Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en...

27
Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst Onderzoek naar beschermde planten, zoogdieren en vogels rapportnummer 1315

Transcript of Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en...

Page 1: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst

Onderzoek naar beschermde planten, zoogdieren en vogels

rapportnummer 1315

Page 2: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 1

Flora- en faunaonderzoek ruïne “de

Nijenbeek” in Voorst

Onderzoek naar beschermde planten, zoogdieren en vogels

Page 3: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 2

Colofon

Zelhem : september 2013

Rapportnummer : 1306

Projectnummer : 1975

Opdrachtgever : mevrouw A.J.H. barones van Lynden,

per adres: Rentmeesterskantoor Witte B.V.

Contactpersoon : Dhr. P. Witte

Opdrachtnemer : Stichting Staring Advies

Dr. Grashuisstraat 8

7021 CL Zelhem

T 0314 641910

F 0314 641909

[email protected]

www.staringadvies.nl

Auteur(s): ing. R. Boerboom / S. Wamelink

Page 4: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 3

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4

2 Beschrijving onderzoeksgebied 5

3 Het onderzoek 7 3.1 Methode 7 3.2 Resultaten 10

4 Toetsing aan de Flora- en faunawet 14 4.1 Flora 14 4.2 Broedvogels 14 4.3 Vleermuizen 15 4.4 Grondgebonden zoogdieren 17 4.5 Overige soortgroepen 18

5 Conclusie 19

Bijlage 1 Verspreidingskaart vleermuizen 21

Bijlage 2 Impressie plangebied 22

Bijlage 3 Wettelijk kader 23

Page 5: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 4

1 Inleiding

Voor de ruïne De Nijenbeek is een plan voor behoud opgesteld. Om verder verval van het

monumentale bouwwerk te voorkomen is een consoliderende restauratie noodzakelijk. Voor de

geplande werkzaamheden en ruimtelijke ontwikkeling verlangt de huidige wetgeving een

gedegen onderzoek naar flora en fauna in verband met de zorgplicht die de Flora- en faunawet

een plannenmaker oplegt. De ruïne en de directe omgeving zijn mogelijk leefgebied van

beschermde diersoorten en/of groeiplaats voor beschermde plantensoorten. De geplande

werkzaamheden hebben mogelijk een negatief effect op beschermde soorten. Gericht

onderzoek zal moeten uitwijzen of en welke beschermde soorten in het plangebied voorkomen.

Daarnaast wordt onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming

gebracht kunnen worden met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet en de EU

Habitatrichtlijn.

Dit rapport is opgesteld conform het voorschrift zoals opgenomen in het aanvraagformulier

“Aanvraag ontheffing, ingevolge artikel 75, vierde lid, onderdeel C, Flora- en faunawet

(Ontheffing voor ruimtelijke ingrepen)”.

Page 6: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 5

2 Beschrijving onderzoeksgebied

Gegevens plangebied

Locatie: Nijenbeekseweg

Plaats: Voorst

Gemeente: Voorst

Provincie: Gelderland

Beschrijving van het plangebied

De ruïne van kasteel De Nijenbeek ligt in het buitengebied van de gemeente Voorst, ten oosten

van de woonkern Gietelo (zie figuur 1). De Nijenbeek is gelegen op het Landgoed de Poll. De

omgeving van de ruïne wordt gekenmerkt door fraai uiterwaardenlandschap met een

afwisseling van waterpartijen, bossen, houtwallen, heggen, lanen en open graslanden (zie

figuur 2). De Nijenbeek ligt op circa 250 meter afstand van de IJssel. Ten westen van het

plangebied ligt het Appense Bos. Ten noordwesten van het plangebied ligt de recreatieplas

Bussloo.

Naast de ruïne staan enkele forse (solitaire) bomen (o.a. rode beuk, zomereik, Canadese

populier en Italiaanse populier). Aan de voet van het gebouw is verder nog een

struweelbeplanting te vinden met voornamelijk eenstijlige meidoorn, gewone vlier en

verschillende wilgensoorten. Direct naast de ruïne liggen enkele waterpartijen met langs de

oevers voornamelijk wilgen. Aan de westzijde van de ruïne staat een kleine woning met

daarnaast een fruitboomgaard (zie figuur 2 en bijlage 3).

Geplande werkzaamheden

De ruïne van kasteel De Nijenbeek is gedurende de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd

en sindsdien verder in verval geraakt. Om het bouwwerk voor de toekomst te behouden zijn

herstelwerkzaamheden noodzakelijk. De constructie van de ruïne zal intern verstevigd worden,

waardoor de stabiliteit van het gebouw gewaarborgd is. Aan de buitenzijde van het gebouw

zullen restauratie werkzaamheden worden uitgevoerd, echter het aanzicht van de ruïne zal niet

veranderen.

Page 7: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 6

Figuur 2. Luchtfoto onderzoeksgebied (rood).

Figuur 1. Ligging van het plangebied (rood).

Page 8: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 7

3 Het onderzoek

3.1 Methode

Voor de soortgroepen hogere planten, broedvogels, vleermuizen, grondgebonden

zoogdieren en overige soortgroepen wordt in deze paragraaf de onderzoeksmethoden

beschreven. Hiervoor hebben de landelijk erkende protocollen als basis gediend.

Hogere planten

De buitenmuren van de ruïne zijn potentieel geschikt als groeiplaats voor een aantal strikt

beschermde muurplanten zoals gele helmbloem, klein glaskruid, steenbreekvaren en

tongvaren. Daarnaast zijn er vanuit de omgeving van de ruïne waarnemingen bekend van strikt

beschermde plantensoorten, zoals gulden sleutelbloem en veldsalie. Deze soorten komen

mogelijk ook voor binnen de invloedsfeer van geplande werkzaamheden. Verder zijn er in de

directe omgeving nog enkele strikt beschermde plantensoorten te verwachten, zoals lange

ereprijs, steenanjer en wilde marjolein.

