Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het...

64
Gelijkenissen van Christus Jezus Geheimenissen van het Koninkrijk Ans Brand-van Roekel Impressum Gelijkenissen van Christus Jezus Ans Brand van Roekel Geheel herziene druk maart 2010 Een uitgave van: Met Open Bijbel/Broeders in Christus Nederland Met Open Bijbel, Postbus 520, 3800 AM Amersfoort Websites: metopenbijbel.nl en broedersinchristus.nl E-mail: [email protected] Telefoon: 0318 845120 (ma-vr 9-20 u)

Transcript of Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het...

Page 1: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

Gelijkenissenvan

Christus Jezus

Geheimenissen van het Koninkrijk

Ans Brand-van Roekel

Impressum

Gelijkenissen van Christus Jezus

Ans Brand van Roekel

Geheel herziene druk maart 2010

Een uitgave van:Met Open Bijbel/Broeders in Christus NederlandMet Open Bijbel, Postbus 520, 3800 AM AmersfoortWebsites: metopenbijbel.nl en broedersinchristus.nl

E-mail: [email protected]

Telefoon: 0318 845120 (ma-vr 9-20 u)

Page 2: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

WOORD VOORAF

ONDER alle leraars die God heeft gezonden, om zijn genadigevoornemens te openbaren en mensen te onderwijzen in zijn

wegen, neemt zijn Zoon Christus Jezus in een aantal opzichten eenunieke plaats in. Zijn luisteraars stonden versteld over het gezagwaarmee Hij afrekende met de Joodse tradities, om zelf te verklarenwat God van hen vroeg, zeggende: U hebt gehoord ... maar Ik zeg u.

Na een toespraak in een synagoge op sabbat verwonderden zichallen over de woorden van genade, die van zijn lippen kwamen. Zelfs dedienaars van zijn vijanden, die waren gekomen om Hem gevangen tenemen, moesten toegeven: Nooit heeft een mens zó gesproken, als dezemens spreekt!

Kenmerkend voor Jezus’ heldere en indringende onderwijs was zijngebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zogoed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten, die Hemdagelijks volgden, op onvergelijkelijke wijze inzicht te geven in hunverantwoordelijkheden tegenover God en mensen. Wie zou,bijvoorbeeld, na zijn verhaal van de barmhartige Samaritaan te hebbengehoord, niet beter dan ooit tevoren inzien wat liefde voor de naasteinhoudt? Of, door de beschrijving van de zorg van de herder voor hetene verdwaalde schaap, geen rijker inzicht krijgen in Gods liefde voorzijn kinderen?

Toch zouden we de betekenis van Jezus’ gelijkenissenonderschatten, wanneer wij ze voornamelijk beschouwen als eenprettige manier om geestelijke lessen te leren. Naast hun ethischewaarde onthullen zij wat Jezus de geheimenissen van het Koninkrijk derhemelen noemde. De gelijkenis van de Zaaier, bijvoorbeeld, leert datChristus Zich — voordat Hij in heerlijkheid verschijnt om zijnKoninkrijk op te richten — wijdt aan de taak mensen tot dat Koninkrijkte roepen. Die van de schat in een akker, en die van de schone parel,leren wat het betekent zo’n uitnodiging tot het Koninkrijk in geloof te

3

ontvangen. Daartegenover voorzegt die van de onrechtvaardigepachters van een wijngaard de noodlottige gevolgen voor het Joodsevolk van de verwerping van Gods Zoon. De gelijkenissen van deponden en de talenten stellen Hem voor als de Rechter, die bij zijnverschijning in de eindtijd zijn dienaars zal beoordelen naar hunwerken; en die van de tien maagden leert hoe belangrijk het is datdiscipelen van Christus klaar zijn, om Hem bij zijn verschijning tebegroeten als hun Heer.

Door het bestuderen van de gelijkenissen ben ik zelf sterk geboeidgeraakt door hun schoonheid en diepgaande betekenis, zodat ik vanharte hoop dat deze beknopte behandeling een bijdrage zal leveren,hoe bescheiden ook, aan een nog betere waardering van deze juwelenin de schatkamer van Gods Woord.

Ans Brand – van Roekel

Alle passages zijn genomen uit de NBG’51 vertaling. Het daaringebruikte gij is echter vervangen door u, om de tekst voor dehedendaagse lezer toegankelijker te maken.

4

Page 3: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

INHOUD

1 De Zaaier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

2 Het onkruid in de akker, Het mosterdzaadje, Het zuurdesem 15

3 De schat in de akker, De kostbare parel, Het sleepnet,

De schriftgeleerde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25

4 Het verloren schaap, De verloren penning, De verloren zoon 33

5 De onrechtvaardige rentmeester . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41

6 De rijke man en de arme Lazarus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

7 De onrechtvaardige rechter, De Farizeeër en de tollenaar . 55

8 De barmhartige Samaritaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63

9 De rijke dwaas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69

10 De onvruchtbare vijgenboom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73

11 Het grote feestmaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81

12 De ondankbare slaaf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87

13 De arbeiders in de wijngaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93

14 De twee zonen, De onrechtvaardige pachters . . . . . . . . . . . 99

15 Het koninklijke bruiloftsmaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107

16 De tien maagden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115

17 De talenten en de ponden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121

Page 4: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

1

DE ZAAIER

NGEVEER halverwege het tweede jaar van zijnOomwandeling op aarde, terwijl Hij van stad tot stad en van dorp totdorp trok, verkondigende het evangelie Gods (Luc 8:12), deed de HereJezus dit korte maar dringende beroep op zijn volksgenoten: Hoort.Meer dan ooit werd Hij omringd door velen die werden aangetrokkendoor zijn leer en de wonderen die Hij voor hun ogen had gedaan, ofwaarvan zij hadden gehoord.

Op een dag, zo lezen wij in het begin van Matteüs 13, ging Jezusergens aan de oever van de zee van Tiberias (het meer van Galilea)zitten. Er verzamelden zich een zo grote menigte mensen om Hemheen, dat Hij in een schip ging om hen van daaruit toe te spreken,zodat zij Hem goed zouden kunnen zien en vooral horen. Al eerder, inde Bergrede, had Jezus zijn onderwijs met beelden uit het dagelijksleven belicht, bijvoorbeeld toen Hij de mensen waarschuwde voor devalse profeten, die in schapenvacht komen, maar die van binnen alsroofgierige wolven zijn: Aan hun vruchten zult u hen kennen: men leesttoch geen druiven van dorens of vijgen van distels? (Mat 7:15 e.v.).

Kleurrijke beelden zijn trouwens karakteristiek voor de oosterseverteltrant. De daarmee geschilderde feiten en gebeurtenissen blijvenzo in de herinnering leven. Er is nauwelijks een land denkbaar dat zichhier zo voor leent als het Galilea uit Jezus’ tijd — dat landschap waarinvruchtbare velden en grazige weiden, afgewisseld door boomgaarden,overgaan in glooiende met wijngaarden bedekte heuvelrijen of een kaalbergmassief. Dit landschap, het Meer van Galilea — dat de blauwehemel weerspiegelt, maar ook plotseling beangstigend onstuimig kanzijn — mensen aan hun dagelijks werk en dieren op zoek naar voedsel— zij vormen een uitgebreide voorraadkamer van expressieve verge-lijkingen. Bij zijn onderwijs gebruikte Jezus dan ook tal van illustraties,ontleend aan de natuur en het Galileese landschap dat Hij zo goed

7

kende: de vos die naar zijn hol terug sluipt, de vogel die zijn nestopzoekt, het zo geheimzinnige verzamelen van de gieren, mussen dieop de markt verkocht worden, de pracht van de bloemen op develden, de mysterieuze wind, die men hoort zonder te weten waar hijvandaan komt of heengaat, en de nog mysterieuzere groeikracht,verborgen in het ontkiemende zaad: eerst een halm, daarna een aar,daarna het volle koren in de aar.

Wanneer de Here zijn gelijkenis begint met: Zie, een zaaier ging uitom te zaaien, is dit een zo bekend beeld voor zijn toehoorders dat zijzich dat allen moeiteloos voor ogen kunnen halen. En toch, zodra Hijklaar is met het vertellen van de gelijkenis, volgt onmiddellijk een vraagvan zijn discipelen die aantoont dat hun iets bijzonders is opgevallen:Waarom spreekt U tot hen in gelijkenissen? Om de een of andere redenheeft Jezus nu de stijl van zijn onderwijs veranderd. Zijn werk in Galileaheeft kennelijk een keerpunt bereikt. Vanaf nu is er een merkbaarverschil tussen wat Hij leert in het openbaar en wat Hij zijn discipelenleert in privé-gesprekken: En in vele gelijkenissen sprak Hij het woord tothen, naardat zij het konden horen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot henniet, maar afzonderlijk aan zijn discipelen verklaarde Hij alles (Mar4:33,34).

In antwoord op de vraag van de discipelen citeert Jezus Godsopdracht aan Jesaja, toen deze geroepen werd tot de dienst van pro-feet: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk derhemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. Daarom spreek Ik tothen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen ofbegrijpen. En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Methet gehoor zult u horen en u zult het geenszins verstaan, en ziende zult uzien en u zult het geenszins opmerken; want het hart van dit volk is vetgeworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zijtoegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen,en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen.Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen (Mat13:11-16). Oppervlakkig gelezen, lijkt het alsof zowel Jezus als Jesaja deopdracht hebben Gods woord voor de mensen verborgen te houden,

8

Page 5: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

maar deze conclusie zou absurd zijn. Wat zij beiden hebben gedaan, ishun volksgenoten op zodanige wijze toespreken dat de luisteraars opde proef werden gesteld. In het boeiende verhaal van Jezus lag eenveelzeggende kern van waarheid verscholen aangaande Jezus zelf, enWie Hij was en wat Hij deed. Maar die kern was slechts bereikbaarvoor wie werkelijk zoekend waren.

Van de mensenmassa´s die kwamen om naar Jezus te luisteren,beschouwden de meesten dit als een welkome afleiding in eendoorgaans vrij saai bestaan. Zij hoorden in zijn woorden niet meer daneen interessant, gemakkelijk in het gehoor liggend verhaal. Langtevoren had de profeet Ezechiël een dergelijke ervaring gehad. God zeitot hem: Uw volksgenoten ... komen bij u als in een volksoploop, zettenzich voor u neer, als mijn volk ... Zie, u bent voor hen als een liefdeslied,schoon van klank ... Zij horen uw woorden, maar doen er geenszins naar.Doch als het komt — en het komt! — dan zullen zij weten, dat er in hunmidden een profeet is geweest (Ezech 33:21-33).

De Here heeft het echter niet gelaten bij de algemene aansporing:Hoort, want even later — direct nadat Hij de veelzeggende vergelijkinghad gemaakt: De lamp komt toch niet om onder de korenmaat gezet teworden? — zei Hij: Ziet toe wat u hoort (zie Marc 4:21-23). Jezusspreekt niet van een lamp, maar van de lamp; een zeer bijzondere bronvan licht, die niet met andere te vergelijken is. En terwijl gewonelampen op de voor hen bestemde plaats gebracht moeten worden,wordt van deze bijzondere lamp gezegd dat hij komt — een woord datelders in het Nieuwe Testament wordt gebruikt voor de komst vanChristus. Pas wanneer de lamp op de standaard staat, zullen deverborgen dingen worden geopenbaard aan wie het door de Vadergegeven is te horen: die dus oren hebben om te horen en die ook zelfwillen horen. Hierin ligt een toespeling op de verborgen wijze waarophet Koninkrijk is gekomen en de Christus Zich openbaart: als hetwaarachtige licht, dat in de wereld is gekomen om van God te getuigen,als vervulling van het profetische woord Ik heb hem tot een getuige voorde natiën gesteld (Jes 55:4). Het merendeel van de luisteraars is hetechter niet gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen

9

te leren kennen. Maar tot zijn discipelen zegt de Here: Uw ogen zijnzalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen. Voorwaar, Ik zeg u: Veleprofeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat u ziet, en zijhebben het niet gezien, en te horen wat u hoort, en zij hebben het nietgehoord (Mat 13:16,17). De gelijkenissen spreken in diepste zin vanJezus zoals Hij alleen door het geloof kan worden gekend, door hen diezich bij het Hoort van Jezus de woorden van Mozes herinneren: Eenprofeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals Ik ben, zal de Here, uwGod, u verwekken; naar hem zult u luisteren (Deut 18:15). De vervullingvan deze profetie zou de Vader zelf bevestigen op de berg van deverheerlijking: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagenheb; hoort naar Hem! (Mat 17:5).

De Here Jezus had verschillende categorieën hoorders. Eéndaarvan hebben we al genoemd: degenen die uit nieuwsgierigheidkwamen. Verder waren er schriftgeleerden en Farizeeën, die met Hemredetwistten, op Hem letten met kwade bedoelingen, Hem omtekenen vroegen, tegen Hem samenspanden en van wie Hij nog veelzou moeten lijden. Over dit alles kunnen wij keer op keer lezen in deevangeliën. Jezus kende de boze overleggingen van hun hart (Mat 9:4).Al eerder had Hij gezegd: Geeft het heilige niet aan de honden en werptuw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij die niet vertrappen met hunpoten en, zich omkerende, u verscheuren. In Matteüs 22 zien we hoe deHere hen wel degelijk, in niet mis te verstane gelijkenissen, vermaantom hen in hun geweten te treffen, maar de gelijkenissen aangaande hetKoninkrijk van God zijn niet voor hun oren bestemd.

De laatste categorie luisteraars bestaat uit mensen die wel ontvan-kelijk blijken te zijn voor de boodschap van het evangelie van hetKoninkrijk, sommigen in meerdere, anderen in mindere mate.

In Matteüs’ verslag volgen de gelijkenissen elkaar op, zonder op-merkingen of toelichting er tussenin. Ze vormen niet, zoals op andereplaatsen, het illustratiemateriaal waarmee de Here datgene wat Hijleert verduidelijkt. Nee, hier wordt de sluier van de beeldspraak ner-gens opgelicht; het ware onderwerp blijft voor de toehoordersverborgen. Het Koninkrijk van God is nabij, het is gekomen, maar het

10

Page 6: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

gaat zijn verborgen weg. De zon blijft als tevoren opgaan over bozenen goeden, het geweld komt niet ten einde, de mensheid blijft haareigen weg bewandelen. De Christus is gekomen, maar Hij wordtslechts gekend door hen aan wie dit door God is gegeven. Mijn ogenhebben uw heil gezien, dat U bereid hebt voor het aangezicht van allevolken: licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volkIsraël prijst de oude Simeon zijn God. Zijt U degene, die komen zou, ofhebben wij een ander te verwachten? vraagt Johannes de Doper. Tegende achtergrond van dit verwachtende geloof, vertelt Jezus het verhaalvan de Zaaier, die het zaad moet laten besterven in de aarde, hetoverlaten aan de Schepper van alle dingen, die er alleen de wasdom aankan geven, ook al zijn er nòg zoveel belemmerende factoren.

De gelijkenis van het zaad

Zie, een zaaier ging uit om te zaaien ... (Matt 13:3 e.v.). Al met heteerste woord vangt de Here de aandacht van zijn toehoorders, henuitnodigend zich deze zaaier voor te stellen, het zaad op zijn weg naaren in de aarde te volgen.

Bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en atenhet op. Bij Lucas (8:5) lezen we dat een gedeelte zelfs buiten het veldop de weg terecht kwam, daar door de mensen werd vertrapt entenslotte door de vogels opgegeten. Dit zaad kreeg dus geen enkelekans om te ontkiemen.

Een ander lot onderging het zaad dat op rotsachtige bodem viel,waarop zich slechts een dun laagje aarde bevond. Het graan dat uit ditzaad sproot, kon in de dunne laag aarde onvoldoende wortel schietenen stond vrijwel direct aan het zonlicht bloot. Het kwam dus snel op,maar omdat het door zijn beperkte wortelstelsel slechts weinig vochtkon opnemen, verdorde het al spoedig in de verzengende zon.

De derde categorie was het zaad dat tussen de dorens terechtkwam en, zoals Lucas zegt, tegelijk hiermee opgroeide. Het was nietopgewassen tegen deze opdringende en snel groeiende massa, werderdoor verstikt en kwam niet toe aan het dragen van vrucht.

11

In het eerste geval werd het zaad al vernietigd eer er iets mee hadkunnen gebeuren, in het tweede ontkiemde het, maar kon niet totvolle wasdom komen, en in het derde geval gebeurde dit blijkbaar wel,maar voordat het vrucht kon dragen was het al verstikt.

Maar er was (gelukkig) ook een deel dat in goede aarde viel en,naar omstandigheden, aan het dragen van vrucht toekwam. Naaromstandigheden, want ook hier was er een verschil: deels honderd-,deels zestig-, en deels dertigvoudig, al naar gelang van de toestand vande grond.

Wanneer de Here Jezus later, in een gesprek met zijn discipelen, degelijkenis verklaart, blijkt dat met het zaad het woord van hetKoninkrijk van God wordt bedoeld, dat voor zijn ontwikkeling in deeerste plaats afhankelijk is van de bodem waarin het terechtkomt. Devier soorten bodem — die achtereenvolgens ieder een zekerevooruitgang ten opzichte van de voorafgaande laten zien, met het effectdaarvan op het zaad — vertegenwoordigen vier soorten mensen. Hetzaad is echter steeds van dezelfde, optimale, kwaliteit, waaraan geenenkele fout kleeft. Dit zaad toetst de mens bij wie het terechtkomt.

Bij sommigen vindt het Woord geen enkele ingang. Het kaatst terugals tegen een muur. Door welke oorzaak dan ook vindt het geenweerklank. Het wordt niet verstaan, zegt de Here; en als het nietdoordringt, is het alsof degene die het hoort het nooit heeft vernomen,en het gaat volledig verloren. De Farizeeën waren zulke‘hardhorenden’.

De tweede soort grond doet denken aan de mens die geneigd isiets wat hem op het eerste gezicht of gehoor aanspreekt met veelenthousiasme aan te nemen, zonder verder onderzoek te doen. Dezegeestdrift blijkt echter als een strovuur te zijn, dat even hoog oplaaitmaar daarna weer snel uitdooft. Zoals de Here zegt: In een tijd vanbeproeving worden zij afvallig (Luc 8:13). Het Woord heeft niet vol-doende kunnen wortelen; de oppervlakkige natuur van deze mensenheeft hun parten gespeeld.

De derde soort is ‘verontreinigde’ grond. Degenen die hiermeeworden vergeleken, dragen de dorens in zich van rijkdom en andere in-

12

Page 7: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

teresses (de begeerte naar al het andere, Marc 4:19), die het Woordgeen ruimte geven zich te ontplooien en vruchten voort te brengen.

Maar het zaad kan ook vallen in de goede grond van een weltoebereid hart, en in de diepte hiervan worden opgenomen. Hetlatente leven kan zich dan ongehinderd en overvloedig ontwikkelen entot rijke vrucht omgevormd worden. Lucas zegt: Dat [zaad] in goedeaarde, dat zijn zij, die, met een goed en vroom hart het woord gehoordhebbende, dat vast houden en vrucht dragen in volharding (8:15).Mattheüs stelt nadrukkelijk: die dan ook vrucht draagt en oplevert (13:23)en, evenals hij, geeft ook Marcus de hoeveelheid aan van de vrucht —in de climax van dertig- en zestig- en honderdvoud (4:20).

De gelijkenis van de zaaier is dus niet slechts een verhaal oververschillende soorten grond, waarop het zaad van het evangelie wordtuitgestrooid. Voor de oplettende luisteraar ligt hierin ook eenbelangrijke onthulling met betrekking tot de Christus zelf, en de aardvan zijn werkzaamheid onder zijn volk. De Koning doet eerst het werkvan een zaaier. Nog oefent Hij niet de onweerstaanbare macht van eenregeerder uit, die de aarde met de roede zijns monds slaat en met deadem zijner lippen de goddeloze doodt (Jes 11:4). Zijn woord is tevergelijken met kleine korreltjes vol leven, waarvan het vermogen teontkiemen, te groeien en vrucht voort te brengen totaal afhankelijk isvan degenen die het horen. Zij die slechts op een Bevrijder van het jukvan de Romeinse heerschappij wachten, zullen bedrogen uitkomen.Wat Jezus te zeggen heeft, vraagt om het gelovige hart van iemand diebereid is het door Hem verkondigde evangelie in zijn leven op tenemen. De vele wonderen die Hij heeft gedaan, en waardoor vele vanzijn volksgenoten werden aangetrokken, getuigen van het feit dat Hijdoor God werd gezonden. Maar, zoals de profeet Jesaja had voorzegd— Jezus heeft al in de synagoge van Nazaret de aandacht van zijn volkop deze profetie gevestigd — heeft God Hem gezonden om een blijdeboodschap te brengen aan ootmoedigen (Jes 61:1; Luc 4:17-21).

Daarom legt het horen van dit woord van Jezus zo’n grote verant-woordelijkheid op aan wie het horen. Indien iemand naar mijn woordenhoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet

13

gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. WieMij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft één, die hem oordeelt:het woord, dat Ik heb gesproken zal hem oordelen ten jongsten dage, zegtde Here Jezus wanneer Hij over Zichzelf spreekt als het licht, dat in deduisternis van de wereld is gekomen om zó te spreken als de VaderHem heeft gezegd (Joh 12:44-50). Maar als de tijd daar is, zal de Here— die tijdens zijn eerste verblijf op aarde, evenals in de gelijkenis,rondgaat als de Zaaier die met liefde en toewijding het zaad van hetevangelie van het Koninkrijk Gods uitstrooit — zodra Hij terugkomtopenbaar worden als de Maaier die, als de oogst rijp is, de sikkel in hetgraan slaat (Joël 3:13). Dan zal Hij dit beoordelen naar de vruchten diehet oplevert. Deze herinnering aan de komende oordeelsdag is hetonderwerp van de volgende gelijkenis, over het onkruid tussen hetgraan.

14

Page 8: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

2

HET ONKRUID IN DE AKKER,HET MOSTERDZAADJE,

HET ZUURDESEM

HET ONKRUID IN DE AKKER

ET Koninkrijk der hemelen, zei Jezus, komt overeen metH iemand die goed zaad had gezaaid in zijn akker. Uit deoorspronkelijke Griekse tekst valt op te maken dat die akker in eenzodanige toestand was, dat het zaad er onder de meest gunstigecondities tot ontwikkeling kon komen. Goed zaad, dus er mocht goedgraan van worden verwacht. Alles wat de landeigenaar verder kondoen, was rustig afwachten, in afhankelijkheid van God die de wasdomgeeft.

Maar de vijand kwam en zaaide er onkruid overheen. Deze kwadepraktijk, zo blijkt uit de literatuur, kwam in het oosten wel voorwanneer iemand een wrok koesterde jegens een ander. De vijand waarJezus op doelde, werd belichaamd in de valse profeten en leraars diehun predikingswerk deden. Wat zij zaaiden kwam op als eentegenprodukt van het goede koren, als onkruid dat midden tussen hetkoren (zie v.25) kwam te staan. In de gelijkenis spreekt de Here overZichzelf als Degene die zaait, maar de discipelen zullen hebbenonderkend dat ook zijzelf, evenals degenen die na hen het evangeliezouden verkondigen, met deze vijand te maken zouden krijgen.Hiervan getuigen de woorden waarmee de apostelen later hunhoorders hebben gewaarschuwd (2 Tim 4:3; 2 Pet 2:1; 1 Joh 4:1).

Het onkruid waarvan hier sprake is, zal vermoedelijk het in Pales-tina zo gevreesde dolik zijn geweest, een sterk op tarwe gelijkendegrassoort, waarvan de wortels de neiging hebben zich om de wortelsvan het goede gewas heen te slingeren. Het heeft een bittere smaak,en is bovendien schadelijk voor de gezondheid wanneer het in brood

15

terechtkomt. Het was dus van groot belang hiervoor te waken, en ditdeden de slaven van de landeigenaar blijkbaar. Wegens de sterkegelijkenis tussen beide gewassen, duurde het even voordat het valsegroeisel werd ontdekt: pas toen het ware koren vrucht begon te zet-ten, kwam het aan het licht. Vanzelfsprekend zijn de slaven verontrust,maar toch ook verrast, want ze zijn kennelijk gewend dat hun heergoed zaad zaait. Ook deze gaat hiervan uit; en met grote stelligheidzegt hij: Dat heeft een vijandig mens gedaan. Onmiddellijk richten zijndienaren hun aandacht op de zuivering van de akker, en stellen voorhet onkruid eruit te trekken en te verzamelen. De heer ziet echter hetgevaar dat dit voor het jonge koren oplevert: dat er mèt het verkeerdeook goed gewas verloren kan gaan. Want hoewel zijn dienaren hebbengetoond het onderscheid te kunnen maken, zal met het slechte ook hetgoede mee uitgetrokken kunnen worden en dit wil hij vermijden,ondanks de schade die er tijdens de groei aan het goede graan kanontstaan.

Wat moet er dan gebeuren? Voordat zijn knechten hem dit kunnenvragen, geeft hun heer te kennen dat er tot de oogsttijd moet wordengewacht, en dan is het de taak van de maaiers om radicaal in te grijpen.Zodra de oogsttijd is gekomen, zal hij hun persoonlijk bevel geven hetonkruid niet alleen bijeen te halen maar ook te verbranden. HetGriekse woord (kairos), dat hier voor ‘tijd’ is gebruikt, heeft debetekenis van ‘de bestemde tijd’. Het goede graan, dat de vrucht heeftopgebracht waar de landeigenaar op heeft gewacht, is dan klaar om inde schuur te worden gebracht. Maar eerst moet het gewas dat alleenmaar op de goed toebereide grond van zijn akker heeft geparasiteerd,en bovendien het door hemzelf gezaaide graan in zijn groei heeftbelemmerd, onschadelijk worden gemaakt. En het meest afdoendemiddel is het te verbranden (Mat 13:30).

Om de betekenis van deze gelijkenis te kunnen begrijpen, doen weer goed aan ons de vorige in herinnering te brengen. Beide geven hetbeeld van een ingezaaid korenveld. In het eerste geval gaat het om deafhankelijkheid van de toestand van de grond voor de mate vanontwikkeling van het graan dat erin terechtkwam. In slechts één geval

16

Page 9: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

kon dit ongehinderd tot volledige rijpheid komen. Overgebracht op deontwikkeling van het Koninkrijk der hemelen, correspondeert hiermeedat slechts een deel van degenen die door de prediking van het Woordvan God tot zijn Koninkrijk worden geroepen, de vruchten opbrengtwelke die vorm van leven vertegenwoordigen die hen maakt totdeelgenoten van dat Koninkrijk. In de tweede gelijkenis wordtdaarentegen aangenomen dat het gezaaide zaad zich tot goed graanontwikkelt. Dit is het beeld van de geroepenen, die door geloof tot hetKoninkrijk zijn gaan behoren.

Hiernaast zien we echter een tweede groep afgebeeld in hetonkruid, dat aanvankelijk vrijelijk tezamen met het goede gewas op degoede grond mocht opgroeien, en dat er nauwelijks van te onderschei-den viel, maar dat in feite nutteloos en zelfs schadelijk was. Hiermeekomen in de geschiedenis van het Koninkrijk van God diegenenovereen die er niets mee gemeen hebben, wier natuur er zelfs vreemden vijandig aan is. Dat de Here Jezus deze gelijkenis begint met dewoorden: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met ... toont aan datHij de mengeling van vreemde elementen onder zijn volgelingen nietalleen voorzag, maar ook al geconstateerd had. Hij, die de harten kent,had het onkruid tussen het goede koren in de kring van zijntoehoorders onderkend, en Hij waarschuwde op deze bedekte wijzezijn discipelen, omdat Hij wist dat ook voor hen die teleurstelling enongerustheid zou komen, die de slaven voelden toen ze het ondeugde-lijke gewas ontdekten. De tijd was nog ver weg — de Here Jezusmoest eerst nog naar de hemel gaan en daarna terugkeren naar deaarde — dat de profetische woorden van Jesaja verwezenlijkt zoudenzijn in het Koninkrijk van God op aarde: Uw volk zal geheel uit recht-vaardigen bestaan, voor altoos zullen zij het land bezitten: een scheut dieIk geplant heb, een werk mijner handen, tot mijn verheerlijking (Jes60:21). Nog maar kort daarvoor was de stem van Johannes de Doperverklonken, die voorzegd had dat de na hem komende Messiaseenmaal de wan in zijn hand zou nemen, om zijn dorsvloer geheel tezuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kafverbranden met onuitblusbaar vuur (Mat 3:12). Voor hen is de

17

waarheid dat er in het Messiaanse Koninkrijk nog rechtvaardigen enonrechtvaardigen naast elkaar zullen blijven bestaan, echter in feitenog een geheimenis. En dus hebben ze uitleg nodig om dit te kunnenbegrijpen. Daartoe wordt hun eerst onthuld hoe deze situatie isontstaan, pas daarna laat de Here hun zien welke gedragslijn zijmoeten volgen, en tenslotte wanneer en hoe deze toestanduiteindelijk opgelost zal worden.

Evenals na de eerste gelijkenis verklaart Jezus zijn discipelen ooknu de beelden die Hij heeft gebruikt. De uitleg die Hij hun na degelijkenis van de Zaaier gaf (Mat13:10-23), vormde hierop deels al eenvoorbereiding. Maak ons de gelijkenis van het onkruid in de akkerduidelijk is nu de vraag van de discipelen, en aan dit verzoek geeft deHere gevolg (vn.36-43). De wijze waarop Hij dit doet, verschilt sterkvan de eerste maal. Terwijl Hij toen de gebeurtenissen uit de sfeer vande natuur interpreteerde in de sfeer van het Koninkrijk van God, geeftHij nu slechts de beelden aan die in de gelijkenis voorkomen, en laathet vervolgens aan zijn discipelen over de uitlegging hiervan na te gaan.Zijn motief zal de wens zijn geweest, dat zij nu zelfstandig over zijngelijkenissen gaan nadenken om tot de juiste interpretatie te komen.Dit zal ook de reden zijn geweest waarom Hij hun direct daarna eenaantal nieuwe gelijkenissen voorlegt, zonder deze te verklaren.Wanneer Hij hun dan tenslotte vraagt: Hebt u dit alles verstaan? is heteenvoudige antwoord: Ja (v.51).

De vijf gedachten waarop het eerste deel van de gelijkenis van hetonkruid steunt, zijn de heer, de akker, het goede graan, het onkruid,de vijand.

Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen lezen we in v.37.De Zoon des mensen is de wijze waarop de Here Zichzelf aanduidt alsde geopenbaarde Messias. Hij zegt dat Hij, Jezus, als de geopenbaardeChristus Degene is die het goede graan heeft gezaaid. Dit is zijnMessiaanse opdracht, die Hij nu bezig is te volbrengen.

