Gemeentelijk vastgoed op de markt? Artikel van J. Tazelaar, W.F. Schönau en C. de Vos in Service...
Click here to load reader
-
Upload
wicher-f-schoenau -
Category
Real Estate
-
view
783 -
download
0
description
Transcript of Gemeentelijk vastgoed op de markt? Artikel van J. Tazelaar, W.F. Schönau en C. de Vos in Service...
26 27SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 1 1
Ir. J. tazelaar, ir. w.f. schönau & ir. c.M. de vos Jeroen Tazelaar1 is partner bij Twynstra Gudde. Hij adviseert bestuurders en managers op het gebied van maatschappelijke en commerciële vastgoed-vraagstukken. Wicher F. Schönau2 is adviseur maatschappelijk vastgoed bij Twynstra Gudde. Hij is gespecialiseerd in de besluitvormingsprocessen bij gemeentelijke bouwprojecten. Caroline de Vos3 is adviseur huisvesting en vastgoed bij Twynstra Gudde. Daarbij richt zij zich hoofdzakelijk op vastgoedvraagstukken rondom maatschappelijk en gemeentelijk vastgoed. De drie auteurs zijn tevens de auteurs van het onderzoek Professioneel Gemeentelijk Vastgoed (2010).
1 2 3
Gemeentelijk vastgoed op de markt?Toegevoegde waarde als
criterium voor samenwerken
met de markt Het speelveld van maatschappelijk
vastgoed is de laatste jaren sterk
in beweging, met de gemeente als
belangrijkste speler. De noodzaak om
fors te bezuinigen maakt dat colleges
van B&W alle mogelijke opties tot
kostenbesparingen onderzoeken.
Grote aandacht gaat hierbij uit naar
de eigen vastgoedportefeuille; men
is zich bewust geworden van het
financiële beslag en het vaak nog
onbenutte potentieel dat besloten
ligt in het gemeentelijk vastgoed.
Naast kostenreductie is ook het optimaliseren van vastgoed-
gerelateerde processen aan de orde. Gemeenten ontkomen daarbij
niet aan een kerntakendiscussie en bezinnen zich op de primaire
vastgoedtaak. Het zogenaamde maatschappelijk vastgoed wordt
daarbij scherp afgebakend binnen de gemeentelijke portefeuille.
Dit past in de ontwikkeling die onder gemeenten kan worden
waargenomen: van ‘alles zelf doen’ naar een regierol waarbij
(deel)processen worden uitbesteed aan de markt.
In dit artikel wordt de vraag gesteld of gemeenten de beweging
naar de markt niet erg abrupt inzetten. En of maatschappelijk
vastgoed binnen de gemeentelijke vastgoedportefeuille wel een
aparte status verdient. Bovendien is het de vraag
of gemeentelijke organisaties al in staat zijn om
vastgoedtaken succesvol uit te besteden. Want het
lijkt nog onduidelijk of er überhaupt een ‘markt’ voor
het gemeentelijk vastgoed is.
Met een onderbouwing vanuit de literatuur over
maatschappelijk vastgoed wordt betoogd dat een
aantal voorbereidende stappen nodig is, voordat
gemeentelijk maatschappelijk vastgoed naar de
markt kan worden gebracht. Essentieel in de
analyse is de vraag wat de toegevoegde waarde
van maatschappelijk vastgoed in enge zin is.
Met dat perspectief bestaan er twee strategieën
voor gemeenten om deze categorie vastgoed te
‘vermarkten’.
“Het lijkt nog onduidelijk of er
überhaupt een ‘markt’ voor
gemeentelijk vastgoed is.”
Wat is maatschappelijk vastgoed?Maatschappelijk vastgoed kan worden gedefinieerd
als het geheel aan vastgoedobjecten die in algemene
zin een publieke functie vervullen, daarbij in belang-
rijke mate gefinancierd worden met publiek geld
en ten dienste staan van de samenleving (naast
financieel ook maatschappelijk rendement). In hoofd-
zaak vormen deze objecten onderdeel van een
gemeentelijke vastgoedportefeuille. Maar ook
woningcorporaties en onderwijsinstellingen zijn
grote eigenaren van maatschappelijk vastgoed.
