gërw, Ói!zrJm, zëvrJ (telw.), sjJëlrJ en vëlrJ (werkw.

en telw.) klinken als in 't Ndl.

§ 64. Germ. ë: lJial. w

in enkele woorden, waarin ze aan 't woordeinde haar oorspron­

kelijke waarde behield, n.l. bw bij (germ. *b'î); hw bij (os. h'î).

§ 65. Germ. ï: lJial. w in:

nww nieuw (contaminatie-product van ?Luwen nie); vwjaJnd vijand

(got. fijands, onfr. fîand); vrwjrJ vrijen (got. jrijón) en de hierbij

beboorende afleidingen. o p m. 1. N dl. vriend kom t alleen voor met i, dus:

vrind, ofschoon zeer zelden.

Page 38: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

22

Opm. 2. Heijsche (bijscben), dat, wat zijn vocaal betreft, misschien ook onder dezen regel beboort (zie Fr anc k Etym. Wdb. Lv. hijschen), is uit bet Hall. overgenomen.

Germ. i.

§ 66. Germ. i: JJial. u is in verreweg de meeste gevallen de overgang geweest, b.v.

óutJ bijten (os. bîtan) j óru brij (mhd. órî); duk dijk (os. die);

druvJ drijven (os. drîvan); grupJ grijpen (ags. gripan); grus

grijs (os. gris); us ijs (ags. iS); uzdJr ijzer (os. i8arn); kukJ

kijken (meng. kiken) ; kruge krijgen (mnd. krigen); !clOul kwijl

(mnd. quil); luf lijf (onfr. lij); lum lijm (obd, lïm); lU'ltJleidsel

(ags. line); lustJ lijst (obd. lista) ; rukJ rijk (onfr., ags. ric); rUZJ

rijzen (ags. ?'isan); slîétJ slijten (os. slitan); stuf stijf (ags. stif);

tud tijd (onfr., ags. tid) j vru vrij (ofrLjri); lOîéd wijd (ags. lOid);

vruvJ wrijven (ohd. riban); zlOugJ zwijgen (ohd. swigen).

§ 67. Denzelfden overgang van '1, naar u (Ndl. ij) heeft mee­

gemaaijt de '1, in sommige woorden van lat. oorsprong, n.l.

aJnduvJjJ andijvie (mlat. endivia); klOaJnsîés kwansijs (lat. quamsi);

kwîét kwijt (mlat. quittus); rwvîét fijt (lat. ficus); schruvJ

schrijven (lat. scribere); sufJr cijfer (mlat. cijra); lOU?t wijn

(lat. vin7~m).

§ 68. Ook u hebben de aan 't fra. ontleende als: jun fijn

(fra. fine); kJ?"zun kozijn (fra. cussin); rJdus radijs (fra, radix),

uitgezonderd pWpJ (piepen), met onduidelijke voc., indien het

beantwoordt aan lat. pipare.

§ 69. Germ. ï: JJial. 113

a. wanneer een intervocalische d of th werd gesyncopeerd, b.v.

ólwjJ blij (os. blithi); lwjJ lijden (ohd. lidan); rwjJ rijden (ags.

ridan); sn'iRjJ snijden (ohd. snidan); st?"wjJ strijden (obd. strita1t);

zwjJ zijde (os. sida), ook in die gevallen, waarin de d tengevolge

van buiging of afleiding intervocalisch werd} b.v. lOwje (wijde)

naast wtéd (wijd) en VJl"wwjJng (verwijding).

Page 39: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

23

Opm. 1. Bwj:J bij (ohd. Óîa) en kwm:J kiem, jonge meekrap­plant (ohd. kimo), behielden de oorspr. quantiteit.

Opm. 2. Nîénteg:Jl (nijdnagel) en 1;él (ijl) ondergingen geen vocaalrekking, al werd ook de intervocalische d dezer woorden gesyncopeerd; evenmin b1;él:J (bijl) en v1;él:J (vijl), waarbij syncope eene intervocalische h plaats had.

Opm. 3. Dezelfde vocaal treffen we ook aan in de eindsilbe van die woorden, welke, aan het fra. ontleend, eindigen op -wje (fra. -ie, ndl. -ij) en in 't Ndl. met hetzelfde achter­voegsel zijn afgeleid, b. v. p:Jrtwj:J partij (fra. partie) ; ba?kk:Jrwj:J (bakkerij), g7Pnd:Jrwj:J (gaanderij d. i. galerij; vgl. TeW i n­keI Gmmm. jig2, blz. 269 en Ndl. Wdb. i. v. galerij).

b. wanneer op de Germ. i een r volgt, b.v. gwr:J gier (ohd.

gir); gwr:Jg gierig (ohd. giri); klwr:J klier (oostfri. klire); Iwr:J

lier (lat.-gr. lyra); mwr:J mier (ags. mire); 8lwr:J slieren (glijden)

een r-afleidsel van den wortel sl1; zie F I' anc k Etym. Wdb. i. v.

8lieren).

§ 70. Germ. ï: lJial. i

in enkele woorden, waar ze stond vóór ch(t), b.v. dicht:J dikwijls

(mhd. dïhte); licht:J longen. (Of. Mnl. Wdb. IV kol. 475 i. v.

lichte en Kluge6 i. v. lunge); lich,tem lichaam (ohd. lïhltämo);

di88:Jl dissel (ohd. dïlt8la). Opm. 1. Ook de oorspr. ï in litteijkrm (ohd. lihzeihltan)

en limw (ohd. lin) werd verkort tot i. Opm. 2. u heeft ducht:J (dicht van nabijheid), een verwant

uit de familie van N dl. dijen (cf. got. )eiht-8); 0 heeft locht:J (= licht, niet zwaar) uit liht.

§ 71. Germ. ï: lJial. ü,

wanneer ze oorspronkelijk tusschen labialen stond, in: blüv:J

blijven (ags. belifan); pÜp:J pijp (ags. pipe); twüf:Jl:J twijfelen (os.

twifat); VÜV:J vijf (ags. fif; cf. got.jimf); wüfwijf(os., ags. Wif). Opm. Tengevolge van verwarring van Ndl. weifelen met

Ndl. twijfelen luidt weifelen: wüf:Jl:J. (Vgl. voor de voc. dezer § V. Helten, Mnl. Spr. blz. 71 Opm. 4).

§ 72. Germ. zw + Vocaal: lJial. w

alleen in 8pWj:J spuwen (got. 8peiwan), nadat de w was ge-

Page 40: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

24

syncopeerd. (Of. Paul's Grundriss Germ. Phil. J2 blz. 824;

ook Te Winkel A1but,t Kern 1903 blz. 171 vlgg). Opm. 1. De overige uit deze Germ. klankcombinatie

ontstane woorden zijn in dit dialect onbekend. Opm. 2. HeyMcm!i3krn' ontleende de uitspraak met eij aan

de schrijftaal.

Germ. 6 in gesloten lettergrepen.

§ 73. Germ. ö: lJial. 0,

wanneer er een gutturale consonant op volgt, b.v. bok bok

(ohd. boceh) ; hole hok (ags. hok); docntJr dochter (ohd. tohtar);

roggJ rogge (os. roggo).

§ 74. Ge1'm. ö: lJial. oa

wanneer geen gutturale consonant volgt, b.v. kOat kot (eng.

cottage); poat pot (noorsch poft1'; cf. l!' r an c k Etym. Wdb. i. v.

pot); spoat spot (ohd. ww. spottön); gJboad gebod (os. gibod); voalJk

volk (os. folc).

§ 75. Germ. ö: lJial. ö,

wanneer l' of l' + dentaal volgde, b.v. börd boord (os. bord);

gfJbörtJ geboorte (gat. gabaur }Ji); mÖ1'd moord (ohd. mord); nörd

noord (onfr. ohd. norcl); örd oord (os. 01'rl); vört voort (mM.

vort); wörd woord (os. onfr. word). Op m .. 1. Dezen regel volgden ook de ontleende woorden

körd koord (fra. c01'de); pörtJ poort (fra. porte) en sört soort (fra. sortli). - Uitzondering is J6'sJp (Jozef).

Opm. 2. Woorden, waarin de ó in dit geval geen rekking onderging, hebben 1'-metathesis Of zijn latere leenwoorden.

§ 76. Germ. ö: lJiat. u

vóór r + labiaal of gutturaal, met of zonder umlautsfactor, in:

burJg borg (ags. borg); rlu1'JpJl dorpel (mI at. rlu1'jJilus); gurJgJlJ

gorgelen (oM. gurgula); sturJm storm (os. storm); turJp dorp (os.

th01'jJ); wurJgJ worgen (mnd. worgen); wurJm worm (ohd. wurm) j

zurJgJ zorg (os. ohd. s01'ga). Opm. 1. .1l1orgen (os. morgan) is mU1'JgfJ in de uitdrukking

Page 41: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

25

gOO;'J murJge, maar in de beteekenis van lat. cras luidt het merJgJ, wat misschien uit i-umlaut te verklaren is.

Opm. 2. Voor duit en ltbi zie Pmd' s Gl'drss 12 blz. 822. Opm. 3. Ook de ontleende woorden kurJvJ (korf), urJgJl

(orgel), vurJkJ (vork) en vurJrtt (vorm) hebben zich aange­sloten bij dezen regel.

§ 77. Germ. old en olt: lJial. owd en owt:

bowt bout (ags. bolt) j gowd goud (onfr. golt); howt hout (onfr.

holt); stowt stout (mhd. stolz). Opm. 1. HOWJ (houden) heeft tengevolge van syncope

der deen eenigszins gerekte vocaal. Opm. 2. De Praeterita van willen en zullen luiden woe

en zoe met oe als in boek. Opm. 3. SchOOrJ schouder heeft tengevolge van syncope

der d een zelfde gerekte vocaal als rOOrJ e. d.

Ge r m. 0 in 0 pen let ter g rep e n. ,

§ 78. Germ. ij: lJial. ö

als regel in alle open lettergrepen, b.v bödJ bode (onfr. bodo);

bJkörJ bekoren (onfr. becorön); b~(jJ boog (os. bogo); klÖVJ kloof

(ohd. chlobo); spöre spoor (ohd. spor); st!iVJ stoof, voetwarmer

en meekrapfabriek, (on. stofa). Opm. ])ör (dooier) behield, na syncope der d en samen­

trekking tot één silbe, dezelfde voc.; cf. TeW in keI Gramm. .fig.2 blz. 197 i. v' dooier. - Evenzoo heeft ö: RömJ (Rome), maar: Ramsch (Roomsch).

Germ. ö.

§ 7!:). Germ. ö: ])ial. 00

stelt den regelmatigen overgang voor en verschijnt:

a. vóór dentalen, b.v. blood bloed (onfr. bluot); brOOr broeder

(onfr. bl'uothar), met syncope van de d; good goed (os. ags. göd,

onfr. guot); hood hoed (ohd. huot); hoon hoen (os. ltón,ohd. huon);

hrIest hoest (ohd. huosto); kool koel (obd. chuoli); mood moed

(onfr. muot) j moodJl' moeder (oufr. muodir, os. mödal'); root

roet (ags. hröt); schOOJ schoen (os. sköh); spOOlJ spoelen (obd.

spuoten); stootJ stoel (os. ags stöt); vlooI' v loer (ags. fliJr); voolJ

Page 42: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

26

voelen (ohd. fuolen); voet voet (onfr. fuot, os. ags. fot); zoeta

zoet (os. 8woti). Opm. Voor oe8tar vgl. men Franck Etym. Wdb. i. v.

oe8ter. - Toe (N dl. toen) heeft een korte vocaal tegen­over onfr. thuo, os. thó.

b. vóór volgende i of j: bloeje bloeien (os. blojan ); groeja

groeien (ags. growan); roeja roeien (ags. rowian); leoeja koe (os.

leoji; cf. Fr anc k Etym. Wdb. i. v. koe).

c. tengevolge van syncope eener intervocalische d: boel rommel

(os. bod(lo8); voer wagenvracht (ohd. fuodar); voera bekleeden

(ohd. fuotar); voera voederen (ags. fodM·).

d. wanneer een intervocalische d overging in w of w werd

iagelascht, b.v. broewa broeden (ohd. bruotan); moewa moede (os.

módi); roewa roede (onfr. ruoda). Opm. 't Praet. van 8taan luidt 8tîéng, analoog met dat

van de Redupl. Verba gaan, hangen en vangen.

§ 80. Om'm. 0: lJial. oe,

wanneer er op volgt een gutturaal, labiaal of labio-dentaal, b.v.

badroefd bedroefd (vg1. onfr. druovon en Fr anc k Etym. Wdb. i. v.

droef); boele boek (on fr. buole, ags. bole); broele broek (ags. bi'oe);

doele doek (ohd. tuoeh); hoeva hoef (os. ags. hof); roema roemen (cf.

os. hrom) ;stoepa stoep (ohd. stuofe); vloelea vloeken (onfr. jluolean). Opm. Ook moes moes (os. ags. mos) heeft dezen klank.

§ 81. Sommige woorden, die onder dezen regel moesten vallen,

hebben in het Dial. 0 aangenomen, n1. bloma bloem, "de bloeiende"

(ohd. btuoma) naast blom (gebuild meel); drog droeg (cf. got.

Praet. d1'Og); Pi'ova proeven (mhd. Praet. pruofte); ropa roepen

(onfr. ruopen); slog sloeg (onfr. sluog); 8nOpJ snoepen (met voc.

van onzekere afkomst; cf. Franck, Etym. Wdb. i. v. snoepen);

vrog vroeg (met 0 naar analogie van drog en stog). Opm. Vreemd is z7P (got. swa, ags. 8va) met een klank,

die alleen voor genasaleerde a (cf. 8taan) voorkomt.

§ 82. Germ. 0: ])ial. 0

voor ril of eht, b.v. blom bloem (ohd. bluoma en verg. § 81);

Page 43: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

27

v{jrdomm8 verdoemen (got. domjall); g8nogt genoeg (got. ganoh8,

maar reeds onfr. genuht); nocht81' nuchter (0 hd. nuohturn); zochte

zocht (onfr. 8uohta). Opm. LOok moeten, moe8ten en gemoeten luiden mott8,

m08t en 8mottg (cf. ohd. muozan, ags. motan). Opm. 2. Evenzoo heeft het achtervoegsel -dom (Ndl.

-dom) deze vocaal aangenomen, b.v. rwlcdom (rijkdom).

Umlau t.

§ 83. Waar de verschijnselen in de N ederlandsche dialecten

in 't algemeen pleiten tegen Umlaut in de Westelijke tong­

vallen, wat betreft de lange vocalen, meen ik toch te moeten

verschillen van hetgeen Dr. VERSCHUUR beweert in zijn Proef­

schrift omtrent Woen8dag (§ 130 t. a. p.). Mijn meening, dat

Weun8da~g in het Dialect van Noord-Beveland umlaut bevat,

wordt versterkt door het feit, dat niet alleen Weun8da~g voor­

komt in 't Dialect van W est-Voorne, maar ook meutjg (= tante),

klaarblijkelijk een Umlautsproces van *moei met den verkleinin~s­

uitgang. Vgl. ook § ~O, Opm. 2.

Germ. u in gesloten lettergrepen.

§ 84. Germ. u: lJiat. à vóór gutturalen in: jOlc juk (os. julc, ohd. juh en joh); gglolc

geluk (mhd. gelüclce); lolclcg lukken (voor: gehtlr:lcen bij gelulc);

rolclcg rukken (ohd. l'ucchen); moggg mug (os. muggia); bocht8

bocht (mnd. bucht); locht lucht (os. luft); ochgnd ochtend (os.

uhta) met syncope der t.

§ 85. Germ. u: lJial. oa

voor r en l' + dentaal, waar in dit Dialect, evenals in 't Neder­

landsch, Umlaut achterwege bleef, b.v. boat'8tgl borstel (cf. ohd.

simplex: burst); doar dor (ohd. durri) ; hoart8 horten (cf. mhd. hurt);

8ch,oartg schorten (mhd. 8chürzen); 8toartg storten (ohd. 8turzen). Opm. Op zichzelf staan 't Pron. Ü8 ons (cf. got. un8ar,

ags. os. U8) en hülc8 hurken (uit *huclcen; cf. Fr anc k Etym. Wdb. i. v. huilcen).

Page 44: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

28

Germ. ü in open lettergrepen.

§ 86. Germ. ü: nial. ö

in enkele woorden, b.v. götJ goot (cf. ohd. g1tZ en Mnl. Wdb. II

kol. 2078 i. v. go te) ; vör voor (os. Jur); vörJ voor (ohd. furuh). Opm. A~ltb~s staat voor a~ltb~chs, met bijwoordelijke s

uit t7Yg (ohd. zug), naast teug. Vgl. Mnl. altoges, ohd. mhd. alzoges.

Umlau t.

A. In gesloten lettergrepen.

§ 87. Germ. ü: nial. u in:

bult bult (mnl. bult en vg1. Fran ck .Etym. Wdb. i. v. bult) en

guldJ gulden (germ. *gul )ïno), die vermoedelijk aan 't Hollandsch

ontleend zijn; butJrJ boter (mlat. butyrum) en schUÜJl schotel

(ohd. scuzzila; cf. V. Hel ten, Mnt. Sprklc. blz. 62, Opm. 2),

die beide 1t uit eu hebben en misschien ook hulJpJ hulp (onfr.

hulpa), en vullJ vullen (onfr. Jullan). Opm. 1. Geen Umlaut ondervonden: locht (lucht) en

schoaddJ schudden (germ. *skudjan; vgl. Franck, .Etym. Wdb. i. v. schudden).

Opm. 2. Ko"s en moasschJ zijn de zuiver phonetische vormen in dit dialect voor de Vlaamsche kus en musch.­KoaSSJ (ww. kussen) is analogie naar 't znw. koas. KOaSSJ1b kussen (fra. coussin) nam denzelfden klank over.

Opm. 3. GJduld en schuld zijn analogieën naar de Adj. geduldig en schuldig, ma.ar zijn waarschijnlijk aan 't Hol­landsch of de schrijftaal ontleend.

§ 88. Germ. ü: nial. i,

een eigenaardig Zeeuwsch· Vlaamsch-Zuidhollandsche umlauts­

werking, in: b1'iggJ brug (ohd. brucca); dinnJ dun (ohd. dunni) ;

grippJ, mv. grippJls, greppel (uit *gruppjö); klipPJlJ met een knuppel

gooien (uit *knuppilo-knots, vgl. Franck, .Etym. Wdb. i. v. knup­

pel); krikkJ kruk (ohd. chruccha); pittJ put (germ. *putti, uit lat·

puteus; cf. ags. pytt); rik rug (uit *hrugjo-; ohd. hl'ulclci); stik

stuk (os. stucki).

Page 45: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

29

B. In open lettergrepen.

§ 89. Germ. u: Dial. eu in :

deur door (uit * )urih); deurJ deur (ohd. turi); heunJk honing

(os. honeg en honig, ags. hun eg) ; keugJt kogel (mhd. kugel); keunJk

koning (os. cuning), alsook: keunJgintw (koningin) ; lcnenkJl knokkel

(uit *knukit; vgl. beneden Opm. 3); teug;m leugen (ohd. lugina);

mClÛJ molen (ohd. mutin); neutJ noot (ags. hnuti- in samenst.) ;

steur8 storen (ags. styrian); veug8l vogel (got. jugls; ohd. ook

j1tgit); Welln8 wonen (ags. wunian); zeunJ zoon (analogie naar

een Plur. *sllni). Opm. 1. Zonder invloed van den umlautsfactor zijn ge­

bleven: Jöd Jood (uit Judaeus); slötJl sleutel (os. stuti!) ; schör8 (znw. en ww.) scheur(en) (uit *skllri).

Opm. 2. Jök8 (jeuken) en jökt8 (jeukte) (uit *juki) komen ook voor als joek8 en joekt8 (cf. Van Hel ten, Mnl. Spraakk. blz. 75, § 47).

Opm. 3. KrëJl8t kreupel (uit *krupilo) en kne1cJl (uit *knttkil) in knëk8lhüsje.

Germ. ü.

§ 90. Germ. ü: lJial. ü

a. in: brün bruin (ags. brün); bülJ buil (ags. byle); büt8 buiten

(os. hütan); drüvJ druif (ohd. drüba); dÜVJ duif (onfr. düva); dügJ

duig (mhd. düge); düm duim (ohd dümo); dün duin (ags. dün);

düz8nd duizend (onfr. thüsint); jükJ fuik (afri. fake); gt·üs gruis

(mnd. grüs); hüs huis (onfr. hüs); klütJ kluit (mnd. klüte); krüt

kruit (ohd. Icrüt); krükJ kruik (ags. crnce); krüm8l kruimel (uit

crümo); krüs kruis (os. crüci); lüaluis (ags. lüs); müs muis(ags. müs);

pün puin (cf. ags. pünian); püat8 puist (mnd. püst); prüm8 pruim

(ohd. pjrüma); plüZJ znw. pluis en ww. pluizen (mnd.plüsen);

pliim8 pluim (ohd. pflüma); rüm ruim (ags. rüm); rün ruin

(mnd. rün); rüt8 ruit (mnd. rütJ); rÜZJj8 ruzie (oostfri. rüae);

achüm schuim (ohd. scnm); strük8 struik (mnd. strük); stüp8n

stuipen (oostfri. stüpe); stüv8r stuiver (cf. Fr anc k JiJtym. Wdb.

i. v. stuiver); tün tuin (ags. tün); üt uil (ags. üle en cf. Franck

Page 46: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

30

Etym. Wdo. i. v. uil); üt uit (os. üt); vül vuil (ags. füt); vüst

vuist (ohd. füst); ZÜVJ1' zuiver (ohd. süoar). Opm. 1. Indien püt (kikvorsch) hetzelfde woord is als

mnl. pude en pûta in ags. iElepüta, behoort het onder dezen regel, evenals, wat de vocaal der derde silbe betreft, flJljJkrükJZ (alikruik), welke voc. echter van onbekende herkomst is.

Opm. 2. Bl'eugJm bruidegom (os. orüdigomo) heeft um­lautsvocaal tegenover o1'üd bruid (os. orüd). Of Weunsda~g en meutjJ (§ 83).

b. in de sterke Verba der 2e Ablautsreihe: oügJ buigen (ags.

oügan); kZÜVJ kluiven (ohd. chlüoon); schÜVJ schuiven (ags. scüfan);

slüü, sluiten (ofr. sUita); snÜVJ snuiven (mhd. snttoen); zügJ zuigen

(ohd. sügan); ZÜpJ zuipen (ags. süpan).

c. in de volgende zwakke werkwoorden: 01'ÜSJ bruisen (mhd.

orüsen); dükJZJ duikelen (ohd. tühhan); gJorü!cJ gebruiken (ags.

bl'ücan); ZüstJ}'J luisteren (ohd. hlüstrën); mütJ muiten (ruien)

(onfr . . r;r:mütön); plüZJ pluizen (mnd. plü8en); rÜ8chJ ruischen

(mhd. rüschen); slümJrJ sluimeren (ags. slüma); 8nütJ snuiten

(ohd. snüzan); strükJlJ struikelen (mnd. strüketen); stükJ vallen

(cf. on. stüka); SÜZJ suizen (ohd. süsön); tümfilJ tuimelen (ohd.

tümalon).

§ 91. Dial. ui hebben

a. oorspronkelijk-Germaansche woorden, die ten deele zijn

overgenomen uit de schrijftaal, ten deele op andere klanken

teruggaan, b.v. kuijJrJ kuieren; 1'uilJ ruilen; pluis bvnw. pluis;

puik (ook pükJ) puik; spuitJ znw. en ww. spuit( en); spuiUJ)

spui(en); spuiglEtJ1t spuigaten; kuizJ (dooden van runderen) en

kuishlEmJr (met Z uit sch; zie d.e Woordenlijst i. v.).

b. aan 't Fransch ontleende woorden: jluitJ fluit (ofr.jlehute);

ouiMJ buitelen (cf. fra. *buter in culbuter); fJrnuis naast jJrnÜ8

met een nog niet opgehelderde verandering van den klinker uit

mnl. fornais, ofra. jornaise; zóó Fr anc k Etym. Wdb. i. v. fornuis). Opm. MülJ muil (fra. muZe) en prükJ pruik (fra. perruque)

behielden de oorspr. uitspraak.

Page 47: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

31

§ 92. Germ. ü: IJial. II

a. in woorden, waarin ze wordt gevolgd door 1': bûrfJn buren

(ohd. bür); gZûra gluren (nd. glüren en vgl. FranckEtym. Wdb.

i. v. gluren); hÛl'a huur en huren (cf. ags. hyr en hyrian); 8chû)'a

schuren (mnd. 8chüren); vara castreeren (agiJ. fyran); zar zuur

(ags. 8ür). o prn. 1. Treura (treuren) heeft de Nederl. uitspraak over­

genomen onder invloed van de schrijftaal. Loera loeren (mnd. lüren) heeft den invloed der volgende l' niet ondervonden; roeg (ruw) heeft dial. een korte vocaal. (V gl. hiervoor: Dr. J. te Winkel in Album Kem 1903. De uitspraak van u + w in het Middelnederlandsch. blz., 171 vlgg., alsook voor boer (boer).

Opm. 2. Verkorting van de ü vóór ch ondergingen lcucha kuchen (mhd. lcüchen) en zuchta, znw. ww. zucht(en) (uit *8iift); bovendien met overgang van dial. u in di al. 0: vocht vocht (ags. jüht).

b. tengevolge van syncope eener intervocalische d in: lcrfija

kruien (ags. lcrüdan); lûja luiden (ags. hlüd); dija zuiden (ags.

os. 8Ü)); lûra luier (ohd. lüdara). Opm. 1. Büla (buil en builen) rneelbuil is waarschijnlijk

analogie naar büla (ags. byle; zie § 90 sub a). Opm. 2. 't Ndl. uier luidt ealdar, een afleidsel waar­

schijnlijk van den wortel al (= voeden). Opm. 3. BUja bui heeft een u van onbekende herkomst;

vgl. Fr anc k Etym. Wdb. i. v. bui.

c. in enkele ontleende woorden: dura duren (lat. düräre); mura

muur (lat. müru8).

Tweeklanken.

Ge r m. ai in ges lot e n 1 et ter g rep en.

§ 93. Germ. ai: IJial. ie

a. vóór oorspr. h, l' of w in: die8am deesem (uit * )aih8mo) ;

i'ra znw. eer (ags. är); ier bijw. eM' (ags. iEr); hier heer (uit

germ. * hairiro, os. he1'1'o); zie zee (got. 8aiws); iewa eeuw (ohd.

ewa, vgl. got. aiws); spriew& spreeuw (uit *spraiwon); schriew{}

schreeuwen, schreien (os. 8creiön) ,

Page 48: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

32

b. in: er!}oied arbeid (onfr. a'J'oeit, got. aroai )s); dieg deeg

(ohd. teig); bien been (ags. ban); bried breed (ohd. breit); diel

deel (on fr. deil); giest geest (onfr. geist) ; hiel heel (got. hails);

wies wees (uit *waisjon?; zie Franck Etym. Wtb. i. v. wees);

ziem zeem (ohd. seim). Opm. 1. Wüfala weifelen (nit germ. *waijlo.p) nam onder

den invloed van Dial. twüfal!} (§ 71 opm. ü aan). Opm. 2 Het achtervoegsel Ndl. -heid luidt in 't Enkelv.

-heijd, in 't Meerv. hën (samentrekking uit hëdan).

c. in eenige vreemde woorden: g!}riel gareel (ofra. gorel) ;

j!}wiel juweel (ofra. joel); !c!}niel of !ca3niel kaneel (fra. cannelle);

lciJsWl kasteel (ofra. castel) ; miestJr meester (ofr. maistt'e); pmiet

paneel (ofra. pannel) j triJwiel truweel (fra. truelle); ziem zeem

(door middel van mnd. semsch uit een Oostersche taal in de

onze ingevoerd) en met ie zeker als homoniem van zeem sub b. Opm. Ook de aan het Fransch ontleende woorden biest

(beest) en flest (feest) hebben deze vocaal aangenomen. V gl. voor deze woorden Tijdschr. XV, 168, alsook Dr. Ver­s c h u u r, Klan!cleer van 't Noordbevelandsch § 141.

§ 94. Germ. ai: J)ial. ea

tengevolge van verkorting in: eacht echt (ofri. aft); eamm!}r

emmer (indien althans Franck (Etym. Wdb. i. v. emmer) gelijk

heeft); eal!}vJ elf (got. ainlif); eattiJr etter (os. eitir); veat vet

(onfra. feit). Opm. Ndl. en!cel (= alleen) luidt, waarschijnlijk, wat de

vocaal betreft, uit overeenkomst met woorden als den!cen, wen!cen, e. d.: wn!c!}ld, met paragogische d; lJ1VeriJ!cJ is de uitspraak van N dl. leeuweri!c, met accentueering van de 2de lettergreep.

§ 95. Germ. ai: IJial. ë

in 't Enkelv. van het Praeteritum van de sterke Verba der

Ie Ablautsrij, b.v. grëp greep (got. graip); bet beet (got. bait);

dref dreef (got. d?'aif) , welke vormen hun vocaal ontleenden

aan den Pluralis van dienzelfden tijd.

Page 49: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

33

Gel' m. ai in 0 pen let ter g I' epe n.

§ 96. Germ. ai: IJiaZ. ie in:

giera geer (on. geiri) ; kiera keeren (onfr. kéran); ti'Zak leelijk

(ohd. Zeidtih), na syncope een er oorspr. d; mif in miekra~p (?; cf.

Franck Etym. Wdb. i. Y. 2 mede); miena meenen (ags. miiJnan (?); dan is 't woord eigenlijk een uitzondering op de umlautsyocaal

(§ 97); rie reede (on. reiili); schie scheiden (got. skaidan) ;

tie teen (lichaamsdeel (ags. táhe) , zoowel als twijg (got. tains);

't verkleinwoord van 't laatste is echter: ti'nijg; twie twee

(got. twai); zïekJ urine (ohd. seik). Opm. 1. V gl. voor de consonanten van rïe, schie § 123

en voor tie § 147 Opm. 2. Opm. 2. IJwi'pa (dwepen), kif ta (keet), knie (kneden),

ti'p (leep), rieva (reven), spieka (speek), spiJtJ (spatten), vrieka (wreken) en j1'ieta (vreten) hebben vocalen van onzekere herkomst, evenals zwiiJVJZ (zwavel).

Opm. 3. Hifta heeten (= verwarmen) is regelmatig en onderscheidt zich door zijn vocaal van hwta heeten (= noemen).

Opm. 4. KZa/v;:m (klavers) met ä~ uit ai is een uitzon­dering en Of van Friesche afkomst Of is aan de schrijftaal ontleend. - Een ë heeft baZëdaga (beleedigen), omdat het uit 't Hollandsch is overgenomen.

Umlau t.

§ 97. Germ. ai: IJiaZ. eij

bij een volgende i, 'î of jin: geijta geit (cf. got. dimin .. qaitein);

gameijnta gemeente (ohd. gimeinida); heijtJg heilig (ags. hiiJZeg);

teijkan(a) teeken(en) (ags. t[Ecan uit *taiknjan); vZeijsch vleesch

(ags. fliiJsc); veijnt vent, man; weijnag weinig (ohd. wënag zonder

Umlaut) en weijt weit (alleen voorkomende in de samenst.

boekweijt, (got. hwaiteis), dat echter waarschijnlijk aan 't Hollandsch

ontleend is. Opm. Dezelfde vocaal treffen we aan in bleijk bleek,

analogie naar bleijkJ (ww. bleeken). Zie hierover Dr. J. te Winkel Feestb. Matth. de Vries (1887) blz. 147-164; eijka eik (ngs. äc), waarnaast echter als stoffel. bvnw. meestal elca, welke vormen hun vocaal ongetwijfeld danken aan

3

Page 50: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

34

wisselwerking; steijgm) steiger (cf. agi!o adj. sttiJger); veijnt, dat wel eij zal hebben uit het Meerv., dat veijnüm luidt; weijfJ weide, met overgang eener intervocalische d tot j (ohd. weida); weijgfJrfJ weigeren (afri. weigaria, ohd. weigarón).

Opm. 2. ])rï}gfJ dreigen (germ. *thraigan; cf. 0 0 s ij n, Taalk. Bijdr. lI, 319) ktieZfJ en ktï}svaJt (cf. ags. cZtiJnsian en Franck Et!Jm. Wdb. i. V. kleins) hebben geen Umlaut.

Opm. 3. Klei uit klai + j luidt in dit Dial. klui.

§ 98. Woorden, aan 't Fransch ontleend en in deze taal in

de betoonde lettergreep met ée, ei of ai geschreven, worden

in dit Dial. uitgesproken met eij, b.v. bleijn (fra. baleine); fanteijnfJ

(fra. fontaine); feijt (fra. fait); kfJptei:jn of kaapatei:jn (fra. capitaine);

kerawei:j (fra. corvée); pJlei:js (fra. palais) ; trei:jn (fra. train), alsook

in 't achtervoegsel -tei:jt (fra. -té), b.v. SösJjJteijt (fra.société);

mä"jJstei:jt (fra. majesté). Opm. 1. Uitzondering is ses (fra. cltaise). Opm. 2. 't Uit het Maleisch in 't Ndl. overgenomen

bakkeleien luidt natuurlijk baakkJlei:jfJ, omdat 't Dial. 't overnam uit 't Hollandsch.

Germ. a16.

§ 99. Germ. au: Dial. va

a. vóór alveolaren of voorpalatalen en aan het woordeinde, b.v. blvJt bloot (ags. bleat); bvanfJ boon (ags. beun); bDas boos (met

germ. au; cf. K er n Tijdschr. VIII, 43 vlgg.); brvad brood (on.

bl'auth); d6ad dood (gat. dau pus); grvat groot (ags. great); hvad

hoofd (gat. haubip); MarJ hooren (gat. hausjan); lclvatfJ kloot

(ags. *cleat); lvad lood (ags. lead); lvan loon (ags. lean); nvad

nood (gat. nuudi-); vatfJlc aalijk (indien ten minste de vocaal der

Ie lettergreep teruggaat op Germ. au; cf. F ra n c k Etym. Wdb. i. v.

ooli:jk); vJrJ oor (gat. ausö); vast oost (ags. east); rvad rood (gat.

rau ps); scltvat schoot (gat. skauts) ; stvatJ stooten (gat. stantan);

strva stroo (ags. streaw); trvast troost (gat. trausti); vlvJjfJ (met

intervocalische j-epenthesis) vloo (ags. fleah); rvastar rooster (uit

""raust of *hraust? Of. Fr anc k Etytlt. Wdb. i. V. rooster). Opm. 1. Zö (zode) met de beteekenis van hoevcelheid

Page 51: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

35

en zö in graszode stemmen niet in klank overeen met het gelijkbeteekenende mnd. nnd. sóde, ofri. sátha. - RötJ (os. rotön) stemt overeen met en wijkt klankwisselend af van ohd. rózén.

Opm. 2. Bleu (bloode) beeft Umlaut; cf. os. bli5ili, alsook Weunsda9g en meutjJ (§ 83) en breugJm (§ 90 Opm. 2).

Opm. 3. Brv9s (broos), dV9zJ (doos), onnifzJl (onnoozel) en vv9s (voos) hebben v9 uit onbekende vocaal.

b. wanneer ze werd of wordt gevolgd door z, i of j, b.v. hb:j

hooi (cf. got. gen. hauji8); kvy'J kooi (cf. lat. cavea); mtJ:j mooi

(germ. *maujo/); dtJ:j dooi (on. J~yr); dV9/J dooien (ags. Jawian). Opm. 1. Voor de voc. van v9it (ooit) en nvait (nooit)

raadplege men Franck in Tijd8chr. XVII, 83 en Kern ibid. XIX, 201.

Opm. 2. VrölJk (vroolijk) is een uitzondering en is waar­schijnlijk aan de schrijftaal ontleend.

c. in 't achtervoegsel -lV98 -loos (ags. -lëas, got. -laus) , b.v.

smtEkJlv9s smakeloos.

d. in eenige vreemde woorden, b.v. bD9tJ boot (eng. boat);

fMJ vleien (ofra. foler); fv:jJ fooi (ofra. foi); klD9stJr (lat.

claustrum); kV9lJ kool (lat. eau lis) ; kl'v9nJ kroon (met dial. v9);

pJtrv9n patroon (met dial. v9); tv9nJ toon (met dia!. v9); trvan

troon (met dial. Va); lv9s loods (zoowel eng. loadsman als fra. loge). Opm. V gl. voor de voc. van k1'v9nJ, tl'V9n en tvanJ P a u l's

Gl'undr. P blz. 821. - Bij tV9nJ zal in dit di al. de va wel in de hand gewerkt zijn door tvan, bijvorm van tï9n. -Daarentegen heeft onntJ9zJl een tJa tegenover het Nederlandsch.

§ 100. Germ. au: Dial. tJ vóór labialen en velaren: Mm boom (ags. bëam); dtJj doof (got.

daufs); dtJpJ doopen (got. -daupjan); dl'tJg droog (on. draugl') ,

waarbij ook drtJgJr (cf. Woordenl. i. v.); gltJVJ gelooven (got.

galaubjan); htJgJ hoog (got. hauhs) j htJpJ hoop (ags. hëap); ktJpJ

koopen (ags. eëap); lV loof (got. laufs); ltJg loog (ohd. louga);

ltik look (ags. lëae); ltJpJ loopen (got. hlaupan); tJgJ oog (got.

augö); tik ook (got. auk); ntJm oom (ags. ëam); 1·tJVJ rooven (ags.

reaf); rtik rook (ags. ree); rtim room (ags. rëam); sehtJvJ schoof

Page 52: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

36

(ags. 8ceaf); 8lrJVJ sloof, voorschoot. (Cf. Fr anc k Etym. Wdb.

i. v. 8loof); 8t7jm stoom (ags. 8team); 8tr~m stroom (ags. 8tream);

8tr~p" stroopen (germ. *8traupjan); t~m toom (on. taumr); t~v"r"

tooveren (on. taufr) ; z~ zoom (ags. 8ëam). Opm. Str~j" strooien (got. 8traujan) en 8tr~j8"l (strooisel),

alsmede l~j" vlam (ohd. loug) hebben eveneens~; ook R~m8clt naast Röm". V gl. § 78, Opm.

§ 101. Germ. au: IJial. ö

in 't Enkelv. van 't Praeteritum der sterke Verba van de

2e Ablautsrij : bög boog (got. baug); gö! goot (got. gaut) j lög

loog (got. taug); 8cltöf schoof (got. -8kauf), enz. Opm. De vocaal dezer vormen is analogie naar die van

't Meerv. van 't Praeteritum.

Germ. 1,U.

§ 102. Germ. iu: IJial. w in:

dwr" duur (ohd. tiuri); 8tW?''' sturen (uit *8t-i?t1'jan); vwr vuur

(on fr. füir; cf. Grdm. 12 blz. 828). ü p m. Kort is de voc. van k'iét" kuit, zoowel bedoeld

als lichaamsdeel als voor vischzaad. V gl. voor de vocaal van dit woord Franck Etym. Wdb. i. v. 2 kuit. - Ndl. 8ÜÛt is onbekend; daarvoor 8t1.Prtbien.

§ 103. Germ. iu: IJial. ü in:

düv"l duivel (os. diuvil); b"duj" (met vocaalrekking ten ge­

volge van syncope der intervoc. d), beduiden; düd"l"k duidelijk

en IJÜ8Clt Duitsch (ohd. diuti8C) j dÜ8t"1' duister (os. thiu8tri). Opm. 1. Al deze woorden zullen reeds in 't Mnl. aan

naburige dialecten ontleend zijn. Opm. 2. In plaats van kuiken wordt in dit dialect ijoek"

gebruikt. - Moet güclt"l" (Ndl. guicltelen) ook onder dezen regel vallen? V g 1. F r anc k Etym. W db. i. v. goocltelaar.

§ 104. Germ. iu + UJ: IJial. 00 in:

joow bezitt. vnw. jouw (cf. ohd. iuwar); kloon kluwen (ohd.

cltliuwa); 8cltoow" schuw (ags. 8ceóh); 8prOOw" spruw (mnd. 8pri'Iwe);

wfi;r8cltoow" waarschuwen. Opm. 1. Zie voor de hier behandelde woorden J. te

Page 53: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

37

Win keI Album Ker'n 1903 blz. 171 vlgg.; voor nieuw (§ 65), 8puwen (§ 72), voor roeg en boer (§ 92, a, Opm. 1).

Opm. 2. Naast 't bezitt. vnw. Joew is als pers. vnw. in gebruik Joe, met korte voc.; eveneens korte voc. heeft noe (nu).