Onderzoeksinspanning:

Middels 2 onderzoeksronden in het voorjaar (april – mei) en 1 in de zomer (juli) is het

plangebied en de directe omgeving op plantensoorten onderzocht (zie tabel 1).

Tabel 1. Veldonderzoek hogere planten.

Broedvogels

De ruïne is potentieel geschikt voor een aantal vogelsoorten waarvan de nesten en vaste rust-

en verblijfplaatsen jaarrond beschermd zijn. Dit zijn de soorten gierzwaluw, kerkuil, ooievaar en

steenuil. Een deel van deze soorten, waaronder de steenuil, is in het recente verleden (2012) n

de directe omgeving van de ruïne waargenomen (bron: SSA-rapport 1244, Vleermuis- en

uilenonderzoek 4 locaties in Voorst, Onderzoek naar verblijfplaatsen van steenuil, kerkuil en

vleermuizen, augustus 2012).

Onderzoeksinspanning:

Om te bepalen of de ruïne in gebruik is als broedlocatie door bovenstaande jaarrond

beschermde soorten zijn twee dagbezoeken uitgevoerd gedurende het broedseizoen (zie tabel

2). Tijdens dit onderzoek zijn alle mogelijke nestgelegenheden geïnspecteerd en is gelet op

territoriaal gedrag (alarmeren, baltsgedrag, prooioverdracht, voedseltransport, etc.) van

eventueel aanwezige vogels. Tijdens de overige veldbezoeken is ook gelet op aanwezigheid

van broedvogels. Tijdens het vleermuisonderzoek in de avonduren is eveneens extra gelet op

activiteit van steenuil en/of kerkuil.

Onderzoeker Bezoekronde Datum Tijd Weersomstandigheden

S. Wamelink 1 8-5-2013 09.30 uur Geheel bew olkt, droog, 12 °C, w ind 3 Bf

S. Wamelink 2 1-7-2013 09.00 uur Geheel bew olkt, droog, 16 °C, w ind 2 Bf

Page 9: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 8

Tabel 2. Veldonderzoek broedvogels.

Vleermuizen

Uit oude tellingen van de Vleermuiswerkgroep Gelderland (tot 1992) is bekend dat de ruïne als

winterverblijfplaats gebruikt wordt door de baardvleermuis, franjestaart, gewone

grootoorvleermuis en watervleermuis. Ook de meervleermuis is in de omgeving van de IJssel

aangetroffen (bron: Zoogdiervereniging VZZ). Voor zover bekend overwinteren

meervleermuizen in Nederland in mergelgroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude

steenfabrieken en kelders. De soort overwintert mogelijk dus ook in de ruïne. Daarnaast is in

2008 door Ecogroen Advies een verblijfplaats van de laatvlieger aangetroffen in het gebouw.

Mogelijk wordt het gebouw als winterverblijfplaats en als zomerverblijfplaats gebruikt door

bovenstaande en andere gebouwbewonende vleermuissoorten, zoals de gewone

dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis.

Winterverblijfplaatsen

Het vleermuisprotocol adviseert om bij het vermoeden van winterverblijfplaatsen van de te

verwachte soorten gericht vleermuisonderzoek uit te voeren middels 1 visuele controle in de

periode 1 december – 1 maart.

Onderzoeksinspanning:

Het winterverblijvenonderzoek heeft plaatsgevonden in de winterperiode waarbij met twee

personen intensief is gezocht naar overwinterende vleermuizen. Hierbij zijn de twee kelders

onder de ruïne intensief geïnspecteerd. Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van

spiegeltjes, endoscopen en ladders om holle ruimten en spleten beter te kunnen beoordelen en

om eventueel aanwezige vleermuizen te determineren. Om verstoring van overwinterende

vleermuizen zoveel mogelijk te voorkomen is de locatie éénmalig bezocht (zie tabel 3).

Tabel 3. Veldonderzoek vleermuizen (winter).

Zomerverblijfplaatsen

Voor het te verwachte gebiedsgebruik en mogelijke aanwezigheid van zomerverblijfplaatsen

van de eventueel voorkomende soorten gewone dwergvleermuis, laatvlieger en bruine /

gewone grootoorvleermuis adviseert het vleermuisprotocol om 2 bezoeken in de periode 1 april

t/m 15 mei en 3 bezoeken in de periode 15 mei t/m 15 juli uit te voeren.

Onderzoeksinspanning:

Voor het in kaart brengen van vleermuizen is zowel visueel als auditief geïnventariseerd. Met

behulp van een heterodyne batdetector met opname- en vertragingsfunctie (type: Petterson

D240x) is de echolocatie, die vleermuizen uitzenden, hoorbaar gemaakt. Wanneer op basis van

frequentie, klank en ritme niet met 100% zekerheid de soort bepaald kon worden, is een

opname gemaakt op een extern opname apparatuur (type: Zoom H2). Door middel van het

computerprogramma Batsound is een nadere analyse uitgevoerd. Door de vleermuizen ook

Onderzoeker(s) Bezoekronde Datum Tijd Weersomstandigheden

S. Wamelink 1 8-5-2013 09.30 uur Geheel bew olkt, droog, 12 °C, w ind 3 Bf

R. Boerboom 2 30-5-2013 14.30 uur licht bew olkt, droog, 18 °C, w ind 1 Bf

Onderzoeker(s) Bezoekronde Datum Tijd Weersomstandigheden

B. Voerman & K. Weiland 1 25-2-2013 14.00 uur Geheel bew olkt, droog, 1 °C, w ind 3 Bf

Page 10: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 9

zoveel mogelijk visueel waar te nemen is de determinatie geverifieerd en is het gedrag (en

daarmee vaak de functie van het gebied) vastgesteld. Dit onderzoek is specifiek gericht op het

in kaart brengen van verblijfplaatsen, soortsamenstelling en gebiedsgebruik.