Vastgoedobjecten zoals multifunctionele accommo-
daties (MFA’s) en schoolgebouwen accommoderen
een maatschappelijke voorziening. Een voorziening
zoals een buurthuis of school is echter meer dan het
gebouw alleen: er wordt ook een dienst geleverd die
een maatschappelijke functie vervult, zoals welzijns-
werk of onderwijs. De stapsgewijze redenering in
figuur 1 toont dit perspectief op maatschappelijk
vastgoed.
Maatschappelijk vastgoed is dus een middel waar-
mee de gemeente doelen uit haar collegeprogramma
kan realiseren. Er is daarmee niet gezegd dat eigendom een nood-
zakelijke voorwaarde is; maar vanuit de beleidsinvloed die een
gemeente op de functie en daarmee samenhangende exploitatie
van het vastgoedobject wil uitoefenen, is dit tot op heden wel
een vanzelfsprekendheid. Gemeentelijk vastgoed is feitelijk het
geheel aan objecten van een gemeentelijke vastgoedportefeuille;
maatschappelijk vastgoed is daar binnen een categorie die een
directe relatie met het gemeentelijke beleid heeft.
Toegevoegde waarden van maatschappelijk vastgoed Maatschappelijk vastgoed genereert toegevoegde waarde door bij te
dragen aan de maatschappelijke doelstellingen van de gemeente, in
termen van bijvoorbeeld ontplooiing (onderwijs, cultuur), opvang
(welzijn) en ontspanning (sport). De Jonge (1996) heeft een zeven-
tal soorten toegevoegde waarde van vastgoed voor een organisatie
onderscheiden. Kostenreductie, productiviteitsverhoging, risico-
beheersing en waardeverhoging van het vastgoed dragen vanuit
een efficiëntie oogpunt bij aan de doelen van een organisatie. De
begrippen flexibiliteit, cultuurverandering en marketing (imago)
zijn in te zetten bij het verhogen van de effectiviteit. Toch zijn deze
waarden niet één-op-één te vertalen naar toegevoegde waarden van
maatschappelijk vastgoed binnen een gemeentelijke portefeuille.
Van Tetterode (2010) beschrijft een aantal toegevoegde waarden,
die beter toepasbaar zijn op gemeentelijk vastgoed in brede zin:
• verbeteren van de werkprocessen ambtenaren
• verbeteren van de publieke dienstverlening
• stimulans van gewenste sociaal-maatschappelijke effecten
• stimulans van fysiekruimtelijke effecten (aanjaagfunctie)
• stimulans van de lokale economie
• verhogen van de belevingswaarde (aantrekkingskracht) van
de stad
• verhogen van flexibiliteit
• conservering van het lokaal erfgoed
• opwaardering van de omgeving
• verhogen (gevoel) van veiligheid
• optimalisatie van de gemeentebegroting
• bijdrage aan de minimalisatie van de milieubelasting.
Deze toegevoegde waarden zijn specifieker en beter herkenbaar
wanneer men denkt aan het maatschappelijke vastgoed in de
praktijk. Van Tetterode voegt daar een drietal perspectieven
vanuit de gemeentelijke organisatie aan toe: de dienstverlener, de
belangenbehartiger en de huismeester van de stad. De dienstverlener
bekijkt het maatschappelijk vastgoed als middel voor
de ondersteuning van de interne organisatie en de
publieke dienstverlening. Toegevoegde waarden zoals
het verbeteren van de werkprocessen en de publieke
dienstverlening zijn voor hem van primair belang.
Vanuit het perspectief van de belangenbehartiger
draagt vastgoed hoofdzakelijk bij aan de inhoudelijke
sociaalmaatschappelijke beleidsdoelstellingen.
Voorbeelden zijn het theater, welzijn, en sportaccom-
modaties. De belangenbehartiger beoogt met het
vastgoed maatschappelijk gewenste effecten te stimu-
leren. Ten slotte ziet de huismeester vastgoed als
onderdeel van de gebouwde omgeving. In dat licht is
het een middel om de stad te voorzien van voldoende
werkgelegenheid, woonmogelijkheden en recreatie.
