Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept...

18
brancheorganisatie van het primair onderwijs NAAR EEN EIGEN BELEIDSAGENDA VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS Goed onderwijs voor elk kind Varrolaan 60 3584 BW Utrecht Telefoon: 030 3100 933 Telefax: 030 3100 944 Website: www.poraad.nl Utrecht, augustus 2009

Transcript of Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept...

Page 1: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

brancheorganisatie van het primair onderwijs

naar een eigen beleidsagenda voor het primair onderwijs

Goed onderwijs voor elk kind

Varrolaan 60

3584 BW Utrecht

Telefoon: 030 3100 933

Telefax: 030 3100 944

Website: www.poraad.nl

Utrecht, augustus 2009

Page 2: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

voorwoord

2 beleidsaganda po-raad

Dit is een aanzet om te komen tot een eigen beleidsagenda van de PO-Raad. Het bevat de visie van het bestuur van de PO-Raad op de toekomst van de sector primair onderwijs (dat wil zeggen het basisonderwijs, het speciaal (basis)onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs) en op de positionering van de PO-Raad daarbinnen. Het belang van het ontwikkelen van een lange termijnvisie: als we in de sector overeenstemming hebben over de richting waarin onze sector zich dient te ontwikkelen, zal de PO-Raad steeds haar standpunten en initiatieven toetsen aan de vraag of we een volgende stap zetten in die goede richting. Op deze wijze brengen we samenhang aan in ons handelen en maken we de samenhang zichtbaar.Dit document is een eerste versie van een eigen beleidsagenda. Met ‘eigen’ bedoelen we een beleidsagenda die initiërend en niet reactief is, d.w.z. slechts reagerend op het overheidsbeleid. Met deze agenda formuleren we onze eigen verantwoordelijkheid voor de sector en schetsen we onze eigen samenhangende visie op het primair onderwijs.Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties die door de leden zijn ingebracht, zijn verwerkt in deze versie.

Breed draagvlakDe maatschappelijke opdracht aan de schoolbesturen in het Primair Onderwijs en ook aan de PO-Raad, is om optimale onderwijskwaliteit te leveren waardoor de talenten van elk kind tot hun recht komen. Daarvoor zijn krachtige schoolbesturen een voorwaarde: het primair onderwijs ontwikkelt zich alleen verder, als de bestuurlijke kracht goed wordt georganiseerd. In het versterken van die bestuurlijke kracht wil de PO-Raad graag investeren.Daarnaast realiseert het bestuur van de PO-Raad zich terdege dat we onze doelstellingen alleen kunnen realiseren als daarvoor een zo breed mogelijk draagvlak bestaat. We streven dan ook naar nauwe samenwerking met de andere partners in het onderwijsveld.We zullen hen betrekken in het verdere proces van concretisering van de beleidsagenda. Het gaat dan niet alleen om de WEC-Raad, het SBO-werkverband, de besturenorganisaties en de VO-raad, maar ook om de onderwijsvakorganisaties en de ouderorganisaties. En dan zijn er ook nog vele intermediaire organisaties en maatschappelijke platforms binnen en buiten het onderwijs (bv jeugdzorg, kinderopvang) van wie wij graag de steun willen verwerven. De PO-Raad wil bruggen slaan en krachten bundelen, waarbij duidelijke doelstellingen verbindend zullen werken. Ook bieden we deze eerste eigen beleidsagenda graag aan de bewindslieden van OCW aan. Het document is dynamisch. We zien de beleidsagenda van het primair onderwijs niet als een ‘vaste tekst’ die voor een aantal jaren wordt vastgesteld, maar als een agenda-in-ontwikkeling.Het komend jaar staat in het teken van de verdere uitwerking van deze beleidsagenda. Op de Algemene Ledenvergadering van juni 2010 zullen we de stand van zaken opmaken en deze beleidsagenda actualiseren.

Het bestuur van de PO-Raad,Kete KervezeeSimone WalvischRené van Harten

voorwoord 3

ColoFonUITGEVER

PO-Raad Postbus 85246

3508 AE [email protected]

HOOFDREDACTEURHarm van Gerven

[email protected]

PRODUCTIE Jibe Marketing & Events® www.jibemarketing.com

FOTOGRAFIE Fotostudio André Ruigrok

VORMGEVINGKEK Grafisch Ontwerp via Jibe Marketing & Events® Paulien van de Bunt

DRUKWERKDrukkerij Tenset via Jibe Marketing & Events®

WEBSITEwww.poraad.nl

AUGUSTUS 2009Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, overgenomen of open baar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 3: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

voor elk kind4 beleidsaganda po-raad

(het verenigingsleven). Een krachtige PO-Raad

is het noodzakelijke ‘voertuig’ om onze doelen

te verwezenlijken.

1.2 Het proces van de beleidsagenda tot nu toe

Het bestuur van de PO-Raad ziet de totstandkoming

van een eigen beleidsagenda als een ontwikkelproces.

Daarin is vanaf de oprichting van de PO-Raad in

januari 2008 tot nu een aantal stappen gezet:

• aandeAlgemeneLedenvergadering(ALV)van16

juni 2008 is een eerste strategienotitie voorgelegd

(onder de titel: ‘De positionering van de PO-Raad.

Een eerste aanzet tot een strategische discussie’),

• opdeALVvan22januari2009iseenvisiedocument

aan de orde gesteld (‘Sterke scholen door samenspel.

Aanzet tot de eerste beleidsagenda van de PO-Raad’).

DeALVvroegomnadereconcretiseringvanonze

doelen. Die concretisering is in onderhavige notitie

te vinden.

Beide discussienotities hebben we niet alleen met de leden

besproken(voorafgaandaanentijdensdeALV),maar

ook met andere organisaties in het primair onderwijs.

In beide discussienotities hebben we gezocht naar

een ‘rode draad’ in de beleidsagenda, die samenhang

brengt in de opstelling van de PO-Raad.

Goed bestuur als ‘rode draad’De opbrengst van het proces beleidsagenda tot

nu toe, is dat in de gesprekken met onze achterban

entijdensdelaatsteALVvastgesteldkonworden

dat onze globale oriëntatie door de leden werd

gedeeld. Er was overeenstemming over het accent

op goed bestuur, als centrale waarde voor de verdere

ontwikkeling van de sector.

In onze stellingnames van de afgelopen periode is

goed bestuur de leidraad geweest. We hebben steeds

de noodzaak naar voren gebracht om schoolbesturen

goed in positie te brengen zodat zij hun organisatie

goed kunnen aansturen. Bijvoorbeeld:

• inonscommentaarophetwetsontwerp

‘Goed onderwijs, goed bestuur’,

inleiding1.1 Doel en opbouw van deze notitie

Dit document beschrijft de visie van de PO-Raad op

de toekomst van het primair onderwijs (PO), de rol die

de schoolbesturen daarin spelen en de positionering

van de PO-Raad daarbinnen.

We beschrijven onze visie steeds vanuit het perspectief

van het schoolbestuur: wat heeft het schoolbestuur

nodig om z’n verantwoordelijkheid voor de kwaliteit

van het onderwijs waar te kunnen maken?

De beleidsagenda is op dit moment samengesteld

uit drie delen:

• depositioneringvandePO-Raad(hoofdstuk2)

• dekortetermijn:doelenvoor2009voorhetprimair

onderwijs en de PO-Raad (hoofdstuk 3)

• enkelerichtinggevendeuitsprakenvooreenlange

termijnvisie (hoofdstuk 4).

De positionering van de PO-Raad leidt tot keuzes in

de doelen voor de korte termijn en tot het bepalen

van de richting die de sector op de lange termijn wil

inslaan. De in hoofdstuk 3 genoemde doelen voor

2009 zien we als stappen in de richting die we voor

de langere termijn willen uitzetten.

ToetsstenenDe uitspraken over de langere termijn zijn

richtinggevend voor de PO-Raad: ze worden

de toetsstenen. De PO-Raad zal standpunten en

initiatieven toetsen aan de vraag of we een volgende

stap zetten in die goede richting. Op deze wijze

brengen we samenhang aan in ons handelen en

maken we de samenhang zichtbaar.

Bijvoorbeeld bij onze wensen aan OCW ten aanzien

van het systeem van de bekostiging. Of bij de

invulling van onze eigen werkgeversrol. Zo besteden

we in dit document ook enige aandacht aan het

proces van de eerste arbeidsvoorwaardennota van

de PO-Raad. De volgende CAO (vanaf 1 januari 2010)

zien we als een van de instrumenten om onze doelen

en lange termijnvisie te realiseren. In hoofdstuk 5

gaan we daar nader op in.

In het Nawoord beschrijven we de stand van zaken

met betrekking tot de organisatie van de PO-Raad

hoofdstuk 1

inhoUdsopgave3 voorwoord

hoofdstuk 1: inleiding5 1.1 Doel en opbouw van deze notitie

5 1.2 Het proces van de beleidsagenda tot nu toe

6 1.3 De rol van de PO-Raad en ‘goed bestuur’

7 1.4 De politieke context

9 1.5 Een cultuuromslag in het PO

11 hoofdstuk 2: de positionering van de po-raad

13 hoofdstuk 3: de korte termijn: doelen voor 2009

15 hoofdstuk 4: de lange termijn: enkele richtinggevende uitspraken16 4.1 Opbrengstgericht onderwijs

19 4.2 Onderwijsontwikkeling en onderwijsonderzoek

20 4.3 Scholing en opleiding van onderwijspersoneel

23 4.4 De school en zijn omgeving

25 hoofdstuk 5: voorwaarden: bekostiging en arbeidsvoorwaarden25 5.1 Het systeem van de bekostiging

28 5.2 Onderwijshuisvesting

29 5.3 Arbeidsvoorwaarden ten dienste van het onderwijs

33 nawoord

inleiding 5

Page 4: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

6 beleidsaganda po-raad

• inonscommentaaropdevoorstellenvoor

een fusietoets,

• inonzekritiekopdeveleincidentele

projectmiddelen die naar de sector gaan en onze

wens om de lumpsum te versterken,

• inonzeoproepaanderegeringomextramiddelen

te steken in huisvesting (o.a. binnenmilieu) in het

kader van de bestrijding van de economische crisis,

• inonzeaanpakvandezeerzwakkescholen.

1.3 De rol van de PO-Raad en ‘goed bestuur’

De innovatieve kracht van een onderwijssector hangt

nauw samen met de bestuurlijke kracht in die sector.

Het is aan de schoolbesturen om de professionals in

hun organisatie in de juiste positie te brengen: hen

de verantwoordelijkheden en de middelen te geven

die ze nodig hebben om kwaliteit te leveren. Daarom

zet de PO-Raad in op verdere professionalisering

van het schoolbestuur en ziet de PO-Raad hier

ook nadrukkelijk onderstaande rol voor zichzelf

weggelegd:

• Hetpubliekedebatstimulerenovergoed

onderwijsbestuur, met nadruk op de noodzaak

van sterke schoolbesturen voor de kwaliteit van

het onderwijs.

• Bevorderendater-inhetkadervanmeerautonomie

voor de schoolbesturen -meer helderheid komt in de

rollen / verantwoordelijkheden: de rol van overheid,

schoolbesturen, bovenschools management en

schoolleiding, personeel, leerlingen en ouders,

medezeggenschap, de omgeving, en ook die van

PO-Raad zelf (bv positionering ten opzichte van

OCW). En bij verantwoordelijkheden horen de

middelen om die verantwoordelijkheden waar

te kunnen maken.

• Nietuitgaanvandevermeendetegenstelling

tussen leraren of ouders versus schoolbesturen,

maar een praktijk bevorderen van een

evenwichtige besturingsfilosofie op alle niveaus.

Leraren,schoolleidersenbestuurhebbenweliswaar

andere rollen, maar ze hebben elkaar nodig. Bij de

invoering van een heldere besturingsfilosofie is de

rol (plus facilitering) van de schoolleider cruciaal.

• Deuitgangspuntenvangoedbestuurbenadrukken

bij elk beleidsvoorstel of initiatief (op alle

gebieden zoals onderwijskwaliteit, bekostiging,

werkgeverschap): wie vervult welke rol, wie heeft

welke verantwoordelijkheid?

• Deschoolbesturenondersteunenenstimuleren

bij het opzetten van kwaliteitszorg- en

managementinformatiesystemen. Daarmee kan

ook aan de overheid en aan de omgeving van de

scholen de relevante verantwoordingsinformatie

gegeven worden.

• Partnerschapaangaanmetandere(branche)

organisaties, zoals van de kinderopvang, de

jeugdzorg, de woningcorporaties. Doel van

dit partnerschap: samenwerken bij gedeelde

doelstellingen, waarbij de richting steeds is dat

de schoolbesturen in de samenwerking op lokaal

niveau in de goede positie worden gebracht.

Op deze manier vormt de notie van ‘goed bestuur’

de rode draad voor de PO-Raad.

hoofdstuk 1

1.4 De politieke context

De sector primair onderwijs is volop in ontwikkeling.

Op alle fronten en op alle niveaus is men bezig: met

verbetering van de onderwijskwaliteit, verbetering

van de dienstverlening aan ouders en het beter

benutten van de betrokkenheid van ouders, met

versterking van het bestuurlijk vermogen.

