FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende...

105
FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND: EEN VERGELIJKENDE STUDIE TUSSEN TWEE UNIVERSITAIRE ZIEKENHUIZEN Aantal woorden: 22524 Charlotte Van den Storme en Tom Revier Stamnummer: 01410353 01002393 Promotor: Prof. Ignaas Devisch Copromotor: Mevr. Sofie Van Belle Begeleider: Mevr. Yasmien De Ly Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad van Master in het Management en Beleid van de Gezondheidszorg Academiejaar 2016 - 2017

Transcript of FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende...

Page 1: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

FIXATIEBELEID IN BELGIË EN

NEDERLAND:

EEN VERGELIJKENDE STUDIE TUSSEN TWEE

UNIVERSITAIRE ZIEKENHUIZEN

Aantal woorden: 22524

Charlotte Van den Storme en Tom Revier

Stamnummer: 01410353 01002393

Promotor: Prof. Ignaas Devisch

Copromotor: Mevr. Sofie Van Belle

Begeleider: Mevr. Yasmien De Ly

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad van Master in het Management en

Beleid van de Gezondheidszorg

Academiejaar 2016 - 2017

Page 2: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als
Page 3: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

FIXATIEBELEID IN BELGIË EN

NEDERLAND:

EEN VERGELIJKENDE STUDIE TUSSEN TWEE

UNIVERSITAIRE ZIEKENHUIZEN

Aantal woorden: 22524

Charlotte Van den Storme en Tom Revier

Stamnummer: 01410353 01002393

Promotor: Prof. Ignaas Devisch

Copromotor: Mevr. Sofie Van Belle

Begeleider: Mevr. Yasmien De Ly

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad van Master in het Management en

Beleid van de Gezondheidszorg

Academiejaar 2016 - 2017

Page 4: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

Abstract

Probleemstelling: Fixatie blijft een controversieel topic in de gezondheidszorg.

Ondanks het feit dat fysieke fixatie wordt toegepast om zowel de patiënt als zijn

omgeving te beschermen, gebeuren er jaarlijks ongelukken. Echter blijkt er

weinig onderzoek te bestaan over hoe op beleidsniveau fysieke fixatie kan

worden teruggedrongen.

Doelstelling: Het doel van deze thesis is om te achterhalen of er verschillen zijn

tussen het Belgische en Nederlandse fixatiebeleid in Universitaire ziekenhuizen.

Daarnaast wordt gekeken in welke mate beide landen aandacht hebben voor

alternatieven in hun beleid.

Methode: Deze kwalitatieve studie werkt met semigestructureerde interviews,

die werden afgenomen in het Universitair Ziekenhuis Gent en het Universitair

Medisch Centrum Nijmegen. De data werd geanalyseerd aan de hand van de

thematische analyse. Hierbij werd gebruik gemaakt van de kwalitatieve data-

analysesoftware Nvivo.

Resultaten: Op vlak van scholing, controle en het gebruik van alternatieven

werden duidelijk verschillen gevonden tussen België en Nederland. Daarnaast

blijkt er in de praktijk geen duidelijk onderscheid te bestaan tussen fysieke fixatie

en alternatieven. Verder heeft ook werkdruk een negatieve impact op het fixeren

van patiënten.

Conclusie: Er zijn duidelijke verschillen waar te nemen tussen beide landen. Het

grootste verschil is te vinden op het vlak van bijscholingen. Daarnaast blijkt dat

er in Nederland op beleidsniveau reeds meer aandacht besteed wordt aan het

gebruik van alternatieven dan in België.

Aantal woorden: 22524

Page 5: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

Inhoudsopgave

Abstract………………….. ................................................................................... 4

Inhoudsopgave ................................................................................................... 5

Woord vooraf………….. ..................................................................................... 7

Inleiding…………………. .................................................................................... 8

1. Wat is fysieke fixatie? .......................................................................... 10

1.1 Definitie ............................................................................................ 10

1.2 Materialen ........................................................................................ 11

1.3 Prevalentie ....................................................................................... 11

1.4 Wanneer fixeren? ............................................................................. 12

2. Wetgeving ........................................................................................... 17

2.1 Wetgeving in België ......................................................................... 17

2.2 Wetgeving in Nederland ................................................................... 18

2.3 Conclusie ......................................................................................... 21

3. Alternatieven van fysieke fixatie .......................................................... 23

3.1 Definitie ............................................................................................ 23

3.2 Bestaande alternatieven .................................................................. 23

3.3 Er is niet altijd nood aan een alternatief ........................................... 27

3.4 Conclusie ......................................................................................... 28

4. Methodologie ....................................................................................... 30

4.1 Kwalitatief onderzoek ....................................................................... 30

4.1 Populatie en setting ......................................................................... 31

4.2 Thematische analyse ....................................................................... 33

5. Resultaten ........................................................................................... 35

5.1 Fysieke fixatie .................................................................................. 36

Page 6: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

5.2 Alternatieven .................................................................................... 41

5.3 Beleving ........................................................................................... 46

5.4 Rollen ............................................................................................... 50

5.5 Beleidsvoering ................................................................................. 53

Discussie………………. ................................................................................... 68

Conclusie……………….. .................................................................................. 74

Relevantie en aanbevelingen voor de praktijk ........................................... 76

Toekomstig onderzoek .............................................................................. 77

Bronnenlijst……………. .................................................................................... 79

Bijlagenlijst…………….. ................................................................................... 84

Bijlagen……………………. ............................................................................... 85

Page 7: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

Woord vooraf

Deze masterproef is het sluitstuk van onze master management en beleid van de

gezondheidszorg. Onze interesse voor fysieke fixatie komt voort uit onze eerdere

stages binnen de bacheloropleiding verpleegkunde. Vandaar dat wij dit

onderwerp kozen voor onze masterproef.

Met dit dankwoord willen wij ons richten tot allen die geholpen hebben tot het tot

stand komen van deze masterproef. Daar het onmogelijk is alle personen te

vermelden die een bijdrage aan dit werkstuk leverden, beperken wij ons tot de

belangrijkste.

Bij deze willen wij graag onze interne promotor professor Ignaas Devisch

bedanken, alsook onze copromotor Sofie Van Belle en onze begeleider Yasmien

De Ly, voor de steun, begeleiding, het begrip en de goede raad tijdens deze

studie. Daarnaast willen wij graag onze familie, vrienden, medestudenten en

anderen bedanken voor hun hulp bij het schrijven en nalezen van dit werkstuk.

Verder danken wij alle participanten voor hun medewerking aan deze scriptie.

Tot slot dienen wij elkaar te bedanken. Het schrijven van een masterproef is geen

gemakkelijke opdracht voor één student laat staan voor twee studenten. Wij

maakten naast goede momenten ook moeilijkere momenten mee, maar toch

slaagden we erin om deze masterproef tot een goed einde te brengen.

Page 8: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

8

Inleiding

Fysieke fixatie is een veelvoorkomende interventie die door verpleegkundigen

wordt gebruikt om patiënten tegen zichzelf of tegen anderen te beschermen

(Milisen, 2011). Wereldwijd krijgen 6% tot 86 % van de gehospitaliseerde

patiënten te maken met enige vorm van fysieke fixatie. In Vlaanderen zou,

volgens een studie van Ceulemans (2014) in vier Vlaamse ziekenhuizen,

gemiddeld 48% van de patiënten fysiek gefixeerd worden. Indien we geen

rekening houden met het plaatsen van bedhekken komt dit neer op een

gemiddelde van 16% (Ceulemans, 2014). Wanneer we kijken naar de

Nederlandse ziekenhuizen krijgen gemiddeld 8% tot 20% van de patiënten te

maken met fysieke fixatie (V&VN, 2013).

Ondanks het feit dat fysieke fixatie wordt toegepast om de patiënt tegen zichzelf

of anderen te beschermen, gebeuren er regelmatig ongelukken, soms met de

dood tot gevolg (Berzlanovich, Schöpfer & Wolfgang, 2012). Dit is dan ook één

van de redenen waarom er steeds meer wordt gepleit om het gebruik van fysieke

fixatie terug te dringen. Aangezien ziekenhuizen nog steeds heel verschillend

omgaan met het toepassen van deze interventies is dit echter moeilijk. Zo is de

aandacht voor fysieke fixatie in de praktijk vaak beperkt en wordt dit volgens Van

Wijck (2015) nog onvoldoende omkaderd door het beleid van de organisatie.

Huijbregts (2016) geeft aan dat veel ziekenhuizen in Nederland nog geen

uitgeschreven beleid hebben om vrijheidsbeperkende maatregelen terug te

dringen. Dit terwijl er in Nederland door, zowel de Verpleegkundigen en

Verzorgenden Nederland (V&VN) als Vilans, een Nederlandse organisatie die tot

doel heeft de langdurige zorg te blijven verbeteren, een alternatievenbundel werd

geschreven, net om de praktijk te helpen dit eenduidig op te nemen in hun beleid

(V&VN, 2013; Vilans, 2014). Ondanks het feit dat ook in België patiënten sterven

aan de gevolgen van fysieke fixatie, worden er nog te weinig inspanningen

geleverd om fysieke fixatie in de zorg terug te dringen zoals men in Nederland

probeerde met een alternatievenbundel (Ceulemans, 2014).

Page 9: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

9

Hierdoor kwamen de volgende onderzoeksvragen naar voor: "Zijn er verschillen

tussen de Belgische en de Nederlandse universitaire ziekenhuizen op vlak van

fixatiebeleid? Op welke manier is er reeds aandacht voor alternatieven van

fysieke fixatie binnen het beleid?”

Page 10: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

10

1. Wat is fysieke fixatie?

In dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op wat fysieke fixatie inhoudt en de

prevalentie in België en Nederland. Ook wordt het onderscheid tussen fysieke

fixatie en vrijheidsbeperkende maatregelen kort toegelicht.

1.1 Definitie

In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo

omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als "elke handelingsmethode (menselijk

of mechanisch toegepast), materiaal of uitrusting aan of in de buurt van het

lichaam van een persoon met de opzettelijke bedoeling dat de persoon deze niet

kan verwijderen en die bewegingsvrijheid beperkt" (Milisen, 2011). Stilwell (1991)

definieert fysieke fixatie als: “Any device, material or equipment attached to or

near a person’s body and which cannot be controlled or easily removed by the

person and which deliberately prevents or is deliberately intended to prevent a

person’s free body movement to a position of choice and/or a person’s normal

access to their body.” (Stilwell, 1991; Ceulemans, 2014). In de huidige richtlijnen

van het Universitair ziekenhuis Gent, die sinds 2015 van kracht zijn, staat fixatie

omschreven als alle immobiliserende maatregelen. Deze maatregelen, fysisch of

chemisch, zijn maatregelen die de patiënt op één of andere manier beperkt in zijn

bewegingsvrijheid (UZ Gent, 2015).

Aan de hand van de definities kan men besluiten dat fysieke fixatie de persoon

zal beperken in zijn vrijheid met de bedoeling deze tegen zichzelf of tegenover

anderen te beschermen. Deze maatregelen kunnen van fysische of chemische

aard zijn.

In de literatuur wordt er dikwijls geen onderscheid gemaakt tussen fysieke fixatie

en vrijheidsbeperkende maatregelen. Een vrijheidsbeperkende maatregel is

echter een veel ruimer begrip en omvat fysieke fixatie. Fysieke fixatie zijn slechts

de handelingen die direct op de persoon worden toegepast terwijl

vrijheidsbeperkende maatregelen direct als indirect op de persoon kunnen

worden toegepast. Zo zal een Zweedse band worden gezien als een fysiek

fixatiemiddel, terwijl een body alarm niet kan gezien worden als een fysiek

Page 11: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

11

fixatiemiddel maar wel als een vrijheidsbeperkende maatregel. Het is dan ook

belangrijk om deze twee termen goed te kunnen onderscheiden (AZ Sint-Lucas

Brugge, 2011). Deze masterproef zal zich focussen op fysieke fixatie.

Volgens Depla, Francke, Hertogh & Zwijsen (2011) steunt de effectiviteit van

fysieke fixatie op twee factoren, namelijk de beleving van de patiënt en de intentie

van de uitvoerende zorgprofessional. Wanneer een patiënt fysieke fixatie niet

beleeft als een beperking op zijn vrijheid, kan de vraag rijzen welke vrijheid er

wordt ingeperkt (Depla, Francke, Hertogh & Zwijsen, 2011)?

Zorgprofessionals passen fysieke fixatie vaak toe vanuit de intentie om de patiënt

te gaan beschermen waardoor dit door hen niet altijd wordt gezien als een

maatregel die patiënt in zijn vrijheid beperkt. Nochtans kan er in de definitie van

fysieke fixatie teruggevonden worden dat dit de patiënt in zijn vrijheid gaat

beperken (Depla, Francke, Hertogh & Zwijsen, 2011). De redenering dat

beschermingsmaatregelen geen fysieke fixatie kunnen zijn, klopt dus niet.

1.2 Materialen

Afhankelijk van de risicosituatie die zich voordoet, zijn er verschillende materialen

die gebruikt kunnen worden om een patiënt fysiek te fixeren. De meest

voorkomende zijn plukpyjama’s, tafelbladen, bedhekken, onrustlakens,

lendengordels en pols- en enkelbanden (Bleijlevens et al., 2012; Vilans, 2016).

Deze kan men verder ook indelen volgens gradaties van ingrijpen waarbij

plukpyjama’ als minst ingrijpend worden gezien en het vijfpuntsfixeren met enkel

-en polsbanden als het meest ingrijpend. Voor een uitgebreidere lijst van

fixatiemateriaal zie bijlage 1.

1.3 Prevalentie

Wereldwijd worden 6% tot 86% van de gehospitaliseerde patiënten

geconfronteerd met enige vorm van fysieke fixatie. In Belgische ziekenhuizen

krijgen gemiddeld 48% van de patiënten hiermee te maken, terwijl in de

Nederlandse ziekenhuizen het cijfer lager ligt, namelijk 8% tot 20% (V&VN, 2013;

Ceulemans, 2014). Hier moet men zich wel de kritische bedenking maken of het

Page 12: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

12

lage cijfer in Nederland eventueel te wijten kan zijn aan een andere definiëring

van fysieke fixatie.

Halfens et al. (2013) geven in hun studie het gebruik weer van de verschillende

soorten fixatiematerialen in Nederlandse rusthuizen en ziekenhuizen, met

bekomen prevalentiecijfers uit een meting van 2011-2012. In ziekenhuizen was

er sprake van 95.9% gebruik van bedhekken, 4.1% van de verpleegdeken en

5.5% van de Zweedse band. Dit is een verrassend resultaat omdat op 18

november 2008 in Nederland door de zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en

inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ), tijdens een IGZ-congres rond zorg voor

vrijheid, een intentieverklaring werd ondertekend om vrijheidsbeperkende

maatregelen in de zorg zo veel mogelijk terug te dringen. Eén van de

vooropgestelde doelen in deze intentieverklaring was dat de Zweedse band

tegen 2011 niet meer zou worden gebruikt (Bleijlevens, Caput, Gulpens, Hamers

& Van Rossum, 2013; Van Wijck, 2015).

1.4 Wanneer fixeren?

In dit onderdeel wordt aan de hand van de literatuur nagegaan waarom patiënten

fysiek gefixeerd worden. In 1990 deden Evans en Strumpf (1990) hier onderzoek

naar en schreven de resultaten uit in zes mythes die u hieronder in het kader kan

raadplegen. Er wordt in dit hoofdstuk dan ook gekeken of de mythes van Evan

en Strumpf (1990) tot op heden nog van kracht zijn.

Page 13: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

13

In ziekenhuizen kunnen er zich verschillende risicosituaties voordoen waarbij

verpleegkundigen gebruik maken van fysieke fixatie. Een eerste risicosituatie is

het valgevaar (V&VN, 2013). Volgens de eerste mythe van Evans & Strumpf was

de aanwezigheid van een valrisico bij patiënten, een reden voor

verpleegkundigen om die patiënt te fixeren. Recente studies tonen echter aan dat

fysieke fixatie geen goede interventie is in het vermijden van valincidenten bij 65-

plussers of het behandelen van sterke onrust (Declercq, Spruytte, Van

Audenhove & Van Vracem, 2016; Haastert, Hofmann, Meyer & schorro, 2015;

Milisen, 2011). Uit recente bevindingen van Van Audenhove, Carlassara,

Degryse, Lampo & Spruytte (2017) blijkt dat het voorkomen van valincidenten

door zorgverleners toch nog vaak wordt gebruikt als reden om de patiënt fysiek

te fixeren. Men kan dus besluiten dat de eerste mythe van Evans & Strumpf tot

op heden niet ontkracht kan worden.

Zorgverleners worden in de zorg, naast het risico op vallen, ook vaak

geconfronteerd met risicosituaties zoals delirant gedrag, neigingen tot

verwijderen van medisch materiaal, risico op onderuitglijden, weglopen of dwalen

van patiënten en fysieke agressie (V&VN, 2013). Dit zijn keer op keer situaties

Mythes Evans en Strumpf (1990)

Mythe 1: ‘Ouderen hebben een hogere kans om te vallen en om zichzelf

ernstig te verwonden en dienen daarom gefixeerd te worden’

Mythe 2: ‘Het omvat vooral een morele taak om patiënten van schade te

beschermen, en dus door gebruik van fixatiemateriaal’

Mythe 3: ‘Indien individuen en instellingen niet adequaat zouden fixeren,

kan men wettelijk vervolgd worden’

Mythe 4: ‘Bejaarde patiënten vinden het niet erg om gefixeerd te

worden.’

Mythe 5: ‘Fixeren is nodig wegens te weinig personeel.’

Mythe 6: ‘Er zijn geen alternatieven voorhanden wat betreft fixatie.’