Opm. 3. Altijd ow hebben: bOWJ (bouwen), dOWJ (duwen) en trOWJ (trouw). Vgl. J. te Winkel t. a. p.

G erm. eo.

§ 105. Germ. eo: Dial. ïë in:

a. bïër bier (ags. beór); bïë8t biest (ags. beó8t); bïëJJ znw. bH

(ags. beó); dïër dier (onfr. dier); dïënJ dienen (on fr. thienon);

dïëpJ diep (onfr. diep) en naar analogie daarvan ook dïëptJ diepte

(onfr. diupitha); leïëwJ kieuw (ohd. chi/wa); lïëf lief (onfr. lief);

lïë8fJ lies (uit germ. *leo8leo); nïërfJ nier (ohd. nioro); nïëzfJ niezen

(ohd. nio8an); rïët riet (ags. hreód); vïërJ vier (os. fiwar).

b. de Praesensvormen van de Verba der 26 Ablautsrij, b.v.

bïëJfJ bieden (os. biodan); gïëtfJ gieten (os. giotan); bfJdrïëgfJ be­

driegen (os. -d1'iogan) ; leïëzfJ kiezen (ohd. chio8an); lïëgfJ liegen

(os. liogan); 8chïëtfJ schieten (os. 8ceotan); vJrdrïëtJ verdrieten

(got. -)riutan); vfJrlïërzfJ verliezen (os. forlio8an); vrïëzfJ vriezen

(aha. fri08an). Opm. 1. Deze voc. hebben ook: lenïëJJ knie (ohd. chneo),

tïënfJ tien (os. tian), WïëJfJ wieden (os. wiodon) en zïëJfJ zien (ag8. 8eón).

Opm. 2. Verkort werd de vocaal in DirfJle Dirk (uit Theodorile).

Opm. 3. SblclcfJlfJ (sukkelen) heeft met overgang van u vÓór gutturaal tot b (§ 84) verkorting van germ. iu, indien het verwant is met Ndl. ziele, zucht. (Cf. Fr anc k Etym. Wdb. i. v. 8uleleelen).

§ 106. Germ. eo: Dial. Ü,

wanneer labialen of gutturale explo8ieven volgen: drüpfJ druipen

(onfr. driepmz); lelÜVfJ kluiven (ohd. chliobart); lerüpfJ kruipen (onfr.

leriepan); rülefJ ruiken (ohd. riohhan); 8tiiVJ stuiven (ohd. 8tiuban). Opm. Vg1. voor de vocaal dezer woorden Paul's Grun­

dri88. J2 blz. 828.

Page 54: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

38

Onduidelijke Klanken.

§ 107. In overeenstemming met het teeken, in de taalweten­

schap in gebruik, is de onduidelijke vocaal weergegeven door a.

§ 108. Onduidelijk is de vocaal geworden in alle onbetoonde

begin-, middel- en eindlettergrepen, b.v. badan~!ca (bedanken);

meutrmaer (molenaar); drtt!ctJ ( drukte), enz., uitgezonderd in de

woorden, vermeld in § 110.

§ 109. Toonloos is ook de vocaal ineenige op zichzelf staande

gevallen:

1 ° als vocaal in de aanvangslettergreep van: baûPndar (bij­

zonder); bata~ngante (bij lange na); VJr()ama (weerom; soms met

syncope der J: vroamJ); masch1:é (misschien); wara~chtag, een enkele

maal: vJra~chtJg (waarachtig); vJrb1:é, varntem, VJrüt (voorbij,

voornaam, vooruit), enz. Opm. Uitgezonderd isjijfrowJ (juffrouw), dat een verzwakt

accent op de aanvangssilbe behield, waardoor u werd tot i.. 2° als vocaal der slotlettergreep in : hoevJt (hoeveel); zoevet, ook

met verkorte voc. in de eerste lettergreep, zoaval (zooveel) j tevand

(avond); vrifmmas (vrouwmensch, tengevolge van het woord­

accent en met syncope der n); ó-ogard (boomgaard, met m-syn­

cope); w1:égard en wUJngard (wijngaard; de eerste vorm onder­

vond ook n-syncope).

3° in vele woorden, eindigende op ing, waarbij de eindconso­

nanten tevens meer of minder belangrijke wijziging ondergingen,

(waarvoor te vergelijken § 127), b.v. hteran!c (haring) j j;telan!c

(paling); bo!cam (bokking); boanzam (bonzing).

4° in sommige Casus der Pronomina Personalia en Possessiva,

indien ze zonder klemtoon worden gebruikt, alsmede 't Lidw.

van Onbepaaldheid: mJ1Z (mij, 3e of 4e nv. van 't Pron. Pers.)

of mijn (Pron. Poss.); ZiJn hem (zie de Opmn bij de Verbuiging);

dJr haar (3e en 4e nv. Sing. en Plur. Fam.); Jn, enclitisch

voor hij, b.v. zeijtrJn (zegt hij) en zeijan (zeide hij) en i. plo Y.

hem (Dat. en Acc. Masc.).

Page 55: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

39

5° in verschillende woorden, die in het beschaafd Nederl. de

vocaal ook vaak toonloos hebben, b.v. as (eens, met n-syncope);

dar (daar), enz.

6° evenals in 't Nederl. in de uitgangen -lijk (-lak) en -ig

(-ag), alsook in ha9nalc (d. i. ekster) en kîévat (kievit).

7° in ontleende woorden, wanneer de klemtoon niet op de eerste

lettergreep valt, b.v. bakä9l (bokaal); dama9st (damast); dajtekan

(diaken); dareakt, soms met syncope: dre4kt (direct); fabrîék

(fabriek); matreassa (vroeger: onderwijzersvrouw ; fra. maîtresse);

rJneatta (reinette) ; sakaMa (sucade), enz. Opm. Daar in de volgende woorden de lettergrepen on­

geveer even sterk betoond zijn, ondergingen de vocalen dier lettergrepen wel verandering, zonder dat ze toonloos werden: dàaUtel' (dollar); ginara/l (generaal); ga9rrJnsîéna (garancine); implajëra (fra. employer) en sukaZä9da (chocolade).

§ 110. Ofschoon de volgende woorden ook een onbetoonde

aanvangslettergreep hebben, is de vocaal toch nog waarneembaar

met een eenigszins licht i-timbre, n.l. fîéka9nt (vacant) en

fîéka9nsaja (vacantie); fîéneal (flanel, met l-syncope; soms ook:

farneal met dissimilatie); alsmede de uitgang ie (tie, cie, gie) in

woorden, aan 't fra. ontleend, b.v. stä9s(J)ja (staatsie); fä9s(a)ja

(uit facie); artözaja (uit horlogie).

Svarabhakti·vocaaI.

§ 111. De onduidelijke vocaal a is ook het teeken voor de

Svarabhakti-vocaal:

1 ° tusschen liquidae en volgenden consonant, uitgezonderd

dentaal, b.v. sturava (sterven); wuraft (werf); healapa (helpen);

mealak (melk); ga9laga (galg); ka9laf (kalf); ha9lam (halm); kterJna

(karnen); goaraneat (garnaal) en sa9lrJm (psalm).

2° in op zichzelf staande, samengestelde woorden: terabezam

(aardbezie ) j deuganîét (deugniet); ook in: A9nganîét (voor Agniet)

en singaneat (voor signet).

Page 56: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

HOOFDSTUK lIl.

Medeklinkers.

§ 112. Daar de uitspraak der medeklinkers, zooals reeds

vroeger is opgemerkt, niet verschilt van die in het Nederlandsch,

worden in dit hoofdstuk alleen die verschijnselen besproken,

welke in 't bijzonder eigen zijn aan dit dialect.

TAALKUNDIGE FIGUREN.

§ 113. De taalkundige figuren, die hieronder worden behan­

deld, betreffen dus alleen die veranderingen, welke in 't bijzonder

eigen zijn aan dit dialect, vergeleken met 't Nederlandsch.

Achtereenvolgens worden hier besproken: 1. Prothesis. 2. Epen­

thesis. 3. Paragoge. 4. Aphaeresis. 5. Syncope. 6. Elisie. 7. Apocope.

8. Assimilatie. 9. Synaloephe. 10. Metathesis.

1. Pro t hes i s.

§ 114. Prothesis heeft plaats van:

1° n in: nwrs (aars); nwsgm (asem); nergm (znw. a1'm; 't bvnw.

arm luidt steeds er8m) i ngrzwn (azijn); nam (oom), tengevolge

van 't vaak voorafgaande lidw. of voornaamw., dat zijn slot n

overdeed aan het znw. Opm. De n in na~rl'gsle is een oorspronkelijke n. CV gl.

Te Winkel Gramm, jig.2 blz, 77).

2° s in: Sàandwsch (met assimilatie), smwndwsch, sweunsdwsch,

swtJrdwsch (met assimilatie), smwndglgksch, sjwrlgksch, analogieën

naar de bijwoDrdelijke uitdrukkingen in den 2en naamval.

3° in: I'Jdissgl (hagedis; of hebben we in de eerste silbe

metathesis te zien? V gl. Kil. i. v, aerdti88ie); rema"ntgl (amandel),

Page 57: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

41

met verscherping van de intervocalische d; tUi'[)P (dorp" met

prothetische t van 't lidw. en tengevolge van assimilatie uit:

't dur[)p of met tuit oorspr. ); n[)vîét (fijt; cf. ags. fic, lat.

jicus en Franck Etym. Wdb. i. v. fijt), met verzachting der

oorspronkelijke j tot v tengevolge van den klemtoon op de laatste

lettergreep); a97ztha9ns of [)1ztha9ns (thans, met onverklaarbare pro­

thesis); tjwngJl[) (jengelen) en tjongJ (jongen; vgl. de Woorden­

lijst i. v. jongen), beide tengevolge van verzwaring van 't accent

op de eerste lettergreep; VJrdistJl[)wërJ (vernielen, jra. détruire)

en vJ1'rinJwër[) (vernielen, jra. ruïner), voor welke vormen men

vergelijke P a u l's Gl'unrlr. 12 blz. 909. Opm. Voor de telwoorden van 40 tot en met 90 ver­

gelijke men Te Winkel Gmmm. jig.2 blz. 53.

Il. Epe nt hes i s.

§ 115. Epenthesis vinden we

1°. van din:

a. Comparatieven van bvnw. op l, n en s (mits aan de s een

lange, door de epenthesis soms weer verkorte, vocaal vooraf­

ging), b.v. doald[)r (doller); hoald[)r (holler); voald[)r (voller);

gëld[)r (geler); r[)jällibr (royaler); dind[)r (dunner) ;.fîênd[)r (fijner);

grwsd[)r (grijzer); vW8d[)r (viezer); wwsdJr (wijzer); gr7J98chd[)r

(grootscher = trotseher).

b. in sommige woorden, onmiddellijk na een liquida, meestal

lof n, b.v. a9ldJrha9nd[) (allerhande); a9ld[)rleijJ (allerlei); twied[)rleij[)

(tweeërlei); drwd[)rlijJ (drieërlei); fJ1'söëndJl[)!c (fatsoenlijk); htev[)nd[)

(haven; vgl Mnl. havene) ; wd[)l'[)ndien (ieder(en)een); wl[)!cJndien

(elk(en)een) en vgl. voor deze laatste twee woorden W. Dij kst ra

Fri. Wdb. I blz. 329 i. v. el!cenien; !c[)mwndJ (!cteZJ) (komijne

kaas ~f gekomijnde kaas?); vëldJrleijJ (velerlei); Jrindrm (her­

inneren); vä/rdJ (ver), als bijwoord. Opm. Ooklézd[)r (ijzer), pëzdJl'[)!c (pezerik) en zwëzd[)r[)k

(zwezerik) hebben een epenthetische d. - Evenzoo schipp[)r­d[)ri~J (schipperij). - Nte!wlld (naakt) heeft een epenthe-

Page 58: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

42

tische n (cf. ags. nacod), evenaTs a~?tstra'nt (astrant, fra. assurant).

c. in: dubbgld (dubbel); ïënkgld (enkel) en vgrkoumd (verkou­

den), blijkens de verbogen vormen.

2° van 1 in: kwispgldor (kwispedoor).

3° van m in: ka~mmgneat (kabinet) met assimilatie van mb tot

mm en verkorting van den klinker; pa9mpïër (papier) met ver­

korte a.

4° van r in: fJ1'lws (valies); fgr?nwlgjg (familie); fgrnwn

(venijn), ook fgrnwngg (venijnig); fgrsoen (fatsoen) enfgrsoendgMc

(fatsoenlijk): fgrwiel (fluweel); karsta9jg (kastanje); kgrzwn (kozijn);

ngrzwn (azijn); vgrlïërs (verlies) en vgrlïërzg (verliezen). Opm. Schïërlgk (schielijk) heeft een oorspronkelijke r

(cf. Mnl. sciere).

5° van s in: rti3gsh6'd (raaghoofd) ; jwlgsgstërg en fwlgstërg

(féliciteeren); ha9ndg bart (vgl. de Woordenlijst) ; ka'pgstorgjg

kapitorie en zie ook de Woordenl.); wW1tsbriewg (wenkbrauw;

vgl. Mnl. wincbrauw).

6° van t in: kgswballg (uit fra. casserole); IJüschtgr (Duitseber;

vgl. Duitscb in de Woordenlijst) ; pgrjeastgr (professor); stb"jfrti31t

(saffraan, met "anlebnung" aan stoj); stballgstërg (solliciteeren,

onder invloed der stë in de laatste lettergr.); stbattg (stollen);

vischtgr, (visscher ook in afln en samenstn); wa9schtg (znw.

wasch); alsmede in den Comparat. van enkele bijvnw. op sch,

b.v. ma'lschtgr (malseher) ; 1Ja'tschtgl' (valseber).

7° van w in: doewg (doen) en schoewg (schoen). Opm. 't Meerv. van schoewg is daarentegen schoengn.

lIl. Paragoge.

§ 116. Van paragoge vonden we de volgende voorbeelden,

1 ° van m in: ti3rgbëzgm (aardbezie) ; bra9mboezgm (framboos) en

moergbëzgm (moerbezie), tenzij we in em moeten zien den verklei­

ningsuitgang ing. Vgl. hiervoor Kl uge Et!Jm. Wtb. 6 i. v. besing.

2° van n in: mwn of mglt (mij, dat en acc. van 't Pron. pers.

Page 59: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

43

1 Sing., onder invloed van 't Pron. poss.); ltëmim, gvam,m, wimmg1t

voor ltëmll enz. uit ltëtMl, Wg enz. (Of. voor m uit nw: maar uit

newaar, Te Winkel Gramm. fig.2 blz. 59 en Van Helten

Mnl. Sprkk. § 85, 2°, § 103 en § 190 en § 213, e, Opmerk.).

3° van t in: bealni!nt (welneen) ; ggnogt (genoeg); hoammgrt

(hommer); krvJst (kroos); raakk()1·t (rakker); scheaZgft (schelf) ; trwpt

(trijp); selt (voor 8el uit cedel); weagt (weg) en wuriJft (werf). Opm. Misschien heeft hoaldgrt in de uitdrukking hoaldgrt

howg ook een paragogische t. Zie de Woordenlijst i. v.

IV. Aphaeresis.

§ 117. Aphaeresis komt voor

1 ° van g in alle Part. Perf., b.v. Jleijd, gzeat, gbö enz. voor

geleid, gezet, geboden, enz. Of. Mnl. ivaen enz.

2° van gg in werkw. als beurJ, lokkg, enz. voor gebeMen, ge­

lukken, enz., alsook altijd in maakkglgk voor gemakkelijk. Opm. Zie voor de woorden, die met gg aanvangen, ook

de Woordenlijst.

3° van a in jün (ajuin); van h in rJrlÖZJjg (horloge) en M'indrJrg

(herinneren); van p in saalgm (psalm).

V. Syncope.

§ 118. Syncope vinden we:

1 ° van b alleen in 't werkw. hea (hebben).

2° van p in proant (met assimilatie der labiale m aan de

dentale t) voor prompt.

3° van f (uit v) in: heijt (heeft; cf. Van Helten Mnl.

Sprkk. § 60); h~lt (helft); herrJst (herfst); hvad (hoofd j cf. Mnl'

hoet); stwsgl (stijfsel); zeals (zelfs; vgl. de Woordenlijst). Opm. Ook 't werkw. geven luidt in den Infin. en 't

Part. vaak ge en rJge.

4° van d in: lcrüntëgiJl (kruidnagel) en lcrüneutg (kruidnoot).

5° van t in: lcaJchrJl veulen (uit *lcachtel; vgl. Tijdschr. XX,

43 vlgg. en 166 vlgg.); ochgnd (ochtend).

Page 60: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

44

6° van t in: ags (als) en zokJ (zulke).

7° van n in: ~r (ander, met nasaleering der voorafgaande

vocaal; vgl. ags. ij par) en ~r8; fra~'J (franje); kJmpa~'Jr (uit

*Oampagner?) ; kJtiJr (kantoor); kJrsta~'J (kastanje) ; klïeZJ en

klïesvagt (cf. ags. claensian); mJklPrJ (malkander, met rekking der

voorafg. voc.); ne'11J8 (neffens); pJSïet (penseel); Ü8 (vnw. ons);

w1:égJrd (wijngaard).

8° van k in: int (inkt); magrt (markt); PwnstJrJ (Pinksteren);

w1:énsbrïewJ (wenkbrauw; vgl. Mnl. wincbrauwe).

90 van 9 in: htëmëtJ (uit *hagemete (?), dor, schraal stuk zand­

grond): t1:ét (ligt, 3de Pers. Praes. van liggen).

10° van w in: dtës (dwaas) en ertJ (erwt).

11 ° van m in: MgJrd (boomgaard).

VI. E lisi e.

§ 119. Elisie komt, behalve evenals in 't Nederlandsch, voor

in de volgende woorden: gloVJ (gelooven); lcleandJr (kalender);

h1:én (konijn); lcra1fJ (karaf) en öijJfa3nt voor *ölJjJfagnt (olifant).

VII. Apocope.

§ 120. Deze figuur treffen we aan in: mJsch1:é (misschien); tëgiJ

(tegen); stra3lc (straks); Ö" (5k, Ndl. ook, aan 't einde eener vraag).

VIII. As sim il a tie.

§ 121. Volkomen assimilatie komt 't meest voor en in 't bij­

zonder van:

10 ds tot s in: agnstoans (aanstonds); óeastë (bedstee); ó1:ét1:és

(bij tij ds) ; bl1:éschip (blijdschap) ; óiJschip (boodschap); br0ë8ch

(broedsch); d6a8óleijk (doodsbleek); foans (fonds); gOësmOës (goeds­

moeds); leijsta3rrJ (leidster(re); leij8Jl (leidsel); 16as (loods);

poan8përiJ (pondspeer) ; 1·tëSJl (raadsel); sins (sinds); smissJ (smidse);

8oamt1:és (somtijds); v0ë8tJr (voedster, vrouwelijk konijn). Opm. De vorm pl~ZJ wijst terug op en is assimilatie

Page 61: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

45

van pudze. - Assimilatie van dz tot z heeft ook deugzfi!m (deugdzaam ).

2° ta tot a in: !'Bra- (aarts-); !'BvJreacha (averechts); ória (brits);

lJüsch (Duitsch); era (erts); fleas (flets); grv9sch (grootsch); gUSSiJ

(gutsen); h;hSJ (hotsen); hUSSJtJ (hutselen, dooreen schudden

met de handen); !c1i3SJ (kaatsen); !cteam (kletsen); lctoam (klotsen);

!cluSSiJ (klutsen); !cnussiJliJ (knutselen); !cÖ1'SiJ (koorts); lea,yt (vgl.

laatst); miJl!'Bsch (melaatsch); meaasiJliJ (metselen); pl!'BsJ (plaats);

pöësJ (poetsen); ra9nsöën (rantsoen); rissJtJ (ritselen); rümachv9s

(ruimschoots); 8ch1i3SJ (schaats); schoaSSJ (schots); schoaach(schotsch);

sta (sits); töëSJ (toets); troas( ch) trotse ch) ; Vöë8JtJ (voetselen;

zie de Woordenlijst). Opm. Indien een woord, met S of sch beginnende, wordt

samengesteld met het voorvoegsel üt- (uit-), vindt ook assimi­latie plaats, b.v. üschie (uitscheiden); üste!cJ (uitsteken), enz.

3° van rd tot r in: a9nv!'BrJ (aanvaarden); !'BrJpJt (aardappel)

en !'BrJbezJm (aard bezie) , beide met svarabhakti-vocaal tel' verge­

makkelijking uer uitspraak: !'BrJ (aarden); 1i3rJg (aardig); !co"rJ­

w!'BgJn (uit cordewagen en vgI. Mnl. crodewagen); mÖ1'J (moorden);

wwr(J) (verouderd Ndl. wierd(en), Praet. van worden); WörJ (wor­

den, met rekking der vocaal).

4° van aPn tot a9m en oant tot oam, wanneer ze gevolgd worden

door een labiaal, b.v. a9mbwjJ (aanbieden); a9mbindJ (aanbinden);

a9mbeld (aanbeeld); oamberJ (ontberen); o"m!clie (ontkleeden) ; o"m­

bJschoaft (onbeschoft). Opm. O"mzwjJ (ontzien) heeft de m te danken aan analogie.

5° in eenige op zichzelf staande gevallen: diEs (daags); flu8

(flnks); goattJ!cJrs (bastaardvloek voor: God de Christ) en goasjJ­

nO!c!cJ (bastaardvloek); !coarsJmisSJ (kerstmis); mis (mest) en mis,~J

(ww. mesten); daarentegen luidt Ndl. mi8tJn: mistJ; na98SJtwngJn

(mv. van nasteZinc); nimJndii/'le (nietmetal) ; rissJ (rist); 8cheaUJ

(schelden); 8pèaUJ (ww. spelden); spinnJ (spinde); vülJ8 (vuilnis). Opm. 1. Ma9zJlün verzachtte de intervocalische 88 uit

8t tot z.

Page 62: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

46

Opm. 2. Voor vimmfJ (vin) zie men Kiliaen in voce, die het als bijvorm van vinne opgeeft.

§ 122. Gedeeltelijke assimilatie (waarbij de oorspronkelijke 1t

overging tot gutturale n, terwijl de ct uitviel) hebben die woor­

den, waarin op de betoonde vocaal (als regel een gutturale vocaal

a of 0) volgt nd + toonlooze vocaal, b.v. grunge! (grendel); bang!)'r,

ook in samenstn, onder; pbangfJrMm, enz. (nadat nt eerst was

geworden tot nd; zie de Woordenlijst i. v.); 8traJngfJ (strand);

8pbangfJ (sponde); zban.qfJ (zonde); zbangfJr (zonder); vbang8tfJ (vondst),

alsmede in den Pluralis van 't Praet. en in 't Part. Perf. van

de sterke Verba der Ie Ablautsrij, b.v. bbangfJ (bonden), vbangfJ

(vonden); fJbbangfJ (gebonden), fJvbangfJ (gevonden). Analoog naar

deze vormen werd de Singularis bbang (bond), vbang (vond). Opm. Als voorbeelden van dissimilatie moeten beschouwd

worden: jfJrneal (flanel); leurfJpfJ! (karper); lelippatfJ (indien dit w. w. althans 't denominatief van knuppel is; voor de voc. raadplege men § 88); murapfJl, marmeren schietknikker, (vgl. Mnl. marbe!).

IX. Synaloep he.

§ 123. Synaloephe verschijnt in de volgende woorden: lërfJ

(ader); erfJmOO (armoede); (beR)8tê (-stede); bie (beide); bfJnê (be­

neden); bfJ8Chie (bescheiden); bfJ8tê (besteden); bloa (bloode); böm

(bodem); bool (boedel); brlë (braden); brOOr (broeder); breugfJm

(bruidegom); bülEJ (buidel); dïi,atEJk (dadelijk); dör (doder); eijfJ

(eg(ge»; lelie (kleeden) ; lenie (kneden); lerö (uit krode = menigte);

llë (lade); llë (laden); (liever )!ê (-lede); nva (nooden ); rïe (ree de) ;

-ri" (-reeden of -reiden); 8!lë (salade); 8chlë (schade, ww. schaden

en schaduw); 8chie (scheede) ; 8chie (scheiden); 8êlt (met parago­

gische t uit cedel); 81ë (slede en ww. sleden); 8më (smeden); 8në

(f:lnede); 8plë (znw. spade); 8prie (spreiden); tfJvrë (tevreden); trë

(trede); flë (verleden, bovendien met verscherping van den be­

ginconson. en syncope der r); vfJr8chie (verscheiden); vOOrfJ (voe­

deren); zwl (zadel); zij \zode).

Page 63: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

47

Opm. Ook in Meerv. als: f/aben (gebeden), f/abön (ge­boden), ten (leden) vinden we deze figuur. - Evenzoo in -hen, 't achtervoegsel van Meervoudsvormen, welker Enkelv. eindigt op -lteijd.

X. Met a th e sis.

§ 124. Metathesis komt hoofdzakelijk voor bij aan vreemde

talen ontleende woorden, waardoor hun uitspraak èn gemak.ke­

lijker werd èn meer beantwoordde aan 't Germaansch taaleigen,

b.v. A?nf/anwt (Agniet, met svarabhakti-voc. ter vergemakkelijking

van de uitspraak); karjöeta (krioelen, onder invloed van woorden,

beginnende met kar, ker, enz.); musta (muts, ter vergemakke­

lijking van de uitspraak), evenals muatarak (mutsaard, met zon­

derlingen uitgang); parjeastar (professor); parber;; (probeeren) ;

parjwt (profijt) en parjwtartjfJ (profijtertje); parjiet (prieel); pa1'­

ze"nt (present = geschenk en = aanwezig); pirakaa (perzik; vgl.

Mnl. peaeker); riapa (rups); zwiëmat zwaluw (uit *zwiëtma,

*zwiëlwa; cf. Franck Et!Jm. Wdb. i. v. zwaluw); sinf/aneat

(signet, met svarabhakti-vocaal); fwtsastera en jwtfJstërfJ (felici­

teeren) ; stàat/aaterfJ (solliciteeren) ; varrinawera (ruineeren met 't

voorvoegsel ver). Opm. Geen metathesis, doch den oorspronkelijken vorm

he b ben gàars (gras); dàarda en dàartwnfJ (derde en dertien) tegenover 't hoofdtelwoord drwjfJ (drie). Ook prfJviëlajfJ (fra. travait) ondervond geen methathesis.

Verscherping van Medeklinkers.

§ 125. Van de volgende woorden wordt de beginmedeklinker

verscherpt: kardwn (gordijn uit mlat. cortina, dat door zijn

explosieve k herinnert aan den oorspronkelijken vorm met

explosieven aanvangscons.; vgl. V. Helt e n Mnl. Sprkk. § 111);

parwt (brutaal); jar/ws (valies); farnwn en jfJrnwnaf/ (venijn en

venijnig); !artütan (mnl. virtuut); jwnkfJl (venkel); jlë (verleden);

fetfJr (veter); jleatta (uit violet(?); de Nederl. benaming dezer plant is violier); frietfJ (vreten); jla9k (vlak); f'iéjölfJ (viool); f'iétfJt

Page 64: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

48

(mlat. vituia) ; fuka~nt en fuka~n89jJ (vacant en vacantie);

je'/'fJm98e"lfJjfJ (vermicelli).

§ 126. Verscherping van medeklinkers in 't midden van een

woord troffen we aan in: '/'Jma3ntJl (amandel); gintJ'/' (ginder);

ochJlJk (oogl~jk); we"ttfJ (wedden); ,/,(JarItJtI'fmmJ (rondom).

§ 127. De zachte spirantische eindmedeklinkAr is verscherpt

tot tenuis explosiva in woorden, die eindigen:

a. op ang, b.v. bJla31Zk (belang); ga9nk (gang (m.), naastga~1~q9

(gang (v.»; g9la9nk (gelang); {/9Za9nk (gezang); dwa9nk (dwang);

la9nk (lang; uitgezonderd in de samenstelling la9ngztiJm (lang­

zaam); za9nk (znw. zang), enz.

b. op ing, waarbij de i toonloos wordt en de n al of niet

wordt gesyncopeerd, b.v. ba9lZ9nk (balling); deijn9k (deining);

ltlë'/'Jnk (haring); lteijn9k (heining); lteunJk (honing, waarnaast ook

Ndl. honig); keunJk (koning; evenwel: keurwginnJ) ;ptiJlJnk (paling);

weunJk (woning), enz. Opm. De Pluralis dezer woorden is ba3lZJngJn, enz.

c. op eling, waarbij de i wordt gerekt tot U, b.v. ltokkJlunk

(hokkeling); joangJlunlc (jongeling); ra98tJ'/'unk (rastering); 8C!tU'/'9-

v9lunk. (Zie Woordenlijst i. v.). Opm. Ook de Pluralis dezer woorden heeft ng, evenals

de Singularis van ma~nt9lung9 (manteling) en wtiJtJ'/'ung9 (watering).

d. op ing: de éénlettergrepige woorden: dunk (ding) en '/'unk

(ring), welker Plur. ook ng heeft. Zie § 144.

e. op ong: de éénlettergrepige woorden: joank (jong) en 8jJl'oank

(sprong), welker verbogen vorm ng vertoont.

f. in: lëk9l9k (akelig); -baalek9 (-balg, in blaasbalg, zeker onder

invloed van Ndl. en dial. balk); '/'ik (rug). Opm. Van deze laatste ::3 heeft alleen lëkJl9k in verbogen

vormen de spirantische g; de beide andere behouden dan ook de explosieve k. Zie voor '/'ik § 144 Opm. 4.

Page 65: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

49

Verzachting van Consonanten.

§ 128. In de volgende woorden is, in tegenstelling tot het

Nederlandsch, de aanvangsconsonant verzacht, n.l. zwpiJliJ (Ndl.

sijpelen); zëlciJl (Ndl. sikkel); zintiJl (Ndl. sintel); ZOappiJ (Ndl.

sop in de beteekenis van 8au8).

§ 129. Onder den invloed VHn het woordaccent werd de harde

consonant vervangen door de verwante zachte in: a~lc[)vwtjiJ

(akefietje); nrvwt (fijt); miJdieniJ (meteen); piJrzeant (present). Opm. 1. Eveneens hebben den medeklinker verzacht:

healdiJr (uit *helter; vgl. MnI. halfter); ra~n~Jg (ransig; vgl. Franck Etym. Wdb. i. v.).

Opm. 2. Ook 8tra~f (bvnw. = sterk, streng) verzacht in de verbogen vormen de intervoc. f tot v, b.v. iJn 8tra~ViJn mîe8tJr (een strenge meester).

Opm. 3. Den oorspronkelijken cons. behielden: lre8iJ of lre8chiJ (?); vgl. Franck Etym. Wdb. i. v. lie8; rei8iJ (ww. reizen, waarvoor te vergelijken got. rai8jan).

Overgang van Medeklinkers in andere.

§ 130. Dit verschijnsel openbaart zich in de beginmedeklin­

kers van: 8ulciJlaPdJ (eigenlijk een vereenvoudiging der uitspraak

van ch = 8j in: chocolade); bra~mboeziJm (framboos, misschien met

"anlehnung" aan braam); 8Jleij, 8JnërJ, 8Jltiër8ch, 8ë8, 8erJp, 80WJ

(voor: gelei, geneeren, jaloer8ch, 8jee8, 8jerp, 8jouwen met vereen­

voudiging van de articulatie); vroammiJ (na syncope eener toon­

looze iJ ontstaan uit wem'om) en evenzoo alle woorden, die beginnen

met 1vr: vrrengJ, vrîekJ, vrîed, vricht, vrWVJ enz. voor: wringen,

wreken, enz.; priJvtëlJjJ (fra. travail); beat beat (wel, wel) en

beatnîent (welneen), de beide laatste ter versterking der articulatie.

§ 131. Overgang van intervocalische d tot j vinden we bijna

uitsluitend na îê of re, b.v. biJvrrejJ (bevrijden); brejJ (bieden);

blrejiJ (blijde); krüjiJ en lcrüjJnrer (kruiden en kruidenier) j lrejJ

(lijden en znw. lij; vgl. voor dit laatste de Woordenlijst i. v.

lrejiJ); pöëjiJr (poeder); 8mrejiJ (uit *8mijde (?); Ndl. 8mijdig); 4

Page 66: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

50

8nwjfJ (snijden); tze}fJ (ge)tijde, zooweZ aZ8 tijding, waarvan de uit­

gang verwaarloosd schijnt, tenzij tzejfJ = tijding op een vorm

*tijde(?) teruggaat); weijfJ (weide); wzejfJ (wieden); zzejfJ (zijde)

en zujJ(n) zuiden.

§ 132. Van d tot w vinden we intervocalisch overgang in:

bröëwfJ (broeden); hOWfJ (houden); mOëwe (moede) en rOëwJ (soms

ook rOëfJ, Ndl. roede).

§ 133. Op zichzelf staan: (brOë)nëkfJZ (brand)neteZ, met over­

gang van t in k; ha9n8jàappfJ en kàar8jfJt, met 8j uit 8 voor han80p

en kor8et; met w in plaats van b: heawfJ (hebben en vgl.

Hoofdst. IV, § 220-222); rv,'àank (roodvonk) en a9sjfJ (asch).

§ 134. De eindmedeklinker van BeaZ8(ch) voor Belg en Belgi8ch

wijst op een poging, om de uitspraak van het fra.-vl. Belge te

benaderen; b'féka9nt mist de bijwoordelijke 8. (Vgl. Mnl. bicant);

bàkfJm voor bokking schijnt te wijzen op een diminutief van bàk j

vg 1. bëzfJm voor bezie en Fr anc k Etym. W db. i. v. bokking);

bàanzfJm heeft een ander afleidingssuffix dan Ndl. bonzing (vgl.

Franck Etym. Wdb. i. v. bonzing).

Page 67: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

HOOFDSTUK IV.

Verbuiging en Vervoeging.

A. VERBUIGING.

Het Ze lfstan dig N aa mwo ord.

§ 135. Omtrent den Enkelvoudsvorm van het Substantief valt

in 't algemeen op te merken, dat in dit dialect de Nomin. Sing.

zonder geapocopeerde J zich vertoont bij:

}O de oorspronkelijke Jo-st., b.v. beaddJ (got. badi); eandJ (got.

andeis) ; neattJ (got. nati) en de ontleende woorden: lemZJ (ohd.

leäsi) en pittJ (ohd. phuzzi, puzzi). Opm. 1. Rile rug (os. hruggi, ags. hrycg) ondergjng

apocope der slot-J; vgl. evenwel V. Hel ten MnZ. Spraa7c7c. § 27 en § 91 d.

Opm. 2. StoeZJ (ohd. stuoZ, een oorspr. o-st.) nam een slot-J aan.

Opm. 3. Voor de woorden op -iEr (ohd. -äri) vergelijke men § 44 d.

20 de oorspronkelijke wo-st., b.v. a~nleZëvJ (mnd. ancZow); lenwJJ

(ohd. leneo); tOWJ (ohd. tou). Opm. 1. De neutra mëZ (ohd. mëZo) en smiEr (ohd. smëro)

apocopeerden de J.

Opm. 2. Sehm, contractje van dial. *schmdJ, beantwoordt regelrecht aan den ohd. Nomin. scato. - Zën (zenuw) be­antwoordt aan den Singularis ofri. sini; beide apocopeerden de slot-Jo

3° de ä-st., b.v. gmvJ (mhd. gäbe); scholJ schaar, menigte

(ags. scoZu); ïerJ (ohd., os. ëra); ha~UJ (os. ohd. haUa); ZïerJ (ohd.

Zëra); zurJgJ (ohd. sorga); zwZJ (os. seola); sta~ngJ (ohd. stanga),

Page 68: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

52

alsmede de oorspronkelijke verbaal-abstracta op -ing, b.v. (var)­

mä3nanga (ohd. manunga); (var)zä3malanga (ohd. samanunga). Opm. Vele dezer verbaal-abstracta hebben soms ook den

uitgang -wnlc, in overeenstemming met woorden als j o4 ngat"Wnlc.

4° de ja-st., b.v, brigga (ohd. brueea); zoanga (onfr. sunda);

stringa (ohd. strengi); lceunaginna (ohd. lcuningin); ëzatinna (ohd.

esitin), alsook de abstracta op -nis, b.v. bagrte!anasa, lce4nnasa, enz.

5° de wä-st., b.v. rowa (ohd. h7'iuwa); terava (vgl. sanskr.

tllürva, alsmede Franck Etym. Wdb. i. v. tarwe); verava (ohd.

farawa); lcla~wa (ohd. lclawa).

6° de i-st., b.v. bëlca (os. belci); göta (vgl. ohd. Pluralis guzza);

hä3ta (os. heti), alsook verbaal-abstracties, b.v. bëta (os. biti);

grëpa (ags. gripe); breulca (ags. bryce); lceu1'a (ohd. ehuri) en,

met den pluraaluitgang, deura (os. duri) en neuza (uit *nosi). Opm. Ook het mannel. langsilbige masculinum ba~nlca

(ags. bene) heeft een toonlooze a als uitgang aangenomen.

7° de u-st.: zeuna (got. s1~nus); zeumara (uit germ. *8Umrus);

wintara (got. wintrus ; vgl. voor dit woord en 't voorgaande

Franck Etym. Wdb. i. v. zomer en Uhlen beck Wtb. der Got. Spraehe i. v. wintrua).

8° de zwakke of n-st., b.v.: hä3na (got. hana); !tä3za (ohd.

haao); mtena (ohd. mano); sta~rra (ohd. stërro); nä3ma (ohd. namo); ha~rta (ohd. hërza); "Öga (ohd. ouga); fpra (ohd. öra); düva (os.

düóa); blöma (ohd. bluoma); zunna (ohd. sunna); lcëla (ohd. cMla);

a~aja (got. azgó, met overgang van g in j); tOanga (ohd. zunga);

höëra (ohd. huorra); mogga (os. muggia, ohd. mucca).

9° enkele oorspronkelijke eonsonant-st., b.v. neuta (ohd. nuz,

ags. hnutu); eijlca (ags. ae, ohd, eih); ga'nza (ohd . . '1ans); geijta

(ags. gat); vöra (ohd. furuh). Opm. Ook lcöëja (ohd. lcuo) nam de a aan. Zie ook

Braune Atthochd. Gramm. 2 § 219 Anm. 1.

§ 136. Overeenkomstig de vormen in het Nederl. werd de

korte vocaal in open lettergrepen tot volkomen klinker en bleef

Page 69: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

53

dat ook, als de oorspr. open lettergreep weer gesloten werd,

b.v. dli3s (daags, genit. van dag); (rJn pa9k) slli3g; rfngrJrwëgrJ (on­

derweg), enz.

§ 137. Tengevolge van de omstandigheid, dat de Voorzetsels

in 't Germaansch vroeger ook den Datief regeerden, vinden we

nog enkele vaste uitdrukkingen, waarin de Datiefvorm zich

handhaafde, b.v. üt drJ lichtrJ; in en üt drJ wëgrJ; a9n de ka9ntrJ

(aan de zijde); va9n drJ jli3rrJ (dit jaar); tjli3rrJ (uit *trJ jli3rrJ, d. i.

't volgend jaar); enz.

§ 138. Omtrent den Meervoudsuitgang -rJn der Substantieven

valt op te merken, dat hij zich van den verbalen uitgang -rJn

hierdoor in de uitspraak onderscheidt, dat bij de Verba in alle

vormen de slot-n wordt geapocopeerd, maar bij de Plurales

steeds wordt uitgesproken, b.v. gli3vrJn (mv. van gave), tegenover:

gli3vrJ (Pluralis van 't Praet. van geven).

§ 139. Door s vormen alle verkleinwoordjes hun Meervoud,

b.v. hàkjrJs; blömpjrJs naast blàmmrJtjrJs; tüntjrJs.

Eveneens eindigen in den Pluralis op s Substantiva, welker

Singularis eindigt op: rJm, rJn, li3r, W1', li3rd, rJrd, rJl en rJr, b.v. bëzrJms; meulrJns; meulrJnli3rs; tünwrs; gW1'rJgli3r8; làamprJ1's; këtrJls;

kli3mrJrs. Zoo ook steeds: mli3zrJls.

Opm. 1. WàandrJr en ChristrJn hebben in den Plur. wàandrJrrJn en ChristrJnrJn, daar ze overgenomen zijn uit de H. S.

Opm. 2. Het Meerv. van ze1lmrJrrJ is zeumrJ7'S, van wintrJrrJ : wintrJrs.

