Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12...

28
Goniometrie Dr. Caroline Danneels Dr. Paul Hellings

Transcript of Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12...

Page 1: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie

Dr. Caroline Danneels

Dr. Paul Hellings

Page 2: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 2

1 Hoeken

1.1 De goniometrische cirkel

De goniometrische cirkel wordt steeds gedefinieerd in een orthonormaal assenkruis. Het is een

cirkel met het middelpunt in de oorsprong en met de gebruikte lengte-eenheid als straal. Men

definieert op deze cirkel de positieve zin als de tegenwijzerzin, en de negatieve zin als de

wijzerzin (fig. 1).

1.2 Georiënteerde hoeken

Een hoek wordt bepaald door 2 gesloten halfrechten met een zelfde beginpunt O. Beschouwen

we bij deze hoek [OA als beginbeen en [OB als eindbeen, dan hebben we een georiënteerde

hoek. We noteren AOB en duiden de oriëntatie aan door een pijltje van begin- naar eindbeen.

We kunnen het pijltje ook in de andere zin tekenen, steeds vertrekkend bij het beginbeen [OA.

Het gaat in beide gevallen om dezelfde georiënteerde hoek AOB. De hoek BOA is een

andere georiënteerde hoek die we de tegengestelde hoek van AOB zullen noemen (fig. 2).

Opmerking: een georiënteerde hoek is eigenlijk de verzameling van alle hoeken die door een

rotatie en/of translatie in elkaar kunnen worden getransformeerd.

+

x

y

Z

AOB

A

B

BOA

A

B

OO

fig. 1 : de goniometrische cirkel fig. 2 : hoeken AOB en BOA

De invoering van de goniometrische cirkel maakt het mogelijk een waarde toe te kennen aan

elke georiënteerde hoek OAB, die we voortaan zullen noemen. Stel de georiënteerde hoek

voor in de goniometrische cirkel en laat het beginbeen samenvallen met de x-as (zie fig. 1). Dan

snijdt het eindbeen de goniometrische cirkel in het punt Z. Z is dan de voorstelling van de

georiënteerde hoek op de goniometrische cirkel.

Page 3: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 3

fig. 3 : de vier kwadranten

Als Z I: hoek behoort tot het eerste kwadrant.

Als Z II: hoek behoort tot het tweede kwadrant.

Als Z III: hoek behoort tot het derde kwadrant.

Als Z IV: hoek behoort tot het vierde kwadrant.

Praktisch worden twee hoekeenheden frequent gebruikt: de 60-delige graad en de radiaal. Enkel

de radiaal heeft een wiskundige en reële basis: een hoek van 1 radiaal bepaalt op de cirkel een

boog met als lengte 1 maal de straal. Omdat de lengte van de volledige cirkelomtrek 2R

bedraagt, zijn er in een volledige cirkel dus 2 radialen. Omgekeerd, tekent men in het

middelpunt van een cirkel met straal R een hoek van radialen, dan bepaalt deze op de cirkel

een boog met lengte R. Onderverdelingen van radialen worden steeds in decimale vorm

geschreven.

In een volledige cirkelboog gaan ook 360 graden, elke graad verdeeld in 60 boogminuten en elke

boogminuut in 60 boogseconden. De symbolen °, ' en " worden gebruikt voor resp. graden,

boogminuten en boogseconden.

Naast Z kan je oneindig veel waarden plaatsen, aan elkaar gelijk op een geheel veelvoud van

360° of 2 na, vermits je meerdere omwentelingen in de ene of de andere zin kan maken

alvorens bij het eindbeen te eindigen. De verzameling van alle waarden wordt het maatgetal van

de georiënteerde hoek genoemd. De hoofdwaarde van is die waarde van welke behoort tot

]- 180°, 180°], resp. ]- ,].

1.3 Omzetting radialen naar graden en omgekeerd

Omdat 2gelden de volgende omzettingsformules:

°

360 rr rad

2

2g rad

360

g

Opmerking: Bij een hoek uitgedrukt in radialen wordt enkel het maatgetal gegeven zonder de

vermelding ‘rad’.

Page 4: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 4

2 De goniometrische getallen

2.1 Definities

Beschouw de constructie van de georiënteerde hoek zoals omschreven in de vorige paragraaf.

