GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de...

36
Vakblad van Geo-Informatie Nederland 2013 - jaargang 10 GEO- INFO 1 pagina 4 Red de originele hulpkaarten! pagina 10 Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerking pagina 14 Levendige slotdag 3D Pilot NL

Transcript of GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de...

Page 1: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Vakblad van Geo-Informatie Nederland 2013 - jaargang 10

GEO-INFO 1

pagina 4

Red de originele hulpkaarten!pagina 10

Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerkingpagina 14

Levendige slotdag 3D Pilot NL

Page 2: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Een baken (baak) in zee

Dit schilderij hangt in het in 2012 bezochte Alpinmuseum in Kempten tussen veel fraaie bergkartografie. Heel aantrekkelijk voor landmeetkun-dig geschoolde mensen, ga maar eens kijken. Een beetje verontrustend ook. Erg onwaarschijnlijk dat dit een vast punt is. Misschien een houvast biedend

drijvend baken om met een ijsbreker de weg te vinden? Gericht op de toekomst dus (ik gebruikte het plaatje in een nieuwjaarskaart). Maar wat is hier het verleden? Het beeld voldoet niet aan de schollentektoniek, want de schollen pas-sen niet in elkaar. De waarnemer heeft de breuk niet veroorzaakt. Een nieuw ijsveld

is tegen het oude aangedreven, en daar zit zo te zien geen beweging in. Resulta-ten behaald in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Kan dit wel goed aflopen?

René van der Schans

Franz Leander Neubauer, Topographischer Punkt (ALPINMUSEUM KEMPTEN)

Page 3: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Het Kadaster ruimtelijk in stand gehouden 4

Levendige slotdag 3D Pilot NL 14

Inhoudsopgave

Verslag - Donateursdag De Hollandse Cirkel 21

Interview - Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerking 10

Colofon 2Redactioneel - Blijft het plakken? 3Het Kadaster ruimtelijk in stand gehouden 4Interview - Een ragfijn spel:

maatwerk in marktwerking 10Levendige slotdag 3D Pilot NL 14Boekbespreking - DHC-publicatiereeks

“Geodetisch-Historische Monografieën” 19Open Kaart - Compensatie Zuiderzeelijn 20Verslag - Donateursdag De Hollandse Cirkel 21

Verslag - Eind 2012: dvd Recueil Méthodique 1812 gelanceerd 25

Boekbespreking - Schatkamers van Nederland 23Column - Dit ontwerp is zó zeroes! 24Verslag - Eind 2012:

dvd Recueil Méthodique 1812 gelanceerd 25Column - Ver-app’en 27Verslag - Reis om de wereld in elf delen:

Blaeus atlassen opengelegd 28Reactie - Reactie op ‘parel’ 29Verslag - SPAR Europe 30Informatie 31

Geo-Info 2013-1 1

Page 4: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Agenda GIN

Bijeenkomst Regio Noord Onderwerp:

Toepassen van Geo-Informatie

Datum: 4 februari 2013

Tijd: 17.00-20.00 uur

Locatie: Oranjewoud, Heerenveen

Meer info: www.geo-info.nl/regio

Bijeenkomst Regio West Onderwerp:

Geo-Informatie buiten het vakgebied

Datum: 31 januari 2013

Tijd: 16.30-20.00 uur

Locatie: Amsterdam

Meer info: www.geo-info.nl/regio

UvA; Zaal F.0.02

Oudemanhuispoort 4-6

1012 CN Amsterdam

Partners Geo-Informatie Nederland

Foto omslag: 3D-montage van kadastrale hulpkaarten 1840-1933 van het Grotekerkplein in Rotterdam.

UitgeverGeo-Informatie Nederlandwww.geo-info.nl

RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB NijkerkTelefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected]

Redactie Geo-InfoHoofdredacteur: Roelof Keppel

RedacteurenAdri den BoerKlaas van der HoekBart HuijbersMilo van der Linden Edward Mac GillavryAd van der MeerFerjan OrmelingFrans Rip

BladmanagementMotivation Office Support bv, Nijkerk

ColofonInzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatieMotivation Office SupportJan van de VisTelefoon: 033 – 247 34 00E-mail: [email protected] e-mail: [email protected] op aanvraag

Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerkwww.vdr.nl

Abonnementen / inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB NijkerkTelefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected] doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.

Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap

wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2013Persoonlijk lidmaatschap: € 59 incl. 6% btwAbonnement op Geo-Info: € 107 incl. 6% btwOrganisatielidmaatschap: € 240 incl. 6% btwLeden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 33 (excl. 21% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar.

© 2013. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.

ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)

www.geo-info.nl [email protected]

GIN Congres tijdens Overheid & ICT

Datum: 23-25 april 2013

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Informatie: www.geo-info.nl

Informatie: www.overheid-en-ict.nl

Geoweek

Datum: 22 t/m 26 april 2013

Informatie: www.geoweek.nl

2 Geo-Info 2013-1

Page 5: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Redactioneel Frans Rip

Blijft het plakken?

Dit gaat niet over behang. Half december had ons lab[1] een dagje op de hei. Niet letterlijk natuurlijk, dat zou te koud zijn in die tijd van het jaar. Voor onze buitenlandse promovendi werd het aangeduid als “retreat”, en inderdaad, we trokken ons even terug. ’s Ochtends ging het over onderzoek en was de voertaal Engels, zodat de promovendi mee konden praten. Het middag-programma was gewijd aan onderwijs met als voertaal Neder-lands. Later was er eten en muziek. In het onderzoekdeel zat een programmapunt dat ook relevant is voor dit redactioneel, namelijk een presentatie over Stick Factors. Misschien kent u dat: zes kenmerken die een gebeurtenis of een product moet hebben om onthouden te worden, bijvoorbeeld door een klant. Na de presentatie moest er direct mee geoefend worden. Een spoedcursus, zodat het onderwerp beter bleef plakken. Het leek me aardig om te eens te kijken in hoeverre dit nummer van Geo-Info die kenmerken heeft. De uitkomst is vast interes-sant voor adverteerders, want wie wil adverteren in een blad met een lage plakfactor? En natuurlijk ook voor auteurs, want iedereen wil toch dat z’n stuk onthouden wordt?De zes plakfactoren zijn:Simple (houd het eenvoudig)Unexpected (zorg voor iets onverwachts, verrassends)Concrete (maak abstracte dingen concreet)Credible (wees geloofwaardig, toon bewijsmateriaal)Emotional (probeer een emotionele snaar te raken)Story (zorg voor een verhaal: over emotionele groei, het aangaan van een uitdaging)

Vallen deze zes kenmerken te verbinden met onderdelen van dit nummer van Geo-Info? Ik doe een poging. Het stuk over de 3D Pilot slotdag scoort naar mijn smaak op de meeste punten. Er zit zelfs een beetje emotie in, alleen de verrassing ontbreekt. Doorgaans zit dat onverwachte wel in de rubrieken Open Kaart en In Beeld: mooie of rare kaarten, verrassende loopbaanontwik-kelingen. Die rubrieken bieden ook concrete elementen, waar een verhaal bij hoort. Historische onderwerpen, zoals deze keer hulpkaarten van het Kadaster, hebben volgens mij onder meer een aanzienlijke emotionele lading: liefde voor het verleden of wat daar nog van over is. Enzovoort. U kunt het beter zelf doen.Je kan in principe elke tekst of film (denk aan reclamebood-

schappen!) langs deze simpele SUCCES-meetlat leggen. (Had u het acronym gezien?) De uitkomst is precies noch nauwkeurig, maar je wordt je er als auteur wel beter van bewust hoe het met de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel.

Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een presentatie over Stick Factors gehouden? De aanleiding was het eindrapport van de onderwijsvisitatie commissie over het MSc-onderwijsprogramma Geo-Information Science van Wageningen Universiteit. Dat programma werd zeer gunstig beoordeeld en daarmee opnieuw voor zes jaar geaccrediteerd. Wel gaf de commissie aan om meer aan branding en marketing te doen. Vandaar de cursus voor docenten en onderzoekers: zorg dat je resultaten blijven plakken door de STICK factoren te gebruiken! Voor dit blad en voor het hele vakgebied geldt eigenlijk het-zelfde.

1. Wageningen University, Laboratory of Geo-information Science and

Remote Sensing. Het is beleid om Engelse namen te gebruiken.

2. Presentatie door Anton Vanhoucke (Fabrique) en Yno Papen (WUR/

Papen & Klei).

MIJNGINVia MIJNGIN wordt de GIN-ledendatabase up-to-date gehouden. We zijn er met z’n allen in geslaagd om van onze leden betere gegevens in deze database te plaatsen. Op basis van de nu beschikbare informatie starten we binnenkort een lezerspanel. De bevindingen en ideeën uit deze groep zullen we onder deze rubriek opnemen en publiceren.

Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vind je op www.geo-info.nl.

Geo-Info 2013-1 3

Page 6: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Het Kadaster ruimtelijk in stand gehouden

René van der Schans, [email protected]

Over de ontwikkeling van de bijhouding van het Kadaster, vroeger instandhouding genoemd,

is weinig geschreven. Voor het ruimtelijke aspect daarvan waren de hulpkaarten, die de

veranderingen vastlegden, en de bijbladen, die de actuele toestand weergaven, van het grootste

belang. Nu de toekomst van de hulpkaarten op het spel staat, kan het zeker geen kwaad om

over de innige relatie tussen die twee typen kaarten een en ander uit de doeken te doen.

Informatie in hulpkaarten geborgd door bijbladen?Op advies van een medewerker van het Nationaal Archief, die wel zo verstandig was nog een slag om de arm te houden, voerde het Kadaster bij zijn aanvraag van 3 augustus 2009 tot digitale vervanging en vernietiging van de sinds ongeveer 1835 bijgehouden collectie hulpkaarten, het volgende argument aan:

‘De hulpkaarten zijn weliswaar B-materiaal [d.w.z. waarvan de inhoud bewaard moet blijven, vdS], maar de informatie hieruit is ook aanwezig in afgeleide producten, als de bijbladen en de minuutplans, die zijn/worden overgedragen aan het Nationaal Archief en de Regionale Historische Cen-tra, waardoor de informatie ook op een ander niveau/document geborgd is.’

Er door enkelen op gewezen zijnde, dat deze wel zeer stellige uitspraak, noch fei-telijk (er is maar een heel klein aantal oude bijbladen bewaard gebleven, zie de inven-tarissen van de RHC’s) noch theoretisch kon kloppen (op de bijbladen werden vervallen percelen weggekrast), reageerde een door het Kadaster ingeschakelde advocaat in een verweerschrift van 18 april 2012, als volgt:

‘5.3.10 Onder verwijzing naar een pas-sage uit de aanvraag tot de machtiging van 3 augustus 2009 stellen eisers dat het Kadaster zich op het standpunt stelt dat de inhoud van hulpkaarten wordt gewaar-borgd door minuutplans en bijbladen. Dit is onjuist. Het Kadaster wijst erop dat Circulaire bijbladen der plans (Kadastermuseum cat.nr. 2997).

4 Geo-Info 2013-1

Page 7: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

de passage, op pagina 2 van de aanvraag, onderdeel is van een schets van de aard van hulpkaarten. Hoewel het op zichzelf juist is dat (een goed deel van) de inhoud van hulpkaarten tevens tot uitdrukking komt in de minuutplans en bijbladen, stelt het Kadaster niet dat, om die reden, de hulpkaarten kunnen worden vervangen. Evenmin stelt het Kadaster dat de minuut-plans en de bijbladen als vervangers van de hulpkaarten zullen fungeren, zodra laatstgenoemde documenten zijn vernie-tigd. De inhoud van de hulpkaarten wordt volledig en juist weergegeven door de te vervaardigen digitale reproducties, die de oorspronkelijke documenten zullen ver-vangen. Nogmaals: van de oorspronkelijke informatie gaat niets verloren.’

Op deze verhullende en zelfs onwaarach-tige wijze wordt, tegen een flink uurtarief

naar ik aanneem, de pijnlijke onkunde van een of meer voor de digitale vervan-ging verantwoordelijke medewerkers van het Kadaster goedgepraat. Informatie uit de hulpkaarten werd inderdaad in de bijbladen overgenomen, maar dat wil nog niet zeggen dat daarmee die informatie geborgd is, dat wil zeggen uit die bijbladen te reconstrueren valt, zeker wanneer vervallen percelen op de bij-bladen werden weggekrast en daardoor versleten bijbladen werden weggegooid. Het argument zou alleen waar zijn, wan-neer een al in 1844 afgeschaft systeem tot heden zou zijn voortgezet, en alle daarin vervaardigde bijbladen zorgvuldig bewaard zouden zijn gebleven. Maar van die bijbladen, voor zover gemaakt, is er bij mijn weten (helaas) geen een meer over. Toen was dat echter een hele opluchting.

Hoe vond de bijhouding van ruimtelijke veranderingen plaats? In 1844 werd een werkwijze vastgesteld, die ik nog rond 1962 in Delft van lector Haasbroek en de heer Breemans, zowel theoretisch als praktisch, onderwezen kreeg: vastlegging van de veranderingen op hulpkaarten, en vastlegging van de gewijzigde toestand op een enig bijblad, door middel van ‘uitschrapping en in-de-plaatsstelling’. Een paardentand speelde daarin een belangrijke rol, kan ik mij herinneren.

Van een van mijn onderzoeksgebieden, het Grotekerkplein in Rotterdam, is in de archieven geen enkel zo gemaakt bijblad bewaard gebleven, maar er viel nog wel een overeenkomstig, zo te zien tot 1940 bij-gehouden, plan voor de grondbelasting te

Deze reeks gereconstrueerde bijbladen toont voor elk perceel wat er in de loop van de tijd mee gebeurde.

Geo-Info 2013-1 5

Page 8: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

vinden, waarop door kleurverschillen goed te zien is hoe die bijhouding plaats vond.

Maar welke percelen verdwenen er nu (in het dienstjaar 1933) precies op de plaats van een nieuwe vishal? Daarvoor heb je toch een hulpkaart nodig. Alle vijftien, de oudste van 1840, zijn bewaard gebleven. Op de volgende bladzijde een fragment uit de laatste hulpkaart van voor het bombardement in 1940.

Een deel van de vervallen percelen is nog uit de tijd van het minuutplan, maar voor het ontstaan van de percelen 1789, 1790, 1794, 2409, 2441 en 2585 en het vergaan van hun voorgangers, moeten we toch ècht de oudere hulpkaarten raadplegen, iets anders is er niet. Al in 1844 werd dat vastgesteld, maar het Kadaster is dat ken-nelijk vergeten, of wil het niet weten.

Maar hoe was het tot 1844? In de Recueil Méthodique ofwel Méthodique Verzameling van 1811/1812 was omtrent de bijhouding van de kadastrale plans niets geregeld; men had tot 1832 ongetwijfeld de handen al vol aan het goed vastleggen van de begintoe-stand in onder meer minuutplans, Oor-

spronkelijk Aanwijzende Tafels en leggers. Maar in 1832 kwamen er de ‘Verordeningen ter instandhouding van het kadaster van het Koninkrijk der Nederlanden’ [1], met onder meer de volgende bepaling:

‘Art. 17.Wanneer het blijkt, dat een perceel, met betrekking tot hetwelk van de suppletoire stukken reeds is gebruik gemaakt, of ten aanzien van deszelfs plaatselijke gesteld-heid, of alleen ten aanzien van de eigen-domsregten, eene nieuwe verandering heeft ondergaan, dan wordt aan deze nieuwe verandering, op dezelfde wijze als voor de eerste, overeenkomstig de in art. 12, 13 en 15 gegevene voorschriften, gevolg gegeven; dat is, men stelt (wanneer de verandering aanleiding geeft om aan de plans iets te doen) door onderhaling, met rooden inkt, van het nommer des veran-derden perceels, op het eerst opgemaakte suppletoire plan, een verwijzingsteeken naar een tweede suppletoir plan, waarop de nieuwe grenzen worden afgebeeld; terwijl de omschrijving van het perceel in de suppletoire aanwijzende tafel doorge-haald, en nevens dezelve, in de daartoe bestemde kolom, eene verwijzing wordt

geplaatst naar een nieuw volgnommer van dat stuk, onder hetwelk de aanwij-zingen, uit de veranderingen voortsprui-tende, worden aangeteekend.Ingeval van latere veranderingen, betrek-king hebbende tot hetzelfde stuk gronds, gaat men op gelijke wijze te werk, door namelijk nieuwe suppletoire plans op te maken, en op de suppletoire aanwijzende tafel nieuwe volgnommers te openen; waarbij evenwel al wat in de oorspron-kelijke stukken, of in de reeds bestaande suppletoire stukken gevonden wordt, leesbaar wordt gelaten, ten einde men te allen tijde, wanneer zulks noodig is, al de veranderingen doorgaande, welke opvol-gelijk hebben plaatsgehad, terug kunnen komen op den stand van zaken, zoo als die op het oogenblik van het afsluiten der oorspronkelijke stukken, of op ieder ander later en bepaald tijdstip, was, of geacht werd te zijn.’