Hierbij staan de toegevoegde waarden van vastgoed
als het stimuleren van fysiekruimtelijke effecten,
het stimuleren van de economie en het verbeteren
van de belevingswaarde voorop. Maar ook burgers
zullen verschillende waarden uit bovenstaande lijst
toekennen aan ‘hun’ maatschappelijk vastgoed. Een
kerktoren is daar een sprekend voorbeeld van. Weinig
burgers zullen betwisten dat de gemeente een zekere
taak heeft in het behoud van dit lokale erfgoed.
De discussie zal eerder gevoerd worden over de
hoeveelheid middelen die hiervoor wordt ingezet dan
het feit dat dit gebeurt.
“Met name het uitbesteden van vast-
goedtaken vraagt een professionele
vastgoedorganisatie.”
Heroriëntatie op gemeentelijk vastgoedNagenoeg alle gemeenten bezinnen zich momenteel op
hun primaire vastgoedtaak. Als vastgoed daadwerkelijk
een bijdrage moet leveren aan de structurele bezuinig-
ingen is het maken van fundamentele keuzen onont-
beerlijk (Schönau & De Vos, 2010). In een tijd dat de
kerntakendiscussie in alle hevigheid losbarst, kan expli-
ciet gemaakte toegevoegde waarde zware beslissingen
over gemeentelijk vastgoed verlichten.
fIGuur 1
Maatschappelijk vastgoed als middel om doelen te realiseren (Van Leent, 2008)
Doelstellingontmoeting,ontplooiing,opvang,ontspanning,enz.
Functieonderwijs,welzijn,zorg,cultuur,enz.
Voorzieningschool,buurthuis,sportcentrum,kinderboerderij,enz.
Vastgoedschoolgebouw,sporthal,MFA
realiseert
vervult
accommodeert
fIGuur 2
Typen gemeentelijk vastgoedbeleid
Typ
en v
astg
oed
en b
edri
jfsv
oeri
ng
VG
als
kos
ten
pos
t
Breed
Ondernemende gemeente
Accommoderende gemeente
Faciliterende gemeente
Minimale gemeente
Smal (wettelijk kader)
Gemeentelijke taakopvatting
VG
als
hef
boo
m
28 29SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 1 1
Voorwaarde voor een zuivere afweging is de inbreng
van professionele vastgoedkennis, -vaardigheden
én de juiste objectinformatie. Elke gemeentelijke
vastgoedorganisatie moet dit zelf kunnen leveren.
De heroriëntatie mondt uit in een beslissing over
het soort gemeente dat men wenst te zijn en welk
soort takenpakket ten aanzien van vastgoed daarbij
hoort. In dit kader ontstaan vier typen gemeentelijk
vastgoedbeleid.
De ‘ondernemende’ gemeente heeft als beleid om het
gemeentelijk vastgoed als hefboom in te zetten bij
maatschappelijke en strategische ontwikkelingen. De
‘minimale’ gemeente daarentegen beschouwt vastgoed
als kostenpost en richt zich primair op het sturen
van maatschappelijke doelen. Vastgoedtaken worden
uitbesteed aan de markt. Daartussen bevinden zich
de ‘accommoderende’ en de ‘faciliterende’ gemeente.
Naarmate de gemeente meer taken aan de markt
overlaat en minder zelf uitvoert, wordt de sturing
vanuit de regierol belangrijker. Met name het uitbeste-
den van vastgoedtaken vraagt een professionele
vastgoedorganisatie. Uit het onderzoek ‘Professioneel
gemeentelijk vastgoed’ blijkt dat uitbesteden een
hoge mate van professionaliteit vraagt en goed
inzicht in de vastgoedportefeuille nodig is om een
goede vraag te formuleren voor de markt en daarmee
een faire prijs te krijgen (Twynstra Gudde, 2010).
