Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de...

286
Tooinflooiters en zwaovelties meer dan 10 jaar vogels kijken en tellen in Oud-Beijerland Frank van Gessele Vogelwerkgroep Hoekschewaards Landschap Afd. West. Oud-Beijerland, maart 2010

Transcript of Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de...

Page 1: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

meer dan 10 jaar vogels kijken en tellen in Oud-Beijerland

Frank van Gessele

Vogelwerkgroep Hoekschewaards Landschap Afd. West. Oud-Beijerland, maart 2010

Page 2: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

2

Kuifeendenfamilie in de Kleiput Foto’s: van schrijver, tenzij anders vermeld

Vogelwerkgroep Hoekschewaards Landschap Frank van Gessele Van den Bergstraat 50 3263 EB Oud-Beijerland 0186-613417 e-mail: [email protected]

Page 3: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4 2. Gebied 5 2.1 het Spui 5 2.2 het Spuipark 6 2.3 Kleiput en Oude Tol 7 2.4 De Staart 7 2.5 De Oude Maasoever 8 2.6 Het Laningpark 10 2.7 Overige terreintjes van ornithologisch belang 10 3. werkwijze, methode 11 4. broedvogels 12 4.1 broedvogels historisch 12 4.2 broedvogels actueel 13 4.2.1 stads- en dorpsvogels 17 4.3 vergelijking <1977 en 2004-2007 20 5. niet-broedvogels 21 5.1 voorkomen niet-broedvogels 21 5.2 wintertellingen 21 5.2.1 wintervogeltelling SOVON Vogelonderzoek Nederland 23 5.2.2 P.T.T. tellingen 25 5.3 vogeltrek over Hoeksche Waard en Oud-Beijerland 27 5.4 vogelconcentraties en slaapplaatsen 27 6. uitgelicht: Kleiput en Oude Tol 28 6.1 beschrijving gebied 28 6.2 Kleiput & Oude Tol in de pers 30 6.3 historisch overzicht 34 6.4 tien jaar vogelonderzoek in het Kleiput & Oude Tolgebied 55 6.4.1 broedvogels 56 6.4.2 niet-broedvogels 56 7. uit het veld 60 8. soortbesprekingen 67 8.1 overzicht van vogelwaarnemers 273

9. slotwoord, aanbevelingen 274 10. overzicht van gebruikte literatuur.. 277 11. dankwoord 279 - Bijlagen 1 t/m 4 280 - Inhoudsopgave soortbesprekingen 285

Page 4: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

4

1. Inleiding

Oud-Beijerland is niet bepaald een gemeente, welke een rijk scala van natuur binnen haar grenzen herbergt. Een derde deel van de gemeente is bebouwd gebied. Het overige deel wordt overwegend gebruikt voor (grootschalige) akkerbouw. Alleen de noordrand, langs de rivieren Spui en Oude Maas, en plaatselijk enkele kreken en kreekoevers, herbergen stukken natuur van enig belang. De reden dat er toch een uitgebreide reeks vogelwaarnemingen van het gebied binnen de gemeentegrenzen voorligt, is dan ook minder de natuurlijke rijkdom in Oud-Beijerland maar meer dat schrijver zich er in 1989 vestigde, aanvankelijk korte tijd in Zuidwijk en vanaf 1992 in de wijk Spuioever. En waar is het gemakkelijker vogels kijken dan in je eigen omgeving? De vogelwerkgroep van het Hoekschewaards Landschap (HWL) is sinds 1981 op het eiland actief. Dit rapport beslaat in hoofdlijnen de periode 1997 – 2007, toen delen van de gemeente Oud-Beijerland, systematisch werden geïnventariseerd op vogels. Recentelijk zijn nog enkele aanvullingen tot en met 2009 opgenomen. Voor die tijd werden gegevens verzameld uit het Laningpark (1990), uit enkele plots in polder Oud-Beijerland (1992) en delen van de bebouwde kom van Oud-Beijerland (1993) in het kader van het avifaunaproject ‘Vogels van de Hoeksche Waard’. Al in 1988 en 1989 vond een broedvogelinventarisatie plaats van het Zomerlanden Gorzenbos West, waarvan het westelijk deel binnen de gemeente Oud-Beijerland ligt. In 1996 werd de Oud-Beijerlandse Kleiput en het aangrenzende Oude Tolgebied, gelegen aan het Spui ontdekt als een plek waar altijd veel soorten vogels, dichtbij huis, te zien waren. Vooral voor watervogels was en is de put van belang als rust- en foerageergebied. De oudste gegevens welke bij naspeuringen boven water kwamen dateren van 1975 en 1976 ! Toen al bleek ook dat er vanaf 1973 door Hoeksche Waard Alarm, de voorloper van de huidige werkgroep Milieu en Planologie van het HWL, actie gevoerd is om de Kleiput als ornithologisch waardevol gebied te behouden. Kleiput en Oude Tol zijn van 1997 tot 2006 zeer regelmatig zowel ’s zomers als ’s winters op (broed)vogels geteld, wat een schat aan gegevens heeft opgeleverd. Na de eeuwwisseling werden enkele jaren intensief de kraaiachtigen in de gemeente Oud-Beijerland gevolgd. Vanaf 2004 tot 2007 zijn integraal de schaarse broedvogels in de gemeente in kaart gebracht en gemonitord, waaronder ook de roofvogels en uilen. In deze periode werden de ook gehele noordrand van de gemeente en een deel van het dorpscentrum integraal op broedvogels geïnventariseerd. Er werden soortspecifieke broedvogelinventarisaties uitgevoerd van soorten als Huiszwaluw (jaarlijks sinds 1987), Gierzwaluw (in 1993), Blauwe Reiger (jaarlijks sinds 2005), Kauw (in 2005), Muskuseend (in 2005+2006) en stadsvogels via het project M.U.S. (jaarlijks vanaf 2007). Tellingen in het winterhalfjaar, zoals wintervogeltellingen, punt-transecttellingen (P.T.T.) , roofvogeltellingen en watervogeltellingen verschaften veel gegevens over doortrekkende of overwinterende vogels in Oud-Beijerland. Historische gegevens over broedvogelonderzoek binnen de gemeente Oud-Beijerland werden gevonden in het archief van de provincie Zuid-Holland. Deze waren afkomstig van broedvogelinventarisaties in het kader van het project ‘Randstad en Broedvogels 1981’. Hoewel niet compleet (telgebied R102 -polder Oud-Beijerland c.a.- werd niet geïnventariseerd), geven deze gegevens een goede indruk van de broedvogelstand binnen de gemeentegrenzen in de inventarisatiejaren 1974 en 1977. Veel projecten zijn uitgevoerd door schrijver, samen met leden van de afd. West van de vogelwerkgroep. Ook derden leverden een bijdrage.

Page 5: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

5

2. Gebied De gemeente Oud-Beijerland ligt in de Hoeksche Waard ten zuiden van het Rijnmondgebied en heeft een oppervlakte van 1960 ha. De bebouwde kom beslaat circa 600 ha en bevindt zich in het noorden van de gemeente. In het noordoosten bevindt zich het bedrijventerrein De Bosschen. De gemeente wordt in het noorden begrensd door het Spui en de Oude Maas, in het noordoosten door De Vliet, in het oosten en zuiden door de Oud-Beijerlandsche Kreek en in het westen door de Nieuw-Beijerlandsche Kreek (Fig. 1). Het zuidelijk deel, polder Oud-Beijerland, Moerkerken, Cromstrijen en de Group, heeft een agrarische functie. Het wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de teelt van tarwe, aardappelen en suikerbieten; ook vindt men er (laagstam-)boomgaarden, enkele glastuinbouwbedrijven, een camping en enkele kleine percelen weiland. Hieronder worden de ornithologisch belangrijkste (deel)gebieden in de gemeente kort

beschreven: 2.1 Het Spui (ca. 4 km oever in de gemeente Oud-Beijerland) De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend uit grasgorzen. Plaatselijk zijn kleine oppervlakten riet en biezen aanwezig. De meeste gorzen worden beweid, kleine oppervlakten zijn in gebruik als akkerland of recreatiegebied. Tot de afsluiting van het Haringvliet (1970) maakte het Spui deel uit van het zoetwatergetijdengebied. De gorzen in dit gebied waren begroeid met biezen, dotterbloemrietlanden, rietruigten en grienden. Na de afsluiting van het Haringvliet kwamen de gorzen en een deel van de

slikken permanent droog te liggen. De slikken raakten begroeid. De gorzen zijn in gebruik genomen als grasland, vooral als schapenweide, lokaal zijn delen in gebruik als akkerland of komt griend voor.

Page 6: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

6

Het Spui staat, ook na de afsluiting van het Haringvliet, nog steeds onder invloed van getijverschillen. Het inter-getijdengebied beslaat echter nog maar een gering oppervlak. De oevers langs de rivier en de gorzen zijn steil en met hard substraat beschermd tegen erosie. Het waterregime van de zoetwatergetijdenrivier het Spui wordt bepaald door de afvoer van Rijn en Maas, door de invloed van het getij, en door het lozingsprogramma van de Haringvlietsluizen. De invloed van het getij neemt af Spui, t.h.v. Spuioeverwijk van een verschil van ca. 100 cm ter hoogte van de Beerenplaat tot ca. 30 cm. bij de monding in het Haringvliet. In het Natuurbeleidsplan heeft het Spui een functie als hoofdverbindingszone in de ecologische hoofdstructuur van Nederland. 2.2 Het Spuipark (10 ha) Begin jaren zeventig werden honderden hectares buitendijks gebied langs de rivieren Oude Maas en Spui opgespoten met (deels verontreinigd) baggerslib afkomstig uit de Rotterdamse haven. De uiterwaarden langs het Spui ten westen van Oud-Beijerland (voor de grenscorrectie in 1980 behorende tot de gemeente Nieuw-Beijerland) bestonden voor de opspuiting uit laaggelegen grasgorzen met een aantal kleiputten, een destijds bijzonder vogelrijk gebied. In het bestemmingsplan Spuioever (1984) kreeg het gebied de bestemming wijkpark. Het gebied wordt in het westen begrensd door de uitmonding van de Nieuw-Beijerlandse kreek t.h.v. gemaal Brakelsveer en in het oosten door de voormalige camping De Oude Tol. Het park bestaat uit enkele graslandjes welke voornamelijk als paardenwei in gebruik zijn en stukjes bosplantsoen met wat hogere bomen en gazons, die voornamelijk gebruikt worden als hondenuitlaatplaats. In het oostelijk deel bevindt zich een fietscrossbaan en een manegecomplex, bestaande uit restaurant met binnenmanege, een buitenbak en een aantal paardenstallen. Langs de rivier loopt een fietspad. De oeverstrook van het Spui is smal en bezet met stortsteen. Op een enkele plaats komt nog een (bescheiden) rietruigtevegetatie voor. het Spuipark

Page 7: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

7

2.3 Kleiput en Oude Tol (7 ha) De Kleiput (3 ha) (foto links) is een ondiepe plas (<2 m), die in 1972 aan het Spui in het westen van de gemeente (destijds gemeente Nieuw-Beijerland ) werd gegraven als bezinkingsvijver voor het bietenspoelwater ten behoeve van de toenmalige suikerfabriek. De fabriek werd in 1973 gesloten en in 1984 gesloopt. Op de plaats van de suikerfabriek, direct ten oosten van de Kleiput, verrees de woonwijk Spuioever. De Kleiput ontwikkelde zich tot een waardevolle plas welke ornithologisch van belang is als

broed-, rust- en foerageergebied. De voormalige camping de Oude Tol (1,5 ha) is gelegen direct ten westen van de Kleiput

(foto links). Het campingterrein was rijk aan struweelvogels en kleine zangertjes door de grote afwisseling aan bomen, heesters en heggetjes. In 2001 werd op het binnenterrein een gronddepot gevestigd en werd alle begroeiing gerooid. Het gebied verloor hierdoor veel van z’n betekenis voor vogels. Het terrein tussen Kleiput en het Spui (2,5 ha) was vanouds een braaklandje met een grote aantrekkingskracht voor zaadetende vogels. In 1999 werd het gebied omgevormd tot recreatieterrein met Pannenkoekhuis,

peuterbad, een strandje en een ligweide met enkele bosplantsoentjes. In 2006 werd een recreatief fietspad pal langs de noordoever van de Kleiput doorgetrokken van het Spuipark naar de woonwijk. Een moerasgebiedje in het westelijk deel bleef tot op heden voor de natuur gespaard. Het gebiedje wordt begrensd door een slootje dat de Kleiput met het Spui verbindt. In de monding is een drempel aangebracht, zodat geen Spuiwater naar binnen kan stromen. 2.4 De Staart (31ha) De Staart is van origine een buitendijks grasland en is gelegen op de splitsing van het Spui en de Oude Maas. Evenals andere buitendijkse graslanden was de Staart eenzelfde lot beschoren en werd begin jaren zeventig (met uitzondering van het meest westelijke gorsje) opgespoten met (verontreinigd) slib, afkomstig uit de Rotterdamse haven. De laag slib is ca. 4 meter dik en is afgedekt met 70 cm schone teeltaarde. Het gebied heeft tot 2004 een agrarische functie gehad. Er werden o.a. suikerbieten en aardappelen geteeld. Met uitzondering van een smalle oeverstrook ligt de Staart nu in niveau gelijk met de waterkerende dijk.

Page 8: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

8

Een plan van de gemeente Oud-Beijerland (1992) om in het gebied een industriehaven te vestigen vond, in verband met de te hoge kosten (40 miljoen gulden), geen doorgang. Het meest westelijke gors (3,5 ha), bleef tot 1999 in agrarisch gebruik en werd toen in het kader van het Ecologisch Herstel Rijn-Maasmonding ingericht als zoetwatergetijdengebied. Er werd een geul gegraven welke in open verbinding staat met het Spui. De noordelijke oever loopt flauw op en de geul en het Spui omsluiten een eiland waar de natuur haar gang kan gaan. In 2004 kwam de aankoop van de Staart door de gemeente Oud-Beijerland rond en werd het de ‘natte’ Staart gebied in beheer aan het HWL overgedragen. Een kudde Schotse Hooglanders, eigendom van Stichting Ark, draagt zorg voor een ‘jaarrondbegrazing’. Beheersdoelstelling is het op natuurlijke wijze laten ontstaan van een parkachtig landschap. Het gebied is vrij toegankelijk. 2.5 De Oude Maasoever (9 ha) Het Oud-Beijerlandsche deel van het gebied betreft het buitendijkse gedeelte langs de Oude Maas ten oosten van de Staart met als gemeentegrens de uitmonding van de Vliet met gemaal de Bosschen. De Oude Maas is de laatste zoetwatergetijdenrivier van Nederland. Het zoetwatergetijdenlandschap wordt gekenmerkt door een afwisseling van open water, slikken, biezengorzen, rietgorzen, grienden en grasgorzen. Door de invloed van het getij vriest de Oude Maas vrijwel nooit dicht en vormt tijdens strenge vorstperioden een laatste uitwijkplaats voor grote aantallen watervogels (Strucker 1996). De

waterstand kent er een peilfluctuatie van gemiddeld 1 meter. Het gebied is in het kader van het Natuurbeleidsplan aangewezen als hoofdverbindingszone in de ecologische hoofdstructuur van Nederland. In het westen van het gebied treffen we de verzande insteekhaven en de opstallen van de voormalige zalmvisserij Klein Profijt II aan, bestaande uit het voormalig bedrijfsgebouw (boetkeet) en een woonhuis.

Page 9: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

9

Op deze plaats werd van 1904 tot 1919 op zalm gevist. Nadien is het gebouw nog in gebruik geweest als boerenbedrijf en als vakantiehuis. Na leegstand in de beginjaren negentig kwam het pand in 1993 in handen van het HWL, dat er een natuurbezoekerscentrum in vestigde. Dit werd in 1995 officieel geopend. Bij het complex behoren nog een voorbeeldgriend, een vlindertuin en een bloemenweide. Ten oosten van het complex vinden we een strook verruigd rietgors met wilgenopslag en een perceel rietgors welke jaarlijks wordt gesneden. Ten oosten van het rietgors bevindt zich een verzand haventje en aangrenzend een doorgeschoten griend, verder aangeduid als de Bosschengriend. Het gebied is in eigendom bij de Dienst der Domeinen. De Bosschengriend is door de getijdengeulen, de vele omgevallen bomen en ruige vegetatie moeilijk toegankelijk. Voor de griend ligt op enkele meters van de oever een stortstenen oeververdediging. De griend wordt periodiek gedeeltelijk gekapt om de scheepvaart op de Oude Maas het zicht op het lichtbaken aan de oever te garanderen. De Vlietmonding (13 hectare) is het kroonjuweel van het Vlietproject Hoeksche Waard. Het gebied bevindt zich ten noorden van de korenmolen van Goidschalxoord en heeft een verbinding met de Oude Maas. Het krekenplan, waar de Vlietmonding een onderdeel vooroeververdediging Oude Maas van is, beoogt een meer natuur- vriendelijke inrichting van de kreken (natuurvriendelijke oevers, rietmoerassen en schraallanden) en laat verbindingsroutes tussen al bestaande natuurgebieden ontstaan. Het project is in fases tussen 2004 en 2009 aangelegd. In de Vlietmonding zijn 2 amfibiepoelen aangelegd en men verwacht dat m.n. de noordse woelmuis zich er thuis gaat voelen. Er zullen natuurlijke waterstanden ontstaan, dus droog in de zomer en nat in de winter. Ook zijn er recreatiemogelijkheden gecreëerd (laarzenpad). Na de voltooiing zal het gebied worden benoemd als Natura 2000 gebied. Voor de inrichting van het gebied is een financiële bijdrage (LIFE-subsidie) geleverd door de Europese Commissie.

Vlietmonding

Page 10: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

10

2.6 Het Laningpark (7 ½ ha) Het Laningpark is gelegen in de wijk Zuidwijk en werd in 1982 voor het publiek geopend. Vroeger bevonden zich op die plaats tuinderijen, boomgaarden en volkstuinen. Op een terpachtige verhoging in ‘het Paradijs’ is een woonhuis gebouwd op de plaats van de voormalige boerenstee met dezelfde naam. Een monumentale esdoorn is nog een van de weinige tastbare herinneringen aan vroeger tijden. Ook een restant van een oude boomgaard is bij de aanleg van het park gespaard en in het geheel opgenomen.

De paden, welke het park in het zuiden en noorden begrenzen, de Lange en Korte Laning (laning= pad in griend), zijn bestaande paden, thans in gebruik als fietspad. Deze paden worden geflankeerd door ca. 70 jaar oude lindebomen. Bij de aanleg is met grond een heuvel gecreëerd in het noordelijk deel. Rondom en middendoor zijn singels gegraven. Centraal in het park

Laningpark ligt een vijverpartij met hierin het oorlogsmonument ‘VRIJ’. Aan de oever is een gedenksteen geplaatst. Op deze plaats vindt de jaarlijkse dodenherdenking plaats. Langs de Korte Laning bevindt zich het historische pand der voormalige Rijks H.B.S., in het laatste decennium omgevormd tot appartementencomplex. Het in de zon blinkende zinken dak en torentje is nog altijd een fraaie blikvanger. 2.7 Overige terreintjes van ornithologisch belang Behalve de hierboven genoemde gebiedjes kunnen ook nog worden genoemd: De Boezem: een griendcomplex langs de Boezem (verlengde van de Oud-Beijerlandsche kreek) ten zuiden van de Oostdijk. De griend wordt periodiek gekapt. Bosje Groeneweg: een perceeltje grond ten zuiden van de Groeneweg, (particulier eigendom) vrij in het land gelegen en omzoomd door een strook bomen en heesters. Het perceel wordt jaarlijks met maïs ingezaaid ten behoeve van de jacht. W.O.P. locaties 9+10: In het kader van het project W.O.P. (Water Op Peil), een samenwerkingsverband van het waterschap, het zuiveringschap en het HWL, werden vanaf 2001 op een aantal plaatsen kreekoevers natuurvriendelijk ingericht. In Oud-Beijerland betreft dit locatie 9, langs de Oud-Beijerlandsche kreek in het zuidoosten van de gemeente (Kreekweg - 16 ha) en locatie 10, ongeveer 1 km noordelijker gelegen, eveneens aan de Oud-Beijerlandsche kreek (2e Kruisweg – oppervlakte onbekend).

Page 11: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

11

Brakelsveer (monding Nieuw-Beijerlandsche kreek): De monding van de Nieuw-Beijerlandsche kreek in het Spui wordt geflankeerd door een graslandje aan de westzijde en een laaggelegen gorsje aan de oostzijde. Er bevinden zich op deze landjes regelmatig rustende of foeragerende vogels. 3. Werkwijze, methode In veel gebieden werden integraal broedvogelinventarisaties uitgevoerd: Kleiput & Oude Tol, Spuipark, de Staart, Oude Maasoever, polder Oud-Beijerland c.a., Laningpark en dorpscentrum. Schaarse soorten werden van 2004 tot 2007 gemonitord. Een aantal soorten is onderwerp van reguliere tellingen en onderzoeken. Zo wordt de Steenuil in het westen van de Hoeksche Waard jaarlijks in maart of Spui bij Brakelsveer april met behulp van een geluidsband geïnventariseerd voor STONE (Steenuilen Overleg Nederland). De Blauwe Reigerkolonie in de Bosschengriend wordt jaarlijks gemonitord in het kader van het LSB (Landelijk Soortenproject Broedvogels) van SOVON (Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland). Voor ditzelfde project worden jaarlijks de bewoonde nesten van de Huiszwaluw geteld. Dagroofvogels en uilen werden actief geïnventariseerd, op basis van al bekende territoria, veldwaarnemingen en informatie van derden. Kraaiachtigen werden d.m.v. een eigen project van 2002 t/m 2004 onder de loep genomen. Van de schaarse soorten werd in de inventarisatieperiode op de bij vogelaars bekende plaatsen actief naar de soort gezocht. Algemene soorten werden ingedeeld in aantalsklassen. Een verdere nuancering van aantallen zou alleen mogelijk zijn bij een integrale inventarisatie van het gehele gemeentelijk grondgebied wat, gezien de beperkte mankracht een te omvangrijk karwei was. Als leidraad bij de broedvogelinventarisatie werden de criteria van broedzekerheid van SOVON gehanteerd. De gevolgde methode is de uitgebreide territoriumkartering . De gegevens van de niet-broedvogels werden verzameld in jarenlange tellingen (wintervogeltellingen, PTT-(punt-transecttellingen) tellingen en losse waarnemingen. Ook werden gegevens verkregen van informatie van derden, waaronder de waarnemingenrubriek op de website van het HWL. Alle soorten, welke voor zover bekend, in de gemeente Oud-Beijerland zijn waargenomen (183 soorten), zijn opgenomen in de Algemene Vogellijst Oud-Beijerland (AVO, ongepubliceerd). Deze soorten zijn beschreven in hoofdstuk 8 ‘soortbesprekingen’. Van deze soorten is de status bepaald en van het merendeel zijn datum en plaats van waarnemingen beschreven, evenals de bron. Van de algemene soorten zijn alleen bijzonderheden vermeld indien dit uitzonderlijke aantallen betreft, of het voorkomen in een andere dan de voor de soort gebruikelijke periode. Tevens is vermeld of de soort tot de Rode Lijst (2004) behoort. De gegevens uit de jaren zeventig werden verkregen via de provincie Zuid-Holland.

Page 12: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

12

4. Broedvogels 4.1 Broedvogels historisch In de jaren zeventig werden op veel plaatsen in de provincie broedvogelinventarisaties uitgevoerd ten behoeve van het avifaunaproject Randstad en Broedvogels (1981). Ook in de Hoeksche Waard en in de gemeente Oud-Beijerland vonden deze inventarisaties plaats. Het landschap werd daartoe ingedeeld in telgebieden, welke overeenkwamen met herkenbare

stukken terrein (Fig. 2, links). Oud-Beijerland is een snel groeiend dorp. Tussen 1976 en 2006 groeide het aantal inwoners van ruim 14.000 tot een kleine 24.000 ! Bij het vergelijken van gevonden waarden uit deze inventarisatie met huidige gegevens moet daarom worden bedacht dat de telgebieden destijds wezenlijk van karakter verschilden met de situatie van thans. Waar nu de Zoomwijck ligt (telgebied R94) was ten tijde van de inventarisatie nog open gebied met boomgaarden. Hetzelfde geldt voor het gebied ten oosten van de Oud-Beijerlandsche kreek (telgebied R93), waar nu de nieuwbouwwijk Poortwijk is verrezen. En op de plek van de huidige woonwijk Spuioever stond destijds de suikerfabriek. De Staart was ten tijde van de inventarisatie juist opgespoten, wat korte tijd een aantrekkelijk broedbiotoop opleverde voor een aantal specifieke vogelsoorten.

Tijdens de inventarisaties voor Randstad en Broedvogels werden in 1974-1977 59 soorten broedvogels aangetroffen (tabel 1). Polder Oud-Beijerland c.a. bleef helaas een witte vlek. Voor dit telgebied (R102) werden geen tellers gevonden In ‘Vogels van de Hoeksche Waard’ wordt bovendien nog een broedgeval van de Kuifleeuwerik vermeld van net na het atlasproject. (1978, huidige Zoomwijck).

Historische boerderij aan het Vuurbaken

Page 13: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

13

Tabel 1. Broedvogels Oud-Beijerland 1974-1977 (bron: 'Randstad en Broedvogels' 1981) nr. soort n. broedparen

1 Bergeend 3 2 Slobeend 1-2 3 Wilde Eend 98-114 4 Zomertaling 2-3 5 Torenvalk 2 6 Patrijs 3 7 Fazant 45-56 8 Waterhoen 26-31 9 Meerkoet 9-11

10 Scholekster 4 11 Kluut 4-5 12 Bontbekplevier 2 13 Kievit 24-26 14 Grutto 4 15 Tureluur 5-6 16 Watersnip 1 17 Holenduif 2 18 Houtduif 52-56 19 Turkse Tortel 33-38 20 Zomertortel 6-7 21 Koekoek 4 22 Steenuil 2 23 Ransuil 1 24 Gierzwaluw 60-80 25 Grote Bonte Specht 1 26 Veldleeuwerik 26-32 27 Boerenzwaluw 27-29 28 Huiszwaluw 101-109 29 Graspieper 27-31 30 Gele Kwikstaart 25-27 31 Witte Kwikstaart 7-8 32 Winterkoning 34-36 33 Heggenmus 29-33 34 Roodborst 3-4 35 Merel 170-189 36 Zanglijster 32-35 37 Bosrietzanger 4 38 Spotvogel 28-32 39 Grasmus 2 40 Tuinfluiter 7 41 Zwartkop 4 42 Tjiftjaf 6-8 43 Fitis 15-20 44 Grauwe Vliegenvanger 1 45 Gekraagde Roodstaart 1-2 46 Matkop 2 47 Pimpelmees 8-11 48 Koolmees 23-28 49 Kauw 20-21 50 Zwarte Kraai 5 51 Spreeuw 445-469 52 Huismus 2235-2800 53 Ringmus 18-19 54 Vink 11 55 Groenling 33-37 56 Putter 10-13 57 Kneu 24-28 58 Geelgors 1 59 Rietgors 1

Page 14: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

14

4.2 Broedvogels actueel Het voorkomen en de verspreiding van broedvogels in de gemeente Oud-Beijerland, wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van geschikt broedhabitat. Elke habitat heeft zijn eigen kenmerkende vogelbevolking. Het doorgeschoten griend en het rietgors langs de Oude Maas, in het noordoosten van de gemeente, herbergen een groot aantal broedvogelsoorten. Kenmerkende soorten voor dit gebied zijn o.a. Winterkoning, Blauwe Reiger, Bosuil, IJsvogel, Grote Bonte Specht, Kleine Karekiet, Matkop, Blauwborst en Gekraagde Roodstaart. De ruigte van de Staart is vooral van belang voor de Grasmus en de Bosrietzanger. Parkachtige gebieden met veel afwisseling (opgaande bomen, struweel, water), zoals het Kleiput & Oude Tolgebied, de Zoomwijckvijver en Laningpark en omgeving, zijn ook soortenrijk. De afwisseling van bosschages, struiken en grasvelden zijn het broedgebied voor een groot aantal zangvogels zoals Merel, Zanglijster, Tjiftjaf, Fitis, Zwartkop, Tuinfluiter en een aantal mezensoorten. Ook de Houtduif en Zomertortel komen er tot broeden evenals de Sperwer. De aanwezigheid van een vogelplas biedt een goed biotoop aan watervogels als Fuut, Meerkoet, Waterhoen, Wilde Eend, Kuifeend en Krakeend. Oude bomen bieden nestgelegenheid aan o.a. soorten als Boomkruiper en Grote Bonte Specht (Binnenpad). Langs het Spui zijn vooral Canadese - , Grauwe - , en Nijlganzen nadrukkelijk aanwezig en in voorjaar en zomer zwemmen hele families op de rivier. In het agrarisch gebied in het zuidelijk deel van de gemeente is de soortenrijkdom weliswaar minder, echter dit biotoop herbergt enkele karakteristieke soorten als broedvogel, zoals Buizerd, Kievit, Patrijs, Veldleeuwerik, Gele Kwikstaart en Graspieper. Dit geldt ook voor de bebouwing. Hier vinden soorten als Huismus, Spreeuw, Merel, Turkse Tortel, Gierzwaluw en Kauw een optimaal biotoop. Waren er vroeger nauwelijks (broedende) roofvogels, uitgezonderd de Torenvalk, die al langer broedvogel was, nu is dat wel anders. Sinds de eeuwwisseling konden in rap tempo soorten (Buizerd, Boomvalk, Sperwer, Havik) op de Oud-Beijerlandsche broedvogellijst worden bijgeschreven(tabel 2, gekleurd=niet onderzocht) Tabel 2. Overzicht van broedgevallen dagroofvogels in Oud-Beijerland 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 Bruine Kiekendief 1 0 1 0 0 0 Sperwer 1 1 1 0/1 0/1 0/1 0/1 Havik 1 0 0 0 0 0 0 Buizerd 2 2 2 2 2 1-2 1 1 Torenvalk 1 1 0 1 1 2 4 2 3 2 Boomvalk 1 0 0 0 0 0 0 1 Hetzelfde gold voor de uilen, met name de Bosuil, waarvan broedgevallen sinds 2000 bekend zijn. Uit het verleden was het broeden van Steen- en Ransuil al bekend (tabel 3). Tabel 3. Overzicht broedgevallen uilen in Oud-Beijerland

jaar 08 07 06 05 04 03 02 01 00 99 98 97 96 95 94 93 92 91 90 89 77 Steenuil 4 6 6 7 5 2 3 5 3 1 1 3 5 2 1 3 3 1 2 1 Ransuil 2 2/3 1 2 2 1 1 1 1 1 Bosuil 1 1 1 1 1 1 1

Steenuil, Vuurbaken

Page 15: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

15

Tot en met 2009 zijn in de gemeente Oud-Beijerland 92 broedvogelsoorten vastgesteld (Bijlage 1). Tot en met 1978 waren 60 soorten als broedvogel voor Oud-Beijerland bekend. Tweeëndertig soorten zijn dus nieuw als broedvogel t.o.v. 1978. verdwenen Niet meer tot broeden sinds 1978 kwamen 7 soorten: Zomertaling, Bontbekplevier, Watersnip, Grutto, Tureluur, Kuifleeuwerik en Geelgors. Behalve de Geelgors betreft dit alle rodelijstsoorten. Het verdwijnen van de Geelgors staat in nauwe relatie met de mechanisatie in de landbouw, waarbij heggen, houtwallen en andere kleine landschapselementen verdwenen. De oorzaken van het verdwijnen van de overige soorten als broedvogel zijn divers. Zo is de Kuifleeuwerik nagenoeg uit Nederland verdwenen. Weidevogels als Watersnip, Grutto Tureluur en Zomertaling zagen hun natuurlijke habitat, natte graslanden met slootjes, verdwijnen. De Bontbekplevier, een pioniersoort, profiteerde tijdelijk van optimale omstandigheden (opspuiten van de Staart). inventarisaties Van 2004 t/m 2007 is veel tijd en aandacht besteed aan de inventarisatie van de minder algemene broedvogelsoorten in de gemeente. Hiertoe werden, buiten de regelmatige inventarisatierondes, in de geschikte periode speciale bezoeken gebracht aan zowel de tot dusver bekende broedlocaties van de schaarse en vrij schaarse soorten, als de gebieden welke qua habitat voor een specifieke soort in aanmerking kwamen. Op deze manier is een goed beeld ontstaan van het voorkomen en verspreiding als broedvogel van deze soorten. Voor zover de aantallen niet exact bekend waren, zijn deze zo goed als mogelijk geschat. Alle broedvogelsoorten werden vervolgens in aantalscategorieën ingedeeld (A t/m E). Van de overgebleven 85 soorten zijn 66 soorten regelmatige broedvogel. Zij broeden jaarlijks binnen de gemeentegrenzen. Zestien soorten broeden onregelmatig. Hieronder bevinden zich soorten welke ook landelijk achteruit hollen zoals o.a. Zomertortel, Zwarte Roodstaart en Matkop. Drie soorten broeden incidenteel: Grauwe Gans, Havik en Oeverzwaluw. Deze soorten zijn, voor zover bekend, (vooralsnog) slechts eenmaal als broedvogel binnen de gemeente Oud-Beijerland vastgesteld. Overigens bevinden zich bij de regelmatige broedvogels maar liefst vijftien schaarse en negen vrij schaarse soorten (Fig. 3).

Fig. 3 Status regelmatige broedvogels (n=66) Oud-

Beijerland 2007

23%

14%

35%

12%

16%

schaars 15

vrij schaars 9

vrij talrijk 23

talrijk 8

zeer talrijk 11

Page 16: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

16

Deze soorten zijn dus met minder dan 10 broedpaar aanwezig. Slechts 19 soorten zijn met meer dan 50 broedparen vertegenwoordigd. Van de 85 broedvogelsoorten komen maar liefst 19 soorten voor op de Rode Lijst van Vogelbescherming (2004). In Bijlage 2 wordt een overzicht gegeven per jaar van de broedvogels in de periode 2004-2007. nieuw Sinds 1980 zijn tweeëndertig soorten nieuw op de lijst van Oud-Beijerlandsche broedvogels verschenen (tabel 4). Tabel 4. Nieuwe broedvogelsoorten Gem. Oud-Beijerland >1980 nr. jaartal soort # nr. jaartal soort # 1 1988 Kleine karekiet 17 2000 Bosuil 2 1988 Blauwborst 18 2002 Groene Specht 3 1992 Gaai 19 2002 Boomvalk 4 1993 Rietzanger 20 2003 Sperwer 5 1995 Zwarte Roodstaart 21 2003 Oeverzwaluw 6 1995 Grote Lijster 22 2004 Canadese gans # 7 1996 Fuut 23 2004 Soepeend # 8 1996 Kuifeend 24 2004 Muskuseend # 9 1997 Nijlgans # 25 2004 Buizerd 10 1998 Knobbelzwaan 26 2005 Kwartel 11 1998 Krakeend 27 2005 Blauwe Reiger 12 1998 Kleine plevier 28 2005 Stadsduif # 13 1998 Braamsluiper 29 2005 Ijsvogel 14 1998 Boomkruiper 30 2006 Bruine Kiekendief 15 1998 Ekster 31 2009 Grauwe Gans 16 2000 Staartmees 32 2009 Havik #= exoot

Bij de nieuwe broedvogelsoorten bevinden zich exoten1 als: Nijlgans, Canadese Gans, Muskuseend, Soepeend en Stadsduif. De laatste 3 worden ook tot de nieuwkomers gerekend, maar broeden hier ongetwijfeld al langer; zij horen er (volgens SOVON criteria) sinds het laatste decennium nu echt bij. De overige soorten zijn deels echte nieuwkomers (Ekster, Gaai, Blauwborst, Fuut, Grauwe Gans, Kuifeend, Krakeend, Groene specht, Boomkruiper, Blauwe Reiger, Staartmees, Buizerd, Sperwer, Havik, IJsvogel), die ook landelijk vaste voet aan de grond hebben gezet, en/of hun broedareaal hebben uitgebreid, en deels soorten welke mogelijk al voor die tijd hebben gebroed maar nooit zijn opgemerkt door verminderde waarnemersintensiteit of omdat het wellicht eerder soorten betreft van cultuurlandschap dan van natuurgebieden (Knobbelzwaan, Bosuil, Kwartel, Bruine Kiek, Boomvalk, Zwarte Roodstaart, Grote Lijster). De polder Oud-Beijerland c.a. bleef immers buiten de inventarisatie van Randstad en Broedvogels 1974-1977. 1 voor uitleg van gebruikte terminologie zie hoofdstuk ‘soortbesprekingen

Page 17: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

17

stadsvogels

4.2.1 Stads- en dorpsvogels Veel vogelsoorten, welke zich in de stad vestigen komen uit biotopen, die wel wat weg hebben van wat de stad biedt. Door vogelogen gezien zijn onze steden en dorpen een mozaïek van halfopen bossen, water en vooral heel veel steen. Bosvogels als Roodborst en Winterkoning voelen zich daarom prima thuis in onze parken en tuinen. In de vijvers en grachten zwemmen watervogels als Meerkoet en Wilde Eend en op de kunstmatige rotsen van onze gebouwen nestelen Gierzwaluw en Zwarte Roodstaart. Enkele soorten wonen al zo lang met ons samen, dat ze zich helemaal hebben aangepast aan een leven met en tussen de mensen. Zozeer dat ze eigenlijk nergens anders meer voorkomen dan op en rond ons huis. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk de Huismus. De stadsvogelpopulatie is nog steeds in beweging. De Fuut en Blauwe Reiger zijn de afgelopen decennia de bebouwde kom binnengetrokken en ook de Sperwer is een succesvolle broedvogel van het stedelijk gebied geworden. Het zijn stuk voor stuk opportunisten die zich weten aan te passen aan het hectische stadsleven.

Blauwe Reiger, Voorstraat Broedvogelinventarisaties in de bebouwde kom, zoals die in 2006 in delen van het centrum en de Zeeheldenwijk in Oud-Beijerland (40 ha.), verschaften een inzicht in het voorkomen en de verspreiding van deze specifieke categorie broedvogels. Het geïnventariseerde gebied beslaat echter maar een klein deel van de bebouwde kom in Oud-Beijerland, waardoor deze absoluut niet representatief kan worden beschouwd voor het dorp als geheel.

Page 18: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

18

Bovendien verschillen de diverse wijken aanzienlijk van elkaar wat betreft structuur en aanwezigheid van groen. De groenere wijken bv. geven dan ook weer een ander beeld te zien; dit geldt evenzo voor het bedrijventerrein de Bosschen (tabel 5). Tabel 5. Oud-Beijerland. Wijken en groenvoorzieningen. (situatie 2002)

ha aantal aantal m2 m2 m2 m2 m2 m2 nr.* oppervl bomen p.ha beplanting per ha gras p. ha water per ha. 1 35 318 9,1 4766 136,2 3225 92,1 6338 181,1 2 27 387 14,3 9126 338,0 14325 530,6 2265 83,9 3 47 967 20,6 17988 382,7 87019 1851,5 3682 78,3 4 79 1869 23,7 67771 857,9 98086 1241,6 33430 423,2 5 112 1480 13,2 25624 228,8 125573 1121,2 37845 337,9 6 30 1016 33,9 37340 1244,7 33823 1127,4 12847 428,2 7 80 2225 27,8 72020 900,3 133617 1670,2 12847 160,6 8 26 391 15,0 17339 666,9 67207 2584,9 10024 385,5 9 10 115 11,5 789 78,9 4930 493,0 0,0 10 80 543 6,8 6178 77,2 27523 344,0 5809 72,6 11 13 12 52

* Wijk av. bouw

1 Centrum - Zuid 1560 (bron:

gemeente 2 Zeeheldenwijk 1900 Oud-Beij- 3 Croonenburgh 1950 erland) 4 Zuidwijk 1968 5 Bedrijventerrein de Bosschen 1968 6 Oosterse Gorzen 1970 7 Zoomwijck 1978 8 Spuioever 1986 9 Centrum Noord/Havenkwartier 1990 10 Poortwijk 1997 11 Even Buiten 2000 12 Bedrijventerrein de Hoogewerf 2004

Kauwen bij nestlocatie Zeeheldenwijk

Page 19: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

19

Het onderzoek in 2006 leverde in totaal 29 soorten broedvogels op (tabel 6). Tabel 6. Broedvogels OBL 2006 Zeeheldenwijk+Centrum Z./w (40 ha.)

soort aantal

brp dh

p/100ha soort aantal

brp dh

p/100ha Wilde Eend 18 45 Zwartkop 1 2,5 Soepeend 4 10 Tjiftjaf 3 7,5 Muskuseend* 4 10 Staartmees 1 2,5 Waterhoen 2 5 Pimpelmees 12 30 Meerkoet 4 10 Koolmees 32 80 Houtduif 24 60 Boomkruiper 1 2,5 Turkse Tortel 88 220 Gaai 2 5 Stadsduif 11 27,5 Ekster 8 20 Gierzwaluw 80-100 250 Kauw 126 315 Groene Specht 1 2,5 Spreeuw 66 165 Grote Bonte Specht 1 2,5 Huismus 97 242,5 Winterkoning 13 32,5 Vink 2 5 Heggenmus 16 40 Groenling 6 15 Merel 96 240 Putter 1 2,5

Zanglijster 13 32,5 aantal soorten: 29 aantal territoria 733-753 Uit de inventarisatie kwam o.a. naar voren dat bv. Spreeuwen een voorkeur hebben voor de latere nieuwbouwwijken. Deze wijken wordt gekenmerkt door een ruimere opzet met een redelijke oppervlakte groen en gazonstroken. Kauwen daarentegen prefereren vooroorlogse woonwijken (Zeeheldenwijk) in verband met de aanwezigheid van geschikte schoorstenen. Huismussen hebben een sterke voorkeur voor de nabijheid van snippergroen (liguster, haagconifeer). De Huismus, inmiddels een rodelijstsoort, is overigens dramatisch achteruit gegaan in het dorp Oud-Beijerland. Tijdens de inventarisatie van het dorp in 1977 (Randstad en Broedvogels) werden maar liefst 1500 (!) broedparen van de Huismus vastgesteld. De stand anno 2008 wordt nog op 300 paar geschat, gemeten aan de afname van 80% die werd vastgesteld bij de inventarisatie in het centrum en Zeeheldenwijk in 2006. Ook de Huiszwaluw is nagenoeg uit het dorp verdwenen en kan zich nog slechts met de grootste moeite op een tweetal plekken (Croonenburgh, Zuidwijk) handhaven. De Zwarte Roodstaart is helaas sinds 2003 niet meer als broedvogel uit Oud-Beijerland vastgesteld. Tot en met 2002 huisden jaarlijks enkele paartjes in de omgeving van het MEBIN-terrein en de haven. Met de dorpsvernieuwing en de hiermee gepaard gaande afbraak van sloopwoningen (Witte de Withstraat) verdwijnt broedgelegenheid voor Spreeuw, Kauw en Huismus, terwijl hier niets voor in de plaats komt. Er zijn echter ook nieuwkomers in het dorp in vergelijking met de jaren zeventig: Ekster, Gaai, Grote Bonte Specht en Groene Specht profiteerden van de ‘vergroening’, evenals Merel, Zanglijster, Heggenmus en Winterkoning. Kool- en Pimpelmezen maakten dankbaar gebruik van de door bewoners opgehangen nestkastjes.

Page 20: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

20

4.3 Vergelijking <1980 en 2004-2007 Uit de ter beschikking staande informatie kunnen aantalsvergelijkingen worden gemaakt van de periode tot 1980 en de periode 2004-2007 (tabel 7). Tabel 7. Vergelijking broedvogels toen en nu Oud-Beijerland Zeeheldenwijk + Centrum Z/w soort 1977 2006 trend4

1 Wilde Eend 7 18 ++ 2 Soepeend 4 nieuw 3 Muskuseend 4 nieuw 4 Waterhoen 2 nieuw 5 Meerkoet 4 nieuw 6 Torenvalk 1 0-1 - verdw 7 Houtduif 3 24 +++ 8 Turkse Tortel 14 88 +++ 9 Stadsduif 11 nieuw

10 Gierzwaluw 2 66 80/100 + 11 Groene Specht 1 nieuw 12 Grote Bonte Specht 1 nieuw 13 Huiszwaluw 40 - verdw 14 Boerenzwaluw 1 - verdw 15 Witte Kwikstaart 1 - verdw 16 Winterkoning 1 13 +++ 17 Heggenmus 2 16 +++ 18 Merel 18 96 +++ 19 Zanglijster 1 13 +++ 20 Zwartkop 1 nieuw 21 Tjiftjaf 1 3 ++ 22 Staartmees 1 nieuw 23 Pimpelmees 12 nieuw 24 Koolmees 1 32 +++ 25 Boomkruiper 1 nieuw 26 Gaai 2 nieuw 27 Ekster 8 nieuw 28 Kauw 11 126 +++ 29 Spreeuw 86 66 - 30 Huismus 3 500 97 - - - 31 Vink 1 2 + 32 Groenling 3 6 + 33 Putter 1 nieuw

aantal soorten 18/19 29 opm.

- aantallen 1977 op basis van verspreidingskaarten Randstad en Brv (B.v. Poelgeest) - 1TV mogelijk broedend in NH Kerk (schr. med. BvP) - 2Gierzwaluw geschat op 3/4 v/h totaal OBL 88 paar; C+ZHw 66 paar

- 3Huismus geschat op 1/3 van OBL dorp, tot. 1500 paar; C+ZHw 500 paar

4trend + toegenomen

++ sterk toegenomen (meer dan driemaal zoveel) +++ zeer sterk toegenomen (meer dan vijf maal zoveel) nw nieuw als broedvogel t.o.v. 1977

Page 21: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

21

Weliswaar is recent slechts een klein gedeelte van het huidige dorpscentrum op broedvogels onderzocht, maar daar staat tegenover dat het dorp Oud-Beijerland in de jaren zeventig (zonder Poortwijk, Zoomwijck, Oosterse Gorzen en Spuioever) aanzienlijk minder omvangrijk was dan tegenwoordig. Van de 60 soorten broedvogels, welke al voor 1980 als broedvogel bekend waren, zijn inmiddels 7 soorten verdwenen; 15 soorten vertonen een afname, 17 soorten zijn min of meer stabiel en 20 soorten vertonen een toename. 5. Niet-broedvogels 5.1 Voorkomen niet-broedvogels Gegevens over het voorkomen van niet-broedvogels zijn o.m. afkomstig van SOVON wintervogeltellingen, PTT-tellingen, eigen projecten en losse waarnemingen. Onder de niet-broedvogels kunnen we een aantal categorieën vogels scharen zoals jaargasten, zomergasten, doortrekkers, wintergasten en onregelmatige en/of dwaalgasten. In het hoofdstuk ‘soortbesprekingen’ is de status van deze vogels nader gedefinieerd. Uiteraard komen ook broedvogelsoorten voor als doortrekker (bv Boerenzwaluw) en wintergast (bv Kuifeend). De wintergasten zijn soms als individu echte standvogels (bv Turkse Tortel), maar veelal is de soort als zodanig wintergast, maar betreft het niet hetzelfde individu (Spreeuw, Zanglijster). Deze vogels zijn afkomstig uit noordelijker streken en brengen bij ons de winter door. Als gevolg van door SOVON gecoördineerde wintervogeltellingen langs Spui en Oude Maas zijn veel gegevens bekend van vogels in het winterhalfjaar. De telling richt zich vooral op watervogels (zwanen, ganzen, eenden, met inbegrip van reigers, (bles)hoenders, rallen, steltlopers en meeuwen), maar ook de overige soorten worden meegeteld. Roofvogels worden in een eigen project van vogelwerkgroep HWL jaarlijks in het midden van januari gebiedsdekkend in de Hoeksche Waard geteld. 5.2 Wintertellingen De gemeente Oud-Beijerland beschikt, behalve over de rivieren Spui en Oude Maas, waar zij aan grenst, over tal van sloten, vijvers, boezems en watergangen. Deze gebieden vormen voor veel vogelsoorten een belangrijk habitat, hetzij als broedgebied, hetzij als overwinteringsgebied of als pleisterplaats tijdens de trek. De eisen die vogels aan hun habitat stellen kunnen sterk variëren van soort tot soort of tussen verschillende soortgroepen. Knobbel- zwaan- familie op het Spui

Page 22: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

22

In de vijvers en sloten binnen de bebouwde kom verblijven veel eenden, welke regelmatig door de bewoners worden (bij)gevoerd. Wilde Eenden trekken overdag veelvuldig naar de sloten en parkvijvers. Een deel van hen trekt ’s avonds dan weer naar het buitengebied om daar op gras te foerageren. Samen met de Soepeend, de Muskuseend, de Meerkoet en het Waterhoen zijn zij de meest voorkomende watervogels binnen de bebouwde kom. Behalve de waterpartijen in de bebouwde kom beschikt de polder Oud-Beijerland nog over een aantal poldersloten en enkele kreken: de Nieuw-Beijerlandsche kreek, de Oud-Beijerlandsche kreek, de Boezem en de Vliet. En overal worden deze bevolkt door watervogels. ganzen Vooral in het winterhalfjaar zijn boven de gemeente Oud-Beijerland cohorten overtrekkende ganzen te zien. Deze grote aantallen hebben dikwijls betrekking op Brandgans en Kolgans. In mindere mate gaat het hier om Grauwe Gans, Canadese Gans en Nijlgans. Ook worden groepen ganzen van wisselende samenstelling aan de grond gezien, al gaat het hier niet om indrukwekkende aantallen. Een uitzondering hierop vormde de Staart, vóór de omvorming tot natuurgebied, waar in november 2003 een dagmaximum van 1400 Grauwe Ganzen werd geteld. De soort is er nog altijd regelmatig aanwezig, maar lang niet meer in dergelijke aantallen. Ook groepen Brandganzen konden op de Staart worden gezien toen het gebied nog een agrarische functie had. Grote groepen Canadese Ganzen (<700 ex) kunnen jaarrond worden aangetroffen op en langs het Spui, waar meestal op de dijken rondom het Beerenplaatspaarbekken wordt gefoerageerd. Ook zijn aan weerszijden van het Spui soms grote aantallen Nijlganzen (<800 ex), Grauwe Ganzen (< 300 ex) en Soepganzen (< 200 ex) aanwezig. De beste kans om ganzen waar te nemen in de polder zijn het ‘lege’ gebied ten zuiden van het Vuurbaken, de 2e Kruisweg, het gebied tussen Zinkweg en de Nieuw-Beijerlandse Langeweg en de akkers aan weerszijden van de N217, in de noordoosthoek van de gemeente. Het betreft hier voornamelijk Grauwe Gans, Kolgans, Rietgans en Nijlgans, in mindere mate ook Brandgans. De groepen ganzen tellen maar zelden meer dan 100 ex. watervogeltelling In januari 2006 is de gemeente Oud-Beijerland eenmalig integraal op watervogels geteld. De bebouwde kom en de polder werden op 19 januari geteld. De rivieren (traject Brakelsveer tot gemaal De Bosschen) werden vanaf de zuidoever geteld op 14 januari. De steltlopers en ganzen werden apart geteld tijdens de integrale roofvogeltelling op 15 januari. In totaal werden 3.334 ex geteld. Als talrijkste soort kwam de Wilde Eend uit de bus met 1151 ex, gevolgd door de Meerkoet met 234 ex en de Krakeend met 227 ex. Bij de steltlopers was de Kievit het talrijkst met 323 ex, gevolgd door de Wulp met 90 ex en de Scholekster met 65 ex. (tabel 8).

Page 23: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

23

Tabel 8. Watervogelmidwintertelling Gem. Oud-Beijerland 2006 nr soort beb.kom buitengebied rivieren O.Maas RVT TOTAAL

1 Dodaars 10 10 2 Fuut 1 7 8 3 Aalscholver 2 3 5 4 Blauwe Reiger 12 6 12 2 32 5 Knobbelzwaan 3 2 1 6 6 Rietgans 70 70 7 Grauwe Gans 12 12 8 Soepgans 66 66 9 Brandgans 11 11

10 Keizergans 2 2 11 Canadese Gans 164 164 12 Nijlgans 48 30 78 13 Bergeend 2 1 3 14 Muskuseend 111 3 114 15 Smient 3 84 87 16 Krakeend 64 10 118 35 227 17 Wintertaling 8 74 53 135 18 Wilde Eend 653 218 64 216 1151 19 Soepeend 137 16 4 157 20 Slobeend 1 1 21 Tafeleend 12 12 22 Kuifeend 53 21 37 8 119 23 Grote Zaagbek 5 5 10 24 Waterhoen 88 25 113 25 Meerkoet 149 26 54 5 234 26 Scholekster 65 65 27 Kievit 123 200 323 28 Watersnip 10 10 29 Tureluur 16 16 30 Witgat 1 1 31 Oeverloper 1 1 32 Wulp 90 90 33 IJsvogel 1 1 Totaal 1340 345 970 319 360 3334 beb.kom Integrale telling bebouwde kom 19.01 buitengebied Integrale telling buitengebied 19.01 rivieren wavo-telling SOVON telgeb. 1589+1741 14.01 Oude Maas telling traject Klein Profijt-Gemaal De Bosschen 14.01

RVT steltlopers en ganzen geteld tijdens Roofvogeltelling 15.01

5.2.1 Wintervogeltellingen SOVON Sinds 1999 worden in het winterhalfjaar vogels geteld langs Spui en Oude Maas. Dit project werd tot oktober 2002 gecoördineerd door de provincie Zuid-Holland en na deze datum door SOVON. De tellingen worden uitgevoerd door leden van de vogelwerkgroep afd. west van het HWL en in de gemeente Oud-Beijerland zijn deze verdeeld over drie telgebieden: de Kleiput, Spui van Oude Tol tot de Staart en Spui en Oude Maas van de Staart tot Klein Profijt. Tijdens de tellingen, welke nog steeds voortduren, worden buitendijks alle vogels geteld die binding met het terrein hebben, dus ook voor een deel overtrekkende vogels. Zij vinden doorgaans op zaterdagochtenden in het midden van de maand plaats, van ca. 09:00 – 13:00 uur.

Page 24: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

24

Aanvankelijk werden de tellingen gestart bij de Oude Tol; vanaf oktober 2005 wordt geteld vanaf gemaal Brakelsveer, aan de westgrens van de gemeente, waarmee praktisch de gehele noordrand van de gemeente is gecoverd. Alleen het traject Klein Profijt – gemaal de Bosschen wordt geteld door leden van de vogelwerkgroep afd. noord. Hoewel het een z.g. ‘alle-soortentelling’ is, ligt het accent in deze tellingen op de watervogels. Deze lange telreeks biedt een goed inzicht op het voorkomen en seizoensverloop van watervogels langs het Spui en Oude Maas in Oud-Beijerland (tabel 9). Tabel 9. Voorkomen en seizoenspatroon watervogels Oud-Beijerland 1999-2005 Oude Tol - Klein Profijt. 2005-2008 Brakelsveer - Klein Profijt Nr. Soort oct nov dec jan feb mrt gem max gem max gem max gem max gem max gem max 02030 Kuifeend 1.3 12 37,6 272 66.6 215 143.8 404 79.3 212 44 119 01980 Tafeleend 0.1 1 1 02180 Brilduiker 0.2 1 1 6 0.5 3 0.56 4 01730 Bergeend 2 2.13 6 1.22 00720 Aalscholver 6.6 15 6.4 13 5.2 9 6 14 7.38 16 4.33 10 00090 Fuut 8.6 17 4.5 8 3.5 7 6.3 20 9.88 18 8.78 21 00070 Dodaars 0.3 1 1.4 6 1 3 2.2 10 0.75 3 0.33 2 02230 Gr. Zaagbek 0.2 1 1.4 9 3.8 22 2.44 15 01220 Bl. Reiger 5.6 11 4.8 13 6.9 15 8.7 16 8.38 14 4.22 12 01520 Knob.zwaan 2.8 9 0.3 2 0.4 3 0.6 2 1.63 4 1.22 3 01860 Wilde Eend 54.7 115 88.4 171 186.4 587 199.9 570 192.25 516 69.67 117 01820 Krakeend 34.1 92 56.1 137 92.3 160 89.7 186 79.25 199 68.89 167 01790 Smient 3.1 19 22.7 102 91.9 521 46.7 120 100.50 363 18.22 106 01840 Wintertaling 20.2 98 17.6 65 29.1 85 27.6 90 14.88 49 18.22 46 01940 Slobeend 0.2 2 0.1 1 0.44 4 04290 Meerkoet 13.5 49 51.6 182 57.9 264 78.2 296 55.25 166 12.22 33 01610 Grauwe Gans 10 43 182.9 1401 191.6 700 88.5 402 20.75 48 24.33 99 01700 Nijlgans 35.6 85 42.3 106 25.9 72 13.3 51 30.13 75 17.67 62 01661 Gr.Can.Gans 33.5 152 36.9 146 23.8 143 33.2 164 53.25 183 35.78 92 04930 Kievit 60.5 318 134.5 460 23.1 149 30.3 166 29.63 102 8.56 19 04850 Goudplevier 3.7 36 04500 Scholekster 15.1 57 27.6 71 27.2 80 33.1 81 40.13 102 24.78 83 05190 Watersnip 2.3 8 0.5 3 0.4 2 1.4 10 0.1 1 05460 Tureluur 0.2 1 0.8 8 4 15 3.1 16 2.38 14 2 12 05530 Witgat 0.2 2 0.1 1 0.1 1 0.25 2 05560 Oeverloper 0.4 3 0.1 0.1 1 05820 Kokmeeuw 89.3 295 72.5 149 69.1 226 135.3 358 121.75 404 83 218 05900 Stormmeeuw 5.5 24 12.5 50 7.3 19 8 13 27.43 125 10.44 47 05910 Kl.Mant.meeuw 5.5 2 0.3 2 0.5 2 0.2 2 0.25 1 3 8 05920 Zilvermeeuw 0.7 12 8.9 24 4.5 15 3.4 10 6.5 11 6.78 15 06000 Gr.Mant.meeuw 0.3 2 0.3 2 0.4 2 0.11 1 De telperiode van 1999-2008 kenmerkte zich overigens zonder uitzondering door zachte winters. Het meest vogelrijk is het Spui ter hoogte van het Brakelsveer. Vooral Canadese Gans, Nijlgans, Smient, Scholekster en Kokmeeuw zijn ’s winters in groten getale aanwezig.

Page 25: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

25

watervogels bij de Staart Ook kunnen grote groepen Kieviten de oevers bevolken; soms zijn er ook Goudplevieren. In oostelijke richting neemt het aantal vogels af. In het Spui zijn dan nog wel eendensoorten als Wilde Eend, Krakeend en kleine groepjes Kuifeenden waar te nemen. Soms ook Dodaars. Op de oever Meerkoet en Soepgans. Tegenover de wijk Spuioever Canadese Gans, Nijlgans, Aalscholver, Krakeend, Wilde Eend, Scholekster en soms een groepje Tureluurs. Tegenover de haven Fuut en Wilde Eend. Bij de Natte Staart

verblijven in het winterhalfjaar altijd Wintertaling en Krakeend. Ter hoogte van de Droge Staart groepen Krakeenden, Wilde Eenden en Kuifeenden. Het stuk Oude Maas, dat tot Klein Profijt wordt meegeteld, is doorgaans arm aan watervogels, mede door de drukke scheepvaart ter plaatse en het gebrek aan luwe plekken. 5.2.2 PTT tellingen Het Punt Transect Tellingenproject van SOVON bestaat al sinds 1978 en heeft als doel het volgen van de aantalsontwikkeling van wintervogels. De vaste route die jaarlijks gevolgd wordt is zo veel mogelijk karakteristiek voor het landschap en voert langs 20 telpunten, welke minimaal 500 meter uit elkaar liggen. Op elk telpunt wordt exact vijf minuten geteld. Alle vogels die worden waargenomen, ter plaatse of overvliegend worden geteld. De tellingen vinden plaats in Kuifeenden op het Spui de tweede helft van december. De route door de gemeente Oud-Beijerland is in 2005 uitgezet en wordt sindsdien jaarlijks geteld. Hij start langs het Spui bij het Brakelsveer en voert langs de noordrand naar gemaal De Bosschen. Van daar wordt via de Boezem zuidwaarts gegaan naar de Kwakscheweg. Daarna worden enkele punten in het dorp geteld o.a. het Laningpark en de Zoomwijckvijver. Vervolgens wordt het buitengebied bezocht via telpunten op de Zinkweg, het Vuurbaken, de Langeweg en de Tweede- en Eerste Kruisweg. Het aantal waargenomen soorten bedroeg minimaal 47 (2008) en maximaal 58 (2006) en het aantal vogels varieerde van 2577 ex (2006) tot 3475 ex (2007) (tabel 10).

Page 26: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

26

Tabel 10. Telresultaten Punt Transect Tellingen Oud-Beijerland 2005-2009 soort 05 06 07 08 09 soort 05 06 07 08 09

70 Dodaars 6 1 1 0 5 5820 Kokmeeuw 349 282 204 600 115 90 Fuut 4 10 5 3 7 5900 Stormmeeuw 6 15 11 8 3

720 Aalscholver 10 6 6 10 11 5910 Kl Mantelm. 1 0 0 0 1210 Gr. Zilverreiger 1 1 1 0 5920 Zilvermeeuw 1 8 4 13 12 1220 Blauwe Reiger 12 11 11 3 10 6000 Gr.Mantelmeeuw 1 0 0 0 1520 Knobbelzwaan 10 22 6 69 64 6658 Stadsduif 6 12 5 9 1530 Kleine Zwaan 9 6680 Holenduif 1 2 1574 Toendrarietgans 95 0 0 0 6700 Houtduif 5 199 16 166 37 1590 Kolgans 78 19 964 0 9 6840 Turkse Tortel 5 5 10 5 27 1610 Grauwe Gans 165 457 285 455 76 7570 Steenuil 1 0 0 0 1619 Soepgans 86 64 52 0 0 8310 IJsvogel 1 0 1 0 1660 canadese gans 237 3 264 1 110 8560 Gr. Specht 2 1 2 1 0 1670 Brandgans 67 142 90 100 8760 Gr.B.Specht 3 1 0 1 1700 Nijlgans 35 7 17 110 61 10110 Graspieper 2 16 0 8 1750 Muskuseend 19 24 13 13 10190 G.G.Kwikstaart 1 0 0 0 1780 Mandarijneend 2 0 2 10201 W. Kwikstaart 11 1 0 2 1790 Smient 437 22 227 140 92 10480 Pestvogel 15 0 0 0 1820 Krakeend 107 26 21 50 119 10660 Winterkoning 2 2 0 0 2 1840 Wintertaling 189 92 34 185 225 10990 Roodborst 1 0 0 14 1860 Wilde Eend 320 255 148 244 482 11870 Merel 5 10 8 1 8 1869 Soepeend 9 4 8 15 11980 Kramsvogel 8 89 208 67 0 1980 Tafeleend 7 0 1 0 12000 Zanglijster 1 0 2030 Kuifeend 1 17 8 5 4 12010 Koperwiek 138 3 4 1 2230 Grote Zaagbek 8 7 0 0 14370 Staartmees 4 0 0 2690 Sperwer 1 0 0 1 14620 Pimpelmees 1 7 0 7 2870 Buizerd 6 3 10 9 11 14640 Koolmees 6 13 19 3 8 3040 Torenvalk 1 4 1 6 0 15390 Gaai 1 2 1 2 1 3670 Patrijs 3 0 0 0 15490 Ekster 8 12 36 18 17 3940 Fazant 9 4 7 4 9 15600 Kauw 263 85 251 136 34 4240 Waterhoen 9 32 40 37 9 15671 Zwarte Kraai 27 74 15 33 40 4290 Meerkoet 113 44 144 222 132 15820 Spreeuw 151 315 129 357 98 4500 Scholekster 23 23 13 60 21 15910 Huismus 30 17 0 16 4930 Kievit 210 105 0 4 4 15980 Ringmus 6 8 0 0 5120 Bo. Strandloper 14 0 0 0 16360 Vink 3 24 2 1 9 5190 Watersnip 13 0 0 12 16490 Groenling 1 1 0 1 1 5290 Houtsnip 1 0 0 16530 Putter 1 4 45 4 4 5410 Wulp 2 0 0 0 16540 Sijs 2 0 0 0 5460 Tureluur 1 0 0 0 18770 Rietgors 1 0 3 1 5530 Witgat 2 1 0 0 0

Totaal aantal soorten per telling: 54 58 53 47 53

Krenten in de pap op deze tellingen waren o.m. Grote Zilverreiger (2006-2008), 14 Bonte Strandlopers (2006), Houtsnip (2007), Witgatje (2005-2006), IJsvogel ( 2006,2008), Grote Gele Kwikstaart (2006), 15 Pestvogels (2005), 208 Kramsvogels (2007) en 138 Koperwieken (2005).

Page 27: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

27

5.3 Vogeltrek boven de Hoeksche Waard en Oud-Beijerland Onder vogeltrek wordt een periodieke en gerichte verplaatsing verstaan tussen broedgebied en winterkwartier, teneinde ongunstige omstandigheden zoals voedselgebrek in het broedgebied te ontvluchten. Een groot deel van de vogelsoorten trekt op grote hoogte of ’s nachts, zonder dat we daar (zonder radar) iets van kunnen waarnemen. De zichtbare landtrek speelt zich over een breed front in Nederland af; vooral langs de kust en in de nabijheid van groot open water, komt echter ‘gestuwde’ trek voor: trek geconcentreerd in smallere trekbanen. Dit fenomeen vinden we, op kleine schaal, ook binnen de Hoeksche Waard terug. Gestuwde trek vindt bv. plaats bij de Haringvlietbrug en in de Mariapolder bij Strijensas. Op deze plaatsen hebben leden van de vogelwerkgroep van het HWL jarenlang telposten bezet. De trektelpost in de Mariapolder wordt ook anno 2010 tijdens de najaarstrek bezet. Vogeltrek is in principe echter overal waar te nemen. Bij rugwind vliegen de vogels vaak hoog, bij tegenwind laag. Storm kan de trek echter volledig stil leggen. In Oud-Beijerland is in oktober 2000 gedurende 4 ochtenden op proef vogeltrek geteld op de Staart. De weersomstandigheden waren sterk wisselend. Er werden 31 soorten waargenomen en totaal 2350 vogels. Koploper was de Spreeuw met 894 ex. , gevolgd door Graspieper met 230 ex. en Veldleeuwerik met 172 ex. Het moge duidelijk zijn dat het fenomeen vogeltrek in de gemeente Oud-Beijerland nog nauwelijks serieus is bestudeerd. Het blijft een uitdaging om dit bijzondere aspect van de vogelstudie uitvoeriger te onderzoeken. 5.4 Vogelconcentraties & slaapplaatsen Van een aantal vogelsoorten is bekend dat ze de nacht in groepen doorbrengen, vooral buiten het broedseizoen. We zien dit onder meer bij spreeuwen, meeuwen, duiven, steltlopers, zwaluwen, kraaiachtigen, reigers, kiekendieven. In Oud-Beijerland is alleen summiere informatie bekend over dit onderwerp van een klein aantal soorten en soortgroepen zoals eksters, kauwen, duiven, meeuwen en spreeuwen. Een bekende eksterslaapplaats bevindt zich in het Laningpark. In februari 2004 werden max. 40 ex geteld. In het Spuipark werd in dec. 2007 een eksterslaapplaats ontdekt met op 29.12 tussen 70-90 ex. Kauwen komen ’s winters in grote groepen voor. Het aantal vogels per groep varieert van 100 tot meer dan 300. In februari 2002 werden 400 ex geteld in de polder Oud-Beijerland . Uit het verleden is een slaapplaats bekend uit het Laningpark, maar deze is thans al jaren niet meer in gebruik. Een grote slaapplaats, die door Oud-Beijerlandse Kauwen wordt gebruikt, ligt op Voorne-Putten. In het Spuipark zijn in april 2006 enige avondtellingen gehouden welke een dagmaximum van 319 in noordwestelijke richting over het Spui trekkende vogels opleverde, zo’n beetje de gehele broedpopulatie van het dorp. Op 21.10 werden op de trektelpost op de Staart binnen enkele minuten 2820 Spreeuwen geteld; dit betrof vogels welke terugkeerden van de slaapplaats in het Zomerlandengorzenbos. In het najaar trekken ’s morgens en ’s avonds duizenden spreeuwen over het Spuidorp op weg naar, en van hun slaapplaats. Ook zijn vooral ’s avonds verplaatsingen van Kokmeeuwen te zien, welke de gemeente via de noordgrens verlaten om aan de gene zijde van Spui en Oude Maas de nacht door te brengen. Bij de Kleiput is in de vroege ochtend altijd een zuidwaartse trek waar te nemen van Houtduiven, welke terugkeren van de slaapplaats op het eiland Putten.

Page 28: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

28

6. uitgelicht: Kleiput en Oude Tol (7 ha) Kleiput en Oude Tol 6.1 Beschrijving gebied De Kleiput (3 ha) is een ondiepe plas (<2 m), die in 1972 werd gegraven als bezinkingsvijver voor het bietenspoelwater ten behoeve van de toenmalige suikerfabriek. De fabriek werd in 1973 gesloten en in 1984 gesloopt. Op de plaats van de suikerfabriek, direct ten oosten van de Kleiput, verrees de woonwijk Spuioever. De Kleiput ontwikkelde zich tot een waardevolle vogelplas welke broedgelegenheid biedt aan enkele eendensoorten, Fuut, Meerkoet en Waterhoen en buiten de broedtijd van belang is als rust- en foerageergebied voor watervogels als Fuut, Aalscholver, Tafeleend, Kuifeend, Nonnetje, Grote Zaagbek, Meerkoet en IJsvogel. In sommige winters lopen de aantallen op tot enkele honderden vogels met als maximum zo’n 900 watervogels (van Gessele 1997). De voormalige camping De Oude Tol (1,5 ha) is gelegen direct ten westen van de Kleiput. De ‘Oude Tol’, direct aan het Spui gelegen, is een historische plek van waaruit een veerdienst (per roeiboot) naar het eiland Putten werd onderhouden. Het veer werd in 1877 als rijksveer opgeheven. Veel Oud-Beijerlanders leerden bij het strandje zwemmen onder de bezielende leiding van meester de Liefde. In de jaren vijftig bestond de Oude Tol uit niet meer dan een restaurant, een woonhuis en een ligweide aan het Spui. De weg naar de rivier was open- Kleiput & Oude Tol (foto website Gem. OBL) baar. De beheerder was Niels Grootenboer, die van iedere recreant 60 cent (kinderen 40 cent) incasseerde, voordat deze op de ligweide mocht plaatsnemen. In de zestiger jaren werd de Oude Tol langzaamaan een camping. Het lag op het grondgebied van Nieuw-Beijerland, dat nog niet zo’n strenge gemeente was. Het restaurant was daarom op zondag gewoon open en men kwam er vanuit Oud-Beijerland een neutje drinken. Op zijn hoogtepunt telde de camping 26 vaste en 5 recreatieplaatsen. Na verloop van tijd begon de camping te verloederen en Gerard Vingerling, eigenaar sinds 1982, raakte de greep op het terrein kwijt. De camping werd in 1997 gesloten en voor f 900.000, - aangekocht door de Gemeente Oud-Beijerland, die plannen had op de plaats van het restaurant aan het Spui een partycentrum en op het voormalige campingterrein een hotelaccommodatie te vestigen.

Page 29: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

29

Het terrein tussen Kleiput en het Spui (2,5 ha) was vanouds een braaklandje met een grote aantrekkingskracht voor vogelsoorten als Kneu en Putter. In 1999 werd het gebied omgevormd tot recreatieterrein met pannenkoekhuis, peuterbad, een strandje en een ligweide met enkele bosplantsoentjes. Een moerasgebiedje in het westelijk deel bleef tot op heden voor de natuur gespaard. Het gebiedje wordt begrensd door een sloot, welke de Kleiput met het Spui verbindt. In de monding is een drempel aangebracht, zodat geen Spuiwater in het gebied kan stromen. In en langs het moerasje kunnen soorten worden waargenomen als Bosrietzanger en Grasmus, en buiten het broedseizoen Waterral, Waterhoen, Houtsnip en Watersnip. Kleiput in winterse sfeer 6.2 Kleiput & Oude Tol in de pers (pagina 30 t/m 33)

Page 30: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

30

Page 31: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

31

Page 32: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

32

Page 33: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

33

Page 34: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

34

6.3 Historisch overzicht Een feitenrelaas van 35 jaar praten over de toekomst van het gebied Hoe de natuurwaarden stukje bij beetje worden afgebroken (zie kaders)

Periode voor 1997: Bestemmingsplan Spuidijk 1976 Bestemmingsplan Spuioever 1979 1973 In 1973 tekent HWA, Hoeksche Waard Alarm, de voorloper van de werkgroep Milieu en planologie van het HWL, bezwaar aan tegen plannen voor de aanleg van een jachthaven ten westen van de bestaande haven in Nieuw-Beijerland. Volgens een krantenartikel van 18.07.1973 heeft het beoogde gebied grote natuurwetenschappelijke waarde vanwege haar functie als pleisterplaats voor diverse steltlopers en broedplaats voor diverse water- en weidevogels. Bovendien is het gebied floristisch interessant, vanwege het voorkomen van enkele zeldzame planten als waterkers, lepelblad en een ondersoort van de hoornbloem. De actiegroep suggereert indien ‘een jachthaven toch noodzakelijk is, deze zonder schade aan het landschap en de oeverstrook van het Spui aan te leggen bij de Oude Tol in Nieuw Beijerland. Hier is door recente werkzaamheden geen sprake meer van een natuurgebied’, aldus het HWA. 1976 Bestemmingsplan Spuidijk 1976. HWA, bij monde van Cees Blok, reageert op 08.09.1976 per brief aan de gemeenteraad aangaande volgende passage in het bestemmingsplan: Grond tussen suikerfabriek en Kleiput bestemd voor wandelpark, speelterreinen, lig- en speelweiden en jachthaven met gebouwen. ‘Door het volspuiten van buitendijkse terreinen met kleiputten ten westen van de Oude Tol zijn in het nabije verleden reeds belangrijke rust- en foerageerplaatsen voor waterwild verloren gegaan ‘. HWA stelt het volgende voor: Bestemmen van een brede strook van ca. 8 meter ten oosten van de put (= langs gemeentegrens) voor groengebied zonder wegen of paden. Bestemmen van de rest van de grond voor rustige recreatie (wandelpark, lig- en speelweiden). Een jachthaven en speelterrein lijken HWA met het oog op de rust in de omgeving op dit punt ongewenst. Op deze manier worden de aanwezige waarden van de put in stand gehouden’. B&W schrijft aan de raad dat ‘bij de inrichting van het recreatiegebied zeker aandacht zal worden geschonken aan flora en fauna zodat niet het gehele gebied in een minder rustige sfeer komt te liggen en doet enkele voorstellen dienaangaande. Stelt voor het bezwaar van HWA ongegrond te verklaren. Op 17.01.1977 wordt het bestemmingsplan Spuidijk 1976 door de gemeenteraad ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van het handhaven van de bestemmingen sport- en speelterrein gaat HWA in beroep bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Op een hoorzitting welke door de provincie op 22 december in ’s- Gravenhage was georganiseerd lichtte HWA de bezwaren nog eens toe.