Page 14: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

14

waarbij een zorgverlener mogelijk naar fysieke fixatie grijpt. Een reden hiervoor

kan zijn dat men de veiligheid van de patiënt centraal wil stellen om te voorkomen

dat een patiënt uit bed valt, een infuus uittrekt, een verkeerde houding aanneemt,

etc. Natuurlijk kan de keuze voor fixatie ook gemaakt worden om de veiligheid

van het personeel of andere te garanderen, denk maar aan sterke onrust,

wegloopgedrag of agressie (AZ Groeninge, 2016). Toch is het gebruik van

fysieke fixatie op zich geen ongevaarlijke maatregel. Het kan namelijk fysische

complicaties met zich meebrengen zoals decubitus en een diepe veneuze

trombose door gebrek aan beweging of omdat het fixatiemateriaal het niet toe

laat wisselhoudingen toe te passen. Daarnaast kan fysieke fixatie ook psychische

gevolgen hebben zoals stress en het kan een negatief effect hebben op de

cognitieve vaardigheden (Berzlanovich, schöpfer & Wolfgang, 2012). Het is dus

mogelijk dat het fixeren van patiënten meer schade veroorzaakt dan dat men de

patiënt er mee beschermt. In mythe twee van Evans & Strumpf (1990) wordt

aangegeven dat verpleegkundigen de patiënt willen beschermen en dat men

hiervoor fysieke fixatie moet toepassen. Echter kan het gebruik van fysieke fixatie

ook de veiligheid van de patiënt in gevaar brengen waardoor dit niet altijd de

beste optie is om de patiënt te beschermen. In de literatuur worden ook heel wat

alternatieven beschreven die de veiligheid van patiënten of zorgverleners

garanderen zonder dat hiervoor gebruik moet worden gemaakt van fysieke

fixatie. Hiermee wordt de tweede mythe van Evans & Strumpf (1990) dus

weerlegd.

Naast het feit dat er verschillende risicosituaties bestaan, zijn er nog enkele

andere redenen waarom zorgverleners de patiënt fysiek fixeren. Zo heerste er

volgens Evans & Strumpf (1990) een gedachte binnen instellingen, dat indien

men de patiënt niet fixeerde, men kon vervolgd worden voor nalatigheid. In hun

onderzoek wezen zij er echter op dat de rechtszaken vooral voorkwamen uit

ondeskundig aanbrengen van fixatiemateriaal (Evans & Strumpf, 1990). Of deze

gedachte de dag van vandaag nog steeds aanwezig is bij zorgverleners kon niet

in de literatuur worden teruggevonden. Hierdoor kan de aanwezigheid van mythe

drie noch ontkracht noch bevestigd worden.

Page 15: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

15

In de vierde mythe van Evans & Strumpf (1990) kwam een volgende reden naar

voren waarom zorgverleners patiënten gingen fixeren, bejaarden vonden dit

namelijk niet erg. Toch kon toen in de literatuur worden teruggevonden dat

patiënten negatieve gevoelens hadden over hun ervaring met fysieke fixatie. In

een recent onderzoek merkten Depla, Francke, Hertogh & Zwijsen (2011) ook al

op dat de beleving van de patiënt een belangrijk gegeven is in het fixeren van

patiënten. Wat voor de één beleefd wordt als fysieke fixatie hoeft niet

noodzakelijk voor iedereen zo beleefd (Depla, Francke, Hertogh & Zwijsen,

2011). Men mag er dus niet zomaar vanuit gaan dat patiënten het niet erg vinden

om gefixeerd te worden. Alles zal afhangen van de beleving van de patiënt. Deze

mythe kan de dag van vandaag dus zeker ontkracht worden.

Een voorlaatste reden die in de literatuur beschreven staat waarom zorgverleners

patiënten gaan fixeren is een tekort aan personeel. Observatie in de studie van

Evans en Strumpf (1990) wees uit dat er sneller werd gefixeerd wanneer een

hulpverlener voor meerdere patiënten moest zorgen. Vele verpleegkundigen

wisten ook dat fixatiemateriaal niet mocht worden gebruikt voor het gemak van

het personeel, maar men geloofde dat er geen alternatieven bestonden om de

werklast te verlagen (Evans & Strumpf, 1990). Berzlanovich, Schöpfer &

Wolfgang (2012) geven echter aan dat het een misvatting is dat het fixeren van

patiënten zorgt voor een verlaging van de werkdruk. Wanneer een patiënt

gefixeerd is, wordt er van de zorgverleners verwacht dat deze op regelmatige

tijdstippen zowel de patiënt als het fixatiemateriaal gaan controleren

(Berzlanovich, Schöpfer & Wolfgang, 2012). Het fixeren van patiënten zal dus

leiden tot een werkdrukverhoging. Toch geeft recente literatuur aan dat werkdruk

ervoor kan zorgen dat patiënten sneller gefixeerd worden (Van Audenhove et al.,

2017). De vijfde mythe van Evans & Strumpf (1990) is, ondanks het feit dat

fysieke fixatie tot een werkdrukverhoging leidt, nog steeds van kracht.

Een laatste reden dat verpleegkundigen patiënten fixeren is door een gebrek aan

alternatieven. In het onderzoek van Evans & Strumpf (1990) kwam naar voor dat

in acute situaties fysieke fixatie meestal één van de eerste zaken was die door

de gedachten van zorgverleners ging omdat men vaak geen alternatieven vond.

Page 16: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

16

De laatste jaren worden er steeds meer inspanningen gedaan om het gebruik

van fysieke fixatie in te perken door gebruik te maken van alternatieven. Dit is

ook de reden waarom er zowel door Vilans (2014) als door V&VN (2013) een

alternatievenbundel voor fysieke fixatie werd geschreven. Zeggen dat er dus

geen alternatieven voor handen zijn, klopt niet. In de literatuur kan men wel

terugvinden dat sommige alternatieven te duur zijn (Kamphof, 2015). Er zijn dus

wel heel wat alternatieven voor handen maar omwille van prijs gerelateerde

redenen is het niet haalbaar om sommige alternatieven toe te passen. De zesde

mythe zou dus anders verwoord moeten worden indien deze de dag van vandaag

nog zou moeten gelden namelijk: ‘Er zijn niet voldoende betaalbare alternatieven

voor handen wat betreft fysieke fixatie.’.

Men kan dus besluiten dat er verschillende risicosituaties zijn waarbij

zorgverleners mogelijks naar fysieke fixatie grijpen. Daarnaast spelen werkdruk

en een tekort aan betaalbare alternatieven ook een rol in het wel of niet fixeren

van patiënten. In mythe drie van Evans & Strumpf (1990) werd aangehaald dat

zorgverleners patiënten dienden te fixeren omdat men anders wettelijk vervolgd

kon worden. Of deze gedachtegang zich ook nog vandaag afspeelt, kon aan de

hand van de literatuur niet worden aangetoond of ontkend.

Page 17: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

17

2. Wetgeving

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de Belgische en Nederlandse

wetgeving met betrekking tot fysieke fixatie.

2.1 Wetgeving in België

In België is het niet toegelaten iemand van zijn vrijheid te beroven. Toch bestaat

er geen afzonderlijke wetgeving voor het fixeren van patiënten.

Verpleegkundigen kunnen onder bepaalde omstandigheden toegelaten worden

om een patiënt van zijn vrijheid te beroven. Het Koninklijk Besluit (=KB) van 18

juni 1990 geeft namelijk aan dat, naast de "lijst van technische verpleegkundige

verstrekkingen en de lijst van handelingen die door een arts aan beoefenaars van

de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd", een uitzondering is voorzien bij

de toepassing van wettelijke regels. Er zijn maatregelen voorzien ter voorkoming

van lichamelijke letsels. Deze zijn: fixatiemiddelen, isolatie, beveiliging en

toezicht. Deze maatregelen vormen dus een uitzondering op het Europese

Verdrag van de bescherming van de rechten van de mens en op de Belgische

Grondwet (Technische commissie voor Verpleegkunde, 2007).

Volgens Ceulemans (2014) valt ‘fysieke fixatie’ onder de vorm van

beveiligingsmaatregelen met een vrijheid berovend of vrijheidsbeperkend

karakter. Verder geeft hij ook aan dat deze maatregelen worden geregeld door

de wetgeving op de verpleegkunde en door de patiëntenrechtenwet. In het KB op

de uitoefening van de verpleegkunde van 7 oktober 2002, werd volgende B1-

handeling opgenomen rond fixatie:

“Deze handeling mag worden uitgevoerd door een verpleegkundige

zonder medisch voorschrift.”

Een verpleegkundige mag dus zonder toestemming van een arts een patiënt

fixeren, ter preventie van lichamelijke schade aan zichzelf of aan derden. Maar

niet alleen een verpleegkundige mag fixeren. Onder toezicht van een

verpleegkundige mag een zorgkundige fysieke fixatie uitvoeren (De Meyer & Van

Cauwenberge, 2015).

Page 18: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

18

"Een zorgkundige mag de vrijheidsbeperkende maatregelen uitvoeren die

door een verpleegkundige zijn beslist en opgedragen. De zorgkundige

beslist nooit op eigen initiatief een verpleegkundige handeling te starten

(Van Bouwelen, 2015, p. 83).”

Ceulemans (2014) beveelt wel aan dat het fixeren van patiënten dient

opgenomen te worden in verpleegplannen of procedures, en dat rapporteren in

het patiëntendossier verplicht is. Bij het rapporteren dienen volgende zaken

neergeschreven te worden: reden van fixatie, maatregelen genomen om de

patiënt te fixeren, begin- en eindduur van de fixatie, de observatie van de patiënt

tijdens de fixatie, het evalueren van de nood en het resultaat van de fixatie. Toch

ligt de eindverantwoordelijkheid bij fysieke fixatie niet bij de verpleeg- of

zorgkundige, maar bij de arts.

In België is het dus een algemeen principe dat een patiënt mag worden gefixeerd

om lichamelijke letsels te voorkomen. Het voorkomen van deze letsels is van

toepassing op de patiënt zelf als bij anderen uit de omgeving van de patiënt. Er

wordt echter wel niet verduidelijkt wat men verstaat onder lichamelijke letsels.

2.2 Wetgeving in Nederland

In dit onderdeel wordt er een overzicht geschetst van de Nederlandse wetgeving

omtrent fysieke fixatie. Aangezien Nederland ook in de Europese Unie ligt, moet

Nederland zich ook houden aan het Europees verdrag van de bescherming van

de rechten van de mens, dat wil zeggen dat zij niemand van zijn vrijheid mogen

beroven (council of Europe, 2017). In Artikel 15 van de Nederlandse grondwet

staat te lezen dat buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, niemand

zijn vrijheid mag worden ontnomen. Het gebruik van fysieke fixatie in Nederland

vormt dus een uitzonderingen op beide regelgevingen (PDC, 2017, Artikel 15).

In het onderdeel dat volgt gaan we dieper in op de Nederlandse wetten die er

bestaan met betrekkingen tot fysieke fixatie. Eerst wordt er een korte

uiteenzetting gegeven van welke wetten er bestaan en in welke settingen die van

kracht zijn. Daarna wordt iedere wet apart toegelicht en tot slot wordt gekeken

naar hoe de wetten zich ten opzichte van elkaar verhouden.

Page 19: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

19

In Nederland wordt fysieke fixatie geregeld door twee afzonderlijke wetten, de

wet Bopz (wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen) en de wet

WGBO (de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst). Afhankelijk

van de setting waarin de patiënt verblijft, is de één en/of de andere wetgeving

van kracht. Zo zal de wet Bopz gelden voor alle gedwongen opnamen en

behandelingen in de psychiatrie, de zorg voor mensen met een verstandelijke

beperking en de psychogeriatrie (ouderenzorg voor mensen met dementie)

(Dwang in de zorg, 2016). De wet WGBO is van belang voor iedereen die met

medische zorg te maken krijgt. Zo regelt de wet WGBO voor patiënten het recht

op informatie of de medische situatie, toestemming voor een medische

behandeling, inzage in het medische dossier, recht op privacy en geheimhouding

van medische gegevens, de vertegenwoordiging van patiënten die zelf niet

kunnen beslissen en het recht op een vrije artsenkeuze (Dwang in de zorg, 2016).

De wet WGBO zou men best kunnen vergelijken met de patiëntenrechtenwet die

men in België kent.

Wanneer men te maken krijgt met een patiënt die valt onder de wet Bopz, is

fixatie toegestaan bij acuut gevaar of dwangbehandeling. Het gevaar moet hier

komen door een psychische ziekte. Onder de wet WGBO mag een patiënt

worden gefixeerd om ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid te

voorkomen (Dwang in de zorg, 2016). In de praktijk is het soms moeilijk om uit te

maken welke wet van toepassing is.

De wet WGBO wordt gevormd door handelingen op het gebied van de

geneeskunde en deze worden als volgt omschreven: "Alle verrichtingen- het

onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen- rechtstreeks

betrekking hebben op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te

genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn

gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel verloskundige bijstand te verlenen."

(Legemaate, 2004, p. 442). De wet WGBO is dus van kracht op alle zojuist

omgeschreven handelingen ongeacht waar deze worden verricht. De wet Bopz

wordt echter niet bepaald door soorten handelingen maar door een combinatie

van bepaalde categorieën en criteria voor dwangopneming. De wet Bopz is dus

Page 20: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

20

enkel van kracht op categorieën instellingen die in artikel 1 van de wet worden

genoemd namelijk door de minister als psychiatrische ziekenhuizen,

verpleeginrichtingen of instellingen voor verstandelijk gehandicapten

aangemerkte zorginstellingen of afdelingen daarvan (=Bopz aangemerkte

instellingen) (Legemaate, 2004). Er kunnen zich dus ook op andere plaatsen,

bijvoorbeeld somatische afdeling van een ziekenhuis, situaties voordoen als

genoemd in de wet Bopz (Legemaate, 2004). Anders dan de wet WGBO is de

wet Bopz dus wel gebonden aan de muren van een instelling.

In wet Bopz is duidelijk omschreven dat een patiënt slechts fysiek gefixeerd mag

worden indien dit een overbrugging is van een tijdelijke noodsituatie welke door

de patiënt in het ziekenhuis als gevolg van een stoornis van het

geestesvermogen worden veroorzaakt. De middelen en de maatregelen dat

hiervoor worden gebruikt, worden bij algemene regel van bestuur aangewezen.

Daarbij is het verplicht termijnen aan te geven hoe lang de onderscheidene

middelen en maatregelen met betrekking tot een bepaalde patiënt mogen worden

toegepast. Daarnaast is het de taak van de arts om zo spoedig mogelijk, bij het

begin van de toepassing van een middel of maatregel, kennis te geven aan de

echtgenoot, wettelijke vertegenwoordiger of in geval van ontbreken, de naaste

(familie) betrekkingen, en in iedere geval aan de inspecteur1. Bij het beëindigen

van een middel of maatregel dient de arts de inspecteur hiervan op de hoogte te

brengen via een daartoe voorgeschreven formulier van de minister (Overheid,

2016, Artikel 39).

In de wet WGBO echter komt het begrip vrijheidsbeperking niet voor. Dit in

tegenstelling tot het frequent voorkomen van deze beperkingen in de WGBO-

situaties. Wel is het zo dat bepaalde beperkingen op de vrijheid binnen de wet

WGBO te rechtvaardigen zijn op grond van de algemene zorgplicht krachtens de

wet WGBO.

1 Vanuit de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) geldt voor alle Bopz-aangemerkte instellingen een meldingsplicht aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) met betrekking tot een aantal aspecten betreffende de gedwongen opnemingen, de toepassing van dwangbehandeling, de toepassing van middelen of maatregelen in noodsituaties, de klachtbehandeling, verlof en ontslag (Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport, 2017).

Page 21: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

21

Patiënten fysiek gaan fixeren onder de wet WGBO is dus te rechtvaardigen indien

het gaat om beperkingen die (Legemaate, 2004):

Onvermijdelijk zijn om het lichamelijk lijden te verhelpen

Worden opgenomen en verantwoord in het behandelplan van de patiënt

In het geval van een wilsonbekwame patiënt geschieden met instemming

van diens vertegenwoordiger

Regelmatig worden beoordeeld op noodzaak tot continuering

Niet de facto tot vrijheidsbeneming leiden.

Onder onvermijdelijk moet men verstaan het voorkomen van ernstig nadeel voor

de gezondheidstoestand van de patiënt. Legemaate (2004) merkt wel op dat

deze maatregelen niet mogen leiden tot een vrijheidsbeneming (de

onmogelijkheid om een instelling of afdeling te verlaten) van de patiënt maar

slechts tot een vrijheidsbeperking (elke beperking of belemmering van de

bewegingsvrijheid), aangezien een vrijheidsbeneming enkel te rechtvaardigen is

onder een Bopz procedure. Het onderscheid tussen vrijheidsbeperking en

vrijheidsbeneming is niet principieel maar gradueel van aard wat het in de praktijk

moeilijk maakt onder welke categorie de maatregel valt. Ook de huidige

wetgeving biedt hiervoor geen sluitende oplossing (Legemaate, 2004).

Maar hoe verhouden deze twee wetgevingen zich nu ten opzichte van elkaar?

De algemene regel stelt dat in een situatie waarbij beide wetgevingen van kracht

zijn (voor onderwerpen die in beide wetten aan de orde komen), de wet Bopz

voorgaat aan de wet WGBO. Dit echter met uitzonderingen van onderwerpen die

niet in de wet Bopz zijn opgenomen en onderwerpen die buiten de reikwijdte van

de wet Bopz vallen (De Roode, Frederiks & Legemaate, 2007).