In betrekkelijk korte tijd is zich een cultuuromslag

aan het voltrekken. Een cultuuromslag die zich

kenmerkt door meer aandacht voor de opbrengsten

van het onderwijs en voor een doelmatige inzet van

de middelen.

Kortom, hoe moeilijk het ook is om over de sector

primair onderwijs te spreken door de enorme

verscheidenheid van scholen en schoolbesturen,

toch bestaat het algemene beeld dat de sector

middenin een professionaliseringsslag zit.

Die cultuuromslag en professionaliseringsslag zijn

noodzakelijk. Dat besef heerst bij de schoolbesturen

zelf, en ook bij de overheid en de politiek.

Maar het wordt de schoolbesturen niet gemakkelijk

gemaakt om hun verantwoordelijkheid op dit gebied

ten volle te nemen. De scholen en schoolbesturen

staan in het brandpunt van maatschappelijke en

politieke opvattingen die deels strijdig zijn met elkaar.

Autonomie en deregulering Het primair onderwijs heeft altijd een sterke

centrale overheidssturing gekend: rechtstreekse

sturing van de school vanuit de landelijke overheid

(gedetailleerde regelgeving, bekostiging per

brinnummer, declaratiestelsel). Dat is begrijpelijk,

gezien het karakter van het primair onderwijs met

zijn vele scholen en kleine schoolbesturen.

In alle overheidssectoren is de laatste twintig jaar een

proces ingezet ter vergroting van de autonomie van

de instellingen door decentralisatie en deregulering.

Het primair onderwijs is de laatste onderwijssector

waar sprake is van autonomievergroting.

Ter vergelijking: waar het voortgezet onderwijs in

1994 overging op lumpsumfinanciering, kreeg het

primair onderwijs in 2002 het eerste ‘vrij besteedbare’

budget voor arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

(de zogenoemde Van Rijnmiddelen).

Doel van dit eerste ‘vrij besteedbare’ budget:

schoolbesturen kunnen de besteding aanpassen aan

hun arbeidsmarktsituatie die immers grote regionale

verschillen laat zien.

Pas in augustus 2006 werd de lumpsum in het

PO daadwerkelijk ingevoerd. Plus een belangrijke

verantwoordelijkheidsverschuiving: in het

declaratiestelsel werd de school bekostigd (het zgn

brinnummer), bij de lumpsum wordt de bekostiging

verstrekt aan de schoolbesturen ten behoeve van

de scholen. Het brinnummer is wel de basis voor

de berekening van de bekostiging.

De omslag van declaratiestelsel naar lumpsum

betekent voor de schoolbesturen, in samenwerking

met hun schoolleiders, de volgende inspanningen:

• versterkingvanhetfinancieelmanagement

(o.a. beleidsrijk leren begroten, inrichten financiële

administratie, inrichten planning

& controlprocessen, en ook nieuwe processen

Versterken van de bestuurlijke kracht

Omwille van de kwaliteit van het onderwijs aan de kinderen van 2 – 12 jaar *)

ontwikkelen de schoolbesturen in het PO samen hun bestuurlijke kracht, door

• hunschoolorganisatiestebesturenopgrondvaneenhelderebesturingsfilosofie,

• transparanttezijnoverdeeigenresultatenenzoverantwoordingafteleggenaandeeigen

organisatie(intern),aandemaatschappelijkeomgevingvandescholenenaandeoverheid.

DePO-Raadbepleitenerzijdseengoedepositioneringvandeschoolbestureninhetonderwijsstelselen

ondersteuntenstimuleertanderzijdsdeprofessionaliseringvandeschoolbesturen.

*) het noemen van een begrenzing in leeftijd is enigszins arbitrair: vanuit de ontwikkeling van het kind geredeneerd, is een goede aansluiting met de kinderopvang en de VVE van groot belang. We hadden ook kunnen kiezen voor 0-12 jaar. Aan de andere kant is er, gezien de noodzaak van versterking van de VVE, veel voor te zeggen prioriteit te geven aan 2-12 jaar. Aan de ‘bovenkant’ ligt er de verantwoordelijkheid voor een goede doorstroming van de leerlingen naar het voortgezet onderwijs, in het bijzonder naar het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) die ook tot de sector primair onderwijs wordt gerekend. We hadden dus ook kunnen opschrijven 2-18 jaar. Het noemen van deze leeftijden roept echter het beeld op dat de sector primair onderwijs zich laat aanspreken op het gehele funderend onderwijs.

inleiding 7

Page 5: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

8 beleidsaganda po-raad

Verreweg de meeste basisscholen staan midden in de

wijk en hebben een buurtfunctie. Hier gaan diversiteit

en kleinschalige scholenhand in hand. Voor deze

sector is dan ook de menselijke maat op schoolniveau

de dagelijkse situatie voor ouders en leerlingen.

Dat op de achtergrond, ‘backstage’, grotere

organisaties bestaan om de scholen te faciliteren

en betaalbare kwaliteit te leveren, is hier minder

relevant. Ouders kiezen niet een (kleiner of groter)

schoolbestuur, ouders kiezen een school voor

hun kind. En in het primair onderwijs valt door z’n

verscheidenheid in denominatie, onderwijskundige

richting of inhoudelijk profiel heel veel te kiezen.

Maar het beleid is tegenstrijdig:

•kleinschaligheidisinhethuidigesysteemslechts

mogelijk door het bestaan van meerscholige

schoolbesturen: enkele honderden basisscholen

die onder de opheffingsnorm zitten, worden in

stand gehouden doordat zij binnen een groter

schoolbestuur bestaan (het systeem van de

gemiddelde schoolgrootte dat de WPO kent). Zo

kunnen ook schommelingen in leerlingenaantallen

opgevangen worden (bijvoorbeeld door

demografische veranderingen in een wijk).

Dit geldt in de nabije toekomst zeker voor de regio’s

Zuid-Limburg,Noordoost-GroningenenZeeland.

De krimpende bevolking leidt tot een grote daling van

het aantal leerlingen. OCW kiest er vooralsnog voor

om de problemen alleen vanuit onderwijsperspectief

te bekijken en weinig verbinding te maken

met andere spelers, landelijk en provinciaal. De

schoolbesturen moeten alle creativiteit aanwenden

om hun scholen in stand te houden, dan wel te

fuseren. Een fusietoets is hier echt niet het juiste

instrument. Deze regio’s hebben steun nodig.

Het in stand houden van kleine scholen kost

extra geld: de nullast voor kleine scholen is

relatief hoog. Ook kleine scholen hebben een

schoolleider, administratieve ondersteuning

en/of een conciërge nodig.

1.5 Een cultuuromslag in het PO

De schoolbesturen in het primair onderwijs hebben

de verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit

en willen die ook nemen. Dat blijkt onder meer uit

de cultuuromslag die zich aan het voltrekken is: meer

aandacht voor de opbrengsten van het onderwijs.

De opdracht aan het primair onderwijs is breed,

de mogelijkheden zijn begrensd. Kinderen zitten

ongeveer 24 uur per week op school. Die 24

onderwijsuren moeten optimaal benut worden om

kinderen het fundament aan te reiken voor hun

latere leven. De samenleving doet voortdurend een

beroep op de sector primair onderwijs: om kwaliteit

te leveren in termen van leeropbrengst, maar ook om

te voorzien in preventie van latere maatschappelijke

misstanden.

De sector geeft uitvoering aan een maatschappelijke

opdracht (en ontvangt hiervoor ruim € 8 miljard per

jaar). Maar de school wordt nog wel eens overvraagd:

problemen komen hier samen en die kunnen niet alle

tegelijkwordenopgepakt.Leiderschapvanbestuur

en schoolleiders is nodig om hierbij keuzes te maken.

Daar ligt het primaat, en daar moeten zij ook op

toegerust worden.

hoofdstuk 1

t.a.v. medezeggenschap omdat de positie van

de MR versterkt is bij invoering lumpsum);

• intensiveringvanverantwoordingsprocessen

(invoering jaarrekening en jaarverslag, inrichten

informatiesystemen)

De overgang naar lumpsum is voor het primair

onderwijs een majeure operatie. De invoering van

de lumpsum is ondersteund door OCW en door

sociale partners. We stellen vast dat de invoering

van de lumpsum niet geleid heeft tot ‘ongelukken’

(overbesteding, tekorten). We constateren dat

schoolbesturen een voorzichtig financieel beleid

hebben gevoerd.

Beeldvorming en politieke interventiesDe inkt van de eerste jaarverslagen was nog niet

droog, of het politieke tij sloeg om. Er is landelijk

twijfel gerezen bij de privatiseringsgolf van

verschillende overheidssectoren in de laatste 20

jaar. Er wordt nauwkeuriger gekeken naar de balans

tussen het geven van autonomie in het publieke

domein en het vragen van rekenschap. Door

incidenten is de politiek minder gretig in het geven

van autonomie en heeft men minder vertrouwen in

zelfregulering van sectoren in het publieke domein

(bv in beloningscodes).

Het proces van vergroting van de autonomie dat in

het primair onderwijs nog maar net gestart is, dreigt

te stagneren. Door de nadruk op rekenschap en

verantwoording – hoe essentieel wij dat ook vinden

in het publieke domein – komen de (eveneens)

noodzakelijke strategische planning, beleidsrijk

begroten en onderwijskundig leiderschap

aandacht tekort.

Ook de minister van OCW laat vanaf het moment van

aantreden een ander politiek geluid horen. Hij neemt

het op voor de leraar van Nederland die in het nauw

zou zijn gebracht door de managers in het onderwijs.

• ‘DelerarenvanNederlandishunvakafgepakt.

Ze krijgen niet meer de ruimte om hun beroep

naar eigen inzicht uit te oefenen. Het management

in het onderwijs bemoeit zich te veel met wat er

in de klas gebeurt.’ De minister pleit in navolging

van de AOb voor een professioneel statuut

waarin de professionele ruimte voor de docent

wordt vastgelegd.

De PO-Raad wil graag het gesprek voeren met de

vakbonden over het versterken van ‘goed bestuur’

in de sector. Onderdeel daarvan is het besturen

van de schoolorganisaties op zo’n manier dat de

professionaliteit op alle niveaus tot z’n recht komt.

Zeker ook de professionaliteit van leraren.

Want zij maken‘het verschil’ in het leerproces van

de leerlingen.

• Omdatdeschoolbesturen“demiddelenvoor

scholing” niet voor dat doel zouden aanwenden

(middelen die ook niet geoormerkt zijn binnen de

lumpsum), creëert de minister een scholingsfonds

voorlerarendathijzelfbeheert.Lerarenkrijgen

een ‘trekkingsrecht’, en hebben geen toestemming

nodig van hun werkgever. De minister bepaalt

welke cursusaanbod voor financiële ondersteuning

in aanmerking komt.

De financiële middelen worden niet verbonden

met de organisatieontwikkeling van de scholen.

Deze opstelling ervaart de PO-Raad als bestuurlijk

inconsistent. De minister heeft een wettelijke relatie

met het bevoegd gezag van de scholen (bekostiging,

kwaliteitsvoorschriften) en niet met het personeel

van de scholen. Door zich rechtstreeks tot het

onderwijspersoneel te wenden, intervenieert hij

in organisaties.

Ook de doelmatigheid van de inzet van de middelen

voor de lerarenbeurs trekt de PO-Raad in twijfel.

De kwaliteit van het onderwijspersoneel is voor de

kwaliteit van het onderwijs cruciaal. Maar omdat het

gaat om verbetering van het didactisch handelen, is

het noodzakelijk de scholing van leraren te verbinden

aan de praktijk in de klas en niet los te zien van de

onderwijsontwikkeling van de school.

• DeTweedeKamerendebewindsliedenvanOCW

makenzichzorgenover“demenselijkemaatinhet

onderwijs”.Leerlingen,oudersenpersoneelzouden

zich niet herkennen in grote onderwijsinstellingen

in grote schoolgebouwen, waar het management

op grote afstand opereert. De Kamer heeft de

bewindslieden gevraagd om een fusiestop voor

alle onderwijssectoren– de bewindslieden komen

binnenkort met voorstellen voor een fusietoets.

De PO-Raad deelt het belang van de menselijke maat

voor leerlingen en ouders. Maar de realiteit in het

primair onderwijs is dat de scholen kindnabij zijn,

kleinschalig en toegankelijk.

Het specifieke karakter van het primair onderwijsDe sector primair onderwijs heeft een geheel

ander karakter dan de andere onderwijssectoren.

We kennen in Nederland 6898 basisscholen, met een

gemiddelde omvang van 221 leerlingen, 313 scholen

voor speciaal basisonderwijs en 323 scholen voor

speciaal onderwijs.

inleiding 9

Eigen karakterDePO-Raadbenadruktheteigenkaraktervandesectorprimaironderwijs.

Dekleinschaligheidendeverscheidenheid(opschool-enbestuurlijkniveau)

stelleneigeneisenaanhet(overheids)beleid.

DePO-Raadvraagtdepolitiekbovendienomoogtehebbenvoordecondities

waaronderdemenselijkemaatopschoolniveaugerealiseerdkanworden.