Page 35: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

35

‘ Door de aanleg van speelweiden op het aangrenzende terrein zouden belangrijke natuurwaarden van de Kleiput als rust- en foerageergebied voor vogels aanzienlijk worden verstoord’. Het beroep wordt door de Provinciale Planologische Commissie echter niet ontvankelijk verklaard doordat dit te laat is binnengekomen. In een beschikking van Gedeputeerde Staten van 14.03.1978 wordt het bestemmingsplan Spuidijk goedgekeurd. 1979 Bestemmingsplan Spuioever. In een reactie op het ontwerpbestemmingsplan maakt HWA op 04.05.1979 bezwaar bij de gemeente Nieuw-Beijerland. Het plan behelst o.m. de bouw (door ATHO Gouda) van ‘woningen in een fraai recreatiegebied waarin o.m. manege, tennisbanencomplex, wandelpaden etc.’. Het bezwaar van HWA geldt behalve zaken als de prijsklasse van de woningbouw en de vraag of de bouw voorziet in de behoefte van Oud-Beijerland en de regio, de jachthavenaccommodatie en de hoogte van de op te richten bebouwing. Zij pleit voor het handhaven van de Kleiput in de huidige staat i.v.m. het belang als rust- en foerageergebied voor watervogels. Gemeente Nieuw-Beijerland stelt in haar reactie (raadsagenda 14.11.1979) dat alleen het laatste onderdeel kan worden beoordeeld, daar eerstgenoemde onderdelen op het grondgebied van Oud-Beijerland liggen. ‘Van de 32 ha. plangebied worden 8 ha. bebouwd en 24 ha. niet; hiervan komt 20 ha. als recreatiegebied beschikbaar voor de bevolking, wat nu verboden gebied is. Bij de uitwerking van de plannen zal in grote mate aandacht worden geschonken aan flora en fauna. Gelet op het huidig gebruik van bedoelde gronden, t.w. bezinkputten, speciebergingen etc. laat het zich aanzien dat flora en fauna nieuwe kansen krijgen. De Raad stelt dan ook voor het bezwaar van HWA ongegrond te verklaren. Het bestemmingsplan Spuioever (Nieuw-Beijerland) wordt vastgesteld op 14.11.1979. Op 19.02.1980 gaat HWA in beroep bij Gedeputeerde Staten. In haar beroepsschrift passeren een aantal punten de revue. Behalve de bezwaren tegen de woningbouw en de ontsluiting van het plan, ageert HWA tegen de geplande jachthaven van minimaal 500 ligplaatsen en benadrukt zij de betekenis van de Kleiput voor het waterwild. Zij pleit voor het open houden van zo veel mogelijk buitendijkse gebieden, als ook de put zelf. HWA beroept zich op inventarisaties welke door haar in het recente verleden zijn uitgevoerd. 1980 Per 1 april is een strook grond van 10 ha. buitendijks langs de Spuidijk in Nieuw-Beijerland door het bestuur van het waterschap De Groote Waard verkocht aan de gemeente Oud-Beijerland. Deze heeft de grond nodig voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Spuioever. Met de transactie is een bedrag van F 460.000, - gemoeid. E.e.a. conform de grenswijzigingswet van 13 februari 1980. 1981 In een beschikking van 24.02.1981 wordt het bezwaar van HWA door G.S. ongegrond verklaard. De reden wordt als volgt geformuleerd: ‘dat aan de Kleiput de bestemming “recreatieve doeleinden en watersportvoorzieningen” is gegeven; dat het gebied, samen met het 10 ha. westelijk hiervan gelegen gebied het toekomstige ‘Spuipark’ gaan vormen; dat het geldende bestemmingsplan een industriële bestemming mogelijk maakt, waarbij de Kleiput niet gehandhaafd kan blijven; dat het huidige gebruik specieberging en bezinkputten is; dat een recreatieve bestemming een herinrichting van het gebied mogelijk maakt, waarbij in ruime mate aandacht geschonken kan en zal worden aan flora en fauna; dat het bezwaar gelet op het bovenstaande ongegrond is;

Page 36: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

36

dat overwegende ten aanzien van het bezwaar dat het belang dat wordt gediend met de realisering van het park uitgaat boven het belang van handhaving van de Kleiput, zodat aan dit bezwaar niet kan worden tegemoet gekomen’. Het bestemmingsplan wordt echter om verschillende redenen niet goedgekeurd (risico’s chlooropslag op de Beerenplaat, onduidelijke exploitatieopzet en concurrerende invloed op het door de gemeente Oud-Beijerland ontwikkelde plan ‘Zoomwijck’). Op 17 juni 1981 gaat HWA bij de Kroon in beroep tegen de besluiten van G.S. tot het onthouden van goedkeuring van het bestemmingsplan Spuioever. ‘Wij willen onze bezwaren, zoals deze uiteengezet zijn in onze bezwaarschriften gericht aan de gemeenten Oud-Beijerland en Nieuw-Beijerland en het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland handhaven. Wij kunnen het niet eens zijn met de afwijzing van onze argumentatie of voor zover deze wordt onderschreven met het van minder gewicht achten hiervan dan bepaalde locaal planologische en financiële aspecten’. Een toelichting welke bij een hoorzitting van G.S. naar voren is gebracht wordt bijgevoegd. ‘Voor wat betreft de Kleiput zijn wij van oordeel dat de Kleiput bij een andere opzet wel degelijk zijn huidige natuurwaarden kan behouden. Nu G.S. het bestemmingsplan van de gemeente Oud-Beijerland niet heeft goedgekeurd bestaat daar o.i. alle gelegenheid voor. Aangezien de uitwerking van de recreatieve bestemming welke op de Kleiput gelegd is bekostigd zou moeten worden uit de exploitatie van het door G.S. afgewezen bestemmingsplan van Oud-Beijerland, komt het ons voor dat ook uit financiële overwegingen het handhaven van de Kleiput aantrekkelijker is dan het realiseren van een Spuipark op die plaats’. Zij verzoekt Hare Majesteit daarom de beslissing van G.S. tot het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan Spuioever van de gemeente Oud-Beijerland te handhaven zij het met ondersteuning van mede ook door Hoeksche Waard Alarm naar voren gebrachte argumenten. De gemeente nodigt HWA uit op het gemeentehuis voor overleg inzake de ontwikkeling van het recreatiegedeelte van het plan Spuioever. Bij het overleg zijn ook Jansson en Partners en ATHO-Z.H.B. aanwezig. Wethouder Den Boer legt in zijn inleiding uit dat de gemeente werkt aan de uitwerking van het recreatieve gedeelte van het plan Spuioever (tot aan de Oude Tol). De tennisvereniging TC ’77 wil in het gebied een tenniscomplex realiseren. De gemeente heeft in beginsel positief besloten. Ook wil zij ten westen van de Oude Tol een voorziening voor de paardensport onderbrengen. Het overleg dient ertoe af te tasten of HWA aan de hand van de huidige plangedachten haar eerder ingediende bezwaren tegen dit plangedeelte zou kunnen intrekken. HWA heeft geen bezwaar tegen de voorziening voor de ruitersport. Voor haar is alles bespreekbaar en kan op veranderende situaties worden ingespeeld. Het is voor HWA echter niet te overzien in hoeverre een beslissing over het recreatiedeel de rest van het plan beïnvloedt. Standpuntbepaling volgt begin oktober. In een brief van 26 november 1981 laat HWA bij monde van Bart van Meurs aan het college van B&W weten aan haar verzoek geen gevolg te geven. Als reden voert zij aan dat de omgeving van de Kleiput, gezien de plannen van de tennisvereniging een geheel ander aanzien zal krijgen. ‘Ten zuiden van de put zal een vrij drukke ontsluitingsweg komen, die zelfs een groot deel van de put verloren doet gaan. In het oosten zal bebouwing komen die (met inbegrip van de tuinen) tot aan de put grenst. In het noorden komt een parkeerterrein met daarnaast een tennisaccommodatie en een bowlingcentrum. In het westen moet de aanwezige weg, die naar de Oude Tol leidt, worden aangepast om als ontsluiting te dienen voor de tennisvoorzieningen en het bowlingcentrum. Daardoor zal de Kleiput rondom worden ingepakt en blijft er van de aanwezige natuurwaarden weinig of niets over. Als bijkomend nadeel geldt nog dat de bewoners, als gevolg van de aanpassing, een voor hem doorgaande weg vlak langs hun woningen krijgen. Op bovengenoemde gronden zijn wij tot de conclusie moeten komen ons bezwaar niet in te trekken.

Page 37: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

37

Wij blijven echter altijd bereid met u te overleggen over een ander plan, waarbij de waarde van de Kleiput en het ten noorden ervan liggende grasgors meer recht wordt gedaan’. In een notitie schrijft C. Blok (HWA) het onderstaande over de Kleiput: De Kleiput is geen unieke put, is zelfs geen oude put. Echter in de gemeente Oud-Beijerland zijn recentelijk alle vroeger aanwezige kleiputten door opspuiting met baggerspecie van dubieuze kwaliteit verloren gegaan. De Kleiput is zeer belangrijk voor het waterwild. Beleid (ook provinciaal) en van gemeentebestuur Oud-Beijerland is altijd geweest het buitendijks gebied zo veel mogelijk open te houden. Schrijver bepleit daarom het openhouden van het gors ten noorden van de Kleiput en geen intensieve recreatieve ontwikkelingen als jachthaven, sportvoorzieningen, sporthal, botenberging en parkeerterrein. Nog niet lang geleden hebben gemeentebestuur van Oud-Beijerland en G.S. van Z. Holland zich in deze trant uitgesproken. Volgens het streekplan moet, naast het effectief veiligstellen van vooral buitendijkse gebieden met natuurwaarden het beleid ook gericht zijn op het herstellen dan wel compenseren van verloren gegane natuurwaarden. Het lijkt of speciaal voor dit gebied deze uitspraak is gedaan (!)

1982 In een brief aan de Raad van State schrijven G.S. op 2 juli 1982 dat HWA haar bezwaar handhaaft. Op grond van nieuwe ontwikkelingen is aan haar besluit goedkeuring aan de gemeente Oud-Beijerland inzake bestemmingsplan Spuioever te onthouden, de grond ontvallen. Zij volstaan verder met het verwijzen naar de overwegingen in het bestreden besluit.

rustende Kuifeenden op de Kleiput 1983 Op 15 april 1983 bericht het RD dat de watersportvereniging Het Spui aan de gemeente haar twijfels kenbaar heeft gemaakt over de haalbaarheid van een jachthaven in plan Spuioever. De jachthaven zou plaats moeten bieden aan 250 vaartuigen. ‘Het Spui’ heeft de gemeente verzocht enige terughoudendheid te betrachten met de plannen voor een compleet ingerichte jachthaven. Aanleiding voor het schrijven is een stabilisering van de belangstelling voor de watersport. De vereniging heeft nu twijfels of een groot opgezette haven hierdoor straks financieel haalbaar blijft. G. van Driel van de vereniging wijst er op dat Oud-Beijerlandse havens altijd het nadeel houden van een grote afstand tot open water. Het lijkt hem daarom verstandig voorlopig alleen een ‘waterpartij’ in Spuioever te plannen die wellicht bij een opleving van de behoefte aan ligplaatsen zonder al te ingrijpende maatregelen in een jachthaven kan worden veranderd.

Page 38: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

38

1984 In een krantenartikel van 03.02.1984 wordt gemeld dat in januari volgende jaar de eerste paal de grond in kan voor de bouw van de woonwijk Spuioever. Hiervoor moet wel eerst de suikerfabriek worden gesloopt. Inmiddels is het bestemmingsplan door de gemeente Oud-Beijerland aanzienlijk bijgesteld. De grote jachthaven werd uit het plan geschrapt, de twee natuurlijke insteekhavens, goed voor honderd ligplaatsen, werden nu wel voldoende geacht. Bovendien wordt de grote Kleiput, naast camping de Oude Tol gehandhaafd en krijgt deze een centrale ligging in een aan te leggen wandelgebied. Op 08.02.1984 adviseert VROM aan de voorzitter van de Raad van Geschillen van de Raad van State inzake het bezwaar van HWA. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Als reden wordt aangevoerd dat ‘Kleiput niet uniek is want deze heeft zich pas na sluiting van de suikerfabriek kunnen ontwikkelen als nat gebied’. Bovendien is er geen sprake van een zodanig uniek karakter van dit terrein, dan wel van de ontstane wildstand, dat dit terrein uit dien hoofde bijzondere bescherming zou moeten genieten. Hier staat tegenover dat het toekomstige Spuipark, waartoe het plangebied zal gaan behoren, zowel van belang is voor toekomstige bewoners van het woongebied Spuioever, als voor de bewoners van Zoomwijck. Dit belang acht ik doorslaggevend. Overigens behoeft de realisering van het plan niet te betekenen dat dit terrein iedere natuurwaarde zal verliezen’. Na een negatief advies van het adviesbureau van de Raad van State in de Kroonprocedure welke o.a. door de gemeente Oud-Beijerland was aangespannen, (financiële overwegingen, te groot van opzet en in te hoog tempo), geven Provinciale Staten op 04.07.1984 toch groen licht voor de gewijzigde opzet van Plan Spuioever: in 7 jaar zullen 610 huizen worden gebouwd. De bouw in Zoomwijck gaat 5 jaar in de ruststand. Op 29.11.1984 volgen de officiële beschikkingen van de Raad van State aan de gemeenten Oud-Beijerland en Nieuw-Beijerland. Het beroep van de gemeente Oud-Beijerland wordt ongegrond verklaard en het besluit van G.S. wordt, weliswaar om andere redenen, gehandhaafd. De bezwaren van HWA behoeven daarom geen bespreking meer. De Raad wijst erop dat ‘voorts is komen vast te staan, dat de voorzieningen ten behoeve van de watersport en andere recreatieve voorzieningen, die met het plan worden beoogd, niet zullen worden verwezenlijkt en dat een nieuw plan dient te worden ontwikkeld, waarin van de gewijzigde opvattingen van het gemeentebestuur wordt uitgegaan’. Het beroep van HWA tegen het bestemmingsplan van de toenmalige gemeente Nieuw-Beijerland, wordt eveneens ongegrond verklaard om reden dat een belangrijke aantasting van de aanwezige natuurwaarden niet te verwachten is. 1985 Op 29 maart 1985 bericht het RD dat er, vooruitlopend op de woningbouw in Spuioever waarvoor eind van het jaar de eerste paal wordt geslagen, op 15 mei wordt begonnen met de realisering van een omvangrijk sportcomplex. Voor ongeveer 2,3 miljoen gulden moet ten noorden van de Kleiput een tennis- bowling en squashcentrum verrijzen dat jaarlijks zo’n honderdduizend bezoekers kan verwerken. Het complex zou half september al grotendeels klaar moeten zijn. Achter de plannen zou een Oud-Beijerlands echtpaar zitten, dat om zakelijke redenen liever onbekend wil blijven. Ten zuiden van de accommodatie komt een parkeerterrein voor 125 auto’s. Bovendien komt er een windmolen te staan met een capaciteit van 60.000 Kilowattuur. De molen zal de helft van de energievoorziening van het complex voor zijn rekening nemen. Het plan blijkt een 1 april mop.

Page 39: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

39

Periode 1997-2006

1997 Gemeente Oud-Beijerland koopt Oude Tol voor bijna f 900.000, - aan van vm. eigenaar G. Vingerling. Doel is een recreatief toeristische ontwikkeling van het gebied mogelijk te maken. Ook wordt gedacht aan het maken van een verbinding tussen Spui en Kleiput teneinde aanlegplaatsen voor jachten te creëren. (bronnen: RD 05.04.1999 en Het Kompas 04.04.1997). HWL overhandigt op 27.04 aan de gemeente Oud-Beijerland het rapport ‘Beknopt verslag van de natuurwaarden van de Oude Tol, de Kleiput en het Landje ten noorden van de Kleiput’. Hierin wordt het college verzocht bij de toekomstige ontwikkeling rekening te houden met ‘het aspect natuurwaarde’. De gemeente stelt in haar reactie dat het Spui wel, maar Kleiput en Oude Tol niet onder de provinciale ecologische hoofdstructuur vallen en in die zin dus geen planologische bescherming genieten. Bovendien is zij van mening dat de toekomstige recreatieve ontwikkeling van het gebied geen verzwakking van de ecologische verbindingszones inhoudt. Verder is de gemeente van mening dat de in het gebied voorkomende vogels niet gerekend kunnen worden tot de categorie ‘weinig voorkomend’, laat staan tot de categorie ‘zeldzaam’, evenals de vegetatie en het biotoop als geheel. Het voorkomen van de IJsvogel en de Sperwer acht zij wel bijzonder, al moeten deze soorten haars inziens als ‘dwaalgasten’ worden aangeduid. De eindconclusie van Oud-Beijerland is dan ook dat de beschreven waarnemingen niet kunnen leiden tot de conclusie dat het hier gaat om een ecologisch waardevol gebied. In mei wordt het campingterrein ‘schoon ’opgeleverd aan de gemeente. Volgens het RD (26.08.1997) heeft het college van B&W inmiddels opdracht gegeven de haalbaarheid van een jachthaven met hotel-restaurant in de Kleiput te onderzoeken. insteekhaven Spuioever alternatief voor jachthaven?

Page 40: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

40

1998 De hengelsportvereniging maakt bezwaar tegen de jachthaven plannen en presenteert een eigen plan voor het gebied. Hierin wordt een recreatieve ontwikkeling voorgesteld naar het voorbeeld van recreatieoord Binnenmaas. De Kleiput zou moeten worden gebruikt als visvijver, waar ‘tegen vergoeding op bijzondere vissoorten kan worden gevist’. De voorstellen worden direct door B&W afgewezen. Volgens het college zijn de kosten voor de aankoop van het gebied zo hoog, dat het niet realistisch is te veronderstellen dat deze hierdoor gedekt kunnen worden. De 11 jarige Remy Legué is fel tegen de aanleg van een jachthaven en vindt dat de Kleiput als vogelplas behouden moet blijven. Hij overhandigt in februari maar liefst 326 handtekeningen tegen het plan aan wethouder Lagendijk. Inmiddels heeft waterskischool ’t Spui vergunning gekregen om het vm. Restaurant de Oude Tol te gebruiken als clubhuis en voor verkoop van consumpties. In het voorjaar organiseert het HWL twee vogelexcursies in het gebied met het doel het publiek te laten kennismaken met de natuurwaarden van het gebied. Gemeenteraadsleden worden persoonlijk uitgenodigd. Inmiddels heeft een machtswisseling in de gemeenteraad plaatsgevonden. Bint behaalt de meerderheid in de gemeenteraad. In juli presenteert B&W plannen voor de aanleg van zwem- en speelvoorzieningen (o.a. een peuterbadje). Wethouder Van Hemert deelt in Het Kompas van 30.10.1998 mee dat de gemeente binnenkort op zoek gaat om een investeerder te vinden voor het z.g. Plan Oude Tol. Inmiddels hebben zich al 16 kandidaten gemeld, waaronder enkele ‘best grote’. De zestien hebben een plan van eisen toegestuurd gekregen. Oud-Beijerland mikt op één grote projectontwikkelaar die het hele project onder zijn beheer wil nemen. Dit plan omvat een hotel/restaurant/zalencentrum, kleuterbad en verdere invulling van het recreatiegebied. De gemeente wil van die investeerders overigens wel graag de inmiddels voor de grondaankoop van de Oude Tol uitgegeven 1 miljoen terug, evenals de kwart miljoen, die de aankoop van de Kleiput vergt en de ruim 6 ton die het volgend jaar te realiseren kleuterbad vergt. Op 5 november 1998 presenteert het HWL een eigen inrichtingsplan voor het gebied, conform het verzoek van de gemeente om mee te denken over de toekomstige inrichting. De opstellers doen tal van suggesties voor een natuurlijke inrichting van het gebied, waar zeker plaats moet zijn voor (kleinschalige) recreatie. Het plan is tevens naar Vogelbescherming gestuurd, n.a.v. een prijsvraag voor vogelwerkgroepen. De werkgroep van het HWL (Martijn Verweijen, Rita van de Bos, Frank van Gessele) is van mening dat op die manier het behoud van de aanwezige natuurwaarden voor de toekomst het best wordt gewaarborgd. De hengelsportvereniging spreekt in een reactie op het inrichtingsplan van het HWL haar verontrusting over de plannen uit. De vereniging wil het met bootjes op de Kleiput varen juist stimuleren en is bang wanneer de voorgestelde oeverzwaluwwand zal worden gerealiseerd, ‘dat iedereen hier dan vandaan moet blijven’. Volgens de hengelsportvereniging kijkt het HWL ‘niet naar de wensen van andere gebruikers en tellen alleen vogels en padden mee’. De gemeente Oud-Beijerland presenteert op 16.12.98 een globaal inrichtingsvoorstel en programma voor Kleiput en Oude Tol. Hierin geeft zij aan dat een deel van het gebied zal worden ontwikkeld tot een dagrecreatief terrein met de daarbij behorende laagdrempelige voorzieningen voor de bevolking van Oud-Beijerland en dat een deel wordt bestemd voor particuliere ontwikkeling van toeristische en/of zakelijke functies. Een belangrijke financiële doelstelling is dat er gestreefd wordt naar een maximalisering van de opbrengst om zodoende een belangrijk deel van de totale investering (aankoop camping, Kleiput e.o. en kosten voorzieningen) terug te verdienen.

Page 41: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

41

1999 HWL laat in een reactie op het plan weten aanknopingspunten te zien om een deel van haar doelstellingen te realiseren. Zij doet in een brief d.d. 21.01.1999 suggesties voor een natuurlijk beheer van het gebied De vereniging wijst de gemeente Oud-Beijerland er met nadruk op dat handhaving van de rust op de Kleiput (dus geen eiland!) voor haar van groot belang is. Tevens kan het moerasje ten noordwesten van de Kleiput worden gespaard door eventuele parkeervoorzieningen op het vm. campingterrein te plannen. Op 13 januari bericht Vogelbescherming dat het HWL met haar inrichtingsplan een uitvoeringsprijs van f 1000, - heeft gewonnen. In februari krijgt het college van de raad groen licht voor de aanleg van het peuterbadje, kosten f 700.000, - (met PvdA en VVD tegen), als voorbode op de verdere recreatieve inrichting. Op 2 maart en op 9 april is er overleg tussen HWL en de gemeente Oud-Beijerland (weth. De Man) over de inrichtingsplannen. Begin april wordt het verruigde grasgors, ten noorden van de Kleiput, in cultuur gebracht. Eind april wordt de eerste paal geslagen voor het peuterbad. Een strandje wordt aangelegd. De gemeente laat op 18 juni naar aanleiding van de overleggen aan het HWL weten dat de mogelijkheden voor natuur en landschap op de tweede plaats komen, omdat het gebied primair een toeristisch-recreatieve invulling moet krijgen. Ze wijst er op dat aan de oostzijde van het dorp, het gebied De Staart, primair voor natuurdoeleinden bestemd is en dat daar de recreatieve mogelijkheden op de 2e plaats komen. Ze zegt wel toe af te zien van de aanleg van een eilandje in de Kleiput en het moerasje zo veel mogelijk te sparen. De suggestie van het HWL om de parkeervoorziening op het vm. campingterrein aan te leggen scoort hoog Bij de aanleg van paden zal zo veel mogelijk rekening met de natuurbelangen worden gehouden. Het voorstel voor het inrichten van een vogelobservatiepunt zal welwillend in overweging worden genomen, zeker indien het HWL hiervoor zelf de kosten draagt. Op 26 juni 1999 wordt het recreatiegebied officieel geopend. Gerealiseerd zijn nu: een peuterbad, een waterzuiverings- annex toiletgebouw, een trapveldje 30x50 meter, een strandje 20x20 meter en een wandelpad van de wijk Spuioever naar het vm. restaurant. Op 23 september meldt het Rotterdams Dagblad dat volgens B&W van Oud-Beijerland de plannen voor een hotel op de Oude Tol van de baan zijn. Volgens Burgemeester en wethouders hebben de horecaondernemers veel meer belangstelling voor nieuwbouwproject Havenkwartier bij het centrum. Bovendien kan bij de Oude Tol niet geheid worden, omdat daar een pijpleiding onder de grond loopt. Het gemeentebestuur ziet wel kansen voor een kleine horecagelegenheid op die plaats, zoals een pannenkoekhuis. Verder moet er meer parkeergelegenheid komen en moet op termijn het fietspad van het Spuipark naar de wijk Spuioever worden doorgetrokken. In het meest oostelijke deel zullen nog eens 5 vrijstaande woningen verrijzen. 2000 Op 7 maart stuurt het HWL een brief aan de gemeente waarin zij haar bezorgdheid uit over een aantal ontwikkelingen langs de Kleiputoevers. Zo is al eerder aangegeven dat het braamstruweel niet steeds moet worden afgemaaid en zou er een houtril worden aangebracht. Het paadje langs de put dient te worden afgesloten voor auto’s en de grondstort bij het natte terreintje moet worden voorkomen. De gemeente stelt dat de brief nooit bij de beheerders is aangekomen en zal dit verder uitzoeken.

Page 42: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

42

Het strandje wordt 2x zo groot gemaakt. Hiermee gaat weer zo’n 25 meter oevervegetatie langs het Spui verloren. De vogelwerkgroep meldt dat op 5 augustus de 100e vogelsoort in het gebied wordt waargenomen: een Kwak. De politie gaat extra surveilleren op de Oude Tol. Reden is enkele incidenten welke onlangs hebben plaatsgevonden. Zo maakten recreanten ruzie, passeerden speedboten de boeienlijn, werden vaartuigen op het standje afgemeerd, liepen honden los en was er tot ergernis van de badgasten sprake van overmatig drankgebruik. Ook werd de ligweide kapotgecrosst en werd het invalidentoilet gebruikt als ‘blowhok’. Op 12 september verleent de gemeente kapvergunning voor het kappen van 70 wilgen, 29 populieren, 6 elzen, 16 iepen en 7 esdoorns op de grenswal met het manegeterrein. Zij wil hier een grondwal van baggerspecie aanleggen. HWL maakt bezwaar tegen het plan en vraagt om spoedoverleg. Op 10 oktober organiseert de gemeente een info bijeenkomst op Klein Profijt voor de presentatie van het plan Hulstaert Party Service. Dit plan is voorlopig als enige uit een aantal inzendingen gekozen. Het plan behelst: een Restaurant/zalencentrum/terras (en eventueel later een sauna) op de plaats van het huidige (vervallen) restaurant en 150 parkeerplaatsen op de plaats van de voormalige camping. In de plannen is niet in een hotelaccommodatie voorzien. Ook in de plannen opgenomen zijn 5 bouwkavels aansluitend op de wijk Spuioever. Met de eigenaar van de Kleiput, Charlock Vastgoed in Laren, zijn afspraken gemaakt over de aankoop van de grond. Tevens bevatten de plannen het opwaarderen van het gebied ten noorden van de Kleiput en het scheppen van faciliteiten ten behoeve van de hengelsporters. Ten faveure van de aan te leggen parkeerplaatsen dienen alle bomen en heesters op het vm. campingterrein te worden gekapt. Het restaurant zal worden gesloopt, de bomen op de Oude Tol gerooid en het recreatieve fietspad zal van het Spuipark naar de wijk Spuioever door het gebied worden doorgetrokken. Op 25.10.2000 vindt een gesprek plaats op het gemeentehuis tussen HWL en wethouder Admiraal. De gemeente licht de aanvraag voor de kapvergunning toe en legt uit dat het om gerijpt slib gaat dat afkomstig is uit singels en vijvers uit Oud-Beijerland. Het slib is voor een deel schoon en voor een ander deel licht verontreinigd. Volgens de geldende regels komt het licht verontreinigde deel in aanmerking om toegepast te worden in werken. Indien de bagger afgevoerd moet worden naar andere objecten brengt dit aanzienlijk hogere kosten met zich mee. Het HWL wijst op het verdwijnen van broedgelegenheid ten gevolge van de kap en verzoekt de gemeente om een alternatief te zoeken voor het slibdepot. HWL acht de kans op behoud van de aanwezige natuur op de voormalige camping, gezien de voorliggende plannen verkeken. Ze moet kiezen tussen twee kwaden: of kap van de oude grensbeplanting, of kaalslag van het middenterrein. De gemeente kondigt aan dat op deze plaats een parkeerterrein zal moeten komen, dus zal de kaalslag vroeg of laat toch plaatsvinden. Er wordt afgesproken dat de gemeente onderzoekt of de opslag van het baggerslib op een andere manier kan plaatsvinden. Het besluit zal op een later tijdstip aan het HWL worden meegedeeld. Tevens vraagt het HWL om aandacht voor de waardevolle oude bomen bij het restaurant de Oude Tol. Zij wil deze bomen graag in de plannen voor een eventueel nieuw restaurant/partycentrum opgenomen zien. Ook op dit aandachtspunt komt de gemeente later terug.

Page 43: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

43

Op 13.11.2000 houdt de gemeente een hoorzitting over het bezwaar tegen de kapvergunning. Zij deelt hierin formeel mee de oorspronkelijke plannen te zullen wijzigen. 2001 Een bestuurslid van de ijsvereniging in Oud-Beijerland lanceert op 25 januari in het streekblad het voorstel om van de Kleiput een ijsbaan annex skeelerbaan te maken. ‘De put is nu nog te diep, maar als je deze ondieper maakt, er verlichting op aanbrengt en er een stenen gebouwtje bij zet heb je een schitterende baan’. Op 31 januari wordt HWL door wethouder Admiraal uitgenodigd op het gemeentehuis naar aanleiding van het bezwaar tegen de kapvergunning op het vm. campingterrein. De heer Admiraal wijst erop dat de toekomstig exploitant Hulstaert er naar streeft ter plaatse zo veel mogelijk groen te handhaven. De gemeente is voornemens de oorspronkelijke plannen te wijzigen en nu alleen bomen te kappen op het middenterrein, waar in de toekomst het parkeerterrein komt. Het aantal te kappen bomen is aanzienlijk minder dan in het oorspronkelijke plan. Hij licht toe dat ‘het terrein erg laag ligt en dat ophoging van het toekomstige parkeerterrein noodzakelijk is’. Veder komen nog een aantal knelpunten aan de orde. Afgesproken wordt deze de nodige aandacht te schenken. Op maandag 19 februari zendt de NCRV een aflevering uit van de documentaire ‘Schuiven en schoffelen’ van Froukje Tan. De documentaire wil laten zien hoe het landschap iets kan vertellen over haar inwoners. De film is voor een deel in het Oude Tolgebied opgenomen en toont de 11-jarige Remy Legué, welke, uiteindelijk tevergeefs, een paar honderd handtekeningen heeft verzameld om ‘zijn’ landje voor de natuur te behouden. Op 10 maart wordt aangevangen met de kap van het vm. campingterrein. Hier verdwijnen 29 iepen, 11 esdoorns, 9 populieren, 10 elzen, 2 lijsterbessen, 11 essen, 12 meidoorns en 16 wilgen. De kap is op 20 maart voltooid. Op 3 april wordt het ‘Projectdocument Oude Tol’ gepresenteerd. Dit document omvat: 1) het oprichten van horeca accommodatie bestaande uit restaurant, partycentrum en hotel, 2) het oprichten van 5 vrijstaande woningen aan de Bonhoefferstraat en 3) het verder inrichten van het openbaar gebied. Op 24 april worden de plannen voor belangstellenden mondeling toegelicht door de projectleider op het gemeentehuis. In een interview met het RD van 27.04.2001 roemt toekomstig exploitant R. Hulstaert de Oude Tol als ‘het mooiste vm. campingterrein Oude Tol na kap mrt.2001 plekje van Oud-Beijerland. Hij koopt de 1,1 hectare grond voor 1,2 miljoen gulden van de gemeente en wil dat de horecagelegenheden ‘absolute top’ worden. Met het totale plan is ca. 10 miljoen gulden gemoeid. Hulstaert houdt zelf ook veel van de natuur, daarom stond het voorop dat de plannen ‘pasten in een groene omgeving’.

Page 44: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

44

De exploitant gaat ook het peuterbad en de rest van het recreatiegebied beheren, dat eigendom blijft van de gemeente. ‘De meeste omwonenden zijn heel positief, hoewel sommigen per definitie vinden dat de Oude Tol een jungle moet blijven’. De gemeente verwacht dat mogelijk in september de eerste paal op de Oude Tol kan worden geslagen. Hulstaert: ‘Als het meezit, zouden we dan rond september of oktober volgend jaar open kunnen’. Op 10 juli 2001 wordt door de gemeente Oud-Beijerland de ‘praatprent’ gepresenteerd. Deze schets is vervaardigd door de heer van Nimwegen en geeft de visie van Oud-Beijerland weer m.b.t. de definitieve inrichting van het gebied. Als uitgangspunten worden vermeld: sociaal veilig, beheersen vandalisme, stabiliseren natuurwaarde, bevisbaar maken Kleiput, doortrekken fietsverbinding, veilig zwemmen en verbeteren beheersbaarheid van het gebied. Op de schets is het recreatieve fietspad grotendeels om het moerasje heengeleid. De noordwesthoek van de Kleiput is rustgebied en er is voor dekking in de vorm van groen gezorgd. Ook is hier een vogelobservatiepost gepland. In de noordoever van de Kleiput is uitbreiding van de moeraszone voorzien. In het oostelijk deel van de noordoever zijn een aantal vissteigers ingetekend. De gemeente is voornemens de markante oude (lei)linde voor het restaurant enkele tientallen meters oostwaarts te verplanten (kosten f 30.000, -). HWL kan in het algemeen goed leven met de in de praatprent geschetste inrichtingsplannen maar plaatst wel enkele kanttekeningen. De standplaats van de lindeboom, op het terras van het restaurant, met veel verdichting en op vermoedelijk enkele tientallen cm zand, geeft niet veel hoop dat het wortelstelsel een verplanting goed zal kunnen doorstaan. Bovendien zal de nieuwe plaats vermoedelijk niet in een keer met de kraan worden bereikt, dus moet er gereden worden met de boom; dit zal de kosten verder opschroeven. Daarom heeft zij de voorkeur voor een andere optie, nl. het bedrag besteden aan nieuwe bomen. Hiervan zou een markante groep kunnen worden gevormd, als tegenhanger aan de groep oude kastanjebomen tegenover de haven van Oud-Beijerland.

groep monumentale paardenkastanjes tegenover haven van Oud-Beijerland Ook is er onzekerheid over het lot van de schietwilgen en de 7 Italiaanse populieren langs het toenmalige strandje aan het Spui. Door hun beeldbepalende functie zouden deze eigenlijk gewoon moeten worden behouden.

Page 45: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

45

De geplande vogelobservatiepost zou volgens het HWL i.v.m. de lichtval beter op de zuidoever kunnen worden ingericht. Op 25.10.2001 wordt bouwvergunning verleend voor het oprichten van een pannenkoekhuis en een waterskischool op de Oude Tol. In een artikel in het RD van 17.11.2001 wordt verder ingegaan op de plannen voor een vier sterren hotel op de Oude Tol. Dit zou moeten verrijzen langs het toegangspad en krijgt veertig kamers. Volgens onderzoekers is er, aldus

groep bomen Oude Tol Hulstaert, in Oud-Beijerland behoefte aan zestig hotelkamers. ‘Ik verwacht dan ook een riante bezettingsgraad’. De plannen van Hulstaert zullen straks werk bieden aan ongeveer vijftien werknemers en een groot aantal parttimers. 2002 In een artikel in het RD van 20 maart 2002 trekken de overburen (bewoners van de oostzijde van de Kleiput) bij de gemeente aan de bel over de toekomstplannen van het gebied. Zij vrezen vooral licht- en geluidsoverlast van de toekomstige bezoekers. Er wordt een hotel met veertig kamers gebouwd en er verschijnt een parkeerplaats voor tweehonderd auto’s. De bewoners vrezen dat zij hinder gaan ondervinden van gaande en komende gasten die met hun auto’s lawaai maken en waarvan de koplampen over het water richting hun huizen schijnen. Ook uiten de bewoners hun twijfel over de haalbaarheid van de plannen en vinden het jammer niet bij de planontwikkeling betrokken te zijn. De gemeente, bij monde van wethouder Van Hemert, verklaart de bezwaren van de bewoners van het Albert Schweitzererf ongegrond. Een brede groene wal tussen de laan en de vijver neemt volgens haar de overlast weg. Over de haalbaarheid heeft zij geen enkele twijfel. De behoefte is zo groot, aldus Van Hemert, dat zestig kamers het gehele jaar door bezet zouden zijn. Ondernemer Hulstaert, die de horeca op het terrein gaat exploiteren, is nog in onderhandeling met drie hotelketens. ‘Dat zijn allemaal gerenommeerde bedrijven’, verzekert Van Hemert. Zij verwacht dat het restaurant, het partycentrum en het hotel eind volgend jaar klaar zal zijn. ‘Dan komt er leven in het gebied, dat mooi wordt ingericht. Nu is het toch een donker terrein, dat een beetje ‘unheimisch’ aandoet, vindt Van Hemert. Op 30 mei 2002 plaatst De Schakel paginabreed een prachtige foto van de Kleiput met de titel ‘Weg bomen, weg droombeeld’. Het onderschrift bij de foto luidt: ‘De Oude Tol, waar bomen onlangs nog in het water zijn gevallen en de aalscholver soms nog een hapje opvist uit de Kleiput. Er zijn plannen om op deze locatie een hotel te bouwen. Een hotel gemaakt van veel staal en beton, met parkeerplaatsen. De bomen moeten weg. Net als het droombeeld’. In juni wordt de ketting met hangslot aan het begin van de oprijlaan vervangen door een slagboom.

Page 46: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

46

Volgens het RD van 20.06.2002 pakt de gemeente de overlast op de Oude Tol sinds kort streng aan. Door de hondenpoep op het recreatieterrein aan het Spui en de vernielingen door vandalen die er na sluitingstijd huishouden, wordt het plezier van recreanten vergald, vindt de gemeente. Daarom hebben politie en hondenwachters de opdracht gekregen meer toezicht uit te oefenen. Op 8 augustus 2002 bericht het RD dat ook de provincie Zuid-Holland instemt met de plannen van Oud-Beijerland voor de herinrichting van de Oude Tol. Wethouder de Man: ‘De provincie verleent niet alleen de benodigde verklaring van geen bezwaar voor het project, maar merkt in haar schrijven ook op geen problemen te hebben met de aanwezige leiding van DOW voor transport van propyleen omdat het binnen het plangebied is. De afstand tussen de leiding en de bouwplannen voor het restaurant met partyzaal en het hotel bedraagt vijfentwintig meter’ Wethouder de Man zegt ‘hartstikke blij’ te zijn dat de provincie geen bezwaar heeft tegen de bouwplannen. Volgens hem is er veel overleg tussen verschillende partijen aan vooraf gegaan. ‘Dit is een aanwinst voor Oud-Beijerland die hopelijk eind volgend jaar klaar is’, aldus de wethouder. Op 12 augustus 2002 kent de gemeente de sloopvergunning aan R. Hulstaert toe voor de sloop van het restaurant. Op 1 november 2002 verleent zij deze ondernemer bouwvergunning voor het oprichten van een pannenkoekhuis en een waterskischool op de Oude Tol. Op 10 december is er een bijeenkomst op het gemeentehuis met vertegenwoordigers van de gemeente en het HWL. Op deze bijeenkomst worden de toekomstplannen nog eens toegelicht. Na de bijeenkomst brengt het gezelschap een bezoek aan het Kleiput/Oude Tolgebied. Door de heer Van Nimwegen werd in het terrein aangewezen waar de paden, sloten en moerasjes ongeveer komen te liggen. Door de Heer Holleman werd op bomen gewezen die gevaar opleveren door hun slechte conditie met veel dood hout. De heer Holleman wil deze bomen snoeien/rooien in verband met gevaar voor omwaaien of het uitbreken van takken. De gemeente is hier als eigenaar aansprakelijk voor. De bomen die gevaar opleveren bevinden zich langs de Kleiput, aan weerszijden van het toegangspad en langs de rand op de grens met de manege. Bomen langs westoever Kleiput

Page 47: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

47

De bomen die in het toekomstige moerasgebied staan kunnen gehandhaafd blijven. Alleen de afgebroken takken worden hier weggehaald. Het HWL wijst op de spechten die in de holle bomen nestelen en ziet het liefst alle bomen gehandhaafd. Er wordt een inventarisatielijst overhandigd met vogelsoorten welke regelmatig in het gebied broeden. Hierbij zijn ook z.g. rodelijstsoorten. Betreffende de onderbegroeiing langs de Kleiput wil het HWL zoveel mogelijk struiken en bramen laten ontwikkelen. Hier moet niet worden gemaaid. Het aanplanten van nieuwe struiken kan niet onder de bomen plaatsvinden omdat hier te weinig licht is. Wel is het mogelijk opschot van elzen en essen te laten ontwikkelen waardoor een dichte bosschage kan ontstaan. Volgens Holleman is het onder de bestaande bomen bij het toegangspad langs de Kleiput nauwelijks mogelijk nieuwe bomen en heesters aan te planten zonder eerst ruimte en licht te maken door een deel van de bestaande bomen te kappen. Gebeurt dit niet dan zal de onderbeplanting opgroeien tot slappe sprietachtige bomen die steeds meer licht afsluiten van de bodem waardoor zelfs een kruidenvegetatie niet meer kan groeien en het onder de bomen gaat tochten. Het is daarom van groot belang dat in overleg met HWL een beplantingsvisie wordt opgesteld voor verjonging van de bomen langs de oprijlaan en langs de Kleiput. Gebeurt dit niet dan zullen binnen enkele decennia de bestaande populieren en elzen instorten of afsterven door lichtgebrek terwijl vervangers zich niet hebben kunnen ontwikkelen. Voor wat betreft de Kleiput geeft het HWL nog eens aan dat haar wens is dat de noordoever flauwer wordt gemaakt. De oever kan aangestort worden met grond afkomstig uit de te graven sloten. Hierop zal riet worden aangeplant. De vlieren moeten gehandhaafd blijven. Dit is akkoord voor de gemeente Oud-Beijerland. De plaats van het vogelobservatiepunt wordt beoordeeld als het plan is uitgevoerd. De bramenvegetatie in de noordwesthoek zal worden gehandhaafd en langs het open gedeelte bij het moeras tegen de Kleiput wordt beplanting aangebracht.

Het oostelijke deel van de noordrand wordt d.m.v. steigers voor de hengelsporters ingericht. Er volgt nog overleg met de visvereniging over het gebruik van de Kleiput, hieruit kunnen nadere afspraken voortvloeien. Er worden nieuwe sloten gegraven, hiertoe worden bij het Spui nieuwe stuwen aangebracht om het water in de sloot en de moerasjes op peil te houden.

noordoever Kleiput

Page 48: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

48

HWL verzoekt de beplanting bij de perenboom en de fietsenstalling zo veel mogelijk in stand te houden. Ook vindt een overleg plaats met hengelsportvereniging Ons Genoegen. Vertegenwoordiger is de heer Rijsdijk. De gemeente informeert de hengelsportvereniging over de inrichtingsplannen. In een eerder overleg met dhr. Stevens is volgens dhr. Rijsdijk afgesproken dat de noordoever verdeeld wordt tussen de hengelsportvereniging en het HWL. Er dient rekening gehouden te worden met veertig meter afstand tot de woningen aan het Albert Schweitzererf. In het plan van de gemeente wordt ook de westoever gelijkelijk verdeeld. De zuidoever kan geheel in gebruik worden genomen door de hengelsportvereniging, met inachtneming van de veertig meter afstand tot de woningen. E.e.a. is volgens de gemeente conform de eerdere afspraken met dhr. Stevens. De afspraken over de verdeling van de Kleiput-oevers met dhr. Stevens zullen nog worden nagetrokken. De heer Rijsdijk verzoekt de zuidoever toegankelijker te maken voor de sportvissers. De heer Holleman zegt toe hiervoor d.m.v. het snoeien van heesters en een houtsnipperpad ruimte te maken. Verder zegt de hengelsportvereniging toe een visstandbeheersplan voor de Kleiput op te stellen zodra de Kleiput eigendom is van de gemeente. Hiermee kan volgens de heer Rijsdijk subsidie worden verkregen voor vissteigers. Ook vraagt hij om aanplant van bloeiende oeverplanten zoals irissen. 2003 In februari wordt zand gestort t.b.v. de bouw van het pannenkoekhuis. Er komt een hek rond de bouwplaats. Op 14.02.2003 stuurt HWL een brief naar de gemeente over de Kleiput. Zij reageert hiermee op het verslag van het overleg d.d. 18.12.2002 tussen de gemeente en de hengelsportvereniging. Hier werd de sportvissers toegezegd vissteigers te kunnen aanleggen op de halve noordoever, de halve westoever en de gehele zuidoever. ‘Mocht dit worden gerealiseerd, dan is het voorgoed gedaan met de huidige waarde van de Kleiput voor het waterwild. We vragen ons af hoe deze verdeling van oeverruimte tot stand gekomen is’, aldus Martijn Verweijen van het HWL. ‘In het (overigens erg moeizame) overleg, dat destijds met de sportvissers en projectleider dhr. Stevens is gevoerd konden de partijen zich vinden in een 50/50 verdeling, zij het dat voor HWL wel belangrijk is hoe de verdeling precies zal worden. Dhr. Stevens zou een conceptplan uitwerken en dit aan HWL voorleggen, dit is nooit gebeurd. Ook is er nooit een verslag van de bewuste bijeenkomst gemaakt, althans nooit door HWL ontvangen. De Kleiput heeft een duidelijk ander karakter, een andere geschiedenis en een andere ecologische waarde dan de overige openbare gemeentelijke wateren. De Kleiput ligt buitendijks en ligt formeel binnen de EHS, hoewel het streekplan er geen natuurbestemming aan geeft. Er is al veel visgelegenheid in de overige wateren. Gelet op het vorenstaande verzoeken wij de gemeente de verdeling van de steigers als volgt te doen: noordoever: handhaven van het voorstel; westoever: ¼ in het zuidelijk deel; zuidoever: ¼ in het westelijk deel. Zo blijft de rust goed gehandhaafd en kan er voldoende gevist worden’, aldus het HWL. Gem. mededeling in De Schakel d.d. 06.03.2003: In het kader van de plannen van de gemeente om de waterkwaliteit in Oud-Beijerland te verbeteren, wordt aan de rand van de Kleiput een leiding aangebracht met verschillende inlaatpunten. Via deze leiding wordt water ingelaten in de Kleiput. Het water wordt door het bestaande gemaal (die het water inneemt uit het Spui) de persleiding in de Henri Dunantstraat/Beetwortelweg aangevoerd. Het gemaal dient hiervoor in capaciteit te worden vergroot.

Page 49: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

49

Om het teveel aan aangevoerd water af te kunnen voeren wordt een nieuwe uitlaatvoorziening gerealiseerd aan de noordzijde van de Kleiput. Tevens wordt om de kwaliteit van de watergangen in Zoomwijck te verbeteren gemaal De Klipper aangelegd. Dit gemaal verpompt water uit de Kleiput naar de Zoomwijckvijver. Volgens een publicatie in Het Kompas van 16.04.2003 opent Pannenkoekhuis De Oude Tol begin mei haar deuren. Het gebouw is ontworpen door architectenbureau Moen en van Oosten in opdracht van Partyland en heeft een ‘baywatch-achtige’ uitstraling. Ook de waterskischool Ibiza neemt haar intrek in het pand. De exploitanten en sportinstructeurs zijn Bram van der Jagt en Gaston de Boer. Zij willen het liefst alle facetten van de watersport aanbieden. ‘Van gewoon fun met het opblaasgebeuren als een banaan of tractorband tot het klassieke waterskiën of het mono-skiën voor de professional’. Hierbij wordt gedacht aan groepen die een dagje teambuilding komen doen of personeelsfeesten. Eerst lekker op het water bezig zijn en aansluitend eten in het pannenkoekhuis. Ook voor kinderfeestjes is dit een perfecte invulling. Met de opening wordt de eerste stap gezet op weg naar de invulling van een uitgebreid recreatiegebied, waar in de nabije toekomst eveneens een partycentrum, een restaurant en een hotel komen. Casper Neeteson zal in het pannenkoekhuis de pollepel gaan zwaaien. ‘Het zal plaats bieden aan 70 mensen binnen en nog eens 100 op het terras’, vertelt Casper enthousiast. Openingstijden: vanaf 10 mei 7 dagen per week van 10:00 tot 21:00 uur. Eigenaar Ruud Hulstaert benadrukt nog eens dat zijn uitgangspunt bij de ontwikkeling van het gebied is ‘respect voor de natuur’. ‘Het totale concept moet ertoe leiden dat er in het recreatiegebied in elk seizoen wat te doen is. De Kleiput is in de winter een ideale schaatsbaan. Het pannenkoekhuis wordt dan even getransformeerd in een koek- en zopietent. Dit wordt gewoon het gouwe plekkie van Oud-Beijerland’. Eind april wordt het restaurant de Oude Tol gesloopt. Het pannenkoekhuis is nu ook klaar. In mei wordt het wandel- en fietspad vanaf de wijk Spuioever naar het pannenkoekhuis geasfalteerd. pannenkoek- huis op de Oude Tol De sloot wordt omgelegd en er worden aarden walletjes aangelegd, welke de begrenzing moeten gaan vormen tussen het moerasje en het sportveldje en de kavels in het oostelijk deel.

Page 50: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

50

verbinding Spui met Kleiput In ‘De Schakel’ wordt de inschrijving geopend voor de koop van de eerste twee vrije kavels aan de Bonhoefferstraat. Kosten ca. Euro 300.000, - per kavel. De overige drie kavels volgen later. In oktober worden tegen alle afspraken in alle ca. 30 wilgen in het noordoostelijk deel gerooid en het terreintje geëgaliseerd. De afspraak luidde max. 8 bomen. Na protest bij de gemeente wordt in november een gedeelte van de aangebrachte grond weer weggehaald en het terrein weer enigszins uitgediept. Op 21 november heeft C. Mesker van de stichting beheer van het HWL een gesprek met de gemeente Oud-Beijerland over eventueel beheer van een deel van het Oude Tol. De heer Nijensteen schetste kort de geschiedenis en maakte direct excuses voor het dichtschuiven het terreintje noordoost-laag en het tegen de afspraak in kappen van alle 30 wilgen. Zij was pas kort eigenaar van dit deel en er is een misverstand ontstaan over de grens van de bouwkavel. Nijensteen gaf onomwonden toe dat veel zaken vanuit de gemeente niet goed gegaan waren en zeker geen schoonheidsprijs verdienen. De heer Mesker verklaart zich niet bezig te zullen houden met de inrichting van het gebied en verwijst naar de contactpersonen. 2004 Op 12 maart 2004 meldt het RD dat horecaondernemer R. Hulstaert heeft bevestigd dat de plannen voor een partycentrum annex restaurant op de Oude Tol door de moeilijke economische tijden zijn vertraagd. Hoeveel vertraging er is kan hij niet zeggen. De komende maanden moet dat duidelijk worden. ‘Je gaat iets langer over bepaalde dingen nadenken in de huidige situatie’, zegt Hulstaert, die benadrukt dat uitstel geen afstel betekent. ‘Zeker niet. Ik heb er mijn ziel en zaligheid in zitten. We zijn er heel druk mee bezig’. Ook wethouder De Man spreekt van ‘economische tegenwind’, maar heeft er nog steeds vertrouwen in dat het partycentrum straks op de Oude Tol verrijst. Exploitant C. Neeteson van het pannenkoekhuis vreest dat nu het partycentrum op zich laat wachten, de toegangsweg naar de Oude Tol en de parkeerplaats voorlopig van groot onderhoud verstoken zal blijven. ‘De weg zit vol gaten en de parkeerplaats is een grote zandbak. Als het regent wordt het een modderpoel. Bovendien lijkt het soms dat het pannenkoekhuis is gesloten omdat het pad niet is verlicht’. Op 7.04.2004 is in het RD te lezen dat de gemeente het verzoek om verlichting aan te brengen niet heeft ingewilligd. ‘Die verlichting wordt pas aangebracht als het hele terrein klaar is’. De gaten en kuilen in de toegangsweg worden binnenkort gedicht met granulaat.

Page 51: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

51

In de herfst van 2004 wordt aangevangen met de bouw van de eerste twee villa’s aan de oostkant van het gebied, tegen de wijk Spuioever aan. Op 23.10. 2004 verklaart R. Hulstaert tegen het RD dat de plannen voor een partycentrum weliswaar vertraagd zijn, maar zeker niet terzijde geschoven. ‘De aanhouder wint ‘, aldus Hulstaert. ‘Zo’n project is a hell of a job. Wij willen niets liever dan dat het plan gaat slagen. Over een paar maanden moet er meer duidelijk zijn.’ 2005 In het RD van 24.02.2005 laat R. Hulstaert weten dat de bouw van een partycentrum op de Oude Tol ‘een stuk dichterbij is gekomen’. ‘Er zijn onderhandelingen gaande met een uitbater voor het restaurant’. Hulstaert is al jaren bezig met een party- en vergadercentrum plus restaurant en mogelijk een hotel aan het Spui in Oud-Beijerland. Eigenlijk had hij er vorig jaar al willen zitten. Slechte economische tijden gooiden roet in het eten. Hulstaert wil het complex in opdracht laten bouwen en zelf een deel in gebruik nemen. De combinatie van partycentrum en restaurant is onontbeerlijk. ‘Maar de geïnteresseerden stonden niet in de rij vanwege slechte financiële tijden’, schetst Hulstaert het probleem. Over een eventueel hotel zegt hij: ‘Dat plan is nog steeds niet van tafel’. ‘2005 is het jaar van de waarheid’. Hij heeft begrip voor de gemeente om het recreatiegebied zo spoedig mogelijk in te richten en af te ronden. ‘Maar het kost tijd. Bovendien heb ik ook twee jaar moeten wachten tot de hele procedure voor de bestemmingsplanwijziging in orde was’. In het voorjaar worden de eerste 2 woningen aan de Bonhoefferstraat opgeleverd. In juli worden de bomen langs de toegangslaan naar de Oude Tol onder handen genomen. Alle dood hout wordt verwijderd en er wordt een groot deel van de bomen gekapt, met name de rij elzen rechts van de laan. Alle onderbegroeiing tussen de bomen wordt verwijderd. Er worden enkele straatlantarens geplaatst. Een braamstruweel wordt gerooid. In augustus wordt de oevervegetatie langs de noordoever van de Kleiput verwijderd en worden, tegen de afspraken in, enkele oude vlieren gerooid.

In het AD Rotterdams Dagblad van 25.10.2005 komt nu ook de winkeliersvereniging met een plan voor de Kleiput. Dit lijkt tijdelijk voorzitter Willem Kats ‘een goede plek voor een jachthaven’. De winkeliersvereniging doet momenteel oriënterend onderzoek of er in Brussel geldpotjes zijn waar Oud-Beijerland van kan profiteren. ‘De gemeente kan dit niet betalen, vandaar dat we zoveel mogelijk geld van buitenaf moeten aantrekken’, aldus Kats. Bovendien moet Rijkswaterstaat

Page 52: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

52

bereid worden gevonden een sluis aan te leggen bij de ‘nieuwe haven’. Volgens Kats zorgt een nieuwe functie bij de Oude Tol er ook voor dat ‘gasten van buitenaf met snelle boten en grote honden niet meer voor overlast zorgen. ‘Dan heb je een win-winsituatie’. In december wordt de beschoeiing van de zuidoever van de Kleiput vervangen. Hiervoor wordt een deel van de bomen op de oever gekapt. 2006 Het AD/RD meldt op 10 januari dat de plannen van Hulstaert Partyland en de gemeente Oud-Beijerland voor de realisatie van een hotel met 40 kamers en een restaurant/partycentrum bij recreatieterrein de Oude Tol van de baan zijn. Deze conclusie is getrokken na enkele gesprekken die tussen de gemeente en Hulstaert zijn gevoerd. Beide partijen hebben in 2001 voor de ontwikkeling van het recreatiegebied een intentieovereenkomst gesloten. Inmiddels heeft dat geleid tot de aanleg van een peuterbad, een dagrecreatieterrein, een waterskischool en een pannenkoekhuis met terras. Het hotel en het restaurant maken ook deel uit van de overeenkomst. De beslissing is mede ingegeven door ‘voor Hulstaert gewijzigde omstandigheden’. Beide partijen achten het niet langer realistisch ervan uit te gaan dat de plannen zoals die destijds op tafel lagen gerealiseerd worden. Hiermee stopt voor Partyland de zoektocht naar mogelijke kandidaten om deze onderdelen te realiseren. In februari wordt de zuidoever van de Kleiput verder onder handen genomen. Ten opzichte van vorig jaar is nu zeker de helft van de bomen en heesters op de oever gerooid. Half april wordt het riet in het moerasje gemaaid, midden in het broedseizoen. Op het recreatieterrein wordt volop met bestrijdingsmiddelen gespoten. Alle boomspiegels langs de toegangslaan worden bespoten en ook de bosplantsoenen krijgen een lading gif. Op 8 mei 2006 wordt, volgens een gemeentelijke publicatie in De Schakel van 15 juni, aan de gemeente kapvergunning verleend voor het kappen van 6 populieren in het Spuipark en 5 wilgen, 3 populieren en 1 berk aan de Oude Tol. E.e.a. is nodig voor de aanleg van een recreatieve fietsroute van het Spuipark naar de wijk Spuioever door het Oude Tolgebied. toegangslaan na snoei HWL stuurt op 19 juni 2006 een brief aan de gemeente, waarin zij wederom haar teleurstelling uitspreekt over het feit dat de gemeente een van de belangrijkste afspraken, namelijk contact opnemen met HWL indien zich belangrijke ontwikkelingen op de Oude Tol voordoen, niet nakomt.

Page 53: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

53

M.A. Verweijen van HWL: ‘In het verleden zijn diverse malen activiteiten uitgevoerd, zonder de vereniging er in te kennen. Dieptepunt vormde onlangs het dichtschuiven van het moerasje en de kap van het bosje in het noordoostelijk deel. Na reclame van HWL werd achteraf steeds, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau toegegeven dat een en ander zo niet had mogen gebeuren. Nog op 21.11.2003 werd het HWL in een gesprek met de heren Holleman en Nijensteen verzekerd dat de vereniging wel degelijk als gesprekspartner werd gezien’. HWL verzoekt in de brief graag nader over het juiste tracé te worden geïnformeerd teneinde in staat gesteld te worden om advies uit te brengen. Op 28 juni organiseert de gemeente een inloopavond recreatieve fietsroute ‘sprong naar het Spui – het snoer en de parels’. Volgens het plan komt het fietspad pal langs de noordoever van de Kleiput te liggen. Op 6 juli vindt op het gemeentehuis een overleg plaats tussen gemeente Oud-Beijerland en het HWL over het tracé van het fietspad en enkele andere zaken betreffende het Oude Tolgebied. De gemeente maakt allereerst excuses over het niet nakomen van afspraken uit het verleden. Ze voert aan dat er eigenlijk geen echte contactpersoon binnen de gemeente is aangewezen en de heer Van Nimwegen inmiddels met pensioen is gegaan. Voor wat betreft het recreatieve fietspad wil de heer Holleman met HWL op basis van het geplande tracé een natuurvriendelijke invulling van de Kleiput-oever overeenkomen. HWL is tegen het fietspad dat het enige rustige gedeelte van het gebied doorsnijdt en pal langs de noordoever komt te lopen, wat een grote verstoring van de rustende watervogels met zich mee zal brengen. Volgens de gemeente is het tracé al twee jaar geleden in een openbare vergadering vastgesteld en zijn de mogelijkheden het tracé om te buigen volgens de wensen van HWL praktisch nihil. HWL voert aan nimmer over het beoogde tracé te zijn geïnformeerd. Volgens projectambtenaar De Greef is de aanbesteding al de volgende dag, maar kan er toch nog wel iets aan het tracé veranderen, als de politiek dit wil. Budgettair zou de voorgestelde omleiding niet wezenlijk uitmaken. De heer Holleman doet vervolgens enkele voorstellen voor maatregelen om de noordwesthoek van de put natuurvriendelijker in te richten (vooroever, strekdammetje) en geeft opdracht hiervan een schets te maken welke binnen enkele dagen aan het HWL wordt gestuurd. Er wordt afgesproken dat er over de situatie met spoed contact wordt opgenomen met de verantwoordelijke wethouder Van Hemert. Een eventuele tracéwijziging zou dan nog in de B&W vergadering van dinsdag kunnen worden geaccordeerd. Aan de orde komen nog andere aandachtspunten betreffende het beheer. Tevens wordt door HWL een lijst van broedvogels en waargenomen soorten sinds 1990 overhandigd. Er worden door HWL foto’s van de oude en de nieuwe situatie getoond. Op 11 juli deelt de gemeente HWL mee dat het plan niet zal worden aangepast. Ook de voorgestelde natuurvriendelijke maatregelen gaan niet door. In een brief aan de gemeente spreekt HWL zijn teleurstelling uit over de opstelling van gemeente Oud-Beijerland. Zij stelt in de brief dat het natuurbelang geen rol heeft gespeeld in de afwegingen en dat jarenlang praten niets heeft opgeleverd. De gemeentemedewerkers maakten excuus voor het niet raadplegen van HWL. ‘Excuus maken is aan slijtage onderhevig’, aldus het HWL. ‘Wij erkennen dat het terrein een recreatiegebied is. Natuurbeleving is ook een vorm van recreatie. Mits goed ingepast kan deze vorm goed samengaan met intensievere vormen. Het is spijtig dat het College geen gebruik heeft willen maken van de inventarisatierapporten die het HWL in de afgelopen jaren heeft aangeleverd. Dit wringt des te meer nu de Hoeksche Waard in de Europese belangstelling staat middels projecten op het gebied van de biodiversiteit en de duurzame landbouw. Op eenvoudige wijze had de biodiversiteit in de Kleiput gewaarborgd en zelfs vergroot kunnen worden. Een kans voor open doel om aan burgers duidelijk te maken wat er met een beetje goede wil kan. Kennelijk vond het College zulks niet op haar weg liggen.

Page 54: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

54

In oktober vindt de kap plaats van bomen in de grenswal met de manege en in de noordwestelijke hoek van de Kleiput. Er sneuvelen 6 populieren in het Spuipark en 5 wilgen, 3 populieren en 1 berk in het Oude Tolgebied. Begin november ligt er een recreatief fietspad in het gebied, een brede strook asfalt, pal langs de noordoever van de Kleiput.

gat in grenswal met manege

aanleg recreatief fietspad 2008 In de loop van het jaar wordt de 3e woning aan de Bonhoefferstraat opgeleverd. Bij de Oude Tol wordt op de plaats van het voormalige strandje een aanlegplaats voor blusboten van de brandweer aangelegd. Hiervoor moeten 2 oude Italiaanse populieren wijken.

boomgroep bij Oude Tol

Page 55: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

55

6.4 Tien jaar vogelonderzoek in het Kleiput & Oude Tol gebied. Tussen 1997 en 2006 werden maar liefst 517 bezoeken aan het gebied gebracht waarin waarnemingen werden verzameld. Doorgaans vonden deze bezoeken in het weekeinde plaats, en meestal in de vroege ochtend. Ook werden in voorjaar en zomer avondbezoeken gebracht. In verband met toenemende drukte en daarmee gepaard gaande verstoring door recreanten was dit tijdstip van de dag gaandeweg minder geschikt voor het waarnemen van vogels. Omdat ook losse waarnemingen werden genoteerd, terwijl het gebied niet volledig werd geteld, zijn de bezoeken onderverdeeld in volledige en onvolledige bezoeken. Gemiddelden zijn dan ook uitsluitend berekend aan de hand van de volledige bezoeken. Er werden 333 volledige bezoeken en 184 onvolledige bezoeken afgelegd. watervogels op Kleiput De intensiteit waarin het gebied is bezocht verschilde enigszins per jaar. Zo werd het gebied in 1998 maar liefst 84x bezocht en in 1999 slechts 19x. Gemiddeld werden over de tienjarige periode 52 bezoeken per jaar gebracht. In de jaren waarin de meeste bezoeken werden gebracht zijn ook de meeste soorten aangetroffen: in 1998: 85 soorten en in 2000: 80 soorten in 73 bezoeken (tabel 11). Tabel 11. Overzicht tellingen Kleiput & Oude Tol periode 1996 - 2006 Bezoeken Totaal Totaal aantal vogels jaartal Totaal wv. onvoll. wv.voll. soorten aantal ex in Kleiput

1996 4 4 - 13 230 230

1997 37 18 19 75 6840 5955

1998 84 59 25 85 7821 6153

1999 19 6 13 53 1123 878

2000 73 13 60 80 5442 3439

2001 41 4 37 75 3951 2594

2002 52 13 39 69 5884 3947

2003 37 15 22 68 2697 1877

2004 57 13 44 80 6740 4433

2005 71 34 37 76 6065 3320

2006 46 9 37 72 8062 5994

totaal 521 188 333 115 54855 38820

n. bezoeken = totaal aantal bezoeken wv. voll. = alle soorten geteld wv. onvoll. = niet alle soorten geteld

Page 56: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

56

In totaal zijn (vanaf 1997) 54.625 vogels geteld, verdeeld over 115 soorten. De Kleiput nam hiervan het leeuwendeel voor haar rekening: 38.690 vogels. De eerste geregistreerde waarnemingen van vogels in de Kleiput dateren overigens al van de winter 1975/1976. Deze tellingen werden destijds verricht door Leen Stougie. Hoogtepunten uit die tellingen zijn waarnemingen van Flamingo, Pijlstaart, Nonnetje en Brilduiker. 6.4.1 Broedvogels In de periode 1997-2006 is 6x een broedvogelinventarisatie gehouden. De methode welke bij de inventarisaties werd toegepast is de uitgebreide territoriumkartering van SOVON. De methode vereist een minimum aantal veldbezoeken. Hierbij worden de soorten m.b.v. de zang opgespoord en op een kaart ingetekend. Na afloop van het broedseizoen worden de waarnemingen van de dagkaarten overgebracht op soortkaarten en worden de territoria bepaald. In totaal zijn 45 soorten als broedvogel vastgesteld, 8 in de Kleiput en 37 in de rest van het gebied (Bijlage 3). Per jaar (2005, 2000) zijn maximaal 36 soorten vastgesteld. In de Kleiput is de Wilde Eend de talrijkste broedvogel, gevolgd door de Meerkoet. Ook Kuifeend, Krakeend, Fuut en Waterhoen, komen jaarlijks tot broeden. In het Oude Tolgebied vindt een diversiteit van zangvogels een broedplaats. Winterkoning. Heggenmus, Merel, Zanglijster, Fitis, Tjiftjaf, Spotvogel, Zwartkop en Tuinfluiter zijn vaste bewoners. In het voorjaar van 1998 was er korte tijd een zingende Gekraagde Roodstaart aanwezig, maar een territorium kon niet worden vastgesteld. Mezen als Koolmees, Pimpelmees en Staartmees broeden in de holtes en spleten van de oude wilgen. Ook de Boomkruiper, Grote Bonte - en de Groene Specht zijn broedvogel. Oude spechtennesten worden weer hergebruikt door Spreeuw en mezensoorten. Vier soorten duiven broeden er, al laat de Zomertortel het de laatste jaren afweten, conform de landelijke trend. De Grauwe Vliegenvanger broedt niet jaarlijks in het gebied. Vink, Groenling, Putter en (soms) Kneu vertegenwoordigen de vinkachtigen. 6.4.2 Niet-broedvogels Ook buiten de broedtijd is het Kleiput & Oude Tolgebied soortenrijk. De 30 soorten worden meestal wel gehaald en vooral in voor- en najaar is er kans op leuke waarnemingen. Bijzondere waarnemingen in het gebied zijn die van een Toppereend (3 waarnemingen in de winter van 2002-2004), Kwak (aug.2000), Krooneend (2 waarnemingen winter 1997 en 2001), Waterral (2005, 2007), Ransuil (winter 2000), Grote Zilverreiger (2005, 2008) en recent Grote Gele Kwikstaart (2008). In het najaar en winter is er altijd kans op Goudhaantje, Vuurgoudhaantje, Keep, Sijs, Houtsnip, Koperwiek, Kramsvogel en roofvogels als Sperwer en Havik. In de Kleiput kunnen in het winterhalfjaar soorten worden gezien als IJsvogel, Dodaars, Brilduiker, Grote Zaagbek en Nonnetje. Op basis van de volledige bezoeken (333) is een ranglijst opgesteld van de soorten, welke het meest werden waargenomen. Aan kop staat de Wilde Eend, op de voet gevolgd door de Merel, de Meerkoet en de Kuifeend (tabel 12).

Page 57: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

57

Tabel 12. Overzicht top 15 soorten Kleiput & Oude Tol (1997-2006)

gesorteerd op aantal waarnemingen per soort. tot. 517 bezoeken, wv 333 volledige bezoeken

soort 1 2 3 4 1 Wilde Eend 94% 403 313 brv,dotr,wiga 2 Kuifeend 91% 396 302 brv,dotr,wiga 3 Meerkoet 91% 394 304 brv,dotr,wiga 4 Merel 92% 360 306 brv (stvo) 5 Fuut 81% 350 269 brv (stvo) 6 Koolmees 86% 332 286 brv (stvo) 7 Houtduif 71% 288 238 brv (stvo) 8 Blauwe Reiger 69% 278 229 jaga 9 Zwarte Kraai 72% 274 239 brv (stvo)

10 Kokmeeuw 67% 250 222 jaga 11 Ekster 67% 248 223 brv,dotr,wiga 12 Winterkoning 61% 248 204 brv (stvo) 13 Tafeleend 59% 248 198 dotr+wiga 14 Pimpelmees 63% 236 209 brv (stvo) 15 Vink 57% 224 190 brv,dotr,wiga

1. Gemiddelde trefkans (aantal waarnemingen vd soort in de voll.bez. : aantal volledige bezoeken)

2. Aantal waarnemingen van de soort in de jaren 1997 - 2006 (in alle bezoeken) 3. Aantal waarnemingen in de ' volledige bezoeken' in de jaren 1997 - 2006 4. Status Kleiput/Oude Tol: brv=broedvogel; jaga=jaargast; dotr=doortrekker; wiga=wintergast opm. 1996 niet meegerekend i.v.m. geringe aantal bezoeken Het voorkomen van de soorten kan van maand tot maand verschillen, al zijn bij veel soorten wel seizoenspatronen te herkennen. Fitis,Tuinfluiter en Zwartkop zijn bv. typisch soorten welke uitsluitend in het voorjaar en zomer aanwezig zijn. Deze soorten trekken na de zomer weg. Merel en Fuut zijn echte standvogels en kunnen het gehele jaar door worden gezien. Soorten als Tafeleend, Grote Zaagbek, Sijs, Koperwiek en Kramsvogel zijn vooral wintergast. Ook aantallen vogels kunnen enorm fluctueren. De Meerkoet is bv. als soort het gehele jaar aanwezig in de Kleiput. De West-Europese populatie gedraagt zich als standvogel, echter de Meerkoeten van Noordoost-Europa verlaten ’s winters hun broedgebieden. In het voorjaar zijn alleen de broedvogel aanwezig (10-20 ex), terwijl afhankelijk van de voedselsituatie (waterplanten) welke jaarlijks behoorlijk verschilt, de aantallen in het najaar kunnen oplopen tot zelfs max. 740 ex (nov. 97. Ook de aantallen van soorten met een vergelijkbare voedselkeuze, zoals de Krakeend en de Knobbelzwaan, lopen in dergelijke periodes sterk op. Er is ook onderzocht in welke periode de meeste soorten te zien zijn in het gebied. Gemiddeld werden in week 20 t/m 22 (2e helft mei) de meeste soorten waargenomen, resp. 27,31 en 28 soorten (tabel 13). Een recordweek was week 21 in 2006, toen maar liefst 37 soorten op een telling zijn waargenomen. Dit aantal soorten werd ook gehaald in week 13 (eind maart) van 2006. Augustus behoort met januari tot de minst soortenrijke maanden. Het gemiddelde aantal soorten blijft in deze perioden onder de 20 steken.

Page 58: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

58

Tabel 13. Overzicht aantal soorten tijdens de wekelijkse tellingen Keiput & Oude Tol (1997-2006)

(gesorteerd op de week met gemiddeld het grootste aantal soorten)

wknr 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 gem. record wknr 21 31 24 32 37 31 37 21 22 26 27 32 27 28 32 22 20 25 30 24 29 27 30 20 44 22 25 25 28 25 32 30 27 32 44 25 27 22 27 30 27 30 25 13 25 30 26 26 17 24 37 26 37 13 16 25 29 20 25 27 30 26 30 16 15 26 17 21 26 27 35 29 26 35 15 29 27 22 27 25 27 29 14 24 27 22 24 23 31 25 31 14 12 22 34 24 21 26 18 24 31 25 34 12 11 25 23 22 27 27 21 18 26 35 25 35 11 47 27 27 26 22 24 24 24 25 27 47 48 35 21 23 16 29 27 23 25 35 48 17 18 30 23 27 25 30 17 7 14 35 18 22 27 23 23 29 24 35 7

27 20 22 29 24 29 27 18 28 23 26 20 10 32 23 32 18 23 17 28 28 19 23 28 23 28 16 15 27 34 23 34 28 24 27 19 12 25 28 22 28 24 38 22 25 19 22 25 38 43 20 27 19 18 24 24 22 27 43 49 20 23 25 17 15 22 28 26 22 28 49 45 22 17 21 17 22 31 22 31 45 6 25 20 23 16 15 17 27 30 22 30 6

50 26 19 32 19 9 18 20 27 24 22 32 50 46 25 24 23 21 18 25 20 19 14 26 22 26 46 19 16 19 20 15 25 33 21 33 19 41 24 19 22 16 25 21 25 41 2 26 22 15 16 24 23 21 26 2

31 23 15 29 17 21 29 31 40 22 18 24 20 21 24 40 4 22 26 16 16 19 29 25 14 21 29 4

32 19 17 20 28 20 21 28 32 37 21 18 20 25 18 20 25 37 51 28 30 16 20 19 12 14 20 25 20 20 30 51 42 20 16 23 22 22 15 22 20 23 42 9 9 20 21 24 17 24 18 25 18 22 20 25 9

34 23 19 18 14 25 20 25 34 5 25 15 17 17 23 24 17 20 25 5

10 24 24 21 14 23 12 20 24 10 8 20 24 8 21 19 28 15 22 20 28 8

52 16 13 14 21 19 24 20 30 18 19 30 52 30 19 15 19 24 15 23 19 24 30 3 31 16 11 16 19 22 23 21 12 19 31 3 1 12 18 17 17 26 18 18 26 1

35 11 17 22 17 22 18 22 35 26 19 15 17 19 26 36 16 21 14 17 21 36 39 14 21 11 15 21 39 33 18 9 15 14 18 33

Page 59: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

59

De grootste gemiddelde aantallen vogels werden in het najaar gezien. In het langjarig gemiddelde springen de weken 43 en 44 er uit (381 en 358 exemplaren per telling), maar dit resultaat wordt sterk beïnvloed door het recordjaar 1997 toen een spectaculair aantal Meerkoeten op de plas verbleven. In de top tien bevinden zich echter ook week 41, 45, 46 en 48 en dit betreft de periode oktober en november. Vooral de aantallen watervogels nemen in deze weken, mede onder invloed van doortrek, sterk toe. In de broedtijd (april, mei) wordt het laagste aantal vogels geteld; de aanwezige vogels zijn uitsluitend de broedvogels. Er zijn 28 rodelijstsoorten aangetroffen (Vogelbescherming 2004). De meest voorkomende ‘Rode Lijsters’ in het gebied zijn Huismus, Slobeend, Groene Specht, Boerenzwaluw en Visdief (Fig. 4).