2.3 Conclusie

Zowel in Nederland als in België bestaat er geen afzonderlijke wetgeving rond

fysieke fixatie, beide zijn onderdeel van een andere wet. De wetgeving in beide

landen is vaag omschreven waardoor deze vatbaar wordt voor interpretatie. Dit

zorgt ervoor dat er hiaten gaan ontstaan tussen wet en praktijk. Zo staat nergens

in de wetten beschreven welke materialen gebruikt mogen worden of voor welke

Page 22: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

22

termijnen deze mogen worden toegepast. In wet Bopz wordt wel expliciet vermeld

dat het algemeen bestuur van het ziekenhuis, aan de hand van het

ziekenhuisprotocol, moet bepalen welke materialen en welk middelen gebruikt

mogen worden. Hierbij moeten zij ook termijnen aangeven hoe lang een

bepaalde maatregel maximum mag toegepast worden (Overheid, 2016, Artikel

39). In België werd reeds door Ceulemans (2014) geopperd dat maatregelen en

termijnen dienen te worden opgenomen in verpleegplannen en protocollen omdat

de wetgeving hier geen duidelijkheid over schept. Het doel van dergelijk protocol

is het standaardiseren van de zorg. Bij het opstellen van deze protocollen

baseren ziekenhuizen in Nederland zich op de CBO2 richtlijnen (Centraal

BeleidsOrgaan) en in België op de adviesnota van de verpleegkundige

commissie, werkgroep fixatie en isolatie (Technisch commissie voor

verpleegkunde: werkgroep fixatie en isolatie, 2007; Van wijck, 2015). Binnen één

land zijn deze protocollen deels gelijklopend door de richtlijnen maar doordat de

richtlijnen niet recent werden bijgestuurd (CBO-richtlijnen dateren van 2001 en

de adviesnota van 2007), worden deze richtlijnen aangevuld met

wetenschappelijke literatuur. Zelfs bij het gebruik van gelijkaardige literatuur

kunnen er nog verschillen optreden in het protocol aangezien er niet altijd

eensgezindheid is over de best practice (Van Gunst, 2013; Van Wijck, 2015). Dit

zal er dus voor zorgen dat er geen eenduidig beleid bestaat omtrent fysieke fixatie

in de Belgische en Nederlandse ziekenhuizen. De vraag is echter of dit

noodzakelijk is?

2 Centraal BeleidsOrgaan is een Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg en concentreert zich vooral

op de ontwikkeling van kwaliteitsbeleid in ziekenhuizen. Hiertoe ondersteunen, begeleiden, trainen, adviseren ze en leiden ze professionals en zorginstellingen op. Verder dienen ze overheid en zorgverzekeraars van advies (European Association of Hospital Managers, 2010).

Page 23: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

23

3. Alternatieven van fysieke fixatie

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de bestaande alternatieven van fysieke

fixatie en hoe deze kunnen worden ingezet.

Zoals eerder beschreven willen zorgverleners met behulp van fysieke fixatie de

patiënt beschermen tegen zichzelf of tegenover anderen (Milisen, 2011). Toch

zijn er jaarlijks patiënten die gewond geraken of sterven aan de gevolgen van

fysieke fixatie (Berzlanovich, Schöpfer & Wolfgang, 2012). Dat is dan ook één

van de belangrijkste redenen dat organisaties zoals Vilans en V&VN,

alternatieven bundels voor fysieke fixatie op de markt brengen, om zo het gebruik

van fysieke fixatie in de zorg terug te dringen (Van Wijck, 2015). Hierbij moet wel

opgemerkt wordendat Vilans (2014) en V&VN (2013) het gebruik van fysieke

fixatie niet volledig afkeuren. Zij erkennen dat het niet mogelijk is om fysieke

fixatie volledig uit de zorg te bannen. Wel is het zo dat zij vinden dat er te snel

wordt overgestapt op het gebruik van fysieke fixatie zonder de alternatieven in

kaart te brengen (Vilans, 2014; V&VN, 2013). Daarom ontwikkelde de

beroepsvereniging V&VN (2013) een stappenplan. Dit stappenplan kan men

terugvinden in bijlage 3.

3.1 Definitie

In de literatuur kan geen eenduidige definiëring teruggevonden worden van de

alternatieven van fysieke fixatie. In de meeste definities kan wel worden

teruggevonden dat het materialen, maatregelen of middelen zijn, die indirect op

de persoon worden toegepast en die de patiënt al dan niet in zijn vrijheid gaan

beperken (AZ Sint Lucas Brugge, 2011).

3.2 Bestaande alternatieven

Er bestaan verschillende alternatieven voor fysieke fixatie gaande van rooming-

in tot het toepassen van specifieke technologieën zoals domotica. Hieronder

worden de meest voorkomende alternatieve fixatiematerialen opgesomd. Voor

wie een volledige lijst van alternatieven wenst te raadplegen, verwijzen wij hen

graag door naar de website van Vilans, V&VN en het STAFF-project.

Page 24: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

24

In het onderdeel rond redenen waarom zorgverleners patiënten gaan fixeren

spraken we eerder over de verschillende risicosituaties waarbij zorgverleners

mogelijks naar fysieke fixatie grijpen. Er zal dan ook per alternatief worden

aangegeven bij welke risicosituatie deze kan worden ingezet.

3.2.1 Rooming-in

Een goede manier om het stressniveau van de patiënt te verlagen is door gebruik

te maken van rooming-in. Dit wil zeggen dat een familielid 's nachts bij de patiënt

blijft slapen. Dit zou stress reducerend werken en het zou een gunstig effect

hebben op de behandeling. Een nadeel dat hieraan verbonden is, is dat het voor

de familie erg stresserend kan zijn om op die manier ondersteuning te bieden

(V&VN, 2013). Dit alternatief kan worden ingezet bij patiënten die delirant gedrag

vertonen, die de neiging hebben om medisch materiaal te verwijderen of

patiënten die weglopen of dwalen (V&VN, 2013; Vilans, 2014).

3.2.2 Extra laag bedden en valmatten

De standaard ziekenhuisbedden zijn voorzien van een hoog- laag functie. Op de

laagste stand staat het bed 30 cm van de grond. Om de patiënt extra te

beschermen kan het bed aan de ene zijde tegen de muur geplaatst worden en

kan men aan de andere zijde een valmat leggen. Hierdoor behoudt de patiënt

zijn vrijheid en kan hij bij een val geen tot een minimaal letsel oplopen (V&VN

2013; Vilans, 2014). Tegenwoordig bestaan er ook al extra lage bedden die op

hun laagste punt 18 cm van de grond staan. Ook bij deze bedden dienen

aanvullend gebruik te worden gemaakt van valmatten (Wissner-Borrserhoff,

2015). Een belangrijke noot bij deze extra lage bedden is dat deze wel als een

vorm van fysieke fixatie worden gezien bij patiënten die wegens fysieke

beperking of zwakte zeer moeizaam uit zitstand kunnen opstaan. Dit is echter

wel een lichte vorm van fysieke fixatie. Bij patiënten die delirant gedrag vertonen,

die fysiek agressief zijn of er risico is op vallen is kan dit een goed alternatief zijn

(V&VN, 2013).

Page 25: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

25

3.2.3 Ballendeken

De ballendeken, is een deken dat bestaat uit geluidsarme plastiek met ballen, die

het lichaam puntsgewijs gaan stimuleren. Het zorgt voor een gevoel van

geborgenheid en patiënten slapen gemakkelijker in. Tevens zou het de

lichamelijke en psychische onrust en stress verminderen. Dit deken kan worden

gebruikt om het slaapwaak ritme van de patiënt te gaan bevorderen, bijvoorbeeld

bij delirant gedrag. (V&VN, 2013).

3.2.4 Beweging

Ervoor zorgen dat de patiënt voldoende beweegt is een volgend mogelijk

alternatief om ervoor te zorgen dat fysieke fixatie kan vermeden worden. Door te

bewegen wordt de endorfinespiegel van de patiënt verhoogd. Dit zal stress en

angstgevoelens doen verminderen en stimuleert een positieve

gemoedstoestand. Stimuleer de patiënt om regelmatig eens de gang af te

wandelen of eens naar buiten te gaan in de mate van het mogelijke. Ook in bed

kan de patiënt bewegen. Lichaamsbeweging zorgt er namelijk ook voor dat de

gewrichten soepel en mobiel worden gehouden. Zo kan dit alternatief ingezet

worden bij patiënten die delirant gedrag vertonen, die risico hebben om te vallen

of die fysiek agressief zijn (V&VN, 2013).

3.2.5 Muziek

Men kan ook gebruik maken van muziek. Zachte achtergrondmuziek helpt de

patiënten tot rust te komen en creëert een veilige omgeving. De muziek kan ook

erkenning oproepen en herinneringen terughalen. Muziek zou ook pijn en

angsten van patiënten kunnen verminderen (Vilans, 2014). Wanneer een patiënt

delirant gedrag vertoont of fysieke agressief is, zouden zorgverleners van dit

alternatief gebruik kunnen maken (V&VN, 2013).

3.2.6 Verlichting

Een goede nachtverlichting zal belangrijk zijn omdat het ervoor kan zorgen dat

er zich minder snel onveilige situaties voordoen. Zo kan er bijvoorbeeld gebruik

gemaakt worden van nachtverlichting met een bewegingssensor. Dit kan handig

Page 26: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

26

zijn op momenten van desoriëntatie en bij patiënten met een delier of dementie

(V&VN, 2013; Vilans, 2014). Daarnaast kan er ook blauw verrijkte verlichting

gebruikt worden. Naast dag en nacht licht heeft blauw licht ook een invloed op

het slaapwaak ritme. Dit valt te verklaren doordat de mens vroeger veelal buiten

leefde en werd blootgesteld aan blauw daglicht. Het dag nachtritme heeft direct

een uitwerking op het slaapwaak ritme van de patiënt. Door hiervan gebruik te

maken, bevorder je de biologische klok en slaapt de patiënt 's nachts beter door

(V&VN, 2013). Dit kan onder andere gebruikt worden bij patiënten die delirant

gedrag vertonen.

3.2.7 Kledij/antislipkousen/antislipmatten

Te ruime kledij (lange broekspijpen) of te grote of verkeerd schoeisel kan het

risico op vallen vergroten. Daarom is het belangrijk dat er steeds wordt gezorgd

voor aangepaste kledij en schoeisel (V&VN, 2013). Daarnaast kan er ook gebruik

gemaakt worden van antislipkousen of antislipmatten. Deze matten kunnen

worden geplaatst in zowel grote als kleine en smalle ruimtes waar de ondergrond

glad is zoals de badkamer. Maar deze matten kunnen ook onder het zitvlak van

de patiënt geplaatst worden waardoor men kan verhinderen dat de patiënt weg –

of onderuitglijdt. Antislipkousen kan men dan weer gebruiken bij patiënten die

vaak op blote voeten lopen, kousen of glad schoeisel dragen. Het heeft dezelfde

werking als een antislipmat en biedt extra grip waardoor de kans op vallen wordt

verminderd (V&VN, 2013; Vilans, 2014).

3.2.8 Half tafelblad

Een ander goed alternatief is een half tafelblad die door de patiënt zelf kan

worden verwijderd. Dit kan de patiënt het comfort bieden van een standaard

tafelblad zonder dat deze interventie hem in zijn vrijheid beperkt. De patiënt heeft

de mogelijkheid om langs het blad heen te bewegen wat hem minder het gevoel

van opsluiting geeft. Dit zorgt ervoor dat de patiënt veel meer ontspanner is en

het wegloopgedrag gaat verminderen (V&VN, 2013; Vilans, 2014).

Page 27: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

27

3.2.9 Domotica

Tot slot bestaat er ook heel wat domotica die kan gebruikt worden als alternatief

voor fysieke fixatie. Zo kan men gebruik maken van bewegingsalarmen. Een

bewegingsalarm, dat enkel reageert op warmtebronnen, zal ervoor zorgen dat

van het moment een patiënt een voet op de grond zet, er bij de zorgverlener een

alarm afgaat. Daarnaast is het mogelijk om te werken met cameratoezicht. Op

die manier kan de zorgverlener de patiënt van op afstand beoordelen. Zo kan

men snel ingrijpen als er gevaar dreigt en voorkom men ook het storen van de

patiënt in zijn (nacht) rust (V&VN, 2013; Vilans, 2014). Bij dit alternatief moet er

natuurlijk stilgestaan worden bij de ethische kant van het verhaal. Er bestaan ook

nog zaken zoals een belmat en opsta-alarm. Een belmat plaats je onder de

matras of naast het bed van de patiënt, een opsta-alarm onder de zitting van een

stoel. Beide systemen werken op dezelfde manier. Van zodra er een drukverschil

wordt gemeten gaat er een alarm af. Op die manier wordt de hulpverlener

verwittigd en kan die al dan niet tijdig ingrijpen (V&VN, 2013; Rijksinstituut voor

volksgezondheid en milieu, 2013; Vilans, 2014). Afhankelijk van het soort

domotica die men gebruikt zal, het in een andere risicosituatie toepasbaar zijn.

3.3 Er is niet altijd nood aan een alternatief

In Nederland zijn reeds enkele jaren verschillende zorgorganisaties in het kader

van "zorg voor beter" bezig met het afbouwen van de vrijheidsbeperkende

interventies. Opmerkelijk hierbij is dat in meer dan 50 % van de gevallen er geen

alternatief nodig was voor de fysieke fixatie. Hierbij stond het evalueren,

observeren, het loslaten en het maken van goede afspraken met de patiënt en

zijn familie centraal (Vilans, 2014).

Door patiëntgericht te werken in de zorg, kan de toepassing van fysieke fixatie of

de alternatieven verminderen. Zo wordt er van de zorgverlener verwacht dat die

zich inleeft in de situatie van de patiënt, hij respect heeft voor de persoonlijke

ruimte van de patiënt en hij de familie en naasten betrekt bij de zorg. De patiënt

zal zich zo meer begrepen en gerespecteerd voelen waardoor hij bijvoorbeeld

minder agressief gedrag vertoont (V&VN, 2013; Vilans, 2014).

Page 28: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

28

Verder is een duidelijke communicatie zowel verbaal als non-verbaal erg

belangrijk. Zo wordt er van de zorgverlener verwacht dat deze voldoende

informatie verschaft aan de patiënt en ook nagaat of de patiënt deze informatie

begrepen heeft. Dit zal ervoor zorgen dat er minder frustraties en onenigheden

optreden bij zowel de patiënt als de familie, waardoor risicogedrag minder snel

optreedt (V&VN, 2013; Vilans, 2014). Indien nodig kan er gebruik gemaakt

worden van beeldmateriaal om de communicatie te ondersteunen (Vilans, 2014).

Er kan ook een medische of fysische oorzaak aanwezig zijn waarom de patiënt

frequent valt of agressief is. Een goed medisch onderzoek is dus van belang om

de patiënt op een juiste manier te behandelen.

Verder moet er worden stilgestaan bij de invloed die de fysische ruimte kan

hebben op de gemoedstoestand van patiënten. Zo kan er onrust ontstaan

doordat de patiënt niet goed weet waar hij is. Met behulp van beeldmateriaal kan

een groot deel van die angst worden gereduceerd. Zo kan men bijvoorbeeld de

afdeling of kamer herkenbaar maken door gebruik te maken van kleuren,

straatnamen, etc. (Vilans, 2014).

Tot slot moet er worden gezorgd voor goed toezicht. Zo kan bijvoorbeeld een

onrustige patiënt dicht bij de verpleegpost gelegd worden. Op die manier

verhoogt men de mogelijkheid om patiënten in het oog te houden en zijn

vrijheidsbeperkende interventies vaak minder nodig (V&VN, 2013; Vilans, 2014).

Door het toepassen van bovenstaande zaken kan het gebruik van fysieke fixatie

sterk verminderd worden. Ook de nood naar alternatieven zal dalen. Doch zullen

deze zaken niet altijd voldoende zijn en is er dus nood aan andere manieren om

in te spelen op agressie, wegloopgedrag, etc. Vooraleer de zorgvrager in die

situatie overstapt naar het gebruik van fysieke fixatie is het belangrijk dat hij eerst

op zoek gaat naar een geschikt alternatief.

3.4 Conclusie

Men kan besluiten dat er heel wat alternatieven voor handen zijn. Toch moet men

als zorgverleners stilstaan bij het feit dat er niet altijd een alternatief nodig is.

Page 29: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

29

Daarnaast vooral belangrijk zijn dat men als zorgverlener, alvorens men overgaat

tot fysieke fixatie, eerst op zoek gaat naar een geschikt alternatief.

Page 30: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

30

4. Methodologie

4.1 Kwalitatief onderzoek

Uit de literatuurstudie kwamen twee onderzoeksvragen naar voor: 1) Zijn er

verschillen tussen de Belgische en de Nederlandse universitaire ziekenhuizen op

vlak van fixatiebeleid? 2) Op welke manier is er reeds aandacht voor

alternatieven van fysieke fixatie binnen het beleid?

Om een antwoord te vinden op deze onderzoeksvragen werd er gekozen voor

een kwalitatief onderzoek. Via deze onderzoeksmethode is het mogelijk een

breder beeld te geven van het fixatiebeleid in België en Nederland. Zo wordt er

niet alleen gekeken naar hoe het beleid er uitziet, maar ook hoe het beleefd

wordt, hoe het wordt toegepast en op welke manier er aandacht is voor

alternatieven. Deze studie bestudeert dus de aard van het verschijnsel fysieke

fixatie namelijk: de kwaliteit, de context waarin fysieke fixatie voorkomt en de

perspectieven van waaruit men ernaar kan kijken (Philipsen & Vernooy-Dassen,

2004). Kwalitatief onderzoek is hiervoor het best geschikt (Maso, 1987; Hunter &

Jones, 1995; Philipsen & Vernooy-Dassen, 2004; Baarda et al., 2013). Een

kenmerk van kwalitatief onderzoek is dat het vaak met kleinere samples werkt.

Dit komt omdat er grote inspanningen nodig zijn voor het verzamelen en het

analyseren van data. Daarnaast is het met kwalitatief onderzoek mogelijk om

dieper op het onderwerp in te gaan, dit in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek.