De akker is de wereld (v.38). De goede grond van de wereld, zoalsGod die schiep, is de verblijfplaats van de mensheid in dezetijdsperiode. En over het goede graan dat in de wereld staat geplant,

18

Page 10: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

wordt gezegd: Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het KoninkrijkDe benaming kinderen duidt niet alleen de innige relatie met hetKoninkrijk aan van hen die ertoe behoren, omdat ze aan het Woordvan God gehoor hebben gegeven en zijn wil in hun leven proberen tevolbrengen, maar ook de onderlinge familieband. Daartegenover staat:Het onkruid zijn de kinderen van de boze. Het Griekse woord (poneros)dat hier met de boze is vertaald, kan met evenveel recht vertaaldworden als ‘het kwaad’ of ‘de goddeloosheid’. En dan: De vijand, diehet gezaaid heeft, is de duivel. De duivel, de tegenstander, de neigingtot zonde in de mens, die hem verleidt tot ongehoorzaamheid aan dewil van God, tot het bewandelen van eigen wegen die voeren buitende enge poort die ten leven leidt om.

Uit dit eerste gedeelte van de gelijkenis wordt duidelijk hoe hetkomt dat er in het Koninkrijk van God goede en valse elementenworden aangetroffen. Precies zoals de eigenaar van de akker ernaarstreefde om goed graan op zijn land te telen, zo was de Zoon desmensen erop gericht in deze wereld, waarover Hij als Koning isgesteld, een gemeente voor Zich op te richten van heiligen, toegerustvoor Gods Koninkrijk. Maar zoals de heer in de gelijkenis een vijandhad, die in het verhullende duister van de nacht kwaad tegen hemondernam, zo had ook de Zoon des mensen een tegenstander dieerop uit was zijn werk vergeefs te doen zijn. Niet openlijk maar in hetgeheim. Hierdoor werden zijn activiteiten niet opgemerkt, maar deresultaten ervan kwamen na verloop van tijd aan het licht: aan zijnvruchten werd hij gekend. Bij de kinderen van de boze zijn dit deongerechtigheden die zij bedrijven (zie v.41) en het uitblijven van dedoor God verlangde vruchten.

Het tweede deel van de uitleg van de Here Jezus correspondeertmet het tweede deel van de gelijkenis, in de vorm van het gesprek vande heer met zijn slaven. De laatsten stellen zich, zoals slaven past,afhankelijk van de beslissingen en instructies van hun meester. Dediscipelen zullen hierin zichzelf hebben herkend en van de tweeledigevraag: Heer, hebt u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij danaan onkruid? (v.27), zullen ze zich later zeker rekenschap hebben

19

gegeven, toen ze ook zelf het goede zaad van het evangelie — zoalshun dat door de Here was voorgehouden — verspreidden en ook zijte kampen kregen met tegenstand en afbraak, zelfs van de kant vanhun eigen volksgenoten.

Hoe lang deze toestand zal voortduren, en wanneer deuitzuivering van het boze en de inzameling van het goede gewas plaatszal hebben, wordt onthuld in de laatste woorden van de heer in degelijkenis: in de oogsttijd (v.30), wanneer de groei beëindigd, de rijp-heid is ingetreden, en de tijd van de voleinding van de wereld zal zijngekomen. Dan zullen de maaiers komen: De Zoon des mensen zal zijnengelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat totzonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven ... (v.41). Zezullen het onkruid niet alleen verzamelen, maar ook voor altijdvernietigen; want ze krijgen de opdracht het te verbranden. Zoals deHere Jezus in zijn uitleg zegt: Zij zullen het in de vurige oven werpen(v.42). Dit geldt niet alleen voor degenen die Hem nooit hebben willenaanvaarden, maar ook voor hen die dit eens wel hebben gedaan, maarzich later weer van Hem hebben afgewend. Want in Johannes 15, waarde Here Zichzelf beschrijft als de ware Wijnstok, zegt Hij: Wie in Mijniet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord, en men verzameltze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand. Te worden verbrandzal het lot zijn van allen die — wanneer de Zoon des mensen komt in zijnheerlijkheid en al de engelen met Hem — tot de bokken aan zijnlinkerhand gerekend en dientengevolge naar het eeuwige vuur verwezenzullen worden (zie Mat 25:31-46). Want zie, de dag komt, brandend alseen oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheidbedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt zal hen in brand steken —zegt de Here der heerscharen — welke hun wortel noch tak zal overlaten.Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan(Mal 4:1,2). Het koren, zo zegt de gelijkenis, zal in de schuur van deeigenaar worden verzameld. Overgebracht in de termen van hetKoninkrijk van God: de ware gelovigen zullen hun bestemmingbereiken en, in een nieuwe gedaante, Gods Koninkrijk op aardebinnengaan.

20

Page 11: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

De groei van het Koninkrijk van God

Laten we, voordat we in het evangelie naar Matteüs overgaan tot degelijkenis van het mosterdzaadje, even onze aandacht richten op hetparallelverslag in Marcus 4:26-29. Op de plaats waar we bij Matteüs degelijkenis over het onkruid in de akker aantreffen, vinden we bijMarcus een andere, en wel die betreffende de groei van het Koninkrijkvan God. Ook hier gaat de Here uit van een korenveld waarin iemandzaad werpt. Nadat hij dit heeft gedaan, keert hij tot zijn gewone leventerug en laat het zaad verder aan zijn natuurlijke groeiproces over.Hoe die ontwikkeling plaats heeft weet hij niet, maar dit is ook nietnodig omdat hij er toch geen invloed op kan uitoefenen, immers: degrond brengt vanzelf vrucht voort. Hij kan zijn werk pas vervolgen als hetkoren zijn normale ontwikkeling heeft doorgemaakt: eerst een halm,daarna een aar, daarna het volle koren in de aar (v.28). Ongetwijfeldheeft de zaaier het in al zijn fasen aandachtig gevolgd, de oogsttijd metvreugde verwelkomd, en met dankbaarheid aan God — die hij zorustig voor groei en resultaten heeft vertrouwd — de oogst van hetvolle koren ingezameld.

Voor de opmerkzame luisteraar zal de betekenis duidelijk zijn. Hetbeeld geeft de ontwikkeling weer van het nieuwe leven, stoelend ophet zaad dat is geplant in degenen die het evangeliewoord hebbengehoord, en die in geloof en gehoorzaamheid de goede grond hebbenverschaft voor de ontwikkeling en de vruchten ervan. Evenals de Herezelf mogen ook de discipelen, en allen die in navolging van hen hetevangelie van het Koninkrijk van God prediken, de wasdom overlatenaan God, die de harten kent. Aldus spoorde de apostel Jacobus in zijnbrief zijn medegelovigen aan: Hebt dus geduld, broeders, tot de komstdes Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands enheeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook ugeduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij (5:7,8). Weldient men in het oog te houden dat in al deze gelijkenissen de HereZichzelf als de Zaaier voorstelt: alleen Hij kan immers de maaiers —zijn engelen — uitzenden om de oogst binnen te halen, op die dag.

21

DE GELIJKENIS VAN HET MOSTERDZAADJE

Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk derhemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akkerzaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, ishet groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelendes hemels in zijn takken kunnen nestelen (Mat 13:31,32). Omdat het zoklein is, werd het mosterdzaad onder de Joden wel gebruikt om degeringheid van iets aan te duiden, bijvoorbeeld in Matteüs 17:20, waargesproken wordt over een geloof als een mosterdzaad. Het kleine,schijnbaar onbetekenende, begin van het Koninkrijk der hemelenwekte de spotlust van de leidslieden van Israël en de meerderheid vanhet volk, en zij keerden zich ervan af. Hoe liet dit zich immers rijmenmet hetgeen Johannes de Doper over de komst van de Messias en deopenbaring van zijn rijk verkondigde? Maar datzelfde mosterdzaadjeovertreft alle andere tuingewassen in grootte, wanneer het eenmaal isvolgroeid tot een plant met takken als die van een boom, waarin zelfsvogels hun nest kunnen bouwen. Alle dingen groeien volgens de eigenwetten die God in hen schiep. Door deze gelijkenis onthult de HereJezus zijn discipelen dat het Koninkrijk van God — in en door Hemgekomen en geopenbaard — eerst uiterlijk onaanzienlijk is, maar niet-tegenstaande dit kleine begin een expansiekracht bezit, waardoor hetgestadig uitgroeit tot het wereldomspannende Messiaanse Koninkrijk.Begonnen in het verachte Galilea zal het de hele wereld overwinnen:Alle volken, die U gemaakt hebt, zullen komen en zich voor U nederbuigen,o Here, en uw naam eren (Ps 86:9).

DE GELIJKENIS VAN HET ZUURDESEM

Eenzelfde strekking als de voorgaande heeft ook de laatste gelijkenisdie Jezus sprak in tegenwoordigheid van de scharen aan de oever vande zee: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welkeeen vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurdwas (Mat 13:33). In de beide eerste gelijkenissen gaf Hij aan dat deresultaten die van de prediking van het evangelie van het Koninkrijkverwacht mochten worden, beperkt waren — hetgeen te wijten was

22

Page 12: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

aan belemmeringen van buiten af. De vraag bleef dan nog open wathet uiteindelijke resultaat zou zijn. En dit openbaart de Here zoweldoor middel van de gelijkenis van het mosterdzaad als door die van hetzuurdesem. De eerstgenoemde laat de uitbreiding zien van klein beginnaar iets wereldomspannends, de laatste toont het resultaat van dewonderbaarlijke verborgen werking die alles doortrekt; een minimalehoeveelheid die in een langzaam voortgaand proces de gehele massaomzet.

In het geval van de vrouw was dit een kleine hoeveelheid zuur-deeg, die in een voor die tijd vrij grote hoeveelheid — drie maten, datis circa 40 liter — deeg voor een omzetting zorgt, die het als geheelgeschikt maakt voor het doel er brood van te bakken. Evenzo dringthet Woord van het Koninkrijk der hemelen door tot de einden van deaarde, om met zijn verborgen, heilzame en reinigende werking eenieder te bereiken die oren heeft om te horen.

23 24

Page 13: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

3

DE SCHAT IN DE AKKER,DE KOSTBARE PAREL, HET SLEEPNET,

DE SCHRIFTGELEERDE

DE SCHAT IN DE AKKER

A zijn toespraak tot de menigte aan het Meer van Galilea wasN Jezus met zijn discipelen naar zijn huis te Kapernaüm gegaan. Hierzette Hij, in kleine kring, zijn openbaring van het Koninkrijk derhemelen voort door hun nog enkele gelijkenissen te vertellen.

Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in eenakker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaathij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker (Mat 3:44).

Hier stuit iemand onverwacht, zonder ernaar gezocht te hebben,op een schat. In Palestina kwam het niet zelden voor dat men op diewijze kostbaarheden aantrof. Meermalen werd het land door oorlogengeteisterd, en wanneer men dan huis en haard moest verlaten, of wan-neer een vijandelijk leger plunderend en brandschattend door zijn landtrok, verborg men zijn voorwerpen van waarde in de grond, in dehoop er in betere tijden weer over te kunnen beschikken. Ditbegraven komen we ook tegen in de gelijkenis van de talenten: Hij, diehet ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond enverborg het geld van zijn heer (Mat 25:18).

De man in deze gelijkenis, die zo’n schat ontdekte, is kennelijk nietde eigenaar van de akker, maar in loondienst van de bezitter. Watvoor de strekking van de gelijkenis van belang is: de vinder zietonmiddellijk in van hoe grote waarde zijn vondst is — voor hem meerwaard dan alles wat hij bezit. Daarom bewandelt hij de enige weg dievoor hem openstaat om er rechtmatig over te kunnen beschikken: hijkoopt de akker, en hier heeft hij letterlijk alles voor over.

25

Overgebracht op het Koninkrijk van God, zien we dat dit niet —zoals de Joden in hun oppervlakkige opvatting van de profetischebeloften geneigd waren te verwachten — louter aan uiterlijke zege-ningen herkenbaar was. Met name een koningschap tot bevrijding vande Romeinse overheersing. Het kostbare goed dat de mens wordtaangeboden, is nog verborgen voor de ogen van de wereld, en hetblijft ook nadat het gevonden is in de verborgenheid. Zodra het tot devinder doordringt hoe kostbaar zijn vondst is, wordt hij met groteblijdschap en dankbaarheid vervuld, en offert al wat hij aan aards bezitheeft hiervoor op. En dit is de weg die een ieder die tot bekering komtheeft te volgen. Hij dient in zijn leven de waarden tegen elkaar af tewegen, al wat hij op aarde bezit, niet alleen geld en goed maar ook zijnrelaties met andere mensen en vrijetijdsbesteding, tegen de verborgenzegen van het Koninkrijk van God. Is zijn keuze definitief op dit laatstegevallen, dan zal hij ook vastberaden de consequenties aanvaarden omdeze kostbare zegen voor zich veilig te stellen — koste wat het kost.

De paradox van het evangelie is dat de genade van God vrijverkrijgbaar is, maar dat de mens er toch een prijs voor moet betalen.De profeet Jesaja riep de dorstigen op tot de wateren te komen: Jakomt, koopt zonder geld ... hoort, opdat uw ziel leve (55:1). De prijs dievoor eeuwig leven wèl betaald dient te worden, is het achterlaten vaneigen belangen om de Here onbelemmerd te kunnen volgen. De ‘rijkejongeling’ bleek overwegende waarde te hechten aan zijn velebezittingen. Toen hij Jezus hoorde zeggen: Verkoop alles wat u bezit ...en u zult een schat hebben in de hemelen, en kom hier, volg Mij ... werdhij diep bedroefd, want hij was zeer rijk (Luc 18:18-27) — en hij keerdeJezus de rug toe. De apostelen echter, toen zij door de Here werdengeroepen, lieten alles achter en volgden Hem (Luc 5:11).

DE KOSTBARE PAREL

Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schoneparelen zocht. Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen enverkocht al wat hij had, en kocht die (Mat 13:45,46).

26

Page 14: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

De samenhang met de vorige gelijkenis volgt uit in het verbindendewoord evenzo. In beide gevallen tonen de vinders eenzelfde oog tehebben voor de grote waarde van hun vondst, en eenzelfde verlangenen vastbeslotenheid om die kostbaarheid tot elke prijs voor zich teverwerven. Beide gelijkenissen hebben de opzet de onvergelijkelijkewaarde van het Koninkrijk der hemelen aan te duiden, niet door teproberen deze waarde in woorden te vatten, maar in de reactie vande beide vinders.

In het eerste geval zien we de blijdschap van een arme man dieonverwacht een schat aantreft; in het tweede geval het zorgvuldig,doelbewust zoeken van iemand die een idee heeft van wat hijmisschien nog wel eens zou kunnen vinden — een parel, kostbaarderdan alle die hij ooit tevoren zag. Parels waren in de oudheid nog meergeliefd dan edelstenen. Ze (parels) werden in hoofdzaak geïmporteerduit de streken rond de Indische Oceaan en de Perzische Golf. Erwerden vaak enorme sommen geld voor betaald. Bekend isbijvoorbeeld, dat Julius Caesar voor één parel (omgerekend) eensmeer dan een kwart miljoen euro gaf. Natuurlijk was zo’n prijs eenuitzondering, maar het zegt toch iets ten aanzien van de luxe in dietijd. Het laat ons gemakkelijker begrijpen dat de gelijkenis van dekoopman, die om één parel te kunnen kopen, al wat hij had verkocht,uit het leven is gegrepen.

In de gelijkenis van de schat wordt de blijdschap over het plotse-linge geluk, en het vurige verlangen dit snel te bemachtigen, noggeaccentueerd doordat de Here, al vertellend, overgaat van deverleden in de tegenwoordige tijd. Hier breekt de man onmiddellijkzijn werk af om de schat in zijn bezit te krijgen, terwijl de koopmanbedachtzamer te werk gaat, hetgeen in de rustige verteltrant geheeltot uiting komt. Zo kan ook de manier waarop mensen tot geloofkomen verschillen. De één komt in zijn tot dan toe wereldgerichteleven onverwacht met Gods heilsboodschap in aanraking; een anderbevindt zich in de onbevredigende tredmolen van een zekere gods-dienstige traditie, totdat hij uiteindelijk de rechte weg naar de waarheidvan het evangelie gevonden heeft (Gal 2:14).

27

Beide gelijkenissen tonen aan dat de mens zichzelf de zegening vanhet Koninkrijk der hemelen, die hem in Jezus Christus wordtaangeboden, moet eigen maken wanneer hij inziet dat dit waardevolleris dan alles wat hij in de wereld bezit. Evenals de gelijkenis van deZaaier, waren ook deze beide gelijkenissen bedoeld om de discipelente laten inzien waarom het woord aangaande het Koninkrijk derhemelen door zo weinigen wordt verstaan en aanvaard, en voor degrote meerderheid een verborgenheid blijft.

DE GELIJKENIS VAN HET SLEEPNET

Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een sleepnet, neergelatenin de zee, dat allerlei bijeenbrengt. Wanneer het vol is, haalt men het opde oever, en zet zich neer en verzamelt het goede in vaten, doch hetondeugdelijke werpt men weg (Mat 13:47).

Een dagelijks gebeuren op het Meer van Galilea: het uitzetten vaneen sleepnet. Dit meer is zeer visrijk, en zeker in Jezus’ dagen vormdevis een belangrijke bijdrage aan de dagelijkse maaltijd. Brood en vis, zolezen wij in de beide gevallen van wonderbare spijziging, waren hetenige voedsel dat men bij zich had. Enkele van de discipelen waren vis-sers van beroep, en ook terwijl ze Jezus volgden gebruikten ze nogwel eens hun boten om te gaan vissen. Toen de Here hen opriep Hemte volgen, zei Hij dat Hij hen tot vissers van mensen zou maken (Mat4:17,22). In feite bevatte dit gezegde van de Here de kiem van dezegelijkenis.

Een sleepnet kon men op twee manieren uitzetten. Of men liet hetin het water zakken en trok het, wanneer het gevuld was, steedsnauwer samen en haalde het daarna binnen in de boot, waarvan Lucas5:4-9 een voorbeeld is, of men sleepte het in een halve cirkel naar dewal, zoals hier gebeurt (v.48). Op de wal kreeg men pas een indrukvan wat men gevangen had, en dan werd de vis gesorteerd. Kan menbij de jacht vaak een mooi dier als buit kiezen, bij het vissen moet menafwachten wat er in het net zwemt, zonder zelf een selectie te kunnenmaken.

28

Page 15: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

Jezus laat onmiddellijk de uitleg volgen. De uitzetting van het netstaat voor de verkondiging van het evangelie van het Koninkrijk. Enevenals het volle net tenslotte vis van tweeërlei soort bevat — goedeen ondeugdelijke — zullen bij de voleinding der wereld, wanneer hetevangelie aan de ganse schepping verkondigd zal zijn, rechtvaardigen enbozen door het evangelie zijn bereikt. Bij de terugkomst van de HereJezus zullen zijn engelen degenen bij wie geen rechtvaardigheid wordtgevonden, afzonderen en hen voor altijd wegdoen. Ook hier (evenalsin v.42) legt Jezus in zijn verklaring extra nadruk op de verwerping vande bozen, door toe te voegen dat de engelen hen in de vurige ovenzullen werpen; op die wijze worden ze aan totale vernietigingprijsgegeven.

En ook deze gelijkenis illustreert de discipelen weer dat het aanhun is het evangelie van het Koninkrijk der hemelen in de gehelewereld te prediken, tot een getuigenis voor alle volken — tot heteinde komt (zie Mat 24:14). Wanneer dan de Zoon des mensen komt inzijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen opde troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameldworden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapenscheidt van de bokken (Mat 25:31,32). Dan zal voor hun die volhardhebben tot het einde, de blijde uitnodiging klinken: Komt, u gezegendenmijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging derwereld af (v.34).

Hebt u dit alles verstaan? vraagt de Here opnieuw aan zijndiscipelen. En weer is het eenvoudige antwoord: Ja (13:51).

DE SCHRIFTGELEERDE ALS DISCIPEL

De schriftgeleerden in Jezus’ tijd waren geleerde mannen, die zichwijdden aan een speciale studie van de wet en die van de uitleg hiervanhun beroep maakten. Ook Ezra was, in zijn dagen, een schriftgeleerdedie zich intensief met de wet bezighield, en zijn volksgenoten dekennis ervan probeerde over te brengen: Ezra bracht de wet voor degemeente, en de priesters en de Levieten [kwamen] bij de schriftgeleerdeEzra bijeen, en wel om de woorden der wet te onderzoeken. Zo ging toen

29

de wet Gods weer leven onder het volk en Er heerste dus zeer grotevreugde (Neh 8:3-19).

Dat de schriftgeleerden uit Jezus’ tijd echter een dorre, harde en— in zelftoegevoegde tradities — verstarde discipline van hun taakhadden gemaakt — waarmee ze het arme volk een ondraaglijk jukoplegden — blijkt duidelijk uit de wijze waarop de Here tegen hen op-treedt. Maar de functie van schriftgeleerde, de studie, het onderrichten de toepassing van de wet en de geboden, zoals die oorspronkelijkwaren bedoeld, kon Jezus bij zijn instructie goed gebruiken. Deschriftgeleerde, die een discipel geworden is van het Koninkrijk (Mat13:52) is zódanig op Gods Woord gericht, dat hij in zijn onderwijsSchrift met Schrift vergelijkt. Zo’n schriftgeleerde vergelijkt Hij meteen heer des huizes. Meer dan eens past Hij bij zijn onderwijs ditbeeld van een heer des huizes op de Vader en op Zichzelf toe (Mat21:33; Luc 13:25; Mar 13:35). Zelf was Jezus het volmaakte Voorbeeldvan de heer des huizes, die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen tevoorschijn brengt. Daar waren de oude, door God gestelde, altijdgeldende wetten van gerechtigheid. Hieraan verbonden was deverkondiging van de ware betekenis van de Schriften, door wat reedsbekend was opnieuw in het licht te stellen, of wel nieuw licht hierop tewerpen. In het bijzonder betrof dit zijn eigen zending als Hoofd vanhet Koninkrijk van God en toekomstige Rechter over alle mensen, ende functie en het werk van de Heilige Geest tot vernieuwing enheiliging. Deze opdracht trekt Jezus door naar de discipelen. Tot devoorraad van de schriftgeleerde die een discipel was geworden, zoudenook nieuwe heilsfeiten gaan behoren, zoals Christus’ kruisdood,opstanding en verhoging. Even belangrijk als de inhoud van zijn onder-wijs, was echter de wijze waarop hij de mensen zou onderwijzen ende toepassing van de leer. Maak er ernst mede u wèl beproefd tendienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te scha-men, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid(2 Tim 2:15).

Het Griekse woord (thesauros), dat in onze Bijbel met voorraad isvertaald, kan ook ‘schat’ (Staten vert.) of ‘kostbaarheid’ betekenen. De

30

Page 16: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

Bijbelse waarheid is een schat met vele facetten waarvan de wonder-bare schoonheid door een mens nooit ten volle kan worden begrepen.Degenen die trouw hieruit putten, weten hoe onmetelijk groot derijkdom is van Gods openbaring. Het voedsel kan daarom voortdurendnieuw, en werkelijk voedzaam zijn tot opbouw in het geloof. Denieuwe en oude dingen hebben waarschijnlijk betrekking op deverzekering die de discipelen gaven, dat zij Jezus’ gelijkenissen,begrepen hadden. In algemene zin hadden zij ze begrepen, want in deloop van de tijd zouden ze nog voortdurend nieuwe dingen ontdekken.En de ervaring zou hun leren hoe mensen op het evangelie reageren,hoe verschillend deze mensen zijn, hoe er onkruid wordt uitgezaaid —en hoe veel goed zaad erdoor wordt verstikt.

Deze korte gelijkenis kan een bemoediging zijn voor iederegelovige discipel van de Here Jezus. Voor een ieder is de schat van deopenbaring van de genade Gods immers in zijn Woord, de Bijbel,toegankelijk. Laten we daar dan dagelijks dankbaar gebruik van maken.

31 32

Page 17: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

4

HET VERLOREN SCHAAP,DE VERLOREN PENNING,

DE VERLOREN ZOON

HET VERLOREN SCHAAP

L de tollenaars nu en de zondaars plachten tot Hem te komen omA naar Hem te horen (Luc 15:1). De grote stroom mensen die deHere voortdurend aantrekt, wekt opnieuw de jaloezie en het onbegripvan de Farizeeën en schriftgeleerden. Evenals na de bekering van Levi(Mattheüs), de tollenaar, toen deze een feestmaal voor Jezusaanrichtte (5:27-32), morren zij ook nu weer: Deze ontvangt zondaarsen eet met hen (15:2). Tollenaars werden veracht, omdat zij in dienstvan de Romeinse overheid belastinggelden van hun Joodsevolksgenoten afpersten, en wat de zondaars betreft: sommigen vanhen waren dit moreel gezien inderdaad, publieke vrouwen, dieven,enz. Onder de term ‘zondaren’ vielen echter ook de uitgestotenen,bijvoorbeeld zij die door hun werkzaamheden volgens de wet onreinwaren, zoals leerlooiers die met dode dieren in aanraking kwamen.Eveneens degenen die, om welke reden dan ook, de religieuzevieringen in de tempel niet konden bijwonen. Die schare, die de wetniet kent, vervloekt zijn zij! oordeelden de Farizeeën, in hun vèrgaandeeigengerechtigheid en zelfvoldaanheid. Maar velen van deze ‘ver-vloekten’ waren in wezen niet beter of slechter dan zij die hen metzoveel minachting bejegenden, ja zelfs veroordeelden. Volgens dezecriticasters mocht een rabbi zich niet inlaten met zulke mensen alswaarmee Jezus omging.

De Here zag deze mensen echter voor wat zij werkelijk waren:arm en verworpen, gebukt gaand onder een gevoel van onmacht enmoedeloosheid, omdat ze onmogelijk konden voldoen aan de eisenvan de traditie van hun godsdienst, de morele uitvloeisels van wet en

33

geboden, zoals die hun door de Farizeeën en schriftgeleerden werdenopgelegd.

En nu ontmoeten zij deze Rabbi, die hun wonderbaarlijke dingenvertelt over het Koninkrijk van God, waarheen velen zullen komen vanoost en west en noord en zuid, om aan te liggen met Abraham, Isaaken Jakob. Waar laatsten de eersten zullen zijn en eersten de laatsten.Die bovendien vele doven, blinden, misvormden en zieken genas.Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd endoven horen, doden worden opgewekt, armen ontvangen het evangelie; enzalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt (Luc 7:22) had de HereJohannes de Doper laten boodschappen.

Hiermee is Jezus bezig als Hem het luide misbaar van de Farizeeënter ore komt; en Hij wendt Zich tot hen met een gelijkenis. Het isgeen verhaal waartegenover ze zich vrijblijvend kunnen opstellen,want met de inleidende woorden Wie van u, nodigt Hij hen op directewijze uit zich te verplaatsen in de toestand van de man die Hij tentonele voert; de eigenaar van een kudde schapen. Het ronde getalhonderd suggereert een groot aantal, zodat het contrast met het enedier dat verloren raakt duidelijk uitkomt. Maar de goede herder gaatook dat ene schaap ter harte; hij laat de negenennegentig —vermoedelijk wel in vertrouwde handen — achter, en gaat zèlf opzoek naar het verdwaalde dier. Zeker geen gemakkelijke taak in hetbarre woestijnland, een vaak moeilijk begaanbaar terrein en een doorwolven, slangen en schorpioenen onveilig gemaakt gebied.

En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders (v.5).De Griekse tekst zegt met nadruk ‘op zijn eigen schouders’. Dit is nietiets wat hij aan een ander overlaat; het schaap heeft de stem van zijnmeester herkend, het voelt zich bij hem veilig, en laat zich rustig naarde kudde terugvoeren. Dankbaarheid en blijdschap vervullen het hartvan de herder. Zo groot is die vreugde, dat hij haar met degenen diehem na staan verlangt te delen; zijn vrienden en buren roept hij bijeen:Verblijdt u met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.Diezelfde vreugde, zegt Jezus, zal er in de hemel zijn over éénzondaar, die zich bekeert (vn. 6 en 7). En in het slot van zijn zin klinkt

34

Page 18: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

fijntjes het sarcasme door ten aanzien van deze zelfvoldane, op eigengerechtigheid vertrouwende Farizeeën en schriftgeleerden (vgl. Mat18:12-14).

Het thema van de gelijkenis is de bekering van zondaars, in dit gevalkinderen van het geslacht van Abraham, verloren schapen van het volkIsraël. Wat iedereen voor zijn schapen zou doen, doet Jezus voor demensenkinderen. Hij heeft Zichzelf de deur der schapen genoemd: Alsiemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden (Joh 10:9). Evenverderop in dit hoofdstuk omschrijft Hij zijn dienst als de goede herder.God was de herder van Israël en Jezus is, zoals vele Oud-testamentische profetieën hadden gezegd, de herder die zou komen.Voor Hem zijn de minder bedeelden van zijn tijd als schapen zonderherder: Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over henbewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen, die geenherder hebben (Mat 9:36). Hij zelf zou zijn leven voor hen inzetten, enhet voor hen afleggen om het weder te nemen. De opdracht hiervoor,en de macht hiertoe, had Hij van zijn Vader ontvangen.

De verloren schapen van Israël waren zich er zelf niet van bewustdat zij verloren waren, omdat zij van hun Herder waren afgedwaald,maar wèl van hun ziekte, hun kwalen en hun armoede. En, zoalsgezegd, daarom trokken zij naar Jezus, en vele van deze kleinen ge-loofden in Hem. Hoe heeft Hij uw ogen geopend? vragen de Farizeeënaan de blindgeborene, nadat Jezus hem heeft genezen (Joh 9:26 e.v.).Hij antwoordde hun: Ik heb het u al gezegd, en u hebt er niet naargehoord; waarom wilt u het opnieuw horen? Ironisch vervolgt hij: Wilt usoms ook discipelen van Hem worden? En zij scholden hem uit en zeiden:U zijt een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes; wijweten, dat God tot Mozes gesproken heeft, maar van deze weten wij nietvanwaar Hij komt. De man antwoordde en zeide tot hen: Hierin is tochiets wonderlijks, dat u niet weet, vanwaar Hij komt, maar mijn ogen heeftHij geopend ... Als deze niet van God was gekomen, Hij had niets kunnendoen (Joh 9:26-30,33).