Het eindbeen van de hoek snijdt de goniometrische cirkel in het punt Z. Dan noemt men de x-

coördinaat van Z de cosinus van , of kortweg cos , en de y-coördinaat de sinus van of

kortweg sin De keuze van een hoek legt dus ondubbelzinnig haar cosinus en sinus vast.

Omgekeerd legt de selectie van een cosinuswaarde en een sinuswaarde de hoek slechts vast op

een geheel veelvoud van 2 na.

x

y

Z

1

cos

sin

Fig. 4 : Sinus en cosinus op de goniometrische cirkel

Naast sinus en cosinus worden nog gedefinieerd :

de tangens : sin

tancos

de cotangens :

coscot

sin

de secans : 1

seccos

de cosecans : 1

cscsin

1

1

cos

sin

tancot

sec

csc

S1

S2

Fig. 5 : de meetkundige definitie van de goniometrische getallen

Page 5: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 5

Als gevolg van hun definities kunnen de zes goniometrische getallen waarden aannemen in

volgende gebieden :

sin α [ -1,1 ] cos α [ -1,1 ]

tan α ] - [ cot α ] - [

sec α ] -] [ 1 [ csc α ] -] [ 1 [

2.2 Enkele bijzondere hoeken en hun goniometrische getallen

30° = /6 45° = /4 60° = /3 90° = /2

sin 2 /2 3 /2

cos 3 /2 2 /2 1/2

tan 1/ 3 3

cot 3 1/ 3

sec 2/ 3 2

csc 2 2 /3

Goniometrische getallen van hoeken in het tweede, derde en vierde kwadrant zullen we vinden

door herleiding van die hoeken naar het eerste kwadrant via de formules van aanverwante

hoeken.

2.3 Tekenverloop van de goniometrische getallen

Binnen een kwadrant behouden de goniometrische getallen eenzelfde teken (fig. 5).

+

++

--

+

+

+

-

-

+

+

+-

-

sinus

cosecans

cosinus

secans

tangens

cotangens

Fig.6 : tekenverloop van de goniometrische getallen volgens het kwadrant.

Page 6: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 6

2.4 Hoofdformule en afgeleide formules

De formule van Pythagoras in de driehoek OPZ (zie fig. 7) levert ons :

2 2 2OP PZ OZ

Met cos ; sin ; 1OP PZ OZ betekent dit :

2 2cos sin 1

Dit is de hoofdformule van de goniometrie.

Delen we deze formule respectievelijk door de twee termen van het linkerlid :

2 2

2 2

1 tan sec

1 cot csc

P

Q Z

x

y

Fig. 7 : de driehoek OPZ

2.5 Voorbeelden

2.5.1 Berekening van goniometrische getallen

Gegeven: sin 5 13

Gevraagd: alle andere goniometrische getallen

Uit het feit dat de sinus van deze hoek positief is volgt dat de hoek in het eerste of het tweede

kwadrant ligt. We bepalen dus nu de andere getallen :

• uit de hoofdformule : 2 2cos 1 sin 1 25 169 144 169

dus cos 144 169 12 13

• tan sin cos 5 12

• cot 1 tan 12 5

• sec 1 cos 13 12

Page 7: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 7

• csc 1 sin 13 5

De twee mogelijke oplossingen voor enkele van de goniometrische getallen stemmen overeen

met de waarden van deze getallen volgens de beschouwde kwadranten.

Samengevat :

kwadrant sin cos tan cot sec csc

1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5

2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5

2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

2 2 2 2sec csc sec csc

Bewijs :

2 2

2 2

2 2

2 2

2 2

2 2

1 1sec csc

cos sin

sin cos =

cos sin

1 =

cos sin

= sec csc

2.6 Goniometrische getallen van aanverwante hoeken

2.6.1 Formules

a. Supplementaire hoeken ( = som is )

sin() = sin cos() = - cos

tan() = - tan cot() = - cot

b. Anti-supplementaire hoeken ( = verschil is )

sin() = - sin cos() = - cos

tan() = tan cot() = cot

c. Tegengestelde hoeken ( = som is )

sin() = - sin cos( 2) = cos

tan(2) = - tan cot(2) = - cot

Page 8: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 8

d. Complementaire hoeken ( = som is )

sin() = cos cos() = sin

tan() = cot cot() = tan

y

x

-+

-

Fig. 8 : De aanverwante hoeken van

De formules van de tegengestelde hoeken reduceren een hoek van vierde naar eerste kwadrant;

de formules van anti-supplementaire hoeken van derde naar eerste kwadrant en de

supplementaire hoeken van tweede naar eerste kwadrant. Met de formules van complementaire

hoeken kunnen hoeken tussen 45° en 90° herleid worden naar hoeken tussen 0° en 45°. het

volstaat dus in principe de goniometrische getallen daar te kennen.