Bij kwantitatief onderzoek ligt de focus meer op de omvang en frequentie van iets

(Philipsen & Vernooy-Dassen, 2004). De dataverzameling gebeurde aan de hand

van semigestructureerde interviews. Hiervoor werd op basis van de literatuur een

interview guide opgesteld met de topics die bevraagd worden (zie bijlage 4).

Bij de start van het onderzoek werd eerst een aanvraag gedaan bij het ethisch

comité in België. In Nederland was dit niet noodzakelijk (zie bijlage 5). Op 8

november 2016 kregen wij een positief advies van het ethische comité in België

(zie bijlage 6). Daarnaast werd in het Universitair ziekenhuis Gent (UZ Gent) ook

toestemming gevraagd aan de verschillende vakorganisaties om het

Page 31: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

31

beleidspersoneel te bevragen. Ook hier werd een gunstig advies verkregen (zie

bijlage 7).

4.1 Populatie en setting

Het onderzoek vond plaats in het UZ Gent en in het Universitair Medisch Centrum

Nijmegen (UMC Nijmegen). Er werd gekozen voor twee universitaire centra

omdat deze altijd een grote focus hebben op innovatie en verbetering waardoor

we verwachten dat de aandacht voor alternatieven beter zal zijn. De

betrokkenheid van deze twee settingen impliceert echter een beperking van de

generaliseerbaarheid van de resultaten. Dit is niet problematisch gezien de

exploratieve aard van huidig onderzoek. Met andere woorden, is het betrekken

van deze twee centra voldoende om de onderzoeksvraag te beantwoorden.

De participanten werden gerekruteerd aan de hand van een doelgerichte

sampling, meer specifiek werd gekozen voor een maximum variance sampling

(Van Dessel, 2010). Aangezien de onderzoekers een zo breed mogelijk beeld

willen schetsen van het fixatiebeleid, wordt ervoor gezorgd dat zowel

verpleegkundigen, lagere beleidsmedewerkers (zoals

referentieverpleegkundigen en hoofdverpleegkundigen), als hogere

beleidsmedewerkers (zoals zorgmanagers, medische diensthoofden, ethici en

stafmedewerkers), in de studie worden betrokken. Specifiek vertaalt zich dit in

volgende inclusiecriteria: het moet om beleidspersoneel gaan en men moet op

zijn minst al één keer, op gelijk welke manier, met fysieke fixatie in contact zijn

gekomen. Er werd voor deze functieprofielen gekozen omdat deze personen het

best geschikt zijn om een antwoord te kunnen geven op onze onderzoeksvraag.

Vanwege het vergelijkend onderzoeksopzet werd specifiek aandacht besteed

aan het feit dat beide samples deelnemers hebben met een gelijkaardige functie

of van dat ze van gelijkaardige afdelingen afkomstig zijn. Er werd hier tijdens het

rekruteren van de deelnemers dan ook rekening mee gehouden. Niet voor ieder

functieprofiel werd een tegenhanger gevonden in Nederland. De reden hiervoor

is dat het rekruteren van participanten in Nederland erg moeizaam verliep

ondanks de vele telefoongesprekken, het e-mailverkeer en bezoek ter plaatse.

Page 32: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

32

De onderzoeksopzet is dat er in totaal 15 personen uit elk land deelnemen. De

participanten werden eerst per mail gecontacteerd waar hen het doel van de

studie werd uitgelegd en gevraagd of men wenste deel te nemen aan het

onderzoek. Verder werd in deze mail een informatieformulier (zie bijlage 8) en

een informed consent (zie bijlage 9) in bijlage geplaatst. Indien de participanten

wensten deel te nemen aan de studie, werd hen ook telefonisch meer info

verschaft en een afspraak gemaakt om het interview af te nemen. Alle

participanten konden vrijwillig aan het onderzoek deelnemen waardoor het

mogelijk was dat alleen de personen die interesse hadden in fysieke fixatie

meewerkten aan de studie. Onderstaande tabel geeft meer informatie over de

demografische kenmerken van onze participanten.

Functieprofiel Aantal mannen

(M)/Vrouwen (V)

Aantal uit

Nederland

Aantal uit België

Hoofdverpleegkundige 4M 5V 2 7

Verpleegkundige 3V 2 1

Referentieverpleegkundige 4V 2 2

Ethicus 1M 1 0

Zorgmanager 1M 0 1

Medisch diensthoofd 1V 0 1

Jurist 2M 2 0

Stafmedewerker 1M 2V 1 2

De deelnemers hadden de keuze op welke manier (in persoon, via skype,

telefonisch) en waar het interview werd afgenomen. De interviews in België

vonden telkens plaats in persoon, in het UZ Gent. In Nederland zijn er in totaal

vier interviews afgenomen in persoon in het UMC Nijmegen, drie via skype en

drie telefonisch. De verschillende manieren waarop de interviews werden

afgenomen kan een invloed hebben bijvoorbeeld kan er bij een telefonisch

interview niet ingespeeld worden op de non-verbale taal. In huidig onderzoek

Page 33: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

33

bleek echter, dat de verschillende wijze van afname geen invloed had op de

diepgang van de interviews, wat grotendeels te wijten is aan het topic.

4.2 Thematische analyse

Voor het analyseren van de data werd gebruik gemaakt van thematische analyse.

Deze methode wordt gedefinieerd als: ‘a method for identifying, analysing and

reporting patterns (themes) within data’ (Braun & Clarke, 2006; Bondas, Turunen

& Vaismoradi, 2013). Het verschilt van andere vormen van kwalitatief onderzoek

zoals Grounded Theory doordat het niet gebonden is aan een theorie (Braun &

Clarke, 2006; Starks & Trinidad, 2007). Aangezien het hier gaat om een

exploratieve studie en het niet tot doel heeft om een bepaalde theorie aan te

tonen, is een thematische analyse dan ook de geschikte analysemethode.

Bij het analyseren van de data volgens de thematische analyse werd gebruik

gemaakt van de zes stappen die zowel voor Braun & Clarke (2006) als door

Bondas, Turunen & vaismoradi (2013) beschreven staan in hun onderzoek (zie

bijlage 10). De eerste stap van de thematische analyse is het vertrouwd raken

met de data. De interviews werden telkens door beide onderzoekers afgenomen

wat al voor een zekere vertrouwdheid van de data zorgt. Daarnaast werd ieder

interview door de onderzoekers uitgetypt. Op die manier konden beide

onderzoekers al bepaalde overeenkomsten waarnemen doorheen de interviews.

De tweede fase is het genereren van de initiële codes. Nadat alle interviews

werden uitgetypt, werden deze eerst door beide onderzoekers manueel

gecodeerd en later ook met behulp van Nvivo. Nvivo is een analysetool die

onderzoekers helpt om gestructureerd data te analyseren maar doet de analyse

niet in de plaats van de onderzoeker (Ritme scientific solution, 2017).

Thematische analyse geeft een zekere theoretische vrijheid waardoor de

onderzoekers de mogelijkheid hadden de codes inductief te gaan bepalen. Met

inductief wordt bedoeld dat de codes ontwikkeld werden vanuit de verkregen

data. Om de analyse met Nvivo correct uit te voeren, raadpleegden de

onderzoekers de handleiding over Nvivo geschreven door Mortelmans (2011). In

dit boek beschrijft Mortelmans (2011) drie vragen die onderzoekers moeten

stellen om het coderen van de data te systematiseren, namelijk:

Page 34: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

34

1 Waarover gaat dit fragment?

2 Is dit relevant voor de onderzoeksvraag?

3 Welke code kan je hieraan toekennen?

Nadat alles gecodeerd is moet iedere code ook gecontroleerd worden voor

interne coherentie en externe heterogeniteit. Ook hier stelde Mortelmans (2011)

drie vragen voor op:

1 Hoort dit fragment bij deze code?

2 Is deze code voldoende om de volledige betekenis te dekken van het

fragment?

3 Moet deze code samengevoegd worden met andere codes?

De derde stap in de thematische analyse is de zoektocht naar thema’s. In deze

stap is alle data gecodeerd en gaat men tussen de verschillende codes opzoek

naar thema’s. Het verschil tussen codes en thema’s is dat er bij codes geen

verschil zit op hiërarchisch niveau, terwijl dit bij thema’s wel zo is, waar men

verschillende codes samen clustert. In de vierde stap gaat men de thema’s die

men in stap drie bekomen heeft, herevalueren/reviseren. Zo kan het zijn dat

thema’s moeten worden samengenomen, dat andere initiële thema’s geen

thema’s zijn, etc. In stap vijf bekomen de onderzoekers hun definitieve thema’s.

In deze studie werden vijf thema’s bekomen namelijk: ‘Fysieke fixatie’,

‘Alternatieven’, ‘Beleving’, ‘Rollen’ en ‘Beleidsvoering’.

Page 35: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

35

5. Resultaten

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de resultaten van het onderzoek. Aan de

hand van de thematische analyse werden vijf thema’s bekomen die hier één voor

één zullen worden besproken. Onderstaand kader geeft een overzicht van de

volgorde van de thema’s en eventuele sub thema’s.

Eerst wordt een uiteenzetting gegeven over hoe het beleid in België en Nederland

kijkt naar ‘Fysieke Fixatie’ en ‘Alternatieven’. Nadien wordt er kort stilgestaan bij

de ‘Beleving’ en de ‘Rollen’ van de verschillende betrokkenen. Tot slot wordt er

gekeken naar de Belgische en Nederlandse ‘Beleidsvoering’ op vlak van fysieke

fixatie. Binnen de thema’s ‘Fysieke fixatie’, ‘Beleving’ en ‘Rollen’ werden er weinig

tot geen verschillen opgemerkt tussen België en Nederland. In de thema’s

‘Alternatieven’ en ‘Beleidsvoering’ is dit wel het geval.

1 Fysieke Fixatie

a. Betekenis van fysieke fixatie

b. Beweegredenen

2 Alternatieven

a. Betekenis van alternatieven

b. Toepassing

c. Implementatie

3 Beleving

4 Rollen

5 Beleidsvoering

a. Wetgeving

b. Protocol

i. Toepassing

c. Bijscholing

d. Elektronische patiëntendossier

e. Kwaliteitspromotoren en referentieverpleegkundigen

f. Controle

g. Communicatiekanalen

Page 36: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

36

5.1 Fysieke fixatie

Het thema ‘Fysieke fixatie’ is opgebouwd uit twee sub thema’s namelijk: ‘De

betekenis van fysieke fixatie’ en ‘De beweegredenen’. Beide sub thema’s werden

samen geplaatst omdat dit een mooi overzicht geeft van wat fysieke fixatie is voor

de beleidsmedewerkers en wanneer ze dit gaan toepassen. In het eerste sub

thema wordt er kort besproken wat beleidsmakers onder fysieke fixatie verstaan.

Binnen ‘Beweegredenen’ wordt meer informatie verschaft over de reden waarom

beleidsmakers patiënten fixeren en in welke mate werkdruk hier een rol speelt.

5.1.1 Betekenis van fysieke fixatie

Op de vraag wat de participanten verstaan onder fysieke fixatie wordt heel

uiteenlopend geantwoord. Enkele participanten definiëren fysieke fixatie als

volgt:

‘Echt iemand vastzetten.’ (Participant 15)

‘Fysieke fixatie is letterlijk mij beperken om te kunnen bewegen.’

(Participant 12)

‘Alles wat hen in hun motorische vrijheid beperkt.’ (Participant 5)

Terwijl fysiek fixatie door andere participanten wordt omschreven als:

‘Vijfpuntsfixatie.’ (Participant 3)

‘Iemand met buikband en enkel -en polsbanden vastleggen.’ (Participant

22)

Onderliggend in alle antwoorden kwam naar voren dat fysieke fixatie de patiënt

in zijn vrijheid zal beperken. Doch is er geen eenduidig antwoord waarom de

participanten bijvoorbeeld het vastbinden van een persoon met Zweedse band

en pols -en enkelbanden eerder zien als fysieke fixatie en het plaatsen van een

bedhekken eerder als vrijheidsbeperkende maatregel.

‘Natuurlijk is plaatsen van een bedhekken of voorzettafel fysieke fixatie, je

beperkt iemand toch in zijn vrijheid.’ (Participant 1)

Page 37: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

37

‘Een bedhek vind ik geen fysieke fixatie.’ (Participant 2)

Hierbij is het vooral de intentie waarmee een maatregel wordt uitgevoerd, die

bepaalt of de zorgverlener dit ziet als fysieke fixatie of eerder als

vrijheidsbeperkende maatregel.

‘De Bedsponden omhoog doen, tenzij ik dit toepas om te verhinderen dat

een patiënt zou vallen, dan is het geen fysieke fixatie.’ (Participant 11)

‘Als ik de bedoeling heb om iemand echt vast te leggen, ja dan zie ik dat

als fysieke fixatie.’ (Participant 17)

5.1.2 Beweegredenen

In de interviews komen verschillende redenen naar voor waarom zorgverleners

patiënten gaan fixeren. De meest voorkomende redenen die participanten

aangeven zijn fysieke agressie, valgevaar, delirant gedrag en het verwijderen van

medisch materiaal.

‘Agressie naar zichzelf of anderen.’ (Participant 15)

‘Drains, externe lumbale drain, etc., als je die uittrekt dan heb je een

probleem.’ (Participant 20)

‘Indien de patiënt verward is, nemen wij liever geen risico.’ (Participant 24)

Het fixeren omwille van wegloopgedrag kwam in mindere mate aan bod in de

interviews. Dit zou men kunnen verklaren doordat heel wat van onze

participanten in de praktijk werkzaam waren op gesloten afdelingen waardoor

patiënten de afdeling niet konden verlaten. Het fixeren van patiënten om

valincidenten te voorkomen kwam wel veelvuldig ter sprake in de interviews en

werd geïdentificeerd als één van de hoofdredenen om patiënten te fixeren,

ondanks het feit dat het gecontra-indiceerd is bij 65-plussers.

‘De hoofdreden waarom we fixeren is altijd preventie van valincidenten.’

(Participant 9)

‘Er wordt praktisch altijd gefixeerd bij valgevaar.’ (Participant 21)

Page 38: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

38

Toch geven enkele participanten aan dat ze weten dat dit gecontra-indiceerd is:

‘Ik weet dat fysieke fixatie eigenlijk geen goed preventiemiddel is tegen

vallen maar er is soms geen andere oplossing.’ (Participant 23)

‘Het is bewezen dat bejaarden fixeren om te voorkomen dat ze vallen

tegenaangewezen is, maar soms heb je toch echt geen andere keus.’

(Participant 4)

Het is dan ook opmerkelijk dat ondanks ze weten dat dit gecontra-indiceerd is,

de participanten dit toch toepassen in de praktijk.

Naast de aanwezigheid van één of meerdere risicosituaties speelt ook werkdruk

een grote rol in het al dan niet fixeren van patiënten. Werkdruk op zich is geen

reden om iemand te fixeren maar het zorgt er wel voor dat patiënt vaak sneller

gefixeerd wordt.

‘Het is niet zo, als er werkdruk is, wij patiënten sowieso gaan fixeren, maar

indien een patiënt bijvoorbeeld steeds medisch materiaal uittrekt, zal

werkdruk er wel voor zorgen dat we minder lang twijfelen of we de patiënt

zouden fixeren, gewoon omdat we geen tijd hebben.’ (Participant 6)

De participanten geven aan dat ze vaak meerdere patiënten hebben om voor te

zorgen en dat ze daarnaast ook heel wat administratieve taken dienen te

vervullen. Door de patiënten te fixeren, voelden de participanten zich geruster en

vertelden ze dat de werkdruk ook daalde.

‘Je denkt aan uw andere patiënten, dan is de drempel lager.’ (Participant

6)

‘Indien je een patiënt fixeert, ben je zelf ook geruster en heb je intussen

tijd voor je andere patiënten.’ (Participant 18)

Ze geven ook aan dat ze een grote verantwoordelijkheid hebben inzake de

veiligheid van de patiënt en dat ze daarom liever geen risico nemen. Bij twijfel

zullen ze dus eerder wel fixeren.

Page 39: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

39

‘Wij lopen liever geen risico. Liever eens teveel gefixeerd dan te weinig.’

(Participant 7)

‘Door de patiënt te fixeren heb ik een soort veiligheidsgevoel. Ik bescherm

op die manier de patiënt.’ (Participant 23)

De verpleegkundigen en lagere beleidsmedewerkers opperen ervoor dat er meer

personeel in de zorg moet ingezet worden zodat de werkdruk daalt en bijgevolg

er correcter gefixeerd zou worden.

‘De werkdruk is zo hoog, dit kan gemakkelijk opgelost worden met extra

personeel bijvoorbeeld op piekmomenten.’ (Participant 16)

‘Volgens mij kan werkdruk gemakkelijk opgelost worden door meer

personeel in te zetten.’ (Participant 13)

‘Werkdruk zou niet mogen meespelen maar je kan het niet ontkennen dat

het een grote invloed heeft.’ (Participant 4)

‘Tegenwoordig wordt er zo bezuinigd dat er geen geld meer is voor extra

personeel en dan zie je inderdaad dat er meer patiënten gefixeerd

worden.’ (Participant 17)

Toch geeft het hoger beleid aan dat enkel met het inzetten van meer personeel

de werkdruk niet zal dalen. Zo is het volgens hen ook belangrijk dat het personeel

goed geschoold is. Uit onderstaande quotes blijk echter dat het hoger beleid de

werkdruk vaak onderschat. Sommige hogere beleidsmedewerkers geloven zelf

dat er geen relatie is tussen fysieke fixatie en werkdruk

‘Ik geloof er niet in dat als het druk is op een afdeling patiënten sneller

gefixeerd worden.’ (Participant 3)

‘Werkdruk? Ik denk niet dat een impact heeft op het al dan niet fixeren.