Page 6: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

de positionering van de po-raad 11

Door de tegenstrijdige opvattingen in de context

waarbinnen wij opereren (enerzijds een streven naar

autonomie, anderzijds twijfels bij de autonomie)

wordt ook de PO-Raad geconfronteerd met

verschillende verwachtingen aan haar adres. Enerzijds

ligt er een verwachting dat de PO-Raad een sterke

spreekbuis zal zijn richting politiek, anderzijds de

verwachting dat de PO-Raad een krachtige positie

inneemt in het kader van zelfregulering van de sector.

In deze context kiest de PO-Raad een eigen

positionering. Bij het ordenen van haar taken

hanteert de PO-Raad de volgende uitgangspunten,

ontleend aan de taken van een brancheorganisatie:

• dePO-Raadbehartigtdegezamenlijkebelangen

van de schoolbesturen in het primair onderwijs ten

opzichte van andere partijen in de samenleving

(o.a. de overheid). In dit kader maakt zij ook de

resultaten zichtbaar van de sector als geheel, als

verantwoording naar de samenleving.

• dePO-Raaddraagtbijaandeverdereontwikkeling

van het ‘collectief’, aan kwaliteitsverbetering van

het onderwijs en aan de professionalisering van de

gehele sector. Denk aan de ontwikkeling van een

‘code goed bestuur’ die verdere professionalisering

van het onderwijsbestuur tot eerste doel heeft.

• dePO-Raadondersteuntdeleden(‘welkprofijt

heeft men van het lidmaatschap?’), in de zin van

het verstrekken van informatie (nb niet zijnde

individuele dienstverlening).

DoordeAlgemeneLedenvergaderingvanjuni2009

werden bovenstaande taken onderschreven. De leden

legden wel een duidelijke prioriteit bij de eerste taak:

belangenbehartiging. Zij benadrukten de noodzaak

dat de PO-Raad op dit punt in de media zichtbaar is.

hoofdstuk 2

10 beleidsaganda po-raad

Focus op taal en rekenenOm de gezamenlijke effectiviteit te vergroten

richt de PO-Raad de focus op de kerntaken van

de school. Bij de gezamenlijke kwaliteitsagenda

“Scholenvoormorgen”(vanrijk,vakorganisatiesen

besturenorganisaties; november 2007) zijn afspraken

gemaakt over het duurzaam verbeteren van de

onderwijskwaliteit. Voor de komende jaren zal het

noodzakelijk zijn de kern vast te houden van de

lijnen die in 2007 getrokken zijn wat betreft focus en

aanpak (maar wel de gebreken te verhelpen die bij

die aanpak aan het licht kwamen: de versnippering

via een projectencarrousel).

De focus ligt op het verbeteren van de taal/lees- en

rekenopbrengsten. Zonder voldoende beheersing van

taal en rekenen stagneert ook de kans van een kind op

ontwikkeling op andere (leer-)domeinen. In dit kader

is er ook speciale aandacht voor de versterking van

de kwaliteitszorg, de preventieve aanpak van taal- en

ontwikkelingsachterstanden (VVE) en het terugdringen

van het aantal zeer zwakke scholen.

Om deze ambities te bereiken maakt de PO-Raad zich

sterk voor een cultuur waarin het leren van elkaar

centraal staat: binnen de school, binnen het bestuur,

tussen scholen en besturen. Een leercultuur verdraagt

zich niet met een afrekencultuur. Verantwoorden ja,

geen“naming,blaming,shaming”.Eigenaarschapvan

de cultuurverandering naar een lerende organisatie

behoort aan het schoolbestuur, en daarachter de

schoolleider. Duurzame kwaliteitsverbetering vraagt

om hun leiderschap. Een leiderschap waardoor de

leerkrachten de ruimte krijgen hun professionaliteit te

maximaliseren, maar waarbij verantwoording afleggen

over de opbrengsten ook vanzelfsprekend is. Dit is de

richting die de PO-Raad voor 2009 heeft uitgezet.

Verbreding op termijnEen goed niveau van taal en rekenen is een

noodzakelijke voorwaarde voor de verdere

ontwikkeling van de leerling; het is echter

niet voldoende. Het risico van een focus op

verbetertrajecten rekenen en taal is dat scholen zich

te eenzijdig gaan richten op taal en rekenen. Dit risico

wordt vergroot door de huidige wijze waarop de

leeropbrengsten in kaart worden gebracht door de

Inspectie van het Onderwijs: ook hier staan taal en

rekenen centraal.

We moeten hier oppassen voor het effect van het

vertonen van het ‘gewenste gedrag’: zoals het niet

wenselijk is dat leerlingen de Cito-eindtoets puur

trainen omwille van de toetstechniek en niet omwille

van het vergroten van de eigen vaardigheden,

zo is het ook niet wenselijk dat leraren en scholen

zich uitsluitend richten op die onderwerpen die tot

een mooie Cito-score leiden. De Cito-eindtoets is

bedoeld als een spiegel voor de school om op de

eigenonderwijskwaliteittereflecteren.Landelijkis

de Cito-score een ijkpunt om de onderwijskwaliteit

tussen de scholen en over de jaren heen vergelijkbaar

te maken. Maar als het slechts normatief is, wordt

het halen van de norm doel op zichzelf. Dat is een

verarming van de onderwijscultuur.

De PO-Raad ziet de focus (= gerichte aandacht) op

taal en rekenen als een noodzakelijke, maar tijdelijke

en strategische zaak:

• hetisnoodzakelijkomgezamenlijkdeopbrengsten

van de kernvakken taal en rekenen op een hoger

peil te brengen – doel: alle talenten benutten,

• willenverbetertrajecteneffectiefzijn,danisfocus

en prioritering noodzakelijk (op alle niveaus),

• hetisnoodzakelijkomonze(verbeterde)resultatente

verantwoorden aan de samenleving, ook om als sector

een serieuze gesprekspartner te zijn voor overheid en

politiek (bijvoorbeeld als we meer geld willen, moeten

we laten zien dat het goed besteed wordt).

BurgerschapGoed onderwijs bestaat uit meer dan taal en rekenen.

Goed onderwijs moet kinderen kennis bijbrengen,

sociale vaardigheden, plezier in leren en burgerschap.

De PO-Raad wil burgerschap als een belangrijk

onderdeel zien van het onderwijsprogramma.

Kinderen moeten de waarden van de democratische

samenleving leren om te kunnen participeren in de

maatschappij. De scholen moeten actief investeren

in het bijbrengen van burgerschap bij hun leerlingen.

Een onderwijsaanbod ´democratisch burgerschap´

moet verder ontwikkeld worden. Ook moet het effect

van onderwijs in burgerschap op het gedrag van

kinderen (werkt ´t?) onderzocht worden.

In deze zin ziet de PO-Raad de aandacht voor

burgerschap als onderdeel van de pedagogische

opdracht van de school.

BurgerschapDe PO-Raad stimuleert dat

democratischburgerschapinhet

onderwijs verder ontwikkeld wordt

en dat het effect van dit onderwijs

wordtonderzocht.

de positionering van de po-raad

Page 7: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

de korte termijn: doelen voor 2009 13

aan de Raad van Toezicht (RvT). Aan het eind van 2009

worden deze doelen gehanteerd bij de evaluatie van

het bestuur door de Raad van Toezicht. Het bestuur van

de PO-Raad geeft aan wat gerealiseerd is en wat niet en

licht de redenen en achtergronden toe.

de korte termijn: doelen voor 2009

De positionering van de PO-Raad leidt tot een keuze

in taken en te realiseren doelen.

Onderstaande doelen zijn door het bestuur van

de PO-Raad beschreven, met het oog op:

• dedoelengevenrichtingaanhetwerkvande

PO-Raad in 2009,

• hetbestuurisopdezedoelenaanspreekbaar.

Deze doelstellingen worden door het bestuur aan de

AlgemeneLedenvergaderingvoorgelegdenvervolgens

hoofdstuk 3

12 beleidsaganda po-raad

InformatiebeleidDeze positionering is leidraad voor ons handelen op

de domeinen onderwijsbeleid, arbeidsvoorwaarden/

werkgeverschap en bekostiging (de gebieden

die bij haar oprichting aan de PO-Raad zijn

toebedeeld). Maar ook bij de bedrijfsvoering van de

schoolbesturen in brede zin.

Informatievoorziening speelt hierbij een belangrijke

rol zowel voor de leden als de PO-Raad zelf. Op deze

domeinen brengt de PO-Raad in kaart wat haar

informatiebehoefte is en waar welke informatie op dit

moment te vinden is. Op basis van dit onderzoek zal

de PO-Raad, in samenspraak met de leden, bepalen

hoe de informatievoorziening van de PO-Raad

ingericht kan worden.

Wat betreft de informatievoorziening zal de PO-Raad

op de genoemde domeinen:

• kennismoetenhebbenvanwaterspeelten

leeft bij de leden, en informatie op sectorniveau

verstrekken aan overheid, politiek en samenleving

(doel: herkenbaarheid van de sector vergroten,

belangenbehartiging, versterken interactiviteit);

• informatieverwerkenenverstrekkenmetalsdoel

de professionalisering van de leden of de sector.

Te denken valt aan kengetallen, aan de

ontwikkeling van indicatoren, of aan benchmarks.

De PO-Raad publiceert jaarlijks de sectorcijfers in

haar Jaarverslag, als ´state of the art´.

• bijdragenaandekennisenhetbestuurlijk

vermogen van de leden (doel: toerusten van

schoolbesturen).

Er is veel druk vanuit de politiek op brancheorganisaties

in het publieke domein om niet alleen informatie ter

beschikking te stellen in de vorm van benchmarks, maar

deze ook te gebruiken om kwaliteitsstandaarden te

formuleren en naleving te handhaven.

Hetzelfde geldt voor een Code goed bestuur.

Er staat de PO-Raad geen proces voor ogen van

het formuleren van normen, toetsen of onze leden

daaraan voldoen en vervolgens sancties opleggen.

Het gaat de PO-Raad om een ontwikkeltraject voor

de schoolbesturen en de sector, waarbij de sector

zelf kwaliteitsindicatoren formuleert. Die indicatoren

gaan functioneren als richtpunt en werken

kwaliteitsverhogend.

Een volgende stap in dit ontwikkeltraject kan zijn om

een interne audit te organiseren binnen de sector,

een vorm van collegiale toetsing. Op dat moment

is het ook aan de orde dat de leden van de PO-Raad

elkaar aanspreken op de kwaliteit die ze leveren.

Van belang bij dit alles: openheid en transparantie.

Informatievoorziening

• DePO-Raadformuleerthaareigeninformatiebeleidopgrondvanhaar

takenalsbrancheorganisatie.

• DePO-RaadpubliceertjaarlijksdesectorcijfersinhaarJaarverslag,als

´stateoftheart´.Tweedoelen:verantwoordingnaardesamenleving

enspiegelvoordeschoolbesturen.

• DePO-Raadzalkwaliteitsindicatoren(laten)ontwikkelendoor de sector

zelf,ineenontwikkeltrajectvoordeschoolbesturen.Dieindicatoren

gaanfunctionerenalsrichtpuntenwerkenkwaliteitsverhogend.

Devolgendestapinditontwikkeltrajectiscollegiale

toetsing.ZozullendeledenvandePO-Raadelkaar

aansprekenopdekwaliteitdiezeleveren.

Doelen voor 2009

• dedoelen2009gevenrichtingaanhetwerkvan

de PO-Raad in 2009,

• hetbestuurvandePO-Raadlegtoverdezedoelen

verantwoordingafaanheteindvan2009.

Page 8: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

de lange termijn: enkele richtinggevende uitspraken 15

en sociale en culturele ontwikkelingen in de

samenleving, en ze doen er hun voordeel mee.

Anno 2009Op dit moment, anno 2009, laat 91,5 % van de

basisscholen een voldoende onderwijsresultaat

zien (bron: Onderwijsverslag 2008 van de Inspectie

van het Onderwijs). Daarnaast vraagt de Inspectie

aandacht voor twee punten van zorg:

• deInspectieconstateertdatde150.000leerlingen

(10 %) in het basisonderwijs die extra zorg nodig

hebben, onvoldoende bediend worden;

• deInspectieheeftin2008vastgestelddat108

basisscholen, 17 sbo-scholen en 15 scholen voor

speciaal onderwijs zeer zwak zijn (2 % van de

scholen).

Kortom: het Nederlandse onderwijs bedient

de middengroepen uitstekend, ook bezien in

internationaal verband. Maar er valt veel winst te

boeken bij de leerlingen ‘aan de bovenkant’ (de

excellente leerlingen) en bij de zwakkere leerlingen.

De kwetsbare plekken in onze sector vereisen op

de korte termijn een gezamenlijke aanpak om de

resultaten te verbeteren.