Voor dit onderzoek zijn een vijftal bezoeken aan de planlocatie gebracht (zie tabel 4). De

bezoeken in april en mei zijn uitgevoerd vanaf circa 1 uur na zonsondergang. De

avondbezoeken in juni en juli zijn uitgevoerd vanaf een half uur voor zonsondergang. Het

ochtendbezoek is uitgevoerd vanaf 2 uur voor zonsopkomst. De twee bezoeken uitgevoerd in

april en mei, waren specifiek bedoeld voor het in kaart brengen van baltsende

grootoorvleermuizen.

Tabel 4. Veldonderzoek vleermuizen (voorjaar - zomer).

Grondgebonden zoogdieren

In en rondom de ruïne kunnen een aantal strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten

verwacht worden. Het gebouw is geschikt als rust- en verblijfplaats voor de boommarter en

steenmarter. Het is bekend dat boommarters ook dikwijls gebouwen gebruiken als rust- en

verblijfplaats. De boommarter is tweemaal aangetroffen in een beverrattenval, nabij de ruïne

(mond. meded. dhr. Aalpoel, toezichthouder flora en fauna Landgoed de Poll). Daarnaast kan

het gebied rondom de ruïne tot het leefgebied van de strikt beschermde bever, das en

waterspitsmuis behoren. Gezien de geringe oppervlakte van het plangebied wordt van de

bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel

leefgebied verwacht binnen het plangebied.

Onderzoeksinspanning:

In combinatie met het veldonderzoek naar vaste rust- en verblijfplaatsen van broedvogels is de

ruïne grondig geïnspecteerd op sporen die duiden op een verblijfplaats van boommarter of

steenmarter (zie tabel 5). Ook bij de overige bezoekronden is specifiek gelet op sporen van

zoogdieren.

Tabel 5. Veldonderzoek overige zoogdieren.

Overige soortgroepen

Gezien de relatief lage verwachtingskans op strikt beschermde soorten uit overige soortgroepen

(amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelde dieren) is geen gericht onderzoek uitgevoerd

naar het voorkomen van deze soorten. Tijdens het gericht veldonderzoek naar hogere planten,

broedvogels, vleermuizen en grondgebonden zoogdieren is het plangebied en de directe

omgeving beoordeeld op geschiktheid als leefgebied voor deze overige soortgroepen.

Onderzoeker(s) Bezoekronde Datum Tijd Weersomstandigheden

S. Wamelink 1 8-5-2013 09.30 uur Geheel bew olkt, droog, 12 °C, w ind 3 Bf

R. Boerboom 2 30-5-2013 14.30 uur licht bew olkt, droog, 18 °C, w ind 1 Bf

Onderzoeker Bezoekronde Datum Tijd Weersomstandigheden

B. Voerman & K. Weiland 1 20-4-2013 21.45 uur Onbew olkt, droog, 11 °C, w ind 2 Bf

B. Voerman & K. Weiland 2 10-5-2013 22.15 uur Bew olkt, droog, 15 °C, w ind 3 Bf

B. Voerman & K. Weiland 3 21-6-2013 21.30 uur Bew olkt, droog, 19 °C, w ind 2 Bf

B. Voerman & K. Weiland 4 28-6-2013 04.00 uur Bew olkt, droog, 15 °C, w ind 1 Bf

B. Voerman & K. Weiland 5 11-7-2013 21.30 uur Bew olkt, droog, 19 °C, w ind 1-2 Bf

Page 11: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 10

3.2 Resultaten

Hogere planten

Tijdens het veldonderzoek is 1 licht beschermde plantensoort aangetroffen naast de ruïne: de

grote kaardenbol (Flora- en faunawet, tabel 1). Mogelijk komen in de directe omgeving van het

plangebied nog enkele licht beschermde plantensoorten voor, zoals aardaker, brede

wespenorchis, gewone vogelmelk en zwanenbloem. Er zijn geen bijzondere of zeldzame

muurvegetaties aanwezig op de ruïne. Er zijn geen strikt beschermde plantensoorten (Flora- en

faunawet, tabel 2/3) aangetroffen op of nabij de ruïne. De vegetatie rondom het gebouw wordt

gekenmerkt door zeer algemene tot relatief algemene soorten van voedselrijke, vochtige

omstandigheden. Hier worden ook geen strikt beschermde plantensoorten verwacht, door het

ontbreken van geschikte groeiplaatsen. Er groeien onder andere grote brandnetel, grote klit,

gewoon speenkruid, poelruit, akkerdistel, hondsdraf, gewone smeerwortel, riet, witte dovenetel,

pinksterbloem, gewone vlier en eenstijlige meidoorn.

Broedvogels

Op en rond de ruïne zijn de volgende vogelsoorten aangetroffen tijdens het veldonderzoek: fitis,

fuut, knobbelzwaan, grasmus, kuifeend, ringmus, huismus, merel, kauw, holenduif, nijlgans,

braamsluiper, bosrietzanger, houtduif, wilde eend, krakeend, meerkoet, scholekster, blauwe

reiger, grauwe gans, koolmees, vink en zwartkop. Het gebouw wordt als broedlocatie gebruikt

door de kauw. Mogelijk gebruikt ook de holenduif het gebouw als broedlocatie. Het gebouw is

geschikt als broedlocatie voor deze soort. Daarnaast kunnen enkele algemene soorten als

houtduif, merel en Turkse tortel broeden in of aan het gebouw. Deze soorten zijn weinig kritisch

wat betreft hun broedlocatie en broeden vaker in of aan gebouwen.

De vegetatie direct rondom het gebouw is geschikt als broedgelegenheid voor diverse soorten

van bos en struweel. Tijdens het veldonderzoek zijn hier onder andere de houtduif, vink,

koolmees, zwartkop, bosrietzanger en merel aangetroffen. De aangetroffen kauw broedt

eveneens in enkele holten in een populier aan de noordoostzijde van het gebouw. In deze

boom broedt ook een nijlgans en vermoedelijk ook enkele spreeuwen. Ook in de rode beuk, aan

de oostkant van het gebouw, is een broedlocatie van de kauw vastgesteld.