Toch zeker niet in ons ziekenhuis.’ (Participant 8)

‘Er zal gefixeerd worden wanneer dit nodig is. Werkdruk heeft hier niets

mee te maken.’ (Participant 5)

Page 40: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

40

Daarnaast geven de hogere beleidsmedewerkers aan dat het fixeren van

patiënten tot een werkdrukverhoging leidt terwijl dit volgens de verpleegkundigen

en lagere beleidsmedewerkers leidt tot een werkdrukverlaging.

‘Fysieke fixatie zal zorgen dat de verpleegkundigen meer werk hebben

want ze moet regelmatig gaan kijken waardoor de werkdruk stijgt.’

(Participant 10)

‘Het aanbrengen van fysieke fixatie neemt toch ook wat tijd in beslag.

Daarnaast moet men ook regelmatig gaan kijken. Het fixeren van patiënt

is dus erg tijds investerend.’ (Participant 14)

Hieruit kan men dus concluderen dat er een verschil in invulling zit tussen wat

het hoger beleid en het lagere beleid verstaan onder werkdruk en de relatie met

fysieke fixatie.

5.1.3 Conclusie

Er kan dus worden besloten dat er binnen het beleidspersoneel in België en

Nederland geen eenduidige definiëring bestaat over wat fysieke fixatie precies

inhoudt. Het zal vooral de intentie waarmee de maatregel is toegepast zijn die

doorslaggevend is om te kunnen spreken van fysieke fixatie en/of een

vrijheidsbeperkende maatregel. Dit onderscheid is nochtans belangrijk wanneer

we terugdenken aan de probleemstelling in deze studie waarin aangehaald werd

dat men reeds enkele jaren het gebruik van fysieke fixatie in de zorg wil

terugdringen. Dit wordt echter moeilijk indien er geen duidelijkheid bestaat over

wat hier precies onder valt.

Daarnaast worden er door de participanten verschillende redenen aangereikt

waarom ze overgaan tot fixatie. Vallen blijkt voor de participanten een hoofreden

te zijn ondanks dat ze zelf aangeven dat dit gecontra-indiceerd is. Een gebrek

aan andere oplossingen ligt hier volgens hen aan de basis.

Daarnaast speelt werkdruk ook een heel belangrijk rol in het fixeren van

patiënten. Deze werkdruk wordt volgens de verpleegkundigen en lagere

beleidsmedewerkers door het hoger beleid nog te vaak onderschat. Uit de

Page 41: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

41

resultaten kan er ook worden besloten dat het hoger en lager beleid een ander

invulling geven aan werkdruk en de relatie tot fysieke fixatie.

5.2 Alternatieven

Het volgende thema dat naar voor kwam in dit onderzoek, was ‘alternatieven’. Dit

thema bestaat uit drie sub thema’s namelijk: ‘Betekenis van alternatieven’,

‘Toepassing’ en ‘Implementatie’. Het eerste sub thema behandelt de perceptie

van beleidsmedewerkers op 'alternatieven'. In het sub thema 'Toepassing' wordt

gekeken naar de inzetbare alternatieven en de verschillen en gelijkenissen

tussen België en Nederland op toepassingsvlak. Tot slot wordt de implementatie

van alternatieven toegelicht in het laatste sub thema.

5.2.1 Betekenis van alternatieven

De participanten definieerden alternatieven als volgt:

‘Praten met de patiënt en proberen onderhandelen met de patiënt.’

(Participant 1)

‘Alle stappen die bestaan tussen het vijfpuntsfixeren en de stappen

eronder dat zijn alternatieven voor het vijfpuntsfixeren.’ (Participant 3)

‘Een alarmbandje zie ik als een alternatief, een hoog-laagbed, dat zijn

bedden die tot aan de grond kunnen, inschakelen van familie’ (participant

10)

Enkele participanten zagen zelf medicatie als een alternatief, terwijl anderen dit

als fysieke fixatie beschouwden.

‘Ja waarbij ik duidelijk zeg dat het niet alleen medicatie is die een

alternatief is.’ (Participant 22)

‘Driepuntsfixatie, vijfpuntsfixatie, etc. Je hebt dan ook chemische fixatie.’

(Participant 3)

Ook bij het gebruik van een deurhekje, verpleegdekens en voorzettafeltjes waren

de meningen verdeeld.

Page 42: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

42

‘Een verpleegdeken geeft niet echt gevoel van ‘Ik lig hier vast’. Ze kunnen

bewegen met hun armen en met hun benen.’ (Participant 2)

‘Een soort hekken die voor de deur geplaats wordt zodat de patiënt enkel

kan rondlopen in zijn kamer, dat zie ik als een alternatief.’ (Participant 5)

‘Een deurhekken, zo hekje aan de kamer, wordt ook gebruikt bij ons. Dat

is ook al een soort van fysieke fixatie. Dat is wat ruimer maar de persoon

wordt ook beperkt in zijn vrijheid.’ (Participant 8)

‘Een voorzettafeltje, een patiënt kan daar dan niet mee rechtstaan vind ik

ook wel fysieke fixatie.’ (Participant 11)

Al deze voorgaande zaken tonen aan dat er geen eenduidigheid bestaat over wat

verstaan moet worden onder alternatieven. Toch haalden enkele participanten

een aantal maatregelen aan waarvan ze overtuigd waren dat dit alternatieven

zijn.

5.2.2 Toepassing

Zo geven de Belgische participanten aan dat ze vaak gebruik maken van een

deurhekje terwijl de Nederlandse participanten vooral gebruik maken van

rooming-in, hoog-laag bedden, sensoren, etc. Een van onze participanten gaf

ook aan dat ze vroeger ook gebruik maakten van een ballendeken, maar dat dit

deken niet het gewenste resultaat had gehad waardoor ze het nu niet meer

gebruiken.

‘Ballendeken wordt niet meer gebruikt omdat de verpleging dit eigenlijk niet zo

positief ervaarde. Ik denk dat enerzijds niet gemakkelijk was om dat te wassen

en dat is vaak probleem in een ziekenhuissetting die speciale was procedures.

En ik denk dat de meeste patiënten dat ook niet zo aangenaam vonden.’

(Participant 11)

De Belgische participanten vinden echter dat er nog te weinig van alternatieven

gebruik gemaakt wordt. De reden die zij hiervoor aangeven is dat er niet altijd tijd

is om na te denken over een alternatief. Daarnaast zijn bepaalde alternatieven

Page 43: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

43

niet meer voorhanden in het ziekenhuis omdat er meer met ziekenhuisbrede

alternatieven moet gewerkt worden.

‘Wij hadden zo’n schort waar de mensen konden aan prutsen. Deze zit

jammer genoeg niet meer in onze stock omdat deze enkel bij ons op de

afdeling gebruikt werd’ (participant 10)

Maar de hoofdreden waarom ze vinden dat er nog te weinig gebruikt gemaakt

wordt van de alternatieven is omdat er een tekort is aan inzetbare alternatieven.

'Tekort aan beschikbare alternatieven, soms’. (Participant 1)

‘Dat is allemaal goed zo een belmat, of van die valsensoren. Maar als ze

afgaan is het te laat hé.’ (Participant 7)

Daarnaast blijken sommige alternatieven ook te duur.

‘We hebben hier hoogtechnologische toestellen gehad die we konden

testen, maar uiteindelijk heeft het ziekenhuis beslist om die niet hier te

implementeren omdat ze te kostelijk waren.’ (Participant 9)

In tegenstelling tot de Belgische participanten, gaven de Nederlandse

participanten aan dat ze regelmatig gebruik maken van alternatieven. Zij hadden

niet het gevoel dat er een tekort was aan beschikbare alternatieven. Hierbij

melden ze wel dat bepaalde alternatieven slechts inzetbaar zijn in bepaalde

situaties wat het soms moeilijk maakt.

‘De bed sensoren werken perfect in de praktijk. Als je ze maar juist

gebruikt. Dus nogmaals bij de juiste mensen, je moet kijken wat is er aan

de hand. Dat kan soms moeilijk zijn.’ (Participant 17)

‘Sensoren kunnen ingezet worden, we kunnen de deur op slot doen met

een alarmbandje. Sensoren zetten wij wisselend in. We kunnen ze

inzetten bij een deur, we lopen dan naar de patiënt toe, ‘wat kunnen we

voor u doen, we lopen even met u mee’.’ (Participant 19)

Page 44: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

44

‘Bij ons gaat er een code op de deur. De patiënt krijgt een bandje om, en

wanneer dan een patiënt richting uitgang gaat, gaat er een sensor af.’

(Participant 24)

De Nederlandse participanten zeiden ook sterk in te zetten op rooming-in. Zo is

dit, in tegenstelling tot België, mogelijk op alle afdelingen en wordt dit zelfs sterk

aangeraden aangezien ze vinden dat fixatie op die manier heel sterk vermeden

kan worden.

‘Zolang er familie bij aanwezig is bij de patiënt en we weten dat hij dan

rustig gaat zijn en niet aan van alles gaat gaan trekken en niet gaat

beginnen ronddolen. Op dat moment gaan we niet fixeren als dat gaat.’

(Participant 10)

‘Ja onze afdeling is voldoende ruim ingericht om familie te laten verblijven

indien mogelijk. Rooming-in is iets wat we vaak doen op de afdelingen in

dit ziekenhuis, en adviseren.’ (Participant 15)

‘Bij rooming-in kunnen we nu en dan die patiënt een keer losmaken als

de familie erbij is.’ (Participant 17)

Daarnaast geven de Nederlandse participanten ook aan dat ze steeds extra

personeel kunnen inzetten als dit nodig zou zijn. Dit zijn volgens hen vooral

mensen van de eigen afdelingen die worden opgeroepen of mensen van andere

afdelingen waar het op dat moment minder druk is.

‘Soms kan extra personeel inzetten ook een optie zijn.’ (Participant 22)

In het onderzoek kwam in beide landen camerabewaking als alternatief naar

voor. Voor de meesten lijkt dit een utopie aangezien het installeren hiervan een

grote hap uit het budget neemt en sommige participanten het ook moeilijk hadden

met de ethische kant. Slechts één afdeling maakt gebruik van camerabewaking

en verpleegkundigen vinden het een enorm handig gebruiksmiddel om toe te

passen:

Page 45: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

45

‘Je ziet wat de patiënt doet en je hoeft niet continu naar binnen te kijken of

niet constant iemand te corrigeren. Je ziet van ‘oh die gaat weer liggen’. Zo

heeft de patiënt ook niet constant het gevoel van ‘dit mag niet en dat mag

niet’.’ (Participant 20).

5.2.3 Implementatie

We zien dus dat er reeds vele alternatieven voorhanden zijn. Toch blijkt het

volgens de participanten niet eenvoudig om deze te implementeren in de praktijk.

Volgens Nederlandse participanten kunnen afdelingen die veel te maken hebben

met fysieke fixatie zelf beslissen over de invoering van nieuwe alternatieven.

‘Wij kunnen zelf beslissen welke alternatieven wij willen implementeren.

Wij nemen daarvoor zelf contact op met de firma of het gebeurt ook dat de

firma’s met ons contact opnemen. Wij krijgen hier een specifiek budget

voor van het ziekenhuis.’ (Participant 29)

De Belgische participanten geven aan dat de alternatieven in hun ziekenhuis top-

down worden voorgesteld. Op die manier kunnen ze zich dan kandidaat stellen

om deze te testen. Zo geeft men aan dat het vooral de werkgroep fixatie is die

met nieuwe initiatieven komt.

‘Verpleegdekens zijn er nog niet zo lang, ik heb die mee helpen

introduceren vanuit die werkgroep en er zijn testen mee gebeurd. Een

firma brengt dit op de markt en komt dit uitleggen, dat lijkt ons wel iets en

we starten met tien stuks. Dat is 1 product dat als positief werd ervaren

zowel door de patiënt, familie als de verpleegkundigen.’ (Participant 3)

In beide landen zijn ondanks de testfasen de voorbije jaren toch weinig nieuwe

middelen geïntroduceerd. De redenen die de participanten hiervoor het meest

aanhaalden was het feit dat alternatieven soms te duur zijn of te beperkt

inzetbaar.

Page 46: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

46

‘Andere systemen zijn zo systemen die het signaal geven wanneer een

patiënt uit bed is, vree goed maar het is wel meestal te laat wanneer hij er

al uit is, naar preventie toe is dit dus niet ideaal.’ (Participant 3)

‘Wij doen dat niet omdat zo’n sensor voor ons schijnveiligheid is. Je kan

dan in een nachtdienst dan met zen tweeën zijn en zeven die zo’n sensor

hebben. Maar als hij bij de ene en de andere afgaat, naar wie ga je dan

toe?’ (Participant 20)

‘Een hoog-laagbed heb je zeer strenge voorwaarde bij waar je dat mag

inzetten. Iemand moet niet kunnen opstaan, moet geen kracht in de benen

hebben, je moet er een matras voor leggen. Ik vind het echt een alternatief

maar het is voor een specifieke patiëntengroep dus het is eigenlijk niet

kosten efficiënt.’ (Participant 18)

5.2.4 Conclusie

Er bestaan verschillende meningen bij beleidsmedewerkers omtrent de term

'alternatief'. Deze blijkt dus zowel in België als Nederland niet eenduidig te zijn.

Verder viel op dat in Nederland andere alternatieven gebruikt werden dan in

België. Zo gaven de Belgische participanten aan dat door het feit alternatieven

ziekenhuisbreed dienen geïmplementeerd te worden, het moeilijker is gepaste

alternatieven te vinden. Ook blijkt er een tekort te zijn aan inzetbare alternatieven

en zijn ze vaak te duur. In Nederland blijkt er ook reeds meer aandacht te zijn

voor alternatieven. Zo zet men bijvoorbeeld heel sterk in op rooming-in en het

gebruik van sensoren. Tot slot blijkt de manier van implementeren van

alternatieven anders te zijn in beide landen. Zo kunnen afdelingen in Nederland

zelf beslissen over de aankoop van alternatieven terwijl dit in België eerder

gecentraliseerd gebeurt.

5.3 Beleving

Bij het thema ‘beleving’ wordt er dieper ingegaan op de beleving van de

verschillende actoren die betrokken zijn in het fixatieproces. Hier bleek dat

beleidsmedewerkers elk een andere kijk hadden op de beleving rond het fixeren

Page 47: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

47

van patiënten. In dit onderdeel zal eerst een uiteenzetting gegeven worden van

de beleving van de verpleegkundige en arts, en vervolgens hoe

beleidsmedewerkers de beleving van familie en de patiënt percipiëren.

Zowel de artsen als verpleegkundigen bleken fysieke fixatie een verschrikkelijke

ingrijpende maatregel te vinden.

‘Verschrikkelijk ingrijpend en vreselijk.’ (Participant 1)

‘Een zeer drastische maatregel.’ (Participant 15)

Zo geven de participanten aan dat ze doormiddel van scholing zelf aan den lijve

ondervonden hoe het was om gefixeerd te worden. Dit zorgde volgens hen voor

een zekere bewustwording waardoor ze in de praktijk eerst naar andere

oplossingen zoeken alvorens ze fixeren.

‘Heel naar, bij de scholing proberen we dat je ervaart hoe het is, dat je zelf

gefixeerd wordt.’ (Participant 19)

‘Ze zijn eerder bevreesd om fixatie toe te passen dan dat ze dat heel snel

doen.’ (Participant 15)

Toch gaven de participanten aan dat er soms geen andere optie is.

‘Soms is er helaas echt geen andere optie.’ (Participant 1)

De beleving van de participanten bleek echter ook situationeel gebonden. Zo

bleken ze de maatregelen minder ingrijpend te vinden indien deze bijvoorbeeld

toegepast werden bij een agressieve patiënt.

‘De ene keer kan ik het heel goed en de andere keer heb ik het heel lastig.

Het ligt aan de situatie. Als iemand heel agressief is naar mij toe, heb ik er

geen probleem mee om iemand vast te leggen.’ (Participant 24).

‘Als je fixeert betekent dat het voor jou een geruststelling is. Als ik nu een

half uur niet naast de patiënt zit, zal hij zijn tube niet uittrekken.’

(Participant 14)

Page 48: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

48

Op dat moment is fysieke fixatie iets wat in het belang is van de patiënt en zijn

omgeving en ervaarden de zorgverleners dit eerder als een noodzakelijke

maatregel dan een erg ingrijpende maatregel. Ze zagen het als een soort

bescherming voor zowel de patiënt, de medepatiënten als de zorgverleners.

‘Veilige zorg is voor mij kwaliteitszorg. Als je iemand gaat fixeren dan ga

je eigenlijk iemand zijn rechten op een, hoe moet ik het zeggen, vrijheid

gaan belemmeren. Anderzijds ga je iemand die, bijvoorbeeld zichzelf wel

kwaad kan toedoen door een katheter te gaan verwijderen beschermen

maar anderzijds kan het zijn dat je door te fixeren een situatie creëert

waarvan de gevolgen voor de patiënt erger zijn dan als hij die katheter

verwijderd.’ (Participant 4)

De participanten geven aan dat ze vaak met dergelijk dilemma geconfronteerd

worden en dat het niet altijd gemakkelijk is om de juiste keuze te maken. Zo

vermeldde men dat er niet altijd afspraken gemaakt kunnen worden met de

patiënt waardoor fixatie niet altijd vermeden kan worden.

‘Ik vind het een laatste redmiddel. Ik vind dat je dat zo min mogelijk moet

toepassen.’ (Participant 17)

Naast de beleving van de beleidsmedewerkers kwam ook de beleving van de

patiënt ter sprake. Slechts enkele afdelingen gaven in de studie aan de patiënten

te gaan bevragen naar hun beleving. Zo gaven de participanten aan dat de

patiënten vertelden zich te schamen voor het gedrag dat ze gesteld hadden.