§ 140. Evenzoo eindigt steeds op s de Pluralis van: merrrJjrJ,

mv. merrrJjrJs; n?5m, mv. n?5ms; smid, mv. smis; 1'0/, mv. ro/s;

breugrJm, mv. breugrJms en man, mv. moPs. - Na9c!ttrJgli31 luidt

echter steeds in den Pluralis: na9c!ttrJgli31rJn.

§ 141. De oorspronkelijke -tor-st.: bröër, dàchtrJr, möëdrJr en

voPdrJr maken steeds hun Meerv. met s, evenals zeunrJ, mv. zeuns

en zustrJr, mv. zustM'8.

Page 70: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

54

§ 142. De Substantiva, die in 't Nederl. hun Pluralis vormen

op 8 of iJn met verschil in beteekenis, komen slechts ten deele

in dit dialect voor en wel met den Plur. op s: kneacltt, mv.

kneaclts; le(J-ttJr, mv. leattJr8; middJl, mv. middJls (middellijven) ;

tä3fJl, mv. tä3jJls; wä3tJr, mv. wä3tJr8 (stroomen) ; wrfrtJl, mv.

wlfrtJls (van planten).

Op Jn eindigen in den Pluralis alleen lteijdJnJn en ltëmJllJn,

beide te beschouwen als ontleeningen aan de R. S.; alsook

leandJn, nooit leandJnJn.

§ 143. De Substantiva neutrius generis, die in 't Nederl.

den meervoudsuitgang Jr8 of JrJn bebben, eindigen, voor zoo ver

ze gebruikt worden, bijna zonder uitzondering op Jrs. De volgende

komen in 't Dial. mAt dezen meervoudsuitgang voor: eij, mv.

eijJrs; hoen, mv. ltoendJ1's (met epenth. d): ka91Jj, mv. ka91JvJrs;

kind, mv. lcindlJrs; rund, mv. rundJrs en spv9n mv. ,ypb9ndJrs

(met epenthetische d). - Den uitgang JrJn hebben: óla9d, mv.

ólä3rJn (met syncope der intervocalische d en zoowel van boeken

als van planten) en klt'd, mv. lcli'riJn (kleedingstukken, met

d-syncope), maar kli'n in de beteekenis van" tapijten". - Uitslui­tend Jn hebben: bi/n, mv. ói'nJn en v{jalJk, mv. v{jalJkJn.

Opm. 1. Goed (bezitting) komt in het Meerv. niet voor. Opm. 2. Lwd komt alleen voor in zijn diminutiefvorm :

lwdy"J. Opm. 3. VeijntJrs, mv. van veijnt, nam ook den uit­

gang Jrs aan. - Voor dwngJrs zie § 148. Opm. 4. De Pluralis keu1'SJnS, mv. van keurs, is een

dubbelvorm en waarschijnlijk analogie naar vormen als lterSJns (hersenen).

§ 144. De Substantiva, die in den Singularis eindigen op

a9nk, wnle of wnle en {jank uit ang, ing en ong (zie § 127) be­

hielden in den Pluralis een gutturale n, b.v.ltä3rJnk, mv. ltä3rJngJn;

sclturJvJlwnk, mv. schurJvJlwngJn; gJza9nk, mv.gJza9ngJn; 8p1·{jank,

mv. spr{jangJn. (Vgl. ook V. Hel ten Mnl. Sprklc. § 91 e). Opm. 1. KlwngJn en na9ssJlwngJn komen uitsluitend in

het Meerv. voor.

Page 71: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

55

Opm. 2. TïëjfJ (tijding) geldt zoowel voor Singularis als Pluralis.

Opm. 3. Overeenkomstig den vorm van den Singularis is rilckfJn Plur. van rilc (rug).

§ 145. Indien de betoonde silbe van den Singularis van een Substantief een der vocalen ae, e, i, oa, 60 of öe bevat, welke

gevolgd wordt door d of waarna een d werd gesyncopeerd, wordt in den Pluralis, al of niet met behoud van de vocaal van den

Sing., in beide gevallen de d uitgestooten, b.v. drlën (draden);

tlën (laden); gfJbën (gebeden); atën (sleden); tën (leden); gfJbiJn

(geboden) i zön (zoden); d6~n (dooden) ; h6~n (hoofden; vgl. mnl.,

Brab. ltoet); hoon (hoeden); enz. Opm. 1. 't Meerv. van ata~d is: atën (ook 't Meerv.

van atë= boerenplaats). Opm. 2. Krö (menigte) komt zelden voor in den Plur.,

maar luidt dan toch regelmatig lcriJn. Opm. 3. Ook 't Enkelv. vttJ?fJ heeft als Meerv. vt~n.

§ 146. Die Substantiva, waarvan de vocaal w of ü is en die in den Singularis op d eindigen, ondergaan in den Pluralis

vocaalrekking, terwijl de d in j overgaat, b.v. twjfJn (tijden);

ltûjfJn (huiden); lcrûjfJn (kruiden). Opm. Uitzondering op dezen regel is: brüa (uit *brüda,

mv. van brüd, Ndl. bruid). .

§ 147. Assimilatie ondergingen de Plurales op a van Snbst., eindigende in den Singularis op cona. + d, b.v. ltàammfJr8 (hom­merds); àcltfJna (ochtends); amia (smids); MgfJ1a (boomgaarden); wWgfJra (wijngaarden), enz.

Opm. Eveneens vinden we assimilatie in de PInrales: lca3rf/fJrö/a (kameraads) en mö/a (maats). - Het Meerv. van ltàand luidt, met overgang van nd in gutturale n: hàangfJn. 't Meerv. van Bea~a (Belg) is regelmatig: BeatzfJn.

§ 148. Een van het Enkelvoud afwijkend Meervoud heeft

men in: grippfJta (mv. van grippfJ = greppel); verfJlcfJna (mv. van

verfJlcfJ = varken); dwngfJra (mv. van dwnlc = ding); veijntfJra

Page 72: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

56

(mv. van veijnt = vent). - Schoenrm en ti/nrm zijn de Meerv.

van schoem (schoen) en tie (teen). - Het Meerv. pën van pë

(Ndl. peen) komt alleen voor in de samen st. sülcwl'pën; in alle

andere gevallen: pë,jrm.- Samenstellingen met ma9n, die een beroep

beteekenen, hebben in 't Meerv. steeds lui (zie voor de uitspraak

§ 27), b. v. voerlui (voerlieden); tummgrlui (timmerlieden), enz. -

Van vrommgs is de Plur. regelmatig: vrommgsgn, waarnaast vrowtwn

(uit *vrouwlieden).

§ 149. Geen Meervoudsvorm komt voor van: diem (wasem);

goargneat (garnaal) j lcerglcho'j (begraafplaats); strüs (struis; daar­

voor in het Meerv. steeds: strüsveuggls); tïë,jg (getijde).

§ 150. Tot vorming van Verkleinwoorden worden alleen de

achtervoegsels -jg, -p,jg en -ijg gebruikt; de Pluralis dezer woor­

den eindigt steeds op s, b.v. holcjgs; blömpjgs naast blOmmgtjgs;

tünt,jgs; enz. Opm. Grijfgl wordt nooit gebezigd; daarvoor altijd:

grifjg; zoo ook lïëd,jg. (Zie § 143 Opm. 2).

Het B ij v 0 eg lij k N a a mwo 0 r d.

§ 151. Van de vroegere sterke verbuiging van het Bijvoegl.

naamw. bestaan slechts weinige overblijfselen in 't Dialect.

Behalve in enkele verbogen vormen als: blv9shv9s (blootshoofds),

owgr ggWe1~ntg (ouder gewoonte) en derg. vindt men er alleen

nog voorbeelden van in den Sing. Neutr. Indien n.l. in den

1 en en 4en nv. Onzijdig Enkelv. aan 't Zelfst. nw. alleen het

Bijvoegl. naamw. voorafgaat of voor 't Adjectief een woord met

onbepaalde beteekenis staat, heeft 't Adjectief den sterken vorm

behouden, b.v. owd zulgvgr (oud zilver); gn mv~ hÜfl (een mooi

huis); wZglc gl'V9t jiest (elk groot feest); enz.

§ 152. Praedicatief gebruikt eindigen vele Adjectiva, oor­

spronkelijk ,jo- of u-st., op g, b.v. ba9ngg (mnl. banghe) ; blïë,jg (ohd.

blïdi); dïërg (os. diul'i); dilclcg (ohd. dicchi); dinng (ohd. dunni) ;

Page 73: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

57

ha3rdfJ (ohd. herti) ; möëwfJ (ohd. muodi) ; rwlcfJ (os. rilci); rwpfJ

(os. ripi); 8ch~9nfJ (ohd. 8lconi); 8tiUfJ (os. 8tiUi); zöëtfJ (os. 8woti);

zàc/ttfJ (ahd. 8emfti).

§ 153. Het attributief gebruikte Bijvoegl. naamw. neemt in den

Nominatief, Datief en Accusatief een n aan in dezelfde gevallen,

waarin het Lidwoord dfJ vóór een Substantief eindigt op n. V gl.

hiervoor § 155 en § 156.

§ 154. De vorming der Comparatieven en Superlatieven be­

antwoordt aan die in 't Nederlandsch. Enkele wijzigingen bij

de Comparatieven zijn behandeld in § 115, 1°, a. - Bovendien

wordt voor betfJr vaak betfJrdfJr gebruikt.

Lid woord.

§ 155. Behalve in den Datief en Accusatief Masc. Sing. wordt

het Lidw. dfJ in dit dialect vaak met n in den Nomin. Masc.

Sing. aangetroffen. Het onderzoek, dat ik hiernaar instelde,

leverde de onderstaande resultaten op.

A. Met dfJn in den Nom. Sing. komen voor alle Substantiva

Masc. generis, die aanvangen met:

b d 9 dan bli3rd; dan da9g; da n ga9nlc;

dan bàlc; dan dli3w; dan gealc;

dan bedfJttër; dan die8fJm; dan glöëd;

dan brw; dan dàlctfJr; dan gruttfJr;

dan boelc; enz. dan dwlc; enz. enz.

h l n

dan ha9lc; dan l~p ; dan na9cht;

dan hemfJl; dan la98t; dan nli3m;

dan h~p; dan lï'pfJrd; dan negfJr;

dan hili dan lU8t; dan nwd;

dan how; enz. enz. enz.

Page 74: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

58

r s t dan ra~m; dan S1ilbJt; dan ta9s; dan re'I(J(fJr; dan schu~lJlc ; dan twd; dan rzen1c ; dan schoklcJr; dan tün; dan rün; dan schrwvJr; dan tocht; dan rok; enz. dan sturJm; enz. dan trffLchtJr; enz.

z vocaten

dan za9tJm; dan äJp; dan za~n1c; dan tESJm; dan Ziew; dan oappJr ; dan zwwngJt; dan oest; dan zoat; enz. dan üt; enz.

Opm. Vele 8ubstantiva, Masc. gen., namen een toonlooze J als slotvocaal aan en daarmede het Lidw. den vorm: dJ, b.v. dJ rOWJ (de rouw); dJ hzetJ (de hiel); enz.

B. Daarentegen vertoonen dJ in den Nom. Sing. die Sub­

stantiva Masc. gen., welke aanvangen met:

f da jlägtJr; da jluitJr.

m

da mä9t; da mzs; da meassJttEr; da moaUJ; da murJ;

w

da wtEgJn; da weagt; da wurJvJt; da wind; da wwzJr; enz.

J da jtEgJr; da jàangJtwn1c; da jàangJn; da joankJr(-ste); da Jod; enz.

p

da ptEtJ; da p7JWJ; da pzenkJ; da poast; da püt; enz.

lc

da 1cagmpJ; da kagntJ ; da 1cneacht; da ktEtJr; da keugJt; enz.

v

da vägdJr; da veijnt; da vzejagnd; da veugJt; da vrwdagg; enz.

Page 75: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

59

Opm. Daar tot de Substantiva, aanvangende met J, vele woorden behooren, die Of aan een vreemde taal (meestal 't Fransch) ontleend Of van 't Vrouwelijk geslacht zijn, konden zij niet onder groep A gerangschikt worden. Toch is m. i. het vermoeden gewettigd, dat de Subst. Masc. generis, aanvangende met t, eigenlijk behoorden sub A, waarvoor misschien de vorm ngvwt (Ndl. jijt) bewijsmateriaal levert. V gl. bovendien §§ 164-166.

§ 156. Uit de resultaten, vermeld in § 155, blijkt:

10 dat in 11 gevallen het Lidw. een n aanneemt;

20 dat in 7 gevallen het Lidw. geen n aanneemt.

Nemen we bij de beoordeeling der laatste 7 in aanmerking,

dat eenige van de daar voorkomende Substantieven een toonlooze g

tot uitgang hebben, waardoor vooral in later tijd nog de ge­

dachte aan 't Vrouwelijk geslacht dier woorden is opgewekt,

dan is m. i. de veronderstelling niet te gewaagd:

In 't IJialect van We8t- Voorne hadden oor8pronkelijk alle Sub-

8tantiva Ma8c. Gen. in den Nom. Sing. het Lidw. da in den

vorm dan.

Indien deze veronderstelling juist is, dan is dus in dit Dialect , evenals nu nog in het Vlaamsch, het Lidw. een veilig middel

geweest tot vaststelling van het geslacht van een Substantief. Opm. 1. In dezelfde gevallen, waarin het Lidw. dg een

n aanneemt (zie § 155), krijgen de Aanw. voornw. dëzg en dte een n.

Opm. 2. Ook na het Lidw. gn en de Bezittel. voornw. mwn (mgn) en zwn (zgn) heeft 't attributief gebruikte Bijvnw. een n in dezelfde gevallen, waarin ook 't Lidw. dg een n aanneemt (zie § 155).

Het Voo rna a mwo 0 r d.

a. Het Persoonlijk Voornaamwoord.

§ 157. Ten einde het overzicht over het gebruik van deze

woordsoort te vergemakkelijken, volgen hieronder de para­

digmata:

Page 76: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Enkelvoud. 1. iklcg, gle.

2. --3. mwn, mgn.

4. mwn, mgn.

1. joe, jg.

2. --3. joe, jg.

4. joe, jg.

1. hw, gn.

2. 3. zwn, zgn, gn.

4. zwn, zgn, Bn.

1. keur, Zg.

2. 3. heur, gr, Zg.

4. heur, gr, Zg.

60

16 Persoon.

Meervoud. 1. wwlg, mgn.

2. 3. Ü8.

4. Ü8.

2e Persoon. 1. joe/go

2. --3. joelJ.

4. joe/go

36 Persoon.

Man n e lij k. 1. hem'lw, Zg

2. 3. heurlw, Zg.

4. heurZw, ZB.

V rou wel ij k. 1. heurlw, Zg.

2. 3. heurlw, Zg.

4. heurlw, Zg.

On zij di g.

Als in het N ederlandsch.

§ 158. Bij bovenstaande paradigmata dient het volgende in

acht te worden genomen:

a. de in alle paradigmata eerstgenoemde vormen worden alleen

gebruikt met sterken nadruk;

b. de Meervoudsvormen zijn ontstaan uit ww,joe en heur + Zw

(mv. lieden) met terugverplaatsing van 't woordaccent, waar­

door de laatste lettergreep ook bijna toonloos is;

c. wanneer het Pron. Pers. van den l en Pers. Sing. met den

Page 77: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

61

vollen nadruk wordt gebezigd of geheel alleen staat als antwoord

op een vraag, luidt het steeds: ilc1ciJ, b.v. Hw dä3 iJt nwt; ilc1ciJ

hea iJt iJd1i!. - Ww heijt da9t iJdä3.? IkkiJ.

d. in den 2en pers. wordt streng in 't oog gehouden 't ver­

schil tusschen de beide vormen: voor 't Enkelv. wordt nooit

de vorm van 't Meerv. gebruikt en omgekeerd.

e. in den Nominatief van den 3en Persoon Sing. Masc. wordt

de vorm iJn alleen enclitisch gebruikt, b.v. Wa9t zeijt W!ï,?

MeriJgiJ komt iJn hwr, alsmede in afhankelijke zinnen, waarin het

Onderwerp niet den nadruk heeft, b.v. Ww zeij, da9t iJn meriJgiJ

hwr komt. - De vorm ZiJn wordt steeds voorafgegaan door een

Voorzetsel; valt de nadruk op dit Pronomen nà een Voorzetsel,

dan luidt 't: zwn. Opm. Voor den enclitischen vorm iJn vergelijke men

Van Hel ten Mnl. Sprklc. § 338. - De vorm van den Acc. is dus geworden die van den Nomin., evenals bij het vrouwelijk, bij het meervoud en bij joe.

§ 159. De oude Genitief iJr luidt steeds diJr: iJk hea diJr gïen

ïen va9n (= ik heb er geen een van).

§ 160. Elkaar wordt niet gebruikt, wel: mekaar.

§ 161. Ook zich is onbekend; voor Mannel. en Onz. wordt

dan gebezigd: ZfJr6 eijgiJ, voor Vrouwel. dM' eijgiJ; deze laatste

vorm geldt ook voor 't Meerv. van alle geslachten.

b. Het Bezittelijk Voornaamwoord.

§ 162. Indien de bijvoeglijk gebruikte Bezitt. vnw. met den

klemtoon gebezigd worden, gelden de vormen:

Enkelvoud. Meervoud.

Ie Persoon: mwn. Ü8 (ÜZ8).

2e Persoon: jöëw. joeliJ.

3e Persoon: zwn (Mann. en Onz.) en heurlw (alle 3 ge-

heur (Vrouw.). slachten).

Page 78: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

62

Zonder den klemtoon daarentegen:

Ie Persoon: miJn. Ü8 (üza).

2e Persoon: ja. joela.

3e Persoon: zan (Mann. en Onz.) en dar (alle 3 geslachten).

dar (Vrouw.).

§ 163. De uitdrukkingen te mijnent, enz. worden steeds ver­

vangen door ow mwn (man), enz.

§ 164. Evenals 't Lidw. da in vele gevallen in den Nomin.

een 'tt aanneemt (cf. hiervoor § § 155 en 156), eindigen de

door een lidwoord voorafgegane zelfstandig gebruikte Bezitt.

vnw. in den Nomin. op n, wanneer ze in de plaats staan van

een Mannel. Snbst., b.v. Gwng joew vä~dar dier varow.? Nie, dan

neuran, dan üzan.

c. Het Aanwijzend Voornaamwoord.

§ 165. Aangaande het bijvoegl~ik gebruikt Aanwijzend vnw.

gelden dezelfde regels als voor het Lidw. van bepaaldheid. (V gl.

§§ 155 en 156).

§ 166. Eigenaardig zijn de vormen voor het zelfstandig ge­

bruikte Aanwijzend vnw.: dan dezan, dan dwjan, te vergelijken

bij degene in 't Nederlandseh.

d. Het Vragend Voornaamwoord.

§ 167. Het Vragend voornw. ww wordt verbogen op de

volgende manier:

Enkelvoud. Meervoud.

1. ww. ww. wa9t. ww.

2. ww zan. ww dar. ww dJr.

3. ww of a~n ww. ww of a~n ww. ww of a~n ww.

4. ww. ww. wa~t. ww.

§ 168. Het Vragend voornw. welke wordt niet gebruikt; hier­

voor wordt gebezigd: wa9ffJr (d. i. wat voor), dat, door zijn

Page 79: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

63

uitspraak den klank van een Adjectief aangenomen hebbende,

daarmede ook de Adjectivische verbuiging volgt, b.v. Wa9f!rJrrJn

hoed heijJa àap / Wa:tfara rüta órekt an / Wa:tfar boek leza heurlw /

Wa~f!ara Jàangas ltJpa dier / Opm. 1. Wa9t als vragende uitroep luidt: wa9tta. Opm. 2. Voor 't Vragend voornw. hoedanige wordt ge­

bezigd: hoeka.

e. Het Bepalingaankondigend Voornaamwoord.

§ 169. Van deze soort Voornw. zijn slechts enkele ingebruik.

IJegene wordt alleen gebruikt bij aanhalingen uit de H.S. en

heeft dan, zonderling, de uitspraak: dagi!na.

IJe- en hetzelfde komen nooit voor; ze worden steeds ver­

vangen door da en at eijgasta.

Voor zulk, zoodanig, dusdanig, dergelijke en dezulke wordt alleen

gebezigd zulk (dial. zàk).

f. Het Betrekkelijk Voornaamwoord.

§ 170. Van de Betrekk. voornw.

dat verbogen wordt als volgt:

kent het Dialect alleen dw,

Mannelijk. Vrouwelijk.

1. dw. dw.

2. dw (of ww) zan. dw (of ww) dar.

3. dw ofa9n ww. dw ofa9n ww.

4. dw; nà een dw; nà een

Voorz.: ww. Voorz.: ww.

Onzijdig.

da9t.

da9t zan (of dar).

da9t.

da9t.

Meervoud.

dw. dw (of ww)dal·.

dw.

dw; nà een.

Voorz.: ww.

§ 171. In den Gen. Sing. Masc. en Femin., alsmede in den

Gen. Plur., worden de tusschen de haken geplaatste vormen

zelden gebruikt; in den Gen. Sing. N eutr. wordt da9t zan ge­

bruikt van een Onzijdig antecedent, welks natuurlijk geslacht

Mann. of Onz. is, da9t dar van een antecedent met een Vrouw el.

natuurlijk geslacht. Opm. Het Betrekk. voornw. welke wordt niet gebruikt.

Page 80: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

64

g. Het Onbepaalde Voornaamwoord.

§ 172. Iemand wordt, hoewel 't voorkomt, zeer vaak ver­

vangen door ien (een), met of zonder nadere aanduiding met

behulp van veijnt, wüf en dergelijke Substantieven.

Niemand wordt steeds vervangen door: gïen meanscltrJ, waarin

gien zeer zwak betoond is.

Iets is onbekend; er voor in de plaats treden: wa~t ofïëtrJwa~t.

Niet8 luidt steeds: niks.

Het Tel w oor d.

§ 173. Van de zelfstandig gebruikte, hierna te noemen, telw.

hebben, evenals in de oudere Germaansche talen, een buigings­

uitgang aangenomen: vïërrJ (os. flori); VÜVrJ (os. fivi; zie voor

de voc. § 71); z~sSrJ (os. seltsi); zëvrJnrJ (os. sibuni); nëgrJnrJ (os.

niguni); tïënrJ (os. teltani) ; eatrJvrJ (mnl. elteve) ; tweatrJvrJ (os. twelibi) ;

zoo ook drïëjrJ en verder in de samenst., met tien: dàar-, vier-,

vüf-, zeas-, zëvrJrt-, a~cht- en nëgrJntïënrJ. - Aan a~clttrJ (os. altto)

komt de slotvocaal klankwettig toe.

§ 174. De onbepaalde Hoofdtelw. vele en weinige komen alleen

voor met geapocopeerde e. - Eenige en sommige luiden: ïenrJstrJ

en sàammrJ8trJ. - Alle wordt steeds gevolgd door maal en luidt

dus: a~llrJm1iJlrJ; beide wordt steeds voorafgegaan door alle en

luidt : a~llrJbi·. - Elk en ieder bestaan niet afzonderlijk, maar

luiden in samenst. : 1;élrJkrJn- en îédrJrrJndien (zie § 115, 1°, b.). -

Genoeg heeft paragogische t; zie § 116, 3° en verkortte de

vocaal; zie § 82). - Luttel en ettelijke komen niet voor.

§ 175. De Rangtelwoorden worden op dezelfde manier ge­

vormd als in 't Nederl. 't Rangtelw. van drie luidt: dàardrJ

(soms: da~rdrJ, beide met metathesis); van zooveel : zàavrJlstrJ of

zoevJlstJ, in overeenstemming met de uitspraak van zooveel. (Zie § 109, 2°).

Page 81: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

65

§ 176. De uitgang -lei der soortgetallen luidt -leija. V gl. ook § 115, 1°, b.

Het We rkw oor d.

Algemeene Opmerkingen.

§ 177. Ofschoon de vervoeging der Verba in dit Dialect in 't algemeen beantwoordt aan die in 't Nederlandsch, valt toch niet te ontkennen, dat een bepaalde neiging voor de zwakke

conjugatie bestaat. Zooals beneden zal blijken, zijn dan ook

vele sterke Verba zwak geworden, hetzij in het Praeteritum,

hetzij in 't Participium, hetzij in beide vormen.

§ 178. Zoowel de sterke als de zwakke Verba missen in den

Infinitief de slot-n, b.v. aprë!ca (spreken); ht?ra (hooren). Ook

die Verba, welker stam eindigt op een vocaal, b.v. dooa (doen); fit? (gaan); alt? (slaan); att? (staan); zwja (zien). In afwijking van

't Nederl. eindigen alle Verba in den 1en Pers. Sing. van het Praes. Ind. nog op een a, b.v. a!c aprë!ca (ik spreek); ale ht?ra

(ik hoor); en ook a!c dooa, naast a!c doowa (ik doe); a!c zwja (ik

zie); uitgezonderd: a!c fit?, aZt? en aW (ik ga, sla en sta).

§ 179. Indien het Pron. Pers. van den 1en Pers. Plur. wa

in Vraagzinnen of enclitisch wordt gebruikt, neemt het altijd,

meestal na samentrekking van het voorafgaande werkw., den vorm man (zie § 157) aan, b.v. LliJman voartflt?! (= Laten we weggaan I); wim man voartfl"Öa? (= willen we weggaan?); !commaman

dar zt?? (= komen we er zoo ?).

§ 180. Na het Persoonlijk voornw. van den 2en Pers. Plur.

joelÇJ (zie § 157 en § 158) heeft het Werkw. den vorm van den 1en en 3en Pers. Plur., dus: joela zeaflfla, !cwliJma, enz. -

Door het Pron. ja gevolgd, verliest de 2de Pers. Sing. van 't

Praesens de t, dns: !com ja j ht?r ja; enz.

§ 181. Eigenaardig is nog de oude Gerundiumvorm bij voor­D

Page 82: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

66

afgaand te, b.v. tJ /dPrrJnJ, tij lëzrJnrJ, enz. Er naast zijn echter

ook in gebruik: trJ hrPrrJ, trJ lëzrJ, enz. Die Verba echter, welker stam in het dialect niet op een consonant uitgaat, missen

steeds deze vormen, b.v. tij brJstë, trJ gë, trJ doerJ (naast: doem), enz.

Sterke Werkwoorden. Klasse 1.

Praesens.

§ 182. Alleen in het Praes. wordt gebruikt wwtrJ (Ndl. wijten);

de overige vormen komen buiten samenstelling niet voor; in

de samenstelling zijn ze regelmatig: vrJrwët en vJrwëtrJ. - Voor

de Praes. voc. van Ndl. blijven, grijnen, hijschen en splijten zie

men de Woordenlijst in vocibus.

Praeteritum.

§ 183. Voorzooverre het Praeteritum niet zwak is geworden,

namen alle Verba dezer klasse in den Sing. de vocaal van den

Pluralis aan. Bovendien vinden we syncope eener ft in 't Praet. van:

1. lwjrJ (lijden); Praet.: lë(rJ) (leed en leden);

2. mrejrJ (mijden);

3. rrejrJ (rijden); "

"

më(rJ) (meed en meden);

rë(rJ) (reed en reden);

4. snrejrJ (snijden); " snë(rJ) (sneed en sneden); 5. strrejrJ (strijden);" strë(rJ) (streed en streden).

Een paar Verba dezer klasse hebben zoowel een sterk als

zwak Praet., n.l.

1. bwtrJ (bij ten) ;

2. lwlcrJ (lijken);

3. mrejrJ (mijden);

4. 1'WVrJ (rijven).

SplietrJ (splijten), grrenrJ (grijnen) en brJzwwftw (bezwijmen) hebben

altijd een zwak Praet., evenals heijschrJ (hijschen), dat waarschijnlijk

uit de Holl. spreektaal is overgenomen.

Page 83: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

67

Participium.

§ 184. Onder de Verba dezer klasse vertoonen de volgende

afwijking in de vorming van 't Part.:

1. blüVJ (blijven); Part. Jblë (Ndl. gebleven);

2. lwjJ (lijden); " Jlë ( " geleden);

3. mwjJ (mijden); "

Jmë ( " gemeden) ;

4. rwjJ (rijden); " 8rë ( "

gereden);

5. snwjJ (snijden); "

Jsnë ( "

gesneden) ;

6. strwjJ (strijden); " Jstrë ( "

gestreden),

alle met syncope eener v of d en

7. splïetJ (splijten); Part. JsplïetJ (Ndl. gespleten);

8. grwnJ (grijnen); " Jgrwnd ( " gegrijnd). Opm. De overige Verba dezer klasse stemmen in ver­

voeging overeen met die in 't Nederlandsch.

Klasse II. Praesens.

§ 185. Alleen in het Praes. komt voor betijen in den vorm

bJti:ijJ (zie Woordenlijst i. v. betijen) en vJrdrwtJ in de uitdrukking:

8t kaJn miJn nwt vJrdrwtJ. - Een onregelmatig Praes. heeft soms

vJrlwrzJ (Ndl. verliezen), met epenthetische r, ingedrongen uit Praet. en Part. - Ndl. spuwen luidt steeds sjJwjJ en heeft als

Praet. en Part. spog en JSpogJ.

Praeteriturn.

§ 186. Een zwak Praet. hebben in deze klasse:

1. bÜg8 (buigen); Praet. bügJdJ (boog en bogen);

2. klÜVJ (kluiven); " klÜVJdiJ (kloof en kloven);

3. krujJ (kruien); " krujJdiJ (kruide en kruiden);

4. rükJ (ruiken); " rükJdJ (rook en roken);

5. snütJ (snuiten); " snütJdJ (snoot en snoten);

6. kwziJ (kiezen); "kwZJdJ (koos en kozen). Opm. 1. Sommige dezer Verba komen ook voor met

een sterk Praet., dat volgens den regel (§ 101) de vocaal

Page 84: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

68

van den Pluralis heeft aangenomen, n.l. bügJ, drüpJ, rü1cJ en kWZJ.

Opm. 2. Afwijkend in hun Praet. zijn:

1. bwjJ (bieden); Praet. bö (bood en boden);

2. 1'rfëzJ (vriezen);" vrÖ8 (vroor),

het eerste tengevolge van de regelmatige syncope der d in

den lnfin., het tweede met oorspr. 8; de Plur. en 't Part. hebben

analogie-vorm met z.

Participium.

§ 187. Dezelfde afwijking als het Praet. vertoont het Part. van: 1. bwjJ (bieden); Part. Jbö (geboden);

2. vrWZJ (vriezen); " JvrÖZJ (gevrozen), het eerste met d-syncope, het laatste een analogie-vorm.

Klasse lIl. Praesens.

§ 188. De ~ van het Praesens dezer Verba is steeds gerekt,

wanneer ze wordt gevolgd door ng of nk (Of. § 59 en 60).

Ook het Praes. van het oorspronkelijk zwakke werkw. 8chfënkJ

(schenken), Praet. 8chwnkJdJ nam dezen klank aan.

Van de Verba dezer klasse, welker Praesens-vocaal e gevolgd

wordt door r + v, ging deze voc. dial. over in u bij: bJdurJvJ

(bederven); kltrJVJ (kerven); 8turJVJ (sterven); zwurJVJ (zwerven). Door klankovereenkomst met deze Verba sloot het oorspr. zwakke

erven zich bij hen aan, zoodat 't Praes. steeds luidt urJVfJ.

Ndl. worden luidt in 't Praes. wörfJ; Ndl. be1'8ten: bàa1'8tfJ. -

Ndl. gelden wordt alleen in het Praesens gebruikt.

Praeteritum.

§ 189. Vele Verba dezer klasse hebben, ofschoon het Part. den

sterken vorm behield, in 't Praet. den zwakken aangenomen. Ze zijn: 1. dealJvJ (delven); Praet. dealJvJdJ (clolf en dolven);

2. h~lJpJ (helpen); "hea!fJpfJdfJ (hielp en hielpen) ;

3. m~tJkJ (melken); " m~tJk{)d{) (molk en molken);

Page 85: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

69

4. 8c!uf1UrJ (schelden); " 8chtf'ltrJdrJ (schold en scholden);

5. zwtf'UrJ (zwellen); " zwtf'UrJde (zwol en zwollen);

6. oerrJgrJ (bergen); "oerrJgrJdrJ (borg en borgen);

7. orfr8trJ (bersten); "

O(fr8trJdrJ (borst en borsten);

8. orJdurrJvrJ (bederven);" orJdurrJvrJdrJ (bedierf en bedierven); 9. kurrJvrJ (kerven);

10. 8turrJVrJ (sterven); " "

kurrJvrJdrJ (korf en korven);

8turrJvrJdrJ (stierf en stierven);

11. zwurrJvrJ (zwerven); " ZW1tTrJvrJde (zwierf en zwierven);

12. glimrtW (glimmen);" glimmrJdrJ (glom en glommen);

13. 8lïenlcrJ (slinken); " 8lïenkrJdrJ (slonk en slonken);

14. 'winnrJ (winnen); "

15. vrïengrJ (wringen); " 16. vltf'chtrJ (vlechten); "

wmnrJdrJ (won en wonnen);

vrïengrJdrJ (wrong en wrongen);

vltf'chtrJdrJ (vlocht en vlochten).

Den ouden klinker behielden de volgende Verba dezer klasse:

8mtf'ltrJ, zwtf'mmrJ, klimmrJ, krimprJ, oindrJ, blïenkrJ, drïengrJ, drïenkrJ,

dWïengrJ, lclïenkrJ, vrJT8lindrJ, (alleen oij aanhalingen uit de 8chrijf­

taal in georuik), 8pinnrJ, 8prïengrJ, 8tïenkrJ, vindrJ, windrJ, zïengrJ,

zïenkrJ, vtf'cMrJ en trtf'.f!rJ, dus: 8moalt, enz.

Wat den eindmedeklinker betreft, vertoon en de volgende Verba

in het Praeteritum afwijking van het Ndl., n.l.

1. oindrJ (binden); Praet. ooang (bond); 2. vindrJ (vinden);

3. windrJ (winden);

4. worrJ (worden);

" " "

voang (vond); woang (wond);

wïer (werd); de 1 Pers.

Sing. luidt somR: wïeTrJ.

Op zichzelf staat

orJginnrJ (beginnen); Praet. OrJgU8t (begon).

Sterk in het Praet. is geworden:

vrJrzmtw (verzinnen); Praet. vrJrzoan (verzon).

Daarentegen behielden een zwak Praet.:

1. 8chïenkrJ (schenken); Praet. 8cnïenkrJdrJ (schonk en schonken) en

2. dïëngrJ (dingen); "dïengrJdrJ (dong en dongen).

Page 86: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

70

Participium.

§ 190. De Verba, welker Praet. overging tot de zwakke con­

jugatie, behielden alle een sterk Partic., maar u hebben de

Participia: <Jbur<Jg<J (Ndl. geborgen); b<Jdur<Jv<J (Nd!. bedorven);

<J8tur<JV<J (Ndl. ge8torven) en <Jzwur<Jv<J (Ndl. gezworven), in welke

vormen misschien ook Umlautswerking moet gezien worden.­

Bij het werkw. ur<Jv<J hoort 't Partic. : <Jur<Jv<J (N dl. geërfd). -

Van 8rJheaZl<J (N dl. 8chelden) is 't Partic. niet in gebruik; evenals

bij sommige andere sterke Werkw. wordt het Part. vermeden

Of door gebruik van 't Praet. Of door een synoniem.

De Participia van bind<J, vind<J en wind<J (Ndl. binden, vinden

en winden) luiden: <Jb'iPng<J, <JvrPng<J en <Jwo"ng<J; analogie naar deze vormen is 't Part. van winn<J: <Jwoang<J (Ndl. gewonnen).

Het Part. van wör<J (Ndl. worden) luidt <Jwör<J (Ndl. geworden).

Klasse IV. Praesens.

§ 191. Bij het Praes. van de W erkw. dezer klasse valt alleen op te merken, dat bij komm<J (Ndl. komen) de vocaal van 't Praes.

werd verkort. - Treakk<J (Ndl. trekken) wordt evenals in 't Ndl.

sterk vervoegd: Praet. trOk, Partic. <Jtrokk<J.

Praeteritum.

§ 192. Zoowel een zwak als een sterk Praet. hebben de vol­

gende Werkw. dezer klasse:

1. b<Jvel<J (bevelen); Praet.

2. b1'ek<J (breken); "

3. 8cner<J (scheren); "

4. 8prek<J (spreken); "

5. 8tel<J (stelen); "

b<Jvel<Jd<J (beval en bevalen);

brek<Jd<J (brak en braken);

8cner<Jd<J (schoor en schoren);

8prek<Jd<J (sprak en spraken); 8tel<Jd<J (stal en stalen);

6. zwer<J (zweren); " zwër<Jda (zwoor en zworen).

Ook de sterke vorm van deze Praeterita wordt gebruikt, die

Page 87: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

71

dan meestal de voc. van den Pluralis in den Singularis aan­

neemt, vooral van de Verba: breken, komen (Praet. kwmm),

nemen en 8preken. Opm. Men verwarre niet dial. vriek;} met Ndl. wreken.

Zie § 96. Opm. 2.

Partici pi urn.

§ 193. 't Part. van b;}vël;} (Ndl. bevelen) wordt niet gebruikt;

van: komm;} (Ndl. komen) luidt het ;}komm;}, in overeenstemming

met den Infin.; van vrïek;} is het Part. ;}vrök;}.

Klasse V. Praesens.

§ 194. Ndl. geven luidt soms gë, met syncope der ven samen­

trekking tot één lettergreep. - Evenzoo luidt, in overeenstem­ming met den algemeenen regel, N dl. treden: trë. - Voor de vocaal van knie (Ndl. kneden) en frietlJ (Ndl. vreten) zie men § 96. -

Ndl. zien luidt in den Inf. (ook in den 1 Pers. Sing. Praes.

lnd.): zwj;}. - 't Praes. van Ndl. liggen luidt: Jk, wwlJ, joelJ

en neurlw liggJ, maar: joe, nw, neur en ;}t lwt.

Praeteritum.

§ 195. Een zwak Praet. komt voor bij: 1. bJwif,q;} (bewegen); Praet. b;}wëg;}d;} (bewoog en bewogen); 2. bidd;} (bidden); "bidd;} (bad en baden); 3. ëtJ (eten);

" ët;}dJ (at en aten);

4. gJnëzJ (genezen); "

gmëz;}dJ (genas en genazen);

5. gë (geven); "

gëvJd;} (gaf en gaven);

6. lëkJ (lekken); "

lëkJdJ (lekte en lekten);

7. liggJ (liggen); "

leij(;}) (lag en lagen, tengevolge van

verwarring met le"'gg;}).

8. mëtJ (meten); "

mëtfld;} (mat en maten);

9. friet;} (vreten); "

frïetJdJ (vrat en vraten).

Met een sterk Praet. komen ook voor: ët;}, gë en fri't;J (mt,

Page 88: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

72

gEëf en f1'Eët); voor de vocaal van deze en de overige Praeterita

vergelijke men § 33 b. - 't Praet. van plega luidt pla9cht. -

Van vargeta en tre komt geen Praet. voor. - 't Praet. van wega

en bawega luidt wog en bawög (naast bawegadg). - Van zwjJ (Ndl.

zien) is 't Praet. zEëg (zie voor deze vocaal § 33 b); àamzwja

(Ndl. ontzien) is echter zwak: Praet. àamzwjJdg. - Het Praet.

van weZJ (Ndl. wezen) is: wa9s (in de 3 Pers. Sing.), wa9za of

wEëra (in de 3 Pers. Plur). - Dial. hij (Ndl. kneden) heeft een

zwak Praet.: knieJdg (Ndl. kneedde).

Participium.

§ 196. Het Part. van biddJ is abe (Ndl. gebeden), overeen­

komstig den regel voor de syncope der d, evenals atle (Ndl.

getreden). - 't Part. van ge(va) (Ndl. geven) is analoog naar

den Inf. ge soms age (Ndl. gegeven), evenals van zwjJ: JzwjJ

(Ndl. gezien). 't Part. van frieta (Ndl. vreten) heeft dezelfde vocaal

als het Praes. en luidt dus: JfrietJ (Ndl. gevreten). - De Parti­

cipia van wegJ en bawega zijn altijd sterk: JwögJ en bJwöga.

Dial. knie (N dl. kneden) heeft een zwak Part.: aknied.

Klasse VI. Praesens.

§ 197. Het Praes. van Ndl. laden luidt lEë, met syncope der

d; voor de vocaal van sl7P (N dl. slaan) vergelijke men § 45

Opm. 2; voor die van steappa (N dl. stappen) § 38. - De Inf.

van Ndl. waaien luidt wtijJ. (Zie over de vocaal van dit Werkw.