Waarnemingen van Rode Lijst (2004) soorten 1997-2006 Kleiput & Oude Tol

2 6

114

6 1 2 6 5 6

49

117

2 1

77

1

58

2210 4 1

1934

11 4

123

319

0

20

40

60

80

100

120

140

Kwak

Win

terta

ling

Slob

eend

Brild

uike

r

Mid

dels

te

Boom

valk

Wat

ersn

ip

Ture

luur

Oev

erlo

per

Visd

ief

Zwar

te S

tern

Zom

erto

rtel

Koek

oek

Ran

suil

Gro

ene

Spec

ht

Veld

leeu

wer

ik

Boer

enzw

aluw

Hui

szw

aluw

Gra

spie

per

Gel

e

Paap

je

Kram

svog

el

Spot

voge

l

Gra

uwe

Mat

kop

Hui

smus

Rin

gmus

Kneu

Fig. 4. rodelijstsoorten Kleiput & Oude Tol Totaal zijn 115 soorten vogels in het gebied waargenomen in de periode 1997-2006 (Bijl. 4)

Page 60: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

60

7. Uit het veld De waarneming van een zeldzame soort doet het hart van de vogelaar altijd sneller kloppen. De kick is natuurlijk het grootst als deze zelf wordt ontdekt en het heuglijke feit aan de collega-vogelaars kan worden doorgegeven. Maar, ook de tip van de collega-vogelaar, dat ergens een ‘hele mooie’ soort verblijft, laat het bloed al sneller stromen en geeft bij het daadwerkelijk waarnemen een ‘mooi’ gevoel, ….en een baalmoment als de vogel net gevlogen is, wat ook niet zelden voorkomt. De eerste Kwak in Oud-Beijerland kreeg ik te zien op 23 november 1997, na een telefonische tip. Aan de 1e Kruisweg bij Leny Goethart zou al sinds 2 weken een Kwak vertoeven. Ik krabde me aanvankelijk eens flink achter de oren. De opgegeven locatie was allerminst een kwakkenbiotoop! Toch erheen en snel kregen we de vogel inderdaad te zien: op een kas (!), af en toe wat nerveus heen en weer vliegend. Het was een juveniele vogel, dus bruin en grijsgevlekt. De soort is ooit ontsnapt uit Diergaarde Blijdorp en broedt bijvoorbeeld al jarenlang in het Park bij de Euromast. Maar ook zwerven juveniele Kwakken uit Frankrijk na de broedtijd noordwaarts uit. Naar de herkomst moesten we dus gissen, maar dat mocht de pret niet drukken! Kwak nummer twee ontdekte ik zelf in de Kleiput. De vogel balanceerde begin augustus 2000 op de in de put omgevallen bomen, welke ook Aalscholvers een prachtige plek bieden om hun vleugels te drogen. Het was eveneens een juveniele vogel. Ik verwittigde snel collega-vogelaars, van wie enkelen de vogel eveneens hebben kunnen waarnemen. Na drie dagen was de Kwak weer vertrokken. Het summum van de vogelwaarnemingen is toch altijd weer de Pestvogel. Het is dan ook een schitterende vogel met zijn rossige beigebruin verenkleed en de opvallende kuif. De brede staartpunt en de toppen van de handpennen zijn prachtig helder geel van kleur. De kop wordt verder gekenmerkt door een zwart oogmasker en zwarte bef. Niet voor niets komen drommen vogelaars altijd weer op de Pestvogels af. Zijn plotselinge verschijnen in invasiejaren, vaak gecombineerd met hevige kou (maar niet noodzakelijk) heeft ieder jaar weer een enorme aantrekkingskracht op menig vogelliefhebber. Ik herinner me de eerste waarneming in het Oud-Beijerlandse nog als de dag van gisteren. Het was op 21 januari 1996. Het vroor. We deden de jaarlijkse roofvogeltelling in het atlasblok dat grofweg de polder Oud-Beijerland en omstreken beslaat. Ik had gezelschap van twee tieners, zoon Lucas, en Gerben Agterberg, de jongste telg van onze vogelwerkgroep, ook amper veertien jaar. We reden op de Plaatseweg. Ik was nog aan het bijkomen van de waarneming van een Blauwe Kiek en een Smelleken op de akkers achter de Zinkweg, mooie soorten welke we zojuist op onze veldkaart hadden mogen bijschrijven. We passeerden een boomgaardje en koersten af op het Vuurbaken. ‘Hey, Pestvogels’, merkte Gerben, ogenschijnlijk tussen neus en lippen, op, op een toon van ‘gô, daar loopt m’n neefie, die ik vorig jaar voor het laatst op een verjaardag heb gezien’. Het klonk nauwelijks als het bevel, waarmee een al te haastige chauffeur op een doorsnee vogeltelling bruut door de meerijdende vogelaars tot stilstand wordt gemaand, wanneer deze ergens een ‘mooie soort’ meenden te hebben gezien. Het moest dan ook even tot me doordringen. Daarna, piepende remmen. En honderd meter achteruit. En toen: 3 Pestvogels! Fantastisch! We konden de vogels uitvoerig waarnemen, terwijl ze uitgebreid snoepten van de vuurrode bessen van de gelderse roos. We waren bijna klaar met de roofvogeltelling. Niet lang daarna kwam druk verkeer op gang richting Plaatseweg en het bleef er nog dagen onrustig. Ik vroeg Gerben er later nog eens naar. ‘Ja, ik had ze wel eens in een vogelboekie zien staan’, antwoordde hij droogjes.

Page 61: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

61

Pestvogel, foto world wide web In de jaren erna volgde nog een aantal mooie pestvogelwaarnemingen. Frustraties zijn echter nog steeds niet weg na de grootscheepse kaalslag in het Oud-Beijerlandsche groen, dat het dorp in 2005 overkwam en waaraan bezuinigingsoverwegingen ten grondslag lagen. Vooral omdat dit ook de gelderse rozen langs de zoetwaterput, vlakbij huis, in de wijk Spuioever trof, bij uitstek de favoriete heester voor de Pestvogel, die we dan ook in 1996, 2003 en 2004 op die plek mochten bewonderen. Ik was in staat aangifte te doen van diefstal. Pogingen bij de gemeente het onheil te voorkomen haalden niets uit en als compensatie werden enkele gelderse rozen bij de Oude Tol aangeplant. Maar mét de gelderse rozen verdwenen de Pestvogels voorgoed uit de Spuioever. En het waren ónze Pestvogels…. Gerard Nelemans was de ontdekker van een prachtig gezelschap van 15 Pestvogels, welke zich op een koude zaterdag (29.12.2005) aan de bessen van (alweer) gelderse rozen tegoed deed bij de Elzentuin. We waren druk doende met een punt transect telling, een tocht door de gehele gemeente. Het moge duidelijk zijn dat wederom een hele mobilisatie richting Oud-Beijerland op gang kwam, nadat de spectaculaire waarneming ter ore van de collega-vogelaars was gekomen. Visarenden trekken elk najaar via Zuidwest-Nederland door, waarbij soms enkele maanden wordt gepleisterd in de wateren aan de zuidrand van de Hoeksche Waard. De soort zou toch ook eens via het Spui zuidwaarts moeten kunnen trekken, dacht ik; toch was Oud-Beijerland tot op dat moment nog altijd verstoken van visarendwaarnemingen. Tot eind augustus 2000 dan, toen Gerard Nelemans er een waarnam bij de Staart. Ik was uiterst alert, de weken erna want zou de soort uiteraard graag zelf ook zien, maar toen een week later het verlossende telefoontje kwam, niet thuis! Gelukkig plukte Remco Veelenturf me op zaterdag 9 september van de Molendijk af, waarna ik binnen vijf minuten verrekijker en telescoop om de nek had gehangen en nog eens enkele minuten later de Visarend aan het Spui haarscherp in het vizier had. Het beest had een brasem in zijn poten en zat die op een lichtmast lekker op te peuzelen. Wat een machtig beest!

Page 62: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

62

Op 12 juni 1999 rukte ik uit naar de 1e Kruisweg na een melding van een Ooievaar, een soort waarvan gegevens uit het verleden nagenoeg ontbreken. Aangekomen bij de heer G. van Nes was de vogel helaas gevlogen. De Ooievaar had vanaf de vorige dag tot die ochtend 06:00 uur op het dak van de boerderij gezeten. De koffie smaakte echter prima en ik werd ook nog uitvoerig bijgepraat over het wel en wee van de vogels ter plekke, hetgeen erg nuttige informatie opleverde. In de paardenbak aan de Zinkweg (langs de Groeneweg) heeft trouwens, totdat deze begin 21e eeuw werd opgeruimd een prachtig ooievaarsnest gestaan. Eigenaar Aart vd Jagt, destijds 80 jaar, inmiddels overleden, vertelde me dat hij gek was van Ooievaars en nog altijd hoop had op een succesje. Nou, het nest was in 1999 wel degelijk bezet geweest. Nee, helaas niet door een Ooievaar. Het nest was gekraakt door een Winterkoning! Op 16 januari 2000 werd ik gebeld door Peter de Barse dat er mogelijk een Siberische Lijster was aangetroffen t.h.v. de ijsbaan in de Oosterse Gorzen. De vogel zou zijn waargenomen in bosjes aan de kop van de ijsbaan (langs de Burg. Diepenhorstsingel) en vloog in de richting van de achtertuinen van de Burg. Hammerbaan. De soort is zeer zeldzaam in Nederland (slechts vier geaccepteerde gevallen!) en broedt van Centraal Siberië oost tot Japan. De overwinteringsgebieden liggen in Zuid-Azië van India tot in Indonesië. Gemeld door een buurtbewoonster, geen echte vogelaar, maar toch... Niet echt waarschijnlijk, maar ik ging toch kijken. Ik heb een half uur gezocht, elke lijster bekeken, maar niets gevonden. Ook nooit meer iets over gehoord trouwens. Sommige mensen zien blijkbaar met de vogelgids in de hand toch bepaalde kenmerken bij een vogel, welke de vogelaar goed nerveus kunnen maken…. Op verzoek van de bewoonster heb ik in februari 2000 ook eens enkele uurtjes zitten posten in een woning aan het Vuurbaken. Daar was een vreemde, geheimzinnige vogel waargenomen, welke dagelijks ongeveer op dezelfde tijd opdook in de boomgaard achter het huis. Ik kreeg alvast de volgende informatie mee: de vogel vliegt bij onraad niet op, maar loopt weg, heeft een zwart petje, een bronskleurige rug en een pluimstaart…(?) Het was binnen niet onaangenaam wachten, er waren koekjes bij de thee. En, ongeveer op de afgesproken tijd, kwam de vogel opdagen: een prachtige Zilverfazant. Een exoot, vast en zeker ontsnapt uit een siervogelcollectie. Kennelijk was er door een buurman in de nabijheid voer uitgestrooid, het doel van de dagelijkse exercitie van de hoender. Van de heer Aad Eijeriks uit de Titiaanstraat, kwam op 23 maart 2003 een melding van een Houtsnip, welke die ochtend rond 08:30 uur met een ‘rotknal’ tegen de voorruit van zijn woning was gedenderd. Het arme beest heeft de aanvaring niet overleefd en vond zijn (voorlopig) einde in de vrieskist van het Natuurbezoekerscentrum Klein Profijt. Van 2002-2004 werden nestplaatsen van Eksters en Kraaien in de gemeente onderzocht. Als je met mensen praat hoor je pas goed wat voor vooroordelen er over deze soorten bestaan. Het was een erg interessant onderzoek, dat met een artikel in het tijdschrift ‘Het Vogeljaar’ werd afgesloten. Dat mensen slecht over bv. Eksters denken is aan de ene kant wel te begrijpen, wanneer men van dichtbij getuige is van een schermutseling van een Ekster met een ‘underdog’. Zo trok een Ekster aan de Nieuw-Beijerlandse Langeweg eens mijn aandacht, toen deze verwoede pogingen deed een merelnest in een coniferenhaag van zijn eieren te beroven. De eigenaar stond er scheldend bij te kijken maar moest machteloos toezien dat haar

Page 63: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

63

broedsel, in elk geval gedeeltelijk, verloren ging. Dit komt hard over maar past wel in de natuurlijke processen. De Ekster moet zijn jongen voeren. En de Merel?

Die heeft meerdere legsels per jaar, soms wel vier. Dergelijke incidenten leren haar het nest de volgende keer nog beter te verstoppen! In de Spuioeverwijk werd een kat in een boom door een Ekster belaagd. Het arme beest klom steeds hoger in de kronkelwilg want de Ekster pikte hem venijnig.Toegesnelde buurtbewoners kwamen op de schetterende Ekster af en kozen partij voor de arme kat. De Ekster werd verjaagd en er werd geprobeerd de kat met een

schepnet weer uit de boom te krijgen, hetgeen vooralsnog niet direct lukte. Ook hier bleek, dat de Ekster een nest met jongen had binnen vijftig meter afstand. Het beest verdedigde zijn territorium tegenover de ‘indringer’. Iedere winter vriest de Kleiput wel eens dicht, zodat er dan nauwelijks vogels op de put zijn. Een groepje Kokmeeuwen op het ijs uitgezonderd. Een clubje Meerkoeten houdt met veel moeite een wak open. Een winterse rust daalt over het gebied neer. Vriest het langdurig, dan wordt het spannend. Zou er dit jaar geschaatst kunnen worden op de Kleiput? Of gooit de dooi roet in het eten? Eerst testen waaghalzen het ijs en als de weergoden ons gunstig gezind zijn komt het er ook werkelijk van. Dan is het ijsvermaak op de put. Jong en oud genieten van de heerlijk winterse omstandigheden. Binnen no time is er koek en zopie en iedereen is blij met de Kleiput.

Page 64: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

64

Er zijn ook adembenemende ontmoetingen met vogels, zoals op 2e Kerstdag 1997 bij de Kleiput. Ik was nauwelijks gearriveerd of ik zag in het moerasje een roofvogel op een prooi zitten, die ik vooralsnog determineerde als Sperwer of Havik. Het was een typisch Hollandse ‘natte kerst’; er stond een stormachtige wind en er vielen regenbuien. Het slechte weer weerhield me echter niet van een gang naar de Kleiput; deze is zelden voor niets. Ik stond roerloos stil en probeerde de kenmerken van de vogel in me op te nemen. Vrouwtjessperwers en mannetjes Haviken verschillen niet zo gek veel in grootte. De vogel had een duidelijke oogstreep, maar ook hiermee kwam ik er niet uit. De vogel kreeg me uiteindelijk in de smiezen en verdween, achter de bomen langs, uit het zicht, de waarnemer in vertwijfeling achterlatend. Een van mijn ‘finest hours’ in de natuur van Oud-Beijerland beleefde ik op een ‘mooie Pinksterdag’. Het was op zondag 11 juni van het jaar 2000. Behalve de (bijna wekelijkse) ‘allesoortentellingen’, welke in het Kleiput/ Oude Tolgebied plaatsvonden, werden in dat jaar tevens de broedvogels geïnventariseerd. En was ik ook aan het filmen geslagen. Die dag was ik om 05:00 uur in het gebied. Het weer was schitterend. Een kraakheldere hemel, geen zuchtje wind en een graad of 15 C. De zon kwam als een rode bal op. Het gebied ademde vogels! Vinken sloegen, Zwartkop en Tuinfluiter floten hun hoogste lied en de Zomertortel koerde. Terwijl ik een Grauwe Vliegenvanger, met een vlieg in de snavel, op een hekje filmde kroop er achter hem een Boomkruiper langs de stam van een van de oude wilgen omhoog en passeerde, luidkeels het galmende a-honk roepend, een koppel Canadese Ganzen over het Spui, dat er zo glad als een spiegel bij lag. De dageraad voltrok zich in een feeërieke sfeer van serene rust en muziek van vogels. Omstreeks 09:00 uur keerde ik, nog verdoofd van de overweldigende ochtend, huiswaarts.

Maar niet altijd is het pais en vree rond de Kleiput. Veelbelovende vogelexcursies naar het gebied werden soms wreed verstoord door medegebruikers, die niet altijd op legitieme wijze op dezelfde tijd als ik hun tijd op dezelfde plaats doorbrachten. Zo werd er met rubberboten op de put gevaren, door spelende kinderen, of door sportvissers, acties die het rustende waterwild natuurlijk bruut verstoorden. ’s Zomers werd er af en toe gezwommen in de Kleiput. Van de sportvissers, welke langs de oevers hun tentje hadden opgezet en daar hengelden, had ik zelden last. Ze lagen meestal nog te snurken als ik ’s morgens vroeg, half struikelend over de scheerlijnen, de plek tijdens m’n ronde passeerde.

Page 65: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

65

Op een dag, met mooi weer, fietste ik weer eens richting Kleiput. Altijd hoop je op mooie waarnemingen. Er is altijd spanning. Ik had er weer echt zin in. Aangekomen bij de Kleiput sloeg mijn goede stemming snel om. Er stond een batterij auto’s geparkeerd en er was volop bedrijvigheid op de put en langs de oever. Mannen met bootjes waren met netten in de weer en er waren cohorten hengelaars paraat om hand- en spandiensten te verlenen: de hele Kleiput werd leeggevist, de visstand werd geïnventariseerd! Ik zag in, dat ik hier vandaag niets te zoeken had. Teleurgesteld fietste ik terug naar huis. Een bron van irritatie waren ook de loslopende honden, vooral op die plaatsen waar ik nou net die mogelijke Houtsnip verwachtte. Maar mijn boosheid verdween snel weer, als bleek dat de meeste hondenliefhebbers tijd hadden voor een praatje en belangstellend informeerden welke soorten ik had gezien en dan zelf ook vaak aanvullende waarnemingen hadden. Eenmaal werd ik, argeloze vogelaar, zonder enige reden ‘helemaal verrot’ gescholden. Op een zaterdagmorgen stond ik aan de zuidkant van de Kleiput naar het waterwild te turen, toen ik een auto hoorde claxonneren vanaf de hoek van het laantje naar de Oude Tol. Ik kon vanaf die plaats niet zien wie het was en veronderstelde dat het een bekende was, die mij wel had gezien. De auto bleef maar claxonneren maar bij het voertuig aangekomen, kwam mij het type en kleur auto niet echt bekend voor. Het claxonneren hield maar niet op en ik besloot de bestuurder te vragen wat er aan de hand was. Op mijn openingsvraag ‘Alles goed met u?’ reageerde de man, van middelbare leeftijd, als door een adder gebeten. ‘ Jij bent zeker zo’n milieuactivist ‘, brieste hij. ‘Je stemt zeker PvdA?’ Ik kon nauwelijks iets tegenwerpen want de man raasde genadeloos door. Ik had zo’n idee dat onze vriend niet zulke beste associaties met onze enige echte arbeiderspartij had en daarbij ook nog een hartgrondige hekel aan milieu-activisten. Ik wilde hem niet nog bozer te maken en trachtte hem uit te leggen wat ik hier uitvoerde. Totdat hij, na nog een reeks verwensingen z’n auto startte en met piepende banden wegscheurde. Het was achteraf maar goed dat ik hem niet duidelijk had kunnen maken, dat ik gewoon was nóg linkser te stemmen….

Page 66: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

66

Tien jaar achtereen telde ik de vogels jaarrond in het Kleiput en Oude Tolgebied. Ik beleefde er hele mooie natuurmomenten. Eind 2006 staakte ik de reguliere tellingen. Een impressie van een van de laatste bezoeken: Het is erg donker en somber weer. Ik zie dat het riet en de lisdodde langs de zuidoever van de Kleiput is afgemaaid, het is nu weer ‘mooi’ kaal. Het asfaltpad aan de noordoever heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een echte hondenuitlaatboulevard. Aan vogels is er niet veel te genieten. Na tien jaar Kleiput & Oude Tol heb ik het langzamerhand wel gehad. De verloedering van de natuurwaarden heeft keihard toegeslagen en ik heb dit, ondanks vele overleggen en afspraken met de gemeente Oud-Beijerland, met lede ogen moeten toezien. Achtereenvolgens werden het braaklandje met de wilgen, de grondbulten en natte stukjes, in cultuur gebracht. Een peuterbadje en sportveldje werden aangelegd. Een pannenkoekhuis gebouwd. Er kwam een strandje, waarvoor een mooie rietkraag moest wijken. Het voormalige campingterrein met zijn struweeltjes, heggen en heesters, werd volkomen kaalgeslagen want moest wijken voor een gronddepot. De rij elzen langs de toegangslaan werd gerooid. Alle dode hout weggesnoeid, de onderbegroeiing (fluitenkruid, een plaatje in het voorjaar!) met herbiciden bespoten en nog meer bomen gekapt. Braamstruwelen werden gerooid. De zuidoever werd tot 50% uitgedund en gerooid. Het lage stukje met de wilgen in het noordoosten van het gebied werd (per ongeluk?) platgewalst. Vier woningen verrezen aan de oostkant. Ten slotte werd eind 2006 het fietspad, pal langs de noordoever van de Kleiput aangelegd, dwars door het hart van het gebied. En voor de aanleg van een lanceerplaats voor een blusboot, moest in 2009 nog eens een aantal karakteristieke Italiaanse populieren wijken. Toen stonden er nog maar drie. Het is de prijs van de recreatie. Het aantal soorten vogels loopt dan ook gestaag terug. Een einde in mineur dus. Maar misschien maakt dit het afscheid wellicht minder zwaar….

Page 67: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

67

8. SOORTBESPREKINGEN

Hierna volgt een beschrijving van alle tot en met 2009 waargenomen vogelsoorten in Oud-Beijerland. Achter de soortnaam is de wetenschappelijke naam vermeld, alsmede, voor zover bekend, de Oud-Beijerlandse (volks)naam. Dan volgt de status van de soort in Oud-Beijerland. De terminologie wordt verderop verklaard. Dit geldt ook voor de kwantiteit van de broedvogels, welke is aangegeven in aantalsklassen. Vervolgens wordt een beknopt overzicht gegeven van de broedgebieden van de soort in Europa. Hierbij wordt voor de meeste soorten de broedhabitat geschetst en vermeld van welk voedsel de soort leeft. Hierna wordt voor de meeste soorten de trend van de Nederlandse populatie geschetst; voor de meeste soorten is het aantal broedparen voor Nederland vermeld, zoals deze zijn gepubliceerd in de SOVON Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000 en zo mogelijk de redenen voor af- of toename. Hierbij wordt in veel gevallen een vergelijking gemaakt met het vorige atlasproject van SOVON (1973-1977). Voor deze gegevens werd uit een aantal bronnen uit de literatuur geput, voornamelijk de Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000 (SOVON 2002). Ook werden hiervoor de Atlas van de Nederlandse Vogels (SOVON 1987), Vogels van de zoetwatergetijdenrivier de Oude Maas (Strucker, R.C.W. 1996), Vogels in het stedelijke milieu (P. Maréchal & W. Veenhuizen) en de website van Vogelbescherming Nederland geraadpleegd, alsmede Broedvogels in Nederland 2007 (SOVON- monitoringrapport 2009/01). Gegevens over trek komen uit Vogeltrek over Nederland 1976-1993 (LWVT/SOVON 2002) en specifiek die van de Hoeksche Waard van de website Trektellen.NL, waarvoor de gegevens werden aangeleverd door leden van de vogelwerkgroep Hoeksche Waard. De status van de behandelde vogelsoorten voor de Hoeksche Waard, met vermelding van de aantallen bij de broedvogels, is conform Vogels van de Hoeksche Waard (Luitwieler et al 1999), indien voorhanden aangevuld met de meest recente informatie van de vogelwerkgroep Hoeksche Waard. Er wordt op gewezen dat de gebruikte aantalsklassen (bv ‘schaars’ ) voor de Hoeksche Waard hogere aantallen vogels vertegenwoordigen dan dezelfde klasse voor het Oud-Beijerlandse. Voor Oud-Beijerland is als norm 10% van de klasse-indeling voor de Hoeksche Waard aangehouden. Ten slotte wordt het voorkomen in Oud-Beijerland opgetekend, welke gebaseerd is op de AVO (Algemene Vogellijst Oud-Beijerland, Van Gessele, 2009, ongepubliceerd), zo veel als mogelijk voorzien van bijzonderheden en de details van de waarnemingen. Deze informatie is, afhankelijk van de voorhanden zijnde onderzoeksgegevens, beknopt tot uitgebreid. De afkortingen van de initialen van alle waarnemers worden aan het eind van het hoofdstuk verklaard.

Page 68: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

68

Status vogelsoorten OUD-BEIJERLAND bv broedvogel regelmatige (jaarlijkse) broedvogel onbv onreg. broedvogel niet ieder jaar broedende vogelsoort inbv inc. broedvogel incidenteel broedende vogelsoort vmbv voorm. broedvogel soort, welke na 1980 niet meer heeft gebroed jaga jaargast het gehele jaar aanwezige niet-broedvogel zoga zomergast in het zomerhalfjaar aanwezige niet-broedvogel wiga wintergast in het winterhalfjaar aanwezige niet-broedvogel dotr doortrekker buiten de trektijd amper aanwezige niet-broedvogel

ondo onreg. doortrekker niet ieder jaar aanwezige doortrekker

onga onregelmatige gast soort, welke niet ieder jaar wordt waargenomen

dwga dwaalgast soort, waarvan slechts enkele waarn. bekend zijn

Aantalsklassen broedvogels OUD-BEIJERLAND (aantal broedparen):

A 1-5 schaars B 6-10 vrij schaars C 11-50 vrij talrijk D 51-100 talrijk

E >100 zeer talrijk Aantalsklassen niet-broedvogels OUD-BEIJERLAND (aantal exemplaren)

1-5 klein aantal 6-25 vrij klein aantal

26-100 vrij groot aantal 101-500 groot aantal

>500 zeer groot aantal Aantalsklassen broedvogels HOEKSCHE WAARD (aantal broedparen):

1-10 zeer schaars 11-50 schaars 51-100 vrij schaars 101-500 vrij talrijk 501-1000 talrijk

>1000 zeer talrijk Aantalsklassen niet-broedvogels HOEKSCHE WAARD (aantal exemplaren):

1-10 zeer klein aantal 11-50 klein aantal 51-250 vrij klein aantal

251-1000 vrij groot aantal 1001-5000 groot aantal

>5000 zeer groot aantal

Page 69: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

69

beknopte termenlijst: arctisch: ten noorden van de poolcirkel boreaal: noordelijk, subarctisch; ook wel gebruikt in de betekenis van koel deeltrekker: vogelsoort waarvan sommige individuen in het broedgebied overwinteren, terwijl anderen wegtrekken Eurazië: Europa en Azië Fenno-Scandinavië: Scandinavië, het Kola Schiereiland, Karelia en Finland (broed)habitat: leefgebied van vogelsoort juveniel: onvolwassen SOVON: Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland territoriumkartering: bij broedvogelonderzoek ingeburgerde veldwerkmethode, gebaseerd op het binnen een veldseizoen herhaald in kaart brengen van territoriale (vaak: zingende) mannetjes trekvogel: vogelsoort waarvan (vrijwel) alle individuen uit het broedgebied wegtrekken om op geruime afstand daarvan te overwinteren trend: ontwikkeling van (broed)vogelaantallen op middellange tot lange termijn, los van kortstondige, bijvoorbeeld door streng winterweer veroorzaakte fluctuaties VWG: vogelwerkgroep Exoot: soort waarvan de in Nederland broedende populatie geheel afstamt van uit gevangenschap ontsnapte of losgelaten vogels; soorten waarvoor dit deels geldt maar waarvan een deel van de broedvogels (vermoedelijk) dieren van wilde afkomst betreft, worden in dit rapport niet tot de exoten gerekend (o.a. Brandgans, Kolgans), evenals soorten die tot voor kort op grote schaal werden uitgezet, maar die zich ook op eigen kracht weten te handhaven. Voorwaarde voor opname in dit rapport is wel dat het vogels betreft die niet in hun bewegingsvrijheid gehinderd worden (voorbeeld: verwilderde tamme eenden, hier Soepeend genoemd, broedend buiten de omheining van parkjes of watervogelcollecties). Tot en met 2009 zijn 183 vogelsoorten in de gemeente Oud-Beijerland waargenomen. Hiervan behoren 92 soorten tot de broedvogels. Zeven soorten zijn inmiddels verdwenen als broedvogel. Vóór 1980 waren 60 broedvogelsoorten bekend. Negentien soorten broedvogels komen voor op de Rode Lijst van Vogelbescherming (2004). Onder het totaal aantal soorten bevinden zich 29 rodelijstsoorten.

Page 70: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

70

Rode Lijst criteria (Vogelbescherming 2004)

Mate van bedreiging (= combinatie van trend en zeldzaamheid) VN Soorten die uit Nederland zijn verdwenen

Een soort krijgt deze status pas als het eerste jaar dat niet meer in Nederland werd gebroed tien of meer jaar geleden is en de soort sindsdien geen regelmatige broedvogel meer is.

VNW In het wild uit Nederland verdwenen soorten In het wild uit Nederland verdwenen (geldt alleen voor de kwak), waarvan in gevangenschap een populatie in stand gehouden wordt.

EB Ernstig bedreigde soorten Soorten die zeer sterk zijn afgenomen en zeer zeldzaam zijn.

BE Bedreigde soorten Soorten die sterk zijn afgenomen en zeldzaam tot zeer zeldzaam zijn en soorten die zeer sterk zijn afgenomen en zeldzaam zijn.

KW Kwetsbare soorten Soorten die zijn afgenomen en vrij tot zeer zeldzaam zijn en soorten die sterk tot zeer sterk zijn afgenomen en vrij zeldzaam zijn.

GE Gevoelige soorten Soorten die stabiel of toegenomen zijn en zeer zeldzaam zijn en soorten die sterk tot zeer sterk zijn afgenomen en algemeen zijn.

Page 71: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

71

Roodkeelduiker Gavia stellata Status OBL: onregelmatige wintergast De Roodkeelduiker komt in Europa als broedvogel voor in Fenno-Scandinavië , Schotland, IJsland en het noorden van Rusland. Het is een trekvogel die in de regel op zee overwintert in de nabijheid van de kust. De herkomst van de bij ons voorkomende vogels is onbekend. In de Hoeksche Waard is de soort een onregelmatige doortrekker en wintergast, voornamelijk op het Haringvliet, Hollandsch Diep, Oude Maas en Spui. Van Oud-Beijerland zijn twee waarnemingen van de soort bekend: 03.01.2002, 1 ex. Natte Staart (GN) 15.12.2007, 1 ex Spui, bij Brakelsveer, ri. oost vliegend (RP,GN.FvG)

Page 72: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

72

Dodaars Tachybaptus ruficollis OBL: dȏȏ daers Status OBL:wintergast in vrij klein aantal Dodaarzen broeden in grote delen van Eurazië en Afrika. In West-Europa reikt de verspreiding noordwaarts tot in Scandinavië en de Baltische Staten. De broedhabitat bestaat uit ondiepe zoete wateren met een weelderige oevervegetatie. De soort overwintert van Zuid-Zweden tot in Marokko. Vermoedelijk overwintert een deel van de Nederlandse vogels in eigen land of dicht bij onze landsgrenzen. Dodaarzen verschijnen bij ons vooral van november tot februari op de rivier. Deze kleine fuutachtige leeft van visjes, slakjes, water- en oeverinsecten, wat duikend wordt bemachtigd. Door het veelvuldig duiken wordt hij nogal eens over het hoofd gezien met een ondertelling als gevolg. In de Hoeksche Waard is de soort een onregelmatige broedvogel (0-2 paar) van de rietgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep (1979, 1989) en van het Suikerfabrieksterrein bij Puttershoek (1990-1993). Recente informatie laat zien dat de Dodaars sinds 2004 jaarlijks op verschillende plaatsen in de Hoeksche Waard tot broeden komt, waaronder Tiengemeten. Verder is de soort een doortrekker en wintergast. Uit de wintervogeltellingen blijkt dat in Oud-Beijerland in januari de meeste Dodaarzen worden waargenomen, gem. 2-3 ex. per telling. Maxima: 10.02.1996, 10 ex Spui (FvG) 14.11.2004, 10 ex Spui (RV, FvG) 15.01.2006, 10 ex Spui (Brakelsveer-Droge Staart) tijdens wavo telling (FvG, GN) 16.01.2009, 5 ex Spui (RP,JvdB)

Page 73: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

73

Fuut Podiceps cristatus Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a. kl.C) wintergast in vrij groot aantal Futen broeden in grote delen van Europa, met uitzondering van IJsland en het noordelijk deel van Scandinavië en Rusland. Oost- en Noord-Europa worden ’s winters verlaten. In West-Europa overwinteren veel Futen langs de kust, op de meren en langs de rivieren. De broedbiotoop van deze viseter bestaat in Nederland uit open, stilstaande zoete wateren, met een oeverbegroeiing van riet en biezen. De laatste decennia wordt ook in toenemende mate gebroed op grachten en vijvers in steden (‘stadsfuten’). Het aantalsverloop van de soort vertoont een stijgende lijn. De Nederlandse populatie werd in 1998-200 geschat op 13.000-16000 paren, terwijl de stand in de vorige atlasperiode (1973-1977) op 5000-7500 paren werd geraamd. De toename wordt vermoedelijk veroorzaakt door de toegenomen voedselrijkdom van het water als gevolg van vervuiling met meststoffen. Hierdoor werden allerlei vissoorten talrijker zoals brasem, blankvoorn en baars (De Nie 1995). In de Hoeksche Waard is de Fuut een vrij talrijke broedvogel (130-140 paar) van rietgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas en van binnendijks gelegen kreken en watergangen; tevens doortrekker en wintergast, vooral op Haringvliet en Hollandsch Diep. Het nest wordt van drijvende waterplanten gemaakt, hetgeen soms problemen oplevert langs Spui en Oude Maas. Hier moet een getijverschil van zo’n 90 cm worden overwonnen. Dit gaat dan ook nogal eens mis, maar meestal slagen de Futen er in toch een broedsel groot te krijgen, afgemeten aan waarnemingen van jonge Futen op de rivier in het najaar. Na de broedtijd neemt het gemiddelde aantal Futen op het Spui eerst toe ( gem. 9 ex per telling) en neemt in november en december weer sterk af (minder dan 4 ex). Van januari tot maart stijgt het aantal Futen weer met maxima in februari en maart (gem. 9 ex per telling): Maxima: 16.03.1996, 22 ex Spui (FvG)

Page 74: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

74

Noordse Stormvogel Fulmarus glacialus OBL: sturremveugel Status OBL: dwaalgast De Noordse Stormvogel is een echte zeevogel die alleen om te broeden aan land komt. De vogels broeden op de steile rotskusten bij IJsland, de Faeröer, Schotland en Ierland en de Engelse oostkust. Vooral bij storm uit het noordwesten verschijnen Noordse Stormvogels voor de Nederlandse kust. In de Hoeksche Waard werd de soort 1x waargenomen bij de Haringvlietbrug (1993) Van deze zeevogel is een waarneming bekend uit Oud-Beijerland: 18.11.1995, 1 ex (dood gev.) Zalmvisserij Klein Profijt (JV)

Page 75: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

75

Jan-van-gent Morus bassanus Status OBL: dwaalgast De Jan-van-gent is een echte zeevogel. Zijn broedgebieden liggen op rotseilanden bij IJsland en Schotland. Het zijn viseters die hun prooi in een spectaculaire duikvlucht bemachtigen. In de Hoeksche Waard zijn een handvol waarnemingen van de soort bekend; in de meeste gevallen gaat het om zieke, verzwakte of dode exemplaren. Uit Oud-Beijerland zijn 2 waarnemingen bekend van uit de koers geraakte vogels. In beide gevallen gaat hem om verzwakte exemplaren, welke naar de dierenarts (1975) en naar de vogelklas Karel Schot in Rotterdam zijn gebracht (2003): ca. 1975, 1 ex Zinkweg (RtH) 09.10.2003, 1 ex Oud-Beijerland (Vogelklas)

Page 76: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

76

Aalscholver Phalacrocorax carbo OBL: schollevaer Status OBL: jaargast in vrij groot aantal De Aalscholver broedt koloniegewijs langs de kusten en in waterrijke gebieden in Europa. De meeste Aalscholvers overwinteren in het Middellandse Zeegebied, ook wordt in West- en Midden-Europa overwinterd. Door sterke vervolging is het aantal broedparen lange tijd klein gebleven, maar beschermende maatregelen hebben recent hun vruchten afgeworpen. De soort eet uitsluitend vis en is hiervoor aangewezen op de grotere wateren. De Nederlandse populatie omvatte 19.500 paren in 2000, een forse toename ten opzichte van de 3000 broedparen in 1977, toen de Aalscholver vrijwel alleen of nabij het IJsselmeergebied broedde. In de jaren tachtig breidde de soort zijn broedgebieden uit. Nieuwe vestigingen ontstonden langs de Grote Rivieren, in het Zuid-Hollandse Plassengebied en langs de kust van het Waddengebied tot in de Delta. De enorme toename in Nederland staat niet op zichzelf: zowel in West- als in Oost-Europa is de soort, na het wegvallen van de ergste vervolging en het bestrijden van de ernstigste watervervuiling, sterk toegenomen in de jaren tachtig, met talloze nieuwvestigingen als gevolg. Daarnaast zal de toename van bepaalde vissoorten door eutrofiëring van oppervlaktewateren een rol hebben gespeeld. In recente jaren zijn er aanwijzingen dat, naarmate de eutrofiëring wordt teruggedrongen, dit gevolgen zal hebben voor Aalscholvers. In de Hoeksche Waard is de Aalscholver een vrij talrijke broedvogel (95-135 paar) van de Noordelijke Ventjagersplaten, waar zich sinds 1990 een kolonie heeft gevestigd in de bomen op een strekdam. Tevens is de soort doortrekker en wintergast met als belangrijkste overwinteringsgebieden het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas. De soort verschijnt in toenemende mate ook binnendijks op kreken en grotere watergangen. De dichtstbijzijnde broedgebieden van de Aalscholver in Nederland zijn, behalve die op de Ventjagersplaten, gelegen op Voorne. De Aalscholver is het jaarrond op het Spui en Oude Maas waar te nemen, al is er een dip in het voorjaar te zien, wanneer de meeste vogels in de broedkolonies verblijven. De laatste jaren kan men ze ook steeds meer in flinke sloten en waterpartijen aantreffen. Ook wordt de soort veel gezien op lantarenpalen langs verkeerswegen. Ook de Kleiput is een goede plek om Aalscholvers waar te nemen. De vogels drogen er hun vleugels op de in de Kleiput omgevallen bomen. Op de rivieren noordelijk van Oud-Beijerland is het aantal Aalscholvers ’s winters redelijk stabiel (gem. 5-7 ex) met maxima in oktober en februari: 27.10.2002, 27 ex Kleiput (FvG) feb.07, 16 ex Spui/Oude Maas tijdens wvt telling (FvG) Grotere aantallen Aalscholvers kunnen op de voor- en najaarstrek worden waargenomen: 18.03.2006, 100 ex(overvl) Vuurbaken, ri noord (FvG)

Page 77: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

77

Kwak Nycticorax nycticorax RL: VNW Status OBL: onregelmatige doortrekker Hoewel er ook in Nederland enkele Kwakken broeden als gevolg van herintroductieprogramma’s liggen de broedgebieden van de soort in Midden en Zuid-Europa. Juveniele vogels zwerven na de broedtijd vaak in noordelijke richting uit en kunnen dan ook in ons land worden waargenomen. Winterwaarnemingen zijn zeer schaars en hebben mogelijk betrekking op uit gevangenschap ontsnapte exemplaren. De Kwak is in de Hoeksche Waard een onregelmatige doortrekker, voornamelijk langs het Haringvliet en Hollandsch Diep en een incidentele zomergast. De meeste waarnemingen hebben betrekking op juveniele exemplaren. Recentelijk werd in de Hoeksche Waard een broedgeval is vastgesteld (Binnenmaas 2002-H. Benard).1

Uit Oud-Beijerland zijn volgende waarnemingen bekend: 23.11.1997, 1 ex (juv) 1e Kruisweg 17, op kas (LG) 06-09.08.2000, 1 ex(juv) Kleiput (FvG) 18-23.09.2002, 1 ex Kwakscheweg (MPr) 1 Lit. - Benard, H. Nachtreiger kiest Binnenmaas als broedplaats. In Vogelvlucht nr. 7, okt. 2002, pag.5-6.

Page 78: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

78

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta RL:GE Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Kleine Zilverreiger in Europa liggen voornamelijk ten zuiden van de lijn die van Midden-Frankrijk tot Hongarije loopt. De grootste aantallen broeden in Italië, Spanje en Frankrijk. De westelijke populatie neemt toe, in tegenstelling tot de broedvogels in Oost-Europa. De soort breidt zich in de laatste decennia uit naar het noorden en bereikte in de jaren negentig België, Nederland en Groot-Brittannië. De voorkeursbiotoop bestaat uit moerasgebieden met ondiep water, zowel in het binnenland als in de kuststreken. Het hoofdvoedsel bestaat uit kleine visjes, insectenlarven, slakken en garnalen. De Kleine Zilverreiger overwintert voornamelijk in het Middellandse Zeegebied en tropisch Afrika, maar sedert de eeuwwisseling ook in ons land, vooral op de Wadden en in Zuidwest-Nederland. De meest recente gegevens van SOVON illustreren de opmars van de soort als broedvogel in Nederland: 135-150 paren in 2007. Vogels van de Hoeksche Waard (1999) noemt de soort een onregelmatige zomer- of najaarsgast, voornamelijk langs het Haringvliet en het Hollandsch Diep. De meeste waarnemingen zijn afkomstig uit de negentiger jaren. Inmiddels is de Kleine Zilverreiger (sinds 2003) een onregelmatige broedvogel van de Ventjagersplaten.1

Van Oud-Beijerland is recent 1 waarneming bekend: 20.07.2009, 1 ex De Staart, langs Spuioever (vanaf Rhoons Veer) (FvG) 1 Lit. Verkerk, J. Nog een nieuwe broedvogelsoort. In Vogelvlucht nr. 9, okt.2003, pag. 4.

Page 79: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

79

Grote Zilverreiger Casmerodius albus RL:GE Status OBL: onregelmatige doortrekker; wintergast De Grote Zilverreiger is van oorsprong een vogel uit het mediterrane gebied. Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze reiger zijn verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland. De Oostvaardersplassen vormen het belangrijkste bolwerk in Nederland. Nadat hier in 1978 het eerste (zekere) broedgeval van de soort werd vastgesteld nam het aantal broedgevallen in Nederland in de jaren negentig geleidelijk toe. Het aantal broedparen bedroeg in 2006 al circa 150 paar (Netwerk Ecologische Monitoring (SOVON, CBS) ). Het aantal in Nederland overwinterende Grote Zilverreigers groeide van minder dan 1000 in 1998 tot meer dan 5000 in 2007. In de Hoeksche Waard (1999) is de Grote Zilverreiger (sinds 1992) een doortrekker en wintergast van de Korendijksche Slikken, Hoogezandsche Gorzen en het Oudeland van Strijen. In Oud-Beijerland werd de soort voor het eerst opgemerkt in 2005. Sindsdien wordt jaarlijks wel een overwinterend exemplaar waargenomen tussen oktober en februari: 29.01.2005, 1 ex (o) Kleiput (FvG) 23.12.2006, 1 ex 1e Kruisweg (GN,MB,FvG) 21-24.11.2007, 1 ex Langeweg (CvB,KvdB) 20.12.2008, 1 ex 1e Kruisweg west (n) (RP,GN,FvG)

Page 80: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

80

Blauwe Reiger Ardea cinerea OBL: raaiger Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van de Bosschengriend; wintergast in vrij klein aantal Het zwaartepunt van de verspreiding als broedvogel van de Blauwe Reiger ligt in Midden en Noordwest-Europa. Ons land is altijd een goed land voor deze soort geweest. De Nederlandse populatie is grotendeels standvogel. Aangezien vis het belangrijkste voedsel voor de Blauwe Reiger vormt, zijn de meeste kolonies in de nabijheid van visrijke wateren gevestigd. Muizen, mollen, kikkers, padden, grote insecten en (vooral jonge) vogels worden eveneens genuttigd. De Nederlandse populatie is in vergelijking met de jaren zeventig ongeveer stabiel gebleven en werd op 12.750 paren geschat in 2000. De soort is gevoelig voor strenge winters, welke de aantallen broedparen in het volgende jaar sterk kunnen beïnvloeden. De soort is in de Hoeksche Waard een vrij schaarse broedvogel (55-70 paar) van de Hoogezandsche Gorzen, het Groote Gat en een boomgaard bij Strijen. De kolonie in de Hoogezandsche Gorzen was in 1997 echter verlaten. Onregelmatig werden ook broedgevallen vastgesteld op de Korendijksche Slikken (1990) en in het Hof van Moerkerken (1992). De soort is ook doortrekker en wintergast van grasgorzen en polders. In 2008 waren in de Hoeksche Waard 4 broedkolonies bekend (Groote Gat, Hof van Moerkerken, Strijen en Oude Maas) met totaal 56 broedparen. De huidige aantallen Blauwe Reigers zijn overigens geen schim meer van de aantallen uit het begin van de vorige eeuw. Van de Schoutsdijk is een kolonie Blauwe Reigers uit 1925 bekend, welke maar liefst 201 broedparen telde (Ouweneel, 2004). De Blauwe Reiger is in Oud-Beijerland zowel binnen als buiten de bebouwde kom een gewone verschijning langs sloten, vijvers en waterpartijen. Op 9 september 2000 werd een exemplaar waargenomen bij de Kleiput, stoeiend met een paling van 80 cm! Langs het Spui worden tijdens de wintertellingen gem. 4-10 ex gezien (maxima 10-16 ex per telling). De midwintertelling van jan. 2006 leverde voor de gehele gemeente 32 ex op. Soms (vooral tijdens vorstperiodes) kunnen concentraties Blauwe Reigers worden aangetroffen: 17.12.2005, 14 ex Spui (waarvan 8 ex t/o O. Gorzenwijk) (FvG,GN) 11.09.2007, 13 ex Spui (t/o O.Gorzenwijk) (FvG) In 2005 werd een kleine broedkolonie ontdekt in de Bosschengriend (3 nesten). In de polder Buitenzomerlanden bij Heinenoord was toen inmiddels (2003) ook een broedgeval vastgesteld voor het Oude Maasgebied. Van 2006-2008 was de soort nog steeds broedvogel in Oud-Beijerland maar werden niet meer dan 1 à 2 nesten gevonden. Lit. - Ouweneel, G. – Blauwe Reigers en Roeken in de Hoeksche Waard driekwart eeuw terug. In Vogelvlucht nr. 7, okt. 2002, pag. 2-3.

- Ouweneel, G. – Verleden en heden van Blauwe Reigers in de Hoeksche Waard. In Vogelvlucht nr.11, okt. 2004, pag. 5-7.

- Gessele, F. van – Nieuwe Blauwe Reigerkolonie langs de Oude Maas. In Vogelvlucht nr. 13, okt. 2005, pag. 11-12.

Page 81: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

81

Zwarte Ooievaar Ciconia nigra Status OBL: dwaalgast De Zwarte Ooievaar broedt voornamelijk in uitgestrekte bosgebieden van Oost-Europa, met een eilandachtig voorkomen in Zweden, Duitsland, Frankrijk en het Iberisch Schiereiland. Vrijwel alle Europese Zwarte Ooievaars overwinteren in tropisch Afrika. Een klein aantal trekt via Spanje naar West-Afrika, de meerderheid gaat via de Bosporus naar Oost-Afrika. De in Nederland waargenomen exemplaren zijn grotendeels afkomstig uit Duitsland. De Zwarte Ooievaar is in de Hoeksche Waard een onregelmatige doortrekker, voornamelijk langs het Haringvliet en Hollandsch Diep. De meeste waarnemingen zijn afkomstig uit de negentiger jaren. Van de soort is 1 waarneming uit Oud-Beijerland bekend: 10.09.2000, 1 ex. (overtr.) Admiraaltje MP

Page 82: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

82

Ooievaar Ciconia ciconia OBL: ooievaer Status OBL: onregelmatige doortrekker Het broedareaal van de Ooievaar strekt zich uit over heel Europa, het Midden-Oosten, West- en Centraal Azië en Noordwest-Afrika. De Nederlandse broedvogels, voor het merendeel afkomstig uit een reïntroductieprogramma, overwinteren grotendeels in eigen land, of iets ten zuiden daarvan. De jongen trekken in augustus zuidwaarts naar overwinteringskwartieren in vooral West-Afrika. Na een dieptepunt in het begin van de jaren negentig werden in 2000 weer ongeveer 300 paar broedende Ooievaars in Nederland vastgesteld. Door de broedsuccessen neemt het percentage zuidwaarts trekkende wilde Ooievaars de laatste jaren toe. In de Hoeksche Waard is de Ooievaar een voormalige broedvogel en een onregelmatige doortrekker. Er waren o.a. broedgevallen in Mijnsheerenland en ’s Gravendeel in 1939. De soort broedde voor het laatst in de Hoeksche Waard (Goudswaard) in 1966,1 sindsdien blijft de streek, ondanks het feit dat het de soort landelijk weer voor de wind lijkt te gaan, nog altijd van nieuwe broedgevallen verstoken. In Oud-Beijerland zijn de volgende waarnemingen bekend: 23.04.1998, 1 ex Kwakscheweg (BIJ) 11.06.1999, 1 ex. 1e Kruisweg, op dak G. van Nes (FvG) 05.07.2001, 1 ex.(overtr.) Oud-Beijerland, Centrum (MPr) vj. 2004 Klein Profijt (op kunstnest) (med.Mv/dH) 21.05.2008, 1 ex (o) boven Emmastraat in z. richting (JvdB) 1 Lit. - Ouweneel, G. In 1966 nog broedende Ooievaars bij Goudswaard. In Vogelvlucht nr. 8, mrt. 2003, pag. 4-5. - Verkerk, J. Ooievaar bijna terug als broedvogel in de Hoeksche Waard. In Vogelvlucht nr. 11, okt. 2004, pag. 4-5.

Page 83: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

83

Lepelaar Platalea leucorodia Status OBL: doortrekker en zomergast in vrij klein aantal In Europa herbergen alleen Nederland, Spanje, Oostenrijk, Hongarije en Griekenland aanzienlijke broedkolonies van de Lepelaar. Het zijn in Nederland zomervogels (maart-september) die vooral in West-Afrika overwinteren. De broedhabitat van de Lepelaar varieert van moerassen tot duin- en kweldergebieden. Ze nestelen zowel in bomen en struiken als op de grond, in Nederland het meest in riet- of kweldervegetaties en veelal samen met Aalscholvers, reigers of meeuwen. De aanwezigheid van grondpredatoren als vossen en bruine ratten, die eieren of kleine jonge roven, wordt zoveel mogelijk vermeden. Binnen vliegafstand van de broedkolonie moeten geschikte voedselgebieden liggen zoals wadden, ondiepe meren of agrarische gebieden met veel sloten. Het hoofdvoedsel bestaat uit kleine waterdieren, vooral vis (stekelbaarzen), kreeftachtigen en garnalen, maar ook uit waterinsecten. De Nederlandse populatie werd in 2000 op 1024 paren geschat, een aanzienlijk toename in vergelijking met 1973-1977, toen max 240 paren werden geteld. Deze aantalstoename voltrok zich in het kielzog van verbeterde waterkwaliteit in Nederland en intensievere bescherming langs de trekbaan en op de broedplaatsen. De jaarlijkse aantalfluctuaties per kolonie kunnen overigens aanzienlijk zijn. In de Hoeksche Waard (1999) is de Lepelaar een doortrekker, voornamelijk in de nazomer op de Noordelijke Ventjagersplaten en de Korendijksche Slikken, een zomergast met de meeste waarnemingen in het Oudeland van Strijen, de Korendijksche Slikken en de polders bij Goudswaard, en incidentele wintergast. De dichtstbijzijnde broedkolonies van de Lepelaar bevinden zich op Voorne. Sedert 2006 broedt ook een kleine kolonie (max 14 paar) op de Ventjagersplaten (med. R. Strucker).1 De vogels welke bij ons overtrekkend of foeragerend in plassen en slootjes worden waargenomen zijn vermoedelijk allemaal afkomstig uit de kolonie van Voorne. Anders dan reigers zoeken Lepelaars op de tast hun voedsel. Daardoor zijn ze ook in staat in troebel water, onder overhangende takken en bovendien ’s nachts te jagen. In Oud-Beijerland kunnen Lepelaars voornamelijk in de noordrand worden gezien. De Natte Staart is een goede plek, omdat de vogels er bij laag water prima kunnen foerageren. Ook de sloten langs het Zalmpad en het slootje bij Masterfoods bieden goede kansen om ’s zomers een Lepelaar te zien. Verder wordt de soort dan vrij regelmatig boven Spui en Oude Maas waargenomen. Uit Oud-Beijerland zijn waarnemingen bekend van april-juli: 19.06.1996, 1 ex sloot Zalmpad (FvG) 13.05.2000, 3 ex (overtr) Tollegors (GN) 29.05.2004, 2 ex Natte Staart (BD) 23.07.2004, 13 ex (overtr) wijk Spuioever ri. Zw (FvG) 05.04.2006, 1 ex slootje tussen De Bosschen en De Staart (FvG) 03.04.2007, 2 ex sloot achter Bedr. Terr. De Bosschen thv VdMark (JvdB) 10.06.2007, 21 ex(overtr) Oude Maas, t.h.v. Klein Profijt (RP) 1 Lit. – Ouweneel, G. Kolonie Lepelaars op de Ventjagersplaten sterk gegroeid. In Vogelvlucht 21, okt. 2009 pag. 18

Page 84: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

84

Flamingo Phoenicopterus chilensis (?) Status OBL: dwaalgast Europese Flamingo’s (Phoenicopterus rubra roseus) broeden alleen in Zuid-Frankrijk en Zuidoost-Spanje. Zij overwinteren in Afrika. De Chileense Flamingo is inheems in Zuid-Amerika en heeft zich sinds 1983 ook in NW-Europa gevestigd (Zwillbrocker Venn). In Europa komen ook nog aantallen voor van de Kleine Flamingo (Phoenicopterus minor) en de Caraïbische Flamingo (Phoenicopterus rubra ruber). Ook kruisingen komen voor (Lensink 1996). In Nederland huisde in het begin van de jaren zeventig een groep van ruim 15 Flamingo’s, vooral Chileense. Dit aantal groeide tot 40-50 rond 1980 (Treep 1994). Het Deltagebied, en dan met name de Grevelingen, is van meet af aan een belangrijk gebied voor Flamingo’s geweest. In de jaren zeventig zijn hier gedurende het hele jaar veel Flamingo’s aangetroffen. Na 1980 is het aantal waarnemingen afgenomen en vervult de Delta steeds duidelijker de functie van winterverblijf met maxima in december-februari en minima in de zomermaanden. In de Hoeksche Waard zijn enkele waarnemingen bekend van de Europese Flamingo van de Noordelijke Ventjagersplaten (1995, 1996). In Oud-Beijerland is 1 waarneming geregistreerd. Het is waarschijnlijk dat dit exemplaar afkomstig is van de winterpopulatie van de Grevelingen: 28.02.1975, 1 ex Kleiput (LPr,AvM)

Page 85: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

85

Knobbelzwaan Cygnus olor OBL: zwaen Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C); wintergast in vrij groot aantal Wilde Knobbelzwanen zijn schuwe vogels, die op grote meren en langs rivieren in Oost-Europa broeden. Tamme Knobbelzwanen worden al eeuwen door mensen in gevangenschap gehouden, hetzij als parkvogel voor de sier, of voor vlees en dons. In West-Europa komen vooral nazaten van ontsnapte of vrijgelaten vogels voor. De Knobbelzwaan broedde net na de Tweede Wereldoorlog uitsluitend rondom het Zwarte Meer. Daarnaast werden er vele in gevangenschap gehouden. Toen dit voor de handel niet langer lucratief was, werden de jongen niet meer geleewiekt. Hierdoor konden ze zich over de omgeving verspreiden en zich ongebreideld vermeerderen zodat er halverwege de jaren zeventig 2500 paar in ons land broedden. Men kan gevoeglijk aannemen dat ze voor het overgrote deel van tamme origine waren. Alleen de sterk van de Oosteuropese dieren afwijkende biotoopkeus wijst hierop; onze Knobbelzwanen mijden de menselijke nabijheid namelijk geenszins en broeden veelvuldig in kunstmatige biotopen als kanalen, baggerputten en sloten in polderland. Knobbelzwanen zijn planteneters die vooral leven van cultuurgras (Engels raai) en waterplanten. Het zijn echte standvogels en hebben een monogame paarband. Knobbelzwanen komen verspreid over de gemeente voor als broedvogel. Knobbelzwanen bouwen een groot nest van takjes en waterplanten en wordt in de buurt van het water gemaakt, soms in een rietkraag. Hierbij wordt niet geschuwd nestmateriaal bij toevallige buren te stelen. Schrijver was in 2002 eens getuige van zo’n voorval op de Kleiput. De zwaan was langzaam bezig een meerkoetennest te slopen, in weerwil van het druk alarmerende meerkoetwijfje. De toegesnelde meerkoetman attaqueerde de zwaan hevig, waarna deze uiteindelijk afdroop. Na de broedtijd, als de jongen vliegvlug zijn, verzamelen de Knobbelzwanen zich in groepen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 5500-6500 paren, waarmee de soort zijn areaal ten opzichte van de jaren zeventig aanzienlijk heeft uitgebreid. De stijgende trend wordt toegeschreven aan een combinatie van een hoge winteroverleving (zachte winters) en verminderd afschot. In de Hoeksche Waard is de soort een vrij schaarse broedvogel (55-60 paar) van grasgorzen, binnendijkse graslanden en langs kreken. Het belangrijkste broedgebied is het Oudeland van Strijen met 19 paar in 1997. De soort is ook doortrekker op de Noordelijke Ventjagersplaten (ruiplaats) en wintergast. Behalve in het buitengebied bevinden de meeste nesten van de Knobbelzwaan zich in Oud-Beijerland aan de rand of net buiten de bebouwing van het dorp (Kleiput, Spuidijk, Groeneweg); daarnaast bouwen ze hun nesten ook in de (natte) groenstroken in het dorp (Zinkweg) en parkvijvers. In het voorjaar wordt in de broedgebieden veel gefoerageerd op water- en oeverplanten in kleine slootjes. In de wintermaanden worden groepen Knobbelzwanen veel gezien op weiland, waar ze vooral mals, eiwitrijk gras eten. 16.10-01.11.97, 26 ex Kleiput (FvG) 18.12.2005, 24 ex 2e Kruisweg w. (FvG) 20.12.2008, 57 ex 1e Kruisweg w. (RP,GN,FvG)

Page 86: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

86

Zwarte Zwaan Cignus atratus EXOOT Status OBL: onregelmatige gast De Zwarte Zwaan is inheems in Australië. In West-Europa is het een geliefde en kostbare siervogel. In Nederland worden al geruime tijd Zwarte Zwanen in gevangenschap gehouden. Tegenwoordig kunnen vrij vliegende exemplaren overal opduiken. De soort kan het gehele jaar door broeden en broedparen kunnen meerdere broedsels per jaar hebben. De eerste waarneming van een Zwarte Zwaan in Nederland dateert van 1963. In 1985 werd het eerste broedgeval geregistreerd in de Grevelingen en in 2000 broedden naar schatting 60-70 paar in Nederland. Daarnaast zwerven tientallen niet-broedvogels door ons land. In de Hoeksche Waard is de Zwarte Zwaan een incidentele broedvogel (0-1 paar) van het Munnikenland bij Westmaas (1991) en wintergast. In Oud-Beijerland zijn de volgende waarnemingen geregistreerd: 12.09.2001, 1 ex Kleiput, OBL (GN) nov. 2004, 2 ex Kleiput, OBL (via MB) 22.02.2005, 1 ex Spui t.h.v. bord 999 (CvdB op ws)

Page 87: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

87

Kleine Zwaan Cygnus bewickii Status OBL: onregelmatige doortrekker Kleine Zwanen broeden op de arctische toendra's langs de Barentszee en verder naar het oosten. Na de broedtijd trekken de vogels via de Witte Zee en de Oostzee naar de overwinteringsgebieden in West-Europa. Het zijn echte planteneters, die in de winter het malse Nederlandse gras prefereren boven de ondergesneeuwde dorre toendravegetatie. Kleine Zwanen zijn van eind september tot eind maart in Nederland te zien. In de Hoeksche Waard is de soort een doortrekker en wintergast van grasgorzen langs het Haringvliet en de Oude Maas, het Oudeland van Strijen, het Munnikenland, St. Anthoniepolder, de Hoogezandsche polder en enkele polders in het zuidwestelijke deel van de Hoeksche Waard. Bij strenge vorst kunnen in Nederland grotere aantallen van deze soort worden gezien. In Oud-Beijerland zijn recentelijk slechts enkele waarnemingen van overtrekkende Kleine Zwanen bekend: 29.12.1996, 2 ex (overtr) Spui (FvG) 10.11.2003, 3 ex (overtr.) Spui (GN) 19.12.2009, 9 ex (overtr) Oude Maas (RP,GN,FvG) In de winter van 1975/1976 werd de soort eenmaal waargenomen in de Kleiput winter 1975/1976 Kleiput ( LSt)

Page 88: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

88

(Toendra)rietgans Anser serrirostris Status OBL: onregelmatige wintergast in vrij groot aantal Taiga- en toendrarietgans zijn lange tijd beschouwd als twee varianten op één en dezelfde vogelsoort. Nog steeds zijn vogeltaxonomen met elkaar in discussie over deze soorten. Geografisch gezien hebben beide varianten een ander broedgebied: de Toendrarietgans broedt verder noordelijk dan de Taigarietgans1. De toendrabewoner is bovendien wat kleiner dan de taigabewoner, en heeft veel minder oranje op de snavel. De Toendrarietgans lijkt dan ook sterk op de Kleine Rietgans. Al deze soorten komen als wintergast in Nederland voor. De Toendrarietgans is in West-Nederland de meest voorkomende rietgans. In de Hoeksche Waard is de rietgans een doortrekker en wintergast van een aantal akkerbouwpolders langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Spui, de grasgorzen langs de Oude Maas, het Oudeland van Strijen en enkele akkerbouwpolders tussen Maasdam en Strijensas. De aantallen zijn in de laatste decennia van de 20e eeuw sterk afgenomen. In Oud-Beijerland worden rietganzen af en toe opgemerkt in de polder Oud-Beijerland c.a., (o.a. 2e Kruisweg, Vuurbaken) waar op akkers gefoerageerd wordt op oogstresten. Waarnemingen: 19.02.2000, 20 ex Vuurbaken (FvG) 08.02.2003, 34 ex (o) Langeweg (AK-WnNL) 16.01.2005, 72 ex Vuurbaken (FvG,RV) 15.01.2006, 70 ex 2e Kruisweg w. ten n. (FvG,RV) 23.12.2006, 95 ex Vuurbaken (FvG,MB,GN) 1 Lit. Ouweneel, G. – Taigarietganzen in het Oudeland van Strijen – In Vogelvlucht nr. 4, mrt. 2001, pag. 4

Page 89: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

89

Kolgans Anser albifrons Status OBL: doortrekker in groot aantal wintergast in klein aantal Kolganzen broeden in Noord-Europa De soort overwintert in West- en Midden-Europa. Het aantal broedvogels in Nederland is sinds 1980 licht toegenomen, tot ongeveer 200 broedparen. Een veel sterkere toename is te zien in het aantal overwinterende Kolganzen. Sinds 1970 stijgt dit aantal hoewel de toename sinds medio jaren '90 stagneert tussen de 500.000 en 650.000 vogels. De pleisterplaatsen van de soort bevinden zich vooral op grasland in een waterrijke omgeving. In de Hoeksche Waard is de Kolgans een incidentele broedvogel (0-2 paar) van de Geertruida Agathapolder (1989,1991) en het grasgors bij de Westerse Polder (1991). De soort is doortrekker en wintergast; de belangrijkste gebieden zijn het Oudeland van Strijen en de grasgorzen langs het Haringvliet en de Oude Maas. Grasland is in Oud-Beijerland maar mondjesmaat voorhanden en de soort wordt hier dan ook nagenoeg uitsluitend overtrekkend waargenomen. De aantallen overvliegende Kolganzen kunnen op sommige dagen oplopen tot meer dan duizend ex. Waarnemingen: 15.11.1998, 115 ex (overtr) Spui (FvG) 08.12.2007, 47 ex(o) Oude Maas t.h.v. Bosschengriend (FvG) 31.12.2007, 813 ex (o) Spui bij Brakelsveer in n. ri (GN,RP,FvG) Langs het Spui worden ’s winters ook Kolganzen aangetroffen tussen de groep lokale Soepganzen. Vermoedelijk betreft dit zieke of aangeschoten exemplaren: 12.01.2000, 1 ex Spui (FvG) 18.11.2004, 2 ex Spui (FvG)

Page 90: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

90

Grauwe Gans Anser anser OBL: gááns Status OBL: zomergast in groot aantal; doortrekker en wintergast in zeer groot aantal van Spui, Oude Maas, de Staart en polder Oud-Beijerland c.a. De Grauwe Gans broedt verspreid in de gematigde delen van Europa en overwintert vooral in West- en Zuid-Europa. De Grauwe Gans was enkele decennia geleden in Nederland nog een zeldzame broedvogel. In 2005 broedden er weer ongeveer 25.000 paar. De Oostvaardersplassen in Flevoland vormden de uitvalsbasis voor dit opmerkelijke herstel. Moerasgebieden met riet en eilanden vormen een ideale omgeving voor Grauwe Ganzen. Ook in moerasbossen met elzen en wilgenstruweel voelt de soort zich thuis. Het nest wordt op de grond gemaakt, bij voorkeur op eilanden, en bestaat uit een verzameling van plantenmateriaal uit de omgeving. In de Hoeksche Waard is de soort een vrij talrijke broedvogel (140-145 paar) van de Hoogezandsche Gorzen, Blanke Slikken en de Korendijksche Slikken. De Grauwe Gans is doortrekker en wintergast, voornamelijk in de grasgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en de Oude Maas. Tijdens de doortrek zijn ook de akkerbouwpolders in het zuidelijk deel van de Hoeksche Waard van belang. De Noordelijke Ventjagersplaten vervullen een belangrijke functie als ruiplaats, terwijl de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen van groot belang is als pleisterplaats in het najaar. In de jaren negentig vonden de eerste broedgevallen plaats op de Beerenplaat. Sindsdien is het aantal broedparen in deze contreien sterk gegroeid. Zodra de Grauwe Ganzen jongen hebben (eind april), steken ze de rivier over naar Oud-Beijerland en behalve op de rivier, worden dan ook aan deze zijde van het Spui volop paren met jongen gezien. Broeden op Oud-Beijerlands grondgebied werd echter eerst in 2009 vastgesteld, tijdens de broedvogelinventarisatie van de Vlietmonding (7 paar, S. Reinstra). Ook op de Staart worden elk voorjaar en zomer Grauwe Ganzen waargenomen, maar broedgevallen konden tot dusver niet worden vastgesteld. Waarnemingen:

07.05.2005, 1 paar Oude Maas, t.h.v. Bosschengriend(paar met 3 pullen <2wkn) (FvG)

25.05.2006, paar met 3 j. Insteekhaventje Spuioever (kuikens >2 wkn) (FvG) 22.04.2007, 1 p.+5 pullen Spui bij Brakelsveer (FvG) 29.04.2008, 2 paar met j. Oude Maas, Spui (FvG) In de zomer, wanneer de jongen vliegvlug zijn, worden grote groepen gezien langs Spui en Oude Maas: 24.06.2008, 227 ex Spui, tussen Brakelsveer en Oude Maas (FvG,GN) In de nazomer kunnen we grote aantallen Grauwe Ganzen tegenkomen,verspreid in de polder: 03.08.2006, 205 ex Goidschalxoordschedijk(op stoppelveld) (FvG)

Page 91: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

91

Zolang het niet al te streng vriest, foerageren ’s winters wisselende aantallen Grauwe Ganzen in de polders (record: 1400 ex in 2003!). Toen de Staart nog in gebruik was als akkerland, werd het gebied regelmatig door de ganzen, die foerageerden op oogstresten, bezocht. Na de omvorming van de Staart tot natuurgebied, verloor het gebied haar betekenis als ganzenpleisterplaats en worden nog slechts kleine aantallen waargenomen op de meest grazige plekken. Waarnemingen: 15.11.2003, 1400 ex De Staart (FvG,GN) 18.12.2004, 650 ex De Staart (FvG)

24.12.2005, 400 ex(o) Zinkweg Langeweg zijde, na verstoring Nieuwe Zinkweg (FvG)

23.12.2006, 400 ex Vuurbaken (FvG,MB,GN) 20.12.2008, 370 ex Vuurbaken (RP,GN,FvG)

Nest met eieren van de Grauwe Gans

Page 92: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

92

Soepgans Anser anser forma domesticus OBL: gááns Status OBL: jaargast in groot aantal Soepganzen zijn de verwilderde nazaten van de tamme boerderijgans. In het veld is de variatie in tekening groot. Er worden bruine vogels aangetroffen die nog volledig op hun stamvader lijken maar ook vogels die geheel wit zijn en alleen in postuur en grootte aan hun stamvader herinneren. Groepen Soepganzen zijn min of meer honkvast en verplaatsen zich slechts over kleine afstanden. Ze gedragen zich dus als standvogel. Soepganzen worden al eeuwen lang door mensen gehouden. Het broeden in het vrije veld, en de enorme toename hierin, is echter van de laatste decennia. Hiervoor is een aantal redenen aan te voeren. Tot in de jaren vijftig hadden ganzen een economische betekenis en werden voor dons, eieren en vlees gehouden. Toen dit niet meer rendabel was, zijn ganzenbedrijven opgedoekt en zijn mogelijk ook vogels vrijgelaten (Lensink 1998). Langs de noordoever van het Spui ter hoogte van de Beerenplaat is jaarrond een populatie van 150-200 ex aanwezig. Vermoedelijk slaagt slechts een klein deel van deze ganzen erin om jongen groot te brengen. ’s Winters worden groepen Soepganzen regelmatig op de Oude Tol aangetroffen. Waarnemingen: 20.01.2001, 147 ex Kleiput (FvG) 15.02.2003, 134 ex Spui (FvG) 08.11.2004, 162 ex Spui (FvG) 03.06.2005, 91 ex Spui (Puttense zijde) 76 ad. en 15 kuikens (FvG) 25.06.2005, 150 ex Brakelsveer (FvG) 28.01.2006, 100 ex Spui t.h.v. Spuipark/Oude Tol (FvG)

Page 93: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

93

Indische Gans Anser indicus EXOOT Status OBL: onregelmatige gast De oorspronkelijke broedgebieden van de Indische Gans liggen op de hoogvlakten van China, Tibet en Mongolië. Tijdens de barre winters daar trekken de vogels weg naar onder andere India, waaraan de gans zijn naam dankt. Het voorkomen in Europa is terug te voeren op introductie door de mens. Het eerste broedgeval in Nederland dateert van 1977. Anno 2000 wordt het aantal broedparen in Nederland geschat op 70-100. De soort is in de Hoeksche Waard een doortrekker en wintergast in de grasgorzen langs het Haringvliet en Hollandsch Diep en in het Oudeland van Strijen, en incidentele zomergast. De meeste Indische Ganzen die in Oud-Beijerland worden waargenomen bevinden zich tussen de groep Soepganzen. Waarnemingen: 13.12.2003, 3 ex De Staart (FvG) 25.06.2005, 1 ex Spui t.h.v. Spuipark-West (FvG, GN)) 15.07.2007, 4 ex Spui t.h.v. Spuipark-West, tussen Can.- en soepganzen (FvG) 24.06.2008, 3 ex Spui t.h.v. Spuipark (FvG, GN))

Page 94: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

94

Keizergans Anser canagicus EXOOT Status OBL: jaargast in klein aantal

De Keizergans (Anser canagicus) is een gans die broedt rond de Beringzee, Alaska en in Kamtsjatka. De vogel overwintert voornamelijk in de Aleoeten. Deze gans heeft een stevig grijs lichaam, subtiel gestreept met een een witte kop en achternek. In tegenstelling tot de blauwachtige Sneeuwgans is het wit niet doorgetrokken tot het begin van de nek. Keizerganzen worden ook in Nederland gehouden in watervogelcollecties. Ontsnapte exemplaren worden regelmatig gezien tussen de lokale soepganzenpopulatie van het Spui.

Waarnemingen: 19.01.2003, 1 ex Spui (FvG) 09.07.2004, 2 ex Spui (FvG) 25.05.2005, 1 ex Spui (FvG) 23.12.2006, 1 ex Spui (FvG,GN) 15.06.2008, 1 ex Spui t/o fietscrossbaan (FvG,GN)

Page 95: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

95

Grote Canadese Gans Branta canadensis EXOOT Status OBL: onregelmatige broedvogel (a.kl.A) van de Staart; zomer- en wintergast in groot tot zeer groot aantal De oorspronkelijke broedgebieden van de Canadese Gans zijn gelegen in Noord-Amerika. De in Nederland voorkomende vogels zijn allen afstammelingen van vogels die voor de jacht zijn uitgezet, aangevuld met siervogels uit parken. Vooral in de natte delen van Nederland weet de Canadese Gans zich uitstekend te handhaven. Er gaan stemmen op dat deze uitheemse ganzensoorten de inheemse soorten direct beconcurreren, maar in de praktijk valt dat erg mee. Wel is het zo dat Canadese Ganzen in Nederland regelmatig kruisen met andere ganzensoorten, terwijl dit in het oorspronkelijke leefgebied niet of nauwelijks aan de orde is. Jonge vogels zijn pas na twee jaar geslachtsrijp. Naast de broedende vogels is er nog een aanzienlijke groep jonge vogels aanwezig, die nog niet aan de voortplanting meedoen. Natte gebieden, zoals veenplassen, maar ook grindputten en spaarbekkens, vormen een uitstekend leefgebied voor de Canadese Gans. De Canadese Gans is een planteneter, met zijn lange hals gespecialiseerd in het eten van voor andere grondelaars onbereikbare onderwaterplanten. Maar ook mals gras, sappige kruiden en jonge blaadjes van struiken worden wel gegeten. De Nederlandse populatie werd in de periode 1998-2000 geschat op 1000-1400 paar. De Hoeksche Waard kende in de vorige eeuw slechts 1 broedgeval (1993 aan de Binnenmaas). Daarmee was de soort in 1999 een incidentele broedvogel en tevens een onregelmatige jaargast (slechts enkele ex) in de grasgorzen langs het Haringvliet en de Oude Maas en in het Oudeland van Strijen. De populatie in het Spui/Beerenplaatgebied is sinds de eeuwwisseling fors gegroeid en omvatte in 2008 al meer dan 700 ex. De Canadese Ganzen foerageren het jaarrond op de dijk langs het Beerenplaatspaarbekken en de grazige oevers langs het Spui. Het luide a-honk van overvliegende Canadezen is langs de noordrand van Oud-Beijerland inmiddels een vertrouwde klank. Slechts af en toe worden de Canadese ganzen in de polder waargenomen: 18.08.2007, 350 ex N217, op stoppelveld nabij kreek (FvG) Sinds de jaren negentig is de soort broedvogel van de omgeving van het Beerenplaatspaarbekken. Vanaf 2005 zijn ook in Oud-Beijerland enkele broedgevallen vastgesteld: 14.05.2005, 1 paar Natte Staart (paar met 5 jongen <1 week oud) (FvG,GN) De eerste jongen worden begin mei gezien. De Canadezen vormen vaak crashes omdat een aantal ganzen hun jongen afstaan aan adoptieouders, zodat, vooral in de maand mei, paren met tomen jongen op het Spui kunnen worden gezien. ’s Winters worden minder Canadezen geteld. Een deel van de populatie onttrekt zich aan het oog van de Oud-Beijerlandsche waarnemers omdat het zich achter de dijk van het spaarbekken ophoudt, of naar elders vertrekt, zodat het beeld waarschijnlijk niet compleet is. Ook de maandelijkse wintertellingen geven een afname te zien van het gemiddelde aantal Canadese Ganzen in de maand december, terwijl dit in februari weer sterk toeneemt.