Wat deze genezen zondaar, in dubbele betekenis ziendegeworden, zo helder onderscheidt, blijft voor de verblinde leiders van

35

zijn volk verborgen en zij wierpen hem uit. Maar ook daarna ontfermtJezus Zich over hem; en als de Farizeeën Hem vragen: Zijn wij somsook blind? antwoordt Hij: Indien u blind was, zou u geen zonde hebben,maar nu zegt u: Wij zien; daarom blijft uw zonde (vn. 40,41). De zondaardie tot bekering kwam, gaf vreugde aan de hemel; geen vreugde waser echter over de Farizeeën.

DE VERLOREN PENNING

Een tweede vraag stelt Jezus aan de Farizeeën, en door het woordjeof verbindt Hij die met de vorige. In deze gelijkenis treffen we eenheel andere omgeving aan, maar wel een situatie die enigszins met devorige overeenkomt. Hier gaat het om een vrouw (onder Jezus’luisteraars bevonden zich vele vrouwen), die een schelling verliest. Ditwas de meest gangbare munt in Jezus’ dagen, ter waarde van circaveertig cent, wat ongeveer gelijk stond met het loon voor één dagwerk. Tien van deze penningen bezit de vrouw, die haar verantwoor-delijkheid serieus neemt. Ze doet dan wat ze kan: ze steekt een lampaan, zodat alle hoeken en gaten verlicht worden, en veegt daarna hethuis, intussen ijverig speurend tot ze haar penning weergevondenheeft. Ook zij wil haar blijdschap met haar omgeving delen.

Dezelfde gedachte als bij de voorgaande ligt ook aan deze gelijkenisten grondslag: de liefde voor het verlorene, het nemen van alle moeiteom dit terug te vinden, en het verlangen om — als dit mocht gelukken— de vreugde hierover te delen. Opnieuw herinnert de Here de Fari-zeeën eraan, dat deze blijdschap een beeld vormt van de blijdschapover een verloren zondaar die, eveneens weer binnen het bereik vanhet Licht gebracht, teruggewonnen is doordat hij zich heeft bekeerd.Zoals de Romeinse munt de beeltenis van de keizer droeg, weerspie-gelde de tot bekering gekomen gelovige het beeld van de Hemel-Koning. De blijdschap hierover wordt vervuld bij de engelen in dehemel. In Jezus’ eigen woorden: Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij deengelen Gods over één zondaar, die zich bekeert (Luc. 15:10).

36

Page 19: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

DE VERLOREN ZOON

Uit de beginwoorden (Luc 15:11): En Hij zeide, kunnen we opmakendat deze gelijkenis bij dezelfde gelegenheid tot dezelfde mensen, enwel de Farizeeën, gericht werd. Het is ditmaal een verhaal waarin alledrie personen die hier worden gekarakteriseerd, een eigen essentiëlerol spelen: de jongste zoon, zijn oudste broer en hun vader. Op eengegeven moment vraagt de jongste zijn vader hem het hemtoekomende deel van het familievermogen ter vrije beschikking tegeven. Omdat volgens de Hebreeuwse wet aan de oudste zoon eendubbel deel van alle bezittingen toevalt (Deut 21:17), en dezedientengevolge een voorname plaats inneemt in het gezin, laat het zichgemakkelijk raden dat deze jongste zich op de derde plaats thuis nietzo gelukkig voelt en graag zijn eigen weg wil gaan. Niet echter, zoalseven later blijkt, om elders een zelfstandig bestaan op te bouwen. Ookvalt er in zijn houding geen eerbied of liefde voor zijn vader tebespeuren; en al evenmin geeft hij zich rekenschap van het verdrietdat hij zijn vader aandoet, door zich zonder enig overleg aan dienscontrole en zorg te onttrekken.

En weinige dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en gingop reis naar een ver land. We vernemen hoe hij daar zijn vermogenverkwist, waarna er tot overmaat van ramp een hongersnooduitbreekt. Het enige werk dat hij met moeite kan krijgen, is dat vanvarkenshoeder. Voor een Jood was er nauwelijks iets meervernederends denkbaar, dan zich voortdurend met deze, volgens dewet onreine, dieren te moeten ophouden. Bovendien levert dit hemweinig of niets op. Geen vriendschap, geen medelijden, zelfs geenvoedsel — niets rest hem meer in dat verre, vreemde land. Dan komthij tenslotte tot nadenken, en hij realiseert zich dat de dagloners vanzijn vader het veel beter hebben dan hijzelf. In het besef dat hij al zijnrechten als zoon nu kwijt is, besluit hij toch, ten einde raad, naar zijnvader terug te gaan en deze te verzoeken hem onder zijn dagloners terekenen. Nu blijkt ook dat hij er zich van bewust is een grote zonde tehebben begaan tegenover God en tegenover zijn vader, en dat hij het

37

berouw hierover voor zijn vader wil belijden. En hij stond op en keerdenaar zijn vader terug. Uitgeput en bezwaard van hart aanvaardt hij dieterugtocht, die hem vele malen langer moet zijn gevallen dan deheenweg.

Opnieuw heeft hij gerekend buiten de relatie waarin hij als zoonten opzichte van zijn vader staat. De liefde van vader tot zoon heeftstandgehouden, zozeer dat de vader voortdurend bleef uitkijken —met hoop in zijn hart. Zo groot is zijn blijdschap over de terugkeer vanzijn zoon, dat hij, vóór deze nog zijn berouw heeft kunnen uitspreken,al met ontferming wordt bewogen (v.20).

Evenals in de beide vorige gelijkenissen is er ook hier dankbareblijdschap over het terugvinden van wat verloren ging — maar er iswèl een groot verschil. Bij het afgedwaalde schaap was er van geenopzet sprake: al knabbelend van plukjes voedsel was het waarschijnlijksteeds verder van de kudde afgedwaald. Misschien had het nauwelijkstijd gehad zich hierover onbehagelijk te voelen toen het werd terugge-vonden. Bij de verloren penning was van enig gevoel natuurlijkhelemaal geen sprake. Beide vormden slechts deel van een geheel, dattenslotte weer compleet moest worden. En waar de herder en devrouw zelf actief konden zijn om het verlorene terug te krijgen, resttede vader van de verloren zoon niets dan afwachten, in afhankelijkheidvan de vrije wil van deze zoon, die zo ver afgedwaald was. Hoebovenmate groot is daarom de blijdschap, en hoe edelmoedig wordtdeze tot uitdrukking gebracht. Niet alleen wordt de teruggekeerdezoon weer door zijn vader erkend als zoon, er wordt hem zelfs eenbijzondere positie verleend. Ten bewijze hiervan wordt hem allereersthet beste kleed omgehangen, de stola, het bovenkleed van deaanzienlijke klasse, een lang gewaad (Mar 12:38; Luc 20:46) dat eeneerbetoon voor de drager betekende en voor een ieder goed te zienwas. Vervolgens ontvangt hij een zegelring aan zijn hand en sandalenaan zijn voeten; beide waren tekenen van respect. Het was nietvanzelfsprekend dat men sandalen droeg.

Daarna is de tijd voor algemene vreugde aangebroken, waar hethele huis in mag delen door een feestmaal van het beste wat er in huis

38

Page 20: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

en hof te vinden is: want mijn zoon hier was dood en is weer levendgeworden, hij was verloren en is gevonden, een wondermooie parallel zinwaarin het ene deel het andere versterkt. Uit eigen vrije keuze, enzonder het zelf te beseffen, was de zoon dood; en hij werd weerlevend toen hij tot inkeer kwam. De vader was degene die het verlieshad geleden, maar weer terugontving en zij begonnen feest te vieren.

Eén is hierbij echter nog niet aanwezig. Dat is de derde hoofdfiguurin deze gelijkenis: de oudste zoon en broer. Deze is op het land bezigmet zijn dagelijkse werkzaamheden, en heeft niets gemerkt van deterugkomst van zijn broer. Hij heeft niet op de uitkijk gestaan.Integendeel: als hij hoort waarom er feest is, komt er in zijn hart geenspoor van blijdschap, maar slechts woede. Wanneer zijn vaderverneemt dat zijn oudste zoon is thuisgekomen, gaat hij naar buitenhem tegemoet. De vader heeft ook deze zoon lief, en wenst dat ookhij in de algemene vreugde zal delen. Maar hij ondervindt geenerkentelijkheid voor wat hij hem biedt: een veilig en zeker bestaan inde dienst van het huis en in een rustige, harmonieuze relatie met zijnvader. Ontevredenheid en jaloezie voeren de boventoon, waarbij geenenkel begrip voor de gevoelens van zijn vader valt te bespeuren.

Voor zijn broer heeft hij alleen maar een verachtelijk: die zoon van uover, en zijn vader treft impliciet het grove verwijt: U ontvangt eenzondaar en eet met hem. Ook hiertegen is de vaderlijke genegenheidbestand en met een liefdevol Kind spreekt zijn vader hem aan, om ookdeze zoon tot bezinning te doen komen. Is er groter enonzelfzuchtiger liefde denkbaar dan die doet zeggen: Al het mijne is hetuwe? Dit is steeds zo geweest, evenals de attentie en de zorgzamenabijheid van zijn vader, maar de zoon heeft hier nooit acht opgeslagen, terwijl hij — kennelijk zonder veel vreugde — voortging inde tredmolen van zijn dagelijkse beslommeringen. En dan herhaalt devader tenslotte de woorden (v.32) die hij al eerder sprak (v.24), maarmet een iets andere nuance, want i.p.v. het blijde Laten wij eenfeestmaal hebben nu: Wij moesten feest vieren als een verzoek ombegrip, gemengd wellicht met het verborgen, verdrietige verwijt: ‘enwaarom jij niet, mijn zoon?’

39

Scherp tekenen de drie hoofdfiguren in deze gelijkenis zich af. Deverloren, maar berouwvol teruggekeerde jongste zoon had tenslotteerkend dat hij had gezondigd, maar de oudste bleek de toets tenaanzien van zijn trouw niet te kunnen doorstaan. Zijn dienst verrichttehij niet vanzelfsprekend belangeloos, want ook hij had blijkbaarvrienden, die bij zijn vader waarschijnlijk geen goedkeuring vonden.Want hij noemt ze mijn vrienden, en verkiest samen met hen feest tevieren. Daarbij verlangt hij zich af te zonderen van het huis van zijnvader, en van de reden voor de blijdschap daar, die ook de zijne hadmoeten zijn. In deze oudste zoon schetst Jezus het karakter van deFarizeeën en schriftgeleerden, die door hun houding zichzelfveroordelen.

Dan is daar nog de vader in de gelijkenis, in zijn grote liefde voorbeide, zo van elkaar verschillende zoons. Evenals de Here Jezus debekeerde zondaars tot het feestmaal nodigde, zo nodigde Hij ook deFarizeeën uit om te komen en te delen in de vreugde van vriendschapmet God. Zijn boodschap was er ook voor hen, want al veroordeeldeHij hun gedrag, als mensen had Hij ook hen lief. Zouden ook zijtenslotte naar Hem horen? Een positieve beslissing van hen zou nodigzijn om de geschiedenis een vreugdevol besluit te kunnen geven. Wieoren heeft om te horen, die hore!

40

Page 21: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

5

DE ONRECHTVAARDIGE RENTMEESTER

A de drie voorgaande gelijkenissen rechtstreeks tot deNFarizeeën te hebben gericht, betrekt Jezus nu de discipelen weerin zijn rede. En tot hen mogen we ook wel de ernstig toeluisterendeschare volgelingen op de achtergrond rekenen. Er was een rijk man, dieeen rentmeester had, zo begint de Here zijn volgende gelijkenis (Luc16:1-9). Een rentmeester — in de Bijbel ook wel beheerder,huismeester, of huisbestuurder genoemd — werd in een groot huishou-den aangesteld om toezicht te houden op alle lopende zaken. Ge-woonlijk werd dit toevertrouwd aan een intelligente slaaf. In Israël wasdit een algemeen bekende figuur, waar veel van Jezus’ luisteraarsdagelijks mee te maken hadden. Wat een heer des huizes van zijnrentmeester mocht verwachten, lezen we in Lucas 12:42-43, waarJezus vraagt: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die deheer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden. Ook uit demond van Jozef, de zoon van Jakob, vernemen we iets over de positievan een betrouwbare rentmeester, als hij van zichzelf getuigt: Zie, mijnheer bemoeit zich, met mij naast zich, met niets van wat er in huis is, enalles wat hij heeft, heeft hij in mijn hand gegeven, niemand is in dit huismachtiger dan ik (Gen 39:8).

De rentmeester in deze gelijkenis is in dienst van een rijk man. Hetvolle beheer over de bezittingen van zijn meester is in zijn handen;met hem moet gehandeld worden. Dat zijn heer zich gewoonlijk nietmet deze zaken bemoeit, blijkt uit de wijze waarop deze zijnbeheerder tenslotte ter verantwoording roept: Wat hoor ik daar van u?Tot dan toe heeft de man zijn eigen gang kunnen gaan, maar nu hij hetvertrouwen van zijn heer beschaamd blijkt te hebben, is dezeonverbiddelijk en hij ontslaat zijn ontrouwe dienaar. Eén ding verlangthij nog van hem: Doe verantwoording van uw beheer. We horen hoe dan

41

de rentmeester bij zichzelf overlegt wat hem te doen staat, nu hijbinnenkort zijn lucratieve functie zal verliezen. Voor harde lichamelijkearbeid is hij niet geschikt, en bedelen is te vernederend voor hem.Maar de oplossing is vlug gevonden. Een oplossing waardoor hij zichkan verzekeren van de dankbaarheid en de goodwill van de mensendie hij tot op dat moment, waarschijnlijk ten eigen bate, onder drukhad gezet. Zoals uit de verzen 7 en 8 blijkt, hebben dezen geleend uitde opbrengst van het landgoed, en de rentmeester heeft hiervoor eenschuldbekentenis ontvangen. En hij ontbood de schuldenaars van zijnheer één voor één bij zich en snel — zijn tijd is nog maar kort — wikkelthij stelselmatig de zaken met betrekking tot hun schulden af: Honderdvaten olie ... schrijf vijftig ... honderd zakken tarwe ... schrijf tachtig. Het isvrijwel zeker dat, door de hoeveelheden die bij deze transactiewerden afgetrokken, de rente die deze zaakwaarnemer had berekendtot de gangbare proporties werd teruggebracht. Aangezien de wij-zigingen op de oorspronkelijke schuldbekentenissen werden aan-gebracht, kwamen ze bij de eindafrekening ook onder de ogen van zijnheer. Deze prijst dan, zegt Jezus, de onrechtvaardige rentmeester, dat hijmet overleg gehandeld had. Dit zou vreemd, zelfs tegenstrijdig klinkenals de verklaring niet onmiddellijk daarop volgde. Omdat de relatiesvan mensen die hun levensgeluk van wereldse zaken laten afhangen,tot het wereldse vlak beperkt blijven, dienen ze — om zich te kunnenhandhaven — in deze zaken met overleg tewerk te gaan. Dit nu deeddeze man. Dat, zoals Jezus zegt, de kinderen van deze wereld tenaanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk gaan dan dekinderen van het licht, komt doordat deze laatsten — verlicht door hunkennis van Gods bedoelingen — niet uit zijn op werelds profijt. Vanzijn volgelingen verwacht de Here, dat zij de eigenschappen enmiddelen die zij vóór hun bekering, — in het koninkrijk van deMammon — dikwijls met veel succes ten eigen bate aanwendden, numet dezelfde ijver en oplettendheid, iedere gelegenheid aangrijpend, inzijn dienst en voor Gods doeleinden gebruiken. Al Gods gaven wordenhun slechts in bruikleen gegeven om naar zijn wil, tot zijn eer, en tothulp van de naaste, in beheer te houden; in het voortdurend besef dat

42

Page 22: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

zij eenmaal rekenschap hiervan zullen moeten afleggen. Daarvangetuigen bijvoorbeeld Jezus’ indringende woorden in Matteüs 25:31-46.

Een rentmeester werd beoordeeld naar zijn beleid. Hij diende zichgetrouw ten aanzien van het goed van een ander (v.12) te betonen. Ditmoesten behalve de discipelen, tot wie de gelijkenis in eerste instantiewas gericht, vooral ook de meeluisterende Farizeeën (v.14) goedbeseffen, zoals we later zullen zien. Onder de discipelen bevondenzich bijvoorbeeld gewezen tollenaars, die nog over grote rijkdombeschikten. Juist op dit punt konden zij tonen of hun hartsgesteldheidwerkelijk een verandering had ondergaan. Van Zacheüs, de voormaligeoppertollenaar, weten we dat hij rijk was, en dat hij de Here na zijnbekering beloofde de helft van zijn bezit aan de armen te zullen geven,en het door hem afgeperste geld viervoudig aan de gedupeerden tezullen vergoeden (Luc 19:1-10). Verzamelt u geen schatten op aarde,waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken enstelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roestze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waaruw schat is, daar zal ook uw hart zijn (Mat 6:19-21).

En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardigeMammon. Dit laatste is een Aramees woord voor bezittingen enprofijt, dat bij de Joden een ongunstige klank had. Door bovendien tespreken van de onrechtvaardige Mammon, laat Jezus uitkomen datHij hiermee vooral de onrechtmatig verworven rijkdommen op hetoog had. Nog is er gelegenheid deze positief te gebruiken, daarmeevriendschap te kweken, en zo nieuwe mogelijkheden te openen omhet zaad van het evangelie in goede grond terecht te laten komen,zodat nog meer mensen hun rijkdom vinden in het geloof. De apostelPaulus gaf Timoteüs de volgende richtlijn: Hun, die rijk zijn in detegenwoordige wereld, moet u bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoopgevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons allesrijkelijk ten gebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken,vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor detoekomst verzekeren om het ware leven te grijpen (1 Tim 6:17,18).

43

Wanneer Jezus daarna in de gelijkenis spreekt over opname in deeeuwige tenten (Luc 16:9), markeert Hij hetgeen staat tegenoverwereldse bezittingen en het verblijf in aardse, tijdelijke huizen (verg.v.4), namelijk de hoop op eeuwig leven in de toekomende wereld.

Met de op de gelijkenis volgende verzen breidt Jezus het begriprentmeester uit: Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw.Zoals Hij in het volgende vers uitlegt, moeten we onder zeer weinig detoevertrouwde aardse goederen, en onder veel dan het ware goed, metname hetgeen aan de gelovige in het evangelie is toevertrouwd — hetonze noemt Jezus dit — verstaan. Het rentmeesterschap over het goedvan een ander vormt een oefening voor het onze. Hierin moetonverdeelde trouw bewezen worden (v.13). Een slaaf was gebondenaan die ene heer, die volledig recht op hem had. De onrechtvaardigeMammon verlokt tot slavernij, tot begeerte naar steeds meer en vaaktot gierigheid: Wie geld liefheeft, wordt van geld niet verzadigd (Pred5:9).

Dit alles hoorden de Farizeeën, die geldzuchtig (Grieks: philarguroi: zijdie geld liefhebben) waren, zegt Lucas verder (16:14). Ook zij warenbeheerders die tenslotte van hun beleid rekenschap zouden moetenafleggen. Even tevoren hadden ze de gelijkenis van de verloren zoongehoord, en waarschijnlijk met voldoening bij zichzelf vastgesteld datzij niet alles erdoor gebracht hadden. Nu hoorden zij echter dat het huntoevertrouwde goed ook op andere wijze verkwist kon worden: zijwaren medeschuldig aan de zonde dat zij hun bezit niet ten gunste vananderen en tot Gods eer hadden gebruikt. Zoals de rentmeester in degelijkenis de waarde van de schuldbekentenissen in zijn eigen belangverlaagde, ten koste van zijn heer, zo veranderden deze leraars vanIsraël de verplichtingen tegenover God door de maatstaven voor degerechtigheid lager te leggen.

De Here tegenspreken durven de Farizeeën niet, daarom nemenze een spottende houding aan; letterlijk staat er: zij haalden de neusvoor Hem op, een gebaar van diepe minachting dus. Maar Jezus spreektzijn kritiek op hen wèl openlijk uit, en stelt hun houding van schijnbarerechtvaardigheid aan de kaak: En Hij zeide tot hen: U bent het, die voor

44

Page 23: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten(16:15). De Here heeft ook nu weer laten zien dat een tussenweg nietmogelijk is, omdat die altijd tot dubbelhartigheid leidt, wat voor Godverwerpelijk is; Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.

De Here gaat nog verder in zijn scherpe veroordeling van dehouding van deze slechte leiders van het volk. Die wel gesteld zijn opde ereplaats in de synagogen, maar het met het nakomen van wat dewet in wezen is, niet zo ernstig nemen en hem daardoor van zijnkracht beroven. Ten tijde dat Johannes de Doper in de gevangenisverbleef, zei Jezus tot de scharen: Sinds de dagen van Johannes de Dopertot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld engeweldenaars grijpen ernaar. Want al de profeten en de wet hebbengeprofeteerd tot Johannes toe (Mat 11:12,13). Hier spreekt Hij indezelfde zin: De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijdwordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt erzich in. De woorden Geweldenaars grijpen ernaar, en ieder dringt er zichin, hebben geen enkele ongunstige betekenis. Ze geven louter destormachtige geestdrift aan, waarmee velen eerst gehoor gaven aan deverkondiging van Johannes en daarna aan de prediking van Jezus, metverlangen grijpend naar de hun aangeboden behoudenis.

Opnieuw stelt Jezus (verg. Mat 5:18) dat de wet volledig moetbeantwoorden aan het doel dat God ermee beoogde. De Farizeeënmarchandeerden met de heiligheid van geboden die eeuwig gelden;daarvan getuigde hun gemakkelijke opvatting van b.v. het gebod: U zultniet echtbreken (zie Mat 19:3). Volgens hen zou een man zijn vrouwom allerlei redenen mogen wegsturen; maar zoals de Here hun bij diegelegenheid voorhield (vn. 8 en 9), zo wijst Hij hen er ook nu op datvolgens Gods wet ieder huwelijk dat om een andere reden danhoererij ontbonden wordt, geldig blijft (Luc 16:18).

45 46

Page 24: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

6

DE RIJKE MAN EN DE ARME LAZARUS

ANSLUITEND op zijn berisping van de Farizeeën, die geldzuchtigAwaren, gaat Jezus over tot een nieuwe gelijkenis. Ook de Farizeeënhebben gehoord dat het niet mogelijk is God te dienen èn Mammon,en de Here laat nu zien dat het eens te laat zal zijn om de verkeerdekeuze die men tijdens zijn aardse leven heeft gemaakt, te herstellen.

En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen (Luc16:19). Een purperen gewaad, behandeld met een kostbare verfstof,verkregen van de purperslak, is in de Bijbel een koninklijke dracht(Richt 8:26; Est 6:8, 8:15; Jer 10:9). Van fijn linnen, symbool vanreinheid en gerechtigheid (Op 19:7,8), werd vooral de priesterkledingvervaardigd (Ex 28:39). Deze rijke man is dus een prachtigevertegenwoordiger van het volk Israël, dat geroepen werd om eenkoninkrijk van priesters en een heilig volk voor God te zijn (Ex 19:6).Israël is rijk door zijn bevoorrechte positie als Gods volk: zij zijnIsraëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en deverbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften; hunner zijn devaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus (Rom 9:4,5), enzij genieten volop van de vette spijzen van Gods genade (Ex 16; Jes55:1,2; 65:13; Luc 9:10-17). Maar evenmin als het volk Israël van devoorrechten, die het van God had ontvangen, een waardig gebruik hadgemaakt, deed de rijke man dit van de weelde die hem wasgeschonken. De tijd, die de minder bedeelden hard nodig hadden omhun dagelijks brood te verdienen, had hij ter vrije beschikking. Dezehad hij in combinatie met zijn rijkdom ten behoeve van minderbedeelden kunnen gebruiken, maar hij gaf er de voorkeur aan ombeide puur voor eigen genoegen te besteden, vandaar dat hij elke dagschitterend feest hield.

Op dezelfde wijze als de eerste wordt ook de tweede persoon inhet verhaal ingeleid: En er was ... Deze man, een bedelaar, is de enige

47

figuur in Jezus’ gelijkenissen die bij name genoemd wordt: Lazarus. Zijnnaam is een Griekse vorm van het Hebreeuwse Eleazar, dat is: Godhelpt. Deze Lazarus was neergelegd bij het voorportaal van derijkaard. De Griekse werkwoordsvorm voor neergelegd duidt hier aandat dit eens en voor al was gebeurd; hij werd dus niet iedere dagopnieuw door vrienden of verwanten hierheen gebracht en verderthuis verzorgd. Nee, Lazarus was daar definitief weggeworpen, eenbetekenis die dit woord (ballein) eveneens heeft. Zijn lichaam volzweren, die hem voor de wet onrein maken (Lev 13:13-37), wordtdoor de honden gelikt. Dit zijn voor de Joden onreine dieren. Metdeze benaming worden ook de niet-Joden, de heidenen, aangeduid(zie bijv. Mat 7:6 Geeft het heilige niet aan de honden).

Lazarus verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van derijke afviel. Hij verlangde — in werkelijkheid gebeurde dit dus blijkbaarniet. Daarom kunnen we dit beeld terugvoeren op al die armen,verdrukten en verworpenen die tot de Farizeeën kwamen, om vanhen kennis van Gods wetten te ontvangen en de materiële bijstand dieze zo dringend nodig hadden. Tevergeefs, want deze wetgeleerden —die zich op de stoel van Mozes hadden gezet, — legden in plaatsdaarvan de mensen ondraaglijke lasten op; maar zelf raakt u die lastenniet met één uwer vingers aan, zoals Jezus hun al eerder verweet. Weeu, wetgeleerden, want u hebt de sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt uniet binnengegaan en hen die trachtten binnen te gaan, hebt utegengehouden (Luc 11:46,52).

Door zijn ziekte, hulpeloosheid en armoede was Lazarusmetterdaad volledig op Gods hulp aangewezen. Over zijn geloofslevenlezen we niets, maar het feit dat God deze tijdens zijn leven zo sterkveronachtzaamde mens na zijn dood een ereplaats waardig keurde,pleit voor een houding van geloof gedurende zijn moeizame aardsebestaan. Lazarus is in deze gelijkenis één van de meest be-klagenswaardige vertegenwoordigers van het gewone volk, de tol-lenaars en zondaars, de grote groep waarvan de Joodse leiders ver-achtelijk spraken als die schare, die de wet niet kent, vervloekt zijn zij(Joh. 7:49). Zij lieten hen buiten liggen met hun geestelijke honger en

48

Page 25: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

hun zweren, samen met de heidenen. Net als voor Lazarus was ditook voor die mensen een blijvende toestand, waaruit slechts de doodhen kon bevrijden. Maar al dezen, die hongeren en dorsten naar de ge-rechtigheid, noemt Jezus zalig: zij kunnen genade vinden door Christusbij God, want zij zullen verzadigd worden (Mat 5:6). En: Zalig u, die nuhongert, want u zult verzadigd worden ... Wee u, die nu overvloed hebt,want u zult hongeren (zie Luc 6:20-26). Zo werd ook Lazarus verzadigd,toen hij in Jezus’ verhaal door de engelen werd gedragen in Abrahamsschoot. Dit woord schoot (Grieks: kolpos) is hetzelfde als boezem inJohannes 13:23, waar, bij de paasmaaltijd, één van de discipelen, dieJezus liefhad, lag aan de boezem van Jezus. Dit was de ereplaats aan demaaltijd, zo ook de plaats van Lazarus in Abrahams schoot.

Ook de rijke man stierf en hij werd begraven (Luc 16:23). Zondermaar iets te kunnen meenemen van zijn vele aardse bezittingen, werdhij overgeleverd aan het proces van bederf. Hierna komt er eenalgehele verandering van toneel, als Jezus voor het vervolg van zijngelijkenis gebruik maakt van een voorstelling uit de Joodse traditie, eenmaterialistische voorstelling van hades en hemel, waarbij degestorvenen vanuit hun toestand van pijniging of zaligheid met elkaarover een onoverkomelijke kloof heen gesprekken voeren. In deTalmoed zijn hiervan verschillende voorbeelden te vinden. DezeJoodse verhalen zijn ontstaan onder invloed van contacten metheidense volken, met name Perzen en Grieken, gedurende de laatstevijfhonderd jaar vóór Christus. Zo waren er geleidelijk ideeën ontstaandie geheel afweken van het Oude Testament, voorstellingen van aande ene zijde een leven met Abraham in de hof van Eden, aan ver-rukkelijke waterbronnen, en aan de andere zijde pijnigingen in vuur envlammen, gepaard gaande met een onlesbare dorst.

Dat Jezus deze voorstelling van zaken alleen voor de gang van zijnverhaal gebruikt, maar dat deze geen deel uitmaakt van zijn leer, blijktuit talloze andere plaatsen in de Bijbel. Het graf, zo lezen we steeds, isde groeve der vernietiging (Jes 38:17-19; Ps 6:6; 49:9-11,13,15,20,21).De doden hebben daar geen bewustzijn, geen kennis, vreugde nochverdriet (Pred 9:4-10), en ook Gods heiligen slapen in het stof der aarde

49

totdat God hen weer tot leven roept (Dan 12:2; Joh 5:28; 1 Kor 15:20-23; 1 Tes 4:13-17).

Jezus zegt zelf dat er niet onmiddellijk na de dood, maar pas bij zijnwederkomst een scheiding tussen rechtvaardigen en onrechtvaardigenzal worden gemaakt, en dat Hij een ieder zal vergelden naar zijnwerken (Luc 9:25,26; 19:11-27; Mat 16:27). Zelfs vader Abraham, diedoor de rijke man wordt aangeroepen, heeft het beloofde nietverkregen (Heb 11:13,39,40) en zal bij Jezus’ terugkomst lichamelijk uithet graf opstaan om Gods Koninkrijk op aarde binnen te gaan (Luc20:37,38; Mat 8:11; Rom 4:13).

Op het moment dat in Jezus’ verhaal de rijke man in het dodenrijkzijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre enLazarus in zijn schoot. De rijke is nu uitgesloten van het Koninkrijk vanGod, en veroordeeld tot eeuwige foltering. Bovendien heeft hij detoestand van zaligheid voor ogen, waarin de gelovigen verkeren dienaar Gods welbehagen hebben geleefd. Niet het feit dat hij bij zijnleven rijk was, werd oorzaak voor zijn veroordeling (ook Abraham wasrijk!). En over de wijze waarop hij zijn rijkdommen had verkregen trefthem blijkbaar geen verwijt. Evenmin ook zou armoede op zichzelftoegang kunnen waarborgen. Kennelijk ziet hij zelf in dat zijnlevenswijze voor God verwerpelijk was, want hij komt niet in opstand,maar legt zich bij de toestand neer; wèl zoekt hij verlichting van zijnlijden. Hiertoe doet hij geen beroep op God, maar tot drie keer toedoet hij een beroep op Abraham, die hij vader noemt. Hiermee brengthij de trots van het Farizeïsche Jodendom: Wij hebben Abraham totvader (Mat 3:8) en Wij zijn Abrahams nageslacht en zijn nooit iemandsslaven geweest (Joh 8:33) tot uitdrukking.