Te Winkel. Noordned. Tongvallen blz. 116-124).

Praeteritum.

§ 198. Een sterk Praet. vertoonen:

1. clrEëgJ (dragen) j Praet. drög (droeg);

2. s169 (slaan); "slög (sloeg).

Zwak daarentegen is het Praet. van:

Page 89: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

1. grlëvfJ (graven);

2. vlërf) (varen);

3. tlë (laden);

4. ta~chf) (lachen);

5. mlëtfJ (malen);

73

Praet. grlëvf)df) (groef en groeven);

" " " "

vlërf)df) (voer en voeren);

tlëf)df) (laadde en laadden);

la~chf)df) (lachte en lachten);

mlëlf)df) (maalde en maalden);

6. zwëra (een eed afleggen); " zwërada (zwoer en zwoeren);

7. w-'Oja (waaien); "w-'Ojadf) (waaide);

8. wa~ssa (wassen); "wa~ssade (wies en wiesen);

9. wa~sscha (wasschen); " wa~sschfJda (waschte en waschten);

10. ba3lc1ca (bakken); "ba~lc1cada (bakte en bakten); 11. st&ppa (stappen);

12. bas&ffa (beseffen) j " "

st&ppf)df) (stàpte en stapten);

bas&ffada (besefte en beseften).

De Praeterita van jlëga en vrlëga zijn: jog (Ndl. joeg) en vrog

(Ndl. vroeg), welke, evenals het Praet. van drlëga (Ndl. dragen),

een anorganische vocaal vertoon en, die d.oet denken aan analogie

naar vormen als wog, bf)wog. - Op dezelfde manier is m. i. te

verklaren de voc. van slog; naast slog komt ook voor stëg. (Zie

voor de vocaal van den laatsten vorm § 199). - Van jlëga is

ook een zwak Praet. in gebruik: jlëgada (Nd!. jaagde). Sch&ppa

(Ndl. scheppen) wordt alleen gebruikt in aanhalingen uit de H.S. en wordt vervoegd als -in 't Nederlandseh.

Participium.

§ 199. Enkele Verba dezer klasse vertoonen ook afwijking in

't Praet. Ze zijn:

1. drlëga (dragen); Prat.. adroga (Ndl. gedragen);

2. llë (laden); " allë (Ndl. geladen); 3. Sl-'03 (slaan) j

" lautsvorm j vgl. K er n in Tijdschr. XIX, 110.

't Part. van jlëgf) luidt: ajoga, van vrlëga: f)vroga, in overeen­

stemming met de vormen van 't Praet.; dat van st&ppa (Ndl.

stappen) is: aste"pt, van bas&t!a (Nd!. besejJen): bas&ft.

1. grlëvfJ (graven);

2. vlërf) (varen);

3. tlë (laden);

4. ta~chf) (lachen);

5. mlëtfJ (malen);

73

Praet. grlëvf)df) (groef en groeven);

" " " "

vlërf)df) (voer en voeren);

tlëf)df) (laadde en laadden);

la~chf)df) (lachte en lachten);

mlëlf)df) (maalde en maalden);

6. zwëra (een eed afleggen); " zwërada (zwoer en zwoeren);

7. w-'Oja (waaien); "w-'Ojadf) (waaide);

8. wa~ssa (wassen); "wa~ssade (wies en wiesen);

9. wa~sscha (wasschen); " wa~sschfJda (waschte en waschten);

10. ba3lc1ca (bakken); "ba~lc1cada (bakte en bakten); 11. st&ppa (stappen);

12. bas&ffa (beseffen) j " "

st&ppf)df) (stàpte en stapten);

bas&ffada (besefte en beseften).

De Praeterita van jlëga en vrlëga zijn: jog (Ndl. joeg) en vrog

(Ndl. vroeg), welke, evenals het Praet. van drlëga (Ndl. dragen),

een anorganische vocaal vertoon en, die d.oet denken aan analogie

naar vormen als wog, bf)wog. - Op dezelfde manier is m. i. te

verklaren de voc. van slog; naast slog komt ook voor stëg. (Zie

voor de vocaal van den laatsten vorm § 199). - Van jlëga is

ook een zwak Praet. in gebruik: jlëgada (Nd!. jaagde). Sch&ppa

(Ndl. scheppen) wordt alleen gebruikt in aanhalingen uit de H.S. en wordt vervoegd als -in 't Nederlandseh.

Participium.

§ 199. Enkele Verba dezer klasse vertoonen ook afwijking in

't Praet. Ze zijn:

1. drlëga (dragen); Prat.. adroga (Ndl. gedragen);

2. llë (laden); " allë (Ndl. geladen); 3. Sl-'03 (slaan) j

" lautsvorm j vgl. K er n in Tijdschr. XIX, 110.

't Part. van jlëgf) luidt: ajoga, van vrlëga: f)vroga, in overeen­

stemming met de vormen van 't Praet.; dat van st&ppa (Ndl.

stappen) is: aste"pt, van bas&t!a (Nd!. besejJen): bas&ft.

allë (Ndl. geladen); allë (Ndl. geladen); of eslege, een Um-

Page 90: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

74

Klasse VII. Praesens.

§ 200. De Verba óraden, raden en scheiden syncopeerden,

overeenkomstig den algemeenen regel, de d en luiden: órtë, rtë

en scM!. - Ndl. houden luidt hOWfI, Nd!. heeten: hwtfl en Ndl.

roepen: rÖpfl.

Praeteritum.

§ 201. Zwak is 't Praet. van de volgende Verba:

1. óttëZfI (blazen);

2. rtë (raden);

3. órtë (braden);

4. hwtfl (heeten) ;

5. schïe (scheiden);

6. t75jJfI (loopen) ;

7. st759tfl (stooten) ;

Praet. óttëzfldfl (blies en bliezen);

" " " " " "

rtëfldfl (ried en rieden);

órtëfldfl (braadde en braadden);

hwtfldfl (heette en heetten);

schïefldfl (scheidde en scheidden);

t75jJfldfl (liep en liepen);

stV9tfldfl (stootte en stootten).

De vocaal van 't Praet. der volgende Verba is w: l. lta9ngfl (hangen); Praet. hwng (hing);

2. va9ngfl (vangen); " vwng (ving). Afwijkend in zijn consonant is het Praet. van:

how" (houden); Praet. hww (hield).

Participium.

§ 202. Van 't Nederl. onderscheiden zich alleen de Participia

der volgende Verba:

l. how" (houden); Part. flhow" (gehouden);

2. rtë (raden);

3. órtë (braden);

4. hwi" (heeten) ;

6. schïe (scheiden);

" rJrtë (geraden);

" rJórtë (gebraden);

" "hwt" (geheeten; cf. Praes.);

" rJschïe (gescheiden; cf. Praes.).

Praeterito-praesen tia.

l. Kunnen.

§ 203. De Infin. van het Praes. luidt: lcunnfl. - De Sing.

Page 91: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

75

Praes. Ind. luidt: iJk ka~n(niJ), joe en hZé ka~n; de Plur. is als

in 't Nederl., met inachtneming van den verbalen vorm bij joeZiJ. (Zie § 180). - Het Praet. luidt kust (voor: *kunstiJ, met

uitstooting der n). - 't Part. wordt niet gebruikt.

2. Zullen.

§ 204. De Infin. van het Praes. luidt: zuUiJ. - Het Praes.

is: iJk, joe, hZé, enz. za~Z; in den Plur. als in 't Nederl. - De Sing. van 't Praet. is als in 't Ndl.: zow of zoe (zie § 77 Opm. 2); de Plur. ondervond d-syncope, terwijl intervocalisch w

werd ingevoegd: ZOWiJ.

3. Mogen.

§ 205. Met de beide voorgaande zijn deze 3 Praeterito­

praesentia de eenige, die somtijds door het gemis der iJ in den

tegenwoordigen Praeseusvorm herinneren aan het feit, dat die oorspronkelijk de vorm van 't Praet. was. - 't .Praes. luidt: iJk ma~g(iJ), joe en hZé ma~g; wZéliJ, enz. ma~giJ. - Naar analogie hiervan zijn Infin. en Part. ma~giJ en iJma~giJ. - 't Praet. is: iJk mochtiJ, joe en hZé mocht, 1!JZéZiJ, enz. mochtiJ.

4. Weten.

§ 206. De Infin. luidt: wetiJ, alsook alle Pers. van het Praes. Ind., uitgezonderd joe en hZé wet. - 't Praet. is: iJk wistiJ enz.,

maar joe en hZé wist. - 't Part. luidt: iJWetiJ.

5. Moeten.

§ 207. Ndl. moeten luidt in den Inf. mOUiJ. - Ook 't Praes.

is: iJk mo{tiJ, enz., doch joe en hZé mot. - 't Praet. luidt:

iJ!c most, enz. - Analoog naar 't Praes. is 't Part.: iJmottiJ.

6. Durven.

§ 208. IJuriJviJ is, evenals in 't Nederl., zwak; 't Praet. luidt:

duriJviJdiJ; een enkele maal durst.

Page 92: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

76

Zijn. Doen. Staan. Gaan.

1. Zijn.

§ 209. De Infin. zijn wordt niet gebruikt; daarvoor wordt

gebezigd: weZfJ. - 't Praes. is: fJk, wwlfJ, enz. binfJ; joe bint en hw is. - Het Praet. luidt: fJk, joe, hw wter; wwlfJ, enz. wterfJ.

(In den Plur. soms: waJzfJ). - 't Part. is steeds fJwëst, terwijl

de voltooide tijden altijd met hebben worden vervoegd.

2. Doen.

§ 210. Het Praes. is dOOfJ; echter: joe en hw doot. - 't Praet.

luidt: fJk dte, enz., 't Part.: fJdte.

3. Staan.

§ 211. Het Praes. luidt st7P, maar: joe en hw 8t7Pt. -­

't Praet. luidt fJk, enz. stwng, Plur. stwngfJ (vgl. § 56 Opm. 2). -'t Part. is: fJst6J.

4. Gaan.

§ 212. 't Praes. is: g7l; 2e en 3e Pers. Sing. Praes. luiden:

ioe en hw g7it. - 't Praet. luidt: fJk gwng, enz. - 't Part. is

aualoog naar 't Praes. fJg7P. Opm. In de beteekenis van verkeering hebben met wordt

't in de samengestelde tijden vervoegd met hebben, b.v. Hw heijt aJl drw jter mit heur fJg7P.

Het W er k w oor d willen.

§ 213. Het Praes. van willfJ luidt: fJk willfJ, enz., maar joe

hw wil. - 't Praet. is: fJk, joe, !tie woe; wwlfJ, enz. tvoefJ. -

't Part. luidt: fJwild.

Z wak k e W e rkw oor den.

§ 214. Evenals bij de sterke Verba geldt bij de zwakke de

regel, dat de Ie Pers. Sing. Praes. Ind. eindigt op een toon-

Page 93: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

77

looze ", alsmede dat van den Infin. de slot-n wordt geapocopeerd.

Zie echter voor den vorm van den Inf. Praes. nà het voorzetsel

t" § 181.

§ 215. Indien van een zwak Werkw. de stam eindigt op een

liquida, voorafgegaan door de toonlooze " (niet de Svarabhakti­

vocaal ,,), komt de uitgang van 't Praet. steeds onmiddellijk

achter den stam, dus:

bë!l"Zd", Praet. van: bëd"tJ (stam: bed"Z);

" : b"düv"Z" (" : bgdüvgZ);

" dfEvgrg (" diEv"r);

" : vgrrë!c"n"(,, : vgrrë!c"n).

§ 216. In alle andere gevallen gaat aan den Praeteritalen

uitgang" vooraf, b.v.:

iEr"diJ, Praet. van iEr" (stam: iEr,,);

b"rdûr"d", " " bgrdûr" ( "

: b"rdûr,,);

pZolclc"d", " " pZolclc" ( " : plolclc,,);

pZüz"d", " " pZüz" ( "

: pZÜZg).

§ 217. Verba als bgste (Ndl. besteden), briE (Ndl. bmde?t), enz.,

met syncope van een cons., volgen eveneens den laatsten regel, b.v.:

b"sU"d", Praet. van bi/sU;

" " briE.

§ 218. Ook de volgende Verba vertoonen onregelmatigheden,

zonder dat daarvoor een algemeene regel kan gegeven worden:

1. breij,,; Praet.: brë; Part. "brë;

2. mör,,; ,,: mörgd".

3. 4. 5.

( v"r )schitt" ; schüZe;

stoaZt" ;

"

" »

: schoe; " "schoe ;

schüZ"d" ; " "schöZ" en fJschüZd;

: stoalt"dg; "

6. vrwJ"; ,,: vrë; ""vrë. Op m. Bow" (bouwen, in de beteekenis van boter !cneden)

heeft een sterk Partic. : góow".

braeada.

b"düv"Z"

b"düv"Z" b"düv"Z"

Page 94: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

78

§ 219. Zeagga (zeggen) luidt in het Praes.: ak, w'féla, joela,

heu1'l'fé zeagga, maar: joe en h'fé, za of heur zeijt. - Het Praet.

is: iJle, enz. zeij; w'féliJ, enz. zeijiJ. - 't Partic. is: iJzeijd. Opm. 1. ZeaggiJ luidt in den 2en Pers. Sing. en Plur.

Praes. Ind. in vraagzinnen 8: wa'8joe en wa'8joeZiJ, d. i. wa't zeij joe en wa't zeaggiJ joetiJ? (N dl. wat zeg je en wat zeggen jullie?)

Opm. 2. Evenals z&gga wordt vervoegd leaggiJ (Ndl. Zeggen).

Brengen. Denken. Hebben. Koopen. Raken. Zoeken.

Praesens.

§ 220. De Praesensvocaal van brïiJngiJ en dïiJnleiJ stemt over­

een met die der sterke Verba, welker i gevolgd wordt door ng

of nlc. (Zie § 60).

De Inf. van Ndl. heb1}en luidt: hea of henWiJ ; bij dezen vorm

sluit zich de vervoeging van 't Praes. Ind. aan, dus: iJk hea(wa),

enz., uitgezonderd: joe en h'fé heijt (cf. voor dezen vorm Van

Hel ten, Mnl. Sprklc. § 60).

Praeteritum.

§ 221. 't Praet. van brïiJngiJ is: broc/d; dat van dïiJnleiJ: docht.

Van Ndl. hebben luidt 't Praet. ha,>, zoowel voor den Singularis

als voor den Pluralis; van lev piJ (N dl. koop en) en zoekiJ (N dl. zoeken) wordt soms gebezigd: knpadg en zoelegdg naast kocht en

zocht. - Hiertoe behoort ook rocht, 't Praet. van rti!kg (N dl. raken).

Participium.

§ 222. Wat de vocaal betreft, wijken af van 't Ndl.: gbrocht

en iJdocht, de Part. van brïiJngiJ en dïiJnka. - 't Part. van Ndl.

hebben heeft dezelfde vocaal als 't Praet. en luidt: iJhä'd. -

't Part. van rti!leg is: iJrocht.

§ 223. Zonderling is het, dat bij lc'félcg en htlriJ de oorspronke_

lijke Imperatiefvorm van den Sing. op [) uitgaat, wanneer hij

Page 95: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

79

voorafgaat aan een Object in den Pluralis, b.v. K1ékfJ ZfJ fJ81ópfJ.

H6~rfJ d1é meP88chfJn fJ8. - Daartegenover staat, dat, wanneer

tusschen Imperatief en Object een bepaling staat, de Imperatief

den gewonen vorm heeft, b.v. Kîék dilr dîé veijntfJr8 fJ8! H6~r

fJ8, hoe dîé moa88chen f;jïlfJpfJ!

Het B ij w oor d.

§ 224. Ergen8 en nergen8 worden niet gebruikt; in de plaats

daarvan: WVfJr8 en nWVfJr8. (Zie voor deze vormen ])f! B02 in

vocibus). - Ndl. beneden komt weinig voor; dit wordt meestal

vervangen door oangfJr. - Voor N dl. herwaart8 is in gebruik:

ditoap, voor Ndl. derwaart8: gintoap, voor Ndl. heen en wee?':

henfJndfJwer.

§ 225. Gin8fJndfJwer is geworden bijw. van tijd met de betee­

kenis van Ndl. even. - Ndl. 8ind8 wordt weinig gebruikt en

dan alleen nog met assimilatie der slotcons. d8 tot 8. - MfJdie1W

en zrfmfJdïenfJ zijn Ndl. meteen en zoo meteen, met verzachting der

intervocalische t en verkorting der ö van zoo. - Ndl. laat8t

wordt zelden gebruikt en luidt dan: lea8t; meestal treedt er

voor in de plaats: oangfJ1'lea8tfJn. - N dl. wanneer wordt nooit gebruikt; daarvoor: hoenïer.

§ 226. Ndl. zeer en heel worden als bijw. van graad niet ge­bruikt; daarvoor dienen: erfJg, gla~d, ha~rdfJ en vrïed.

Zonderling is de vorm vëla~ (=Ndl. veel) vóór een Comparatief, b.v. vëla~ grb~tfJr, vela~ neatjfJ8tfJr (= veel netter).

§ 227. Als vragend bijw., ter versterking van den indruk

eener indirecte vraag, wordt na de eigenlijke vraag gebezigd ti, in plaats van bk (Ndl. ook), dat in andere dialecten in gebruik

is, b, v. WaJt fJn miPjfJn wër, 6 i' JfJ komt vaJn iEvfJnd nog aJn, b i'

§ 2:.l8. De ontkenning fJn vergezelt niet in afhankelijke zinnen

nà da~t, wanneer de hoofdzin aan het W erkw. voorafgaat, b.v.

Page 96: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

80

iJl k zeagg8 j8, da9t 8k 8t niet 8n wët8, maar: 8k wët8 8t n'ïët, Z&gg8

8k j8 àammM·s.

§ 229. Van sommige Adv. zijn de vormen op 8 nog in ge­

bruik, b.v. dicht8; h màt ma9r dicht8 (dikwijls) kàmm8, 69r;

la3ng8: Hîé heijt h'ïër la9ng8 8weund.

§ 230. Van andere Adv. zijn die vormen in gebruik, welke

door middel van den verkleiningsuitgang -j8 + bijw. S gevormd

zijn van Adjectieven, b.v. Zoetj8S: Hîé wort Zoetj8S a9n owd;

ka~lJmpj8s: ]Joe ma~r ka~18mpj8s a~n.

Opm. Zonderling is de Adverb. vorm: n&tj8st8r, blijk­baar gevormd als een Oomparatief.

Page 97: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

-W-OORDENLIJST.

6

Page 98: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 99: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

WOORDENLIJST.

Ä. Aard, lërd.

Aaien, ä~fJ. Zie Tijd8chr. IX, Aardappel, lërfJjlfJl.

153 vlgg. -- JËrfJjlfJlfJ, aardappelen ver-

Aak (vaartuig), fiJkfJ.

Aal (visch), fiJl.

Aalbes, ealfJbea88fJ.

Aalmoes, äalmoe8.

Aan, (Lart (ook in samenst.).

Aanbeeld, aambeld.

Aaneen, wordt niet gebruikt;

daarvoor aart mfJkäarfJ.

Aanmatigen (zich -), aammlëtfJ/p

(zfJn eijgfJ -).

bouwen.

Aardbezie, lërfJbezfJm.

Aarde, lërdfJ.

Aarden (ww.), lërfJ.

Aarden (bvnw.), fiJrdfJ.

-- ..lErdfJdàankfJr, pikdonker.­

Vgl. Dr. G. J. Boeken­

oog e n IJe Zaansche Volk8taal

i. v. aarde.

Aardig, lërfJg.

Aannemelijk, aannemfJZfJk. Aardmannetje, lër4maannfJtjfJ.

-- AannemfJlwrtk, aanstaand Aars, nfiJr8.

lidmaat van een kerkelijke Aarts- (in samenst.), lër8-.

gemeente. Aas (spijs en eenheid in het

Aanranden, aanraandfJ.

Aanschijn, aanschwn.

-- }j;nstfJ, aangezicht.

Aanstonds, aanSÛfrt8.

Aanvaarden, aartvfiJrfJ.

Aap, ä9p.

Aar (korenaar en ader), lërfJ.

spel), lës.

Abraham (eigenn.), Aabraam.

Abuis, aabui8.

Accijns, aak8eb'rt8.

Ach, àch.

Acht (telw.), a/ehtfJ.

Achter, aaehtfJr.

Page 100: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

84

Achternaam, aPchtJrnfi?1n; 't Ndl.

znw. van is zoo goed als niet

bekend.

-- .J1ac!ztJrütboerJ achteruit-

gaan in zaken.

Adder, aaddJr.

Adel, liJdJt.

Adelaar, liJdJtéer.

Adem (asem), nliJSJm.

Ader; zie i. v. aar.

Af, of.

gang vindt men N. Kt. IP

39, 5. Aker (emmer en vrucht van den

els), liJkJr.

Akker, aakkJr.

Al, aal.

Alarm, JterJm.

Albast, ealJbaa8t.

Alikruik, liJljJkrükJZ; vgl. hierbij

kl'ÜkJl.

Alkoof, aalkÖVJ.

Afgang, ofgaank in de uitdruk- Alleen, aatlienJ.

king aan dJn ofgaank weZJ = Alleenig, aaltienJg.

diarrhee hebben. Allegaar, aatlJgliJrJ.

Afleggen, wordt in 't Perf. in 't Allemaal, a?lZJmfiJlJ.

bijzonder gebruikt in de bet. Allengs, aatlings.

van ge8t01'Ven zijn in de uitdr. : \

't OfJleijd heao \

- - OjleaggJ1', een woord masc.

gen., waarmede een vrouw

wordt genoemd (cf. Ndl.

baker).

Agaat, .J1agön.

Agurk, Jgu1'JkJ.

Allerhande, aaldJ1'handJ.

Allerlei, aaldJrleijJ.

Alles, aaUJ8.

Almachtig, aaUJmaachtJg.

Almanak, aatJmJnaak.

Als, aa8; als ik aak; als hij

aa8Jn; als zij aa8J ; als wij

aaZJmJn.

Ajuin,jün; Jt i8 jün mit ZJn = zijn Altaar, a"ttfiJl'.

zaken staan slecht; daar de Altoos, aatt6as.

handel in uien vrijwel een Aluin, a"tün.

windhandel is, kreeg deze Amandel, 1'Jma"ntJl.

uitdr. die beteekenis. Ambacht, aambaacht.

Akefietje, a"kJv7étJJ. V gl. hier- Amper, aampJr.

voor Ndt. Wdb. II, kol. 2 Ander, 01'.

i. V. akefietje. Anderhalf, aandJ1'haatJf.

Akelig, fiJkglgk; denzelfden uit- Anders, 01'8.

Page 101: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

85

Andijvie, a9ndwvgJg.

Angel, aJnggt.

Angst, a"ng8tg.

Anijs, a"nW8.

Anker, a"nkgr.

Ansjovis, aJn8Jövi8.

Antwoord, a"ntwörd.

Apotheek, a"pgtek.

Appel, a"ppgt.

April, A"pril.

Ar, na"rrg.

Arak, a9ra"k.

Arbeid, ergbïed.

Arend, fi3rgnd.

Ark, a"rgkg.

Arm (znw.), nergm.

Arm (bvnw.), ergm.

Armoede, ergmoe.

Aronskelk, lÊrgn8kealgkg.

As, a"88g.

Asch, a"8jg.

Asperge, g8perZgjg.

Astrant, aJn8tra,Jnt.

Augustus, ggU8tU8.

Avenant (naar -), nfi3vgna"nt.

Averechts, fi3vgreach8.

A vond, fi3vmd.

Avontuur, liJvgntur.

Avonturen (wagen), fi3vgnturg.

Vgl. De Vries, P. C. Hooft'8

Azen, fi3Zg.

Azijn, ngrzwn.

Baadje, ba/djg.

B.

Baai (wollen stof), bä/j.

Baak, brEkg.

Baal, bfi3lg.

Baan, bfi3ng.

Baar (berrie, golf en staaf), bliJrg.

-baar (in aft.), -bliJr.

Baard, bliJrd.

Baars, bterzg.

Baas, bliJ8.

Baat, bfi3t.

Babbelen, baJbbglg.

Bad, ba"d.

Baden. bfi3. Eigenaardig is de

vocaal van 't ww. in de uitdr.

PV"ijg8 baJg (pootjes baden).

Bagger, ba"gggr.

-- Ba"gggr8, baggerlaarzen.

Bak, baak.

- - BliJkg8peak (ruggespek ; cf.

Mnt. Wdb. I kol. 528 i. v.

balcijn).

-- Ba"kjg in de uitdr. : ba"kJg

te voor N dl. kop thee.

Baker, bfi3kgr.

Bakkeleien, baJkkgleijg.

Warenar blz. 198 (aant. bij Bakken, óa"kkg.

blz. 47 reg. 20). Bakkerij, ba"kkgr'iëjg.

-- A"war, vooruit, goed zoo. Bakkes, ba"kkg8.

Page 102: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

86

Bal (m.), ba~llJ.

Balein, bleijn.

Balie (leuning), ballJjJ.

Balk, ba~lJkJ.

Balken, ba~lJkJ.

Ballast, ba~lM8t.

Balling, ba~llJnk.

Baloorig, ba~l6grJg.

Balsem, ba~l8Jm.

Ndl. Wdb. II kol. 986 i. v.

banken (4).

Barbier, berJbwr.

Barg, ri8lteJ berJg. Vgl. Ndl. Wdb.

II kol. 1020 i. v. barg.

Bark, ba~rJkJ.

Barmhartig, berJmha~rtJg.

Barnsteen, ba~rJn8ti"n.

Barsten, bàarstJ.

Band, ba~nd; deur dJn- = ge- Bassen, 6a~ssJ; altijd gebruikt

woonlijk (vgl. bank). voor blaffen, dat onbekend is.

Bang, ba~ngJ j bijna uitsluitend Bast, ba~8t.

in gebruik in de beteekenis Bed, beaddJ.

van misselijk; zie hiervoor Bedaren, bJdliJrJ.

Ndl. Wdb. II kol. 96\J i. v. Bedeesd, bJdiesd.

bang, BI. Bedelen, bedJlJ.

Bank, ba~nk,,; ook bekend in de Bederven, bJdurJvJ.

uitdr. : deur dJ ba~nk, waar- Bedriegen, bJdrwgJ.

voor te vergelijken Ndl. Wdb. Bedstee, bea8te.

II kol. 975 i. v. bank. - In -- BJdüsd, verlegen. V gl.

dri ba~nkri liggJ zegt men van Dr. G. J. Boe ken oog e n,

iemand, die ernstig ziek is

en daarvoor uit de bedstede

in een ledekant wordt gelegd.

Vandaar dat de uitdrukking

ook de bijbeteekenis heeft

van: ernstig ziek zijn.

-- Ba~nkJ, een donkere wolk

aan den gezichteinder. - V gl.

Dr. G. J. Boekenoogen,

IJe Zaansche Volk8taal, kol.

31 i. v.

IJe Zaan8che Volkstaal kol. 41

i. v. beduusd.

Beduivelen, bJdüv"l".

Bedwang, bJdwa~nk.

Beek, bekJ.

Beeld, beld.

Been, bien.

Beer, bier, alleen voorkomende

in de volgende bett.: varken,

drek, verscheurend dier en

muurstut.

Banken, ba~nk[) = vertoeven. Zie Beest, biest.

Page 103: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Beet (hap), óët.

Beet (wortel), óët, alleen in óët-

wàartal (vgl. 8ülcarpë).

Bef, óe"ifa.

Begeeren, óagë1·a.

Begeerig, óagïerag.

Beginnen, óaginna.

Begrafenis, óagriEjana88.

Behalve, ó8ha~l8v8.

Beheer, ó8hier.

Behendig, (óa)hean(bg.

-- B8heijm8cht, geheimzinnig,

b.v. h:W i8d8r zip óaheijm8cht mè.

Beide, óïf (steeds met de ver-

sterking a~lla: a~Zlaóïe).

Beitel, óeijt8l.

Bek, óealc.

Bekaaid, óiJlca?jd.

Beker, óëlc8r.

Bekken, óealclc8n.

Bekomst, ó8lcàm8ia.

87

die duidt op een poging om

de uitspraak der fra. ge na

te bootsen.

Belgisch, Beal8ch.

Belofte, óalàajta.

Belroos, óealroza.

Ben (mand), óeann8.

Benauwd, óana/tvd.

Beneden, óanë.

Bengel, óing8l.

Berg, óer8g.

Berk, óer8lca.

Berm, Óer8m.

Berrie, óurraj8.

Bes, Óea888.

Bescheiden, ÓfJ8chïe.

Beschroomd, ó88chr5md.

Beschuit, ÓfJ8chüt.

Besef, ó88e"f.

Besteden, Ó88të.

Bestendig, ó88teand8g.

Bekoren, ófJlcorfJ. Beter, óëtfJr.

Bekwaam, ófJlcwiEm. Beteren, ó8tërfJ (met teer be-

Bel, óeallfJ, met de beteekenis smeren). van 8chellcnop en oorlcnopje; Betijen, ÓfJtujfJ in de uitdr. ltet

in het laatste geval vaak ook: fJn ma9r ÓfJtujfJ = laat hem

fhóea1l8. begaan. V gl. Dr. Boe k e n-

Bel (opborreling), óeall8. Ook bij oog e n, De Zaan8che VOZlc8-

Kil. i. v. óelle. taal kol. 59 i. v. óetien.

Belang, óiJla9nlc. Beugel, óeug8l.

Beleedigen, ó8lëd8gfJ. Beuk, óeulc8.

Beleefd, ÓfJlifd. Beuken, beulc8.

Belg, Beal8, met slotconsonant, Beul, óeul, doch in de betee-

Page 104: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

88

kenis van: "brutale jongen": Biggelen, biggfJlg.

be1llt. Bij (voorz. en bijw.), bté.

Beun (vischkaar), bunnfJ; vgl. Bij (dier), bwjfJ.

Franck Etym. Wdb. i. v.beun. Bijbel, btébfJt.

Beunhaas, beunhliJzfJ.

Beuren (optillen), beurfJ.

Beuren, cf. gebeuren.

Beurs, borzfJ.

Beurseh, bor8ch.

Beurt, beurtfJ.

Bevallen, bfJva9ltfJ.

Bevel, bfJve'"t.

Bevelen, bfJvetfJ.

Beven, beVfJ.

Bever, bevfJr.

Bevriend, bfJvrind.

Bevrijden, bfJvrwjfJ.

Bezaan, bfJzliJn.

Bezeeren, biJzieriJ.

Bezem, bezfJm.

Bezie, bezfJm.

Bezig, beziJg.

Bezuren, bfJzuriJ.

Bezwijken, biJzwtélcfJ.

Bibberen, bibbfJrfJ.

Bidden, biddfJ.

Biecht, bwchtfJ.

Bieden, bwjiJ.

Bier, bwr.

Bies, bWzfJ.

Bijkans, btélca9nt.

Bijl, btéliJ.

Bijna, bténliJ.

-- Bté8giJttélcfJ, bij wijze van.

Bijt, btét.

Bijten, btétiJ.

Bijtijds, btétté8.

Bijzonder, bfJzoandgr.

Bikkel, bilclcfJt. Zie Kil. i. v.

biclceZ, piclcel (talus lusorius).

Bikken, bilclcg.

Bilhamer, bithliJmfJr.

Billen (ww.), bitt[}.

Billijk, bitlglc.

Binden, bindiJ.

Binnen, binn[}.

Bint, bint.

Bisdom, bi8dom.

Bisschop, bi88chop.

Bitter (bvnw.), bitt[}r.

Bitter (znw.), bittr)ffJ.

Blaar (witte plek), bti88fJ; van­

daar dat ook een paard, dat

een witte vlek op 't voor­

hoofd heeft, wordt genoemd:

dfJn bli88iJn.

Biest, bW8t. - ZiA ook: De B o. Blaar (op trekking der huid),

We8tvt. Id. 2 i. v. blliJr[}.

Big, biggfJ. Blaas, btliJZ[}.

Page 105: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

89

Blaasbalg, bttesba~lJlcJ.

Blad, bla~d.

Blaker, blfJ3kJr.

Blank (hnw.), Ua"nk.

Blaten, btietJ, niet alleen van

schapen, maar bijna altijd ook

gebruikt voor schl'eien van

kinderen. Ags. btëate.

Blauw, bllPw.

Blazen, bllPzJ.

Bleek, bleijk.

Blein, bleijn.

Bles, btisSJ; vgl. i. v. blaar.

Bleu, bleu.

Blij(de) btwjJ.

Blijdschap, blwschip.

Blijken, blwkJ.

Blijven, blüVJ.

Blik, blik.

Blikken, btilclcJ.

Bliksem, bliksJm.

Blind, blind.

Blinken, blwnkJ.

Bloed (0.), blöed.

Bloeden, blöewJ.

Bloedvin, blöedvinnJ.

Bloei, btöej.

Bloeien, btöeJJ.

Bloem (gebuild meel) blàm.

benoemen Jn blàkJJ la"nd en

dJ HtJgJ BlàkkJn (een buurt

in de nabijheid van Ouddorp ).

V gl. voor de beteekenis van

't diminutief N. Kl. P, 58, 1

en Mnl. Wdb. I, kol. 1317 i. v. bloc (4).

-- BlokJn (muilen met houten

zolen, bijna in onbruik). Of.

Mnl. Wdb. I, kol. 1317 i. v.

bloc (5).

-- Blàkielhowt (gezaagd of

gekloofd hout). Of. Mnl. Wdb.

I, kol. 1317 i. v. blocdeel.

-- Blàmzöet,soort van vroegen

appel.

Blond, blàand.

Bloode, blb". Bloot, blb't.

Blozen, blb'zJ.

Blusschen, blusschJ,

Bobbel, bàabbJl.

Bocht (buiging), bàchtJ.

Bod, bàad.

Bode, badJ,

Bodem, bom.

Boedel, böel.

Boef, boef.

Boeg, boeg.

Bloesem, bloesJm. Boei, böeJJ,

Blok, blàk; 't verkleinw. hier- Boek, boek.

van wordt gebezigd, om een Boekweit, boekweijt.

niet al te groot stuk land te Boenen, böenJ.

Page 106: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

90

BOOngood, wrijfwas. - Zie Bonzing, brPnzrJm.

ook V. Dal e blz. 275 i. v. Boodschap, boschip.

Boer, bOO1·.

Boerderij, boordrJrïëjrJ.

Boete, bootrJ.

Boezelaar, boezrJlfi3r.

-- BoezrJndrJvàal boordevol;

Boog, bogrJ.

Boom, Mm. Boomen (w.w.), bbmrJ.

Boomgaard, bbgrJrd.

Boon, blYnrJ.

waarschijnlijk is dit woord -- Bb~noattrJr, soort van kever.

een samenstelling van boeze (Sitona lineatus Linn.).

(groote hoeveelheid eener -- Bb~nzä'JjrJrtjrJ, kwikstaartje;

vloeistof;vgl.Molema Wdb. vgl. Van Daleblz. 290Lv.

der Gt·on. Volkstaal blz. 47 boonzaaier.

i. v. boeze) en vol. Boor, borrJ.

Boezeroen, boezrJrOOn. V gl. De Boord, bord, vooral van plank

B 0 Westvl. Id. 2 i. v. boezeroen. in een kast gebezigd; van-

Bof, boat. daar: bordrJka~strJ.

Boffen, bo"jfrJ. (Of. De Bo2, i. v.).

Bok, bok.

Bokaal, brJkä~l.

Bokking, bOkrJm, mv. bolcrJms.

Boksen, bO!csrJ.

Bol, boaUrJ.

Bom, boammrJ.

Bombardeeren, boambrJrdërrJ.

Bombazijn, boambrJzwn.

Bonk, bounlcrJ; ook in de bet.

van massa, b.v. MI, bàankrJ geald.

Bonken, boankrJ. Of. Fr anc k,

Et!Jm. Wdb. L v. bonken. In dit dial. heeft 't woord alleen

de bet. van slaan, stoote1t.

Bons, boans.

Bont, boant.

Boorden, borrJ.

Boordevol, borrJndrJvoal, maar met

dezelfde beteekenis even vaak:

boezrJndrJvoal. Zie Dr. Boe k e n­

oog' e D, ]Je Zaansclte Vollcs­

taal, kol. 98 i. v. borendevol.

-- Borza in de uitdr. : ZrJn

evga an borzrJ ëtrJ. - V gl. voor

dit woord Ndl. Wdb. 111, kol.

627 i. v. bort.

Boos, b6~s.

Boot, b6~trJ.

Bord, board.

Borduren, brJrdüra.

Boren, borrJ.

Borg, burrJg.

Borgen, burrJgrJ.

Page 107: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

-- Bàarra, geldbeurs.

Borrel, bàarral.

Borst (lichaamsdeel), bàarstg.

Borstel, bàarstat.

Bos, bàaS8a.

Bosch, bàa8cn.

91

Bot, bàat; als bijvnw. ook steeds

Zie hiervoor Ndl. Wdb. lIl,

kol. 776 i. v. bouwen.

Boven, böva.

Braaf, bra/J.

Braak (braak liggen),. brtiJk.

Braam, brtiJmg.

Brabant, BrtiJba9nt.

in de bet. van 8tomp (van Braden, brtiJ.

messen enz.). Brak, bra9k.

Boter, butara. Braken, brtiJka.

-- Butarlàgga. - In "Bijdrage Bram, bra9m.

tot eert Middel- ert Oudnederl. Brand, bra9nd.

Wdb."vanA. C. Oudemans Branden, bra9ndg.

Sr. vond ik (Deel IV, blz. 176) Brasem, brtiJ8am.

aangeteekend: Logge, bier- of Breed, brïed.

melkkan. Als bewijsplaats Breeuwen, brïewa.

haalt O. hier aan: Breien, breija. Is 't niet beter dat men eet, Brein, breijn. Daer men van geen knorren weet? Daer het teyltje niet en Ieeekt? Breken, brëka. Daer de logge niet en breekt? Brem (plant), bream.

Cats door Dr. V. Vloten I, Brem (bvnw.); bijna uitsluitend

586, b. (Galathea ofte Harders als bijw. in gebruik bij zowt:

Minneklachte vs. 1064). -

Vgl. ook Molema blz. 54: botermolle.

- - Butgrta9nd, een van de 2

groote snijtanden in de boven­

kaak.

breamzowt, d. i. sterk zout. V gl.

voor brem, Fr anc k Etym.

Wdb. i. v. brijn.

Brengen, brwnga.

Breuk, breulca.

Brief, brwva.

Bout, bowl (ijzeren staaf), eend- Bries, brw8.

vogel en steen eener vrucht, Brieschen, brW8Cng.

b.v. dan bowt va9n art prüma). Brij, brW.

Bouwen, bowa. - Ook met de Brik, brilclca.

beteekenis van kneden (boter). Bril, brilla.

Page 108: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Brits, bris.

Broeden, broe8.

Broeder, broer.

Broedsch, broesch.

Broeien, broej8.

Broek (kleedingstuk), broelc.

92

Buks, bulcsJ.

Bul (stier), bul.

Bult, butt.

Bun, buun8.

Bunder, bund8r.

Burrie, bUrrJj8.

-- B1'oenelcJl, brandnetel. - Buur, bul'.

Vgl. Molema blz. 56 i. v. Buurt, burt8.

branelclcel.

Brok, bràlc.

Brommen, bràamm8.

Brons, bràans.

Brood, brvad.

Broos, brvas.

Brouwen (bier), brOW8.

Brug, brigg8.

Bruid, brüd.

Bruidegom, breugJm.

Bruiloft, b1'ülà"ft.

Bruin, b1'ün.

Bruisen, brüs8.

Brullen, brull8.

Buffel, buJfJl.

Bui, bUj8.

Buidel, bülJ.

Buigen, bÜg8.

Buik, bük.

Buil, bül8.

Buit, buit.

Buiten, bütJ; ook in de uitdr. :

Jt is 81' nlët bütJ Ct kan wel

zoo zijn).

Bukken, bàlclcJ.

c. Oedel, selt.

OeI, seallJ.

Oement, SJmeant.

Oent, seant.

Ohocolade, sulc8l!iMJ.

Ohristen, KristJn.

Oijfer, swf8r.

Oijns, seijns.

Oomedie, lcJmëdJj8.

Oommies, lcJmws.

Oonditie, lcJndwsj8.

Oourant, lcraantJ.

Oredit, lc1'8dwt.

D.

Daad, dled.

Daalder, dleld8r.