Tijdens het onderzoek naar winterverblijfplaatsen van vleermuizen is een vaste rust- en

verblijfplaats van de kerkuil vastgesteld in het gebouw. Ook bij de andere onderzoeken zijn

sporen van de kerkuil aangetroffen bij de ruïne. Het gebouw wordt vermoedelijk gebruikt als

roestplaats door een solitair exemplaar. Er zijn geen aanwijzingen voor een broedgeval

aangetroffen. Deze bevindt zich vermoedelijk in een nestkast in een schuur, behorende bij één

van de boerderijen op het landgoed.

Page 12: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 11

Vleermuizen

Gedurende de verschillende onderzoeken zijn de volgende vleermuissoorten aangetroffen:

Gewone dwergvleermuis - Pipistrellus pipistrellus

Laatvlieger - Eptesicus serotinus

Watervleermuis - Myotis daubentonii

Franjestaart - Myotis nattereri

Bruine of gewone grootoorvleermuis - Plecotus auritus

Rosse vleermuis - Nyctalus noctula

Hieronder worden de resultaten per soort behandeld. In bijlage 1 is een verspreidingskaart

weergegeven met daarop de waargenomen vleermuizen en gebiedsfuncties.

Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)

Tijdens alle voorjaarsbezoeken zijn enkele dieren in de nabijheid van het plangebied

aangetroffen. Tijdens de twee bezoeken in het vroege voorjaar betrof het slechts een klein

aantal, tot circa 4 dieren. Tijdens het bezoek op 11 juli werd de grootste concentratie

waargenomen. Dit betrof een geschat aantal van 25 dieren. Een groot deel van de vleermuizen

is echter in de directe omgeving aanwezig en heeft geen specifieke binding met de ruïne.

Boven het wateroppervlak en rondom de hoge populieren en andere bomen wordt lange tijd

gefoerageerd. Van enkele dieren is specifiek vastgesteld dat deze vanuit westelijke richting het

gebied binnen kwamen. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid niet voor alle dieren gelden. Tijdens

het ochtendbezoek is specifiek gepost voor het in kaart brengen van zwermende dieren. Een

tweetal dieren is zwermend en invliegend aangetroffen in het nabijgelegen boerenhuisje.

Eveneens zijn 3 dieren zwermend en invliegend aangetroffen in de achterliggende woning. Dit

betreft vermoedelijk alle solitaire mannetjes. Enkele dieren (>5 ex) vliegen tijdens de

ochtendschemering richting het westen. Deze dieren zijn echter niet gevolgd tot aan de

verblijfplaats.

ER KAN WORDEN GESTELD DAT ER IN DE RUÏNE GEEN VERBLIJFPLAATSEN VAN DE GEWONE

DWERGVLEERMUIS AANWEZIG ZIJN. EEN SPECIFIEKE EN ESSENTIËLE VLIEGROUTE OF FOERAGEERGEBIED IS

EVENEENS NIET BINNEN HET PLANGEBIED AANWEZIG.

Laatvlieger (Eptesicus setorinus)

Van deze soort zijn tot een vijftal dieren in het gebied aangetroffen. De dieren zijn net als de

gewone dwergvleermuizen afkomstig vanuit een westelijk gelegen verblijfplaats. Deze

verblijfplaats is niet vastgesteld.

ER KAN WORDEN GESTELD DAT ER IN DE RUÏNE GEEN VERBLIJFPLAATSEN VAN DE LAATVLIEGER AANWEZIG

ZIJN. EEN SPECIFIEKE EN ESSENTIËLE VLIEGROUTE OF FOERAGEERGEBIED IS EVENEENS NIET BINNEN HET

PLANGEBIED AANWEZIG.

Watervleermuis (Myotis daubentonii)

Tijdens de detectorinventarisaties zijn vrij lage aantallen boven het water aanwezig. Een exacte

telling is niet uitgevoerd maar het aantal tijdens een avondbezoek wordt geschat op 5-8 langs

vliegende en foeragerende dieren. In het voorjaar zijn de kelders tweemaal specifiek

gecontroleerd op eventuele kraamverblijven. Deze zijn niet aanwezig in het gebouw. Wel is

tijdens het bezoek op 21 juni een tweetal loshangende dieren aangetroffen in de eerste kelder,

zie foto 1. Er is dus sprake van een watervleermuiskwartier.

Page 13: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 12

Tijdens het winteronderzoek is vastgesteld dat een vrij groot aantal dieren gebruik maakt van de

kelders om te overwinteren. In totaal zijn 31 overwinterende watervleermuizen vastgesteld

tussen de diverse kieren in beide kelders. De meeste dieren waren weggekropen tussen

spleten en kieren. Enkele dieren hingen vrij aan het plafond.

ER KAN WORDEN GESTELD DAT DE RUÏNE ALS WINTERVERBLIJFPLAATS VAN GROOT BELANG IS VOOR DE

WATERVLEERMUIS.

Foto 1. Overwinterende watervleermuis. Foto 2. Overwinterende franjestaart.

Franjestaart (Myotis nattereri)

Deze soort is alleen aangetroffen tijdens de wintertelling. Van deze soort zijn een viertal dieren

overwinterend aangetroffen tussen de kieren in het plafond van de eerste kelder, zie foto 2.

ER KAN WORDEN GESTELD DAT DE RUÏNE ALS WINTERVERBLIJFPLAATS VAN BELANG IS VOOR DE

FRANJESTAART.

Bruine of gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus)

Tijdens twee bezoeken zijn tot een drietal dieren van deze soort aangetroffen. Tijdens het

bezoek op 20 april zijn twee dieren enige tijd baltsend vastgesteld aan de oostzijde van de

ruïne. Tijdens het bezoek op 21 juni is eveneens korte tijd een foeragerend dier gezien en

gehoord tussen het gebouw en de aanwezige bomen. Een verblijfplaats is echter niet

aangetroffen. Deze soort kan verblijfplaatsen zowel in bomen als gebouwen hebben.

ER KAN WORDEN GESTELD DAT DE RUÏNE VAN BELANG IS VOOR DE BRUINE OF GEWONE

GROOTOORVLEERMUIS SOORT AL BALTSLOCATIE EN MOGELIJK ALS VERBLIJFPLAATS.