Op de langere termijn moeten we het ontstaan

van (zeer) zwakke scholen voorkomen. Hieronder

formuleren we enkele uitspraken die onze verdere

richting moeten bepalen om bovenstaand

toekomstbeeld dichterbij te brengen.

de lange termijn: enkele richtinggevende uitspraken

Een krachtig primair onderwijs: hoe ziet de sector er in 2015 uit?Ons beeld van de sector primair onderwijs op de

lange termijn is een sector die op alle mogelijke

manieren sterk in de schoenen staat. Een sector waar

• allekinderenhetfundamentkrijgenaangereikt

voor hun latere leven (in termen van kwalificatie en

socialisatie),

• alhetonderwijspersoneeloptimaalfunctioneert,

zich verder kan ontplooien en trots is op zijn werk

en beroep,

• deleer-enwerkomstandighedenoptimaalzijn,

• deoudersenderestvandesamenleving

vertrouwen in hebben,

• deschoolbestureninstaatzijnomsterke

organisaties neer te zetten waarin iedereen op elk

niveau tot z’n recht komt,

• scholendebliknaarbuitenrichtenen

partnerschappen aangaan met ouders en andere

(jeugd)voorzieningen, bijvoorbeeld in de sfeer van

sport en cultuur, die ook een aandeel hebben in

de opvoeding en ontwikkeling van kinderen (een

school kan het niet alleen)

• scholennietalleenvoorleerlingeneenleercultuur

creëren, maar dat op alle niveaus in de sector PO

(leraar, schoolleider, bestuurder en overheid) leren

een vanzelfsprekende zaak is.

Hierbij staan scholen open voor demografische,

economische, technologische, wetenschappelijke

hoofdstuk 4

14 beleidsaganda po-raad

nr

1.

2.

3.

4.

5.

6.

beoogde resultaten

a.In december 2009 ligt er een eerste eigen sectoragenda, gebaseerd op een toekomstbeeld, de huidige situatie in de sector, de politieke context en het PO binnen de gewenste educatieve infrastructuur.b.De PO-Raad is het trefpunt van onderwijsontwikkelingen primair onderwijs (van 2-12 jaar, incl. VVE en kinderopvang) en heeft een eigen plaats verworven binnen de bestuurlijke omgeving in en om het onderwijs (gevormd door o.a. WEC-Raad, besturen-, vak- en ouderorganisaties).• DePO-Raadheeft,waarmogelijkenzinvol,samenopgetrokkenmetdeVO-raad.c.De PO-Raad heeft een dekkingsgraad die representatief is om (een invloedrijke) gesprekspartner te kunnen zijn voor anderen. Daarnaast leidt de aansluitingsgraad tot binding van schoolbesturen aan de CAO. • Deledenzijninmeerderheidtevredenoverdewerkagenda,debelangenbehartiging

en dienstverlening op brancheniveau en de mate van haar betrokkenheid/interactiviteit.Eind 2009 is er een verenigingsstructuur ‘gevuld’:• debetrokkenheidvandeledenuitzicho.a.inbrededeelnameaandenetwerken.• erfunctionerenminstens7thematischenetwerken,naastderegionalenetwerken

van éénpitters.d.DeALVenRvTzijntevredenoverhetbestuurdatslaagtin:• eenheidinverscheidenheid,• eenduidelijkekoers(meerjarig),• ruimtebiedendaannieuweontwikkelingen,• resultaatgerichtheid,• zichtbaarheidindemedia,• hetafleggenvaneenheldereverantwoording,• eenhelderecommunicatienaarledenenanderen

a.In december 2009 wordt een concept Code Goed Bestuur aan de leden van de PO-Raad voorgelegd. Dit concept komt voort uit een ontwikkeltraject dat mede de professionalisering van het schoolbestuur in het PO tot doel heeft.b. In 2009 sluit de PO-Raad met OCW een overeenkomst over de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie voor de schoolbesturen en de PO-Raad.

a.De PO-Raad zet zich in voor tenminste één nieuwe stap in de volgende richting: de bekostigingssystematiek van OCW is zó gewijzigd dat schoolbesturen in staat zijn tot een eigen, integraal beleid voor hun organisatie (d.w.z. minder incidentele of projectmiddelen). Uitgangspunt blijft dat de lumpsum toereikend is.De lumpsum wordt verbeterd door eenvoudiger verantwoordingslijnen.b.De doordecentralisatie van de primaire arbeidsvoorwaarden wordt in 2010 doorgevoerd. Voor 1 januari 2010 sluit de PO-Raad een nieuwe CAO met de onderwijsvakorganisaties (in elk geval over de secundaire arbeidsvoorwaarden). c. Per 1 januari 2010 worden extra middelen ingezet voor de huisvesting van scholen.In 2009 wordt de bekostigingsroute van de huisvestingsmiddelen (via de gemeentefondsen) ter discussie gesteld.

De schoolbesturen zijn tevreden over de ondersteuning in hun bestuurlijke verant-woordelijkheid door het programma van het projectbureau kwaliteit (beter taal- en rekenonderwijs, versterking excellentie), het programma zwakke en zeer zwakke scholen en opbrengstgericht leiderschap.

De PO-Raad heeft voorstellen voor een effectief leerlingentraject uitgewerkt met een doelmatige bekostiging, wat leidt tot passend onderwijs voor alle leerlingen in het PO.Schoolbesturen worden in positie gebracht om ook op dit punt hun verantwoordelijkheid te dragen. De voorstellen hebben draagvlak bij de leden van de PO-Raad en de WEC-Raad.

• Dewerkorganisatieiseffectiefenefficiëntgeorganiseerd,blijftslimenslank en kent grote betrokkenheid van de medewerkers.

• DewebsiteendeuitgavenvandePO-Raadwordendoordeledenpositiefgewaardeerd.• Deadministratieveorganisatie(AO)isbeschreven.• Hetpersoneelsbeleid(waaronderdeArbo-zorg)isbeschrevenenheeftdeinstemming

van de medewerkers.

onderwerp

a. Positionering van de sector PO

b. Positionering van de PO-Raad

c. De PO-Raad en het verenigingsleven

d. Het bestuur van de PO-Raad

Governance / goed bestuur

a. Bekostiging

b. Arbeids-voorwaarden

c. Huisvesting

Onderwijs-kwaliteit

Passend Onderwijs

Bureau PO-Raad

Page 9: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

16 17

hoofdstuk 4

16 beleidsaganda po-raad

Passend onderwijs voor alle leerlingenOpbrengstgericht werken is essentieel bij passend

onderwijs. Het onderwijs moet alles uit een kind

halen, wat enigszins mogelijk is. Het gaat dan om

alle leerlingen: leerlingen die gemiddeld presteren,

‘zorgleerlingen’ die minder dan gemiddeld

(kunnen) presteren en daarom extra zorg

nodig hebben en ‘zorgleerlingen’ die

bovengemiddeld presteren.

Het bevoegd gezag heeft de verantwoordelijkheid

om voor elke leerling een passend aanbod te

creëren. Het gaat hier om de toegankelijkheid van

het onderwijs, in de Nederlandse maatschappelijke

verhoudingen een centraal begrip. In dat

kader benadrukt de PO-Raad de waarde van

passend onderwijs.

Met name in het primair onderwijs, waar de

verschillen tussen de leerlingen in een groep groot

kunnen zijn, is het van belang dat er een duidelijke

visieisophetvraagstuk“voorwiewilikerzijn?”

Een heldere en gedragen visie waar deze vraag

centraal staat is een stevige basis om passend

onderwijs in gezamenlijkheid tussen bestuur en

management en het personeel vorm te geven.

Op dit moment speelt de invoering van passend

onderwijs vooral op bestuurlijk niveau. Passend

onderwijs mag echter niet alleen een zaak zijn

van bestuurders. Het gaat vooral ook om de

organisatie van het onderwijs in de klas. Hierbij

moet de leerkracht in positie worden gebracht om

de verantwoordelijkheid voor elke zorgleerling te

kunnen nemen. Dat vergt nog veel investeringen.

De leerkracht moet zich afvragen: ‘wat betekenen

de ontwikkelingen van passend onderwijs voor mij

als professional en ben ik hiervoor toegerust?’

De PO-Raad krijgt signalen uit het veld dat de

invoering van passend onderwijs op het niveau

van de klas en de leraar nog problematisch is. Uit

het Onderwijsverslag van de Inspectie van het

Onderwijs (mei 2009) blijkt ook dat de zorg voor

de leerlingen die extra aandacht nodig hebben,

nog onvoldoende is. In krantenberichten lazen we:

‘het onderwijs is niet klaar voor passend onderwijs’.

De PO-Raad is van mening dat de volgende

voorwaarden noodzakelijk zijn om passend

onderwijs verantwoord in te voeren: transparantie

over de (besteding van) de zorgmiddelen, meer

aandacht voor de toerusting van de leerkracht

en duidelijkheid over de vormgeving van/

samenwerking in de regio.

Zeer zwakke scholenDoelstelling>> In 2015 is het aantal zeer zwakke scholen

geminimaliseerd. Vanaf 2012 komen er geen nieuwe

zeer zwakke scholen bij.

Toelichting:

Een voorwaarde dat leerlingen hun talenten

kunnen maximaliseren, is dat de school goed

presteert. Scholen die naar het oordeel van de

inspectie zeer zwak zijn, bieden per definitie geen

garantie dat alle mogelijkheden van elk kind

optimaal worden benut. De ambitie van de gehele

sector PO kan niet anders zijn dan dat er vanaf

4.1 Opbrengstgericht onderwijs

Doelstelling algemeen>> Om alle mogelijkheden van elk kind optimaal te

benutten, kijkt men in 2015 op alle niveaus in het PO

naar de opbrengsten van het onderwijs: de leraar, de

schoolleider, het bestuur. Op alle niveaus is sprake

van analyse van opbrengsten, van het evalueren

van (de effectiviteit van) het onderwijs en van het

ontwikkelen van beter (effectiever) onderwijs.

Deze benadering maakt niet alleen resultaten zichtbaar,

maar leidt ook tot professioneel bijsturen en zet in op

maximaliseren van talent (voor álle leerlingen).

Voorwaarden voor opbrengstgericht onderwijs>> In 2015 heeft elk schoolbestuur bewuste keuzes

gemaakt hoe de kwaliteitszorg voor het onderwijs (het

systematisch analyseren en verbeteren) structureel

ingebed wordt binnen hun organisatie en in de scholen,

• in2015zijnopalleniveausvoldoendefaciliteiten

en deskundigheid om te analyseren, te evalueren

en beter onderwijs te ontwikkelen.

Toelichting:

In het Onderwijsverslag 2008 constateert

de Onderwijsinspectie dat 20 % van de

schoolbesturen in het PO beschikt over een goed

kwaliteitszorgsysteem en dat slechts 5 % in staat is

om zijn kwaliteitsgegevens te ‘lezen’ en er conclusies

uit te trekken. Deze cijfers zeggen iets over de (on)

mogelijkheden die schoolbesturen hebben om

gericht te sturen op de resultaten van het onderwijs.

Dat is alarmerend, maar ook verklaarbaar.

De afgelopen jaren zijn de opvattingen over

de opbrengsten van het onderwijs veranderd.

Dat is zichtbaar in het feit dat de kerndoelen

uit de WPO niet meer voldoen (in feite

‘inspanningsverplichtingen’) en dat de wens leeft

meer de werkelijke opbrengsten te meten (door

referentieniveaus te formuleren). Bovendien: in

de tijd dat de basisscholen van overheidswege

centraal werden aangestuurd, werden ze slechts

bekostigd voor het geven van onderwijs (1 fte op x

aantal leerlingen). Er werd geen rekening gehouden

met de kosten voor alles wat te maken had met de

organisatie van het onderwijs buiten de lestijden

en buiten het klaslokaal. Er is dus geen traditie in het

borgen van de kwaliteitszorg in de schoolorganisaties.

Op dit moment zijn de schoolorganisaties niet

structureel ingericht op de analyse, evaluatie en

verbeteren van onderwijs. Soms zijn verbeteracties

bij leraren belegd op incidentele basis, via taakuren.

Soms neemt de IB-er deze rol van de leraren over,

maar de verhouding van de IB-er tot de leraren

is niet altijd goed geregeld. Er zijn zelden in de

organisatie structurele waarborgen ingebouwd voor

een goed georganiseerd kwaliteitszorgsysteem.

Hetzelfde geldt soms voor de organisatie op

bestuurlijk niveau.

DeinvoeringvandeLB-leraarsfunctiesinhet

basisonderwijsendeLC-leraarsfunctiesinhetspeciaal

(basis)onderwijs is een kans om in de scholen het

onderzoeks- en ontwikkelwerk structureel te borgen.

de lange termijn: enkele richtinggevende uitspraken 17

In schema (1): in de schoolorganisatie zouden de onderzoeks- of analysefunctie en de ontwikkelfunctie structureel moeten worden opgenomen.

School

Onderwijsuitvoering

Bestuur

OnderzoekOntwikkelen

Invoeringpassendonderwijs

Deinvoeringvanpassendonderwijsvergtmeer

voorbereidingophetniveauvandeklasende

leraar.Hetisnoodzakelijkdatinderegiohet

gesprektussenbestuur&management

en leraren wordt gevoerd over ‘wat kunnen

wij bieden als school en wat is daarvoor nodig

voordeprofessionalvoordeklas?’

De verantwoordelijkheid voor (na)scholing van

personeelligtdanookbijhetbestuur.

De rol van de PO-Raad

• DePO-Raadspantzichinvooreengoede

toerustingvandeschoolbesturen,zodat

opalleniveausvoldoendefaciliteitenen

deskundigheidzijnomteanalyseren,te

evaluerenenbeteronderwijsteontwikkelen.

• Daarnaast stimuleert de PO-Raad de

schoolbesturenomhunkwaliteitszorg

structureel in te bedden in hun organisatie

door dat steevast als voorwaarde te stellen

bijdefinancieringvankwaliteitsprojecten.