IJleldJrJ, wisselen van

zomer- met winterdos, en om­

gekeerd, bij paarden. - Zie

W. Dijkstra Fl'i. Wdb. I blz. 257 i. v. daelderje.

Daar, di!r.

Page 109: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

93

Dadel in: veijntfJ(lällrm, een ver­

bastering van: geconfijte da­

det8.

Dadelijk, dä~trJk.

Dag, daag.

Deeg (znw.),IJeg, pret, genoegen:

h~ heijt dëg vaan zrJn kindrJr8.

Deeg (bakkers-), dïeg. Vgl. Taal­

en Letterb. V,blz. 72. Deel, dïet.

Dagen, (ww. en mv. van dag) -- lJïem, wasem: drJn wIm

dmgrJ(n). 8ltn rJr of.

Dak, de"k.

Dal, da~l.

Dalen (ww.), dmtrJ.

Dam, daam, ook in de beteekenis

van: toegang tot een erf of

stuk bouw- of weiland. V gl.

voor deze pet. ]Vdt. Kt. 1112,

Deesem, dïe8rJm.

Deftig, de"ftrJfI.

Degelijk, dëgrJtrJk.

Deinen, deijnrJ. Vgl. De Vries,

P. G. IIooft'8 Warenar blz.197

(aant. bij blz. 47 reg. 5). Deining, deijnrJk.

21, 141. Deinzen, deijnzrJ.

Damast, drJma98t. Dek, deak.

Dame, dälmrJ. Deken (dekking), dë!crJn.

-- lJaammrJlrJ, voortdurAnd be- Dekken, de"kkrJ.

wegen met de voeten, vooral Delven, de"lrJvrJ.

van paarden. V gl. Kit. i. v. Dempen, de"mprJ.

dabben. Den, de"nnrJ.

Damp, da9mprJ. Denken, dwn!crJ.

Dan, daan. Derde, daardrJ of dàardrJ.

Dank, da9nk. Deren, dërrJ.

Dans, da9Jt8. Derrie, derrJjrJ.

Darm, derrJm.

Dartel, daartrJt.

Das (halsdoek), da988rJ.

Dat, daat.

Datum, dä,9trJm.

Danw, dmw.

Daveren, dmvrJ1·rJ.

Deeg (bvnw.), dëgrJ.

Dertien, da9rtwn of dà"rtwn.

Dertig, da9rtrJg of doartrJg.

Deugd, deugd.

Deugdzaam, deugzmm.

Deugen, deugrJ.

Deugniet, deugrJn~t.

Deur, deurrJ.

Deze, dëzrJ.

Page 110: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Diaken, dajtekiJn.

Dicht (nabij), duchta.

Dicht (vaak), dichta.

Die, dw of dw.

Dief, dwf.

Dienen, dwna.

Diep, dwpa.

Dier (bvnw.), dwra; cf. i. v. duur.

Dier (znw.), dwr.

Dijen (ww.), dwja.

Dijk, dwk.

94

-- IJOënda weZJ = bezig zijn. Dof, doaf.

Doffer, doatfar.

Dog, dogga.

Dok, dok.

Dokteren, doktara.

-- IJoat, moeite. - Zie ook

Onze Volk8taaZ I, 200.

Dol (bvnw.), doal.

Dolen, döla.

Dolfijn, doalfeijn.

Dijzig, dwzag,(= ietwat nevelig). Dollar, doaltter.

Of. Franck Etym. Wdb. i. v. Dom(bvnw. en achtervoeg.),dom.

di:jzig.

Dik, dikka.

Domine, dÖmfJnW.

Donder, dundar.

Dimmen, IJimman; alleen bekend Donderdag, IJundardaJg.

als Eigenn. (voornaam); zie

voor de beteekenis Fri. Wdb.

I blz. 273 i. v. IJimmen.

Ding, dwnk; mv. dwngar8.

Dingen (ww.), dwnga.

Dinsdag, IJwn8daJg.

Direct, dareakt.

Dirk, IJirak.

Dissel, di8gal.

Distel, di8tal.

Dobbel, doabbal.

Dobber, doabbar.

Dochter, dochtar.

Doedel, dOëdaZ.

Doek, doek.

Doel, dOël.

Doen, dOëwa of dooa.

Donker, doankar.

Dons, doans. Dood, dvad.

Doodsbleek, dfhblei:jk.

Doof, dof.

Dooi, dv:j.

Dooier, dör.

Doopen, dopa.

Door, deur.

-- IJel(rmidda, middendoor.

Doorgaans, deurgvan8.

Doorn, döran.

-- IJörabei:ja, klapbes, waar­

van döra uit döran (vgl. doorn)

en bei:ja, een ontleening aan

't fra. baie. Of. Van Dal e

blz. 308 i. v. doornbe8.

Page 111: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

95

Doos, dvJzJ.

Dop, doappJ.

Dor, doar.

Dorp, turJp.

Dorpel, durJpJl.

Dorschen, doarseltJ.

Dorst, doarst.

Dot, doattJ, ook in de beteek.

van groote hoeveelheid, b.v.

Jn doattJ fleald. V gl. ook:

knoarrJ. - Wat de beteekenis

betreft te vergel\iken oostfri.

dotle = hoop, klomp.

Dozijn, dJzîén.

Draad, drtEd.

Draaien, dr75y'J.

Draak, drtEkJ.

Dracht, dra~cht.

Draf, drulf.

Dragen, drtEflJ.

Drang, draJnk.

Drank, draJnk.

Dras (bvnw.), draJs.

Draven, drtEvJ.

Dreef, drëvJ.

Dreg, dre"flflJ.

Dreigen, drïeflJ.

Drenzen, dreanzJ.

Dreumes, dreumJs.

Dreun, dreun.

Dreutel, dreutJl.

Dribbelen, d1·ibbJlJ.

Drie, druy'J.

Drieërlei, drudJrleijJ.

- - lJrulîénk, aardappel van

middelbare grootte.

Drift, drift.

-- lJreijnJ, synon. van drenzen,

maar vooral gebruikt van

dwingende kinderen. Vergel.

hiervoor Fr anc k Etym. Wdb.

i. v. drijnen.

Drijven, drîévJ.

Dril, dril.

Dringen, drUnflJ.

Drinken, drunkJ.

Droes (paardenziekte), droes.

Droesem, droes.

Drogen, dr75f1J.

Droger, dr75f1Jr, een werkman,

dien men den meesterknecht

van een stÖVJ (d. i. meekrap­

fabriek) kan noemen. Bij 't

verdwijnen der laatste zal dit woord weldra vergeten zijn.

Drogerij, dr75f1Jruy' J.

Drol, droaltJ.

Dromedaris, droamJdïi,JrJs.

-- lJroankJfI, dronken. Voor

den uitgang van dit woord

vgl. men Mnl. Wdb. lI, kol.

435 i. v. dronkich.

Droog, dr75f1.

Droom, dr75m.

Drop (geneesmiddel), droap.

Droppel, dro"ppJl.

Page 112: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Druif, drüvfJ.

Druipen, drüpfJ.

Druk, dl·u1c.

Dubbel, dubOfJld.

Duffel, dUlfJl.

Duidelijk, düdfJlfJ1c.

Duiden, dujfJ.

Duif, dÜVfJ.

Duig, dügfJ.

Duik, dÜ1cfJ.

Duim, düm.

Duin, dün.

Duister, düstfJr.

Duit, duit. - Het verkleinwoord

hiervan in 't Meerv. : duitjfJS

96

Dus, dus.

Dut, dut.

Dutten, duttfJ.

Duur (bvnw.), d'terfJ.

Duur (znw.), dur.

Duwen, d01IJJ.

Dwaas, dwfEs of dms. V gl. over

den vorm met en zonder w

en de vocaal Mnl. Wdb. lI,

kol. 491 i. v. dwaes.

Dwalen, dwmlfJ.

Dwang, dwa~n1c.

Dwars, dwàars. Zie over de

slotcons. van Ndl. dwars:

Verdam in Pijdsehr. IV, 214. is in gebruik voor: made- Dweil, dweijl.

liefje (mnl. matetieve of 1cer- Dwerg, dwerfJg.

soude).

Duitsch, IJüseh.

Duitscher, IJüsehtfJr.

Duivel, düvfJl.

Duizelen, dÜzfJZfJ.

Duizend, dÜzfJnd.

Dukaat, dfJ1ca~t.

Dukaton, dü1cfJtàan.

Dukdalf, dü1cda~lfJf.

Dwingen, dw'tengfJ.

E.

Ebbe, eabbfJ.

Ebbenhout, eabbfJhowt.

Echo, eaehö.

Echt (bvnw.), eaeht.

Edel, edfJl.

Eed, i"d.

Dulden, duldfJ; meest vervangen Eekhoorn, e1chörfJn.

door: vfJrdrfEgfJ. Eelt, eit.

Dun, dinnfJ; hierbij de platte Een, i"n.

uit dr. : a~1Z d,JU dinnfJn weZfJ = Eend, end of a~nd.

diarrhee hebben.

Duren, durfJ.

Durven, durfJvfJ.

Eendracht, i"ndra~eht.

Eenhoorn, ienhörfJ'It.

Eenig, i"nfJg of i"rwstg.

Page 113: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

97

Een.s, i'n8.

Eenvoud, ienvowd.

Eer (znw.), ierfJ.

Eer (bijw.), ier.

Eeuw, iew.

Elk, wlfJk, ook als eerste lid der

samenst.: wlfJkien en wLfJkfJn­

dien. V gl. voor deze woorden

Fri. Wdb. I, blz. 329 i. v.

elkenien en Mol e m a blz. 100 Effen, e'1!fJ. i. v. elkenijn.

Egel, als dier wel bekend, maar Elleboog, eallfJbögfJ.

te onrechte geheeten: 8tekfJl- Ellende, ealleandJ.

verfJ!cfJ.

Egge, eijJ. Zie Mnl. Wdb. II

kol. 582 i. v. egede.

Ei, eij, mv. eijfJr8.

Els, ealzfJ.

Emmer, ~mrtl[)r.

En, in.

Engel, wngfJl.

Eigen, eijgfJ. In de beteekenis

van dezelfde wordt altijd ge­

bruikt eijgfJ8tJ, een analogon

Enkel (znw.), aJn!clevfJ. V gl. Mnl.

Wdb. I, kol. 420 i. v. anclieJ.

Enkel (bvnw.), wn!cJld.

naar eenig8te. - VaJn eijgJ8 Enten, intfJ. V gl. Kil. i. v. enten.

wordt vaak gebezigd in plaats Er, fJr of dfJr.

van va9n zeal8 (van zelf). Erf, urfJf.

Eik, eij!cfJ. Erfgenaam, urfJjgfJnfiJm.

Eiken (stoff. bvnw.) e!cfJ of eij!cfJ. Erg, erag.

Eiland, eijla9nd.

Einde, eandfJ.

Ergens, WV!ir8. - V gl. De B 0 2

-- EandfJla9ngfJ, languit; cf.

ags. andlong.

Eindelijk, eijndalfJ!c.

Eisch, eij8ch.

i. v. iever8.

Ernst, e1'Jn8t.

Erts, er8.

Erven, urJVJ.

Erwt, ertJ.

El, eallfJ. - - E1·tJpilckJ1', landbouwwerk-

--- EaldJr, uier, waarschijnlijk tuig, zie i. v. pik!cen.

een afleiding van den wortel Esch, ea88ChJ.

al, waarvan o. a. lat. alere Esp, ea8pJ.

(voeden). Eten, etJ.

Elf, ealJvfJ.

Elft, ealJjt.

Etgroen, eatgroen.

Etmaal, eatmfiJl.

7

Page 114: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

98

Etter, eattfJr.

Evangelie, e1Ja9ngeZgJg.

Even, evg.

Ezel, ëzgt.

F.

Fabel, jä?bgl.

Fabriek, jgbrwlr.

Facie, jä9SJg.

Falie, jä9lgJg.

Fatsoen, jgrsoen.

Fatsoenlijk, jg1·soendr;lgk.

Fazant, jgza9ntg.

Februari, Febrgwä91'g}g.

-- F'ebrgwä9rwgeakJJs, sneeuw­

klokjes. Zie ook i. v. va9stJn­

fiJvJndzàaij JS.

Feeks, jelcsJ. Feest, (iest.

Feit, jeijt.

Fel, jeal.

Feliciteeren, jwliJsJsterJ of jw­

lJstërJ.

Ferm, jerJm.

-- FJrtütJn, kuren, grillen

(mnl. virtuut = eigenschap).

Fielt, jwlt. Fijn, jwn.

Fij t, nJvwt.

Fiks(ch), jiks(cn).

FintJn,

(waarschijnlijk

V. Dale bh

kuren, grillen

't fra. jinte).

466 i. v. jint

teek ent bij dit woord aan:

list, uitvlucht. - Zie ook

Oudemans Bijdr. lI, blz.

303 i. v. jint.

Fistel, jistJl.

Fladderen, jMddJrJ.

Flanel, jwneal ook: jJrneal.

Flank, fla9nkJ.

Flarden, fla9rdJn.

Flater, flä9tJr.

Flauw, flrew.

Flenter, fleantJr.

Fleseh, fleasscnJ.

Flets, fleas.

Flikflooien, flikJflb~·J.

Flikje, flik}J.

Flikken, flikkJ.

Flikkeren, flikkJrJ.

Flink, flîénk.

Floddermuts, flàaddJrmustJ, ge­

bezigd als naam van een muts,

die in vorm overeenkomt met

de neepjesmutsen, maar bijna

niet meer gedragen wordt. -

Zie hetzelfde woord met andere

beteekenis. Fri. Wdb. I, blz.

370 i. v. floddermûtse.

Flonkeren, flàankJrJ.

Fluim, flümJ.

Fluisteren, flÜSÜirJ.

Fluit, fluitJ.

Fluks, flus.

Fluweel, fm/Jiel.

Page 115: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Foei, fooj.

Foelie, foetrJjrJ.

Foeteren, foetrJrrJ.

Foezel, foezrJl.

Fok, fàklcrJ.

99

Helten, Mnl. Sprkk. § 21

Opm. 2. Gaan, gb".

Gaanderij, gb"n(trJrrejrJ.

Gaar, gter.

Fokken, fàkkrJ. Gaas, gte8.

Folen, f6"lrJ (mnl. folen; vgl. Gaatje, gtetjrJ.

Mnl. Wdb. 1I, kol. 832 i. v. Gaderen, gfiJrrJ. Gezegd in: eijrJr8

folen); in 't dial. heeft het gfiJ1'rJ = eieren uit. het hoender-

meestal de beteekenis van: hok halen.

vleien met de bedoeling van Gaffel, ga"tfrJl.

iets te zullen krijgen.

Fonds, fàan8.

Fontein, frJnteijnrJ.

Fooi, f6:j.

Fornuis, frJrnü8 of j;i1'nui8.

Forsch, jàar8ch.

Fortuin, frJrtün.

Fout, jowt.

Framboos, bra"mboezrJm. Vergel.

Franck, Etym. Wdb. i. v.

braam.

Franje, fm:jrJ.

Fregat, jrrJga"t.

Frisch, fri8ch.

Frommelen, fràammrJlrJ.

Fruit, fruit.

l!'uik, jükJ.

Fust, jU8t.

G.

Gaaf (gave), gfiJVJ.

Gaaf (bvnw.), gi<j. Vgl. Van

Gaggelen, ga"ggrJlJ.

Gal (vocht), ga"tlJ.

Galg, ga"lJgJ, de gewone bena-

ming voor 't fra. bretelB.

Galm, galrJm.

Galop, ga"lbap.

Gang(m.), ga"nk.-Voor de uit dr.

Jn ga"nk wfiJtJr, enz. verge­

lijke men Mol e m a blz. 114 i. v. gang.

Gang (v.), ga"ngJ.

Gans, ga"nzJ.

Gansch, ga'n8ch.

Gapen, gfiJpJ.

Garancine, ga"rJn8WnJ.

Gareel, gJrïel.

Garen (znw.), gfiJrm.

Garf, gerJVJ.

Garnaal, gàa1'!meat. V gl. voor

dezen vorm Mrtl. Wdb. 1I, kol.

1097 i. v. geeJ'1wert en Ndl.

Wdb. IV, kol. 298 i.v. garnaal.

Page 116: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

100

-- Gaarrp, reet of kier. Zie

De B 0 i. v. gerre.

Garstig, gaarstJg.

Gast, gaast.

Gat, gaat, mv. gtEüm.

Gauw, gii}w.

Gebed, gpbead, mv. gpben.

Gebeteren, gebetpl'p, alleen nog

over in de uitdr. pk kaamw

(Jt nwt gpbetprp = ik kan 't niet

helpen, er niets aan doen.

Gebeuren, beurp.

Gebloemd, gpblömd.

Gebod, gpbrfd, mv. gpbön.

Geboorte, gpbörtp.

gelu, alsook Album Kern 1903

Dr. J. teW in k el. De uit­

spraak der u + w in het Mid­

delned. blz. 171 vlgg. - Het

vogeltje heeft dezen naam te

danken aan de krabbels, die

op zijn eitjes voorkomen en

aan schrijven doen denken.

G een, gijn, ook in de uitdruk­

king: nog gïen iens = nog niet

eens.

Geep, gï"pp.

Geer, gierp.

Geesel, giespl.

Geest (m,), giest.

Gebrek, gJbreak, mv. gJbl'ekpn. Geeuwen, giewJ.

Gedoe, gadoe. Ygl. Mnl. en Ndl. Geheel, gJhi'l.

Wdb. i. v. gedoente (= bedrijf). Geheim, gpheijm.

Dial. gadoe beteekent, hetgeen Gehemelte, vJrhertwltp. Zie ook

noodig is voor 't boerenbe­

drijf: huis, schuur, erf en bouw­

grond.

Geduld, gJduld.

Gedwee, gpdwie.

Geef (Te-), gef (tp-).

i. v. övprroest.

Geil, geijl.

Geit, geijtp.

Gek, geak.

Gelag, gJlaag.

Gelang (Naar

Geel, gel. (ntE - vaan).

GelhtEr. - Y gl. Boe k e n- Geld, geald.

oog e n kol. 555 i. v. lang- Gelden, gealdp.

haar. Gelegenheid, gpl~(pndpgheijd.

-- Gealpvp schr'i:évpr, dial. voor Gelei, spleij.

geelgors (Emberiza citrina). Gelijk (bvnw.), gpl'i:ékp.

Zie voor den vorm gealpvJ, Gelijken, gJl'i:ékp (zeer zelden

Mnl. Wdb. 11, kol. 1297 i. v. gebruikt).

van),

galank

Page 117: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Gelijkenis, gJlw1ciinJ8J.

Geloof, gJZof.

Gelooven, gloVJ.

Geluk, gJlàk.

Gemak, gJma~k.

Gember, geam]JJr.

101

Gestel, gJ8teal.

Getij, tW)J; hog twjJ: vloed; lieg

twjJ : eaóbJ.

Getuige(n), gJtügJ.

Genl, geulJ.

Geur, geurJ.

Gemeen, gJmïen. Gevaar, gJvmr.

Gemeente, gJme~·ntJ. Gevaarlijk, gJvmrlJk.

Gemet, gJmeat, (+ 3/7 H. A.); Gevaarte, gJvmrtJ.

mv. gJmëtJn. - Zie ook Van Geval, gJva~l.

Dal e blz. 565 i. v. gemet. Gevel, gëvJZ.

Gems, geamzJ.

Genade, gJnC(/dJ.

Gene, gënJ.

Geneeren, 8JnërJ.

Genegen, gJnëgJ.

Generaal, gingra}Z.

Genezen, ggnëzg.

Geniep, ggnwp.

Geniepig, ggnwpJg.

Genieten, ggnwtJ.

Genoeg, ggnàgt.

Geracht, ggreacht.

Gereed, ggried.

Gerei, gJreij.

Gering, ggrwnk.

Gerinkel, gJrwn1cgl.

Gerst, gëratg of ga~r8tJ.

Geschikt, gg8chikt.

Geschut, gJschut.

Geslacht (familie), gJsZa~chtJ.

Gesp, gea8pJ.

Gespuis, gJspuia.

Geven, gëvg.

Gevoeg, gJvoeg.

Gewaarworden, gJwtErworJ.

Geweer, ggwër.

Gewei, gJweij.

Geweld, gJweaZd.

Geweten, gJwëtJn.

Gewicht, gJwichtJ.

Gewis, gJwis.

Gewoon, gJweun.

Gewricht, gJvrichtJ.

Gezang, gJza~nk.

Gezel, gJzeal.

Gezicht, gJzichtJ.

Gezin, gJzin.

Gezond, ggzàand.

Giek, gwk.

Gier, gwr.

Gieren (scheefloop en ), gi"rJ. V gl.

Ft·i. Wdb. I, blz. 442 i.v. gearje.

Gieren (met gier mesten en

lachen), gwrg.

Page 118: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

15

§ 42. Germ. a: lJiaZ. ë,

wanneer de oorspr. ain open lettergrepen was gekomen, b.v. bëtrJr

beter (gat. batiza); MtrJl ketel (gat. katiZs); ëZrJl ezel (gat. asilus). Opm. Ook end (Ndl. eend) behoort eigenlijk tot dezen

regel, maar heeft de ë verkort.

§ 43. Germ. a + gi: lJial. eij,

nadat zij eerst was overgegaan in egi, in: eijrJ eg (gat. *agi);a,

ohd. egida); dweijl dweil (uit *dwagila en vgl. Mnl. Wdb., II

kol. 493 i. v. dwaZe); heijrwnk heining (cf. ohd. ltagan naast onfr.

hagin); meijd meid (cf. Franck Etym. Wdb. i. v. maagd);

peijl peil (uit *pagil). Opm. 1. Indien Nd!. blein (blaar) en brein niet aan de

schrijftaal zijn ontleend, bevestigen zij bovenstaanden regel; immers luiden ze: bleijn en breijn.

Opm. 2. Ndl. ijselijk luidt: wSrJlrJk; in het Dial. moet dan het taalgevoel het met ijs in verband hebben gebracht. (cf. Franck Etym. Wdb. i. v. ijzen).

Germ. liJ.

§ 44. Germ. liJ: lJiaZ. lE

a. in enkele op zichzelf staande woorden: lErrJ ader (ohd.

ridara); lEvrJnd avond (onfr. rivont) ; brJ!cwlEm bekwaam (ohd.

biql~dmi); bllEzg blazen (ohd. bZdsan); ggvlEr gevaar (cf. ohd. fdra);

hlEr haar (ohd. os. hdr); jlEr jaar (onfr. os. jrir); llEtg laten

(onfr. lfitan); mlE1Z!J maan (onfr. mrino); rlEd raad (os. rrid); rlEzrJ

razen (on. rriza); tlEmgZrJ!c tamelijk (ohd. gizrimi); vrlEgrJ vragen

(os.frrigon); wlEprJn wapen (os. wripan) ; zwlEr zwaar (ohd. swriri, swár). Opm. Vra}grJn, vrä~grJboe!cj!) en vrä~glcerrJlc!) hebben ä~, die

ontstond uit zucht tot nabootsing van de ä in Ndl. vragen . enz. en dus door de kerk is ingevoerd.

b. in den Pluralis van 't Praeteritum der sterke Verba van

de 4e en 5e Ablautsrij, b.v. lcwlEmrJ kwamen (onfr. qurimon);

nlEmJ namen (onfr. nrimon); stlEZrJ stalen (got. stéZun); llEz!) lazen

(got. Zésun); mlEtrJ maten (gat. métun); zlEg!) zagen (onfr. ságon). Opm.Vergelijk voor deze verbale vormen ook§§ 191-197.

Page 119: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

103

Graven, grwvJ.

Greep (m.), grepJ.

Greep (v.), griepJ.

Greinen, ilreijn,m of grerwn.

Grendel, grwngJl.

Greppel, grippJ, mv. grippJls.­

Zie Kil. i. v. greppe.

Gulzig, gulzJg.

Gunnen, gunnJ.

Gunst, gunstJ.

Gutsen, gUSSJ.

Guur, gUl'.

H.

Griesmeel, grtesmel. Haag (Den -), HxgJ (DJn -).

Grif, grif. Haai, hii?jJ.

Griffel, alleen als verkleinw. in Haak, hxlcJ.

gebruik: grijj~. -- H!iJlcmustJ, gehaakte muts,

Grijnen, grwnJ.

Grijpen, grwpJ.

Grijs, grw8.

Grij zelen, grwzJlJ.

Gril, gr·illJ.

Grint, grint.

Groeien, groejJ.

gedragen door arbeidersvrou­

wen en als nachtmuts.

Haaks(ch), lûelcs(ch).

Haal (trek), hxlJ b.v. JJt hxlJ

aan jJ SJgiih'J, doch hxl in:

aJn dJn hxl gO" = wegloopen.

Haam, hwm. Zie Mnl. Wdb. lil Groen, groen. kol. 65 i. v. haem (hame).

Groeten (mv. van groet), ,qroetJn. -- HffJmetJ, schraal stuk zand-

Groetenis, groetJnJsJ. grond, dat alleen nog geschikt

Groezelig, groezJlJg. is voor weidegrond. - Het

Grof, graaf. woord is een samenstelling

Grond, graand. van hÜ3gJ (Nd!. haag) en gJme-

Groot, groJt.

Gruotsch, groJsch; alleen ge­

bruikt in de beteekenis van

trotsch, hooghartig.

Gruis, grüs.

Guit, guit.

Gul (bvnw.), gul.

Gulden (znw.), gu/dJ.

Gulp, gulJpJ.

tJn (mv. van gemet). 't Eerste

deel van het woord wijst op

de omstandigheid, dat de

"hxmetJ" steeds door een haag

(hier: schurJvJlwn1.: geheeten;

zie i. v.) is omgeven; 't

tweede deel, dat de opper­

vlakte meer dan één gemet

is. Later zag men er een

Page 120: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

104

Enkelvoud in: mv. hi13mëtrm. Halt, ha~Zt.

- Ook in den familienaam Ham, ha'mmJ.

lIi13mëtJma'n vindt men 't be- Hamel, hi13mJl, alleen bekend

sproken woord. uit: bealhtiJmJl.

Haan, hi13nJ.

Haar (znw.), hi13r.

Haar (vnw.), heur of dJr.

-- Hal' (bijw.), links, in ge­

bruik tegen paarden. V gl.

i. v. hit.

Haard, hierd.

Haas, hi13ZJ.

Haast, htiJst.

Haat, hi13t.

Hagedis, hi13gJdis of rJdissJl.

Hagel, hi13gJl.

Hak (houw), ha~k.

Hak (hiel), ha'kkJ.

Haken, hiekJ.

Hal (overdekte plaats), ha'tlJ,

uitsluitend met de beteekenis

van slachtplaats.

Halen, hi131J.

Half, ha'lJj.

Halm, ha~lJm.

Hals, ha~ls.

Halster, nealdJr. V gl. Mnl. Wdb.

lIl, kol. 44 i. v. haljter. -

j)Jn healdJr strîêk!J wordt ge­

gezegd van een jongen, die

Hamer, hi13mJr.

Hand, ha~nd.

Handel, ha~ndJl.

Handhaven, ha'ndhtiJvJ.

Handig, heandJg.

-- Ha'ndpi13rd, bijdehandsche

paard; vgl. ook i. v. roepi13rd.

Hanebalk, hi13nJba~lJkJ. V gl. Mnl,

Wdb. lIl, kol. 76 i. v. hanen­

bale.

Hangen, ha~ngJ.

Hanig, hliJnJg.

-- Ha'ltJk, ekster. - Vgl. Dr.

G. J. Boekenoogen, lJe

Zaansche Volkstaal, kol. 292

i. v. hannik.

Hannekemaaier, ha'nJkJmojJr.

Hanssop, ha'nsjoappJ.

Hansworst, ha'nswoarstJ.

Hanteeren, ha~ntëriJ.

Haperen, hi13piJriJ.

Happen, ha'ppiJ.

-- lIa'ppiJg, flink; belust op.

V gl. voor de laatste beteek.

Molema. bladz. 147 i. v.

happig.

na een partijtje een meisje Hard, ha'rd.

zal thuis brengen, maar haar Harden, ha'rdiJ.

in den steek laat. Haring, hi131·iJnk.

Page 121: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

105

Harpuis, ha'rpui8. Heeten (warmen), hieÜJ.

Hars, hO,"r8trJ. Heeten (noemen), hwtrJ.

-- Ha'1'8tikrJd6ad, morsdood; Heg(ge), heaggrJ.

vgl. Ndl. Wdb. VI kol. 86 Hei (tusscheIiw.), heij.

i. v. hart8tekendood. Heibei, hli"jrJbli"jrJ. V gl. De B 0,

Hart, ha'rtrJ of ha'r8trJ. De laatste We8tvl. Id.2 i. v. haaibaai.

vorm wordt altijd gebezigd - heid, - heijd, mv. hën.

in de uitdr. : rJt à"p 2rJn ha'r8trJ

hea = verkouden zijn.

Hartelijk, ha'rtrJlrJk, ook vaak

gebezigd in de bet. van hartig.

Haspel, ha'8prJl.

Raten, hxtrJ.

Haveloos, hXvrJ16'8.

Haven, hXvrJndrJ.

Haver, hfi3vrJrrJ.

Hazelaar, hXzrJlxr.

Hebben, hea of heawrJ.

Hecht (znw.), heacht.

Heel, hiel.

Heemraad, hëmrxd.

Heiden, heijdrJn.

Heil, heijl.

Heimelijk, heijmrJlrJk.

Heinen, heijnrJ.

Heining, heijnrJk.

Hek, heak.

Hekel, hëkrJl.

Heks, he"k8rJ.

Hel (znw.), he"llrJ.

Helder, healdrJr.

Relen, helrJ.

Helft, he"lt.

Helm, heal8m.

Helmstok, healrJrNstàk, de gewone

Heen, hën; als 1 ste lid van een benaming voor: roerpen.

samengest. werkw. komt dit Helpen, healrJprJ.

in 't di al. niet voor; daarvoor

steeds: vaart = weg.

Heer, hir.

Heerschap, hier8cha'p of hier8chip.

Heesch, hxrsch. V gl. voor dezen

vorm hInt. Wdb. lIl, kol. 235

i. v. heesc en de daar aange­

haalde Wddbb.

Heester, hiestM',

Heet, hiet.

Hemd, heamdrJ.

Hemel, hëmJl.

Rengel, h1:éngrJl.

Hengsel, h1:éngsrJl.

Hengst, hing8t.

-- HingstrJboer, Hengste(n)­

houder of geleider van een

rondgaanden dekhengst. Zie

ook Fri. Wdb. i. v. hynsteboer.

Hennep, heannrJp.

Page 122: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

106

Herberg, hergberggg.

Herfst, herg8t.

Zie Van Dale blz. 711 i. v.

hoekbalk.

Herinneren, grindgrg, met op- Hoed, hoed. - Ook een steen-

merkelijke aphaeresis van de h. kolen maat ter grootte van

Hersens, ner8gn8. 18 H. L. Zie voor deze be-

Hert, hertg, teekenis Mnl. Wdb. lIl, kol.

Hertog, hertog. 486 i. v. hoet.

Heugen, heugg.

Heup, he1tpg.

Heuvel, heuvgl.

Hevel, neVJt.

Hiel, hwlJ.

Hier, Mer.

Hij, nzé. Hijgen, hîégJ.

Hoef, hoevJ.

Hoek, hoele; ook in de betee­

kenis van land8treek.

HoekJ, hoedanige. Of.

Molema, blz. 169i.v.houke.

Hoen, hoen, mv. hoendJr8.

Hoep, hoepJ.

Hoepel, hoepJl.

Hijlikmaker, heijlJkmte1m. Hoer, hoerJ.

Hijschen, heij8ChJ. Hoest, hoe8t.

-- HilckJlJ, hinken bij 't spel Hoeven, hoevJ.

in de hinkebaan. Hof, hàaj, de gewone benaming

Hikken, hikkJ. voor: tuin.

-- Hil, werf; vgl. Mnl. Wdb. Hok, hok.

III kol. 436 i. v. hitte. Hokkeling, hàkkJlîénk.

Hinderen, hindJrJ.

Hinken, hWnkJ.

Hinneken, hinnJlcJ.

-- Hit, rechts; tegenstelling

van har en eveneens alleen

tegen paarden in gebruik.

Hit (m.), hit of hittJ.

-- HàaldJrt in de uitdr. : hàal­

dJrt hOWJ, d. w. z. ophouden

met werken. - Vgl. Fri. Wdb.

I, blz. 535 i. v. holdert en

Molema, blz. 163 i. v.

holdert.

Hollen, hàaUg.

Hobbelen, hàabbJlJ. Hom, hàammJ.

Hoe, hoe, ook in hoenïer = wan- Hommel, hàammJl.

neer. Hommer, hàammgrd.

-- Hoeba9nk, toonbank. - Homp, hàampJ.

Page 123: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

107

Hond, hoand.

Honderd, hoandJrd.

Honger, hoanf/Jr.

Honig, heunJk.

Honk, hoank.

Hoofd, hiJJd.

Horzel, hoarzJl.

Hotsen, hoasSJ.

Houden, hOWJ.

Hout, howt.

Huichelaar, hüchJZt'Er.

Huid, hüd.

-- HiJJddoek, keuvel. Zie Kil. Huig; zie i. v. lel.

i. v. hoofd-doeck. Huik, hükJ, in de uitdr. : oap

Hoog, hOf/J. jg hükMl zittg. Zie voor het

Hoogdag, hOf/daJf/; niet feestdag Subst. o. a. Hu y gen s Boe r

in 't algemeen, maar de 2de 101, 9. (Ndl. Klass. lIl).

der algemeen erkende Chris te- Huilen, hÜlJ.

lijke feestdagen en de Nieuw- Huis, hüs. - 't Verkleinw. hüsjJ

jaarsdag.

Hooi, ltV'"j.

Hoop (m.), hiJp.

Hoop (v.), hiJpJ.

Hoor (tusschenw.), iJJr.

is de algemeene benaming

voor: privaat.- Cf. M 0 Ie ma

blz. 173 i. v. huuske.

Hulp, hulJpg.

Hulst, hulst.

Houren, hiJJrJ. HuIze, hulzg.

Hoorn, hiJrJn. Hurken (ww.), hülcJ.

-- HoarrJkiJ'"jJ, meikever, een Hutselen, hussglJ.

samensteIl. van hoarrg (hoorn, Huur, hûrJ.

horn) en kiJJjg = aars; vgl. I. lichtekooi. Ida, TédaJ•

Hoos (water - afwind -) hiJJzg. Ieder, tédgr.

Hop (plant), hoappg. Iedereen, tédgrgndïen.- V gl. elk.

Hor, hoarrg,

Horloge, JrliJzJjJ.

Hort, hoart.

Hort, hoarijg, korte tijdsruimte.

-- I'ér!Jrgndûrgf/, telkens.

-- Ielg, bloedzuiger. Zie voor

dit woord Mnl. Wdb. lIl,

kol. 807 i. v. yl.

Zie voor deze beteekenis Taal- Iemand, wmaJnd.

en Letterb. lIl, blz. 176 en Ietwat, wtrJwaJt.

Fri. Wdb. I blz. 530 i. v. hoart. -- Iëvgrs, ergens.

Page 124: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

108

lJdel (ijl), wdfJl (wl).

IJk, eij!c.

IJken, eij!cfJ.

IJker, eij!cfJr.

IJlen (in de koorts), WlfJ.

Iep, WpfJ.

IJs, W8.

IJselijk, w8fJlfJ!c.

IJver, wVfJr.

IJzegrim, wZfJgrim.

IJzel, wZfJl.

IJzer, wzdfJr.

Ik, fJ!c of iUfJ.

Immers, àammfJr8.

-- ImplfJjërfJ, gebruiken; fra.

employer i alleen nog bij be­

jaarden in gebruik.

In, in.

Ingewand, wngfJwa'nd (met een uitspr. der ng als in Ndl.

zingen).

Inkt, int.

Ivoor, wvor.

Izaäk, Ieza'!c.

J.

Jaar, jfi!r.

Jacht (het jagen), ja'chtfJ.

Jacht (vaartuig), ja'cht.

Jachtig, ja'chtfJg (vooral van

paarden gebruikt met de be­

teekenis: !cortademig); Kil.

jaghtigh: valde celer et fes­

tinus.

Jagen, jfi!gfJ.

Jak, ja'!c.

Jakkeren, ja'!c!cfJrfJ.

Jaloersch, jfJ- of 8fJloer8ch.

Jammer, ja'mmfJr.

Jan, Ja'n.

Jane, Ja/nfJ, (j als j in Jan).

Janhagel, ja'nhfi!gfJl.

Janken, ja'nlcfJ.

Januari, Ja'nfJwa/rfJjfJ.

Japon, jfJpàan.

Jas, ja'8.

Je, jJ.

Jenever, ja'nevfJrfJ.

Jengelen, tjwngJlfJ.

Jeugd, jeugd.

Jeuk, jÖ!cfJ of joe!cJ.

Jeuken, jÖ!cfJ of joe!cfJ.

Ja, ja/; ja ik,ja'lc ; ja hij,jeijfJn; Jeukte, jö!ctJ of joe!ctJ.

ja het, jiet. Jicht, jichtfJ.

Jaap, ja?p, synon. van 8nede, b.v. -- Joe, jij.

Hw ga'! ZfJn eijgfJ Jn lielfJ!cfJn -- JoelfJ, jullie.

jaJp in ZfJn vwngfJr. Jokken, jà!c!cJ.

Jaap, Ja/p, samentrekking van Jol, jàaUJ.

JaJcàab (Ndl. Jacob). Jolig, jolfJg.

Page 125: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

109

Jong, j{pn!c; ook in de betee- Kaars, !ctErS8.

kenis van: ongehuwd; b.v. Kaart, ktErü).

hu is nog joank, wat zoowel Kaas, !ctEZiJ. - VeattiJ 1ctEZiJ = beteekenen kan: hY telt weinig zoetemelksche kaas.

iaren als: hY is ongehuwd.

Jongeling, j oang8lun!c.

Kaatsen, !ctEs8.

Kabel, !ctEbiJt.

Jongen, joangiJn; bij uitroepen Kabeljauw, !ca'b8!.fa}W.

van verbazing met protheti- Kabinet, ka'mm8neat.

sche t: tjoangiJ joangiJ. Kachel, !ca' chiJl.

Jood, Jod. -- Ka'chiJl, veulen. Zie voor

Juffrouw, jiffrowiJ. - Vgl. voor dit woord TYdschr. XX 43

de vocaal der lste silbe M 0- vlgg. en 166 vlgg.

Ie m a blz. 185 i. v. jiJfer. -- Ka'chiJliJ, veulens werpen:

Juist, jüst. dez8 merriJjiJ heijt fie we/CiJ pa's

Juk, jo!c. 8!ca'chiJld.

Juli, Jü18jiJ of JÜleij.

Juni, Jün8jiJ of JÜneij.

Jurk, juriJ!c.

Juttepeer, juttiJperiJ.

Juweel, jiJwïel.

Kaai, !ca"j8.

Kaak, !ctElc8.

Kaakje, !ctE!cj8.

Kaal, !ctEl.

Kaan, kÓ'n.

K.

Kaap (voorgebergte), !ctEp8.

-- KtEpiJ,vuurtoren; vgl. Mnl.

Wdb. lIl, kol. 1178 i. v.

2 cape.

Kaapstander, !ctEpsta'ncl8r.

Kaar, ktEr8.

Kadet, !ciJcleattiJ.

Kaf, !ca"f.

Kajuit, !ciJjüt8.

Kakelbont, !ctE!ciJlboan,f.

Kakement, !ctE!ciJme"nt.

Kakken, !ca' UiJ.

-- Ka'1c!c88toeliJmeij8, iemand

(meestal een kind) dragen

tusschen twee andere perso­

nen, die elkaar de hand geven

en zoo deen) gedragene een zit­

plaats verschaffen. - V gl.

voor de andere vormen en

beteekenissen dezer uitdr. :

Oprel. 't nial. v. Oudbeierland

blz. 63 i. v. ka8telenwYe en

de daar aangehaalde plaatsen.

Kalebas, !ca91iJba9ss8.

Page 126: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

110

Kalender, Ic(J)leandJ?·.

Kalf, lca9lJf.

Kalfateren, lca9lJ jiJ/tJrJ.

Kalk, lca91JlcJ.

Kalkoen, lca91Jlcoen.

Kalm, lca?lJm.

Kam, lca9mmJ.

Kameel, lcJmiel.

Kamenier, lca9mJnw?'.

Kamer, lcwmJ?'.

Kameraad, lca9mJriJ/d.