2.6.2 Hoeken terugzoeken

Wanneer men startend van een zeker goniometrisch getal de hoek terugzoekt die dit getal

oplevert zijn er meestal twee oplossingen. Rekenmachines geven systematisch de meest voor de

hand liggende oplossing, maar in een praktische situatie kan de tweede oplossing even correct

zijn, of zelfs de enige correcte. Het antwoord van een rekenmachine moet dan door de gebruiker

aangepast worden, zoniet rekent men met een fout resultaat verder!

Onderstaande tabel geeft voor positieve en negatieve goniometrische getallen het kwadrant

waarin de oplossing van de rekenmachine ligt, en daarnaast het kwadrant van de tweede

oplossing:

Invoer Rekenmachine Tweede oplossing

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Positieve sinus of cosecans 1 2

Negatieve sinus of cosecans 4 3

Positieve cosinus of secans 1 4

Page 9: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 9

Negatieve cosinus of secans 2 3

Positieve tangens of cotangens 1 3

Negatieve tangens of cotangens 4 2

2.7 Oefeningen

2.7.1 Bepaal voor de gegeven goniometrische getallen de overige goniometrische getallen

(zonder vooraf de hoek te bepalen)

1. sin 6 6 2. csc 4 3

3. cot 13 6 4. sec 25 24

2.7.2 Bewijs volgende identiteiten

1. 2 2 2 2csc cot csc cot

2.

2 21 sin 1 sin

cos cotsec 1 sec 1

3. 2sec tan 1 sin

sec tansec tan 1 sin

4.

3

2 1 tan1 cot sec 2 tan

tan

2.7.3 Vereenvoudig volgende uitdrukkingen steunend op de formules voor aanverwante

hoeken.

1.

cos cos

sin cos2

3sin sin 2 sin cos

2 2 2

x xx x

x x x x

2. csc(2 )sec( ) sec(2 )csc( )

3 3csc sec sec csc

2 2 2 2

x x x x

x x x x

Page 10: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 10

2.7.4 Bepaal volgende goniometrische getallen: reduceer eerst de hoek naar het eerste

kwadrant, gebruik makende van de formules van aanverwante hoeken (gebruik

geen rekenmachine).

1. sin 120° 2. cos ( -135° )

3. tan 225° 4. 3

cot4

5. 11

tan3

2.7.5 Los op in IR. Druk de oplossing(en) uit in radialen.

1. cos 5x = 3

2

2. sin 5x = 3

2

3. sin 2x = 3 sin x

4. 1 + sin x = 3 sin x

5. sin x = 1

5 en x ,

2

; gevraagd: sin 2x

6. 22 sin x = 3 cos x

7. tan ( 3x + 2 ) = 3

Page 11: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 11

3 De goniometrische functies

3.1 Periodieke functies

Definitie : een functie f : IR IR is periodiek

p IRo : x dom f : x + p dom f f (x + p ) = f(x)

Indien p een getal is dat hieraan voldoet, dan voldoen ook alle positieve en negatieve veelvouden

aan de definitie. We noemen daarom de kleinste positieve waarde p die voldoet de periode P van

de functie. Grafisch betekent periodiciteit dat de vorm van de grafiek van f(x) zich herhaalt over

opeenvolgende intervallen met lengte P.

3.2 Even en oneven functies

Een functie f heet EVEN indien:

x dom f : - x dom f f (- x) = f(x)

Twee punten met tegengestelde x-waarden moeten dus steeds dezelfde y-waarden hebben. De

grafiek is dus symmetrisch tegenover de y-as.

Een functie f heet ONEVEN indien:

x dom f : - x dom f f (- x) = - f(x)

Twee punten met tegengestelde x-waarden moeten dus ook tegengestelde y-waarden hebben. De

grafiek is dus symmetrisch tegenover de oorsprong.

3.3 Sinusfunctie

sin : IR [ -1,1 ] : x sin x

Het argument x wordt steeds geïnterpreteerd in radialen. De periode van deze functie is 2. De

sinusfunctie is oneven, want tegengestelde hoeken hebben ook tegengestelde sinussen.