Gemeentelijk vastgoed als marktOm te bepalen welke vastgoedtaken een gemeente
feitelijk kan overlaten aan de markt, wordt een
model gehanteerd waarmee de focus binnen
de gemeentelijke vastgoedportefeuille wordt
vastgesteld. In figuur 3 worden deelportefeuilles
onderkend aan de hand van twee dimensies:
afhankelijkheid van de gebruiker van (gemeentelijke)
subsidies en de alternatieve aanwendbaarheid van
het vastgoedobject. Zo is een marktconform kantoor
courant en is de eindgebruiker onafhankelijk van
subsidies. Dit vastgoed bevindt zich in het kwadrant
linksboven in het model. Een theater daarentegen
heeft een lage alternatieve aanwendbaarheid en de
theaterorganisatie kan niet of nauwelijks bestaan
zonder publiek geld. Een bioscoop heeft een specifieke functie,
maar de exploitatie is in de regel niet afhankelijk van publiek geld.
In principe genereert vastgoed in elk van de vier kwadranten toege-
voegde waarde voor een stad, of het nu een theater, bioscoop
of stadskantoor is. Het is alleen de vraag of de (commerciële)
vastgoedmarkt dit ook zo ziet. Over het algemeen wordt vastgoed
in het kwadrant rechtsonder als oninteressant en onrendabel
beschouwd door marktpartijen vanwege zowel de lage alternatieve
aanwendbaarheid als de structurele afhankelijkheid van publiek
geld (en daarmee zeggenschap en de afhankelijkheid van de
politiek). Dit levert het argument waarom gemeenten juist hier de
focus op moeten leggen. In dit deel bevindt zich het gemeentelijk
kernvastgoed. In eerste aanleg dient een gemeente zich toe te
leggen op de ontwikkeling en beheer van dit type vastgoed. Het is
een zuivere vorm van maatschappelijk vastgoed, waar de gemeente
de natuurlijke eigenaar van is.
Dit leidt tot de conclusie dat slechts delen van de gemeentelijke
vastgoedportefeuille zich goed lenen voor uitbesteding, waarbij
het gemeentelijke kernvastgoed op de laatste plaats komt. Des
te meer een vastgoedobject als maatschappelijke voorziening te
kwalificeren is, hoe groter de kans dat dit zich in het kwadrant
rechtsonder bevindt. Met de kennis dat dit soort gemeentelijk
vastgoed gekarakteriseerd wordt door lage alternatieve
fIGuur 3
(Deel)portefeuilles van gemeentelijk vastgoed
Afh
anke
lijkh
eid
eind
gebr
uike
r va
n ((
gem
eent
elijk
e) s
ubsi
die
Afh
anke
lijk
Hoog
Alternatieve aanwendbaarheid VG
Laag
On
afh
anke
lijk
Marktkantoor
Stadskantoor
Bioscoop
Theater
Alternatieve aanwendbaarheid VG
fIGuur 4
Focus gemeentelijke vastgoedportefeuille
Afh
anke
lijkh
eid
eind
gebr
uike
r va
n (g
emee
ntel
ijke)
sub
sidi
e
Afh
anke
lijk
Hoog Laag
On
afh
anke
lijk
Marktkantoor
Stadskantoor
Bioscoop Gemeentelijk kernvastgoed
Theater
fIGuur 5
Strategieën gemeentelijk vastgoed
Afh
anke
lijk
Afh
anke
lijkh
eid
eind
gebr
uike
r va
n (g
emee
ntel
ijke)
sub
sidi
e
Hoog
Alternatieve aanwendbaarheid VG
Laag
On
afh
anke
lijk
Verzelfstandigen gebruiker sturen op verbreding en commercialisering bedrijfsexploitatie
Marktconformiteit gebouwen en gebouwenbeheer
aanwendbaarheid en een sterke afhankelijkheid van
publiek geld, kan doelgerichter geïntervenieerd worden.
Als het doel is om op termijn ook deze objecten van de
portefeuille naar de markt te brengen, kan onderscheid
worden gemaakt in twee strategieën:
• verzelfstandiging van de gebruiker (instellingen)
van het vastgoed
• verbeteren van de marktconformiteit van de
gebouwen en het gebouwbeheer.