Kamfer, lca9mjJ?'.

Kamille, lcJmiUJ.

Kamp (stuk land), lca9mpJ.

-- KJmpay'Jr, soort van appel.

Kan, ka9nnJ.

Kanaal, lcgniJ/l.

Kandeel, kmtdiel.

Kandelaar, lcaJndJlw?'.

Kandij, ka9ndeij.

Kaneel, lcJniel.

Kanker, lcaanlcJ?'.

Kanon, krmoan.

Kans, lca9n8J.

Kant (zijde), ka9ntJ.

Kant (speldenwerk), kaant.

Kant (bvnw.), kaant. Zie VOOI

de beteekenis van dit woord

Fr anc k Etym. Wdb. i. v. lcant

en Mnl. Wdb. m, kol. 1174

i. v. cant.

Kantoor, kJtör.

Kap, ka9ppJ.

Kapitorie, ka7mtörJj". Zie Mnl.

Wdb. lIl, kol. 1672 i. v, coe­

verture.

Kaper (muts), kwpJ?·.

Kapitein, kJpteijn; als Eigenn.

echter: Ka9pJteijn.

Kapot, lcJpoat; behalve de alge­

meene bei. van '8tulc, heeft

dit woord ook nog die van ten

hoog8te bedroefd en ziek, b.v.

nier zow jJ jJ kJpoat aan ëtJ.

Kappen (hakken), kaappJ.

Kar, kaar?'J.

Karabies, ke?'Jbw8.

Karaf, kra:1fJ.

Karbonade, kerJfllJniJ/dJ.

Karkas, ka9rJka98, (omwoeld zeer

dun ijzer- of koperdraad voor

vrouwenmutsen); zie Koe­

nen, Ve?'kt. Hdwdb. 4 blz. 299

i. v. 2 karka8.

Karn, kwrJnJ.

Karnen, kW1'iJ1W.

Karos, kJrOa8,~J.

Karper, kurJpJt.

Karpet, ke?'Jpeat.

Karwei, lcerJweij.

Karwij, lcerJweij.

Kas, ka988J.

Kast, kaJ88J.

Kastanje, lcJ?'8ta:jJ. Zie voor

dezen vorm Mnl. Wdb. lIl, kol. 1219 i. v. ca8taenge.

Page 127: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

111

Kasteel, k"sWl.

Kastelein, ka~8t"leijn.

Kat, kaJtt".

Katoen, k"ülen.

Katrol, k"8troaU".

Kauw, k5w".

Kauwen, ko/w".

Kavel, kliJv"l of kliJb"l.

Keel (lichaamsdeel), kë!".

Keep, kiep'"

Keer, kier.

Kees, Kë8.

-- Kës (boant" -), Junikever;

bont geheeten naar de stippels

op zijn schildvleugels.

Keet, ki/t", ook met de betee­

kenis van bijkeuken, in 't bij­

zonder op een hofstede.

Vgl. Kil. i. V. kee8e.

Keg(ge), keagg".

Kei, lceij".

Keizer, keijz"r.

Kelder, lce"l{hr.

-- Keal"f, zindelijk, b.v. "n

keal,,! wüf.

Kerel, kliJr"l.

Kerk, ker"k".

Kerkhof, km'"klto"j, ook met de

beteekenis van begraafplaats,

welk woord niet bekend is.

Kermen, km·am".

Kermis, ker"m"s".

Kers (vrucht), lcërza.

Kers (plant), ka98 in 8ta9rr"ka98,

(Ndl. tuinker8).

Kerstmis, KoarsfJmi8sfJ. Zie V.

Hel ten, J-fnl. Sprkk. pag. 58 § 35.

-- Koars"weagg", Kerstbrood,

soort van krentenbrood,

meestal in den vorm eener

dubbele wig: <I>. Kerven, kU1'aviJ, ('t Ndl. znw.

kerf is niet bekend). Ketel, kët,,!.

Ketting, keatt"nk.

Keu, keu (varken).

Keuken, keuk,;n.

Keur, ketlriJ.

Keuren, keur".

Kelk, keal"k". Keurs, keur8, mv. keursfJns.

Kennen, ke"nn". Keus, keuz".

Kennis, keann"s", bijna uitslui- Keutel, keutfJ!.

tend in de uitdr. : iJk hea dfJr Keuvel, keuvfJl. V gl. Mnl. Wdb.

gie1t keann"8" a9n = ik weet er lIl, kol. 2007 i. v. cove!.

niet van, ik ben er niet van Kiel, kwl".

op de hoogte. Kiem (bvnw.), angstvatlig bezorgd

Keper, këp"1'. en vgl. Kil. i. v.

Page 128: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

112

Kiem (znw.), kwmfJ, alleen in

de beteek. van: meekrapplant.

Zie ook het volgende woord.

Kiemmand, kwm5, mv. kwm5n.

Kienen, lewnfJ.

Kier, lewrfJ.

Kies, kWzrJ.

Kieuw, leWUJfJ.

Kievit, kîéVfJt.

a. inktvlak.

b. klisse, ook Westfrieseh. Zie

voor deze bet. De Vries,

Warenar pag. 122.

Klagen, kliEgrJ.

Klakkeloos, kla"lc!crJlv'a.

Klamp, leta'mpfJ. V gl. voor de

2 beteekenissen van dit woord

]ylnl. Wdb. III kol. 1475 i. v.

Kiezen, leWZfJ. clampe. In dit dial. heeft het

Kijken, leîélefJ. beide beteekenissen.

Kikken, leilelefJ. Klandizie, lela"ndîézfJjfJ.

Kil (bvnw.), leil. Klank, lcla"nkfJ.

Kil (znw.), leiUfJ. V gl. N. Kl. Klant, lela"ntrJ.

1 57, 7 en Tijdachr. I blz. 30 Klap, lclaJp.

en HH. Kin, leinnfJ.

Kind, kind.

Kink, krenkrJ.

Kinkel, kwnkfJl.

Kin k hoest, kwnlchoeat.

Kinkhoorn, krenkhijJ·rJn.

Kinnetje, kinnrJtjfJ. V gl. Tijdachr.

XI blz. 52 vlgg.

Kist, leiatrJ.

Kisten, kiatfJ.

Kittelen, kîétrJlrJ.

Kittig, kittfJg.

Klaar, kliEr.

Klaas, KliJ,"a.

Klacht, kla"chtrJ.

Klad, lcla"ddfJ, met de betee­

kenis van:

Klappei, kla"ppeijfJ.

- - Kla"ppeijkerrJkrJ, een deel

van de kerk, inzonderheid

een portaal, dat door niet­

grage kerkgangers liefst wordt

ingenomen en waar weinig

geluisterd, deR te meer ge­

fluisterd wordt.

-- Kla"pzUJeprJr, een klein

landbouwer, die, met wat

land in eigendom en vracht­

rijden, in hooi- en oogsttijd

vooral, zijn paard een of twee

aan 't werk kan houden.

Klaren, kliErfJ, ook met de bet.

van: in orde brengen, b.v.

na"t lea"n Z{) zeala UJeal kliErfJ.

Klateren, kliEtfJrfJ.

Page 129: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

113

Klauteren, kloWÜJr[J.

Klauw, kl5w8.

Klaver, kliïlv8r8.

Kleed, klied, mv. klien of kli'rJn.

Kleeden, klie.

Klef, kleaj, niet goed doorbak­

ken (van brood). - Zie o.a.

vorm heeft: '\ 1; op den

ondersten balk ligt een dwars­

plankje, dat aan zijn uiteinden

steunt op een paaltje in den

grond, dus in zijn lengte-door­

snede den vorm heeft: -1-1 Klingen (duinen), klwngrJn.

Dr. G. J. Boe ken oog e n, Klink (van een deur), klwnk8.­

]Je Zaanscne Volkstaal, kol. Dit woord is tevens de bena-

442 i. v. Klein, kleijn8.

Kleinood, kleijnvJd.

Kleinsvat, lrliesvaJt.

Kleinzen, klieZ8.

Klem, kleamm8.

Klep, kleapp8.

Klepel, klep8l.

Klepper, klipp8r.

Klerk, kleriJk.

Kletsen, kleassiJ.

Kletteren, kleatt8riJ.

Kleumen, kteumiJ.

Kleur, kleur8.

Kleuter, kleutiJ1·.

Kleven, kleV8.

Kliek (rest), klitj8.

Klier, klWriJ.

ming voor de 8cneede eener koe.

Klinken, klwnk8.

-- KlippJl8, met een of ander

voorwerp gooien.

Klis, kli88iJ.

-- Kli8tüg, een stuk ijzer,

meest in den vorm van een

platte schakel, dat gebruikt

wordt bij de tint8ldvJZ8. Zie

i. v. tonder en voor de be­

teekenis van kli8 (uit *klut8)

V. D a I e blz. 846 i. v. klut8en.

Klit, klitt8.

Klodder,klàadd8r,klomp van meer

of minder vloeibare stoffen.­

Zie Dr.G. J. Boe k e no 0 gen,

]Je Zaanscne Volkstaal, kol.

453 i. v.

Klimmen, klimmiJ. Kloen, kloon.

-- KlimsJl, een soort van hek Klok (klokhen), kloek8.

(meestal in een ,,8cn1mv8lwnk ; Klok (voorwerp), lclàkk8.

zie i. v.), dat van »btàkkiel- Klomp, klàamp8.

nowt" is gemaakt en in de -- Klàampj88, kandijklontjes.

lengte gezien nevenstaanden Klont, klàant8. 8

Page 130: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

114

Kloof, klOVfJ.

Klooster, klvJsüJr.

Kloot, klvJtJ.

Klooven, klvVJ.

Kloppen, klà"ppJ.

Klos, IclàassfJ.

Klotsen, klàassfJ.

Kluit, lclütJ.

Kluiven, klÜVJ.

-- KtusjJ, kleine vracht, ge­

ringe arbeid of kleine draf.­

Vgl. Dr. G. J. Boeken­oog e n, ]Je Zaan8(:he Volks­

taal, kol. 460 i. v. kluts.

Klutsen, kluS8fJ.

Knagen, kntega.

Knevel, knevfJt.

Knie, knfejfJ.

Knielen, knzelJ.

Knikken, knikkfJ.

Knikker, knikkJr.

Knip (werktuig), knippJ.

Knob bel, lcnàabbJl.

Knoeien, knoejJ.

Knoest, !cnoe8t.

-- KnoetfJl, een soort van ge­

bak. - V gl. De B 0 We8tvt.

Id. 2 i. v. knuttel en Mol e m a

blz. 211 i. v. knoedel.

Knoflook, knà"fltJk.

Knoop, kntJpfJ, waarnaast ook

heel dikwijls: knà"ppJ.

-- KntekJ1', vuil uit den neus. Knop, knà"ppfJ.

Knallen, knaJllfJ. Knor, knoa1'1'fJ, in de bet. van:

Knap (bvnw.), knaJp. a. gezwel.

Knaster, knaJ8tJr. b. groote hoeveelheid.

Knauwen, kna}wfJ. Knot, knàattJ.

Knecht, kneacht; behalve in de Knnist, knü8tJ.

gewone beteekenis ook vaak Knuppel, knuppJl.

gebruikt in: mfJn kneacht, een

uitdrukk., synoniem met Ndl.

v1'iend, in aanspraak.

Kneden, kniJ.

Knekelhuis, knëkJlhü8.

Knersen, knaJ1'8J.

Knetteren, kne"ttfJ1'J.

Kl1eu., kneu.

Kneukel, kneukfJl.

Kneuzen, kneuzJ.

Knutselen, knU88fJlJ.

Koe, koejJ.

Koek, koekfJ.

Koekoek, koekoek.

-- Koekoek8pzejJ, schuim aan

sommige planten, afkomstig

van de schuim cicade.

Koe], koel.

Koen, Koen (alleen bekend als

eigenn.).

Page 131: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

IHS

Koepel, lcoep~l.

Koers, lcoers~.

Koets, lcoes~.

Koffer, lco1f~r.

Koffie, lco1f~j~.

Kogel, lceug~l.

Koken, lcolc~.

Koker (voorwerp), kok~r.

Kokmeeuw, kokmiewa.

Kol (bles), lcOaU~.

Kolder, kOald~r.

Kolk, lcoal~k~.

Kom, lcoamm~. - Ih koamm~ llët~

roandgv': een gebruik bij brui-

Kommies, lc~mws.

Komst, lcomst~.

Konijn, knwn.

Koning, keun~lc.

Koningin, keun~ginn~.

Kont, lcoant~.

Kontrei, lcoantreij~.

Kooi, kb~~.

Kool (brandstof), lcol.

Kooltje vuur, kolt.j~ vwr, een

ranonkel, die dezen naam

kreeg door haar sterk ge­

kleurde bloempjes.- Bij Van

D a I e, blz. 865 i. v. lcooltje

loften, wanneer de bruids- VU1~r; adonis autumnalis.

meisjes bij de gasten rond- Kool (gewas), kÓ"l~.

gaan met een kom, waarin Koon, kb·n~.

een mengsel van brandewijn Koopen, lc~p~.

en bessenwijnis.Hierin worden Koord, lcord.

rozijnen en beschuit gedaan. Koorts, lcors~.

Elk der gasten is verplicht een Koot, kot~.

door de bruidsmeisjes gevul- Kop, lco"p.

den lepel hiervan te gebruiken. -- Koapb~m, knotwilg.

Kombuis, lc~mbüs. Koper, Jrop~r.

Komen, lcomm~. Koppel, lcOapp~l.

Komfoor, lc~mfor. -- Ko"pp~ltj~duik~l~. - V gl.

Komijn, lc~m'j;én.

Komijnekaas, k~m'j;énd~ klëz~.

Boek e no 0 gen.]Je Zaanscltt

Volkstaal, kol. 497 i. v. lcop-

Komkommer, lcoamkoamm~r. peUjetuimelen.

Kommer; lcoam~r; ook bekend Koren, kor~n.

als voornaam voor mannen; Korf, lcur{J't)~.

met den verkleiningsuitgang Kornuit, k~rnuit.

-tje ook voor vrouwen. Korporaal, lc~prjjlt.

Page 132: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

116

Korrel, kOai·rJl.

Korren (oesters, mosselen en

garnalen vangen), koarrJ. -

Vgl. De Ba, We8tvl. Id. 2 i. v.

korre.

Korset, koar8jeat.

Korst, koar8tJ.

Kort, kbart.

Kost, kOa8t.

Kosten, kOa8tJ.

Kot, koat.

Kotter, ka"ttJr.

Koud, kowd.

Kous, kOW8J.

Kozijn, kJrzwn.

Kraag, kriEgJ.

Kraai (vogel), krojJ.

Kraaien, krojJ.

Kraal (koraal), kriElJ.

Kraam (tent), ki'iEmJ.

Kraam (bevalling), krlEm.

Kraan (werktuig), kriEnJ.

Krab, kra~bbJ.

Kracht, kra~cht.

Kraf, kra1!J.

Krakeel, krJki'l.

Krakeling, kriEkJlwnk.

Kraken, ki'iEkJ.

Kram, kra~mmiJ.

Kramp, kraJmpJ.

Krans, kra~n8iJ.

Krant, kra~ntJ.

Krap (mee -), kra~p (mie -).

Krap (varkensrib), kra~bbg, doch

bijna uitsluitend is hiervoor

in gebruik het Meerv. van

't verkleinw. : kra~pjJ8. Na het

slachten van een varken heeft

een soort feestmaal (onder de

huisgenooten) plaats, waarbij

dezelfde vleeschspijs wordt

gegeten onder den naam van:

vo"r8chg kribbJn. Aan familie

en goede vrienden worden ze

als proef van de slacht vaak

gezonden.

Krap (bijw.), kra~p.

Kras (znw.), kra~88g.

Kras (bvnw. en bijw.), kra~8.

Krassen, kra~88g.

Krat, kra~t, doch alleen bekend

in de samenstelling a~chtJr­

kra~t (onz.). V gl. ]yInt. Wdb.

III kol. 2065 i. v. cratte.

Krauwel, kr7Jwgl, ook in de

beteekenis van krab, b. v.

Wa~t heij joe Jn krowJ18 aap

jg ha~nd.

Krauwen, lcr75wJ.

Krediet, krgdwt.

Kreeft, kreftg.

Kreek, krekJ.

Kregel, kr~qgl.

Krekel, krfëkJl. V gl. voor de

dial. vocaal. van dit woordMnl.

Wdb. lIl, kol. 2078 i.v. crekel.

Page 133: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

117

Kreng, lerin!J8.

Krenken, lerwnle8.

Krent, lel·int8.

Kreunen, lereun8.

Kreupel, lerep8l.

Krib(be), leribó8.

Kriebelen, lerîéb8l8.

Kriek (kers), lel'w1c8.

Kriel (klein goed), lerwl.-V gl.

Kil. i. v. leriel.

Krom, lerO"m.

Kronkel, lero"nle8l.

Kroon, lerV"n8.

Kroos (waterlinze), krb"8t.

Kroosje, lel·V"8j8.

Kroot (beetwortel), lerot8.

Krop (voor maag, gezwel en

salade), leroapp8.

Krop (meel), leroap; vandaar:

leroapbJ'v"d, dwz. brood, gebak-

Krieuwen, lerww8. ken van zuiver, ongebuild

Krijgen (ontvangen), lerîég8. meeL

Krijt (stof), lerîét. Krot, lcl'oat.

-- Krilele8n, houtskool, dat in Kruid, lerüd.

nog glimmenden toestand uit Kruiden, leruj8.

het ascbgat van de haard- Kruidenier, leruj8nwr.

plaat wordt geschept en in Kruidnoot, lerüneut8.

een vuurpan, die een stoof Kruidnagels, lerün/i!g8l8.

moet verwarmen, wordt ge- Kruien, lerujJ.

daan. Zie Kil. i. v. lericle-leolen. Kruik, lerüle8.

Krimp, lerimp.

Krimpen, krimp8.

Krioelen, ler)1:joe18.

Kruim, lerüm.

Kruin, lerün8.

Kruipen, lerüp8.

-- Kro, menigte. Zie Mnl. Kruis, krü8.

Wód. lIl, kol. 2115 i.v. crode. Kruit, kriJt.

Kroeg, leroe!J8.

-- KroelJ, koesteren (zich -).

Vgl. Boekenoogen, ]Je

Zaan8che Volle8taal, kol. 519

i. v. leroelen.

Kroep, lcroep.

Kroes, leroe8.

Krols, lcroat8.

Kruiwagen, soms: lcrüw/i!g8n.

Meestal evenwel:

--- KoarJwteg8n, voor welken

vorm men raadplegeMnl. Wdb.

lIl, kol. 2117 i. v. crodewagen.

Kr uizem un t, lcl·üZJmunt.

Kruk (krukRtok), lcrilclc8.

-- Krük81, huisje van zee-

Page 134: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

118

slakken, zooals die aan 't

strand worden gevonden.

-- KrükfJlfEr, yisscher, die uit­

gaat op de mossel-vangst.

-- KrükfJlfJ, uitvaren op de

mossel-vangst.

Krul, krullfJ.

-- Krulslë, in 't Ned. beter

bekend onder den naam: bak­

slede.

de uitspraak en de schrijfwijze

De B 0 Westvl. Id. i i. Y. kui­

sclten, alin. 8. Kunnen, kunnfJ.

Kunst, kunstfJ.

Kurk, kurfJkfJ.

Kus, k'ifs. Vgl. Van Helten

JInl. Spr. p. 61 boven.

-- Küs, schoon, by.lcüs Zëg.­

V gl. De B 0, Westvl. Id. 2

Kuchen, kucltfJ. i. Y. kuisclten, alin. 6.

-- KttdümfJ, bij het knikker- -- KüskaJlfJf. Vgl. Dr. G. J. spel den schietknikker hou- Boe ken oog e n, De Zaansclte

den tusschen het bovenste Volkstaal, kol. 531 i. v. kui-

lid van den omgebogen duim kalf. - In dit dial. heeft het

en de kromming, die gevormd steeds de bet. van een Yrouwe-

wordt door de binnenwaart- lijk kalf. - V gl. voor deze

sche ombuiging der overige beteekenis Oprel, Dial. Y.

vier yingers. Oudb. blz. 66 i. Y. Mis.

Kuieren, kuijfJr{}. Zie Dr. J. te Kussen (ww.), kl}flssfJ.

Winkel, Gramm. jig.2 blz. Kussen (znw.), kifssfJn.

199 i. v. Kust, kust.

-- KuijfJrstok. - Zie ook Dr. Kut, kuUfJ.

G. J. Boekenoogen, De Kuur, kurfJ.

Zaansche Volkstaal, kol. 531 -- KuzzfJbutfJrfJ, een mengsel

i. Y. kuierstok.

Kuif, kÜvfJ.

Kuip, kÜpfJ.

-- K1ûsltfEmfJr, een hamer om

te kuizen. Zie bened. i. Y. kuizen.

Kuit, k'cétfJ.

van boter en reuzel, soms nog

met bijvoeging van stroop.­

Vgl. Ndl. kuddeboter. (Van

Dale, blz. 894 i. v.).

-- Kwaa, uitroep tot aanspo­

ring met de beteekenis van

Kuizen, kuizfJ, een rund dooden komaan; zie ook i. v. kwi.

met den kuisltiE1Jf,fJr. V gl. voor Kwaad, kwfEd.

Page 135: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

119

Kwaal, kwtEl:J.

K wab(be), kwa~bb:J.

Kwak, kwa"k.

Kwaken, kWii3k:J.

Kwakkelen, kwa~kk:Jl:J.

KwaJ, kwa"ll:J.

K wansij s, kwa"n8W8.

Kwart, kwa"rt.

Kwartel, kwa"rt:Jl.

Kwartier, k:Jrtwr.

Kwast, kwa"st:J.

Kwee, kwe.

Kweek (plant), kwek:J.

Kweeken, kwek:J.

Laat, lii3t:J.

Laatst, lea8t.

Lachen, la"ch:J.

Ladder, laaddgr, zoowel de naam

van het klimwerktuig als die

van de losse z~ikanten van

een boerenwagen.

Lade, ltE.

Laden, lii3.

Lak (0.), la"k.

Laken (zn w.), lii3krJn.

Lam, la"m.

Lamp, la"mpg.

Land, la"nd.

Kweelen, kwiJl:J. Lang, la"nk.

--Kwi, uitroep tot aansporing. Langen, la"ng:J.

-- Kwibbg, kin.

Kwijl, kwwl.

Kwijnen, kwwng.

Kwijt, kwwt.

Kwikstaart, wip8ttErtjg; zie ook

i. v. bv"nzo;":Jrtjg.

Kwispedoor, kwi8pgldör.

L.

Laag (bvnw.), lieg.

Laag (znw.), lxgg.

-- Üi};" (van zand), mul b.v.

gn lO};":J weagt = een mulle

zandweg. Is dit oorspr. het­

zelfde woord als logg? Zie i. v.

Laan, ltEng.

Laars, lii3rz:J.

Langs, la~ng8.

Langwerpig, la"nkwur:Jpgg.

Langzaam, la"ngzii3m.

-- La"nkg, 't weeke gedeelte

van 't onderlijf, inzonderheid

b~i paarden. Zie Mnl. Wdb.

IV, kol. 105 i. v. lanke en

voor de beteekenis vooral

De B 0, 609 i. v. lanke.

Lantaren, la"ntii3rgn.

Lap, la"pp:J.

I.Jarie, lïihg;"g.

Lasschen, la"88Chg.

Last, la"8t.

Laster, la"stgr.

Lat, la9ttg.

Laurier, l:Jrwr.

Page 136: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

120

Lauw, lmw.

Laveeren, l:Jver:J.

La ven, lmv:J.

Lawaai, la3wii/'j.

Ledekant, led:Jka3nt.

Leder, ler.

Ledig, leg,

Leed, lïed.

Leelijk, lïel:Jk.

Leen, Uen.

Leenen, lIen:J.

Leep (bvnw.), lï"p.

Leer (leering), Uer:J.

Leest, Uest.

I woord misschien een diminu-

tief zien van 't znw. lage?

Leidstar, leb'sta3rr:J.

Leisel, leb's:Jl.

Lek (znw. en bvnw.), leak.

Lekken, lek:J.

Lekker, teakk:Jr.

Lel, leall:J, tevens ook gebruikt

i. pI. v. huig.

Lelie, le!:JjJ.

Lemmer, leamm:Jr.

Lemoen, l:JmOën.

Lende, leand:J.

Leng' (visch), ling:J.

Leeuw, Uew. Lengen, ling:J.

Leeuwerik, l:Jwer:J!c:J. Zie voor Lenig, le}wg.

dit woord Mnl. Wdb. IV kol. Lens (glas), leanz:J.

304 i. v. leewerike en de al- Lente, leant:J.

daar aangehaalde Wwddbb., Lepel, l&pgl.

alsmede Dr. J. te Winkel,

Gramm. Fig. 2 blz. 296 en V.

d. Hel m Proeven van Woord­

gronding I, 40-56. Leger, leg:Jr.

Leggen, leaggJ.

Les, leas8J.

Letten, leatt:J.

Letter, leaU:Jr.

Letteren, leatt:Jr:J, 't meest ge­

bruikte woord voor: borduren.

Leugen, leug:Jn.

Lei, (stof en voorw.), leij:J. - Leuter, in de uitdr. : a3n d:J leut!}r

Bovendien heeft dit woord how:J = aan den praat houden.

de beteekenis van vloertegel. Leunen, leun:J.

-Lei (achterv.), leij:J. -- LewJWs, alleen nog be-

- - Leb'tJ:J in: Mt leb'tj:J speak, kend als voornaam. Zie Van

een zekere maat voor de dikte D a I e i. v.

van het ruggespek bij een Leven, leV{).

varken. Moeten we in dit Lever, lev:Jr:J.

Page 137: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

121

Lezen, lézJ; ook in de beteekenis Liggen, lig[p.

van verzamelen, n1. van koren- Lij (beschutting), leijJ.

aren; vandaar de persn. lézJrs. Lijden, {wjJ.

Liberaal, bîétdJl'iipt of tîébJrii/l. Lijf, lîéf.

Lichaam, lich!i3m. Lijk (dood lichaam), lîék. In

Licht (helder), lichtJ. de beteekenis van begrafenis-

Licht (niet zwaar), lochtJ. plechtigheid vinden we dit

-- LichtJ, longen van slacht­

vee. - Zie Mnl. Wdb. IV, kol.

475 i. v. lichte en Kluge,

Etym. Wdb. 6 i. v. lunge.

woord in de uitdrn tJ lîékJ

g6~ en trJ lîéh wéZJ. Zie ook

Mnl. Wdb. IV, kol. 621 i.v. lijc.

-lijk (achterv.), -lJk.

-- LichtJbiUJ, op den wip- Lijken, lîékJ.

stoel zitten.

Lichten, lichtJ.

Lid, lid, mv. tén.

Lidmaat, lidmtet.

Liederlijk, lwdJrtJk.

Liedje, lwdjJ.

Lief, lwf.

Liegen, lwgJ.

-- Lwj8, een aan weerszijden

met boomen beplante, blind

loopende weg; oorspronkelijk

lijde. V gl. Mnl. Wdb. IV kol.

492 i. v. lide, alsmede Kil.

i. v. lbd (tijde, hj·d-wegh).

-- Lwp, uitgelubberd. -

V gl. De B 0, Westvl. Id. 2

blz. 542 i. v. leep.

Lier, lwrJ.

Lijm, lîém.

Lijn (touw), lîén8. 't Meerv.

lîénJn beteekent steeds: (paar­

den)leidsels b.v. Hîé mot noe

aJn d8 lîén8n, fig. voor: hij

wordt nu in de zaak (nI. boer­

derij) genomen.

Lijnzaad, lîénzted.

Lijst, lîéstJ; ook als laatste lid

der samen st. schowtîéstJ d. i.

schoorsteenman tel.

Lijster, lîéstJr.

Likdoren, likdorJn.

Likken, likkg.

Lindeboom, lindJb-Qm.

Linker, lwnkJr.

Linksch, lwnksch.

Linnen, linnJ.

Lint, lint. Lies, l'fesJ.

Lieverlede (van -), lwvJrlë Lip, tippJ.

(vaJn -). List, list.

Page 138: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

122

Litteeken, litteijlerJn. Loos, lb~8.

Lodder, Làadd,w, alleen bekend Loot, lötfJ.

als familienaam.

-- LàadfJreijn (of lötrJleijn). -

Zie Ril d eb r a 11 d, Na vijftig

jaar s, blz. 105.

Loeder, loedfJr.

Loef, loef.

Loeien, loejfJ.

Loeren, loerfJ.

-- ÛigfJ, wasem, b.v. JJfJ l5gfJ

8lëg dfJr àf. - Vgl. Fri. Wdb.

II, blz. 131 i. v. loge.

Lok, làlelefJ.

Lokaal, lfJleä~l.

Lokken, làlclcfJ.

Lol, làal.

Lommer, làammfJr.

Lommerd, làammfJrd.

Lomp (znw.), làampfJ.

Lomp (hnw.), làamp.

Long, làangfJ.

Lont, làantfJ.

Loochenen, 15cJtrJnfJ.

Lood, lb~d.

Loods, lb~8.

Loof, lM. Loog, 15g.

Looien, lbJ'fJ.

Look, tM. Loom, l5m.

Loon, lb~n.

Loopen, 15pfJ.

Lor, tàarrfJ.

Los (bvnw.), làa8.

Lot, làat.

-- LötfJ, dotje, fopspeen.

Louwmaand, Lowmltnd.

Lubben, lubbfJ.

Lucht, làcht.

Luchten, làchtfJ.

Lui (znw.), lui.

Lui (bvnw.), lui.

Luiden, lujfJ.

Luier, turfJ.

Luifel, lÜffJl.

Luis, lÜ8.

Luisteren, lÜ8ffJrfJ.

Lukken, làlele". Lul, lul.

Lummel, lumm"l.

Lurken, lU1'fJlefJ.

Lust, IU8t.

M.

Maag (krop), mltg".

Maaien, m7Jj".

Maak, mltle.

Maal (maaltijd), mltl.

Maan, mltnfJ.

Maand, mltnd.

Maandag, M[jJnda~g. Zie P&'d8chr.

XVIII, 21.

Maankop, ma9nfJleàap.

Page 139: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

123

Maar (voegw. en bijw.), ma~r.

Maart, MtErt.

Maat (v.), mtEtJ.

Maat (m.), man. Maatjesharing, miEtjJ8htErJnk.

Macht, ma~cht.

Mager, mtEgJr.

Mak, ma~kkJ.

Markt, ma~rt.

Marmer, ma~rJmJr.

Mars, ma~r8.

Marsepein, ma~r8Jpeijn.

Martelaar, ma~1·ü)ltEr.

Mast, ma~8t.

Masteluin, ma~zJlün.

Mat (vlechtwerk), ma~ttg.

Maken, mtEkJ. Matig, miEtgg.

Makkelijk, ma~kkglJk. Matras, mJtra~88J.

Makreel, mJkriel. Matroos, mJtdh.

Mal (bvnw.), ma~l. Mauwen, ma/wg.

Malen (fijn maken en lastig zijn), Mazelen (mv.), mtEZgl8.

miElJ. Mee (drank en plant), mi'.

Malkaar, mgka?1·J. - Als weder- Mee (bijw.), më.

keerig pers. vnw. is geen an- Meel, mël.

dere vorm in gebruik dan Meenen, mienJ. - Vgl. Te Win-

deze; elkander, malkander en

elkaar worden nooit gebezigd.

Malloot, ma~ll6~t.

Malsch, ma~l8ch.

Maltentig, ma~lteantJg.

Mam, ma~mmJ.

Man, ma~n.

Mand, ma, mv. man.

Manen (haren), mtEnJn.

Manen, mtEnJ.

Mangel (m.), ma~ngJl.

Manier, mgnWrJ.

Mank, ma~nk.

Mantel, ma~ntJl.

Manteling, ma~ntJlîéngJ.

Maria, MJrwja~.

keI in Fee8tbundel-IJe Vrie8,

161. Meer (znw.), mër.

Meer (telw. en bijw.), mier.

Meerle, mtErgl.

Mees, 1JtieZJ.

Meest, mie8t.

Meester, mie8tJr.

Meesteren (onder geneeskundige

behandeling zijn), mie8tJrJ.

-- Mi/8tJr8goed, geneesmid­

delen.

Meet, mët in de uitdr. : va~n

mët àf a~n = van 't begin af.

-- MietJ, elk van de stukken,

waarin een door slooten enz.

Page 140: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

124

omgeven stuk wei- of bouw- Mi8pit, mestvaalt.

land wordt verdeeld door Mesten, mi88!J.

greppels. Zeer waarschijnlijk Met (voorz.), mit.

is dit hetzelfde woord als -meet Metaal, m!Jtf;el.

in Ellemeet e. d. V gl. Mnl. Meteen, mJdifn!J.

Wdb. IV kol. 1332 i. v. 2 meet Meten, met!J.

en ibid. kol. 943 i. v. made. Meter (m.), met!J1·.

Meeuw, mi'w!J.

Meewarig, mewlEr!Jg.

Mei (maand), Meij!J.

Meid, meijd.

-- Mealc7c!J, deeg zoo ver be­

reiden, dat de bakker 't alleen

behoeft te bakken.

Melaatseh, mJl!i!8ch.

Melk, meal!Jlc.

Melken, meal!JlcJ.

Mengen, minff!J.

Menie, menJjJ.

Menig, rI},fan!Jg; vgl. voor de voc.

Molema, blz. 261 i. v. men-

Metselen, me"88!Jl!J.

Meug, meug.

-- Meul!JnlEr, een Meikever,

waarvan de schilden als met

meel bestoven zien. - V gl.

De B 0, We8tvl. Id. 2 i. v. meu!enaar, alin. 2.

-- Meutj!J, tante.

-- MeuzJg, tamelijk rijk. Is

dit woord een afleiding van

maa8 (= geld; vgl. Molema blz. 270 i. v. maa8) of hetzelfde

als meezig (lekker; zie M 0-

lema i. v.)?

nig, alsmede Van Hel ten, Middag, midda'g.

Mnl. Sprlclc. § 116. -- MiddJ, een kwart H. L.

Mennen, me"nn!J. V gl. voor deze waarde jIn!.

Menseh, mean8ch!J. Wdb. IV kol. 1999 i. v. m1(dde

Merel. Zie meerle. en muddelcijn.-Wat de vocaal

Meren, mer!J.

Merg, murJg.

Merinos, MerJno"8.

Merk, mm·!Jlc.

Merrie, merr!Jj!J.

Mes, mea8.

Mest, mi8.

betreft, behoort het tot den

regel, genoemd in § 88.

Middel, midd!J!. In de beteekenis

van middellijf is dit woord

meestal Vrouwel~ik.

Midden, midd!Jn.

Mier (insect), mWrJ.

Page 141: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

125

_.- 1~lîézJlJ, stofregenen; cf. Missen, m18SJ.

Molema, blz.263 i.v. mieseln. Mist, mist.

--lYIîézJrJg, regenachtig; vgl. Modder, màaddJr.

Boekenoogen, lJe Zaan- Moed, moed.

sche Volkstaal, kol. 638 i. v. Moede, moeWJ.

Mij, mîén of mJn. Moeder, moedJr.

Mijden, mwJJ. Moel' (van een schroef), moer.

Mijl, mîélJ. Moerbezie, moerJbezJm.

Mijmeren, mWmJrJ.

Mijn (bez.vnw.), mîén of mJn.

Mijt (worm), mîéü).

Mijter, mîétJr (verkorting van

Sodomiter), eigenlijk alleen

bekend in platte uitdrn als:

geakkJn mîétJr: dwaas.

Mikken, mikkJ.

Milt, miltJ.

Min (zoogster), mznnJ.

Minder, mindJr.

-- MinkJ(Jn-), eenige weinige.

Mis (znw.), missJ.

Mis· (voorvoegsel), mis-.

Mis baal', misbir!r.

Moes, moes.

Moeten (verplicht zijn), màttJ.

Mof (Westfaling), Màaf.

Mof (bontwerk), mà"ifJ.

Mogelijk, mC1fgJlJk.

Mogen, ma9,rp. Moker, mokJr.

Mokkel, màkkJl.

Mol (m.), màallJ.

-- Màalbàard, landbouwwerk­

tuig. Zie De B 0 Westvl. ld. 2

i. v. molberd.

Molen, meulJ.

Molm, màalJm.

Mond, màand.

-- Miskwfi3m (Vaan wtJwa9t Monnik, moannJk.

miskwiem he" = onpasselijk Monster, moanstJr.

zijn), onpasselijkheid.V gl.voor Mooi, mv~.

den overgang tot deze betee- Moor (m.), MoJ'.

kenis Mnl. Wdb. IV, kol. 1686 Moord, monl.

i. v. miscomen 112, alsmede Moorden, mOrJ.

N. Kl. Il. 4, 27. Mispel, mi8pJl.

Misschien, mJschîé.

Misselijk, missJlJk.

Moord/maar, mordJnier.

Moot, mvatJ.

Mop (v.), mOappJ, alleen in de

beteekenis van koekje.

Page 142: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

126

Morel, mfJ1·eallrJ.

Morgen (bijw.), me'l'rJgrJ.

Morgen (ochtend), mU'I'rJg{), alleen

in de uitdrukking: göej{) mu­

'l'rJg{) = goeden morgen.

Mormel, mU'I'amrJt.

Morrelen, moa'l''I'rJt{).

Morsdood, moa'l'ad63d.

Mortier, mfJ'I'lw'l'.

Morzel, moa'l'z{)t.

Mos, moaa.

Mossel, moaaa{)l.

Mot (insect), moatt{).

Mot(regen), moat('I'eg{)n).

Mout, mowt.

Mouw, mow{).

Mud, mud.

Mug, mogg{).

Muil (m.), müt.

Muil (v.), mütrJ.

Muildier, mütdw'l'.

Muilezel, mütezrJt.

Muis, müa.

Muiten, mütrJ; dit woord is

alleen bekend in de beteekenis

van 'l'uien (van vogels).

Muizenis, mÜzrJnia.

Mul, mut. - Zie Kil. i. v. mut.

Munt (geld), munt.

Munt (kruid), munt.

-- MU'l'rJjJrJl, marmeren knik­

ker, die alleen gebruikt wordt

als schietknikker.

Murw, mU'l'rJg.

Musch, mOaaacM.

Muts, muatrJ.

Mutsaard, muatrJ'I'{)k.

Muur (m.), mu'l'{).

Muziek, rJlrJz1;ék.

N.

Na, nt:e.

Naad, nt:ed.

Naaf, nt:ef.

Naaien, n-'OjrJ.

Naakt, nt:ekrJnd.

Naald, nt:eldrJ.

Naam, nt:em.

Naar (voorz.), nt:e.

Naar (bvnw.), nä3'1'.

Naast, nt:eat.

Nacht, na3cltt.

Nachtegaal, na3cltt{)gt:et.

Nachtmerrie, na3clttme'l''I'rJj{).

Nagel, nt:eg{)l.

Nar, na~'I''I'iJ.

Narreslede, na~r'l'rJate.

-- lVa3aarJt1;éng{)n, nestels. Zie

voor dezen vorm Mnl. Wdb.

IV, kol. 2190 i. v. naatelinc.

Nat, na3t. Nauw, nä3w.

Navel, nt:ebiJl.

-- NiEbrJlltüajrJ, het driehoekig

stukje katoen of linnen, dat

ter versterking in een split

Page 143: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

127

(van een hemd b.v.) wordt Nicht, nichtJ.

gezet. Niemand, zie § 172.

Navenant, nil:!VJna9nt.

Neder, nero

Neef, nef.

Neen, nie, maar nient = neen het.

Neet (luizenei), nNJ.

Neffens, ne"iJa8.

Negen, negJna.

Negentig, tnegJntJg.

Neger , negJr.

Niemendal, nimandiinJ.

-- NwmeugJr, iemand, die

niet gemakkelijk te onthalen

is, een lekkerbek.

Nier, nWrJ.

Niet (bvnw. en znw. = lot), nwtJ.

Opm. Niet = nit in nimiJn­

dii/lJ. - Ook in: at i8 nwta.

Ygl. wet.

NegJreat, langwerpige, Niets, nik8.

dunne koekjes pruimtabak; Nieuw, nww.

cf. Molema, blz. 277 i. V. Niezen, nWzg.

negerrit. Nijd, nwd.

Nek, nikkJ. Nijnagel, nwnil:!gJl.

-- Ne"HJ, zelfkant. - Y gl. Nijpen, nWpJ.

De Ba, We8tvl. Id. 2 i.v. negge. Nikker, nikkar.