Arme landmeter of tekenaar die dit moeizame proza, laat staan de werkwijze, moest begrijpen. Dan toonden onze zuiderburen, waarmee we kort voordien nog ‘samen’ waren opgetrokken, iets meer inzicht in wat het menselijk brein aankan. Er zijn ook (hier weggelaten) verwijzingen naar een Modellenboek; voor Nederland is mij zoiets onbekend.

‘Verordening voor de bijhouding van het Kadaster van het Koninkrijk België’ Brussel, 1835 [2][hier door mij vertaald uit het Frans, vdS]

TITEL II.Wijze van mutatieverwerking op de plans en andere kadastrale stukken

EERSTE HOOFDSTUKOorspronkelijke en supplementaire plans

8. De mutaties zullen niet plaatsvinden op de oorspronkelijke plans, maar op supplementaire plans.

9. De supplementaire plans dienen ertoe alle veranderingen in de figuratie aan te wijzen die het terrein ondergaat. Zij worden getekend op vellen papier Grand-Aigle waarop de ruiten van de oorspronkelijke plans exact zijn gere-produceerd. De percelen die wijzigingen ondergaan

Kaart gebruikt bij de grondbelasting (bron: Nationaal Archief NL-HaNA_4.Kador-GB_137C.07).

6 Geo-Info 2013-1

Page 9: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

in hun grenzen worden, volgens hun nieuwe configuratie, overgenomen op deze supplementaire plans, en ten opzichte van de ruiten, in dezelfde positie als op het oorspronkelijke plan, aangebracht.

10. De percelen die een eerste verandering in de grenzen ondergaan worden, op de wijze als aangegeven in het voorgaande artikel, op een eerste sup-plementair blad aangebracht.

11. De percelen die, na een eerste verande-ring te hebben ondergaan, een tweede overkomt, of een derde, enz., worden aangebracht op een tweede, derde, enz. supplementair blad.

12. De nummers van de percelen die op een eerste supplementair blad zijn overgebracht worden op het oorspron-kelijk plan met rode inkt onderstreept. Men onderstreept op dezelfde wijze op het eerste supplementaire blad de nummers van de percelen die naar het tweede supplementaire blad overgaan. Op de daaropvolgende supplementaire bladen gaat men op gelijke wijze te werk.

13. Wanneer een perceel, dat nog geen verandering heeft ondergaan, wordt verenigd of gecombineerd met een perceel dat veranderd is, kopieert men eerst het eerste perceel op het eerste supplementaire blad, en vervolgens brengt men het, gecombineerd met het andere perceel, over op het tweede supplementaire blad.

In dit geval zet men met rode inkt een cirkel om het nummer van het perceel dat op het eerste supplementaire blad is gekopieerd.

In het algemeen, en vanaf de invoering van de huidige Verordening, zal men geen perceel van het primitieve plan of van een supplementair blad doen overgaan naar een van de volgende bladen, zonder dit van te voren op de hiervoor aangegeven wijze te hebben gekopieerd naar alle tussengelegen bladen.

14. Indien paden, wegen, kanalen, aanwas-sen, enz. belastbaar worden, moeten de nieuwe percelen die daaruit voortko-men op het eerste supplementaire blad worden getekend en genummerd.’

Dit is werkelijk een geniaal systeem, want je kunt op de genoemde supplementaire

plans ofwel bijbladen, alle percelen die ooit bestaan hebben, terugvinden. Er wordt niets weggekrast, er wordt alleen maar bijgetekend, waar een nog maagdelijke plek is voor een nieuw ontstaan perceel. Wel worden vervallen perceelnummers steeds doorgehaald, om aan te geven dat je op een vervolgblad moet kijken. Ongelooflijk knap bedacht, logisch perfect, maar volkomen onwerk-baar, door de hoeveelheid papier die het vroeg, maar waarschijnlijk eerder, doordat het personeel erdoor in razernij moest geraken. ARBO-regelgeving was er toen nog niet, en er werd toentertijd écht veel van de mensen in administratieve functies gevraagd, maar dit kon gewoon niet. Er is in 1863 mooi over geschreven door dr. G.A. Venema, onder meer landmeter en later burgemeester van Winschoten:

G.A. Venema: Beoordeelende beschouwing van de voorschriften gegeven en van den arbeid verricht bij de samenstelling en bijhouding der kadastrale stukken (1863) [3]

[p. 26] In het voorschrift, waarbij de wijze bepaald wordt, hoe de veranderingen, die er onophoudelijk in de verdeeling van den bodem voorvallen op de plans moeten worden aangeduid, ten einde die gewich-tige stukken steeds aan den tegenwoor-digen toestand te doen beantwoorden, heeft men echter gedwaald en eerst laat, en met opoffering van tijd en uitgaven is men tot de overtuiging gekomen, dat de bij dat voorschrift aangewezen weg moest worden verlaten.In de verordeningen tot instandhouding van het kadaster van 1832 ligt het begin-

sel ten grondslag om de minuteplans, den nette- en zakatlas, aan de bewaring aanwezig, onveranderd te laten, welke wisselingen ook in de grenzen der percee-len ontstaan. Art. 12 stelde vast, dat ieder perceel, hetwelk in zijne grenzen veran-dering onderging, of door het stichten van gebouwen, het splitsen of vereenigen van perceelen, het in cultuur brengen van woeste gronden, werd gevormd, op een bij-blad moest worden overgebracht, waarop het een nieuw nummer moest ontvangen. Het nummer op het oorspronkelijke plan moest met rooden inkt worden onder-streept, ten bewijze dat het veranderd op het bijblad was te vinden. Iedere eerste verandering van een perceel diende op het eerste bijblad voor te komen, Veranderde zoodanig perceel door splitsing, ontginning of op eene andere wijze, dan ging het op een tweede bijblad over. (…) Wanneer hiervan het resultaat was geweest, dat den kadasterarbeid daardoor ware verzekerd geworden eene doelmatige inrichting bij eenig gemak in het gebruik, dan zou men dat allerwenschelijkst hebben moeten noemen, maar een tegenoverge-stelde uitkomst werd verkregen.Het vermeerderd getal kaarten gaf veel last bij hare raadpleging; het geven van extracten werd bemoeielijkt; en wie de toekomst raadpleegde, kwam tot de overtuiging, dat bij behoud van dat voorschrift, het kadaster eens onbruikbaar zou worden. Gereedelijk zal dit worden toegestemd, als men, om eene keuze te doen, bedenkt, hoe groot het getal bijbladen moest klimmen bij verkoop van stukjes grond voor den opbouw van huizen. Bij den

Rotterdam Sectie K Hulpkaart 351 (1933).

Geo-Info 2013-1 7

Page 10: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

eersten verkoop van een stukje grond voor een groot perceel werden beide perceelen op het eerste bijblad gebragt; bij verkoop in een volgend jaar van nog een stukje grond werden beide deelen op het tweede bijblad geteekend; en als de bezitter van dat grootere perceel ieder jaar, 20 jaren lang, een stukje een anderen eigenaar verschafte, dan moest men die stukjes op 20 verschillende bijbladen zoeken. Voor een richtige administratie, die een snel overzicht vordert, was het duurzaam volgen van dit voorschrift onhoudbaar.(…)[p. 30] In dat stelsel van bijbladen, zoo onhoudbaar voor eene verre toekomst, is het kadaster ingekleed geweest tot in 1844.Toen werd bij Ministerieel besluit van den 6den Augustus 1844, No. 727 voorgeschre-ven, dat bij elk blad van het minutenplan een eenig bijblad zou worden aangehou-den, voorstellende den laatsten stand der perceelen; dat op dit blad zouden worden gebracht al de veranderingen in de grenzen der perceelen, en wel door uit-schrapping en inplaatsstelling. Overigens bepaalde dat besluit, dat de in gebruik zijnde bijbladen zouden worden afge-schaft, dewijl uit de perceelkaarten, die vroeger schetsen, of schetsteekeningen [en uiteindelijk Hulpkaarten, vdS] werden

genoemd, de opvolgende gesteldheid der perceelen kon worden nagegaan. De nette atlassen ten kantore van hypo-theken en kadaster voorhanden, werden alzoo van het stel bijbladen, dat haar in 1839 werd toegevoegd ontdaan en al de daarop voorkomende nieuwe perceelen werden door uitschrapping en inplaats-stelling op de plans zelve overgebracht. Op die wijze worden thans nog deze plans bijgehouden. Ik geloof, dat de misgreep, waaraan men zich schuldig maakte, om de terreins-veranderingen op bijbladen te teekenen, heeft veroorzaakt het geheel nutteloos aanleggen van ten minste 60,000 tot 70,000 kaartbladen, waarvan wel is waar het materieel niet geheel verloren is gegaan, maar waarbij men toch in rekening moet brengen den tijd die ver-spild is om op de kaarten de quarrées en de schilden te teekenen en om de nieuwe perceelen daarop over te brengen.Eene reeks van verkeerde maatregelen, ten gevolge van een zeer onpractisch besluit genomen, heeft bij het zeer laat vinden van het eenige bruikbare mid-del dat voor de instandhouding van het kadaster in toepassing moest worden gebracht, veroorzaakt nuttelooze uitga-ven, te veel omslag, last bij het gebruik en vergeefschen arbeid.’

Een bijhoudingsexperiment op het Grotekerkplein in RotterdamDe bijbladen-oude-stijl van voor 1844 zijn vermoedelijk allemaal vernietigd of op een of andere manier hergebruikt (papier was duur!). Maar ze zijn, met niet al te veel moeite, redelijk goed uit de gelukkig wel bewaarde hulpkaarten te reconstrueren. Hun informatie is geborgd, om een uit-spraak van het Kadaster vrij te citeren, nu in zijn omkering. Voor het Grotekerkplein in Rotterdam, waarop ik deze analyses heb uitgevoerd, blijkt tot het bombardement van 1940 met slechts vier bijbladen-oude-stijl volstaan te kunnen worden. Dit gebied was kennelijk niet zo dynamisch. Maar in de buurt van de huidige Kunsthal (rond de voormalige villa Dijkzigt, nu Natuurhisto-risch Museum) zou je wegens de dynamiek van het terrein in 1852 al zeven bijbladen nodig hebben gehad, met vermoedelijk, later, nog veel meer.

Het Grotekerkplein is nu een nogal vorm-loze ruimte, wel vereerd met het (originele, hoewel na zijn val in 1996 gedigitaliseerde) standbeeld van Erasmus uit 1622 en recen-telijk met een bank voor de filosoof Pierre Bayle. Voor het bombardement was het een huizenblok met oeroude wortels. Ik heb er alle eigendomsgegevens vanaf 1538 van verzameld, inclusief de kadastrale. Van 1832 tot aan het bombardement blijken er vijf-tien hulpkaarten van gemaakt. Met scans daarvan ben ik aan de slag gegaan, en daar heb ik, ‘uit hobbymatige interesse’ (zo spreekt het Kadaster daarover!), de hiervoor al getoonde kaarten uit geconstrueerd.

Het meest recente is een 3D-model (in Sket-chUp), waar de (digitaal uitgeknipte) nieuw ontstane percelen langs de verticale as in de tijd zijn geplaatst. Wanneer je het vanuit het oneindige van boven bekijkt, zie je het eerder getoonde ‘bijblad’ van de grondbe-lasting. Uit de hulpkaart fragmenten vallen, wat minder bewerkelijk, ook alle stadia van vroegere (niet meer bestaande) bijbladen-nieuwe-stijl te reconstrueren. De interpreta-tie daarvan kost ons geen enkele moeite. Maar wat, wanneer het systeem van voor 1844 was voortgezet?

Door nauwkeurige analyse van de geschie-denis van elk perceel blijkt, dat de percelen die ontstaan zijn tussen 1832 (het minuut-plan) en 1941 (het jaar waarin alle percelen in

Kadastermuseum cat.nr 2997. Zie GIN website voor meer informatie.

8 Geo-Info 2013-1

Page 11: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

de Rotterdamse binnenstad werden ontei-gend en tot grote ledige erven werden ver-enigd), alle in slechts vier bijbladen-oude-stijl kunnen worden afgebeeld.

In deze reconstructies heb ik de voorge-schreven rode doorhalingen van vervallen perceelnummers maar achterwege gela-ten; ook zonder die voorzieningen vallen deze niet al te volle kaartfragmenten goed te vergelijken. Maar een beeld van de toestand in 1933 of eerder is er werkelijk onmogelijk uit op te maken. Wiskundig

klopt het perfect, maar (arbeids-)psycho-logisch is het een ramp. Dit type bijbladen is dus volkomen terecht al snel afgeschaft.

ConclusieDe inhoud van de hulpkaarten is geborgd door de originele hulpkaarten zelve, en niet door al dan niet verdwenen bijbladen. Vernietig ze dus niet.

Bronnen1. Verordeningen ter instandhouding van het

kadaster van het Koninkrijk der Nederlan-

den. ’s Gravenhage, 1832. Kadastermuseum

cat. nr. 3151.

2. Règlement pour la conservation du

cadastre du royaume de la Belgique, avec

l’atlas comprenant les modèles arrêtés par

l’administration et les plans figuratifs litho-

graphiés. Bruxelles,1835. Compleet aanwezig

op Google Books.

3. In: O. Gleuns (red.), Archief voor het

Kadaster. Groningen: Wolters, 1875, p. 6-36.

Koninklijke Bibliotheek aanvraagnummer

379 F 9.

Reconstructies van in de tijd voortgezette bijbladen-oude-stijl.

Geo-Info 2013-1 9

Page 12: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerkingHieronder treft u de weergave aan van het dubbelinterview[1] dat op 18 december 2012 gehouden werd

met vertegenwoordigers van enerzijds GeoBusiness Nederland (Tonie Speelman, voorzitter commissie

Marktwerking bij GeoBusiness Nederland en in dagelijks leven verantwoordelijk voor beheer en geo-

informatie bij ingenieursbureau Oranjewoud) en anderzijds met het Samenwerkingsverband van Bronhouders

Basisregistratie Grootschalige Topografie (SVB-BGT), Ernst Koperdraat, waarnemend directeur). Inzet was

duidelijkheid te verkrijgen over de rollen van de marktpartijen, verenigd in GeoBusiness Nederland, en

het SVB-BGT omtrent de positie van beide organisaties in het spel rond de invoering van de BGT. Voor alle

betrokken partijen in het BGT proces is dit niet altijd even helder geweest en GeoBusiness Nederland en het

SVB-BGT willen gezamenlijk hier duidelijkheid in scheppen.

Onduidelijke rollen? In zijn inleiding gaf Tonie Speelman aan dat er sinds eind 2011 regelmatig contact is tussen GeoBusiness Nederland en het SVB-BGT. Het is erg belangrijk om elkaar met enige regelmaat te ontmoeten om de onderlinge afhankelijkheden en keuzen

met elkaar af te stemmen. In april 2012 is er een gezamenlijk communiqué uitgege-ven waarin de onderlinge posities uiteen zijn gezet. Eigenlijk staat daarin goed omschreven hoe er in gezamenlijkheid gewerkt gaat worden. De markt adviseert en voert uit, het SVB assembleert en kan

de regie voeren. Waarom bestaat er dan nu behoefte om dat voor twee vakbladre-dacties nog eens te herhalen? Ernst Koper-draat geeft aan waar het volgens hem om draait: wij zijn een nieuwe facilitaire organisatie die in de plaats gaat treden van de bestaande GBKN-organisaties.

Interview

Ernst Koperdraat en Tonie Speelman.

