Gelijkvormige driehoeken

44
Gelijkvormige Gelijkvormige driehoeken driehoeken

description

Gelijkvormige driehoeken. Oefenopgave. Gelijkvormige driehoeken herkennen. Twee driehoeken zijn gelijkvormig als ze twee paar gelijke hoeken hebben.  P (in ∆ PQR ) =  P (in ∆ PST )  R =  S = 90° Bereken TS en PT met een verhoudingstabel. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Gelijkvormige driehoeken

Page 1: Gelijkvormige driehoeken

Gelijkvormige driehoekenGelijkvormige driehoeken

Page 2: Gelijkvormige driehoeken
Page 3: Gelijkvormige driehoeken
Page 4: Gelijkvormige driehoeken
Page 5: Gelijkvormige driehoeken
Page 6: Gelijkvormige driehoeken
Page 7: Gelijkvormige driehoeken
Page 8: Gelijkvormige driehoeken
Page 9: Gelijkvormige driehoeken
Page 10: Gelijkvormige driehoeken
Page 11: Gelijkvormige driehoeken
Page 12: Gelijkvormige driehoeken
Page 13: Gelijkvormige driehoeken

Oefenopgave

Page 14: Gelijkvormige driehoeken

Gelijkvormige driehoeken herkennenTwee driehoeken zijn gelijkvormig als ze twee paar gelijke hoeken hebben.

P (in ∆PQR) = P (in ∆PST)

R = S = 90°

Bereken TS en PT met een verhoudingstabel.

geeft

Hierbij is PQ berekend met de stelling van Pythagoras:

PQ2 = 122 + 52 = 169

PQ =

PT = ≈ 5,4

TS = ≈ 2,1

PQ QR PR

PT TS PS

13 5 12

PT TS 5

13 × 512

5 × 512

169 13

∆PQR ∆PTSS

Page 15: Gelijkvormige driehoeken

opgave 28a A1 = A2

B = E

b geeft

geeft AD = = 4

geeft DE = ≈ 5,3

CD = AD – AC = 4 – 3 = 1

∆ABC AB AC BC

∆AED AE AD ED

6 3 4

8 AD ED

3 × 86

4 × 86

∆ABC ∆AEDS6 3

8 AD

6 4

8 ED

Page 16: Gelijkvormige driehoeken

opgave 31B (in ∆ABC) = B (in ∆EBD)

A = E (in ∆BDE)

geeft

BE2 + DE2 = BD2

BE2 + 52 = 132

BE2 = 132 – 52 = 144

BE =

AC = = 7,5

BC = = 19,5

∆ABC AB AC BC

∆EBD EB ED BD18 AC BC

12 5 13

5 × 1812

18 × 1312

∆ABC ∆EBDS

144 12

18 AC

12 5

18 BC

12 13

Page 17: Gelijkvormige driehoeken

Gelijke hoeken zoeken

Om gelijkvormigheid van driehoeken aan te tonen, heb je gelijke hoeken nodig.

Gelijke hoeken spoor je op met de volgende eigenschappen.• Overstaande hoeken zijn gelijk.• Bij evenwijdige lijnen horen gelijke Z-hoeken.• Bij evenwijdige lijnen horen gelijke F-hoeken.

Hoe herken je gelijke hoeken?

Bij snijdende lijnen zijn

overstaande hoeken gelijk

Bij evenwijdige lijnen

horen gelijke Z-hoeken.

Bij evenwijdige lijnen

horen gelijke F-hoeken.

Page 18: Gelijkvormige driehoeken

opgave 33a E = H (gelijke Z-hoeken)

F (in ∆DEF) = F (in ∆FGH) (overstaande hoeken)

geeft

geeft GH = = 6,6

geeft FG = = 7,8

b DG = DF + FG = 2,6 + 7,8 = 10,4

∆DEF DE DF EF

∆GHF GH GF HF2,2 2,6 1,4

GH GF 4,2

4,2 × 2,21,4

4,2 × 2,61,4

∆DEF ∆GHFS

2,2 1,4

GH 4,2

2,6 1,4

GF 4,2

Page 19: Gelijkvormige driehoeken

2.31

Page 20: Gelijkvormige driehoeken
Page 21: Gelijkvormige driehoeken
Page 22: Gelijkvormige driehoeken
Page 23: Gelijkvormige driehoeken

2.40

Page 24: Gelijkvormige driehoeken
Page 25: Gelijkvormige driehoeken
Page 26: Gelijkvormige driehoeken

2.44

Page 27: Gelijkvormige driehoeken

BB

hoekenFDA

)(

)(

)(

HoekenZQT

hoekeneoverstaandQRPTRS

Snavels en zandlopers!

Page 28: Gelijkvormige driehoeken

Snavelfiguur en zandloperfiguur

Komen in een figuur evenwijdige lijnen voor, dan kun je vaak

een snavel- of een zandloperfiguur ontdekken.

Kijk voor je gaat rekenen welke van de twee figuren het handigst is.

Page 29: Gelijkvormige driehoeken

opgave 42a

b

geeft PQ = = 7

geeft PR = = 5,6

PQ QR PR

ST TR SR

PQ 3,5 PR

3 1,5 2,4

PQ 3,5

3 1,53,5 × 3

1,5

3,5 PR

1,5 2,43,5 × 2,4

1,5

Page 30: Gelijkvormige driehoeken

Zandloper- of snavelfiguur?

In onderstaand figuur kun je zowel een zandloper- als een snavelfiguur

herkennen.

Het hangt van de situatie af welke figuur je gebruikt.

Page 31: Gelijkvormige driehoeken

opgave 45

a

b geeft AQ = = 4

AQ AP

DC DP

AQ 3

12 9

3 × 129

Page 32: Gelijkvormige driehoeken

opgave 48

Zandloperfiguur

geeft BF = = 2,25

AE AF

BC BF

2 1,5

3 BF

3 × 1,52

Page 33: Gelijkvormige driehoeken

opgave 52

a Zandloperfiguur

geeft AP = = 4,5

AP AQ

EH EQ

AP 3

3 23 × 3

2

Page 34: Gelijkvormige driehoeken

2.54

Page 35: Gelijkvormige driehoeken

2.55

Page 36: Gelijkvormige driehoeken
Page 37: Gelijkvormige driehoeken
Page 38: Gelijkvormige driehoeken

2.59

Page 39: Gelijkvormige driehoeken

2.64

Page 40: Gelijkvormige driehoeken

2.65

Page 41: Gelijkvormige driehoeken

opgave 52

b Snavelfiguur

geeft CS = ≈ 2,27

CR CS

BR BF

2,5 CS

5,5 55 × 2,5

5,5

Page 42: Gelijkvormige driehoeken

opgave 53

a Zandloperfiguur

geeft AP = = 3

AP AK

EH EK

AP 2

6 4

2 × 64

Page 43: Gelijkvormige driehoeken

opgave 53

b Snavelfiguur

geeft CL = = 1,5

CQ CL

DQ DH

2 CL

8 62 × 68

Page 44: Gelijkvormige driehoeken