Eerst probeert hij Abrahams medelijden op te wekken, door hemeen kleine gunst te vragen: Zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vingerin water dope en mijn tong verkoele. Hij heeft Lazarus herkend, wanttalloze malen moet hij hem, liggend aan zijn hoofdpoort, gepasseerdzijn. Op deze man, aan wie hij tijdens zijn leven zelf nooit enigebelangstelling heeft geschonken, heeft hij nu zijn hoop gevestigd.Merkwaardig hoe in deze Joodse voorstelling de gestorvenen blijkbaar

50

Page 26: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

nog over ledematen en zintuigen beschikken. Hoewel Abraham hemaanvankelijk vriendelijk als kind aanspreekt, kan hij hem geen hoopbieden, maar houdt hem de billijke beslissingen van God voor ogen.Aardse zegeningen waren tijdens zijn leven zijn deel geweest, en hijheeft er rijkelijk van genoten. Toen hij daartoe gelegenheid had, heefthij God niet gezocht te dienen. Zo hebben ook de velen, waaronderde Farizeeën, tijdens Jezus’ optreden onder Israël hun kans om zich tebekeren voorbij laten gaan. Toen het evangelie van het KoninkrijkGods werd gepredikt, hebben zij er zich niet ingedrongen (Luc 16:16).U hebt de tijd niet opgemerkt, dat God naar u omzag (19:44). Dit heeftGod gedaan door in zijn erbarming de Christus tot hen te zenden. Deonoverkomelijke kloof (16:26) symboliseert de onherroepelijke beslissin-gen van God in het oordeel.

Abrahams antwoord op het tweede verzoek, geeft duidelijk aanwaarom Israël faalde: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moetenzij luisteren. De voormalige rijke had hem namelijk verzocht zijn vijfbroeders, die blijkbaar net zo leefden als hijzelf had gedaan, tewaarschuwen. Naar alle waarschijnlijkheid vierden ze destijds samenmet hun broer feest, en zagen zij bij hun thuiskomst en vertrekLazarus aan de poort liggen. Wanneer deze nu uit de doden tot henzou komen, zouden ze dit wellicht beschouwen als een teken dat zezich moesten bekeren. Vroegen ook niet de Farizeeën voortdurendom tekenen? (zie Mat 16:1). Maar zonder geloof baat een teken niets(Joh 4:48). Dit bewijst ook de opwekking door Jezus van de andereLazarus, de broer van Martha en Maria. Integendeel: De overpriestersen de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, wantdeze mens doet vele tekenen? Als wij Hem zo laten geworden, zullen allenin Hem geloven ...; En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus tedoden, daar velen der Joden ter wille van hèm kwamen en in Jezusgeloofden (Joh 11:46; 12:10,11).

Ditmaal is het antwoord dat Abraham geeft kort en streng: Zijhebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren. Nu spreektde man Abraham op onbeschaamde wijze tegen: Neen ... maar.Waarop van Abrahams kant de afdoende repliek komt: Indien zij naar

51

Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit dedoden opstaat, zich niet laten gezeggen (Luc 16:30,31). Het grote tekenvan God, de opstanding van de Here Jezus, vormt de bevestiging vandeze uitspraak. Toen de boodschap van de opstanding van de Here deJoodse leiders bereikte, probeerden zij deze gebeurtenis door leugenen omkoperij te ontkennen; En dit gerucht is onder de Joden verbreid totde dag van heden toe (Mat 28:11-15). Uw aanklager is Mozes, op wie uuw hoop gevestigd hebt, heeft Jezus gezegd, Want indien u Mozesgeloofde, zou u ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven. Maarindien u zijn geschriften niet gelooft, hoe zult u mijn woorden geloven? (zieJoh 5:41-47).

Wanneer we het verhaal van deze rechtstreeks tot de Farizeeëngerichte gelijkenis vergelijken met dat van de vorige, betreffende deonrechtvaardige rentmeester — die in eerste instantie tot dediscipelen was gericht — zien we dat het thema hetzelfde is maar deuitwerking verschillend. De rentmeester die, toen hij plotseling uit zijngunstige positie werd ontheven, tenslotte nog met overleg handelde,werd door Jezus gebruikt als een aansporing voor zijn volgelingen omhun aardse goederen verantwoord te gebruiken. De toon van de zo-juist besproken gelijkenis is er een van ernstige waarschuwing tenaanzien van de niets en niemand ontziende geldzucht en hoogmoed,de verstoktheid in ongeloof, ja zelfs weerstand tegen zijn boodschapen Hemzelf, van de kant van de godsdienstige leiders van Israël.Uiteindelijk werden de ongelovige Joden weggebroken als takken vande olijfboom die Israël symboliseert, en de gelovigen uit de heidenenals wilde loot daartussen geënt, om aan de saprijke wortel deel tekrijgen (Rom 11:17-20). Zij zijn om hun ongeloof weggebroken, en ustaat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees! drukt deapostel Paulus de gelovige ‘heidenen’ van alle tijden op het hart. En inde brief aan de Galaten zegt hij: U bemerkt dus, dat zij, die uit het geloofzijn, kinderen van Abraham zijn ... Indien u nu van Christus bent, dan bentu zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen (Gal 3:7,29).

De verwerping van de Joden is echter tijdelijk: totdat de tijden derheidenen zullen vervuld zijn (Luc 21:24). De profeet Ezechiël zag in één

52

Page 27: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

van zijn visioenen zijn volk in het dodenrijk, waar het als natie eeuwen-lang de pijniging van smaad en vervolging heeft moeten lijden. Hundorre doodsbeenderen werden in dit visioen geleidelijk weer metspieren, vlees en huid bedekt. De Joden zijn geleidelijk naar hun landteruggekeerd, en in 1948 hebben ze de staat Israël opgericht. Nu zijnze, wat hun geloof aangaat, nog dor en dood, maar bij de komst van deMessias zal de natie weer tot leven worden gewekt en opstaan. Udorre beenderen, hoort het woord des Heren. Zo spreekt de Here HERE

tot deze beenderen: Zie, Ik breng geest in u, en u zult herleven; Ik zalspieren op u leggen, vlees op u doen komen, u met een huid overtrekkenen geest in u brengen, zodat u herleeft; en u zult weten, dat Ik de Hereben (Ezech 37:5,6).

53 54

Page 28: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

7

DE ONRECHTVAARDIGE RECHTER,DE FARIZEEËR EN DE TOLLENAAR

DE ONRECHTVAARDIGE RECHTER

N het Nieuwe Testament staan twee gelijkenissen waarmee JezusIzijn discipelen illustreert, dat God van zijn kinderen verwacht dat zijaanhoudend en met aandrang in gebed tot Hem gaan. In de eersteklopt iemand die onverwacht bezoek heeft gekregen — zonderrekening te houden met diens nachtrust en die van zijn gezin —midden in de nacht bij een vriend aan, en vraagt hem om broden.Over deze in zijn slaap gestoorde vriend zegt Jezus: Zelfs al zou hij nietopstaan en ze geven, omdat hij zijn vriend was, om zijn onbeschaamdheidzou hij opstaan en hem geven, zoveel hij nodig heeft (Luc 11:5-8). Jezusvertelt zijn discipelen deze gelijkenis, nadat Hij hun in antwoord ophun vraag: Here, leer ons bidden, een schema heeft gegeven van hetgebed waarmee zij zich dagelijks tot de Vader kunnen wenden, omHem te eren, Hem aan zijn beloften te herinneren, Hem om zijngoede gaven te verzoeken en Hem leiding voor hun leven te vragen.

De andere gelijkenis over volharding in gebed, gaf Hij de discipelentoen Hij zijn aangezicht naar Jeruzalem had gericht voor zijn laatste reisnaar die stad. Ditmaal om er Zichzelf ten offer te brengen. In verbandhiermee zullen er ongetwijfeld vele gedachten bij Hem zijnopgekomen, maar het was vooral de nooit aflatende zorg voor dezijnen, die Hem de aan de gelijkenis voorafgaande woorden ingaf.Woorden die zij konden bewaren voor die dagen dat zij zoudenbegeren één der dagen van de Zoon des mensen te zien en die nietzouden zien (Luc 17:22). In die tijd zal er grote verwarring heersen.Men zal in verband met de komst van het Koninkrijk zeggen: Zie, daaris het; zie, hier is het. Maar Gaat er niet heen, en loopt het niet na houdtJezus zijn discipelen voor. In die bange dagen moet het devies van zijn

55

getrouwen zijn, dat zij altijd bidden en niet verslappen. Met het oogdaarop sprak Jezus zijn gelijkenis: En Hij zeide: Er was in een stad eenrechter, die zich om God niet bekommerde en zich aan geen mens stoorde... (Luc 18:1-8). In Deuteronomium 16:18 lezen we het gebod:Rechters en opzieners zult u aanstellen in al de steden die de Here, uwGod, u geven zal ... zij zullen het volk berechten met een rechtvaardigeuitspraak. De rechter die de Here Jezus hier liet optreden was echtereen goddeloos en hardvochtig man, zonder enig verantwoordelijk-heidsbesef, van wie geen rechtvaardig oordeel te verwachten viel. Entoch was er een weduwe in die stad, die telkens tot hem kwam en zeide:Verschaf mij recht tegenover mijn tegenpartij. Deze weduwe moest, nuzij haar natuurlijke beschermer kwijt was, zelf haar recht zoeken; ende enige tot wie zij zich kon wenden, was deze gewetenloze rechter,voor wie haar motief recht verschaffen geen gewicht in de schaal legde.Bij hem was niets waarop zij een beroep kon doen. Hij kwam eropenlijk voor uit dat hij zijn plichten tegenover God en de mensen nietna wenste te komen. Het gebod van de grote, sterke en vreselijke God,die geen partijdigheid kent noch een geschenk aanneemt; die wees en we-duwe recht doet, om Hem te vrezen door in al zijn wegen te wandelen liethem dus onverschillig; en het: verdedigt de rechtszaak der weduwe(Deut 10:17,18,12; Jes 1:17) had voor hem geen enkele betekenis. Omzo’n rechter te overreden toch zijn plicht te doen, blijven er slechtsdrie methoden over: hem omkopen, hem de wacht aanzeggen, of hemblijven lastig vallen om werkelijk recht te doen. Voor de weduwekwamen de beide eerste methoden niet in aanmerking, en daarombesloot ze tot het laatste middel. Als een klein, maar hardnekkiginsect, dat onophoudelijk om een groot beest heen zwermt, bepaaldeze de rechter bij haar rechtvaardige zaak, waarschijnlijk eeneigendoms- of erfeniskwestie. En uit zijn alleenspraak blijkt, dat ditdeze man, aan wie ieder moreel besef vreemd was, tenslotte deedzwichten. De last die zij hem veroorzaakte met haar aanhoudendvragen, dat kennelijk steeds dringender werd vanwege de nood waarinzij verkeerde door de druk van haar tegenstander, was de enige

56

Page 29: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

drijfveer die deze onrechtvaardige rechter ertoe kon brengen eenweduwe recht te verschaffen.

Tegenover deze onrechtvaardige rechter stelt Jezus de discipelende God van het recht voor ogen. Zo maakt Hij hun duidelijk hoeveelmeer zij van Hem mogen verwachten, wanneer zij — deuitverkorenen — dag en nacht in hun gebeden tot Hem roepen, ombevrijding uit het lijden en de benauwdheid waarin zij verkeren doorde druk van hun tegenstanders.

In het Oude Testament werd het beeld van het weduwschap ookop Jeruzalem toegepast. Zoals Jesaja voorzegde (54:4), verduurt Sionde smaad van weduwschap sinds Jezus is opgevaren naar de hemel. Aandie droeve staat zal op zekere dag een einde komen, want: uw losser isde Heilige Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden.

Ook Jeremia weeklaagde over Jeruzalem: Als een weduwe is zijgeworden, die machtig was onder de volken (Klg 1:1). In de periode datGods gunstbetoon niet duidelijk zichtbaar is, terwijl zijn volk voor hetoog zonder verdediger en beschermer is, verkeert het als het ware ineen staat van weduwschap. Zo verwacht de Here ook nu, en in detijden van nog groter benauwenis die zeker komen zullen, dat zijnuitverkorenen zich in aanhoudend gebed tot Hem richten; uitgaandevan de zekerheid dat Hij zijn beloften zal nakomen en hen verlossen.Want het grote verschil met de weduwe uit de gelijkenis is, dat degelovige weet dat er bij de Here recht is, en dat — even zeker als erstaat geschreven: Sion zal door recht verlost worden — God op degehele aarde recht zal brengen; zodat degene die gelooft kan zeggen:Mijn recht is bij de HERE en mijn vergelding is bij mijn God (49:4). Evenalsde wachters op de muren van Jeruzalem, mag hij dan nimmer zwijgen:U, die de HERE indachtig maakt, gunt u geen rust. En laat Hem geen rust,totdat Hij Jeruzalem grondvest en het stelt tot een lof op aarde (Jes62:6,7).

En laat Hij hen (zijn uitverkorenen) wachten? vraagt Jezus, Ik zeg u,dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. God stelt de verlossing nietnodeloos uit: De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan tal-men denken (2 Pet 3:8-10). De apostel Jakobus spoort in zijn brief de

57

broeders aan: Oefent ook u geduld, sterkt uw harten, want de komst desHeren is nabij ... zie, de Rechter staat voor de deur (5:7-10).

Doch, luidt tenslotte de bedroefde vraag van Jezus, als de Zoon desmensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? (Luc 18:6). Hetgeloof: het bepalend lidwoord geeft aan dat niet geloof in de Messias inhet algemeen wordt bedoeld, maar het geloof dat zich in tijden vanbeproeving en benauwdheid niet laat misleiden wat betreft dezekerheid van de belofte omtrent de uiteindelijke verlossing, en datdaarom niet stopt te bidden om die verlossing. Gelijk het geschiedde inde dagen van Noach, zó zal het ook zijn in de dagen van de Zoon desmensen: zij aten, zij dronken, zij huwden en zij werden ten huwelijkgenomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloedkwam en allen verdelgde. Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagenvan Lot ..., had de Here even tevoren tot de discipelen gesproken (Luc17: 27-29). Maar evenals God in de tijd van de profeet Elia beloofdedat Hij in Israël een overblijfsel zou overlaten van getrouwen, die zichniet tot de Baäldienst hadden laten verleiden, zo is God ook in detegenwoordige tijd — waarvoor zeker ook geldt: Omdat dewetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen (Mat24:12) — bezig Zich een volk voor zijn naam te vergaderen.

DE FARIZEEËR EN DE TOLLENAAR

In zijn gelijkenissen maakt de Here dikwijls een sprekend gebruik vantegenstellingen. We zagen dit bij de oudste en de jongere broer, in dievan de verloren zoon, maar dit is niet minder in de nu volgendegelijkenis (Luc 18:9-14). Hier laat Jezus met het oog op sommigen, dievan zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderenverachtten, twee zeer van elkaar verschillende mannen optreden.Beiden gingen op hetzelfde uur, met hetzelfde doel naar de tempelom, zoals de Joden van Jeruzalem gewoon waren, op het uur des ge-beds, dat is het negende (Hand 3:1), in de voorhof te bidden.

De ene man was een Farizeeër, herkenbaar aan zijn kleding metkwasten en brede gebedsriemen (Mat 23:5), de andere droegwaarschijnlijk eenvoudige werkkleding. De Farizeeën zijn ons uit de

58

Page 30: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

evangeliën bekend als kenners van de wet van Mozes, die zich in depraktijk echter overgaven aan letterknechterij en een streng for-malistische naleving van de voorschriften van de wet. De tollenaars —in de evangeliën wel samengevat tot de groep van tollenaars enzondaars, wier lot Jezus zich aantrok — waren beambten in dienst vaneen oppertollenaar, die de inning van de tolgelden voor de Romeinsestaat in pacht had. Zij waren bij de Joden gehaat, omdat ze meestaldoor afpersing van de bevolking zichzelf probeerden te verrijken.

In de tempel aangekomen nam ieder een eigen plekje in, en eeneigen houding aan tegenover God. Waarschijnlijk was de eerstehandeling van de Farizeeër geweest, dat hij zich afscheidde van zijnmedegelovigen, in het bijzonder van de tollenaar, die hij — zoals lateruit zijn gebed blijkt — wel degelijk had opgemerkt. De betekenis vande naam Farizeeër is waarschijnlijk afgescheidene; en als zodanig zaldeze man zich in negatieve zin zeker op een opvallende plaats in devoorhof hebben opgesteld (zie Mat 6:5). Jezus bepaalt ons vervolgensbij het gebed dat hij bij zichzelf bad. Want hoewel hij begon met Godte danken, blijkt zijn bidden louter zelfverheerlijking te zijn, waarbij hijzich afzette tegen de andere mensen, met name deze tollenaar, zoals hijdie verachtelijk noemde. Zou zijn bijzondere afkeer van een tollenaarmisschien te maken hebben met de geldzucht, die volgens Jezus deFarizeeën kenmerkte? Dit was echter nog niet alles: nadat hij opanderen had neergekeken, richtte hij verder in zijn gebed de blik opzichzelf, op eigen verdiensten, op eigen gerechtigheid: Ik vast tweemaalper week. Vermoedelijk was dat op maandag en donderdag, de markt-dagen waarop velen naar de stad trokken en de speciale diensten in desynagoge bijwoonden, zodat dit vasten, kenbaar aan een ongeschorenen ongewassen uiterlijk, de aandacht van heel veel mensen trok. Deenige vasten die de wet voorschrijft, is verootmoediging en afzien vanwerk op de Grote Verzoendag (Lev 16:29). Verder werd in Israëlsoms een vasten uitgeroepen ter verootmoediging voor God bij eenbijzondere gelegenheid. Niet alleen stelde deze Farizeeër zich dusverre van overtredingen van de wet, waaraan anderen zich schuldigmaakten, maar in zijn godsdienstige ijver ging hij de wet en de geboden

59

verre te buiten, waardoor hij de afstand tussen zichzelf en zijnmedemensen nog vergrootte. In enkele woorden kenschetst de Herede eerzuchtige motieven op grond van valse maatstaven, waarmeemensen, om anderen voorbij te kunnen streven, hun godsdienstcultiveren tot een oppervlakkig, uiterlijk puritanisme. Bij hen heerst deopvatting dat goede daden een mens goed maken, terwijl dewerkelijkheid andersom is: alleen een goede boom brengt goedevrucht voort. Doel moet zijn tot de juiste relatie met God en mensente komen, langs de weg die God daarvoor heeft vastgesteld. Maarbesmetting met het zuurdeeg van Farizeïsme kan heel subtiel zijn,want de neiging om een goede indruk op anderen te maken, ook inzaken van geloof, is eigenlijk elk mens aangeboren.

Zo was het ook met het geven van de tienden. Dit geschiedde inIsraël ter ondersteuning van de Levieten, volgens de voorschriften inLeviticus 27:30,32 en Numeri 18:21,24 als een vergoeding voor dedienst van de tent der samenkomst, die zij voor God verrichtten. InLucas 11:42 heeft Jezus Zich over deze overdreven uiterlijke vorm vanwetsbetrachting als volgt uitgelaten: Wee u, Farizeeën, want u geefttienden van de munt en de ruit en van alle kruiden, en u gaat voorbij aanhet oordeel en de liefde Gods (zie ook Mat 23:23).

Nu richt Jezus de aandacht op de ander, de tollenaar, die stond vanverre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloegzich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig! Op een af-stand van de overigen, wier gezelschap hij zich niet waardig achtte,belijdt deze mens in diepe nederigheid, met neergeslagen ogen, zijnberouw, omdat hij zich een zondaar voor God weet. Hij durft zijnhanden niet op te heffen, de gebruikelijke gebedshouding voor deJoodse mannen (1 Tim 2:8), maar gebruikt ze om zijn smart tebetuigen volgens de Joodse gewoonte (23:27,48; Matth. 24:30). Integenstelling tot de Farizeeër, die alle andere mensen tot zondaarsbestempelde en zichzelf de rechtvaardige uitzondering achtte, is detollenaar zich slechts bewust van eigen tekortkomen en zijn behoefdeaan de genade die hij van God afsmeekt. Hij voert geen excuses, geenverzachtende omstandigheden, geen nadere verklaringen aan voor zijn

60

Page 31: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

toestand, maar voelt slechts de nood waarin hij hierdoor verkeert, endaarom zoekt hij God. Dit besef van eigen falen en onmacht draagt dekiem in zich voor nieuw leven op het fundament van verzoening metGod. Een zondaar — ieder mens dus, want allen hebben gezondigd(Rom 3:23) — heeft geen enkel recht op Gods genade; maar eenzondaar die zich bekeert, mag verzekerd zijn van de Gods genade diehem in Christus geschonken werd (1 Kor 1:4). De Farizeeër kent geeninnerlijke nood. Voor de zonde in zijn hart heeft hij geen oog. De roepom reiniging, zoals die van David in Psalm 51, bijvoorbeeld, heeft voorhem geen enkele betekenis. Daarom moet hij het blijven doen met zijnzelfrechtvaardiging, terwijl de tollenaar gerechtvaardigd naar huis terugmag keren. Jezus beklemtoont in deze gelijkenis de schijn en dewerkelijkheid, dat wat voor de mensen zichtbaar is en het wezenlijkewaar God mee rekent.

En dan volgt de conclusie, die de Here Jezus trekt: Want een ieder,die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert,zal verhoogd worden. Dezelfde woorden sprak Hij ook toen Hij op eenfeest de genodigden toesprak, omdat Hij bemerkte, hoe zij de eersteplaatsen uitkozen (Luc 14:7-11). Hij wees hen er toen op, dat ze weleens tot hun schande door de gastheer naar de laatste plaatsverwezen zouden kunnen worden, ten gunste van een voornameregast. Gaat op de laatste plaats aanliggen, adviseert Jezus. Als danmisschien de gastheer zegt: Vriend, kom meer naar voren, dan zal dat utot eer zijn tegenover allen, die met u aanliggen. En dan volgen dezelfdewoorden van Lucas 18:14. Aan het einde van zijn eerste brief houdtPetrus zijn lezers voor: Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid,want God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hijgenade. Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij uverhoge te zijner tijd (5:5,6).

61 62

Page 32: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

8

DE BARMHARTIGE SAMARITAAN

N zie, een wetgeleerde stond op om Jezus te verzoeken en zeide:EMeester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven (Luc10:25). Zoals zijn functie al aangeeft, is deze man goed thuis in de wet,en gewoon om bij iedere gelegenheid die zich voordoet hierover indiscussie te treden. Nu wil hij blijkbaar van de kant van Jezus eenantwoord uitlokken dat tegen de wet ingaat, om zo de kans te krijgenHem vanuit de wet te weerleggen. Jezus doorziet hem echter en stelthem een wedervraag: Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest u? Metde onder rabbi’s gebruikelijke vraag: Hoe leest u? verwijst de Herehem naar de Oudtestamentische geschriften, en de geleerde mangeeft dan een opmerkelijk antwoord. Iedere rechtgeaarde Jood zouzonder aarzelen Deuteronomium 6:5: U zult de Here, uw God,liefhebben met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uwverstand citeren. De rabbi’s verwezen voortdurend naar deze tekst, enbovendien kwam die ook in de dagelijkse gebeden voor. Even bekendwas de aanhaling uit Leviticus 19:18: U zult uw naaste liefhebben alsuzelf, die als een voorname leefregel werd beschouwd. Het merk-waardige is echter dat deze wetgeleerde beide geboden hier samen-brengt; want dat was niet gebruikelijk. Maar Jezus deed het zelf korttevoren en zou het niet veel later nogmaals doen (Mat 19:6-22; 22:34-40). Waarom hij dit doet wordt niet verteld; maar in ieder geval kanJezus hem nu een antwoord geven dat strikt in overeenstemming ismet de wet: U hebt juist geantwoord; doe dat en u zult leven (v.28). Zoheeft God het van begin af aan ingesteld: Gods wet doen en daarna heteeuwige leven ontvangen: U zult mijn inzettingen en mijn verordeningenin acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven (Lev 18:5). Maardoor zijn zonde kan de mens niet meer aan die eis voldoen, en duslangs die weg niet meer behouden worden. De eis bleef echter gelden,

63

en de Here Jezus heeft, door er volkomen aan te voldoen, voor demens de verlossing verworven.

Voor de wetgeleerde ging het hier om een louter theoretischekwestie; hem stond slechts een beloning voor ogen: door goedewerken aan de naaste te doen eeuwig leven beërven. Terwijl Jezus demensen altijd voorhield: Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven (Joh3:36). De wetgeleerde wil echter zichzelf rechtvaardigen tegenover deomstanders, die zich nu ongetwijfeld afvragen waarom die geleerdeman zijn vraag, die nu zo eenvoudig lijkt, niet zelf heeft kunnenbeantwoorden. Zo komt zijn boze opzet aan het licht, namelijk dat hijvoor het stellen van zijn vraag een ander motief had dan een oprechtverlangen te leren. En daarom laat hij het er niet bij, en komt met eenvolgende vraag, die hij kennelijk aanvankelijk niet van plan was testellen, want hij vloeit uit het antwoord voort. Het is een schranderevraag, die dient om zijn schaamte te maskeren: En wie is mijn naaste?Jezus’ woorden in de Bergrede: U hebt gehoord, dat er gezegd is: U zultuw naaste liefhebben en uw vijand zult u haten. Maar Ik zeg u: Hebt uwvijanden lief, waren bedoeld om duidelijk te maken hoe de Joodserabbi’s hun eigen uitleg aan dit gebod hebben toegevoegd, en zo demogelijkheid geopend elke persoonlijke vijand, en ook niet-Joden, vande naastenliefde uit te sluiten. Deze omstandigheid maakt de vraagredelijk en Jezus beantwoordt hem met een gelijkenis.

Een zeker mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho (Luc 10:30). Ofdeze mens een Jood was doet er blijkbaar voor de verdere geschie-denis niet toe, want Jezus vermeldt dit niet. De weg die de reizigernam, was een beruchte route door het rotsachtige gebied van dewoestijn van Judea — die later wel de Rode Weg of de Bloedwegwerd genoemd, vanwege de vele misdaden die daar gepleegd werdendoor de roversbenden die er zich in allerlei holen en gaten schuil-hielden. Dit overkwam ook de persoon waarvan Jezus vertelt. Hij vielin de handen van rovers, die hem niet alleen uitschudden, maar ook slagengaven en weggingen, terwijl zij hem halfdood lieten liggen (v.31). Dit hieldin dat hij van alles, ook zijn kleding, werd beroofd en, zoals we lezen,zwaar mishandeld aan zijn lot werd overgelaten, onverzorgd en

64

Page 33: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

overgeleverd aan de oosterse zonne hitte, zodat hij alle kans liep hetniet te overleven. Maar zie: Bij geval daalde een priester af langs die weg;en deze zag hem. De hoop van de gewonde man leefde op, want als hijvan iemand hulp zou mogen verwachten dan toch wel van dezepriester, maar hoe groot was zijn teleurstelling: doch ging aan deoverzijde voorbij ... Hoe was dit mogelijk? De priester was immers nietalleen een Jood, maar een Jood bij uitstek, een vertegenwoordiger vanhet volk bij God, en hij zou toch als eerste Gods gebod aangaande deliefde tot de naaste in acht moeten nemen? Het excuus dat hij zich zouverontreinigen voor zijn dienst kan hier niet gelden, daar de priesterop weg was van Jeruzalem naar Jericho, waar hij waarschijnlijkwoonde. In het sterke besef van zijn waardigheid schreed hij voorbij.Precies hetzelfde deed de passerende Leviet, een helper van depriesters bij de eredienst: ook hij zag het ongelukkige slachtoffer liggenen ook hij ging aan de overzijde voorbij, zonder hulp te verlenen.

Het was de kwestie wie is mijn naaste?, die beiden tot dezeharteloze houding bracht. Wie kon weten wie deze gewonde manwas, en hoe hij daar zo kwam te liggen? Waarom zichzelf in moeilijk-heden brengen, misschien door dit oponthoud zelfs zijn eigen levenriskeren? Zo werd voorbijgegaan aan de diepere zin van de wet, die infeite voorschreef dat men zelfs zijn vijand moest helpen wanneer dezein nood verkeerde (zie Ex 23:4,5).

Maar toen gebeurde er iets wonderlijks. Een vreemdeling naderdede gewonde, een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn nabijheid, entoen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen. In het land waar hijdoorheen trok, waren de Samaritanen bitter gehaat (Joh 4:9; 8:48), enoveral waar hij kwam kon hij van de bewoners een vijandige houdingverwachten. En toch, zegt Jezus, over deze verachte vreemdeling: toenhij hem zag, werd hij met ontferming bewogen. Ontferming is meer danmedelijden alleen, want de reactie op het medelijden ligt er ook inbesloten: het zich daadwerkelijk ontfermen. Dit woord wordt eldersslechts in verband met God en Jezus Christus gebruikt.

Onmiddellijk deed de Samaritaan wat zijn hart hem ingaf: hij gingnaar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij zette

65

hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.De olie diende om de pijn te verzachten (Jes. 1:6) en de wijn om hetbloeden te stelpen en de wonden te reinigen. Na deze eerst nodigemaatregelen te hebben genomen, ging hij nog verder en bracht hetslachtoffer naar een plaats waar hij beter in staat was hem te ver-zorgen. Als Samaritaan was hij in dit gewoonlijk zo oosters gastvrijeland op een openbare gelegenheid aangewezen. Vermoedelijk was diteen karavanserai, dat wil zeggen een ommuurde binnenplaats met eenopen ruimte voor de (vele) dieren, een houten afdak ter beschuttingvan de mensen, en enkele kleine kamertjes voor de rijksten onder hen.Ook de nacht bleef hij daar over, zo lang onderbrak hij zijn reisterwille van zijn patiënt, maar daarna moest hij verder. Vóór zijnvertrek trof hij eerst nog de beste maatregel die hij kon bedenken: hijstelde de waard ruim voldoende geld ter hand om gedurende deeerste dagen een goede verzorging te garanderen. Twee schellingenvormden een dubbel dagloon, wanneer we afgaan op de schelling diede arbeiders in de wijngaard ontvingen voor hun dienst (Mat 20:2).Tenslotte beloofde deze barmhartige Samaritaan de waard eventuelemeerdere kosten te zullen vergoeden, wanneer hij op zijn terugreisweer kwam. Hiermee eindigt deze geschiedenis die het antwoordverschaft op de vraag van de wetgeleerde: Wie is mijn naaste?