Page 96: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

96

Waarnemingen: 08.11.2003, 386 ex Spui (FvG) 28.11.2004, 240 ex Spui, nabij Brakelsveer (FvG) 26.06.2005, 550 ex Spui(Puttense zijde)(530 ad. + 20 kuikens<2wkn) (FvG,GN) 29.12.2005, 237 ex Spui (FvG,GN) 19.07.2006, 400 ex Spui (t/o Spuipark) (FvG,GN) 19.06.2007, 600 ex Spuioever, t/o Spuipark/Brakelsveer (incl. jongen) (FvG,GN) 24.06.2008, 706 ex Spui, tussen Brakelsveer en Oude Maas (FvG,GN)

Familie Canadese Ganzen op het Spui

Page 97: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

97

Brandgans Branta leucopsis Status OBL: zomergast in klein aantal; doortrekker in groot en onregelmatige wintergast in vrij groot aantal Tot het oorspronkelijke leefgebied van deze gans behoren allerlei richels op kliffen en heuvels op onherbergzame plaatsen als Nova Zembla, Spitsbergen, Groenland en Noord-Rusland. De soort is sinds 1984 ook broedvogel in Nederland, waar de Brandgans blijkbaar ook een leefgebied vindt dat aan de behoeften voldoet, waarschijnlijk geholpen door de aanwezigheid van 'tamme' Brandganzen die gehouden worden in parken en tuinen. In 2005 broedden al 6000 paar in Nederland (Netwerk Ecologische Monitoring – SOVON, CBS). In de Hoeksche Waard was de Brandgans in 1999 nog een doortrekker en wintergast, met als belangrijkste overwinteringsgebieden de grasgorzen langs het Haringvliet en het Oudeland van Strijen. Vanaf het midden van de jaren negentig was de soort een regelmatige zomergast in vrij klein tot vrij groot aantal op de Korendijksche Slikken. Na de eeuwwisseling werd de soort ook hier broedvogel. Sinds het laatste decennium broedt de soort in toenemende mate ook in Zuidwest Nederland. In de Hoeksche Waard zijn de eerste broedgevallen bekend van 2004 (Korendijksche Slikken). Recent broedden al 71 paar in de Waard (2008). Brandganzen overwinteren in onze omgeving vooral in groten getale op de Korendijksche- en de Beninger Slikken in de Spuimond. In Oud-Beijerland worden Brandganzen in het winterhalfjaar voornamelijk op doortrek gezien: 15.11.1998, 336 ex (overtr) Spui (FvG) 31.12.2007, 142 ex (overtr) Vuurbaken (RP,GN,FvG) opm. gerichte tellingen ontbreken. Er mag worden aangenomen dat de werkelijke aantallen overtrekkende Brandganzen op sommige dagen tussen de 500 en 1000 ex, of zelfs veelvouden hiervan bedragen. Af en toe wordt een pleisterende groep Brandganzen aan de grond gezien: 16.12.2000, 30 ex De Staart (FvG) 13.12.2003, 30 ex De Staart (FvG) 15.12.2007, 10 ex De Staart (FvG) 31.12.2007, 142 ex (overtr) Vuurbaken (RP,GN,FvG) In voorjaar en zomer worden soms enkele Brandganzen gezien tussen de Soepganzen langs het Spui of elders in de noordrand: 26.06.2005, 2 ex Spui t.h.v. Spuipark (FvG) 20.08.2005, 4 ex Spui t.h.v. Brakelsveer (FvG) 11.04.2008, 1 ex De Staart (FvG) 30.04.2008, 1 ex nabij rioolzuivering Bosschendijk (FvG)

Page 98: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

98

Nijlgans Alopochen aegyptiacus EXOOT Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl. B); zomer- en wintergast in groot aantal De oorspronkelijke broedgebieden van de Nijlgans liggen in Egypte (langs de Nijl) en Afrika ten zuiden van de Sahara. Sinds het einde van de jaren 1960 is de Nijlgans in Nederland langzamerhand een gewone verschijning geworden. Enkele ontsnapte vogels wisten zich hier prima te handhaven. Inmiddels is de Nijlgans niet meer weg te slaan uit Nederlandse natuur- en weidegebieden. Vogelkenners waren in eerste instantie erg bang dat de Nijlgans zou concurreren met inheemse soorten. Dat gebeurt wel, maar in tamelijk beperkte mate. De Nederlandse populatie werd voor de periode 1998-2000 geschat op 4500-5000 paar. Nijlganzen prefereren een combinatie van open water en grasland, vaak met enig geboomte. De Nijlgans broedt in bomen, in grote nesten van andere vogels, in de vork van boomstammen, of tussen dichte vegetatie. De Nijlganzen verschenen in 1988 voor het eerst in het Spui/Oude Maasgebied. Ze broeden thans in groot aantal langs het Beerenplaatspaarbekken. Het eerste broedgeval van de soort werd eveneens in dat jaar (1988) vastgesteld (Strucker 1996). Het aantal broedgevallen nam sindsdien sterk toe. In Oud-Beijerland dateert de vroegste waarneming uit de negentiger jaren. Het eerste broedgeval werd in 1997 vastgesteld. Sindsdien broedt de soort verspreid over de gemeente met minder dan 10 broedparen. Langs het Spui zijn altijd wel Nijlganzen te zien (en te horen!). Na het broedseizoen loopt het aantal Nijlganzen sterk op: 20.08.2005, 310 ex Spui, t.h.v. Brakelsveer (FvG) 18.08.2007, 400 ex N217, op stoppelveld nabij kreek (FvG) De gemiddelde aantallen langs de rivier, zo blijkt uit de maandelijkse wintertellingen, lopen op in het najaar (42 ex in nov.), dippen in de winter (13 ex in jan.) en nemen in februari weer toe (30 ex). De Nijlganzen verblijven ’s-winters verspreid over de gemeente: 24.12.2005, 90 ex Zinkweg,ten z. van Zinkwegse Boys (FvG) 12.02.2007, 58 ex weiland t/o Willem van Oranje (FvG) 29.12.2007, 120 ex weilandje Binnenpad (ook 16.02.08 nog aw) (FvG,GN) Uit soortgerichte zomertellingen is een sterke groei van de Spui/Beerenplaatpopulatie te zien. Deze overschrijdt inmiddels de 800 ex: 24.06.2008, 823 ex Spui tussen Brakelsveer en Oude Maas (FvG,GN)

Page 99: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

99

Casarca Tadorna ferruginea EXOOT Status OBL: Dwaalgast Casarca’s broeden van oorsprong in moerassen en rivierdalen van Zuidoost-Europa tot in China. De soort wordt veel gehouden in watervogelcollecties. De meeste waarnemingen bij ons hebben dan ook betrekking op ontsnapte exemplaren. In Nederland broedden in 1998-2000 ongeveer 5-20 paren. Vogels van de Hoeksche Waard noemt de soort een onregelmatige doortrekker en wintergast van de grasgorzen langs het Haringvliet en Hollandsch Diep en in het Oudeland van Strijen en een incidentele zomergast. In Oud-Beijerland zijn slechts twee meldingen van Casarca’s: 07.02.1998, 1 ex Kleiput (FvG) 13.01.2001, 1 ex Spui (FvG,RV)

Page 100: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

100

Bergeend Tadorna tadorna Status OBL: onregelmatige broedvogel (a.kl.A) van o.a. de Staart; doortrekker en wintergast in klein aantal Bergeenden broeden in NW-Europa vooral langs de kusten. In de Hoeksche Waard broedt de soort vooral in de riet- en grasgorzen langs het Haringvliet. De vogels foerageren liefst in modderig substraat, waaruit wadslakjes, wormen, kreeftachtigen en zaden worden gefilterd. De soort heeft zich in Nederland in vergelijking met de jaren zeventig naar het binnenland uitgebreid, doordat o.m. uiterwaarden zijn heringericht, waarbij de oppervlakte slikranden en stilstaand water zijn toegenomen. De soort is in de Hoeksche Waard een vrij talrijke broedvogel (120-130 paar), vooral in de grasgorzen langs het Haringvliet. De Bergeend broedt verder nog langs het Hollandsch Diep en de Oude Maas, op het Suikerfabrieksterrein bij Puttershoek en op de akkers van Tiengemeten. Recent (2008) vond een binnendijks broedgeval plaats langs de Binnenmaas. De Bergeend is tevens een doortrekker en wintergast van voornamelijk het Haringvliet. De Bergeend is in Oud-Beijerland broedvogel sinds 1974 (2 territoria, de Staart – A.vd Meijden). Sinds 2000 worden onregelmatig enkele territoria vastgesteld langs Spui en Oude Maas. Of de Bergeenden ook daadwerkelijk jongen produceren is echter de vraag, aangezien waarnemingen van pullen ontbreken. Tijdens het winterhalfjaar wordt de soort maar af en toe waargenomen: 19.11.2005, 1 ex (o) Oude Maas t.h.v. De Staart (FvG) 30.12.2006, 1 ex op slib buisleiding ten o. van Zinkweg (FvG) 16.02.2008, 6 ex Spui (FvG)

Page 101: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

101

Muskuseend Cairina moschata EXOOT Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C); zomer- en wintergast in groot aantal De Muskuseend is inheems in de tropen en subtropen van Zuid-Amerika. Het is een zwaargebouwde eend met kenmerkende rode washuidwoekeringen op de kop. De soort heeft een domesticatiegeschiedenis achter de rug van enkele duizenden jaren. Als gevolg hiervan wijkt het verenkleed van de gedomesticeerde vogels sterk af van hun wilde soortgenoten, met deels witte veren, in plaats van donkere. Vanwege de tropische herkomst, wordt het broedproces niet door de daglengte aangestuurd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Soepgans en Soepeend. Hierdoor kan deze soort het gehele jaar eieren leggen, één van de redenen waardoor hij in Europa na introductie in de 17e eeuw flink in aantal is toegenomen. Muskuseenden zijn weinig kieskeurig in habitatkeus en nemen genoegen met enig grasland en water. De grondnesten worden op verscholen plekken (o.a. in tuinen) gemaakt. Omdat de meeste Muskuseenden zich bij boerderijen of in de stedelijke omgeving ophouden, krijgen ze weinig aandacht van vogelaars en is er dan ook weinig bekend over de omvang van de Nederlandse broedpopulatie. Het (hoofdzakelijk)westelijk deel van de bebouwde kom van Oud-Beijerland herbergt al enkele decennia een populatie Muskuseenden. In 2006 werden in totaal meer dan 200 exemplaren geteld De populatie bestaat voor circa ¼ uit woerden. De jongen (max. 12!) worden gemiddeld tussen mei/juni en oktober geboren. Mogelijk gedijen Muskuseenden niet goed in het Nederlandse weersomstandigheden en komen daarom pas in het begin van de zomer(en niet in het voorjaar) in broedconditie. Broedsels in de wintermaanden komen ook voor. Op Nieuwjaarsdag 2006 werd een eend met 5 kuikens waargenomen en 2 weken later werd een broedende Muskuseend verstoord bij opruimwerkzaamheden in een gemeenteplantsoen. Bijna zeker zijn deze winterbroedsels kansloos. De Muskuseend is in het dorp een gewone verschijning in woonwijken en het is een koddig gezicht de eenden door winkelcentra zoals de Open Waard of het Beijerse Hof te zien scharrelen, op zoek naar voedsel. De eenden worden vertroeteld en verguisd. In verband met vervuiling van bestrating met uitwerpselen en het vertrappen van planten in tuinen, worden Muskuseenden in een aantal gemeenten bestreden teneinde klachten van buurtbewoners in te dammen. In Oud-Beijerland is hiervan (nog) geen sprake. Waarnemingen: 03.10.2004, 168 ex Oud-Beijerland-west - tijdens telronde (FvG) 29.10.2005, 184 ex Oud-Beijerland-west - tijdens telronde (FvG) 05.11.2006, 218 ex Oud-Beijerland-west (incl. 27 juv.) tijdens telronde (FvG)

Page 102: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

102

Mandarijneend Aix galericulata EXOOT Status OBL: onregelmatige gast De Mandarijneend is inheems in Oost-Azië. De soort wordt in Nederland veel in watervogelcollecties gehouden. De bij ons voorkomende Mandarijneenden zijn vrijwel zeker ontsnapt uit deze siervogelcollecties. In de Hoeksche Waard werd, voor zover bekend, de soort in 1987 voor het eerst waargenomen (Dordtse Kil); sindsdien is er nog een handjevol waarnemingen bekend. In Oud-Beijerland lijkt de soort zich uit te breiden. Sinds 2004 werden exemplaren gezien in de Boezem, het Laningpark en de voormalige zoetwaterput in de wijk Spuioever. De vogel, welke in 2004 in de Boezem verbleef, werd in Dirksland in een siervogelcollectie geboren en is vervolgens naar Oud-Beijerland overgebracht, waar deze ontsnapte. Begin 2009 verbleven al minimaal 2 paar in de vm. zoetwaterput in de wijk Spuioever. Tevens verbleven aldaar nog andere sierwatervogels als Smient en taling sp. ; deze vogels behoren vrijwel zeker tot een siervogelcollectie van een bewoner van een van de aanliggende woningen. Waarnemingen: 11.04.1996, 1 ex Oosterse Gorzen (Hij) 05.12.2004, 1 ex (vr) De Boezem (FvG) 17.09.2005, 1 ex (man.) Spui, t.h.v. De Staart (FvG,GN) 04.03.2007, 1 pr sloot langs Korte Laning, t.h.v. vm HBS (FvG) 31.12.2007, 1 copul.paar sloot langs Korte Laning (GN,RP,FvG) 11.01.2009, 3 man. ex. in wak zoetwaterput Spuioever (FvG)

Page 103: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

103

Smient Mareca penelope Status OBL: doortrekker en wintergast in groot tot zeer groot aantal Smienten broeden in Europa vooral in IJsland, Schotland, Noord-Engeland, Fenno-Scandinavië en NW-Rusland; voorts nestelen grote aantallen in Siberië. Vrijwel alle Smienten verlaten hun broedgebied om te overwinteren langs de kusten van West-Europa en de Middellandse Zee. De populatie die in NW-Europa overwintert wordt geschat op 750.000 exemplaren (SOVON 1987). De Smient is grotendeels afhankelijk van het blad van grassen, terwijl daarnaast ook zaden en worteldelen gegeten worden. Ze hebben het water nodig om te compenseren voor het vochtverlies via de feces (Rijnsdorp 1986). Naast een aantal overzomeraars broedden in Nederland ongeveer 10 paren in de periode 1998-2000. In de Hoeksche Waard is de Smient een zeer schaarse broedvogel (0-1 paar) van de Korendijksche Slikken, maar vooral een wintergast met als belangrijkste gebieden de grasgorzen langs het Haringvliet en Hollandsch Diep en het Oudeland van Strijen. Na de eeuwwisseling komt de soort onregelmatig tot broeden in het Oudeland van Strijen. Smienten worden in Oud-Beijerland vooral in het noordwestelijk deel waargenomen. Ook worden ze in kreken gezien, maar ze hebben wel voldoende grasoever nodig om te foerageren. Doordat de omgeving van het Brakelsveer pas sinds oktober in de wintertellingen is opgenomen, verschijnt de Smient ook pas sinds die datum op de tellijsten. Nabij het Brakelsveer verblijven ’s winters grote groepen Smienten. Ze zijn het talrijkst van december tot februari. Maxima (747 ex) werden geteld in de maand januari. Waarnemingen: 29.12.1996, 630 ex Spui (FvG) 27.11.2004, 300 ex (o) Spui (FvG) 17.12.2005, 447 ex Spui, bij Brakelsveer (FvG,GN) 28.01.2006, 747 ex Spui, tussen Brakelsveer en haven OBL (FvG,GN) 31.12.2007, 185 ex Spui, bij Brakelsveer (RP,GN,FvG) 06.01.2008, 40 ex Nieuw-Beijerlandsche kreek (v.a. Ruisscheweg) (FvG) 11.01.2009, ca. 500 ex Spui, t.h.v. Brakelsveer (FvG)

Page 104: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

104

Krakeend Mareca strepera Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van o.a. de Staart en de Oude Maasoever; doortrekker en wintergast in groot aantal De belangrijkste broedgebieden van de Krakeend zijn gelegen in West- en Midden-Rusland. In de loop van de 20e eeuw heeft de soort zich westwaarts uitgebreid en is ook in West-Europa tot de regelmatige broedvogels gaan behoren. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen in de Zwarte Zee en de Middellandse Zee, maar ook het aantal overwinterende Krakeenden in West-Europa is de laatste tijd sterk toegenomen. Ook in Nederland gaat het de Krakeend voor de wind. Vergeleken met enkele decennia geleden is de populatie in Nederland geëxplodeerd, van 550-800 paren in 1973-1975 tot 6.000 tot 7.000 paren in 1998-2000. In de Hoeksche Waard is de soort een vrij talrijke broedvogel (140-150 paar) van voornamelijk de riet- en grasgorzen langs het Haringvliet en Hollandsch Diep. In de polders en langs de Oude Maas en het Spui komt de soort in kleine aantallen tot broeden. Verder is de soort doortrekker, vooral in de nazomer op de Noordelijke Ventjagersplaten, en wintergast op Haringvliet, Hollandsch Diep, Dordtse Kil en Oude Maas. In Oud-Beijerland zijn Krakeenden vooral aan te treffen langs de stortstenen oeververdediging van de (Natte) Staart waar gefoerageerd wordt op wieren en algen. De wintertellingen langs de rivieren geven ongeveer hetzelfde seizoenspatroon te zien als bij de Wilde Eend. In oktober en november worden gemiddeld 34 en 56 ex per telling genoteerd. Krakeenden zijn het talrijkst in dec-feb, met gemiddeld 80-92 ex per telling. In maart nemen de gemiddelde aantallen weer af tot minder dan 70 ex. Maxima: 15.02.2003, 167 ex Spui (FvG,RV.GN) 28.01.2006, 310 ex Spui, tussen Brakelsveer en Droge Staart (FvG,GN) 16.02.2007, 134 ex Spui (tijdens watervogeltelling) (FvG,GN,RP) 10.01.2009, 200 ex Spui thv Drinkwaterbedrijf (FvG)

Page 105: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

105

Wintertaling Anas crecca RL: KW Status OBL: doortrekker en wintergast in groot aantal Wintertalingen broeden in grote delen van Europa met de noordelijke helft als zwaartepunt. De in ons land overwinterende Wintertalingen zijn voornamelijk afkomstig uit Scandinavië, Rusland, Polen en Duitsland. Wintertalingen zijn kleine eenden. Ze leven vooral in open gebieden, met een moerassig karakter. Met de kop onder water zwemmen ze rond om kleine waterdieren en plantaardig materiaal te verzamelen. In de winter verblijven wintertalingen in soms zeer grote groepen in ons land. Als broedvogel gaat het de soort niet voor de wind; de aantallen namen de laatste decennia steeds verder af ten gevolge van verdroging en veranderingen in de leefgebieden. Er broeden circa 2000-2500 paar in Nederland (tendens afnemend). In ons land overwinteren jaarlijks gemiddeld zo’n 25.000 ex. In de Hoeksche Waard is de Wintertaling een zeer schaarse broedvogel met slechts enkele paren; Tiengemeten zorgde voor een fikse opleving met 12 broedparen in 2008. De soort is tevens doortrekker en wintergast. Wintertalingen hebben een voorkeur voor het intergetijdengebied. Deze habitat is in Oud-Beijerland niet ruim voorhanden, alleen op de Natte Staart valt tijdens laag water slik droog. Hier worden dan ook in het winterhalfjaar altijd Wintertalingen waargenomen. De vogels foerageren tijdens laag water op allerlei plantenzaden. Wanneer de slikken bevriezen trekken de talingen naar zuidelijker streken. Ook op de Oude Maas bij gemaal De Bosschen verblijft ‘s winters regelmatig een groep Wintertalingen en ook op de kreken kunnen kleine aantallen worden gezien. Waarnemingen: 08.02.1997, 24 ex Spui (FvG) 18.12.2004, 60 ex Natte Staart (FvG) 29.12.2005, 150 ex Oude Maas, t.h.v. Gemaal De Bosschen (FvG,GN) 23.12.2006, 85 ex Oude Maas thv Gem. De Bosschen (FvG,GN,MB)

14.01.2007, 10 ex slootje haaks op 1e Kruisweg w. thv vm buizerdnest (FvG)

13.10.2007, 98 ex Spui (tijdens wavo telling) (FvG,GN,RP) 20.12.2008, 160 ex Natte Staart (50x); Gem. de Bosschen (110 ex) (RP,GN,FvG) 11.01.2009, 100 ex Natte Staart (50x); Gem. de Bosschen (50 ex) (FvG) 19.12.2009, 114 ex Natte Staart (RP,GN,FvG) 19.12.2009, 110 ex Gemaal de Bosschen (RP,GN,FvG)

Page 106: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

106

Wilde Eend Anas platyrhynchos OBL: ent Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) doortrekker en wintergast in zeer groot aantal De Wilde Eend is broedvogel in geheel Europa. De overwinteringsgebieden liggen in West- Zuid- en Midden-Europa en reiken noordelijk tot in Zuid-Zweden. De Wilde Eend is zonder twijfel de bekendste watervogel. Het mannetje, de woerd, is de enige eendensoort die twee gekrulde staartveren heeft. De woerd is prachtig gekleurd, het vrouwtje gaat meer gecamoufleerd door het leven. Het is dan ook het vrouwtje dat op de eieren zit, verscholen in de oevervegetatie of een hooiland. Wilde Eenden worden in de regel tot de weidevogels gerekend. Gedurende de winter worden de paartjes gevormd, waarbij het er soms heftig aan toegaat; niet zelden proberen de vogels elkaar te verdrinken om zo een aantal rivalen te elimineren. Op het menu staan waterinsecten en waterplanten. Eendenkroos heeft zijn naam niet voor niets gekregen, het wordt graag gegeten. De Nederlandse broedpopulatie is stabiel op ongeveer 440.000 paren. In de Hoeksche Waard is de soort een talrijke broedvogel (3100-3200 paar) van rietgorzen, grasgorzen, grienden, polders en dorpen, daarnaast doortrekker en wintergast. Daar waar voedselrijke wateren zijn, zijn zonder twijfel Wilde Eenden te vinden. In januari 2006 werden tijdens een integrale watervogeltelling in de gemeente Oud-Beijerland 1151 ex geteld. Boerensloten, kanalen, rivieren, vennen, vrijwel elk water voldoet wel. Ze maken hun nest met mos, donsveertjes en kleine takjes op de grond. Het nest wordt niet altijd in de buurt van het water gemaakt. Geregeld nestelen Wilde Eenden ook in tuinen. De eerste pullen worden doorgaans al vanaf half april waargenomen. Wintertellingen langs de rivieren wijzen uit dat de maxima (gemiddeld 190 ex) worden bereikt in de maanden december-februari, met een record aantal Wilde Eenden in december (587 ex). In maart nemen de gemiddelde aantallen weer sterk af (gem. 70 ex) als gevolg van wegtrek naar de broedplaatsen. Waarnemingen: 16.12.2001, 527 ex Spui (FvG) 28.01.2006, 342 ex Spui, tussen Brakelsveer en haven OBL (FvG, GN) 15.12.2007, 305 ex tijdens wivotelling (Kleiput, Spui, O.Maas tot KP) (FvG,GN,RP) 12.01.2008, 195 ex Spui (midwintertelling) (FvG, e.a.)

19.12.2009, 330 ex Spui, westelijk en oostelijk van haven (RP,GN,FvG)

Page 107: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

107

Soepeend (parkeend) Anas platyrhynchos forma domestica EXOOT Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D); zomer- en wintergast in groot aantal

De Nederlandse parkeenden zijn een mengvorm tussen verschillende kweekvormen en de wildvorm van de Wilde Eend. Ze zijn alleen van Wilde Eenden te onderscheiden aan de hand van de van de wildvorm afwijkende kleur en soms aan de hand van hun gedrag (minder schuw). In het verleden werden vaak eenden vrij rondlopend rond boerderijen gehouden. Deze eenden waren geselecteerd op een hoge ei-productie en waren toentertijd productiever dan kippen! Toen eendeëieren uit de mode raakten zijn veel van deze eenden aan hun lot overgelaten. Deze eenden hebben zich vermengd met de wildvorm van de Wilde Eend en dit vormt de basis voor de huidige parkeenden. Het proces van vermenging gaat nog steeds door doordat tegenwoordig nog steeds eenden in halfwilde staat worden gehouden. Deze 'moderne tamme eenden' zijn meestal siereenden (op uiterlijk geselecteerd), die overigens soms afstammen van oude gebruiksrassen. Hierdoor neemt het aantal kleurvariëteiten onder de parkeenden voortdurend toe. Een watervogeltelling binnen de bebouwde kom van Oud-Beijerland in december 2004 leverde 174 ex op.

Page 108: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

108

Pijlstaart Anas acuta RL: BE

OBL: paailstaert

Status OBL: dwaalgast

Pijlstaarten broeden in Noord- en Noordoost-Europa. Vogels uit Scandinavië en Rusland trekken in het najaar naar Nederland of Engeland. Pijlstaarten zijn sierlijke vogels; de lange hals en staart vallen erg op, vooral ook wanneer de vogels overvliegen. Pijlstaarten broeden langs ondiepe meren in open gebieden. In Nederland is de Pijlstaart vooral te gast gedurende milde winters, bij koude trekken Pijlstaarten verder naar het zuiden.

In de Hoeksche Waard is de soort een doortrekker en wintergast van voornamelijk het Haringvliet en het Hollandsch Diep.

Van Oud-Beijerland is 1 waarneming bekend uit 1975:

18.11.1975, 4 ex Kleiput (LSt)

Opm. Vanaf 2009 wordt de soort ook waargenomen in de voormalige zoetwaterput van de wijk Spuioever. Op deze plaats worden echter watervogels als siervogel in een collectie gehouden, samen met o.a. Mandarijneenden, Smienten en uitheemse talingen. Dit betreft dus zeker geen wilde vogels.

Page 109: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

109

Zomertaling Anas querquedula RL:KW

Status OBL: voormalige broedvogel van de Staart (in opspuiting)

Zomertalingen broeden in de gematigde streken van Europa. Van de Europese populatie overwintert een klein deel langs de Middellandse Zee, maar de overgrote meerderheid verblijft ’s winters ten zuiden van de Sahara. Zomertalingen zijn broedvogels van drassige graslanden, brede oevers van ondiepe wateren en andere moerassige gebieden met veel water- en oeverplanten. Het nest bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net onder de waterspiegel verzameld. Zomertalingen zijn echte trekvogels die ten zuiden van de Sahara overwinteren, onder meer in de Sahel. De tijd dat de Zomertaling een kenmerkende soort was van de laaggelegen graslanden in het noorden en westen des lands, ligt nog niet ver achter ons. Tot in de jaren zestig kwamen hier ten minste enige duizenden paren tot broeden. Eind jaren zeventig waren minder dan 2000 paren over, terwijl de huidige stand wordt geschat op 1.800 paar. Het leeuwendeel daarvan broedt in Friesland, Midden-Nederland, noordelijk Noord-Holland en de Randstad.

In de Hoeksche Waard is de soort een schaarse broedvogel (10-14 paar) van riet- en grasgorzen langs het Haringvliet, de Oude Maas en het Oudeland van Strijen, en tevens doortrekker.

In Oud-Beijerland heeft de Zomertaling minimaal 1x gebroed, verdere gegevens ontbreken:

1974, 2-3 paar De Staart (opspuiting in uitvoering) (AvdM)

Page 110: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

110

Slobeend Anas clypeata RL:KW Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) van de Staart en de kreken doortrekker en wintergast in klein tot vrij groot aantal Slobeenden broeden in geheel Europa, met uitzondering van grote delen van Scandinavië en het Middellandse Zeegebied. De overwinteringsgebieden liggen vooral in West- en Zuid-Europa, met ons land als noordgrens. De Slobeend is de trotse bezitter van een vreemd ogend maar uiterst effectief stuk gereedschap: de snavel heeft een lepelvorm die het slobberen van kroos en waterdiertjes een stuk efficiënter maakt. De Slobeend behoort tot de (secundaire) weidevogels. De Nederlandse populatie is in vergelijking met de jaren zeventig licht afgenomen. De afname valt waarschijnlijk toe te schrijven aan ruilverkavelingen, waterpeilverlaging en andere landschappelijke ingrepen. In Vogels van de Hoeksche Waard staat de Slobeend te boek als vrij talrijke broedvogel (270-280 paar) van grasgorzen langs Haringvliet, Hollandsch Diep, Oude Maas en het Oudeland van Strijen en in klein aantal van kreken en watergangen in de polders. Tevens is de soort doortrekker en wintergast van voornamelijk het Haringvliet. In Oud-Beijerland is de soort een vrij schaarse broedvogel: 23.06.2006, 1 vr. +6 pullen De Staart nabij clubgebouw scouting HdJ Buiten de broedtijd worden soms grote groepen gezien in de Kleiput, maar ze worden ook, in de kreken gezien en, vooral in vorstperiodes, op het Spui: 08.10.2000, 35 ex Kleiput (FvG) 26.02.2005, 34 ex Kleiput (FvG) 30.03.2006, 26 ex Kleiput (FvG) 06.01.2008, 5 ex Oud-Beijerlandsche kreek (v.a. 2e Kruisweg) (FvG) 11.01.2009, 10 ex Spui, thv wijk Spuioever (HvG,FvG)

Page 111: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

111

Krooneend Netta rufina Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Krooneend liggen in Azië en Oost-Europa. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen in de Oostelijke Middellandse Zee en Zuid-Rusland en in mindere mate in de Westelijke Middellandse Zee. De verspreiding van de Krooneend als broedvogel in Nederland is beperkt tot het Utrecht-Hollandse veenplassengebied en omgeving. Op doortrek wordt Nederland vermoedelijk bezocht door Deense en Noordduitse Krooneenden. Wellicht doen ook exemplaren uit oostelijker gelegen broedgebieden ons land aan. De soort heeft een voorkeur voor plassen met een rijke vegetatie van waterplanten: de Krooneend is onder de duikeenden de meest uitgesproken planteneter. De Nederlandse populatie bedraagt 120-170 paar, maar is sterk onderhevig aan aantalschommelingen, welke verband houden met veranderingen in het aanbod van waterplanten en dan vooral kranswieren. De soort is in de Hoeksche Waard een onregelmatige winter- en voorjaarsgast, vooral langs het Haringvliet en de Oude Maas. In Oud-Beijerland verbleef in november 1997 een juv. mannetje Krooneend ongeveer veertien dagen op de Kleiput. Hierna zijn nog 2 waarnemingen van de soort genoteerd: 08-22.11.1997, 1 ex Kleiput (FvG) 10.02.2001, 1 ex Kleiput (FvG) 30.04.2005, 1 m. ex plas bij Masterfoods KV via Wn.NL

Page 112: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

112

Tafeleend Aythya ferina Status OBL: doortrekker en wintergast in vrij klein tot vrij groot aantal De belangrijkste broedgebieden van de Tafeleend liggen in Oost- en Midden-Europa. De broedgebieden van de soort hebben zich de laatste eeuw steeds meer westelijk uitgebreid. De soort overwintert in West- en Midden-Europa en langs de Middellandse Zee. In tegenstelling tot de Kuifeend is het voedsel van de Tafeleend vooral plantaardig en wordt duikend bemachtigd. In Nederland is de Tafeleend vooral broedvogel in de lage delen van het land. De broedpopulatie is in vergelijking met de zeventiger jaren licht toegenomen tot 1700-2100 paren in 1998-2000, mogelijk een effect van de verbeterde waterkwaliteit. De helft van de in Nederland overwinterende Tafeleenden verblijft op het IJsselmeer. Verder zijn Noord- en Zuid Holland en Friesland van belang als overwinteringsgebied. In de Hoeksche Waard is de soort een zeer schaarse broedvogel (8-10 paar) van de Korendijksche Slikken en Blanke Slikken, doortrekker en wintergast; de laatste jaren broeden er ook Tafeleenden in het Groote Gat en recent op Tiengemeten (2008). In het Oude Maasgebied hebben Tafeleenden ’s winters een duidelijke voorkeur voor het oostelijk deel van de rivier. Op het Beerenplaatspaarbekken overwinterden aan het eind van de jaren tachtig jaarlijks gemiddeld 100-130 exemplaren (Strucker 1996). In Oud-Beijerland wordt de soort zelden op de rivieren waargenomen. Alleen tijdens vorstperiodes vertonen zich groepen Tafeleenden op het Spui. Op de Kleiput overwinteren jaarlijks kleine aantallen Tafeleenden, al zijn deze sinds de jaren negentig sterk afgenomen. In 1997 werden nog max. 30 ex op de put geteld, in 2006 max. 21 en vanaf 2007 werd de 10 ex niet meer gehaald. Desondanks is de Kleiput de laatste jaren een van de weinige plekken binnen Oud-Beijerland waar nog Tafeleenden kunnen worden waargenomen. Tijdens tellingen in december 1975 werden overigens nog max. 45 ex waargenomen op de Kleiput (M. Stougie). Waarnemingen: 03.12.1975, 45 ex Kleiput (LSt) 22.02.1997, 30 ex Kleiput (FvG) 01.02.2000, 18 ex Spui GN 20.01.2007, 36 ex (na storm) Kleiput (FvG) 16.02.2008, 8 ex Kleiput (FvG,RP,GN) 11.01.2009, 10 ex Spui (verspreid) (FvG)

Page 113: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

113

Tafeleend Kleiput 1997-2006

050

100

150200250300

350400450

januari april juli oktober

Aantallen en seizoenspatroon

Aant

al

0

2

4

6

8

10

12

14

maa

ndge

mid

deld

e

Fig. 5. Voorkomen en seizoenspatroon van de Tafeleend (Kleiput 1997-2006)

Page 114: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

114

Kuifeend Aythya fuligula OBL: kooifeend Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a. kl.C) wintergast in groot aantal De Kuifeend, broedvogel in de gematigde zones van Eurazië, heeft zich sinds het begin van de 20e eeuw sterk uitgebreid aan de noord- en westrand van zijn broedareaal. Nederland vormt hiervan een voorbeeld. Hier namen de aantallen sinds de jaren vijftig explosief toe. Grote aantallen Kuifeenden brengen de winter door in West- en Midden-Europa en rond de Middellandse Zee. In Nederland overwinteren Kuifeenden uit Fenno-Scandinavië, Noord-Duitsland, Polen en NW-Rusland. De voorkeurshabitat van de soort bestaat uit niet al te brede, voedselrijke wateren, met een voorkeursdiepte van 1,5-3 m. Door hun beschutte ligging en geringe diepte ontwikkelt zich hier in de voorzomer in snel tempo een relatief dichte macrofauna. In tegenstelling tot veel andere eendensoorten moeten jonge Kuifeenden met een energieverslindende methode (duiken) hun bewegend voedsel (slakjes en insecten) bemachtigen. Voor hun energiebalans is de aanwezigheid van veel dierlijk voedsel in de eerste levensweken daarom van groot belang. Dat verklaart ook waarom de Kuifeend relatief laat (half mei-half juni) met broeden begint, wanneer de macrofauna zich door de opwarming van het water voldoende heeft ontwikkeld. De Nederlandse populatie van de Kuifeend is sinds de vorige broedvogelatlas flink toegenomen van 6000 paren tot 14.000-18.000 paren. In de Hoeksche Waard werden de eerste broedgevallen van de Kuifeend in 1973 vastgesteld langs de Oude Maas (L. Preesman). Sindsdien heeft de soort zich als broedvogel sterk uitgebreid. De soort is er thans een vrij talrijke broedvogel (240-250 paar) van de riet- en grasgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas en van binnendijks gelegen kreken en watergangen; tevens doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland broeden Kuifeenden in plassen, kreken en andere watergangen. ’s Winters is de Kuifeend de talrijkste watervogel in het Oude Maasgebied. Vooral het Beerenplaatspaarbekken is in onze regio een belangrijk overwinteringsgebied voor de soort. Hier verbleven in de jaren tachtig gemiddeld 2000-4000 ex en in januari 1989 zelfs een record aantal van 5220 exemplaren (Strucker 1996)! Driehoeksmosselen zijn ’s winters het belangrijkste stapelvoedsel van de Kuifeend. Vermoedelijk ten gevolge van een verminderd voedselaanbod laten de benthivore (bodemdieretende) eenden in het laatste decennium in het Oude Maasgebied een afname zien. De jaarlijkse wintertellingen van Spui en Oude Maas in Oud-Beijerland wijzen uit dat de hoogste aantallen op de rivieren van november t/m februari worden bereikt. Maxima van meer dan 400 ex werden geteld in januari. Het gemiddeld hoogste aantal Kuifeenden per maand komt echter niet boven de 144 uit (januari). Tijdens vorstperioden kunnen de aantallen sterk oplopen, vooral wanneer het Beerenplaatspaarbekken is dichtgevroren, hetgeen maar zelden voorkomt. Op 11 januari 2009 werden tijdens een vorstperiode ca. 900 ex geteld op het Spui boven de Staart. Waarnemingen: 03.12.1975, 65 ex Kleiput (LSt) 25.01.1997, 365 ex Spui (FvG) 12.01.2002, 255 ex Spui (FvG) 20.01.2007, 220 ex(na storm) Kleiput (FvG) 11.01.2009, 900 ex VORST Spui. grootste conc. thv Droge Staart (700 ex) (FvG)

Page 115: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

115

Toppereend Aythya marila Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast De Toppereend broedt op IJsland, Fenno-Scandinavië en het noorden van de Baltische Staten en Rusland. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen in of rond Oostzee en Noordzee. In Nederland overwinteren de meeste Toppers op de Waddenzee en het IJsselmeer. In de Hoeksche Waard is de soort een doortrekker en wintergast van alle wateren rondom de Hoeksche Waard. In strenge winters kunnen hogere aantallen worden waargenomen, zoals in de winter van 1995/1996 in de Spuimonding (700 ex). In Oud-Beijerland is de soort een aantal keren waargenomen op de Kleiput: 01-05.12.2002, 1 ex Kleiput (FvG) 01.01.2003, 1 ex Kleiput (FvG) 31.10.2004-06.11.2004, 1 ex. Kleiput (FvG)

Page 116: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

116

Brilduiker Bucephala clangula RL: GE Status OBL: onregelmatige wintergast in klein tot vrij groot aantal De Brilduiker is een broedvogel van water- en bosrijke gebieden in de wat koelere klimaatzones. De overwinteringsgebieden bevinden zich in NW- en Centraal Europa. Het nest wordt gemaakt in natuurlijke boomholtes; ook wordt gebruik gemaakt van nestkasten. In Nederland komen minder dan 20 paar tot broeden (SOVON 2002), voornamelijk in het IJsseldal tussen Zwolle en Zutphen. De soort is in de Hoeksche Waard een incidentele broedvogel (0-1 paar) van de Blanke Slikken; tevens wintergast - waarbij de aantallen in strenge winters flink kunnen oplopen – van voornamelijk het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas. In onze regionen is het Beerenplaatspaarbekken van belang als overwinteringsgebied. Hier werden in de beginjaren negentig max. 60 ex geteld. Op de rivieren is de soort veel schaarser; alleen wanneer het spaarbekken dichtvriest, nemen de aantallen hier beduidend toe (Strucker 1996). Waarnemingen: 28.12.1996, 38 ex Spui (FvG) 29.12.2000, 1 ex. Spui ? 06.02.2005, 2 ex Spui (FvG) 18.03.2006, 4 ex Spui (FvG,GN,RV) 23.11.2008, 1 ex (o) Spui, thv Waterbedrijf (FvG) 11.01.2009, 2 ex Spui (FvG)

Page 117: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

117

Nonnetje Mergellus albellus Status OBL: onregelmatige wintergast Nonnetjes broeden in het noorden van Scandinavië en Rusland. In Nederland is het IJsselmeer traditioneel een van de belangrijkste overwinteringsgebieden. Wanneer dit dichtvriest, neemt het aantal Nonnetjes op de rivieren sterk toe. Ten zuiden van ons land overwinteren normaliter geen aantallen van betekenis en komt de soort alleen in zeer strenge winters voor. De populariteit van het IJsselmeer wordt veroorzaakt door een gunstige voedselsituatie in de vorm van grote scholen spiering, maar ook door de aanwezigheid van gunstige slaapplaatsen in de omgeving (Oostvaardersplassen). Watervogeltellingen wijzen echter recentelijk een afname uit van aantallen overwinterde Nonnetjes op de Zoete Rijkswateren. Uitschieters tot verschillende duizenden vogels worden nooit meer vastgesteld. Hiertegenover staat het betrekkelijk recente optreden van soms honderden Nonnetjes op meren in het noordoosten van Nederland. Mogelijk is sprake van een herverdeling van de overwinteringsgebieden. Het Nonnetje is in de Hoeksche Waard een wintergast (in strenge winters talrijker dan in zachte winters) van alle wateren rondom het eiland. Ook overwinteren kleine aantallen Nonnetjes op binnendijkse kreken. In Oud-Beijerland worden vooral in strenge winters Nonnetjes opgemerkt. Deze worden vooral op de rivieren gezien. Zolang de Kleiput niet is dichtgevroren kunnen ze daar ook worden waargenomen. Waarnemingen: 11.01.1997, 6 ex Spui (FvG) 26.12.1997, 5 ex Kleiput (FvG) 25.01.2000, 1 ex. Spui (GN) 15.11.2003, 1 ex Kleiput (FvG, GN) 17.02.2007, 1 ex (o) Spui thv Spuioeverwijk (FvG, GN)

Page 118: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

118

Middelste Zaagbek Mergus serrator RL:GE Status OBL: onregelmatige wintergast Het broedgebied van de Middelste Zaagbek strekt zich uit over de noordelijke delen van Amerika en Eurazië. De bij ons overwinterende vogels zijn grotendeels afkomstig uit NW-Rusland. In Nederland beperken de broedgebieden van de soort zich tot eilanden in het Waddengebied en de Delta (sinds 1977); de huidige populatie wordt op 35-45 paren geschat. In de Hoeksche Waard is de soort een zeer schaarse tot schaarse broedvogel (10-11 paar) van de Korendijksche- en Blanke Slikken en een wintergast. Op de Korendijksche Slikken langs het Haringvliet is de soort sinds 1980 een regelmatige broedvogel met jaarlijks 1-5 paar. De bij ons overwinterende vogels zijn grotendeels afkomstig uit NW-Rusland. Ze zoeken hier de zoute, brakke en visrijke wateren op. Veerse Meer en Grevelingen zijn in de Delta de belangrijkste overwinteringsgebieden. Van Oud-Beijerland zijn enkele waarnemingen van de Middelste Zaagbek bekend: 25.10.1998, 3 ex Kleiput (FvG) 02.02.2000, 1 ex Oude Maas thv Klein Profijt (GN) 20.02.2006, 1 vr. ex De Staart (PR)

Page 119: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

119

Grote Zaagbek Mergus merganser Status OBL: wintergast in klein tot vrij groot aantal De Grote Zaagbek broedt vooral in Noord-Europa, maar ook verspreid in Midden-Europa. De Noordscandinavische en Russische vogels trekken ’s winters richting het Noordzeebekken. De vogels prefereren grote zoete en brakke wateren met een rijke stand van in scholen levende vis zoals spiering. In onze regionen vormt het Beerenplaatspaarbekken het belangrijkste gebied voor de soort. Hier verbleven eind jaren tachtig gemiddeld zo’n 20-40 exemplaren. In de Hoeksche Waard is de soort een wintergast, welke in strenge winters talrijker is dan in zachte winters, van voornamelijk het Haringvliet, Hollandsch Diep, Oude Maas en Spui; en een incidentele zomergast. In Oud-Beijerland wordt de soort ’s winters vrij regelmatig aangetroffen op de Kleiput, op kreken, vijvers, en zelden op de rivieren: 18.01.1997, 28 ex Spui (FvG) 22.12.1999, 16 ex Kleiput (GN) 16.12.2001, 26 ex Kleiput (FvG) 19.11.2005, 2 vr. ex Oud-Beijerlandse kreek op 200 m. v. Vuurbaken (FvG) 18.03.2006, 14 ex(o) Oude Maas, ri Beerenplaat (FvG,GN,RV) 13.01.2007, 9 ex (o) Spui thv Spuipark (FvG) 27.01.2007, 10 ex Kleiput (FvG) 16.02.2007, 14 ex kreek tussen Poortwijk 1 en 2 (JS) 04.03.2007, 5 ex Zoomwijckvijver (FvG) 07.12.2008, 6 ex Zoomwijckvijver (FvG) 13.12.2008, 5 ex Kleiput (RP,GN)

Grote Zaagbek Kleiput 1997-2006

0

20

40

60

80

100

120

140

januari april juli oktober

Aantallen en seizoenspatroon

Aan

tal

0

0,5

1

1,5

2

2,5

3

3,5

maa

ndge

mid

deld

e

Fig. 6. Aantallen en seizoenspatroon van de Grote Zaagbek (Kleiput 1997-2006)

Page 120: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

120

Wespendief Pernis apivorus Status OBL: onregelmatige doortrekker De Wespendief is in Europa en West-Azië een echte bosbewoner met een voorkeur voor loof- en gemengde bossen. In Europa ontbreekt de soort alleen in het uiterste noordwesten en zuiden en is hij zeldzaam in Groot-Brittannië. In Nederland vertoont de verspreiding van de Wespendief een sterke binding met bos. In de jaren negentig werd de broedvogelstand door SOVON op ca. 500 paar geschat. Mogelijk neemt de stand sindsdien enigszins af door toenemende predatie van volwassen vogels en jongen door de Havik. Wespendieven overwinteren in Afrika, rond de evenaar. De over ons land trekkende Wespendieven komen uit Zweden en Denemarken. De soort leeft vooral van larven en poppen van sociale wespen, waarvan ze de nesten uitgraven of van boomtakken scheuren. Het dieet wordt aangevuld met kikkers, hommelbroed, jongen en eieren van middelgrote vogels, kleine reptielen en insecten als kevers en sprinkhanen. Tijdens de trek maken Wespendieven veel gebruik van thermiek. De voorjaarstrek start doorgaans in april, soms al in maart en is het sterkst in mei. De najaarstrek vangt al in juli aan, en concentreert zich in augustus en september, met een uitloop in oktober. De soort is in de Hoeksche Waard een onregelmatige doortrekker 1 , met de meeste waarnemingen in het voorjaar. In Oud-Beijerland zijn enkele waarnemingen van de soort bekend: 30.05.1992, 1 ex (overtr.) Oud-Beijerland (RtH) 09.07.2002, 1 ex omg. Gemaal De Bosschen (PM via Wn.NL) 25.05.2005, 7 ex (overtr) Bedrijventerrein De Bosschen (MM) 1 Lit. Ouweneel, G. – Nervositeit rond een Wespendief. In Vogelvlucht 21, okt. 2009, pag.24-25

Page 121: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

121

Zwarte Wouw Milvus migrans Status OBL: dwaalgast In tegenstelling tot haar familielid de Rode Wouw heeft de Zwarte Wouw een gigantisch groot broedgebied dat vrijwel geheel Eurazië omvat. De Europese vogels overwinteren in Afrika. Veruit het grootste deel van de Europese populatie broedt in Spanje en Frankrijk. De Europese broedhabitat wordt gekenmerkt door water en bos. Het voedsel bestaat in de broedperiode vooral uit vis, maar op broedplaatsen zonder water voornamelijk uit kleine zoogdieren en vogels. Vaak worden vuilnisbelten afgeschuimd. In de Hoeksche Waard waren tot 1999 slechts een handvol waarnemingen bekend uit de periode 1978-1995. De soort komt in Nederland alleen bij hoge uitzondering tot broeden. Des te opmerkelijker was het, toen een paartje Zwarte Wouwen in 2007 een broedpoging deed in de Ambachtsheerlijkheid bij Numansdorp!1 Er werd nestbouw waargenomen, maar helaas mislukte het broedsel. Boven Oud-Beijerland is eenmaal een doortrekkend ex waargenomen: 30.05.1992, 1 ex(overtr) Oud-Beijerland (RtH) 1 Lit. Barse, Peter de, et al – Nestbouw door Zwarte Wouw langs het Hollands Diep. In Vogelvlucht 17, okt. 2007 pag. 9-11

Page 122: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

122

Rode Wouw Milvus milvus Status OBL: dwaalgast Het verspreidingsgebied van de Rode Wouw strekt zich hoofdzakelijk uit over een 800 km brede baan van de zuidpunt van Zweden tot Noordwest-Afrika. West-Frankrijk, Vlaanderen en Nederland vallen net buiten de verspreidingsbaan. De soort is gebonden aan (half)open landschappen, vooral landbouwgebieden. Het menu bestaat uit kleine zoogdieren en vogels, die deels zelf worden gevangen, maar ook vakkundig worden afgepikt van andere roofvogels. Ook aas wordt gegeten en net als de Zwarte Wouw wordt ook op vuilnisbelten gefoerageerd. De meeste noordelijk en oostelijk broedende vogels overwinteren in Zuid-Spanje en Frankrijk. De voorjaarstrek beslaat de periode februari-mei en speelt zich grotendeels af in de oostelijke helft van ons land. De najaarstrek valt in september-oktober met een staartje in november. Ook overwinteren Rode Wouwen soms in ons land. De soort komt alleen bij hoge uitzondering in Nederland tot broeden. In de Hoeksche Waard is de Rode Wouw een onregelmatige doortrekker en wintergast met de meeste waarnemingen op de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen. In Oud-Beijerland zijn enkele waarnemingen van de soort bekend: 17.02.2006, 1 ex (overtr) wijk Spuioever, in n. richting (GN, FvG) 03.04.2008, 1 ex Randweg nabij Ruisscheweg (CT via Wn.NL)

Page 123: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

123

Zeearend Haliaeetus albicilla Status OBL: dwaalgast De Zeearend broedt langs de kusten van Noord-Europa en rond de rivieren en meren in Midden- en Oost-Europa en Rusland. De dichtstbijzijnde broedplaatsen zijn gelegen in Duitsland en sinds 2007 broedt de soort ook in Nederland. Volwassen Zeearenden zijn strikte standvogels. De juveniele Zeearenden uit Midden- en Oost-Europa trekken naar het zuidwesten. Deze vogels kunnen ’s winters in Nederland en ook in onze omgeving worden waargenomen (Hollands Diep/Haringvliet). Waterwildconcentraties vormen een belangrijke trekpleister voor de soort. De Zeearend is in de Hoeksche Waard een doortrekker en wintergast, voornamelijk langs het Haringvliet en Hollandsch Diep.1

In Oud-Beijerland is slechts 1 waarnemingbekend van de ‘vliegende deur’: 14.11.2005, 1 juv. ex (o) Kwakscheweg (AL) opm. op Dutch Birding website

1 Lit. Ouweneel, G. – Zeearenden op de Hoogezandsche Gorzen. In Vogelvlucht nr.6, mrt. 2002, pag. 7-8.

Page 124: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

124

Lammergier Gypaëtus barbatus EXOOT Status OBL: dwaalgast Sinds mensenheugenis en tot het begin van de 20e eeuw hield de Lammergier alle bergen van het Iberische schiereiland schoon van de laatste aasrestjes. In zeer korte tijd is de Lammergier op veel plaatsen uitgestorven en in 1986 telde men enkel nog in de Spaanse Pyreneeën ca. 40 territoriums. De oorzaken van het uitsterven zijn in de eerste plaats menselijk van aard: jacht, hoogspanningskabels, skipistes, bergbeklimmen, parapente, enz. ... . Dankzij een uitgebreide beschermings- en herstelactie van in de eerste plaats natuurliefhebbers, maar nu ook van de regering van Aragón was dit aantal in 2004 reeds gestegen tot 125 territoriums. De Lammergier is de enige vogel op aarde die botten eet. In het Spaans wordt deze gier 'de bottenbreker' genoemd omdat hij de botten repetitief vanuit de lucht op rotsen laat kapotvallen tot kleinere afmetingen die hij kan opeten. Hij voedt zich exclusief met het vlees of de ingewanden van dierenaas, alhoewel zijn hoofddieet bestaat uit botten. Lammergieren zijn standvogels. In Oud-Beijerland is één waarneming van deze soort bekend. Het gaat hier vrijwel zeker om een ontsnapte project-vogel: 16.05.1998, 1 ex (o) Oud-Beijerland Dutch Birding * soort niet door CNDA aanvaard, reden: in gevangenschap uitgebroed Association

Page 125: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

125

Bruine Kiekendief Circus aeruginosus Status OBL: incidentele broedvogel van het rietgors langs de Oude Maas en de W.O.P. locatie langs de Oud-Beijerlandse kreek zomergast in klein aantal De Bruine Kiekendief broedt in een brede band over het laagland van Eurazië. De soort overwintert vooral in (sub)tropische streken met watervogelconcentraties, van de Franse kustgebieden tot in het stroomgebied van de Niger in West-Afrika. Overwintering in West-Europa, inclusief Nederland is de laatste jaren toegenomen. De Bruine Kiekendief is een grondbroeder met een voorkeur voor natte rietvelden. De prooikeuze is zeer divers: vogels (zoals Fazanten, eenden, Meerkoeten) en kleine zoogdieren zoals muizen, ratten en (meestal jonge) konijnen en hazen. Soms ook vissen (meestal dode) en amfibieën. Het gaat de Nederlandse populatie Bruine Kiekendieven weer voor de wind. Aan het eind van de jaren zestig was de stand van de soort door het gebruik van pesticiden gezakt tot zo’n 100 paren. Tien jaar later, na het verbod op de schadelijke bestrijdingsmiddelen, was de stand alweer gegroeid naar 725-850 paren. In 1998-2000 broedden alweer zo’n 1300-1450 paren in Nederland. In de Hoeksche Waard is de soort een schaarse broedvogel (30-35 paar) van voornamelijk de rietgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas en enkele binnendijkse locaties. Ook is de soort doortrekker en wintergast, voornamelijk langs het Haringvliet. In Oud-Beijerland is de Bruine Kiekendief, op basis van de schaarse bekende waarnemingen, vermoedelijk al sinds de jaren negentig een onregelmatige broedvogel van het rietgors langs de Oude Maas. In 2005 werd een mislukt broedgeval geconstateerd tijdens de broedvogelinventarisatie van de noordrand. In 2006 werd alsnog een broedgeval vastgesteld. Verder werd recent een broedgeval genoteerd op de W.O.P. locatie aan de Oud-Beijerlandse kreek nabij de Kreekweg, op de gemeentegrens met Korendijk. Waarnemingen: 02.05.92, 1 ex. Griend Klein Profijt (FvG) 16.04.98, 1 ex. Rietgors Klein Profijt (FvG) 23.05.98, 2 ex Rietgors Klein Profijt (FvG) 14.05.2005, 1 paar rietgors Klein Profijt, bij Bosschengriend (GN,RV,FvG) 27.05.2006, 1 paar rietgors Oude Maas: prooioverdracht (FvG) voorjaar 2009, 1 paar Natuurontwikkelingslocatie Kreekweg (WvdH) ’s Zomers worden regelmatig jagende vogels in Oud-Beijerland gezien: 05.06.2005, 2 juv. ex Langeweg, jagend langs sloot o. hoogspanningsleiding (FvG) 21.08.2005, 3 ex Langeweg, op stoppelveld (FvG) 22.06.2008, 1 ex m. Braiilepad, Ind.Terrein De Bosschen (FvG)

Page 126: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

126

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus RL:GE Status OBL: doortrekker en wintergast in klein aantal De Blauwe Kiekendief broedt in grote delen van Noord- en Oost-Europa en plaatselijk in West-Europa. In Nederland broedt 90% van de Blauwe Kiekendieven op de Waddeneilanden. In het jaar 2000 broedden nog max. iets meer dan 100 paar in Nederland. Na een bloeiperiode van eind jaren zeventig tot begin jaren negentig zijn we nu getuige van een slinkende en mogelijk verdwijnende populatie. Het voedsel van de Blauwe Kiekendief bestaat uit konijnen, veldmuizen en vogels. De soort overwintert in West-Europa en het Middellandse Zeegebied. De Blauwe Kiekendief is in de Hoeksche Waard een incidentele broedvogel van de Korendijksche Slikken(1978) en Blanke Slikken(1978) en het rietgors bij Groot Koninkrijk(1986,1987); tevens doortrekker en wintergast. In strenge winters in Zuid-Scandinavië en Midden-Europa neemt het aantal in Nederland overwinterende Blauwe Kiekendieven toe. De overwinteraars zijn veelal in vrouwelijk kleed; de op zangvogels jagende mannetjes ruimen bij vorst of sneeuw eerder het veld dan de wijfjes. Ook het patroon van de in de Hoeksche Waard overwinterende Blauwe Kiekendieven kent een grillig verloop. Midden jaren tachtig werden er gemakkelijk 10-15 geteld. In 1993-1995 kende de Hoeksche Waard een dip in het aantal overwinteraars met resp. 6,5 en 3 exemplaren. Hierna zette een opmerkelijk herstel in met 16 exemplaren in 1997. Vanaf 2006 is het aantal overwinterende Blauwe Kiekendieven in de Hoeksche Waard drastisch gedaald. Op de roofvogeltelling in 2007 werden nog slechts 2 exemplaren waargenomen! In Oud-Beijerland wordt de soort meestal wel een of enkele keren opgemerkt in het winterhalfjaar. Tijdens de jaarlijkse roofvogeltellingen, welke sinds 1983 in de Hoeksche Waard worden gehouden is de soort negen keer in de gemeente Oud-Beijerland waargenomen. In 1997 werden zelfs 3 exemplaren geteld. De laatste jaren is de Staart nog een van de weinige plaatsen in Oud-Beijerland waar de soort ’s winters kan worden gezien. Waarnemingen: 27.12.1992, 1 ex polder Oud-Beijerland c.a. (FvG) 15.03.2003, 1 ex Langeweg (FvG) 10.12.2005, 1 ex (vr) 1e Kruisweg (FvG) 05.02.2006, 1 ex (vr) De Staart (PR) 20.12.2008, 1 ex(vr) Langeweg, thv OBL-se kreek (RP,GN,FvG) 06.02.2009, 1 ex(vr) De Staart (EL)

Page 127: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

127

Grauwe Kiekendief Circus pygargus RL:EB Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Grauwe Kiekendief, een zeer elegant gebouwde, slanke kiekendief, bevinden zich in grote delen van Europa, met uitzondering van IJsland, Scandinavië en het noorden van Rusland. Het merendeel broedt in Rusland en Wit-Rusland. Binnen de Europese Unie broeden zo’n 9000 paren, waarvan tweederde in Frankrijk en Spanje. In de overige landen huizen kleine en vooral versnipperde populaties. In de laatste decennia is de Grauwe Kiekendief in hoog tempo verdwenen uit natuurlijke landschappen en heeft hij zijn voorlopig heil gevonden in grootschalige akkerbouwgebieden; zo broedt 95% van de Spaanse populatie in graanvelden. De Nederlandse populatie telde in 2000 nog 45 paren, welke bijna uitsluitend in Noordoost-Groningen en in Flevoland broedden. De soort trekt ’s winters weg; overwinterd wordt in Afrika langs de zuidrand van de Sahel. In de Hoeksche Waard is de Grauwe Kiekendief een onregelmatige doortrekker, voornamelijk langs het Haringvliet en in het Oudeland van Strijen. In 1978 en 1979 broedde een paar op de Beninger Slikken. Dit paar werd regelmatig foeragerend op de Korendijksche Slikken gezien. In Oud-Beijerland is een recente waarneming van de soort bekend: 01.07.2009, 1 ad. man 1e Kruisweg

(MP via ws HWL)

Page 128: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

128

Havik Accipiter gentilis Status OBL: incidentele broedvogel (2009) en jaargast in klein aantal De broedgebieden van de Havik liggen in geheel Europa, met uitzondering van IJsland en Ierland. Het is een echte standvogel. Hoewel de soort een uitgesproken bosvogel is, handhaaft hij zich de laatste jaren ook steeds beter in minder bosrijke streken. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit vogels en zoogdieren, met een voorkeur voor duiven, lijsters, kraaiachtigen, fazanten, hazen en konijnen. Na 1970 was de soort herstellende van een enorme inzinking in de jaren zestig, veroorzaakt door niet-afbreekbare gifstoffen in de landbouw. Een sterke uitbreiding sindsdien van het verspreidingsgebied geeft aan dat het herstel krachtig heeft doorgezet, zozeer zelfs dat de soort momenteel een ruimere verspreiding heeft dan ooit eerder in de 20e eeuw. De Nederlandse broedpopulatie telde in 1998-2000 max 2000 paren, terwijl deze in 1977 omstreeks 500-600 paren bedroeg. In de Hoeksche Waard (1999) is de Havik een zeer schaarse broedvogel (3-4 paar) van doorgeschoten grienden en opgaand bos langs het Haringvliet, Hollands Diep en Oude Maas en doortrekker en wintergast. Het eerste broedgeval vond plaats in 1995 (Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen). In 2006 broedden al acht paar Haviken in de Waard. Winterwaarnemingen zijn in de Hoeksche Waard bekend sinds 1991. In 2004 en 2005 werden tijdens de roofvogeltelling zeven Haviken in de Hoeksche Waard opgemerkt. De oudst bekende waarnemingen van Haviken in Oud-Beijerland dateren uit 2000. Sindsdien wordt de soort regelmatig het jaarrond waargenomen, vooral in de noordrand. In de Hooiplaatgriend op de Beerenplaat broeden ook al minstens een decennium Haviken, dus het is aannemelijk dat de meeste in Oud-Beijerland waargenomen exemplaren van deze locatie afkomstig zijn. In het voorjaar van 2009 werd het eerste broedgeval van de soort in Oud-Beijerland vastgesteld. Er vlogen 2 jongen uit (E. Marijs, 2009). Waarnemingen: 02.11.2000, 1 ex Kleiput (GN) 21.03.2003, 1 ex Laningpark (FvG) 05.06.2005, 1 ex Ferdinand Bolstraat, slaat juv. Kauw (RV) 20.09.2005, 1 ex strak naar Zuid boven Kleiput (FvG) 16.01.2009, 1 ex Spui tijdens wvt (RP,JvdB) voorjaar 2009, 1 paar Groeneweg (EM)

Page 129: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

129

Sperwer Accipiter nisus Status OBL: onregelmatige broedvogel van het Laningpark doortrekker en wintergast in klein aantal Sperwers broeden in vrijwel geheel Europa. De Nederlandse broedvogels zijn standvogel, alleen een deel van de jonge vogels brengt de winter zuidelijker door, overwegend in Vlaanderen en Noordwest-Frankrijk. Een deel van de Fenno-Scaninavische populatie overwintert in West-, Midden- en Zuid-Europa. In Nederland vindt doortrek plaats van vogels uit Noord-Europa, De verspreiding van de Sperwer beperkte zich tot in de jaren zeventig voornamelijk tot de omvangrijke bosgebieden op de oostelijke zandgronden. Sinds de tachtiger jaren werd Laag-Nederland gekoloniseerd, terwijl de soort zich tevens ontwikkelde tot broedvogel van stad en dorp. De soort verviervoudigde zich ten opzichte van de zeventiger jaren en de Nederlandse populatie werd in 1998-2000 becijferd op 4000-5000 paren. Sperwers zijn echte vogeleters die hun prooi vanuit de dekking verschalken. De soort wordt ook vrij regelmatig in tuinen gezien, soms eindigt een doldrieste achtervolging tegen de ruiten van een woning. Ook worden mussen en mezen door de Sperwer van de rijk gedekte voedertafel gegrist. In onze regionen vestigde de Sperwer zich pas in het begin van de jaren negentig, toen langs de Oude Maas een broedgeval werd vastgesteld. De soort is in de Hoeksche Waard (1999) een zeer schaarse broedvogel (2-3 paar) van doorgeschoten grienden en opgaand bos langs de Oude Maas en langs het Kleine Gat bij Zuid-Beijerland, doortrekker en wintergast. Na de eeuwwisseling namen de aantallen snel toe en vanaf 2003 broeden jaarlijks 10-15 paren in de Hoeksche Waard. Tijdens de jaarlijkse roofvogeltelling in januari worden gemiddeld tussen de tien en de twintig ex waargenomen. In 2003-2005 werden tijdens de telling zelfs meer dan twintig Sperwers gezien. In Oud-Beijerland is de Sperwer de laatste jaren broedvogel van het Laningpark, vermoedelijk al sinds 2003, al werd pas in 2007 zekerheid verkregen. In 2007 en in 2008 vlogen drie jongen uit. Ook in 2009 kwamen jongen vliegvlug. Tijdens de jaarlijkse roofvogeltellingen in de winter worden in Oud-Beijerland de laatste jaren tussen de twee en de vijf Sperwers waargenomen.

Page 130: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

130

Buizerd Buteo buteo OBL: booizerd Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) doortrekker en wintergast in vrij klein aantal De Buizerd broedt, op het uiterste noorden na, in geheel Europa. Ze nemen genoegen met vrijwel elk landschapstype, vooropgesteld dat er enkele bomen staan om in te roesten en in te nestelen. Het voedsel van de Nederlandse Buizerds is veelzijdig. Belangrijke prooien zijn veldmuis, mol en in sommige gebieden jonge konijnen, hetgeen wordt aangevuld met (jonge) vogels, amfibieën, reptielen, insecten, regenwormen en vissen. De soort is in vrijwel geheel Europa een standvogel. Tot de jaren zestig was de Buizerd in Nederland een gewone verschijning op de zandgronden van het oosten en zuiden van ons land. Door het gebruik van schadelijke landbouwgiften in de jaren vijftig en zestig werd de Buizerd een zeldzame broedvogel in Nederland. Na het verbod op de pesticiden herstelde de stand van de soort zich spectaculair en breidde de Buizerd zijn leefgebied sterk in westelijke en noordelijke richting uit, mede geholpen door de uitbreiding van het bosareaal in Nederland. Als laatste werden de open zeekleigebieden van Zuid-Holland en Zeeland gekoloniseerd. De Atlas van de Nederlandse Vogels schatte de buizerdpopulatie in 1998-2000 op max 10.000 paren, een verviervoudiging ten opzichte van de periode 1973-177. In de Hoeksche Waard (1998-2000) is de Buizerd een schaarse broedvogel (15-20 paar) van doorgeschoten grienden langs het Hollands Diep en Oude Maas, alsmede van opgaand bos en dijken in de akkerbouwpolders. De soort is ook doortrekker en wintergast. Begin jaren zeventig broedde al een Buizerd in de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen, maar pas sinds het midden van de tachtiger jaren kreeg de soort vaste voet als broedvogel in de rest van de Hoeksche Waard. Langs de Oude Maas vonden de eerste broedgevallen in 1991 plaats. In 2007 werden in de Hoeksche Waard al meer dan zestig broedparen geregistreerd. In Oud-Beijerland vond, voor zover bekend, de eerste broedpoging plaats in 2002. Dit broedsel mislukte echter door verstoring. Vanaf 2004 broeden jaarlijks zo’n 2-3 paar binnen de gemeentegrenzen. De waarneming van een paartje baltsende Buizerds in het vroege voorjaar boven het dorp, is daarom allang geen ongewoon verschijnsel meer. Het broedsucces is echter onduidelijk. Op een locatie aan de Groeneweg doen Buizerds jaarlijks een broedpoging, maar jongen worden zelden waargenomen. Ook zijn de broedsels in de knotten van de elzensingels in de polder tot op heden weinig succesvol (Werkgroep Roofvogels Hoeksche Waard). ’s Winters hangt het aantal aanwezige Buizerds sterk samen met het voorkomen van vorstperioden en de veldmuizenstand. In het eerste jaar van de serie winterse roofvogeltellingen werden in de Hoeksche Waard minder dan 40 Buizerds geteld. Dit aantal steeg spectaculair tot 331 ex in 2003! Het Oud-Beijerlandse aandeel hierin is gemiddeld zo’n 10 exemplaren. In januari 2009 werd een nieuw record Buizerden binnen de gemeentegrenzen geteld: 16 exemplaren.

Page 131: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

131

Visarend Pandion haliaetus OBL: aerend Status OBL: onregelmatige doortrekker van het Spui en de Oude Maas in klein aantal De broedgebieden van de Visarend liggen in de waterrijke gebieden van Noord- en Oost-Europa en in Schotland. De soort overwintert in tropisch Afrika. Visarenden jagen in schoon, helder water op middelgrote vis. Het gros van de via Nederland trekkende vogels is afkomstig uit Zweden. Pleisterende vogels worden meestal in buurt van (zoet) water waargenomen. Tijdens de trek is de soort niet aan water gebonden en kan dan ook boven steden, bossen en agrarisch cultuurland worden waargenomen. De meeste Visarenden worden waargenomen op de najaarstrek. Deze vangt aan in augustus, maar in september worden de meeste Visarenden gezien. De soort is in de Hoeksche Waard een doortrekker, voornamelijk langs het Haringvliet en het Hollandsch Diep. Het belangrijkste gebied vormt de Noordelijke Ventjagersplaten, waar in de nazomer tot maximaal 5 exemplaren aanwezig zijn. In Oud-Beijerland zijn volgende waarnemingen geregistreerd: 09.09.2000, 1 ex Spui (GN,FvG,RV) 26.09.2004, 1 ex Oude Maas, t.h.v. De Staart (AL-ws) 20.08.2005, 1 ex Spui t.h.v. Brakelsveer ri. Berenplaat vliegend (FvG) 24.08.2005, 1 ex Spui t.h.v. Berenplaat/Natte Staart (PR) 13.09.2008, 1 ex(o) Spui t.h.v. Berenplaat (JvdB,RP,GN)

Page 132: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

132

Torenvalk Falco tinnunculus Status OBL: onregelmatige broedvogel (a.kl.A) wintergast in vrij klein aantal De Torenvalk bewoont vrijwel geheel Europa. De Scandinavische, Russische en Poolse vogels trekken ’s winters weg naar het westen en zuidwesten. Onze Torenvalken blijven hier en ’s winters hebben we hier vele Scandinavische exemplaren op bezoek. Het is een bekend gezicht langs snelwegen in ons land: biddende Torenvalken boven de wegbermen en weilanden. Door snel met de vleugels te slaan en de staart te spreiden kunnen Torenvalken vrijwel stil in de lucht hangen. Op deze wijze speuren ze naar muizen. Hun gezichtsvermogen is dan ook extreem goed ontwikkeld. Bovendien kunnen Torenvalken urinesporen van veldmuizen waarnemen, waardoor als het ware een spionagekaart met daarop ingetekend allerlei verborgen routes ontstaat in het brein van de Torenvalk. Muizen vormen het belangrijkste bestanddeel van het torenvalkenmenu. Slechts in tijden van muizenschaarste worden ook kevers, vogels en andere kleine prooien gegeten. De Torenvalk is een typische vogel van het agrarische landschap, open natuurlandschappen, langs wegen en in boomgaarden. In het landschap moeten enkele hoge bomen of uitkijkpunten aanwezig zijn waar ze ook in kunnen broeden. De Torenvalk maakt zelf geen nest, maar broedt in nestkasten, oude nesten van kraaien en in of op gebouwen. Gemiddeld vestigen de jongen zich binnen een straal van 50km van hun geboorteplek. Vanaf de jaren vijftig zijn op grote schaal nestkasten geplaatst. Hiermee werd vestiging mogelijk in zeer open gebieden, wat zeker populatieverhogend heeft gewerkt. Wegbermen, akkerranden, dijkbegroeiingen, overhoekjes en ruigtevegetaties zijn de plekken bij uitstek waar Torenvalken zoeken naar hun favoriete prooi: veldmuizen. De grootte van de veldmuizenpopulatie verschilt van jaar tot jaar. Gemiddeld eens in de 3 à 4 jaar kunnen we spreken van een goed muizenjaar. Door de bank genomen zijn er altijd één of twee jaren met méér muizen gevolgd door één of twee jaren met minder muizen. Daarna zijn het er weer meer, dan weer minder enz. Deze populatiedynamiek is terug te vinden in de diersoorten die voor hun voedsel afhankelijk zijn van de veldmuis zoals de Kerkuil, Torenvalk, in mindere mate ook de Buizerd. In een erg slecht muizenjaar (bv. 2006) beginnen veel minder Torenvalkparen aan een broedsel. In een goed muizenjaar (bv. 2007) daarentegen, gaan meer Torenvalken over tot broeden, ze leggen grotere legsels en er worden meer jongen groot (Werkgroep Roofvogels Hoeksche Waard). De Nederlandse populatie bedroeg in 1998-2000 zo’n 5000-7500 paren. De aantallen zullen zich in daljaren van de veldmuis rond de ondergrens bevinden en in piekjaren rond de bovengrens. Dit betekent een lichte achteruitgang ten opzichte van de periode 1973-1977, vermoedelijk o.a. veroorzaakt door intensivering van het grondgebruik in de voorafgaande 20 jaar met als gevolg een afname van de veldmuizenstand. De soort is in de Hoeksche Waard een vrij schaarse broedvogel (55-60 paar) van doorgeschoten grienden, polders en bebouwing. In de polders wordt vooral gebroed in nestkasten in boomgaarden. De soort is tevens wintergast. Volgens ‘Randstad en broedvogels’ zijn in Oud-Beijerland 2 zekere broedgevallen van de soort bekend uit 1974-1977. Een paar broedde in het constructiewerk van de (inmiddels afgebroken) watertoren aan de Spuidijk en het andere paar, even westelijker, in een boomgaard langs diezelfde Spuidijk. Een derde paar werd regelmatig jagend boven het dorp waargenomen maar broeden in de kerktoren kon niet worden aangetoond.

Page 133: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

133

Sinds de jaren tachtig worden in de gemeente, aanvankelijk onregelmatig, maar de laatste 10 jaar vrijwel jaarlijks, de Torenvalkkasten nagelopen. De meeste kasten hangen in boomgaarden en zijn door de eigenaars zelf geplaatst. In 1998 hingen nog negen kasten in de gemeente, al zijn hier ook enkele kansloze bij, vanwege de slechte kwaliteit en dito locatie van de kasten. Anno 2008 zijn hier nog hooguit vier bruikbare van over. Sinds 1998 broeden Torenvalken nagenoeg jaarlijks in Oud-Beijerland. In 2002 waren kasten aan de 1e Kruisweg, Kwakscheweg, Binnenpad en het Vuurbaken bezet. Van 2003-2008 werden nog jaarlijks max. 1-2 broedgevallen vastgesteld, behalve in 2006, toen Oud-Beijerland van broedende Torenvalken verstoken bleef. Overigens broeden de Torenvalken in Oud-Beijerland niet uitsluitend in nestkasten. In 2003 werd een oud eksternest aan de Groeneweg bezet door een Torenvalk en van 2003-2005 en in 2007 werd gebroed in een hoogspanningsmast aan de Langeweg. De kast op de Staart, geplaatst in 2005, werd in 2008 voor het eerst door een Torenvalk in gebruik genomen. Op 1 juli zagen leden van de vogelwerkgroep jonge valken op de kast. In de Hoeksche Waard worden vanaf 1999 tijdens de winterse roofvogeltellingen gemiddeld 100 Torenvalken per jaar gezien. Afhankelijk van de veldmuizenstand schommelen deze aantallen van jaar tot jaar. Werden in 1983 nog maar 32 ex geteld, in 2005 stond de teller pas bij 140 Torenvalken stil. In Oud-Beijerland verbleven van 2005-2009 tijdens de jaarlijkse roofvogeltelling resp. 9,7,3,2 en 6 Torenvalken.