Rosse vleermuis (Nycalus noctula)

Deze soort is tijdens meerdere bezoeken overvliegend en in de directe omgeving

foeragerend aangetroffen. Een specifieke binding met de planlocatie is echter niet

vastgesteld. Er is geen verblijfplaats van deze soort binnen het plangebied aanwezig.

ER KAN WORDEN GESTELD DAT ER IN DE DIRECTE OMGEVING VAN DE RUÏNE GEEN VERBLIJFPLAATSEN

VAN DE ROSSE VLEERMUIS AANWEZIG ZIJN. EEN FOERAGEERGEBIED IS EVENEENS NIET BINNEN HET

PLANGEBIED AANWEZIG.

Page 14: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 13

Grondgebonden zoogdieren

Tijdens het onderzoek naar winterverblijfplaatsen van vleermuizen is een vaste rust- en

verblijfplaats van de matig beschermde steenmarter (Flora- en faunawet, tabel 2) vastgesteld in

het gebouw. De soort benut ook geregeld het naastgelegen woonhuis als verblijfplaats (mond.

meded. dhr. Aalpoel, toezichthouder flora en fauna Landgoed de Poll). Tijdens de laatste

bezoeken is recent gebruik niet meer vastgesteld. Het is niet bekend of de steenmarter de ruïne

ook als voortplantingslocatie gebruikt.

Rondom het gebouw zijn verder muizensporen gevonden, onder andere van de licht

beschermde rosse woelmuis (Flora- en faunawet, tabel 1). In en rond het gebouw kunnen

verder enkele algemene, licht beschermde muizen- en spitsmuizensoorten voorkomen. In de

omgeving van het plangebied is verder geschikt leefgebied voor algemene, licht beschermde

soorten als bunzing, egel, haas, hermelijn, konijn, vos en wezel (Flora- en faunawet, tabel 1)

aanwezig.

Overige soorten

Overige beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Bij de ruïne zelf worden geen strikt

beschermde soorten van overige soortgroepen verwacht. De waterpartijen rondom de ruïne zijn

geschikt voortplantingswater voor enkele licht beschermde amfibieën als bastaardkikker, bruine

kikker, gewone pad en kleine watersalamander (Flora- en faunawet, tabel 1). Mogelijk komt ook

de matig beschermde vissoort kleine modderkruiper (Flora- en faunawet, tabel 2) voor in deze

wateren. Tijdens het onderzoek naar winterverblijfplaatsen van vleermuizen zijn een aantal

overwinterende kleine vossen (dagvlinder) en grote aantallen roesjes (nachtvlinder uit de familie

van de spinneruilen) aangetroffen in het gebouw.

Page 15: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 14

4 Toetsing aan de Flora- en faunawet

De effecten op de flora en fauna en de wettelijke consequenties zijn ingeschat aan de hand van

de geplande werkzaamheden.

Sinds 1 maart 2005 is een nieuwe AMvB van kracht waarin de vrijstellingen worden geregeld

met betrekking tot artikel 75 van de Flora- en faunawet. Deze AMvB bestaat uit 3 tabellen

waarbij tabel 1 soorten de lichtste bescherming en tabel 3 de zwaarste bescherming genieten

(zie bijlage 1). Voor tabel 1 soorten betekent dit dat voor ruimtelijke ontwikkelingen als de op

deze locatie geplande werkzaamheden, geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet

hoeft te worden aangevraagd. Voor tabel 2 en 3 soorten dient overtreding van de Flora- en

faunawet voorkomen te worden door het nemen van mitigerende maatregelen. Als dit niet

mogelijk is dient een ontheffing aangevraagd te worden, in combinatie met het nemen van

compenserende maatregelen.

4.1 Flora

Er is 1 licht beschermde plantensoort aangetroffen in het plangebied: grote kaardenbol (Flora-

en faunawet, tabel 1). De soort groeit aan de voet van het te renoveren gebouw. Verder worden

er in de directe omgeving nog enkele licht beschermde plantensoorten als aardaker, brede

wespenorchis, gewone vogelmelk en zwanenbloem verwacht. Voor licht beschermde soorten

geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen automatisch de vrijstellingsregeling.

Strenger beschermde plantensoorten (Flora- en faunawet, tabel 2/3) zijn niet aangetroffen en

worden ook niet verwacht door het ontbreken van geschikte groeiplaatsen in het plangebied. Er

bevinden zich geen bijzondere en/of beschermde muurvegetaties aan het gebouw, waar bij de

uitvoer van werkzaamheden rekening gehouden moet worden. Het aanvragen van een

ontheffing en/of het nemen van mitigerende en compenserende maatregelen is niet

noodzakelijk voor deze soortgroep.

4.2 Broedvogels

Alle vogels in Nederland zijn streng beschermd (zie bijlage 1). Werkzaamheden of gebruik van

ruimte waarbij vogels gedood of verontrust, of waardoor hun nesten worden verstoord, zijn

verboden. Het gaat hierbij met name om de broedgevallen van vogels. Voor vogels geldt dat

deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. De rest van het jaar zijn

zij flexibeler en is de kans op nadelige effecten door de werkzaamheden voor de individuen

aanzienlijk minder. Er zijn echter een aantal soorten waarvan de nesten en vaste rust- en

verblijfplaatsen jaarrond beschermd zijn. Bij het voorkomen van nesten of vaste rust- en

verblijfplaatsen van dergelijke soorten dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen

te worden door het nemen van mitigerende en compenserende maatregelen. Het gaat dan om

het behoud van de functionaliteit van de voortplanting- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van

de soort. Het betreft de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol

Page 16: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 15

kan rusten of voortplanten, bijvoorbeeld migratieroutes, nestgelegenheden, schuilplaatsen en

foerageergebied.