De Here Jezus verandert de vraag echter, wanneer Hij deze nuvoor de toepassing aan de wetgeleerde voorlegt: Wie van deze drie,dunkt u, dat de naaste geweest is van de man, die in handen der roverswas gevallen? (Luc 10:36). Op deze vraag was maar één antwoordmogelijk, en dat geeft de wetgeleerde dan ook: Die hem barmhartigheidbewezen heeft. Hij gebruikt deze omschrijving omdat hij als Jood eenafkeer voelt om een Samaritaan, iemand uit het gehate volk, als deweldoener te noemen. Maar hierdoor komt des te duidelijker uitwelke drijfveer de Samaritaan tot de naaste van de gewonde maakte,want hij had deze gezien in de relatie waarin hij het zijn taak wist hemliefde te bewijzen.

En Jezus zeide tot hem: Ga heen, doe u evenzo. Met andere woorden:Betoon u eveneens daadwerkelijk een liefdevolle naaste aan wie u op

66

Page 34: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

uw weg ook treft die dit nodig heeft — zonder u eerst af te vragen: ishij wel mijn naaste? Zoals de apostel Paulus zegt in zijn brief aan deRomeinen: Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; wantwie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. Want de geboden ... wordensamengevat in dit woord: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefdedoet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet(13:8-10).

Deze gelijkenis onderscheidt zich van de meeste andere, doordatze niet in een bepaalde symboliek is ingekleed, maar de personen waarhet om gaat rechtstreeks weergeeft. Het verhaal is denkbeeldig, maarde bedoeling is direct duidelijk. Het beeld van de gewonde spreektieder mens direct aan: deze man heeft hulp nodig van de eerste debeste voorbijganger. Hierdoor worden de voorbijgaande priester enLeviet sterke voorbeelden van een ongenuanceerd wettische instelling,die scherp contrasteert met wat God bedoelt met het gebod: U zultuw naaste liefhebben als uzelf. Zoals Jezus het eens bedoelde toen Hijzei: Indien u het leven wilt binnengaan, onderhoudt de geboden (Mat19:17), zoals de Samaritaan dit met ontferming bewogen in praktijk hadgebracht. De Here zelf is hiervan steeds het grote Voorbeeld geweest,als Hij tijdens zijn dienst op aarde Naaste was van de verdrukten, vande hulpelozen, en van allen die Hem zochten in hun nood. Het is degelijkenis van Hem, die ons in onze grote geestelijke nood tot Naastewerd, ten koste van alles wat Hij had, zelfs zijn leven. Evenals deSamaritaan in de gelijkenis, is de Here tijdelijk heengegaan, maar Hij zalzeker terugkeren om daarna te voorzien in iedere andere nood. Danzal God alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn,noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn (Op 21:4).

67 68

Page 35: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

9

DE RIJKE DWAAS

EZE gelijkenis (Luc 12:13-21) is ontstaan doordat iemand JezusD tijdens een toespraak in de rede viel. Het verzoek dat deze manHem deed, houdt absoluut geen verband met de dingen waar de Hereover sprak, zodat men wel mag aannemen dat hij niet geïnteresseerdwas in Jezus’ woorden, maar helemaal in beslag werd genomen doorzijn eigen, werkelijke of misschien wel ingebeelde, probleem. Devrager wordt aangeduid als iemand uit de schare en hij zei: Meester, zegtot mijn broeder, dat hij de erfenis met mij dele. Hij vroeg Jezus of Hijeen uitspraak wilde doen; hij was er zo zeer van overtuigd dat hemiets onrechtmatig was onthouden, dat hij in het bijzijn van de geheleschare verzocht om een beslissing tegen zijn broer. Jezus’ antwoordwas een weigering te doen wat van Hem werd gevraagd, en de daaropvolgende gelijkenis legt de fout waaraan de man zich schuldig maaktevolledig bloot.

Mens, zei Jezus, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over uaangesteld? Het behoorde niet tot zijn taak dergelijke geschillen tehelpen oplossen; daarvoor waren er heel goede gerechtshoven. Maarindien Hij het zou hebben geprobeerd, zouden de beide broers danzijn beslissing hebben geaccepteerd? De vraag: Wie heeft Mij totscheidsman aangesteld? roept de kwestie omtrent zijn autoriteit op. Hijhad op dat moment niet de bevoegdheid een gerechtelijke uitspraak tedoen. Trouwens, de broer — tegen wie zijn beslissing zo dringendwerd verzocht — zou zich niet gebonden hebben gevoeld aan Jezus’antwoord in deze zaak, wat ook aansluit bij het ontbreken aan ziJnbevoegdheid zo’n uitspraak te doen.

De man was fout, maar de voornaamste dwaling waar Jezus zijnvinger op legt, was niet het verzoek tegen zijn broer als zodanig. Jezuszei dat de drijfveer tot dat verzoek verkeerd was. Dat hij hebzuchtigwas valt af te leiden uit de waarschuwing die Jezus tot allen om Hem

69

heen richtte: Ziet toe, dat u zich wacht voor alle hebzucht, want ook alsiemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit (v.15). Deman meende dat de verdeling van de erfenis van essentieel belangvoor zijn leven was, maar Jezus zegt dat het leven van een mens nietmet rijkdom samenhangt: iemand is wat hij is, niet wat hij heeft. Warerijkdom hangt samen met onze relatie tot God of, met de woordenwaar Jezus de gelijkenis mee besluit: wanneer men rijk is in God. Godkennen betekent leven, kennis van de waarheid die tot behoudenisleidt houdt in dat men een schat bezit. Ware rijkdom is datgene watnaar Gods welbehagen is. In zeldzame gevallen komt het voor datiemand aardse rijkdommen bezit en hier zó mee omgaat dat ze hemniet belemmeren de ware rijkdom vast te houden; Abraham is hiervaneen voorbeeld bij uitstek. Aan de andere kant volgt daar niet uit datarmoede een deugd is; want even goed als een rijke kan ook een armman verteerd worden door hebzucht en moet hij om die reden dewerkelijke rijkdom missen. En toch blijft het een feit dat de armen ermeer toe geneigd zijn het evangelie te aanvaarden dan de rijken, dievanwege hun vele bezittingen te zeer met het tegenwoordige levenbezig zijn om zich veel aan de toekomst gelegen te laten liggen. Ditwordt in de gelijkenis geïllustreerd.

Het land van een rijk man had veel opgebracht. En hij overlegde bijzichzelf en zeide: Wat moet ik doen, want ik heb geen ruimte om mijnvruchten te bergen. En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schurenafbreken en grotere bouwen en ik zal daarin al het koren en al mijngoederen bergen. En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, u hebt vele goederenliggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk(vn.16-19).

Niets wijst erop dat de rijke landeigenaar zijn rijkdom op on-rechtmatige wijze had vergaard. Hij had succes gehad en was voor-spoedig geweest, maar ook was hij zelfzuchtig. Hij was in dit opzichtgelijk aan Nabal, de dwaas uit het Oude Testament, zoals depersoonlijke voornaamwoorden die de beide dwazen gebruiktenduidelijk aantonen. Zou ik dan mijn brood, mijn water en wat ik voor mijnscheerders geslacht heb, nemen, zei Nabal, en aan lieden geven, van wie

70

Page 36: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

ik niet weet, waar zij vandaan komen? (1 Sam 25:11). De rijke man indeze gelijkenis overlegde bij zichzelf en zeide: wat moet ik doen? en hijbesluit dus dat hij zal afbreken en bouwen en bergen, zodat hij tot zijnziel kan zeggen: houd rust. Mijn schuren, mijn vruchten, mijn goederen.Het middelpunt waar zijn gedachten voortdurend omheen draaien,was ik en mijn. Het doel dat hij voor ogen had, was zijn eigen genot:eten, drinken en vrolijk zijn.

Geen gedachte bij hem voor anderen: met zijn overvloed had hij,zéker in die tijd, menigeen blij kunnen maken. Wezen en weduwen,armen en behoeftigen waren er immers voortdurend? Hij schonk erevenmin aandacht aan dat de vruchtbare seizoenen, die hem rijkhadden gemaakt, te danken waren aan de regen uit de hemel en dekracht tot vermenigvuldiging van ieder zaad dat leven bevat; en dat ditdingen waren die buiten zijn macht lagen. Hoewel hij misschien ijverigwas en goed in staat zijn bedrijf te leiden, zag hij niet in dat Godskracht de kracht achter zijn voorspoed was. Hij sloeg geen acht op dewaarschuwing: Als het vermogen aanwast, zet er het hart niet op; en hijvervulde de Spreuk: De zorgeloosheid der dwazen zal hen te gronderichten (Spr 1:32).

God sprak zijn oordeel over deze man uit, toen Hij zei: U dwaas —helder, nadrukkelijk en waar; want de dwaasheid kwam duidelijk totuiting in het feit dat hij geen macht had over zijn eigen leven toen ditvan hem werd afgeëist. Hij maakte zijn plannen voor vele jaren in hetvoren, maar God zei: deze nacht. Wat gebeurde er toen met zijnplannen, zijn schuren, zijn vruchten en zijn goederen? Zij waren nietlanger van hem — de duur van zijn leven is de limiet van de tijd dieiemand de zijne kan noemen; rijkdom kan de dood niet afkopen:Niemand kan ooit een broeder loskopen, noch Gode zijn losprijs betalen”opdat hij de dood niet zal smaken. Wijze zowel als dwaze mensensterven, armen en ook rijken. Terecht kan men zeggen: ‘De rijke, dieeraan gewend is in zijn rijkdom de sleutel te vinden om alle deurenvoor zich te openen, staat daartegenover hulpeloos en vreemd als eenkameel die kijkt hoe hij door het oog van een naald zou kunnen gaan.’

71

Wanneer iemand zich zou ontdoen van alles wat we onder rijkdomof luxe verstaan, zou hij dan, wanneer hij even weinig bezat als op dedag van zijn geboorte, rijk zijn of arm? De man in de gelijkenis had veelte zeggen, maar God zeide eveneens, en Gods oordeel onthult dewerkelijke armoede of rijkdom van iemand, wanneer deze het eindevan zijn dagen heeft bereikt. U dwaas zei God, en Jezus zegt: Zóvergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God(v.21). Daarna herhaalt de Here de raadgeving aangaande bezorgdheidover de dingen die men in dit leven nodig heeft, en het letten op deniet aflatende zorg die God zijn schepselen betoont, waarover Hij ooksprak in zijn Bergrede. In de samenhang van deze gelijkenis zijn diewoorden weer van toepassing: Verzamelt u geen schatten op aarde,waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken enstelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roestze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waaruw schat is, daar zal ook uw hart zijn (Mat 6:19-21).

Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, schrijft Paulus aanTimoteüs, moet u bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigdte houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk tengebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig enmededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomstverzekeren om het ware leven te grijpen (1 Tim 6:17-19).

72

Page 37: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

10

DE ONVRUCHTBARE VIJGEBOOM

EN Hij [Jezus] sprak deze gelijkenis: Iemand bezat een vijgeboom, die inzijn wijngaard was geplant, en hij kwam om vrucht daaraan te zoeken

en vond er geen (Luc 13:6). Het woordje En legt verband tussen devoorafgaande perikoop en de nu volgende gelijkenis van Jezus. Ookhet feit dat de luisteraars niet worden genoemd, wijst erop dat er ver-band bestaat met het gesprek dat voordien plaats vond (13:1-5).Sommigen, die vermoedelijk rechtstreeks uit Jeruzalem kwamen,hadden de Here bericht dat de stadhouder Pilatus enige Galileeërs hadlaten doden, terwijl dezen zich naar alle waarschijnlijkheid in detempelhof bij de offerdieren bevonden. Het is niet aannemelijk dat deRomeinse soldaten, voor de uitvoering van hun lugubere opdracht, tothet heilige gedeelte van de tempel waren doorgedrongen. Want in datgeval zou dit incident zeker zoveel stof hebben doen opwaaien, dathet ook als geschiedkundig feit zou zijn opgetekend (bijvoorbeeld doorJosephus). Waarschijnlijk werden deze Galileeërs vermoord vanwegewerkelijke of vermeende connecties met de Joodse nationalistischebeweging, die met name in Galilea was geconcentreerd.

Degenen die dit kwamen meedelen, wilden hier blijkbaar mee sug-gereren dat de gedode Galileeërs grotere zondaars waren geweestdan de overige tempelbezoekers. Dit sluit aan op de traditioneleJoodse overtuiging, dat volksgenoten die plotseling door groot onheilwerden getroffen, een bepaalde persoonlijke zonde tegenover Godmoesten hebben bedreven, waarvoor ze die zware straf dienden teondergaan. Dit was ook de mening van de vrienden van Job bij het zienvan diens ellende (zie Job 4:7; 8:4). Daarom beschouwden degenen dieniet door een dergelijk lot werden getroffen, zich als beter dan deslachtoffers. Het verhaal over de slachting in de tempel moestwaarschijnlijk dienen als illustratie van de prediking van het naderendeoordeel door Jezus in Lucas 12. De Here zet de misvatting bij de Joden

73

echter onmiddellijke en nadrukkelijk recht: Meent u, dat deze Galileeërsgroter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij dit lot hebbenondergaan? Neen, zeg Ik u, maar als u zich niet bekeert, zult u allenevenzo omkomen (13:3). En Hij bekrachtigt deze ernstige vermaningmet een ander, dergelijk voorval dat zich wellicht had afgespeeldtijdens de aanleg van de waterleiding in Jeruzalem, toen achttien vande inwoners van de stad waren gedood door de instorting van detoren van Siloam.

Wie zijn dan wel die u allen tot wie Jezus spreekt? In de eersteplaats natuurlijk de omstanders. Echter niet als individuen; want watvoor hen geldt is eveneens van toepassing op alle Galileeërs en alleJeruzalemmers. Ja, op het gehele Joodse volk, dat dezelfde ge-meenschappelijke schuld heeft, namelijk hardnekkige ongehoorzaam-heid aan God. Dit geslacht is een boos geslacht, zei Jezus eerder(11:29), en wanneer Hij voorzegt dat zij allen zullen omkomen, doeltHij op de verwoesting van de stad Jeruzalem en haar tempel in 70 naC. door de Romeinen. Wat letterlijk het einde betekende van deJoodse natie, van het volk dat God Zich had verkozen uit alle anderevolken om voor Hem te zijn een koninkrijk van priesters en een heiligvolk, maar dat hierin jammerlijk had gefaald. Genoemdegebeurtenissen waren de voortekenen van het komende onheil, Godsoordeel over een trouweloos volk, en dienden te worden gezien enter harte genomen als waarschuwing: als u zich niet bekeert, zult u allenevenzo omkomen.

En hier valt de gelijkenis in: Iemand bezat een vijgeboom, die in zijnwijngaard was geplant (Luc 13:6). De vermelding dat deze boom wasgeplant, geeft aan dat hij daar niet toevallig stond, maar er met een be-paalde bedoeling werd gekweekt. De wettelijke bepaling: U zult uwwijngaard niet met tweeërlei zaad bezaaien (Deut. 22:9) verhindert ken-nelijk niet dat er nu en dan een boom van een andere soort wordt ge-plant. Omdat de grond in een wijngaard door de speciale zorg diehieraan werd besteed (zie b.v. Jes. 5:1), een buitengewoon gunstigevoedingsbodem voor vruchtbomen bood, zou men het als eenbijzonder voorrecht kunnen beschouwen voor de vijgenboom dat hij

74

Page 38: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

daarin was geplaatst. Daarom was de eigenaar volkomen gerechtigdgoede vruchten van hem te verwachten. Niettemin lezen we: En hijkwam om vrucht daaraan te zoeken en vond er geen. In aanwezigheid vande wijngaardenier, die hem blijkbaar op zijn inspectietocht vergezelde,gaf hij zijn misnoegen te kennen, al drie jaar geen vruchten, eennutteloze in beslagname van kostbare grond, dus een kort maarkrachtig bevel: Hak hem om! Maar toen kwam de wijngaardenier opvoor die boom, waar hij wellicht juist vanwege diens bijzonderepositie, en desondanks slechte vooruitzichten wat vruchten betreft,extra zorg aan had besteed: Heer, laat hem nog dit jaar staan. Hoewelin het algemeen een vijgenboom, die na drie jaar nog geen vruchtdroeg, als onvruchtbaar gold in Israël, waagde de hovenier het om nogvoor dat ene jaar clementie te vragen, en beloofde al het mogelijke tezullen doen om vruchten te verkrijgen. Niet voor onbepaalde tijd dus,maar wel een extra gelegenheid boven de gestelde tijd voor vruchten.Zo niet, dan zou het lot van de boom beslist zijn: dan moet u hemomhakken.

Zonder twijfel heeft de Here Jezus met deze wijngaardenier Zich-zelf op het oog. De vijgenboom stelt daarbij het volk Israël voor.Meermalen wordt deze boom als beeld voor Israël gebruikt (Jer 11:16;Mat 21:19; 24:32). Hij werd als de meest vruchtbare boom be-schouwd. Oude Joodse geschriften geven interessante bijzonderhedenover de vijgenboom en zijn cultuur. Volgens Josephus rijpten er ondergunstige omstandigheden gedurende tien maanden van het jaarvruchten aan de boom, waarschijnlijk met uitzondering van april enmei vóór de eerste van de drie oogsten. Tegen eind juni werden deeerste vijgen rijp; de tweede oogst, die in later tijden gedroogd engeëxporteerd werd, rijpte in augustus; de derde, die kleine vruchtenvan betrekkelijk weinig waarde opleverde, was rijp in september; endeze vijgen bleven vaak de gehele winter aan de bomen hangen. Eenonvruchtbare boom betekende drievoudig nadeel: geen opbrengst,ruimteverspilling en oorzaak van verslechtering van de grond.Derhalve, terwijl er een verbod gold vruchtdragende bomen om te

75

hakken (Deut 20:19), was het plicht een onvruchtbare boom teverwijderen.

Jezus’ dienende werk op aarde was een niet aflatende poging deonvruchtbare vijgenboom Israël tot bezinning en inkeer te brengen.Oneindig intensiever dan Abraham, Mozes of Daniël dit haddenkunnen doen, pleitte Jezus bij God ten behoeve van zijn volk. Zoals dewijngaardenier zich tot het laatst toe inzette voor de boom, heeftChristus Zich tot het uiterste gegeven voor zijn volk en met de doodvoor ogen gebeden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zijdoen (Luc 23:34).

God had Israël geen onredelijke eis gesteld. Hij was zijn verbondtrouw geweest, had hun zijn profeten en tenslotte zijn Zoongezonden, maar het volk was zijn eigen wegen gegaan. Johannes deDoper had zijn waarschuwende stem laten horen: Bereidt de weg desHeren, maakt recht zijn paden ... Brengt dan vruchten voort, die aan debekering beantwoorden ... Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen.Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwenen in het vuur geworpen (Luc 3:3-9). Veertig jaar, de tijd die men in deBijbel gemiddeld mag rekenen als de duur van een geslacht, heeft ditboos geslacht uitstel gekregen. Een periode waarin God Zich geduldigheeft betoond, en de apostelen in opdracht van hun Meester uitgingenom het evangelie te verkondigen, zijn getuigen waren te Jeruzalem enin geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde (Hand 1:8).Toen, zoals gezegd, kwam na enige jaren van bittere strijd het einde:Gods oordeel voltrok zich, en Jeruzalem werd door de heidenenvertrapt.

Wanneer de apostel Paulus in zijn brief aan de Romeinen de olijf-boom gebruikt als beeld van het volk Israël, en spreekt van deoorspronkelijke takken die werden weggebroken omdat zij geenvrucht droegen, dan houdt hij zijn lezers onder de heidenen voor datzij, die als wilde loten daartussen geënt zijn, zich niet tegen de takkenmogen beroemen. De saprijke wortel van de edele olijf is nog intact,en God is bij machte opnieuw natuurlijke takken te enten, en Hij zal

76

Page 39: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

dit ook zeker doen. God heeft zijn volk niet verstoten, dat Hij tevorengekend heeft (Rom 11:2).

De verdorde en de bloeiende vijgenboom

Gedurende de laatste week van zijn leven deed en zei Jezus veledingen die bedoeld waren als een laatste beroep op Israël zich tebekeren. De gebeurtenissen spoedden zich snel naar de eindcrisis dieonvermijdelijk was. De Here was Jeruzalem binnengegaan, zittende opeen ezel, de scharen hadden Hem met ere en lofprijzing verwelkomd,en aldus ging het profetische woord tot Jeruzalem gericht in vervulling:Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig enrijdende op een ezel (Zach 9:9).

Met de autoriteit van de Zoon van God verdreef Hij de wisselaarsuit de tempel, het huis van zijn Vader dat zij ontwijdden; Hij wees deoverpriesters en schriftgeleerden terecht, toen zij Hem zijn gezagbetwistten; en de daaropvolgende dag stelde Hij een daad die zijn dis-cipelen tot verwondering bracht: de enige maal dat een wonder vanJezus geen herstel maar vernietiging teweegbracht (Mat 21:18-22). Indie tijd van het jaar, begin april, zijn de vijgenbomen nog kaal; daarnagaan de vruchten aan de bladeren vooraf. Toen Jezus op zijn weg dezeboom, zij het ook vroegtijdig, volop in blad aantrof, mocht Hijaannemen dat hij ook vruchten zou dragen. De valse belofte van hetblad stelde Hem echter teleur: Hij vond niets daaraan dan alleenbladeren (v.19). Een plechtige en totale veroordeling was het gevolg:Nooit groeie er aan u enige vrucht meer, in eeuwigheid! Het vonnisvoltrok zich terstond.

Op het eerste gezicht lijkt het antwoord, dat de discipelen op hunvraag omtrent dit wonderteken ontvingen, niet ter zake doende. Inwerkelijkheid is dit natuurlijk wel het geval. Jezus zelf verrichtte ditwonder in geloof en onbeperkt vertrouwen op God, die bij machte isheil en onheil te bewerken: Voorwaar, Ik zeg u, indien u geloof hebt enniet twijfelt, zult u niet alleen doen wat met deze vijgeboom is gebeurd,maar zelfs indien u tot deze berg zegt: Hef u op en werp u in de zee, het

77

zal geschieden. En al wat u in het gebed gelovig vragen zult, zult u ont-vangen (vn. 21-22). Toen Jezus bij een eerdere gelegenheid, na degenezing van een maanzieke, de discipelen berispte vanwege hunkleingeloof, gebruikte Hij dezelfde uitdrukking voor wat men vanuiteen groot geloof al niet kan doen. Bergen zijn een symbool van deduurzaamheid van Gods schepping, wat bijvoorbeeld in vele psalmen(o.a. 36:7; 65:7; 121:1) tot uitdrukking komt. Ook Paulus maakt van ditbeeld gebruik als hij in 1 Korintiërs 13:2 zegt: Al ware het, dat ik ... alhet geloof had zodat ik bergen verzette. Omdat Jezus met deze bergkennelijk de Olijfberg bedoelde, gaan onze gedachten onwillekeurig uitnaar de voorzegging in Zacharia: dan zal Ik de Olijfberg middendoorsplijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal (14:4). AlleenGod, die deze berg heeft geschapen, kan hem verzetten. Maar indieniemand bidt in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende (Jak 1:6), mag hijveel verwachten (verg. 7:7; Joh 14:13; 16:24; 1 Joh 3:22). Van-zelfsprekend gaat een ‘gelovig vragen’ uit van het verlangen naar devervulling van de wil van God, zoals deze in zijn Woord wordtgeopenbaard. Daartoe heeft Jezus, toen zij Hem hierom verzochten,zijn discipelen geleerd hoe te bidden (Mat 6:5-13).

Ook deze vervloekte vijgenboom is een beeld van Israël, falend ingeloof en onboetvaardig. Voor de Israëlieten, die de bladeren droegenvan hun uiterlijke vroomheid, maar die de vrucht van gerechtigheidniet konden voortbrengen, was er ditmaal geen uitstel meer; hetonverbiddelijke doodvonnis moest nu eindelijk worden voltrokken.

Eens zal er echter een nieuwe toekomst aanbreken wanneer detijden der heidenen zullen vervuld zijn (Luc 21:24), en hiervan profeteertEzechiël. Van de hoge ceder, beeld van het huis van David, waarvan detop, in de persoon van koning Jojakin die naar Babel werd verbannen,werd afgerukt (17:3), zodat deze mooie boom niet verder kongroeien, zal God trouw aan zijn belofte een twijgje nemen en dat in degrond zetten, en dit zal tot een prachtige ceder worden (vn. 22 en 23).Uit het huis van David komt dan een nieuwe Koning voort, de Messias.Eerst heeft Hij gestalte noch luister (Jes 53:2), maar de Here God zalHem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het

78

Page 40: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geeneinde nemen (verg. Luc 1:32,33). Alle bomen des velds (Ezech 17:24),d.w.z. alle volken, zullen weten wat God in Christus heeft volbracht.

Maar voordat dit gebeurt, zal er opnieuw een teken aan de vijgen-boom Israël zijn. Tot zijn discipelen zegt Jezus: Leert dan van de vij-geboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladerendoet uitspruiten, weet u daaraan, dat de zomer nabij is. Zo moet ook u,wanneer u dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur (Mat24:32,33). Lucas voegt hier in zijn verslag nog aan toe: en op al debomen (21:29), dat wil zeggen dat men niet alleen op Israël maar op alde volken moet letten. En Hij zegt dan verder: Zo moet ook u, wanneeru dit ziet geschieden, weten dat het Koninkrijk Gods nabij is. Het isduidelijk dat de vijgenboom Israël gedurende de laatste eeuw eenherleving heeft ervaren. Het nieuwe blad dat is ontsproten, deterugkeer van de Joden naar het land Israël, is het teken dat de zomervan Gods Koninkrijk op aarde nabij is. Al de bomen, die Lucas noemt,zijn al die andere volken, die de laatste tientallen jaren vrijwel stukvoor stuk ingrijpende veranderingen moesten meemaken op allerleigebied. Alle raken zij verwikkeld in omstandigheden, die uiteindelijkzullen leiden naar de totstandkoming van de wereldwijde heerschappijvan Christus en de zijnen op aarde, in het Koninkrijk dat God heeftbeloofd aan allen die Hem liefhebben (Jak 2:5).

79 80

Page 41: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

11

HET GROTE FEESTMAAL

EÉN van de hoofden van de Farizeeën heeft Jezus uitgenodigd opeen sabbatdag de broodmaaltijd bij hem te komen gebruiken.

Hierbij zaten ook enkele Farizeeën en wetgeleerden aan, en kennelijkdiende de uitnodiging als dekmantel om van nabij getuige te zijn vanwat Jezus zei en deed (Luc 14:1). Niet om van Hem te leren, maar alseen goede gelegenheid om Hem te betrappen op iets waarvoor zijHem zouden kunnen aanbrengen. Dat zij dit al eerder hadden ge-probeerd, lezen wij bijvoorbeeld in 6:7,11. Ze werden hiertoegedreven door jaloezie, omdat velen uit het volk Hem volgden, endoor angst dat zijzelf hun prestige bij het volk zouden verliezen.

Mogelijk werd de waterzuchtige, die tijdens de maaltijd plotselingbij Jezus stond, toegang verleend omdat zijn disgenoten wel eenswilden zien of Hij op de sabbat zijn genezingswerk zou voortzetten.De Here genas deze man inderdaad, en zonder het kritischecommentaar van de aanwezige Farizeeën af te wachten, maakte Hijditmaal een vergelijking waar zijn tafelgenoten niets tegen kondeninbrengen zonder zich bloot te geven. Hoe beschamend zou hetimmers zijn als zij moesten bekennen dat zij, in de door de Heregenoemde gevallen, hun eigen belang zouden hebben laten voorgaanboven het lijden van de ongelukkigen die genezing kwamen zoeken.

Omdat de Here Jezus bemerkte dat zijn medegasten, in hun zuchtnaar ijdele eer, voor zichzelf de beste plaatsen uitzochten, wees Hijhen terecht met het beeld van de ereplaats bij een bruiloftsmaal.Hebben enkelen van hen daarbij misschien gedacht aan een woord inSpreuken: Ga niet staan op de plaats der groten; want het is beter, datmen tot u zegt: Kom hierheen, hoger op! dan dat men u vernedere voor deaanzienlijke (25:6,7)? Zoals Hij vaker deed, hield de Here hun ook nuvoor: Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wiezichzelf vernedert, zal verhoogd worden (Luc 14:11).

81

Ook de gastheer wordt door Jezus vermaand: hij zou niet zoselectief moeten zijn in zijn keuze van gasten, dat hij alleen nodigt wiehem een tegenprestatie kunnen leveren. Zijn gastvrijheid zou zich uitmoeten strekken tot hen die niet in staat zijn iets voor hun gastheerterug te doen, in ruil voor diens vrijgevigheid. En Jezus noemt ze bijname, al die misdeelden in de Joodse samenleving, voor wie Hij ook isgekomen, en wie Hij een voorproef heeft gegeven van het heil van hetkomende Koninkrijk op aarde, door enkelen van hen te genezen. Enpas waar menselijke vergelding voor bewezen milddadigheid nietmogelijk is, komt er plaats voor de beloning die God in zijn genade wilgeven: U zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen.Want het zal u terugbetaald worden bij de opstanding der rechtvaardigen(v.14). Dit zal gebeuren wanneer Christus terugkomt om te oordelen:dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden (Mat 16:27).

De uitroep van één van de disgenoten in het volgende vers: Zaligwie brood eten zal in het Koninkrijk Gods, lijkt op het eerste gezicht eenbevestiging te zijn van Jezus’ woorden. In werkelijkheid is het echtereen uiting van de zelfvoldaanheid van iemand die meent zelf zondermeer in aanmerking te komen voor dit voorrecht van het genieten vande eeuwige zaligheid waarvan Jezus sprak — Hiervoor vinden we inde Bijbel op meerdere plaatsen het beeld van een maaltijd (Jes 25:6;Op 19:7,9; Luc 13:29) — Maar Jezus houdt dit zijn Farizeese gastheerduidelijk voor als een terugbetaling, verbonden aan de vervulling vaneen opdracht tegenover de behoeftige naaste, in dit geval het verlenenvan gastvrijheid zonder zelfzuchtige bijbedoelingen. Wijselijk haakt despreker slechts in op Jezus’ laatste woorden, en benadrukt hiermeede deelname aan het heilsfeest in het Koninkrijk van God slechts tezien als een zegen in het algemeen, en niet als het verheven doel datelk offer waard is. De Farizeeën kunnen dit alleen bereiken langs deweg van een totale mentaliteitsverandering. Aan het: Wij hebbenAbraham tot vader verbinden zij vermeende rechten. Brengt danvruchten voort, die aan de bekering beantwoorden, riep de Here hun bijeen vroegere gelegenheid toe.

