Goudzoekers
description
Transcript of Goudzoekers
Oudheid – 17e eeuw
• Praktische alchemie• Steen der wijzen
• Mystieke alchemie• Verlichting en
alwetendheid
Goudzoekers
1643-1727
Bekende alchemisten
1330-1418 1214-1294
Modellen
+/- 400 B.C.
Modellen
+/- 400 B.C.
Atomos = ondeelbaar
Atoommodel van John Dalton
1803
• Atoom is kleinste niet-ontleedbare deeltje.
• Molecuul opgebouwd uit verbindingen tussen atomen.
• Molecuul is ontleedbaar.
Atoommodel van Thomson
1902
• Atoom is massieve bol• Positief geladen deeg• Her en der negatief elektron
Proef met kathodestralen
Atoommodel van Rutherford
1911
• Positieve kern• Elektronen cirkelen eromheen• Veel lege ruimte
Proef met goudfolie
Verwachting: deeltjes gaan rechtdoor
Werkelijkheid: deeltjes verstrooien
Atoommodel van Bohr
1913
Elektronenconfiguratie volgens BohrmodelSchil K L M N O P Q
Nummer 1 2 3 4 5 6 7Max. bezetting 2 8 18 32 32 32 32
Theoretische verklaring voor spectrum analyse
1750-1820
Atoommodel van Sommerfeld
1916
Introduceerde subschillen in elektronenconfiguratie
s – 2 elektronenp – 6 elektronend – 10 elektronenf – 14 elektronen
Atoommodel van Schrödinger en Heisenberg
1926
Wolkvormige banen waar zich waarschijnlijk een elektron bevindt
Kwantum mechanisch model
Waarom symbolen
Symbolen
1718
Mendeljev
1869
Relatie tussen eigenschappen elementen en hun atoommassa’s
Geen symbolen meer
Periodiek systeem
Het elektromagnetisch spectrum
Spectrum analyse
• Een zoektocht naar nieuwe elementen• R.Bunsen en R. Kirchhoff in 1860
Elektronen, de bron van scheikunde
• Elektronen configuratie• De schillen en orbitalen
• Een atoom gebruikt de elektronen in zijn buitenste schil voor het aangaan van reacties.
• Hoe meer elektronen in de buitenste schil hoe meer reacties aangegaan kunnen worden.
• Deze reacties zijn vaak bindingen.
Elektronen affiniteit
• Een atoom wil altijd graag zijn buitenste schil vol hebben.
• De edelgassen hebben hun buitenste schil al vol en reageren weinig, ze hebben geen elektronen nodig.
• De halogenen missen 1 elektron en willen die heel graag hebben en reageren daardoor zeer sterk.
Elektronen affiniteit
• De alkali metalen hebben maar 1 elektron in hun buitenste schil, als ze die kunnen afstoten is hun volgende schil wel vol. Alkali metalen willen dus graag 1 elektron kwijt en reageren daardoor sterk.
• De aard alkali metalen hebben 2 elektronen in hun buitenste schil en willen die net als de alkali metalen graag kwijt en reageren ook redelijk sterk.
Ionen en ionisaties
• Elektronen kunnen uit de buitenste schillen komen of toegevoegd worden, echter het aantal protonen in de kern blijft gelijk. Dit leidt tot een ladingsverschil, het atoom is niet meer elektrisch neutraal geladen het is nu een ion.
• Ionogene binding (sterk, en gezamenlijk neutraal)
• Vb NaCl
Atoombinding
• Gezamelijk elektronen paar bij niet metalen.• Vb O2
• Bij identieke atomen is deze covalente binding apolair en bij verschillende atomen kan deze polair zijn (niet lading neutraal).
• Vb H2O
• Vier atoombindingen; enkelvoudig, dubbel, drievoudig of viervoudig.• Vb waterstofcyanide molekuul
Moleculen
• Een verbinding van 2 of meer atomen
• Het kleinste deeltje wat nog over de eigenschappen beschikt van een stof.
VESPR model
• De vorm van moleculen
Geometrische structuren
• Emplodocus heeft de laatste jaren toch ook een beetje gelijk gekregen.
• Zijn piramide en cubus vormen zien we vaak terug in moleculen van het VESPR model en in kristalroosters.
• Ook het twaalf vlak en twintigzijdige zien we tegenwoordig terug in de koolstof nanotechnologie