Fig. 9 : de sinusoïde

-

Page 12: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 12

3.4 Cosinusfunctie

cos : IR [ -1,1 ] : x cos x

Het argument x wordt steeds geïnterpreteerd in radialen. De periode van deze functie is 2. De

cosinusfunctie is even, want tegengestelde hoeken hebben gelijke cosinussen.

fig. 10 : de cosinusoïde

3.5 Tangensfunctie

tan : IR \ π

kπ , k IR2

IR : x tan x

Het argument x wordt steeds geïnterpreteerd in radialen. De periode van deze functie is . De

tangensfunctie is oneven, want tegengestelde hoeken hebben ook tegengestelde tangensen.

fig. 11 : de tangensfunctie

3.6 Cotangensfunctie

cot : IR \ kπ , k IR IR : x cot x

Het argument x wordt steeds geïnterpreteerd in radialen. De periode van deze functie is . De

cotangensfunctie is oneven, want tegengestelde hoeken hebben ook tegengestelde cotangensen.

-

2

2

Page 13: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 13

fig. 12 : de cotangensfunctie

3.7 De secansfunctie

sec : IR \ π

kπ , k IR2

x sec x

Het argument x wordt steeds geïnterpreteerd in radialen. De periode van deze functie is 2. De

secansfunctie is even, want tegengestelde hoeken hebben ook gelijke cosinussen en dus gelijke

secansen.

fig. 13 : de secansfunctie

3.8 De cosecansfunctie

csc : IR \ kπ , k IR x csc x

Het argument x wordt steeds geïnterpreteerd in radialen. De periode van deze functie is 2. De

cosecansfunctie is oneven, want tegengestelde hoeken hebben tegengestelde sinussen en dus

tegengestelde cosecansen.

2

2

2

Page 14: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 14

fig. 14 : de cosecansfunctie

3.9 Oefeningen

3.9.1 Bepaal de periode van volgende functies en teken hun grafiek

1. f(x) = sin 2x

2. f(x) cos3

x

3. f(x) cos3

x

2

2

Page 15: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 15

4 Rechthoekige driehoeken

4.1 Formules

a b

c

a b

c

B

C

A

C

B A

fig. 15 : rechthoekige driehoeken gebruikt bij de opstelling van de formules van deze paragraaf

In een rechthoekige driehoek met als rechte hoek gelden steeds volgende formules:

= 2

2

a2 = b2 + c2

Tekenen we in bovenstaande driehoek een cirkelsegment met middelpunt in B en straal a (zie

eerste driehoek in fig. 15), dan zien we hierin een deel van een cirkel met straal a. De

aanliggende rechthoekzijde c en de overstaande rechthoekzijde hebben resp. de volgende

lengten:

c = a cos en b = a sin

Op analoge wijze, nu d.m.v. een cirkelsegment met middelpunt in C en straal a (zie tweede

driehoek in fig. 15), vinden we:

b = a cos en c = a sin

In woorden :

De cosinus van een scherpe hoek is de lengte van de aanliggende rechthoekzijde gedeeld door

de lengte van de schuine zijde

De sinus van een scherpe hoek is de lengte van de tegenoverliggende rechthoekzijde gedeeld

door de lengte van de schuine zijde

Delen wij de eerste twee formules dan vinden we :

b = c tan of c = b cot

Analoog met de laatste twee formules :

c = b tan of b = c cot

Page 16: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 16

In woorden :

De tangens van een scherpe hoek is de lengte van de tegenoverliggende rechthoekzijde gedeeld

door de lengte van de aanliggende rechthoekzijde

De cotangens van een scherpe hoek is de lengte van de aanliggende rechthoekzijde gedeeld door

de lengte van de tegenoverliggende rechthoekzijde

Voorbeeld : Gegeven : = 90° ; = 13° ; b = 10

Gevraagd : alle ontbrekende hoeken en zijden

= 90° - = 90° - 13° = 77°

a = 10

sin sin13

b

= 44.5

c = 2 2a b = 43.5

4.2 Oefeningen

1. Gegeven : ABC met a = 45, = 90° ; = 40°10'35"

Gevraagd : de overige zijden en hoeken

2. Een schuifladder staat schuin tegen een verticale muur op een horizontale grond. Helemaal

uitgetrokken vormt hij met de vloer een hoek van 53°18' ; helemaal ingeschoven is de hoek

29°10', terwijl de top op dat moment op een hoogte van 5m tegen de muur leunt. In de

veronderstelling dat de voet van de ladder op zijn plaats blijft, bereken :

de maximale hoogte die men kan bereiken

de maximale lengte van de ladder

3. Een lichtstraal die schuin op het water invalt, ondergaat een

breking die in de volgende formule wordt uitgedrukt:

sin 4

sin 3

.

