GD Veterinair februari 2012

4
De Gezondheidsdienst voor Dieren GD Veterinair | februari 2012 | 1 NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 18 • FEBRUARI 2012 Nieuw op DAP Contact, de website voor dierenartsen Praktijkmap Herkauwers: het onderdeel Rund van de GD Praktijkmap Herkauwers is geüpdatet. Digitaal panel: de GD is erg geïnteresseerd in uw mening als rundveedierenarts. Meld u nu aan voor het nieuwe digi-panel. VeeOnline: de komende tijd worden doorlopend nieuwe mogelijkheden aan VeeOnline toegevoegd. Huidbiopten bij het paard: richtlijnen en tips Het nemen van huidbiopten is een waardevolle methode voor dermatologische diagnostiek. Hierbij zijn een aantal richtlijnen van belang. Het laten onderzoeken van huidbiopten is met name geïndiceerd bij: 1.neoplastische veranderingen of verdenking hierop; 2.persisterende ulceratieve laesies; 3.verdenking op huidziektes die eenvoudig met huid- biopten vastgesteld kunnen worden, zoals eosinofiel granuloom, folliculaire dysplasie en immuungemedie- erde ziektes; 4.huidveranderingen die niet reageren op therapie; 5.vesiculaire huidaandoeningen. In het algemeen geldt: hoe meer biopten, hoe hoger de kans op een diagnose. Indien primaire en secun- daire laesies aanwezig zijn, is het verstandig beide te biopteren. Het inzenden van meerdere huidbiopten kost niets extra. Huidbiopten dienen niet te klein te zijn. Optimaal zijn punchbiopten (stansbiopten) van 6 mm diameter. Exci- siebiopten, genomen met een scalpel, zijn geïndiceerd voor grotere laesies bij vesiculae, bullae en pustels, maar ook bij processen in het subcutane vetweefsel. Punchbiopten geven vaak geen of onvoldoende subcu- taan vetweefsel. Voor de kroonrand gaat de voorkeur uit naar oppervlakkige, met een scalpel genomen, ‘scheerbiopten’, waarbij het bloeden door druk wordt gestopt. Full-thickness biopten kunnen namelijk ern- stige defecten in de hoefwand veroorzaken. De haren kunnen, indien nodig, voorzichtig worden afgeknipt zonder de huidoppervlakte te raken. Ook mag de huid niet geschoren of met zeep gereinigd worden, omdat korsten diagnostische waarde kunnen hebben. Voor- zichtig deppen met 70% alcohol mag wel. Indien op basis van huidbiopten geen definitieve diagnose mogelijk is, kan het spectrum van mogelijke aandoeningen meestal wel beperkt worden tot één groep, die door klinische differentiatie verder geredu- ceerd kan worden. Kijk voor het volledige artikel over het nemen van huidbiopten bij paarden op www.gddeventer.com. Dr. Nadine Meertens, veterinair patholoog Dat weten we omdat de GD op verzoek van de overheid elke twee jaar via een steekproefonderzoek vaststelt op hoeveel bedrijven het BVD-virus heerst. De afgelo- pen keren bleek het virus te circuleren onder jongvee van circa 20% van de bedrijven die niet deelnamen aan een BVD-bestrijdingsprogramma. Dit betekent dat op die bedrijven in het jaar voorafgaand aan het onderzoek nog een drager heeft rondgelopen. Bij een dergelijk hoog besmettingspercentage kunnen na vijf jaar alle bedrijven een actieve BVD-besmetting hebben doorgemaakt (5x20 =100%). De Nederlandse veehouders staan er alleen voor bij de bestrijding van BVD. Dat het ook anders kan bewij- zen de Zwitsers: veehouders, standsorganisaties en overheid werkten nauw samen om in slechts drie jaar tijd BVD uit te bannen. De bestrijding bevindt zich nu in de laatste fase. Noorwegen, Zweden en Finland zijn al vele jaren BVD-vrij en sinds de zomer van 2007 behoort ook Denemarken tot de BVD-vrije landen. Oostenrijk is zo goed als vrij. Hoewel de aanpak van BVD in deze landen weer net iets anders verliep, is er een belangrijke overeenkomst: om werkelijk vooruitgang te boeken, is een lande- lijke - lees: gecoördineerde - aanpak vereist. Recent is Duitsland gestart met een landelijke aanpak van BVD met behulp van oorbiopten in combinatie met vac- cinatie. De Duitse verordening om runderen tegen een BVD-infectie te beschermen beslaat niet meer dan vijf pagina’s. Hiermee is de landelijke aanpak geregeld. Waar wachten we nog op? Drs. Ad Moen, rundveedierenarts Stevige aanpak BVD in het buitenland In Nederland wordt, ondanks de initiatieven en serieuze inspanningen van duizenden veehouders, op landelijk niveau weinig vooruitgang geboekt met de bestrijding van BVD.