Sommige patiënten wisten volgens de participanten ook niet meer dat ze

gefixeerd geweest waren.

‘Ze weten er niets meer van, ze kennen ons niet meer. Ze zijn alles

vergeten, behalve dat ze gefixeerd geweest zijn. Dus dat is enorm

ingrijpend denken we dan. Dat is heel opvallend. Men herkent de kamer

niet meer, niet de mensen die hier werken en toch. Dus we weten dat dat

een heel sterke impact heeft op die zaken.’ (Participant 12)

Page 49: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

49

Het is dan ook verwonderlijk dat ondanks het feit dat de beleidsmedewerkers

weten dat dit een grote impact heeft op de patiënt, slechts een paar afdeling

effectief naar de beleving van de patiënt polsten.

Naast de beleving van de patiënt kwam ook de beleving van de familie ter sprake.

De participanten vertelden dat de familie het vaak erg confronterend vond om

een familielid gefixeerd te zien en dat ze het emotioneel ook vaak zwaar hadden.

‘Soms is daar veel onbegrip over dat ja. Dat mensen geketend liggen. Dat

dit niet kan en dat ze beroofd worden van hun vrijheid.’ (Participant 10)

Net omdat het confronterend is, willen sommige families hier zo veel

mogelijk aanwezig zijn zodat we de fixatie kunnen losmaken. Maar dan

zien we vaak dat de familie overbelast geraakt. Het is voor hen emotioneel

zwaar.’ (Participant 18)

Daarnaast geven de participanten aan dat de familie niet altijd akkoord gaat met

de beslissing om te fixeren

‘Want de familie is niet altijd akkoord hé met het fixeren. Maar als je het

dan uitlegt, wij hebben eigenlijk nog nooit problemen hiermee gehad,

vooral niet met de familie. Meestal snapt men dit wel indien men het goed

kan funderen.’ (Participant 5)

Indien de participanten voldoende informatie verschaften aan de familie had men

het gevoel dat dit wel begrepen werd door hen. Toch moet hier de kritische

bedenking bij gemaakt worden, dat onderliggend aan het feit dat de familie

begrijpt dat er gefixeerd wordt, de gevoelens van onbegrip niet verdwijnen. Het

is namelijk niet zo dat indien men iets begrijpt men zich daar ook goed bij voelt

of akkoord mee gaat.

5.3.1 Conclusie

Fysieke fixatie wordt door de verschillende beleidsmedewerkers over het

algemeen beleefd als een zeer ingrijpende maatregel. Veel hing echter ook af

van de situatie waarin men zich bevond. Zo gaven de participanten aan dat fixatie

Page 50: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

50

altijd als laatste redmiddel gezien moet worden maar dat men soms geen andere

keus heeft. Wanneer we kijken naar de beleving van de patiënt, geven

beleidsmedewerkers aan dat patiënten zich vaak schaamden voor het gedrag

men gesteld had, andere daarentegen konden zich niets herinneren van hun

verblijf in het ziekenhuis, behalve dat ze gefixeerd geweest zijn. Dit toont aan dat

fixatie toch een ingrijpende maatregel moet zijn voor de patiënt. Het is dan ook

verwonderlijk dat nog niet alle beleidsmedewerkers hier aandacht voor hadden.

Tot slot werd ook gepolst naar de beleving van familieleden. Uit de resultaten

bleek dat fysieke fixatie voor hen erg confronterend is en dat ze ook niet altijd

akkoord gaan met de beslissing tot fixatie.

5.4 Rollen

Bij het toepassen van fysieke fixatie zijn verschillende actoren betrokken,

namelijk zorgkundigen, verpleegkundigen artsen, etc. Elke betrokkene heeft een

eigen taak en zal dichter of juist verder staan van de fysieke fixatie. In dit

onderdeel wordt gekeken naar de rol van elke actor binnen het fixatieproces.

De eerste rol die besproken wordt is deze van de verpleegkundige. Participanten

gaven aan dat deze het dichts bij de patiënt staan. Ze zijn namelijk de uitvoerders

van fysieke fixatie, evalueren en registreren.

‘Heel veel gezond verstand nodig van de verpleegkundigen en heel veel

verantwoordelijkheidsgevoel van de verpleegkundige.’ (Participant 3)

Verpleegkundigen dienen dus logisch na te denken bij de beslissing om

te fixeren, aangezien er een zeker niveau van verantwoordelijkheid mee gepaard

gaat. Het gaat ten slotte over de veiligheid van de patiënt.

De verpleegkundige heeft naast de uitvoerende ook een informatieve rol. Het is

vaak zij die de familie gaat verwittigen indien er gefixeerd is:

’De familie informeren vinden we heel belangrijk en liefst op voorhand

omdat er situaties zijn dat dit kan gebeuren.’ (Participant 14)

Page 51: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

51

Op dit vlak zijn er verschillen waar te nemen tussen België en Nederland. In

Nederland is het wettelijk verplicht dat de familie of wettelijk vertegenwoordiger

verwittigd wordt indien men de patiënt gaat fixeren, in België is dit enkel verplicht

bij minderjarigen:

‘Dan worden ouders ook nog ingelicht. Ouders zijn nog altijd

vertegenwoordigers van het kind. Dat wordt wel uitgelegd en de reden

waarom we dat gedaan hebben.’ (Participant 6)

Zo dienen zij toestemming te geven om de patiënt fysiek te fixeren.

‘Want de familie is niet altijd akkoord met het fixeren. Maar als je het dan

uitlegt, wij hebben eigenlijk nog nooit problemen hiermee gehad, vooral

niet met de familie. Meestal snapt men dit wel indien men het goed kan

funderen.’ (Participant 5)

In België is het ook zo dat de familie slechts verwittigd wordt als men aankomt op

de afdeling met uitzondering van een paar afdelingen:

‘Ja we willen geen paniek veroorzaken hé. Wat zou jij denken als je

telefoon van intensieve zorgen afdeling zou krijgen? U eerste gedacht zal

niet zijn dat het goed nieuws zal zijn hé.’ (Participant 6)

Naast de uitvoerende en informatieve rol, dient de verpleegkundige ook een

goede verstandhouding te bewaren met andere zorgprofessionals en in het

bijzonder de arts:

‘Ik denk dat we wel een goede verstandhouding hebben met de artsen,

maar ik denk wel dat het aan de verpleegkundige is om het probleem aan

te kaarten. Denk niet dat de arts spontaan zal zeggen om te fixeren of

niet.’ (Participant 4)

De rol van de arts is dus beperkt binnen fysieke fixatie, maar hij blijft wel de

eindverantwoordelijkheid behouden:

‘Arts heeft wel de eindverantwoordelijkheid maar die gaat van onze

mening uit.’ (Participant 20)

Page 52: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

52

De participanten geven dus aan dat artsen wel vertrouwen op hun expertise en

dat er wel altijd tot een consensus kan gekomen worden.

Naast de verpleegkundige en de arts is ook de familie van de patiënt een

belangrijke actor in het fixatieproces:

‘De rol van familie is meestal dat die geïnformeerd moet worden. Dat er

de mogelijkheid is dat de patiënt gefixeerd moet worden.’ (Participant 16)

Verder heeft de familie ook nog een belangrijke rol bij rooming-in, een alternatief

dat in ‘Alternatieven’ reeds besproken werd.

De volgende twee actoren die betrokken zijn bij het fixatie proces volgens de

participanten zijn de zorgmanager en de ethicus. Deze hebben volgens de

participanten echter een kleine rol binnen dit proces. De rol van de zorgmanager

zit hem vooral in het nalezen, controleren en akkoord verklaren van het protocol.

‘Deze zitten niet zozeer in de ontwerpfase van het protocol maar eerder in

het nalezen, het controleren, het akkoord verklaren.’ (Participant 7)

De ethicus daarentegen is dan weer meer betrokken bij het praktijkgedeelte van

fysieke fixatie.

‘Mijn rol is alleen maar als er wordt overwogen om te gaan fixeren en er

bijvoorbeeld familieleden zijn die daar fel tegen zijn met dispuut tot gevolg,

dan gaat de ethicus het gesprek leiden en ervoor zorgen dat het gesprek

zorgvuldig plaatsvindt waarbij gekomen moet worden tot een moreel

overleg en een morele consensus.’ (Participant 16)

Wat opviel tijdens de interviews was dat geen enkele participant de rol van de

patiënt benoemde. Nochtans gaven sommige participanten aan dat hun afdeling

over een infobrochure rond fysieke fixatie beschikt voor zowel de patiënt als zijn

familie.

‘We hebben wel een brochure die we aan de familie geven, om zowat

uitleg te geven. Maar eigenlijk vergeten we die vaak af te geven. Nu ik

Page 53: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

53

erover nadenk vrees ik zelf dat mijn verpleegkundigen niet van die

brochure afweten (lacht). Dat ligt ergens stof te vergaren.’ (Participant 8)

Dit toont dan toch wel aan dat de patiënt ook een belangrijke rol in het proces

vervult. Hij ondergaat namelijk de fixatie maar toch blijkt geen enkele

ondervraagde beleidsmedewerker deze rol te herkennen.

5.4.1 Conclusie

Bij fysieke fixatie zijn dus verschillende actoren betrokken met elk hun inbreng

binnen het fixatieproces. Verpleegkundigen hebben de grootste rol. Zij moeten

naast hun uitvoerende en informatieve rol ook zorgen voor een goede

verstandhouding met de arts. De arts zijn rol binnen het fixeren van de patiënt is

eerder beperkt. Zo heeft hij de eindverantwoordelijkheid maar kan hij niet

eenzijdig beslissen om fixatie op te starten of te stoppen. Naast de

verpleegkundige en de arts blijkt ook de familie een belangrijke rol te vervullen in

het fixatieproces. Zo kan aanwezigheid van familie ervoor zorgen dat er minder

gefixeerd moet worden. Vooral in Nederland speelt men hier al goed op in. Naast

de familie blijkt ook nog een kleine rol weggelegd voor de zorgmanager en de

ethicus. De rol van de zorgmanager beperkt zich eerder op het nalezen en

goedkeuren van het fixatieproces daar de ethicus eerder ingezet wordt indien er

een dispuut ontstaat tussen familie en verpleging omtrent fysieke fixatie.

Een opmerkelijk resultaat was dat geen enkele beleidsmedewerker de rol van de

patiënt erkende. Nochtans heeft deze ook een belangrijke rol in dit proces

aangezien dit de persoon is de fysieke fixatie ondergaat.

5.5 Beleidsvoering

In dit thema ligt de focus op hoe het beleid in beide landen wordt uitgestippeld en

welke tools men voor handen heeft. In dit thema zijn er ook duidelijke verschillen

weer te vinden tussen België en Nederland. De ‘Beleidsvoering’ is onderverdeeld

in zeven sub thema’s namelijk: ‘Wetgeving’, ‘Protocol’, ‘Bijscholing’, ‘Elektronisch

patiëntendossier’, ‘Controle’ en ‘Communicatiekanalen’. Er werden voornamelijk

op vlak van bijscholing en controle verschillen gevonden tussen beide landen.

Page 54: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

54

Eerst wordt dieper ingegaan op hoe de beleidsmedewerkers de wetgeving

percipiëren. Daarna wordt er gekeken naar het fixatieprotocol en in welke mate

dit mee het fixatiebeleid in de universitaire ziekenhuizen uitstippelt. Vervolgens

wordt er stilgestaan bij de manier waarop bijscholingen in beide landen

georganiseerd worden en waar de verschillen zitten. Tot slot wordt gekeken op

welke wijze het elektronisch patiëntendossier, de controle en de

communicatiekanalen mee vorm geven aan het fixatiebeleid in België en

Nederland en op welke vlakken ze verschillen.

5.5.1 Wetgeving

Uit de resultaten blijkt dat de participanten in beide landen vinden dat hun kennis

van de wetgeving eerder beperkt is. Zo vinden velen de wetgeving in hun land

onduidelijk en stellen sommige participanten zich de vraag of er wel een

wetgeving bestaat omtrent fysieke fixatie in hun land.

‘Ik vind de wetgeving niet zo duidelijk.’ (Participant 1)

‘De wetgeving rond fysieke fixatie? Ik vrees dat dit gene vetten gaat zijn.’

(Participant 3)

De participanten gaven aan dat de beperkte kennis die zij van de wetgeving

hadden, gebaseerd is op het protocol die bij hen in het ziekenhuis voorhanden

is.

‘Gog de wetgeving ken ik niet echt, ik baseer mij op het protocol dat op

intranet staat.’ (Participant 9)

De verpleegkundigen en lagere beleidsmedewerkers melden daarbij dat zij enkel

betrokken zijn bij het opstellen van het protocol vanuit de praktijk en dat het de

taak van de juridische dienst is om ervoor te zorgen dat het protocol voldoet aan

de wetgeving. Dit is volgens hen dan ook de reden waarom hun kennis van de

wetgeving eerder beperkt is. Toch gaven zowel de Belgische als Nederlandse

participanten aan dat men op de hoogte is van het feit dat niemand van zijn

vrijheid mag beroofd worden.

Page 55: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

55

‘Ik weet niet zo goed waar de wetgeving over gaat maar ik weet wel dat je

iemand niet zomaar in zijn vrijheid mag gaan beperken.’ (Participant 10)

‘Het mag enkel indien iemand een gevaar voor zichzelf of anderen is, maar

wanneer ben je nu een gevaar voor jezelf of anderen?’ (Participant 13)

Bij de participanten is er dus heel wat onduidelijkheid over wanneer iemand nu

een gevaar voor zichzelf is. Eerder zagen we al dat er heel wat onenigheid

bestond over wat fysieke fixatie nu precies inhoudt en ook de wetgeving blijkt nu

dus vatbaar voor interpretatie. Sommige participanten vinden dat er in de

wetgeving duidelijke criteria moeten worden opgenomen over wanneer iemand

een gevaar voor zichzelf is, maar niet alle participanten waren het hier mee eens.

‘Ik vind dat de wetgeving zou kunnen worden verduidelijkt indien men met

duidelijke criteria omschrijft wanneer iemand een gevaar is. Hoe ze dat

moeten aanpakken? Daar heb ik geen idee van.’ (Participant 19)

‘Het is logisch dat niet alles in de wet staat, wat ga je doen indien een

bepaalde situatie niet in de wet beschreven staat? ‘(Participant 2)

‘Je kan nooit alles in een wet beschrijven. De praktijk moet nog wat vrijheid

hebben.’ (Participant 10)

Hierbij stellen de participanten zich dan vooral de vraag wat er zou moeten

gebeuren indien een bepaalde situatie niet in de wet beschreven staat. Daarnaast

blijkt het voor deze participanten belangrijk te zijn dat de praktijk ook nog wat

vrijheid krijgt in het bepalen of iemand wel of niet gefixeerd mag worden.

5.5.2 Protocol

Zowel in België als in Nederland gaven de participanten aan dat hun instelling

gebruik maakt van een ziekenhuisbreed fixatieprotocol. Dit protocol wordt in

beide landen opgemaakt door een werkgroep fixatie. In dat protocol staan er

specifieke richtlijnen en standaarden en deze zijn volgens de participanten

gebaseerd op de wetgeving.

Page 56: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

56

‘De werkgroep fixatie giet alles in protocollen en die bevatten richtlijnen

en standaarden die de praktijk dan moet volgen.’ (Participant 12)

‘De protocollen zijn uitgeschreven uit de wettelijke voorschriften.’

(Participant 6)

Daarnaast worden deze protocollen volgens de deelnemers ook nog aangevuld

met wetenschappelijke literatuur en de ervaring die ziekenhuizen opdoen uit

incidenten.

‘De wetgeving is niet erg duidelijk dus zijn wij genoodzaakt ook gebruik te

maken van wetenschappelijke literatuur.’ (Participant 5)

‘Indien er ongelukken gebeurd zijn met fysieke fixatie dan gaat de

werkgroep vaak nog eens samenzitten en kijkt men in welk mate het

protocol aangepast kan worden om dit in de toekomst te gaan vermijden.’

(Participant 24)

Naast een ziekenhuisbreed protocol heeft men in Nederland ook heel wat

afdelingsgebonden protocollen.

‘Iedere afdeling mag een eigen afdelingsgebonden protocol opstellen,

zolang dit niet in strijd is met het ziekenhuisbreed.’ (Participant 18)

‘Het ziekenhuisbreed protocol is niet goed afgestemd op onze afdeling en

daarom hebben wij een afdelingsgebonden protocol.’ (Participant 20)

De afdelingsgebonden protocollen ontstaan volgens de participanten

voornamelijk, omdat het ziekenhuisbreed protocol onvoldoende afgestemd is op

de praktijk. Toch geven de hogere beleidsmedewerkers in Nederland aan dat ze

hiervan willen afstappen.

‘Al die verschillende protocollen maken het voor ons moeilijk om de

controle te behouden.’ (Participant 19)

‘Het zorgt voor een wildgroei aan protocollen en zo is het voor de praktijk

ook niet meer duidelijk hoe het moet.’ (Participant 21)

Page 57: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

57

Zo zijn ze gestart met het opstellen van een nieuw fixatieprotocol dat beter

afgestemd is op de verschillende afdelingen, maar dit was tijdens dit onderzoek

nog niet van kracht.

5.6.2.1 Toepassing

Ondanks het feit dat de participanten vinden dat het protocol niet altijd goed

afgestemd is op de praktijk, blijkt het toch een zeker nut te hebben. In de

resultaten kwam naar voren dat een protocol vooral gezien moet worden als een

houvast en het zou de wetgeving concreter maken.

‘Een protocol zet de wetgeving om in duidelijke richtlijnen.’ (Participant 1)

‘Het is een leidraad waar men naar terug kan grijpen indien er problemen

zijn.’ (Participant 15)

Het creëert volgens bepaalde participanten ook een soort van bewustwording.