Een lichtstraal die loodrecht invalt, treft de bodem in het punt P.

Op welke afstand van P treft de lichtstraal de bodem als de

invalshoek 30° bedraagt en het water 1 m diep is.

Opmerking: los deze oefening op zonder de hoek te berekenen.

Page 17: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 17

In mechanica zal je te maken krijgen met oefeningen waarin krachten moeten berekend worden.

In de volgende oefeningen worden dergelijke situaties geschetst. Hier beperken we ons tot het

berekenen van hoeken tussen staven.

4. Bereken:

hoek tussen FE en het horizontaal vlak

hoek tussen FC en het verticaal vlak

fig. 17 : illustratie bij oefening 4

5. Bereken hoek tussen CD en DF

fig. 18 : illustratie bij oefening 5

6. Bereken hoek tussen BC en CD

fig. 19 : illustratie bij oefening 6

Page 18: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 18

5 Willekeurige driehoeken

Voor de volledigheid vermelden we eerst dat ook voor willekeurige driehoeken blijft gelden dat

de som van de hoeken 180° is.

Aan de hand van de formules voor rechthoekige driehoeken kan men formules opstellen voor

willekeurige driehoeken. We beschouwen hiervoor een willekeurige driehoek ABC met zijden

a, b en c en hoeken , en .

5.1 De sinusregel

De hoogtelijn uit A op de overstaande zijde a snijdt deze in het punt S. Op deze wijze wordt de

driehoek verdeeld in twee rechthoekige driehoeken met een gemeenschappelijke zijde AS, met

lengte d. De lengte d kan men nu beschrijven vanuit het punt B, in de driehoek S enerzijds,

en vanuit het punt C in de driehoek ASC anderzijds :

a

B C

d

a1 a2

A

C B

c b

S

fig. 20 : Willekeurige driehoek

d = c sin en d = b sin

Dus bekomen we sin sin

b c

Een zelfde redenering met een andere hoogtelijn brengt ook nog de zijde a en haar overliggende

hoek in de gelijkheid. Dit geeft ons de

SINUSREGEL : sin sin sin

a b c

5.2 De cosinusregel

Deze regel kan op verschillende manieren worden afgeleid. In fig. 15 wordt de zijde a door S in

twee stukken gedeeld met lengte a1 en a2. We kunnen dan a1 en d respectievelijk schrijven als

a1 = b cos

d = b sin

In de rechterdriehoek ABS geldt volgens Pythagoras:

Page 19: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 19

2 2 2 2 2

2 1

2 2 2 2

1 1

2 2 2 2 2

2 2

c = d + a = d + (a-a )

= b sin γ + a + a - 2 a a

= b sin γ + a + b cos γ - 2 a b cos γ

= b + a - 2 a b cos γ

Dezelfde uitdrukking kan bekomen worden indien het voetpunt S buiten de zijde a valt.

Vervolgens kunnen analoge uitdrukkingen worden afgeleid voor de andere hoeken.

Samengevat krijgen we op die manier:

COSINUSREGEL : a2 b2 + c2 - 2 b c cos

b2 a2 + c2 - 2 a c cos

c2 a2 + b2 - 2 a b cos

Merk op dat de cosinusregels in feite niets anders zijn dan de stelling van Pythagoras, uitgebreid

met een bijkomende cosinusterm in een bepaalde hoek. Indien de driehoek in deze hoek

rechthoekig is valt de cosinusterm weg en krijgen we zuiver de stelling van Pythagoras.

5.3 Oplossen van een willekeurige driehoek

Met het oplossen van een willekeurige driehoek bedoelt men het berekenen van de ontbrekende

zijden en hoeken van de driehoek, uitgaande van een minimum aantal gegevens. Hierbij wordt

gebruik gemaakt van 3 soorten formules, die geldig zijn in alle driehoeken:

de som van de hoeken is 180°

de sinusregel: betrekkingen tussen 2 zijden en hun overstaande hoeken

de cosinusregel: betrekkingen tussen de 3 zijden en één hoek.