description

GD Magazine

Transcript of GD Veterinair februari 2012

Page 1: GD Veterinair februari 2012

De Gezondheidsdienst voor Dieren

VeterinairVeterinairVeterinair

GD Veterinair | februari 2012 | 1

02020202020202020202NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 18 • FEBRUARI 2012

Nieuw op DAP Contact, de website voor dierenartsenPraktijkmap Herkauwers: het onderdeel Rund van de GD Praktijkmap Herkauwers is geüpdatet.Digitaal panel: de GD is erg geïnteresseerd in uw mening als rundveedierenarts. Meld u nu aan voor het nieuwe digi-panel.VeeOnline: de komende tijd worden doorlopend nieuwe mogelijkheden aan VeeOnline toegevoegd.

Huidbiopten bij het paard: richtlijnen en tipsHet nemen van huidbiopten is een waardevolle methode voor dermatologische diagnostiek. Hierbij zijn een aantal richtlijnen van belang.

Het laten onderzoeken van huidbiopten is met name geïndiceerd bij: 1.neoplastische veranderingen of verdenking hierop;2.persisterende ulceratieve laesies;3.verdenking op huidziektes die eenvoudig met huid-biopten vastgesteld kunnen worden, zoals eosino� el granuloom, folliculaire dysplasie en immuungemedie-erde ziektes;4.huidveranderingen die niet reageren op therapie;5.vesiculaire huidaandoeningen.

In het algemeen geldt: hoe meer biopten, hoe hoger de kans op een diagnose. Indien primaire en secun-daire laesies aanwezig zijn, is het verstandig beide te biopteren. Het inzenden van meerdere huidbiopten kost niets extra.

Huidbiopten dienen niet te klein te zijn. Optimaal zijn punchbiopten (stansbiopten) van 6 mm diameter. Exci-siebiopten, genomen met een scalpel, zijn geïndiceerd

voor grotere laesies bij vesiculae, bullae en pustels, maar ook bij processen in het subcutane vetweefsel. Punchbiopten geven vaak geen of onvoldoende subcu-taan vetweefsel. Voor de kroonrand gaat de voorkeur uit naar oppervlakkige, met een scalpel genomen, ‘scheerbiopten’, waarbij het bloeden door druk wordt gestopt. Full-thickness biopten kunnen namelijk ern-stige defecten in de hoefwand veroorzaken. De haren kunnen, indien nodig, voorzichtig worden afgeknipt zonder de huidoppervlakte te raken. Ook mag de huid niet geschoren of met zeep gereinigd worden, omdat korsten diagnostische waarde kunnen hebben. Voor-zichtig deppen met 70% alcohol mag wel. Indien op basis van huidbiopten geen de� nitieve diagnose mogelijk is, kan het spectrum van mogelijke aandoeningen meestal wel beperkt worden tot één groep, die door klinische differentiatie verder geredu-ceerd kan worden.

Kijk voor het volledige artikel over het nemen van huidbiopten bij paarden op www.gddeventer.com.

Dr. Nadine Meertens, veterinair patholoog

Dat weten we omdat de GD op verzoek van de overheid elke twee jaar via een steekproefonderzoek vaststelt op hoeveel bedrijven het BVD-virus heerst. De afgelo-pen keren bleek het virus te circuleren onder jongvee van circa 20% van de bedrijven die niet deelnamen aan een BVD-bestrijdingsprogramma. Dit betekent dat op die bedrijven in het jaar voorafgaand aan het onderzoek nog een drager heeft rondgelopen. Bij een dergelijk hoog besmettingspercentage kunnen na vijf jaar alle bedrijven een actieve BVD-besmetting hebben doorgemaakt (5x20 =100%). De Nederlandse veehouders staan er alleen voor bij de bestrijding van BVD. Dat het ook anders kan bewij-zen de Zwitsers: veehouders, standsorganisaties en overheid werkten nauw samen om in slechts drie jaar tijd BVD uit te bannen. De bestrijding bevindt zich