In en rondom het gebouw broeden een aantal vogelsoorten. Tijdens het veldonderzoek is

vastgesteld dat de kauw in het gebouw broedt. Daarnaast kunnen andere, relatief algemene

soorten als holenduif, houtduif, merel en Turkse tortel broeden in of aan het gebouw. In holle

bomen naast het gebouw broeden de soorten kauw, nijlgans en spreeuw.

Mitigerende maatregelen

Door de werkzaamheden aan het gebouw buiten het broedseizoen van aangetroffen en te

verwachte soorten uit te voeren (zie tabel 6), wordt voorkomen dat broedvogels verstoord

worden of dat nesten beschadigd of vernietigd worden. Wanneer het niet mogelijk is om buiten

het broedseizoen te werken dient ruim voor aanvang van het broedseizoen gestart te worden

met de werkzaamheden en dient voorkomen te worden dat vogels met nestbouw beginnen

in/aan het gebouw.

Kerkuil

De nesten en vaste rust- en verblijfplaatsen van de kerkuil zijn jaarrond beschermd. In het

gebouw bevindt zich een roestplaats van een solitaire kerkuil. De roestplaatsen van deze soort

worden in de Flora- en faunawet beschouwd als vaste rustplaats en is daarmee jaarrond

beschermd. Het betreft vermoedelijk een rustplaats van een solitair mannetje, dat met name

buiten het broedseizoen gebruikt wordt. Een broedlocatie is niet vastgesteld in de ruïne. Door

de geplande renovatiewerkzaamheden kan de rustplaats tijdelijk verstoord worden. Na

afronding van de werkzaamheden blijft de ruïne geschikt als rustplaats voor de kerkuil.

Mitigerende maatregelen

Wanneer de renovatiewerkzaamheden niet gedurende het broedseizoen (eind maart tot begin

mei) en de winterperiode (november t/m februari) plaatsvinden, wordt verstoring voor een groot

deel voorkomen. Dit zijn de meest kwetsbare perioden voor de kerkuil. Uit recent

natuuronderzoek op Landgoed de Poll (SSA rapport 1244) blijkt dat er diverse toegankelijke en

geschikte opstallen aanwezig zijn, waar de kerkuil tijdelijk naar uit kan wijken.

4.3 Vleermuizen

Vleermuizen zijn beschermd via de Flora- en faunawet en de EU-Habitatrichtlijn (zie bijlage 1).

Alle vleermuissoorten zijn in de Flora- en faunawet opgenomen in tabel 3: streng beschermd.

Van streng beschermde soorten zijn de vaste rust- en verblijfplaatsen beschermd. Dit betekend

holenduif

houtduif

kauw

merel

nijlgans

spreeuw

Turkse tortel

jul aug sept okt nov decjunaprjan feb mrt mei

Tabel 6. Het broedseizoen van de te verwachte soorten (rood).

Page 17: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 16

dat tijdens en na de werkzaamheden de functie van elk type verblijfplaats (winterverblijfplaats,

zomerverblijfplaats, kraamverblijfplaats, paarverblijfplaats) behouden moet blijven, zodat een

gelijk aantal dieren er gebruik van kan maken. De meeste vleermuissoorten gebruiken

gedurende het jaar meerdere typen verblijfplaatsen. Dit zijn zomerverblijfplaatsen,

winterverblijfplaatsen, kraamverblijfplaatsen en paarverblijfplaatsen. Ze kunnen regelmatig van

verblijfplaats wisselen binnen de verschillende perioden. Met name de effecten van ruimtelijke

ontwikkelingen op kraamverblijfplaatsen en winterverblijfplaatsen vereisen aandacht, aangezien

die snel gevolgen kunnen hebben op de gunstige staat van instandhouding. Voor bijvoorbeeld

verblijfplaatsen van een solitair mannetje is dat minder snel het geval. Ook essentiële

vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen zijn strikt beschermd.

Er zijn 6 soorten vleermuizen aangetroffen in en rondom het plangebied:

Gewone dwergvleermuis ( Pipistrellus pipistrellus)

Laatvlieger (Eptesicus serotinus)

Watervleermuis (Myotis daubentonii)

Franjestaart (Myotis nattereri)

Bruine of gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus)

Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)

Verblijfplaatsen

De ruïne en enkele woningen in de directe omgeving worden als verblijfplaats gebruikt door een

aantal vleermuissoorten. De vaste verblijfplaatsen van alle vleermuissoorten zijn jaarrond

beschermd in de Flora- en faunawet.

Winterverblijfplaatsen

De ruïne is in gebruik als winterverblijfplaats door de franjestaart en watervleermuis.

Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd. Winterverblijfplaatsen zijn bijzonder

gevoelig voor verstoring door menselijke activiteit. Door de geplande renovatiewerkzaamheden

kan een verstoring van overwinterende vleermuizen plaatsvinden, waardoor slachtoffers vallen

en de locatie permanent verlaten wordt. Daarnaast kan door het dichtmaken van allerlei

spleten, kieren, gaten en voegen het gebouw permanent ongeschikt raken als

winterverblijfplaats.

Zomerverblijfplaatsen

De ruïne is in gebruik als baltslocatie en mogelijk zomerverblijfplaats door de bruine

grootoorvleermuis. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd. Door de geplande

renovatiewerkzaamheden kan een verstoring van de baltslocatie en eventueel

zomerverblijfplaats van de bruine grootoorvleermuis plaatsvinden, waardoor slachtoffers vallen

en de locatie permanent verlaten wordt. Daarnaast kan door het dichtmaken van allerlei

spleten, kieren, gaten en voegen het gebouw permanent ongeschikt raken als baltslocatie en

mogelijk zomerverblijfplaats.

Mitigerende maatregelen

Er zijn winterverblijfplaatsen van franjestaart en watervleermuis en een baltslocatie en mogelijki

een zomerverblijfplaats van de bruine grootoorvleermuis aangetroffen. Mogelijk gaan deze

verblijfplaatsen verloren door de geplande renovatiewerkzaamheden. Om overtreding van de

Page 18: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 17

Flora- en faunawet, door beschadiging, verstoring of vernietiging van deze verblijfplaatsen, te

voorkomen dienen de volgende mitigerende maatregelen getroffen te worden:

Voorafgaand (maximaal twee weken) aan de renovatie, zal moeten worden onderzocht

of vleermuizen de bebouwing op dat betreffende moment gebruiken.