Page 134: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

134

Smelleken Falco columbarius Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast In Europa broedt het Smelleken alleen op IJsland, in Groot-Brittannië, in Scandinavië en verder oostwaarts tot diep in Rusland. Behalve in Scandinavië en in het noorden van Rusland kunnen Smellekens ‘s winters in geheel Europa worden waargenomen. De Smellekens die in Nederland worden waargenomen zijn voornamelijk uit Fenno-Scandinavië afkomstig. Een deel van deze vogels blijft overwinteren, een ander deel trekt verder tot in Spanje. Als jachtterrein hebben Smellekens een voorkeur voor open gebieden met spaarzame boomgroei zoals kustgebieden, agrarisch cultuurland en heidevelden. Het voedsel bestaat overwegend uit kleine zangvogels als piepers, leeuweriken en vinkachtigen. De jachtvlucht is onstuimig en vereist de vrije ruimte. Het Smelleken is in de Hoeksche Waard een doortrekker en wintergast van grasgorzen en polders. Op de roofvogeltellingen worden in de Hoeksche Waard bijna jaarlijks wel een paar Smellekens waargenomen. Van 1983-2008 werd op 80% van de tellingen het Smelleken opgemerkt. Een goed jaar was 2004, toen er 6 Smellekens werden geteld in de Hoeksche Waard. Ook in Oud-Beijerland wordt af en toe een solitaire vogel gezien: 21.01.1996, 1 ex Plaatseweg-Zinkwegsedijk (FvG) 06.09.2001, 1 ex. De Staart (GN) 27.08.2004, 1 ex Scheermansvliet (RvdW) 12.11.2005, 1 ex De Staart (GN) 12.03.2006, 1 vr. ex 2e Kruisweg, langs nieuwe kas (FvG) 15.12.2007, 1 ex (o) Oude Tol, hard Spui over richting Drinkwaterbedrijf (GN,RP,FvG)

Page 135: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

135

Boomvalk Falco subbuteo RL:KW Status OBL: onregelmatige broedvogel van hoogspanningsmasten De Boomvalk broedt in vrijwel geheel Europa ten zuiden van de poolcirkel. De soort is een uigesproken trekvogel, die in het zuidelijk deel van Afrika overwintert Noordelijk van Nederland broedt de soort in Zuid-Zweden en Groot-Brittannië, maar gezien de sterk zuidwaarts gerichte trekbaan valt in Nederland nauwelijks trek van enige omvang te merken. De soort is als broedvogel in heel Nederland schaars. In 2000 werd de broedpopulatie op minder dan 1000 paar geschat. Dit betekent een afname ten opzichte van schattingen van meer dan 1100 paren in de zeventiger jaren. Vogels zijn de belangrijkste voedselbron voor de Boomvalken, hoewel ook libellen en andere grote insecten veel worden gevangen. Boomvalken bouwen zelf geen nest maar broeden in verlaten nesten van andere vogels, vooral kraaiennesten. Omdat jonge kraaien al eind mei kunnen uitvliegen en Boomvalken pas in juni met broeden beginnen kan het nest ook nog in hetzelfde jaar worden hergebruikt. In de laatste dertig jaar is de habitatkeuze van de soort verplaatst van heiden en bossen op zandgrond naar meer open agrarische gebieden op klei- en veengronden. De permanente dreiging door de aanwezigheid van de Havik in bosrijke landschappen maakt de voormalige kerngebieden minder geschikt als broedplaats. In open cultuurland is de Havik echter spaarzaam vertegenwoordigd en zijn Boomvalken beter in staat aanvallen van Haviken te pareren. In 1999-2001 broedden in Nederland al 42 Boomvalken in open cultuurland op hoogspanningsmasten! In de Hoeksche Waard is de soort een zeer schaarse broedvogel (4-6 paar) van doorgeschoten grienden en opgaand bos langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas en binnendijks in boomgroepen en hoogspanningsmasten. De soort is tevens doortrekker. In de periode 2003-2008 broeden jaarlijks 4-7 exemplaren in de Waard, het merendeel broedt in hoogspanningsmasten al worden in sommige gevallen ook oude kraaiennesten in gebruik genomen. In Oud-Beijerland kunnen Boomvalken jaarlijks worden waargenomen. Broedgevallen zijn bekend uit 2002 en 2009, beide in hoogspanningsmasten. In 2009 werden 2 jongen vliegvlug (E. Marijs). Waarnemingen: 23+26.06.1977, 1 ex jagend OBL R93 (BvP) 12.06.1999, 1 ex Kreekweg (prooitransport) (FvG) 12.08.2000, 2 ex Oosterse Gorzenwijk (GN) voorjaar 2002, 1 paar Hoogspanningsmast 96,Langeweg (HB) 01.05.2004, 1 paar Laningpark (FvG) 11.06.2005, 1 ex N.B.C. Klein Profijt (MM, DvH) 15.03.2007, 1 ex Laningpark (JH) 14.07.2008, 1 ex boven Beijerse Hof tussen huiszwaluwen (FvG,RP,GN) voorjaar 2009, 1 paar Zinkweg, in hoogspanningsmast (EM)

Page 136: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

136

Slechtvalk Falco peregrinus RL:GE Status OBL: onregelmatige wintergast De over de hele wereld verspreide Slechtvalk komt als broedvogel ook in grote delen van Europa voor. De Noord-Europese populatie overwintert grotendeels in West-Europa en verder zuidwaarts tot Spanje. Slechtvalken zijn open-lucht-jagers die hun gevleugelde prooien vanuit een stootduik slaan. Als overwinteringsgebieden prefereren ze dan ook wijde vlaktes met een groot aanbod van prooien. Grote concentraties waterwild en steltlopers oefenen een grote aantrekkingskracht op de Slechtvalken uit. In de jaren zestig verdween de Slechtvalk door het gebruik van pesticiden uit grote delen van Noord- en Midden-Europa. Na het verbod op deze giftige bestrijdingsmiddelen herstelde de stand zich weer en haalde in de jaren negentig weer het oude niveau van voor de crash. De Slechtvalk is in Nederland broedvogel sinds 1990. In 2001 broedden er 7 paar. Alle broedgevallen vonden plaats op of bij industriële hoogbouw en nabij grote watervlakten als rivieren, grindgaten of de zee. In de Hoeksche Waard was de Slechtvalk in 1998-2000 nog een wintergast, met als belangrijkste gebieden de Korendijksche Slikken, Tiengemeten, het Oudeland van Strijen en polder Nieuw Bonaventura. Sinds 2003 broedt de soort in een kast op een hoogspanningsmast bij de Haringvlietbrug1 en sedert 2008 bezet een paartje Slechtvalken ook een territorium bij Nieuw-Beijerland. Op de jaarlijkse roofvogelwintertellingen werden tot de eeuwwisseling gemiddeld 2-3 exemplaren op een telling waargenomen. Sinds het jaar 2000 worden gemiddeld 5 Slechtvalken waargenomen op de tellingen met een uitschieter in 2006, toen in de Hoeksche Waard maar liefst 11 Slechtvalken werden geteld. Van Oud-Beijerland zijn waarnemingen van Slechtvalken sedert 2004 bekend: 10.01.2004, 1 ex Hoogspanningsmast 97, Langeweg (FvG,RV,AB) 19.02.2005, 1 ex De Staart (GN, MP) 17.12.2005, 1 ex Spui, t.h.v. Brakelsveer (FvG,GN) 05.11.2006, 1 ex Spuipark, over Spui ri z. (FvG) 29.12.2007, 1 ex 1e Kruisweg-oost (FvG) 13.09.2008, 1 ex Spui (JvdB,RP,GN) 1 Lit. - Verkerk, J. – Jonge Slechtvalken geringd in de Hoeksche Waard. In Vogelvlucht 9, okt. 2003, pag. 7-8

- Verkerk, J. – Slechtvalkpaar eindelijk succesvol. In Vogelvlucht 14, mrt. 2006, pag. 2-3.

- Verkerk, J. Jonge Slechtvalken geringd in de Hoeksche Waard. In Vogelvlucht nr. 9, okt. 2003, pag. 7-8.

Page 137: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

137

Patrijs Perdix perdix RL:KW OBL: petrijs Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van akkers en braakland wintergast in vrij klein aantal Patrijzen broeden in heel Europa, met uitzondering van de meest noordelijke en zuidelijke regionen. In Europa en zeker in Nederland is de soort standvogel. Het voedsel bestaat uit plantaardige materialen en insecten. Net als een aantal andere soorten stapte ook de Patrijs ooit over van steppen of andere natuurlijke habitats op boerenland, maar legt het nu af tegen de huidige landbouwpraktijk. Een kwart eeuw Nederlandse landbouw heeft een slachting aangericht onder de Patrijzenstand (in 2005 60% afname sinds 1990). Deze liep dramatisch terug met als belangrijkste oorzaken de schaalvergroting, bedrijfsspecialisatie en pesticidengebruik. Ook de overwinteringsomstandigheden verslechterden doordat het uitgeklede landschap te weinig bescherming bood tegen predatoren. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 9.000-13.000 paren. In de Hoeksche Waard (1998-2000) is de soort een vrij talrijke (140-150 paar) broedvogel van voornamelijk polders. In de grasgorzen komen kleine aantallen tot broeden. De soort is tevens wintergast. Recentelijk (M. Benard, 2005) is in de Hoeksche Waard het voorkomen van de Patrijs onderzocht.1 In 2004 werden gebiedsdekkend max.75 broedparen geteld, ongeveer evenveel als in 2000 (SOVON - Atlas van de Nederlandse Broedvogels). De stand kan echter van jaar tot jaar fluctueren onder invloed van weersomstandigheden, zodat de warme zomer van 2003 de stand, na een eerdere afname, weer enigszins zou hebben kunnen opgevijzeld. ’s Winters komen de Patrijzen in groepen voor van 10-15 ex: 13.10.2001, 8 ex De Staart (FvG,GN) 04.09.2005, 15 ex (2koppels) 1e Kruisweg (FvG) 20.01.2007, 8 ex Vuurbaken (HvG,FvG) In februari vindt de paarvorming plaats en vanaf de tweede helft van de maand worden nog uitsluitend paren gezien. Ook in Oud-Beijerland is de Patrijs nog een schaarse broedvogel. Op de Staart, die in 2004 zijn agrarische functie verloor, was de soort nog tot 2005 broedvogel voordat deze het veld ruimde. Anno 2008 verblijven jaarlijks nog hooguit enkele paartjes in de polder Oud-Beijerland c.a. 1 Lit. *Benard, M. – Patrijzenstand stabiliseert zich ? In Vogelvlucht 12, mrt.2005 pag.13-17; *Benard, M. – Patrijzenstand stabiel op laag niveau. In Vogelvlucht 18, mrt.2008 pag.2-5

Page 138: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

138

Kwartel Coturnix coturnix Status OBL: onregelmatige broedvogel De broedgebieden van de Kwartel beslaan geheel Europa en een groot deel van Rusland. Overwinterd wordt van de Middellandse Zee tot de evenaar in Afrika. In Nederland is het broedareaal van de soort sinds de jaren zeventig sterk uitgebreid, al fluctueren de aantallen sterk door het min of meer invasiegewijze voorkomen. Kwartels hebben een voorkeur voor grootschalige akkerbouwgebieden op zandgronden. Tijdens invasiejaren worden soms akkerland op klei, grasland en (vooral vergraste) heidevelden en kaalkappen massaal in gebruik genomen. De gewassen waar de voorkeur van de Kwartels naar uitgaat zijn vooral granen, grasland, klaver, luzerne, karwij en ook braakliggende percelen. De landelijke populatie wordt geschat op 2000-6500 paren, waarvan ongeveer de helft in Groningen, Drenthe en Flevoland. De ruime marge wordt ingegeven door de sterke jaarlijkse aantalfluctuaties. De soort is in de Hoeksche Waard een zeer schaarse broedvogel (1-10 paar) van akkerbouwpolders. In 1997 was de soort echter een vrij schaarse broedvogel met als belangrijkste gebied het Oudeland van Strijen (62 paar). De soort is tevens doortrekker. In de Hoeksche Waard gaat het sinds 2003 jaarlijks om 2-7 territoria, maar in het invasiejaar 2005 werden liefst 36 territoria vastgesteld (Van der Linden 2006) ! In Oud-Beijerland zijn de meldingen van roepende Kwartels schaars, wat mede wordt veroorzaakt door de lage trefkans. De soort is mogelijk algemener dan de weinige waarnemingen doen vermoeden. Soortgerichte inventarisaties zouden een beter beeld van het voorkomen kunnen geven. Waarnemingen: 23.05.2005, 1 ex roepend De Staart (FvG) 16.07.2007, 1 ex roepend Zinkweg, thv Zinkwegse Boys (WG)

Page 139: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

139

Fazant Phasianus colchicus OBL: fezant Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) wintergast in vrij groot aantal De Fazant komt van nature voor in Europa, maar niet in de West-Europese landen. Het gebied tussen Georgië, Armenië, Azerbeidjan en van Vietnam tot in Noord-Korea vormt het oorspronkelijke leefgebied van de Fazant. De Romeinen waardeerden de Fazant om zijn vlees en zorgden ervoor dat de soort over grote delen van Europa werd verspreid. Toch duurde het nog lang voordat het Europese fazantenbestand zo groot werd als het tegenwoordig is. Vooral ten behoeve van de plezierjacht werden vanaf de 18e eeuw grote aantallen Fazanten gefokt en losgelaten. Dit is in Nederland verboden, maar gebeurt illegaal nog wel eens. De Fazant komt van nature voor in laaglandbossen, waar deze is gespecialiseerd in het vangen van insecten, hagedissen en soms muizen, zaden en aas op de bosbodem. De in Nederland voorkomende Fazant is een mix van verschillende ondersoorten en varianten, die in het Aziatische broedgebied voorkomen. Fazanten zijn geïntroduceerd in een grote veelheid aan biotopen. In van nature voedselarme gebieden - zoals de Veluwe - kan de soort zich echter niet of nauwelijks zelfstandig handhaven. In de duinen, in landbouwgebieden en meer voedselrijke natuurgebieden kunnen Fazanten echter vrijwel overal worden waargenomen. De Fazant is een standvogel, zijn winterverspreiding vertoont geen verschil met die in de broedtijd. De Nederlandse populatie territoriale hanen werd in 1998-2000 geschat op 50.000-60.000, wat wijst op een fikse afname in vergelijking met 1979-1985, toen de stand op 60.000-100.000 werd geschat. De Fazant is in de Hoeksche Waard een zeer talrijke broedvogel (1200-1300 paar) van riet- en grasgorzen, grienden en polders. Tevens is de soort wintergast. In Oud-Beijerland is de soort broedvogel en wintergast. Soms worden concentraties gezien: 01.01.2005, 21 ex Stougjesdijk, bij 'Jachtlust' (FvG)

Page 140: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

140

Waterral Rallus aquaticus Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast Het broedgebied van de schuwe Waterral bestrijkt geheel Europa, behalve het uiterste noorden. De Nederlandse broedvogels zijn overwegend trekvogel en overwinteren in Engeland en Frankrijk. Op doortrek naar dezelfde gebieden wordt ons land gepasseerd door vogels uit het zuiden van Scandinavië en Midden- en Oost-Europa. Het voorkeursbiotoop van de Waterral bestaat uit moerassige terreinen, met zoet of brak, meestal voedselrijk water. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit watergebonden insecten en hun larven, weekdieren, wormen, amfibieën en visjes. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 2500-3200 paren, waarmee enige afname heeft plaatsgevonden ten opzichte van de zeventiger jaren. Oorzaken hiervoor zijn vermoedelijk landschappelijke veranderingen in moerassige gebieden, zoals verbossing, verruiging en verdroging. Overigens fluctueert de broedvogelstand sterk in relatie tot de waterstand in het voorjaar en het weer in de voorgaande winter. Na een winter met een langdurige vorstperiode is de stand laag. In de Hoeksche Waard is de soort een zeer schaarse broedvogel (4-8 paar) van rietgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas en van het Groote Gat bij Zuid-Beijerland. Tevens is zij doortrekker en wintergast. Het broedbestand in de Hoeksche Waard schommelt sinds 2003 tussen de 10-15 paren. In Oud-Beijerland werd de soort enkele malen waargenomen bij de Kleiput: 29.10.2005, 1 ex Kleiput (FvG,GN) 13.01.2007, 2 ex Kleiput (FvG,GN) Mogelijk komt de soort ook langs de Oude Maas voor; soortgerichte inventarisaties zouden hier uitsluitsel over kunnen geven.

Page 141: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

141

Waterhoen Gallinula chloropus OBL: waeterkippie Status OBL: vrij talrijke broedvogel(a.kl.C); wintergast in vrij groot aantal Het Waterhoen broedt in grote delen van Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië. De Nederlandse Waterhoentjes overwinteren grotendeels in eigen land of net ten zuiden daarvan en nemen het risico van een strenge winter daarbij voor lief. Een deel van de vogels, welke hier buiten de broedtijd verblijven is afkomstig uit Noord-Duitsland en Denemarken. Favoriet biotoop voor de soort zijn stilstaande of langzaam stromende zoete wateren met weelderige oeverbegroeiing en grazige plaatsen nabij de waterkant. Het voedsel bestaat uit waterplanten, grassen en in mindere mate insecten en andere ongewervelden. Mogelijk neemt het Waterhoen sinds de jaren tachtig in het landelijk gebied enigszins af, waarschijnlijk ten gevolge van verbeterde afwatering en intensiever slootbeheer. Strenge winters hebben sowieso een negatieve invloed op de stand van het Waterhoen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 48.000 paren, tegenover 45.000-75.000 paren in de zeventiger jaren. In de Hoeksche Waard is de soort een talrijke broedvogel (940-950 paar) van riet- en grasgorzen, grienden, polders en parken. Het Waterhoen is tevens wintergast, voornamelijk in polders. In Oud-Beijerland komt de soort als broedvogel voor zowel in het stedelijk gebied, als in de polder. ’s Winters zoeken Waterhoentjes elkaar op in de buurt van grote vijvers en sloten. In januari 2006 werden tijdens de integrale watervogeltelling in de gemeente 113 ex geteld, maar het maximum ligt vermoedelijk hoger. Voorjaar 2006 werd in de Kleiput een Waterhoentje waargenomen dat zich nagenoeg had opgehangen aan achtergebleven visdraad. Een reddingsactie met behulp van aanwezige sportvissers bracht het beest aan de kant. Het hoentje was echter zo verzwakt dat het uit haar lijden moest worden verlost.

Page 142: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

142

Meerkoet Fulica atra Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D); doortrekker en wintergast in groot tot zeer groot aantal De Meerkoet broedt in grote delen van Europa, behalve het uiterste noorden. Een deel van de Nederlandse Meerkoeten is standvogel, de rest overwintert in Frankrijk en het Iberisch Schiereiland. Buiten de broedtijd verblijven Meerkoeten uit een gebied oostelijk tot Midden-Rusland en noordelijk tot Zuid-Zweden in ons land. Een deel hiervan trekt verder in de richting van Engeland en Zuidwest-Europa. De soort bewoont voedselrijke wateren met een rijke water- en oevervegetatie. Het voedsel bestaat voornamelijk uit plantaardig materiaal, dat grazend, duikend of van het wateroppervlak wordt vergaard. In voorjaar en zomer is het aandeel dierlijk voedsel groter, ’s winters zijn ook driehoeksmosselen van belang. In stedelijke gebieden vormt brood een belangrijke voedselbron. Het nest wordt gebouwd van plantenmateriaal op het wateroppervlak en verankerd aan een struik, rietbegroeiing of boven het water uitstekende rommel. Bij stijgende waterstanden wordt het nest opgehoogd; bij dalende waterstanden kan het nest dan vervolgens vele decimeters boven het nieuwe waterniveau komen te liggen. Landelijk gaat het de soort voor de wind. Enerzijds is de soort in toenemende mate in kleine sloten gaan broeden, anderzijds nam de Meerkoet in stedelijk gebied toe. De Nederlandse populatie bedroeg in 1998-2000 rond 170.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Meerkoet een zeer talrijke broedvogel (1200-1300 paar) van riet- en grasgorzen, kreken en watergangen; ook is de soort doortrekker en wintergast. In het Oude Maasgebied heeft de Meerkoet sterk geprofiteerd van de reductie van het getijverschil in de Oude Maas, na de afsluiting van het Haringvliet. Buiten het broedseizoen kunnen in Oud-Beijerland soms grote aantallen Meerkoeten worden waargenomen. Uit de wintertellingen blijkt dat de aantallen langs het Spui vanaf november verder oplopen om een piek te bereiken in januari. Maximaal werden in die maand 296 ex geteld, welke vooral op de oevers langs de rivier foerageren. In februari neemt het aantal Meerkoeten weer af. Op de Kleiput zijn juist in het najaar, en vooral tijdens gunstige voedselomstandigheden, de aantallen het hoogst. Eind oktober 1997 verbleven zelfs enkele weken meer dan 700 ex op de put. In oktober 2006 bleef de teller steken op max. 550 ex.

meerkoet op nest Kleiput

Page 143: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

143

Maxima: 31.10-01.11.1997 740 ex Kleiput (FvG) 05.12.2004, 137 ex watervogeltelling beb. Kom OBL (FvG) 28.01.2006, 181 ex Spui (FvG,GN) 14.10.2006, 550 ex Kleiput (FvG,GN) 15.09.2007, 236 ex Kleiput (FvG,GN) 15.12.2007, 264 ex Spui thv Spuipark (FvG,GN,RP)

Meerkoet Kleiput 1997-2006

0500

100015002000250030003500400045005000

januari april juli oktober

Aantallen en seizoenspatroon

Aan

tal

0

20

40

60

80

100

120

140

160

maa

ndge

mid

deld

e

Fig. 7. Aantallen en seizoenspatroon van de Meerkoet (Kleiput 1997-2006)

Page 144: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

144

Kraanvogel Grus grus Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Kraanvogel strekken zich uit over de (half) open hoogveen- en moerasgebieden van Noord- en Oost Europa. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen in de landen rond de Middellandse Zee. Op de bekende pleisterplaatsen Rügen (D) en Lac du Der (Fr) verblijven periodiek grote aantallen Kraanvogels. Kraanvogels in Nederland zijn grotendeels afkomstig uit Scandinavië, Oost-Europa en de Baltische Staten. Hun passage door Nederland hangt vooral samen met de weersomstandigheden tijdens de trek (oostenwind). Inmiddels is de Kraanvogel ook broedvogel in Nederland. Sinds 2002 broeden jaarlijks 2 paar in het Fochteloërveen. In de Hoeksche Waard is de soort een onregelmatige doortrekker, zowel in voor als in najaar. In Oud-Beijerland zijn enkele waarnemingen van overtrekkende Kraanvogels bekend: 14.03.2007, >2 ex (ov) boven Oosterse Gorzen (GN) 02.04.2007, 35 ex (ov) boven Nieuwe Zinkweg vliegend in n/o richting (OBL) (WG) 02.04.2007, 4 ex (ov) boven Langeweg, ri w. (HW)

Page 145: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

145

Scholekster Haematopus ostragelus Status OBL: vrij talrijke broedvogel doortrekker en wintergast in vrij groot aantal Scholeksters komen voornamelijk tot broeden in de kustgebieden van Noord- en West-Europa. In Duitsland, Nederland, België en Groot-Brittannië broedt de soort ook in toenemende mate in het binnenland. Nederlandse vogels zijn standvogel en deeltrekker, afhankelijk van geboorteplaats en leeftijd. Scholeksters uit de Waddenzee vertonen geen trek. Een ander deel van de Nederlandse Scholeksters trekt vooral naar de Atlantische kusten van Frankrijk en het Iberisch Schiereiland. Een belangrijk deel van de Noord- en West-Europese populatie overwintert op de Wadden en de estuaria rond de Noordzee. De voorkeursbiotoop van de Scholekster in Nederland bestaat uit kwelders en schorren op de Wadden, langs de Fries-Groningse kust en in het Deltagebied, open graslandgebieden in West- en Noord-Nederland en langs de Grote Rivieren. Het voedsel bestaat in de getijdengebieden vooral uit schelpdieren, vooral kokkels en mosselen. In het binnenland eten Scholeksters regenwormen en emelten. De soort was van oorsprong een kustvogel; thans heeft hij zijn broedgebied spectaculair naar het binnenland uitgebreid. Na 1985 vertoont de soort een afname, vermoedelijk ten gevolge van de intensivering van de landbouw en de toegenomen ontwatering. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 80.000-130.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Scholekster een vrij talrijke broedvogel (380-390 paar) van grasgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas, alsmede in polders. De soort is doortrekker en wintergast. In Nederland broeden inmiddels vele honderden paren op daken, waardoor de betekenis van bebouwde kommen als broedgebied is toegenomen. De jongen, die op de daken blijven totdat ze bijna vliegvlug zijn, worden gevoerd met wormen en emelten, die op gazons en sportvelden gevonden worden. Sinds 2005 wordt in Oud-Beijerland gebroed op platte daken van bedrijfsgebouwen op Bedrijventerrein De Bosschen: 05.06.2005, 1 p 3 pullen voerend, gazon Dr. van As BT De Bosschen (FvG) 21.04.2007, 1 ex op dak Drukkerij Van As, BT De Bosschen (FvG) 23.05.2008, 1 paar + 1 jong gazon voor Drukkerij van As, jong wordt gevoerd (FvG) 22.06.2008, 1paar + 2 jongen gazon nabij Boor & Schaafwerk, BT de Bosschen (FvG) In het winterhalfjaar verblijven de meeste Scholeksters langs het Spui. In oktober werden gemiddeld 15 ex geteld, hierna lopen de aantallen op via 27 ex in november en december en 33 ex in januari tot gemiddeld 40 ex in februari. Vanaf maart vertrekken de meeste vogels weer naar de broedgebieden.

Page 146: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

146

Fig. 8. presentie van de Scholekster langs de noordrand van Oud-Beijerland (1999-2008) Maxima: 15.01.2006, 50 ex Spui (tijdens wavo telling) (FvG,GN) 09.12.2007, 80 ex Spui (FvG,RP) 13.01.2008, 81 ex Spui, bij Brakelsveer (midwintertelling) (FvG e.a.) 16.02.2008, 102 ex Spui (tijdens watervogeltelling) (FvG,GN,RP) 20.12.2008, 60 ex Spui, t.h.v. Brakelsveer (RP,GN,FvG)

0

20

40

60

80

100

120

okt nov dec jan feb mrt

Presentie van de Scholekster langs de noordrand van Oud-Beijerland in (1999-2008) het winterhalfjaar

max gem

Page 147: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

147

Kluut Recurvirostra avosetta RL:DA Status OBL: onregelmatige broedvogel van de Staart, Bedrijventerrein De Bosschen in aanleg en de Vlietmonding De belangrijkste broedgebieden van de Kluut liggen langs de westkusten van Europa van Zuid-Zweden tot Portugal. De overwinteringsgebieden reiken van de Waddenzee tot West-Afrika. Nederlandse broedvogels overwinteren vooral in Zuidwest-Europa en Marokko. Ons land wordt op doortocht bezocht door Deense, Zweedse en Noordduitse Kluten. Kluten zoeken hun voedsel in ondiepe wateren met een slikkige bodem, waaruit met de omhooggebogen snavel het voedsel wordt gezeefd. Behalve in natuurlijke habitats als kwelders en schorren, koloniseert de soort ook door de mens gemaakte broedgebieden, zoals natuurbouwprojecten en opspuitingen, waarbij wel steeds kale grond aanwezig moet zijn. De Nederlandse populatie omvatte in 1998-2000 zo’n 7000-9000 paren. Dit betekent bijna een verdubbeling van de aantallen in 1973-1977, toen rond 5000 paar Kluten in Nederland broedden. In de Hoeksche Waard (1999) is de Kluut een schaarse broedvogel (15-40 paar) van het Suikerfabrieksterrein bij Puttershoek, de Korendijksche Slikken en de Griendweipolder. Verder is de soort een doortrekker en een (incidentele) wintergast. Recente natuurontwikkelingsprojecten hebben de Kluten in de kaart gespeeld. Hierdoor heeft de soort zijn broedgebieden in de Hoeksche Waard flink uitgebreid. Sinds de eeuwwisseling broeden ook Kluten in de Oosterse- en Westerse Laagjes, de Oeverlanden Hollandsch Diep, het Oudeland van Strijen en op Tiengemeten. Ook in Oud-Beijerland zijn enkele broedgevallen bekend: 1974 , 4 broedparen De Staart (in opspuiting) (AvdM) 27.06.1998, 1 paar (3 jongen) Ind. Terr. De Bosschen (Vog.vdHW) Recent nog ontstond geschikt broedhabitat in het natuurontwikkelingsproject Vlietmonding : voorjaar 2009, 2 broedpaar Vlietmonding (SR)

Page 148: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

148

Kleine Plevier Charadrius dubius Status OBL: onregelmatige broedvogel (a.kl.A) van opgespoten terreintjes en braaklandjes De Kleine Plevier broedt in geheel Europa, behalve in IJsland, Ierland en het noorden van Scandinavië en Rusland. De Europese vogels overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahara. Het broedhabitat van de soort wordt gekenmerkt door niet of nauwelijks begroeide bodems in een zoetwatermilieu. Het menu van de kortsnavelige Kleine Plevier bestaat uit insecten en spinnen, aangevuld met kreeftjes, slakjes en wormpjes. In het Deltagebied profiteerde de Kleine Plevier vooral van het afsluiten en het verzoeten van het Markiezaats-, Zoom- en Volkerakmeer, waardoor slik- en zandplaten permanent droogvielen en als broedgebied beschikbaar kwamen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 op 750-1100 paren geschat. Een toekomstige afname ligt voor de hand, nu grootschalige inpolderingen en afdammingen verleden tijd lijken en bouwprojecten sneller verlopen. In de Hoeksche Waard is de soort een schaarse broedvogel (10-15 paar) van voornamelijk het Suikerfabrieksterrein bij Puttershoek en het Geertruida Agathacomplex. Incidenteel vinden elders broedgevallen plaats. De soort is tevens doortrekker. Sinds 2000 schommelt het aantal broedparen rond de twintig. In Oud-Beijerland komt de soort voor als broedvogel wanneer zich gunstige omstandigheden (kale grond) voordoen. Deze situaties kunnen zowel optreden bij aanleg van natuurontwikkelingsprojecten als van woonwijken en bedrijventerreinen. Recent ontstond weer geschikt broedhabitat na de aanleg van natuurontwikkelingsproject Vlietmonding, in het uiterste noordoosten van de gemeente. De soort kwam met 4 paar tot broeden. Waarnemingen: 1998, 1 paar Ind.Terr.De Bosschen (FvG) 1999, 1 paar Natte Staart (med. RWS) 01.04.2002, 1 paar Jan v/d Heijdenstraat (FvG) 04.05.2003, 1 paar Ind.Terr. Hoogewerf, Kwakscheweg (FvG) 03.04.2004, 1 paar De Staart (FvG) 15.05.2005, 1 ex op nest De Staart (schr.med.RS) 26.06.2006, 1 ex 1e Kruisweg w. (GN,MP) voorjaar 2009, 4 broedpaar Vlietmonding (SR)

Page 149: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

149

Bontbekplevier Charadrius hiaticula RL :KW Status OBL: voormalige broedvogel van de Staart (in opspuiting) In Europa komen twee ondersoorten van de Bontbekplevier voor. De ondersoort C.h.tundrae broedt in het noorden van Scandinavië en Rusland. De C. h. hiaticula broedt op IJsland en langs de kusten van West-Europa. In Nederland broedt de soort vrijwel uitsluitend op de Wadden en in het Deltagebied. De overwinteringsgebieden liggen langs de kusten West- en Zuid-Europa en in Afrika. De soort is grotendeels gebonden aan zout water, maar komt ook voor langs het IJsselmeer en plaatselijk in Noord- en West-Nederland. Het voedsel bestaat in de kustgebieden uit wormen, kleine schelpdieren en kreeftachtigen, in het binnenland uit insecten en hun larven en spinnen. De Bontbekplevier is voornamelijk een kustbroedvogel, met voorkeur voor kale of schaars begroeide terreinen. De Nederlandse populatie omvatte in 1999 ongeveer 430-470 paren. Door verstoring van menselijk gebruik van stranden vindt afname plaats, maar buiten de kustgebieden worden, door opspuiting en inpoldering, kale gronden in gebruik genomen waardoor dit effect wordt tenietgedaan. Door verdere inrichting en vegetatiesuccessie zijn deze broedlocaties echter maar tijdelijk geschikt. De verwachting is dan ook dat de Nederlandse populatie op lange termijn zal afnemen. De Bontbekplevier was in 1998-2000 in de Hoeksche Waard een voormalige broedvogel (laatste broedgeval in 1980 op de Noordelijke Ventjagersplaten) van opspuitterreinen langs de Oude Maas, de Put bij Goudswaard en op de Noordelijke Ventjager. De soort is ook doortrekker. Sinds 1999 (Ventjagersplaten) en 2003 (Oude Maas) is de soort weer terug als broedvogel in de Waard. In Oud-Beijerland kwam de Bontbekplevier tot broeden in 1974, toen tijdelijk geschikt habitat ontstond tijdens de opspuiting van de Staart: 1974, 2 paar De Staart(opspuiting in uitvoering) (AvdM)

Page 150: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

150

Goudplevier Pluvialus apricaria RL :VN Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast in vrij groot tot groot aantal Goudplevieren broeden vooral op de toendra’s van Noord-Europa. Overwinterd wordt in West-Europa en het Middellandse Zeegebied. Tot de 2e wereldoorlog was de soort in Nederland een regelmatige broedvogel van heidevelden. In tegenstelling tot andere soorten heeft de Goudplevier nooit de stap weten te zetten van hoogveengebieden naar weidelandschappen. De hoop is nu gevestigd op natuurontwikkelingsprojecten als regeneratie van hoogveen en open heide (Plan Goudplevier). De Goudplevier is in de Hoeksche Waard een doortrekker en wintergast van voornamelijk de grasgorzen langs het Haringvliet en het Oudeland van Strijen en een incidentele zomergast. In Oud-Beijerland wordt soort zowel tijdens de voor- als de najaarstrek waargenomen. In het najaar trekken Goudplevieren vaak samen met Kieviten op. Waarnemingen: 10.03.1996, 100 ex (o) Spui (FvG) 14.04.1996, 200 ex Spui (FvG) 12.07.2005, 1 ex 1e Kruisweg -oost (tussen Kieviten) (FvG) 08.10.2006, 150 ex 2e Kruisweg-oost, op akker tussen Kieviten) (FvG)

Page 151: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

151

Kievit Vanellus vanellus Status OBL: vrij talrijke broedvogel doortrekker en wintergast in zeer groot aantal De Kievit broedt in geheel Europa, uitgezonderd het uiterste noorden en zuiden. Van oorsprong was de soort een broedvogel van de steppen in de gematigde streken. De Kievit maakte echter dankbaar gebruik van ontginningen en uitbreidingen van landbouwareaal waardoor hij nu overal in Europa voorkomt. Nederlandse Kieviten overwinteren in Zuid-Europa, kleine aantallen op de Britse Eilanden en in Noord-Afrika. Kieviten uit Noord-Europa trekken naar West- en Zuidwest-Europa. Het aantal in Nederland overwinterende Kieviten verschilt van jaar tot jaar onder invloed van vorst en sneeuw. De Kievit nestelt in open gebieden met een korte en niet te gesloten vegetatie, zowel op grasland als op akkers. Het voedsel bestaat voornamelijk uit ongewervelden, die van het bodemoppervlak worden gepikt. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 globaal op 200.000-300.000 paren geschat. Door de intensivering van de landbouw wordt sinds de jaren tachtig met een afname van de Kievit gerekend. De Kievit is in de Hoeksche Waard een zeer talrijke broedvogel (1120-1130 paar) van grasgorzen en polders. De belangrijkste broedgebieden zijn de Korendijksche Slikken, de Griendweipolder, het Oudeland van Strijen en polder Groot Koninkrijk. De Kievit is doortrekker en wintergast van voornamelijk de grasgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas, en in polders. Kieviten hebben een voorkeur voor gebieden met een lage vegetatie. Toen de Staart nog bouwland was broedden er ook altijd meerdere paren Kieviten. Na de omvorming tot natuurgebied in 2004 is het terrein door de verruiging snel ongeschikt geworden voor de Kievit. In 2005 werden nog 3 territoria vastgesteld, maar de soort is kort hierna uit het gebied verdwenen. Thans broeden in Oud-Beijerland nog Kieviten op akkers en weilanden verspreid in de gemeente. Na de broedtijd verzamelen Kieviten zich in grote groepen. In zachte winters wordt hier ook overwinterd, echter bij vorst trekken de Kieviten naar het zuiden. Buiten het broedseizoen kunnen ook in Oud-Beijerland grote aantallen Kieviten worden waargenomen: 18.11.2001, 120 ex De Staart (FvG,RV) 28.11.2004, 400 ex akker ten w. van de Vliet, n. van N219 (FvG) 22.09.2005, 500 ex Langeweg, t.h.v. 2e Kruisweg (FvG) 26.11.2006, >600 ex Langs N219, noordoosthoek (GN,MB,FvG)

Page 152: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

152

Roodkeelstrandloper Calidris ruficollis Status OBL: dwaalgast (3e geval voor Nederland !) De Roodkeelstrandloper broedt in Noord-Siberië en overwintert in Zuidoost-Azië en Australië. Van deze zeer zeldzame strandloper bestond tot 1987 slechts iets meer dan een handjevol waarnemingen in Europa; tot 1995 groeide dit aantal waarnemingen tot twintig in Europa. In Nederland was de Roodkeelstrandloper tot 1998 slechts twee keer waargenomen (Texel en Lauwersmeer). Groot was dan ook de verbazing toen in juli 1998 een exemplaar werd waargenomen op het terrein van Masterfoods op het Bedrijventerrein de Bosschen1. Saillant detail was dat de meeste Hoekschewaardse vogelaars op dat moment aanwezig waren op het jubileumfeest van het Hoekschewaards Landschap bij NBC Klein Profijt, dat zich op nauwelijks enkele honderden meters van de plaats van de waarneming bevindt! De Roodkeelstrandloper is van 15:00 uur tot 20:10 aanwezig geweest en is vervolgens in noordoostelijke richting vertrokken. De waarneming trok honderden vogelaars uit alle hoeken van het land. Evenals de Hoekschewaardse vogelaars smaakten ook dezen lang niet allemaal het genoegen de zeldzaamheid met eigen ogen te kunnen waarnemen. 04.07.1998, 1 ex Ind.Terr. De Bosschen (H.Gebuis e.a.) 1 Lit.: Dutch Birding, volume 20 nr. 3 1998

Page 153: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

153

Kleine Strandloper Calidris minuta Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Kleine Strandloper zijn gelegen op de toendra’s van het uiterste noorden van Scandinavië en Rusland. ’s Winters worden de broedgebieden verlaten en trekt de soort naar Zuidwest-Europa, Noord- en West-Afrika. In Nederland wordt de soort in kleine aantallen waargenomen op de voor- en najaarstrek. In de Hoeksche Waard is de Kleine Strandloper een doortrekker in klein tot vrij groot aantal, voornamelijk langs het Haringvliet en de Oude Maas. In Oud-Beijerland is de soort eenmaal waargenomen op de voorjaarstrek: 11.05.1977, 1 ex De Staart (in opspuiting) (BvP)

Page 154: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

154

Bonte Strandloper Calidris alpina Status OBL: onregelmatige wintergast Bonte Strandlopers broeden in vrijwel het gehele arctische gebied. De ondersoort C.a. alpina overwintert in grote aantallen in West-Europa en in het Middellandse Zeegebied. ’s Winters zijn meestal nog grote aantallen op de Wadden en in het Deltagebied aanwezig. In Nederland is de Bonte Strandloper een zeldzame broedvogel. In 1998-2000 broedden enkele paren van de ondersoort C.a. schinzii in het Waddengebied. De broedgebieden van deze ondersoort liggen zuidelijker en deze vogels overwinteren in Zuid-Europa en West-Afrika. De Bonte Strandloper is in de Hoeksche Waard een doortrekker en wintergast van voornamelijk het Haringvliet en Oude Maas (Geertruida Agathapolder). In deze contreien worden Bonte Strandlopers af en toe in de winter waargenomen. Tijdens oostenwinden vallen langs de oever van het Spui soms kleine oppervlakten droog, hetgeen een kansje oplevert om de soort waar te nemen: 28.01.2006, 8 ex Spui t/o haven OBL(5x), t/o Staart (3x) (FvG,GN) 23.12.2006, 14 ex Spui t/o haven (FvG,GN) 06.01.2008, 1 ex Spui t.h.v. Drinkwaterbedrijf in oever (FvG)

Page 155: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

155

Watersnip Gallinago gallinago RL:BE Status OBL: voormalige (mogelijke) broedvogel van de Staart doortrekker en wintergast in vrij klein aantal Watersnippen broeden in vooral de noordelijke delen van Eurazië. Overwinterd wordt in West- en Zuid-Europa en in Afrika. In Nederland is de soort een kritische weidevogel. In 2000 broedden nog max. 1500 paar. Dit is een afname van minimaal 65% ten opzichte van 1970; deze komt voornamelijk op het conto van de ontwatering en egalisering van het voorkeurshabitat, natte graslanden. De Nederlandse broedvogels overwinteren langs de Atlantische kusten van Engeland tot Marokko. In augustus en september passeren grote aantallen trekkers ons land. De winteraantallen fluctueren heftig onder invloed van vorst en sneeuw. De Watersnip is in de Hoeksche Waard een onregelmatige broedvogel (1-2 paar) van de Korendijksche Slikken en incidenteel van het Oudeland van Strijen (1997). De soort is doortrekker in vrij groot aantal en wintergast langs het Haringvliet, Hollandsch Diep, Spui en Oude Maas en in polders. In Oud-Beijerland is eenmaal een mogelijk broedgeval van de soort genoteerd. Dit geval dateert uit de periode net voor de opspuiting van de Staart: 1974, 1 paar mogelijk broedend (AvdM) De laatste jaren worden Watersnippen in Oud-Beijerland regelmatig waargenomen in het winterhalfjaar. Goede plekken zijn de (Natte) Staart en het gorsje bij het Brakelsveer. Ook kunnen Watersnippen ’s winters in de polder worden waargenomen, wanneer zij foerageren in slootjes. Waarnemingen: 21.10.2000, 15 ex De Staart (trektelpost) (VWG afd.W) 20.03.2001, 4 ex De Staart (GN) 18.10.2003, 4 ex Spui (FvG,GN) 12.04.2005, 1 ex De Staart (FvG) 15.01.2006, 10 ex Spui (tijdens wintervogeltelling) (FvG,GN) 15.09.2007, 3 ex Brakelsveer (FvG,GN) 16.02.2008, 2 ex Brakelsveer (1x); Natte Staart (1x) (FvG,RP,GN) 23.11.2008, 1 ex Kleiput (moerasje) (FvG) 19.12.2009, 12 ex diverse plaatsen tijdens PTT telling (RP,GN,FvG)

Page 156: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

156

Poelsnip Gallinago media Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Poelsnip zijn gelegen van Noorwegen en Oost-Polen tot in Siberië. De overwinteringsgebieden liggen in Afrika, ten zuiden van de Sahara. De soort is in Nederland een zeer zeldzame doortrekker, met van 1977-1996 slechts 15 waarnemingen. In de negentiende eeuw was de soort in Nederland vermoedelijk broedvogel. De Poelsnip is in 1972 eenmaal langs de Oude Maas waargenomen, tussen Oud-Beijerland en Heinenoord: 02.09.1972, 1 ex Oud-Beijerland (LS e.a.)

Page 157: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

157

Houtsnip Scolopax rusticola Status OBL: doortrekker en wintergast in klein aantal Houtsnippen broeden in grote delen van Europa, behalve in het boomloze noorden en rond de Middellandse Zee. ’s Winters worden de broedgebieden verlaten en trekken de vogels naar het zuiden en het zuidwesten, waar vooral in de landen rond de Noordzee wordt overwinterd. Gaat het ook daar vriezen, dan trekken de Houtsnippen verder naar Frankrijk en Spanje. Het voorkeurshabitat is open of halfopen bos met een goed ontwikkelde kruid- en struiklaag. De bodem moet vochtig en zacht zijn met liefst een dikke laag rottende bladeren. De regenwormen die daarin voorkomen vormen naast insecten het belangrijkste voedsel. De Nederlandse populatie Houtsnippen beliep in 1998-2000 zo’n 2000-3000 paren. Doortrek van Houtsnippen in Nederland vindt vooral plaats in oktober-december en maart-april. Vooral in november en december verblijven meer dan 10.000 Houtsnippen in Nederland. In de Hoeksche Waard is de Houtsnip een doortrekker en onregelmatige wintergast. In Oud-Beijerland kan de soort in het gehele winterhalfjaar in klein aantal worden waargenomen: 18.11.1996, 1 ex Oud-Beijerland, raamslachtoffer, later vrijgelaten (JvdB) 21.11.1998, 1 ex Kleiput (FvG) 27.03.2003, 1 ex Zinkwegsedijk (FvG) 21.10.2004, 2 ex Oude Tol (FvG) 06.03.2005, 3 ex Groeneweg (FvG) 28.03.2006, 2 ex Bosschengriend (GN) 31.12.2007, 1 ex Boezem (GN,RP,FvG) 11.01.2009, 2 ex Oude Tol (FvG, HvG)

Page 158: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

158

Grutto Limosa limosa RL:GE Status OBL: voormalige broedvogel van o.a. de noordrand en de Noordhoevepolder doortrekker in groot en zomergast in klein aantal van het Spui De Grutto broedt in de gematigde streken van West-Europa tot aan het Siberisch Laagland in Rusland. Binnen dit gebied bereikt de soort zijn hoogste dichtheid in Nederland, waar bijna de helft van de Europese populatie broedt. De Nederlandse Grutto’s overwinteren langs de West-Afrikaanse kusten Als broedgebied prefereert de Grutto vooral matig intensief gebruikte graslanden, welke liefst kruidenrijk zijn, licht bemest en laat gemaaid. Er wordt gefoerageerd op emelten en regenwormen. De kuikens eten insecten in lang gras. Vanaf de jaren zestig is de soort in Nederland als gevolg van ontwatering en intensivering van het graslandgebruik sterk achteruitgegaan. In 1998-2000 broedden er nog maar 45.000-50.000 paar Grutto’s in Nederland, nog niet de helft van de 120.000 broedparen rond 1975, terwijl er in 1990 nog 85.000-100.000 paar broedden. In de Hoeksche Waard zijn de belangrijkste broedgebieden voor de Grutto de Korendijksche Slikken, het Oudeland van Strijen en polder Groot Koninkrijk. De Grutto is in het verleden een gewone broedvogel geweest, ook in Oud-Beijerland. Volgens G. van Nes aan de 1e Kruisweg (pers.med.12.06.99) broedde de soort er ‘ lang geleden’ . In Oud-Beijerland broedden er ten tijde van het atlasproject Randstad en Broedvogels 1974-1977 nog 4 paar Grutto’s: 2 paar in de huidige Zoomwijck en 2 paar op de Oosterse Gorzen. Kort hierna verdween de Grutto als broedvogel uit Oud-Beijerland ten gevolge van habitatverlies. De soort wordt thans in het voorjaar nog af en toe opgemerkt langs het Spui. Aan gene zijde (Voorne-Putten) is de soort nog steeds broedvogel. Eenmaal was schrijver getuige van de binnenkomst van een groot aantal Grutto’s in het voorjaar. Tientallen Grutto’s kwamen laag over het Spui in oostelijke richting voorbij: 10.03.1996, 150 ex over Spui nabij het Brakelsveer (FvG)

Page 159: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

159

Regenwulp Numenius phaeopus Status OBL: onregelmatige doortrekker Het broedgebied van de Regenwulp ligt op de toendra’s van IJsland, Fenno-Scandinavië en het noorden van Rusland. De overwinteringsgebieden liggen hoofdzakelijk langs de kusten van West-Afrika. De trekroute naar de overwinteringsgebieden loopt over de kusten van West-Europa. Hierbij trekt de soort ook over de Hoeksche Waard. De soort is in de Hoeksche Waard een doortrekker. In het voorjaar wordt het Oudeland van Strijen gebruikt als slaapplaats. In Oud-Beijerland werd de soort alleen op de voorjaarstrek waargenomen: 15.04.2004, 4 ex (overtr) Oud-Beijerland (FvG)

Page 160: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

160

Wulp Numenius arquata Status OBL: doortrekker en wintergast in vrij groot aantal De Wulp broedt in open en overwegend vochtige gebieden van de Britse Eilanden tot diep in Azië. Overwinterd wordt langs de kusten van West-Europa, de Middellandse Zee en West-Afrika. In Nederland overwinterende Wulpen komen vooral uit Finland en NW-Rusland. In Nederland broedt het grootste deel van de Wulpen vooral in Drenthe, Overijssel en Noord-Brabant. De Wulp heeft in Nederland vanaf de zeventiger jaren een habitatverandering ondergaan: ‘van heidevogel tot weidevogel’. De soort is hierdoor wel gevoelig geworden voor ontwikkelingen in de landbouw. De Nederlandse populatie bedroeg in 1998-2000 bijna 6900 paren. De Wulp is in de Hoeksche Waard een incidentele broedvogel (0-1 paar) van de Korendijksche Slikken en doortrekker en wintergast van voornamelijk de grasgorzen langs het Haringvliet en Oude Maas, het Oudeland van Strijen en in polders. In Oud-Beijerland worden Wulpen uitsluitend in het winterhalfjaar, zowel op de doortrek als pleisterend waargenomen: 10.03.1996, 50 ex (overtr) Spui (FvG) 15.11.1998, 24 ex (overtr) Spui (FvG) 29.10.2005, 12 ex (overtr) 2e Kruisweg (FvG,GN) 18.12.2005, 60 ex 1e Kruisweg w. (FvG) 15.01.2006, 90 ex Langeweg, o. hoogspanningsleiding (FvG) 16.02.2008, 1 ex (overtr) Spui (FvG,GN,RP) 20.12.2009, 15 ex (o) Spui, over Spuioever vanaf de Beerenplaat (FvG)

Page 161: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

161

Tureluur Tringa totanus RL:GE Status OBL: voormalige broedvogel (a.kl.B) van de noordrand zomergast, doortrekker en wintergast in vrij klein aantal van het Spui en de Oude Maas Tureluurs broeden in vochtige graslandgebieden van Ierland en IJsland tot diep in Azië. Belangrijke overwinteringsgebieden liggen langs de kusten van West-Europa en West-Afrika. De in ons land overwinterende Tureluurs zijn afkomstig uit IJsland en wellicht ook Groot-Brittannië. Onze eigen broedvogels overwinteren langs de kusten van Noord-Frankrijk tot Marokko. Op doortocht wordt ons land bezocht door vogels uit Fenno-Scandinavië en de landen langs de Oostzee. Het voedsel bestaat in Nederland hoofdzakelijk uit wormen, slakjes, insecten en hun larven en soms kleine visjes en kikkervisjes. In getijdengebieden worden ook garnalen en kleine kreeftachtigen gegeten en soms schelpdieren. Vooral in de jaren zestig en zeventig trad in Nederland een gevoelige achteruitgang op. Vanaf de jaren tachtig heeft de soort zich, ondanks de verdergaande intensivering van de boerenbedrijven, redelijk gehandhaafd en bleek minder kwetsbaar voor agrarische ontwikkelingen dan andere soorten. De broedpopulatie in Nederland werd in 1998-2000 op ongeveer 22.000 paren geschat. De Tureluur is in de Hoeksche Waard een vrij talrijke broedvogel (120-130 paar) van grasgorzen en binnendijkse graslanden. De belangrijkste broedgebieden zijn de Korendijksche Slikken, de Griendweipolder en het Oudeland van Strijen. De soort is doortrekker en incidentele wintergast. De Tureluur was in 1974 broedvogel in Oud-Beijerland van de Staart in opspuiting met 5-6 paar. Na de voltooiing moest hij het veld ruimen. De soort wordt in Oud-Beijerland af en toe op doortrek waargenomen, maar is vooral in het winterhalfjaar een vaste verschijning langs het Spui.

Fig. 9. presentie van de Tureluur langs de noordrand van Oud-Beijerland (1999-2008)

0 2 4 6 8

10 12 14 16

okt nov dec jan feb mrt

Presentie van de Tureluur in het winterhalfjaar langs de noordrand (1999-2008)

max gem

Page 162: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

162

Waarnemingen: 16.12.2001, 16 ex Spui (FvG,RV) 19.11.2005, 4 ex Brakelsveer (FvG) 15.01.2006, 13 ex Spui (tijdens wavo telling) (FvG,GN) 15.12.2007, 15 ex Spui (tijdens WVT)thv politiebureau (FvG,GN,RP) 16.02.2008, 14 ex Spui t.h.v. wijk Spuioever (FvG,GN,RP) 11.01.2009, 3 ex Spui thv Natte Staart (FvG)

Page 163: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

163

Groenpootruiter Tringa nebularia Status OBL: dwaalgast De Groenpootruiter broedt van Schotland via Fenno-Scandinavië tot in Siberië. De soort broedt in venige hoogvlaktes met veel meertjes en rivieren. In het najaar trekken de Scandinavische vogels in een breed front in zuidwestelijke richting over Europa en blijven dan doorgaans maar korte tijd op dezelfde plekken aanwezig. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen in tropisch (tot in Zuid-) Afrika. In de Hoeksche Waard is de Groenpoot een doortrekker van voornamelijk het Haringvliet, Spui en Oude Maas. In Oud-Beijerland is slechts een waarneming bekend uit 1977: 11.05.1977, 1 ex (o) R93 (BvP)

Page 164: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

164

Witgat Tringa ochropus Status OBL: doortrekker en wintergast in vrij klein aantal Het Witgatje broedt in de noordelijke helft van Europa en in Rusland. Belangrijke overwinteringsgebieden liggen in Zuid-Europa en Noord-Afrika; een onbekend aantal overbrugt zelfs de Sahara. In ons land komen vooral Noordeuropese Witgatjes voor, die in zuidelijke en zuidwestelijke richting wegtrekken. De broedbiotoop bestaat uit zoetwaterplassen met modderige oevers, omgeven door open moerasbos. Witgatjes overwinteren ook in ons land. Regelmatig wordt de soort gezien langs (ruilverkavelings)sloten of beken. De soort is in de Hoeksche Waard een doortrekker, met de grootste aantallen op de slibbergingsvelden van de Suikerfabriek Puttershoek. Het Witgatje is ook zomer en wintergast (max enkele ex). In Oud-Beijerland zijn waarnemingen bekend van juni tot januari: 21.11.1998, 1 ex Kleiput (FvG) 10.07.2001, 1 ex. De Staart (GN) 23.06.2004, 1 ex Kleiput (FvG) 03.09.2004, 6 ex Spui, Brakelsveer (FvG) 29.12.2005, 2 ex Oude Maasoever, bij Gemaal De Bosschen (FvG,GN) 15.01.2006, 1 ex Brakelsveer (FvG,GN) 23.12.2006, 1 ex slootje Groeneweg thv Elzentuin (GN,MB,FvG) 13.10.2007, 2 ex Brakelsveer (FvG,GN,RP)

Page 165: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

165

Oeverloper Acitis hypoleucos RL:GE Status OBL: doortrekker in klein aantal van rivieren en kreken De Oeverloper broedt in grote delen van Europa, echter niet in het laagland rondom de Noordzee. De broedbiotoop is een terrein met rivieren en snelstromende beken. Het voedsel, vooral insecten, wordt van de grond opgepikt. De Scandinavische vogels trekken ’s winters in zuidwestelijke richting weg en de soort is dan in West-Europa een normale verschijning. De Oeverloper is in de Hoeksche Waard een doortrekker, voornamelijk langs het Haringvliet, Hollandsch Diep, Spui en de Oude Maas, en incidentele zomer en wintergast. In Oud-Beijerland kan de Oeverloper het gehele jaar door worden waargenomen. Vooral langs het Spui en de Oude Maas is de soort een regelmatige verschijning, maar ook langs de kreken wordt hij waargenomen: voorj. 1974, 2 ex Staart (RvdM) 19.05.1977, 1 ex OBL R93 (in kanaaltje) (BvP) 20.04.1993, 1 ex Spui-oever (FvG) 17.05.1997, 1 ex Kleiput (FvG) 02.09.2000, 1 ex Kleiput (FvG) 03.07.2001, 1 ex. Natte Staart (GN) 20.08.2005, 1 ex Spui t.h.v. Brakelsveer (FvG) 15.01.2006, 1 ex Spui, op blokken t/o insteekhaventje Spuioever (FvG,GN) 19.03.2006, 1 ex Spui (FvG) 15.09.2007, 4 ex Brakelsveer (FvG) 20.12.2009, 1 ex Spui, t.h.v. Spuioeverwijk (FvG)

Page 166: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

166

Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus Status OBL: onregelmatige doortrekker in klein aantal Sinds 1950 heeft de Zwartkopmeeuw zich vanuit zijn oorspronkelijke broedgebieden in de Oekraïne langs de noordwestelijke Zwarte Zeekust uitgebreid via het Middellandse Zeegebied naar Duitsland, België en Nederland. In ons land werden de eerste broedgevallen in de jaren zeventig vastgesteld. Overwinterd wordt langs de Middellandse Zee, kleinere aantallen verblijven langs de rivieren en kusten van West-Europa. De Nederlandse Zwartkopmeeuwen verspreiden zich na de broedtijd over de West-Europese kustgebieden van Zuid-Engeland en Ierland en langs de Atlantische kusten van Frankrijk tot Spanje en Portugal. De soort foerageert in Nederland vooral in open landbouwgebieden op regenwormen en emelten. Vooral graslanden en pas geploegde akkers zijn in trek. De Nederlandse populatie bedroeg in 2001 zo’n 1150 paren. De Zwartkopmeeuw is in de Hoeksche Waard een onregelmatige doortrekker en zomergast, voornamelijk op de Noordelijke Ventjagersplaten en in het Oudeland van Strijen. De meeste Nederlandse Zwartkopmeeuwen broeden in de Delta. Op de Ventjagersplaten werden in 2003 de eerste broedgevallen vastgesteld. In 2008 deed de soort zijn intrede als broedvogel op Tiengemeten en in 2009 was de soort broedvogel in de Oeverlanden bij Strijensas. In Oud-Beijerland kan de soort in kleine aantallen in voorjaar en zomer worden waargenomen. Opmerkelijk was de waarneming in de wijk Spuioever in juli 2001 van twee exemplaren op het dak van een rijtje woningen. Waarnemingen: 10.05.2001, 2 ex (overtr.). Van den Bergstraat, Spuioever (FvG) 02.07.2001, 2 ex Van den Bergstraat, Spuioever (GG, FvG) 16.06.2004, 1 ex (overtr.) De Boezem (HdJ) 09.04.2005, 2 ex 1e Kruisweg/Vuurbaken (FvG)

Page 167: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

167

Dwergmeeuw Larus minutus RL:EB Status OBL: dwaalgast Dwergmeeuwen broeden vooral in Rusland, Finland en het Oostzeegebied. Kleinere aantallen komen tot broeden in Polen en in Zweden. De Europese broedvogels overwinteren in de kustwateren van West- en Zuidwest-Europa. In Nederland is de soort een incidentele broedvogel van terreinen met pioniervegetaties. In het Deltagebied werd alleen in 1994 een succesvol broedsel vastgesteld op de Hellegatsplaten. Op doortrek worden de meeste Dwergmeeuwen in Nederland (vooral langs de kust) eind april-begin mei waargenomen. In onze omgeving worden ze dan vooral plaatselijk talrijk boven het Hollands Diep-Haringvliet waargenomen. De soort is in de Hoeksche Waard een doortrekker en zomergast, voornamelijk op de Noordelijke Ventjagersplaten, de Korendijksche Slikken en de Hoogezandsche Gorzen, en een incidentele wintergast. In Oud-Beijerland is slechts een waarneming bekend: 16.04.2008, 24x (overtr) Oude Maas, t.h.v. De Staart (TT via Wn.NL)

Page 168: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

168

Kokmeeuw Larus ridibundus Status OBL: zomergast in vrij klein, doortrekker en wintergast in groot aantal De Kokmeeuw is een koloniebroeder in grote delen van Europa De Nederlandse broedvogels verblijven ’s winters langs de kusten van Nederland en Engeland tot Noord-Afrika en de westelijke Middellandse Zee. Hun plaats wordt opgevuld door broedvogels uit het Oostzeegebied. De broedvogels foerageren veel op grasland en duiken in groten getale op tijdens het ploegen en mesten. Het voedsel bestaat overwegend uit regenwormen, kleine vis, emelten, (andere) insectenlarven en allerlei menselijk afval. Ook wordt op vliegende mieren gejaagd. Langs de kust verorberen Kokmeeuwen ook garnalen, wadpieren en ander marien voedsel. Kokmeeuwen nestelen in Nederland in kolonies op kwelders en schorren, in duinen, moerassen, vennen en aangelegde gebieden zoals opspuitterreinen, bassins en haventerreinen. Sinds de jaren zeventig is een achteruitgang opgetreden, die vermoedelijk wordt veroorzaakt door verminderd voedselaanbod op graslanden door verdroging en mestinjectie. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 op 132.000-137.000 paren geschat; een fikse afname ten opzichte van de 200.000 paren in 1973-1977. ‘Vogels van de Hoeksche Waard’ (1999) noemt de Kokmeeuw nog een zomergast, doortrekker en wintergast. De soort is er echter thans ook broedvogel. In de Hoeksche Waard is de Kokmeeuw voor het eerst als broedvogel vastgesteld in 1998 langs de Oude Maas. Sinds 2005 is de Kokmeeuw hier weer een jaarlijkse broedvogel. Sinds 2002 is de soort een jaarlijkse broedvogel op de Ventjagersplaten in wisselende aantallen. In Oud-Beijerland worden Kokmeeuwen het jaarrond gezien, ook in de bebouwde kom. Grote aantallen worden plaatselijk op weilandjes, langs de rivieren en bij de waterzuivering waargenomen: 14.12.1999, 80 ex Kleiput (FvG) 28.11.2004, 120 ex weilandje naast Binnenpad-West (FvG) 12.03.2005, 185 ex Bosschendijk, AWZ (FvG,GN) 29.12.2005, 349 ex tijdens PTT route OBL (FvG,GN)

20.12.2008, 600 ex. totaal OBL, wv. 1e Kruisweg(290x); Brakelsveer(140 ex) (RP,GN,FvG)

Page 169: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

169

Stormmeeuw Larus canus Status OBL: zomergast in klein,doortrekker en wintergast in groot aantal De Stormmeeuw broedt in Europa in Fenno-Scandinavië, het zuidelijk Oostzeegebied en Groot-Brittannië. In normale winters wordt overwinterd in Nederland, Engeland en Noordwest-Frankrijk, in strenge winters trekken de vogels zuidwestelijker tot in Spanje. De soort broedt vaak in kolonies, die maximaal tot enige honderden paren groot zijn. De nesten liggen meestal op spaarzaam begroeide bodems, op steenhopen, tussen spoorrails en in duingebieden. Het voedsel bestaat uit ongewervelden, vis en afval. Tot de jaren tachtig was de Stormmeeuw in Nederland vooral een kustvogel, die in enkele kolonies broedde. Sinds het midden van de jaren tachtig verdwenen echter veel grote kustkolonies en ontstonden er meer en kleinere in het binnenland. De Nederlandse populatie was in 1998-2000 weer terug op het niveau van begin jaren zeventig: 5.600-6.500 paren, na een bloeiperiode begin jaren tachtig (11.000 paren in 1985). In de Hoeksche Waard is de soort alleen bekend als broedvogel uit de periode voor 1998. Op het terrein van de Suikerfabriek te Puttershoek werden enkele broedgevallen gemeld. Verder is de soort doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland worden de grootste aantallen in het winterhalfjaar gezien: 14.02.1999, 16 ex Kleiput (FvG) 28.11.2004, 40 ex weilandje naast Binnenpad-West (FvG) 24.12.2005, 24 ex weilandje naast Binnenpad-West (op baggerslib) (FvG) 30.03.2006, 38 ex weilandje naast Binnenpad-West (FvG)

Page 170: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

170

Kleine Mantelmeeuw Larus graellsii Status OBL: zomergast in vrij groot aantal, onregelmatige wintergast De broedgebieden van de Kleine Mantelmeeuw liggen voornamelijk langs de kusten van Noord- en West-Europa. De belangrijkste overwinteringsgebieden bevinden zich langs de kusten van Zuidwest-Europa en in Afrika, de laatste tijd ook in West-Europa. Samen met de Zilvermeeuw is de Kleine Mantelmeeuw in Nederland een van de meest kustgebonden meeuwensoorten. De soort broedt hier in gemengde kolonies met Zilvermeeuwen. Als broedterrein worden meestal spaarzaam tot laag begroeide gebieden gebruikt. In het Deltagebied zijn de belangrijkste kolonies gesitueerd op opgespoten haven- en industrieterreinen en in duingebieden. Ook is het broeden op daken inmiddels in een tiental dorpen en steden, waaronder Rotterdam, vastgesteld. Het voedsel is divers en bestaat o.a. uit vis, visafval, regenwormen en allerlei menselijk afval. In mei 2005 was schrijver getuige van een exemplaar, welke met een paling in z’n bek het Spui overstak! Ook foerageren de mantelmeeuwen vaak op of bij vuilcontainers. Op het Vierwiekenplein zijn de afvalcontainers van bakker Voordijk een geliefd tafeltje dekje voor de meeuwen. Kleine Mantelmeeuwen zoeken hun voedsel vaak op tientallen kilometers van de kolonie. In 2003 telde het Deltagebied maximaal 45.000 broedparen, een zeer forse toename vergeleken met de jaren zeventig (max. 1500 paar). De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 op 58.500-72.000 paren geschat, ongeveer zevenmaal zoveel als tijdens de eerste atlasperiode (9700 paren in 1973-1977). Ook in de ons omringende landen is de Kleine Mantelmeeuw in de 20e eeuw spectaculair in aantal toegenomen. De soort is in de Hoeksche Waard een zomergast, doortrekker en incidentele wintergast. In het voorjaar kunnen soms grote groepen worden gezien. Op een grasland bij de Greup werd eind april 2002 een groep van 180 ex waargenomen. In Oud-Beijerland worden Kleine Mantelmeeuwen waargenomen van het vroege voorjaar tot de winter. Winterwaarnemingen zijn schaars. De soort foerageert in het voorjaar steeds vaker in de woonwijken. Aangenomen wordt dat op de daken o.a. jonge Spreeuwen en Kauwtjes worden gepredeerd. Waarnemingen: 21.04.2002, 8 ex Kleiput (FvG) 03.06.2005, 51 ex Spui, t.h.v. Spuipark (FvG) 29.12.2005, 1 ex Oude Maas (FvG, GN) 19.02.2006, 1 ex Beijerse Hof (FvG) 03.08.2006, 24 ex Vuurbaken, op stoppels (FvG) 23.11.2006, 1 ex Randweg, thv Willem van Oranje (FvG) 23.11.2008, 1 ex Spui (FvG) Eenmaal werd de ondersoort Baltische Mantelmeeuw (Larus f.fuscus) gemeld: 11.01.2008, 1 ex nabij Groeneweg (MP via Wn NL)

Page 171: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

171

Zilvermeeuw Larus argentatus Status OBL: doortrekker, zomer- en wintergast in vrij klein aantal De Zilvermeeuw broedt langs de kusten van geheel Europa. Overwintering vindt plaats in geheel Europa, behalve Rusland. Nederlandse Zilvermeeuwen trekken vrijwel nooit verder dan Noordwest-Frankrijk. Het is een van de talrijkste meeuwensoorten. Hij broedt in kolonies, vaak gemengd met Kleine Mantelmeeuwen. Van oorsprong was de Zilvermeeuw, evenals de Kleine Mantelmeeuw, een kustgebonden meeuwensoort. De soort heeft zich echter steeds verder aangepast aan menselijk handelen. Veel Zilvermeeuwen foerageren tegenwoordig op vuilnisbelten en achter vissersschepen (vangstafval). Als broedterreinen fungeren vooral schaars of kort begroeide gebieden zoals duinen, drooggevallen gronden en opgespoten haven- en industrieterreinen. De Nederlandse populatie bedroeg in 1998-2000 zo’n 62.000-67.000 paren, een toename t.o.v. de jaren zeventig (53.000 paren) maar een afname in vergelijking met het midden van de jaren tachtig, toen 90.000 broedparen werden geteld. In het Deltagebied broedden in 2004 meer dan 25.000 paar Zilvermeeuwen. In de Hoeksche Waard is de Zilvermeeuw een doortrekker, zomer- en wintergast. In Oud-Beijerland wordt de soort jaarrond waargenomen. Tijdens de wintervogeltellingen werden max. 24 ex gezien in de maand november.

Page 172: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

172

Grote Mantelmeeuw Larus marinus RL:GE Status OBL: onregelmatige wintergast De Grote Mantelmeeuw is de grootste Europese meeuw. De soort broedt vooral langs de Atlantische kusten van Noord-Europa, Groot-Brittannië en Frankrijk. Langs de Noordzeekust komt de soort slechts sporadisch als broedvogel voor (in Nederland 8 paar in 2004). Vooral eilanden, rotsen en gebouwen worden als broedplaats uitgekozen, in het Deltagebied zijn alleen nesten gevonden op oeververdedigingen. Het voedsel bestaat uit vis, visafval en allerlei ander menselijk afval. Ook worden regelmatig eieren en jonge vogels gegeten. De soort gedraagt zich in de meeste gebieden als standvogel en verplaatst zich slechts over korte afstanden. Alleen de vogels die broeden in hoog-noordelijke gebieden trekken ver weg naar het zuiden. De Grote Mantelmeeuw is in de Hoeksche Waard (1999) een jaargast van voornamelijk het Haringvliet, Hollandsch Diep en de Oude Maas. Vanaf 2003 broedt de soort (bijna jaarlijks) ook in klein aantal op de Ventjagersplaten. In Oud-Beijerland wordt de Grote Mantelmeeuw alleen in het winterhalfjaar gezien boven het Spui en de Oude Maas: 22.02.1997, 2 ex Spui (FvG) 16.10.1999, 1 ex Spui (FvG) 23.12.2006, 1 ex Oude Maas (MB) 21.01.2007, 1 ex Spui thv Spuipark (FvG) 15.03.2008, 1 ex Spui, inlaat Beerenplaat (JvdB,RP,FvG) 11.01.2009, 1 ex Spui (FvG)

Page 173: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

173

Visdief Sternus hirundo RL:KW Status OBL: doortrekker en zomergast in vrij klein aantal De broedgebieden van de Visdief liggen in geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden. Overwintering vindt plaats langs de kusten van Afrika. De soort nestelt meestal koloniegewijs in rustige, schaars begroeide gebieden, zowel langs de kust als aan binnenwateren. Het voedsel bestaat uit vis, kreeftachtigen, wormen en insecten. Verontreiniging van kustwateren met bestrijdingsmiddelen veroorzaakten in de jaren zestig een ineenstorting van de Nederlandse populatie (<5000 paar in 1965). Door verschillende oorzaken heeft de populatie zich sindsdien niet meer volledig weten te herstellen. In 2000 broedden maximaal 19.500 paar in Nederland. Het peil van vóór de vergiftiging, met in de jaren vijftig 30.000 – 40.000 paren, is echter nog lang niet bereikt. Buiten de broedtijd is de Visdief in het binnenland talrijk. Visdieven foerageren in de kustprovincies, behalve boven rivieren en kreken, zelfs boven de kleinste watertjes en in stadsgrachten. Hierbij worden vaak vaste routes afgewerkt, jagend op kleine zoetwatervis. In de Hoeksche Waard is de Visdief een incidentele (0-2 paar) broedvogel van het Geertruida Agathacomplex. Tevens is de soort doortrekker en zomergast.

Seizoenspatroon Visdief Kleiput 1997-2006

0

5

10

15

20

25

30

35

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec

Fig. 10. seizoenspatroon van de Visdief in de Kleiput (1997-2006) Waarnemingen: 20.07.2000, 6 ex Kleiput (FvG) 23.04.2005, 2 ex golfbreker strandje Oude Tol (FvG) juni, 2006 2 ex dorpscentrum, boven de Vliet (FvG) 30.04.2007, 2 ex Oude Maas, thv rietgors (FvG)

Page 174: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

174

Zwarte Stern Chlidonias Niger RL:BE Status OBL: onregelmatige doortrekker Het broedareaal van de Zwarte Stern omvat grote delen van het vasteland van Europa, met uitzondering van het hoge noorden, maar de verspreiding is sterk verbrokkeld. De winterkwartieren liggen voor de westkust van Afrika. De najaarstrek brengt grote aantallen oostelijk broedende Zwarte Sterns naar West-Europa. De broedbiotoop van deze moerasstern bestaat vooral uit zoetwatermoerassen, vennen, plassen en sloten met open water en veel drijvende waterplanten waarop het nest gebouwd wordt. Tijdens de trek worden ook zout- en brakwatergebieden bezocht; boven grote open wateren kunnen dan forse concentraties voorkomen. De Nederlandse broedpopulatie omvatte in 1998-2000 zo’n 1000-1250 paren, een sterke afname in vergelijking met de zeventiger jaren, maar nog veel forser (ca. 90%) ten opzichte van de jaren vijftig, toen naar schatting nog 15.000-20.000 paren in Nederland broedden. Als oorzaken voor de afname spelen een aantal factoren een rol: afname van oude matten krabbenscheer, afname in veel moerassen van diversiteit in prooitypen en menselijke verstoring van kolonies in de jongenfase. De Zwarte Stern is in de Hoeksche Waard een doortrekker, voornamelijk langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en de Oude Maas, en een incidentele zomergast. In Oud-Beijerland is de soort enkele malen waargenomen: 09.06.2000, 3 ex De Staart (GN) 12-16.09.2000, 2 ex Kleiput (GN) 14.05.2005, 2 ex Natte Staart (GN,FvG)

Page 175: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

175

Stadsduif Columba livia en Gedomesticeerde duif Columba livia forma domestica EXOOT

OBL: dooif Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) van het centrum van Oud-Beijerland zomer- en wintergast in vrij groot aantal

Stadsduiven zijn in biologisch opzicht bijzonder interessante vogels. Ze weten zich uitstekend te handhaven in een omgeving die een groot aanpassingsvermogen vraagt: steden. Het verenkleed van Stadsduiven is zeer variabel. Sommige Stadsduiven hebben vrijwel precies het kleed van de wilde voorvader van alle Stadsduiven, de Rotsduif. Andere zijn geheel wit of glanzend grijsgroen, om enkele van de duizenden mogelijkheden te noemen. Als echte opportunisten weten ze voedselbronnen te benutten en jongen groot te brengen. Daarbij hebben ze het voordeel dat natuurlijke vijanden vrijwel afwezig zijn op veel plaatsen. Doordat ze jongen op de meest onmogelijke plaatsen groot weten te brengen, kan de populatie in korte tijd toenemen, mits er voedsel beschikbaar is in de omgeving. Daarin verschillen Stadsduiven wezenlijk van gedomesticeerde duiven, welke door duivenhouders gefokt en gevoerd worden. Stadsduiven leven in het wild in de stad. Stadsduiven zijn dus een ecologische variant van de Rotsduif (Columba livia), welke in ons land niet voorkomt. Ook in de Atlas van de Nederlandse Broedvogels (2002) wordt onderscheid gemaakt tussen gedomesticeerde duiven - postduiven en ontsnapte tamme duiven - en Stadsduiven. Op het platteland, waar de duivensport doorgaans goed vertegenwoordigd is, komen veel verwilderde postduiven voor. Grote concentraties Stadsduiven komen voor in grote steden, waar ze bijgevoederd worden door mensenmassa’s en de beschikking hebben over broedgelegenheid (gebouwen). Ook profiteren Stadsduiven van graanoverslag- en mengvoederbedrijven langs waterwegen waar op veevoeder wordt gefoerageerd. Overigens zijn Stadsduiven minder van bijvoedering door mensen afhankelijk dan wordt verondersteld. De meeste Stadsduiven pendelen zodoende tussen stad en foerageergebieden in de omgeving. De verlichte en warme steden stimuleren jaarrond seksuele activiteiten. In Rotterdam werd door schrijver bijvoorbeeld op 7 januari 2003 een dood donsjong aangetroffen.

In Oud-Beijerland verblijven het gehele jaar enkele tientallen verwilderde duiven. Vermoedelijk gaat het hier om een mix van gedomesticeerde duiven en Stadsduiven. Een aantal paar broedt in het centrum van het dorp: 19.02.2006, 1 ex baltsend Bierkade (FvG) 28.03.2006, 1 vr. ex broedend op nest naast Oude Raadhuis (FvG) 05.04.2006, 1 paar copulerend op lichtmast Bierkade (FvG) Maxima welke werden gezien in het dorp: 12.07.2004, 45 ex Bierkade (FvG) 06.06.2005, 15 ex Marktplein (wv 3 geringde ex) (FvG) 18.02.2006, 30 ex Marktplein, Bierkade, Vierwiekenplein (FvG) 13.01.2007, 76 ex Bierkade (FvG) Op veel plaatsen wordt de aanwezigheid van (broedende) Stadsduiven als overlast ervaren, omdat monumentale gebouwen door uitwerpselen van de duiven worden bevuild. De gemeente Oud-Beijerland heeft dan ook al enkele keren maatregelen genomen de overlast te beteugelen. De populatie aan het eind van de vorige eeuw werd door de gemeente zelf geschat op 200-250 ex. Een en ander was aanleiding om in 2000 een valkenier in de arm te nemen. De valkenier garandeerde een reductie van 90%, maar zou hiervoor wel twee- tot driemaal per jaar moeten terugkeren. Om onbekende redenen is de actie slechts eenmalig geweest,

Page 176: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

176

tengevolge waarvan de populatie nauwelijks daalde. In 2003 werd opnieuw een plan opgesteld om de overlast rond het Oude Raadhuis te verminderen. De aanpak bestond uit preventieve maatregelen, zoals het aanbrengen van duivenwering op het Raadhuis, het verminderen van het voeren d.m.v. voorlichting, en het leeghalen van nesten en het schudden van eieren. Daarnaast werd een niet bekend aantal duiven afgevangen. Voor deze actie werd toestemming gevraagd en verkregen o.g.v. Flora- en Faunawet art. 67 van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (med. Gem. Oud-Beijerland, M. van Lent 01.11.2006).