nu in de laatste fase. Noorwegen, Zweden en Finland zijn al vele jaren BVD-vrij en sinds de zomer van 2007 behoort ook Denemarken tot de BVD-vrije landen. Oostenrijk is zo goed als vrij.Hoewel de aanpak van BVD in deze landen weer net iets anders verliep, is er een belangrijke overeenkomst: om werkelijk vooruitgang te boeken, is een lande-lijke - lees: gecoördineerde - aanpak vereist. Recent is Duitsland gestart met een landelijke aanpak van BVD met behulp van oorbiopten in combinatie met vac-cinatie. De Duitse verordening om runderen tegen een BVD-infectie te beschermen beslaat niet meer dan vijf pagina’s. Hiermee is de landelijke aanpak geregeld. Waar wachten we nog op?

Drs. Ad Moen, rundveedierenarts

Stevige aanpak BVD in het buitenlandIn Nederland wordt, ondanks de initiatieven en serieuze inspanningen van duizenden veehouders, op landelijk niveau weinig vooruitgang geboekt met de bestrijding van BVD.

Page 2: GD Veterinair februari 2012

2

Schmallenbergvirus: blijf meldenDe meldingen aan de GD Veekijker van diarree, koorts en melkproductiedaling bij rundvee vanaf augustus 2011 en van de geboorte van misvormde lammeren vanaf 1 december 2011 hebben geresulteerd in een eerste overzicht van de huidige besmettingen met het Schmal-lenbergvirus. Veterinair Nederland toont op-nieuw dat effectief wordt samengewerkt.

In onze buurlanden komen aandoeningen voor die wij hier liever niet hebben. Naarmate de landen verder weg liggen, nemen niet alleen de aantallen ongewenste aandoeningen toe, maar ook de ernst van de afwijkingen en de schade die ze in ons land kunnen veroorza-ken. Bluetongue stond in 2004 op ons lijstje van verwachte aandoeningen. Dat bluetongue al in augustus 2006 voor het eerst in Neder-land zou worden aangetoond hadden we niet verwacht. Doordat collega’s in de praktijk alert reageerden, bleef de schade destijds relatief beperkt.

Vanaf begin augustus 2011 hebben dieren-artsen verspreid over Nederland problemen gemeld op rundveebedrijven. Diarree, koorts en melkproductiedaling kunnen verschillende oorzaken hebben, maar het beeld en tijdstip waren afwijkend. Aangeboren afwijkingen komen altijd voor. Maar de combinatie van arthrogrypose, torticollis, scoliose, kyfose en brachygnathia inferior, bij meerdere pasgebo-ren lammeren in korte tijd, is in ons land niet eerder beschreven. Binnen twee weken kregen we dergelijke meldingen van verschillende praktijken. Op 9 december stelden wij u per mail op de hoogte van dit probleem en daarna bent u blijven melden, eerst bij ons en later bij de NVWA.

Meer informatie over bovenstaande aandoe-ning vindt u op www.gddeventer.com.

Dr. Piet Vellema, dierenarts kleine herkauwers

GD BO Melk en gevoeligheidstestenHet bacteriologisch melkonderzoek bij de GD is vernieuwd! Sinds 1 januari voert de GD één type onderzoek uit dat voor alle mastitismonsters geschikt is: GD BO Melk.

Er was op deze bedrijven, waaronder ook enkele van Nederlandse eigenaren, sprake van koorts, anorexia, opbreken van complete groepen gelten, late verwer-pers, vroeggeboorte, veel doodgeboren biggen, veel mummies, verhoogde uitval van zuigende biggen, verhoogde uitval van biggen na spenen en hoge veterinaire kosten als gevolg van secundaire infecties. In alle gevallen is een Amerikaanse PRRSv-stam aangetoond en ondanks de uitgebreide bemonstering nooit een Euro-pese stam. Een eerste routinematige sequentieanalyse en de gemeenschappelijk connectie met een bepaalde groep KI-stations doet vermoeden dat sprake is van één en dezelfde Amerikaanse stam die leidt tot deze kliniek. Nadere analyses worden nog uitgevoerd.