10 Geo-Info 2013-1

Page 13: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Niet een voortzetting, we hebben naast de facilitaire rol ook een zelfstandige rol; middels de assemblage komen tot een landsdekkende BGT zonder overlap en witte vlekken. Ten aanzien van die facilite-rende rol blijkt af en toe onduidelijkheid te bestaan bij zowel het bedrijfsleven als ook de bronhouders die nu aan de vooravond van de transitieperiode staan. Wat gaat het SVB-BGT nu wel doen en wat per se niet? We hebben het dan vooral om de ontzorgingstaken. Er bestaat daarover onzekerheid en die onzekerheid willen we in dit interview graag wegnemen. Dit is een mooie gelegenheid eens terug te blik-ken en de bestaande afspraken nog eens opnieuw te bevestigen. Wij voelen dat er behoefte aan duidelijkheid is ten aanzien van onze samenwerking. Wij willen in het facility-deel van het SVB-BGT bronhou-ders die dat wensen, ontzorgen in hun productietaken. Men denkt dan al heel snel dat wij dan ook daadwerkelijk die productietaken gaan uitvoeren. Ons doel als SVB-BGT is echter de productietaken door de markt te laten uitvoeren. Wij zijn daarbij dan opdrachtgever namens de bronhouders die dat wensen.Tonie Speelman vult aan: wij merken vanuit de achterban van GeoBusiness Nederland dat geluiden worden opgepikt uit de kring van bronhouders: ook bij hen bestaat er onduidelijkheid omtrent de rol die het SVB-BGT voor zichzelf ziet.Ernst Koperdraat ziet een faciliterende rol voor het SVB-BGT in de transitiefase weg-gelegd en daarbij constateert hij dat een flink aantal bronhouders onvoldoende in staat is haar transitie te organiseren. Men zegt soms heel stellig: ‘We gaan het zelf doen’ terwijl men de kennis ervoor niet of slechts in beperkte mate in huis heeft. Mijn inschatting is dat degenen die zich nu laten ontzorgen door de Stichtingen GBKN, dat straks ook door SVB-BGT zullen laten doen. We moeten nog maar zien of de ingezette trend om zelfregistrerend bronhouder te worden doorzet. Juist op het vlak van gezamenlijke inkoop en de directievoering bij uitvoering (facility) zien wij een belangrijke rol weggelegd voor het SVB-BGT. Denk daarbij met name aan de rol van centrale inkoper namens de overheidsinstanties die wij vertegen-

woordigen. Bronhouders kunnen die taken bij ons neerleggen. Door de grotere werkpakketten die gezamenlijk optreden logischerwijs met zich brengt, zullen wij in staat blijken de diensten veel goedkoper te kunnen inkopen in de markt. Daar zit onze toegevoegde waarde. Wij kunnen - omdat we namens de zeven bronhouders opereren - deze pakketen ook gedifferen-tieerder wegzetten en dat heeft zo zijn marktvoordelen. Je moet je realiseren dat het SVB-BGT naast de communitytaken

ook het facility-deel kan regelen, indien daar vanuit bronhouders behoefte aan is.

Dat vertaalt zich dan in een standaardbe-stek waarop aan bronhouders naar belie-ven een surplus kan worden geboden (maatwerk). Bovenop de standaard dus iets extra’s. Wij komen daarmee als SVB-BGT dan in een gedelegeerde opdracht-geversrol. Hiermee kunnen we grote werkpakketten op de markt zetten. We denken daarbij aan een gezamenlijkheid per transitieregio. Hoe groter de pakket-ten, hoe groter het te behalen voordeel.

Procesverbetering in de ketenTonie Speelman: wij zien dat steeds meer bronhouders tot het inzicht komen dat men liever niet meer spreekt van BGT maar van de transitie naar een objectenbestand dat ingrijpt op de bedrijfsprocessen van deze bronhouder. En dat is goed, want wij willen het bredere gebruik van Geo-Infor-matie stimuleren bij onze afnemers en wij zien dat zij ook steeds meer tot het inzicht komen dat een IMGeo-objectenbestand veel meer bijdrage levert aan de verbetering van de informatiebe-hoefte en daarmee dieper ingrijpt op de bedrijfsvoering dan de huidige GBKN. Dat betekent dat er meer in maatwerkoplossin-gen per individuele bronhouder gedacht zal gaan worden. Niet langer het ‘platte‘ kaartje, maar een betekenisvolle objecten-kaart, ondersteunend aan de bedrijfspro-cessen bij de bronhouders. Daarbij kan een centraal gestuurde regie- en directievoe-ring een voordeel opleveren waarbij wij overigens uitdrukkelijk willen voorkomen dat door centrale inkoop en prijsdruk de kwaliteit daaronder gaat lijden.

We zien daarentegen wel een toegeno-men drang naar autonomie bij bronhou-ders en dat zij zelf de regie willen voeren over de processen. Zij willen niet alleen zelfregistrerend, maar vooral ook zelfre-gisserend zijn. Bronhouders zien dat de veranderingen die ten gevolge van de komst van de BGT op hen afkomen, hen ertoe aanzetten om de keteninformatie op orde te brengen. Deze optimalisatie in de keten zal dan onherroepelijk leiden tot reductie van kosten in deze keten. Wij plei-ten daarnaast ook voor een gezonde marktwerking. Te grote kavels, waarbij slechts één of twee partijen in de prijzen vallen, zijn uiteindelijk slecht voor een goede marktwerking, waarbij kwaliteit toch één van de pijlers is. We zien daar een belangrijke rol weggelegd voor een overheid die als regisseur de spelregels bepaalt, de normen vaststelt en deze langdurig vasthoudt. Laat het bedrijfsle-ven vervolgens inspelen op de taken die volwassen regievoerende overheidsin-stanties niet zelf kunnen uitvoeren (door bijvoorbeeld capaciteitstekort) en op de markt zetten. In een open dialoog. Geo-Business Nederland zorgt momenteel voor regelmatige afstemming op alle niveaus: er wordt gesproken met het Kwaliteitsin-stituut Nederlandse Gemeenten (KING), met Geonovum en met alle andere voor het geo-speelveld belangrijke spelers. Er zal voortdurend spanning zitten op het leveren van de standaard en het daaren-boven te leveren maatwerk. We zien dat er een toename in bewustwording is bij de gebruikers van een objectenbestand. Vreemd genoeg brak dat bewustzijn soms

eerder door bij de afnemers en gebrui-kers (BOR-beheerders) van ruimtelijke informatie dan bij

de hardcore geo-afdelingen. Toch zullen zij elkaar in dit project moeten vinden en elkaar versterken. Het bedrijfsleven is heel goed in staat om als verbinder op te treden op dit speelveld.

Menukeuze bepaalt mate marktwerkingErnst Koperdraat: in een standaardbestek kan het SVB-BGT de gevreesde wildgroei van 415 beheerderstandaards onderbren-gen als onderdeel van de facility. We kun-nen ze allemaal separaat ondersteunen.

Wij standaardiseren op het niveau van lego blokjes

Bestuurlijke aandacht hard nodig!

Geo-Info 2013-1 11

Page 14: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

We willen daarmee voorkomen dat we - zoals in de huidige praktijk - Nederland anderhalf keer inmeten, verwerken en produceren. Bronhouders die dat wensen kunnen zich tot en met het informatiemo-del geografie (IMGeo) laten ontzorgen. Onze inspanningen leiden tot een kwa-litatief goede opbouw van een objec-tenbestand in al zijn specifieke lokale uitingsvormen, waar ook de bv Nederland mee gediend is. Wij bieden vanuit de facility de diensten zodanig aan dat een gemeentelijk bronhouder verschillende rollen in zijn beheergebied kan innemen. Hij kan bijvoorbeeld zelfregistrerend bronhouder (ZRB) zijn in de bebouwde kom en gefaciliteerd bronhouder (GB) in het buitengebied. Een bewuste keuze om, bij de tweede optie, taken bij het SVB-BGT-facilitydeel te plaatsen. En in de gekozen strategie rond aanbestedingen zullen wij ervoor zorgen dat de regionale bestekken zullen aanzetten en inspireren tot innova-tie vanuit het bedrijfsleven. Er zijn zoveel nieuwe technieken die dat mogelijk maken. Wij kiezen voor het beste bestand tegen de laagste kosten. Die twee gaan in een optimale situatie samen. Overigens kan er, afhankelijk wat men ons vanuit de bronhouders zal vragen, ook op grotere schaal aanbesteed gaan worden. Ten aanzien van de door Tonie Speelman genoemde toegenomen hang naar auto-nomie, biedt het SVB-BGT diensten aan volgens een cafetariamodel. Bronhouders kunnen zelf kiezen in welke mate men zich wil laten ontzorgen en houden daarmee altijd zelf de regie in eigen hand. SVB-BGT handelt immers uitsluitend in opdracht van de bronhouder. De bronhouder blijft zelf verantwoordelijk. In de komende tijd zullen GeoBusiness Nederland en SVB-BGT in hun gezamenlijk overleg de aanbeste-dingsstrategie van de SVB-BGT bespreken. We zijn daarover gelukkig in goed overleg en dat zal de komende tijd ook nog zeker noodzakelijk zijn. De door SVB-BGT te ontwikkelen aanbestedingsstrategie zal niet haaks komen te staan op de belangen van GeoBusiness Nederland.

Gevraagd naar de noodzaak een nieuwe organisatie (SVB-BGT) op te tuigen naast de bestaande en op termijn ter vervan-

ging van de Stichting GBKN, stelt Ernst Koperdraat onomwonden: de huidige organisatie wordt opgeheven omdat met de komst van de BGT de GBKN overbodig is. Ook zijn de producenten van de huidige GBKN niet tevens de bronhouders van de

BGT. Als gevolg daarvan zullen ook de financiële stromen sterk wijzigen wanneer

een belangrijke producent/financier - de gezamenlijke netbeheerders - niet meer hun 75% bijdrage levert aan de totstand-koming van de grootschalige topografie. De netbeheerders ontvangen straks als gebruiker nog wel het BGT-product en wil-len dat dan naast de standaardlevering als objectenbestand ook nog als traditioneel lijnenbestand aangeleverd krijgen.

Fasering: wie is op tijd?Tonie Speelman ziet nog wel een bedrei-ging in de fasering van het project: wat gebeurt er wanneer de regionale transitieteams gaan wachten op de laatste die gereed is, dat kan een gemeente zijn maar ook één van de landelijk bronhouders? De traagste wordt daarmee de zwakste schakel in de keten van de transitiefase. We zijn benieuwd hoe

dat zich gaat ontwikkelen. Hoe gaat het SVB-BGT daarin acteren?Ernst Koperdraat: In de transitieregio’s worden onder regie van het SVB-BGT tran-sitieplannen opgesteld. Bij de totstand-koming van die plannen proberen wij zo zoveel mogelijk de onderlinge - inderdaad wisselende - snelheden van de bronhou-ders op elkaar af te stemmen. Het is even-wel realistisch om te veronderstellen dat de opbouw van de BGT niet in een traject voor de gehele regio zal worden opge-bouwd. Daarom zijn wij bezig om hiervoor een monitoringstool op te zetten. Daar-mee krijgen wij in registratieve zin inzicht hoe de voortgang per bronhouder zich ontwikkelt. Met dat inzicht zullen wij de transitieactiviteiten van de bronhouders op elkaar proberen af te stemmen. We zul-len echter niet als politieagent optreden. De feitelijke inspectie en handhaving van de wettelijk voorgeschreven termijnen ligt bij ministerie van I&M. Als gevolg van de wisselende snelheden zullen wij om die reden ook tussenassemblages uitvoeren

wanneer in een afgeba-kend gebied bijvoorbeeld de gemeenten,

waterschappen en het ministerie van EZ gereed zijn. Wat met het voorlopig tussenresultaat dan gaat gebeuren is nog onderwerp van overleg. Wanneer andere

GBN: wij stimuleren gebruik van geo-informatie in de keten

Rust in de kaart niet langer de mantra

Koperdraat en Speelman.

12 Geo-Info 2013-1

Page 15: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

bronhouders later gereed zijn, zal in een eindassemblage de gebiedsdekkende kaart gemaakt moeten worden. We gaan niet zitten wachten op elkaar. Wel is inzicht en zo mogelijk afstemming in elkaars snelheden en voortgang noodza-kelijk. Daarom is het ook zo belangrijk om regionaal alle betrokkenen aan boord te krijgen en te houden en bestuurlijk draag-vlak voor deze samenwerking te creëren. We willen de problematiek uit de techni-sche wereld weghalen - daar is het al in goede handen - en vooral onder de aandacht brengen van beleid-smakers. We hopen echter niet dat er per transitie-regio mini-SVB’tjes ontstaan. We zullen de bestaande terughoudend-heid bij gemeentelijke bronhouders - voor een deel te verklaren vanuit de ervarin-gen met de recente afwikkeling van de BAG - dan ook graag willen doorbreken. Uiteindelijk bestaat er straks ook voor deze basisregistratie een wettelijke plicht. Een extra stok achter de deur. Tegen bron-houders die de neiging hebben om te gaan wachten, zeggen we als GeoBusiness Nederland en SVB-BGT gezamenlijk: Dat is niet nodig: men kan aan de slag. En wij helpen hen graag daarbij. Daarbij hebben we oog voor de regierol die een bronhou-der wil voeren. Datzelfde geldt overigens voor andere initiatieven, zoals samenwer-kingsverbanden op het gebied van ICT (SSC) en in veiligheidsregio’s. Ons doel is bronhouders te ondersteunen en uitein-delijk te assembleren op objectgrenzen. ‘Rust in de kaart’ is ook niet meer ons

mantra. Wij standaardiseren op het niveau van lego blokjes. Die moeten op elkaar passen. Het is aan bronhouders te bepalen wat daarmee vervolgens te doen en het detailniveau in te vullen.

ICT-infrastructuur SVB-BGTTen aanzien van de eigen informatie-infra-structuur heeft het SVB-BGT zojuist een marktverkenning afgerond op basis van

een functionele beschrijving van de noodza-kelijke applica-tiearchitectuur.

Leidend principe daarbij is dat het SVB-BGT niet zelf het ICT-beheer op zich wil nemen: men wil nu eens zelf ontzorgd worden door een aanbieder uit het geo-werkveld. De assemblagesoftware zal in de cloud gaan opereren en men mikt op een werkende oplossing rond april. Dat is snel, weet Ernst Koperdraat. Toch wil hij de vaart erin hou-den om met het SVB-BGT zo snel mogelijk op vlieghoogte te zijn. De bronhou-der kan zich op dit moment al bij het SVB-BGT melden als men gefaciliteerd wenst te worden. Ook kan men kennisnemen van de websites van zowel GeoBusiness Nederland en SVB-BGT en de daar uitgesproken intenties. Commu-nicatie over de taken en taakverdeling van beide organisaties nu en in de toekomst zal een belangrijke succesfactor zijn; zowel vanuit GeoBusiness Nederland als vanuit SVB-BGT is de afgelopen maanden al veel energie gestoken in het verschaffen van informatie over de BGT. Over de standaar-

den, over de rollen van bronhouders, over de relatie met bedrijfsprocessen en over de posities die beide organisaties gaan innemen wanneer het spel eenmaal op de wagen staat. Misschien hebben we ons daarbij teveel gericht op het geo-werkveld en zouden we ons meer moeten richten op bestuurders. Een suggestie zou kunnen zijn om ook andere media - buiten het geo-werkveld - te betrekken in de infor-matierondes die in 2013 gaan komen, juist omdat samenwerken op velerlei terreinen (interbestuurlijk, regionaal en tussen het bedrijfsleven) op dit moment een bestuur-lijke issue is. We moeten op een aantal punten nog verdere afspraken maken met elkaar. Binnenkort kunnen bronhouders die dat wensen keuzes maken vanaf de menukaart. Tot slot gaf Ernst Koperdraat aan beide redacteuren nog een nieuwtje mee. Hij stopt binnenkort als waarnemend direc-teur van het SVB-BGT. Jan Bruijn, nu nog werkzaam bij de provincie Overijssel, zal

hem per 1 februari 2013 opvolgen als directeur van het SVB-BGT. Een stuk wijzer geworden

en verrijkt met een nieuwe ervaring – bijna de eerste coproductie van de “Geopers” - reden beide hoofdredacteuren gezamenlijk huiswaarts. U weet vast waarover het ook ging op de weg terug.