Nemen, nemg.

Nerf, nerJVJ.

Nergens, nWVJr8. YgI. De B02

i. V. niever8.

Nering, nerJgJ.

Nest, ni8t.

N estelen( een nest maken), ni8tJlJ.

Nis, ni88J.

Noch, nàch.

Noemen, noemJ.

Nog, nàg.

Nog niet eens, nàg gïen ïen8.

Nok (van het dak), nàkkJ. Nommer, nàammJr.

Net, neattJ. Nood, nvad.

-- Neuka, coïre; ook in de Nooden, nva.

beteekenis van zeuren, b.v. Noodweer (hevig onweder), nvad-

lwt nwt tiJ neuk'JnJ. we1·. Neus, neUZJ.

Neusdoek, neu8doek, 't gewone

woord i. pI. v. zakdoek.

Nevel, nevJl.

Nooit, nva.jt.

Noord, NiJrd.

Noot (zangnoot en vrucht),neutJ.

Nop, nà"ppJ.

Page 144: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Nu, noe.

Nuchter, nàchüJr.

Nuf, nuffa.

Nul, nul.

Nut, nut.

o. Och, àch.

Ochtend, àchand.

Oester, oestar.

Of, àf. Oker, ökar.

Okkernoot, àkkarneuta.

Oksel, àksal.

Okshoofd, àksMid.

Olie, ölaja.

Olifant, öljafa9nt. -'-

128

Onderweg (bijw.), àangarwëga.

Ongansch, àanga9nsch.

On, gevolgd door 't Praef. van

't Part. Perf. ge wordt: àanga,

b.v. àangadiE = ongedaan, met

een uitspraak der ng als III

Ndl. zingen. I

-- Oangarleastim, laatst. -

Zie 0 pre I Dial. v. Oudó. blz.

74 i. v. onde1'lest.

Ongeveer, àangavër, waarin de

ng wordt uitgesproken als in

N dl. ingewand.

Onmacht, oamma9cht.

Onnoozel, àannv"zal.

Onraad, àanriEd.

-- (ylaka, vleien. Vgl. Taalk. Ons (znw.), àans.

Bijdr. II, 211; en Winkier Ons (vnw.), üs.

Dia!. II, 173. Onstuimig, àan8tümag.

Olm, àalam.

Om, àam. I

-- Oamandaóîê, ongeveer.

Ommezien, àammazîên; het dimi­

nutief is als znw. in gebruik

b.v. ak kàmma an àammazîêntja

óîê ja = ik kom heel even bij

je. - V gl. Nav. 187ó blz. 348. Omtrent, àamtreant.

Onbeschoft, àamÓaschàajt.

Onbesuisd, àamóasüsd.

Onder, àangar; evenwel àangara

in va9n àangara = onderaan.

Ondershands, oangarsha9ns.

I

-- Oant =vies, vuil; geregeld

in de staande uitdr. àantan

stwnkard, een minachtende

uitdrukking voor een vuil

menseh. - Zie voor de ver­

klaring van dit Adj. Taal­

gids IV, blz. 40. Ontberen, àamóëra.

Ontbreken, àamórëlca.

Ontdaan, àandiE.

Untrieven, àantl'îêva.

Untzag, àamza"g.

Ontzien, oamzwja. I

-- Oanwîês (accent op de 10

Page 145: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

129

lettergreep), dwaas. - Vgl.

Molema blz. 305 Lv. onwie8.

Ooft, 75ft.

Oog, 75gJ.

Ooglijk, 75ehJZJk.

Oogst, oe8t.

Ooievaar, V"jJVi/3l'.

Ooit, v"jt. - V gl. voor de voc.

Fr anc k in Tijdschl'. X VII,

83 en K e r n in Tijdsehl'. XIX,

201.

Ook, M; als tusschenw. 75. Zie

§ 227.

OoIijk, v'Z:J7c.

Oom, n75m.

Oor, V'l'J.

Oord, o1'd, alleen bekend uit

plaats- en familienamen.

Oordeel, ?hdï<Z.

Oorlam, v'l'Za'm.

Oorlog, ort{jg.

Oorsprong, 75'r8pl'{jank.

Oorveeg, v'rvii3gJ.

Oorzaak, 75'rzi/3kJ.

Oost, V'8t.

Ootmoed, v'tmiJed.

Op, {jap.

Open, OpJ.

Opgaan, {japgv'; alleen gebruikt

in : {japgv' b1:é don ïen ~f 751'

d. i. vóór de godsdienstoefe­

ningen naar een familielid of

kennis gaan, ten einde zich

daar te kleeden enz. voor de

kerk, wat alleen gedaan wordt

door de buiten het dorp wo­

nenden.

Opgaren, o"pgi/3rJ, met de betee­

kenis van oprapen, verzameZen

(de laatste vooral gebezigd

van eieren, die niet worden

verkocht). , --- QapkZïe, kleeden na het

werk of, om uit te gaan. -

Vgl. Molema, blz 310 i. v.

opkted.

Opper, o''J!PJl'. , -- Qapl'ïe (uit: *opl'eiden),

opruimen.

Opril, Oap l'eaZ (fra. appal'eiZ); vgl.

De B 0 2) 51 en Taal- en

Lettet'bode I, 280 vgl.

Oprispen, Oap l'i8pJ. , -- O"p8uddJl'J, kliekjes een

korten tijd stoven. - Zie De

Bo; WestvZ. Id. 2 i. v.

Oranje, OTa'njJ. Orde, oardJ.

Orgel, urJgJt.

Orthodox, OattJl'dOks.

Os, OaS8J.

Otter, {jattJl'.

Oud, owd. - Veelvuldig in ge­

bruik als vocatief is OWJn,

dat in beteekenis overeen­

komt met Ndl. vocatieven 9

Page 146: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

130

als vriend, meisje, dame, enz.

OwdtfJ, leeft~jd.

Oven, ÖVfJn.

Over (voorz.), ÖVJ1'.

- - Ove1'rOëst, gehemelte. Dit

woordt raakt bijna geheel en

Pacht, pa~cht.

Pad (0.), pa"d..

Pad (v.), pa'ddfJ.

Pak, pa'k.

Pal (znw.), pa'tlfJ.

Pal (bijw.), pa'l.

al in 011 bruik; alleen de oude- Paleis, pfJleijs.

ren van dagen bedienen er Paling, piElfJnk.

zich nog vrij regelmatig van. Palm, pa'lfJm.

De jongeren kennen bijna Pan, pa"nnfJ.

uitsluitend verhemelte. - 't Pand, pa"nd.

Tweede lid dezer samenst. is Paneel, pfJnifl.

't Mnl. roest. V gl. Dr. E. Pantoffel, j}fJnta"jjiJl.

V e I' wij s , Bloemlezing uit Pap, pa'ppiJ.

jWiddelned. dichters, IV, Woor· Papaver, pfJpa'vfJr.

denlijst blz. 332 i. v. roest en Papegaai, pa'pfJgaJjfJ.

voor de beteekenis van over Papier, pa'mpTer.

Mnl. Wdb. V kol. 2062 i. v. Paradijs, pmdws.

over.

-- OWJrt (?) (tJn - kamtllfJ), te

land komen.

Paaien, paJjfi.

Paal, p[Blfi.

P.

Paradijsappel, perfJdwsa'pp;il, een

soort van zeer vroegen, zoeten

of zuren appel.

Paraplu, perfJplu.

Parasol, periJsffl.

Pardoes, pfirdoes.

Parel, piErJl.

Paap, piEp; alleen als scheld- Parelmoer, piErJlmOër.

woord in gebruik, waarvoor

met dezelfde beteekenis ook

vaak dient R~mschJn kikkfJr.

Paar, piEr.

Paard, piErd.

Paars, piEl's.

Paasch-, PÜJlich-.

Park, pa"rfik.

Parmantig, p{}1'ma"ntfi(J.

Part (deel), paart.

Partij, pJrtTejJ.

Pas (tred en tijdstip), pa's. Ook

in de uitdrukking: aap da't

paas = op dat oogenblik en

Page 147: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

131

als verkleinw. met de bij- vorm 't Middelnederl. pe8eker;

woordel. 8 in: pa~8Jr)8 = kort ûe TeW in keI, Gramm"

(geleden). jig.2 blz. 175.

Paschen, Pèe8ChJ. V gl. Mn!. TVdb. Pest, pea8t.

VI, ko1. 37 i. v. Pae88ch.en Pet, peaUJ.

en Tb·d8chl'. X VIII, bh. 22. Peterselie, pwtJ1'8elJ}J.

Pastei, pJ8teijJ. Peul (zaaddoos), peul;}.

Patrijs, pJtrw8.

Paus, pOW8.

Pauw, pOWJ.

Peen, pe, mv. pe}Jn, ook in de

beteekenis van tuinwortelen.

Peer, pe1·J.

Pees, pezJ.

Peet, pet.

Pegel, pegJl.

Peil, peijl.

Peinzen, peijnzJ.

Pek, pik.

Pekel, pekJl.

Pellen (ww.), peallJ.

Pen (schrijfpen), peannJ.

Pen (houten nagel), pinnJ.

Penning, peannJlc.

Pens, pean8.

Penseel, pJ8iel.

Peper, pepJrJ.

Peperhuisje, pepJl'hü8jJ.

Pepermunt, pepJrJmeant.

Perceel, pJr8iel.

Perk, perJ/c.

Peul (peul uw), peulJ.

Pezerik, pezdJl'Jk.

-- PwlJ, jonge eend. - In

Groningen ook gebruikt als

lokwoord. Zie Mol e m a, blz.

322 i. v. piel en hier i. v.

poelJ.

-- Pwlo, bombaz~jn. - V gl.

Ga 11 é e, Wdb. van het Geld.

en Overy8. JJial. i. v.

Piepen, pWpJ.

Pieterman, pwtJrma"n.

Pij, peijJ.

Pijjakker, pw}eakkJr.

Pijl, pwlJ.

P~jn (smart), JJwnJ. - Evenzoo

in: Jt i8 dJ pwnJ nwt wXl'd = 't is de moeite niet waard.

Pijp, pÜpJ.

Pijpedopje, pÜpJdàap}J. - Meestal

wordt hiervoor echter gebe­

zigd 't volgende woord.

-- PÜpJslü.f.jJ, pijpedop. Zie

voor 8lüjjJ F r anc k Etym.

Perkament, pel'JkJmeant. Wdb. i. v. sloven.

Perzik, pirJksJ. V gl. met dezen Pikken (bijten), pikkJ.- Ook

Page 148: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

132

gezegd van erwten maaien j

het werktnig, hiervoor ge-

b. v. Zg ltJpg dier ma~r pleijn

n!i3 binng.

bruikt, heet dan ook erMpl:k- Pleister, p16Jstgr.

kgr of piklm.

-- Pik1cgr, kleine zeis, om

erwten mede te maaien. V gl.

Nav. 1875 Jaarg. XXV blz.

313 i. v. pik.

Pil, piltg.

Pilaar, pgl!i3l'g.

Pimpelmees, pimpglmiezg.

Pimpelpaars, pimpglp!i3rs.

Pink (vinger en jong rund),

pwnkg.

Pinksteren, PwnstgrJ.

Pip (vogelziekte), pip.

Pis, pis.

Pissebed, pis,ygbeaddg.

Pissen, piss:J.

Pit (van een lamp en kern),pittg.

Plaag, pl!i3gJ.

Plaat, pl!i3tJ.

Plaats, pl!i3sJ.

Plagge, plaJggg.

Plamuren, plJmurJ.

Plan, pl([,Jn.

Plank, plaJnkJ.

Plant, plaJrdJ.

Plas, plaJS8J.

Plassen, plU/88J.

Plat (hnw.), plaJt.

I

Plek, plëk1cJ, meer 111 gebruik

dan pl!i3sJ; zoo regelmatig

in: wtJwaJt àap ZJn pleak1cJ

zeattJ.

Plezier, plJzwr.

Plicht, plicht.

Plint, plintJ.

Ploeg (werktuig), plqegJ.

Ploeg (verzamelnaam), ploeg.

Plok (plokgeld), plM.

--- PlàklcJ, ruif. - Zie Oprel

lJial. v. Oudb. blz. 77 i. v.

plàk.

Plomp, plàamp.

Plonzen, plàanzJ.

Plooi, pl6':J·J.

Pluim, plümJ; meestal ook ge­

bruikt in plaats van vërJn

(van vogels).

Pluis (werk), pliizJ.

Pluis (bvnw.), plltis.

Pluizen, plüZJ.

Pluk, plàk.

Plukken, plà1c1cg.

Poeder, piJëjgr.

-- Poelg, lokwoord voor jonge

eenden.

Poep (Duitscher), Poep.

Plecht, pleachtg. Poes, püs, doch, behalve in den

- - Pleijn (fra. plaine), vrijuit, I voc., ook in de andere Casus

Page 149: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

133

in gebruik voor kat. V gl.

Franck .Etym. Wdb. i. v.

1 poes.

Poespas, poespa"s.

Poetsen, poesa.

Pok, poHa.

Poos, po,s. Bet, mv. van dit

woord, steeds voorafgegaan

door 't lidw. de, dus: da

po"zan is het meest gewone

woord voor stuipen. - Vgl·

voor de beteekenis het Gron.

-- Poka, lichaam, buik, in woord terminen.

't bijzonder van dieren b.v. Poot, pO"t.

at piErd heijt zekar pwn;; in Pop, poappa.

da poka. - Hoewel dit woord Populier, poapalwra.

ook van den mensch wordt Porie, poraj?

gebezigd, klinkt het dan plat. Porselein(groente en aardewerk),

Poken, poka.

Polder, poaldar.

Pollepel, poallepal.

Pols, poalsa.

Polsstok, p('flstok.

Pompoen, pampoen.

Pond, poand.

Pondspeer, poanspera.-V gl.V a n

Dal e blz. 1327 i. v. ponds­

peer.

- - PoangarMm, boom, waar­

mede een wagenvracht hooi

of graan vastgesjord wordt.

V gl. Kil. i. v. ponteJ'boom.

-- PoangarlîénJ, het eind touw,

dat noodig is, om vast te

sjorren.

-- poangara, werken met poan­

garbom en -lwna(n).

Pook, pokJ.

Poort, port;;.

pOaSSJleijn.

Port (vracht), poart.

Portaal, pJ1·tiEl.

Post (stijl), poastJ.

Post (alle andere beteek"), pàast.

Pot, poat.

Poten, pota.

Poter, p15t"r.

Praaien, p1·iJ}ja.

Pracht, pra"cht.

-- Pra"lclcJ, fijn maken en

mengen van eten, vaak met

de bijvoeging: deur tlwkïi"ra.

Vg·I. Franck .Etym. Wdb.

i. v. prachen en Mol erna

blz. 335 i. v. praksel.

Pram, pra"mma.

Prangen, pm'nga.

Praten, priEta.

Preek, prëka.

Preeken, prëk".

Page 150: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

134

Prei, pre1jrJ.

Prent, preantrJ of printrJ.

Present, prJrzeant.

Prieel, prJ1;jiel.

Priem, prwmJ.

-- Pr:cégrJ, zich inspannen; vgl.

Mnl. prighe.

Priem, prwmrJ.

Priester, prwstJr.

Prijken, pr:cékrJ.

Prijs, pr:cés.

Prik, prikkrJ.

Prikslee, prikkrJsle.

Prins, prins.

Probeeren, prJrberJ.

Proesten, prOëstJ.

Proeven, provrJ.

Profeet, prrJjët.

J;>rofessor, prJrfeastrJr.

Profijt, prJrj:cét.

Profijtertje, prJrj:cétrJrt.!·rJ.

Prompt, proant.

Pronken, proankrJ.

Prooi, prvJjJ.

Prop, proapJJ:).

Proper, propgr.

Pruik, priikJ.

Pruim, prümJ.

Psalm, sa~lrJm.

Pui, puijJ.

Puik, puik.

Puilen, pülrJ.

Puimsteen, püm8lien.

Puin, pÜl~.

Puist, püstrJ.

Puit (kikvorsch), püt. - Ook in

het kinderrijm:

P:cétJrneaUrJ Za~t in dJ weaUJ; ZJ Sp1'Oan,r; dJr üt A's Jn grv'tJ püt.

Puitaal, piitfE1J.

- - PiitJblomJ, hondsdraf.

Glechoma hederacea Linn.

Punt, punt.

Purper, purJpJ'r.

Put, piUJ.

Puts, pUZJ.

Putten, pittJ, alleen gebruikt

in de beteekenis van scheppen

van vloeistoffen.

-- PUZJ, etter, (lat. pus).

Q.

Quasi, kWiiPSJjrJ.

Quitantie, kw:céta~nsjJ.

R.

Ra, rii?

Raad, 1'fEd.

Raadsel, rfEsJl.

Raaf, riiPvrJ.

Raaghoofd, rfEgshv>d.

Raak (bijw.), rfEk.

Raam (venster), rfEm.

Raap, riiPpJ.

Page 151: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Raar, J'a~r.

Raat, J'fEt.

Rad (vlug), raJd.

Raden, rfE.

Radijs, r8dw8.

Rafel, rfEj8l.

Rag, raJgg8.

Ragebol, rfEg8boal.

Raken, rfEk8.

Rakker, ra9kk8rd.

Ram, ra~m.

Ramen, rfErtw.

Ramenas, ra~m8na~8.

Rammelen, ra~mm8l8.

Ramp, J'a~mp8.

Rand, ra~nd, mv. J'on.

Rang, ra~nk.

Rank (twijg), J'a~nk8.

Ransel, ra~n881.

Ransig, ra'nz8g.

Rantsoen, ra~n8oen.

Rapen (ww.), rfEp8.

Rarekiek, raJJ'8kwk.

Ras (geslacht), J'a~8.

Rasp, ra~8p8.

Rastering, ra~8t8rwnk.

Rat, J'oatt8.

Ratel, 1'fEt81.

Ratelen, rfEt81fJ.

Ratjetoe, J'a~tJ8toe.

Rauw, rlew.

Ravotten, J'8voatt8.

Razen, 1·[i3Z8.

135

Recht (bvnw.), J'eachtii.

Recht (znw.), reacht.

Rech tvaardig, reachtVfErdiJg.

Redden, readd8.

Redderen, ridd8r8.

Redelijk, rëd8l8k.

Reden, J'ëd8.

Redeneeren, 1·idcmër8.

Rederijker, 1·ëd8rwkJr.

Reede, 1·ie•

Reeden, 1·ie•

Reef, J'ief.

-- Rieka9mm8, haarkam. -

Of. Molema blz. 342 i.v.

J'edkam.

Reeling, J'ël8nk.

Reep (smalle strook), 1·i'p8.

Reet (spleet), riet.

Regeeren, r8gëJ'8.

Regel, rëg8l.

Regen, J'ëg8n.

Reiger, reijg8r.

Reiken, 1'iek8.

Reis, reiz8.

Reizen, J'ei88.

Rek (latwerk), 1·eak.

Rekel, rëkJl.

Rekenen, J'ëk8n8.

Rekken, J'eakk8.

Renet, J'8nlflttJ.

Rente, rlflnt8.

Repel, rëp81.

Reu, 1'eu.

Page 152: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Reuk, rökJ.

Reus, reUZJ.

Reuzel, reuzJl.

Reven, rïevJ.

Rib, riaaJ.

Richel, richJl.

136

Rinkelen, rwnkJlJ.

Rinseh, 1'in8ch,

Rist, ri88a.

Ritselen, ri88JlJ,

Rivier, rJvwrJ,

Rochel, rochJl,

-- Rwk, drietandige mest- Roede, 1'oeWJ of roeJ,

vork, Roef, roef.

Riem, rWmJ.

Riet, rwt,

Rij, rïe•

Rijden, J'wjJ.

Roeien, roejJ.

Roekeloos, roekJl6~8.

Roem, 1'oem,

Roep, röp.

Rijf, rwvJ; 't Ndl. hat'k is onbe- -- RoepwJ'd, vandehandsche

kend, zoodat ook i. pI. v, N dl. paard, - Zie ook i. v. ha~nd-

harken in gebruik is: rWVJ.

Rijgen, J'wgJ.

Rijk (bvnw.), rwkJ.

Rijkelijk, rwkJlJk (ruim), b.v.

'Ic Hea rwlcJlJIc gJnogt = 'k Heb

ruim genoeg. - Vgl. Mole­

m a blz. 347 i. v. riekelk.

Rijm, J'wm.

Rijp (bvnw.), 1'WpJ.

Rijp (znw.), rwp.

Rijpen, 1'WpJ.

Rijs, rW8.

Rijst, rW8t.

Rijtuig, 1'W{Üg.

Rijven (harken), J'WVJ.

Rijzen, J'WZJ.

Rillen, rillJ.

Rimpel, rimpJl.

Ring, J'wnk.

pwrd.

Roepen, rÖpJ.

Roer (stuur), roer.

Roeren, j'oerJ.

Roes, l'oe8.

Roest, j'oe8t.

Roet, roet.

Roezemoezen, roeZJmoeZJ.

Rog, roggJ.

Rogge, 1'OggJ.

Royaal, rJja/l.

Rok (kleedingstuk), roklcJ.

Rol, roatlJ.

Rollaag, roallwg.

Rome, RömJ.

Rommel, roammJl.

-- RàamJtrfmmJ, rondom.

Romp, ràampJ.

Rond, roand.

Page 153: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

137

Rood, r63d.

Roodvonk, r6~oanle.

Roof (korst), raf.

Rooien, l'6~'rJ.

Rook (m.), role.

Room, rom.

Roomsch, Ramsch.

Roos, rOzrJ.

Rooster, r63strJr.

Rooven, l,OVrJ.

Rot (bvnw.), roattrJ.

Rotten, rotrJ.

Rouw, rowrJ.

Rozijn, rgzîéng.

Rug, rik j ook het hooge mid­

dengedeelte eener mïetrJ j zie

aldaar.

Ruif, rÜvg.

Ruig, roeg.

Ruiken, rüleg.

Ruilen, ruilg.

Ruimschoots, rümschn3s.

Ruin, rün.

Ruineeren, vgrrin.gwerg.

Ruischen, rüschg.

Ruit (glas), rütg.

Ruk, role.

Rukken, roleleg.

Rusten, l'ustg.

Ruw, roeg.

Ruzie, rÜziJJrJ.

Saai, sa~.

s.

Sabel (zwaard), 8ipbgl.

Saffraan, stoa./frfi!n.

Sajet, sgJeat.

Salade, slfi3.

Salie, sa~tgJg.

Salpeter, sa~lpet;)r.

Samen, sfi!mg.

Sap, soap.

Sas (0.), sa~s.

Satan, Sa~ta~n.

Satijn, sgtîén.

Saus, sows. Zie ook i. v. sop.

Schaaf, 8chfi3vg.

Schaak, sc7ûElc.

Schaal, schfi!lg.

Schaap, schfi3p.

Schaar (werktuig), schïerg. V gl.

Van Hel t e 11 Mnl. Sprlclc.

§ 21, Opm. 2.

Schaars(ch), schfi!rs(ch).

Schaats, schfi3sg.

Schacht, scha~chtg.

Rumoer, rgmoer. Schade, 8chfi3.

Rund, rund. Schaden, schfi3.

Rups, rispg, - V gl. voor dezen Schaduw, schfi!.

vorm De B 0 2 i. v. ripsem. Schakel, schfi3lerJl.

Rust (het rusten), rust'J. Schaken, schfi!lcrJ.

Page 154: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Schako, sja'kö.

Schalk, scha'lJk.

Schallebijter, sda'ltJótétJr.

Schalm, scha'lJm.

Schaloos, schïiJlb's.

138

Schelm, schrf1bm.

Schel visch, schrf1lJvisch.

Schemer, schëmJr.

Schenken, schwnkJ.

Schep, scheappJ.

Schamen, 8chïiJmJ. Schepel, schëpal.

-- Scha'mpJljiJeJl, voorbeeld.- Scheppen, scheappJ.

V gl. 0 u d e man s. Bijdr. tot Scheren, schërJ. - SchërJns gb'

een Middel- en Oudnederl. is de gewone uitdrukking

Woordenó. VI, blz. 112 i. v. voor: zich gaan laten 8che1·en.

1 schampeljoen en K i I i a e n, Scherf, scherJvJ.

blz. 554 i. v. 2 schampelioen. Scherm, scherJm.

Schandalig, scha'Jldä/lJg. Scherp, scherJp.

Schande, scha'ndJ.

Schans, scha'JlsJ.

Schar, SChaa1YJ.

Scharnier, schJrnwr.

Scharrelen, scha'rrJlJ.

Schat, scha'ttJ.

Schateren, schtEtJrJ.

Schaven, schïiJvJ.

Scha vot, schJvoat.

Schavuit, schJvüt.

Scheede, schie•

Scheef, schi'f.

Scheel (znw. en bvnw.), schël.

Scheur, schörJ.

Scheuren, schörJ.

Scheut, schötJ.

Schicht, schichtJ.

Schichtig, schichtJg.

Schielijk, schwrZJk.

Schieten, schwtJ.

Schiften (van vochten), schiftJ.

Schijf, schtévJ.

Schijn, schtén.

Schijnen, schténJ.

Schijten, schtétJ.

Schik, schik.

Scheen, schie1tJ. Schil, schiltJ.

Scheiden, schie• - Zie TeW i n- Schildpad, schildpa'ddJ.

k e 1 in Feestóundel-lJe Vries, Schilfer, schilJfJr.

157. Schim, schimmJ.

Schelden, scheaUJ. Schimmel, schimmJl.

Schelf, schrf1ZJft. Schimpen, schimpJ.

Schelling, scheaZZJnk. Schink (dijstuk), schwnkJ.

Page 155: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

139

Schinkel(lichaamsdeel),sckwnkJt.

Schip, schip.

Schipperij, schippJrdJrwjJ.

Schobbejak, schàabbJja"k.

Schors, schàarSJ.

Schorseneer, schàars6lnêrd.

Schort, schàartJ.

Schot (voortgang en het schie-

Schoeiing, schoojrJnk. ten), schàat.

Schoen, schrJewd, mv. schOOnrJn. Schotel (vaatwerk), schutJl. Zie

Schoer, schOOrd (schouder). Van Hel ten, Mnl. Sprkk.

-- SchOOrma"ntJl, een wijd blz. 62 Opm. 2.

hangende mantel, die om den Schoteldoek, schutJldoek (vaat-

hals sluit en verder als een doek).

zak het lichaam omgeeft. - -- SchutrJlëtJn, gestampte

Zie ook Nav. 1855, Bijblad spijzen.

CXLIV. -- SchötJvischjJ, stelkelbaars-

Schoft (schouder), schà"jt.

Schoft (rusttijd), schàaft. Zie ook

i. v. schöVJ,

Schok (stoot), schàk.

Schokken, schàkkJ.

Schol, schàallJ.

Schonk, schàankJ.

Schoof, schoVJ.

Schooien, schv'JjJ.

School, schÖlJ.

Schoon (helder), scnv'JnJ.

Schooner, scnOOnJr.

Schoot, scnv'Jt.

Schop (stoot.), schàap.

Schop (spade), schàappJ.

Schoppen, schàappJ.

Schor, schàarrJ.

Schoren, scnorJ.

Schorre, schàarrJ.

Schorremorrie, schàarrJmàarrJjJ.

je; zeker zoo genoemd om zijn

snelle bewegingen.

Schots, schàasJ.

Schotsch, schàasch.

-- SchàattJkv"jJ, een door hek­

werk afgebakende ruimte,

waarin losloopend vee wordt

bewaard, tot de eigenaar het

opeischt. - Vgl. Molema

blz. 375 i. v. schutten.

Schouder, .~chOOrJ. V gl. ook N. Kl. III Huygens' Boer, 99, 10.

Schouw (schoorsteen), scnOWJ. -

SchowlwstJ, schoorsteenmantel.

Schouw (toezicht), schOWJ.

-- SchöVJ, rnsten tnsschen de

werktijden. - V gl. De B 0

Westvl. Id. 2 blz. 874 i. v.

2 schoven.

Schraag, &chrilJgJ.

Page 156: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

140

Schraal, sch1'aN.

Schram, schra~mmiJ.

Schrap (bijw.), schra9p.

Schrap (streep), schra~ppiJ.

Schrapen, sch1'tepiJ.

Schreeuw, sch1'ïew.

Schurk, schu1'gk.

-- Schu1'gviJlwnk, een dijk, op­

geworpen van graszoden en

bezet met braamtakken, die

htemetiJn omgeeft.

Schutting, 8chuttgnk.

Schreeuwen, sch1'ïewg. Schuur, 8chû1'iJ,

-- Sch7'epgl, wiedmes ; cf. ags. Schuw, schoewg,

sC1'epan.

Schrift, 8ch7'iftiJ.

Schrijven, sch1'wvg.

Schrik, sch1'ik.

Schroef, sch1'oevg.

Schroeien, sch1'oejg.

Schroeven, sch1'oeViJ.

Schroken, sch1'01ciJ.

Schroom, 8ch1''Om.

Schroot, sch1'6~t.

Schubbe, schuólJrJ.

Schuchter, schàchtiJ1'.

Schudden, schàaddg.

Schuif, 8chüviJ.

Schuilen, schüliJ.

Schuim, schüm.

Schuins (bijw.), schuins.

Schuinte, schüntg.

Schuit, 8chütg.

Schuiven, 8chÜViJ.

Schuld, schuld.

Schulp, schuliJpiJ.

Schuren, schû1'g, ook in de bet.van

sch1'obben, b.v. dij strtetrJ 8chû1'iJ.

Schurft, schuriJft.

Selderij, sealdiJfwjg.

Sering, sIJrwngiJ.

Servet, seriJveat.

Servies, seriJVws.

Sidderen, 8iddgriJ.

Sieraad, swrted.

Signet, singlJneat.

Sijpelen, zWpiJlg.

Sijsje, seijsjiJ.

Sik, si1c1cg; alleen in den voc.

tegen een geit: 8ik.

Sikkel (maaiwerktuig), ze/mlo

Sinds, 8in8.

Sintel, zintiJl.

Sissen, 8i88iJ.

Sits, 8i8.

Sjaal, 8jall.

Sjees, 8e8.

Sjerp, 8eriJp.

Sjouwen, 80Wg.

Slaaf, 8ltef.

Slaag, slteg.

Slaan, sl6~.

Slaap (van het hoofd), strBpiJ.

Slabbakken, 8la~bba~lclcg.

Page 157: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

141

Slabbe, 8Za'bba.

Slacht, slaJchta.

Slachten, sla?chta.

Slag, staJg. Ook in de uitdr. :

aap slaJg = terstond.

Slak, slaJ1clea.

Slileva'ngars, slobkousen

van linnen, door de boeren­arbeiders gebruikt.

Slim, slim. Vaak ook gebruikt

in de beteekenis van scheef,

b.v. ZJ heyt slimma (d. i.

Slang, slaJngJ. scheeve) schoerJn.

Slap (letterl. bet.), slo"p, b.v. Slinger, slwngJJ'.

WaJt haJn,qt daJt tOWJ toch Slinken, slren1cJ.

slaap, doch in figuurl. bet. Slip, slippJ.

slaJp b.v. ale voelJ mJn, el(lgJ Slobkous, sloablcowsJ, naast slile-

erJg slaJp. vaJngJrs in gebruik.

Slapen, slfEpJ. Sloep, sloepJ.

Slecht, sleacht. Slok, slole.

Slede, sle. Slons, sloanzJ.

Sleep (werkingsnaam), slep. Sloof, sloVJ.

Sleep (rleel een er japon), slepJ. Sloop, st7JpJ.

Sleepeh, slepp.

Slepen, slepJ.

Slet, sleattJ.

Sleuf, sleuvJ.

Sleuren, sleurJ.

Sleutel, slotJt:

-- SlrejJ, schuw; alleen ge­

bruikt van runderen, b.v. Jn

slrejJ leoejJ.

Slieren, slrerp.

Sliet, slwtJ.

Slijm, 8lwm.

Slijpen, 8lwpJ.

Slijten, slwtJ.

Slik, sli1c.

Slikken, sliklcJ.

Sloot, slvJt.

Slop, slaap.

Slordig, sloardJg.

Slot, slaat.

Sloven (zwoegen), 8lbvJ.

-- Slüf.jJ, dat, behalve in de

samenst. püpJslüjjJ (zie i. v.),

alleen voorkomt met de be­

teekenis van dopje; vgl. bo­

vendien vrengJr8lüfjJ

Sluiken, slüleJ.

Sluipen, slüpJ.

Slni8, slü8.

Sluiten, slütJ.

Slurpen, slurJpJ.

Smaak, smfEleJ.

Page 158: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

142

Smaken, smrûg.

Smakken, sma9klcrJ.

Smal, smrt9l.

Smeden, smë.

Smeer, Sm1E1".

Smelt, smealt.

Smelten, smealtg.

Smeren, sm[ërg.

Smeulen, smeulg.

Smid, smid.

Smidse, smissg.

Smijdig. sm/iJijg; zie voor dezen

vorm l!'ranck Etym. Wdó.

i. v. smijdig en Molema

blz. 387 i. v. smU2.

Smoel, smoel.

Smokkelen, smokk{}l{}.

Smoren, smOrg.

Smous, smows.

Smout, smowt.

Snaar, snfErg; zelden nog voor­

komende in de beteekenis

van schoonzuste1·.

Snauwen, snij/w{}.

Snavel, snfEvgl.

Snede, snë.

Snees (twintigtal), snies.

Snee u w, sniew.

Snert, snert.

Snibbe, snibb{}, gebruikt van en

tegen een zeer kattig meisje.

Snibbig, snibó{}g.

Snijden, snwjg.

Snikken, snikkg.

-- Snikkg1'{}, hout, zonder doel,

aan kleine stukjes snijden.

Snip, snipp{}.

Snoeien, snoejg. - Zie voor de

beteekenis eten, Van D a Ie

i. V. snoeien.

Snoek, snoek{}.

Snoepen, snop{}.

Snoet, snoet.

-- Snokk{}, rukken.

Snor (knevelbaard). sno"r1·g.

Snorken, snurgk{}.

Snorren, snoarrg.

Snot, snoat.

Snottebel, snoaUgóeaU{}. Naast de

letterl. beteekenis heeft dit

woord die van vrucht en wel

vrucht van een naaldboom

(Taxis baccata). Deze vrucht

heeft een zachtroode schil en

is gevuld met een slijmachtig,

bijna helder vocht. - V gl.

Ga llé e, Wdb. van het Geld.

1:1t Overijs. lJial. blz. 62 i. V.

snotterbèze.

Snuif, snuf.

Snuit (lichaamsdeel), snüt.

Snuiven (snuif gebruiken),snuff{).

Snuiven (ademen), snÜv{}.

Soep, soepg.

Soes (gebak), 80es.

Sok, so/ckg.

Page 159: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

143

Soldaat, soatdä~t.

Solliciteeren, stoallJstèrJ.

Som, sOammJ.

Sommige, soammJstJ, een ana-

logon naar eenigste.

Somtijds, Soamt'ié8.

Soort, 8art.

Sop (uitgeperst vruchtensap),

-- ZOappJ, saus.

Spaak, spiekJ.

Spaak loopen, 8pwk ltpJ.

Spaan, 8pb~n.

Spaander, 8pb~ndJl'.

Spaanseh, Spii3nsch, behalve in:

Spaansche zeep, Spa~nsjiJ Zi'pJ.

Spade (znw.), 8pii3.

Spel (vermaak), 8peat.

Spel (zaak), 8pil, b.v. Jt i8 Jn

rä~r spil = 't is een rare zaak.

Spel (voorwerp, vooral paard

en wagen, boerderij, enz.),

spul, b.v. ZJ hea dJl' hieliJ 8pul

vJl'kocht.

Speld, spealdJ.

Spelden, 8pea!liJ.

Spelen, spèliJ.

Spellen, 8peallJ.

Sperwer, 8pa~l'JWJr.

Spichtig, spichtJg.

Spie (bout of wig), 8pIeJ;;.

Spiegat, 8pwga~t.

Spiegel, 8pwgJl.

Span (v.), spa~nnJ. Spier (musc.), 8pWrJ.

Span (0.), 8pa~n, ook in de bet. Spiering, 8pIel'Jnk.

van een paar verloofden of Spijker (nagel), sp'iékJr.

gehuwden.

Spannen, spa~nnJ.

Spant, 8pa~nt.

Spar, spa9rl'J.

Sparen, spii3rJ.

Spartelen, 8pa~l'tiJIJ.

Spat (aderspat), spa~ttiJ.

Spat (druppel), 8pietJ.

Spatten, spietiJ.

Specht, 8pe"chtJ.

Speeksel, spiek8iJl.

Speen, spènJ.

Speer, spèriJ.

Spek, .8peak.

Spijl, sp'iélJ.

Spijt, 8p'iét.

Spikkel, spikkJl.

Spil, 8fJilliJ.

Spin, spinnJ, doch meestal:

-- KO"ppJspinniJ. Denzelfden

vorm t.reft men ook aan in

't Middelnederl. - Zie Mnl.

Wdb. IIl kol. 1889 i. v. 1

coppespznne.

Spinazie, sp'iénä~ZiJJJ.

Spinde, 8pinnJ.

Spinnen, spinnJ.

Spitten, spzttiJ.

sop,

Page 160: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

144

Spruw, 8pri5êWJ.

Spui, 8pui.

Spuit, spuitél.

Spurrie, 8purréljél.

Spuug, 8pïêjél.

Spleet, 8plietél.

Splijten, 8plïetél.

Splinter, 8plintélr.

Spoelen, 8pi5êlél.

Spoken, 8pökél.

Spon, 8pàannél.

Sponde, 8pàangél,

Spuwen, 8pïêjél.

maar steeds in Staaf, 8tiEVéI.

samenstell. ,

Spons, 8pàanzéI.

Spook, 8pök.

Spoor (v.), 8pörél.

Spoor (0.), 8pör.

Sport, 8pàartél.

Spotten, 8pàatfJ.

Spraak, 8pl'iEKJ.

Sprank, 8pl'a~nKJ.

Spreeu w, 8pr·i"wéI.

Sprei, 8preijél. Spreiden, sprit. - Zie TeW i n­

keI in Feestb16nde{"'IJe Vrie8,

161. Spreken, 8prëkfJ.

Sprenkelen, sprïênkéltél.

Spreuk, 8preukfJ.

Spriet, 8prïêtél.

Springen, 8prïênfp·

Sprinkhaan, 8prïênkhiEn.

Sproeien, 8pri5êjél.

Sproet, 8pri5êtél.

Sprokkelen, 8pràklmlél.

Staal (metaal en monster),8tiEt.

Staan, 8tb~.

Staart, 8tiErtél.

-- StiErtbîen, stuit.

Staat, 8tiEt.

Staatsie, 8täP8jél.

Stad, sta~d, mv. stën.

Stakkerd, staJkkélrd.

Stal, 8ta~1.

Stam, 8taJmmél.

Stamelen, 8t1Eméllél.

Stampen, 8taJmpfJ.

Stand, 8taJnd.

Stander, 8taJndfir.

Stang, 8taJngél.

Stank, 8taJnk.

Stap, 8t&p.

Stapel, 8tiEp81.

Stappen, 8t&ppél.

Stee (plekje), stë. Evenals op

Flakkee is stë 't algemeene

woord voor boerderij, b.v.

Sprong (m.), 8pràank. VaJn stë nlë tur'Jp kàmm{).

Sprong (borstbeen van een vogel), Steek, 8tëk.

Steel, stëlél. spronga

nl. bestesponga staak,staeka

Page 161: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Steen, sWn.

Steiger, steijgar.

Steigeren, ste&rpra.

Steil, steij l.

Stek (v.), steakka.

Stekel, stëkal.

Steken, stëka.

Stel, steal.

Stelen, stëla.

Stellen, steaUa.

Stem, steamma.

Stempel, steampal.

Stengel, stungJl.

Ster, sta9rra.

Sterk, stera1c.

Sterven, sturava.

Steun, steun.

Steunen, steuna.

Steur (m.), steura.

Steur (v.), steur.

Steven, stëvau. Stevig, stevag.

Stiefbroeder, stufbroer .

Stier, stwr.

Stijf, stuf.

Stijfsel, stu8al.

Stijgen, stuga.

Stijl (stut), stula.

Stij ven, stuva.

Stikken, stikka.

Stil, stiUa.

Stinken, 8twnka.

Stip, stippa.

145

Stippel, stippal. Ook in de uitdr. :

at oap da stippal va9 ja oga

hea =-: de staar hebben.

Stoeien, stoeja.

Stoel, stoela.

Stoep, stoepJ.

Stof (stoffage en stuifzand), sto".!.