Het PRRS-virus kan overgebracht worden via sperma. Het virus kan bij geïnfec-teerde beren in het sperma worden aangetoond, zelfs in afwezigheid van een viraemie. Infectie van zeugen via inseminatie is dus mogelijk. Bij infectieproeven is het PRRS-virus aan het sperma toegevoegd in doses die beduidend (± 10x) hoger waren dan wat in sperma van geïnfecteerde beren doorgaans wordt aan-getoond. Deze experimenten leidden tot infectie bij de zeugen, maar nauwelijks tot een lager drachtigheidspercentage bij de geïnsemineerde zeugen. Als een eenmaal geïntroduceerde infectie in een gevoelige zeugenstapel zich uitbreidt, is kliniek bij contactdieren in een laat drachtstadium uiteraard denkbaar.

Bij de uitbraken in Duitsland is (nog) niet aangetoond dat de infectie via sperma is verspreid. Ook andere varianten zijn denkbaar zoals via transportmiddelen.

Dr. Theo Geudeke, varkensdierenarts

PRRS-uitbraken in DuitslandElf zeugenbedrijven in het oosten van Duitsland die voorheen PRRS-onverdacht waren kampten tussen juli en oktober 2011 met klinische verschijnselen van een PRRS-infectie.

Deze overgang omvat een aantal aspecten. Ten eerste maakt de GD gebruik van een nieuwe monsterbuis. Hiermee kan eenvoudiger een melkmonster genomen worden, met minder kans op verontreiniging. Ook is de doorlooptijd van de mon-sters gemiddeld een dag korter geworden, dankzij een nieuwe identi� catie- en differentiatietechniek. De meeste GD BO Melk-uitslagen worden binnen 2 dagen aan u en de veehouder gerapporteerd. Bovendien maakt de nieuwe techniek (op basis van lasertechnologie) verdere differentiatie binnen de groep coagulase- negatieve stafylokokken (CNS) mogelijk, zodat u nog gerichter aan de slag kunt.

U kunt nu zelf kiezen of de aanvullende gevoeligheidstesten per monster of per inzending moeten worden uitgevoerd. Op de voorkant van het nieuwe inzendfor-mulier Rund kunt u aankruisen of u een gevoeligheidstest per monster wenst. Er wordt dan één testpanel uitgevoerd of, in het geval van verschillende isolaten, meerdere. Op de achterkant van het formulier kunt u ook het aantal gevoelig-heidstesten per inzending aanvragen. De GD-analist bepaalt dan voor welke kiem het inzetten van een antibiogram het meest logisch en waardevol is. De testpa-nels van de GD worden in de toekomst aangepast, zodat ze goed bij het nieuwe Formularium Melkvee aansluiten.

Ter introductie worden pakketten met nieuwe buizen en inzendmateriaal verzon-den aan deelnemers van GD Tankmelk Uiergezondheid en veehouders die vorig jaar 5 of meer monsters bacteriologisch hebben laten onderzoeken door de GD. Pakketten en losse buizen zijn uiteraard ook te bestellen in de GD-webwinkel.

Ing. Sabine Tijs, zoötechnisch specialist uiergezondheid

Page 3: GD Veterinair februari 2012

GD Veterinair | februari 2012 | 3

Wanneer door onvoldoende drainagecapaciteit alleen regenwater op het grasland ligt, zijn de risico’s beperkt. Indien echter zogenaamd ‘ge-biedsvreemd water’ over het grasland stroomt, kunnen de risico’s groot zijn. Maar niet al het gebiedsvreemd water is hetzelfde. Water dat gemengd is met water afkomstig uit een riooloverstort levert een groter risico op dan water uit een relatief schone beek. Water uit rivieren en kanalen met scheepsvaart kan ook een risico vormen voor de diergezondheid. De grootste bedreigingen zijn echter meestal niet de zware metalen of de organische verontrei-nigingen, maar de bacteriële verontreinigingen die meekomen met het water.

De laatste tijd krijgt de GD vragen over de risico’s van overstromingen voor gras en diergezondheid. Om de risico’s goed te beoordelen en te bepalen of nader onderzoek nodig is, moet de herkomst van het water dat op het grasland ligt bekend zijn.