82

Page 42: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

Nu richt Jezus Zich tot deze tafelgenoot, en in hem tot alleaanzittenden, met de nu volgende gelijkenis: Iemand richtte een grotemaaltijd aan. Een grote maaltijd niet alleen om de feestelijke opzet eneen keur van spijzen en dranken, maar vooral omdat een rijk manvrijgevig zijn vriendschap en gastvrijheid wilde betonen aan zijnverwanten, vrienden en buren — mensen uit eigen kring. In dit gevalhadden blijkbaar velen toegezegd te zullen komen, en nu zond hij volverwachting zijn slaaf uit met de boodschap: Komt, want het is nugereed. Maar misschien gebeurde dit op een moment dat degenodigden het niet hadden verwacht, want zij stemden allen overeenin één ding: ze weigerden te komen. Nu hen werd gevraagd direct eenbeslissing te nemen, bedankten zij voor de eer. Hun omstandighedenachtten zij belangrijker dan het feest van hun vriend. Er worden drievan de vele verontschuldigingen genoemd, en alle drie betreffen zij deverwerving van een eigendom: een akker, vijf span ossen, een vrouw.Dit laatste kan namelijk ook als zodanig gelden (verg. Ex 20:17). Hetgenot van dit pas verworvene wensen zij niet op te geven voor hetfeest, waarop zij hadden beloofd te zullen verschijnen. De aange-voerde excuses laten dit scherp uitkomen. De beide eersten nemendaarbij tenminste nog enige beleefdheid in acht: Ik verzoek u, houd mijvoor verontschuldigd ... Maar het is een doorzichtige uitvlucht diehierachter schuil gaat, en ze geven geen enkel blijk van eerbied voor ofconsideratie met hun gastheer. Die akker en die ossen — wie zou zeniet keuren vóór de koop werd gesloten? De pasgetrouwde manneemt niet eens de moeite zich te verontschuldigen, maar zegtbotweg: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen. Aaneen huwelijk waren in Israël weliswaar enige faciliteiten verbonden,zoals een jaar vrijstelling van militaire dienst, maar waarom zou eenpasgetrouwde man niet ingaan op een al eerder ontvangen uitnodigingvoor een vriendschappelijk maal?

De diepere oorzaak ligt in het zo voortdurend bezig zijn met deeigen belangen, dat men die automatisch voor laat gaan. De drie voor-beelden hebben dit gemeen, dat deze mannen zich onbehaaglijkgestoord voelen in hun beslommeringen van dat moment. Ze hebben

83

zich met hun aardse bezittingen vereenzelvigd. De wereld is huntehuis.

Op gelijke wijze hebben de Israëlieten in hun ongehoorzaamheid,en na hen ook de Farizeeën in hun gezapige eigengerechtigheid, Godvoortdurend gekwetst door geen acht te slaan op de boodschap vande profeten en daarna van Gods eigen Zoon; dezen te verwerpen endaardoor God zelf af te wijzen. Daarom heeft God dan ook zijnheilsboodschap van hen weggenomen en zijn afgezanten uitgezondentot de tollenaars en de zondaars, de verworpenen onder hen die vannature Israëlieten zijn. In de gelijkenis lezen we hierover: En de slaafkwam terug en berichtte zijn heer deze dingen (Luc 14:21). Wat zal deteleurgestelde heer des huizes nu doen? Zal hij de plaatsen vrijhoudenen afwachten of zijn gasten alsnog zullen verschijnen? Maar nee, hetantwoord volgt terstond; er is geen tweede kans voor de weigeraars:Toen werd de heer des huizes toornig en zeide tot zijn slaaf: Ga aanstondsde straten en stegen der stad in en breng de bedelaars en misvormden enblinden en lammen hier. Nu gaat het dus om de misdeelden van desamenleving in diezelfde stad, allen met name genoemd, niemand magworden vergeten. Ga aanstonds — de maaltijd moet op de daarvoorbestemde tijd doorgang vinden. Zo ook Gods heilsplan, ondanks hetongeloof van vele geroepenen.

Met de tweede opdracht heeft de slaaf weinig moeite. Dezegeroepenen worden niet gehinderd door een overvloed van bezittin-gen. Deze gesmaden en verdrukten zijn dankbaar voor de uitnodigingen verlangend om te komen: Al de tollenaars nu en de zondaars plachtentot Hem te komen om naar Hem te horen (Luc 15:1).

Maar nog is er plaats, constateert de slaaf, en dan krijgt hij deopdracht: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen,want mijn huis moet vol worden (v.23). Buiten de stad moet hij gaan, omop te zoeken wie genoodzaakt zijn van de ene plaats naar de andere tezwerven, omdat ze geen tehuis hebben. Zij hadden niet eerdergehoord van de goede heer in de stad, die hen verwachtte aan zijngastmaal. Door dwang, zachte dwang weliswaar, want één slaaf wasvoldoende, moesten zij hun aanvankelijke ongeloof en hun schroom

84

Page 43: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

overwinnen, maar die zullen al spoedig plaats hebben gemaakt voorblijdschap en verlangen naar de feestelijke maaltijd, waaraan ook zijwerden verwacht.

Ik zeg u: Niemand van die mannen, welke genodigd waren, zal van mijnmaaltijd proeven (v.24). Zoals de heer in de gelijkenis een rijke maaltijdaanrichtte voor degenen die wilden komen, zo heeft de Here derheerscharen door de profeet Jesaja verkondigd dat Hij voor alle volkeneen feestmaal van vette spijzen [zal] aanrichten, een feestmaal vanbelegen wijnen, van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde belegen wijnen(25:6). God had Israël aangenomen als zijn volk, om andere volken tenvoorbeeld te zijn: een verbond met hen gesloten, hun de Messiasbeloofd met het heil hieraan verbonden. Maar toen Hij kwam heeftIsraël Hem niet willen aannemen en Hem laten kruisigen. Daaromheeft God zijn volk tijdelijk verworpen en Zich een gemeente ver-zameld uit hen die van afkomst heidenen waren (Rom 11:25,26; zieook Mat 8:11,12; 21:43; 24:43; 24:14). In het aan de gelijkenissen voor-afgaande hoofdstuk van Lucas kunnen we lezen hoe Jezus hieroverheeft gezegd: En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuiden zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods. En zie, er zijn laatsten, die deeersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn(13:29,30).

85 86

Page 44: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

12

DE ONDANKBARE SLAAF

OP een van de laatste dagen van Jezus’ verblijf te Kapernaüm kwamPetrus bij Hem met de vraag: Here, hoeveel maal zal mijn broeder

tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zeven maal toe? (Mat18:21). Deze vraag van Petrus, en het antwoord van Jezus, staan innauw verband met het voorafgaande onderwijs van de Here, omdatdit onder meer de omgang van de discipelen onderling betreft. Hierbijis de relatie van de discipel tot God het uitgangspunt voor zijn houdingten aanzien van zijn broeders, als de bron van alle denken, spreken endoen. Het gaat hier om de kwestie hoe te handelen, als men doortoedoen van een broeder onrecht lijdt. Evenals in vers 15 gebruiktPetrus ook in dit geval het woord ‘zondigen’ voor diens handelwijze.Petrus zal hebben nagedacht over de toepassing van Jezus’ geboden,en blijkbaar in het bijzonder over het gewichtige punt van vergevens-gezindheid. Dit had Jezus bij verschillende gelegenheden benadrukt; inzijn Bergrede, bijvoorbeeld, zegt Hij: Een ieder, die in toorn leeft tegenzijn broeder, zal vervallen aan het gerecht ... Wanneer u dan uw gavebrengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen uheeft, laat uw gave daar, vóór het altaar, en ga eerst heen, verzoen u metuw broeder en kom en offer daarna uw gave (5:22-24), en verder: Indienu de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook uvergeven; maar indien u de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uwovertredingen niet vergeven (6:14,15).

Petrus’ vraag moeten we zien tegen het licht van de Joodse wet vanvergelding: Vergeef een eerste belediging, u aangedaan, en ook eentweede en een derde, maar straf een vierde. Naar deze regel gemetengeeft Petrus met zijn voorstel van zeven maal, meer dan de dubbelemaat, en dit komt hem redelijk voor. Bovendien is zeven het getalvoor de volmaaktheid. De Here verveelvoudigt dit dan echter zodanig,dat het in de praktijk zal betekenen: oneindig vaak. Interessant is dat in

87

Genesis 4:24 deze getallen juist voor wraak worden genoemd: Kaïnwordt zevenvoudig gewroken, maar Lamech zeven en zeventig maal!

De eis van de liefde laat zich echter niet in getallen uitdrukken. Wiehet aantal malen dat hij een broeder vergiffenis schenkt, gaat tellen,laat zien dat hij geen begrip heeft van wat vergeven inhoudt. Namelijkdat er niets mag achterblijven — geen gevoelens van wrevel of wrok,zelfs geen liefde en vriendschap belemmerende herinnering. Wat er isgebeurd moet volledig weggedaan worden, opdat er opnieuw ruimtekomt voor een dergelijke daad van liefde. Aan broederliefde kan geenlimiet worden gesteld.

De door Petrus bedoelde vergeving veronderstelt een verzoeningmet een broeder in antwoord op diens schuldbelijdenis, stoelend opJezus’ woorden: Indien hij [uw broeder] berouw heeft, vergeef hem. Enzelfs indien hij zeven maal per dag tegen u zondigt, en zeven maal tot uterugkomt en zegt: Ik heb berouw, zult u het hem vergeven (Luc 17:3,4).Waaruit deze gezindheid voort moet komen, verduidelijkt Jezus dan ineen gelijkenis over het Koninkrijk der hemelen, omdat de daargeldende normen bepalend moeten zijn voor het leven van eenvolgeling van Hem nu. Al vóór de daadwerkelijke oprichting van ditKoninkrijk dient hij zich te onderwerpen aan de geboden van de liefde,die daar onvoorwaardelijk van kracht zullen zijn. Daarom, zegt Jezus, ishet Koninkrijk der hemelen te vergelijken met een koning, die afrekeningwilde houden met zijn slaven (Mat 18:23). Slaven duidt hier geentegenstelling aan met vrije mensen, maar zuiver de relatie van volledigedienstbaarheid aan de koning. Deze dienaren hadden blijkbaar eenverantwoordelijke functie aan het hof, als beheerders van devorstelijke gelden en goederen; eigenlijk vergelijkbaar met de dienstvan de discipelen zelf. Bij de afrekening bleek één van hen een, naaronze maatstaven, miljoenenschuld te hebben; en er kon geen sprakevan zijn dat deze man die ooit uit eigen middelen kon terugbetalen.Maar hij was tenslotte een slaaf, en dus met lijf en goed het totaleeigendom van zijn heer.

Naar de wet van Mozes (Ex 22:3), en de normale in de oudheidgevolgde gewoonte, zou de slaaf dan ook daadwerkelijk met zijn

88

Page 45: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

familie verkocht, en de opbrengst in de koninklijke schatkist gestortworden. Overigens zou deze procedure natuurlijk zijn enorme schuldniet hebben gedekt. Toen de koning van zijn recht gebruik wildemaken, bracht dit de schuldige man tot wanhoop; want in welketoestand van slavernij zou hij zo terechtkomen? Die zou in elk geval inschril contrast staan met de dienst bij de koning, waarin hij kennelijkeen grote vrijheid van handelen bezat. De slaaf wierp zich neder alssmekeling en zeide: Heb geduld met mij en ik zal u alles terugbetalen.Niet om kwijtschelding vraagt hij, maar om uitstel van betaling, wantbetaald moest er worden, zo had de koning gezegd. Ik zal u allesbetalen, een roekeloze belofte, gedaan in grote angst, en in een pogingde gevolgen van zijn trouweloos handelen te ontlopen. Geen spoorvan berouw over het onrecht dat hij zijn heer had aangedaan. Nietalleen hijzelf is trouwens betrokken bij de consequenties van zijn wan-beheer, maar ook zijn familieleden, die samen met hem zullen wordenverkocht. Zo is het met alle gedragingen in het leven: de omgeving iser steeds bij betrokken.

Wat we nu zien gebeuren, grenst aan het ongelooflijke. Het beroepop de lankmoedigheid van de koning mist zijn uitwerking niet, in-tegendeel, want de heer van de slaaf kreeg medelijden met hem en hij liethem vrij en schold hem de schuld kwijt. Tienduizend talenten, eenvrijwel onmetelijk bedrag, werden hem zomaar onvoorwaardelijkkwijtgescholden. Wat zal er in hem omgegaan zijn toen hij daarna,geheel en al bevrijd, zijns weegs ging? We lezen dit niet, maar welwordt ons uit zijn verdere handelen duidelijk wat voor persoon hijeigenlijk was. Hij trof één van zijn medeslaven aan, die hem honderdschellingen schuldig was, en hij greep hem bij de keel en zeide: Betaal watu schuldig bent (v.28). Vergeleken met de tienduizend hemzelf zomaarkwijtgescholden talenten, waren deze honderd schellingen eenonbeduidend bedrag. Al vanaf het begin neemt hij een agressievehouding aan; en wanneer zijn medeslaaf tegenover hem precieshetzelfde handelt als hijzelf kort tevoren tegenover zijn heer deed, enhem smeekt geduld te hebben opdat hij zijn schuld zal kunnenvoldoen, riep dit geen zachtere gevoelens bij hem op. Terwijl deze

89

honderd schellingen een aflosbare som was, aanvaardde hij dit reëleaanbod niet, maar verhardde zijn hart en maakte gebruik van zijn rechtvolgens de Romeinse wet, de ander gerechtelijk tot betalen tedwingen, waarvoor deze waarschijnlijk dwangarbeid zou moetenverrichten. Dezelfde hebzucht waarmee hij zich vroeger ten koste vanzijn heer verrijkte, dwong hem nu tot zijn onbuigzame houdingtegenover zijn ongelukkige collega.

Het volgende vers toont, in de verontruste houding van de overigeslaven, de immoraliteit van het gedrag van de eerste slaaf. Afgezien vande ondankbaarheid tegenover zijn en hun heer, maakte hij deze ooknog te schande door zijn meedogenloze handelwijze. Dit wektezozeer hun droefheid op, dat ze hun heer op de hoogte brachten.Hiermee kwam een einde aan de lankmoedigheid van de koning en hijliet zijn ondankbare slaaf hetzelfde lot ondergaan. Ja, erger nog: hij gafhem in handen van de folteraars, totdat hij hem al het verschuldigde zoubetaald hebben (v.34). Dit bracht de man in een uitzichtloze positie,aangezien hij deze grote schuld nooit zou kunnen vereffenen, en zozou hij nooit meer vrijkomen.

Uit de conclusie die Jezus tenslotte trekt, leren we opnieuw hoebelangrijk het voor God is dat broeders bereid zijn elkaar te vergeven.Van harte vergeven, stelt Jezus, dus niet als reglementair gebod.Leerzaam is ook de vergelijking met aansporing die Paulus de Efeziërsgeeft om als slaven van Christus de wil Gods van harte te doen (Efez 6:6).Geen sprake van beperkingen, want de relatie is die van een toegewijdhart. Het onmiskenbare doel van de gelijkenis is te laten zien dat het— vanwege de bijzondere positie waarin een burger van GodsKoninkrijk zich bevindt — een zonde is zich onverzoenlijk te tonentegenover een broeder. Hierdoor verbeurt hij zijn eigen status van inGods genade aangenomen kind, en haalt hij zich Gods toorn op dehals. De eerste schuldenaar in de gelijkenis stond tegenover zijn koningzoals een zondaar tegenover God, wie de Here al zijn zonden heeftkwijtgescholden. In het oorspronkelijke Grieks komt deze gedachtebeter tot uitdrukking, omdat daar het woord voor kwijtschelding vaneen schuld en vergeving van zonden hetzelfde is.

90

Page 46: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

De slaaf in de gelijkenis had moeten begrijpen dat debarmhartigheid, waar hij om had gesmeekt, niet alleen iets is om teontvangen maar ook om door te geven. Evenzo zou een dienaar vanGod moeten inzien, dat het directe gevolg van die genaderijkevergeving voor hem een nieuwe relatie moet zijn; voortvloeiende uitdankbaarheid en liefde, en zichtbaar en merkbaar in een gelouterde le-venshouding, die zijn gedrag — in de eerste plaats jegens zijn broe-ders, maar ook jegens allen — beïnvloedt.

De wijze waarop de koning in de gelijkenis te werk gaat, kan menniet geheel gelijkstellen met de wijze waarop God in zijn genade han-delt. Bij God is er geen sprake van eerst kwijtschelden en daarna weertoerekenen. Hizkia heeft eens uitgeroepen: U toch bent het, die mijnleven gered hebt van de groeve der vernietiging, want U hebt al mijnzonden achter uw rug geworpen (Jes 38:17). En Micha: Wie is een God alsU ... U zult al onze zonden werpen in de diepte der zee (7:19). Volkomenwegdoen dus. Alle schuld van mensen onderling is niets in vergelijkingmet de schuld van de mens tegenover God, die uit liefde voor dewereld zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hemgelooft, niet verloren zou gaan maar eeuwig leven (Joh 3:16) zou hebben.Paulus’ vermaning geeft een commentaar hierop: Weest jegenselkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christusu vergeving geschonken heeft (Efez 4:32).

91 92

Page 47: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

13

DE ARBEIDERS IN DE WIJNGAARD

E sleutel tot deze gelijkenis ligt in een gesprek van Jezus metD iemand — een hoog geplaatst man noemt Lucas hem (18:18) —die Hem vraagt: Meester, wat voor goed moet Ik doen om het eeuwigeleven te verwerven? (Mat 19:16). Typisch Joods gaat deze man uit vande gedachte dat hij daartoe zelf iets zal moeten presteren. Jezus’reactie: Wat vraagt u Mij naar het goede? Eén is de Goede, moet hemwel reden tot nadenken hebben gegeven. Een mens kan door zijnzondige natuur uit zichzelf niets voortbrengen wat goed is in Godsogen. Hij wordt teruggeworpen op Gods genade, en is afhankelijk vanhoe God met hem handelt. Want door genade bent u behouden, doorhet geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken,opdat niemand roeme (Efez 2:8,9).

De opdracht die God de Israëlieten, en dus ook hem, voor zijnleven heeft gegeven, is die waar Jezus hem vervolgens aan herinnert:Onderhoud de geboden. Dit is voor deze jongeman een zo van-zelfsprekende zaak, dat hij terecht vermoedt dat Jezus’ antwoord eenruimer bereik heeft. Daarom informeert hij verder: Welke?, waaropJezus er enkele voor hem opnoemt. Wie aan de eis van de wet vanMozes kan voldoen, staat immers recht voor God, en de weg naareeuwig leven ligt voor hem open: U zult mijn inzettingen enverordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven; Ikben de HERE (Lev 18:5). Jezus neemt daar niets van af. Wèl besluit Hijzijn opsomming met het door het woordje en duidelijk apart gezette:U zult uw naaste liefhebben als uzelf, het gebod waarin alle voor-afgaande als het ware worden samengevat.

Wanneer zijn bezoeker, in de oprechte overtuiging de wet tehebben gehouden, dan vraagt: Waarin schiet ik nog te kort? verwachthij, in het traditionele denkpatroon van de oppervlakkige wetsbetrach-ting van de Joden van die tijd, wellicht iets te zullen horen waar hij

93

bovendien nog op even gemakkelijke wijze aan zou kunnen voldoen.De Here berispt hem niet om zijn zelfoverschatting, maar Hij wijsthem de weg waarlangs juist hij, als bezitter van vele aardse goederen,de volmaakte wetsvervulling zal kunnen bereiken: Verkoop uw bezit engeef het aan de armen. Dit is iets waar de man niet op heeft gerekend,en toen hij dan ook dit woord hoorde, ging hij bedroefd heen, want hijbezat vele goederen. Hij blijkt niet bereid zijn rijkdom te besteden aanhet welzijn van zijn naaste. De wet van de naastenliefde, waardoordeze rijkdommen tot een zegen voor velen, en daardoor ook voorhemzelf, kunnen worden, vermag hij niet te volbrengen. Hierin toonthij dat hij zijn aardse schatten hoger stelt dan de schat in de hemelendie Jezus hem in het vooruitzicht wil stellen. Is hij misschien later totandere gedachten gekomen? We weten het niet. Deze man had deapostel Paulus vóór zijn bekering kunnen zijn, toen deze nog alsrasechte Israëliet een wet ter gerechtigheid najaagde in plaats van ge-rechtigheid, die uit geloof is en hierbij niet uitging van geloof, maar vanvermeende werken. Nadat Christus hem geroepen had, kwam hij tothet inzicht dat Christus is het einde der wet tot gerechtigheid voor eenieder, die gelooft (zie Rom 9:32–10:4; 3:28; Fil 3:7-11).

Kon deze rijke man niet opbrengen wat voor hem nodig was omJezus te kunnen volgen, anderen hebben dit wel gedaan. De vrouwendie Jezus dienden, bijvoorbeeld: Maria van Magdala, Johanna, Suzannaen vele anderen, die hen [Jezus en de twaalven] dienden met hetgeen zijbezaten (Luc 8:3). Toch lezen we bij Marcus: En Jezus hem aanziende,kreeg hem lief (10:21). Deze jongeman was er zich tenminste vanbewust, dat er om eeuwig leven te verkrijgen misschien meer nodigwas dan alleen wetsbetrachting. Ook was er bij hem iets zichtbaar vaneen conflict bij de ontdekking van zijn tot dan toe onbewuste zwakkeplek, die voor hem lag in het sterke punt van zijn rijkdom, eendroefheid over eigen falen, dingen die de Here Jezus niet hadaangetroffen bij die andere hooggeplaatsten, de wetgeleerden en deFarizeeën, zo vol van eigendunk, hoon en cynisme (zie voor eenanaloog geval bijvoorbeeld Luc 16:13-15).

94

Page 48: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

Voor Jezus is dit voorval aanleiding tot een ernstige waarschuwingaan het adres van zijn discipelen: Ik zeg u, een rijke zal moeilijk hetKoninkrijk der hemelen binnengaan. Grote verslagenheid is het gevolg,want is rijkdom niet een vurig begeerde zegen van de Here: Het loonvan ootmoed — vreze des HEREN — is rijkdom, eer en leven (Spr 22:4).Ook Abraham was immers een rijk man, en Job had oorspronkelijk zovele bezittingen dat hij de rijkste was van alle bewoners van het Oosten(Job 1:3). Begrijpelijk is dus hun reactie: Wie kan dan behouden worden?Hierop ziet Jezus hen aan en zegt: Bij de mensen is dit onmogelijk, maarbij God zijn alle dingen mogelijk (Mat 19:23-26). Zo worden door de on-macht van de mens, de onbegrensde mogelijkheden van God — dieHij toont in zijn genade — in het licht gesteld. Hierin wordt het Joodswettische verlossingsschema doorbroken. De rol die Jezus zelf daarbijzal vervullen, komt hier nog niet ter sprake. Die zal zijn discipelen, nunog met Hem samen op weg naar het kruis, pas veel later, na zijnopstanding, duidelijk worden.

Jezus’ advies aan de rijke jongeling brengt Petrus tot de vraag: Zie,wij hebben alles prijsgegeven en zijn u gevolgd, wat zal dan ons deel zijn?Wil Petrus graag horen dat dit ongetwijfeld een bijzondere beloningverdient? In zijn antwoord, ingeleid door een nadrukkelijk Voorwaar, Ikzeg u, maakt de Here duidelijk dat wie aldus hun volledige vertrouwenop Hem stellen, niet beschaamd zullen uitkomen. Zij die Hem nu, tij-dens de vaak moeizame omwandeling op aarde, volgen, zullen in detoekomst — na zijn terugkeer als Koning — mogen delen in zijnheerlijkheid, en met Hem regeren over een vernieuwde wereld (verg.Luc 22:29,30). Nog duidelijker maken wij in Marcus 10 uit Jezus’woorden op, dat allen die Hem op deze onvoorwaardelijke wijzevolgen, in de toekomende eeuw het eeuwige leven ten deel zal vallen (29-31). De beloning van eeuwig leven, van delen in de heerlijkheid van deHere, van het voortdurend met Hem samen zijn, blijkt in eersteinstantie te zijn gericht op het welzijn van anderen, in dedienstbaarheid aan Gods plan met de mensheid: U (de Here Jezus)hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zijzullen als koningen heersen op de aarde (Op 5:10).

95

De afsluitende waarschuwing: Maar vele eersten zullen de laatstenzijn, en vele laatsten de eersten (Mat 19:30), is mede gericht tegen eenmogelijke houding van superioriteit die de discipelen zouden kunnenaannemen tegenover de tollenaars en zondaars die telkens toenaderingzochten tot Jezus. Zo’n houding is te vergelijken met die van de oudstezoon in de gelijkenis van de verloren zoon, die — na de terugkeer vanzijn broer — vol afgunst tegen zijn verheugde vader zei: Nu die zoonvan u gekomen is, die uw bezit heeft opgemaakt ... hebt u voor hem hetgemeste kalf laten slachten, en daarbij totaal geen oog had voor hetgrote voorrecht dat hijzelf genoot als erfgenaam en zoon altijd bij zijnvader te mogen zijn, op zijn ervaren raad te kunnen steunen, en voorhem te mogen werken in zijn huis (Luc 15:29-32).

Met de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard probeert deHere Jezus zijn discipelen een helderder begrip te leren van denormen van het Koninkrijk van God. Waar geen eigengerechtigheidmaar Gods rechtvaardigheid zal heersen, en waar Hij zijn genade zalbetonen aan wie Hij wil. Het principe dat de Here in deze gelijkenis(Matth. 20:1-16) neerlegt, is dat — terwijl toch niets wat voor Godwordt gedaan ‘onbeloond’ zal blijven — hieromtrent geen menselijkevoorspellingen mogelijk zijn, en geen eigengerechtigde conclusiesdienen te worden getrokken.

Des morgens vroeg trok een heer des huizes er zelf (hij stuurdegeen ondergeschikte) op uit om arbeiders voor zijn wijngaard te zoek-en. Kennelijk moest er veel werk gedaan worden, en hij verlangdeernaar de wijngaard in gereedheid te brengen. Die heer is een beeldvan God, en de wijngaard stelt zijn Koninkrijk voor. De arbeiders diehij op het marktplein — temidden van de dagelijkse bedrijvigheid —vond, werden zijn dienaren. Met hen kwam hij als loon een schellingper dag overeen, wat in die dagen het normale dagloon voor eenarbeider of een soldaat was, en hij zond hen in de wijngaard.

Zo gingen de vroege morgenuren voorbij, en omstreeks het derdeuur — de werkdag duurde van zonsopgang tot zonsondergang — gingde heer van de wijngaard opnieuw uit en wierf op het marktplein nogmeer werkzoekende arbeiders. Hen deed hij geen definitieve belofte

96

Page 49: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

aangaande hun loon: Wat billijk is zal ik u geven. Hetzelfde deed hij ophet zesde en het negende uur. Tenslotte, toen hij op het elfde uuruitging en opnieuw arbeiders zonder werk aantrof, zond hij ookdezen, maar met hen maakte hij geen afspraak over enig loon. Tochgingen dezen met hem mee, waarschijnlijk uit pure vreugde hun langewachten beloond te zien met deze laatste gelegenheid om nog tekunnen werken. Kennelijk gaat het de heer er in de eerste plaats om,dat allen die graag willen werken daartoe ook de kans krijgen.

Dan komt er, in het tweede deel van de gelijkenis, die wonderlijkebeschikking van de heer van de wijngaard, dat die laatst aangenome-nen — de werkers van het elfde uur — bij de uitbetaling het eerst aande beurt kwamen. Slechts één uur hadden zij gewerkt en nu ontvingendezen voor de ogen van allen het volledige dagloon — één uurgewerkt in de aangename temperatuur van de vallende avond, terwijlde eersten hadden gezwoegd van de vroege morgenuren af, in hetheetst van de dag, tot de late avond toe. Is het verwonderlijk dat zijprotesteerden tegen deze gang van zaken? Maar toch, een schellingwas het overeengekomen bedrag, dat viel niet te ontkennen. Zijbleken zich echter geen rekenschap te geven van het voorrecht instaat te zijn gesteld de hele dag nuttig werk te doen, en hun jaloeziekreeg de overhand. Deze eersten betoonden zich op die wijze louterhuurlingen, die voor loon hadden gewerkt en in de handelwijze vanhun heer niet zijn edelmoedigheid onderkenden en zijn grote goedheiddie hieraan ten grondslag lag. Ja, in feite kwam hun ontevredenheidvoort uit afgunst. Hun oog was boos, want zij onderscheidden degenade niet: Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik wil? Of isuw oog boos omdat ik goed ben? Was de reactie van hun heer. Een boosoog is een van de dingen die in Marcus 7 worden genoemd in de reeksvan kwade overleggingen die van binnenuit, uit het hart der mensenkomen (v.22) en de mens onrein maken. Gods genade ligt niet openvoor het versluierde menselijke oog, en valt niet te berekenen naarmenselijke maatstaven van rechtvaardigheid. God ziet de innerlijkewaarde van de dienst van een ieder voor Hem. De eeuwen door zal erbij hen die al langer de weg van het geloof gingen, de neiging hebben

97

bestaan een beschermende, of zelfs min of meer superieure, houdingaan te nemen tegenover later gekomenen. Toen de discipelenaarzelden Paulus als apostel te accepteren, of hem als nieuwkomer tebehandelden, speelde deze neiging ook hun parten.

Er is veel werk te doen in de wijngaard van de Here. Dat er ruimteis voor werken blijkt wel uit de gelijkenis, maar goede werken vloeienvoort uit de relatie met Christus, Want zijn maaksel zijn wij, in ChristusJezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft,opdat wij daarin zouden wandelen (Efez 2:10).

De gelijkenis eindigt met een bevestiging van de uitspraak die Jezusdeed voordat Hij haar begon te vertellen, maar nu vanwege de inhoudervan in omgekeerde volgorde: Alzo zullen de laatsten de eersten en deeersten de laatsten zijn (v.16). Onder de laatsten vallen ook de latergeroepenen, de heidenen, van wie Jezus zegt: Zij zullen komen van oosten west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods(Luc 13:29). Wanneer wij daar ook toe behoren, zullen we dankbaarzijn voor de leer van deze gelijkenis: God is soeverein in zijn genade,Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil ... Wie wederstaat zijn wil? ... U, omens, wie bent u, dat u God zou tegenspreken? (Rom 9:18-24).