Uiteraard moeten de gegevens zodanig zijn dat ze elementen van een driehoek kunnen zijn. De

gegeven hoeken mogen samen niet meer dan 180° bedragen, en de zijden moeten voldoen aan de

driehoeksongelijkheid, nl. de som van 2 zijden moet steeds groter zijn dan de derde zijde.

a. Gegeven twee zijden a en b en hun tussenliggende hoek.

Dan is er 1 oplossing:

bepaal de derde zijde uit zijn cosinusregel, een andere hoek via de sinusregel en de derde

hoek als 180° min de twee reeds gekende.

Opgelet: de sinusregel geeft 2 oplossingen voor de tweede hoek (nl. supplementaire

hoeken). Toets de oplossingen aan de driehoekseigenschappen. (Zie oefeningen)

Page 20: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 20

b. Gegeven één zijde en zijn twee aanliggende hoeken.

Dan is er één oplossing:

de derde hoek is onmiddellijk gekend als 180° min de twee gegeven hoeken, de twee

overige zijden zijn gekend via de sinusregel.

c. Gegeven de drie zijden.

Dan is er één oplossing:

bepaal een hoek uit een cosinusregel, de tweede eveneens of uit de sinusregel, de derde

via de som van de hoeken die 180° moet zijn.

d. Gegeven de zijden a en b en aanliggende hoek aan a. In dit geval kunnen er 0, 1 of 2

oplossingen zijn.

Bepaal de hoek uit de sinusregel. Dit levert 0 (indien sin > 1) of 2 oplossingen

(supplementaire hoeken hebben gelijke sinus) naar gelang de getalwaarden van de

begingegevens. Voor elk van de oplossingen bepaal je de ontbrekende hoek , en dan de

zijde c via de sinusregel. Tenslotte ga je na of elk van de gevonden oplossingen zinvol is:

er mogen geen negatieve hoeken of zijden voorkomen. (Zie oefeningen)

5.4 Oefeningen

1. Een toren wordt vanop het grondoppervlak gezien onder een hoek van 21°. Gaat men 24

meter dichterbij, dan is die hoek 35°. Bepaal de hoogte van de toren.

2. Twee vliegtuigen vertrekken van éénzelfde punt elk in een andere richting. De richtingen

maken onderling een hoek van 32°. De snelheid van het eerste vliegtuig is 600 km/u, van het

tweede 900 km/u. Bepaal hun onderlinge afstand na anderhalf uur.

3. Een vlaggenstok steekt omhoog uit een gevel met een hoek van 45°. Vijf meter boven het

steunpunt van de stok in de muur bevestigt men aan de muur een kabel van 3.60 meter. Op

welke afstand van het steunpunt zal men het andere einde van de kabel aan de stok kunnen

vastmaken.

fig. 21 : illustratie bij oefening 3

4. Los de vorige oefening ook op met een kabel van 2 meter, en daarna met een kabel van

8 meter.

5. Drie waarnemers bevinden zich op onderlinge afstanden van 2, 3 en 4 meter. Bepaal voor

elke waarnemer de hoek waaronder hij de twee andere ziet.

Page 21: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 21

6. Een boot vaart pal noord en ziet een vuurtoren op 40° naar het oosten. Na 20 km te hebben

gevaren is de hoek toegenomen tot 80°. Bepaal op beide punten de afstand van de boot tot de

vuurtoren.

7. Hier volgt opnieuw een situatie uit mechanica. Bepaal de hoek tussen de touwen AC en AD.

Fig. 22 : illustratie bij oefening 7

Page 22: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 22

6 Aanvullingen

6.1 Speciale lijnen in een driehoek

6.1.1 Hoogtelijn

= de loodlijn uit een hoekpunt op de overstaande zijde. Het voetpunt van de hoogtelijn kan

buiten deze zijde liggen.

Eigenschap : De hoogtelijnen van een driehoek snijden elkaar in één punt, het hoogtepunt. Dit

kan buiten de driehoek liggen.

HZ

fig. 23 : hoogtelijnen fig.24 : zwaartelijnen

6.1.2 Zwaartelijn

= verbindingslijn tussen een hoekpunt en het midden van de overstaande zijde.