• De PO-Raad vervult een actieve rol

inhetterugdringenvanhetaantalzeer

zwakkescholen.

TegelijkzaldePO-Raadbewakenenbevorderen

datdeoverheidschoolbesturenbreedophun

toegevoegdewaardebeoordeelt.

Page 10: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

18 1918 beleidsaganda po-raad

vandaag geen zeer zwakke school meer bijkomt,

en dat bestaande zeer zwakke scholen zich

snel verbeteren.

De realiteit is, dat dit niet per decreet te regelen

is. Wel kan met behulp van vroegsignalering

voorkomen worden dat scholen ongemerkt

afglijdennaardestatus“zeerzwak”,enkanhet

schoolbestuur door snelle analyse van oorzaken en

aangrijppunten voor verbetering gesteund worden

in het voeren van een krachtig verbeterbeleid.

Daarom biedt de PO-Raad aan schoolbesturen

met zeer zwakke scholen een snelle analyse aan.

de lange termijn: enkele richtinggevende uitspraken 19

4.2 Onderwijsontwikkeling en onderwijsonderzoek

Doelstelling algemeen>> In 2015 is het stelsel anders ingericht: de

ontwikkelfunctie en de onderzoeksfunctie zijn

binnen de sector belegd; de bestuurders van

het PO dragen hiervoor de verantwoordelijkheid.

Dat is een van de voorwaarden om het

volgende mogelijk te maken: in 2015 zorgen

de schoolbesturen er voor dat de ontwikkel- en

onderzoeksfunctie structureel zijn belegd binnen

hun (bovenschoolse) organisatie en binnen

hun scholen.

Toelichting:

Op dit moment zijn het ontwikkelen van onderwijs

en het onderzoek naar het rendement en de

effectiviteit van het gegeven onderwijs nog buiten

de sector zelf belegd. Daardoor is er een diepe

kloof tussen onderwijsonderzoek en – ontwikkeling

enerzijds en de onderwijspraktijk anderzijds.

De nascholing en de onderwijsbegeleiding

waren aanbodgestuurd gefinancierd en de

onderwijsontwikkeling en het onderwijsonderzoek

waren belegd in/via landelijke organisaties.

Met de wens tot een grotere beleidsruimte voor

de scholen is het stelsel gedeeltelijk gewijzigd:

de middelen voor nascholing en

onderwijsbegeleiding zijn overgeheveld naar

de schoolbesturen (vraagfinanciering).

Maar de middelen voor het ontwikkelen

van onderwijs (de R&D-functie) en voor

het onderzoek naar het onderwijs zijn nog

belegdbijlandelijkeinstituten(deLandelijke

Pedagogische Centra, een geldstroom voor

fundamenteel onderzoek via NWO). De laatste

twee jaar zijn er nieuwe initiatieven genomen

op het punt van onderwijsonderzoek: een

nieuw landelijk onderzoeksinstituut TIER

voor evidence based onderzoek van vooral

onderwijseconomische aard, enkele competities

voor onderwijsonderzoek (o.a. ‘Onderwijs

Bewijs’). Vooral bij deze nieuwe initiatieven gaat

het om omvangrijke budgetten (bv Onderwijs

Bewijs: € 20 miljoen).

Het probleem is dat de ‘kennisproductie’ min

of meer geïsoleerd plaatsvindt: het is moeilijk

om de vraag naar onderzoek en ontwikkeling te

organiseren (wie beslist wat onderzocht wordt?)

en het is moeilijk om de kennis te verspreiden

(waar wordt de kennis benut?).

Ook is de vraag wie op de samenhang let: wie

agendeert de relevante onderwerpen voor

onderwijsonderzoek? Op dit moment gebeurt

al die agendering in aparte gremia. Daardoor

gebeuren dingen wellicht dubbel, sluiten

onderzoeken niet op elkaar aan.

De kennisketen is dus niet goed georganiseerd:

er ontbreken schakels.

>> De PO-Raad is van mening dat het eigenaarschap

(en daarmee ook de zeggenschap over de

middelen daarvoor) van de structurele verbetering

van de onderwijskwaliteit toebehoort aan de

schoolbesturen.

De mogelijkheden van de beoogde ‘bestemmingsbox’

die de staatssecretaris aan de lumpsum wil toevoegen,

kunnen in dit kader worden verkend. Van een

schoolbestuur mag dan ook worden gevraagd om de

eigen organisatie wat dat betreft op orde te krijgen.

Deze redenering geldt ook voor de zogenaamde

‘vrijval’-middelen:hetgelddatdeSLOA-

instellingen krijgen voor de R&D-functie (research

and development, totaal 2,5 miljoen euro) wordt

geleidelijk overgeheveld naar de PO-Raad (met

ingang van 2009: € 500.000). In 2009 zal de

PO-Raad dit geld bestemmen voor 7 ontwikkel- of

onderzoeksprojecten van schoolbesturen.

Na evaluatie wordt bekeken hoe de PO-Raad in

de toekomst met deze middelen om gaat.

Uitgangspunt is en blijft: dat geld is bestemd voor de

R&D-functie van de schoolbesturen, wat vereist dat zij

dat eigenaarschap goed kunnen invullen.

In schema (2): De huidige situatie. Het stelsel ziet er nu zo uit:

De functies ontwikkelen en onderzoek zijn nu buiten de schoolbesturen, bij ‘ derden’, belegd. De financiering gaat in de regel

rechtstreeks vanuit OCW, waardoor OCW beleidsprioriteiten kan stellen, enz.

In schema (3): De gewenste situatieIn de schoolorganisatie(s) zelf zouden het ontwikkelen van onderwijs en het analyseren / onderzoeken van de effecten van het

onderwijs structureel geborgd moeten zijn.

Daarnaast moeten de vragen aan ontwikkel- en onderzoeksinstituten vanuit de scholen (schoolbesturen) gesteld worden,

waardoor ook meer met de onderzoeks- en ontwikkelresultaten gebeurt in de schoolpraktijk. Het eigenaarschap van het

onderwijsonderzoek en het ontwikkelwerk ten behoeve van de scholen, moet helderder contouren krijgen.

School

School

Onderwijsuitvoering

Onderwijsuitvoering

OCW

OCW

OnderzoekOntwikkelen

Ontwikkeling SLOA

Ontwikkeling SLOA

OnderzoekSLOA

OnderzoekSLOA

OnderzoekNWO

OnderzoekNWO

TIER

TIER

Onderwijsbewijs

Onderwijsbewijs

KEN

NIS

KEN

NIS

KEN

NIS

KEN

NIS

KEN

NIS

hoofdstuk 4

Page 11: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

20 21

hoofdstuk 4

20 beleidsaganda po-raad

jaren heen verschillende pilots gesubsidieerd,

in het kader van het arbeidsmarktbeleid.

Veel van deze schoolbesturen hebben de ambitie

om deze praktijk van gezamenlijk opleiden verder

te ontwikkelen.

Kwalificatie-eisen en de kwalificatiestructuur>> De sector PO heeft medezeggenschap over de

kwalificatie-eisen die gesteld worden aan deze

onderwijsberoepen. De PO-Raad wil die zeggenschap

samen met de (vak) organisaties voor de mensen die

in de onderwijsberoepen werkzaam zijn, vormgeven.

Toelichting:

Op dit moment is dekwalificatiestructuurniet

transparant. De wet Beroepen in het Onderwijs

(wet BIO) stelt dat de leraren voldoen aan

bekwaamheidseisen(optestellendoorhetSBL,

vast te stellen door de minister).

De bekwaamheidseisen zijn richtinggevend voor

de eindtermen van de lerarenopleidingen. Om te

kunnen vaststellen voor welke beroepen in het

onderwijs de wet BIO geldt, heeft de minister het

LandelijkPlatformBeroepeninhetOnderwijs

(LPBO)inhetlevengeroepen.

De positie van de werkgevers, als

eerstverantwoordelijke voor het realiseren van

onderwijskwaliteit en voor de kwaliteit van het

zittend onderwijspersoneel, is binnen de huidige

kwalificatiestructuur niet duidelijk.

Daarnaast moeten de gevolgen voor deze

kwalificatiestructuur van het werken met

referentieniveaus taal en rekenen in kaart

worden gebracht.

De lerarenopleidingen en de opleidingen voor onderwijsondersteunend personeel>> Het gezamenlijk opleiden moet structureel

mogelijk worden, dat wil zeggen dat de

verantwoordelijkheden van pabo of roc en

de verantwoordelijkheden van de scholen

goed op elkaar worden afgestemd. En bij

verantwoordelijkheden horen ook de middelen om

die waar te kunnen maken.

Concreter geformuleerd:

• dehogescholen(pabo’s)leidendelerarenopvoor

een onderwijsbevoegdheid binnen het stelsel van

Hoger Onderwijs, de roc’s leiden onderwijsassistenten

op binnen het stelsel van het MBO.

De rol van de PO-Raad in de kennisketenDilemma: het PO-veld is dermate divers met basis-,

speciaal basis-, speciaal en voortgezet speciaal

onderwijs, met verschillen in bestuurlijke omvang

en bestuurlijke kracht, met grote verschillen in

leerlingpopulaties en regionale verschillen in

arbeidsmarkt-problematiek, dat er niet één model

mogelijk is om de onderzoeksfunctie binnen school

of bestuur te organiseren.

Daarnaast is het voor de sector PO door z’n

omvang en vele kleine organisaties moeilijk om een

sterke vragende partij te zijn ten opzichte van de

kennisproducerende organisaties.

De PO-Raad dient dan ook het initiatief te nemen

naar al deze organisaties toe om te bekijken hoe de

kennisketen beter kan functioneren. Doel daarvan

is het beter afstemmen van vraag en aanbod op

elkaar, zodat zinvol onderzoek wordt gedaan en de

resultaten van dat onderzoek ook hun weg vinden

naar de schoolpraktijk.

4.3 Het opleiden van onderwijspersoneel

Doelstelling algemeen>> In 2015 zijn er nieuwe kwalificatie-eisen voor

de lerarenopleiding basisonderwijs, waarbij is

aangesloten bij de referentieniveaus. Bij het opstellen

en toetsen van deze eisen is het scholenveld primair

onderwijs nauw betrokken.

In 2015 zijn de verantwoordelijkheden binnen

het stelsel van opleiding en scholing helder belegd

en gefaciliteerd. Ook worden in 2015 de inhoudelijke

mogelijkheden van ‘opleiden in de school’ ten

volle benut.

Toelichting:

De schoolbesturen zouden graag meer

invloed doen gelden op de afstemming van

de onderwijsprogramma’s van de pabo’s op de

behoeften van het scholenveld in het PO. Dit punt

speelt al jaren, maar zeker ook de laatste tijd: in

de gesprekken over de verbetering van het niveau

van het taal- en rekenonderwijs wijst men ook naar

de noodzaak van een betere voorbereiding van

nieuwe leraren op de beroepspraktijk.

Verscheidene scholen en schoolbesturen hebben

de laatste jaren samen met ‘hun’ pabo een eigen

praktijk ontwikkeld van in de school opleiden

van nieuwe leraren en onderwijsassistenten,

soms gekoppeld aan de nascholing van het

zittend personeel, soms gekoppeld aan het

ontwikkelen van het onderwijs. Er zijn diverse

samenwerkingsvormen met de pabo’s en de roc’s

ontwikkeld. De minister van OCW heeft door de

de lange termijn: enkele richtinggevende uitspraken 21

Onderwijsontwikkelingenonderwijsonderzoek

In 2015 heeft de sector PO de ontwikkel- en de

onderzoeksfunctiebinnen de sectorgoedgeorganiseerd.

Uitgangspuntbijhetbeleggenvandeontwikkel-en

onderzoeksfunctieindesectorisdatdeschoolbesturen

de‘eigenaar’zijn.Daaromwordtverkendofdebeoogde

‘bestemmingsbox’hierbijvantoepassingis.

Vervolgensverkennenwedemogelijkhedenvaneensysteem

waardooralleschoolbestureninstaatzijnontwikkelopdrachten

tegevenof(kleinengroter)onderzoek‘intekopen’.

DePO-Raadonderzoekthoedekennisketenbeterkan

functionerentenbehoevevandescholenendeschoolbesturen.

Page 12: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

22 23

hoofdstuk 4

22 beleidsaganda po-raad

4.4 De school en zijn omgeving

Doelstelling algemeen>> Pedagogisch partnerschap is essentieel voor

de ontwikkeling van het kind, en draagt bij aan de

sociale cohesie.

>> Als scholen in het PO een centrale positie in de

begeleiding van het kind willen innemen, moeten

ze daartoe door de pedagogische partners in de

samenleving erkend worden.

Als op lokaal niveau wordt afgesproken dat de school

de regie heeft, moet de school daartoe ook toegerust

worden.

Toelichting:

In onderwijs en (jeugd)zorg moet het kind centraal

staan. Als het kind problemen heeft van welke aard

dan ook, is een integrale aanpak noodzakelijk.

De school in het PO is de ‘vindplaats’ van het

kind. Omdat vanaf hun 4e jaar alle kinderen van

elke maatschappelijke achtergrond daar bijeen

• deschoolbesturenhebbenmedezeggenschapover

de wijze waarop de studenten worden opgeleid

en begeleid in de school. Als de studenten tevens

werknemer zijn van het schoolbestuur (in een duaal

traject, zoals bij de lio), beoordeelt deze

de werknemer/student ook in zijn functioneren.