Stok, stok.

Stoken, stöka.

Stollen, stoalta.

Stolp, stoalapJ.

Stom, stoam.

Stomp (overblijfsel), stàamprJ.

Stoof, stÖVJ, ook in de beteeke-

nis van meekrupfabriek.

Stoom, stom.

Stoomboot, stoamb09tJ.

Stoop, stöprJ.

Stoot, strPt.

Stooter (munt), sto9trJr.

.stop, stàappJ. Meestal ook gebr., waar in 't Ned. kurk voorkomt.

Stoppel, stà"ppJl.

-- Sto"pprJlla9nd, land, waar­

van de vruchten zijn geoogst.

Stoppen, stoappJ, doch ook vaak

gebruikt in de beteekenis van

op bezoek komen, b.v. JrJ mot

JS kommrJ stoapprJ. - De oor­

sprong van deze uitdrukking

is: onder het rooken van een

pijp wat komen praten. Storen, steurJ.

10

Page 162: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

146

Storm, 8turiJm.

Storten, 8trfrtiJ.

Stotteren, st~attJriJ.

Stout, 8tOwt.

Stoven, stÖViJ.

Straal, 8trli!liJ. - Zeer dikwijls

komt, vooral onder de arbei­

ders, voor de uitdr. : iJn str1JJliJ

bittara voor een glas bitter.

Straat, str1JJta.

Straf (znw.), stra~ffa.

Straf (bvnw.), straa.j, in de ver-

bogen vormen: 8tra~ViJ.

Strak, 8treak.

t3trakjes, 8tra~kja8.

Straks, 8tra'k.

Stralen, 8tr1JJliJ.

Stram, 8tra~m.

Stramien, stramwn. - Zie

Franck, Etym. Wdb. i. v.

8tamet.

Strand, strangiJ.

Streek (landstreek), strekiJ.

Streelen, 8triela.

Streep, 8trwpa. V gl. Klu g e6

i. v. 8treifen.

Streng (znw. en bvnw.), 8tringa.

Strepen, 8trWpiJ.

Striem, strwma.

Strijd, 8trwd.

Strijden, strwja.

Strijken, 8trwka.

Strik, 8triklciJ.

Stronk, stràanka.

Stront, stràant.

Stroo, 8trva•

Strooien (bvnw.), strv'n, b.v. iJn

8trvJn hoed.

Strooien (ww.), stroja.

Strook, 8troka.

-- StrOka, de "keuvel" opzet­

ten i vooral gezegd van jonge

meisjes, die haar gaan dragen.

Stroom, 8ü·om.

Stroop, 8tröpa.

Stroopen, stropiJ.

Strop, 8tràappiJ.

Strot, stràatta of strv'ta.

Struif, 8trüj.

Struik, 8trüka.

Struikelen, 8trükata,ook gebruikt

van iemand, die niet slaagt

voor een examen.

Struis (m.), 8t'rÜS.

Stug, stug.

Stuiken, 8tülciJ, alleen in: ~n

maka'ra 8tülca, d. i. ~neen­

zakken.

Stuip, 8tüpiJ. Zie i. v. p008.

Stuiter, stuitiJr.

-- Stuit jiJ , klein poosje. Zie

Taal- en Letterb. lIl, bb:. 176.

Stuiven, stüva.

Stuiver, 8tüViJr.

Stuk, stik, ook vaak in de bet.

van: boterham. Vandaar:

Page 163: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

147

-- Stilclcgza~lcjg, boterhammen- Tante, ta9ntg; dit woord ver-

zakje. dringt hoe langer hoe meer

Sturen, 8t11J1'g.

Stut, 8tuttg.

Stuur, 8t11Jr.

Stuursch, 8tU1'8Ch.

Suf, 8Uf. Suiker, sü!cgrg.

-- Sü!cgl'pë, suikerbiet.

Suizen, SÜZg.

Sukade, sg!cä/dg.

Sukkel, 8oUgl.

Sulfer, SOalgfgr; ook de ouder­

wetsche zwavelstok heette en

beet nog: SOalgfgr.

T.

Taai, töi.

Taak, twlcg.

Taal, tiElg.

Taan, twn.

Taart, tliJl'tg.

Tabak, tgba~lc.

Tachtig, ta9chtiJg.

Taf, ta9f. Tafel, tl:êfgl.

Tak, ta~lc.

Takel, tl:êlcJl.

Talie C/lû el), twliJjg. Tam, tcam.

rramelijk, tliJmglglc.

Tand, ta9ncl; mv. djn.

Tang, ta9ngg.

meutjg; zie i. V. meutjg.

Tapijt, tiJpwt.

Tappen, ta9ppg.

Tarbot, ta9rgboat.

Tarwe, tel'iJViJ.

Tas, ta9s.

Tasch, ta9s8ChiJ.

Tassen, ta9ssg.

Tast, ta98t.

Te, tiJ.

Teeder , tïer.

Teef, tëf.

Teek, tëlciJ.

Teeken, teij!cgn.

Teelt, tëtt.

Teen (van den voet), tïe, mv. tïeniJn.

Teen (twijg), ti"n.

Teer (znw.), tël'.

Tegel, të(jiJl.

Tegen, tëgg.

Teil, teijliJ.

Tekst, tealcstiJ.

Telen, telg.

Tellen, teaUg. Tengel, tinggl.

Tent, teantg.

Tepel, tëpgl.

Terdege, tgrclëgg.

Teren, tël'iJ.

Tergen, tel'ggiJ.

Page 164: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

148

Terpentijn, teJ'<JjJ<Jntwn.

Terrein, tf)J'eijn.

Test, teast<J.

Testament, te"st<Jme"nt.

Teugel, teug<Jl.

Teuten, teut<J.

Tevreden, t<JVJ'ë.

Thans, a"ntha9ns of {Jntha9ns.

Thee, thë.

Tichel, tich<Jl.

Tien, tWn<J.

Tier, twJ'.

Tieren, tWJ'<J. Dit ww. wordt

bijna uitslui_tend gebezigd 111

de beteekenis van J'azen.

Tiet, tîét<J, borst of tepel.

-- Tîét<J, kuiken.

Tij, twj<J.

Tijd, tîéd.

Tijding, twj<J.

Tijger, tîégM·.

Tijk, tîék.

Tikken, tikk<J.

Tikker, tilckJ1'; persoon en arre-

slede voor 2 personen.

Tiktak, tik<Jta"k.

Tilbury, tilb<JJ'îé.

Tillen, till<J.

voor tint<Jl Fr anc k Bt!Jm.

Wdb. i. v. tondel en K I u g e

Btym. Wdb. 6 i. v. zünden.

Tintelen, tîént<Jl<J.

Tjalk, tja"l<Jk<J.

rrjingelen, tjwng<Jl<J.

-- - TjoekJ, kuiken. Figuur­

lijk wordt dit woord ge­

bruikt in: ge"kk<J (dwfEz<J)

tjoek<J d. i. grappenmaker ot

onnoozele Ct laatste in ironi­

schen zin).

Tobbe, toabb<J.

Toch, toch.

Tocht, tocht.

Tochtig, tocht<Jg.

a. tocht (vau lucht).

b. van koeien in den paar­tijd; b.v. dw koejJ mot nfE

d<Jn stw?'; hîé is tocht<Jg.

Todde, to"dd<J.

Toe, toe.

'roen, toe.

Toer, tOO1·<J.

Toets, tOOS<J.

Tol, toaU<J.

Ton, tunn<J.

Tonder; zie tint<Jl.

Timmeren, tumm<JJ'<J. Tong, toang<J.

Tin, tin. Toom, tom.

-- Tintal, alleen voorkomende Toon (teen), tv9n.

in de samenst. tint<JldvJzJ of Toon (klank), tÓ9nJ.

tinbltunnJ(tonderdoos). - V gl. I 'roonen, tvJn<J.

Page 165: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

149

'rooveren, tovara.

Tor, tàarra.

Toren, töran.

Tornen, tàaJ·Jna.

Tortel, tàartJl.

Tot, tàat.

Touter(en), towtar(J).

Touw, tO'llJa.

Traag, tr xg .

Traan (m.), trXnJ.

Traan (v.), trxn.

Tralie, trlf3lJja.

Trap (m.), tra~p.

Trap (v.), tra~ppa.

Trappen, tl'a~ppJ.

Tras (0.), tra~8.

-- Tra~8, regenbak.

Travalje, pravxlaja. - Zie Taal-

en Letterbode, I, blz. 286 vlgg.

Trechter, treachtJr.

Tred, tread.

Trede, trë.

Treden, trë.

Treeft, tJ·ëft.

Tref, treaf.

Treiteren, treijtJra.

Trekpot, trea/cpàat. Zoo heet ook

altijd een theepot.

Trens, trean8.

'.Preuren, treura.

'l'rijp, trwpt.

Trillen, trilta.

r.J.'roef, troef.

r.J.'roep, troep.

-- Troetala~chtJg, nuffig, b.v.

Wa't kliedt za dar eijgJ tàch

trootala~chtJg !

Troetelen, trootala.

Troffel, tJ·àaffJl.

Trog, tràggJ.

Troggelen, tràggJlJ.

Trommel, trlfmmJl.

Tronie, trv~nJjJ.

Troon, h·vJn.

Troost, trv'8t.

Tros, troa88a.

Trots(ch), troa8(ch).

r.J.'rouw (v.), tJ·OW.

Trouwen, trOWJ.

Trui (jak), trui.

Tuig, tüg.

Tuimelen, tümala.

Tuin, tün, ook de benaming

van de ruimte in een kerk

binnen 't doophek.

Tuit, tütJ.

Tuitlamp, tütla~rnl)i).

Tule, tülJ.

Tulp, tulJpJ.

Turen, tûra.

Turf (m.), turaVJ.

Turf (v.), turaf.

Tusschen, tU88ChJ.

rrusschenbeide, tU88chabie• V gl.

beide.

'l'waalt~ twe"üJv<l.

Page 166: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

150

Twee, twie•

Tweeling, twielwnle.

Twijfel, twüf;;l.

Twijn, twwn.

Vaars, vä3rz;;.

Vaart, vä3rt.

Vaas, vä3ZfJ.

Vacant, fw!ca~nt.

Twint, ondertusschen. Vacht, 1Ja~cht;;.

Waarschijnlijk is twint ont- Vadem, vä3m.

staan uit te wind = terloops. Vader, valdfJr.

Twintig, twint;;g. Vagevuur, vä3g;;vwr. Vgl. ook

Twist, tWi8t. vegen.

u. Vak, va~le.

Val (m.), va~l. Uil, ül, (de naam voor vogel8

Val (v.), va~ll;;. en vlinder8; 't laatste woord

Valies, f;;rlw8. is zelfs onbekend).

Uit, üt. Vallen, va~ll;;.

-- Ütrie, uitkammen met de Valsch, va~l8ch.

bijvoeging van hä3r, b.v. Kwi,

ale zaal man hä3r a8 ütrie. -

Ütrie staat voor *uitreiden.

- Vgl. ook Molema blz.

290 i. v. oetreie1t.

Ulevel, ülave"t.

Urmen, uramIJ.

Uur, ura.

Uw, jöëw.

v.

Van (voorz.), va~n.

Vang, va~nga.

Vangen, va~nga.

Vangst, va~ng8ta.

Varen (znw.), vä3ran.

Varen (ww.), vä3ra.

Varken, ver;;!ca. In overdrachte­

lijken zin gebezigd voor: Ndl.

8toffer,dat,evenals N dl.8chuier.

niet gebruikt wordt.

-- Yä1, suf, slaperig; ook Vast,' va~8t.

van den geest gebruikt. Vastenavond, Ya~8tanä3vand.

Vaak (znw.), vä3lea. Yä3lea he" enz. Aan de oude Carnavalfeesten

is de gewone uitdrukking voor

Ndl. 8laap hebben.

Vaal, vä3t.

Vaarkoe, vä3ra leöëja.

herinnert nog te Ou ddorp ,

waar sedert jaren geen Katho­

lieken zelfs meer zijn, het

volgende rijm:

Valk,ualla

Page 167: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

151

Va~strJntEvand, hoerakind,

'k Hea nog ienan ma~n,

'k Hea nog ien kleijn kîéka ltja ,

Vastena vondzotje, va'stantEvand­

zoal, ja (sneeuwklokje). Zie ook

Fehrawähîégeakjas.

IJ{/n mot ar va~n tEvand a'n; Vat, va~t.

In a~s man kîékaltJa nwt koka wil, Vechten, veachta.

IJa~n wört man poaija vül; Veder, vera.

In a~s ak man poaija scMl7'a wil, Vee, vie.

Da~n tintalt mwnan düm; Veel, vel.

In a~s ale man dümpja werama wil, Veelvraat, vetvrtEt.

IJa~n vaalt man deurija in sloat; Veen, ven.

In a~s ale man deurtja öpana wil, Veer (overvaart), ver.

IJa'n va~l ale mil, man gaat in 't Veertien, viertwna.

[veraleanskbat. Veertig, fiertag.

Hwr an stoel in dier an stoel, \

oap îélalean stoel an koassan;

Meijsja, how ja lcinnaó.,}lc toe, \ , .

Of ak sló' 8r m~t d8 lcoeleapa~n

[tusschan.

.dachtar in da easscha,

IJier ligga d8 eijijas ZeaSS8,

Vrowtj8, nem d87' VÜV8 vaan

Jn ltEt 8r ientja ligg8.

A~cht8r in d8 oassa,

IJier' ha'n(j8 d8 la'ng8 woarstan;

r rowij8, snwj ma~r nwt ta ilwp,

SnwJ maar in j8 dümpj8 nwt.

'le Hea zo' la'nga mil, d8 roamrrlfJl­

[poat al~pa,

'Ir, Hea nog gien geald oam óra'd ta

[k~p8.

A'Ua óa'lc7carwja, stoel8n oap ZWj8 !

Gef m8 8n duiija, da'n gOJ 8k

Vilrbté.

Vegen, vtEga.

Veilen, veijl8.

Veilig, veijl8g.

Veinzen, veijnz8.

Vel, veal.

Veld, veald .

Velen (ww.), vel8.

Velerlei, veld8rleija.

Velg, veal8g8.

Vellen, Veall8.

Venijn, f8rnîén.

Venkel, fwnk81.

Venster, veijnst81'.

Vent, veijnt.

Ver, viilrd8.

Verder, va'rd8r (verder in af­

stand); VOard81'S (daarna, ver­

volgens).

-- V8rdist818wer8, vernielen;

fra. ilétJ'uire.

Page 168: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

152

Verdriet, vJrdrwt.

Verdwijnen, vJrdwwnJ.

Verf, verJVJ.

Verfomfaaien, vJrjàamja/jiJ.

Verschoonen, viJr8choJnJ.

Verstaan (begrijpen), VJr8toJ•

Verstand, vJr8taJnd.

Verte, va/rtJ.

Vergen, ViJrJgiJ. Verteren, vJrtërJ.

Vergift, viJrgift. Vertier, ViJrtwr.

Verkeering, VJrkï!J'JngJ, ook in Vertrek, vJrtreak.

de uitdr. : vJrkieriJngiJ hea ÖVJr Vervelen, vJrvëlJ.

= verloofd zijn met. Verwaand, VJrwiJ,Jnd.

Verklaren, vJrklmriJ.

Verkouden, vJrkowJrd.

Verkoudheid, vJrkowJrdheijd.

Verlangen, vJrlaJjtgJ.

Verleden, fië.

Verlegen, vJrtëgJ.

VArleppen, vJrleappJ.

Verlies, VJ1'lwr8.

Verliezen, l'JrtwrzJ.

Verminken, vJrmwnkJ.

Vermoeden, vJrmoedJ.

Vermogen (znw.), ViJrmeugJn.

Vernielen, vJrnwlJ.

Vernis, VJrni8.

Verrel, verrJt.

Verrot, vrrft.

Vers, ver8.

Versch, vaJr8ch (vooral van

eieren: vaJr8chJ eijJr8) ; vàar8ch

(vooral van brood: vl)Ur8ch

broJd).

Verwaarloozen, vJrwmrtVJzJ.

Verward, ViJrwaJrd. Ook gebruikt

in de bet. van onhandelbaar

b. v. Dw veijnt i8 zoJ vJrwaJ1'Cl.

Verweerd, vJrwërd.

Verwelken, vJrwealJkJ.

Verweren, vJrwërJ.

Verzuim, VJl'züm.

Vest (kleedingstuk), vea8t.

Vesting, vea8tJngJ.

Vet, veat.

Veter, jëtJr.

Vezel, vëZJl.

Vier, vWrJ.

Vieren, vWrJ.

Vies, VW8. 't Nill vie8 heeft dial.

lange î. V gl. Fr anc k Etym.

Wdb. i. v.

Viezevazen, î,WZJVmZJn.

Vijand, vwjaJnd.

Vijf, VÜVJ.

Verscheiden (bijw. en telw.), Vijftig, jüjtJg.

vJr8cki!.

Verschil, OiJl'8chit.

Vijg, vwgJ.

Vijl, oW/J.

Page 169: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Vijver, VWVJr.

Vij zeI, VWZJl.

Villen, villJ.

Vilt, vilt.

153

Vleien, vleijJ.

Vlek (vlak), vlff'!c!cJ.

Vlerk, vlerJ!cJ.

Vlet, vleattJ.

Vin, vimmJ. Zie Franck Etym. Vleug, vleugJ.

Wdb. i. v. 2 vin. Vlieg, vlwgJ.

Vinden, vindJ. Vliegen, vl'iégJ.

Vinger, vwngJ?·. Vlier, vtër.

Vingerling, vwngJrlwnk. Vliering, vlwrJnk.

-- VwngJrslüjjJ, een hand- Vlies, vlws.

schoenvinger of voorwerp in Vlijm, vlWmJ.

dien vorm van een of andere Vloed, vloed.

stof, gebruikt wordend voor Vloeien, vloejiJ.

gewonde vingers. Vloek, vloek.

Vink, vwnkfJ.

Vinnig, vinnfJg.

Violet, fleaUJ (muurviolier).

Viool, jwjölfJ.

Visch, visch.

Visscher, vischtJr.

Vlaag, vltegJ.

Vlaamsch, Vttem8ch.

Vlag, vlaaggfJ.

Vlak (bvnw. en bijw.), vlaak.

Vlam, vla9mmJ.

Vlas, vlaas.

Vlecht, vleachtfJ.

Vloer, Vloe1·.

Vlok, vlàlckfJ.

Vloo, vlbay·J.

Vloot, vlbatfJ.

Vlot, vZ(ft.

Vlucht, vluchtJ.

Vlug, vlug.

Vocht, vocht.

Vod(de), vàad(diJ).

Voederen, voerfJ.

Voedsel, voesJl.

Voedster (vrouwelijk konijn),

voestJr.

Vleermuis, vlërmüs. Voeg, voegfJ.

Vleesch, vleijsch. Voelen, voelJ.

Vlegel, vlëgfJl, alleen in de betee- Voer, voer. Zie Nav. 1855. Bij-

kenis van lomperd; vluijJ (fra. blad OXLIV.

jtéau?) in de samenstelling Voeren (opvullen), voerfJ.

dU"l'schvluijJ (dorschvlegel). -- VüesJlfJ, meL :.l voeten ge-

Page 170: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

154

lijk springen in de hinkebaan gebruikt met de beteekeliis

(uit *voetselen ?). van verder, doch meestal die

Voet, voet; ook een vierde van van weg, b.v. vàartgva d. i.

een geslacht rund of varken. weggaan.

Vogel, veltgfJl. Voos, vv3s.

Vol, vàal. Vorderen, vàardfJrfJ.

Volk, vàalfJk. De uitdrukking Voren, vÖ1·fJn.

vàalfJk hea beteekent : gasten Vork, vurfJ!cfJ.

hebben. Vorm, vurfJm.

Vondst, vàangstfJ.

Vonk, vàan!cfJ.

Vonnis, Và"nnfJ8.

Vont, voant.

Voogd, vögd. Ook als familie­

naam bekend.

Voor (znw.), vÖrfJ.

Voor (voorz.), vör, soms veur

of VfJr.

Voor beeld, vörbeld.

Vormen, vurfJmfJ.

Vorst (v.), vàarst.

Vos, vàas.

Vouw, VOWfJ.

Vouwen, VOWfJ.

Vraag, vrflJgfJ.

-- Vrä,agfJboekjfJ. - Zie 't vol­

gende woord.

-- Vra3gkerfJkJ, catechisatie.

De leerboekjes, daar gebruikt,

Voorbij, vfJrbZé. dragen den naam van vra3gfJ-

Voordat, vörda3t. boekjfJs.

Voorhoofd, veurhv3d. Ook met Vraat, vrlEt.

de beteekenis van: uiteinde Vracht, vra3cht.

eener "miet." Vragen, vrlEgfJ. Of. Tijdschr.

Voorlijk, vörlfJlc, bv. Jn vörlfJk XVIII, 21.

kind. Vrede, vrëdfJ.

Voorman, vörma3n d. i. het hoofd Vreemd, vremd of vreamd.

der arbeiders, die bij één boer VreeR, vriezfJ.

in dienst zijn. Vrek, vreak.

Voornaam (m.), vörnlEm.

Voornaam, VfJrnflJm.

Voorraad, vorrflJd.

Voort, vàart; in samenstellingen

-- VrïekfJ, wringen. V gl. got.

wra~qs.

Vreten, jrietfJ.

Vriend, vrind,

Page 171: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

155

Vriezen, V?·WZJ.

Vrij, vrUi.

Vrijdag, VrUidaag.

Vr~jen (liefde betoon en), vrwJJ.

Vrijpostig, vrUipàast8g.

Vroedvrouw, vröëdvrow8.

Vroeg, vroeg.

Vroolijk, vrölJk.

Vroom, vröm.

Vrouw, vrOW8. lh vrOWJ is in

't bijzonder de boerin, terwijl

de boer heet dim bies, b.v.

Binn8 dJn óiEs in dJ vrOUJ8

nwt thüs? - 't Meest gewone

W aaien, W~J8.

-- WiEkhüs, een huis, waar

jongelieden van beide seksen

een deel van den nacht, vol­

gende op een h~gdaag (zie Lv.),

doorbrengen.

Waar (znw. en bvnw.), wier.

Waar (vrag. bijw.), Wie1·.

Waard, wiErd.

Waarnemen, wiErnemJ.

Waarschuwen, wiErschöêwJ.

Waas, wies.

Wacht, waachtJ.

Wafel, wiEf81.

mv. van dit woord is: vrow- Wagen (znw.), wiEgMl.

tUin. Wagenschot, wiEg8nschàat.

Vrouwmensch, vràamm8s8. Hier- Waggelen, waaggg18.

aan wordt volstrekt geen min- Wak (znw.), waak. - Vgl. Mo-

achtende beteekenis gehecht, leID a blz. 464 i. v. wak.

b.v. gt is gn göëd vràammgsg.

Vrucht, Vl'Ucht8.

Vuil, vül.

Vuilik, vülrJk.

Vuilnis , vül8s.

Vuist, vüst.

Vullen, VUlt8.

Vuren (bvnw.), vur8.

Vuren (ww.), V17r8 (ags. fyran,

lat. castrare).

Vuur, vwr.

W. Waag ('t wagen), wiEg, bv. 8t is

81l hiet8 wieg vijl' Z8n.

Wak (bvnw.), waak.

Waken, wiEk8.

Wakker, waakk8r.

Wal, waal.

Walm, waal8m.

Walvisch, waa18visch.

Wan (v.), waann8.

Wandel, wa'nd8l; zelden voor­

komende en dan nog slechts

in de uitdr. : aan d8 wa'nd81.

Wankel, wa9nkgl.

Wanmolen, wa'nmeul8.

Wanneer, hoenier.

Want (v.), wa?nt8.

Page 172: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

156

Want (0.), wa~nt.

Want (voegw.), wa~nt.

Wapen, wtEprm.

Wapperen, wa~pprJr[i.

War (in de -), wa~rra (in da -).

Warm, weram.

Was, wa~s.

Wasch, wa~sscha of wa~schta.

Wasem, wtEsam.

Wasschen, wa~sscha.

-- Wiega, houten iichuurwand.

Weegluis, wieglüs.

Week (het weeken), wifka.

Week (zeven dagen), weka.

Week (bvnw.), wijk.

Weel, wieZa.

Weelde, weZda.

Weer (in de -), wer (in da -).

Weerlicht, werticht.

Weerwolf, werwoaZaf.

Wassen, wa~ssa. Wees, wies.

Wat, wa~t j zonder er op volgend Weet, wet in de uitdrukking:

woord: wa~tta. a~n da wet komma = te weten

Water, wtEtar. komen.

-- WtEtardruk, druk met Go- Weg (m.), weaf/t, mv. wef/Mz.

tische letter. Weg (bijw.), weijf/ of voart. (Ook

-- WtEtara, drenken (alleen in ww., die met dit bijw. zijn

't vee). - Vgl. Molema samengesteld).

blz. 477 i. v. woatern.

Watering, wtEtarwnf/a.

Watten (znw.), wa~ttan.

Wauwelen, wölwaZa.

Webbe, weabbfJ.

Wegen, wef/a.

Wegge, wenf/ga. Zie ook i. v.

koarsawengf/a.

Weide, weija.

Weifelen, wüjala.

Wedden, wentta. Weigeren, weijf/ara.

Weder (znw.), wer. Weinig, weijnag.

Weder (bijw.), wier. In samen- Wel (v.), wealla.

s.telling met werkw. wordt Wel, weaUa, alleen in de uit­

evenwel, evenals in plaats drukking: at is wenUa. V gl. niet.

van terug, steeds gebruikt Wel, wel, beat, benZ.

vroamma. Welig, wetag.

Weduwe, weva.

Weduwnaar, wevanliJr.

Wee, 'wij.

Welneen, benlnïent.

Welven, wenlava.

I Wemelen, we1ltalfJ.

Page 173: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Wenkbrauw; wwnsbriewrJ.

Wenken, wTënkrJ.

Wennen, weannrJ.

Wensch, weanschrJ.

Wenschen, weanschrJ.

Wereld, wiErrJld.

Weren, wërrJ.

Werf, WU1'rJft.

Werk, werrJk.

Werkdag, werrJkrJnda"g.

Werken, werJkrJ.

WeI vel, wUl·JvrJl.

Wesp, weaspJ.

West, weast.

Wet, weaUrJ.

Weten, wëtJ.

Weven, 1{JëvrJ.

Wezel, wëzrJl.

157

Wijf, wilf. Zie V. Helten Mnl.

SjJrkk. blz. 71 Opm. 4. Wijn, wwn.

Wijngaard, wTëngrJrd of wwgJrd.

Wijs, wws.

Wijten, wwtrJ.

Wijzen, WWZJ.

Wik (peulvrucht), wilckrJ.

Wil, wil.

Wild, wild.

Wilg, wilaga.

Willem, WullJm.

Willen, wilta.

Wimpel, wimprJl.

Wind, wind.

Winkel, wwnkJl.

Winnen, Wi,tnrJ.

Winst, winstJ.

Wezen (znw.), wëzrJn (schepsel Winter, wintJrrJ.

en aangezicht). Winteren, wintara.

Wezen (ww.), wëzrJ.

Wicht, wichta.

Wie, ww of ww.

Wieden, wTëJJ.

Wieg, wwgJ.

Wiegen, wTëgrJ.

Wiek, wTëkrJ.

Wiel, wwl.

Wier, wwr.

Wierook, wTërM.

Wij, wwlJ of m;m.

Wig, wiggrJ.

Wijd, wwd.

-- WintrJrnëvrJ, 's winters gaan

logeeren.

Wip (zwaai), wip.

Wip (werktuig), wippJ.

Wis, wis.

Wisch (twijg), wisschJ.

Wissel, WiS8rJl.

Wit (bvnw.), wit.

Woede, woedrJ.

Woeker, woekar.

Woelen, woelrJ.

Woensdag, Weunsda~g.

Woerd (eend), woerd.

Page 174: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

158

Woest, woe8t.

Wol, wrftlg.

Wolf, wàalgf.

Wolk, wàalg!cg.

Wond, woand.

Wonder, wàandgr.

Wonen, weung.

Woning, weungn!c of weung!c.

Woord (0.), word.

Worden, worg.

Worgen, wurggg.

Worm, wurgm.

Worst, wàar8tg.

Wortel, wàartgl.

Wrak (bvnw.), vra9!c.

Wrak (znw.), vra9!c.

Wrat, wti3rt.

Wreed, vried.

Wreken, vrie!cg.

Wricht, vricht. Ndl. wreef is

niet bekend.

Wrijfwas, vrwfwa98, doch veel

meer dan dit woord is hier­

voor in gebruik: boengoed.

Wrijven, vrwvg.

Wrikken, vrilclcg.

Wringen, vrwngg.

Wroeten, V1·oetg.

Wrok, vrà!c.

Wuiven, WÜl,g.

Zaad, zti3d.

Zaag, zti3gg.

z.

Zaaien, zojg. Zaak, zti3!cg.

Zaal, zlEtg, Zacht, zàchtg.

Zadel, zti3l.

Zagen, zti3gg.

Zak, za9!c.

Zakken (dalen), za3!ckg.

Zalf, za3lgvg.

Zalig, zti3lgg.

Zalm, za9lgm.

Zand, za9nd.

Zang, za9n!c.

Zanik, za}ng!c.

Zat, za9t. Zaterdag, Zti3tgrda9g.Zie Tijdschr.

XVIII, blz. 22.

Zee, zie.

Zeef, zevg. Zie ook i. v. zift.

Zeem, zi"m.

Zeep, zi"pg.

Zeer, zier.

Zeeuw, Ziew.

Zegel, zegJl.

Zegen (m.), zeggn.

Zeggen, zeaggg.

Zeiken, ziekJ.

Zeil, zeijt. Zeis, zeij8J.

Zeker, ze!cgr.

Zelf, zealgf.

Zelfs, zeal8.-Va9n zeal8 (van zelf)

evenals va9n eijyg8(zie i. v. eigen)

Page 175: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

15~

is op te vatten als bijwoordel. Zink, zwnJc. uitdr. op 8.

Zemels, ZemJl8.

Zengen, zingJ.

Zenuw, zen, mv. zenJn.

Zerk, Ze1'J!cJ.

·Zes, Zea8SJ.

Zestig, seastrJg.

Zet, zeat.

Zetten, zeattJ.

Zeug, ze16gJ.

Zeulen, zeulJ.

Zeuren, zeurJ.

Zeven, zeVJnJ.

Zeventig, sevJntJg,

Zicht (v,), ziehtJ,

Zinken, zwn!cJ.

Zitten, zittJ,

Zode, zij.

Zoeken, zoe!cJ.

Zoel, zool.

Zoet, zootJ.

Zoetelaar, zooti,l!iJ1'.

Zoetelen, z(YCtJlJ.

Zog, zog.

Zolder, zoaldJr.

Zomer, zeumgrJ.

Zon, zunng.

Zonde, zoangg.

Zonder, zoanggr.

Zoo, zvJ •

Zicht (0.), leeft alleen nog in Zoogen, zogg.

de uitdrukking int ziehtg Zooi, zö;'.

kommg, waarin zichtg onge- Zool, zÖlg.

twijfeld datief is. Uit dezen Zoom, zom.

vorm. kunnen we besluiten Zoon, zeung.

tot een nominatief *zieht. Zooveel, zoevgl of zoavgl.

Ziek, zw!c. Zorg, zurJg. Zie Van Hel ten

Ziel, zwlJ. Mnt. Spr!c!c. blz. 63, § 37. Zien, zwJg.

Zift, zijtg.

Zijde (stoO, zïep.

Zijl, zwl.

Zijn (bez. vnw.), zwn of zgn.

Zilver, zulgvgr.

Zin, zin.

Zindelijk, zindglg!c.

Zingen, zwngg.

Zot, zaat.

Zout, zowt.

Zucht Cm.), zuehtg.

Zucht (v.), zucht.

Zuid, Züd.

Zuiden, ZilJgn.

Zuigen, zügg.

Zuinig, züngg.

Zuipen, ZÜpJ.

Page 176: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

Zuiver, züvar.

Zulk, zolc.

Zullen, zulla.

Zult, zult.

Zuring, zuranlc.

Zuster, zustrJr.

Zuur, zur.

Zwaaien, zwä~a.

Zwaan, zwliJna.

Zwaar, zwliJr.

Zwaard, zwliJrd.

Zwabberen, zu)a9Mara.

Zwachtel, zwa9chtat.

Zwager, zwliJgar.

Zwak, zwa9lc.

Zwaluw, zwliJmat.

Zwam, zwa9m.

Zwang (in -), zwa9nlc (in -).

Zwart, zwa9rta.

Zwavel, zwliJvat.

Zweem, zwïem.

Zweep, zwëpa.

Zweer, zwëra.

Zweet, zwïet.

160

Zwellen, zwealta.

Zwemmen, zweamm9.

Zwengel, zwingal.

Zwenken, zwwnlca.

Zweren, zwëra.

Zwerm, zweram.

Zwerven, zwurava.

Zweven, zwëva.

Zwezerik, zwëzdaralc.

Zwiepen, zwwpa.

Zwijgen, zw11ga.

Zwijm, zw11m.

Zwijn, zw11n, komt alleen voor

jn een paar uitdrukkingen,

b.v. an zw11n va9n an veijnt;

wa9t an zw11n! enz.

Zwikken, zwi1cka; meestal echter

in de samenst. deurzwi1cka.

V gl. voor dit woord en zijn

bet. Molema blz. 73 i. v.

deurswil.:1cen.

Zwingelen. zwingata.

Zwingelkooi, zwingatlcb~a.

Zwoegen, zwoega.

Page 177: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

STELLINGEN.

1.

L. v. Velthem, sp. Hi8t. v, 34, vs. 25 vlgg.:

Doen si met desen worden stonden,

Werd 't popel van Rome al ontbonden,

Ende quam te miliciter vor die port,

Ende riepen in werd alle: Mort

Ti fai8 Cardinae8 {l toe8!

Dit riepen si met so luder voes,

Dat tie zale verdonderde al.

Voor te miliciter lees: te mildetiker; voor in werd aUe: Mort

lees: inwerd: A la mort; voor ti fai8 Cardinaes a toes lees: li

faus Cardinale, li fau8!

en L. v. Velthem, Sp. Hist. V, 35, vs. 1 en 2:

Alse dus 't popel riep vor die port:

Li faus Oardinale, aUe mort!

Voor aUe mort lees: à la mort.

11.

L. v. Velthem, Sp. Hi8t. VI, 21, vs. 35 en 36:

Oee heeft men vele, sonder waen,

Ander-werf sayen ende euen mede.

Voor heeft men lees: moesten; voor euen lees: eijen (West­

voornseh eij", Ndl. eggen). 11

Page 178: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

162

lIl.

De Middelnederlandsche uitdrukking: minnen met mznnen be-

8taen heeft de beteekenis van: liefde8bet1'ekkingen aanknoopen.

IV.

In om-gheband (Go8tel. Mal, vs. 39) is gheband door Hu y gen s

gevormd naar het voorbeeld van Bijvnw. als gelaar8d en is

om = rondom.

V.

Ndl. mee8muilen is ontstaan uit mee en 8muile1t (voor: *smoelen).

VI.

Ndl. wreekte (Praet. van wreken) wijst op een werkwoord

*wreeken, dat de zwakke conjugatie volgde.

VII.

Praet. kneedde en Part. gekneed (van Ndl. kneden) wijzen, in

verband met Westvoornsch knif, op een zwak Praesens *kneeden.

VIII.

Fr anc k (Zacher' 8 Zeitschl'. für lJeu,tsche Phil., Band 36, Heft 1, blz. 125) levert niet het overtuigend bewijs van de

stelling: "Wittem van Aiflighem is de vertate?' van " Vita St.-Lu­

gal'di8" van Thomas van Cantimpré."

Page 179: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

163

IX.

Het ontbreken van autobiographieën van vele beroemde Neder­

landers uit de 17e Eeuw moet verklaard worden uit den tijdgeest.

X.

De zaak-K u m pel geeft aanleiding tot een minder hard oor­

deel over de verhouding tU8schen Bilderdijk en Mevr. Bilderdijk­

Van Woesthoven.

XI.

Te onrechte geeft Jon c k blo e t (Geschied. der Ned. Lett. 4,

VI, 125): .... "toch zal het ons blYlcen, dat ook de beste

schrijvers (nI. van den modernen roman) aan vreemden leiband

liepen", den indruk, alsof bij die schrijvers niets oorspronkelijks is.

XII.

Te onrechte houden flirt (Ablaut 30) en Brugmann (Ug.

Forsch. 11, 284) got. tekan voor verwant met lat. tango.

XIII.

Klu g e, Vorgescltichte der altgerm. Dia lekte (P a u l's Grundr. 12,

454) leidt got. anstais, sunaus te onrechte af van idg. vormen:

*anstqj-es en *sunow-es.

XIV.

De argumenten, die Wal d e (Die germanisclten Ausla1dsgesetze,

blz. 59) aanvoert voor zijn meening, dat "auslazdendes ij schon

var seine1' Verkürzung im N01'd- ader Westgerm. zu ii ader nahezu

Z1l 17 geworden war", zijn niet bewijskrachtig.

Page 180: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

164

xv.

Fugelas singaa (H e y n e, Béowulf: IJei' Ueberfalt in Firtnsbul'g,

vs. 5) is een poëtische uitdrukking voor: de pijlen snorren.

XVI.

De Terreur is te verklaren uit de binnen- en buitenlandsche

moeilijkheden, die Frankrijk in den zomer van 1793 bedreigden.

XVII.

De inlijving van Finland bij Rusland is een gevaar voor de

zelfstandigheid van Noorwegen en Zweden.

XVIII.

De politiek van De Witt tegenover den Prins van Oranje

werd het zuiverst neergelegd in het Eeuwig Edict.

XIX.

De binnenlandsche politiek van P rin s W i 11 e m III is voor

een deel te verklaren uit zijn haat tegen de anti-stadhouder­

lijke partij.

XX.

Men beschouwe den Patriottentijd niet alleen als een "marzo­

nettentheater" . (Zie 0 0 1 e n bra n der, IJe Patriottentijd I, p. VIII).

XXI.

Door het Mitteltand- en IJortmund-Emde1t-lcanaal zal de Rotter­

damsche handel weinig benadeeld worden.

Page 181: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

165

XXII.

Dr. Joh. Win kl e r (Tijdschr. voor Ind. Taal-, Land- en

Volkenkunde, Deel XLVI, Afl. 6, blz. 558) toont duidelijk aan,

dat een volksstam, waaraan een andere beschaving wordt opge­

drongen, ten doode is opgeschreven.

XXIII.

De Natuurkundige Aardrijkskunde ontleene aan verschillende

natuurkundige wetenschappen die resultaten, welke noodig zijn

voor de verklaring der wisselwerking tusschen den mensch en

z~in woonplaats, doch make niet van elk dflel der natuurkundige

wetenschappen afzonderlijk en tot in bijzonderheden studie.

Page 182: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend
Page 183: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend

VERBETER[NGEN.

Blz. 20 reg. 4 v. b.: z1:éjrJ, lees: zfëjrJ.

" 21 " 9 v. 0.: Germ. ë, lees: Germ. ~.

" 22 ,,17 v. b.: gemaaijt, lees: gemaakt.

" 33 " 1 v. 0.: e!crJ, lees: ë!crJ.

" 35 " 8 v. b. en 10 v. 0.: onn7?zrJZ lees: àann7?zrJZ.

" " " " " " " " " "

38

45

46 47 48 50

73 73 80

" 5 v. b.: me1ûrJnaer, lees: meulrJnfEr.

,. 4 v. 0.: na~ssrJlwngen, lees: na~ssrJl1:éngrJn.

" 11 v. b.: Ie, lees: 3e

" 16 v. 0.: j1:élsrJstërrJ, lees: j1:élrJsrJstërrJ.

" " " " "

9 v. 0.: d1:énk en r1:énk, lees: dwnk en rfënk.

9 v. b.: kàarsjrJt, lees: kchsjeat.

8 v. 0.: Praet., lees: Part.

7 v. 0.: Prat., lees: Part.

1 v. b.: niet, lees: nfët.

9\:1 ,,10 v. b.: BiPnzo/jrJrtjrJ, lees: B7Pnz7JjrJrt,y·rJ.

Page 184: HET DIAJ,ECT VAN WEST-VOORNE. - dbnl · Het Voornaamwoord 59-64 157-172 a. Het Per8oonl~k Voornaamwoord 59-61 157-161 b. Het Bezittelijk Voornaamwoord 61-62 162-164 c, Het Aanwijzend