Referentie1. Dubbel omdat zowel Geo-Info als GIS

Magazine hiervoor werden uitgenodigd en

beiden dit als een opmaat zien naar eventu-

ele toekomstige samenwerking.

Assembleren= harmoniseren en polderen

Het beste product voor de laagste prijs!

Assembleren= harmoniseren en polderen

Bij de start van jaargang 10

‘We willen het tijdschrift aantrekkelijk maken door afwisseling: lange artikelen, korte artikelen, verslagen, columns, boekbesprekingen, een goede berich-ten- en personaliarubriek en van tijd tot tijd ‘aparte’ dingen, bijvoorbeeld een kaartbijlage zoals het KT die meestuurde. Kortom: Geo-Info moet voor elke lezer aantrekkelijk genoeg

zijn om het uit het plastic te halen en door te bladeren om de interessante dingen eruit te pikken. Het tijdschrift is overigens niet het enige communicatie-kanaal van GIN: ook www.geo-info.nl is inmiddels in de lucht. We gaan gebruik-maken van de sterke punten van beide media door het tijdschrift en de website op elkaar af te stemmen, waardoor ze

elkaar versterken en meer voor de ver-eniging kunnen betekenen. Inmiddels is een aparte webredactie gevormd, die hard aan het werk is om de website verder vorm en inhoud te geven.’

Hoofdredacteur Ad van der Meer in Geo-Info 2004-1

Geo-Info 2013-1 13

Page 16: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Levendige slotdag 3D Pilot NLAan de slag met de derde dimensie van de BGT

Kadaster & Geonovum & Technische Universiteit [email protected]

De slotdag van de 3D Pilot NL vond plaats op 20 november 2012 in het Noord-Brabantse Provinciehuis in

Den Bosch. De 3D Pilot NL is een initiatief van Geonovum, Kadaster, de Nederlandse Commissie voor Geodesie

(NCG) en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. In 2010 is deze pilot gestart om meer richting te geven

aan 3D ontwikkelingen in Nederland. De activiteiten van de 3D Pilot hebben geleid tot een omvangrijke

community van actieve deelnemers en belangstellenden. Op deze slotdag werden 200 aanwezigen, afkomstig

van gebiedsbeheerders, kennisinstellingen en bedrijven, geïnformeerd over de resultaten van de pilot.

Opzet 3D Pilot NLAls leider van de 3D Pilot had ik de eer om de dag te openen met een korte uitleg over 3D Pilot NL. De 3D Pilot kende twee fasen. De eerste fase liep van maart 2010 tot juni 2011 en de tweede fase van juni 2011 tot december 2012. De eerste fase was van belang bij het vaststellen van

een nationale 3D standaard. De tweede fase was gericht op de ontwikkeling van concrete tools om organisaties te helpen zelf met 3D aan de slag te kunnen.

Nationale 3D standaardDe nationale 3D standaard is gerealiseerd door het Informatie Model Geografie

(IMGeo), dat ook de Basisregistratie Groot-schalige Topografie (BGT) definieert, en te modelleren als uitbreiding op CityGML. CityGML is de 3D standaard van het Open Geospatial Consortium, vastgesteld in 2008. De naam is in de loop der tijd te beperkt geworden: CityGML gaat inmid-dels over veel meer dan ‘cities’. Daarnaast

Figuur 1a - 3D Den Haag.

14 Geo-Info 2013-1

Page 17: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

wordt het ook veel gebruikt als informatie-model en niet alleen als uitwisselingsfor-maat (GML).CityGML modelleert de geometrie en semantiek van thematische gebieden (gebouwen, vegetatie, water, terrein, etc.) en maakt daarbij, per object, onderscheid in verschillende detailniveaus. Het hoogte-niveau op maaiveld wordt weergegeven in Level of Detail O (LODO). Volumeobjecten zoals gebouwen en kunstwerken kunnen vervolgens op verschillende detailniveaus worden opgetrokken in 3D. Dat kan als een eenvoudig blokmodel (LOD1), desge-wenst met dakvormen (LOD2). Het gaat verder met ramen, deuren en andere exte-rieurkenmerken (LOD3), tot een volledig uitgewerkt interieurmodel (LOD4).De uitbreiding van IMGeo op CityGML is gerealiseerd door alle IMGeo klassen te modelleren als extensies van CityGML klassen. De 3D uitbreidingen zijn daarbij optioneel en geen onderdeel van de verplichte BGT.

Toolkit 3D BGTMaar met het vaststellen van deze 3D standaard is er nog geen 3D IMGeo data. Want hoeveel mensen begrijpen de CityGML specificaties? Hoe kan een gemeente data (laten) inwinnen volgens deze standaard? Hoe ziet de 3D data eruit? Welke eisen moet je stellen als je het opbouwen van 3D IMGeo-data uitbe-steedt? En kan data uit de ontwerp- en constructiefase van bouwwerken gebruikt worden voor de opbouw van 3D IMGeo data? De tweede fase van de 3D Pilot

was gericht op beantwoording van deze vragen en op concrete tools om zelf met 3D IMGeo aan het werk te gaan. Dit werd in het ochtendprogramma behandeld.

3D aanpak van de Gemeente Den HaagOm de behandeling van de 3D toolkit in een concreet kader te plaatsen, gaf Friso Penninga van de Gemeente Den Haag een aftrap. Den Haag heeft in 2011 een LOD2 model voor zijn grondgebied laten opbouwen. Dat was voor de gemeente geen luxe, maar noodzaak. Weliswaar vraagt niemand binnen de gemeente om een 3D model, maar wel is er vraag naar goot- en nokhoogten voor bestem-mingsplan-nen, bezon-ningsstudies, geschikte daken voor zonnepanelen en gevelhoogten voor EU-geluidsmodelle-ring. Bovendien, zo liet Friso weten, heeft de gemeente alleen al met de besparing bij bezonningstudies de kosten voor het 3D model terugverdiend. Die kosten waren lager dan de prijs van menige auto die hij die ochtend op de parkeerplaats van het Provinciehuis had zien staan. Voor aanhakende gemeentes is het interessant om te weten wat Den Haag als pionierende gemeente achteraf anders zou hebben gedaan. Wat kunnen we leren van de ervaringen van Den Haag? Friso verwees daarvoor naar het document “Technische specificaties voor de opbouw

van 3D IMGeo-CityGML” van de 3D Pilot. Dit document is mede gebaseerd op de ervaringen van zowel gemeente Den Haag als gemeente Rotterdam.

(tk)Van 2D BGT naar 3D in 4 stappenNa deze inspirerende presentatie vanuit de praktijk gaf het 3D Pilot projectteam een toelichting op de vier stappen die nodig zijn om van 2D BGT een 3D IMGeo dataset te bouwen. Daarbij werden de tools en documenten gepresenteerd die de 3D Pilot community het afgelopen jaar heeft ontwikkeld om deze stappen te ondersteunen.

Stap 1: Keuzes makenStap 1 is het maken van keuzes voor de implementatie van 3D IMGeo. Deze keuzes hebben hun consequenties, wat uiterst belangrijk is om te beseffen als je 3D IMGeo data gaat of laat opbouwen. Onder het motto “bezint eer gij begint”, liet George Vosselman (Universiteit Twente) een groot aantal van dit soort keuzes de revue passeren en lichtte hij de gevolgen ervan toe. De keuzes, zoals: “welke LOD wil je voor welke BGT klasse?” en hun consequenties zijn in detail uitgelegd in het al door Friso genoemde document met technische specificaties.Een ander voorbeeld van zo’n keuze is of je wilt aansluiten op 2D BGT footprints van gebouwen. Als je dakvormen wilt onder-scheiden, kan het namelijk gebeuren dat de laserpunten van bijvoorbeeld AHN2

niet geheel aansluiten op deze footprints. Het gevolg kan dan zijn

dat een dakgoot in het 3D model niet hori-zontaal loopt of een rare knik maakt (zie figuur 2). Veelal zal dit te maken hebben met een (klein) kwaliteitsprobleem van de footprint, waardoor het in 3D gewenst zou zijn om AHN2 te volgen. De ervaring van de gemeenten Den Haag en Rotterdam is echter dat het uiterst gewenst is de 2D footprint in de BGT ongemoeid te laten. Het is wel mogelijk met de 3D informatie de 2D (bron)dataset te verbeteren. Ook de keuze of je wel of niet de BAG geometrie gebruikt (die van bovenaf gezien de maxi-male omtrek van een gebouw represen-teert en niet de footprint) bij het opbou-

Figuur 1b - 3D Den Haag.

3D-geometrie-validatie kan het verschil maken tussen

shittyGML en CityGML

Geo-Info 2013-1 15

Page 18: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

wen in 3D heeft gevolgen, zie figuur 3. In het opgeleverde document met imple-mentatieregels worden dit soort keuzes toegelicht en worden er aanbevelingen gedaan voor specifieke keuzes in speci-fieke situaties.

Stap 2: 3D IMGeo voorbeelddataHoe de 3D IMGeo data er uiteindelijk uitziet als de regels worden toegepast, liet Marcel Reuvers (Geonovum) zien in stap 2. Het opbouwen van 3D IMGeo voorbeeld-data binnen de 3D Pilot diende meerdere doelen. Deze voorbeelddata zijn gemaakt om zowel de 3D IMGeo standaard als de implementatieregels (stap 1) voor buiten-staanders en nieuwkomers te verhelderen. Daarnaast kan de data dienen als check op juiste interpretatie van de standaard en als testdata voor softwareontwikkelaars.Aan het begin van de 3D Pilot leverde gemeente Den Bosch 2D BGT voorbeeld-data aan. Andere partijen leverden 3D brondata sets aan van hetzelfde gebied, die beschikbaar zijn gesteld binnen de pilot (zie tabel 1). Op basis van deze bron-

data zijn weer andere partijen aan de slag gegaan om voor de BGT objecten voor de verschillende Levels of Detail de 3D geometrieën op te bouwen (zie tabel 2). Enkele resultaten zijn te zien in figuur 4.

Marcel concludeerde dat we in Nederland veel hoogwaardige brondata sets hebben die als basis kunnen dienen voor 3D IMGeo, maar ook dat er veel kennis beschikbaar is over deze data. Echter echte algoritmen om van 2D IMGeo-CityGML data de 3D IMGeo-CityGML bestanden te maken zijn er nauwelijks, evenmin als Nederlandse bedrijven die dit kunnen. Om nieuwkomers op weg te helpen, is er ook gewerkt aan een FME workbench. Hiermee wordt, op basis van AHN2 (of andere hoge resolutie hoogtepunten), BGT en BAG, een deel van de workflow voor het generen van 3D IMGeo data vol-gens de vastgestelde implementatieregels automatisch uitgevoerd. De workbench maakt gebruik van automatische recon-structiealgoritmen ontwikkeld door de Universiteit Twente (Oude Elberink, 2010).

Stap 3: 3D ValidatieIn de volgende stap liet Paul Janssen (Geonovum) zien hoe je kunt checken of de 3D IMGeo data voldoet aan de standaard. Immers, 3D data werkt alleen als de geometrie klopt (is het volume gesloten; zijn er geen loshangende onderdelen). Onder het motto “3D-geo-metrie-validatie kan het verschil maken tussen shittyGML en CityGML”, lichtte Paul de 3D validator toe die met behulp van onderzoekers van de Sectie GIS, TU Delft was ontwikkeld (Ledoux et al, 2009). Deze validator is beschikbaar als open source. Daarnaast is de functionaliteit door Safe geïmplementeerd in FME als standaardfunctionaliteit. De 3D validator checkt 3D geometrie volgens de stan-daarden ISO19107 en GML en is verbeterd door de 3D Pilot experimenten op de 3D IMGeo voorbeelddata.

Stap 4: Beheer 3D IMGeo dataTot slot ging Friso Penninga in op moge-lijkheden om een eenmaal opgebouwde 3D dataset actueel te houden. Friso presenteerde één open source en twee commerciële oplossingen voor de opslag van 3D IMGeo data in een database, zoals Oracle en PostGIS. Om tools voor

Figuur 2 - Niet matchen van AHN2 en footprint.

Figuur 3 - BAG/BGT/3D.

3D brondata sets van de 3D Pilot

Een brug met veel detail in AutoCAD door Coenradie

Orthofoto’s, stereofoto’s en BAG pan-den door de gemeente Den Bosch

Een terrestrische puntenwolk met zeer hoge resolutie, gemaakt vanaf een quad, door Cobra

3D stereofoto’s door Imagem

Ondergrondse voxels door TNO

AHN2 door Het Waterschapshuis

TOP10NL data door het Kadaster

Geo-obliek foto’s door Slagboom en Peeters

Ortho foto’s door Cyclomedia

Tabel 1 - Beschikbaar gestelde 3D brondata

Tabel 2 - BGT objecten in 3D

Vervaardigde 3D geometrieën

LOD2 bomen door Wageningen UR - Alterra

LOD3 brug door Coenradie

LOD0 terreinLOD1 gebouwen, beide door Organic Vectory

LOD0 terrein LOD1 gebouwen LOD2 gebouwen, allen door Universi-teit Twente

LOD0 terreinLOD1 gebouwen, beide door Vicrea

16 Geo-Info 2013-1

Page 19: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

bijhouding te testen, had Friso binnen de 3D Pilot eerder een “challenge” geor-ganiseerd waarin Bentley, CPA systems, M.O.S.S., Safe Software, StrateGis groep en Toposcopie hadden laten zien dat zij goed in staat waren de CityGML data van Den Haag te bewerken en weg te schrijven. Nu liet Friso de resultaten zien van de 3D IMGeo CityGML estafette, waarin Bentley, CPA systems, M.O.S.S. en Safe Software een aantal bewerkingen uitvoerden op de recent gereed gekomen 3D IMGeo CityGML data. Ieder bedrijf had daartoe een film aangeleverd, waarbij een door 3D Pilot gedefinieerd draaiboek werd afge-lopen. Friso liet de gecompileerde versie zien van de films. Deze gaf een mooi overzicht van de beschikbare oplossingen om 3D IMGeo CityGML data te bewerken en als zodanig op te slaan. Uiteraard werd

door middel van validatie gecheckt of de data na de bewerkingen nog steeds voldeed aan de IMGeo standaard.Tenslotte betoogde Friso, dat voor een gemeente een hybride aanpak voor 3D beheer goed zou kunnen werken. Bijvoor-beeld perio-diek geauto-matiseerde updates gecombi-neerd met incidenteel handmatige updates in specifieke gebieden. Voor de periodiek geautomatiseerde updates zijn, naast 2D BGT/BAG data, 3D brondata nodig die een gemeente veelal in huis heeft. Dan denk je het eerst aan AHN, maar dat heeft een lage inwinfrequentie. Actuele luchtfoto’s met voldoende overlap (60%) zouden een

mooi alternatief kunnen zijn voor het aflei-den van hoge resolutie hoogtepunten. Dit vraagt wellicht om een aanpassing van de specificaties van het beeldmateriaal.

Gebruik en meerwaarde van 3DDe demomarkt tijdens de lunch bood gelegenheid om kennis te maken met ruim 20 producten en diensten die 3D IMGeo kunnen ondersteunen. Na de lunchpauze was er een inspiratiesessie waarin zes toepassingen werden gepre-senteerd die de meerwaarde van 3D lieten zien: • In 3D ontwerpen van windturbinepar-

ken, door Rik Olde Loohuis, ROM3D;• 3D modelleren (hollingen en bollingen

van wegen, stoeprandjes) ten behoeve van stedelijk water management , door Mark Kroon, NEO B.V.;

• Modelleren van bomen uit AHN2, door Henk Kramer, Wageningen UR - Alterra;

• Inwinnen en beheren van 3D IMGeo met dg DIALOG BGT, door Bart van der Lely, Grontmij;

• Verschillende toepassingen in het stedelijk gebied, door Johannes Smits, Bentley;

• 3D IMGeo bijwerken met behulp van stereobeelden, door Dirk Voets, Imagem.

Rick Klooster (Oranjewoud) presenteerde daarna de, onder zijn verantwoordelijk-heid, ontworpen 3D Pilot ‘killer apps’ website. Deze website verzamelt en demonstreert bestaande 3D applicaties ter inspiratie voor nieuwkomers.