Eigenschap : De zwaartelijnen van een driehoek snijden elkaar in één punt, het zwaartepunt. Dit

ligt binnen de driehoek.

6.1.3 Andere lijnen

Ook de bissectricelijnen snijden in één punt. Dit punt ligt binnen de driehoek.

Ook de middelloodlijnen snijden in één punt. Dit punt kan buiten de driehoek liggen.

6.2 Gelijkbenige driehoeken

h bb

a

H

fig. 25 : gelijkbenige driehoek

Page 23: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 23

Indien een driehoek twee gelijke zijden heeft noemt men deze gelijkbenig. De twee gelijke

zijden noemt men de opstaande zijden, de derde zijde is de basis. De hoek tegenover de basis is

de tophoek. De twee andere hoeken zijn noodzakelijkerwijze gelijk en worden de basishoeken

genoemd.

Eigenschap : de hoogtelijn en de zwaartelijn uit de tophoek vallen samen.

Noemen we deze hoogtelijn h, de opstaande zijde b, de basis a, de tophoek en de basishoek :

dan : h = b sin en 2

a= b cos

6.2.1 Oefeningen

1. Stel analoge formules op die de tophoek gebruiken.

2. Bepaal de grootte van de hoeken van een gelijkbenige driehoek met basis 8 en opstaande

zijde 14.

3. Bepaal de lengte van de opstaande zijde van een gelijkbenige driehoek met tophoek 42° en

basis 12.

4. Bepaal de lengte van elke zijde van een gelijkbenige driehoek met tophoek 36° en top-

hoogtelijn 28.

5. In een gelijkbenige driehoek met tophoek 24° ligt het hoogtepunt op afstand 26 cm van de

top. Bepaal alle hoeken en zijden.

6.3 Gelijkzijdige driehoeken

aa

a

H=Z

60°

60° 60°

fig. 25 : gelijkzijdige driehoek

Indien in een driehoek de drie zijden gelijke lengte hebben noemt men de driehoek gelijkzijdig.

Als gevolg zijn ook de drie hoeken aan elkaar gelijk, en dus gelijk aan 60°.

Eigenschap : de hoogtelijn uit een bepaalde hoek valt samen met de zwaartelijn uit deze hoek.

Hoogtepunt en zwaartepunt vallen samen.

Page 24: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 24

6.3.1 Oefeningen

1. Bepaal de afstand van het zwaarte/hoogtepunt tot één van de hoekpunten in functie van de

lengte van de zijde (gelijkzijdige driehoek)

2. Bepaal de lengte van een hoogtelijn in een gelijkzijdige driehoek met zijde 28 cm

3. De hoogtelijn van een gelijkzijdige driehoek heeft lengte 8 cm. Bepaal de lengte van de

zijden.

6.4 Buitenhoeken

De buitenhoek van een hoek in een driehoek is het supplement van deze hoek. Bijgevolg is elke

buitenhoek gelijk aan de som van de twee andere hoeken. De som van de buitenhoeken is dus

360° of 2 .

Page 25: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 25

7 Goniometrisch rekenen

De formules uit deze paragraaf behandelen de berekening van de goniometrische getallen van

een som of verschil van twee hoeken, van een dubbele of halve hoek, de omzettingen tussen

sommen en producten van sinussen en cosinussen... Minstens even belangrijk als de kennis van

deze formules is hun onderlinge samenhang, de manier waarop de ene formule snel uit de andere

kan worden afgeleid. Op die manier hoeven slechts enkele formules gememoriseerd te worden.

Merk op dat volgende formules vaak worden gebruikt bij het oplossen van integralen.

7.1 Som- en verschilformules

Startend vanaf één van de zes formules kunnen de andere eenvoudig worden afgeleid.

Nemen we de somformule voor de sinus:

sin(+ ) = sin cos + cos sin (1)

Vervang hierin door - , met sin(-) = - sin , cos(-) = cos :

sin(- ) = sin cos - cos sin (2)

Voor de analoge cosinusformules:

cos(+ ) = sin[2

- (+ )]

= sin [(2

- ) - ]

= sin(2

- ) cos - cos(

2

- ) sin

of nog : cos( + ) = cos cos - sin sin (3)

Wordt hierin opnieuw vervangen door - :

cos(- ) = cos cos + sin sin (4)

Merk op : de sinusformules behouden het plus- of minteken maar mengen de goniometrische

functies. De cosinusformules wijzigen het teken maar houden de goniometrische functies bij

elkaar.