In de sfeer van Gods Koninkrijk is er geen sprake van rechten vande kant van de mens, op basis van een wederzijdse overeenkomsttussen God en hem betreffende dienst en wederdienst. Maar wel is erin de Bijbel sprake van een loon, dat op grond van Gods genade aanzijn kinderen wordt beloofd, en dat voor hen bewaard wordt in dehemel. Deze belofte zal verwezenlijkt worden wanneer de Here Jezusnaar de aarde terugkomt: Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij, omeen ieder te vergelden, naardat zijn werk is (Op 22:12). Zoals deopzichter in de gelijkenis van de heer van de wijngaard de opdrachtkreeg: Roep de arbeiders en betaal het loon uit, zo zal de Here Jezus opeen bepaald moment van zijn Vader opdracht ontvangen, een ieder diein Hem gelooft en Hem trouw heeft gediend, zijn loon te geven. Zaligis dan degene die de stem van de Here hoort: Wèl gedaan, u goede engetrouwe slaaf, over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal ik ustellen; ga in tot het feest van uw heer.

98

Page 50: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

14

DE TWEE ZONEN,DE ONRECHTVAARDIGE PACHTERS

IJDENS de laatste dagen van zijn leven vinden we de Here Jezus inTde tempel te Jeruzalem, bezig de om Hem heen verzameldescharen te onderwijzen (Mat 21:23). Marcus geeft aan dat dit tweedagen na zijn glorieuze intocht in Jeruzalem is (11:11,12). Inmiddelswas er veel gebeurd. De dag na de intocht had de Here de voorhofvan de tempel gezuiverd van alle onreine praktijken die er werden be-dreven, en vervolgens had Hij vele blinden en lammen, die bij Hemwerden gebracht, genezen (Mat 21:12-14). En zoals kinderen overaldoen, imiteerden ook deze hier de volwassenen, die de Here een dageerder zo’n luisterrijke ontvangst in Jeruzalem hadden bereid. Dit alleshad natuurlijk grote opschudding teweeg gebracht, en toen de over-priesters en schriftgeleerden de wonderwerken zagen, die Hij deed, en dekinderen, die in de tempel riepen, zeggende: Hosanna, de Zoon van David!n a m e n z i j d a t k w a l i j k ( v . 1 5 ) . A l s J e z u s d e z ehoogwaardigheidsbekleders, na hun geïrriteerde opmerking, vanrepliek dient, baseert Hij zijn antwoord op Psalm 8:3: Uit de mond vankinderen en zuigelingen hebt U sterkte gegrondvest, uw tegenstanders tenspijt, om vijand en wraakgierige te doen verstommen. En daarop vindenzij geen weerwoord.

Die volgende dag dan, terwijl Jezus in diezelfde zuilengangen van detempelvoorhof waar de schriftgeleerden gewoon zijn het volk teonderwijzen, de in grote getale toegestroomde belangstellenden leert,verschijnt er een afvaardiging van de Joodse Raad — het Sanhedrin.Die wil antwoord op de autoritaire vraag: Krachtens welke bevoegdheiddoet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven? Zij doelenvoornamelijk op dit onderwijs aan de scharen. In feite gaat het dezeleidslieden om de kwestie wie Hij is. Niet openlijk, maar op bedektewijze, proberen ze achter Jezus’ identiteit te komen; niet uit belang-

99

stelling, maar uit vijandschap, omdat ze zich in hun positie bedreigdvoelen. Indien Hij zijn bevoegdheid niet kan aantonen, zal dit zijnprestige bij het volk schaden, maar als Hij Zichzelf goddelijk gezagtoekent zal dit hun een wapen in handen geven om Hem vangodslastering te beschuldigen. Welk teken toont U ons, dat U dit magdoen? hadden de Joden Hem de dag hiervoor, na zijn optreden in detempel, gevraagd (Joh. 2:18). Maar de Here wenst geen verklaring tegeven inzake zijn gezag, dat zo duidelijk in zijn woorden en daden totuiting komt. Wanneer zij daarin zijn goddelijk gezag niet onderkennen,zullen zij dit zeker niet doen naar aanleiding van het antwoord dat Hijhun zal geven. Een garantie buiten datgene waartoe zijn Vader Hemheeft gezonden, zou niet op zijn plaats zijn.

Terwijl deze afgevaardigden van het Sanhedrin, het hoogste ge-zagsorgaan van de Joden, zijn gekomen om Jezus ter verantwoordingte roepen, draait de Here de rollen om door in een tegenvraag — eengespreksvorm die bij rabbi’s gebruikelijk was — henzelf rekenschap tevragen: Vanwaar was de doop van Johannes? Uit de hemel of uit demensen? De Here wilde deze lieden noodzaken zich openlijk uit tespreken inzake hun reactie op de prediking van Johannes de Doper.De doop van bekering op belijdenis van zonden was immers het meestkenmerkend geweest voor Johannes’ optreden. Wanneer hunantwoord luidt: uit de hemel, kunnen ze Jezus’ bevoegdheid moeilijkmeer betwisten, en wanneer zij uit de mensen antwoorden, kunnen zemoeilijkheden met het volk verwachten, bij wie Johannes in hoogaanzien staat. Het merendeel van de Farizeeën en oudsten had geengehoor gegeven aan de oproep van Johannes, en zo laten blijken niet inhem als profeet te geloven. Hun onderling overleg is er dan ook nietop gericht een goed antwoord te kunnen geven, maar zich niet teverspreken. Wij weten het niet is tenslotte het onoprechte antwoord,waarop de Here onmiddellijk laat volgen: Dan zeg Ik u ook niet,krachtens welke bevoegdheid Ik deze dingen doe.

Deze weigering op grond van hun afzijdige houding — een directeaanwijzing dat Hij hen doorzag — heeft ongetwijfeld hun haat jegensHem nog sterker aangewakkerd, en het uiteindelijke conflict verhaast.

100

Page 51: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

DE TWEE ZONEN

Er volgt nu een korte gelijkenis, waarin Jezus het oordeel dat dezeJoodse gezagsdragers door hun stilzwijgen over zichzelf hebbenuitgesproken, bevestigt. Het gaat hierin om een vader, die zijn tweezonen verzoekt die dag in zijn wijngaard te gaan werken (Mat 21:28-30). Opvallend is de liefdevolle toon van de vader: Kind zegt hij tegende eerste. Het beleefde antwoord van deze zoon: Ja, heer, dat echtereen loze belofte blijkt te zijn, doet onmiddellijk denken aan de Fari-zeeën in hun huichelachtige uiterlijke vroomheid. Zij erkennen Godwel, maar voegen de daad niet bij het woord.

De korte maar krachtige weigering van de tweede zoon, die detollenaars en de hoeren symboliseert, komt tot uitdrukking in hunaanvankelijke afwijzing van Gods weg in een leven van ondoordachtezonde. Johannes de Doper, die hun de weg van de gerechtigheid wees,deed wat de vader in de gelijkenis doet. Hij riep het volk, dat Godszoon was (Hos 11:1), op tot een handelen naar Gods wil, dat is deweg, de leefwijze, van de gerechtigheid. De tollenaars en hoerengeloofden Johannes, bekeerden zich en lieten zich door hem dopen,en zij veranderden hun levenswijze naar de wil van God. Dit maakteechter geen indruk op de leiders — hun houding tegenover God enmensen veranderde niet.

Op Jezus’ vraag wie nu de wil van de vader heeft gedaan, kunnenzijn toehoorders moeilijk het antwoord schuldig blijven: De laatste. Endan moeten deze leidslieden van het volk het horen: degenen die zij inhun zelfvoldaanheid altijd hebben veracht en gemeden als tollenaars enhoeren, zullen hen voorgaan in het Koninkrijk van God. Want Johannesheeft u de weg der gerechtigheid gewezen, zegt Jezus, en u hebt hem nietgeloofd ... en later geen berouw gekregen en ook in hem geloofd.

DE ONRECHTVAARDIGE PACHTERS

Direct hierna vertelt Jezus een nieuwe gelijkenis, die nu ook tot hetvolk is gericht. De tempelgangers hadden ongetwijfeld met intensebelangstelling meegeluisterd bij het gesprek tussen Jezus en de Joodseleidslieden. Nu richt Jezus Zich blijkbaar weer tot allen (Luc 20:9).

101

Wanneer we het evangelie van Matteüs verder volgen (21:33 e.v.) zienwe hoe de Here opnieuw een heer des huizes (een beeld van God) laatoptreden. Deze brengt met alle mogelijke zorg een wijngaard ingereedheid, om die daarna aan pachters te verhuren, aangezien hijzelfvoor lange tijd buitenslands gaat. De heg rondom de wijngaard dientom dieren en kwaadwilligen buiten te houden, de wijnpers zal in deoogsttijd met de te bewerken druiven worden gevuld en het sap latenafvloeien, en in de toren kan iemand waken tegen dreigend gevaar.Een beeld van Israël dat, afgeschermd van de kwade invloeden van hetheidendom, zijn vrucht zou kunnen voortbrengen.

Dezelfde zorgzame voorbereidingen trof mijn geliefde (hiersymbolisch voor God) in Jesaja 5:2 e.v. op de vruchtbare heuvel, waarhij zich geen moeite spaarde — omspitten, van stenen zuiveren, edelewijnstokken, een toren en een perskuip — om goede druiven temogen verwachten. Maar hij bracht wilde druiven voort: Israël, Godsuitverkorene, heeft steeds het vertrouwen van zijn Here beschaamd,ging eigen wegen en bracht geen vrucht voort.

Doelde de Here Jezus in de gelijkenis van de twee zonen op deongehoorzaamheid in de praktijk van het geloof, in deze gelijkenis steltHij de opstandigheid, die hiervan het gevolg is, aan de kaak. Ze is alshet ware het voorspel op zijn laatste, afsluitende redevoeringen. Depachters beelden wel in de eerste plaats de oversten, maar toch ookmede het gehele volk af. Het Griekse woord dat hier met verhuren isvertaald, betekent letterlijk uit handen geven; en samen met hetvertrek van de eigenaar duidt dit de onafhankelijke positie aan t.a.v. dewijngaard, die in handen van de pachters werd gegeven. Ze werden erniet naar toe gezonden als gehuurde krachten, om bepaaldewerkzaamheden te verrichten, maar hun werd het hele kweekprocestoevertrouwd, waardoor de opbrengst op tijd zou worden afgeleverd.

Toen nu de tijd der vruchten naderde, zond hij [de heer] zijn slavennaar die pachters om zijn vruchten in ontvangst te nemen, maar depachters grepen de slaven, sloegen de ene, doodden de andere enstenigden een derde (v.35). De verschillende beschrijvingen van wat ermet de slaven gebeurde, suggereren dat zij na elkaar werden

102

Page 52: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

gezonden met hetzelfde verzoek en de een na de ander werdengedood, waarbij de wijze van ombrengen steeds wreder werdnaarmate zij het verzoek van hun meester dringender overbrachten.

De door de heer uitgezonden slaven zijn duidelijk een beeld van deprofeten, die God tot Israël zond en die vervolgd en gedood werden,bijvoorbeeld ten tijde van Elia (1 Kon 18:4; 19:10), en de profeet Uria,die werd gedood door koning Jojakim (Jer 26:20-23). Jeremia werdmeermalen geslagen en gevangen gezet (20:1,2; 37:15; 38:6) onderbarre omstandigheden. Uw zwaard heeft uw profeten verslonden als eenverscheurende leeuw, zei deze profeet zelf (2:30). In dit verband pastnog een passage uit Nehemia: Zij [Israël] werden weerspannig enkwamen tegen U in opstand en wierpen uw wet achter hun rug endoodden uw profeten, die hen vermaanden, om hen tot U te doenwederkeren (9:26). Dit alles wordt nog bevestigd door de Joodsetraditie, die bijvoorbeeld vermeldt dat Jeremia gestenigd is en Amosmet stokslagen werd gedood. Jezus spreekt er in algemene termenover in Matteüs 23:31,35,37; Stefanus verwijt het zijn toehoorders(Hand 7:52); en we lezen het opnieuw in Hebreeën 11:35,37.

Wat stond de eigenaar bij deze onwil en groeiende vijandigheid tedoen? Zou hij deze trouweloze pachters straffen? Nee, hij bood zenieuwe kansen door, zoals in het Grieks duidelijk uitkomt, slaven vaneen hogere rang dan de eerste te zenden. (Op andere plaatsen komtdeze Griekse uitdrukking beter tot haar recht, bijv. in Lucas 11:32:meer dan Salomo is hier). Maar deze slaven werden op dezelfde wijzebehandeld. Zo verging het ook de meer dan een profeet (Joh 11:10), dewegbereider van de Here Jezus, Johannes de Doper. Hij werd dooronthoofding om het leven gebracht (Mat 14:10; verg. Op 20:4).

Ook toen greep de heer niet in; nog bleef hij uit; zijn lankmoedig-heid duurde voort, en de poging die hij vervolgens ondernam om dehem toekomende vruchten te innen, maakte dat hij daarna niet meerverder kon gaan. Want de laatste die hij zond, de zoon, de enige, zijngeliefde, was in tegenstelling tot de slaven onvervangbaar. Ten laatstezond hij zijn zoon tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien. Marcusstelt het nog scherper: Toen had hij nog één over, zijn geliefde zoon

103

(12:6). Met het zenden van de zoon heeft de gelijkenis het stadiumbereikt waarin zij de lopende gebeurtenissen weerspiegelt.

Zouden de pachters de zoon respecteren? Integendeel, het brachthen alleen maar op een schandelijker idee: Dit is de erfgenaam, komt,laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen (Mat 21:38).Deze erfenis zou zeker ook de wijngaard insluiten, zodat zij deopbrengst ongestoord voor zichzelf zouden kunnen houden. Eninderdaad, zij voegden de daad bij het woord; gingen zelfs zover dat zede zoon en erfgenaam buiten zijn erfdeel wierpen, waar zij hemdoodden.

Hier, waar de geschiedenis haar hoogtepunt bereikt, stelt de HereJezus de directe vraag: Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, watzal hij met de pachters doen? (v.41). De toehoorders mogen nu zelfantwoorden en ze spreken een scherp oordeel uit over die kwaden,die een kwade dood zullen moeten sterven, waarna de wijngaard aanandere pachters verhuurd zal moeten worden, die wel op tijd devruchten aan hun heer zullen leveren.

In de pachters stelt Jezus de houding van de Joodse leiders scherpin het licht. Zoals gezegd voelden zij zich door Hem in hun leidendepositie bij het volk bedreigd. Die positie had voor hen in feite geendienende functie, maar beschouwden zij louter als eigen bezit, slechtsbedoeld om eigen eerzuchtige verlangens te bevredigen. Daaromwaren ze voortdurend bezig met het plan de Erfgenaam van hetGodsrijk Israël uit de weg te ruimen, opdat ze hierin zelf heer enmeester konden blijven. Zodoende negeerden zij de eisen die God aanhen had gesteld, hiertoe nog verder aangemoedigd doordat Hij,evenals de heer in de gelijkenis, als het ware talmde te komen.

De leiders stonden hier model voor het hele volk: er was geengezonde nationale verwachting van de komst van de Messias. NadatGod het volk Israël, door Hem gekozen uit de volken, had verlost uitzijn slavernij en toebereid voor zijn taak onder de andere volken, hadHij Zich tijdelijk teruggetrokken, zoals de heer in de gelijkenis, omIsraël gelegenheid te geven zich moreel te ontwikkelen. Dezeproefperiode duurde ruim 400 jaar, de tijd tussen het Oude en het

104

Page 53: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

Nieuwe Testament, waarin het volk geen koning had en er geenprofeten werden gezonden. Hierna volgde een tot dan toe ongekendeopenbaring van Gods heilsplan, ingeleid door het optreden vanJohannes de Doper, de voorloper van de Here Jezus Christus. Brengtdan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt ... Reeds ligt de bijl aande wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt,wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen (Mat 3:1 e.v.). Tevergeefshad de oproep van Johannes geklonken. Geen vrucht — en de komstvan de Here zelf veranderde hier niets aan.

Jezus geeft tenslotte zelf het definitieve antwoord, hen wijzend opwat in de Schriften staat, zoals Hij gewoon is te doen. In dit gevalPsalm 118: De steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tothoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk inonze ogen. En dan volgt het verpletterende oordeel over dezen, die debouwlieden van Israël hadden moeten zijn, en niet alleen hunverantwoordelijkheid niet beseffen maar ook de door God gelegdeHoeksteen afkeuren: Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zalweggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat devruchten daarvan opbrengt. Eerder heeft de Here hun algewaarschuwd: Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west enzullen aanliggen met Abraham en Izak en Jakob in het Koninkrijk derhemelen; maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen wordenin de buitenste duisternis (Mat 8:11,12).

Jezus weet dat de overpriesters en Farizeeën binnenkort hun bozeplannen in daden zullen omzetten, en dat het volk daarin tenslotte methen zal meegaan. Zoals de pachters de zoon buiten de wijngaardwierpen, zo zullen de Joden hun Messias buiten Jeruzalem werpen, destad waarover Hij heeft geweend toen Hij haar naderde (Luc 19:41),om Hem buiten de poort (Heb 13:12) de kruisdood te laten sterven. Endaarna zal God, die tot dan toe in lankmoedigheid zijn volk heeftgespaard, opnieuw handelend optreden, en het volk treffen in zijnnationaal bestaan door het te verstrooien onder de volkeren.

Nadat de leidslieden zijn gelijkenissen en de daarop volgendewoorden hebben gehoord, begrijpen zij dat Hij hen bedoelt. En

105

hoewel zij nu nog sterker verlangen Hem te grijpen, durven zij dit nietuit vrees voor de scharen, daar die Hem voor een profeet hielden.

Maar waar hun leiders blind voor waren, hadden de scharen gezienen onderkend, want Zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot profeetis onder ons opgestaan, en: God heeft naar zijn volk omgezien (Luc 7:16).Wellicht kwamen hun daarbij de woorden van Zacharias — de vadervan Johannes de Doper — in gedachten, die hij uitsprak in zijn lofzangbij de geboorte van zijn zoon. Hij loofde God, want Hij heeft omgeziennaar zijn volk en heeft het verlossing gebracht ... gelijk Hij gesproken heeftdoor de mond van zijn profeten van oudsher (Luc 1:67-69).

106

Page 54: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

15

HET KONINKLIJKE BRUILOFTSMAAL

E voorgaande gelijkenis, waarin Jezus de onwil van Israël omD voor God vrucht te dragen en zijn verwerping van Gods Zoonaan de kaak stelde, had de afvaardiging van het Sanhedrin die naar detempel was gekomen om Jezus naar zijn bevoegdheid te vragen,onverrichterzake doen afdruipen. En zij trachtten Hem te grijpen, maarzij vreesden de schare; want zij begrepen dat Hij met het oog op hen diegelijkenis gesproken had. En zij lieten Hem verder ongemoeid en gingenweg (Marc 12:12). In een nieuwe gelijkenis vervolgt de Here deze lijn,door weer een waarschuwing aan het adres van Israël te richten, invoorbereiding op zijn uiteindelijke getuigenis aan het volk.

Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zooneen bruiloft aanrichtte (Mat 22:1). Het Koninkrijk der hemelen is deessentiële, steeds terugkerende inhoud van Jezus’ prediking. Hier zijnde zegeningen ervan afgebeeld in een rijkelijk toebereid bruiloftsmaal,dat een koning voor zijn zoon aanrichtte. We zien daarin de oostersegewoonte die we al in Lucas 14:16,17 aantroffen: enige weken vóórhet feest werden de gasten een eerste maal genodigd, en vlak vóór detijd waarop het feest zou plaatsvinden, ging de definitieve uitnodiginguit. Ook nu zien we dat de genodigden weigerden te komen, hoewelze dit blijkbaar aanvankelijk hadden toegezegd. Evenmin werd gehoorgegeven aan een volgende oproep, waartoe de koning weer andereslaven uitzond. Ja, er werd zelfs geen aandacht aan geschonken, wantmen vervolgde zijn dagelijkse bezigheden zonder zich ook maar teverwaardigen redenen voor het wegblijven te geven, zoals nog welgebeurde in de gelijkenis van de verontschuldigingen. In dezeherhaalde oproep zien we bij de koning (een duidelijk beeld van God)dezelfde lankmoedigheid als bij de heer des huizes in de gelijkenis vande onrechtvaardige pachters, die weder andere slaven uitzond (Mat21:36) om de vruchten van de pachters te innen.

107

De koning wilde de onbereidwilligen nog een kans geven zijnuitnodiging te aanvaarden, waarbij hij deze uitbreidde met bijzonder-heden over de maaltijd. Uit alles blijkt dat het een groot feestmaal zouzijn: Zie, ik heb mijn maaltijd bereid, mijn ossen en gemeste beesten zijngeslacht en alles is gereed: Komt tot de bruiloft. Geen tijd meer dus vooruitstel. Ditmaal gaan sommigen nog verder in hun reactie op denodiging en grepen zijn slaven en zij mishandelden en doodden hen (v.6).Niet alleen onverschilligheid, maar zelfs woede waren de reacties —iets onvergeeflijks — want aangezien het hier de houding betrof vande onderdanen tegenover hun koning, hield die ongehoorzaamheid enopstandigheid in. Deze moordzuchtige rebellie liet de koning dan ookniet ongestraft: hij werd toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgdedie moordenaars en stak hun stad in brand. Zo groot was de belediginggeweest, dat hier onschuldigen moesten lijden.

Jezus zal met de verbranding van die stad behalve op de algeheleondergang van het volk, dat Hem — voornamelijk in de vijandigheidvan zijn vertegenwoordigers — bleef afwijzen, tevens hebben gedoeldop de komende verwoesting van Jeruzalem.

Centraal in de gelijkenis staat verder de bruiloft die op de gesteldedag en het gestelde uur doorgang moest vinden. Daartoe wendde dekoning zich opnieuw tot zijn slaven en gaf hun opdracht naar de kruis-punten der wegen, dus de drukste plaatsen, te gaan, en te elfder ureallen die zich daar bevonden tot de bruiloft te nodigen. Zo deden dieslaven, en zij verzamelden allen, die zij aantroffen, zowel slechten alsgoeden. En deze lieden gaven onmiddellijk gehoor. De boden van dekoning vroegen niet naar hun verleden, of naar enige sociale status opgrond waarvan zij in aanmerking zouden kunnen komen voor dituitzonderlijke feest, en allen grepen hun kans, zodat de bruiloftszaal vol[werd] met hen, die aanlagen. Een bruiloftszaal, gevuld met gasten dievol verwachting uitzagen naar deze feestelijke gebeurtenis, die hun zototaal onverwacht in de schoot viel. Niets, zou men zo denken, stondhet begin van het feest nu nog in de weg.

En toch: Toen de koning binnentrad om hen, die aanlagen, te overzien,zag hij daar iemand die geen bruiloftskleed aan had. Dat iemand niet als

108

Page 55: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

gast op een bruiloft kan verschijnen in onverzorgde, of zelfs gewonedagelijkse kleding — niet zozeer omdat men er zelf goed wil uitzien,maar meer als eerbetoon aan de gastheer — zal wel overal ter wereldvanzelfsprekend zijn. In Bijbelse tijden was men zeker gewoon zichvoor zo’n gelegenheid speciaal te kleden. Omdat van de mensen diehier in allerijl als gasten waren bijeengebracht, niet verwacht konworden dat ze bij binnenkomst in onberispelijke kledij warengestoken, mogen we veronderstellen dat de slaven van de koning henpassende gewaden ter beschikking hadden gesteld. Dit uitreiken vankleding door een hooggeplaatste zien we meermalen, met name in hetOude Testament. Farao, bijvoorbeeld, gaf opdracht, de zonen vanJakob een stel kostbare klederen te geven, toen ze na hun tocht naarEgypte om voedsel te kopen weer huiswaarts trokken (Gen 45:22).Andere voorbeelden vinden we in 2 Kon 5:22; 10:22; Esther 6:8; 8:15.

Toen de koning dus zijn gasten overzag, werd hij onaangenaamverrast door de ontdekking, dat één van hen niet de moeite hadgenomen het uitgereikte kleed aan te trekken. Misschien was zijneigen kledij zo slecht nog niet, maar het vereiste bruiloftskleed was hetniet. Dat het de koning daarom ging, blijkt uit diens vraag: Vriend, hoebent u hier gekomen zonder bruiloftskleed? Aanvankelijk was de koningslechts verbaasd, want hij sprak de man aan met vriend, weliswaar eenbeleefde aanspreektitel, die niets te maken heeft met het inhoudrijkeGriekse woord (philos), maar meer zoiets betekent als ‘beste man’.Dat de aangesprokene hierop verstomde, geeft aan dat er geen enkelexcuus was voor zijn handelwijze, maar dat deze louter aan groveonachtzaamheid was te wijten; en dus van een totaal gemis aaneerbied voor zijn koning getuigde, en bovendien een gebrek aandankbaarheid voor de ontvangen uitnodiging.

Daarop ontstak de koning in grote woede. Hij riep zijn bediendenen beval hun: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in debuitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Is ereen groter tegenstelling denkbaar dan die tussen vertoeven in eenvrolijk verlichte bruiloftszaal, temidden van een stralend bruidspaar endankbare en vrolijke medegenodigden, en in een verblijf in een

109

donkere ruimte, temidden van veroordeelde misdadigers enverdachten, waar slechts plaats is voor verdriet en berouw? Dezelfdeuitdrukking: de buitenste duisternis komt voor in 8:12, waar sprake isvan de kinderen van het Koninkrijk. Hiermee bedoelde Jezus de on-gelovige Joden, die verbannen zullen worden van het aangezicht vanGod, in tegenstelling tot de hoofdman van Kapernaüm en velegelovigen uit de heidenen mèt hem, die hun geloof in de Here Jezushebben getoond. Hetzelfde lot trof in de gelijkenis van de talenten(Mat 25:30) de onnutte slaaf, omdat hij niet eens één talent voor zijnheer wist te gebruiken. Op de beide laatstgenoemde plaatsen wordtde opgelegde straf gevolgd door daar zal het geween zijn en hettandengeknars. Dit lidwoord ‘het’ duidt ongetwijfeld aan dat hier dewelbekende plaats van uiteindelijke verwerping mee wordt bedoeld,waarvan geen terugkeer mogelijk is.

Hierna gaat de gelijkenis vrijwel onmerkbaar over in de toepassing:Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren (v.14). Deuitnodiging tot het Koninkrijk komt tot ons door Gods wil. Maar dat erweinigen binnen mogen gaan, is te wijten aan de achteloosheid en dedaaruit voortkomende ongehoorzaamheid van de geroepenen, als zijzich niet willen afscheiden van de wereld, of — al doen ze dit wel,zoals de bruiloftsgast zonder bruiloftskleed — weigeren te voldoenaan de in Gods Woord uiteengezette eisen, en eigen wegen gaan.

Wanneer we, om de loop van de gelijkenis goed te kunnen volgen,teruggaan tot het begin, zien we dat ook hier, evenals in de gelijkenisvan de verontschuldigingen (Lucas 14), een grote feestmaaltijd defundamentele gedachte vormt. In het beeld van een rijk en kostelijkmaal worden alle zegeningen samengevat, die God in zijn Koninkrijkheeft toebereid tot de volmaakte zaligheid van al de zijnen, die hiertijdens hun dikwijls zo moeizame aardse leven zo sterk naar hebbenverlangd en uitgezien. Voor deze gezamenlijke zegeningen wordt in deBijbel meermalen het beeld van een maaltijd gebruikt (Jes 25:6; Luc13:29; 14:16; Op 19:7,9). Terwijl de gelijkenis van Lucas 14 alleenspreekt van een grote maaltijd, vinden we hier het beeld uitgebreid toteen bruiloftsmaal dat een koning heeft bereid voor het huwelijk van

110

Page 56: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

zijn zoon. De bruiloft op zichzelf komt verder niet ter sprake maardient alleen ter verrijking van het beeld: om een idee te geven van devreugdevolle gelegenheid en de overvloedige maaltijd. Het Koninkrijkvan God wordt hiermee beschreven als de hoogst denkbare vreugdevan Gods Zoon, Hem door de Vader bereid, en wel zodanig dat voorde burgers van het Koninkrijk de persoon van Christus het middelpuntvan hun blijdschap is. De gezamenlijke gasten zijn hier symbolisch voordeze blijde burgers van het Koninkrijk der hemelen.

Evenals in de hiervoor genoemde gelijkenis in Lucas worden deeerst genodigden niet als verspreid wonende individuen gezien, maarals burgers van een stad (v.7). Zo hadden de burgers van het GodsrijkIsraël als zodanig van God de belofte ontvangen van de zegeningen vanzijn Koninkrijk. De slaven die de koning tot tweemaal toe uitzond, endoor sommige van de genodigden werden gedood, kunnen staan voorde profeten van het Oude Testament, voor Johannes de Doper, deHere Jezus, en zijn discipelen. Zoals de woorden van Johannesklonken: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, zoriepen de laatst gezonden slaven in naam van hun koning: Zie, Ik hebmijn maaltijd bereid ... Komt tot de bruiloft. Ook de Here Jezusverkondigde het evangelie van het Koninkrijk (Mat 4:23), en Hij zondzijn discipelen uit om hetzelfde te doen (Joh 20:21). Door middel vandeze dienaren riep God eerst het volk van de belofte; maar welk eenbelediging voor de grote Koning van Israël, toen het achteloosvoorbijging aan zijn heilsboodschap en zijn boodschappers, inclusiefzijn Zoon, smadelijk bejegenden en zelfs doodden. Dit alles heeftChristus voorzien en voorzegd, en Hij drukt dit zowel in beeld als opdirecte wijze uit: Zie, Ik zend tot u profeten en wijzen enschriftgeleerden. Van hen zult u sommigen doden en kruisigen en van henzult u anderen geselen in uw synagogen en vervolgen van stad tot stad,opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werd op deaarde ... Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht(Mat 23:34-36). Deze voorspelling werd historisch vervuld in de laterevervolgingen van de apostelen en hun medewerkers en mede-

111

gelovigen, door toedoen van de Joden (Hand 5:40; 7:58; 8:1; 12:2,3;enz.).

Ook deze gelijkenis toont dat aan Gods lankmoedigheid met zijnvolk eens een eind zal komen, en er hoe dan ook in de geschiedenisvan Gods Koninkrijk de periode begint, die enerzijds wordtgekenmerkt door de verwerping van Israël, en anderzijds door deroeping van anderen in zijn plaats. Over het oude volk zal dan Godstoorn ontbranden, en zo zal Hij in plaats van heilsboden de instru-menten van zijn oordeel over hen zenden. Hierdoor zal het volk datzich heeft bezoedeld met het bloed van Gods dienaars en van zijngeliefde Zoon, gestraft en grotendeels uitgeroeid worden en geennatie meer vormen. Dit is het beeld dat we in Matteüs 22:7terugvinden. Het laat tevens zien dat God de wereldmachten en dekoninkrijken van de wereld te allen tijde onder controle heeft. Zoalsde onvruchtbare vijgenboom (Luc 13:6 e.v.), die al zo lang nutteloosruimte besloeg in de goed toebereide wijngaard, tenslotte omgehaktmoest worden, zo viel ook het volk Israël als geheel onder Godsvernietigende oordeel, zijn nationale bestaan kwam ten einde.