Als laatste inhoudelijke bijdrage werden we getrakteerd op een snelcursus “BIM voor beginners” door Jakob Beetz (TU Eindhoven). Jakob heeft, als BIM kenner,

binnen de pilot actief gewerkt aan betere afstem-ming tussen BIM (met de

IFC standaard) en GIS (met de CityGML standaard). Hij gaf een mooi overzicht van de situatie. Dat is samen te vatten als: GIS richt zich op grotere gebieden en BIM richt zich op de details. Ergens halverwege raken ze elkaar en is afstemming nodig om van elkaars gegevens gebruik te kun-nen maken.

Figuur 4a - Voorbeeld data 3D IMGeo.

Figuur 4b - Voorbeeld data 3D IMGeo.

GIS richt zich op grotere gebieden en BIM richt zich op de details.

Ergens raken ze elkaar

Geo-Info 2013-1 17

Page 20: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

En nu?Rob van de Velde (directeur Geonovum), Ruud van Rossem (Ministerie van IenM en programmamanager BGT) en AartJan Klijnjan (Kadaster) namen ons als afsluiting mee in de plannen van deze drie organi-saties voor Nederland 3D. Rob noemde daarbij het beheer en verder ontwikkelen van de 3D IMGeo standaard en het bijbehorende instrumenta-rium, alsmede het onderzoeken van 3D uitbreidingen in andere domeinen en verdere afstem-ming met de bouwwereld. AartJan liet weten dat het Kadaster in 2013 gaat werken aan 3D TOP10NL. Ruud presenteerde de plannen voor een onderzoek om 3D IMGeo te ondersteunen binnen de Landelijke Voorziening BGT. Het is immers de bedoe-ling dat de landelijke voorziening ook het optionele deel van IMGeo gaat onder-steunen en 3D is één van de optionele onderdelen in IMGeo. Ruud verwachtte dat de implementatie van een innovatieve ontwikkeling als 3D IMGeo een grote vlucht kan nemen als één partij de stap heeft gezet. Hij vergeleek 3D met DigiD voor en na de toepassing ervan door de belasting-dienst. Het gebruik van 3D IMGeo kan een vergelijkbare ontwikkeling doormaken.De 3D Pilot activiteiten zullen worden gecontinueerd in een 3D Special Interest Group, welke weer een gezamenlijk initiatief zal zijn van Geonovum, Kadaster, Ministerie van IenM en de NCG. Binnen deze 3D SIG zal, samen met het werkveld, (verder) gezocht worden naar oplos-singen voor nog openstaande 3D-issues. Denk hierbij aan de verdere afstemming tussen BIM en GIS, afstemming tussen boven- en ondergrondse informatie en 3D-extensies binnen specifieke domeinen

zoals ruimtelijke ordening. Ook zal de implementatie van 3D IMGeo via de 3D SIG verder ondersteund worden, mede in overleg met OGC. Hiervoor wordt een intentieverklaring opgesteld voor nauwere samenwerking met de internati-onale 3D SIG. De kick-off bijeenkomst van de Nederlandse 3D SIG vindt plaats in het

eerste kwartaal van 2013, waarbij de eerste ervaringen met 3D IMGeo zullen worden gerapporteerd.Aan het einde van de dag werd de 3D Pilot community bedankt door het 3D Pilot project team. De 3D Pilot is het resultaat van heel veel enthousiaste, gedreven en bedreven mensen die vol inspiratie bij hebben gedragen aan de discussies en activiteiten van de 3D Pilot zonder dat hier directe compensatie tegenover stond. Al deze bijdragen hebben ervoor gezorgd dat 3D niet langer omhuld is door onzekerheden, maar dat 3D in Nederland richting heeft gekregen. Als 3D Pilot project team hebben we het samenwer-ken met en het leren van deze kundige mensen beleefd als een unieke ervaring.

Waar zijn de resultaten te vinden?Het 3D Pilot project team nodigt iedereen uit met de tools en bevindingen van de 3D Pilot aan de slag te gaan en te gaan expe-rimenteren met de derde dimensie van de BGT. De “Toolkit voor 3D IMGeo”, inclusief de 3D IMGeo voorbeelddata, de technische implementatieregels, de 3D validator, de FME workbench, de killer apps website en de

CityGML-IMGeo estafette-films, is te vinden op http://www.geonovum.nl/3D/toolkit. Op www.geonovum.nl/3d zijn ook nog de eindrapporten en use cases van de eerste fase van de 3D Pilot beschikbaar, alsmede de presentaties van alle kennis-sessies van de 3D Pilot van de afgelopen 3 jaar. Dit materiaal zal u helpen meer

te weten te komen over 3D geo-informatie, het nut en de noodzaak ervan en van recente technische ontwikkelingen rond 3D.

In de nabije toekomst zullen we in een aantal vervolgartikelen inhoudelijk ingaan op de documenten en tools die de pilot heeft opgeleverd.

Meedenken?Wilt u betrokken blijven bij de 3D SIG, als toehoorder of als bijdrager, meld u dan aan bij de 3D Pilot NL LinkedIn groep (per 1 januari 2013 heet deze “3D SIG NL”) of bij [email protected] .

Referenties• Ledoux H, Verbree E, Si H (2009)

Geomatric validation of GML solids with

the constrained Delaunay tetrahedralization.

In: De Maeyer, Neutens, De Rijck (eds) Pro-

ceedings of the 4th international workshop

on 3D-Geo- Information, Ghent, pp 143–148

• Oude Elberink SJ (2010) Acquisition of

3D topography: automated 3D road and

building reconstruction using airborne

laser scanner data and topographic maps.

Enschede, University of Twente, Faculty

of geo-information science and earth

observation ITC dissertation 167, p 171.

ISBN: 978-90-6164-288-6

www.geonovum.nl/3D/toolkit

Kadaster maakt excuses en leent hamer

Klachtenbemiddelaar Hans Flaman herinnert zich een kwestie waarbij een landmeter zich nogal onhandig had gedragen: “De landmeter was zonder aankondiging een tuin ingestapt en had wat groen afgeknipt dat zijn zicht belemmerde. De ijzeren buizen waar-

mee hij de grens had aangegeven had hij daarna veel te ver boven de grond laten uitsteken. Ik heb ter plekke verteld wat de landmeter daar had gedaan en waarom hij zo had gehandeld. Vanzelf-sprekend heb ik namens het Kadaster excuses aangeboden voor zijn gedrag.

En nadat ik met een geleende hamer de buizen dieper in de grond had geslagen, was de kous af.”

(Relatiemagazine Terzake van het Kadas-ter, 2012-4)

18 Geo-Info 2013-1

Page 21: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

DHC-publicatiereeks “Geodetisch-Historische Monografieën”

Na zijn afscheid als voorzitter van de stichting De Hollandse Cirkel in 2004 lanceerde Leen Aardoom het idee naast het tijdschrift ook een publica-tiereeks te starten, waarin uitvoeriger en diepgaander onderwerpen worden behandeld dan in een tijdschriftartikel. Deze serie is op 1 augustus 2012 gestart door het uitgeven van twee publicaties, en draagt de naam “Geodetisch-Histo-rische Monografieën”. Ingeval het een publicatie betreft over de wetenschap-pelijke of technische ontwikkeling van het vakgebied wordt de subtitel “Ontwikkeling van het vakgebied sedert de Franse tijd” toegevoegd. In de serie kunnen daarnaast ook loopbaanbeschrijvingen, biografieën, bedrijfsgeschiedenissen e.d. worden opgenomen.

De serie opent met als nr. 1 een publi-catie van initiatiefnemer prof. dr.ir. Leen Aardoom; tegelijkertijd verscheen ook nr. 2: een autobiografische loopbaanbe-schrijving van prof. dr.ir. M. J. M. Bogaerts. Van beide publicaties is mevr. Elfriede M. Fendel van TU Delft de redacteur, die ook de lay out van deze geprinte publicaties verzorgde.

Nummer 1Aardooms boek heeft als titel “Satel-lietgeodesie in Nederland 1960-2000 - opstap naar en partner in Delfts aard-gericht ruimteonderzoek”. Het behan-delt de satellietgeodesie vanaf het begin van de ruimtevaart en gaat uitvoerig in op zowel de internationale doelstelling en organisatie van de satellietgeodesie, als op de concrete toepassing in Nederland. Rode draad hierbij zijn de optische waar-nemingstechnieken en inrichting van de achtereenvolgende satellietobservatoria Delft-Wippolder, Ypenburg en Kootwijk.

De intra-universitaire samenwerking in Delft (DEOS) en de geowetenschappelijke inbedding (Nederland) komen aan de orde, waarbij ook aandacht is voor de financiering van dit zuiver-wetenschap-pelijke gebeuren. Het werk omvat 106 pagina’s en is rijk geïllustreerd met foto’s en technische tekeningen.Aardooms publicatie is gesponsord door Facto Geo Meetdienst.

Nummer 2Bogaerts carrière is het onderwerp van “De loopbaan van een zondagskind - 46 jaar in de Delftse geodesie”. Het loopt van zijn studententijd tot zijn emeritaat, als decaan van de faculteit Geodesie, aan TU Delft (1956-2002). Naast een autobio-grafie is dit werk tevens een kroniek van ‘Geodesie-Delft’, waarin naast de ontwik-keling van Bogaerts’ eigen werk en de ont-wikkeling van zijn sectie, ook de geschie-denis van de gehele faculteit, alsmede de wetgeving op het universiteitsbestuur uitvoerig worden behandeld.De auteur geeft nog aan dat de instroom van studenten in de loop van de jaren 90 structureel te laag was voor het voortbe-staan van een zelfstandige voltijdsoplei-ding, maar behandelt niet de opheffing en splitsing van de Afdeling Geodesie in 2003.Ook deze publicatie, 149 pagina’s, is fraai geïllustreerd. Zij bevat twee addenda van de hand van Elfriede Fendel: een register van alle hoogleraren en lectoren aan de afdeling sinds Schermerhorn en een lijst van alle afstudeerders van Bogaerts.

BestellingNiet-donateurs van de stichting kunnen deze publicaties verkrijgen tegen € 12,50 incl. verzendkosten. Bestelling geschiedt door overmaking van € 12,50 (per publica-tie) naar 51.70.15.757 t.n.v. stichting De Hol-landse Cirkel te Pijnacker, o.v.v. ‘Aardoom’ of ‘Bogaerts’.Donateurs: idem, maar prijs € 4,-- (verzendkosten).

Herman Quee

Boekbespreking

Aardoom werd bij afscheid in 2004 ere-voorzitter.

Geo-Info 2013-1 19

Page 22: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Open Kaart

Compensatie ZuiderzeelijnOp 6 december 2012 is de Hanzelijn tussen Lelystad en Zwolle in gebruik genomen om hiermee de noordelijke provincies beter te ontsluiten. De Zuiderzeelijn, een ander spoorproject dat bedoeld was om Amster-dam via de Flevopolder met Groningen te verbinden, is al in 2007 afgeblazen. De noorde-lijke provincies ontvingen een deel van het gereserveerde budget om alsnog de regionale infrastructuur te verbeteren. Helpt de kaart (Trouw, 7-12-2012) ons om te achterhalen waar deze investeringen naartoe zijn gegaan?

Maarten Boddaert (kartograaf en ontwik-kelaar geografische, educatieve produc-ten): Het is voor mij een boeiende kaart om naar te kijken. Het bevat veel informatie die ik als geschreven tekst waarschijnlijk zou overslaan. Een kaart zegt hier meer dan dui-zend woorden en heeft zijn doel dus bereikt. Toch is er wel het nodige op aan te merken. De keuze groen voor een lijn die niet door gaat en rood voor een lijn die net is voltooid is niet logisch. De pictogrammen voor de treinen wijken sterk af van de pictogrammen voor de auto(snel)wegen. De treintjes lijken zo via “Google afbeeldingen” van het web te zijn geplukt. Voor de vaarwegen is geen pictogram gekozen. Ook mis ik een duidelijke hiërarchie in de kaart. Vooral de sporen, snelwegen en waterwegen strijden met elkaar om wat het belangrijkst is, terwijl de provinciegrenzen weer helemaal wegvallen. Dat is opmerkelijk, want de kartograaf beschikte over full colour en had daar gebruik van moeten maken.

Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): De titel van het artikel, waarbij deze kaart is geplaatst, is “Zuiderzeelijngeld gaat vooral naar asfalt”. Wil je deze boodschap ook uit de kaart aflezen, dan moet je eerst alle teksten lezen en de genoemde bedragen bij elkaar optellen. Je kunt namelijk alleen bepalen, wat de situatie op een bepaald punt is. Kortom: de kaart blijft hangen op het laagste beeldniveau. Om de boodschap te ondersteunen, wil je echter een kaart met een gemiddeld beeldniveau, waarbij je onder-scheid kan maken, niet alleen in grootte van de investering (aantal miljoenen), maar ook in het doel van de investering (wegvervoer, spoorvervoer, scheepvaart). Het eerste kan je

realiseren, door proportionele symbolen te gebruiken. Het tweede kan je realiseren, door verschillende kleuren per type transport te gebruiken in plaats van verschillende iconen. Dan was de legenda-eenheid “meest opval-lende projecten” niet nodig geweest, omdat dit gegeven meteen duidelijk was geworden door de grootte van de symbolen!

Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Edward Tufte zegt in Envisioning Information: “Clutter is a failure of design, not an attribute of information”. Ik zie in deze kaart eerst en vooral ‘clutter’, chaos. Vreemd eigenlijk. Elke kaartmaker kent dat moment waarop het eerste concept nog niet overzichtelijk is. Er zijn dan legio oplossingen: minder objecten, minder attributen, kleinere symbolen, andere uitsnede, minder labels, minder classificaties, betere visuele hiërarchie, thematisch in plaats van beschrijvend, choropleet in plaats van punten. Bij deze kaart lijkt dat moment van besef overgeslagen. Een tabel – en niet een kaart - is hét middel bij uitstek om een lijst gegevens met allerlei informatie (soort, bedragen, namen, provincie, status) overzich-telijk weer te geven, per categorie of provincie en netjes opgeteld. Dat zo’n lijst toevallig óók objecten bevat met een locatie, is niet per

definitie het argument om een tabel onver-kort als kaart te presenteren. Er lijkt zelfs extra moeite gedaan om de zo ontstane ‘clutter’ te vergroten. Projecten die niet doorgaan staan op de kaart, schaduwrandjes zijn dan weer wel, dan weer niet aanwezig en de symbolen voor de wegen zijn inconsistent en in grijs toegepast.

Frédérik Ruys (information designer en organisator jaarlijks Infographics Congres): Zo uitgesproken als het artikel is, zo flets is de bijbehorende kaart: een nietszeggende titel met volstrekt nutteloze onderkop, geen opbouw, geen hiërarchie, geen duiding. De kleuren zijn neutraal en de typografie is nergens onderscheidend. Je kunt je inder-daad afvragen of een kaart wel de meest effectieve manier is om deze droge opsom-ming van projecten te presenteren. De kaart fungeert enkel als ‘behang’: de genoemde projecten zijn niet eens ingetekend, hooguit globaal aangegeven. Er is niet eens visueel onderscheid aangebracht in de omvang van de plannen (terwijl het duurste project € 624 miljoen bedraagt en de goedkoopste slechts € 28 miljoen). Dat een irrelevante vermelding als ‘Afsluitdijk’ op de kaart is blijven staan, toont aan dat er over deze visua-lisatie nauwelijks is nagedacht.

20 Geo-Info 2013-1

Page 23: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Donateursdag De Hollandse CirkelDonderdag 11 oktober 2012 woonden 50 begunstigers de 14de Donateursdag van de stichting De Hollandse

Cirkel bij. De gastheer was deze keer ing. IJsbrand van der Bent, eigenaar en algemeen directeur van

ingenieursbureau Passe-Partout in Gouda.

Van der Bent zei in zijn welkomstwoord dat hun kantoor te klein was, ‘omdat tal van onze mensen altijd op locatie aan het werk zijn’. De alternatieve locatie, de speeltuin ‘De Korte Akkeren’ op het sluiseiland, was hem goed bekend van-wege de jaarlijkse personeelsbarbecue. Bovendien is die plek ook bij het bouw-terrein van de tweede Julianasluis, waar Passe-Partout vooral deformaties meet. (De Julianasluis in het Gouwekanaal, beide van de provincie en van circa 1935, verbindt de Gouwe met de nog getijrijke Hollandsche IJssel.) Stichtingsvoorzitter Herman Quee bedankte Van der Bent en memoreerde dat hij de eerste gastheer uit het bedrijfsleven was.