Stadsduiven bij nest Oude Raadhuis

Page 177: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

177

Holenduif Columba oenas Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) wintergast in vrij groot tot groot aantal Holenduiven komen tot broeden in heel Europa met uitzondering van IJsland en het noorden van Scandinavië en Rusland. Het is een stand- en zwerfvogel. Er wordt overwinterd in West- en Zuid-Europa. De standvogels krijgen hierbij gezelschap van grote aantallen soortgenoten uit Noord- en Oost-Europa. Er wordt gefoerageerd op onkruiden en landbouwgewasssen. Als broedplaatsen dienen boomholten, nestkasten, konijnenholen en basaltdijken. De Nederlandse populatie wordt geschat op ongeveer 60.000 paren, hetgeen aanzienlijk meer is dan in 1973-1977. In de Hoeksche Waard is de Holenduif een vrij talrijke broedvogel (230-240 paar) van grienden, erfbeplanting, dijken en dorpen, en een doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland wordt onder andere in steenuil- en in torenvalkkasten gebroed: voorjaar 2005, 1 paar 1e Kruisweg 27 (in steenuilkast) (RV,FvG) 01.04.2007, 2 paar 1e Kruisweg 27 (in steenuilkast); t/o coniferen (FvG) 26.04.2008, 1 paar 1e Kruisweg 27 (in steenuilkast) (FvG) Ongedateerd Binnenpad, boomgaard (in torenvalkenkast) (FvG) Buiten het broedseizoen kunnen grote aantallen Holenduiven worden waargenomen, die foerageren op akkers in de polder Oud-Beijerland: 15.01.2005, 65 ex De Staart (FvG, RV, GN) 13.03.2005, 102 ex 2e Kruisweg (FvG) 08.10.2006, 30 ex 2e Kruisweg (FvG) 26.11.2006, >300 ex 2e Kruisweg (FvG)

Page 178: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

178

Houtduif Columba palumbus OBL: dooif Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) van parken, bosplantsoenen en tuinen doortrekker en wintergast in groot aantal Houtduiven ontbreken vrijwel nergens in Europa. De Nederlandse Houtduiven zijn hoofdzakelijk standvogel, een deel trekt s ‘winters weg. Er wordt overwinterd in West- en Zuid-Europa. Onze standvogels krijgen ’s winters gezelschap van noordelijke en oostelijke vogels. De Houtduif kan bijna overal worden waargenomen: in tuinen, parken en in het buitengebied. Meestal zijn de vogels op de grond naar voedsel aan het zoeken, of zitten ze in een boom of op een gebouw luid te koeren. Duiven staan bovenop de menulijst van Buizerd en Havik. Zelfs Sperwers, toch kleine roofvogels, grijpen graag een jonge Houtduif. Dat komt omdat de spiermassa van duiven erg groot is; een volwassen Houtduif weegt ongeveer 500 gram. Die spieren hebben duiven ontwikkeld om hun snelle, rechtlijnige vlucht mogelijk te maken. De ironie wil dat duiven zulke goede vliegspieren hebben om aan vijanden te ontkomen, waardoor ze juist een bijzonder aantrekkelijke maaltijd vormen. Hoewel Houtduiven nogal wat kabaal produceren bij het opvliegen (de vleugels klappen boven en onder het lichaam tegen elkaar!) zijn het toch vliegkampioenen: niet voor niets doen duivenmelkers wedstrijden met gedomesticeerde postduiven. Houtduiven zoeken hun voedsel in een veelheid aan biotopen; van stedelijke gebieden, waar ze leven van wat in tuinen en parken te vinden is, tot op de bosbodem. Favoriet zijn echter kleinschalige landbouwgebieden waar granen verbouwd worden, omgeven door bossen. De Houtduif laat een achteruitgang zien in 2000 ten opzichte van eind jaren zeventig. Berekeningen komen uit op 460.000 paren, tegen 500.000-800.000 paren in 1979-1985. De afname is vooral het gevolg van veranderingen in de landbouw, waardoor veel minder 'restjes' overblijven voor Houtduiven. Het oogsten is veel efficiënter geworden, de gewaskeuze verschoven van voornamelijk granen naar hoofdzakelijk maïs, om de gegroeide veestapel van voedsel te voorzien. Sinds de jaren negentig vertoont de Houtduif een toename in stedelijk gebied. De soort is in het stedelijk milieu verzekerd van voedsel en aanbod van nestgelegenheid. In de Hoeksche Waard is de Houtduif een zeer talrijke broedvogel (1700-1800 paar), van grienden, erfbeplanting, dijken en dorpen, doortrekker en wintergast In Oud-Beijerland is de Houtduif zeer algemeen als broedvogel in de gehele gemeente. In het dorp heeft de soort een voorkeur voor groene wijken en parkjes zoals het Admiraaltje, de omgeving van de (voormalige) HBS en de tuinen achter de Bijl. Grote aantallen Houtduiven worden vooral buiten het broedseizoen in grote aantallen in de polder aangetroffen, waar o.m. op spruiten wordt gefoerageerd. Waarnemingen: 27.12.1992, 519 ex AB 43-16, tijdens wintervogeltelling 28.11.2004, 80 ex Groeneweg (FvG) 27.04.2006, >100 ex Groeneweg (FvG) 25.12.2006, >200 ex Laningpark (FvG) Ook bezetten Houtduiven gezamenlijke slaapplaatsen, waar honderden exemplaren kunnen vertoeven. Binnen de gemeente Oud-Beijerland zijn geen slaapplaatsen van de Houtduif bekend. Wel worden ’s ochtends veelvuldig grote aantallen Houtduiven opgemerkt, welke vanaf gene zijde van het Spui over de Oude Tol naar het zuiden trekken. Vermoedelijk maken veel Houtduiven gebruik van een slaapplaats op Voorne Putten.

Page 179: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

179

Turkse Tortel Streptopelia decaocto Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) van oude wijken, parken en tuinen doortrekker en wintergast in groot aantal Turkse Tortels broeden in geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden en zuidwesten. De soort is een uitgesproken standvogel, maar de jongen kunnen over grote afstanden uitzwermen en zo nieuwe broedplaatsen bezetten. Voor 1950 broedden er geen Turkse Tortels in Nederland. Het is nauwelijks voor te stellen hoe snel de uitbreiding van deze hoogproductieve broeder zich heeft voltrokken. Dat komt doordat Turkse Tortels tot wel 5 broedsels per jaar groot kunnen brengen. De jongen uit het eerste legsel doen een paar maanden later zelf al weer mee aan de voortplanting. Er zijn weinig of geen vogels die zich zo snel kunnen vermenigvuldigen. Het aantal Turkse Tortels heeft zich, na de razendsnelle opmars, nu waarschijnlijk gestabiliseerd. Er is een typische 'kolonisatie-piek' zichtbaar: er zijn in eerste instantie meer paren dan er uiteindelijk zullen overblijven. Dit verklaart de afname van het aantal Turkse Tortels in de jaren '90. Bossen, tuinen, parken, stadscentra; het is zo gek niet te bedenken of de ultraflexibele Turkse Tortel weet zich er aan te passen en voldoende voedsel te vinden om grote aantallen jongen groot te brengen. Het platte nest van twijgen en stengels wordt gebouwd in een conifeer of met klimop begroeide loofbomen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 op 50.000-100.000 paren geschat, ongeveer gelijk met die in 1973-1977. In de Hoeksche Waard is de soort een talrijke broedvogel (600-610 paar) van dorpen en lintbebouwing, tevens doortrekker en wintergast. Als cultuurvolger broeden Turkse Tortels vrijwel alleen in de nabijheid van menselijke bewoning. In het dorp Oud-Beijerland is de dichtheid in alle wijken groot, ongeacht of ze meer of minder groen zijn. In het buitengebied is de verspreiding beperkt tot de bebouwing (Zinkweg, 1e en 2e Kruisweg, Vuurbaken). Als nestplaats hebben ze een voorkeur voor grote heesters of bomen, schoorstenen, dakranden en zelfs lantarenpalen, welke ook veelvuldig als zangpost worden gebruikt. Een vroege waarneming: 28.02.2006, paar met jongen Zinkweg (WG) ’s Winters worden grote concentraties bijeen gezien, in een aantal gevallen betreft het gemeenschappelijke slaapplaatsen: 01.01.2005, 35 ex Vuurbaken (bij dierenarts) (FvG) 17.02.2007, 26 ex Brakelsveer, naast gemaal (FvG,GN) 11.01.2009, >20 ex Brakelsveer, naast gemaal (FvG)

Page 180: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

180

Zomertortel Streptopelia turtur RL:KW Status OBL: onregelmatige broedvogel Nederland en Engeland vormen de noordwestgrens van het Europese broedareaal van de Zomertortel. De Nederlandse broedvogels overwinteren in West-Afrika. Het voedsel bestaat uitsluitend uit zaden, zowel van granen als onkruiden. Door allerlei oorzaken is de broedvogelstand in Nederland (10.000-12.000 paren in 1998-2000) sinds de jaren zeventig met meer dan 70% gedaald; landbouwkundige ontwikkelingen, verdwijnen van heggen en houtwallen, de toegenomen schaarste aan onkruiden, zaadselectie, bejaging enz. zijn hier zeker debet aan. De Zomertortel is een bijzondere duivensoort; het enige familielid dat de winter in zuidelijke streken doorbrengt. De andere duivensoorten zijn standvogels. Vele duizenden trekkende Zomertortels worden in het Middellandse Zeegebied door jagers afgeschoten. Dit heeft ongetwijfeld een negatief effect, ook op de Nederlandse broedvogels. Zomertortels zijn meestal erg onopvallend en opvallend schuw voor een duivensoort. De Zomertortel broedt in bosranden, parkachtige landschappen met verspreid staande bomen en bosjes, heggen en houtwallen. De Zomertortel is in de Hoeksche Waard een vrij schaarse broedvogel (60-65 paar) van grienden, opgaand bos en parken, en doortrekker. In Oud-Beijerland was de Zomertortel al bekend als broedvogel in de periode van het atlasproject Randstad en Broedvogels (1974-1977), toen er mimimaal 6-7 paren broedden. In de negentiger jaren waren broedlocaties als Oude Maasoever, Laningpark, de Oude Tol en Vuurbaken nog regelmatig bezet. In 2004 en 2005 konden nog met veel moeite broedgevallen worden vastgesteld, maar sinds 2006 is de Zomertortel uit Oud-Beijerland verdwenen. Waarnemingen: 16.05.1998, 2 ex Laningpark (FvG) 18.05.2002, 1 ex Oosterse Gorzenwijk (GN) 05.05.2005, 1 ex Vuurbaken (tuin v/d Ham) (FvG) 16.05.2005, 1 ex Vuurbaken 'De Grote Jagt' (Oud-Beijerlandse kreek) (FvG)

Page 181: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

181

Halsbandparkiet Psittacula krameri EXOOT Status OBL: dwaalgast Halsbandparkieten komen van origine voor in Afrika en Azië. Ze zijn op een groot aantal plaatsen in de wereld succesvol geïntroduceerd. In het zuidoosten van Engeland broeden sinds 1969 Halsbandparkieten. Daar komen tegenwoordig enkele duizenden vogels voor. In Nederland vond het eerste zekere broedgeval van de Halsbandparkiet in 1978 in Den Haag plaats, nadat in de jaren zestig in deze stad de eerste ontsnapte vogels werden waargenomen. Het aantal broedparen heeft zich sindsdien sterk uitgebreid vanuit twee kernen: Den Haag en Amsterdam. De soort is een secundaire holenbroeder, wat inhoudt dat de soort zelden een eigen nestholte maakt, maar deze van andere soorten gebruikt. In de meeste gevallen begint de Halsbandparkiet eerder met broeden dan inheemse holenbroeders. De soort leeft van zaden, knoppen en vruchten. In stadsparken, begraafplaatsen en villawijken is dat in ruime mate voorhanden. In stadsparken pikken de vogels vaak ook een graantje mee van het vele eten dat aan duiven en eenden wordt gevoerd, en profiteren ze van pinda’s en vetbollen in de tuinen. Halsbandparkieten zijn stand- en zwerfvogels en verblijven het gehele jaar in de omgeving van hun broedplaatsen. Uit grote steden zijn slaapplaatsen bekend, waar meer dan de helft van de lokale populatie gebruik van maakt. In 2004 werd een landelijke parkietentelling georganiseerd. Hierbij werden 5400 exemplaren op de slaapplaatsen geteld. In Rotterdam is bv. een slaapplaats in de Spaanse Polder, waar 299 Halsbandparkieten werden geteld. Recente gegevens over Halsbandparkieten wijzen uit dat de Nederlandse populatie inmiddels de 10.000 exemplaren nadert (SOVON winter 2009/2010). Hierbij neemt Den Haag met meer dan 5000 ex. het leeuwendeel voor haar rekening, op de voet gevolgd door Amsterdam met 3776 ex. In Oud-Beijerland werd de soort, voor zover bekend, in 2008 voor het eerst waargenomen: 06.01.2008, 6 ex roepend Polder OBL ten z. van 2e Kruisweg (AB via Wn.NL)

Page 182: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

182

Koekoek Cuculus canorus RL:KW Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van parken en Oude Maasoever Koekoeken broeden in heel Europa, met uitzondering van IJsland en het uiterste noorden van Rusland. De Europese broedvogels overwinteren in Afrika bezuiden de Sahara. Bijna ieder kind leert op school in de biologieles al over het merkwaardige gedrag van de Koekoek. Geshockeerd vernemen zij over het werk dat kleine zangvogels wordt aangedaan, door de eigen eieren in nesten van kleine zangvogels achter te laten. Biologisch gezien is dit echter een zeer interessant principe, dat in alle lagen van de natuur wordt aangetroffen: van zoogdieren tot kleine insecten. Planten en schimmels doen het ook regelmatig. Zó ongewoon is het parasiterende gedrag van de Koekoek dus niet. Een vrouwtjeskoekoek specialiseert zich op een bepaalde vogelsoort of familie (koekoekstammen). Zo zijn er Heggenmus-Koekoeken, Karekiet-Koekoeken en Kwikstaart-Koekoeken. De eieren lijken zeer sterk op die van de waardvogel en zijn vaak alleen door kenners te onderscheiden. Geschat wordt dat ongeveer 6.000 tot 8.000 koekoekvrouwtjes in Nederland verblijven (1998-2000); het aantal mannelijke vogels is onbekend, maar zal ongeveer in dezelfde orde van grootte liggen. Vele vogelaars vermoeden dat de koekoekaantallen afnemen, vooral gebaseerd op 'Fingerspitzengefühl' en de frequentie van waarnemen van Koekoeken. Echt goede tellingen van Koekoeken zijn zeer moeilijk uitvoerbaar en betrouwbare gegevens ontbreken daardoor. In de duinen is de afname het sterkst, op heiden is sprake van een lichte afname, in moerasgebieden lijkt de situatie stabiel. Koekoeken komen vooral voor in relatief open gebieden met enkele hoge uitkijkposten, vanwaar ze speuren naar nesten van geschikte waardvogels. Heggenmussen, Rietzangers, Karekieten en Kwikstaarten zijn favoriete soorten. Het zijn dan ook vooral de leefgebieden van deze soorten waar ook Koekoeken te vinden zijn. In de Hoeksche Waard is de Koekoek een vrij talrijke broedvogel (150-160 paar) van rietgorzen, grienden, opgaand bos en parken. In Oud-Beijerland werden in 1974-1977 nog vier broedparen vastgesteld. Het is aannemelijk dat dit aantal ongeveer stabiel is gebleven. In 2005 werden alleen in de noordrand nog 2 à 3 broedparen geteld. De soort arriveert in april in de broedgebieden. Vroege waarnemingen: 15.04 2007, 1 ex Oude Maasoever (FvG) 16.04.2005, 1 ex Oude Maasoever (FvG) In september is de Koekoek op de meeste plaatsen alweer vertrokken.

Page 183: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

183

Kerkuil Tyto alba RL:KW OBL: kerkooil Status OBL: onregelmatige gast De Kerkuil broedt in geheel Europa, met uitzondering van IJsland, Scandinavië en het noorden van Rusland. Als specifieke jager van het open veld, prefereert de Kerkuil kleinschalige gebieden, waar gras- en bouwlanden worden begrensd door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen en bosjes. Ook ruige grasstroken en wegbermen worden als jachtterrein benut. Maar ook in sommige grootschalige landbouwgebieden met monocultures kan de soort talrijk zijn. Het voedsel bestaat in Nederland grotendeels uit woelmuizen, spitsmuizen en ware muizen. Vogels, amfibieën en ongewervelden vullen het menu aan. In de Hoeksche Waard bestaat het voedsel van de Kerkuil nog voornamelijk uit veldmuis, maar ook huisspitsmuis en bosspitsmuis zijn zeer goed vertegenwoordigd (Verkerk 2003). In 1979 waren er nog maar 100 broedparen van de Kerkuil in Nederland. In 2000 broedden er weer 2000 paar in ons land. De achteruitgang in de jaren zestig en zeventig kan grotendeels worden toegeschreven aan het verdwijnen van geschikte nestplaatsen, aftakeling van het halfnatuurlijke cultuurlandschap, het verdwijnen van graanschuren en sterke uitbreiding van het wegennet. Het herstel in de jaren tachtig werd bevorderd door beschermingsmaatregelen zoals het ‘Soortbeschermingsplan Kerkuil’ (Ministerie van LNV 1996). Vogels van de Hoeksche Waard (1999) noemt de Kerkuil nog ‘een voormalige broedvogel en een jaarlijkse gast’. In de Hoeksche Waard broedde vroeger in elk dorp wel een paar Kerkuilen. In de jaren zestig broedde voor het laatst een paar in de St. Anthoniepolder. Na de strenge winter van 1963 werden geen broedgevallen van de soort meer vastgesteld. Pas vanaf de tachtiger jaren werd de soort weer vaker gemeld, al hadden de meeste meldingen betrekking op verkeersslachtoffers. Inmiddels plaatsten vogelwerkgroepleden in schuren in de Waard meer dan vijftig kasten. Het duurde tot 2000 voordat de vogelwerkgroep triomfantelijk de terugkeer van de Kerkuil in de Hoeksche Waard kon melden met een broedgeval op het Zwartsluisje. 1 Hiermee was de ban gebroken: in 2007 broedden er weer minimaal 12 paar in de Hoeksche Waard en 58 jonge Kerkuilen vlogen uit! In Oud-Beijerland zijn van de Kerkuil slechts enkele waarnemingen bekend: 09.04.1999, 1 ex. Burg. Hammerbaan (GN) 16.05.1999 (dood gev.) 1e Kruisweg, OBL (verkeersslachtoffer) (via MvdH) sept/oct. 2004, 1 ex bij Brakelsveer (med. bewoner) 02.12.2004, 1 ex. 2e Kruisweg, OBL (4/12 kast geplaatst) (via CM) 28.04.2008, 1 ex dood gev. a.z. Zinkweg (EM) 1 Lit. Verkerk, J. – Broedgeval Kerkuil in de Hoeksche Waard. In Vogelvlucht nr. 3, okt. 2000 pag. 6-7.

Page 184: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

184

Steenuil Athene noctua RL:KW OBL: stĕĕnooil Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) wintergast in klein aantal Steenuilen broeden in geheel Europa, met uitzondering van IJsland, Scandinavië, Ierland en het noorden van Rusland. De favoriete habitat van de Steenuil is het kleinschalig cultuurlandschap. In de Hoeksche Waard komen de meeste Steenuilen voor in oude hoogstamboomgaardjes, verwaarloosde knotwilgsingels en bij wat rommelige boerderijen met een kaveltje grasland. De Steenuil is een holenbroeder, die nestelt in bomen, gebouwen en nestkasten. De Steenuil is een echte standvogel en zal zich in de regel nooit verder dan enkele honderden meters van de broedplaats verwijderen. Voldoende voedsel in de directe omgeving van het broedgebied is dan ook van levensbelang. Vooral een graslandje met houtopstanden (wilgen, fruitbomen) is van onschatbare waarde. Het voedsel van de Steenuil bestaat uit regenwormen en kleine knaagdieren. In Nederland is de Steenuil sinds de jaren zeventig met ca. 40% afgenomen. In 2000 werd de stand in ons land op ca. 6000 paar geschat. De oorzaken van de achteruitgang hangt samen met veranderingen in het agrarisch cultuurlandschap. Grootschalige ruilverkavelingen, intensivering van het grondgebruik, veranderende gewaskeuze, gebruik van pesticiden, verstedelijking en uitbreiding van de infrastructuur hadden een negatieve invloed op de voedselsituatie en de nestgelegenheid. Dit proces gaat tot op heden door. SOVON heeft in 1993-2003 op basis van het Nestkaartenproject het broedsucces van de Steenuil onderzocht. Om de populatie op peil te houden dienen 2,2 jongen per gestart nest uit te vliegen. Deze drempelwaarde werd landelijk slechts enkele malen, en dan nog maar in enkele regio’s, gehaald. Op basis van het gemiddelde broedsucces wordt een landelijke afname van het aantal Steenuilen met 2-9% voorspeld (SOVON-Nieuws 2005 nr. 1). In de Hoeksche Waard is de Steenuil een schaarse broedvogel (25-30 paar) van boerderijen, boomgaarden en knotwilgen en wintergast in klein aantal. In 1989 werd door de vogelwerkgroep een gebiedsdekkende inventarisatie uitgevoerd. Resultaat was 35 bezette locaties. Ten opzichte van Randstad en Broedvogels (1974-1977) betekende dit een achteruitgang van 25%. Vooral knotwilgensingels werden op grote schaal verlaten. Vogelwerkgroepleden plaatsten sindsdien zo’n 50 nestkasten. Met succes. Van de in 1997 vastgestelde 28 bezette locaties, nestelden 19 Steenuilen in nestkasten! In de periode 2004-2008 telde de Hoeksche Waard tussen de 25 en de 33 steenuilterritoria. In Oud-Beijerland worden de Steenuilen sinds 1989 jaarlijks gemonitord. Hierbij gaan vogelwerkgroepleden in maart of april ’s avonds de bekende locaties af, soms aangevuld met andere kansrijke plekken, waarbij de territoriumroep van de soort wordt afgespeeld. Indien de Steenuil aanwezig is wordt meestal direct op het afgespeelde geluid gereageerd omdat de soort zijn territorium tegen de indringer zal beschermen. Op deze manier worden bezette locaties jaarlijks in kaart gebracht. Al jaren zijn in de gemeente 6-7 territoria bekend met al sinds de jaren zeventig als bolwerk de Zinkweg en het Vuurbaken. Helaas worden nauwelijks nieuwe locaties gevonden. Op de meeste locaties hangen nestkasten maar in zeker één geval wordt gebroed in een oude knotwilg.

Page 185: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

185

Bosuil Strix aluco Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van grienden langs de Oude Maas Net als de Steenuil broedt de Bosuil in geheel Europa, met uitzondering van IJsland, Noord-Scandinavië, Ierland en Rusland. De Nederlandse Bosuilen zijn standvogel; ze blijven hun territorium hun hele leven trouw. Bosuilen broeden in holle bomen, konijnenholen, nestkasten en ook oude nesten van kraaiachtigen. Op het menu staan muizen, konijnen en vogels tot het formaat duif. Indien de muizen schaars zijn worden ook kikkers, wormen en insecten gegeten. De voorkeursbiotoop bestaat uit loof- en naaldbossen, parken en bosrijke woonwijken. Sinds de jaren zeventig vertoonde de Bosuil een duidelijke areaaluitbreiding, wat bijna resulteerde in een verdubbeling van de stand in Nederland (max. 5500 paar tegenover max. 3000 paar). In de Hoeksche Waard is de Bosuil een schaarse broedvogel van doorgeschoten grienden langs het Hollandsch Diep en de Oude Maas, en wintergast. Incidenteel komt de soort binnendijks tot broeden, zoals in het Hof van Moerkerken. De Bosuil is broedvogel sinds de jaren zestig, al ging dit aanvankelijk slechts om 1-3 paar. In 1989 werden al 10 paar vastgesteld. Alle Bosuilen broedden in de, na het beëindigen van de hakgriendcultuur eind jaren zestig, doorgeschoten grienden langs de zuidrand van de Hoeksche Waard en langs de Oude Maas. Een nadelig gevolg van de toename van de (dominante) Bosuil in de grienden is de afname van de Ransuil aldaar. In de periode 2003-2008 werden in de Hoeksche Waard jaarlijks wisselende aantallen (3-12) broedvogelparen vastgesteld. Onduidelijk is of mogelijk sprake is van wisselende inventarisatie-intensiteit. In Oud-Beijerland broedt vanaf 2000 jaarlijks een paartje Bosuilen langs de Oude Maas. Mogelijk is de soort al langer broedvogel, gegevens voor de eeuwwisseling ontbreken echter. Bosuil broeden o.a. in nestkasten. Hierbij wordt nogal eens concurrentie ondervonden van Kauwen. In 2002 hadden Kauwtjes het plan opgevat in de nestkast te gaan broeden, waarin al een broedende Bosuil aanwezig was. Bergen nestmateriaal werden in de kast gestapeld, bovenop de Bosuil. Deze is uiteindelijk door vogelwerkgroepleden uit zijn netelige positie bevrijd!

Page 186: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

186

Ransuil Asio otus RL:KW Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van de Zinkweg en de Kwakscheweg onregelmatige wintergast Ransuilen broeden in geheel Europa, behalve het uiterste noorden. De soort is in Nederland standvogel. De jonge vogels vertonen enige zwerfneigingen. De voorkeursbiotoop is een half open en parkachtige landschap, waar vooral gejaagd wordt op muizen. Een onderzoek in de Hoeksche Waard naar de prooidierkeuze van de Ransuil (braakballen!) leverde als verreweg meest gevonden prooidier de veldmuis op, op enige afstand gevolgd door de bosmuis (Verkerk 1999). Ook soorten als noordse woelmuis en dwergmuis prijken op het menu. Bij een schaarste aan muizen vormen vogels een alternatieve voedselbron. Voor nestgelegenheid is de soort afhankelijk van oude nesten, in het bijzonder van kraaiachtigen. Tijdens het winterseizoen roesten (rusten) de Ransuilen overdag gezamenlijk in naaldbomen en coniferen, niet zelden in grote tuinen en villawijken. In Nederland is de Ransuil anno 2000 vergeleken met de jaren zeventig met zo’n 40% afgenomen. De populatie werd in 1998-2000 nog op 5000-6000 paren geschat. Als oorzaken worden genoemd: predatie door Havik, nestplaatsconcurrentie (Buizerd) en de verslechterde voedselsituatie ( afname van veldmuizen door stadsuitbreiding, omzetten van grasland in (maïs)akkers en weiland’verbetering’). In de Hoeksche Waard is de Ransuil een schaarse broedvogel van grienden, erfbeplanting, boselementen, dijken en dorpen, en wintergast. Aan het eind van de jaren tachtig werden tijdens een inventarisatie van Ransuilen in de Hoeksche Waard 55-60 paar vastgesteld. Vermoedelijk is de populatie Ransuilen in de laatste twintig jaar ook in de Hoeksche Waard fors afgenomen. Hoewel de soort lastig te inventariseren is, en daarom mogelijk onderschat is, werden in 2004 minder dan dertig paar Ransuilen vastgesteld. In Oud-Beijerland was de Ransuil al in 1977 broedvogel (Binnenpad). Vanaf 2000 werd meer gericht naar de soort gezocht, wat resulteerde in 2 tot 3 territoria jaarlijks. Behalve van de omgeving van Camping de Kreek aan de Zinkweg, is de soort ook bekend van de Langeweg en de Kwakscheweg. Dit laatste territorium werd in 2008 opgemerkt tijdens het afspelen van de roep van de Steenuil, welke onbeantwoord bleef. De Ransuil begon te roepen en even later baltste het paar dat het een lust was!

Page 187: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

187

Velduil Asio flammeus RL:EB Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Velduil zijn gelegen in heel Europa met uitzondering van IJsland en de landen rond de Middellandse Zee. In Nederland broedt de Velduil alleen nog op de Waddeneilanden. De populatie bestond in 2000 nog slechts uit max. 45 paar. De toekomst in ons land ziet er somber uit voor de soort, omdat het vasteland vermoedelijk voorgoed ongeschikt geworden is en de populatie in het Waddengebied ernstig in zijn voortbestaan wordt bedreigd. Velduilen jagen in open gebieden vooral op veldmuizen. Door de schommelende cycli van deze prooidieren vertoont ook de Velduilenstand forse fluctuaties en worden, op zoek naar gunstige voedselomstandigheden, zo nodig verre zwerftochten gemaakt. In de Hoeksche Waard is de soort een onregelmatige broedvogel van de Korendijksche Slikken (1969, 1972, 1978) en Blanke Slikken (1993), en een onregelmatige doortrekker en wintergast. Na het laatste broedgeval in het Spuimondgebied werd de soort echter niet meer jaarlijks in de Hoeksche Waard waargenomen. Het huidige voorkomen wordt bepaald door onregelmatige waarnemingen. In het Oudeland van Strijen verbleven enkele jaren geleden nog een tijdlang enkele exemplaren in de winter. In de tweede helft van mei 1994 verbleef een exemplaar enige tijd in polder de Bosschen in Oud-Beijerland; een broedgeval kon echter niet worden vastgesteld. Overigens zijn nog enkele waarnemingen bekend uit 2003: 16.04.2003, 1 ex. Zinkweg (via MB) 17.04.2003, 1 ex. 1e Kruisweg (via MB)

Page 188: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

188

Gierzwaluw Apus apus Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) Gierzwaluwen broeden in grote delen van Europa en ontbreken alleen in IJsland en het uiterste noorden van Scandinavië en Rusland. In Nederland arriveert het gros van de Gierzwaluwen rond Koninginnedag en eind juli zijn de meeste alweer vertrokken naar de overwinteringsgebieden in Afrika, ten zuiden van de evenaar, een reis van zo’n 7000 km. Ze verblijven dus slechts 3 maanden in ons land. Bij uitzondering worden in augustus of september noch enkele achterblijvers gezien. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geraamd op 30.000-60.000 paren. De huizen, kantoorgebouwen, hotels, kerken en andere bouwsels van de mens zijn voor de Gierzwaluw net een rotslandschap vol met holten. Sommige van die holtes zijn prima geschikt om in te broeden: vaak zijn het de kieren tussen dakpannen en de tengels (panlatten) waarop deze rusten, bovenop hoge gebouwen. Ook spouwmuurisolatiegaten en andere holten voldoen vaak als broedplaats voor de Gierzwaluw. Vooral oude gebouwen, vaak in de binnenstad van steden, zijn geliefd broedgebied van de Gierzwaluw. Terwijl de winkelstraten beneden vergeven zijn van koopjesjagende mensen zwieren de zwaluwen door de lucht en nemen een totaal ander landschap waar dan de winkelende mens beneden. Gierzwaluwen zoeken al hun voedsel in de lucht; ze zijn gespecialiseerd in het vangen van insecten in volle vlucht. Daarvoor zoeken ze meestal de luchtlagen op die op dat moment de meeste insecten bevatten, en dat kan best een flinke hoogte zijn. Bij slecht weer moeten Gierzwaluwen soms honderden kilometers vliegen om voedsel te vinden. Bij aanhoudend slecht weer blijven ze soms enkele dagen van het nest met jongen weg. Deze verhongeren echter niet. Ze raken in een soort lethargie (energiebesparende staat van verdoving) waarbij hun lichaamstemperatuur daalt en de ademhaling en hartslag vertragen. Slapen doen Gierzwaluwen ook in de lucht. Tegen de avond verzamelen ze zich in groepen en stijgen dan gezamenlijk op tot ongeveer 3000 meter, om vandaar langzaam naar beneden te zweven tot ongeveer 1500 meter, waarna ze ontwaken uit hun halfslaap en weer opstijgen. In de Hoeksche Waard is de Gierzwaluw een zeer talrijke broedvogel (1100-1200 paar) van oude dorpskernen en lintbebouwing, en doortrekker. De Noordelijke Ventjagersplaten vormen een belangrijk foerageergebied; hier verblijven soms enkele duizenden exemplaren. Gierzwaluwen zijn in Oud-Beijerland nog goed vertegenwoordigd. Vooral de oude delen van het centrum zijn in trek als broedgebied, deels ook dankzij het voorkomen van Oudhollandse dakpannen. Deze geven de vogels voldoende kierruimte om de nesten te bereiken. Voorts wordt gebroed in muurspleten en onder dakgoten (Willem Barentzstraat). In de wijk Croonenburgh broeden ze uitsluitend in de rijtjes huizen die van ronde goten zijn voorzien. Onder de vierkante goten kunnen ze het dakbeschot blijkbaar niet bereiken. Verder worden nestplaatsen gevonden aan kopse kanten van woonblokken (Aert van Nesstraat). Ook in Zuidwijk broeden Gierzwaluwen. De nieuwbouwwijken (Zoomwijck, Gorzenwijk, Spuioever, Poortwijk) zijn nog verstoken van Gierzwaluwen. De moderne sneldekpannen, welke bij nieuwbouwprojecten en renovaties worden toegepast, bieden de soort weinig mogelijkheden. In 1977 werd het broedvogelbestand in Oud-Beijerland (dorp) op 60-80 paar geschat. Een soortspecifieke inventarisatie in 1993 leverde voor het dorp 250-300 paar op, een fikse toename. Hoewel veel broedplaatsen verdwijnen en door op handen zijnde sloop en renovaties bedreigd worden, lijkt de broedpopulatie er in Oud-Beijerland toch in te slagen op peil te blijven. Indien sloop onvermijdelijk is zouden ter vervanging van de oude nesten, kunstnesten

Page 189: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

189

moeten worden geplaatst, zo dicht mogelijk van de oude nestlocaties verwijderd. Hiermee is in Nederland al veel succes geboekt. Vroege waarnemingen: 15.04.2007, 2 ex boven Laningpark (HdJ) 24.04.2005, 4 ex Oud-Beijerland, Centrum (FvG) 27.04.2008, 3 ex Bootstraat (FvG) Late waarnemingen: 01.09.2006, 1 ex boven wijk Spuioever (FvG) 18.08.2007, 2 ex boven wijk Spuioever (FvG)

Nestplaatsen Gierzwaluw, Kerkstraat

Page 190: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

190

IJsvogel Alcedo atthis OBL: ijsveugeltie Status OBL: onregelmatige broedvogel van de Oude Maasoever doortrekker en wintergast in klein aantal IJsvogels broeden in heel Europa, behalve in IJsland, Schotland, Scandinavië en het noorden van Rusland. De soort is in grote delen van Europa een uitgesproken standvogel. Alleen de broedvogels van oost en noordoost Europa trekken ’s winters weg. Nederland ligt aan de noordrand van het verspreidingsgebied. Als gevolg hiervan kan het broedbestand onder invloed van strenge winters sterk fluctueren. Een blauwe flits en een luide fluitende roep zijn vaak het eerste dat men van een IJsvogel te zien en te horen krijgt. IJsvogels zijn kenmerkende vogels van beken en rivieren met zoet, stromend water. In mindere mate wordt ook bij stilstaande, visrijke wateren genesteld. De aanwezigheid van zandige of lemige steile oeverranden is een vereiste, omdat daarin de nesttunnel wordt uitgegraven. 's Winters worden IJsvogels ook bij meer open en brakke of zoute wateren gezien. Het enige wat dan telt, is de aanwezigheid van voldoende voedsel - kleine visjes, waterinsecten en dergelijke - en een ijsvrij, helder wateroppervlak om dat voedsel te kunnen bemachtigen. Bovendien stellen IJsvogels prijs op enkele bomen of struiken langs de oever, welke als uitvalsbasis gebruikt worden. Het aantal broedende IJsvogels in ons land is erg wisselvallig, wat vooral te maken heeft met de fnuikende invloed van Elfstedentocht-winters. Waarschijnlijk schommelde het totaal aantal broedparen tot begin jaren zestig tussen enkele tientallen en enkele honderden paren. Na de strenge winter van 1963 trad wel een herstel op, maar dit verliep moeizaam. IJsvogels zijn in staat om in korte tijd veel jongen groot te brengen. Op deze wijze compenseren ze het verlies aan vogels gedurende strenge winters. Pas in 1975 werden echter weer zo'n 300 broedparen geteld, een aantal dat sindsdien niet meer is bereikt. In de 90'er jaren schommelde de stand tussen de 125 en 250 paar. Vanaf 1998 maakte de soort een enorme come-back: voor 2002 ligt de schatting van SOVON Vogelonderzoek Nederland op 550-600 broedparen. In de Hoeksche Waard was de IJsvogel bij het verschijnen van ‘Vogels van de Hoeksche Waard’ (1999) een onregelmatige broedvogel (0-2 paar) van de Essche- en Zeehondenplaat; een incidentele broedvogel van de Hoogezandsche Gorzen (1974) en het Geertruida Aagathacomplex (1993), alsmede doortrekker en wintergast. In het laatste decennium is de soort sterk toegenomen. Het aantal broedparen liep snel op via 12 paar in 2005 tot 21-24 paar in 2008. Overal waar water is konden IJsvogels worden waargenomen. De stevige winter van 2008/2009 heeft aan deze situatie vrijwel zeker een (voorlopig) einde gemaakt. SOVON schatte begin 2009 dat de voorbije winter zo’n 50% van de Nederlandse IJsvogels het leven had gekost. Het broedbestand in de Hoeksche Waard liep in 2009 terug tot omstreeks 10 paar! In Oud-Beijerland werd het eerste broedgeval van de IJsvogel vastgesteld langs de Oude Maas in 2005. Op 5 juli werd een ijsvogelpaar met 2 jongen waargenomen bij gemaal de Bosschen. Sindsdien wordt de soort ieder jaar ook in de broedtijd opgemerkt. In 2007 werd in april een baltsend paar gezien boven de Staart. Buiten het broedseizoen zijn talrijke waarnemingen van IJsvogels bekend vanaf 1996 op allerlei plaatsen. Bekende plekken zijn o.a. langs de rivieren Spui en Oude Maas, de Kleiput en de Natte Staart. Maar ook worden IJsvogels gezien bij de sloot achter Masterfoods, de Oud-Beijerlandse Kreek en zelfs in de buurt van sloten in woonwijken. Meestal gaat het om solitaire exemplaren, soms worden twee, of zelfs drie ex gezien.

Page 191: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

191

IJsvogel Kleiput 1997-2006

02468

1012141618

januari april juli oktober

Aantallen en seizoenspatroon

Aan

tal

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

maa

ndge

mid

deld

e

Fig. 11. Voorkomen en seizoenspatroon van de IJsvogel, Kleiput (1997-2006)

Page 192: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

192

Draaihals Jynx torquilla RL:EB Status OBL: dwaalgast Draaihalzen broeden verspreid over Europa, met uitzondering van het uiterste noorden en westen. Vrijwel de hele Europese populatie trekt weg en overwintert in Afrika tussen Sahara en evenaar. In ons land is vooral doortrek te verwachten van Scandinavische Draaihalzen, omdat deze in zuidwestelijke richting wegtrekken. De Draaihals dankt zijn naam aan de flexibele hals, welke in vreemde kronkels gedraaid kan worden. De favoriete habitat voor de soort bestaat uit warme, droge plekken in oude loofhoutsingels en loof- of lariksbossen met een open structuur. Gebroed wordt in oude, meestal deels verrotte loofbomen. Het voedsel bestaat uit mieren (vooral zwarte wegmieren en hun poppen zijn favoriet) welke in bomen en op de grond gezocht worden. Begin april komen Draaihalzen weer terug. In de eerste helft van de vorige eeuw was de Draaihals in Nederland een verspreide broedvogel op de zandgronden in het midden en oosten des lands en in de duinen. Vooral op de Veluwe was hij niet ongewoon. De totale populatie bedroeg echter niet meer dan enkele honderden paren. De laatste decennia is de Draaihals buiten de Veluwe beduidend in aantal afgenomen. De broedpopulatie in Nederland rond de eeuwwisseling beliep nog slechts 50-65 paren tegenover 125-250 paren in 1973-1977. In de Hoeksche Waard is de Draaihals een onregelmatige doortrekker, voornamelijk in het voorjaar. In Oud-Beijerland is de soort slechts eenmaal waargenomen als raamslachtoffer tijdens de voorjaarstrek: 04.05.2003, 1 ex. Houtmanstraat, tuin R. ter Horst (RtH)

Page 193: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

193

Groene Specht Picus viridis RL:KW Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) wintergast in klein aantal De broedgebieden van de Groene Specht bestrijken geheel Europa, behalve IJsland, Ierland en het noorden van Scandinavië. Groene Spechten zijn standvogels van open loofbossen, hoogstamboomgaarden, parken en oude houtsingels. Als broedplaats verkiest de soort meestal een zelfgehakt hol in een oude loofboom. Het voedsel bestaat uit grote mieren (vooral rode bosmieren) en wordt meestal op de grond verzameld. De lachende roep valt vaak eerder op dan de vogel zelf, maar wie eens een Groene Specht tekeer heeft zien gaan op een mierenhoop zal dit niet snel vergeten! De Groene Specht is na de Grote Bonte de meest talrijke en verspreide specht in ons land. Waarschijnlijk trad halverwege de eeuw al een afname op, vooral op de oostelijke zandgronden. Midden jaren zeventig broedden nog 6000-7500 paar in ons land. Daarna zette de afname duidelijk door, vooral in het oosten en zuiden. Rond 1985 waren nog 3000-4500 paar over. Sindsdien lijkt de populatie in Achterhoek en Zuid-Limburg iets te stijgen, terwijl het midden van het land, het rivierengebied, oostelijk Brabant en aangrenzend Limburg een verdere afname melden. In de duinstreek en in Zuidwest-Nederland wordt sinds midden jaren tachtig een duidelijke toename opgemerkt. De aanleg van ruilverkavelingsbossen, welke dan inmiddels tot wasdom zijn gekomen, speelt hierin vermoedelijk een belangrijke rol. Er komen hier weliswaar geen rode bosmieren voor, maar de Groene Specht schakelt hier over op de gele weidemier en de zwarte wegmier. Het totaal aantal broedparen lijkt sinds midden jaren tachtig stabiel te zijn en wordt nu geschat op ongeveer 4500 tot 5500 paren (SOVON 1973-1977). In de Hoeksche Waard is de soort in het begin van de jaren negentig een zeer schaarse broedvogel van doorgeschoten grienden, dijken en erfbeplanting, tevens doortrekker en wintergast. De Groene Specht kreeg pas in de 2e helft van de jaren negentig vaste voet aan de grond. Het aantal broedparen nam, via 19 paar in 1999, snel toe naar 44 in 2002.1 In Oud-Beijerland werden pas na de eeuwwisseling broedgevallen van de Groene Specht vastgesteld. Sindsdien is de soort een regelmatige broedvogel. Vaste plekken zijn o.m. de Oude Maasoever, het Laningpark en de Oude Tol. Ook in het winterhalfjaar wordt de soort waargenomen, maar deze gedraagt zich dan onopvallend. 1 Lit. Benard, M. - Groene Specht verovert Hoeksche Waard. In Vogelvlucht 7, okt. 2002 pag. 7-10

Page 194: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

194

Grote Bonte Specht Dendrocopus major Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) wintergast in vrij klein aantal Evenals de Groene Specht broedt de Grote Bonte Specht in geheel Europa, met uitzondering van Ierland, IJsland en het noorden van Scandinavië en Rusland. Bij ons is de soort standvogel, doortrekkers die bij ons worden waargenomen, kunnen afkomstig zijn uit Noord- en Midden-Europa. De Grote Bonte Specht is de drummer van het bos; zowel mannetje als vrouwtje roffelen op takken om territorium en paarband te versterken. Loof- en gemengde bossen met een diverse opbouw (jonge en oude bomen, dicht en open bos) zijn favoriet. Grote Bonte Spechten hakken een nestholte uit in bomen, waarbij de voorkeur, begrijpelijk, uitgaat naar zachte houtsoorten. Berken zijn favoriet, maar andere boomsoorten worden ook gebruikt om een holte met rond gat in uit te hakken. Een specht krijgt daarbij geen hoofdpijn doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd; de Grote Bonte Specht maakt geen comfortabel nest voor de jongen. Het gaat goed met de Grote Bonte Specht, het aantal broedparen in Nederland is ten opzichte van vorige decennia sterk toegenomen. Het broedbestand werd door SOVON in 1998-2000 geraamd op ongeveer 55.000 - 65.000 paren, tegenover minder dan 20.000 in 1973-1977. In de Hoeksche Waard is de Grote Bonte Specht een vrij schaarse broedvogel (50-55 paar) van doorgeschoten grienden, dijken, parken en erfbeplanting, en wintergast. In Oud-Beijerland heeft de soort eveneens in de laatste decennia vaste voet aan de grond weten te krijgen. In 1977 werd nog slechts 1 broedgeval van de soort genoteerd. Thans broeden 5-10 Grote Bonte Spechten jaarlijks binnen de gemeente. Op plaatsen waar maar bosachtige structuren te vinden zijn treffen we de soort wel aan: Oude Maasoever en Bosschengriend, de Boezem, het Laningpark en de Oude Tol zijn plaatsen waar de Grote Bonte Specht zijn voorjaarsroffel laat horen.

Page 195: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

195

Kuifleeuwerik Galerida cristata RL:EB Status OBL: voormalige broedvogel (a.kl.B) van nieuwbouwwijk in aanleg Het broedgebied van de Kuifleeuwerik omvat geheel Europa, met uitzondering van Engeland, Scandinavië en Noordwest-Rusland. In Noordwest en Midden-Europa, waar de soort vooral stadsbewoner is, is deze op zijn retour. De stand is nagenoeg stabiel in Zuid- en Zuidoost-Europa, waar het merendeel van de broedvogelpopulatie huist en waar de Kuifleeuwerik ook extensief boerenland bewoont. In Nederland is de soort, net als elders in Noordwest-Europa standvogel. De stand van de Kuifleeuwerik is in Nederland sinds de jaren zeventig drastisch afgenomen: van 3000-5000 paren in 1973-1977 tot minder dan 100 (!) in 1997. Bij de ineenstorting van de broedvogelpopulatie speelt waarschijnlijk de verandering in stedenbouw een cruciale rol. Sinds de tweede helft van de vorige eeuw worden nieuwbouwwijken in hoog tempo uit de grond gestampt, waarbij onbebouwde delen in plantsoenen worden omgezet. De opkomende verstedelijking in de 19e en begin 20e eeuw geschiedde op een naar huidige maatstaven chaotische wijze en in betrekkelijk rustig tempo, waarbij bijvoorbeeld ruderaalvelden en landbouwenclaves lang aanwezig bleven. Dit bood de soort volop kansen tot vestiging, terwijl de uitbreidende infrastructuur het mogelijk maakte om sprongsgewijs nieuwe gebieden te bezetten. In 2007 werd de Nederlandse broedpopulatie door SOVON op 15-20 paren geschat. Uitsterven in Nederland kan op afzienbare termijn worden verwacht. In de Hoeksche Waard was de soort een incidentele broedvogel in de jaren zeventig (Noordelijke Ventjagersplaten, Eendragtspolder, Groot-Koninkrijk) en een incidentele doortrekker. In Oud-Beijerland broedde een paar Kuifleeuweriken in 1978 op een terrein waarop nu de Zoomwijck is verrezen. De soort was in die tijd lang geen zeldzame verschijning. De Kuifleeuweriken foerageerden in de jaren zeventig gewoon op de Molendijk, in het centrum van het dorp (pers. med. J.vd Berg).

Page 196: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

196

Boomleeuwerik Lullua arborea Status OBL: dwaalgast Boomleeuweriken broeden in de gematigde en mediterrane zones van Europa. Streken met koele of natte zomers, waaronder het grootste deel van de Britse Eilanden en Fenno-Scandinavië, worden gemeden. Broedvogels uit Noord-, Oost- en West-Europa overwinteren in Zuidwest-Europa. In ons land is doortrek te verwachten van eigen broedvogels en die uit Noord-Duitsland, Fenno-Scandinavië en de Baltische Staten en Noord-Polen. De broedgebieden van de Boomleeuwerik in Nederland strekken zich uit over de hogere zandgronden en de duinstreek. Het voedsel (rupsen, vlinders, miljoenpoten, snuitkevers, vliegen en spinnen, zaden) wordt bijeengescharreld op kale of schaars begroeide bodems. De Nederlandse populatie heeft zich in vergelijking met de jaren zeventig vervijfvoudigd tot 5000-6000 paren in 1998-2000, mogelijk ten gevolge van het toenemen van de oppervlakte geschikt habitat (meer aanbod van kapvlakten, heideherstel). De Boomleeuwerik is in de Hoeksche Waard een doortrekker en incidentele wintergast. Het merendeel van de waarnemingen zijn afkomstig van trektelposten. Op de post in de Mariapolder, waar al jarenlang frequent wordt geteld, passeren eind oktober tientallen Boomleeuweriken per dag. Op 25.10.2008 passeerden 59 Boomleeuweriken en op 31.10.2009 49 ex. In Oud-Beijerland is slechts een waarneming van de soort bekend: 30.09.2000, 1 ex.(o) De Staart (MPr)

Page 197: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

197

Veldleeuwerik Alauda arvensis RL:GE OBL: lewark Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van de polder Oud-Beijerland c.a. doortrekker in groot en wintergast in vrij groot aantal De Veldleeuwerik ontbreekt in Europa alleen in het uiterste noorden. De belangrijkste overwinteringsgebieden liggen in West-Europa en in landen rondom de Middellandse Zee. De soort heeft een voorkeur voor open landschappen, vooral open akker- en heidegebieden. In graslanden liggen de dichtheden aanzienlijk lager. De Veldleeuwerik is in West-Europa met minstens 50% afgenomen sinds de jaren zeventig; in Nederland is de afname nog schrijnender. Rond de eeuwwisseling bedroeg de stand nog maar 10% van die in de jaren zeventig: 50.000-70.000 paren Uit allerlei onderzoek is gebleken dat de in hoge mate geïntensiveerde Nederlandse landbouw en verruiging van natuurlijke habitats verantwoordelijk zijn voor de afname. Een lichtpuntje is mogelijk de introductie van bloemrijke akkerranden welke positief kunnen uitpakken voor Veldleeuweriken. In de Hoeksche Waard was de Veldleeuwerik in de jaren negentig nog een zeer talrijke (>1000 paar) broedvogel van grasgorzen en open polders, doortrekker en wintergast. Ook hier heeft de soort thans te lijden onder de geschetste problemen. Numerieke gegevens van een eventuele afname over de Hoeksche Waard als geheel ontbreken echter. In Oud-Beijerland broeden de laatste jaren nog hooguit enkele paren: 1992, 3 paar polder Oud-Beijerland (FvG, RV)) 01.05.2005, 1 ex(z) Langs OBL-se kreek, w. van OBL Langeweg (RV) 13.04.2006, 1 ex (z) 2e Kruisweg O. (RV) 30.04.2007, 1 ex 2e Kruisweg w/Langeweg (FvG) Tijdens de watervogeltellingen in het winterhalfjaar worden regelmatig doortrekkende en overwinterende exemplaren gezien: 19.05.1999, 1 ex. De Staart (GN) 17.12.2005, 3 ex De Staart (FvG,GN) 18.03.2006, 2 ex De Staart (FvG,GN) 15.12.2007, 3 ex De Staart (GN,RP,FvG) 16.02.2008, 3 ex De Staart (GN,RP,FvG) 15.03.2008, 1 ex De Staart (JvdB,RP,FvG)

Page 198: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

198

Oeverzwaluw Riparia riparia Status OBL: incidentele broedvogel van grond- en zanddepot in Poortwijk onregelmatige doortrekker in klein aantal van o.a. de Kleiput De Oeverzwaluw broedt in geheel Europa, met uitzondering van IJsland. De in Nederland broedende Oeverzwaluwen overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahara. De nesten worden gemaakt in zelfgegraven, 60-120 cm diepe holen in steile zand-, leem- of kleiwallen aan de oevers van beken en rivieren, of in grondafgravingen of –depots. Zoet water is meestal op korte afstand van de nestlocatie aanwezig. Oeverzwaluwen zijn koloniebroeders. Ze broeden in kolonies van enkele tot vele honderden paren. Het voedsel bestaat uit vliegende insecten, die ook aan de jongen worden gevoerd. Vergeleken met de jaren zeventig (5000 paren in 1978), toen de oeverzwaluwstand in een dip verkeerde, is de soort zeer fors toegenomen (32.000 paren in 1998-2000) en vergeleken met de zestiger jaren (20.000-25.000 paren) licht. De huidige verspreiding verschilt aanzienlijk met die in de jaren zeventig, toen de soort overal in kleinschalige boerenontgrondingen op de zandgronden broedde. Deze vorm van landgebruik is thans niet meer toegestaan en daardoor is veel potentiële broedgelegenheid verdwenen. In de laatste decennia verschenen oeverzwaluwkolonies steeds meer in grootschalige ontgrondingen, grondverzet ten bate van de alsmaar voortschrijdende infrastructuur alsmede stadsuitbreidingen. Er vond dan ook een verschuiving plaats in de gemiddelde koloniegrootte van 25 paren in 1980 tot 78 paren in de jaren 1999-2001! De jaarlijkse populatieschommelingen worden veroorzaakt door overwinterings-omstandigheden in de Sahel. Nazomers met hoge neerslagcijfers bevorderen de overlevingskansen in de wintermaanden; extreme droogte veroorzaakt een extreme mortaliteit. In de Hoeksche Waard is de soort in de negentiger jaren bekend als een zeer schaarse tot schaarse broedvogel (5-15 paar) van de Beneden- en Westbinnenhaven bij Nieuwendijk, de Vissersvliet bij Zuid-Beijerland en de haven van Goudswaard, jachthaven de Put en mogelijk ook langs het Spui, en doortrekker. Grootschalige infrastructurele ontwikkelingen deden de aantallen Oeverzwaluwen na de eeuwwisseling explosief stijgen. Zo werden 223 paar geteld in 2003 in een zanddepot ten behoeve van de aanleg van de HSL te ’s Gravendeel.1

Intussen namen de aantallen ook fors toe in reguliere kolonies in Puttershoek (max.77 paar) en de Vissersvliet (max. 112 paar). De kroon spande een met behulp van de vogelwerkgroep van het HWL kunstmatig aangelegde oeverzwaluwwand in de APL polder bij Strijensas.2 Nadat 378 nestholen werden geteld in 2007 stond de teller in 2008 pas stil bij 623 nestholen! Dat de Oeverzwaluw een zeer dynamische soort is bleek in 2009 toen dezelfde kolonie in de nestbouwfase werd verlaten en uiteindelijk op 0 bleef staan. In Oud-Beijerland worden Oeverzwaluwen jaarlijks waargenomen. Vooral in het voorjaar worden vroege aankomers nog al eens boven de Kleiput gezien. De soort is in Oud-Beijerland een incidentele broedvogel. In 2003 broedde een paartje met succes in een zanddepot in Poortwijk. Waarnemingen: 08.04.2001, 3 ex Kleiput (FvG) 24.06.2004, 2 ex Kleiput (FvG) 05.05.2005, 2 ex Kleiput (FvG) 20.04.2006, 2 ex Kleiput (FvG) 01.05.2008, 2 ex Oude Maas, achter de Staart (FvG)

Page 199: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

199

1 Lit. Willemsen, H. – Oeverzwaluwenstory HSL. In Vogelvlucht 9, okt. 2003, pag.3-4 2 Verkerk, J. en Willemsen, H. – Oeverzwaluwwand in APL groot succes. In Vogelvlucht 17, okt.2007, pag.32-33.

Page 200: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

200

Boerenzwaluw Hirundo rustica RL:GE

OBL: zwoaveltie Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D) van boerenschuren en carports doortrekker in vrij groot aantal Boerenzwaluwen broeden in geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het noorden van Scandinavië en Rusland. De Nederlandse Boerenzwaluwen verlaten in september hun broedgebied om in West- en Centraal Afrika te overwinteren. De weersomstandigheden in het overwinteringsgebied spelen een cruciale rol in de overlevingskansen van de soort. Regenval vergroot die kansen, droogte kan direct daling van het populatieniveau teweegbrengen. Het voedsel bestaat bij voorkeur uit grotere insecten (vliegen, bromvliegen, horzels en zweefvliegen), die binnen 500 meter van de broedplaats worden verzameld. Alleen bij koud weer jagen ze op bladluizen en andere kleine insecten. Het open, komvormige nest wordt gebouwd van klei in stallen, schuren, carports en onder bruggen. Een vrije in- en uitvliegroute is een voorwaarde. Ze zitten graag in het donker en kijken naar het licht Landbouwgebieden herbergen de grootste aantallen Boerenzwaluwen, vooral als er veel melkveebedrijven en gemengde bedrijven zijn. Het voedselaanbod, in de vorm van insecten, is op dierhouderijen het grootst en bepaalt de grootte van de broedkolonies. Hoewel de stand van de soort in Nederland sinds de jaren negentig stabiel is (100.000-200.000 paren in 1998-2000), is deze ten opzichte van de jaren zeventig, onder invloed van diverse veranderingen in landbouw en veeteelt, drastisch gedaald. Ook het toekomstperspectief is niet rooskleurig. De steeds strengere hygiënische eisen opgelegd aan de boeren door overheid, voedingsindustrie en supermarktketens, alsmede het verplichte gebruik van insecticiden in de stallen, hebben tot gevolg dat in toenemende mate zwaluwen geweerd zullen worden uit de gebouwen. In de Hoeksche Waard is de Boerenzwaluw een talrijke (ruim 800 paar) broedvogel van boerderijen, schuren en onder bruggen, tevens doortrekker. In de gemeente Oud-Beijerland is de soort een algemene verschijning. Een opmerkelijk broedgeval is bekend uit 2002, toen Boerenzwaluwen nestelden in een carport midden in de wijk Oosterse Gorzen (med. A. Rozendaal). Zwaluwen zijn lentebodes bij uitstek. Eerstelingen worden daarom altijd met vreugde begroet: 10.04.2000, 20 ex Kleiput (GN) 26.03.2006, 1 ex Kleiput (FvG) 02.04.2008, 1 ex landbouwweg achter Zinkweg (FvG) 14.03.2009 ( ! ), 1 ex Kleiput (FvG,JvdB,GvW,RP) De waarneming van de zwaluw op 14 maart 2009 is een spectaculair vroege waarneming, mogelijk de eerste in de Hoeksche Waard ooit. De vogel werd opgemerkt op een van de maandelijkse watervogeltellingen. Late waarnemingen: 22.09.2005, 8 ex Spuipark (FvG) 15.09.2007, 8 ex Spuipark (FvG,GN)

Page 201: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

201

Huiszwaluw Delichon urbica RL:GE OBL: zwoaveltie Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D) van menselijke bouwwerken met overstekken doortrekker in groot tot vrij groot aantal Huiszwaluwen broeden in geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het uiterste noorden van Rusland. Overwinterd wordt in tropisch Afrika tot in Zuid-Afrika. De soort is een echte cultuurvolger. In sommige delen van Europa wordt genesteld aan steile rotswanden en klifkusten, maar in Nederland zijn de Huiszwaluwen gebonden aan door de mens bewoonde gebieden. Huiszwaluwen zijn koloniebroeders. De nesten, een kwartbol van klei met een kleine vliegopening, worden gemetseld tegen gebouwen, vooral onder dakoverstekken of balkons aan boerderijen, schuren en woonhuizen, ook wel onder bruggen. Belangrijke vestigingsvoorwaarden zijn o.a. geschikte plaatsen om het nest te bouwen, de aanwezigheid van voldoende bouwmateriaal en het voorhanden zijn van voedsel. Dit bestaat uit vliegende insecten (vliegen, muggen en bladluizen), die voornamelijk op grote hoogte worden buitgemaakt. Tijdens slecht weer is het insectenaanbod op grote hoogte gering en wordt ook veelvuldig boven water en op luwe plekken gefoerageerd, zoals langs houtsingels. De soort is zeer plaatstrouw. Hun vermogen om de geboorteplek terug te vinden is enorm, wanneer men bedenkt hoe ver het winterkwartier van de broedplaatsen verwijderd is. De soort heeft doorgaans twee broedsels. Gemiddeld worden 5 jongen per broedpaar grootgebracht. In Nederland is de Huiszwaluw in vergelijking met de jaren zestig met meer dan 60% achteruitgegaan (110.000-125.000 paren in 1998-2000), hoewel de populatieomvang in tussenliggende periodes sterk fluctueerde. Een van de oorzaken is waarschijnlijk het schaarser worden van het bouwmateriaal. Boerenerven worden steeds netter bestraat of geasfalteerd. In stedelijk gebied is er voor Huiszwaluwen nauwelijks meer aan nestmateriaal te komen. Een andere oorzaak is het afsteken van de nesten door bewoners van panden waaraan wordt genesteld wegens poepoverlast. Ook is het aannemelijk dat de voedselsituatie voor de zwaluwen is verslechterd, gelet op de landbouwkundige ontwikkelingen in de afgelopen decennia. Los hiervan spelen ook de voedselomstandigheden in Afrika een rol. Om de fluctuaties in de broedpopulaties te kunnen begrijpen zou verder onderzoek moeten uitwijzen welke factoren de populatietrend sturen. Dit is thans nog onduidelijk. In de Hoeksche Waard is de soort een talrijke broedvogel van dorpen en boerderijen en een doortrekker in vrij klein aantal. De Huiszwaluw wordt via een eigen vogelwerkgroepproject sinds 1987 jaarlijks integraal geteld. In 1992 werden maximaal 1843 bewoonde nesten geteld. Hierna liepen de aantallen sterk terug met als dieptepunt 2002 met 820 bewoonde nesten. Na dat jaar stegen de aantallen weer tot 1220 bewoonde nesten in 2009. De belangrijkste broedgebieden zijn gelegen in het zuiden van de Hoeksche Waard. In een atlaskwartblok (2,5 x 2,5 km) bij Numansdorp werden in 1990 maar liefst 248 (!) nesten geteld. Oud-Beijerland telde in de jaren zeventig ruim 100 paar Huiszwaluwen. Deze aantallen werden ook gehaald aan het begin van de jaren negentig (tabel 14). Alleen al de kolonie aan het Brakelsveer telde in 1990 nog 32 nesten. Verder kwamen huiszwaluwkolonies verspreid voor in de Zeeheldenwijk, Croonenburgh en de Zuidwijk. Na 1993 volgde een forse afname. Door de sterke uitbreiding van het dorp kwamen de voedselgebieden te ver van de broedplaatsen te liggen en verdwenen de Huiszwaluwen uit de wijken. Behalve enkele vestigingen langs de randen van het dorp (Brakelsveer, Stougjesdijk) worden thans hooguit nog enkele nesten in Zuidwijk aangetroffen en houden een aantal

Page 202: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

202

kunstnesten nog een kleine locatie aan de Begoniastraat overeind. De huiszwaluwpopulatie van de gemeente Oud-Beijerland bedraagt anno 2008 totaal nog zo’n 50 broedpaar. Het overgrote deel hiervan treffen we aan in het buitengebied (Zinkweg). Vroege waarnemingen: 10.04.2000, 2 ex Kleiput (GN) 09.04.2006, 2 ex Kleiput (FvG) In het najaar verzamelen de Huiszwaluwen zich voor de trek naar het zuiden: 09.09.2000, 175 ex Kleiput (FvG)

Tabel 14. Huiszwaluw Oud-Beijerland 1987-2008 (aantal bewoonde nesten)

jaartal aantal 2008 53 2007 42 2006 75 2005 62 2004 60 2003 60 2002 51 2001 63 2000 65 1999 45 1998 30 1997 31 1996 32 1995 31 1994 63 1993 118 1992 104 1991 104 1990 104 1989 93 1988 79 1987 74

opm. de aantallen zijn het totaal van de tellingen in de atlaskwartblokken 37-56/3+4 en 43-16/1

Page 203: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

203

Fig. 12. Vergelijking van de verspreiding van de Huiszwaluw in Oud-Beijerland in 1989 (boven) en 2008 (onder)

Page 204: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

204

Graspieper Anthus pratensis RL:GE Status OBL: vrij schaarse broedvogel(a.kl.B) van akkers, weilanden en gorzen langs de rivieren doortrekker en wintergast in vrij klein aantal De broedgebieden van de Graspieper liggen in geheel Europa, met uitzondering van de landen langs de Middellandse Zee. In Nederland komen zij overal voor, behalve in de stedelijke agglomeraties en de zwaar beboste gebieden. In kleinschalige landschappen als de Achterhoek, Twente, oostelijk Noord-Brabant en het Limburgse Heuvelland is de soort schaars. De Nederlandse broedvogels overwinteren in Zuidwest-Europa en Marokko. De broedhabitat bestaat uit open terrein met lage begroeiing. In Nederland bezet de soort uiteenlopende terreintypen: kwelders, gras- en bouwland, vochtige heide, open duinen en met veenmos begroeide moerasgebieden. De Graspieper is de laatste decennia gevoelig in aantal afgenomen. Sinds de jaren zeventig bedraagt de achteruitgang minimaal 20% (70.000-80.000 paren in 1998-2000). De soort staat thans op de Rode Lijst. Voornaamste reden voor de achteruitgang van de soort in graslanden is het ongeschikt worden van het reguliere boerenland. De ontwikkeling van de soort op bouwland is onvoldoende bekend. Op heidevelden, schorren en kwelders zijn de ontwikkelingen gemiddeld positiever maar vermoedelijk vormt dit onvoldoende compensatie. Volgens ‘ Vogels van de Hoeksche Waard ‘ (1999) broedden er in de jaren negentig nog ruim 1000 paar Graspiepers op de grasgorzen en in de open polders van de Waard. De soort is er een zeer talrijke broedvogel van grasgorzen en open polders, een doortrekker in zeer groot aantal en wintergast in vrij klein tot vrij groot aantal. In de gemeente Oud-Beijerland wordt het aantal broedparen volgens de meest recente schatting op minder dan 10 paar geraamd. De soort broedt o.a. nog op de Staart en in de polder Oud-Beijerland c.a. De trektelpiek van de Graspieper valt begin oktober. Allen al op 5 oktober 2009 passeerden meer dan 2000 Graspiepers de trektelpost Zuidpunt Hoeksche Waard in de Mariapolder. Ook ’s winters verblijven er Graspiepers in de gemeente. Waarnemingen: 17.12.2005, 4 ex De Staart (FvG,GN) 15.01.2006, 3 ex Spui (tijdens wavo telling) (FvG,GN) 28.01.2007, 7 ex De Staart (FvG) 15.12.2007, 10 ex De Staart (FvG,RP,GN) 16.02.2008, 1 ex De Staart (GN,RP,FvG) 19.12.2009, 8 ex totaal tijdens PTT (RP,GN,FvG)

Page 205: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

205

Waterpieper Anthus spinoletta Status OBL: dwaalgast De Waterpieper broedt boven de boomgrens in de berggebieden van Midden- en Zuid-Europa. Na de broedtijd verlaten de vogels de hooggelegen broedplaatsen om in het laagland te overwinteren. In Nederland is de Waterpieper een vrij schaarse wintergast, die vooral op natte graslanden en in moerassen verblijft. Zilte en brakke kustgebieden worden gemeden. In de Hoeksche Waard is de soort een doortrekker en wintergast in zeer klein aantal (<10 ex), voornamelijk langs Hollands Diep, Haringvliet en de Oude Maas. Na de eeuwwisseling werd de soort frequenter en in grotere aantallen gezien. In Oud-Beijerland is slechts een waarneming bekend. Deze dateert uit 2004 toen de Staart voor het eerst niet meer agrarisch werd gebruikt: 1e kw. 2004, onb. aantal De Staart (med. LL) Het is aannemelijk dat Waterpiepers, vooral ’s winters, veel algemener zijn dan de weinige waarnemingen suggereren, vooral langs Spui en Oude Maas. Mogelijk is de onbekendheid van de soort een reden dat deze nog nauwelijks wordt waargenomen. Een bijkomende moeilijkheid is de gelijkenis met de andere piepers, waardoor de specifieke kenmerken voldoende moeten kunnen worden beoordeeld, om tot een correcte determinatie te komen.

Page 206: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

206

Gele Kwikstaart Motacilla flava RL:GE Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) van akkers doortrekker in vrij klein aantal De broedgebieden van de Gele Kwikstaart omvatten grote delen van West- en Midden-Europa en Zuid-Scandinavië. De overwinteringsgebieden liggen in West- en Centraal Afrika. Het zwaartepunt van de verspreiding in Nederland ligt in Groningen en Zuidwest Nederland, waar de soort hoge dichtheden bereikt. Dit weerspiegelt de voorkeur voor open landschappen met een lage begroeiing. Stedelijk gebied, aaneengesloten bos en kleinschalig cultuurlandschap worden gemeden. De huidige broedpopulatie bedraagt in 1998-2000 ongeveer 40.000-50.000 paren. Verspreid over heel Nederland heeft de soort sinds de jaren zeventig terrein verloren, vooral in de open graslanden. Oorzaken hiervan zijn volgens SOVON de intensivering van graslandgebruik, verlaging van het waterpeil, gebruik van kunstmest en onkruidbestrijdingsmiddelen, opruimen van ruige bermen en andere landschappelijke ingrepen. De soort gaat het voor de wind in bouwland met akkerrandbeheer, niet-bespoten graanranden en eenjarig braakgelegde percelen. Gele Kwikstaarten worden dikwijls in de buurt van grazend vee gezien, waar zij foerageren op de vele opgejaagde insecten. In de Hoeksche Waard wordt het aantal broedparen in de jaren negentig op ruim 1200 geschat. De soort is er een talrijke broedvogel van open polders en grasgorzen en doortrekker. In Oud-Beijerland broeden vermoedelijk minder dan 10 paar Gele Kwikstaarten. De beste plekken zijn nog de omgeving van de 2e Kruisweg. Ook in de Vlietmonding kwam in 2009 een paartje tot broeden. Soms wordt de soort op op doortrek waargenomen: 02.04.2006, 1 ex Kleiput (FvG)

Page 207: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

207

Grote Gele Kwikstaart Motacilla cinerea Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast De broedgebieden van de Grote Gele Kwikstaart zijn gelegen in geheel Europa, met uitzondering van IJsland, Scandinavië en grote delen van Rusland. De soort is in de broedtijd sterk gebonden aan natuurlijke, snel stromende beken en rivieren. In Nederland vormen beken in de Achterhoek, Twente en Zuid-Limburg de belangrijkste broedgebieden. De zuidelijkste overwinteringsgebieden liggen in Noord-Afrika. De Nederlandse broedvogels zijn deeltrekker en overwinteren onder meer in Frankrijk. In Nederland overwinteren kleine aantallen Grote Gele Kwikstaarten van onbekende herkomst. De broedvogelstand is sinds de jaren zeventig licht toegenomen (240-300 paren in 1998-2000) door uitbreiding van het oorspronkelijke verspreidingsgebied. Het betreft hier nieuwe vestigingen op minder karakteristieke locaties als erven, kanalen, gekanaliseerde beeklopen en zeer kleine beken. Herstel van natuurlijke beeklopen kan de ontwikkeling in de toekomst nog verder positief beïnvloeden. In de Hoeksche Waard is de Grote Gele Kwikstaart vooral een doortrekker, een onregelmatige wintergast en een incidentele zomergast. Het merendeel van de waarnemingen is afkomstig van de trektelposten bij de Haringvlietbrug en in de Mariapolder. Recente gegevens van de trektelpost in de Mariapolder tonen een totaal van 63 Grote Gele Kwikstaarten over het jaar 2008 (najaarstrek), met een dagmaximum van 8 exemplaren. Van Oud-Beijerland zijn vooral winterwaarnemingen bekend: 18.11.1995, 1 ex De Vliet (JvdB) 09.12.1996, 2 ex KONI-terrein (CT) 06.11.2004, 1 ex. Frenkelerf, Spuioever (op dak garage) (FvG) 27.11.2004, 1 ex Waterstoep (Zoomwijck) (FvG) 23.12.2006, 1 ex Zinkweg (MB) 21.02.2008, 1 ex Groeneweg nabij SHO terrein (MP via Wn.NL) 11.01.2009, 1 ex insteekhaven wijk Spuioever, badderend a/d oever (FvG,HvG)

Page 208: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

208

Witte Kwikstaart Motacilla alba OBL: kwikstaert Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van boerderijen, schuren en maneges doortrekker in vrij klein aantal onregelmatige wintergast De Witte Kwikstaart broedt in geheel Europa, zowel in natuurlijke landschappen als in stedelijk gebied. De soort is echter nergens talrijk. De Nederlandse Witte Kwikstaarten brengen de winter grotendeels door in Zuidwest-Europa en Marokko. Het is niet duidelijk of het kleine aantal overwinterende vogels Nederlandse broedvogels betreft. Witte Kwikstaarten broeden in allerlei kunstmatige of natuurlijke spleten, gaten, nissen of holten. Het voedsel bestaat uit insecten als vliegen, muggen, kevers, mieren etc. De populatie in Nederland is sinds de tachtiger jaren met ca. 15% toegenomen tot ongeveer 70.000-140.000 paren in 1998-2000, onder meer door uitbreiding van bebouwing en andere menselijke ingrepen die tot verruiming van het aanbod aan nestplaatsen hebben geleid. In de Hoeksche Waard broedden in de negentiger jaren 540-550 paar. De soort is er een talrijke broedvogel van dorpen, boerderijen en schuren, een doortrekker in vrij groot aantal en wintergast in klein aantal. Van de soort is bekend dat met tientallen exemplaren wordt overnacht in kassen (Heinenoord). In Oud-Beijerland is de Witte Kwikstaart een broedvogel van o.m. schuurtjes, maneges en industrieterreinen. Winterwaarnemingen: 02.01.1999, 1 ex Ind.Terr. De Bosschen (NdH) 28.01.2006, 1 ex Binnenpad, bij Spuidijk (GN) 23.12.2006, 11 ex oeverstrook Oud-Beijerlandse kreek, Langeweg (MB, GN, FvG) 31.12.2007, 1 ex Brakelsveer (GN) 11.01.2009, 1 ex 2e Kruisweg (FvG,RP) 19.12.2009, 2 ex Langeweg 1 ex; Haven OBL 1 ex (FvG,GN,RP)

Page 209: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

209

Pestvogel Bombicilla garrulous Status OBL: onregelmatige wintergast in klein tot vrij klein aantal Pestvogels broeden van het noorden van Fenno-Scandinavië tot ver in Siberië. Het voorkomen in Nederland is afhankelijk van een moeilijk te voorspellen samenloop van omstandigheden. Meestal trekken Pestvogels niet of nauwelijks weg, in invasiejaren kunnen ze echter de Middellandse Zee bereiken. Waarschijnlijk speelt de mate waarin bessen als wilde lijsterbes en gelderse roos in de broedgebieden aanwezig zijn een rol in de timing en de omvang van een invasie. Overigens wordt de soort in de laatste decennia elke winter in Nederland waargenomen; het gaat dan echter, met uitzondering van de invasiejaren, om kleine aantallen. De soort is in de Hoeksche Waard (1999) een onregelmatige wintergast in zeer klein aantal. De meeste waarnemingen van voor de eeuwwisseling zijn afkomstig van het invasiejaar 1996. Uit Oud-Beijerland zijn volgende waarnemingen bekend: 21.01.1996, 3 ex Plaatseweg (GA, FvG) 24.01.1996 2 ex Spuioeverweg (FvG) 01-04.01.2001, 7 ex het Admiraaltje (Sch) 02.02.2003, 1 ex Spuioeverweg (FvG) 18.01.2004, 1 ex Spuioeverweg (FvG) 26.12.2004, 1 ex De Staart (AR) 29.12.2005, 15 ex Elzentuin, Ruisscheweg (GN, FvG) 02.01.2006, 9 ex Elzentuin, Ruisscheweg (A&LvdL) Aan de Spuioeverweg, Plaatseweg en bij de Elzentuin foerageerden de Pestvogels op gelderse rozen. De heesters hebben aan de Spuioeverweg de ‘grote kaalslag’ (2005) echter niet overleefd. In een boomgaardje bij het Admiraaltje foerageerden de vogels samen met Kramsvogels op rot fruit.

Page 210: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

210

Winterkoning Troglodytes troglodytes OBL: klaain jantjie Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) wintergast in groot aantal De Winterkoning broedt in geheel Europa met uitzondering van het uiterste noorden. De soort wordt vrijwel overal aangetroffen waar opgaande begroeiing aanwezig is en vertoont een voorkeur voor structuurrijke bossen met een weelderige ondergroei. Het nest wordt gebouwd in heggen, boomstronken, dichte struiken, nestkasten, muurnissen, riet- en houtstapels. Het mannetje bouwt verschillende nesten, waarvan het vrouwtje er een uitkiest om te broeden. De Winterkoning is in Nederland een echte standvogel. Na strenge winters, vooral met langdurige sneeuwval of ijzelbedekking, kan de stand landelijk halveren. Doorgaans volgt daarna weer herstel. In Nederland broedden in 1998-2000 rond 550.000 paren en de soort is daarmee een uiterst talrijke broedvogel. In de Hoeksche Waard is de soort een zeer talrijke broedvogel van verruigde rietgorzen, grienden, parken, erfbeplanting en dorpen, en wintergast. In de jaren negentig werden meer dan 1600 broedparen geteld. In Oud-Beijerland broeden Winterkoningen overal waar maar groen te vinden is. Alleen in woonwijken met weinig of geen snippergroen ontbreekt de soort. De hoogste dichtheden bereikt de Winterkoning langs de Oude Maasoever.

Page 211: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

211

Heggenmus Prunella modularis Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D) wintergast in vrij groot aantal De Heggenmus is een vrijwel exclusieve Europese soort, die alleen ontbreekt in het hooggebergte, delen van Rusland en de droge gebieden rond de Middellandse Zee. De soort nestelt in dicht struikgewas, zelden hoger dan 2 meter. In het stedelijk gebied worden vaak coniferenhagen benut, net als klimop, berberisstruiken en andere vegetaties die veel dekking geven. Het zijn in Nederland standvogels, die ’s winters gezelschap krijgen van noordelijker broedvogels. In Nederland broedden in de jaren negentig 200.000-250.000 paren. De hoogste dichtheden worden bereikt in parkachtig landschap, jonge bosaanplant, duinstruwelen, verruigd rietland, kleinschalig cultuurlandschap, dorpen en buitenwijken. Een tijdelijk negatief effect op de populatie kan ontstaan door streng winterweer, vooral bij langdurige ijzel of sneeuwbedekking. De Hoekschewaardse populatie wordt voor de jaren negentig op een kleine 1000 paar geschat. De soort is er een talrijke broedvogel van verruigde rietgorzen, grienden, parken, erfbeplanting en dorpen, en wintergast. De Heggenmus is in Oud-Beijerland een vroege zangvogel, welke al in februari zijn liedje laat horen. De soort is in de tuintjes van woonwijken een gewone verschijning. Na de broedtijd leeft de soort onopvallend. In de winter komen de Heggenmussen ook op voerplaatsen, waar zij op de grond een graantje meepikken.