Indien de bebouwing in gebruik is door vleermuizen, moet de renovatie worden

uitgesteld of moeten maatregelen worden getroffen om de verblijfplaats zo

onaantrekkelijk mogelijk te maken voor de aanwezige vleermuizen om ze te stimuleren

een andere locatie te zoeken. Dit kan bijvoorbeeld door het creëren van (tijdelijke)

open verbindingen in de vorm van gaten en kieren, waardoor de beschutte, donkere

ruimte deels verstoord wordt. Dit dient minimaal 5 dagen voorafgaand aan de

werkzaamheden uitgevoerd te worden, op voor vleermuizen geschikte

weersomstandigheden (zie volgend punt).

Het moment van renovatie moet afgestemd worden op voor vleermuizen geschikte

weersomstandigheden (droog, weinig wind en temperaturen in de voornacht boven

8°C, overdag boven 10°C).

In de directe omgeving van de aangetroffen verblijfplaatsen zijn enkele panden

aanwezig, die potentieel geschikt zijn als zomerverblijfplaats voor gebouwbewonende

vleermuissoorten. Diverse woningen, boerderijen en schuren beschikken over

vensterluiken, hoekpannen, gevelbetimmeringen en potentieel geschikte

invliegmogelijkheden bij het dakbeschot en in buitenmuren. Van de bruine

grootoorvleermuis is bekend dat ze regelmatig van verblijfplaats wisselt.

Om verstoring en/of vernietiging van de winterverblijfplaatsen van de franjestaart en

watervleermuis te voorkomen zal renovatie van de ruïne buiten de kwetsbare

winterperiode (november-februari) moeten plaatsvinden.

4.4 Grondgebonden zoogdieren

Steenmarter

Er bevindt zich een vaste rust- en verblijfplaats van de matig beschermde steenmarter (Flora-

en faunawet, tabel 2) in het plangebied. De soort gebruikt de ruïne als rustplaats. De vaste rust-

en verblijfplaatsen van tabel 2 soorten zijn jaarrond beschermd. Door de geplande

renovatiewerkzaamheden kan de rustplaats tijdelijk verstoord worden. Na afronding van de

werkzaamheden blijft de ruïne geschikt als rustplaats voor de steenmarter.

Mitigerende maatregelen

Wanneer de renovatiewerkzaamheden buiten de kwetsbare voortplantingsperiode (zie tabel 7)

plaatsvindt, wordt verstoring voor een groot deel voorkomen. Steenmarters beschikken over

een netwerk aan verblijfplaatsen binnen hun territorium. Tijdens de werkzaamheden kan de

steenmarter uitwijken naar andere verblijfplaatsen in de omgeving.

steenmarter

jul aug sept okt nov decjan feb mrt apr mei jun

Tabel 7. Meest kwetsbare periode steenmarter (rood).

Page 19: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 18

4.5 Overige soortgroepen

Overige beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Bij de ruïne zelf worden geen strikt

beschermde soorten van overige soortgroepen verwacht. Het aanvragen van een ontheffing of

het nemen van mitigerende en/of compenserende maatregelen is niet noodzakelijk voor overige

soortgroepen.

Page 20: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 19

5 Conclusie

Broedvogels

Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Start de werkzaamheden buiten het

broedseizoen (tussen 15 maart en 15 juli).

Kerkuil

De ruïne biedt een vaste verblijfplaats (roestplaats) aan de kerkuil.

Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen moeten er vooraf, tijdens en na

de werkzaamheden mitigerende maatregelen getroffen worden.

Vleermuizen

In de te renoveren ruïne bevinden zich winterblijfplaatsen van de franjestaart en watervleermuis

en een baltslocatie en mogelijk zomerverblijfplaats van de bruine grootoorvleermuis.

Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen moeten er vooraf, tijdens en na

de werkzaamheden mitigerende maatregelen getroffen worden.

Steenmarter

In de ruïne bevindt zich een vaste rust- en verblijfplaats (rustplaats) van de steenmarter.

Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen moeten er vooraf, tijdens en na

de werkzaamheden mitigerende maatregelen getroffen worden.

Page 21: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 20

Bijlagen

Page 22: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 21

Bijlage 1 Verspreidingskaart

vleermuizen

Page 23: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 22

Bijlage 2 Impressie plangebied

Page 24: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 23

Bijlage 3 Wettelijk kader

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet beschermt planten en dieren

tegen negatieve invloeden en bevat hiervoor diverse concrete verbodsbepalingen:

beschermde inheemse dieren mogen niet verstoord, gevangen of gedood worden;

beschermde inheemse plantensoorten mogen niet vernield, beschadigd of ontworteld

worden;

nesten, rustplaatsen en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten mogen niet

verstoord of vernield worden.

De Flora- en faunawet kent drie verschillende beschermingsregimes. Hiertoe zijn de

beschermde planten en dieren onderverdeeld in drie categorieën, elke categorie kent een eigen

beoordelingstoets voor ontheffingverlening (zie tabel 1).

Tabel 1. Beoordelingstoets voor ontheffing.

Tabel 1 maakt melding van een gedragscode. In een gedragscode is opgenomen hoe

werkzaamheden worden uitgevoerd zodanig dat schade aan beschermde soorten wordt

voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. Wanneer bij uitvoering van de werkzaamheden

gehandeld wordt volgens de gedragscode, en dit ook aangetoond kan worden, geldt een

vrijstelling of lichtere toetsing (zie tabel 1). De gedragscode moet wel door de Minister van

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurd zijn, alvorens deze een wettelijke status

heeft.

Flora- en faunawet, tabel 1: Algemene vrijstelling

Veel soorten die in de Flora- en faunawet zijn opgenomen, komen in Nederland algemeen voor.

Voor verstoring van deze soorten bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig

onderhoud, beheer of gebruik, of bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, geldt een algemene

vrijstelling en is dus geen ontheffing nodig.