JaaroverzichtDe jaarlijkse terugblik van de stichtings-voorzitter leerde weer dat het aantal persoonsdonateurs langzaam groeit (2011: 141 en 2012: 142). De meeste geme-moreerde wapenfeiten van het afgelopen jaar zijn in dit blad aan de orde geweest, maar werd eerder een publicatiereeks nog slechts aangekondigd, nu zijn de eerste twee delen in de reeks Geodetisch-Historische Monografieën verschenen! Een nieuwtje was, dat Jan Ebbinge na acht jaar echt stopt als coördinator en wordt opgevolgd door Sieb Dijkstra. Stoppen door herpositioneringen was ook aan de orde bij twee deelnemers in de stichting: de Nederlandse Commissie voor Geodesie en de Vereniging Geobusi-ness Nederland (VGN). Quee had hoge verwachtingen van het resultaat van de alternatieve inspanningen van de VGN om haar leden aan te sporen deelnemer of minstens bedrijfsdonateur te worden! Nog open bleek het resultaat van het gesprek met de HID van RWS-DID over een nieuw bestuurslid, in plaats van de vertrokken Wim van Beusekom die deze rol ook na zijn pensionering nog jaren mocht vervullen.

Leidse hoogleraar wiskundeVervolgens sprak prof.dr. Gerrit van Dijk, emeritus hoogleraar wiskunde aan de Leidse Universiteit, desgevraagd over zijn boek ‘Leidse hoogleraren wiskunde 1575-1975’. Het is in nummer 2012-7 van dit blad besproken. (Van Dijk: ‘Veel dank daarvoor!’) De mondelinge presentatie mét achter-grondinformatie had ook een humoristi-sche meerwaarde. “Een voorwaarde van de Universiteit was, dat de personen die ik beschreef overleden moesten zijn en vandaar ook 1575-1975”, was zijn eerste zin al! Bij zijn jarenlange werk bleek dat historisch onderzoek

moeilijker en tijdrovender is dan wiskundig onderzoek, omdat men te veel overschrijft en foute beweringen daardoor een te lang leven krijgen. “Petrus van Schoten heet ontelbaar keren de zoon van Frans van Schoten, maar het was zijn broer. Goed, dat je wiskundige bent, want vergelijking van leeftijden leert dat”, aldus een voorbeeld. Op een selectie van zijn voorgangers werd ingegaan, met als prominent Willebrord Snellius (1580-1626), het sieraad van de

Leidse Universiteit. Bij het in 2002 ver-noemen van het gebouw van het Mathe-matisch Instituut naar Snellius, was ter overtuiging van anderen ook van belang dat er zoveel in de stad nog aan hem herin-nerde: kwadrant in Museum Boerhaave, Snellius-plaquette in de Doeza straat, grafsteen en epitaaf in de Pieterskerk. De laatste is er slecht aan toe, zoals ook

al eerder in dit blad is getoond. Van Dijk voerde een pleidooi voor sponsoring van een restauratie en hij

wist dat die ongeveer een ton zou kosten (‘Als ú nog iemand weet...’). Boeiend was ook zijn wedervaren om aan portretten van de 42 hoogleraren te komen. Het lukte bij 30 van hen. Een ‘mooie map op zolder’ bij de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW) in Haarlem was een verrassende bron. De wiskundige Pieter Zeeman Gzn bleek nogal eens te worden verward met zijn neef de Nobel-prijswinnaar, maar ook voor zijn portret bracht de KHMW van 1752 uitkomst. Van 12 hoogleraren waren dus geen portretten te vinden. Zij mankeren ook in de portret-tengalerij in het gebouw Snellius, waarvan bezichtigen allen werd aanbevolen! (Vanaf Leiden CS bus 57 richting Lisse, halte Snellius!) Op www.math.leidenuniv.nl staat het boek ‘Leidse hoogleraren wiskunde 1575-1975’ van 70 pagina’s in pdf.

Passe-PartoutVan der Bent gaf een inleiding over het bedrijf Passe-Partout. Het werd in 1975 opgericht door geodeet Han Knol en in 2011 na een faillissement herstart onder Van der Bent als nieuwe eigenaar, die er vanaf begin 2011 werkte. De website geeft nog 70 medewerkers, maar dat was zo te horen intussen minder. Vanouds kent dit ingenieursbureau vooral andere bedrijven als opdrachtgever en is men vooral bezig in de uitvoeringsfase van werken (mon-

Professor Van Dijk over zijn voorganger Snellius.

Verslag

Wie sponsort epitaaf Snellius?

Geo-Info 2013-1 21

Page 24: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

diaal, maar ook bij de herinrichting van Madurodam). Bij fraaie voorbeelden van scannen en fotogrammetrie, ook op inter-net, kon Van der Bent het niet laten om te zeggen: “Die instrumenten zijn eigenlijk niet zo belangrijk meer jongens, die koop je en gooi je over drie jaar weer weg”. Bij zijn plaatjes waren het meest gewild die met op de Julianasluisbreedte gebouwde superjachten van scheepsbouwer Van Lent uit Kaag. De aanwezigen kregen in drie groepen nog meer van hemzelf te horen, een fotodemonstratie met een multicopter met zes rotorbladen, camera en GPS van het bedrijfje i2i (image2info) en een rondlei-ding over de bouwplaats van de tweede sluis. Dat laatste deed Jan den Braber van Passe-Partout. Alles beweegt daar in de

slappe grond. Het deed dat ook al dagelijks bij vullen en legen van de eerste sluis, en bij deze bouw wordt het bewegen meer gemeten dan ooit. Bij een glaasje en een hapje in de speeltuin praatten de meeste donateurs nog graag wat na. Men vond het uniek dat in deze jaren een miljoenenjach-tenbouwer van verderop bij overeenkomst aan de provincie 2,5 miljoen euro gaf om de tweede Julianasluis in Gouda 14 meter breed te maken in plaats van 12 meter, zoals de eerste kolk is en blijft. (Geodetische sug-gesties over de geldbronnen van op hun beurt de opdrachtgevers van de jachten worden maar niet doorgegeven.) Het hele werk kost trouwens 35 miljoen euro en moet in 2014 klaar zijn.

Adri den Boer

Multicopter van i2i...

...boven de speeltuin...

...aan het fotograferen.

De nieuwe coördinator Sieb Dijkstra, de rondleider en de oud coördinator Jan Ebbinge.

Deformatie-meetkruis tot op de markering op een fietspad toe.

22 Geo-Info 2013-1

Page 25: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Schatkamers van NederlandSchatkamers van Nederland. Historisch kaartwerk van Nederland, bestaand uit 24 verkleinde facsimile’s van oude kaarten (2 per provincie, 30x42cm) en een begeleidende gids (‘naslagwerk’) van 176 pagina’s, 184 afbeeldingen in kleur, formaat 21x15cm, samen ondergebracht in een karton-nen doos. Uitgegeven door de ANWB i.s.m. de Regionaal-Historische Centra en het Nationaal Archief. ISBN 978 901 803 4863, prijs € 32,95.

De bedoeling van deze publicatie is het publiek te tonen wat je met de oude kaarten in de Nederlandse archieven kunt doen. Daartoe zijn per provincie twee kaarten uitgezocht en in facsi-mile gereproduceerd. In de begeleidende gids is de historische context van die kaarten beschreven, is aangegeven wat voor informatie je aan de kaarten kunt ontlenen, en is bovendien een wandel-/fiets- of autoroute beschreven door het op de oude kaart aangegeven gebied aan de hand van een moderne route-beschrijving. Het is een geweldig idee, er is leuk en interessant kaartmateriaal bijeengebracht, er zijn uitstekende en boeiende historische toelichtingen geschreven, en het is allemaal fraai vorm gegeven. Tot zo ver dus niets dan goeds. Helaas is het leggen van een link naar het kaartgebruik mislukt: door te grote verkleining is het kaartmateriaal vaak onleesbaar, er is sprake van onvolledig of helemaal niet gedocumenteerde kaarten en soms ontbreken legenda’s, waardoor je weinig met de kaarten kunt doen. Zelfs de routebeschrijvingen van de ANWB hebben een te kleine schaal en missen een legenda. De auteur heeft niet veel idee van de kartografie (‘Krayenhoff maakte een topografische kaart van Nederland’, ‘Blaeu baseerde zijn kaarten niet op eigen opmeting, maar op de vele handels-contacten in de stad Amsterdam’, ‘Bij nadere beschouwing wordt overigens duidelijk dat kartografen bij de vervaardiging van hun kaarten veelal uitgingen van oudere kaarten’); hij heeft het over kadastrale kaarten waar hij topografische bedoelt en de over-zichtskaart van Witkamp van Limburg uit 1866 wordt een militaire kaart genoemd. Er is sprake van een aantal ongefundeerde claims (‘driehoeksmeting veroorzaakte grote sprong in de ontwikkeling van zeekaarten’, ‘de topografische dienst verstrekte om militaire redenen geen plattegronden aan toeristen’, ’de kaart is speciaal gemaakt … voor verzamelaars van kaarten’); en er is ook weinig besef van de historische kartografie (‘Toen de werkgelegenheid in de oorlogskartografie afnam, gingen kaartenmakers historiepren-ten maken en hoogheemraadschappen karteren’).De fraaie foto’s dienen eigenlijk voornamelijk als sfeerbeeld voor de betreffende provincies, omdat er alleen bij uitzondering wordt aangegeven wat ze afbeelden. De facsimile-kaarten zijn keurig genummerd en die nummers had men ook in de tekst in de begeleidende gids kunnen gebruiken voor verwijzingen bij de van die kaarten in de toelichtende tekst, afgebeelde details. Van de vierentwintig uitgekozen kaarten worden auteur en schaal niet altijd vermeld. Daarnaast staan er nog veel andere kaarten verkleind opgenomen in de gids, zonder vermelding van titel, auteur of jaartal, of zonder dat duidelijk wordt gemaakt

waarom ze er staan. “Uiteraard zijn alle kaarten voorzien van uitgebreide kartografische achtergrondinformatie” wordt er geclaimd op de ANWB-website! Er zijn veel mogelijke verwijzin-gen van de tekst naar de opgenomen kaartdetails gemist.

Het gekozen materiaal is afwisselend, zowel qua afgebeeld gebied als qua periode: provinciekaarten (Groningen, Friesland, Drenthe, Noord-Holland, Zeeland en Limburg), stadsplatte-gronden (Lochem, Vollenhoven, IJmuiden/Velzen, Den Haag en Willemstad), streekkaarten (Masterveld, Vecht, Austerlitz, Midden Noord-Brabant, en Midden-Limburg), kadastrale kaarten (Schokland, Scheveningen), planologische kaarten (IJsselmeer) en kaarten van de infrastructuur (wegenkaart Noord-Nederland en kanalen, spoor- en tramwegen in Drenthe). De oudste kaart is die van Midden-Limburg door Jacob van Deventer uit 1550, de nieuwste is de Russische topografische kaart van IJmuiden/Velzen uit 1977 en daartussenin is elke periode goed vertegen-woordigd.Omdat het in principe zo’n leuke formule is, die veel mensen warm kan maken voor het bestuderen van oude kaarten, hoop ik van harte dat er snel een verbeterde tweede uitgave komt, met captions bij de illustraties in de gids, betere verwijzingen in de tekst, zonder illustraties die zó klein zijn afgedrukt dat je ze toch niet kunt lezen en met verwijzingen naar websites waar de bijgevoegde losse kaarten in groter details kunnen worden bekeken, want die zijn er, onder andere bij de meewerkende Regionaal-Historische Centra.

Ferjan Ormeling

Boekbespreking

Geo-Info 2013-1 23

Page 26: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Dit ontwerp is zó zeroes!

Dat was het antwoord dat ik ontving van een collega die ik gevraagd had even te kijken naar het ontwerp voor een publieksgerichte kaart op het Portaal Natuur en Landschap. Het ontwerp was gebaseerd op een bestaande atlas op een provinciesite en in mijn ogen was het precies goed.

Daar dacht mijn collega anders over, want het antwoord ging nog verder: “Dit ontwerp is zó zeroes en een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Het is een kaart die aansluit bij de bele-vingswereld van GIS’ers maar dat is niet de doelgroep. Ik vind het een poging om een ArcGIS na te bouwen in een web-page en dat moet je volgens mij echt niet willen. De vormgeving is ronduit rommelig, lelijk en gebruiksonvriendelijk. Bijvoorbeeld: dat kaartje naast de grote kaart om te navigeren, begrijpen gebruikers niet. Dat moet er ook echt uit”.

Stof tot nadenken dus. Eerst maar eens opzoeken wat bedoeld wordt met ‘zo zeroes’. Na wat googlen, begreep ik dat verwe-zen wordt naar de eerste jaren van deze eeuw als jaren van overvloed en overdaad. Nu, in de tens, gaat het alleen nog om de essentie, we doen alleen nog die dingen die echt moeten. Geen franje, geen toeters en bellen.

Terugvertaald naar mijn kaart: haal die knoppen er maar af, geen transparantieschuif, geen overzichtskaartje, geen uitgebreide zoekmogelijkheden: alleen maar een kaart waarop je kunt in- en uitzoomen. Want dat is wat men wil.Even wennen. Uiteindelijk heb ik gekozen voor de middenweg: een iets kalere kaart met zo hier en daar toch nog wat toeters en bellen. Maar het geeft te denken. En zoals dat vaker gaat met ver-anderende principes: in de weken erna kwam ik eenzelfde rede-nering ook tegen bij andere projecten. Overal moet de franje af: “Maak maar een minimumvariant”. Dat lijkt op het eerste gezicht logisch, vooral bezien vanuit de opdrachtgevers die allemaal kampen met krimpende budgetten. En zolang het over knoppen op een kaart gaat kan het inderdaad een verbetering zijn.

Anders is het, als de minimumvariant zo minimaal dreigt te wor-den, dat kwaliteitsbewaking en gebruik van standaarden samen met het badwater weggegooid dreigen te worden. En over water gesproken; deze week nog, sprak ik iemand uit de watersector over de bouw van een landelijke centrale website waar het publiek geïnformeerd wordt over zwemwaterkwaliteit. Hij zei: “Ach, zo’n website bouw ik zelf in een dag, dat kan nooit veel geld kosten”. Niet wetende dat er een complexe wereld achter die eenvoudige website schuilgaat. Om de gegevens goed op de kaart te zetten zijn tientallen mensen betrokken bij 38 verschil-lende organisaties. De website moet aan zeer hoge eisen van toegankelijkheid en beschikbaarheid voldoen en Europa eist gestandaardiseerde rapportages.

Ook hier, zou je kunnen zeggen, is er sprake van het achter ons laten van de ‘zeroes’. We hebben straks een hele simpele website en na de verbouwing zal ook het achterliggende proces een stuk eenvoudiger en efficiënter zijn. Echter, zover is het nog niet en de weg ernaartoe is vol uitdagingen. Het is een misverstand om te denken dat het bereiken van eenvoud en het komen tot de essentie snel kan en goedkoop is.

Kortom, om de ‘zeroes’ echt achter ons te laten, hebben we opdrachtgevers met lef en visie nodig die bereid zijn te investe-ren. Het ontrafelen van de bestaande spaghetti aan websites en bijbehorende processen kan niet plaatsvinden zonder afdoende budgetten. Dat zou leiden tot mooie, simpele websites met kaarten waarvan niemand weet of het klopt wat erop staat.

Marjan BevelanderCoördinator Geo-projectenInterprovinciaal Overleg (IPO)[email protected]

Column Marjan Bevelander

24 Geo-Info 2013-1

Page 27: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Eind 2012: dvd Recueil Méthodique 1812 gelanceerdOp woensdag 19 december 2012 werd in het Kadastermuseum in Arnhem een dvd met en over de

Nederlandse Recueil Méthodique (RM) van 1812 gelanceerd. Op de dvd staan facsimilé’s van het tekst- en

modellenboek, een doorzoekbare pdf-versie van het tekstboek en diverse publicaties.