Page 212: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

212

Roodborst Erithacus rubecula OBL: roodborsie Status OBL: onregelmatige broedvogel van grienden, parken, bosjes en grote tuinen doortrekker en wintergast in vrij groot aantal Roodborsten broeden in geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het noorden van Scandinavië en Rusland. De Nederlandse broedvogels overwinteren grotendeels van Zuid-Frankrijk tot in Marokko maar vooral op het Iberisch Schiereiland. Op de trek door Nederland passeren talloze Noordduitse, Poolse en Fenno-Scandinavische vogels ons land in een breed front. Een relatief klein deel hiervan overwintert in Nederland. De broedhabitat omvat bossen, parken, tuinen en kleinschalig cultuurland met boomgroepen en houtwallen. Open landschappen worden gemeden. Het belangrijkste voedsel van de Roodborst bestaat uit insecten, rupsen en larven. In vergelijking met de jaren zeventig heeft de Roodborst zijn broedareaal uitgebreid naar Laag-Nederland, waaronder ook het Deltagebied. Deze opmars is het gevolg van de toename van geschikt broedhabitat zoals de aanplant van bos in open agrarisch gebied en de aanleg van talrijke recreatieterreinen. Daarnaast is het groen in tuinen en plantsoenen in nieuwbouwwijken ouder en gevarieerder, en daardoor geschikter geworden als broedhabitat. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 350.000-450.000 broedparen. De soort is in de Hoeksche Waard een schaarse broedvogel (25-30 paar) van vooral doorgeschoten grienden en parken, doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland wordt de soort niet jaarlijks als broedvogel vastgesteld, al kan de reden hiervan zijn dat geschikt habitat niet jaarlijks wordt geïnventariseerd. Het meest geschikt lijkt de Bosschengriend; de rijke ondergroei is belangrijk bij de keuze van de nestplaats. Ook nabij de Oude Tol zijn broedgevallen van de Roodborst vastgesteld. ’s Winters is de soort vooral in tuinen te vinden, maar ook op de wintertellingen wordt de soort op vele plaatsen waargenomen.

Page 213: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

213

Roodborst Oude Tol 1997-2006

0

10

20

30

40

50

60

januari april juli oktober

Aantallen en seizoenspatroon

Aan

tal

0

0,5

1

1,5

2

2,5

maa

ndge

mid

deld

e

Fig. 13. Voorkomen en seizoenspatroon van de Roodborst bij de Oude Tol (1997-2006)

Page 214: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

214

Nachtegaal Luscinia megarhynchos RL:KW Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Nachtegaal strekken zich uit over Europa, oostelijk tot in Rusland en zuidelijk tot aan Noord-Afrika. Nederland vormt met Zuidoost-Engeland de noordwestgrens van de verspreiding, waarvan het zwaartepunt rond de Middellandse Zee ligt. De Nachtegaal overwintert in de westelijke delen van Midden-Afrika. Het voedsel bestaat uit insecten, die op de grond gezocht worden, vooral op een dikke strooisellaag. Het zwaartepunt van de verspreiding in Nederland ligt in de duinen van Holland en Zeeland. Sinds de jaren zeventig heeft de soort terrein moeten prijsgeven, vooral op de hogere zandgronden. Oorzaak is de sterk toegenomen verdroging door grondwaterpeilverlaging, waardoor bosbodems verruigd zijn, alsmede het verdwijnen van vochtige loofbosjes en houtwallen. De broedpopulatie in Nederland beliep in 1998-2000 ongeveer 6500-7500 paren. De Nachtegaal is in de Hoeksche Waard een zeer schaarse broedvogel (5-6 paar) van de Blanke Slikken, Sasscheplaat, Mariapolder en opgaand bos in de Buitenzomerlanden. In Oud-Beijerland is de soort een dwaalgast. Het is echter niet uit te sluiten dat de soort voor de eeuwwisseling langs de Oude Maasoever heeft gebroed. 02.05.1999, 1 ex. Klein Profijt (FvG)

Page 215: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

215

Blauwborst Luscinia svecica OBL: blauwborsie Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van rietruigtes langs de Oude Maas en plaatselijk langs kreken De, ook in Nederland broedende, witgesterde, Blauwborst broedt in Midden-Europa, met uitlopers naar West-Europa en de Kaspische Zee. De roodgesterde vorm broedt in delen van Scandinavië en West-Rusland. De Nederlandse Blauwborsten overwinteren rond de westelijke Middellandse Zee en vermoedelijk ook in West-Afrika bezuiden de Sahara. De broedhabitat omvat steeds een combinatie van kale bodem, dichte vegetatie en opgaande elementen zoals struiken, welke de soort als zangpost gebruikt. In onze streken komt hij vooral in moerassen voor, waarbij hij het vooral moet hebben van de overgangsfase van open moeras naar moerasbos. Deze fase blijft echter alleen beschikbaar door menselijk ingrijpen, door natuurlijke dynamiek (overstromingen) en/of doordat vegetatiesuccessie steeds nieuwe geschikte gebieden oplevert. De populatie van de Blauwborst in Nederland is sinds de jaren zeventig vertienvoudigd. SOVON schatte deze in 2000 op meer dan 10.000 broedparen. De Blauwborst is in de Hoeksche Waard een vrij talrijke broedvogel (460-470 paar) van voornamelijk de verruigde rietgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas. Binnendijks komen kleine aantallen tot broeden in verruigde rietkragen langs kreken en in akkers. In Oud-Beijerland is de soort vooral broedvogel van riet-ruigtegebieden langs de Oude Maas, 09.05.1998, 1 ex Oude Maas (FvG) 02.04.2005, 3 ex z. De Staart (RV, GN, FvG) 14.05.2005, 1 ex z. griendje bij NBC Klein Profijt (GN,FvG) 15.04.2007, 1 ex z. Bosschengriend bij Gem. De Bosschen (FvG) 02.04.2008, 1 ex z. De Staart (FvG) 26.04.2008, 1ex z. Bosschengriend bij Gem. De Bosschen (FvG) maar ook langs kreken en kleinere watergangen is de soort als broedvogel vastgesteld: 16.05.1999, 1 ex Plaatseweg (FvG) 21.04.2001, 1 ex Oud-Beijerlandse kreek (FvG)

Page 216: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

216

Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruros Status OBL: onregelmatige broedvogel van fabrieks- en bedrijventerreinen en boerenschuren onregelmatige doortrekker Van oudsher kwam de Zwarte Roodstaart alleen tot broeden in bergachtige streken van Midden- en Zuid-Europa. Door aanpassing aan de menselijke bebouwing heeft hij zich kunnen uitbreiden tot het laagland van West-Europa en Zuid-Scandinavië. Het overgrote deel van de Nederlandse broedvogels trekt weg naar het westelijk mediterrane gebied. De soort heeft een voorkeur voor droge, zonnige gebieden met een korte, open vegetatie. Hij nestelt in spleten en gaten, uitsluitend op of rond gebouwen en in steenhopen zoals in bouwterreinen, in nieuwbouwwijken, industriegebieden, spooremplacementen, boerderijen en andere bouwwerken. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt op de hoge gronden. Sinds de jaren zeventig heeft de Zwarte Roodstaart zich uitgebreid naar Laag-Nederland en zijn de aantallen fors toegenomen. De populatie in ons land bedroeg in 1998-2000 zo’n 27.000-37.000 broedparen. In de Hoeksche Waard is de Zwarte Roodstaart een vrij talrijke broedvogel (100-110 paar) van dorpen, bedrijventerreinen en boerderijen, doortrekker, en wintergast in zeer klein aantal. In Oud-Beijerland was de soort jaren broedvogel van de omgeving van de haven, maar lijkt sinds 2002 te zijn verdwenen. In 1997 werd een nest van de soort gevonden in een van de zandbunkers van Meinster aan de haven. De vogel kon zijn nest bereiken via een gat in de stalen mantel van de bunker. Verder kon de soort regelmatig op de bedrijventerreinen worden waargenomen en ook, vooral in de beginfase, in de nieuwbouwwijken. Waarnemingen: 14+15.04.1977, 1 ex z. industrieterrein R93 (BvP) 03.07.93, 1 ex MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 02.04.94, 1 ex MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 23.04.95, 1 ex. MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 08.04.96, 1 ex. MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 22.03.97, 1 ex. MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 29.03.98, 1 ex MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 13.06.99, 1 ex. MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 09.04.00, 1 ex. MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 08.04.01, 1 ex MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) 27.04.01, 2 ex Even Buiten (1x), Masterfoods (1x) (GN) 15.05.02, 1 ex. MEBIN, Haven Oud-Beijerland (FvG) Af en toe worden Zwarte Roodstaarten op doortrek gezien: 15.09.2005, 2 ex Kleiput (FvG,GN) 14,10,2009, 1 vr. ex Langeweg, KONI in magazijn (CT via wn.nl)

Page 217: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

217

Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van grienden en parkachtige structuren De Gekraagde Roodstaart is een broedvogel van geheel Europa, met uitzondering van IJsland, Ierland en het uiterste noorden van Scandinavië en Rusland. Het is een echte trekvogel. De soort overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara. De broedhabitat van de Gekraagde Roodstaart omvat o.a. de randen van oude grove dennenbossen, dichtgegroeide heidevelden, landgoedbossen, uitgegroeide grienden, hoogstamboomgaarden, parken en villawijken. Het nest wordt gemaakt in een boomholte, spleet of nestkast. Het is een insecteneter pur sang. In Nederland vertoonde de soort in 1998-2000 een lichte achteruitgang ten opzichte van de jaren 1979-1985; de schatting voor deze periode komt uit op 23.000-30.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Gekraagde Roodstaart in een vrij schaarse broedvogel (60-65 paar) van voornamelijk grienden langs het Hollandsch Diep (Esscheplaat) en de Oude Maas. Binnendijks komen kleine aantallen tot broeden. De soort is doortrekker in klein aantal. Ook langs de Oude Maas is de soort al jarenlang broedvogel. Op Oud-Beijerlands grondgebied is de Gekraagde Roodstaart broedvogel van de Bosschengriend met jaarlijks 1-3 paar. In 1998 verbleef een zingend ex enkele weken op de Oude Tol. Broeden kon echter niet worden vastgesteld. Vermoedelijk heeft de vogel geen partner kunnen vinden.

Gekraagde Roodstaart. ruitslachtoffer Van den Bergstraat, 2009.

Page 218: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

218

Paapje Saxicola rubetra RL:BE Status OBL: onregelmatige doortrekker Het Paapje broedt in geheel Europa, behalve in het uiterste noorden en zuiden. De soort overwintert in de Sahel-zone en in tropisch Oost-Afrika. In Nederland broeden Paapjes vooral op de Wadden, in Drenthe en in de duinen van West-Nederland. Het nest wordt gemaakt op de grond tussen graspollen, kruiden of overjarige vegetatie in perceelsranden, bermen en slootkanten. De Nederlandse populatie is de afgelopen decennia door de intensivering van de agrarische bedrijfsvoering meer dan gehalveerd en werd voor 1998-2000 geschat op 500-700 broedparen. De soort is in de Hoeksche Waard een doortrekker, voornamelijk langs het Haringvliet, Hollandsch Diep, Spui, Oude Maas en het Oudeland van Strijen. Ook van Oud-Beijerland zijn enkele waarnemingen van Paapjes op de doortrek bekend: 12.09.2004, 1 ex Oude Tol (FvG) 23.04.2005, 2 ex De Staart (bij Scouting) (GN) 04.09.2005, 2 ex 1e Kruisweg-O (FvG)

Page 219: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

219

Roodborsttapuit Saxicola torquata Status OBL: onregelmatige gast De Roodborsttapuit broedt in grote delen van Europa met uitzondering van IJsland, Scandinavië en West-Rusland. De soort overwintert op het Iberisch Schiereiland, in Algerije en Marokko, mogelijk ook deels in Frankrijk, België of eigen land. In Nederland komen hoge dichtheden voor in heide- en hoogveengebieden van Zuidwest-Drenthe, de Veluwe, Noord-Brabant en Limburg. De Roodborsttapuit broedde midden jaren zeventig in Nederland vooral in agrarisch cultuurlandschap, thans broedt tweederde van de populatie in natuurgebieden. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 6500-7000 broedparen In de Hoeksche Waard gaat het de soort voor de wind. ‘Vogels van de Hoeksche Waard’ (1999) noemt de soort nog een incidentele broedvogel (0-1 paar) van de buisleidingstraat bij de Esscheplaat (1998) en een onregelmatige doortrekker en wintergast. Sinds 2003 is de soort een jaarlijkse broedvogel. In 2008 werden al 14 broedparen vastgesteld. In Oud-Beijerland is de soort (nog) geen broedvogel, hoewel in het voorjaar van 2008 een paartje tot begin mei op de Staart aanwezig was. Broeden kon toen echter niet worden aangetoond. Ook winterwaarnemingen van de soort zijn bekend. Waarnemingen: 28.02.1997, 1 ex Waterzuivering, Ind.Terr. De Bosschen (JvdB) 10.03.2001, 1 ex. Haven Oud-Beijerland (GN) 17.05.2003, 1 ex(z) Oud-Beijerlandse kreek, Vuurbaken (PG, FvG) 15.12.2007, 1 vr. ex De Staart (GN,RP,FvG) 15.03.2008, 1 m. ex De Staart (JvdB,RP,FvG) 02.04.2008, 1 m. ex. z. De Staart (FvG) 30.04.2008, 1 paar De Staart (GN)

Page 220: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

220

Tapuit Oenanthe oenanthe RL:BE Status OBL: doortrekker in klein aantal De Tapuit broedt in geheel Europa. De soort overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara. De broedhabitat van de Tapuit bestaat uit open terrein met lage begroeiing, afgewisseld door kale, zandige of rotsige plekken. Ze nestelen in holen tussen de rotsen of in de grond, in ons land voornamelijk in oude konijnenholen. De broedgebieden in Nederland liggen voornamelijk in de kuststreek en op de hogere zandgronden van Drenthe, de Veluwe en oostelijk Noord-Brabant. De broedhabitat bestaat er uit open duinen, zandige heidevelden en stuifzanden. De Tapuit is sinds de jaren zeventig sterk achteruitgegaan als broedvogel; het verspreidingsgebied bleek in 1998-2000 met 66% ingekrompen! Oorzaken zijn onder meer vergrassing en verstruiking van duin- en heidegebieden ten gevolge van de neerslag van vermestende en verzurende stoffen. Tevens zakte de konijnenstand in met alle gevolgen van dien: door grazen en graven houden konijnen open en zandige plekken in stand die Tapuiten nodig hebben om te foerageren; tevens zorgen ze voor een overvloed aan nestholen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 600-800 broedparen. De Tapuit is in de Hoeksche Waard een onregelmatige broedvogel (0-2 paar) van de Blanke Slikken (1996,1997) en Korendijksche Slikken (1996), en doortrekker. Ook in 2003 kwam nog een paar tot broeden op de Korendijk. In Oud-Beijerland wordt de soort zowel op de voorjaars- als op de najaarstrek waargenomen. De soort wordt hoofdzakelijk solitair of in paartjes gezien op akkers of ander open terrein. Waarnemingen: 06.10.2001, 1 ex. De Staart (GN) 06.04.2002, 1 ex. Spuipark (GN) 20.05.2004, 1 ex 2e Kruisweg (FvG) 16.04.2005, 1 ex De Staart (RV,FvG) 17.04.2005, 2 ex 1e Kruisweg (FvG) 08.05.2005, 1 ex Brakelsveer, braaklandje (FvG) 04.09.2005, 5 ex 2e Kruisweg, 1e Kruisweg (FvG) 20.04.2006, 4 ex 1e Kruisweg (2 ex); 2e Kruisweg (2 ex) (FvG) 25.05.2006, 1 ex 1e Kruisweg w. (FvG)

Page 221: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

221

Beflijster Turdus torquatus Status OBL: onregelmatige doortrekker De nominaatvorm van de Beflijster ( T. torquatus torquatus) broedt in het Verenigd Koninkrijk en Fenno-Scandinavië. De ondersoort T. t. alpestris broedt in de berggebieden van Midden- Zuid- en Oost-Europa. Veel Scandinavische Beflijsters trekken in het najaar naar het zuiden tot zuidwesten, waardoor de meesten ten oosten van Nederland passeren. In de winterkwartieren (Zuid-Spanje en Noord-Afrika) verplaatsen ze zich naar het westen, waardoor ze Europa in het voorjaar relatief westelijk via Frankrijk doorkruisen. De aangehouden richting is echter NO zodat veel Beflijsters wederom ten oosten langs ons land gaan. De meeste trekkers worden in het voorjaar in de kusttreek gezien. De trekpiek valt in de middelste decade van april. In de Hoeksche Waard is de soort een doortrekker, met relatief veel waarnemingen op de Korendijksche Slikken, in de Hoogezandsche Polder en in polder Groot Koninkrijk. Op de trektelpost in de Mariapolder passeerden op 17.10.2008 13 Beflijsters de post. De waarnemingen in Oud-Beijerland stammen alle van de 2e helft van april: 18.04.2003, 1 ex Kwakscheweg (Schrijvershof) (med. GN) 28.04.2004, 1 ex De Staart (GN) 21.04.2007, 1 ex Kwakscheweg (Schrijvershof, langs boomgaard) (GN,RP,FvG) 30.04.2008, 1 ex De Staart, achter scoutinggebouw (FvG)

Page 222: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

222

Merel Turdus merula OBL: maerel Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) van tuinen, parken en plantsoenen wintergast in zeer groot aantal De Merel is een broedvogel in geheel Europa, behalve in het uiterste noorden. De soort is van oorsprong een bosbewoner, maar voelt zich tegenwoordig vrijwel overal thuis waar enige bomen en struiken voorkomen, van gesloten bossen tot in de centra van steden. Door zijn flexibele broedplaatskeuze, het langgerekte broedseizoen (3 broedsels!) en de hoge winteroverlevering (bijvoedering) is de Merel in Nederland de talrijkste broedvogel (meer dan 1 miljoen broedparen). Sinds de jaren zeventig zijn de aantallen nog fors toegenomen, onder meer als gevolg van het aanplanten van grote oppervlakten bos en toenemende verstedelijking. De Nederlandse broedvogels overwinteren merendeels in eigen land. De Hoeksche Waard vormt geen uitzondering op de talrijkheid van de soort. De Merel is er een zeer talrijke broedvogel (3400-3500 paar) van verruigde rietgorzen, grienden, parken, dorpen en erfbeplanting, en wintergast. In Oud-Beijerland broedt de soort vooral in tuinen, parken en erfbeplanting, maar ook in verruigde rietgorzen en grienden. Door zijn prachtige zang is de Merel bij mensen een graag geziene gast. Jonge Merels vallen echter nogal eens ten prooi aan katten. Door de kat in het voorjaar een bel om te doen, zou een deel van het onheil kunnen worden voorkomen.

Page 223: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

223

Kramsvogel Turdus pilarus RL:GE Status OBL: doortrekker en wintergast in groot aantal De broedgebieden van de Kramsvogel liggen in een brede band over Noord- en Midden-Europa tot ver in Siberië. De soort heeft zich in de afgelopen twee eeuwen sterk in westelijke richting uitgebreid. Sinds de jaren zeventig werden delen van Nederland gekoloniseerd met als bolwerk vooral Zuid- en Midden-Limburg; ook de Achterhoek herbergt een belangrijke populatie Kramsvogels. Maximaal broedden zo’n 900 paar in Nederland eind jaren tachtig. De soort lijkt zich hierna weer in oostelijke richting te hebben teruggetrokken. De broedpopulatie was eind jaren negentig al weer geslonken tot 200 paar. De overwinteringsgebieden van de Kramsvogel liggen tussen Zuid-Zweden in het noorden, Ierland in het westen en Spanje in het zuiden, sterk afhankelijk van de weersomstandigheden (sneeuw!). In Nederland kunnen Kramsvogels uit geheel Fenno-Scandinavië ( 2,5 – 5,5 miljoen paar!) worden aangetroffen. Kramsvogels trekken vaak in grote luidruchtige groepen, soms vergezeld van Koperwieken of andere lijsters. Onder de lijsters is de Kramsvogel de meest uitgesproken dagtrekker. In de Hoeksche Waard worden vooral Kramsvogels op de najaarstrek waargenomen. De soort is er doortrekker en wintergast. Vanaf half oktober worden op de telpost in de Mariapolder soms honderden Kramsvogels per dag geteld. Op 2 november 2008 werden zelfs 1223 ex geteld! In Oud-Beijerland worden Kramsvogels vaak ’s winters in groepen in boomgaarden gezien, of foeragerend in graslanden. In strengere winters verschijnen ze ook in de woonwijken. Waarnemingen: 15.11.1998, 210 ex Spuidijk (FvG) 14.01.2001, 360 ex Nieuwe Zinkweg (FvG) 05.02.2005, 150 ex Stougjesdijk, weiland bij 'Jagtlust' (FvG) 29.10.2005, 120 ex Langeweg, op akker (FvG) 19.11.2005, 150 ex 1e Kruisweg, bij boomgaard (FvG) 18.03.2006, 40 ex 1e Kruisweg, op weiland (FvG) 02.04.2006, 8 ex (o) Oude Tol (FvG) 10.12.2006, 80 ex 2e Kruisweg (FvG) 04.03.2007, 20 ex Mariniersweg (FvG) 29.12.2007, 11 ex (o) Spuidijk (FvG,GN) 31.12.2007, >200 ex 2e Kruisweg, op akkerland (GN,RP,FvG)

Page 224: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

224

Zanglijster Turdus philomelos Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van parken en woonwijken doortrekker in vrij groot aantal en wintergast in klein aantal De broedgebieden van de Zanglijster liggen in geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden en zuiden. De nominaatvorm T. p. philomenos is grotendeels trekvogel en bevolkt grote delen van Noord- en Midden-Europa, tot in het noordoosten van Nederland. De ondersoort T.p. clarkei broedt in de westelijke helft van Nederland, België en op de Britse Eilanden. Deze vogels zijn gedeeltelijk trekvogel. Van de Zanglijsters, die tijdens de trek Nederland aandoen, is het gros afkomstig uit Fenno-Scandinavië en verder uit Noordwest Rusland, de Baltische Staten en Noord-Duitsland. De meeste trekken door naar het Iberisch schiereiland, enkele maken de oversteek naar Engeland. De Nederlandse Zanglijsters trekken in meerderheid tot in Frankrijk of het Iberisch schiereiland. De favoriete broedhabitat bestaat uit hakhout en structuurrijk vochtig loofbos met een rijke ondergroei. Het voedsel bestaat vooral uit huisjesslakken; ook wormen, duizendpoten, keverlarven, rupsen, en – vanaf de late zomer – bessen en fruit zijn belangrijke voedselbronnen. De Nederlandse broedpopulatie is, vergeleken met die in de jaren zeventig, stabiel (ruim 140.000 paren), ondanks een forse inzinking in de jaren tachtig ten gevolge van het tot in de overwinteringsgebieden doordringen van het strenge winterweer. In de Hoeksche Waard is de soort een talrijke broedvogel (870-880 paar) van verruigde rietgorzen, grienden, parken, dorpen en erfbeplanting, doortrekker en wintergast. Op doortrek naar de overwinteringsgebieden worden soms grote aantallen Zanglijsters waargenomen op de trektelpost in de Mariapolder. Omstreeks half oktober passeren de grootste aantallen Zanglijsters de Hoeksche Waard. Op 10 oktober 2009 werden maximaal 1022 ex geteld vanaf de telpost. In Oud-Beijerland komt de soort als broedvogel verspreid in de gehele gemeente voor, maar het accent ligt toch op de bebouwde kom. Tijdens de inventarisatie in 2006 werden alleen al in de Zeeheldenwijk en een klein deel van het Centrum (40 ha.) 13 broedpaar vastgesteld. Uit Oud-Beijerland zijn de volgende winterwaarnemingen bekend: 27.01.2007, 1 ex (z) omg. Tuin H. Bunjes, Spuidijk (FvG) 17.11.2007, 1 ex Oude Tol (FvG) 29.12.2007, 1 ex Oude Tol (FvG,GN)

12.01.2008, 1 ex De Staart (FvG,RP e.a.))

16.02.2008, 1 ex De Staart (FvG,GN,RP)

Page 225: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

225

Koperwiek Turdus iliacus Status OBL: doortrekker en wintergast in vrij klein tot groot aantal Koperwieken broeden in de bossen van noordelijk Eurazië, van IJsland tot diep in Siberië. Koperwieken uit Noord- en Noordoost-Europa overwinteren in West-, Zuidwest- en Zuid-Europa. Ons land ligt aan de noordelijke rand van het winterse verspreidingsgebied. In Nederland worden vogels uit Fenno-Scandinavië en Noordwest-Rusland aangetroffen. Een deel hiervan steekt de Noordzee over naar Engeland, een deel trekt verder naar het zuidwesten. In Nederland is de Koperwiek een wintergast in sterk wisselend aantal; bij een serieuze vorstinval trekken veel vogels alsnog weg. Koperwieken trekken vooral ’s nachts en in de vroege ochtend, maar tijdens massale trek tot na het middaguur. ’s Nachts vliegen ze alleen of in los-vast verband, waarbij ze regelmatig hun hoge roep laten horen. Tegen de ochtend formeren ze grotere groepen. De piek van de doortrek van Koperwieken ligt op de trektelpost in de Mariapolder omstreeks eind oktober/begin november. Recentelijk werd het maximum aantal op een dag doortrekkende Koperwieken vastgesteld op 12.800 ex (26 oktober 2008). In Oud-Beijerland kan de soort het gehele winterhalfjaar worden gezien. Vooral in periodes met vorst en sneeuw trekken de Koperwieken de woonwijken in en verschijnen dan ook in tuinen op zoek naar fruit en bessen. Najaarswaarnemingen vanuit Oud-Beijerland: 18.10.2003, 9 ex Spuioever (FvG,GN) 29.10.2005, 73 ex Oude Tol (FvG,GN) 18.11.2006, 40 ex Kleiput (FvG) Winterwaarnemingen: 18.12.2005, 120 ex Randweg, weiland naast Binnenpad (FvG) 29.12.2005, 135 ex Kwakscheweg, 1e Kruisweg, 2e Kruisweg (FvG, GN) 18.11.2006, 40 ex Kleiput (FvG) 31.12.2007, 3 ex boomgaard M. de Koning, Kwakscheweg (FvG) 12.01.2008, 2 ex Spuipark (JvdB e.a.) 13.12.2008, 4 ex De Staart (GN,RP) 10.01.2009, 6 ex 2e Kruisweg west (FvG,RP) 16.01.2009, 19 ex De Staart (RP,JvdB) 19.12.2009, 1 ex Oude Tol (GN,RP,FvG) Voorjaarswaarnemingen: 12.03.2005, 18 ex Spuipark+Oude Tol (FvG) 15.03.2008, 1 ex Oude Tol (JvdB,RP,FvG)

Page 226: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

226

Grote Lijster Turdus viscivorus Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van boomsingels, erfbeplanting en boomgaarden wintergast in klein aantal De Grote Lijster broedt in geheel Europa met uitzondering van het uiterste noorden. Scandinavische Grote Lijsters zijn trekvogel; ze overwinteren tot in Noordoost-Spanje en trekken voornamelijk juist ten oosten van onze landsgrenzen door. Britse en Nederlandse vogels trekken ten dele tot in Zuidwest-Frankrijk. Franse Grote Lijsters zijn vrijwel volledig standvogel. Het aantal Grote Lijsters in Nederland is daarom in het winterhalfjaar duidelijk lager dan in de broedtijd. Vanaf februari keren de weggetrokken broedvogels weer in ons land terug. De favoriete broedhabitat van de soort bestaat uit half open cultuurland en gefragmenteerde bosgebieden. In stedelijk gebied en uitgestrekte bossen zijn de Grote Lijsters schaars. Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit regenwormen en andere ongewervelden, maar ook uit bessen en, in mindere mate, zaden. De Nederlandse broedpopulatie wordt geschat op 13.000-17.000 paren. In de Hoeksche Waard (1999) is de soort een schaarse broedvogel (35-40 paren) van boomgaarden, erfbeplanting en dijken, tevens doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland broeden elk jaar enkele paren in o.a. het Laningpark, omgeving Groeneweg/Kikkershoek en de Kwakscheweg. Waarnemingen voorjaar: 15+19.04.1977, 1 ex z. dorp , R93 (BvP) 17.04.2005, 1 ex z. Groeneweg (FvG) 19.02.2006, 1 ex z. Zinkweg, t.h.v. voetbalveld (WG) 30.03.2006, 2 ex De Staart (FvG) 31.03.2006 2 ex KONI terrein, Langeweg (FvG) 18.02.2007, 1 paar (z) Laningpark (FvG) 15.04.2007, 1 ex z. Laningpark (IvdV,MS) 21.04.2007, 1 ex Kwakscheweg, Schrijvershof (FvG,GN,RP) 26.05.2007, 1 ex z. Frans Halsstraat (FvG,RP) 26.05.2007, 1 ex z. tuin M. de Koning, Kwakscheweg (FvG,RP) 15.03.2008, 1 z. ex Oude Tol (JvdB,RP,FvG) 11.05.2009, 2 ex Groeneweg, nabij Kikkershoek (CT) Waarnemingen najaar: 04.09.2005, 1 ex 2e Kruisweg - Oost (FvG)

Page 227: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

227

Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus Status OBL: onregelmatige broedvogel van rietgorzen en ruderaalterrein De Rietzanger broedt in grote delen van West-, Midden- en Zuid-Europa. De soort is in Nederland gebonden aan moerasgebieden, vaak aan terreindelen met een behoorlijke mate van struweel, zoals wilgenopslag. Het nest wordt niet hangend aan (riet)stengels bevestigd, maar steunt op de vegetatie (zeggenpollen). Op de zandgronden en het oostelijk rivierengebied ontbreekt de Rietzanger tegenwoordig nagenoeg. Stedelijk gebied wordt niet gemeden; hier kunnen Rietzangers zich vestigen op ruderaalterreinen met natte ruigtes, zoals overhoekjes op industriegebieden. De Westeuropese populatie verblijft in de winter in Afrika, voor het merendeel in de Sahelzone. De aantalsontwikkeling van de soort in Nederland hangt sterk samen met de situatie in de Afrikaanse overwinteringsgebieden. Ten opzichte van de jaren zeventig is de stand ongeveer op een gelijk niveau gebleven (ruim 22000 paren). In de Hoeksche Waard broedden in de jaren negentig max. 230 paar in de rietgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en Oude Maas en in mindere mate binnendijks langs kreken met brede rietkragen. De soort is er een vrij talrijke broedvogel. Van Oud-Beijerland wordt de Rietzanger als broedvogel vermeld in ‘Vogels van de Hoeksche Waard’. De soort zou in 1993 op het bedrijventerrein de Bosschen hebben gebroed. Recent werd een territorium vastgesteld in het natuurontwikkelingsgebied de Vlietmonding (S. Reinstra, 2009) In de tussenliggende periode is de soort slechts incidenteel in Oud-Beijerland waargenomen: 2000, 1 ex. Oud-Beijerland (RStr)

15.04.2009, 1 ex De Staart (EL via wn.nl)

Page 228: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

228

Bosrietzanger Acrocephalus palustris Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van rietruigtes (de Staart) en braaklandjes De Bosrietzanger broedt in de gematigde streken van Europa, waarbij Nederland de westgrens van het verspreidingsareaal vormt. De voorkeurshabitat van de soort bestaat uit (riet)ruigte, waarbij stevige opgaande kruiden aanwezig moeten zijn zoals brandnetel, harig wilgenroosje of koninginnenkruid. Aan de stengels wordt het nest opgehangen. Uitzicht- en zangposten moeten er ook zijn, in de vorm van opslag. De overwinteringsgebieden van de Bosrietzanger bevinden zich in oostelijk Zuid-Afrika. Vanwege deze verre reis (7500 km !) blijft de soort gemiddeld slechts 55 dagen op de Europese broedplaats. Vergeleken met de jaren zeventig vertoont de populatie een lichte groei, wat veroorzaakt wordt door deels minder intensieve rietteelt en slootbeheer, waardoor ruigtevegetaties meer kansen krijgen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 70.000-110.000 paren. In de Hoeksche Waard is de soort een talrijke broedvogel (700 -710 paar) van verruigde rietgorzen (voornamelijk de Korendijksche Slikken, Blanke Slikken en het rietgors bij Groot Koninkrijk), grienden en langs kreken. In Oud-Beijerland is de Bosrietzanger vooral broedvogel van de Staart (18 broedpaar in 2005). Ook broedt de soort in verruigde rietoevers van kreken en incidenteel op ruderaalterreintjes.

Page 229: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

229

Kleine Karekiet Acrocephalus scirpaceus Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D) van rietoevers langs sloten, plasjes, kreken en rivieren De Kleine Karekiet broedt in Europa van zuidelijk Scandinavië tot aan de Middellandse Zee en oostelijk tot in Rusland. De favoriete broedhabitat bestaat uit in het water staande rietvelden, maar de soort voelt zich behalve in riet, in ieder soort moerasland thuis (lisdodde, natte ruigte). Het nest wordt opgehangen aan riethalmen, bij voorkeur aan stevige maar niet te dikke stengels. De soort overwintert in tropisch Afrika. In Nederland floreert de soort goed op enkele inzinkingen na; zo volgt na een droogte in de Sahel een inzinking in de populatie; de karekieten weten zich hier echter goed van te herstellen. SOVON schatte de Nederlandse populatie in 1998-2000 op 150.000-250.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Kleine Karekiet een zeer talrijke broedvogel (1060-1070 paar) van rietgorzen en met riet omzoomde kreken en watergangen. In Oud-Beijerland is de soort een algemene broedvogel langs de Oude Maas, Spui , de binnendijkse kreken, watergangen in de polder en plassen met een (bescheiden) rietkraag zoals de Kleiput, Zoomwijckvijver enz.

Page 230: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

230

Spotvogel Hippolais icterina RL:GE Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van erfbeplanting en parkachtige structuren De Spotvogel broedt in de gematigde streken van Europa, met uitzondering van Groot-Brittannië en Ierland. De broedhabitat bestaat uit een parkachtig landschap met zowel hoge bomen als dichte struiken: erfbeplanting, houtsingels, parken, struweel en jonge aanplant. Gesloten bos wordt gemeden. Kleigebieden zijn favoriet mits erven, singels en struweel in voldoende mate beschikbaar zijn. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit kleine insecten en sappige vruchten. De overwinteringsgebieden van de Spotvogel liggen in tropisch Afrika. De soort is in Nederland in de laatste decennia afgenomen; In Scandinavië nam de populatie echter juist toe zodat vermoedelijk sprake is van een verschuiving in noordelijke richting. In Nederland broedden in 1998-2000 ongeveer 20.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Spotvogel een vrij talrijke broedvogel (440-450 paar) van dorpen, parken en erfbeplanting. In Oud-Beijerland is deze veelzijdige zanger na de eeuwwisseling nog hooguit een schaarse broedvogel en mogelijk de laatste jaren al verdwenen. De laatste waarneming van een zingende vogel was in mei 2007 bij Klein Profijt. Waarnemingen: 15.05.2005, 1 ex Randweg, vlakbij rotonde (FvG) 25.05.2005, 1 ex Oude Tol (FvG) 05.06.2005, 1 ex Oude Tol (FvG) 18.06.2006, 1 ex Oude Tol (RtH) 26.05.2007, 1 ex z. Klein Profijt, achter NBC (FvG)

Page 231: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

231

Braamsluiper Sylvia curruca Status OBL: onregelmatige broedvogel van heggen, doornstruiken en dicht struweel De Braamsluiper broedt in de gematigde streken van Europa. De broedhabitat bestaat uit dichte struwelen met doornstruiken, afgewisseld met open ruimten. In dorpen en steden blijft het voorkomen grotendeels beperkt tot wijken met een ruime groenvoorziening, niet zelden nieuwbouwlocaties. De Braamsluiper overwintert in Oost-Afrika. In Nederland werd de populatie van de Braamsluiper in 1998-2000 op 13.000-20.000 paren geschat. In de Hoeksche Waard (1999) is de Braamsluiper een schaarse broedvogel (10-15 paar) van dorpen en doortrekker. In Oud-Beijerland is de soort vermoedelijk nog een jaarlijkse broedvogel, hoewel deze niet altijd wordt opgemerkt omdat de habitat doorgaans buiten de natuurgebieden ligt en de soort hierdoor tijdens inventarisaties buiten de boot valt. Bijna alle Braamsluipers komen nabij menselijke bewoning voor. De Braamsluiper keert jaarlijks naar vaste stekjes terug zoals aan de Rembrandtstraat en een locatie langs de Randweg maar is ook op enkele plekken verdwenen na de kaalslag in het gemeentelijk groen in 2005 (o.a. Spuioeverweg), toen, bij deze soort favoriet, dicht bosplantsoen op grote schaal is gerooid en vervangen door gazons. Waarnemingen: 14.05.1977, 1 ex (z) dorp, R93 (BvP) 08.06.2002, 1 ex (z) Spuioeverweg (FvG) 24.04.2004, 1 ex (z) Rembrandtstraat (FvG) 29.04.2004, 1 ex (z) bij Korbatjo (FvG) 30.04.2004, 1 ex (z) Jan Tooropstraat (FvG) 01.05.2004, 1 ex (z) Spuioeverweg, bij zoetwaterput (FvG) 25.04.2005, 1 ex (z) Rembrandtstraat, voor Egmontshof (FvG) 26.04.2005, 1 ex (z) Spuioeverweg, bij zoetwaterput (FvG) 01.05.2005, 1 ex (z) bij RSG/Korbatjo (FvG) 02.07.2005, 1 ex (z) Langeweg, t/o Kikkershoek (FvG,GN) 20.04.2006, 1 ex (z) omg. Korbatjo (FvG) 28.06.2006, 1 ex (z) Rembrandtstraat, voor Egmontshof (RtH)

Page 232: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

232

Grasmus Sylivia communis Status OBL: vrij talrijke broedvogel(a.kl.C) van ruigtes en braaklandjes Grasmussen broeden in geheel Europa, behalve in het uiterste noorden en zuiden. De broedhabitat kenmerkt zich door de aanwezigheid van lage doornige struiken of dichte kruidenvegetaties, waarin het nest (meestal laag boven de grond) wordt gebouwd, maar ook zangposten in de vorm van wat hogere kruiden, boompjes of struiken. De hoogste dichtheden komen in Nederland voor in kleinschalig cultuurlandschap en de duinstreek. De soort trekt in het najaar via Zuidwest-Europa naar Afrika, waar in de westelijke Sahel wordt overwinterd. In Nederland vertoont de Grasmus een spectaculaire toename sinds de jaren zeventig, voornamelijk het gevolg van verbeterde winteromstandigheden in West-Afrika vanaf halverwege de jaren tachtig, maar ook deels ten gevolge van habitatfactoren zoals de verruiging van moerasgebieden door neerslag van verrijkende (mest)stoffen in het milieu. De soort telde in 1998-2000 naar schatting 130.000-150.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Grasmus een vrij talrijke broedvogel (230-240 paar) van verruigde rietgorzen, grienden, houtwallen en bosjes. In Oud-Beijerland broeden Grasmussen vooral op de Staart (16 paar in 2005), maar ook langs de Oude Maasoever, bij de Kleiput en plaatselijk in overhoekjes of ruige bermen.

Page 233: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

233

Tuinfluiter Sylvia borin OBL: tooinflooiter Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van bosjes en parken De broedgebieden van de Tuinfluiter bevinden zich in geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden en zuiden. De favoriete habitat bestaat uit bos en struweel, waarbij de soort minder aan opgaande bomen is gebonden dan de Zwartkop. De hoogste dichtheden worden gevonden in vochtige jonge loofbossen met een weelderige struik- en kruidlaag. Het nest wordt doorgaans gebouwd in dichte struiken of hoog opschietende kruiden. De Tuinfluiter is een echte lange afstandstrekker, die ten zuiden van de Sahara overwintert. In Nederland is de populatie min of meer stabiel vergeleken met eind jaren zeventig en beliep in de laatste atlasperiode (1998-2000) 120.000-150.000 paren. In de Hoeksche Waard is de soort een vrij talrijke broedvogel (420-430 paar) van grienden, parken en opgaand bos. In Oud-Beijerland broeden Tuinfluiters langs de Oude Maas, op de Staart, in de Boezem, op de Oude Tol, in het Laningpark en eigenlijk overal waar een bosje van enig formaat te vinden is. De soort is nog niet echt tot in de woonwijken doorgedrongen. Mogelijk is het ontbreken van een goede kruidlaag in de openbare plantsoenen de oorzaak. Belangrijk is om in tuinen en parken meer ruigere beplantingen aan te brengen; deze bieden de Tuinfluiter een beter leefgebied.

Page 234: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

234

Zwartkop Sylvia atricapilla Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van bosjes en parken onregelmatige wintergast De Zwartkop broedt in geheel Europa, behalve in het uiterste noorden. Overal waar bossen zijn, broedt de Zwartkop, maar de hoogste dichtheden worden bereikt in oudere loofbossen met een goed ontwikkelde struiklaag. De soort broedt graag beschaduwd en schuwt de diep in het bos gelegen delen allerminst, in tegenstelling tot de Tuinfluiter, welke in gesloten bos meer een randbewoner is. Het nest wordt doorgaans in lage struiken gebouwd. De Nederlandse Zwartkoppen overwinteren in het westelijk Middellandse Zeegebied, vooral ten zuiden van het Iberisch Schiereiland, Marokko en Algerije. De Zwartkop beleeft in Nederland gunstige tijden, wat onder meer verband houdt met de uitbreiding van bos en de verandering binnen de Nederlandse bossen en de kolonisatie van bosjes, houtwallen en erfbeplanting in open agrarisch gebied. Het aantal broedparen wordt door SOVON op 270.000-320.000 paren geschat. In de Hoeksche Waard is de Zwartkop een vrij talrijke broedvogel ( 290-300 paar) van doorgeschoten grienden, parken en opgaand bos. In Oud-Beijerland broeden Zwartkoppen in allerlei bosjes in parken, langs de Oude Maasoever en het Oude Tolgebied. Met het ouder worden van de plantsoenen zal het aantal broedparen nog kunnen toenemen. Ondergroei, zoals bv. braam, zou bij voorkeur op bepaalde plaatsen niet moeten worden verwijderd. Ook winterwaarnemingen komen voor: 27.01.2006, 1 ex (man) tuin Ruud Polderman, Lepelaar (RP)

Page 235: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

235

Tjiftjaf Phylloscopus collybita Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D) van plantsoenen, parken en bosjes met hoog geboomte doortrekker in klein aantal en onregelmatige wintergast in klein aantal De broedgebieden van de Tjiftjaf liggen in geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden en zuiden. De Nederlandse Tjiftjaffen overwinteren vooral op het Iberisch Schiereiland en in Noord-Afrika. Enkele honderden blijven in zachte winters in Nederland. De favoriete broedhabitat van de soort bestaat uit allerlei typen bos, bij voorkeur loof- en gemengd bos met een weelderige ondergroei. Hierbij verkiest de Tjiftjaf in vergelijking met de Fitis voor de oudere bosstadia. Het voedsel, insecten, wordt op bladeren van bomen en struiken verzameld. In het vroege voorjaar zijn bloeiende bomen en struiken van belang voor de Tjiftjaf. Vooral wilgen zijn belangrijk. De vogels vangen er insecten die op de nectar afkomen. De soort is in Nederland in vergelijking met de jaren zeventig fiks toegenomen. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in de toename van het bosareaal in Nederland, de aanleg van parken en wegbeplanting in stedelijke centra en de verruiging van de ondergroei in bossen, als gevolg van verdroging, verzuring en vermesting. Dit laatste speelt de soort in de kaart, omdat deze zijn nest bouwt in dichte vegetatie op de grond of net daarboven. De broedpopulatie schatte SOVON in 1998-2000 op 550.000-600.000 paren. In de Hoeksche Waard wordt de populatie Tjiftjaffen op een kleine 800 paar geschat. De Tjiftjaf is hier een talrijke broedvogel van doorgeschoten grienden, parken, dorpen, opgaand bos en erfbeplanting, en wintergast in zeer klein aantal. In Oud-Beijerland is de soort een algemene verschijning, welke met zijn kenmerkende roep bij uitstek een voorbode van de lente is. De soort arriveert gemiddeld half maart in onze contreien. Een hele vroege Tjiftjaf riep zijn naam al op 15 februari 2004 vanuit de bomen langs de Kleiput. Winterwaarnemingen zijn niet ongewoon: 25.10 t/m 20.12 1998, 1 ex Oude Tol (FvG) 18.11 t/m 30.12 2000, 2 ex Oude Tol (FvG) 21.11.2004, 1 ex Oude Tol (FvG) 01.01.2006, 2 ex De Elzentuin, Ruisscheweg (FvG) 15.01.2006, 1 ex insteekhaventje Spuioever, in voortuin (FvG) 18.11.2006, 1 ex Oude Tol (FvG) 18.11.2006, 1 ex Spui, Ben Goerionpad (FvG) 09.12.2007, 1 ex Oude Tol (FvG,RP) 16.02.2008, 2 ex De Staart, langs oever Spui (GN,RP,FvG) 13.12.2008, 5 ex OBL, tijdens wintervogeltelling (GN,RP)

Page 236: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

236

Fitis Phylloscopus trochilus Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van jonge bosjes, parken en grienden De broedgebieden van de Fitis liggen in geheel Europa, met uitzondering van IJsland en de landen rondom de Middellandse Zee. De soort is een echte langeafstandstrekker welke overwintert in Afrika, ten zuiden van de Sahel. De voorkeurshabitat bestaat uit heide met verspreide boomgroei, veengebieden met enige opslag, houtwallen en open bossen met een rijke struik- en kruidlaag. Het voedsel bestaat uit een grote diversiteit aan insecten en wordt vanaf bladeren en twijgen opgepikt. In het voorjaar zoeken Fitissen dikwijls de katjes van boswilg, grauwe wilg en hazelaar op. Daar komen insecten op af die de Fitissen dan proberen te vangen. Ten opzichte van de jaren zeventig is de stand van de Fitis in Nederland ongeveer op hetzelfde peil gebleven (ruim 500.000 paren), hoewel zich plaatselijk enige verschuivingen hebben voltrokken. In de Hoeksche Waard is de Fitis een zeer talrijke broedvogel (1200-1300 paar) van verruigde rietgorzen, grienden, parken en erfbeplanting. De soort is hiermee in de Hoeksche Waard ongeveer 1 ½ x zo talrijk als de Tjiftjaf. Fitissen arriveren doorgaans zo’n twee weken later als de Tjiftjaffen op de broedplaatsen. Eerstwaarnemingen: 01.04.2006, 1 ex Oude Tol (FvG) 31.03.2008, 1 ex z. bosje Groeneweg (FvG) Direct na het grootbrengen van de jongen volgt de rui en zodra deze achter de rug is wordt een begin gemaakt met de wegtrek. In Oud-Beijerland is de strook Oude Maasoever van Klein Profijt tot aan gemaal de Bosschen de beste plek om de Fitis waar te nemen, maar ook in parkachtige structuren in de bebouwde kom is de soort een algemene verschijning. In Fig. 14 wordt een beeld gegeven van het seizoenspatroon van de Fitis op de Oude Tol, waarbij de aantallen per jaar zijn getotaliseerd.

Fitis Oude Tol 1997-2006

0

10

20

30

40

50

60

70

januari april juli oktober

Aantallen en seizoenspatroon

Aan

tal

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

1,2

Fig. 14. aantallen en seizoenspatroon van de Fitis bij de Oude Tol (1997-2006)

Page 237: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

237

Goudhaan Regulus regulus OBL: goudhaentjie Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast De soort broedt in geheel Europa, met uitzondering van Zuid- en Zuidoost-Europa en het uiterste noorden. De soort broedt voornamelijk in sparrenbossen, maar er wordt ook gebroed in dennenbossen, gemengde bossen en in parken en tuinen met coniferen. Het hoofdvoedsel van deze kleinste Europese vogel (4-8 gram in gewicht) bestaat uit springstaarten, maar in de broedtijd worden ook rupsen, spinnen, wantsen, bladluizen en vliegen gegeten. In Nederland broeden Goudhaantjes vooral in naaldbossen op de zandgronden. De soort is hier standvogel. In de herfst en winter komen bij ons ook Scandinavische en Oost-Europese vogels voor. Hoewel de soort buiten de broedtijd eveneens een voorkeur heeft voor naaldhout, wordt deze dan ook aangetroffen in andere typen bos en in struikgewas. De Nederlandse populatie (40.000-50.000 paren) is sinds de jaren zeventig ongeveer stabiel. In de Hoeksche Waard is de soort een doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland wordt de soort niet elke winter waargenomen, maar aannemelijk is dat deze er jaarlijks in kleine aantallen overwintert. Waarnemingen: 15.10.2000, 4 ex Oude Tol (FvG) 15.11.2000, 4 ex Oude Tol (FvG) 13.01.2007, 1 ex Oude Tol (FvG,GN) 15.12.2007, 3 ex Oude Tol (GN,RP,FvG) 07.12.2008, 2 ex Oude Tol (FvG) 20.12.2009, 1 ex Oude Tol (FvG)

Page 238: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

238

Vuurgoudhaan Regulus ignicapillus Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast Het Vuurgoudhaantje is een broedvogel van de gematigde tot de subtropische delen van Europa. IJsland, Fenno-Scandinavië en Engeland zijn van de soort verstoken. Vuurgoudhaantjes broeden vooral in sparrenbossen en in met sparren gemengd loofbos, maar in tegenstelling tot Goudhaantjes worden in Nederland ook territoria bezet in rijk, ongemengd loofbos zoals eiken-haagbeukenbos. De meeste Vuurhoudhaantjes overwinteren in de landen rond de Middellandse Zee en in West-Frankrijk, maar ook noordelijker. De populatie in Nederland is stabiel (5000-7000 paren), hoewel modern bosbeheer (verloren gegane sparren worden niet vervangen door gelijksoortig bos) mogelijk in de toekomst een afname zal opleveren. Het Vuurgoudhaantje is in de Hoeksche Waard een doortrekker en wintergast met jaarlijks max. 10 ex. Uit Oud-Beijerland zijn volgende waarnemingen bekend: 25.01.2004, 1 ex Oude Tol (FvG) 14.02.2004, 2 ex Oude Tol (FvG) 27.11.2004, 2 ex Laningpark (RV) 12.12.2004, 1 ex Laningpark, Dievenpaadje (RV) 01.04.2006, 1 ex Oude Tol (FvG) 07.12.2008, 2 ex Oude Tol (FvG)

Page 239: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

239

Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata RL:GE Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van boomgaarden, parken en boerenerven De Grauwe Vliegenvanger is een broedvogel van geheel Europa. Voorkeursbiotopen zijn rijke oude loofbossen en kleinschalig agrarisch gebied waarin houtwallen en erfbegroeiing aanwezig is, alsmede groene dorpen met veel parken en oude tuinen. De soort broedt bij ons in boomholtes, in nissen en spleten in huizen, op oude nesten van bijvoorbeeld Boerenzwaluw of Merel en in halfopen nestkasten. De Grauwe Vliegenvanger leeft grotendeels van vliegende insecten. De soort overwintert in de zuidelijke helft van Afrika. Sinds begin jaren tachtig is de soort in Nederland in aantal achteruitgegaan, wat mogelijk is veroorzaakt door habitatverslechtering en droogte in de Sahel, waar de soort wekenlang foerageert tijdens de trek. De populatie werd in 1998-2000 geschat op 20.000-30.000 paren. De Grauwe Vliegenvanger is in de Hoeksche Waard een vrij talrijke broedvogel (180-190 paar) van dorpen, lintbebouwing en erfbeplanting. In Oud-Beijerland wordt de soort jaarlijks nog maar op enkele plekken gezien. Waarnemingen: In 1997 broedde 1 paar aan de Zinkweg 267 in een duiventilletje (foto in archief) (FvG) In 1998 en 2000 heeft 1 paartje gebroed op de Oude Tol (FvG) 13.06.2002, 5 ex Jordaensdreef (paar met 3 jongen) (via GN) 17.05.2003, 1 ex. Brussaard, Zinkwegsedijk (FvG) In 2004 heeft een paartje gebroed aan de Kwakscheweg (M. de Koning) (FvG) 02.07.2005, 2ex Brussaard, Zinkwegsedijk (1 ad.+1 juv.) (GN,FvG) 22.07.2006, 3 ex (wv 1 juv) Brussaard, Zinkwegsedijk (GN,FvG) 28.07.2006, 1 ex tuin Henk Bunjes, Spuidijk (HB) 21.07.2007, 1 ex Brussaard, Zinkwegsedijk (FvG)

Page 240: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

240

Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca Status OBL: dwaalgast De Bonte Vliegenvanger broedt in geheel Europa, behalve in het uiterste noorden en een aantal landen langs de Middellandse Zee. De favoriete broedbiotoop wordt gevormd door oud loofbos en opgaand gemengd bos, maar door het ophangen van nestkasten kan de soort zich in elk ander type bos eveneens vestigen. In ons land broedt 90% van de populatie in nestkasten. De in West-Europa broedende Bonte Vliegenvangers overwinteren in tropisch West-Afrika ten zuiden van de Sahel. De Bonte Vliegenvangerpopulatie in Nederland (14.000-18.000 paren) vertoont een lichte afname in vergelijking met het begin van de jaren tachtig. Mogelijk heeft de soort te kampen met het klimaatprobleem. Doordat de voorjaren in Nederland in de laatste 2 decennia van de vorige eeuw steeds warmer geworden zijn, valt de piek in het voedselaanbod eveneens eerder. De Bonte Vliegenvangers keren echter niet eerder terug uit de overwinteringsgebieden dan voorheen, waardoor de broedcyclus dientengevolge niet langer optimaal op het voedselaanbod is afgestemd. In de Hoeksche Waard is de Bonte Vliegenvanger een onregelmatige doortrekker. In Oud-Beijerland is de soort slechts enkele keren waargenomen: 06.08.2000, 1 ex. Spuidijk, tuin Henk Bunjes (HB) 13.05.2001, 1 ex. Spuidijk, tuin Henk Bunjes (HB) 22.04.2008, 1 ex Zinkweg, tuin Els Marijs (EM)

Page 241: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

241

Baardman Panurus biarmicus Status OBL: dwaalgast Het Baardmannetje is een broedvogel van de gematigde delen van Eurazië. De verspreiding is sterk verbrokkeld met hier en daar zwaartepunten zoals de Donaudelta en de Nederlandse Delta. De favoriete broedhabitat bestaat uit gevarieerde rietvegetaties in rivierdelta’s en langs zoetwatermeren. De meeste vogels overwinteren in eigen land. Baardmannetjes schakelen na de zomer, waarin vooral van insecten wordt geleefd, over op rietzaden. Bij laag aanbod van rietzaad, vormen insecten alsnog een belangrijke voedselbron. De populatie is in vergelijking met de jaren zeventig fors afgenomen en bedraagt in 1998-2000 nog 1200-2000 paren. De voornaamste reden voor de afname is het in cultuur brengen van Zuidelijk Flevoland, waar de broedpopulatie in het uitgebreide areaal riet destijds zo’n 7000 paar beliep. Aan het eind van de vorige eeuw waren hier nog 300-800 paar van over. Buiten Zuidelijk Flevoland, nam het aantal paren vanaf de zeventiger jaren licht toe. Duidelijk werd ook dat Baardmannen in nieuw ontstaan riet veel talrijker voorkomen dan in ouder riet. Het voedselaanbod in nieuw ontstaan riet, zowel in de zomer (insecten) als in de winter (rietzaad), is dan ook veel hoger. In ‘Vogels van de Hoeksche Waard’ (1999) heeft het Baardmannetje de status van voormalige broedvogel van de rietgorzen op de Korendijksche Slikken, Blanke Slikken en de Westerse Laagjes. De laatste broedgevallen vonden plaats in het begin van de jaren tachtig op de Blanke- en de Korendijksche Slikken. Verder is de soort een doortrekker en wintergast van de rietgorzen langs het Haringvliet, Hollandsch Diep en de Oude Maas, alsmede het Groote Gat bij Zuid-Beijerland. Echter de soort is als broedvogel weer terug van weggeweest. Vanaf 2003 (3 paar in groot Koninkrijk en 3 paar op de Korendijksche Slikken) broedt de soort weer jaarlijks in de Hoeksche Waard. In Oud-Beijerland wordt de soort door het ontbreken van geschikt habitat slechts bij uitzondering gezien: 13.11.2004, 2 ex rietgors Oude Maas ER via Wn.NL 20.11.2008, 3 ex de Staart LL(?)via ws ARK

Page 242: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

242

Staartmees Aegithalos caudatus Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van parken bosjes en grote tuinen doortrekker en wintergast in vrij klein aantal De Staartmees broedt in geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het uiterste noorden. De soort komt voor in alle typen bos en overige landschappen met voldoende bomen en struiken. De in Nederland broedende ondersoort europaeus is standvogel. Na de broedtijd leven de Staartmezen in familiegroepjes van meestal 5-20 individuen. Deze groepjes zwerven rond binnen een vast gebied van 20-25 ha en verdedigen dit tegen andere groepjes. Staartmezen blijven ook in de winter geheel afhankelijk van klein dierlijk voedsel op twijgen en takjes. Dit maakt de soort gevoelig voor perioden met ijzel en sneeuw waardoor deze lokaal kan verdwijnen. De Staartmees heeft zijn broedareaal sinds de jaren zeventig sterk in vooral westelijke richting uitgebreid. Van oorsprong zeer open agrarische gebieden, zoals het Lage Midden van Friesland en het groene Hart van Holland, zijn inmiddels grotendeels door de Staartmees gekoloniseerd. De bezetting van deze gebieden werd mogelijk gemaakt door landschappelijke veranderingen zoals de aanleg van bosjes en wegbeplanting in open polderland. Daarnaast heeft de Staartmees geprofiteerd van de met verstedelijking samenhangende toegenomen oppervlakte aan parken, groenstroken en tuinen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 op 30.000-40.000 paren begroot. De Staartmees is in de Hoeksche Waard (1999) een zeer schaarse broedvogel (5-10 paar) 1

van grienden langs de Oude Maas en in parken en dorpen. Tevens is de soort doortrekker en wintergast. In Nieuw-Beijerland is de soort broedvogel vanaf 2003. 2

In Oud-Beijerland is de Staartmees voor het eerst broedend vastgesteld in 2000 op de Oude Tol. Een greep uit de waarnemingen in de broedtijd: opm.: in 2000 en in 2002 heeft een paartje gebroed op de Oude Tol (FvG) 02.04.2005, 2 ex Bosschengriend (nestvondst) (RV,GN,FvG) 05.05.2005, 2 ex Kleiput (FvG) 02.04.2006, 2 paar Oude Tol (FvG) 21.04.2007, 2 ex Kikkershoek (FvG,GN,RP) 15.03.2008, 1 ex Oude Tol (JvdB,RP,FvG) 30.04.2008, nestvondst in spar(?) Rembrandtstraat, hoek Koninginneweg (EM) 22.06.2008, >2 ex juv Bosschengriend (FvG) Winterwaarnemingen: 31.12.2007, 4 ex Zinkweg/Ruisscheweg (GN) 16.02.2008, 3 ex Oude Tol (FvG,RP,GN) 11.01.2009, ca. 8 ex Staart (tussen groep putters en groenlingen) (FvG) 20.12.2009, 10 ex Oude Tol (FvG) 1 In de ‘Atlas van de Nederlandse Broedvogels (2002)’ wordt vermeld: ‘In nagenoeg bosloze gebieden ontbreekt de soort, zoals geldt voor het noorden van Groningen en Friesland, grote delen van Noord-Holland-Noord, de Hoeksche Waard, Overflakkee en Tholen’. Dit blijkt dus v.w.b. de Hoeksche Waard niet correct. 2 Lit. - Benard, M. Staartmees broedt nu ook in Nieuw-Beijerland. In Vogelvlucht nr. 10, mrt 2004, pag. 6.

Page 243: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

243

Matkop Parus montanus RL:GE Status OBL: onregelmatige broedvogel (a.kl.A) van grienden langs de Oude Maas onregelmatige wintergast Matkoppen zijn echte standvogels, welke in Europa alleen ontbreken op IJsland, in Ierland, Schotland, Denemarken, het uiterste noorden van Scandinavië en in een aantal landen langs de Middellandse Zee. Ze broeden in allerlei bostypen –van elzenbroekbossen tot dennenopstanden – mits er voldoende dood hout staat. Ook heide en hoogveen met opslag, parken en andere besloten landschappen met bosjes en houtwallen worden bewoond. Het nest wordt gemaakt in natuurlijke holtes. Vermolmde stronken, liefst van zachthoutsoorten als wilg en berk, zijn hiervoor zeer geschikt. Vanaf de jaren negentig is de Nederlandse populatie Matkoppen fors gedaald. Enkele oorzaken welke hierbij vermoedelijk een rol spelen zijn verdroging, verruiging en toenemende nestpredatie door Grote Bonte Specht. De broedpopulatie werd voor de periode 1998-2000 nog geschat op 20.000-30.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Matkop een schaarse broedvogel (30-35 paar) van grienden langs de Oude Maas en het Hollandsch Diep; incidenteel wordt binnendijks gebroed zoals in een bosje bij de haven van Numansdorp. De soort is ook wintergast. In Oud-Beijerland worden de laatste jaren alleen nog Matkoppen waargenomen langs de oever van de Oude Maas. Waarnemingen in de broedperiode uit Oud-Beijerland: 09.05.1998, 1 ex. Oude Maas-oever (FvG) voorjaar 2004, 1 paar griend achter Klein Profijt (FvG) 16.04.2005, 2 ex Bosschengriend (FvG) 14.05.2005, 2 terr. Oude Maasoever (FvG, GN, RV) 25.09.2005, 1 ex Oude Maasoever t.h.v. rietgors (FvG) En waarnemingen buiten de broedtijd: 14.12.2002, 5 ex De Staart (GN) 05.12.2004, 1 ex De Kleiput (FvG) 19.02.2005, 2 ex De Staart (GN) 13.10.2007, 1 ex Oude Maasoever (FvG,GN,RP) 16.02.2008, 1 ex Oude Maasoever, voorbij NBC Klein Profijt (FvG,GN,RP)

Page 244: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

244

Zwarte Mees Parus ater Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast De broedgebieden van de Zwarte Mees omvatten geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het uiterste noorden. In Nederland heeft de soort een sterke voorkeur voor naaldbomen, waarbij sparren favoriet zijn. Het voedsel wordt in de kroonlaag opgespoord en bestaat uit insecten en spinnen, in de winter aangevuld met zaden (sparren, beuk). Het nest wordt gemaakt in holten in bomen, boomstronken of de bodem; ook nestkasten worden geaccepteerd. De Nederlandse broedvogels zijn standvogel. In sommige jaren ontstaan massale erupties in boreale broedgebieden. Tijdens dergelijke invasies passeren vogels uit Midden-Europa tot West-Siberië ons land. ‘Vogels van de Hoeksche Waard (1999) ‘ noemt de Zwarte Mees een doortrekker in zeer klein tot klein aantal, met de bemerking dat in 1996, bij uitzondering, een dagtotaal van 350 ex langs de Haringvlietbrug werd vastgesteld. Sinds 2005 is echter veel meer bekend over doortrek over de Hoeksche Waard, nadat in de Mariapolder bij Strijensas een trektelpost werd ingesteld. Najaar 2008 bijvoorbeeld, trokken totaal 2465 Zwarte Mezen over de telpost. Maximaal passeerden 633 ex (!) op 1 dag (12 oktober 2008). Van Oud-Beijerland zijn volgende waarnemingen bekend: 22.09.2005, 2 ex 1e Kruisweg, in naaldbomen bij boerderij (FvG) 25.09.2005, 2 ex Bedrijventerrein De Greup (FvG) 19.11.2005, 2 ex Houtmanstraat, tuin RtH (RtH) 05.01.2006, min. 2 ex HBS Laan (IvW) 16.09.2008, 4 ex 1e Kruisweg (MP via wn.nl)

Page 245: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

245

Pimpelmees Parus caeruleus Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D) van tuinen en parken wintergast in groot aantal De broedgebieden van de Pimpelmees liggen in geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het noorden van Scandinavië en Rusland. De soort is een van de talrijkste broedvogels van Noordwest-Europa. De voorkeursbiotoop bestaat uit goed ontwikkeld loofbos met veel eiken, naaldbos, maar ook uitgroeiend struweel en opgaand groen in landelijk en stedelijk gebied. Hierbij draagt het op grote schaal ophangen van nestkasten in minder ideale habitats zeker bij. De meeste Pimpelmezen overwinteren nabij de broedplaats. Het voedsel is zeer variabel en bestaat uit larven van galwespen en galmuggen, schild- en bladluizen. In de broedtijd vormen rupsen en larven van kevers en muggen voor zowel ouders als jongen een belangrijke voedselbron. Zaden en noten zijn onmisbaar om de winter door te komen. Pimpelmezen zijn zeer acrobatisch en foerageren vooral aan de toppen van twijgen en hangend aan bladeren. De populatie van de Pimpelmees in Nederland is sinds de jaren zeventig toegenomen tot 275.000-325.000 paren in 1998-2000. De soort heeft duidelijk geprofiteerd van de toegenomen oppervlakte en leeftijd van het bos in ons land. Het toekomstperspectief van de Pimpelmees is minder rooskleurig. Als gevolg van ‘zure regen’ zijn huisjesslakken, een belangrijke voedselcomponent (calcium voor eierproductie!), vooral op de zandgronden sterk in aantal afgenomen. Hierdoor bleek het broedsucces in de jaren tachtig in negatieve zin te zijn beïnvloed. Een andere structurele verandering is de vervroeging van de eerste eilegdatum aan het eind van de vorige eeuw met maar liefst 11 dagen, een aanpassing aan de gemiddeld gestegen voorjaarstemperatuur. Een en ander kan de broedprestaties onder druk zetten. In de Hoeksche Waard is de Pimpelmees een vrij talrijke broedvogel (490-500 paar) van grienden, parken, dorpen en erfbeplanting, en wintergast. In Oud-Beijerland broeden veel Pimpelmezen in de door inwoners opgehangen nestkastjes. De soort gebruikt nestkasten met een kleinere nestopening (25-27 mm) dan de Koolmees. Ook wordt in natuurlijke nestholtes (bomen) gebroed, zoals bv. in de Bosschengriend en op de Oude Tol.

Page 246: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

246

Koolmees Parus major Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) van tuinen en parken wintergast in groot aantal Net als Pimpelmezen bewonen Koolmezen geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het noorden van Scandinavië en Rusland. Het is een echte holenbroeder. Ze broeden in reeds bestaande holen in bomen, stobben, palen en in nestkasten. De hoogste dichtheden worden bereikt in zwaar beboste gebieden, met een voorkeur voor loofbossen. Het menu bestaat uit een breed spectrum van larven en poppen van insecten. Het voedsel voor de jongen omvat vooral veel rupsen en spinnen. In de winter vormen zaden de belangrijkste voedselbron. Een combinatie van een strenge winter met een slecht beukennotenmast kan de populatie zwaar treffen. Verliezen worden echter doorgaans binnen enkele jaren weer ingelopen. De Nederlandse Koolmezen zijn voornamelijk standvogel. Ze krijgen in de winter gezelschap van soortgenoten uit Noord- en Oost-Europa. In Nederland is de populatie sinds de jaren zeventig toegenomen. Dit kan worden verklaard doordat het bos ouder en structuurrijker is geworden, terwijl het aandeel loofhout is gestegen. De opmars in bebouwd gebied werd bevorderd door het op grote schaal ophangen van nestkasten. Sinds eind jaren negentig ligt de populatie op een stabiel niveau. De stand werd in 1998-2000 begroot op 500.000-600.000 broedparen. Net als bij de Pimpelmees, is ook bij de Koolmees de datum van de eerste eileg in het laatste decennium van de vorige eeuw onder invloed van klimaatverandering vervroegd en wel met negen dagen. Het is nog de vraag in hoeverre de rigoureuze vervroeging van de broedcyclus op den duur een succesvolle aanpassing aan de veranderende omstandigheden zal blijken te zijn. In de Hoeksche Waard is de Koolmees een zeer talrijke broedvogel (1300-1400 paar) van grienden, parken, dorpen en erfbeplanting, en wintergast. De Koolmees is dikwijls één van de eerste soorten die nieuwe woonwijken koloniseren. Net als Pimpelmezen broeden Koolmezen in Oud-Beijerland in door inwoners opgehangen nestkastjes, maar ook in natuurlijke boomholten wordt gebroed (bv. Oude Tol).

Page 247: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

247

Boomkruiper Certhia brachydactyla Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) van grienden, parken en tuinen met oude bomen wintergast in vrij klein aantal De Boomkruiper broedt in geheel Europa, met uitzondering van de Britse Eilanden en Fenno-Scandinavië. De Boomkruiper broedt in holen, maar is daarin weinig kieskeurig. De nesten worden gebouwd achter loszittende stukken schors, tussen klimop, in spleten van bouwwerken en verwaarloosde nestkasten. Het voedsel bestaat uit insectenlarven, poppen en spinnen, welke met de pincetachtige snavel uit de bast van de stam en de dikkere zijtakken worden gepeuterd. De Boomkruiper weegt slechts 9 gram en verliest bij lagere temperaturen relatief veel warmte en moet dan vrijwel de gehele dag foerageren. Bij koude omstandigheden wordt ook gezamenlijk geslapen, om warmteverlies zo veel mogelijk te beperken Boomkruipers hebben een voorkeur voor de wat oudere loofbossen. Oudere bomen hebben vaak een grotere stamomtrek en een meer reliëfrijke bast dan jonge bomen en daarmee een groter voedselaanbod. De soort is in het merendeel van zijn verspreidingsgebied standvogel. De Nederlandse populatie is vergeleken met de jaren zeventig toegenomen door het ouder worden van reeds aanwezige bossen en wegbeplantingen en de daarmee gepaard gaande toename van voedselaanbod en nestgelegenheid. De broedpopulatie bedroeg in 1998-2000 80.000-120.000 paren. De Boomkruiper is in de Hoeksche Waard een vrij talrijke broedvogel (100-150 paar) van doorgeschoten grienden, parken en dijken, en wintergast. In Oud-Beijerland broeden Boomkruipers op plekken waar al wat oudere bomen te vinden zijn: de Bosschengriend, de Oude Tol, het Laningpark maar bv ook in straatbomen binnen de bebouwde kom bv langs het Binnenpad (oude elzen), Paulus Pottersingel en W. van Vlietstraat. Opmerkelijk is dat Boomkruipers ook worden gezien wanneer ze tegen zijmuren van woningen of gebouwen omhoog kruipen. Ze zoeken hier in de voegen en tussen de stenen naar voedsel. Winterwaarnemingen: 19.11.2005, 1 ex tegen muur appartementengebouw 'Even Buiten' (FvG) 15.01.2006, 2 ex Droge Staart, bomenrij langs Spui (FvG,GN) 28.10.2006, 2 ex Oude Tol (FvG) 13.01.2007, 1 ex Oosterse Gorzen (De Jagt) (GN) 17.11.2007, 1 ex Oude Tol (FvG) 15.12.2007, 2 ex langs Oude Maas t.h.v. De Staart (FvG,GN,RP) 11.01.2009, 1 ex op voederplek naast gemaal Brakelsveer (FvG)

Page 248: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

248

Gaai Carrulus glandarius Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van bosjes, parken en grote tuinen doortrekker en wintergast in vrij klein aantal Gaaien broeden in geheel Europa met uitzondering van IJsland en het noorden van Fenno-Scandinavië en Rusland. Ze zijn normaal standvogel, maar periodiek doen zich invasies voor vanuit Fenno-Scandinavië of continentaal Europa. De trekrichting van deze vogels varieert van West tot Zuidwest. Tijdens invasies kan ook Nederland overspoeld worden door Gaaien. Van oorsprong waren Gaaien bosvogels, maar vanaf de eerste helft van de 20e eeuw zijn ze ook steeds meer buiten het bos gaan broeden. Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit insecten (o.a. rupsen) maar daarnaast worden ook nesten van duiven en zangvogels geplunderd. In zomer en najaar staan ook fruit, maïs en graan op het menu. In najaar en winter wordt overgeschakeld op eikels en in mindere mate ook op beuken- en hazelnoten. De Gaai heeft zijn broedareaal in Nederland sinds de jaren zeventig flink uitgebreid, vooral in Laag-Nederland. De uitbreiding van het bosareaal hier zal de populatie een flinke impuls hebben gegeven. Ook de verminderde jachtdruk kan, in mindere mate, ook een rol hebben gespeeld. De Nederlandse populatie bedroeg in 1998-2000 ongeveer 40.000-60.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Gaai een vrij schaarse broedvogel (50-55 paar) van grienden, parken, opgaand bos en dorpen, wintergast en incidentele doortrekker in vrij groot aantal (bv. 557 overvl. ex langs de Haringvlietbrug in najaar 1996). In Oud-Beijerland is de soort als broedvogel bekend vanaf 1992 (polder Oud-Beijerland c.a.). Vanuit parken, villawijken en grote tuinen wordt het stedelijk gebied gekoloniseerd, waar de soort in vorige eeuw nog nauwelijks als broedvogel voor kwam. In 2003 werd een broedgeval binnen de bebouwde kom vastgesteld (Rembrandtstraat).

Page 249: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

249

Ekster Pica pica Status OBL: talrijke broedvogel (a.kl.D) van dorpsranden, parken, plantsoenen en straatbomen wintergast in groot aantal De Ekster broedt in geheel Europa en is alleen afwezig in boomloze landschappen of andere gebieden waar nestgelegenheid ontbreekt. De voorkeursbiotoop bestaat uit parkachtige landschappen met een afwisseling van open terrein, bosjes en lanen. De Eksters zijn echte standvogels. Alleen de juvenielen zwerven in herfst en winter in groepen rond, totdat zij een partner en een territorium hebben gevonden. Eksters zijn vaak te vinden op grasbermen en gazons, waar ze zich voeden met tal van insecten, larven en wormen. Ook worden kleine zoogdieren en aas gegeten zowel als allerlei plantaardig materiaal. In de broedtijd worden eieren en jonge vogels niet versmaad. In februari-maart bouwen de Eksters een groot bolvormig nest, dat wordt geconstrueerd uit doorntakken als sleedoorn en meidoorn. De nesten hebben een kap, een bescherming tegen predatie. Dit onderscheidt de eksternesten van die van de Zwarte Kraai. In Nederland ontbreken Eksters nagenoeg in grote aaneengesloten bossen op de Veluwe. Door de aanwezigheid van de Havik, de doodsvijand van de Ekster, worden ook de grote bossen in Drenthe en Noord-Brabant gemeden. Feitelijk zijn overal negatieve effecten op de eksterstand vastgesteld in gebieden waar de Havik zich vestigde of sterk in aantal toenam. De dichtheden van de Ekster zijn in stedelijk gebied veel hoger dan in het open agrarische landschap. De lage dichtheden in de open boomarme landschappen zijn plaatselijk het resultaat van Zwarte Kraaienagressie. Menig eksternest wordt tijdens de nestbouw door Zwarte Kraaien gekraakt. De Eksters zijn dan gedwongen hun woongebied te verlaten, want een Zwarte Kraai is een Ekster met gemak de baas. In stedelijk gebied zijn zij veel veiliger voor hun predator doordat de schuwere Zwarte Kraai de nabijheid van gebouwen vooralsnog mijdt. Windsingels rond boerderijen en bosschages langs wegen en tussen landerijen bieden de Ekster ideale nestplaatsen, maar als er weinig drukte is van mensen zullen dergelijke plekken eerder door Zwarte Kraaien dan door Eksters bezet zijn. De eksterpopulatie in Nederland werd in 1998-2000 geschat op 40.000-60.000 paren. De Ekster vestigde zich pas sinds de jaren zeventig in het Deltagebied als broedvogel. Tijdens de inventarisatie voor Randstad en Broedvogels (1974-1977) ontbrak de soort nog volledig in het Rijnmondgebied en in de poldergebieden van de Zuidhollandse eilanden. Toegenomen nestgelegenheid en verminderde vervolging maakten de vestiging van de Ekster in Zuidwest-Nederland mogelijk. In de Hoeksche Waard is de Ekster een vrij talrijke broedvogel (160-170 paar) van grienden, parken, opgaand bos, dijken en dorpen, en wintergast. De eerste waarneming in Oud-Beijerland van de soort was op: 23.06.1977, 1 ex dorp (BvP) In 2002-2004 werd in de gemeente Oud-Beijerland door leden van de vogelwerkgroep een onderzoek gedaan naar aantallen,verspreiding, dichtheid en nestbouw van kraaiachtigen. 1

In 2004 werden 81 bewoonde nesten vastgesteld. Maar liefst 85% hiervan bevond zich in het noordelijk deel van de gemeente, met hierin de bebouwde kom en slechts 15% in het buitengebied.