Verzelfstandiging van de gebruiker De gebruiker wordt nadrukkelijk gezien als exploitant
en wordt aangesproken op de integrale (bedrijfs)-
exploitatie. De verzelfstandiging van de gebruiker
gaat gepaard met een bedrijfsmatige exploitatie en
een bredere en commerciële blik op de markt. De
gemeente kan dit stimuleren door de introductie van
een lumpsumfinanciering en/of subsidiering.
Verbeteringen in de exploitatie door de gebruiker zijn
mogelijk door bijvoorbeeld het hanteren van ruimere
openingstijden, verbreding van het aantal doelgroepen,
marketing en cross-selling van producten. Een film-
huis commercialiseert haar bedrijfsvoering door de
programmering en marketing aan te passen aan een
bredere doelgroep, waardoor ze minder afhankelijk
wordt van publiek geld.
“Slechts delen van de gemeentelijke
vastgoedportefeuille lenen zich
goed voor uitbesteding, waarbij het
gemeentelijke kernvastgoed op de
laatste plaats komt.”
Verbeteren van de marktconformiteitDeze strategie richt zich op het verhogen van de markt-
conformiteit van het vastgoed. Marktconformiteit
wordt verkregen als het gebouw meer (toekomstige)
gebruiksmogelijkheden krijgt. De flexibiliteit van het
gebouw kan worden vergroot door stramienvoering,
maatvoering en compartimentering of clustering.
Maar ook de gemeente kan de toekomstige gebruiks-
mogelijkheden verbeteren door een flexibel of ruimer
bestemmingsplan. Het accepteren van huurders met
lagere eisen, zoals kunstenaars en artiesten kan tevens
bij aanvang een middel zijn om de aanwendbaarheid
van het vastgoed op de lange termijn te vergroten.
Vervolgens is het aan marktpartijen zelf om de exploi-
tatie te verbeteren.
Tot slotEen gemeente heeft dus de keuze uit twee strategieën
om het gemeentelijk kernvastgoed te ‘vermarkten’. De
eerste strategie – verzelfstandiging van de gebruiker
– verloopt via de lijn van verbeterde exploitatie-
mogelijkheden. De andere optie – het verbeteren van
de marktconformiteit – verloopt via de lijn van het
vastgoedobject: de alternatieve aanwendbaarheid
wordt vergroot. Kenmerkend voor beide strategieën is
dat dit een evenwichtig samenspel van de gemeente,
marktpartijen én gebruikers vergt. Er is echter een
wezenlijk verschil in dominante competenties pas-
send bij een strategie. Bij de eerste ‘route’ wordt
ondernemerschap van een marktpartij gestimuleerd
door de gemeente op bedrijfseconomisch vlak.
De tweede route wordt meer benaderd als een ruimte-
lijk ordeningsvraagstuk. Uiteraard zijn er ook combina-
ties van deze twee strategieën mogelijk. Maar het
is aan een gemeente om te bepalen of en zo ja, via
welke lijn zij deze ontwikkeling inzet. Daarbij spelen
afwegingen een rol, zoals welk type gemeente
zij wenst te zijn (van minimaal tot ondernemend),
welke middelen – zoals competenties – zij tot haar
beschikking heeft en welke strategie binnen die
gemeente in het verleden succesvol is gebleken. Dit
hangt af van het ondernemingsklimaat, de grond-
posities, gemeentelijke grondpolitiek, de stevigheid en
het professionaliteitgehalte van de maatschappelijke
instellingen, et cetera. De toegevoegde waarde van
maatschappelijk vastgoed is sterk contextgebonden.
Alleen wanneer men de betekenis en waarde van
vastgoed voor de gemeente in brede zin doorgrondt,
kan het potentieel van samenwerken met de markt
worden benut.
LiteratuurJonge, H. de (1996). Toegevoegde waarde van concern-
huisvesting. Paper presenter at NSC Conference,
oktober 1996.
Tetterode, J. van (2010). Maar wethouder,… dan
verkopen we toch het tafelzilver.
Schönau, W.F. & De Vos, C. (2010). Strategisch bezui-
nigen op gemeentelijk vastgoed. SerVicE Magazine 17.3,
25-27.
Twynstra Gudde (2010) Professioneel Gemeentelijk
Vastgoed.