De bewerking van het tekstboek is van de hand van een elftal vrijwilligers, die zoveel mogelijk present waren. Conservator Zacha-rias Klaasse heette hen en anderen welkom, maar meldde naar het leek gemeend de minister van Financiën als verhinderd af. Het beletsel van een vertegenwoordiger van het Belastingmuseum leek toch serieuzer, maar de positionering van de RM werd met beide meldingen wel helder. Initiator René van der Schans las trots een bedankbrief voor het ‘heuglijk feit’ voor van de Raad van Bestuur van het Kadaster. Die vermeldde ook dat naast Klaasse Richard Wittmer de verhinderde leden van die raad vertegenwoordigde. Kadaster met een kleine en een grote KVan der Schans hield een inleiding onder de titel ‘Kadaster met een kleine en een grote K’. Onder het eerste verstond hij het type instel-ling en onder het tweede het tegenwoordige

ZBO, dat echter zelf weer een beeldmerk met een kleine K heeft. (‘Bescheidenheid’, zo wist Klaasse.) Zelfs het beginplaatje van Rhonald Blommestijn uit NRC Weekend van 15-11-2012 zou het doorgeven al waard zijn. De spreker illustreerde met het voorlezen van het octrooi voor het Stadsprotocol het Rotterdamse kadaster van 1622. (Zie bijlage A in: René van der Schans, Geodetische archeologie onder Robeco en Fortis, in

De Hollandse Cirkel 2005-2, p. 48-50) Op een kadastraal minuutplan van rond 1830 van het Grote Kerkplein had hij

nu zelf de protocolnummers, zeg perceel-nummers, weergegeven en dat was interes-sant. Men verdiepte zich ook in een protocol uit de 18de eeuw. ‘Toen kwam Napoleon en kregen we een RM opgelegd, en we hadden in Nederland al een eigendomsregistratie! Dat aspect komt in het RM als handboek voor belastingheffing heel niet voor’, aldus Van der Schans. Ook de bijhouding was hoogstens een ondergeschoven kindje.

Dvd-uitlegVan de heruitgegeven ‘Verzameling der Wetten enz. betrekkelijk het Cadaster van het Fransche Rijk’ werden de drie pagina’s met keuzemenu’s getoond. Na het voor-woord is de ook vertaalde bijdrage ‘De Recueil Méthodique van 1811’ van Pierre Clergeot uit 2008 bijzonder. (De Franse versie is een jaar ouder en naar de Duitse wordt nog gezocht.) Van der Schans mailde met de auteur en dat over meer dan de toe-stemming voor publicatie. De thuis, door de initiator in 400 dpi, gescande RM was een exemplaar van het Kadastermuseum en het overtypen van de 1144 artikelen werd dus over ‘elven’ verdeeld. Op deze scans is ook tekstherkenning toegepast ter eventuele voorbereiding van de bewerking tot een foutloos bestand, maar door de vaak

slechte drukkwaliteit was rechttoe-rechtaan overtypen (in de originele regelval) toch vaak handiger. Het modellenboek in groter formaat (gescand door M&R uit Kampen) ontbreekt niet en completeert het schitte-rende tijdsbeeld van een complex proces. In de RM hebben de titels met het groot-ste aantal artikelen betrekking op:• het landmeten: 253 artikelen,• de taxatie: 273 artikelen,• het principe van de begrotingen:

94 artikelen,• de uitgaven en de financiële verant-

woording: 97 artikelen (die alle betrek-king hebben op de betaling van het personeel).

De toegevoegde keuze van elf aanvul-lende documenten op de dvd is royaal. Het oudste is het genoemde Octrooi voor een stadsprotocol van 1622, het nieuwste, een publicatie van Van der Schans zelf in De Hollandse Cirkel 2012-1 (‘Het kadaster binnen en over de grenzen, een literatuur-verkenning’). Van daartussen worden hier genoemd ‘Ons Kadaster voor oningewij-den geschetst’ van E. Molema uit 1895 en de Kadastergids van F. Keverling Buisman & F. Muller uit 1979. Professor Keverling Buisman was zelf present. Van Molema

Eén van de uitwisselingen tussen Van der Schans en Klaasse.

Verslag

Monnikenwerk naar idee Statenbijbelproject

Van der Schans achter de papieren bronnen.

Geo-Info 2013-1 25

Page 28: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

gaf Van der Schans zijn eigen origineel aan het Kadastermuseum ter vervanging van een gefotokopieerd exemplaar aldaar. Zelf was hij met zijn scan tevreden. Klaasse kon het niet laten: ‘Het origineel wordt niet vernietigd nu de digitale versie er is, het is geen Hulpkaart!’ Hoogtepunt was de uitreiking van de dvd door Van der Schans aan de aanwezigen (en nóg eentje voor Klaasse als conservator van het Kadaster-museum). In het uitwisselingsgebeuren was ook opmerkelijk de aanbieding van de ‘tweede RM’ van Klaasse zelf uit 1979 aan Van der Schans. Zonder zich op één lijn te stellen met Napoleon herinnerde Klaasse er wel aan toen de aanzet te heb-ben gegeven tot de vervolmaking van het kadaster van Nederland. Gezien het fiscale doel waren Napoleon en zijn dienstbaren

vergeten de 20% wegen en wateren kadastraal in te delen en daar was later ook nog nooit van gekomen.

SlotRichard Wittmer mocht namens de Raad van Bestuur van het Kadaster een slotwoord spreken en aan Van der Schans een boekenbon overhandigen. (Het was alsof hij zelf in de Raad zat!) Vóór de uitdeling van de hapjes en de drankjes werd het Kadastermuseum - al dan niet opnieuw - bewonderd. Klaasse liet onder meer zien hoe men in Brabant in 1824 een voorbedrukt Frans stuk in het Nederlands invulde: ‘contenant Twee honderd feuillets’, zo kwam er te staan. Verspreiding van de nieuwe dvd vindt minstens plaats naar de regionaal-historische centra in de provincies en het Nationaal Archief en naar plan ook via het Kadaster. Voor gewenste aanschaf kan contact worden opgenomen met [email protected].

Adri den Boer

Aanleiding voor deze publicatie was het 200-jarig bestaan van de Nederlandse versie van de in kadasterkringen overbekende Receuil Méthodique. Een oproep, eind 2011, in de tijdschriften De Hollandse Cirkel en Geo-Info om mee te werken aan de heruitgave door (naar analogie van een zeer succesvol gebleken Statenbijbelproject) elk een stuk van het ongeveer vierhonderd pagina’s tellende boekwerk over te typen, leidde tot de inzet van in totaal elf enthousiaste en zorgvuldige vrijwilligers, in alfabe-tische volgorde: Ben Draaijers, Hans Giesbertz, Wim Kamphorst, Zacharias Klaasse, Ad van der Meer, Maarten Moolenaar, Herman Quee, René van der Schans, Theo Scheele, Harry Uitermark en Jenneke Zijlstra.

Jenneke Zijlstra krijgt de dvd en Hans Giesbertz legt dat vast. Voorbedrukt Frans stuk met Nederlandse invulling.

Klaasse en Herman Quee (DHC) laten zien hoe mooi een originele Hulpkaart kan zijn (Rotterdam 1941).

26 Geo-Info 2013-1

Page 29: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Ver-app’en

Drie jaar geleden hadden we nog geen tablets zoals iPads of Samsung Tabs. Het dichtstbij kwam een laptop zonder toetsen-bord met een pen waarop we dezelfde software probeerden te draaien als op gewone laptops en desktop computers. Nu is het de gewoonste zaak van de wereld dat je altijd een tablet of smartphone bij je hebt. Je gebruikt hem thuis, maar neemt hem ook mee naar het werk. Steeds meer organisaties ondersteunen het bring-your-own-device-principe.

Binnen een paar jaar is daarmee een software-revolutie ontstaan. Op laptops en desktop computers gebruiken we vaak grote softwarepakketten waarmee we alles kunnen doen. Op een tablet staan geen grote softwarepakketen. Op een tablet staan apps, kleine applicaties. Deze apps zijn vaak maar geschikt voor één taak, maar zijn daar handig en zeer gebruikersvriendelijk in. Er is meestal geen gebruiksaanwijzing nodig en een helpsys-teem ontbreekt in alle gevallen. We zijn in korte tijd erg gewend geraakt aan dit nieuwe paradigma. GIS zal daarom ook als app beschikbaar moeten komen. We moeten GIS gaan ver-app’en!

Nog een reden voor een andere aanpak is de levensduur van tablets. De technologie achter tablets en smartphones verandert snel. Nieuwe modellen volgen elkaar snel op. De besturings-sytemen buitelen over elkaar heen. Met de komst van Windows 8 is er weer een heel nieuw platform waarop GIS moet kunnen draaien. Om de verandering in deze wereld beheersbaar te houden, moeten we GIS geschikt maken voor dit soort verande-ringen. Kleine apps, die hun GIS-functionaliteit van een server in de cloud halen en volledig zijn aangepast aan de tablet en de besturingssytemen waar ze op draaien, worden een must. We moeten GIS gaan ver-app’en!

Nu we onze tablets mee naar het werk nemen, willen we voor ons werk ook graag apps gebruiken. Maar voor veel systemen, ook GIS systemen, denken we nog in het oude paradigma. We denken aan grote monolithische softwarepakketten, waar-mee we alles kunnen doen dat we misschien ooit nodig hebben voor ons werk. Oplossingen hebben tientallen knoppenbalken, honderden knoppen, dropdown-menu’s en een duizenden pagina’s tellend helpsysteem. Als we maatwerkoplossingen nodig hebben, dan zijn daarvoor vaak grote ontwerpen en bouwpro-jecten nodig. Deze aanpak werkt niet meer als we echt dingen willen kunnen doen op een tablet. We moeten in kleinere, snel te bouwen of te configureren apps gaan denken. Vaak zijn dit meerdere apps die kleine dingen oplossen. Dit geldt ook voor de toepassing van GIS op tablets. We moeten GIS gaan ver-app’en!

Geo-informatie wordt steeds breder ingezet. Vaak is men niet op zoek naar een zware GIS-toepassing, maar eerder naar een op

maat toe te passen functionaliteit. Het gaat meestal alleen maar om het bevragen van informatie, bijvoorbeeld bij een klantbe-zoek. Om het aanpassen van een beetje informatie, zoals bij een inspectie. Of het plaatsen van informatie bij een locatie, bijvoor-beeld bij een toepassing voor meldingen. Steeds een kleine toepassing van onderliggende GIS functionaliteit. De applicatie die wordt gebruikt, is gefocust op deze ene functie. Ook hiervoor moeten we GIS gaan ver-app’en!

Kortom, nu we binnen veel organisaties onze geo-informatie-infrastructuren op orde hebben, zijn we klaar voor de volgende stap. We gaan ervoor zorgen dat iedereen, op ieder device, in elk proces, tijdens het werk en thuis de kracht van GIS gaat ervaren, in op maat gesneden kleine gebruikersvriendelijke toepassingen. Architecten, ontwerpers en ontwikkelaars moeten zich opnieuw gaan uitvinden. We gaan naar een tijd toe waar we veel flexibeler, wendbaarder op een bestaande infrastructuur nieuwe dingetjes gaan doen. Hiermee kunnen we sneller inspelen op nieuwe tech-nologie en op nieuwe vragen uit hoeken van de organisatie waar we tot nu toe nooit vragen van kregen. Er komen gebruikers die tot nu toe nooit gebruiker waren. Om deze nieuwe stap in de GIS-evolutie te kunnen maken, moeten we GIS gaan ver-app’en!

Jeroen van WindenChief Technology OfficerEsri [email protected]

Column Jeroen van Winden

Geo-Info 2013-1 27

Page 30: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Reis om de wereld in elf delen: Blaeus atlassen opengelegd

Vrijdag 14 december 2012 werd onder auspiciën van de GIN-werkgroep voor de Geschiedenis van de

Kartografie (geïnitieerd en plaatselijk georganiseerd door conservator Bijzondere collecties (kaarten

en gedrukte werken) Marco Van Egmond) in de Universiteitsbibliotheek Utrecht een symposium

gehouden gewijd aan de Blaeu’s. Aanleiding was het gereedkomen van het digitaliseren van een

Nederlandstalige uitgave van Blaeu’s Atlas Maior (1664), gerealiseerd met hulp van het K.F. Hein Fonds

(350 jaar na het gereedkomen van de typografische productie). Dat materiaal is nu toegankelijk via de

website (http://bc.library.uu.nl/nl/node/665 ) van de UBU. De bijeenkomst was tevens toegankelijk voor

donateurs van het Utrechts Universiteitsfonds, waardoor er meer belangstelling was dan gebruikelijk.

In de Boothzaal van de UBU moesten zelfs nog stoelen worden bijgezet. Het programma werd geopend

door de directeur van de UBU, Anja Smit, die Dick Blonk in het zonnetje zette, vanwege diens schenking

aan de UBU van meer dan 250 oude kaarten van Holland, Utrecht en Zeeland.

Werkgroep voorzitter Marc Hameleers intro-duceerde vervolgens Djoeke van Netten, pas gepromoveerd op Willem Janszoon Blaeu en docent geschiedenis bij de UvA, die de beide Blaeu’s tegenover elkaar zette. Ze gaf aan dat, waar Willem Janszoon met zijn zee-mansgidsen, wetenschappelijke en culturele uitgaven midden in de maatschappij stond, zijn zoon Joan zich met zijn dure, prestigi-

euze boeken meer richtte op de elite. Vooral de banden van Willem Janszoon met de Muiderkring (als achterneef van P.C. Hooft) waren hierbij voor velen een eye-opener.

Peter van der Krogt behandelde de con-currentiestrijd tussen de Blaeu’s en Jansso-nius die elkaar aanzetten tot het uitgeven van de almaar uitgebreider wordende

atlassen, wat - door het opnemen van materiaal dat toevallig op hun weg kwam - dan culmineerde in enerzijds de 11-delige Atlas Maior en anderzijds de 11-delige Atlas Novus Absolutissimus. Azië neemt in de Atlas Maior evenveel ruimte in als Ierland en Schotland samen. Van zowel Schotland als China kwam het kaartmateriaal eigen-lijk door toeval bij Blaeu terecht.

Na de pauze bracht de zelfstandige restau-rator Cor Knops verslag uit van de restau-ratie van de Atlas Maior en dat was vooral in de vorm van een verantwoording van de vele keuzes die men als restaurator moet maken. Prachtig geïllustreerd en gedocu-menteerd zoals het past in de huidige visie op dit werk: alle ingrepen moeten reversi-bel zijn, het gaat vooral meer om conserva-tie (behoud) dan herstel of restauratie.

Tenslotte gaf Marco van Egmond een overzicht van analoge en online beschik-bare reproducties en facsimile-uitgaven die in de loop van de tijd van Blaeu’s Atlas Maior gemaakt zijn. Een aantal van de analoge facsimile-uitgaven was geëxposeerd in de vitrines in de Boothzaal. Ook presenteerde Van Egmond de gedigitaliseerde versie van de Atlas Maior en het bijbehorende Toonneel der steden. Deze online editie, opgenomen binnen de digitale Bijzondere Collecties van de UBU, heeft het voordeel van digitale Blaeu kaart Holland.

Verslag

28 Geo-Info 2013-1

Page 31: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

beschikbaarheid: de tekst is ook – per atlas-pagina - als (ongecorrigeerde) OCR-versie beschikbaar. We moeten nog even wachten op een doorzoekbare versie van de hele tekst, maar die zal er ongetwijfeld komen.

De toon op deze academische bijeen-komst had wat mij betreft wat kritischer mogen zijn. Daar is enerzijds het nogal willekeurige karakter van de opname van Blaeu in de geschiedenis-canon van Nederland, i.t.t. Janssonius. Die was even

kundig en bracht een wellicht ook wat evenwichtiger atlas uit; doordat hij niet in het Amsterdams regentendom was opgenomen, sprak hij echter minder tot de verbeelding. Daarnaast is er het feit dat voor onze 21e-eeuwse ogen de Atlas Maior qua structuur een onding is, en zowel qua compilatiewerk als beschrifting een achteruitgang betekende vergeleken met Mercator. Daarnaast had ik graag gehoord van de aanwezige historisch-kartografen in hoeverre deze atlas – nu zo uitnodigend

opengelegd op de UBU-website - nu ook een object van onderzoek is.De Latijnse uitgave van de Atlas Maior werd in elf delen uitgebracht. De elf delen, waar-van in de titel sprake is, slaan op de 9-delige Nederlandse uitgave van de Atlas Maior waar gewoonlijk de tweedelige uitgave van de stedenatlas aan was toegevoegd.