We delen vervolgens (1) lid aan lid door (3), en delen we vervolgens in het rechterlid teller en

noemer door cos cos :

tan tantan( )

1 tan tan

(5)

Page 26: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 26

en vervangen we door - dan bekomen we:

tan tantan( )

1 tan tan

(6)

7.2 Verdubbelingsformules

Nemen we in de voorgaande somformules gelijk aan dan vinden we de formules voor

dubbele hoeken :

cos 2 = cos 2 - sin 2 (7)

sin 2 = 2 sin cos (8)

2

2 tantan 2

1 tan

(9)

Twee nuttige vormen van (7) krijgt men door cos2 te vervangen door 1 - sin2 , of sin2

door 1 - cos2 :

cos 2 = 1 - 2 sin 2 (10)

cos 2 = 2 cos 2 - 1 (11)

En dus:

sin 2 =

2 ( 1 - cos 2 ) (12)

cos 2 =

2 ( 1 + cos 2 ) (13)

7.3 Halveringsformules

Vervang 2 door in en (11):

cos = 1 - 2 sin 2

2 (14)

cos = 2 cos 2

2 - 1 (15)

7.4 Goniometrische getallen in functie van tan /2

In (8) delen en vermenigvuldigen we het rechterlid met sec 2 . Door in de noemer

1 + tan 2 = sec 2 zie $ 2.4.) te gebruiken en in de teller een secans weg te werken samen

met de cosinus vinden we :

2

2 tansin 2

1 tan

(16)

Page 27: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 27

Vervangen we hierin door 2

:

2

2 tan2sin

1 tan2

(17)

Door een zelfde operatie op (7) vinden we :

2

2

1 tan2cos

1 tan2

(18)

en door in (9) te vervangen door2

:

2

2 tan2tan

1 tan2

(19)

7.5 Omzettingen van som/verschil naar product en omgekeerd

In de somformules (1) en (2) zit in het rechterlid als gemeenschappelijke factor het product

sin cos . Door (1) en (2) lid aan lid op te tellen en vervolgens beide leden door 2 te delen

bekomen wij :

sin cos = 1

2 [ sin(+ ) + sin(- ) ] (20)

Op analoge manier vinden we door (1) en (2) lid aan lid af te trekken :

cos sin = 1

2 [ sin(+ ) - sin(- ) ] (21)

Door ook (3) en (4) eens bij elkaar op te tellen en eens van elkaar af te trekken bekomen we nu:

cos cos = 1

2 [ cos(+ ) + cos(- ) ] (22)

sin sin = 1

2 [ cos(- ) - cos(+ ) ] (23)

Deze vier formules zetten een product van twee cosinussen en/of sinussen met verschillend

argument om in een som. De omgekeerde formules bekomen we door de factor 1

2 naar het

andere lid te brengen en vervolgens :

: te vervangen door p + q

2

: te vervangen door p - q

2

Page 28: Goniometrie - iiw.kuleuven.be · kwadrant sin cos tan cot sec csc 1ste 5/13 12/13 5/12 12/5 13/12 13/5 2de 5/13 -12/13 -5/12 -12/5 -13/12 13/5 2.5.2 Bewijs de volgende identiteit

Goniometrie 28

Dit geeft ons tenslotte de formules van Simpson:

sin p + sin q = 2 sin p + q

2 cos

p - q

2 (24)

sin p - sin q = 2 cos p + q

2 sin

p - q

2 (25)

cos p + cos q = 2 cos p + q

2 cos

p - q

2 (26)

cos p - cos q = - 2 sin p + q

2 sin

p - q

2 (27)

7.6 Oefeningen

1. In een driehoek geldt:

2 2 2sin sin sin 2sin sin cos Bewijs.

2. Bereken en/of vereenvoudig:

a. tan cot4 4

b. sin cos

sin cos

3. Schrijf in functie van machten van sin en/of cos :

a. sin3

b. cos4

c. tan2

d.

sin cos2 2

cos sin2 2

4. Ontbind in factoren:

a. sin3 sin opl: 2cos2 sin

b. cos4 cos5 cos6 opl: cos5 (2cos 1)

c. tan sin 2opl: 2 tan sin

2

d. 2 2cos cos opl: sin( )sin( )