Uit een risico-inventarisatie van verontreinigd oppervlaktewater blijkt dat een aantal soorten micro-organismen een concrete bedreiging vormen voor de gezondheid van grazende dieren. Salmonella en Listeria zijn daarvan de voornaamste. Daarnaast kunnen veel andere micro-organismen, zoals Neospora en BVD, via het water van de ene wei naar de andere wei worden overgedragen.De vraag is natuurlijk: ‘Hoe weet ik of het gras weer te gebruiken is?’ Door goed te kijken en eventueel onderzoek te laten doen. Kijk of er (nog) gronddeeltjes aan het gras zitten. Zo niet, dan is de kans op verontreinigingen een stuk kleiner. De meeste bacteriën hech-ten namelijk aan gronddeeltjes. In het verleden is gebleken dat een eenmalige overstro-ming zelden leidt tot verontreinigingen met zware metalen of organische verbindingen. Voor bacteriologische verontreinigingen gaat dit helaas niet op. Bent u niet zeker, laat dan het gras onderzoeken op Salmonella en Listeria.

Dr. Guillaume Counotte, veterinair toxicoloog

Overstroming grasland: risico’s voor koeien en schapen

LABBEPALING VAN DE MAAND

De meting van het antibioticumgebruik is gebaseerd op de logboekgegevens van de die-renarts (welk middel, welke antibioticagroep, dosering, op welke leeftijd van de kuikens, en-zovoorts). Het bijzondere van de antiboticum-registratie bij pluimvee is dat de dierenarts ook registreert op basis van welke klinische verschijnselen de behandelingen voorgeschre-

Dalende trend antibioticagebruik in de vleeskuikenhouderijHet antibioticagebruik in de vleeskuikenhouderij vertoont een dalende trend. Dit blijkt uit metingen die in de afgelopen vier jaar zijn uitgevoerd.

GD-cursus Diagnostiek Infecties RundveePractici hebben vrijwel dagelijks te maken met de toepassing en interpre-tatie van laboratoriumtesten in relatie tot infectieziekten. De cursus Diagnos-tiek Infecties Rundvee gaat in op de achtergronden en toepassing van testen voor de belangrijkste infectieziekten. Ook wordt aandacht besteed aan de dynamiek van infecties en de mogelijk-heid om op een bedrijf infecties aan te tonen dan wel uit te sluiten. Tot slot is er veel ruimte voor interessante casuïs-tiek. De cursus wordt op 13 maart 2012 gegeven in Deventer, van 14.30 tot 20.00 uur. De kosten bedragen € 385,- per deelnemer (inclusief maaltijd). De maximale groepsgrootte is 25 personen.

ven worden. In de meting1 vindt u daarom niet alleen de frequentie waarmee middelen gebruikt worden en het aantal dagdoseringen per dierjaar, maar ook de reden van behandelen.Sinds 1 januari 2011 is het verplicht om alle gebruik van antibiotica bij vleeskuikens te melden aan het PPE. In 2008, 2009 en 2010 was de meting in de vleeskuikensector nog gebaseerd op vrijwillige registratie; circa 50% van de vleeskuikenbedrijven kwam toen voor in de database.

De piek in 2009 ging gepaard met speci� eke gezondheidsproblemen (enterococcen) in de vleeskuikensector. Deze problemen liepen in mindere mate door tot in 2010 en 2011. Het gebruik van antibiotica in 2010 lag desondanks op een beduidend lager niveau dan in 2009 en is gedurende het jaar ook afgenomen. Het aantal van 25,2 dd/dj over 2011 heeft betrek-king op de eerste drie kwartalen; vergeleken met 2010 wijst het op een verdere daling van het antibioticumgebruik.

De centrale registratie is inmiddels ook al gebruikt om dierenartsen en pluimveehouders de mogelijkheid te geven hun gebruik of voorschrijfgedrag te vergelijken (benchmarking).

1 Zie www.pve.nl voor de volledige rapportages “Meting antibioticagebruik vleeskuikenhouderij”

over 2008, 2009 en 2010.

dagdoseringen per dierjaar (dd/dj) 2008-2011 (2011: 1e t/m 3e kwartaal)

aant

al d

d/dj

40

35

30

25

20

152008 2009 2010 2011

Page 4: GD Veterinair februari 2012

RedactieCouzijn BosGuillaume CounotteTheo GeudekeJos HeijmansCatholine KosterEva OnisThijs Roumen

ISSN 1388-4042

Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van de GD.

Prepress en productiecoördinatieSenefelder Misset Doetinchem

Basisontwerpde PLOEG communicatie

VormgevingX-Media Solutions Doetinchem

DrukwerkSenefelder Misset Doetinchem UitgeverGD Deventer

Verschijningsfrequentie12 keer per jaar

De Gezondheidsdienst voor Dieren

Postbus 9, 7400 AA DeventerT. 0900-1770, F. 0570-63 41 04www.gddeventer.com, [email protected]

Alle genoemde tarieven zijn exclusief BTW en basiskosten.