Zodra in onze gelijkenis de gehele gemeenschap van de ontrouwestad was uitgeroeid, volgde een groot keerpunt in de geschiedenis.Het bruiloftsmaal moest immers op de gestelde dag en tijd doorgangvinden! Zoals de koning daartoe mensen van allerlei pluimage lietnodigen, zo gebeurde het dat na de verwerping van Israël de roep vanhet evangelie uitging naar de heidense volkeren. Hun zullen woordentoe geklonken hebben als die van Barnabas en Paulus tot de bewonersvan Lystra: Wij verkondigen u, dat u zich van dit ijdel bedrijf moetbekeren tot de levende God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat er inis gemaakt heeft. Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen,alle volken op hun eigen wegen laten gaan, en toch heeft Hij Zich nietonbetuigd gelaten door wèl te doen ... (Hand 14:15-17). In het nieuwetijdperk dat nu aanbrak, werd de leegte, ontstaan door de verwerpingvan Israël, opgevuld doordat de uitnodiging tot het Koninkrijk van Godnu algemeen en zonder onderscheid werd gericht tot alle mensen uit

112

Page 57: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

alle volken. Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aande ganse schepping (Mar 16:15), droeg Jezus zijn discipelen op.

Zoals maatstaven van geschikt of ongeschikt niet werdengehanteerd bij de laatste uitnodiging tot het bruiloftsmaal, zo laat ookGod het evangelie uitgaan tot bozen en goeden. In de gelijkenis van hetonkruid tussen de tarwe (Mat 13:24-30) mochten beide samenopgroeien tot de oogst, en pas toen werd het onkruid uitgetrokken enverbrand. Ook uit het sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerleibijeenbrengt, werd pas toen het vol was en op de oever getrokken, hetgoede in vaten verzameld en het ondeugdelijke weggeworpen (13:47,48). Zo werd in de bruiloftszaal met de komst van de koningopenbaar wie van de gasten niet geschikt werd bevonden de koningeer te bewijzen in een waardige deelname aan het feest voor zijnzoon. Misschien was het zelfgekozen kleed op het oog wel rijker enmooier, maar het was niet het passende kleed, dat hij wel hadontvangen maar niet aangetrokken.

Overgezet in de praktijk: in de ogen van de mensen in Jezus’ dagenscheen de gerechtigheid van de Farizeeën en schriftgeleerden wellichtzeer indrukwekkend, maar Jezus zei: Indien uw gerechtigheid nietovervloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult u hetKoninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan (Mat 5:20). Dezewoorden in aanmerking genomen, is het niet voldoende degerechtigheid van God te erkennen in zijn wetten, maar is hetnoodzakelijk deze ook te doen, zoals Jezus de discipelen in deBergrede voorhield. Het morele karakter daarvan komt overeen metGods heilige wil, die in zijn Koninkrijk wet is. De Here gaf de apostelJohannes een visioen van de Bruiloft van het Lam: Zijn vrouw heeft zichgereed gemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijnlinnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden derheiligen (Op 19:7,8). Het passende bruiloftsgewaad voor de gemeentevan Christus is dit kleed van de gerechtigheid.

Dat de gelijkenis spreekt van slechts één man die niet had gedaanwat hij moest doen, laat zien hoezeer het om de individuele mensgaat: voor God is een ieder voor zichzelf verantwoordelijk. Terwijl het

113

in de tijd van het oude Israël meestal om het volk als geheel ging,handelt God na Christus’ eerste komst op aarde met een ieder naarzijn persoonlijke geloof en gehoorzaamheid. Werd in het voorgaandedeel van de gelijkenis nog een hele stad verbrand om de zonde vanenkelingen, nu worden niet álle gasten de dupe van de onacht-zaamheid van één van hen, maar alleen hijzelf moet de gevolgenondergaan. De bedienden die de koning opdracht geeft hem te binden,vormen een andere groep van de koninklijke huishouding dan deeerder genoemde slaven, de boodschappers. Dit zijn, namelijk, dehuisbedienden (Grieks: diakonoi), te vergelijken met Gods trouwedienaren, de engelen. Zó zal het gaan bij de voleinding der wereld. Deengelen zullen uitgaan om de bozen uit het midden der rechtvaardigen afte zonderen, en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal hetgeween zijn en het tandengeknars (Mat 13:49; zie ook vn. 13 en 41).

Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren (Mat 22:14). Invergelijking met de vele genodigden blijven er maar weinigen over dievoldoen aan de onontkoombare voorwaarde voor toelating: bekeringvan hart en een nieuwe levenswijze in geloof, met de daaruitvoortvloeiende gehoorzaamheid. In feite gaat onder het beeld van degast zonder bruiloftskleed de meerderheid van de mensen schuil. Alsde Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? vroegde Here Jezus Zich eenmaal af (Luc 18:8). En toch is er die groepmensen waar de Here in zijn gebed tot de Vader over spreekt als demensen, die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Uhebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard. Deze getrouwenzal Hij op de dag van zijn terugkomst door zijn engelen als zijnuitverkorenen laten verzamelen. Laten wij er toch naar streven ookeenmaal tot deze uitverkorenen te mogen behoren.

114

Page 58: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

16

DE TIEN MAAGDEN

ALS de Here Jezus op de derde dag van de week vóór het Paschavoor de laatste maal de tempel te Jeruzalem verlaat, wijzen de

discipelen Hem trots op de grote pracht van de tempelgebouwen. Ma-ar de Here spreekt zijn droeve profetie over dit heiligdom uit, keerthet de rug toe en verlaat de stad voorgoed (Mat 24:1,2). Vergezeldvan zijn discipelen vertrekt Hij richting Bethanië, de welbekende wegover de Olijfberg volgend. Onderweg ontvouwt zich voor aller ogeneen wondermooi vergezicht, en de aanblik van het machtige tempel-complex brengt de discipelen tot hun vraag aan Jezus: Zeg ons,wanneer zal dat [de verwoesting van de tempel] geschieden, en wat ishet teken van uw komst en van de voleinding der wereld?

Boven gekomen gaat de Here zitten om te rusten. Hij geeft zijnantwoord in de vorm van een toespraak, waarin Hij hun voorhoudtwat zij over de tijd voorafgaand aan zijn wederkomst moeten wetenen overdenken. Hij spreekt over vele verleidingen en de verdrukkingdie ze zullen ervaren. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behoudenworden (v.13). Intussen zal het evangelie van het Koninkrijk in degehele wereld worden gepredikt tot een getuigenis voor alle volken.Naarmate het einde nadert zullen de weeën verergeren en deuitverkorenen met toenemend verlangen uitzien naar de komst van hunHere. Jezus waarschuwt hun niet al te spoedig het einde teverwachten, valse profeten niet te geloven, maar te letten op de waretekenen van zijn komst, met als laatste het teken van de Zoon desmensen (v.30), dat aan de hemel zal verschijnen, waarna zijn engelenonder luid bazuingeschal de uitverkorenen uit de vier windstrekenzullen verzamelen. Doch van die dag en die ure weet niemand. Demensen zullen, evenals in de dagen van Noach, bezig zijn met al diedingen die ze zelf belangrijk vinden, alsof er nooit iets zal veranderen,en geen acht slaan op de aangekondigde tekenen.

115

De meesten zullen op de dag waarop de Here naar de aardeterugkeert, in hun zorgeloosheid door zijn komst overvallen worden,en niet gereed zijn Hem op waardige manier te ontvangen. Maar totzijn discipelen zegt Jezus: Waakt dan, want u weet niet, op welke dag uwHere komt; en Weest ook u bereid, want op een uur, dat u het nietverwacht, komt de Zoon des mensen (vn.42,44). Dit woord waakt wordtalleen gebruikt in Bijbels Grieks, en heeft niets te maken met ‘waken’als tegenstelling van ‘slapen’. Het is hetzelfde als het waakzaam blijvenin het geloof dat we bijvoorbeeld vinden in 1 Korintiërs 16:13.

De Here illustreert dan zijn woorden met het voorbeeld van dehouding van de slaaf, die een heer over zijn dienstvolk heeft gesteldom tijdens zijn afwezigheid hun belangen te behartigen. Deze kantwee dingen doen. Of hij volbrengt trouw zijn taak en blijft geduldig,ook als zijn heer langer uitblijft dan hij had verwacht, óf hij verliest zijngeduld én zijn moraal. In het eerste geval heeft hij voor zijn meesterzijn waarde bewezen, in het andere wordt straf zijn deel. Zo zal hetook gaan met de dienaren van de Here Jezus: sommigen zullen trouwen waakzaam blijven, anderen volharden niet en verslappen in diewaakzaamheid, en een ieders gedrag zal bij de onverwachteterugkomst van de Here openbaar worden.

Jezus onderstreept nu zijn waarschuwende woorden tot zijndiscipelen met een gelijkenis over tien maagden (Mat 25:1-13). Er ishier, wat de nalatigheid van de genodigden aangaat, verband met devoorafgaande, over de man die zonder het vereiste bruiloftskleed aanhet feestmaal van zijn koning verscheen. Maar er is ook een voortgangte bespeuren, een ontwikkeling in de leer van Christus, als Hijwaarschuwt voor het gevaar dat zijn dienaars niet in staat zullen zijnHem bij zijn wederkomst te begroeten.

Deze gelijkenis brengt ons tot de dag waarop de bruidegom zalkomen. Ook hier valt de nadruk op de persoonlijke voorbereiding:niemand kan zich achter een gemeenschap verschuilen. Samen gingende meisjes de bruidegom tegemoet, samen wachtten ze op Hem,maar toen het grote moment aanbrak bleek wie er geschikt was,gereed voor de ontmoeting, en wie niet. Want ieder moest haar eigen

116

Page 59: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

lamp meebrengen en verzorgen. Hier is blijkbaar sprake vanbruidsmeisjes die een feestelijke processie zullen vormen om debruidegom ‘s avonds met hun lampjes te begeleiden op zijn weg naarde plaats van het feest. Deze lampen waren een soort aardewerkenschaaltjes, met een tuit voor de oliepit, die aan een draagstok kondenworden bevestigd. Uit de Joodse overlevering is bekend, dat in eenbruidsprocessie ongeveer tien van zulke lampen werdenmeegedragen, omdat tien het vereiste aantal was dat bij iedereofficiële plechtigheid aanwezig moest zijn, zoals bij de inzegening vaneen huwelijk. Bovendien is tien het getal voor volmaaktheid ofvolledigheid.

Wat in het verhaal van de gelijkenis gebeurde, wijkt enigszins af vanwat in het algemeen de Joodse gewoonte schijnt te zijn geweest.Namelijk dat de bruidegom zich op de dag van de bruiloft, vergezeldvan zijn vrienden, naar het huis van de bruid begaf om haar, nadat zijdaar door haar ouders aan hem was overgegeven, samen metvrienden en bruiloftsgasten naar zijn eigen huis of dat van zijn ouderste brengen, waar dan het bruiloftsfeest zou worden gevierd. Maar hierkwam de bruidegom waarschijnlijk uit een veraf gelegen plaats, en hetfeest vond daarom mogelijk plaats in het huis van de bruid. Hetzelfdewas het geval in Richteren 14:10 bij het huwelijk van Simson en,uiteraard, ook bij het huwelijk van Jakob met Lea (Gen 29:22). Voorhet verloop van de gelijkenis is dit verder niet van belang, omdat debruid hier immers toch op de achtergrond blijft. Het gaat om hetgedrag van de tien bruidsmeisjes, wier taak het was de bruidegom opte wachten en te ontvangen, en die daarna aan het bruiloftsfeesthoopten deel te nemen. Als ieder haar taak goed gedaan zou hebben,zouden ze samen een volmaakte bruidsstoet vormen.

Al onmiddellijk wordt in vers 2 vermeld dat vijf van haar dwaas envijf wijs waren en eveneens de reden waarom dit zo was, want dedwaze namen haar lampen mede, maar geen olie, doch de wijze namenolie in haar kruiken, met haar lampen. Dat de dwaze eerst wordengenoemd lijkt vreemd, maar in feite gaat het er juist om deachteloosheid van deze uit te laten komen tegenover de oplettendheid

117

van de overige vijf. De eerste gaven zich er geen rekenschap van dater zelf verantwoordelijk voor waren dat haar lampen zouden blijvenbranden zolang dit nodig was.

Op de plaats waar de stoet de bruidegom zou ontmoeten, werdhalt gehouden; misschien in een bevriend huis onderdak gevonden.Terwijl de tijd verstreek en de bruidegom uitbleef, vielen allengeleidelijk aan in slaap — totdat plotseling, midden in de nacht, deroep klonk: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! Snel handelenwas toen geboden. Alle meisjes begonnen haar lampjes te preparerentot een feestelijke verlichting; maar tot haar grote schrik ontdekten demeisjes die zich niet om reserve olie hadden bekommerd al snel dathaar lampen laag gingen branden en dreigden uit te gaan. Geeft ons vanuw olie, want onze lampen gaan uit was haar wanhopige reactie naar demeisjes met de extra olievoorraad in haar kruiken. Hun antwoord isbegrijpelijk. De raad die zij haar ongelukkige collega’s gaven, wasinderdaad het enige dat er voor hen nog op zat.

Maar helaas, als zij zo midden in de nacht al olie konden kopen, danbleek haar moeite toch tevergeefs, want inmiddels was de bruidegomgearriveerd. Langer uitstel van het feest was kennelijk niet mogelijk ende bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaalbinnen, en de deur werd gesloten. Toen de andere meisjes dan tenslottekwamen was het voor hen te laat. Wanhopig smeekten ze: Heer, heer,doe ons open! Echter zonder resultaat, want het Ik ken u niet dat zij tehoren kregen betekent niet dat de bruidegom niet zou weten wie zewaren, maar dat hij hen niet kende in de functie die zij hadden moetenvervullen bij de komst van de bruidegom. De gelegenheid die zijtijdens hun lange wachttijd lieten voorbijgaan, was niet meer in tehalen en ze werden als vreemdelingen buitengesloten.

Deze dwaze maagden vormen een beeld van diegenen in hetchristendom, die door hun levenshouding innerlijk vreemd zijn aan hetKoninkrijk der hemelen. Het gaat bij hen niet om een enkel verzuim,maar om een voortdurend negeren van de verantwoordelijkheden dieeen persoonlijke relatie met de Here oplegt. U bent mijn vrienden,indien u doet, wat Ik u gebied heeft Jezus tot zijn discipelen gezegd (Joh

118

Page 60: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

15:14). Toen eens iemand Hem vroeg: Here, zijn het weinigen, diebehouden worden? zei Hij tot hen: Strijdt om in te gaan door de engepoort, want velen, zeg Ik u, zullen trachten in te gaan, doch het nietkunnen. Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en dedeur gesloten heeft, zult u beginnen buiten te staan en aan de deur tekloppen, zeggende: Here, doe ons open, en hij zal antwoorden en tot uzeggen: Ik weet niet vanwaar u bent (Luc 13:23-25).

Ernstig klinkt daarom na de gelijkenis de waarschuwing die de Herezijn volgelingen geeft: Waakt dan, want u weet de dag noch het uur (Mat25:13). Het licht moet brandende worden gehouden, maar wat is hetessentiële element hiervan? Heel het leven van een volgeling vanChristus zou immers doordrongen moeten zijn van de verwachtingvan het Koninkrijk Gods?

119 120

Page 61: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

17

DE TALENTEN EN DE PONDEN

NADAT de Here Jezus zijn discipelen heeft voorgehouden: Waaktdan, want u weet de dag noch het uur (Mat 25:13), opent Hij zijn

volgende gelijkenis bijna abrupt met de woorden: Want het is als eenmens die, bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijnbezit toevertrouwde (v.14). Dat dit een langdurige reis zou worden,blijkt wel uit het feit dat deze heer het de moeite waard achtte zijnbezittingen uit handen te geven, zodat hier tijdens zijn afwezigheid ietsmee gedaan zou kunnen worden. Tot die taak riep hij geen vreemden,maar hij droeg het beheer over aan zijn eigen dienaren, daarbij eenieder op zijn bekwaamheden beoordelend. Van zijn eigen mensenmocht hij immers een optimale toewijding en ijver verlangen? In deverwachting dat zij de belangen van hun meester als die van zichzelfzouden beschouwen, kregen zij volledige vrijheid van handelen. Dedrie genoemde slaven zijn waarschijnlijk representatief voor de manierwaarop de eigenaar in het algemeen te werk ging bij de verdeling vanzijn geldelijk bezit. Dat dit een hoge waarde vertegenwoordigde blijkthieruit dat een zilveren talent 59 kg woog.

Uit alles blijkt dat de heer groot vertrouwen had in zijn dienst-knechten, want hij gaf hun voor een lange tijd een zeer aanzienlijkbedrag in handen, respectievelijk vijf, twee en één talent. Vanbetekenis is het aantal, dat niet een gelijkmatig aflopende lijn vormt —vijf, drie en één — maar vijf, twee en één bedroeg; dit maakt hetgedrag van de slaaf met de twee talenten meer vergelijkbaar met datvan die met het ene talent. In vergelijking met vijf talenten is tweeweinig, maar toch werd dit door de betrokken slaaf voldoende geachtom mee aan het werk te gaan.

Wat de twee eerstgenoemde slaven betreft, was het vertrouwenvan hun heer volkomen gewettigd: zij gingen terstond aan het werk,en het resultaat was dat zij tegen de tijd dat hun meester terugkwam

121

diens bezit hadden weten te verdubbelen. In schrille tegenstelling totde ijver en het succes van zijn collega’s, stond het gedrag van de derdeslaaf. Hij groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. Ditvan zijn heer geeft duidelijk aan hoe hij dit bezit scheidt van dat vanzichzelf. Met het behartigen van zijn eigen belangen is hij waarschijnlijkgewoon doorgegaan, zonder zich verder om de zaak van zijn meesterte bekommeren, hoewel deze toch alle recht had op de arbeid van zijnslaaf.

Toen de heer tenslotte verscheen en afrekening ging houden metzijn slaven, zien we het volgende gebeuren. Verheugd trad degene dievijf talenten bovendien had weten toe te voegen als eerste zijn heertegemoet, om verslag uit te brengen van zijn werk. Daarop mocht hijde blijde reactie uit de mond van zijn heer horen: Wèl gedaan, u goedeen getrouwe slaaf, over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal ik ustellen; ga in tot het feest van uw heer (v.20). Evenzo klonk de tweededienaar, na diens vrijwel gelijkluidende verslag, dezelfde heerlijkeuitnodiging tegemoet. De meester verlangde deze beide getrouwe enijverige dienstknechten te laten delen in de vreugde bij zijn terugkeer.

Hoe teleurstellend was daarna het optreden van de derde slaaf.Deze kon zijn meester slechts een dood, nutteloos gebleven,opgegraven voorwerp overhandigen. Brutaal trad hij deze tegemoet.Geen blaam zou hem treffen, meende hij, als hij het geld in zijnoorspronkelijke staat zou teruggeven. Zelfs waagde hij het zijn heer alseen uitbuiter aan de kaak te stellen. Breedsprakig verweet hij hem eenhard mens te zijn, die maait, waar u niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengtvan plaatsen, waar u niet hebt uitgestrooid (v.24). Een valsebeschuldiging, want zijn heer had zeer zeker gezaaid en uitgestrooidtoen hij zijn dienaren de talenten toewees. Daarom stond hijvolkomen in zijn recht om te maaien en bijeen te brengen. Scherp weeshij deze man dan ook terecht: U slechte en luie slaaf ... Dan had u mijngeld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendommet rente opgevraagd hebben. Luiheid was de oorzaak, en het langeuitblijven van zijn meester vermeerderde nog zijn schuld, wantgedurende al die tijd van gelegenheid was hij niet tot inkeer gekomen.

122

Page 62: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

Het gevolg was dat zijn heer hem het talent ontnam en hem overgafaan een uitzichtloze toestand, uitlopend op de dood.

De toepassing

Jezus is bezig de discipelen voor te bereiden op zijn naderende vertrekuit deze wereld, waarin Hij gearbeid had. Zeer binnenkort zal Hij hunopenlijk mededelen dat Hij van hen heen zal gaan, hoewel zij het nietzullen begrijpen (Joh 14:25-31). En wat tot dan toe alleen Hijzelf heeftbezeten, geeft Hij aan zijn discipelen door, opdat zij verder zorg zullenkunnen dragen voor de voortzetting van de voorbereiding tot deoprichting van Gods Koninkrijk op aarde.

De les die de discipelen uit deze gelijkenis moeten trekken, is datzij in de periode tussen het vertrek en de tweede komst van hun Heerop aarde, dienen te werken met hetgeen Hij hun toevertrouwt: deheilsboodschap, het woord der waarheid, het evangelie dat alleen totbehoudenis kan dienen wanneer het verkondigd en gehoord wordt.Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganseschepping, zal de Here Jezus na zijn opstanding zijn elf achterblijvendediscipelen opdragen, wanneer Hij hen als zijn apostelen gaat uitzenden(Mar 16:15). Toegerust met wat zij van hun Meester over de praktijkvan het discipelschap hebben geleerd, en met de bijzondere gavenwaarmee zij worden begiftigd om het fundament te leggen waar degemeente op gebouwd zal worden, het fundament van de apostelen enprofeten, terwijl Christus Jezus de hoeksteen is (Efez 2:20), zal dit getui-genis voor alle volken hun voornaamste taak zijn. In eerste instantiegeldt dit voor de discipelen die Jezus persoonlijk had gekozen en totzijn apostelen maakte, onderwezen en uitgezonden om op dezelfdewijze voor het Koninkrijk van God te werken als ze hun Meesterhadden zien doen.

Terwijl de gelijkenis van de tien maagden wijst op de noodzaak vanpersoonlijke waakzaamheid en gereedheid ten aanzien van Christus’wederkomst, richt die van de talenten de aandacht op de noodzaakvan werkzaamheid, die gedurende deze wachttijd van iedere gelovigepersoonlijk wordt gevraagd. Wie is de getrouwe en verstandige slaaf, die

123

de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel tegeven? Zalig de slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden. Voor-waar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen (Mat 24:45-47).Zij die met Christus’ werk bezig zijn, hebben steeds voor ogen hoe zevrucht voor Hem kunnen dragen, en zo zijn eer vermeerderen.

Al in de eerste eeuw zien we hoe de apostel Paulus gemeenteledenmoet vermanen, omdat zij anderen gaven benijden die zij zelf niet be-zitten. Hij symboliseert daarbij de gemeente in het prachtige beeld vanhet menselijk lichaam: U nu bent het lichaam van Christus en ieder voorzijn deel leden (zie 1 Kor 12:12-27). Op die wijze is er zowel ruimtevoor de dienaar met de vijf, als voor die met het ene talent. En is hetniet zo, dat voor iemand die met één of twee talenten moet werken,de toets vaak zwaarder is dan voor de man die er vijf tot zijn beschik-king heeft? In zijn boodschap aan één van de zeven gemeenten zegtdiezelfde Heer, die hier de gelijkenis uitspreekt, tot zijn dienaren: Ikzal u vergelden naar uw werken ... en wie overwint en mijn werken tot heteinde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen (Op2:23,26). Het heden is bovendien een oefening voor de toekomst, diede vrucht van de huidige moeizame arbeid aan het licht zal brengen.De dienstknecht die in het moedgevende besef van de nauwe relatiemet zijn Heer werkt, mag dankbaar zijn voor het vertrouwen dat hijgeniet en vreugde beleven in zijn dienst.

Er zullen dagen komen, dat u zult begeren één van de dagen van deZoon des mensen te zien en u die niet zult zien heeft Jezus zijn discipelenvoorgehouden (Luc 17:22). Maar zijn volgelingen weten dat de beloftevan zijn komst vaststaat, en zij putten voortdurend nieuwe kracht uitde toezegging van hun Meester: Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aande voleinding der wereld. Dan zal de tijd aanbreken dat de Zoon desmensen plaats zal nemen op de troon van zijn heerlijkheid en al devolken voor Hem verzameld zullen worden. Dan zal Hij een iedervergelden naar zijn werken. Elke onnutte slaaf zal Hij veroordelen enuitwerpen, maar iedere goede en getrouwe slaaf zal zijn vreugderoephoren: Wèl gedaan ... over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal iku stellen; ga in tot het feest van uw heer (Mat 25:23).

124

Page 63: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

DE PONDEN

Op het eerste gezicht komt deze gelijkenis sterk overeen met die overde talenten, maar bij nadere beschouwing zijn er toch duidelijkeverschillen. De gelijkenis van de ponden ging enkele dagen aan dieover de talenten vooraf, en Jezus sprak haar uit, zo zegt Lucas (19:11),omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij [zijn volgelingen] meenden, dathet Koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden. De Here wilde henduidelijk maken, dat zijn intocht in de stad en de komst van zijnKoninkrijk door een lange tijdsperiode gescheiden zouden zijn, waarinHij zelf afwezig zou zijn. In het beeld: Een man van hoge geboorte troknaar een ver land om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst tenemen en daarna terug te keren (v.12). Intussen zou er gewerkt dienente worden door de achterblijvenden, en het materiaal hiervoor werdhun door hun heer verschaft. Hier ontving ieder een gelijk deel, eenpond, een bedrag dat ongeveer een zestigste vertegenwoordigde vande waarde van een talent, maar toch een aanzienlijk bedrag, namelijkhet loon voor vier dagen arbeid van een dagloner.

De reis van de man van hoge geboorte hield verband met het hogerecht dat hij bezat om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangstte nemen, wat de burgers van zijn rijk echter probeerden tevoorkomen. Opvallend is de overeenkomst van dit gedeelte van Jezus’verhaal met een historische gebeurtenis uit die tijd. Toen Archelaüs,een zoon van Herodes de Grote, zich na diens dood naar Rome begaf,om daar bevestiging te verkrijgen van de koninklijke waardigheid diehem bij testamentaire beschikking van zijn vader was toegekend,volgde een Joodse delegatie hem om zijn benoeming te verhinderen.Hoewel er sindsdien meer dan dertig jaar was verlopen, moet dezegebeurtenis het volk toen nog vers in het geheugen hebben gelegen.

De opdracht die de slaven kregen: Drijft handel, totdat ik terugkom,werd, gezien de niet zo hoge waarde van het toevertrouwde geld, indit geval niet zozeer gegeven ter vermeerdering van het bezit, als welom deze mensen te toetsen. En de beloning die de heer na zijnterugkomst en onderzoek gaf, verschilde in die zin van die in de

125

gelijkenis van de talenten, dat allen beloond werden naar dehoeveelheid werk die werd verricht: het aantal steden waarover hungezag werd verleend, komt overeen met het aantal bijverdiendeponden. De behandeling van de slechte slaaf loopt parallel met die vande luie slaaf met het ene talent. Ook hem werd ontnomen wat hij had,en ook hem wachtte het doodvonnis.

De toepassing

Het zal een ieder duidelijk zijn dat Jezus met de man van hoge geboorteZichzelf bedoelt. Ook hier bereidt Hij zijn hoorders voor op zijnkomende vertrek, in dit geval niet alleen de twaalf maar zijnvolgelingen in het algemeen.

Wat de gelovigen van alle tijden gemeenschappelijk hebben, is degave van hun behoudenis in Christus, hun burgerschap van een rijk inde hemelen, waaruit zij de Here Jezus Christus als Verlosserverwachten, en hun kennis van het evangelie waardoor zij behoudenworden. Tien slaven ontvangen tien ponden: een volmaakte gift aaneen volmaakt aantal gelovigen. Het zijn slaven, dus in alle opzichten heteigendom van hun heer en hem toewijding en verantwoordingschuldig, zoals de gelovigen ten opzichte van hun Here staan. Deburgers in de gelijkenis, die hun heer haatten en niet wilden dat dezekoning over hen werd, beelden in eerste instantie de Joden af die, alsvolk en met name in hun leiders, de Here stelselmatig hebben af-gewezen en tenslotte verworpen en ter dood veroordeeld: Zij drongenaan en eisten onder luid geschreeuw dat Hij gekruisigd zou worden (Luc23:23). Het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: zijhebben Mij zonder reden gehaat (Joh 15:25; Ps 69:5).

Toen Jezus, na zijn werk op aarde volbracht te hebben, ten hemelvoer, gaf Hij zijn discipelen de opdracht: U zult mijn getuigen zijn teJeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde(Hand 1:8). Dit is een doorlopende opdracht voor al zijn volgelingentotdat Hij terugkomt, bekleed met grote macht en heerlijkheid. Godheeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon desmensen is. Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in

126

Page 64: Gelijkenissen van de Here Jezus Christus definitief cor · gebruik van illustraties uit het dagelijks leven en de natuur, die Hij zo goed kende. Aan de hand daarvan wist Hij de menigten,

de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie hetgoede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwadebedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel (Mat 24:30; Joh 5:27,29).

Ook in deze gelijkenis worden, als voorbeeld, slechts drie slavenbeoordeeld. De beide eersten zeggen in alle nederigheid: Heer, uwpond heeft winst gemaakt. Ze zijn kennelijk steeds uitgegaan van hetootmoedig besef, dat ze werken met wat ze van hun heer ontvingen.Wat hebt u, dat u niet ontvangen hebt? brengt de apostel Paulus deKorintiërs in herinnering, als hij hun voorhoudt dat ze zich niet moetenberoemen alsof dit niet zo was. Hiervan moeten ook de volgelingenvan Jezus zich voortdurend bewust zijn bij hun arbeid met de kostbareschat die hun werd toevertrouwd in het woord der waarheid. Dit bezigzijn is een voortdurende toets voor de gelovigen. Er wordt geplant, erwordt begoten en God geeft de wasdom; alle medearbeiders van Godzullen hun loon krijgen. Ieders werk zal aan het licht komen ... Indien hetwerk dat hij er op [het fundament Jezus Christus] gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen (1 Kor 3:8,13,14). Hoe ernstig dit moetworden opgevat, toont ook deze gelijkenis in de verwerping tot dedood toe van de slechte slaaf, wat evenzeer geldt voor de ontrouwedienaren van de Here Jezus zelf. Degenen die Hem als Verlosser enKoning afwijzen, zullen Hem toch als Rechter ontmoeten om doorHem geoordeeld te worden.

Voor wie in Hem hebben geloofd, is er een plaats in het Koninkrijkwaar zij voor altijd met de Here zullen zijn. Daar zullen zij hun loonontvangen: als heer over tien of over vijf steden, of welk aantal danook, gesteld te worden, een beloning die mogelijkheden biedt voornog ruimer dienstbetoon, en wel als koningen en priesters, wanneerhet koningschap der wereld is gekomen aan onze Here en aan zijnGezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden (Op11:15).

127 128