• alseengrootdeelvandeopleidingbinnendeschool

plaatsvindt, worden de schoolbesturen gefaciliteerd

om hun verantwoordelijkheid te kunnen nemen.

Daartegenover staat dat de schoolbesturen zorg

dragen voor de kwaliteit van de begeleiding

(bv door gecertificeerde coaches in de school).

Verdergaande mogelijkheden van opleiden in de school>> De mogelijkheden die opleiden in de school

biedt voor de schoolontwikkeling, moeten verder

worden verkend en uitgewerkt, samen met de

lerarenopleidingen.

Toelichting:

Hier is niet één concept van toepassing. Het gaat in

elk geval verder dan ‘het bieden van stageplaatsen

aan studenten’, waarbij de student de school in- en

uitgaat zonder een wezenlijke bijdrage te hebben

geleverd aan de school(ontwikkeling).

Opleiden in de school kan gaan om ‘de academische

basisschool’: onderzoeks-activiteiten in de school

door studenten en pabo-docenten (bijvoorbeeld

gekoppeld aan een kenniskring van een lector).

Of om de ontwikkelschool: de koppeling van

de lange termijn: enkele richtinggevende uitspraken 23

In schema (4): De pabo en het schoolbestuur maken afspraken over opleiden in de school: wie draagt welke verantwoordelijkheid.

Het opleiden van onderwijspersoneel krijgt een plaats in de onderwijsorganisatie van de school. Zowel de student

(de leraar in opleiding) als de lerarenopleidingen kunnen bijdragen aan de schoolontwikkeling.

Onderwijsuitvoering

Opleiding/coaching

Bestuur

Pabo’s

OnderzoekOntwikkelen

Opleidenvooronderwijsberoepen,opleidenindeschool

• DesectorPOheeftmedezeggenschap

overdekwalificatie-eisendiegesteld

wordenaandezeonderwijsberoepen.

DePO-Raadstreeftnaareenduidelijkepositie

vandewerkgeversindekwalificatiestructuur

vooronderwijspersoneel.

• Hetgezamenlijkopleidenmoetstructureel

mogelijkworden,datwilzeggendatde

verantwoordelijkhedenvanpaboofrocen

de verantwoordelijkheden van de scholen

goedopelkaarwordenafgestemd.

En bij verantwoordelijkheden horen ook

demiddelenomdiewaartekunnenmaken.

• Verdergaandevormenvanopleideninde

schoolmoetenwordenverkend.DePO-Raad

wilhierbijeenstimulerenderolspelen.

zijn, is de school dé plaats waar problemen

zichtbaar worden en samenkomen. De school is

verantwoordelijk voor een goed partnerschap met

ouders en anderen, in het belang van het kind.

De wijze waarop de samenhang en de regie wordt

vormgegeven, is verschillend.

Sommige scholen ambiëren een centrale positie

in te nemen in de zorg en de begeleiding van het

kind en willen ook hun school daarvoor toerusten.

Anderen vinden dat er te veel gevraagd wordt van

hun school en willen graag dat de regie bij andere

organisaties buiten de school moet liggen.

Partnerschap van de school met ouders

is wenselijk. Ook een partnerschap met

maatschappelijke voorzieningen die bij de

opvoeding en ontwikkeling van kinderen

betrokken zijn. Voor kinderen die extra risico

lopen in hun toerusting tot deelname aan

vervolgopleiding en de samenleving, is het

bundelen van krachten onmisbaar. Of het

nu gaat om taalachterstand vanwege de

sociaaleconomische en culturele achtergrond

of de noodzaak van zorgintensiteit vanwege

fysieke, verstandelijke of gedragsproblematiek,

bondgenootschappen met voorschoolse

voorzieningen, jeugdzorg, welzijnswerk en

expertisecentra zijn een must. Het moet altijd

helder zijn wie de regie heeft.

Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)Scholenmetveel“gewichtenleerlingen”worden

geconfronteerd met een instroom in groep 1 waarvan

blijkt dat veel kinderen een forse taalachterstand

hebben ten opzichte van het landelijk gemiddelde.

Die achterstand bedraagt bij bepaalde groepen

zelfs twee jaar. Ook is bekend dat het inlopen van

die achterstand scholen voor een zeer grote opgave

stelt. De PO-Raad onderschrijft ten volle de analyse

dat al in de voorschoolse periode geïnvesteerd

wordt in het voorkomen en aanpakken van taal- en

ontwikkelingsachterstanden. Niet op een schoolse

manier, maar door al spelend

te leren; niet ongestructureerd, maar met behulp

van kwalitatief goede programma’s. Programma’s

voor voor- en vroegschoolse educatie die

starten bij vroegsignalering door bijvoorbeeld

consultatiebureaus, leiden tot een doorlopende

leerlijn van voorschoolse voorziening naar groep 1

en 2, en verder.

>> Behalve de ambitie om voor alle kinderen uit de

doelgroep VVE te kunnen bieden, wil de PO-Raad zich

opleiding aan ontwikkelactiviteiten in de school.

Of om de samenwerking tussen studenten/leraren

in opleiding en zittende docenten in het kader van

professionalisering op een bepaald thema.

De rol van de PO-Raad kan hier zijn: stimuleren, kennis

delen, ervaringen bundelen. Waar dat noodzakelijk blijkt te

zijn, kan de PO-Raad voorstellen doen voor inbedding

van ‘opleiden in de school’ in regelgeving of CAO.

Page 13: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

24 25

hoofdstuk 5

24 beleidsaganda po-raad voorwaarden: bekostiging en arbeidsvoorwaarden 25

Meerscholige besturen hebben door hun

omvang meer beleidsruimte. Bijvoorbeeld:

verschillende schoolbesturen hebben een financieel

allocatiesysteem ontwikkeld, dat recht doet

aan de integrale verantwoordelijkheden van de

schoolleiders voor hun school, maar ook betekenis

geeft aan de dienstverlening van het bestuur ten

opzichte van de scholen.

Voorbeelden van bovenschoolse ‘voorzieningen’:

bovenschoolse kweekvijvers voor schoolleiders,

bovenschoolse vervangingspools, het regelen

van mobiliteit tussen scholen, ondersteuning op

P&O- of juridisch gebied, of hulp bij het analyseren

van onderwijsresultaten en de spreiding van

financiële risico’s, bijvoorbeeld op het terrein van de

huisvesting. Maar ook het faciliteren van intervisie

tussen schoolleiders of van uitwisseling van

deskundigheid tussen scholen.

Waar schoolbesturen hun meerwaarde kunnen

tonen, ervaren de scholen (met name de

schoolleiders) de financiële constructie minder als

een ‘afdracht aan de bestuurlijke overhead’ en meer

als een ondersteuning.

Nog niet overal is de meerwaarde van het bestuurlijk

niveau tot z’n recht gekomen, om verschillende

redenen:

• definanciëlefunctieis–zowelopschoolniveau

als op bovenschools niveau - nog niet voldoende

ontwikkeld: onder andere beleidsrijk begroten

voorwaarden: bekostiging en arbeidsvoorwaarden

5.1 Het systeem van de bekostiging

In 2006 is de lumpsum ingevoerd in het primair

onderwijs. Het doel van lumpsum is het bieden

van mogelijkheden aan schoolbesturen tot het

voeren van integraal beleid, toegesneden op

de eigen situatie.

De lumpsum betekent een

verantwoordelijkheidsverschuiving: de middelen

worden door OCW vastgesteld per school

(brinnummer) en verstrekt aan de schoolbesturen

die verantwoordelijk zijn voor de allocatie.

Aan de schoolbesturen wordt de

verantwoording gevraagd.

Na twee jaar is de algemene indruk dat er tot

nu toe betrekkelijk weinig gebruik is gemaakt

van de beleidsruimte die de lumpsum aan de

schoolbesturen biedt. Redenen daarvoor:

• demeerwaardevanhetbestuurlijkniveau

komt nog onvoldoende tot z’n recht,

• delumpsumisnietvolledig;daardoorisde

beleids- en financiële ruimte beperkt.

De PO-Raad stelt diverse verbeteringen voor in

het systeem van de bekostiging.

De meerwaarde van het bestuurlijk niveauOp schoolniveau ligt in feite weinig financiële

ruimte: de personele uitgaven vergen al 75 tot 80%

van het budget.

Deschoolenzijnomgeving

Deschoolisverantwoordelijkvooreengoedpartnerschap

metoudersenanderen,inhetbelangvanhetkind.

Dewijzewaaropdesamenhangenderegiewordt

vormgegeven,isverschillend.

AlsscholeninhetPOeencentralepositieindebegeleiding

vanhetkindwilleninnemen,moetenzedaartoedoorde

pedagogischepartnersindesamenlevingerkendworden.

Alsoplokaalniveauwordtafgesprokendat

de school de regie heeft, moet de school

daartoeooktoegerustworden.

VVEenkinderopvang

• Schoolbesturenmoeteninpositiezijnom

metdepartners(gemeenten-viade

LEA-,peuterspeelzaalwerkenkinderopvang)

afsprakentemakenovertoeleidingtoten

kwaliteit van het educatieve aanbod in de

voorschoolseeducatie.

• De PO-Raad streeft naar manieren om

hetpedagogischpartnerschapmetde

kinderopvanginvullingtegeven.

ook inzetten voor de kwaliteit en continuïteit

van het educatieve aanbod.

Dat betekent dat schoolbesturen in positie

moeten zijn om met de partners: gemeenten

(viadeLEA),peuterspeelzaalwerkenkinderopvang

afspraken te maken over toeleiding tot en kwaliteit

van het educatieve aanbod. Kwetsbaarheid,

ontwikkelingssnelheid en afhankelijkheid van

opvoeders maakt jonge jaren van het kind heel

kostbaar. Dat vergt aandacht, zorgvuldigheid,

topkwaliteit en intensieve samenwerking met

ouders. Niet alleen de basisschool heeft hiervan

profijt, maar vooral het kind zelf, en de samenleving

(“returnoninvestment”bedraagtminimaal1op4:

de euro die hieraan uitgegeven wordt, verdient zich

aan andere maatschappelijke kosten zeker in het

viervoudige terug).

KinderopvangVanuit het kind geredeneerd is afstemming met de

sector kinderopvang ook belangrijk. Daarom neemt

de PO-Raad deel aan de Taskforce Kinderopvang die

in 2008 in het leven is geroepen.

>> De PO-Raad streeft naar manieren om het

pedagogisch partnerschap met de kinderopvang

invulling te geven.

Op enkele plaatsen is een samenwerking tussen scholen

en kinderopvang aan het ontstaan, bijvoorbeeld in

gemeenschappelijke voorzieningen. Om samenwerking

tussen scholen en kinderopvang te verbeteren, is het

harmoniseren van regelgeving nodig.

Page 14: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

26 2726 beleidsaganda po-raad

niet teruggebracht (de personele uitgaven zijn nog

steeds ruim 75 %, dat wil zeggen boven het niveau

van de normatieve bekostiging). Dat betekent dat

schoolbesturen ‘bezuinigen’ op het budget dat voor

de lumpsum het budget was voor personeels- en

arbeidsmarktbeleid.

>> De PO-Raad meent dat de basisbekostiging (die in

de vorm van lumpsum naar de schoolbesturen gaat)

dekkend moet zijn.

b) incidentele middelen (projecten)

In 2008 is door OCW in totaal zo’n 250 miljoen

euro beschikbaar gesteld aan projectmiddelen.

Het gaat onder andere om taal- en rekenpilots,

excellentie, opbrengstgericht leiderschap, conciërges,

combinatiefuncties, krachtig meesterschap, opleiden

in de school. De projectmiddelen vormen een

sturingsinstrument voor OCW om specifieke doelen

te bereiken. Hieraan is de politieke omgeving van het

primair onderwijs af te lezen: vaak zijn deze doelen

door de Tweede Kamer naar voren gebracht.

Zeer veel schoolbesturen hebben bij ons

geprotesteerd tegen het systeem van pilots- en

projectfinanciering. Het beperkt de handelingsruimte

van besturen bij lumpsum. Ook is het inzetten van

incidentele financiering op projectbasis niet effectief:

• demiddelenzijnmaarvooreenbeperktegroep

scholen beschikbaar,

• projectfinancieringvereistextraaanvragen,extra

administratie, afzonderlijke verantwoording – dat

leidt tot lastendruk,

• de‘potjes’lekkenwegzolangdebasisbekostiging

niet op orde is,

• incidentelefinancieringleidtertoedatde

inspanning niet wordt gekoppeld aan de reguliere

(lange termijn-)inspanningen,

• hetisooknietmogelijkom(personele)

verplichtingen op de langere termijn aan te gaan

op grond van deze middelen,

• deervaringleertdat‘vernieuwingen’wegglijden

zodra de projectfinanciering ophoudt. De

investering leidt niet tot duurzame veranderingen.

De Staatssecretaris heeft bekendgemaakt dat zij

van plan is om in de toekomst middelen met een

specifiek doel te stoppen in een ‘bestemmingsbox’.

Die bestemmingsbox wordt toegevoegd aan de

lumpsum. De middelen worden niet geoormerkt voor

een bepaald doel; er is bestedingsvrijheid. Wél wordt

aan de schoolbesturen gevraagd verantwoording af

te leggen over het realiseren van de doelen waarvoor

de middelen in de bestemmingsbox zijn bedoeld.