‘Een protocol zorgt ervoor dat je bewuster gaat nadenken. Je mag niet

zomaar fixeren, je moet goed nadenken.’ (Participant 6)

Het protocol zal er volgens de participanten ook voor zorgen dat willekeur in het

fysiek fixeren van patiënten vermeden kan worden. Daarnaast geven ze in

onderstaande quotes ook wel aan dat er een zekere flexibiliteit moet mogelijk

zijn.

‘Ik vind dat een protocol nog altijd aanpasbaar moet zijn aan bepaalde

situaties en aan bepaalde patiënten.’ (Participant 2)

‘Een protocol is een leidraad en geen heilige graal.’ (Participant 3)

‘Elk protocol, als je dat strikt volgt is dat dodelijk. De klinische blik van de

arts en de verpleegkundige zijn minstens even belangrijk’ (Participant 14)

Het protocol schets voor de participanten de grote lijnen maar is zeker niet

doorslaggevend voor het bepalen of een patiënt gefixeerd moet worden. Zo blijkt

vooral ervaring, gezond verstand, goed inschattingsvermogen, overleg met

collega's of een multidisciplinair overleg doorslaggevend.

Page 58: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

58

‘Hier op de afdeling beslist men vooral op basis van ervaring of iemand

gefixeerd wordt of niet. Dit is dan ook de reden waarom jonge

verpleegkundigen vaak gekoppeld worden aan een ouder iemand.’

(Participant 11)

‘Er is wel een protocol maar het is uw gezond verstand dat je nodig hebt

om te bepalen of je iemand fixeert.’ (Participant 13)

‘In eerste instantie gaan verpleegkundigen het onder elkaar bespreken of

ze gaan fixeren of niet en in tweede instanties bespreken ze dit dan op

een multidisciplinair overleg.’ (Participant 24)

‘Als verpleegkundige is het belangrijk dat je de situatie goed kan

inschatten, want het is net die inschatting die zal gaan bepalen of je de

patiënt fixeert of niet.’ (Participant 17)

Uit de quotes blijkt dat het fixeren van patiënten ook een zekere inschatting van

de verpleegkundigen vraagt. Dit is volgens de participanten niet gemakkelijk,

zeker niet voor startende verpleegkundigen zonder ervaring.

‘Het inschatten van de situatie is niet zo belangrijk bij het fysiek fixeren van

patiënten. Ik merk op dat dit voor verpleegkundigen die net gestart zijn,

vaak nog moeilijker is.’ (Participant 7)

Maar zelfs voor verpleegkundigen met ervaring is dit volgens de participanten

soms nog moeilijk. Zo kan het hebben van veel ervaring volgens hen namelijk

ook negatief zijn. De participanten merken op dat zorgverleners met meer

ervaring er vaak vanuit gaan dat ze het protocol kennen, waardoor er soms fouten

gemaakt worden.

‘Zelfs een verpleegkundige met veel ervaring maakt nog fouten.’

(Participant 1)

‘Ze gaan er te vaak vanuit dat ze het protocol kennen terwijl dit niet altijd

zo is.’ (Participant 21)

Page 59: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

59

De beleidsmedewerkers zeggen dat het protocol er in de praktijk ook niet altijd

wordt bijgenomen indien men patiënten fixeert.

‘Ik raadpleeg niet elke keer het protocol als ik iemand fixeer.’ (Participant

24)

‘In een acute situatie heb je niet de tijd om lekker even het protocol door

te nemen.’ (Participant 17)

Dit blijkt soms niet mogelijk omwille van een acute situatie, maar enkele

participanten vinden het protocol ook te omslachtig.

‘Je zou verwachten dat in die beslissingsboom in het protocol, alle

informatie vindt die je nodig hebt. Toch moet je veel te vaak het volledige

document doorzoeken om een antwoord te vinden op je vraag.’

(Participant 11)

Daarnaast geven enkele Nederlandse participanten aan, dat de server waarop

het protocol te vinden is, te onoverzichtelijk is.

‘Heb je onze server al eens gezien? Je bent uren bezig om iets te zoeken.’

(Participant 22)

‘Ik heb het protocol nog nooit opgezocht, gewoon omdat ik, het portaal

waar het zou moeten opstaan, te ingewikkeld vind.’ (Participant 18)

De Belgische participanten geven dan weer aan dat ze het lastig vinden om de

protocollen altijd online te moeten gaan opzoeken.

‘Ik merk op dat vooral de oudere generatie moeite heeft met het opzoeken

van documenten online. Zij vinden dit vaak erg moeilijk.’ (Participant 7)

‘Ik denk dat als het papier op de afdeling aanwezig zou zijn, er meer naar

gekeken zou worden.’ (Participant 9)

Bij enkele Belgische participanten lag het fixatieprotocol reeds op papier op de

afdeling. Zij vertelden dat dit volgens hen voor meer bewustwording zorgt en dat

Page 60: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

60

het protocol er ook sneller bij genomen wordt. Toch blijken niet alle participanten

het hier mee eens te zijn.

‘Op termijn zullen hier zoveel protocollen op de afdeling liggen dat je

opnieuw moet gaan zoeken.’ (Participant 8)

‘We zijn net afgestapt van al die mappen op de afdelingen met protocollen

in, net omdat het onoverzichtelijk was. Dit opnieuw invoeren vind ik dus

geen goed idee.’ (Participant 13)

5.5.3 Bijscholing

Naast de bestaande wetgeving en het opstellen van een protocol, geven de

participanten ook aan dat er binnen het ziekenhuis ook voorzien wordt in

bijscholing op vlak van fysieke fixatie.

Volgens de Belgische beleidsmedewerkers zijn deze bijscholingen enkel

verplicht voor nieuwe medewerkers en kunnen andere medewerkers deze

vrijwillig volgen. Uit onderstaande quotes blijkt echter dat niet alle zorgverleners

kiezen voor een bijscholing rond fysieke fixatie.

‘Ik merk dat verpleegkundigen niet altijd spontaan kiezen voor een

bijscholing rond fixatie doordat wij dit op de afdeling ook niet veel

toepassen.’ (Participant 4)

‘Mijn verpleegkundigen volgen veel bijscholingen maar niet rond fixatie.

Dat ligt te ver van hun interessegebied.’ (Participant 9)

Naast het feit of fixatie binnen het interessegebied van de verpleegkundige ligt,

blijkt ook veel af te hangen van de leidinggevende of een verpleegkundige een

bijscholing rond fixatie gaat volgen.

‘Veel hangt volgens mij af van de leidinggevende, want als je daar veel

aandacht aan gaat geven, als het belangrijk is voor u dan ga je daar veel

mensen in meepakken.’ (Participant 5)

Page 61: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

61

Zo wisten enkele participanten ons te zeggen dat ze erg hameren op veilige zorg

en zo min mogelijk fixeren. Dit is volgens hen dan ook de reden waarom het

merendeel van de verpleegkundigen op de afdeling regelmatig een bijscholing

rond fysieke fixatie volgt. Ze vinden zelf dat er te veel risico's verbonden zijn aan

het fixeren van patiënten en dat ze verpleegkundigen dus zouden moeten

verplichten om hier minstens om de twee à drie jaar een bijscholing te volgen.

Enkele beleidsmedewerkers haalden echter aan dat dit financiële consequenties

heeft en dat het daarom moeilijk wordt om een bijscholing rond fysieke fixatie te

verplichten. Niet alle participanten zijn er ook over eens dat een bijscholing

verplicht zou moeten zijn, zoals weergeven in onderstaande quote.

‘Indien een verpleegkundige regelmatig met fysieke fixatie geconfronteerd

wordt en daar meer vorming rond nodig heeft, dan denk ik dat zij de

fierheid of beroepsverantwoordelijkheid moet nemen om zelf die vorming

te gaan volgen.’ (Participant 11)

In Nederland is bijscholing omtrent fysieke fixatie volgens de participanten om de

één à twee keer per jaar verplicht. Zo geeft men aan dat er op ziekenhuisniveau

beslist wordt om een bijscholing te geven en dat de afdelingen vrij zijn wanneer

en onder welke vorm zij die bijscholingen geven.

‘De afdelingen mogen bij ons zelf kiezen op welke manier en wanneer ze

de bijscholing geven. We zien dat ze steeds meer kiezen voor de

intercollegiale toetsing.’ (Participant 19)

Het beleidspersoneel geeft aan dat de verpleegkundigen aangeven dat dit een

zeer prettig manier is van bijleren. Ze kunnen zelf kiezen wanneer de vorming

gevolgd wordt, bijvoorbeeld op een moment dat het minder druk is op de afdeling,

en men leert veel van de ervaring van anderen. Het zorgt er volgens hen ook

voor dat de teamgeest op de afdeling versterkt wordt.

5.5.4 Elektronisch patiëntendossier

Naast bijscholingen geven de participanten in beide landen ook aan, gebruik te

maken van een elektronisch patiëntendossier.

Page 62: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

62

‘Wij hebben een elektronisch patiëntendossier waarbij heel wat

opdrachten en taken verschijnen. Het fixatieprotocol zit daar dus eigenlijk

een beetje in verwerkt.’ (Participant 14)

De verpleegkundigen en lagere beleidsmedewerkers geven aan dat ze op die

manier meermaals per dag geconfronteerd worden met het feit dat een patiënt

gefixeerd is, waardoor er ook regelmatig gecontroleerd wordt.

‘Ik zie het als een geheugensteuntje die je helpt herinneren dat je regelmatig

het fixatiemateriaal moet gaan controleren.’ (Participant 21)

5.5.5 Kwaliteitspromotoren en referentieverpleegkundigen

Zowel de Belgische als Nederlandse participanten melden dat er binnen hun

ziekenhuis ook kwaliteitspromotoren bestaan waar zij terecht kunnen met hun

vragen rond fysieke fixatie. Ook het geven van een extra vorming kan volgens de

participanten tot het takenpakket van de kwaliteitspromotoren horen.

Echter hadden de Belgische participanten wel wat kritiek. Zo hebben ze het

gevoel dat de kwaliteitspromotoren niet begrijpen hoe het eraan toe gaat in de

praktijk en dat er dus geen echte oplossing komt voor het probleem of de vragen

die men heeft.

‘Ik heb het gevoel dat zij niet echt begrijpen hoe druk het hier soms kan

zijn. Soms kunnen we niet anders dan iemand fixeren.’ (Participant 7)

‘Zij staan niet meer in de praktijk dus ze snappen vaak niet wat het

probleem is.’ (Participant 6)

De informatie die tijdens zo een vorming verschaft wordt blijft volgens hen ook

niet altijd hangen bij de verpleegkundigen.

‘Het was duidelijk dat de persoon die de vorming gaf, een

kwaliteitspromotor was. Die persoon staat niet meer in de praktijk

waardoor het heel moeilijk was om die standaarden te gaan overbrengen

naar de verpleegkundigen op een manier dat ze dit wel zouden opnemen.’

(Participant 4)

Page 63: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

63

De Belgische lagere beleidsmedewerkers zeggen ook, niet snel geneigd te zijn

de hulp in te roepen van de kwaliteitspromotoren of zorgmanagers, daar zij

vinden dat dit zeer ontoegankelijke mensen zijn.

‘Ik roep niet snel hun hulp in, ik vind het persoonlijk zeer ontoegankelijke

mensen.’ (Participant 9)

‘Ik denk dat de helft van de verpleegkundigen op mijn afdeling zich geen

beeld kunnen vormen van onze kwaliteitspromotor laat staan onze

zorgmanager.’ (Participant 13)

In Nederland werden deze problemen niet ter sprake gebracht in de interviews.

Dit zou mogelijks te verklaren zijn doordat de participanten aangaven dat de

meeste kwaliteitspromotoren regelmatig op de afdelingen aanwezig zijn.

De participanten uit beide landen zijn wel vrij positief over het inzetten van

referentieverpleegkundigen op de afdelingen. Verpleegkundigen beschouwen

hen als gelijken en nemen nieuwe informatie ook veel sneller op, dan als dit van

het beleid wordt opgelegd.

‘Referentieverpleegkundigen staan op de werkvloer en die staan veel

dichter bij de andere verpleegkundigen.’ (Participant 2)

‘Ik heb gevoel dat mijn verpleegkundigen een opmerking van een

referentieverpleegkundige veel beter kunnen plaatsen dan als ik een

opmerking maak.’ (Participant 17)

‘Het hebben van een referentieverpleegkundige is ook gemakkelijk. Als

hoofd moet je zo veel weten en dan is het leuk als iemand een deel van

jouw taak kan overnemen en zich daar kan in verdiepen. Ik en de andere

collega’s kunnen dan ook steeds terecht bij die collega indien men vragen

heeft.’ (Participant 23)

In Nederland heeft bijna elke afdeling, die vaak in contact komt met fixatie,

volgens de participanten, een referentieverpleegkundige fixatie. In België blijkt dit

volgens de participanten niet het geval te zijn en dit vinden ze spijtig.

Page 64: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

64

‘Ik had een referentieverpleegkundige fixatie maar deze is gemuteerd naar

een andere afdeling en nooit vervangen geweest. Ik vind dit erg jammer want

ik vond dat het een positief effect had.’ (Participant 9)

5.5.6 Controle

Naast het bestaan van het protocol, de kwaliteitspromotoren en

referentieverpleegkundigen voorziet het beleid, volgens de beleidsmedewerkers,

ook nog in controle op fysieke fixatie.

Zo geven de Nederlandse participanten aan dat afdelingen die weinig met fysieke

fixatie in contact komen, standaard door de afdeling psychiatrie worden

gecontroleerd indien men iemand fixeert.

‘Afdelingen die niet vaak met fysieke fixatie in contact komen, dienen het

fixatiemateriaal in een centraal depot aan de psychiatrie te gaan halen.

Indien ze dit doen wordt daar standaard een consult psychiatrie

aangekoppeld die nagaat of de indicatie voor fixatie juist is, of er

alternatieven voor handen zijn en of de fixatie moet worden voorgezet.’

(Participant 15)

De Belgische participanten spreken in plaats van over controle over

veiligheidsrondes.

‘De mensen van kwaliteit doen regelmatig onverwachte veiligheidsrondes op

de afdelingen. Indien er iemand gefixeerd is, wordt ook nagegaan of dit

correct gebeurd is.’ (Participant 8)

5.5.7 Communicatiekanalen

Zowel in Nederland als België werden verschillende communicatiekanalen

aangehaald waarlangs informatie verspreid wordt rond fysieke fixatie. Zo maken

ze beide gebruik van e-mails, affiches en flyers.

De participanten geven aan dat er heel veel informatie uitgewisseld wordt via

mail. Op die manier worden ze op de hoogte gebracht van nieuwe vormingen,

Page 65: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

65

veranderingen, etc. Op zich vinden de participanten dit een goed kanaal waar

snel informatie mee verspreid kan worden, maar toch is er kritiek.

‘Ik krijg dagelijks wel 100 mails over vormingen, bijscholingen, etc. Ik kan

deze onmogelijk allemaal lezen.’ (Participant 22)

‘Ik krijg zodanig veel informatie binnen dat er zaken verloren gaan.’

(Participant 2)

‘Er mag veel via mail gecommuniceerd worden ik vind dat persoonlijk goed

maar als je ziet wat er nu allemaal binnenkomt, dat is niet meer te doen.’

(Participant 15)

Sommige participanten verklaarden zelf dat zij in de mails die zij binnenkrijgen

gaan selecteren wat naar hun personeel wordt doorgestuurd, omdat deze anders

overladen worden met informatie. Verschillende participanten binnen het UZ

Gent pleiten er dan ook voor om opnieuw met een centraal communicatiekanaal

te werken om zo de hoeveelheid informatie die binnenkomt opnieuw te doseren.

‘Momenteel krijgen wij informatie uit de verschillende sectoren binnen het

UZ Gent. Vroeger kregen we dit van 1 centraal communicatiekanaal. Ik

vond dat beter want op die manier was de info ook beter op elkaar

afgestemd.’ (Participant 2)

‘1 centraal communicatiekanaal zou wel een oplossing kunnen bieden

denk ik.’ (Participant 6)

Naast het gebruik van e-mails wordt er ook veel gecommuniceerd met affiches

en flyers. De participanten geven aan dat dit wel een goede manier van

communiceren is en dat dit wel de aandacht trekt van de medewerkers.

‘Zo een affiche valt op en trekt de aandacht van mijn personeel. Het is ook

eens iets anders.’ (Participant 12)

Men geeft echter ook wel aan dat dit gedoseerd moet worden zodat de

boodschap duidelijk wordt. Hiermee bedoelen de participanten dat er vaak voor

Page 66: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

66

verschillende doeleinden (sportwedstrijd, bijscholing, etc.) affiches gemaakt

worden, waardoor, net zoals bij de e-mails, informatie gemist kan worden.

‘Er worden van 150 onnuttige dingen affiches en dergelijke gemaakt zoals

sportwedstrijden dat je op den duur geen overzicht meer hebt van wat

belangrijk is.’ (Participant 14)

Er moet dus door het beleid een goede afweging gemaakt worden voor welke

doeleinden men wel en voor welke men geen affiche, flyer, etc. maakt.

5.5.8 Conclusie

De participanten gaven zelf aan dat hun kennis over de wetgeving rond fysieke

fixatie eerder beperkt was. De wetgeving bleek ook vatbaar te zijn voor

interpretatie wat het in de praktijk niet gemakkelijk maakt.

Om deze wetgeving concreter te maken voor de praktijk, bestaat er zowel in

België als in Nederland een ziekenhuisbreed protocol. De beleidsmedewerkers

zien dit protocol als een houvast, iets waar men op kan teruggrijpen indien er

problemen zijn. Toch geven ze aan dat in de praktijk het protocol er niet altijd

wordt bijgenomen indien iemand gefixeerd wordt. Zo is vooral ervaring, gezond

verstand, goed inschattingsvermogen, overleg met collega's of een

multidisciplinair overleg doorslaggevend in het bepalen of er gestart wordt met

fysieke fixatie.