Forse productiedaling op legbedrijvenIn de afgelopen maanden hebben enkele legbedrijven de GD benaderd in verband met langdurige, forse daling van de eiproductie (30% en hoger). Het onderzoek op AI verliep negatief, er kon tot nu toe geen oorzaak worden vastgesteld. De GD zoekt verder. Mocht u in de praktijk te maken krijgen met een legbedrijf met een soortgelijk productieprobleem, neem dan contact op met de centrale dierenarts van de GD-divisie Pluimvee (tel. 0570-660495). Het gaat tot nu toe slechts om incidentele gevallen.

Nieuws en mededelingenNieuws en mededelingenNieuws en mededelingenCursus luchtwegaandoeningen varkensOp 15 februari van 13.00 tot 20.00 uur organiseert de GD een cursus voor varkenspractici over luchtwegpathoge-nen. Inleiders in deze cursus zijn dr. Willie Loeffen (CVI, over In³ uenza), drs. ing. Frits Bouwkamp (GD, over di-agnostiek van In³ uenza), drs. Tijs Tobias (FD, over App), drs. Tom Duinhof (GD, over aanpak PRRS) en ing. Maaike Meijerink (GD, over stalklimaat). Tot slot worden na het buffet een aantal casussen besproken door dr. Jobke van Hout (GD), waaronder de toepassing van antimicrobiële therapie.

Studiegroepen uiergezondheidIn het najaar van 2011 zijn op 12 locaties in het land Master-classes Uiergezondheid gehouden. In goed gevulde zalen gingen GD-uiergezondheidsdeskundigen Richard Olde Riekerink en Christian Scherpenzeel met veehouders in gesprek over vaarzenmastitis en een veranderend celgetal. Deze succesvolle masterclasses krijgen in februari en maart een prak-tisch vervolg in de vorm van studiegroepen. Alle deelnemers van GD PlusZorg Extra hebben een aanmeldformulier ontvangen voor gratis deelname aan een studiegroep op een gastadres in de buurt. Onder leiding van een GD- buitendienstmedewerker zullen diverse aspecten (zoals voeding, huisvesting, klimaat en melkstal) vanuit het oogpunt van uiergezondheid belicht worden.

Streptococcus suis: autovaccin of gevoeligheidsbepaling?Indien bij een sectie van biggen met een Streptococcus suis-infectie een autovaccin wordt aangevraagd, dan voert de GD niet standaard een gevoeligheidsbepaling uit. Op speciaal verzoek is dat wel mo-gelijk. Overigens blijkt dat het resistentiepatroon de laatste jaren weinig verandert. Sinds 2008 zijn slechts zeer sporadisch isolaten gevonden die ongevoelig waren voor Penicilline/Ampicilline.

GD-divisie paard start met online nascholingOnline nascholen is in opkomst, zorgt voor ef� ciënte kennisverspreiding en voorkomt lange reistijden. Daarom start de GD in maart met de eerste online nascholing ‘Besmettelijke neurologische aandoeningen bij het paard’. Gedurende anderhalf uur discussiëren specialisten, waar-onder Dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, Dr. Kees van Maanen en een praktiserend dierenarts, over dit onderwerp. Deelnemende dierenartsen kunnen van achter hun computer live meediscussiëren en tegelijker-tijd hun kennis toetsen door vragen te beantwoorden. De introductieprijs voor deze eerste online nascholing bedraagt € 25,- excl. BTW. Aanmelden kan via www.vettalks.nl. Nieuwe iViP IC-bijeenkomsten

iViP organiseert vanaf april 2012 weer Interactieve Cursusavonden en -dagen (IC-bijeenkomsten) om de jonge dierenarts (0 tot 5 jaar werkervaring) te helpen een brug te bouwen tussen de geleerde ken-nis en het dagelijks praktijkleven. De GD ondersteunt dit als een van de hoofdsponsors met onder meer inleiders en expertise. Tijdens de IC-bijeenkomsten wordt er in een gezellige, laagdrempelige setting met elkaar en een specialist gesproken over alles wat er bij het vak komt kijken. Meer weten over de IC-bijeenkomsten? Ga dan naar www.ivip.nl en maak kans op een gratis iViP IC-jaar of een dierge-neeskundig boek naar keuze.