>> De PO-Raad onderschrijft het voornemen

van een bestemmingsbox, vanuit de overweging:

de bekostigingssystematiek van OCW wordt

zó gewijzigd dat schoolbesturen in staat zijn tot

een eigen, integraal beleid voor hun organisatie

(d.w.z. minder incidentele of projectmiddelen) en dat

de middelen ook ten goede komen aan alle scholen.

c) het Vervangingsfonds

De wijze waarop de vergoeding voor vervanging bij

ziekte in de sector PO is georganiseerd, ontneemt de

schoolbesturen ook beleidsruimte. Door de wettelijk

verplichte aansluiting bij het Vervangingsfonds (VF)

en daarmee de verplichte afdracht van middelen is

er geen ruimte voor eigen verantwoordelijkheid en

eigen beleid. Met het oog op mogelijk oneigenlijk

gebruik is er een complex reglement met vooral

beperkingen, verplichtingen en controles.

>> De PO-Raad vindt het systeem van verplichte

aansluiting bij het VF niet van deze tijd en pleit voor

vrije keuze van besturen van de vorm van verzekeren

bij ziekte van onderwijspersoneel. De PO-Raad

komt met voorstellen om te waarborgen dat kleine

schoolbesturen door een nieuw systeem geen extra

risico lopen.

ontbreekt vaak, of het inrichten van systematische

planning & controlprocessen.

• debesturenzijnnietvoldoendetoegerust.

De normatieve onderbouwing van het budget

vergoeding voor administratie, beheer en bestuur

(ABB) is gebaseerd op een programma van eisen

van ruim 20 jaar geleden. Weliswaar zijn er bij

de invoering van de lumpsum structureel extra

middelen beschikbaar gekomen, maar deze blijken

in de praktijk niet toereikend.

Er zijn nieuwe (noodzakelijke?) uitgaven bijgekomen.

Om er twee te noemen:

• Schoolbesturenwordenbehandeldalsofze

middelgrote ondernemingen zijn: bedrijven

hoeven pas een accountantsverklaring vanaf

5 miljoen omzet, álle (kleine) schoolbesturen

moeten een accountantsverklaring indienen.

• doorderegelsvoorEuropeseaanbestedingworden

ook de kleinste schoolbesturen (vanaf 5 scholen)

gedwongen om centraal aan te besteden. Het is

niet daarmee mogelijk om de verantwoordelijkheid

voor de aanschaf van leermiddelen op

schoolniveau te leggen. Geen maatwerk op dit

terrein op schoolniveau.

Dit staat haaks op het overheidstreven naar het

mogelijk maken van kleinschaligheid en veel

zeggenschap op de werkvloer. Kleinschaligheid

heeft echter zijn prijs: in verschillende

onderzoeksrapporten is aangetoond dat de kosten

per leerling voor ABB sterk stijgen naarmate er sprake

is van kleinere besturen. Zeker hier is een nieuwe

onderbouwing van de vergoedingen voor ABB

noodzakelijk.

>> De PO-Raad spant zich in om de schoolbesturen

toe te rusten voor hun financiële taak, onder andere

door professionalisering van de financiële functie.

De beperkte lumpsum De lumpsumsystematiek kent nog een aantal

onvolkomenheden, waardoor de beleidsruimte

beperkter is dan gewenst.

a) de basisbekostiging is niet op orde

Het gevaar van lumpsum is dat het minder zichtbaar

is of de basisbekostiging op orde is. Uit de normatieve

onderbouwing van de bekostiging blijkt wel dat

de basisbekostiging ontoereikend is. Hierboven is

al gesproken over de ABB-middelen. Wat betreft

de materiële bekostiging is bij de laatste evaluatie

van het bekostigingsstelsel vastgesteld dat een

gemiddelde basisschool van 225 leerlingen

€ 24.000,- te kort komt. Schoolbesturen hebben sinds

de invoering van de lumpsum het personeelsbestand

hoofdstuk 5

voorwaarden: bekostiging en arbeidsvoorwaarden 27

Bekostiging

DePO-Raadspantzichinomdeschoolbesturentoe

terustenvoorhunfinanciëletaak,onderandere

doorprofessionaliseringvandefinanciëlefunctie.

De PO-Raad onderschrijft het voornemen van

eenbestemmingsbox,vanuitdeoverweging:

debekostigingssystematiekvanOCWwordtzó

gewijzigddatschoolbestureninstaatzijntot

een eigen, integraal beleid voor hun organisatie

(d.w.z.minderincidenteleofprojectmiddelen)

en dat de middelen ook ten goede komen aan

allescholen.

Uitgangspuntisdatdebasisbekostiging

(dieindevormvanlumpsumnaarde

schoolbesturengaat)dekkendis.

Vervangingsfonds DePO-Raadvindthetsysteemvanverplichte

aansluitingbijhetVFnietvandezetijdenpleit

voorvrijekeuzevanbesturenvandevormvan

verzekerenbijziektevanonderwijspersoneel.

Page 15: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

28 2928 beleidsaganda po-raad

woningbouwcorporaties). Ook gaat de wetgever uit

van een enkelvoudige basisschool (lokalen, gang

speellokaal aula en personeelsruimte). Dit werkt

belemmerend voor de ontwikkeling van brede scholen

en de huisvesting van kinderopvang. Scholen en

gemeenten moeten via allerlei by-pass constructies

oplossingen vinden voor de huidige ontwikkelingen.

5.3 Arbeidsvoorwaarden ten dienste van het onderwijs

Een belangrijke rol die voor de PO-Raad is

weggelegd, is de werkgeversrol: de PO-Raad

onderhandelt namens de schoolbesturen met de

onderwijsvakorganisaties over de CAO voor het

primair onderwijs.

Een goede CAO is voor de sector primair onderwijs

van groot belang, maar het is geen doel op zichzelf.

Het arbeidsvoorwaardenbeleid moet de visie

op het onderwijsstelsel voor de langere termijn

ondersteunen.

De CAO is een instrument voor:

• goedwerkgeverschap.HetPOmoeteen

aantrekkelijke sector zijn om in te werken. We hebben

behoefte aan voldoende personeel, aan goed

gekwalificeerd personeel en gemotiveerd personeel.

• deontwikkelingvandeschoolalsorganisatie.Een

CAO moet ruimte bieden aan schoolbesturen en

scholen om hun organisatie verder te ontwikkelen.

Een integrale benadering van onderwijsorganisatie

en arbeidsorganisatie biedt mogelijkheden om

de resultaten van het onderwijs te verbeteren.

Denk bijvoorbeeld aan het gegeven dat een

functiebouwwerk in de school kan bijdragen aan

een structureel beleggen van de ontwikkel- en

onderzoeksfunctie binnen de arbeidsorganisatie.

Op deze wijze stelt de PO-Raad het

arbeidsvoorwaardenbeleid ten dienste van het

onderwijs. Hieronder een beschrijving van de stand van

zaken rond het proces van volledige doordecentralisatie

(namelijk ook van de primaire arbeidsvoorwaarden) van

de CAO van OCW naar de sector.

Losvandeuitkomstenvanditproces,zalde

PO-Raad in het najaar met de bonden om de tafel

gaan om een nieuwe CAO voor de secundaire

arbeidsvoorwaarden te sluiten. Deze CAO loopt

af per 1 januari 2010. Het is van het grootste belang

dat de onderhandelingsdelegatie aan tafel gaat met

een helder mandaat, gebaseerd op onze

lange termijnvisie, zodat de leden na afloop van

de onderhandelingen het onderhandelaarsakkoord

goed kunnen beoordelen.

Mogelijkheden voor integrale aanpak: doordecentralisatie Na de sectoralisatie van de arbeidsvoorwaarden

in 1993 naar de 8 overheidssectoren (Onderwijs

en wetenschappen, Gemeenten, Rijk, Defensie,

Politie, Provincies, Waterschappen en Rechterlijke

macht) is de beweging op gang gekomen

van ‘doordecentralisatie’ naar verschillende

onderwijssectoren. Reden: de afspraken in de CAO

kunnen dan beter afgestemd worden op de specifieke

situatie in de betreffende sector.

Op dit moment is het PO nog de enige sector waar

de minister van OCW de sector-CAO sluit en dan

nog alleen voor de primaire arbeidsvoorwaarden

(generieke loonontwikkeling, algemene arbeidsduur,

bovenwettelijke sociale zekerheid). De secundaire

arbeidsvoorwaarden zijn per 1-1-2006, vrijwel

gelijktijdig met invoering van de lumpsum,

gedecentraliseerd.

De PO-Raad ziet de volgende argumenten die pleiten

vóór volledige decentralisatie:

• Volledigedecentralisatiepastineenontwikkeling

waarin onderwijsinstellingen meer mogelijkheden

krijgen om een eigen invulling te geven aan het

onderwijs en de organisatie daarvan. De CAO moet

dan ook meer ruimte bieden voor maatwerk in

5.2 OnderwijshuisvestingInvesteren in de kwaliteit van taal en rekenen

heeft minder effect, indien leerlingen en

leerkrachten moeten functioneren in een slechte

leer- en werkomgeving. Wat betreft de huisvesting

voor scholen zijn er verschillende problemen,

die samenhangen met de wijze waarop de

verantwoordelijkheden voor de schoolgebouwen zijn

geregeld. Gemeenten en schoolbesturen zijn samen

verantwoordelijk voor goede schoolgebouwen. De

rijksoverheid is verantwoordelijk voor een adequate

financiering daarvan.

• Schoolbesturenmogen niet zelf investeren in

hun gebouwen. Het geld dat het Rijk aan de

schoolbesturen beschikbaar stelt is voor onderwijs

en personeel en niet voor huisvesting bedoeld.

Dit verbod – in combinatie met de bestaande

bouwnormen - maakt het moeilijk scholen te

realiseren met een goede werkomgeving voor

zowel personeel als leerlingen.

• Demiddelenvoordeschoolgebouwenworden

door het Rijk in het gemeentefonds gestort.

Gemeenten kunnen zelf beslissen waar ze dat geld

aan willen besteden. Van de 1.4 miljard euro die per

jaar beschikbaar is, wordt naar schatting ruim 200

miljoen niet aan onderwijshuisvesting uitgegeven.

• Deschoolgebouwenwordentegoedkoop

gebouwd Geen isolatie, geen energiebesparende

maatregelen, geen ventilatieapparatuur, niet

flexibel eenvoudige constructies en houten

kozijnen. Scholen krijgen gebouwen die een

matige kwaliteit hebben, wat leidt tot hogere

exploitatielasten.

• Decombinatievanlagebouw-en

exploitatievergoedingen en zeer lange

renovatietermijnen van scholen leidt tot een

te hoog energieverbruik en jaagt de scholen

op kosten. De vergoeding voor exploitatie die

de scholen ontvangen, is onvoldoende: een

gemiddelde basisschool (225 leerlingen) komt

op dit punt jaarlijks € 24.000 tekort.

Voor de korte termijn heeft de PO-Raad in februari

2009 samen met besturenorganisaties, vakbonden

en ouderorganisaties de regering opgeroepen om

in de schoolgebouwen te investeren in het kader van

bestrijding van de economische crisis. Voordelen:

er kan een meervoudig effect worden bereikt,

namelijk minder lasten, duurzaamheid en een

beter werkklimaat. Daarnaast leidt zo’n investering

tot lokale werkgelegenheid in de bouw. In het

coalitieakkoord zijn extra middelen voor dit doel

opgenomen.

>> Daarnaast onderzoekt de PO-Raad of de

verantwoordelijkheid voor het onderhoud aan

de buitenkant kan worden overgeheveld naar de

schoolbesturen.

>> Voor de langere termijn ontwikkelt de

PO-Raad voorstellen die moeten leiden tot een

moderner financiële en juridische systematiek voor

onderwijshuisvesting.

De financieringsregels zijn niet van deze tijd:

nieuwe financieringsconstructies zoals vormen

van publiek-private samenwerking, zijn niet

mogelijk. Evenals nieuwe investeerders zoals

hoofdstuk 5

voorwaarden: bekostiging en arbeidsvoorwaarden 29

Huisvesting

DePO-Raadonderzoektofdeverantwoordelijkheidvoor

het onderhoud aan de buitenkant kan worden overgeheveld

naardeschoolbesturen.

Voor de langere termijn ontwikkelt de PO-Raad voorstellen die moeten

leidentoteenmodernerfinanciëleenjuridischesystematiekvoor

onderwijshuisvesting.

Page 16: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

30 3130 beleidsaganda po-raad

arbeidsvoorwaarden om hun verantwoordelijkheid

voor de kwaliteit waar te kunnen maken.

• Omdataanééntafeloverlegwordtgevoerdover

één sector-CAO, wordt de ruimte groter voor sociale

partners om sectorspecifieke afspraken te maken,

waarbij zij tevens afwegingen kunnen maken tussen

primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Zolang

niet ook de primaire arbeidsvoorwaarden zijn

gedecentraliseerd is sprake van een ‘gemankeerd’

werkgeverschap. De arbeidsvoorwaardenruimte

(kabinetsbijdrage) is nog volledig ‘in handen

van’ de minister en wordt (meer dan volledig)

opgesoupeerd voor de dekking van de kosten van

de centrale CAO. Voor de huidige decentrale CAO

(alleen secundaire arbeidsvoorwaarden) is geen

‘jaarlijkse additionele geldstroom’ beschikbaar.