Page 250: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

250

De meeste nesten in het dorp zijn te vinden in straat- en tuinbomen langs de buitengrenzen en de uitvalswegen, in parken en bosplantsoenen en verspreid in straat- en tuinbomen in de groenere wijken. Oude wijken met weinig opgaand groen (Croonenburgh, delen van het centrum en de Zeeheldenwijk) zijn nagenoeg verstoken van eksternesten. De territoriumgrootte bedraagt gemiddeld vijf à zes ha. In enkele kilometerhokken in het dorp bereikt de soort dichtheden van boven de tien paar, met een maximum van twaalf paar. De afstand tussen twee nesten bedraagt soms niet meer dan honderd meter. Vooral in en rondom het Laningpark is de eksterdichtheid hoog. Deze hoge dichtheden worden in het buitengebied niet gehaald. Het overgrote deel van de Eksters in Oud-Beijerland bouwt ieder jaar een nieuw nest, doorgaans op korte afstand van het oude nest. Een klein deel van de nesten wordt voor de tweede keer gebruikt en slechts enkele nesten doen voor de derde maal dienst. Ook worden wel oude kraaiennesten bewoond. In 2004 keerde 63% van de Eksters terug naar hetzelfde territorium op minder dan vijftig meter van het nest uit 2003.

Fig.15. plaatstrouw bij Eksters (Oud-Beijerland, 2004) De favoriete nestboom van de Ekster in Oud-Beijerland is de populier, gevolgd door linde, els, esdoorn, iep en Italiaanse populier. De helft van de nesten was te vinden tussen tien en vijftien meter hoog, bijna de helft lag tussen de vijf en de tien meter en een fractie van de nesten bevond zich hoger dan vijftien meter (Canada populieren). De voorjaarspopulatie werd in 2004 geschat op ongeveer 270 ex en de zomerpopulatie op ongeveer 390 ex (Van Gessele 2006). Waarnemingen van grotere aantallen Eksters hebben meestal betrekking op juvenielen, welke in groepen rondzwerven. Dit leidt regelmatig tot commotie wanneer zij vijandelijke territoria binnendringen: 09.05.2004, 17 ex Kleiput (FvG) 18.02.2007, 12 ex 1e Kruisweg (FvG)

0% 5%

10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45%

Ekster(n=81) Zw.kraai(n=29)

Plaatstrouw t.o.v. 2003 Gem. Oud-Beijerland (2004)

terug naar zelfde nest

nieuwbouw <50 m.

nieuwbouw >50<250 m.

nieuw territorium

Page 251: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

251

Eksters slapen buiten de broedtijd op gemeenschappelijke slaapplaatsen. In het Laningpark bevindt zich al jaren een eksterslaapplaats: 07.02.2004, 40 ex Laningpark(slaapplaats) (FvG) 27.11.2004, >30 ex Laningpark(slaapplaats) (FvG) Rondom de jaarwisseling 2007/2008 werd een slaapplaats ontdekt in het Spuipark. Tellingen op deze locatie leverde de volgende aantallen op: 29.12.2007, 70-90 ex Spuipark, op slaapplaats (FvG,GN) 06.01.2008, min. 70 ex Spuipark, op slaapplaats (FvG) 1 Lit.* Gessele, F.J. van - Inventarisatie van de Ekster en de Zwarte Kraai in de gemeente Oud-Beijerland in 2003. In Vogelvlucht 9, okt. 2003 pag. 11-19.

* Gessele, F.J. van – Onderzoek naar kraaien- en eksternesten in de gemeente Oud- Beijerland. Het Vogeljaar 54(3) 2006)

Page 252: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

252

Kauw Corvus monedula Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) van schoorstenen, vooral in oude wijken doortrekker en wintergast in groot aantal De Kauw is in heel Europa een broedvogel, behalve het uiterste noorden en IJsland. De Nederlandse broedvogels zijn standvogel. Grote aantallen Kauwen uit Noord- en Oost Europa trekken s’ winters naar West- en Zuid-Europa. Open bosgebieden en parken zijn de voorkeursbiotoop van de soort, maar ze komen toch ook vooral in de stedelijke omgeving voor. Kauwen zijn holenbroeders, die het liefst in elkaars nabijheid leven, zonder een echte kolonie te vormen. Holle bomen en oude nesten van Zwarte Spechten zijn hun oorspronkelijke broedplaats, maar ook schoorstenen en uilenkasten worden graag benut als onderkomen. Deze worden volgestopt met takken. Bij Klein Profijt, in Oud-Beijerland, moest zelfs een broedende Bosuil uit de nestkast worden ontzet, die door Kauwen was volgestopt met nestmateriaal. De paarband tussen een mannetje en vrouwtje duurt een leven lang en de vogels zijn bijna altijd onafscheidelijk. Zelfs wanneer de vogels in groepen voedsel zoeken, zijn de afzonderlijke paartjes door hun gedrag te herkennen. Ze eten ongewervelde dieren zoals insecten, maar ook zaden, granen en in de stad broodkruimels en etensafval. In het voetspoor van de menselijke beschaving weet de Kauw zich goed te redden. Zijn hoge intelligentie helpt Kauwen om snel gebruik te maken van nieuwe voedselbronnen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Kauw in diverse milieus wordt aangetroffen. De huidige populatie (1998-2000) wordt door SOVON op 180.000-200.000 paren gesteld. In de Hoeksche Waard is de Kauw een talrijke broedvogel (840-850 paar) van dorpen, lintbebouwing en boerderijen, doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland broeden Kauwtjes vooral in oude woonwijken waar de woningen nog zijn voorzien van stenen schoorstenen. In 2006 werden tijdens de broedvogelinventarisatie van een deel van het centrum en de Zeeheldenwijk 126 broedpaar vastgesteld. De Kauwen broeden in losse kolonies en bereiken vooral in het westelijk deel van het gebied een hoge dichtheid. Een echt bolwerk is dan ook het vooroorlogse deel van de Zeeheldenwijk, waar de Kauwtjes op sommige plaatsen schoorsteen aan schoorsteen broeden. Koploper is de Trompstraat waar 15 paar werd vastgesteld. Een groot deel van de schoorstenen zijn weliswaar met een metalen kap of spin afgedekt, maar deze is in veel gevallen kapot of verdwenen. Een andere mooie kolonie bevindt zich al jaren in de schoorsteen van de voormalige Zalmvisserij langs de Oude Maas, het huidige natuurbezoekerscentrum Klein Profijt (10 paar in 2005). Hoewel de Kauwtjes in de Zeeheldenwijk ook nabij de nestplaatsen voedselzoekend (o.a. op onverteerbare resten uit de ontlasting van honden) worden gezien langs de Zinkwegsedijk en de berm van de Adm. Helfrichsingel, vertrekken de Kauwtjes in de loop van de ochtend naar foerageerlocaties buiten het dorp. De slaapplaats ligt zelfs buiten de Hoeksche Waard. In het voorjaar is begin april 2006 rond zonsondergang in het Spuipark enkele malen een slaaptrektelling verricht wat zo’n kleine 350 overtrekkende ex. opleverde, die in noordwestelijke richting (Spijkenisse) verdwenen. De Kauwtjes keren een half uur voor zonsopgang al weer terug op de broedplaatsen. Ze zwermen aanvankelijk in groepjes rond, voordat ze de nestlocaties weer innemen.

Page 253: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

253

Vooral ’s winters worden grote groepen Kauwtjes waargenomen. Deze groepen bestaan vermoedelijk uit onze standvogels, aangevuld met Kauwtjes uit Noord- en Oost Europa: 19.02.1992, 400 ex Polder Oud-Beijerland-west (FvG) 13.11.1999, 264 ex Spuioever (FvG) 08.11.2004, 200 ex Spui (FvG) 30.12.2007, 200 ex W.Barentzstr. 120 ex, Brakelsveer 80 ex (FvG) In Nederland kunnen ‘ s winters ook twee ondersoorten van de Kauw worden waargenomen, t.w. de Noordse Kauw (C.m.monedula) en de Russische Kauw (C.m. soemmerringii). In 2005 werd op de Staart een Russische Kauw (C.m. soemmerringii) opgemerkt: 13 maart 2005, 2 ex Bez. Centrum Klein Profijt/De Staart (FvG) Wang en achterhoofd van de Russische Kauw zijn duidelijk lichter dan de Kauw en kunnen even licht zijn als de meest lichte Noordse Kauw. Het eigenlijke verspreidingsgebied van deze vorm bestaat uit een enorm gebied dat de gehele voormalige Sovjet-Unie omvat tot aan het Baikalmeer en Noordwest-Mongolië, met de zuidgrens in Turkije en Israël en oostelijker tot aan de Himalaya. De Russische Kauw is een uitgesproken trekvogel. De soort overwintert vanaf het broedgebied zuidwestwaarts over Zuid-Zweden tot in Midden-Europa ten noorden van de Alpen.

Page 254: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

254

Zwarte Kraai Corvus corone corone OBL: kra Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van dorpsranden, parken, bosjes en erfbeplanting wintergast in groot aantal Het broedgebied van de Zwarte Kraai is beperkt tot Groot-Brittannië, Nederland en Duitsland in het noorden tot Spanje en Portugal in het zuiden. Elders in Europa, met uitzondering van IJsland, wordt zijn plaats ingenomen door de Bonte Kraai (C.c.cornix). De soort is een standvogel, die zijn broedgebieden zelden verlaat. De afgelopen 30 jaar is het aantal Zwarte Kraaien verdrievoudigd. Doordat Flevoland, het stedelijke Westland en het Waddengebied nu ook volledig tot het verspreidingsgebied van de Zwarte Kraai behoren is vooral ook deze areaalvergroting een reden voor de aantalstoename. Zwarte Kraaien profiteren van het enorme aantal verkeersslachtoffers langs de Nederlandse wegen. In dichte bosgebieden is het aantal Zwarte Kraaien veel lager doordat Havik en Buizerd daar voor een stevige predatiedruk zorgen. Het aantal Zwarte Kraaien in bebouwde gebieden neemt - daardoor? - enigszins toe. Zwarte Kraaien zijn bij veel mensen niet bijzonder populair. Dat is erg jammer; kraaien doen niets verkeerd (in de natuur bestaat dat niet), het is een stigma dat ze door mensen is toebedeeld. De levenswijze van kraaien botst op sommige punten met bijvoorbeeld de belangen van boeren, doordat ze zaaigoed opeten. Daar staat tegenover dat kraaien ook een enorme hoeveelheid emelten eten, die ook schadelijk zijn voor landbouwgewassen. Kraaien vertonen opvallend intelligente gedragspatronen. Ze onderhouden een intensieve communicatie, en zijn zelfs betrapt op het gebruiken van primitieve vormen van gereedschap om problemen op te lossen, iets dat men tot voor kort aan mensen en mensapen voorbehouden achtte. Zwarte Kraaien eten behalve aas ook insecten, wormen, zaden, fruit en afval, en in de broedtijd ook vogeleieren en jonge vogels; deze staan vooral op het menu in de tijd dat er jongen in het nest zijn. Voor de algemene vogelstand is het consumeren van andere vogels geen bedreiging. Zwarte Kraaien zijn ook nestpredatoren van verwilderde Stadsduiven en van Eksters. In gunstige perioden wordt voedsel verstopt voor in slechte tijden. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 70.000-100.000 paren. In de Hoeksche Waard is de soort een vrij talrijke broedvogel (210-220) paar van grienden, parken, opgaand bos, dijken en erfbeplanting, en wintergast. Tijdens het onderzoek naar kraaiachtigen in Oud-Beijerland 1 zijn in 2004 in de gemeente 29 bewoonde nesten vastgesteld. De Zwarte Kraai is nog niet in dezelfde mate als de Ekster in het dorp doorgedrongen : 69% in het dorp tegenover 31% in het buitengebied. Bijna de helft van de nesten in het noordelijk deel van de gemeente bevindt zich langs de randen van de bebouwde kom. De nesten in de wijken zitten voornamelijk in de parken en bosplantsoenen. Ook nestelen de kraaien op het bedrijventerrein de Bosschen. Hier werden nesten aangetroffen waarin een aanzienlijke hoeveelheid plastic en strips waren verwerkt. De verspreiding van de nesten is veel gelijkmatiger dan bij de Ekster. Het territorium is ook veel groter, wel tot 50 ha. Uit het onderzoek bleek ook dat de meeste Zwarte Kraaien (79%) in 2004 een nieuw nest bouwden. Slechts een klein deel (3,5%) keerde terug naar het nest uit 2003. De overige kraaien gebruikten oude kraaien- en eksternesten en lapten deze weer op. Overigens keerde 45% van de kraaien terug binnen vijftig meter van het oude nest.

Page 255: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

255

De Zwarte Kraai begint in Oud-Beijerland later met de nestbouw dan de Ekster. De piek ligt eind maart-begin april, wanneer de bomen in blad komen.

Fig. 16. overzicht van de nestbouwperiodes van Ekster en Zwarte Kraai (Oud-Beijerland, 2004) De boomsoorten waarin de meeste nesten van de Zwarte Kraai worden aangetroffen zijn de schietwilg en de Canada populier. Op ruime afstand volgen els, abeel en iep. Ook is een nest aangetroffen in een hoogspanningsmast. De voorjaarspopulatie van de Zwarte Kraai in Oud-Beijerland wordt geschat op 97 ex en de zomerpopulatie op 139 ex (Van Gessele 2006). ’s Winters worden soms grote groepen Zwarte Kraaien waargenomen. Meestal betreft dit juveniele vogels, die nog geen territorium bezitten: 23.12.2006, 36 ex Vuurbaken , tijdens PTT (GN,MB,FvG) 06.01.2008, 26 ex 1e Kruisweg-o. (FvG) 1 Lit. zie bij ‘ Ekster’

Nestbouwperiode Ekster en Zw. Kraai Gem. Oud-Beijerland (2004)

0 0,05 0,1

0,15 0,2

0,25 0,3

0,35 0,4

w7 w9 w11 w13 w15 w17 weeknummers

ekster(n=95) kraai(n=20)

Page 256: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

256

Spreeuw Sturnus vulgaris Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) doortrekker in zeer groot en wintergast in groot aantal Spreeuwen broeden in geheel Europa. In het najaar komen er vanuit het midden, noorden en oosten van Europa tot diep in Rusland, vele Spreeuwen naar onze omgeving. De winterkwartieren van deze vogels liggen vooral in Zuid-Engeland en Noordwest-Frankrijk. Tijdens de trek kan enorme stuwing langs de kust optreden, met dagmaxima van meer dan 100.000 ex. Spreeuwen zijn net als mezen echte holenbroeders. Ze nestelen in natuurlijke holtes in bomen, in nestkasten maar ook in huizen en gebouwen. In vroeger tijden werden Spreeuwen met terracotta potten aan muren gelokt om er te broeden. Als zij groot genoeg waren werden de nestjongen uit de potten gehaald ten behoeve van pastei of soep. Spreeuwen tasten de bodem van weilanden en grasvelden af op zoek naar insectenlarven. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 gesteld op 500.000-900.000 paren. Dit betekent een afname van 30% ten opzichte van begin jaren tachtig. De voornaamste oorzaken van de afname zijn de veranderingen in het grondgebruik zoals de omzetting van grasland in bouwland en de toenemende verdroging van het resterende grasland, hetgeen geresulteerd heeft in een afname van de voor Spreeuwen beschikbare bodemdieren. In de Hoeksche Waard is de Spreeuw een zeer talrijke broedvogel (3300-3400 paar) van dorpen, lintbebouwing, boerderijen en oude bomen, doortrekker en wintergast. Na de broedtijd verzamelen de Spreeuwen zich in kleine groepjes. Van heinde en verre vliegen deze groepen naar vaste slaapplaatsen. Rond de slaapplaatsen vormen zich dichte wolken van duizenden Spreeuwen. Deze synchroon zwenkende zwermen leveren een spectaculair schouwspel op. Recente gegevens van de trektelpost in de Mariapolder geven veel informatie over gigantische aantallen Spreeuwen welke in het najaar over de telpost naar het zuiden trekken. Zo bedroeg het jaartotaal in 2008 23.508 ex. Op 25.10 werd het dagmaximum geteld: 3.595 ex. Behalve onder daken broeden Spreeuwen in Oud-Beijerland ook in natuurlijke holten. Op de Oude Tol wordt bijvoorbeeld regelmatig in oude spechtenholen genesteld. In Oud-Beijerland werden tijdens de broedvogelinventarisatie van een deel van het centrum en de Zeeheldenwijk 66 territoria van de Spreeuw vastgesteld. De Spreeuw heeft hier een duidelijke voorkeur voor het zuidelijk deel van het onderzochte gebied, de >1960 Zeeheldenwijk. Dit deel van de wijk is wat ruimer opgezet en beschikt over een aantal gazonstroken, waarvan mogelijk de aanwezigheid dicht bij de nestlocaties een niet onbelangrijke vestigingsvoorwaarde is. Gebroed wordt onder pannen, in schoorstenen en andere holtes. In het winterhalfjaar vliegen ’s morgens en s’ avonds duizenden Spreeuwen over Oud-Beijerland op weg van en naar de slaapplaats in het Zomerlanden Gorzenbos bij Heinenoord: 30.09.2005, ca. 3000 ex ri. west (07:55uur)slaaptrek (FvG)

Page 257: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

257

Roze Spreeuw Sturnus roseus Status OBL: dwaalgast Een van de fraaiste vogelsoorten die in Nederland gezien kan worden is de Roze Spreeuw. In volwassen kleed zijn ze knalroze met zwart. In winterkleed en juveniel kleed ziet het er allemaal wat minder spectaculair uit; overwegend lichtbruin met roze poten en een gelige snavel. De Roze Spreeuw komt voornamelijk in Zuidoost-Europa en Noord-India voor. In Nederland is het een dwaalgast. Tegenwoordig worden ze jaarlijks waargenomen. In broedgebied komt de Roze Spreeuw hoofdzakelijk voor in steppeachtige gebieden met rotswanden en stenen. Meestal is er water in de buurt, maar de soort is niet geheel afhankelijk van water. In de Hoeksche Waard is slechts 1 waarneming van de soort bekend, deze komt uit Oud-Beijerland. Hier verbleef een Roze Spreeuw in 1996 minimaal 3 weken. 19.11.1996, 1 juv. ex Oud-Beijerland, Centrum (JvdB)

Page 258: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

258

Huismus Passer domesticus RL:GE Status OBL: zeer talrijke broedvogel (a.kl.E) van vooral oudere wijken wintergast in groot aantal De Huismus leeft in grote delen van de wereld, in ieder geval in bijna alle gematigde en subtropische gebieden, vaak dicht bij of in de woongebieden van mensen. Voor een deel is de verspreiding op een natuurlijke wijze verlopen, voor een deel is de Huismus door de mens verspreid en geldt als een cultuurvolger. Het zijn echte standvogels; ze blijven altijd in de buurt van hun broedgebied. De ‘mus’ is de bekendste vogel van het land. In bijna elke woonplaats vliegen en tsjilpen mussen. Huismussen zijn oorspronkelijk rotsbroeders, maar hebben onze huizen geadopteerd als broedplaats en ze eten mee van ons voedsel en dat van onze huisdieren. Ze maken een bolvormig nest, in elkaar gestoken van losse strootjes, veertjes, hondenharen en allerlei door mensen weggegooide materialen, onder daken en in spleten van onze woningen en gebouwen. Huismussen zoeken hun voedsel, dat voornamelijk uit bessen en zaden bestaat, op de grond. In stad en dorp zijn ook voldoende insecten voorhanden, welke aan de jongen gevoerd worden. Ze stellen prijs op een rommelige menselijke omgeving, met struikgewas, schuren, weilanden met vee, gemorst graan en zo verder. De laatste jaren is het aantal broedparen van de Huismus in zowat alle grote steden schrikbarend afgenomen. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 door SOVON op 500.000-1.000.000 paren geschat. Landelijk bedraagt de afname hiermee wel 50% in de laatste twintig jaar. Al met al reden voor Vogelbescherming om de soort op de Rode Lijst te plaatsen. In de Hoeksche Waard is de Huismus een zeer talrijke broedvogel (6100-6200 paar) van dorpen, lintbebouwing en boerderijen, en wintergast. In de jaren zeventig werden Huismussen in Oud-Beijerland geïnventariseerd in het kader van het project Randstad en Broedvogels. Daar de grenzen van de telgebieden niet geheel overeenkwamen met de gemeentegrenzen zijn geen concrete aantallen bekend, maar kon wel een goede inschatting van het aandeel Oud-Beijerlandse mussen worden gemaakt. Voor de gehele gemeente (exclusief 1 telgebied in de polder Oud-Beijerland c.a.) is het aantal Huismussen destijds geschat op totaal 2235-2800 paar, waarvan 1500 paar in het dorp. Delen van het centrum en de Zeeheldenwijk werden recent nog (2006) op broedvogels onderzocht, wat resulteerde in 97 paar Huismussen. Het onderzochte gebied is ongeveer 1/3 van de bebouwde kom, dus uitgaande van een Huismussenstand van (omgerekend) 500 paar in 1977 in het centrum van het dorp is de achteruitgang anno 2006 zo’n 80% ! Als belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van de Huismus wordt algemeen de ‘ vernetting’ beschouwd. Meer specifiek de mogelijke oorzaken: - verstedelijking en biotoopvernietiging door nieuwbouw met maximale isolatie en musdichte dakpannen - minder nestgelegenheid en nestmateriaal - minder beschikbaar voedsel (gesloten gft-bakken) - nettere steden; veel renovatie oude stadswijken - minder insecten - andere gewassen, maïs in plaats van graan - bespuiting van grassen tussen tegels, de ‘ graanplaatsen’ van de stad - opslag granen in gesloten depots

Page 259: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

259

Al deze punten kunnen de oorzaak zijn; vermoedelijk is het cumulatieve effect van deze punten belangrijk ! Bovendien kan de toename van predators als kat, Sperwer, Torenvalk, Bosuil, Kauw en Ekster ook een grote rol spelen. Stadssperwers en Torenvalken kunnen volledig gespecialiseerd zijn op Huismussen (C.J. Heij 1999). In het dorp Oud-Beijerland komen de meeste Huismussen voor in (delen van) wijken met veel snippergroen, in de vorm van struiken en bomen, maar vooral van hagen (liguster !), klimop en coniferen. Van belang is dat de vogels dekking kunnen zoeken bij onraad, en dat genoeg insecten voorhanden zijn om de jongen te voeden.

Page 260: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

260

Ringmus Passer montanus RL:GE Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van o.a. lintbebouwing langs dijken en van boerderijen wintergast in vrij groot aantal De Ringmus heeft een voorkeur voor boomrijk agrarisch cultuurland. Vooral aan de rand van dorpen en bij boerderijen is het een vogel die om het huis is aan te treffen. Sommige Nederlandse vogels zwerven in de winter rond en kunnen tot in Frankrijk belanden. Het merendeel van de broedvogels is echter standvogel. Ze krijgen in de winter gezelschap van soortgenoten uit Noord- en Oost-Europa. Evenals Huismussen zijn het echte zaadeters. De Ringmus is in Nederland nog een talrijke broedvogel (populatie 50.000-150.000 paren), maar het aantal Ringmussen is de laatste jaren wel fors afgenomen. De veranderingen (lees: intensivering) in de landbouw, het vervangen van graanteelt door maïscultuur, het opruimen van heggen en houtwallen en grootschalig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zorgen voor een platteland dat steeds minder geschikt is voor veel diersoorten, waaronder de Ringmus. In de Hoeksche Waard is de Ringmus een talrijke broedvogel (600-610 paar) van boerderijen, lintbebouwing en erfbeplanting (vooral wanneer hier knot- of schietwilgen voorkomen), doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland is de Ringmus in de periode 2004-2007 als broedvogel aangetroffen aan de 1e en 2e Kruisweg, de Spuidijk en de Zinkweg. Na de broedtijd worden Ringmussen gezien op voederplaatsen in tuinen in het dorp en verspreid in groepjes in de polder. Waarnemingen:

20.08.2005, 12 ex 2e Kruisweg in spruitenakker (10x) Hubertshoeve(2x) (FvG)

31.12.2005, 12 ex max. Rudolf Steinerpad , in achtertuin (aw t/m feb) (RvdB) 18.02.2006, 3 ex a.z. Zinkweg (tussen Huismussen) (FvG) 23.12.2006, 4 ex Lange Hille (FvG,GN) 15.12.2007, 12 ex Brakelsveer, naast gemaal (FvG,RP,GN)

Page 261: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

261

Vink Fringilla coelebs Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van boomgaarden, bosjes en grote tuinen doortrekker en wintergast in groot aantal De Vink is een wijd verspreide broedvogel, die praktisch in geheel Europa voorkomt, met uitzondering van het hoge noorden. In het najaar trekken miljoenen Scandinavische Vinken via de Lage Landen naar Engeland en Ierland, terwijl de Vinken uit de Baltische landen (vooral door Oost-Nederland en ten oosten daarvan) naar ZW-Frankrijk en Spanje vliegen. Vinken leven vrijwel overal waar bomen groeien. Hagen, houtwallen, singels, bossen, tuinen en parken: vinken komen vrijwel overal voor. Toch is het vooral hoog Nederland waar Vinken in de grootste dichtheden voorkomen. Vinken eten zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. In het broedseizoen zijn het echter vooral insecten die gegeten worden. Insecten leveren meer eiwitten, welke noodzakelijk zijn voor de groei van de jonge vinken en het grote energieverbruik van de oudervogels. Het aantal Vinken is door grootschalige bosaanplant begin 20e eeuw sterk toegenomen (600.000-700.000 paren in 1998-2000). Ook de bosaanleg in de Flevopolder heeft opnieuw gezorgd voor een forse toename van het aantal Vinken in Nederland. In agrarische landschappen zijn bosjes en lanen aangelegd; door zijn grote aanpassingsvermogen profiteert de Vink van deze landschappelijke veranderingen. De Vink is in de Hoeksche Waard een talrijke broedvogel (670-680 paar) van doorgeschoten grienden, parken, opgaand bos, dijken, dorpen en erfbeplanting, doortrekker en wintergast. Een indruk van de talrijkheid van de soort op de najaarstrek boven de trektelpost in de Mariapolder: jaartotaal 2008: 22.598 ex; dagmaximum 12 oktober 2008: 4.249 ex. In Oud-Beijerland broeden Vinken vooral op plaatsen waar hoogopgaand geboomte te vinden is: onder meer in parken, bij de Oude Tol, en in de griend langs de Oude Maas. ’s Winters kunnen grotere groepen Vinken worden waargenomen op voedselrijke plaatsen: 10.12.2004, 120 ex Groeneweg (FvG) 18.03.2006, 30 ex Oude Maasoever, t.h.v. Droge Staart (FvG,GN,RV) 08.10.2006, 20 ex 1e Kruisweg-west (op akker, bij haag) (FvG)

Page 262: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

262

Keep Fringilla montifringilla Status OBL: onregelmatige doortrekker De Keep is een karakteristieke bewoner van de taiga, de brede naaldhoutgordel, die zich noordelijk tot de poolcirkel uitstrekt, van Scandinavië tot en met Siberië. In Nederland is de soort een zeldzame broedvogel met minder dan 5 paar. In Fenno-Scandinavië broeden miljoenen paren, die in West- Midden- en Zuid-Europa overwinteren. Een deel van deze vogels trekt via Nederland naar Groot-Brittannië, België, Frankrijk en zelfs Spanje en Italië. Vooral wanneer het voedsel in Midden-Europa opraakt, kunnen veel meer Kepen naar onze streken doortrekken dan in normale jaren het geval is. De meeste Kepen foerageren in groepsverband onder beuken of berken (dus vaak langs wegen), op akkerland en op verruigde terreinen. In de nazomer worden ook graag lijsterbessen gegeten. De soort is in de Hoeksche Waard een doortrekker en wintergast, en een incidentele zomergast. In Oud-Beijerland zijn enkele waarnemingen bekend uit najaar en winter: 26.10.1997, 2 ex Kleiput (FvG) 18.10.2003, 3 ex. De Staart (GN) 13.12.2008, 2 ex De Staart (GN,RP)

Page 263: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

263

Groenling Chloris chloris Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van parken, tuinen en bosjes wintergast in vrij klein aantal De Groenling broedt in vrijwel geheel Europa, met uitzondering van IJsland en het noorden van Fenno-Scandinavië en Rusland. De Groenling is in grote delen van zijn verspreidingsgebied een standvogel; alleen de noordelijke populaties trekken in het najaar weg in zuidelijke richting. In Nederland broeden Groenlingen bij voorkeur in parkachtige bossen en verstedelijkte gebieden met uitgebreide groenvoorzieningen. Coniferen leveren hen nestgelegenheid en bes- en vruchtdragende heesters vormen goede voedselbronnen. Groenlingen zijn hoofdzakelijk vegetariërs en eten vooral blad- en bloemknoppen, groene plantendelen en zaden. De jongen krijgen alleen de eerste dagen van hun leven insecten te eten. De landelijke populatie bedroeg in 1998-2000 zo’n 50.000-100.000 paren. De Groenling is in de Hoeksche Waard een talrijke broedvogel (690-700 paar) van grienden, boomgaarden, parken, dorpen, opgaand bos en erfbeplanting, en wintergast. In Oud-Beijerland is de Groenling een broedvogel van parken en grote tuinen. De soort broedt dikwijls in losse kolonies. Zo’n semikolonie bevindt zich jaarlijks bij de Oude Tol (7 paar in 2005). Na de broedtijd worden regelmatig grotere groepen Groenlingen gezien die foerageren op rozenbottels of in kruidenrijke terreinen met veel zaden. Een trekpleister voor de soort zijn bijvoorbeeld de bloemrijke akkerranden, welke recent in de polder verschenen. Waarnemingen: 22.09.2005, 40 ex 2e Kruisweg, in akkerrand (FvG) 13.12.2008, 20 ex De Staart (RP,GN)

Page 264: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

264

Putter Carduelis carduelis Status OBL: vrij talrijke broedvogel (a.kl.C) van o.a. straatbomen doortrekker en wintergast in vrij groot tot groot aantal Putters broeden vooral in West- en Zuid-Europa. Het is niet duidelijk of de Nederlandse broedvogels in eigen land overwinteren of in Zuidwest-Europa. Onder invloed van verdichting van eertijds open landschappen, toename van wegbeplanting, kleine verkavelingsbosjes en oprukkende bebouwing met bijbehorend groen, heeft de soort zijn broedgebied in de laatste decennia vanuit het zuidwesten flink uitgebreid. De Putter heeft een voorkeur voor halfopen, vaak door de mens geschapen landschappen. De beschikbaarheid van kruiden, vooral composieten als (melk)distels en paardenbloemen, is daarbij onontbeerlijk. Gebroed wordt in opgaand loofhout als boomgaarden, tuinen en wegbeplantingen. De Nederlandse populatie bedroeg tijdens de laatste atlasperiode ruim 18.000 paren. In de Hoeksche Waard is de Putter een talrijke broedvogel (500-510 paar) van boomgaarden, parken, dorpen, opgaand bos en erfbeplanting, doortrekker en wintergast. Na de broedtijd trekken groepen Putters naar ruige terreinen, om er te foerageren op onkruidzaden, vooral distels. In Oud-Beijerland worden dan vooral op de Staart grote groepen waargenomen: 27.08.2005, 60 ex De Staart (FvG) 18.10.2003, 58 ex De Staart (FvG,GN) 18.02.2006, 90 ex De Staart (FvG,GN) 12.01.2008, 60 ex De Staart (GN,RP,FvG) 13.12.2008, 41 ex De Staart (GN,RP) In januari 2001 werd een slaapplaats van de soort opgemerkt in een essenboom aan het Vierwiekenplein. Twintig tot vijfentwintig ex maakten er gebruik van.

Page 265: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

265

Sijs Carduelis spinus Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast in vrij klein aantal De broedgebieden van de Sijs zijn gelegen in Oost- en Midden-Europa, Scandinavië en Groot-Brittannië. De doortrekkers en pleisteraars in Nederland zijn afkomstig uit Rusland, Scandinavië en Midden-Europa. Dit achterland herbergt honderdduizenden Sijzen, die nu eens hierheen, dan weer daarheen trekken. Dit onvoorspelbare optreden wordt beïnvloed door het wisselvallige voedselaanbod in de broed- en overwinteringsgebieden. In West-Nederland is de soort aangewezen op het foerageren in vooral berken en elzen. Sijzen worden dikwijls gezien in aanwezigheid van Putters, met wie ze soms grote groepen vormen. De soort is in Nederland ook broedvogel (500-1200 paren in 1998); bolwerk vormen in Nederland de grootschalige naaldbossen benoorden de Grote Rivieren In de Hoeksche Waard is de Sijs een doortrekker en wintergast. Over de Mariapolder trokken najaar 2008 zo’n 2273 ex met een dagmaximum op 12 oktober van 1094 ex. Sijzen trekken in de herfst- en wintermaanden meestal in groepjes langs het groen, op zoek naar iets eetbaars in de vorm van zaden. Vooral wordt dan gefoerageerd op elzen, waar de vogels vaak ondersteboven hangend de zaden uit de elzenproppen weten te peuzelen. Van Oud-Beijerland zijn waarnemingen bekend uit najaar en winter. Maxima: 05.02.2000, 10 ex Oude Tol (FvG) 18.02.2006, 12 ex Klipper (GN, FvG) 09.12.2007, 5 ex Oude Tol (FvG)

Page 266: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

266

Kneu Carduelis cannabina RL:GE Status OBL: schaarse broedvogel (a.kl.A) van open terreintjes met ruigte doortrekker en wintergast in vrij klein tot vrij groot aantal De broedgebieden van de Kneu bevinden zich in geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden. De overwinteringsgebieden liggen vooral langs de Middellandse Zee. De favoriete biotoop van de Kneu bestaat uit open gebieden met veel ruige begroeiing, struikgewas en allerlei planten. Ze nemen genoegen met enkele struiken om in te broeden. De Nederlandse populatie beliep in 1998-2000 40.000-50.000 paren; een fikse afname ten opzichte van de periode 1973-1977, toen 60.000-130.000 paren werden geschat. De Kneu heeft in de afgelopen decennia vooral in het cultuurland grote klappen opgelopen door het verdwijnen van heggen, kruidenrijke akkerranden en overhoekjes, wat het aanbod van nestplaatsen drastisch heeft verminderd. Mogelijk bieden de vele natuurontwikkelingsprojecten de soort nieuwe kansen. De soort is in de Hoeksche Waard een vrij talrijke broedvogel (240-250 paar) van grienden, polders, dorpen en van erfbeplanting, doortrekker en wintergast. In Oud-Beijerland is goed broedhabitat min of meer alleen voorhanden op de Staart. In het verleden zijn ook territoria vastgesteld bij de Oude Tol, voordat het langdurig braakliggende terreintje definitief werd ingericht. Waarnemingen: 23.04.2005, 2 ex Oude Tol (FvG) 14.05.2005, 5 ex De Staart (FvG,RV,GN) 26.05.2007, 1 ex nabij steiger Rhoonsche Veer bij Klein Profijt (FvG) 11.04.2008, 7 ex Ind. Terrein Hoogewerf (FvG) Winterwaarnemingen zijn schaars. Soms kunnen groepen Kneutjes worden waargenomen, die op ruderale terreinen foerageren: 26.02.2005, 70 ex De Staart (FvG)

Page 267: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

267

Barmsijs Carduelis flammea Status OBL: onregelmatige doortrekker en wintergast De Barmsijs komt voor op de Britse eilanden, Noord- en Oost-Europa en in de Alpen. De soort is een trekvogel, welke soms invasief zijn biotoop verlaat. Dit hangt nauw samen met een plotselinge koude-inval of voedseltekort. Van de Barmsijs worden twee soorten onderscheiden: De Grote barmsijs (C.f. flammea), die in IJsland en Scandinavië broedt en de Kleine barmsijs (C.f.cabaret), die ook in ons land broedvogel is (200-300 paren), vooral op de Waddeneilanden. In de Hoeksche Waard is de Barmsijs een onregelmatige doortrekker en wintergast (kleine aantallen), voornamelijk in het noordelijk deel van het eiland. In Oud-Beijerland zijn Barmsijzen waargenomen in de winter en in het voorjaar: 12/1995-02/1996, 5 ex Spuidijk, tuin H. Bunjes (HB) 12.01.2006, 30 ex Oud-Beijerland, Emmastraat (tuin J.v.d. Berg) (JvdB) 15.02.2006, 25 ex Bosschenhoek 45, tuin Herman de Jongh (HdJ) 20.03.2006, 2 ex tuin Henk Bunjes, Spuidijk (HB)

Page 268: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

268

Kruisbek Loxia curvirostra Status OBL: onregelmatige doortrekker Kruisbekken zijn vogels die in een groot deel van Europa voorkomen in naaldboombossen. De soort komt overigens op het gehele noordelijk halfrond voor. Weinig vogels hebben zo'n ongewone snavel als de Kruisbek: de bovenste en onderste snavelhelft kruisen elkaar! Zo'n snavel is een uiterst effectief gereedschap om zaden uit dennen- en sparappels te halen. Kruisbekken zijn vinkachtige vogels, die vooral in de trektijd en in de winter in Nederland verblijven. De Kruisbek komt in Nederland voor in uitgestrekte dennenbossen. Die zijn vooral te vinden op de zandgronden. De Veluwe vormt het grootste aaneengesloten complex van naald- en gemengde bossen. Dit is dan ook waar de grootste aantallen Kruisbekken te zien zijn. De Kruisbek is pas sinds de jaren 1970 een min of meer talrijke broedvogel. De aantallen kunnen van jaar tot jaar zeer sterk verschillen. Door haar voedselspecialisme is de soort afhankelijk van de vruchtzetting van naaldbomen. Wanneer de zaadproductie in grote delen van het broedgebied minimaal is, wordt de Kruisbek gedwongen uit te wijken naar elders. De Kruisbek was in West-Europa aanvankelijk een echte invasievogel, die vanaf de nazomer aankwam en bleef tot in de winter. Sinds 1975 is het een jaarlijkse broedvogel (aanvankelijk 25-400 paar), die met name sinds de jaren 80 sterk in aantal is toegenomen tot ongeveer 3000 paren in 1998. Dit heeft vermoedelijk te maken met het toegenomen aantal naaldbomen met zaadkegels als gevolg van de aanplant van naaldbossen in de dertiger en veertiger jaren. In de Hoeksche Waard is de Kruisbek een onregelmatige doortrekker, alleen in de zomer en in het najaar. In Oud-Beijerland zijn enkele waarnemingen bekend van doortrekkende Kruisbekken: 14.09.1990, 2 ex Metsustraat (FvG) 10.10.2004, 14 ex Van Gentstraat nabij Laningpark (MB) nov. 2005, 1 ex Houtmanstraat, tuin Rob ter Horst (RtH)

Page 269: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

269

Goudvink Pyrrhula pyrrhula Status OBL: dwaalgast Goudvinken broeden in heel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden en zuiden. Goudvinken kom je tegen in oude en jonge naaldbossen, gemengde bossen, loofbossen, parken en in grote tuinen met veel variatie en ondergroei. In de ondergroei maken ze hun nest. Het zijn echte standvogels. De Nederlandse populatie werd in 1998-2000 geschat op 7000-9000 paren. In de Hoeksche Waard is van de soort een waarneming bekend van een raamslachtoffer (1992, Numansdorp). Verder is de soort na de eeuwwisseling enkele malen waargenomen, o.a. langs de Oude Maas in februari 2002. In Oud-Beijerland is slechts een (onbevestigde) waarneming bekend: 03.12.1998, 1 ex Ijsbaan, Oosterse Gorzen (NdH)

Page 270: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

270

Geelgors Emberiza citrinella Status OBL: voormalige broedvogel (a.kl.A) van een boomgaard w. van de Stougjesdijk Geelgorzen broeden in heel Europa met uitzondering van het uiterste zuiden. De Geelgors is een stand- en zwerfvogel van diverse halfopen landschappen, zoals licht beboste heide, bosranden en agrarisch gebied met heggen, houtwallen en grazige wegbermen. In de eerste decennia van de vorige eeuw was de Geelgors in het hele land nog een talrijke verschijning. Rond 1950 werd in het westen voor het eerst melding gemaakt van een afname. Deze trend zette zich in razend tempo door; dertig jaar later was de soort in het westen des lands vrijwel uitgestorven! De huidige verspreiding beperkt zich thans tot de hogere zand- en lössgronden in het oosten en zuidoosten van het land. In 1998-2000 werd de Nederlandse populatie op ruim 25.000 paren geschat De laatste paartjes kwamen hier voor in de duinen en in kleinschalig cultuurland. In het midden en oosten van het land verliep de afname wat geleidelijker, maar ook hier heeft de soort veel terrein prijs moeten geven. De Geelgors is in de Hoeksche Waard een voormalige broedvogel van akkerbouwpolders en boomgaarden. De laatste broedgevallen vonden plaats in de jaren zeventig. De soort is tevens een voormalige doortrekker en wintergast (kleine aantallen). In Oud-Beijerland broedde nog minimaal 1 paar in 1977; van broedgevallen hierna zijn geen gegevens bekend. Voor 1977 was de soort, naar verluidt, ook in Oud-Beijerland broedvogel. 1957, onbek. aantal 2e Kruisweg, in boomgaard (JvdB) 1977, 1 paar huidige Poortwijk, in boomgaard (BvP in R+Bv)

Page 271: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

271

Dwerggors Emberiza pupilla Status OBL: dwaalgast De broedgebieden van de Dwerggors liggen in het noorden van Fenno-Scandinavië en Noord-Rusland. De soort wordt in Nederland maar af en toe waargenomen en houdt mogelijk verband met een westwaartse areaaluitbreiding Een Dwerggors werd in Oud-Beijerland 1 ontdekt door een groepje Belgische Vogelaars: 05.03.2001, 1 ex Randweg (BH) 1 Lit. Huijzers, B. – Een Dwerggors tussen de schooluren. In Vogelvlucht 4, pag.16

Page 272: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

272

Rietgors Emberiza schoeniclus Status OBL: vrij schaarse broedvogel (a.kl.B) van rietoevers langs kreken en rivieren doortrekker en wintergast in klein aantal De Rietgors broedt in geheel Europa behalve in het uiterste noorden van Rusland en IJsland. De soort overwintert vooral in West- en Zuid-Europa, maar een deel van de Nederlandse Rietgorzen blijft achter. De Rietgors is de meest voorkomende gorzensoort in onze streken. ’s Zomers worden insecten en larven gegeten, ’s winters schakelt de soort over op zaden van allerlei ruigtekruiden. De Nederlandse populatie bedroeg in 1998-2000 70.000-100.000 paren. De soort is in de meeste West-Europese landen afgenomen door verminderde winteroverleving. Herbicidengebruik en de overschakeling van zomergraan op wintergraan (waardoor stoppelvelden in herfst en winter verdwenen) resulteerden in sterk verminderd voedselaanbod buiten het broedseizoen. Mogelijk lijken de Nederlandse Rietgorzen minder betrokken doordat zij de winter deels (en in toenemende mate ?) in Zuid-Europa doorbrengen. In de Hoeksche Waard is de Rietgors een talrijke broedvogel (530-540 paar) van rietgorzen en met riet omzoomde kreken en watergangen, doortrekker en wintergast. De soort is in Oud-Beijerland vooral broedvogel van de noordrand, maar ook langs de kreken broeden Rietgorzen. ’s Winters worden ze af en toe opgemerkt: 17.12.2005, 1 ex Spui t.h.v. politiebureau (FvG,GN) 19.12.2009, 1 ex Kleiput (FvG,GN,RP) 19.12.2009, 4 ex Poortwijk, op braaklandje (FvG,GN,RP)

Page 273: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

273

8.1 overzicht van vogelwaarnemers Overzicht van vogelwaarnemers: AB Arie Buurman JV Janus Verkerk AE Aad Eijeriks KV Klaas Vledder AK Arie Klut KvdB Kees van den Berg AL Ard Luijendijk L Lennart A&LvdL Arie & Leen vd Linden LG Lenie Goedhart AvdM Arie v.d. Meijden LS Leo Schilperoort AR Arie Rozendaal LL Leo Linnaertz BD Ben Doolaard LSt Leen Stougie BH Bart Huijsers LvO Lenie van Ommen BIJ B. Ijsselstein MB Martin Benard BvP Bob van Poelgeest MBee M. Beentjes CM Cees Mesker MK Menno Korbijn CT C. Treels MM Martin Mollet CvdB C. v/d Berg MPr Martin Prins DvH Dick van Houwelingen MS Marcel Stougie EL Esther Linnartz MvdH Merijn vd Hoogenhoff EM Els Marijs NdH Nel de Haan ER Erwin Reinstra nn naam onbekend FP Fred Persoon NS Nelleke Schoonmade GA Gerben Achterberg PB Piet Bijl GG Gerrit Goudkamp PdB Peter de Barse GLO Gerard Ouweneel PR Peter Roseboom GN Gerard Nelemans PhS Phlip Scherbeijn Hij Hr. Hijwegen PM Peter Meininger HB Henk Bunjes PS Mevr. P. Schenkel HdJ Herman de Jongh RP Ruud Polderman HS Henk Sap RS Rob Strucker HvG Hiltje van Gessele RtH Rob ter Horst HvN Henk van Noordwijk RV Remco Veelenturf HW Hans Willemsen RvdB Rita vd Bos HWL Hoekschewaards Landschap RvdW Rene vd Weide IvdV Iris vd Vlerk RWS Rijkswaterstaat IvW Inge van Wijk Sch Fam. Schipper J Jany (bewoonster Zinkweg) SR Sjoerd Reinstra JdR J. de Reus TT Twan Teunissen JvA Jan van Alebeek VogvdHW Vogels van de Hoeksche Waard JvdB Joop van de Berg WvdH Wim vd Heiden JH Jos Hoogerbrugge VWG vogelwerkgroep JK Joost Kievit WG Winny Gevers

JS John Schoor toev. Ws= website HWL

Page 274: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

274

9. Slotwoord, aanbevelingen De gemeente Oud-Beijerland is, vooral in de jaren voor en na de laatste eeuwwisseling, redelijk goed op vogels onderzocht. Doordat er maar weinig echt aantrekkelijke vogelgebieden te vinden zijn, trekt de gemeente weinig vogelaars aan, welke met waarnemingen of onderzoeken bijdragen aan de kennis over vogels in Oud-Beijerland. De informatie welke in dit rapport is vastgelegd, is dan ook in grote mate afkomstig van onderzoeken van de in de gemeente woonachtige schrijver. Het vormt een basis voor naslag en ook voor verder onderzoek, want de vogelstand is dynamisch en de vele snelle ontwikkelingen in een nog steeds groeiend dorp brengen ook weer veranderingen in de vogelstand met zich mee. In het rapport zijn 183 vogelsoorten kort besproken, welke ooit in Oud-Beijerland zijn waargenomen. Hierbij zijn vooral de broedvogelsoorten van belang; zij vooral zeggen namelijk iets over de leefomgeving, welke zij in de gemeente hebben of hadden gevonden en waarvan ook wij deel uit maken. Na de aanwijzing van de Hoeksche Waard tot Nationaal Landschap lijkt een onbezorgde toekomst voor de in Oud-Beijerland voorkomende vogels in het verschiet te liggen.Toch worden veel soorten nog altijd in hun voortbestaan bedreigd. In Oud-Beijerland alleen al komen 19 soorten broedvogels voor op de Rode Lijst (2004) van Vogelbescherming Nederland. Locale negatieve invloeden (aantasting landschap, wegenaanleg, kap, toenemende recreatiedruk) zijn bedreigingen welke constant op de loer liggen. Voor een gezonde en duurzame vogelstand kunnen de volgende maatregelen worden overwogen: • Het ecologisch inrichten van bermen en parken, met zoveel mogelijk gebruikmaking van

inheemse planten, bomen en struiken. • Het aanplanten van heggen, hagen, struiken of dichte klimplanten. Hier vinden vogels

schuil- en nestgelegenheid. • Het aanplanten van bes- en vruchtdragende bomen en struiken. • Het vermijden van het gebruik van insecticiden en herbiciden. In vergeten hoekjes de

(on)kruiden niet meer wieden of platspuiten. De onkruidveldjes worden bezocht door zaadeters als Huismus en Putter.

• Nieuwe bomen planten op kale pleinen en tussen kantoorgebouwen. • Het voorzien van natuurlijke oevers in bestaande watergangen.

• Het creëren van natuurlijke randen en

overgangen: plant een rij struiken tussen de bomen en het gras in, maai een strook gras vlak voor de struiken minder vaak.

• Het laten liggen van takkenhopen. Zo ontstaan beschutte plekjes voor allerlei grotere en kleinere dieren. Vooral de Winterkoning maakt er graag gebruik van.

Page 275: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

275

• Begroeiingen met klimop tegen gevels beschermen de gevel, maar bieden ook vogels

beschutting en voedsel. Merels bouwen er hun nest en mussen jagen in de klimophaag op insecten of kunnen er in wegduiken als er gevaar dreigt.

• Begroeide wegbermen en lange bomenlanen vormen groene verbindingsaders door het dorp heen en beslaan bij elkaar een behoorlijk groot oppervlak. Langs deze aders kunnen vogels van het ene grote groengebied naar het andere vliegen en kunnen soorten uit het buitengebied, zoals Gaai en Groene Specht tot diep in het dorp doordringen. Voor veel vogels zijn ‘stepping stones’, kleine groengebiedjes tussen de parken en het buitengebied in, ook al voldoende.

• Door sloop gaat veel nestgelegenheid verloren voor o.a. Gierzwaluw, Huiszwaluw, Spreeuw, Huismus, Kauw. Dit kan bv. worden gecompenseerd door bij nieuwbouw neststenen in de gevel in te metselen of nestpannen op het dak te leggen (Gierzwaluw).

• Platte daken van loodsen op bedrijventerreinen zijn zeer geschikt als broedgebied voor Scholeksters, Meeuwen en Visdieven. De grinddaken worden door vogels voor (kunstmatige) stranden aangezien; zo ontstaat natuur hoog boven het maaiveld. Op de Bosschen broeden al jaren Scholeksters op daken.

• Wat betreft de Stadsduiven. In een aantal steden in Nederland (Rotterdam, Groningen) zijn experimenten gestart om de stand van deze duiven te reguleren. Een en ander om een einde te maken aan de overlast welke door vooral de gemeenten werden ondervonden. Een goede manier is het op centrale plaatsen inrichten van duivenverblijven (tillen). Na enige tijd lukt het doorgaans goed om de duiven aan de Foto .. Stadsduiven bij nest Oude Raadhuis

nieuwe broedplaats te binden zodat de overlast op minder gewenste plaatsen afneemt of verdwijnt. In de nabijheid van de duivenverblijven wordt gericht bijgevoerd en de dieren zo nodig van diergeneeskundige zorg voorzien. De aantallen zijn door bv. het rapen van eieren en vervangen door kunstexemplaren, goed te sturen.

Page 276: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

276

Bovenstaande aanbevelingen zullen zeker bijdragen aan een beter klimaat voor de natuur in het algemeen en de vogels in het bijzonder. De bevolking van Oud-Beijerland is echter de rigoureuze kaalslag, in het kader van een grote bezuinigingsoperatie in het openbaar groen in 2005, nog niet vergeten. En de toen genomen maatregelen (grootschalige kap, vervanging van bosplantsoen door gazons) staan haaks op voornoemde voorstellen om de natuur meer kansen te geven. Toch kunnen veel van de voorgestelde maatregelen ook worden genomen zonder dat het extra geld kost. Minder maaien, snoeien, spuiten e.d. levert ook besparingen op en heeft een weldadig effect op de natuur. In voorliggend rapport zijn talloze vogelexcursies, tellingen en waarnemingen beschreven. Kleiput en Oude Tol kregen speciale aandacht want het gebied leverde niet alleen mooie natuurmomenten op, ook de vele plannen met het gebied en de (voorlopige) afloop, leverde genoeg stof op voor een nadere beschouwing. Het voornaamste motief dit rapport te schrijven was, ondanks de gigantische klus alles te ordenen en samen te vatten, de constatering dat deze tabellen, verslagen en dagboekaantekeningen, in ordners of welk ander archief, weinig waard zijn. Oud-Beijerlanders en andere geïnteresseerden vinden hier in elk geval een hoeveelheid nuttige informatie, welke zonder het rapport het licht nooit zou hebben gezien. En daarmee voelt schrijver zijn morele plicht vervuld deze mooie reeks vogelwaarnemingen en alles wat hierbij relevant was voor het nageslacht te hebben vastgelegd.

De veranderende skyline van een snel groeiend dorp…

Page 277: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

277

10. Overzicht van gebruikte bronnen

• Archief werkgroep Milieu en Planologie van het Hoekschewaards Landschap (Archief & Doc. Centrum HWL Bezoekerscentrum Klein Profijt).

• Bennekom, van, J.P.; Willemsen, H.; en Gessele, F.J. van. 1987 t/m 2009. Rapportage tellingen Huiszwaluw en Oeverzwaluw. Jaarlijkse publicaties.

• Berg, Arnoud B. van den, en Bosman, Cecilia A.W. 1999. Avifauna van Nederland 1. • Bijlsma et al, 2001 - Avifauna van Nederland 2. • Bronder, P. en Boerlage, J.– In Vogelvlucht div. jaargangen. Orgaan van

Vogelwerkgroep Hoeksche Waard. • Biemans, Arie - Oud-Beijerlandse vogelnamen. (e-mail bericht). • Bennekom, JP van - verslag Huiszwaluw- en Oeverzwaluwtellingen in de Hoeksche

Waard (diverse jaargangen). • Van Dijk, A.J. et al. 2009. Broedvogels in Nederland in 2006. SOVON-

Monitoringrapport 2008/1. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen • Van Dijk, A.J. et al. 2009. Broedvogels in Nederland in 2007. SOVON-

Monitoringrapport 2009/1. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen • Gessele, F.J. van, 2005. - Broedvogels van de noordrand van de gemeente Oud-

Beijerland in 2005. • Gessele, F.J. van, 2006. - Broedvogelinventarisatie Oud-Beijerland 2006.

Zeeheldenwijk en Centrum Z./w. • Gessele, F.J. van, 2000. Broedvogelinventarisatie Kleiput & Oude Tol. • Gessele, F.J. van, 2006. Onderzoek naar kraaien- en eksternesten in de gemeente Oud-

Beijerland. Het Vogeljaar 54(3) 2006. • Gessele, F.J. van, 2003. Inventarisatie van de Ekster en de Zwarte Kraai in de

gemeente Oud-Beijerland in 2003. • Gessele, F.J. van, 1993. De Gierzwaluw in Oud-Beijerland. • Heij, C. J. – Vliegt de Huismus achteruit ? Het Vogeljaar nr. 47 (1999) 5. • Hustings et al , 1985. - Vogelinventarisatie. Achtergronden, richtlijnen en

verslaglegging. Pudoc Wageningen. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, Zeist.

• Hustings, F. et al. 2008 - Watervogels in Nederland 2006/2007. SOVON-monitoringrapport 2008/04, Waterdienst-rapport 2008.061. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.

• Van der Jeugd, H.P. & De Boer, V. 2006. - Zomerganzen in het Deltagebied 2006. SOVON Inventarisatierapport 2006/12. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.

• Klemann, M. 2004. Broedvogels van de Gemeente Hellevoetsluis in 2003. SOVON-inventarisatierapport 2004/01.

• LWVT /SOVON 2002. – Vogeltrek over Nederland 1976-1993. Schuyt & Co, Haarlem.

• Lensink, R. – 1996. De opkomst van exoten in de Nederlandse Avifauna; verleden, heden en toekomst. Limosa 69 (1996) 3.

• Lensink, R. 1998.– Leidt de Soepgans als afstammeling van de Grauwe Gans een eigen bestaan in Nederland? Limosa 71 (1998) 2.

• Luitwieler, M. , Mesker, C., Strucker, R. en Verkerk, A. 1999 – Vogels van de Hoeksche Waard, Oud-Beijerland.

Page 278: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

278

• Maréchal, P. en Veenhuizen, W. 1997. Vogels in het stedelijke milieu. Inventarisatie in Eindhoven.

• Meininger, P. et al. 1999. Kustbroedvogels in het Deltagebied: een terugblik op twintig jaar monitoring (1979-1998). Rapport RIKZ- 99.025.

• Reinstra, S. – 2010. Vogels van de Vlietmonding 2009. Vogelwerkgroep Hoekschewaards Landschap Afdeling Noord.

• Smit, G.F.J. et al, Bureau Waardenburg. 1993. Rapport nr. 93.32 Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland. Inventarisatie van de ecologische kennis van de riviertak het Spui.

• SOVON 1987 . - Atlas van de Nederlandse vogels. • SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels

1998-2000. Nederlandse Fauna 5. • Strucker, R. – Vogeltellingen in het Oude Maasgebied winter 2003/2004. • Strucker, R.C.W., 1996. - Vogels van de zoetwatergetijdenrivier de Oude Maas. 368

pp. Maasdam. • Strucker, R.C.W. et al. 2005. – Kustbroedvogels in het Deltagebied in 2004. Rapport

RIKZ/2005.016. • Verkerk, J. – Roofvogeltellingen in de Hoeksche Waard. In Vogelvlucht (div.

jaargangen). • Verkerk, J. - Resultaten braakballen pluizen. In Vogelvlucht (div. jaargangen). • Vogelbescherming Nederland. 2006. Actieplan Stadsvogels (brochure) • Voslamber, B. et al. 2004. – Atlas van ganzen, zwanen en smienten in Nederland.

SOVON-onderzoeksrapport 2004/8. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.

• Website Trektellen.NL. Werkgroep trektellen Hoeksche Waard. • Website Vogelbescherming. • Werkgroep Avifauna West-Nederland, 1981. Randstad en Broedvogels, Tilburg. • Werkgroep Oude Maas. Aug. 1975- juni 1977. De Oude Maas als groene rivier. Deel

1.

Page 279: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

279

11. Dankwoord Dank is verschuldigd aan alle waarnemers welke vermeld staan aan het eind van het hoofdstuk ‘soortbesprekingen’. In het bijzonder aan de Oud-Beijerlandse leden van de vogelwerkgroep Hoeksche Waard afd. West, die een aanzienlijke bijdrage leverden aan de georganiseerde – en eigen tellingen en broedvogelinventarisaties: Remco Veelenturf, Gerard Nelemans, Ruud Polderman en Joop van de Berg. Ruud Polderman werkte gegevens van wintervogeltellingen uit. Joop van de Berg putte vooral uit zijn rijke scala van herinneringen over de Oud-Beijerlandsche vogels in het verleden. Rob ter Horst is dank verschuldigd voor het uit het provincie-archief beschikbaar stellen van de Oud-Beijerlandse gegevens van ‘Randstad en Broedvogels’. In de archiefkasten van het archief- en documentatiecentrum van de werkgroep Milieu en Planologie in natuurbezoekerscentrum Klein Profijt vond ik een schat aan historisch materiaal over bestemmingsplannen en juridische procedures betreffende Kleiput & Oude Tol. Met name wijlen Cees Blok heeft zich namens Hoeksche Waard Alarm in het verleden ingespannen als krachtig beschermer van de natuurwaarden van met name de Kleiput. Een postuum eerbetoon is hier zeker op zijn plaats. Arie Biemans van de dialectgroep van de historische vereniging Oud-Beijerland verzamelde ten behoeve van dit rapport een reeks Oud-Beijerlandse (en/of Hoekschewaardse -) vogelnamen en voorzag deze van informatie over de uitspraak en (in sommige gevallen) dubbele betekenis. Zo wordt ‘dôôdaers’ gebruikt als scheldwoord voor een saaie kerel en weten ook niet-vogelkenners wat bedoeld wordt met een ‘goudhaentjie’ ! In de privésfeer heeft Hiltje mij nogal eens wat uurtjes moeten missen, wanneer ik achter de pc dagen en avonden besteedde aan de uitwerking van het rapport. Andere zaken schoten er op die manier nogal eens bij in.

Page 280: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

280

Bijlage 1. Broedvogels Oud-Beijerland (getotaliseerd over periode < 2009) nr. RL soort st. akl. nr. RL soort st. akl. 1 Fuut bv C 47 EB Kuifleeuwerik vmbv C 2 Blauwe Reiger bv A 48 GE Veldleeuwerik bv A 3 Knobbelzwaan bv C 49 Oeverzwaluw inbv A 4 Grauwe Gans inbv B 50 GE Boerenzwaluw bv D 5 Grote Canadese gans # onbv A 51 GE Huiszwaluw bv D 6 Nijlgans # bv B 52 GE Graspieper bv B 7 Bergeend onbv A 53 GE Gele Kwikstaart bv B 8 Muskuseend# bv C 54 Witte Kwikstaart bv C 9 Krakeend bv C 55 Winterkoning bv E 10 Wilde Eend bv E 56 Heggemus bv D 11 Soepeend # bv D 57 Roodborst onbv A 12 KW Zomertaling vmbv A 58 Blauwborst bv A 13 KW Slobeend bv B 59 Zwarte Roodstaart onbv A 14 Kuifeend bv C 60 Gekr. Roodstaart bv A 15 Bruine Kiekendief onbv A 61 Merel bv E 16 Havik inbv A 62 Zanglijster bv C 17 Sperwer onbv A 63 Grote Lijster bv A 18 Buizerd bv A 64 Rietzanger onbv A 19 Torenvalk onbv A 65 Bosrietzanger bv C 20 KW Boomvalk onbv A 66 Kleine Karekiet bv D 21 KW Patrijs bv A 67 GE Spotvogel bv A 22 Kwartel onbv A 68 Braamsluiper onbv A 23 Fazant bv C 69 Grasmus bv C 24 Waterhoen bv C 70 Tuinfluiter bv C 25 Meerkoet bv E 71 Zwartkop bv C 26 Scholekster bv C 72 Tjiftjaf bv D 27 Kluut onbv A 73 Fitis bv C 28 Kleine plevier onbv A 74 GE Gr.Vliegenvanger bv A 29 KW Bontbekplevier vmbv A 75 Staartmees bv A 30 Kievit bv C 76 GE Matkop onbv A 31 BE Watersnip vmbv A 77 Pimpelmees bv D 32 GE Grutto vmbv A 78 Koolmees bv E 33 GE Tureluur vmbv B 79 Boomkruiper bv B 34 Stadsduif # bv C 80 Gaai bv C 35 Holenduif bv C 81 Ekster bv D 36 Houtduif bv E 82 Kauw bv E 37 Turkse Tortel bv E 83 Zwarte Kraai bv C 38 KW Zomertortel onbv A 84 Spreeuw bv E 39 KW Koekoek bv A 85 GE Huismus bv E 40 KW Steenuil bv B 86 GE Ringmus bv A 41 Bosuil bv A 87 Vink bv C 42 KW Ransuil bv A 88 Groenling bv C 43 Gierzwaluw bv E 89 Putter bv C 44 IJsvogel onbv A 90 GE Kneu bv A 45 KW Groene Specht bv B 91 Geelgors vmbv A 46 Gr.Bonte Specht bv B 92 Rietgors bv B

Page 281: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

281

Bijlage 1 (legenda) Legenda Status (n=92) regelmatige broedvogel 66 onregelmatige broedvogel 16 incidentele broedvogel 3 voormalige broedvogel 7 Aantalsklassen (n=92) A= 1-5 (schaars) 38 B= 6-10 (vrij schaars) 11 C=11-50 (vrij talrijk) 24 D=51-100 (talrijk) 8 E= >100 (zeer talrijk) 11 # = exoot (5 soorten) Rode Lijst (2004) (n=19) Kwetsbaar 8 Gevoelig 11

Page 282: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

282

Bijlage 2. Broedvogels Oud-Beijerland 2004-2007 RL soort 04 05 06 07 RL soort 04 05 06 07

Fuut X X X X GE Graspieper X X X X Blauwe Reiger X X X GE Gele Kwikstaart X X X X Knobbelzwaan X X X X Witte Kwikstaart X X X X Candese gans X X X Winterkoning X X X X Nijlgans* X X X X Heggemus X X X X Bergeend X Roodborst X X Krakeend X X X X Blauwborst X X X Wilde Eend X X X X Gekr. Roodstaart X X X Soepeend* X X X X Merel X X X X Muskuseend* X X X X Zanglijster X X X X

KW Slobeend X X X Grote Lijster X X X X Kuifeend X X X X Bosrietzanger X X X X Bruine Kiekendief X Kleine Karekiet X X X X Sperwer X GE Spotvogel X X X X Buizerd X X X X Braamsluiper X X X Torenvalk X X X Grasmus X X X X Kwartel X X Tuinfluiter X X X X

KW Patrijs X X X X Zwartkop X X X X Fazant X X X X Tjiftjaf X X X X Waterhoen X X X X Fitis X X X X Meerkoet X X X X GE Gr.Vliegenvanger X X X X Scholekster X X X X Staartmees X X X X Kleine plevier X GE Matkop X X X Kievit X X X X Pimpelmees X X X X Holenduif X X X X Koolmees X X X X Stadsduif* X X X X Boomkruiper X X X X Houtduif X X X X Gaai X X X X Turkse Tortel X X X X Ekster X X X X

KW Zomertortel X X Kauw X X X X KW Koekoek X X X X Zwarte Kraai X X X X KW Steenuil X X X X Spreeuw X X X X KW Ransuil X X X X GE Huismus X X X X

Bosuil X X X X GE Ringmus X X X X Gierzwaluw X X X X Vink X X X X IJsvogel X X Groenling X X X X

KW Groene Specht X X X X Putter X X X X Gr.Bonte Specht X X X X GE Kneu X X X X

GE Veldleeuwerik X X X X Rietgors X X X X GE Boerenzwaluw X X X X Tot. aantal soorten 69 74 69 71 GE Huiszwaluw X X X X waarvan Algemeen 40 42 42 42 waarvan Vrij schaars 8 9 8 7 waarvan Schaars 21 23 19 22 waarvan Rode Lijst 17 18 16 16

Page 283: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

283

Bijlage 3. Broedvogels van Kleiput & Oude Tol (1996 - 2005) soort 2005 2002 2000 1998 1997 1996 Knobbelzwaan 2 1 - - - - Fuut 2 2 1 1 1 1 Krakeend 1 3 1 1 - - Wilde Eend 8 8 5 6 6 3 Soepeend (zie Wilde Eend) 3 - 2 2 - - Kuifeend 2 4 3 2 - 1 Fazant - - 1 1 1 1 Waterhoen 1 1 1 0/1 1 2 Meerkoet 5 5 5 5 3 2 Holenduif 1 - 1 1 1 - Houtduif 7 4 3 4 3 4 Turkse Tortel 1 1 1 1 1 - Zomertortel - 0/1 1 1 0/1 - Groene Specht 1 1 - - - - Grote Bonte Specht 2 2 1 0/1 1 - Witte Kwikstaart 1 - 1 1 1 - Winterkoning 8 6 6 5 3 1 Heggenmus 1 1 3 3 4 2 Roodborst - 0/1 1 - 0/1 - Merel 7 10 8 7 6 4 Zanglijster 1 2 3 2 2 2 Bosrietzanger - 2 2 3 2 - Kleine Karekiet 2 - 0/1 1 - - Spotvogel 1 0/1 2 1 2 1 Braamsluiper - - 1 - - - Grasmus - 1 1 1 1 - Tuinfluiter 2 1 3 2 1 2 Zwartkop 2 2 3 3 2 - Tjiftjaf 1 2 3 3 3 2 Fitis 2 1 5 5 3 3 Grauwe Vliegenvanger - - 1 1 - - Staartmees 1 1 1 - - - Pimpelmees 2 2 3 2 1 2 Koolmees 5 3 4 4 3 2 Boomkruiper 1 - 2 1 - - Gaai 1 1 - - - - Zwarte Kraai 1 1 1 1 1 1 Spreeuw 3 2 - 2 1 1 Huismus - 1 4 6 4 4 Ringmus - - - - - 2 Vink 1 2 2 1 3 2 Groenling 7 3 4 4 3 2 Putter 2 - - 1 1 - Kneu 1 - - - - 1 Rietgors 2 - - 2 1 -

Aantal soorten (min/max) 36 30/33 36/37 35/37 31/33 25 aantal territoria 91 76 90 87 66 48

Page 284: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

284

Bijlage 4. Totaal waargenomen soorten Kleiput & Oude Tol 1975/76; 1997-2007 RL

nr. soortnaam 2004 nr. soortnaam 2004 nr. soortnaam 2004 1 Dodaars 40 Fazant 79 Paapje BE 2 Fuut 41 Waterral 80 Merel 3 Aalscholver 42 Waterhoen 81 Kramsvogel GE 4 Kwak VNW 43 Meerkoet 82 Zanglijster 5 Blauwe Reiger 44 Scholekster 83 Koperwiek 6 Flamingo 45 Kievit 84 Grote Lijster 7 Knobbelzwaan 46 Watersnip BE 85 Bosrietzanger 8 Kleine Zwaan 47 Houtsnip 86 Kleine Karekiet 9 Kolgans 48 Tureluur GE 87 Spotvogel GE 10 Grauwe Gans 49 Witgatje 88 Braamsluiper 11 Soepgans 50 Oeverloper GE 89 Grasmus 12 Brandgans 51 Kokmeeuw 90 Tuinfluiter 13 Keizergans 52 Stormmeeuw 91 Zwartkop 14 Canadese Gans 53 Kl. Mantelmeeuw 92 Tjiftjaf 15 Nijlgans 54 Zilvermeeuw 93 Fitis 16 Casarca 55 Visdief KW 94 Goudhaantje 17 Bergeend 56 Zwarte Stern BE 95 Vuurgoudhaantje 18 Muskuseend 57 Holenduif 96 Grauwe Vliegenvanger GE 19 Smient 58 Houtduif 97 Staartmees 20 Krakeend 59 Turkse Tortel 98 Matkop GE 21 Wintertaling KW 60 Zomertortel KW 99 Pimpelmees 22 Wilde Eend 61 Koekoek KW 100 Koolmees 23 Soepeend 62 Ransuil KW 101 Boomkruiper 24 Pijlstaart BE 63 Gierzwaluw 102 Gaai 25 Slobeend KW 64 IJsvogel 103 Ekster 26 Krooneend 65 Groene Specht KW 104 Kauw 27 Tafeleend 66 Gr.B. Specht 105 Zwarte Kraai 28 Kuifeend 67 Veldleeuwerik GE 106 Spreeuw 29 Toppereend 68 Oeverzwaluw 107 Huismus GE 30 Brilduiker GE 69 Boerenzwaluw GE 108 Ringmus GE 31 Nonnetje 70 Huiszwaluw GE 109 Vink 32 Mid. Zaagbek GE 71 Graspieper GE 110 Keep 33 Grote Zaagbek 72 Gele Kwikstaart GE 111 Groenling 34 Bruine Kiek. 73 Witte Kwikstaart 112 Putter 35 Sperwer 74 Winterkoning 113 Sijs 36 Havik 75 Heggenmus 114 Kneu GE 37 Buizerd 76 Roodborst 115 Rietgors 38 Torenvalk 77 Zwarte Roodstaart 39 Boomvalk KW 78 Gekr.Roodstaart

Rode Lijst: VNW 1 (in NL uit het wild verdwenen) BE 4 (bedreigd) KW 8 (kwetsbaar) GE 16 (gevoelig) Tot. 29 soorten

Page 285: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

285

Inhoudsopgave soortbesprekingen soort pag. soort pag. Aalscholver 76 Groenling 263 Baardman 241 Groenpootruiter 163 Beflijster 221 Grote Barmsijs 267 Bergeend 100 Grote Bonte Specht 194 Blauwborst 215 Grote Gele Kwikstaart 207 Blauwe Kiekendief 126 Grote Lijster 226 Blauwe Reiger 80 Grote Mantelmeeuw 172 Boerenzwaluw 200 Grote Zaagbek 119 Bontbekplevier 149 Grote Zilverreiger 79 Bonte Strandloper 154 Grutto 158 Bonte Vliegenvanger 240 Halsbandparkiet 181 Boomkruiper 247 Havik 128 Boomleeuwerik 196 Heggenmus 211 Boomvalk 135 Holenduif 177 Bosrietzanger 228 Houtduif 178 Bosuil 185 Houtsnip 157 Braamsluiper 231 Huismus 258 Brandgans 97 Huiszwaluw 201 Brilduiker 116 IJSvogel 190 Bruine Kiekendief 125 Indische Gans * 93 Buizerd 130 Jan-van-gent 75 Casarca* 99 Kauw 252 Dodaars 72 Keep 262 Draaihals 192 Keizergans * 94 Dwerggors 271 Kerkuil 183 Dwergmeeuw 167 Kievit 151 Ekster 249 Kleine Karekiet 229 Fazant 139 Kleine Mantelmeeuw 170 Fitis 236 Kleine Plevier 148 Flamingo* 84 Kleine Strandloper 153 Fuut 73 Kleine Zilverreiger 78 Gaai 248 Kleine Zwaan 87 Geelgors 270 Kluut 147 Gekraagde Roodstaart 217 Kneu 266 Gele Kwikstaart 206 Knobbelzwaan 85 Gierzwaluw 188 Koekoek 182 Goudhaan 237 Kokmeeuw 168 Goudplevier 150 Kolgans 89 Goudvink 269 Koolmees 246 Gr. Canadese Gans* 95 Koperwiek 225 Grasmus 232 Kraanvogel 144 Graspieper 204 Krakeend 104 Grauwe Gans 90 Kramsvogel 223 Grauwe Kiekendief 127 Krooneend 111 Grauwe Vliegenvanger 239 Kruisbek 268 Groene Specht 193 Kuifeend 114

Page 286: Frank van Gessele - HWL · De riviertak het Spui, langs de noordwestelijke gemeentegrens, vormt de verbinding tussen Oude Maas en Haringvliet. De buitendijkse gronden bestaan overwegend

Tooinflooiters en zwaovelties

286

inhoudsopgave soortbesprekingen (vervolg) soort pag. soort pag. Kuifleeuwerik 195 Spreeuw 256 Kwak 77 Staartmees 242 Kwartel 138 Stadsduif * 175 Lammergier * 124 Steenuil 184 Lepelaar 83 Stormmeeuw 169 Mandarijneend * 102 Tafeleend 112 Matkop 243 Tapuit 220 Meerkoet 142 Tjiftjaf 235 Merel 222 Toendrarietgans 88 Middelste Zaagbek 118 Toppereend 115 Muskuseend * 101 Torenvalk 132 Nachtegaal 214 Tuinfluiter 233 Nijlgans * 98 Tureluur 161 Nonnetje 117 Turkse Tortel 179 Noordse Stormvogel 74 Veldleeuwerik 197 Oeverloper 165 Velduil 187 Oeverzwaluw 198 Vink 261 Ooievaar 82 Visarend 131 Paapje 218 Visdief 173 Patrijs 137 Vuurgoudhaan 238 Pestvogel 209 Waterhoen 141 Pijlstaart 108 Waterpieper 205 Pimpelmees 245 Waterral 140 Poelsnip 156 Watersnip 155 Putter 264 Wespendief 120 Ransuil 186 Wilde Eend 106 Regenwulp 159 Winterkoning 210 Rietgors 272 Wintertaling 105 Rietzanger 227 Witgat 164 Ringmus 260 Witte Kwikstaart 208 Rode Wouw 122 Wulp 160 Roodborst 212 Zanglijster 224 Roodborsttapuit 219 Zeearend 123 Roodkeelduiker 71 Zilvermeeuw 171 Roodkeelstrandloper 152 Zomertaling 109 Roze Spreeuw 257 Zomertortel 180 Scholekster 145 Zwarte Kraai 254 Sijs 265 Zwarte Mees 244 Slechtvalk 136 Zwarte Ooievaar 81 Slobeend 110 Zwarte Roodstaart 216 Smelleken 134 Zwarte Stern 174 Smient 103 Zwarte Wouw 121 Soepeend * 107 Zwarte Zwaan * 86 Soepgans * 92 Zwartkop 234 Sperwer 129 Zwartkopmeeuw 166 Spotvogel 230