Flora- en faunawet, tabel 2: “Lichte” toets

Wanneer soorten uit de tweede categorie negatief beïnvloed worden en niet gehandeld wordt

volgens een gedragscode, geldt bij de ontheffingsaanvraag de “lichte” toets. Hierbij moet

aangetoond worden dat de werkzaamheden er niet toe mogen leiden dat het voortbestaan van

de soorten in gevaar wordt gebracht. Werken volgens de Gedragscode Flora- en faunawet voor

de bouw- en ontwikkelsector geeft vrijstelling voor deze categorie van beschermde soorten. Er

hoeft hiervoor geen ontheffing aangevraagd te worden. Er mag echter geen afbreuk gedaan

worden aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. De populatie in het gebied mag

geen gevaar lopen om uit te sterven. Hiervoor moeten maatregelen getroffen worden, die

opgenomen worden in een ecologisch werkprotocol.

Beschermde flora en fauna Zonder gedragscode Met gedragscode

Algemene soorten (tabel 1 ff-wet) Algemene vrijstelling Algemene vrijstelling

Overige soorten (tabel 2 ff-wet) "Lichte" toets Vrijstelling

Streng beschermde soorten (tabel 3 ff-wet) "Uitgebreide" toets "Uitgebreide" toets

Page 25: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 24

Flora- en faunawet, tabel 3: “Uitgebreide” toets

Wanneer soorten uit tabel 3 voorkomen in een gebied dienen er maatregelen getroffen te

worden om behoud van de lokale populatie, bescherming van individuen en de functionaliteit

van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen te garanderen. Hiervoor dienen

mitigerende en mogelijk compenserende maatregelen getroffen te worden. Om zeker te zijn of

de maatregelen voldoende zijn, dienen ze vooraf beoordeeld te worden door Dienst

Regelingen. Met dit besluit kan aangetoond worden dat de initiatiefnemer zich houdt aan de

Flora- en faunawet. Het besluit heeft de initiatiefnemer bijvoorbeeld nodig als iemand bezwaar

maakt tegen het project of vraagt om handhaving van de Flora- en faunawet.

Indien vaste verblijfplaatsen worden beschadigd of weggehaald of behoud van de lokale

populatie dan wel bescherming van de aanwezige individuen niet kan voldoende worden

gegarandeerd, dienen compenserende maatregelen te worden uitgevoerd én dient een

ontheffing te worden aangevraagd bij Dienst Regelingen. Voor deze soorten geldt echter dat

alleen ontheffing wordt verleend op grond van een wettelijk belang genoemd in de

Habitatrichtlijn of Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.

Dat zijn voor Bijlage IV-soorten Habitatrichtlijn:

bescherming van flora en fauna;

volksgezondheid en openbare veiligheid;

dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of

economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten.

en voor Bijlage 1: AMvB-soorten:

bescherming van flora en fauna;

volksgezondheid en openbare veiligheid;

dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of

economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;

uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.

Vogels

Alle vogels in Nederland zijn streng beschermd. Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij

vogels gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- en verblijfplaatsen worden

verstoord, zijn verboden. Voor vogels geldt dat er alleen ontheffing wordt verleend op grond van

een wettelijk belang zoals vermeld in de Vogelrichtlijn. Dat zijn:

bescherming van flora en fauna;

veiligheid van het luchtverkeer;

volksgezondheid en openbare veiligheid.

Overtreding van de Flora- en faunawet dient voorkomen te worden door het nemen van

mitigerende maatregelen. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de

voortplanting- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van de soorten. Het betreft hier de functies

van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten,

bijvoorbeeld migratieroutes en foerageergebied. Om zeker te zijn of de maatregelen voldoende

zijn, dienen ze vooraf beoordeeld te worden door Dienst Regelingen. Met dit besluit kan

aangetoond worden dat de initiatiefnemer zich houdt aan de Flora- en faunawet. Het besluit

Page 26: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

Stichting STARING ADVIES | 25

heeft de initiatiefnemer bijvoorbeeld nodig als iemand bezwaar maakt tegen het project of

vraagt om handhaving van de Flora- en faunawet.

Bescherming van vogelnesten

Tijdens werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels.

De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het gaat erom of er

een broedgeval is. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn

jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert

elk jaar terug naar hetzelfde nest. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of

zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik vallen

alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet.

Voor deze soorten is geen ontheffing nodig voor werkzaamheden buiten het broedseizoen. En

ook niet als maatregelen getroffen worden die voorkomen dat deze soorten zich op de

bouwplaats vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mogen nesten

verplaatst of verwijderd worden, maar daar zijn uitzonderingen op.

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en

faunawet het gehele seizoen:

1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in

gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats.

2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin

zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor

de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar.

3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats

broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke)

voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar.

4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in

staat zijn een nest te bouwen.

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

Er zijn ook vogelnesten die worden aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het

broedseizoen niet beschermd.

5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor

hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit

beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

De soorten uit bovenstaande categorie 5 vragen extra onderzoek, ook al zijn hun nesten niet

jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als

zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

Zorgplicht (art 2 Flora- en faunawet)

Naast bovenstaande verplichtingen voor beschermde soorten geldt bovendien voor alle

soorten, plant en dier, de zogenaamde zorgplicht. In de zorgplicht is opgenomen dat alle

planten en dieren een intrinsieke waarde hebben en onvervangbaar zijn. De zorgplicht is een

fatsoenseis en houdt in dat bij menselijk handelen voldoende zorg in acht genomen wordt om in

het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk te beschermen.

Page 27: Flora- en faunaonderzoek ruïne “de Nijenbeek” in Voorst · bever, das en waterspitsmuis (en overige strikt beschermde zoogdiersoorten) geen essentieel ... B. Voerman & K. Weiland

 

 

 

 

stichting staring advies

Dr. Grashuisstraat 8

7021 CL Zelhem

T 0314 641910

F 0314 641909

[email protected]

www.staringadvies.nl