Middelen kunnen alleen worden vrijgemaakt

via herschikkingen binnen het bestaande

arbeidsvoorwaardenpakket (zero sum game).

Kortom, zolang de integrale verantwoordelijkheid

voor de arbeidsvoorwaardenvorming niet aan de

sectortafel is belegd, is er (te) weinig ruimte om een

beleidsrijke CAO te sluiten.

Tijdpad van de doordecentralisatieDoordecentralisatie is onderdeel van de

beleidsagenda van OCW. In het voorjaar van 2008

committeerden partijen (OCW, WvPO en vakcentrales)

zich in een gezamenlijke uitwerkingsnotitie aan

het principe van doordecentralisatie, maar daarin

worden door partijen wel enkele harde condities en

randvoorwaarden aan doordecentralisatie gesteld.

Tegelijkertijd is het wetgevingstraject wel in gang

gezet. De ingangsdatum van doordecentralisatie is

daarbij nog opengelaten.

De definitieve besluitvorming is afhankelijk van

de vraag wanneer aan de gestelde condities en

randvoorwaarden kan worden voldaan. De planning

voorzag in een go/ no go-beslissing rond de zomer van

2009, uitgaande van doordecentralisatie per 1-1-2010.

Het feitelijke moment van doordecentralisatie hangt

af van de afronding van het wetgevingstraject en de

duur van de nog door de minister te sluiten nieuwe

centrale CAO per 1-8-2009.

hoofdstuk 5

voorwaarden: bekostiging en arbeidsvoorwaarden 31

Onderhandelingen in het najaar 2009Vóór 1 januari 2010 moet de PO-Raad met de

vakcentrales in elk geval een nieuwe CAO sluiten op

het gebied van de secundaire arbeidsvoorwaarden.

Bij het tot stand komen van een CAO is de

arbeidsvoorwaardennota een belangrijke stap. In de

arbeidsvoorwaardennota wordt de visie neergelegd

van de leden van de PO-Raad, hoe een nieuwe CAO

de (onderwijs)doelen van de sector dichterbij

kan brengen.

Op basis van de arbeidsvoorwaardennota

formuleert het bestuur van de PO-Raad een

inzet voor de onderhandelingen. Die inzet van

werkgeverskant en de inzet van de kant van de

bonden vormen samen het uitgangspunt voor

de onderhandelingen.

Elementen voor een nieuwe CAODe CAO-agenda voor de korte termijn moet passen

binnen het geschetste perspectief voor de langere

termijn. Kernvraag daarbij is hoe de CAO kan

bijdragen aan de ontwikkeling van de school tot ‘de

arbeidsorganisatie van de toekomst’ (2015).

Een arbeidsorganisatie waarin de ontwikkel-,

onderzoeks- en mogelijk de opleidingsfunctie

zijn gekoppeld aan het primaire proces (de

onderwijsfunctie) van de school.

Willen schoolbesturen op deze wijze beleidsrijk

invulling geven aan organisatieontwikkeling,

dan moet de CAO dit beleid ondersteunen.

Dit betekent aan de ene kant dat de CAO voldoende

ruimte en flexibiliteit biedt voor maatwerk in

arbeidsvoorwaarden. Aan de andere kant biedt de

CAO handreiking aan schoolbesturen die (nog) niet

spankracht hebben om dit beleid in al zijn dimensies

te ontwikkelen.

Er is alle aanleiding om bij de komende CAO de

ambitie van een kader-CAO opnieuw te agenderen.

In het overleg over dit thema moet ook worden

gekeken hoe binnen ruimere kaders, schoolbesturen

kunnen worden gefaciliteerd via bijvoorbeeld

handreikingen of modelregelingen.

In dit verband zal in de komende CAO-ronde in ieder

geval de positie van de directeuren binnen de CAO

Volledige decentralisatie arbeidsvoorwaarden

DePO-Raadstreeftpasnaareengo/nogo-beslissingover

volledige decentralisatie, als er absolute duidelijkheid is over

degesteldevoorwaarden.

Dat laatste schept wel onzekerheid, in verband

met de huidige economische crisis. Die hoeft

op zichzelf niets af te doen aan het principe van

doordecentralisatie. Wel is het zeer waarschijnlijk dat

de crisis invloed zal hebben op de timing. De datum

van 1-1-2010 acht de PO-Raad niet reëel meer.

ConditiesVoor de PO-Raad is een groot zorgpunt dat er

geen financiële lijken in de kast zitten. Daarom

hebben wij bij de condities voor doordecentralisatie

gesteld dat ‘de sector schoon moet worden

opgeleverd’. Daarnaast wil de PO-Raad sluitende

afspraken met OCW over de beschikbaarheid van

personeelsinformatie om de onderhandelingen

goed te kunnen voeren.

Voor de vakbonden is de representativiteit van de

PO-Raad (aansluitingsgraad) van groot belang. De

minister wil met sociale partners overeenstemming

bereiken over de reikwijdte van de CAO. Het gaat

hierbij om de salarissen van de schoolbestuurders

(in de CAO of in een beloningscode?).

Page 17: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

32 33

nawoord

32 beleidsaganda po-raad

De PO-Raad kan haar positie in het krachtenveld

alleen innemen, als zij representatief is en als er

voldoende draagvlak is bij de leden. Dat geldt zowel

wat betreft het ledenaantal als wat betreft de vraag

of de PO-Raad er in slaagt de leden bij het beleid te

betrekken.

De opdracht aan het bestuur van de PO-Raad is:

• oorenooghebbenvoorbehoeftenvandeleden

• draagvlakbijdeledenverwervenvoorhetbeleid

van de PO-Raad

• verbindingenleggenmetonderwijs-enandere

maatschappelijke sectoren

• perspectievenschetsenenvoorstellenontwikkelen

voor een sector Primair Onderwijs waarin

schoolbesturen voldoende in positie zijn gebracht

• enditallesvertalennaaroverheidenpolitiek.

De PO-Raad bestaat nu ruim een jaar. In dat jaar

is een bureau ingericht. Het bureau is en blijft

´slim en slank´. Des te groter is de noodzaak om

organisatievormen te kiezen waardoor zoveel

mogelijk mensen betrokken worden bij de PO-Raad.

Het bestuur en haar medewerkers hebben op

alle mogelijke manieren contact gelegd met de

schoolbesturen. De doelstellingen van dat contact

waren uiteenlopend in deze eerste periode: van

wederzijds kennismaken en het zicht geven op het

bestaan van de PO-Raad tot aan het vragen om

feedback op een standpunt van de PO-Raad.

De stand van zaken na één verenigingsjaarIn de statuten van de PO-Raad, opgesteld door de

‘founding fathers’, is nadrukkelijk gekozen voor een

open verenigingsstructuur die bestaat uit netwerken

en die niet werkt met regionale gremia of met

vertegenwoordiging naar het landelijk niveau.

In deze zin zijn verschillende landelijke en regionale

netwerken tot stand gekomen.

Onderstaande overleggen zijn in 2008 / begin 2009

daadwerkelijk van start gegaan.

a. Zeven landelijke netwerken van leden

(beleidsthema’s)

• netwerkpassendonderwijs

• netwerkonderwijskwaliteit

• netwerkNoord-Nederland

• netwerkG4

• netwerkhuisvesting

• netwerkbekostiging

• netwerkOOO(opleiden,ontwikkelen

en onderzoek)

nawoord 33

nawoord

worden geagendeerd. In het akkoord over de CAO

2009 is hierover opgenomen:

Partijen komen overeen dat zij gedurende de looptijd

van de CAO PO 2009 nader overleg voeren over de

positie van directeuren in de CAO PO, waarbij:

• onderscheidwordtgemaakttussendirectiefuncties

op instellings- en bovenschools niveau;

• percategoriewordtbeoordeeldinhoeverre

bepaalde artikelen uit de cao aanpassing behoeven

of niet van toepassing zijn;

• overlegplaatsvindtovereenbeloningsleidraad

voor bestuurders.

Waar nu het arbeidsvoorwaardenpakket van

directeuren is gebaseerd op de leraarsfunctie, is

het de ambitie om te komen tot een eigen positie

van de verschillende directiefuncties binnen de

CAO, met een op deze functies toegesneden

arbeidsvoorwaardenpakket. Ook is afgesproken dat

de beloning van bezoldigde bestuurders onderwerp

van gesprek is tussen sociale partners. We hopen dat

we tot een gezamenlijke opstelling kunnen komen.

Voor de CAO-vorming is niet alleen het

onderwijsinhoudelijke perspectief relevant, maar

ook de sociaal-economische ontwikkelingen in

brede zin. Onder invloed van de economische crisis

is de urgentie om het thema levensfasebewust

personeelsbeleid aan de orde te stellen alleen maar

toegenomen. De PO-Raad zet in op het vrijspelen

van middelen die nu aan inactiviteit worden besteed,

om die te kunnen inzetten op activiteit en kwaliteit.

In de CAO 2009 is hierover het volgende afgesproken:

DeconcreteinzetvoordeCAO-onderhandelingenvolgtna

dezomervakantie,wanneerermeerduidelijkheidisoverhet

momentvandoordecentralisatieendelooptijdvandenog

doordeministertesluitencentraleCAOvanaf1-8-2009.

“PartijensprekenafdatzijinhetCAO-overleg

vóór 1 januari 2010 een sectorale regeling voor

levensfasebewust personeelsbeleid overeenkomen:

• diebijdraagtaandedoelstellingomoudere

medewerkers langer voor het arbeidsproces te

behouden;

• diestimuleertdatzijbeschikbaarzijnvoorhet

arbeidsproces, voor een arbeidstijd en taken die

passen bij hun belastbaarheid;

• waarouderen-enjongerenbeleidintegraaldeel

van uitmaken.

De huidige budgetten in dit kader vormen daarbij

het uitgangspunt, waarbij recht wordt gedaan aan

de solidariteit tussen jong en oud.”

Page 18: Goed onderwijs voor elk kind...Op 4 juni 2009 heeft de Algemene Ledenvergadering een concept besproken. De leden hebben de richting unaniem onderschreven. Opmerkingen en suggesties

34 3534 beleidsaganda po-raad

b. Acht regionale netwerken van kleine

schoolbesturen

Het bestuur heeft zich tot doel gesteld in 8 regio’s een

regionaal netwerk van kleine schoolbesturen (1 – 3

scholen) te doen functioneren: in elk regio zoeken

we een ‘ambassadeur’ of contactpersoon om de

verbinding te leggen tussen de kleine besturen in de

regio en de PO-Raad.

Doel: informatie halen en brengen, de afstand

verkleinen tot de PO-Raad; de besturen ondersteunen

elkaar.

c. De arbeidsvoorwaardencommissie

Doel: de arbeidsvoorwaardencommissie adviseert

het bestuur van de PO-Raad over het mandaat dat de

onderhandelingsdelegatie krijgt bij de start van de

CAO-onderhandelingen.

Tijdens het onderhandelingsproces fungeert de

commissie als klankbord.

Tot slot adviseert de arbeidsvoorwaardencommissie

het bestuur over het onderhandelingsresultaat: legt

het bestuur het onderhandelaarsakkoord wel of niet

met een positief advies voor aan de leden?

De arbeidsvoorwaardencommissie bestaat uit 20 tot

25 leden, op dit moment afkomstig uit de opgeheven

arbeidsvoorwaardencommissie van de WvPO.

Vacatures worden opengesteld voor alle leden van de

PO-Raad.

d. De adviesraad kwaliteit PO

Doel: de adviesraad adviseert het bestuur van

de PO-Raad wat betreft de verbetering van de

onderwijskwaliteit in al zijn aspecten.

Onafhankelijk voorzitter is prof. dr. Geert ten Dam. Aan

de adviesraad nemen de onderwijsvakbonden en de

besturenorganisaties deel.

DenktankDe vraag is hoe de vereniging PO-Raad zich het

krachtigst verder kan ontwikkelen.

Het bestuur van de PO-Raad heeft tijdens de

AlgemeneLedenvergaderingdeledengepolst

over hun opvattingen over de inrichting van de

vereniging. De discussie spitste zich toe op een

voorstel van het bestuur tot het inrichten van een

ledenadviesraad, naast de thematische en regionale

netwerken. Het doel van een ledenadviesraad zou zijn

het verbinden van beleidsvelden, het adviseren over

de samenhang in het beleid vanuit de beleidsagenda

en het daaruit voortvloeiende activiteitenplan.

nawoord

nawoord 35

DeAlgemeneLedenvergaderingwasvan

oordeel dat een geïnstitutionaliseerde vorm

van een ledenadviesraad, als extra laag, niet

gewenst is bij de PO-Raad. Het staat het

bestuur altijd vrij om een denktank bijeen te

roepen om feedback vanuit de achterban te

organiseren. Dat kan fysiek, maar zeker ook via

internet. Ter plekke gaven verschillende leden

aan beschikbaar te zijn voor een dergelijke

denktank.

Duidelijk is dat de netwerken de basis blijven

voor de organisatie van de PO-Raad. Die basis

is al goed gelegd.