Ferjan Ormeling

Reactie op ‘parel’Op bladzijde 27 van Geo-Info 2012-8 staat een foto afgebeeld van een land-meter op een rotonde in Dawson Creek. (...’lijkt een alternatief voor het Nederlandse verpatsen van de aankleding van rotondes aan tuincentra en wegenbouwers. Of zou dat laatste ook daar het geval zijn?’)

Het begeleidende stukje doet volgens mij niet geheel recht aan dit beeld en de geschiedenis van Dawson Creek. In de beginjaren van de tweede wereldoorlog ontstond er in de Verenigde Staten behoefte aan een (goede) verbinding met Alaska. Hier is, ik neem aan na overleg met Canada, in 1942 aan begon-nen. Binnen het jaar zou deze verbinding

klaar zijn (zie bijgevoegde foto van een kaart van het gehele traject). Deze kaart bevindt zich in Dawson Creek in een museum dat geheel gewijd is aan deze gebeurtenis. Bezichtiging van dit museum geeft een goed beeld van het vele werk dat de militairen hebben moeten verzetten en van de geleden ontberingen. Op ver-schillende plekken in Dawson Creek staan herinneringen aan de militairen die zijn begonnen aan “hun” Highway naar Alaska. De landmeter bezet dus geen plaats die aan een tuincentrum of wegenbouwer is verpatst!

P.C. Stalenburg

Reactie

Geo-Info 2013-1 29

Page 32: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

SPAR EuropeSPAR Europe (3D-scanning) in Den Haag op 12 t/m 14 november jl. was een kleine internationale conferentie

met ca. dertig exposanten, inclusief enkele internationale universiteiten. Naast veel presentaties waren

er ook enkele live demonstraties, o.a. van 3D scanning van een crime scène waarbij de resultaten openlijk

werden besproken. Op woensdag 14 november was ook Geo-Info aanwezig.

Wij hebben gesproken met enkele exposan-ten en drie lezingen bijgewoond. Eén lezing ging over het inscannen van bossen. Het ging daarbij niet alleen om de hoogte van de bomen en de bodemhoogte, maar het ingescande bos liet meteen de kwaliteit van de bomen zien, zodat de bedrijven

die de bomen kopen op een beeldscherm hun bomen kunnen kiezen. De machinist zorgt ervoor dat de juiste bomen bij de zagerij komen te liggen. Hierdoor worden de bomen gebruikt waar ze voor bedoeld zijn (kwaliteitshout en pulp kunnen goed gescheiden worden). Ook wordt gebruik

gemaakt van de machine data, zoals de werkelijke positie, stamdiameter en aantal zaagsneden. (www.treemetrics.com).

Bij een presentatie over het 3D inscannen van een olie platform, was een wensenlijst toegevoegd voor een volgende keer: min-der data opslag, de resultaten direct uit te lezen in de gebruikte teken software, geen gebruik meer hoeven te maken van een interface om de point cloud uit te lezen en te presenteren, werken met kleuren. 3D laserscanning wordt inmiddels voor veel toepassingen gebruikt.Volgend jaar november is er weer een SPAR conference in Nederland. De link van de website is: www.sparpoint-group.com/europe

Esther de Bruijn

Verslag

Bomendetectie met behulp van laserscanning.

‘...cursus landmeten gehad’

De campagne Vogelvrije Vrouwen wil dit onderwerp letterlijk op de kaart zetten en komt daarom met het spectaculaire kunstwerk. Thomas van der Sluijs, in het dagelijks leven timmerman, is één van de vrijwilligers die eraan meewerkt. Hij heeft een cursus landmeten gehad en moet na de sneeuwstorm van vrijdagochtend stokjes in de aarde steken. Om die stokjes heen komt een lijn, die gevuld wordt met donkere aarde, zodat het contrasteert met de omgeving. Dit gebeurt op basis van een plattegrond in de computer. Via gps is heel precies aangegeven waar de stokjes moeten komen. Zo ontstaat een

grafisch portret van zo’n 125 bij 170 meter. Een kunstwerk dat dus eigenlijk alleen vanuit de lucht goed is te zien.

(www.parool.nl, 8-12-2012 en afbeelding http://osocio.org)

30 Geo-Info 2013-1

Page 33: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Informatie

Informaticus claimt GI en landmeten

De informaticus Prof. Dr.Ing. Frank Boochs van de Fachhochschule Mainz verwierf eind november de Akademiepreis des Landes Rheinland-Pfalz. Hij presenteerde daarbij een voordracht uit zijn vakgebied met als titel „Geoinformatik und Ver-messung. Ingenieurswissenschaften mit Tradition – innovativ, interdisziplinär und zukunfts-weisend“.

(www.vdv-online.de)

Politie Australië waarschuwt voor ‘levensgevaarlijke’ kaarten Apple

SYDNEY - De fouten in de kaarten van Apple op de iPhone en iPad kunnen dodelijk zijn, waarschuwt de Australi-sche politie maandag.

De politie moest al verschillende automo-bilisten redden die verdwaald waren in de wildernis van het binnenland van Australië.De plaats Mildura staat in de kaart-app van Apple 70 kilometer verder naar het zuiden dan de daadwerkelijke locatie. Automobilisten komen daardoor mid-den in het nationaal park Murray Sunset terecht. Daar is geen water en de tempera-tuur kan oplopen tot 46 graden.Sommige bestuurders zaten al 24 uur zonder eten of water vast in het park voor de politie hen kwam redden.

Er is al eerder kritiek geuit op de kaart-dienst van Apple. Sinds iOS 6 gebruikt het bedrijf een eigen app in plaats van Google Maps. Echter er ontbreken nog een aantal functionaliteiten en sommige informatie klopt niet. Apple heeft al excuses aange-boden en belooft beterschap.

Raad voor Cultuur over kadastrale Hulpkaarten

De Raad voor Cultuur zond op 3 december 2012 een brief aan de minister van OCW over ‘digitale vervanging’. Daarin komt ook de kadastrale Hulpkaartenkwestie aan de orde:‘...recent kreeg de raad een signaal over de digitale vervanging van de zogeheten hulp-kaarten van het Kadaster. Gewezen werd op de cultuurhistorische waarde van de originele kaarten, die als gevolg van digitale vervanging voor vernietiging in aanmerking komen. De informatie blijft weliswaar – digi-taal – behouden, maar de cultuurhistorische waarde van het origineel gaat verloren. De raad realiseert zich terdege dat in de praktijk al langer digitale vervanging met een daarop volgende vernietiging van het origineel plaatsvindt. Het gaat in deze brief niet om nieuwe inzichten van de raad, maar om leidraden, kennis en inzichten, die in de praktijk zijn ontwikkeld: de hiervoor bedoelde criteria. De nieuwe regeling ter ondersteuning van het vervangingsproces biedt een unieke gelegenheid die praktijk te verstevigen en bestendigen. De criteria betreffen niet de digitale reproductie van archiefbescheiden in de dynamische fase van archiefbeheer, maar de vervanging achteraf van een al gevormd compleet archief zoals van de hiervoor genoemde hulpkaarten van het Kadaster.

Het betreft dan ook bescheiden die, naast informatie als object, vaak ook een zelfstan-dige (“intrinsieke”) betekenis hebben. Ten overvloede merkt de raad op dat hij digitalisering toejuicht als middel voor ont-sluiting en ruime toegang tot delen van een archief. De vraag of vervolgens het origineel ook daadwerkelijk kan worden vervangen (lees vernietigd) vraagt een aparte en kenbare afweging. (...)Het zal u duidelijk zijn: de raad beschouwt digitale vervanging van te bewaren beschei-den met daaropvolgende vernietiging als een zware beslissing. Terughoudendheid is op zijn plaats. We doen er goed aan ons te realiseren dat de technologie van scanning nog jong is en vernietiging voor eeuwig. Dat geldt ook voor de praktijk van digitaal bewaren: blijft het digitale document door de eeuwen heen toegankelijk zoals nu de middeleeuwse oorkonden? Bovendien is het de vraag of in de toekomst de huidige digi-tale technologie niet vervangen wordt door een compleet nieuwe, nu nog onbekende; zoals ook de digitale technologie de analoge is opgevolgd. Mocht dan een nieuwe, betere reproductie nodig en mogelijk zijn, is het vernietigde origineel niet meer voorhanden’.

(www.cultuur.nl)

Bingo met kaarten en atlassen

‘Bij Henri Godts was het op 16 oktober jongst-leden bingo met de kaarten en atlassen. Niet alles ging weg, maar een paar verkopen maakten dat dubbel en dwars goed. Een atlas van Jean (m.z. Joan, red.) Blaeu uit 1663, met daarin opgenomen een paar extreem zeld-zame kaarten op het gebied van de astrono-mie, bracht niet de verwachte 20.000 euro op, maar schoot door tot maar liefst 110.000, en een Italiaans stedenboek van dezelfde maker, in 1704 uitgegeven door de Amsterdammer Pieter Mortier, deed 35.000 euro.’

(Caspar Wechgelaer in: tijdschrift Boeken-post nr 123 jan./febr. 2013)

Teunissen ‘Professor Honoris Causa’ in China

Prof.dr.ir. Peter Teunissen (TU Delft) is benoemd tot ‘Professor Honoris Causa’ van het Geodesie en Geofysica Instituut van de Chinese Academie van Wetenschap-pen (CAS). Deze titel is hem toegekend vanwege zijn bijdragen aan de Mathemati-sche Geodesie. Met het CAS doet Teunissen o.a. onderzoek naar het in ontwikkeling zijnde Chinese satellietnavigatiesysteem. Het Chine se systeem Beidou/COM-PASS is nagenoeg operationeel voor de Asia-Pacific regio en zal, met een geplande uit-breiding naar 35 satellieten, naar verwach-ting in 2020 volledig operationeel zijn.

(Nieuwsbrief NCG 2012-3, december)

Geo-Info 2013-1 31

Page 34: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

NCG-publicaties

Bij de NCG zijn de volgende publicaties verschenen: • A Domain Model for Land Administra-

tion, Christiaan Lemmen, Publications on Geodesy 78. Delft, 2012. 244 pagina’s. ISBN: 978 90 6132 336 5. Pdf (12,4 mb). Alleen verkrijgbaar als pdf.

• Development Methodology for an Inte-grated Legal Cadastre. Deriving Portugal Country Model from the Land Administra-tion Domain Model, João Paulo Hes-panha, Publications on Geodesy 79. Delft, 2012. 363 pagina’s. ISBN: 978 90 6132 337 2. Pdf (9,9 mb). Alleen verkrijgbaar als pdf.

(www.ncg.knaw.nl)

GIN-regiobijeenkomt West “Geo en de media” op 31 januari 2013

Inmiddels gebruikt iedereen Google Maps en TomTom. Infographics en kaarten zijn niet meer weg te denken uit de nieuwsverslaggeving en vormen een belangrijk instru-ment in de onderzoeksjournalistiek. Tijdens de bijeenkomst wordt verteld hoe, buiten ons vakgebied, geo-informatie wordt gebruikt om een breed publiek te bedienen! Programma: 16.30-17.00 ontvangst 17.00-17.10 aftrap 17.10-17.40 Frédérik Ruys: infographics redacteur van o.a. Nederland van Boven 17.45-18.15 Anke Vellenga: Informatiespecialist DocuMedia Nieuws bij de NOS 18.15-18.45 Broodje (netwerken) 18.45-19.15 Jerry Vermanen: datajournalist bij NU.nl 19.15-19.30 Laatste vragen uit de zaal en afsluiting 19.30-20.00 Drankje Locatie: Amsterdam (houd de website in de gaten!) Aanmelden online: http://ginregiowest.eventbrite.nl/

Enthousiaste GeoProfs gezocht!

Het KNAG en de organisatie van GeoWeek zijn op zoek naar bedrij-ven/instellingen die in de GeoWeek (22 t/m 26 april) een expeditie willen organiseren! Dus bent u een profes-sional in de geosector (bodem, water, geo-informatie)? Of heeft u kennis-sen/collega’s in het geowerkveld? Ga naar www.geoweek.nl voor meer informatie en het inschrijfformulier of mail naar [email protected]. Deel-name is gratis.

Tijdens de GeoWeek gaan leerlingen van 10 tot 15 jaar op expeditie met GeoProfs die vooral werken met de technische kant van aardrijks-kunde. De GeoProfs bezoeken de leerlingen in de klas, gaan met de leerlingen op veldwerk of nodigen ze uit bij hun bedrijf. Leerlingen in deze leeftijdsgroep zijn volop aan het ontdekken waar hun interesses liggen: een mooie gelegenheid voor de geosector om zich juist in deze levensfase onder de aandacht te brengen. De GeoWeek wordt moge-lijk gemaakt door Expertise Bodem en Ondergrond (ENBO).

Annelies Beek

Unieke koperplaat van Amsterdam ontdekt

Een koperplaat waarmee rond 1660 een plattegrond van Amsterdam gedrukt werd, is het pronkstuk van een verrassende vondst in de voormalige Stadsdrukkerij. De ets toont Amsterdam op het hoogtepunt van de Gouden Eeuw.

Op 18 december nam Marens Engelhard, directeur van het Stadsarchief Amsterdam, deze opmerkelijke verzameling drukkersma-terialen in ontvangst van directeur Mickey Gude van drukkerij SDA Print+Media. De verzameling zal worden beheerd door de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.

Het absolute topstuk is de koperplaat die gegraveerd werd door de bekende kaartu-itgever Nicolaes Visscher (1618–1679) met de plattegrond van Amsterdam omstreeks 1660. De gravure toont de stad op het hoogtepunt van de Gouden Eeuw, met een oningevulde strook voor de beoogde stadsuitbreiding aan de oostkant. ‘Het is prachtig om de originele koperplaat te zien waarop de ambitie van Amsterdam zo duidelijk tot uiting komt in het doortrekken van de grachten,’ zegt Garrelt Verhoeven, hoofdconservator van de Bijzondere Col-lecties van de UvA. ‘Er zijn maar heel weinig

koperplaten uit de zeventiende eeuw bewaard; ze werden meestal hergebruikt, totdat ze helemaal versleten waren en werden dan versmolten. Koper was een dure grondstof, ook toen al.’

Van de geëtste koperplaat zijn twee versies (‘staten’) bekend, waarvan diverse exem-plaren in het Stadsarchief en bij de Bijzon-dere Collecties van de UvA worden bewaard.

Van 15 februari t/m 26 mei maken deze en andere koperplaten deel uit van de ten-toonstelling Booming Amsterdam. De groei van Amsterdam in de Gouden Eeuw in het Stadsarchief Amsterdam, Vijzelstraat 32.

(http://www.bijzonderecollecties.uva.nl)

32 Geo-Info 2013-1

Page 35: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

Alles weten over GEO-informatie?Ga naar het GIN Congres op Overheid & ICT

MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR

KENNISPARTNER

BRANCHEORGANISATIES

HOOFDMEDIAPARTNERS

MEDIAPARTNERS

#oict13

Vraag nu gratis uw toegangsbadge aan via overheid-en-ict.nl

Informatie als sleutel voor een slimme overheid

www.overheid-en-ict.nl

23 t/m 25 april 2013Jaarbeurs Utrecht

Overheid & ICT is hét platform voor ICT-toepassingen en -diensten voor de overheid

O&ICT2013_ad_210x297.indd 1 17-01-13 15:00

Page 36: GEO-INFO 1...de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuur-lijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een

www.geoweek.nl

30 - * 32 1430 - * 32 14

30 - * 32 14

Check:

Tijdens de GeoWeek kunnen leerlingen van 10 tot en met 15 jaar in hun eigen omgeving ontdekken wat er door bedrijven, wetenschappers, instellingen en over-heden wordt gedaan met geo. De GeoWeek is van 22 tot en met 26 april. Schrijf u op www.geoweek.nl in voor de nieuws-brief en blijf op de hoogte.

Geef uw expedities op! Bedrijven en organisaties kunnen hun expedities opgeven door het formulier te downloaden van de website. Deelname aan de GeoWeek is gratis. Doe mee!

Scholen kunnen zich in de eerste maanden van 2013 inschrij-ven voor de expedities via de website. Ook voor scholen is deelname gratis. Reserveer alvast ruimte in uw lesprogram-ma voor de GeoWeek!Voor vragen kunt u mailen naar [email protected] of bellen naar 030 7115116

22 t/m 26 april 2013Doe mee!