Naast het bestaan van een ziekenhuisbreed protocol, voorzien beide landen ook

in bijscholing. In België zijn deze enkel verplicht voor nieuwe medewerkers.

Volgens de participanten blijkt vooral het interessegebied van de

verpleegkundige en de invloed van de leidinggevende bepalend, of een

verpleegkundige al dan niet een vorming rond fysieke fixatie volgt. In Nederland

zijn de bijscholing rond fysieke fixatie wel verplicht één à twee keer per jaar.

Hierbij zijn afdelingen vrij wanneer en onder welke vorm deze bijscholingen

gegeven worden. Zo maken ze steeds meer gebruik van de intercollegiale

toetsing.

Page 67: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

67

Zowel in België als in Nederland maken ze ook gebruik van een elektronisch

patiëntendossier. Dit werd door de participanten vooral gezien als een

geheugensteuntje waarin het protocol verwerkt zit.

Daarnaast werd ook in beide landen gesproken over kwaliteitspromotoren en

referentieverpleegkundigen. In beide landen konden participanten bij de

kwaliteitspromotoren terecht indien men vragen had rond fysieke fixatie. De

Belgische participanten haalden echter aan minder van kwaliteitspromotoren

gebruik te maken, daar zij vonden dat deze mensen weinig toegankelijk waren.

In Nederland speelde dit probleem niet. Dit zou vermoedelijk kunnen verklaard

worden doordat de participanten in Nederland aangaven dat de

kwaliteitspromotoren regelmatig op de werkvloer te vinden zijn. Wanneer we

kijken naar het inzetten van referentieverpleegkundige, bleek Nederland een

stapje voor te zitten op België. Toch herkenden beleidsmedewerkers uit beide

landen de meerwaarde die zo een referentieverpleegkundige kan bieden.

Verder werd tussen beide landen ook nog een verschil opgemerkt op vlak van

controle. Zo wordt deze volgens de Nederlandse participanten standaard

toegepast bij afdelingen die weinig met fysieke fixatie in contact komen. In België

gaven de participanten aan dat de controle op fixatie mee opgenomen zit in de

onverwachte veiligheidsrondes die men uitvoert in het ziekenhuis.

Tot slot maken beide landen ook gebruik van verschillende

communicatiekanalen. Zowel de Nederlandse als Belgische participanten

hadden het over e-mails, flyers en affiche. Ze geven ook aan dat dit een goede

manier van communiceren is maar dat ook wel wat informatie gemist kan worden.

Volgens hen is het daarom belangrijk dat beleid in het algemeen een duidelijke

afweging moet maken voor wat ze een email sturen en voor wat ze een flyer en/of

affiche maken.

Page 68: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

68

Discussie

In begin van de studie werden volgende onderzoeksvragen gesteld: ‘Zijn er

verschillen tussen het Belgische en Nederlandse fixatiebeleid? Op welke manier

het beleid in beide landen reeds aandacht heeft voor alternatieven van fysieke

fixatie?’

Hieronder worden de resultaten thema per thema bediscussieerd aan de hand

van de literatuur en worden enkele kritische bedenkingen gemaakt. We starten

met ‘Fysieke fixatie’ en eindigen met het thema waar het meest verschil tussen

beide landen werd waargenomen namelijk ‘Beleidsvoering’.

‘Fysieke fixatie

In de eerste plaats is het belangrijk om goed het onderscheid te kennen tussen

fysieke fixatie en de alternatieven. Fysieke fixatie wordt in de literatuur

gedefinieerd als alle maatregelen die direct op de persoon worden toegepast om

hem in zijn vrijheid te beperken, met de bedoeling deze tegen zichzelf of

tegenover anderen te beschermen (Stillwell, 1991; Milisen, 2011; Ceulemans,

2014). De alternatieven van fysieke fixatie daarentegen zullen indirect op de

patiënt worden toegepast en zullen hem niet noodzakelijk in zijn vrijheid beperken

(AZ Sint-Lucas Brugge, 2011). Ondanks het feit dat er in de literatuur toch een

duidelijke aflijning bestaat tussen beide begrippen, blijkt in de praktijk het

onderscheid moeilijk te maken indien de maatregel die toegepast wordt, de

patiënt in zijn vrijheid beperkt. Het probleem lijkt zich te situeren in de

onduidelijkheid tussen een directe en indirecte maatregel. In de literatuur worden

hier ook geen duidelijke criteria voor aangereikt. Echter is dit onderscheid wel erg

belangrijk. Vilans (2014) en V&VN (20013) pleiten er bijvoorbeeld al jaren voor

om fysieke fixatie in de zorg terug te dringen. Dit is echter moeilijk indien niet

duidelijk is wat verstaan moet worden onder fysieke fixatie.

Volgens de participanten is de intentie waarmee een maatregel wordt toegepast

doorslaggevend of men spreekt van fysieke fixatie of een alternatief. Indien een

bedhekken geplaatst wordt om te voorkomen dat iemand valt, zal dit niet gezien

Page 69: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

69

worden als fysieke fixatie. De intentie was namelijk voorkomen dat iemand valt.

Bijkomstig wordt de patiënt dan in zijn vrijheid beperkt. Depla, Francke, Hertogh

& Zwijsen (2011) gaven in hun onderzoek ook al aan dat de effectiviteit van

fysieke fixatie onder andere steunt op de intentie waarmee de maatregel wordt

uitgevoerd. Men geeft echter ook aan dat de beleving van de patiënt een tweede

bepalende factor is van de effectiviteit van fysieke fixatie. Het is echter niet

duidelijk in welke mate deze beleving van de patiënt doorweegt in de bepaling

van de zorgverleners of iets bestempeld wordt als fysieke fixatie of een

alternatief.

In de praktijk werden verschillende redenen teruggevonden waarom een patiënt

gefixeerd werd, gaande van fysieke agressie tot het verwijderen van medisch

materiaal. Ook Vilans (2014) en V&VN (2013) haalden deze redenen reeds aan.

Uit deze studie blijkt echter dat naast deze redenen ook werkdruk een opmerkelijk

invloed had op het fixeren van patiënten. Zo gaven de verpleegkundigen en lage

beleidsmedewerkers aan dat indien er een hoge werkdruk heerste, patiënten

sneller gefixeerd werden en dat dit voor een werkdrukverlaging zorgde. De

hogere beleidsmedewerkers waren het hier niet mee eens. Zij deelden de mening

van Berzlanovich, Schöpfer & Wolfgang (2012) dat het fixeren van patiënten voor

een werkdrukverhoging zorgde. Sommige hogere beleidsmedewerkers

beweerden zelf dat er geen relatie was tussen fixatie en werkdruk. De lagere en

hogere beleidsmedewerkers hebben dus duidelijk een verschillende opvatting

over werkdruk. Nu kan men zich wel de vraag stellen wat precies verstaan moet

worden onder werkdruk en wat werkdruk nu juist gaat gaan bepalen.

Het fenomeen van de werkdruk is er altijd al geweest maar is de laatste jaren

alleen maar toegenomen door de besparingen in de zorg. In België moet 1

verpleegkundige gemiddeld voor acht à tien personen zorgen en in Nederland

voor vijf à zes. Op kritieke diensten is de verhouding in België vaak één

verpleegkundige op twee patiënten en in Nederland één op één. Dit zou

bijvoorbeeld kunnen verklaren waarom het prevalentiecijfer van het aantal

gefixeerde patiënten in Nederland lager ligt dan dat van België.

‘Alternatieven’

Page 70: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

70

Het feit dat patiënten gefixeerd worden doordat er een gebrek is aan betaalbare

alternatieven zoals Kamphof (2015) beweert in zijn onderzoek, wordt door de

beleidsmedewerkers slechts gedeeltelijk bevestigd. Het is niet de prijs maar

vooral het beperkte aanbod aan inzetbare alternatieven die ervoor zorgt dat deze

nog maar weinig in de zorg worden gebruikt. Zo worden de alternatieven vaak

mooi verwoord in de brochures maar blijken ze in de praktijk niet altijd te werken

of niet praktisch toepasbaar, denk maar aan het voorbeeld van de ballendeken.

Opmerkelijk is dan ook dat V&VN (2013) en Vilans (2014) een

alternatievenbundel schreven net om het gebruik van alternatieven te stimuleren

en de toepassing van fysieke fixatie terug te dringen in de zorg. Men kan dus

besluiten dat, vooraleer we op de alternatieven kunnen inzetten zoals V&VN

(2013) en Vilans (2014) suggereren, er eerst meer inzetbare alternatieven

voorhanden moeten zijn.

Verder ziet men ook dat in Nederland meer alternatieven voor handen zijn dan in

België. Dit zou men kunnen verklaren vanuit het feit dat bepaalde afdelingen in

Nederland zelf instaan voor de aankoop van de alternatieven voor hun afdeling

waardoor ze goed afgestemd zijn op de problematiek van de afdeling en dus

maximaal inzetbaar zijn. Daarnaast wordt rooming-in in Nederland beschouwd

als standaardzorg waardoor het op alle afdelingen mogelijk is of mogelijk

gemaakt wordt. Toch blijkt ook een negatieve keerzijde te bestaan aan het feit

dat afdelingen zelf verantwoordelijk zijn voor de aankoop van de alternatieven.

Zo geeft het Nederlandse beleid aan dat dit een wildgroei aan materiaal

teweegbrengt wat vooral problemen veroorzaakt op vlak van

controle/beheersbaarheid.

‘Rollen’

De belangrijkste actoren die volgens de beleidsmedewerkers betrokken zijn bij

het fixatieproces zijn de verpleegkundige, de arts en de familie. De

verpleegkundige heeft naast de uitvoerende rol ook een informerende rol naar

familieleden en de patiënt toe. Daarnaast moet zij ook een goede

verstandhouding met de arts behouden. Zowel in België als Nederland, waar de

arts de eindverantwoordelijkheid draagt binnen fysieke fixatie, kan hij toch niet

Page 71: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

71

eenzijdig beslissen of de fixatie gestopt of gestart moet worden. Dit is enerzijds

niet logisch daar hij de eindverantwoordelijkheid draagt maar anderzijds is de arts

ook niet de persoon die 24 op 24 bij de patiënt is. Artsen gaven zelf ook wel aan

dat ze vertrouwen op de expertise van de verpleegkundigen.

Wat opviel in de resultaten was de belangrijke rol die de familie had in het

fixatieproces in Nederland, ten op zicht van België. In België werd de familie

weinig betrokken in het proces terwijl in Nederland in de eerste plaats niet kan

gefixeerd worden zonder instemming van de familie of wettelijk

vertegenwoordiger.

In de studie spraken ook in geen van beide landen, de beleidsmedewerkers zich

uit over de rol van de patiënt. Dit is verwonderlijk aangezien de patiënt toch

degene is die het fixeren ondergaat. Kan men hieruit concluderen dat op vlak van

fixatie nog uitgegaan wordt van een paternalistische gedachtegang waarbij de

patiënt enkel ondergaat? Dit is tot op heden niet duidelijk.

‘Beleving’

Wanneer gekeken wordt naar de beleving van de verschillende actoren, ervaren

de meesten fysieke fixatie als een verschrikkelijke en ingrijpende maatregel, die

soms niet vermeden kan worden. Voor familieleden van een gefixeerde patiënt

is dit vaak erg confronterend en men heeft dan ook niet altijd begrip voor de

beslissing. Opmerkelijk was dat slechts een handvol afdelingen ook de patiënt

gingen gaan bevragen naar zijn beleving bij fysieke fixatie. Uit die bevragingen

kwam naar voor dat de patiënten zich vaak schaamden voor het gedrag dat men

had gesteld. Maar het meest opmerkelijke was het feit dat patiënten die zeiden

zich niets over het verblijf in het ziekenhuis te herinneren, zich wel herinnerden

dat ze gefixeerd werden. Dit toont aan dat fixatie een erg ingrijpende gebeurtenis

moet zijn voor de patiënt. Het is dan ook verwonderlijk dat er nog zo weinig

aandacht besteed wordt aan de beleving van de patiënt met betrekking tot fysieke

fixatie.

‘Beleidsvoering’

Page 72: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

72

Tot slot werd er ook gekeken naar de beleidsvoering die in beide landen

aanwezig is. In beide landen bleek er geen afzonderlijke wetgeving te bestaan

omtrent fysieke fixatie. De wetgeving blijkt verder ook erg vatbaar voor

interpretatie waardoor mogelijks hiaten kunnen ontstaan tussen de wet en de

praktijk. Toch vormt deze wetgeving een basis voor het opstellen van het

fixatieprotocol binnen de ziekenhuizen. Aangezien de wetgeving echter niet

voldoende informatie verschaft, wordt het protocol in beide landen ook verder

aangevuld met wetenschappelijke evidentie en ervaring van hulpverleners.

Zowel in Nederland als in België start de beleidsvoering rond fysieke fixatie met

een ziekenhuisbreed protocol. In Nederland gaat men echter nog een stapje

verder en mogen afdelingen hun eigen afdelingsgebonden protocol opstellen,

zolang dit niet in strijd is met het ziekenhuisbreed protocol. De meest

voorkomende reden waarom men een afdelingsgebonden protocol opstelde, was

omdat men vond dat het ziekenhuisbreed protocol niet voldoende afgestemd was

op de praktijk, waardoor men het eigenlijk niet gebruikte. Toch bleek uit de

resultaten dat het protocol zowel in Nederland als in België er zelden werd

bijgenomen bij de toepassing van fysieke fixatie. Het hebben van een

afdelingsgebonden protocol geeft dus nog geen garantie dat het protocol effectief

wordt gebruikt. Daarnaast, zorgt het hebben van een afdelingsgebonden

protocol, er volgens de Nederlandse hogere beleidsmedewerkers voor dat er

wildgroei ontstaat aan protocollen en er dus geen overzicht meer is. Toch mogen

we er niet vanuit gaan dat het protocol, afdelingsgebonden of niet, helemaal geen

waarde heeft. De participanten gaven namelijk aan dat het voor hen een houvast

was waar men naar terug kon grijpen indien er problemen waren. De rol van het

protocol bleek dan wel eerder beperkt in het bepalen of een patiënt gefixeerd

moet worden of niet. Hier waren vooral ervaring, gezond verstand, goed

inschattingsvermogen, overleg met collega's of een multidisciplinair overleg

doorslaggevend.

Naast het bestaan van een fixatieprotocol bleken beide landen ook te voorzien in

bijscholingen. Hier werd het grootste verschil waargenomen tussen België en

Nederland. Zo zijn bijscholingen in Nederland om de één à twee jaar voor

Page 73: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

73

iedereen verplicht terwijl dit in België enkel verplicht is voor nieuwkomers. In

België bleek ook niet iedereen altijd gemotiveerd om een bijscholing te volgen en

hing ook veel af van hoe de leidinggevende stond ten opzichte van een

bijscholing rond fysieke fixatie. In Nederland wordt er tevens steeds meer gebruik

gemaakt van de intercollegiale toetsing terwijl in België de bijscholingen vaak nog

op een “schoolse” manier gegeven worden. De Nederlandse participanten gaven

aan dat dit een aangenamere manier is van leren en dat dit de teamgeest van de

afdeling versterkt en mensen meer gemotiveerd zijn om een bijscholing te volgen.

Aangezien die motivatie volgens de Belgische participanten vaak ontbrak, zou

deze manier van bijscholen eventueel die motivatie kunnen versterken.

Beide landen maken ook gebruik van een elektronisch patiëntendossier. Dit

dossier is gebaseerd op het protocol en verschilt weinig tot niet in beide landen.

Op het vlak van het inzetten van referentieverpleegkundigen werd wel opnieuw

een verschil waargenomen. Zo heeft bijna elke afdeling in Nederland die veel met

fixatie te maken krijgt een referentieverpleegkundige fysieke fixatie. In België is

dit eerder zeldzaam ondanks het feit dat ook hier de meerwaarde van zo een

referentieverpleegkundige wordt erkend. De grote aanwezigheid van de

referentieverpleegkundige in Nederland zou tevens kunnen verklaren waarom

het prevalentiecijfer van het aantal gefixeerde patiënten in Nederland lager ligt

dan dat in België. Daarnaast zou dit mogelijks ook kunnen verklaren waarom er

meer gebruik gemaakt wordt van de alternatieven van fysieke fixatie in

Nederland.

Verder werd ook nog een verschil opgemerkt in de mate van controle op het

uitvoeren van fysieke fixatie. In België bleek dit in de onaangekondigde

veiligheidsrondes te zitten terwijl in Nederland enkel de afdelingen die weinig met

fixatie te maken hadden standaard gecontroleerd werden. Hierbij kan men zich

de vraag stellen in welke mate het hebben van ervaring mee bepalend zal zijn in

het al dan niet maken van fouten op vlak van fysieke fixatie.

Page 74: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

74

Conclusie

Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen of er verschillen bestaan

tussen het Belgische en Nederlandse fixatiebeleid en op welke manier het beleid

in beide landen reeds aandacht heeft voor alternatieven. Uit huidig onderzoek

blijkt dat er tussen de twee universitaire centra (UZ Gent en UMC Nijmegen) een

viertal verschillen waar te nemen zijn op beleidsniveau. Er is onder andere een

verschil op vlak van bijscholing, het gebruik van referentieverpleegkundigen, de

controle op de toepassing van fysieke fixatie en het aankopen van de

alternatieven. Daarnaast zijn er ook enkele gelijkenissen tussen de het UZ Gent

en het UMC Nijmegen. Zo blijkt er geen eenduidig begrip te bestaan over fysieke

fixatie en de alternatieven, bestaat er geen duidelijke wetgeving en maakt men

beide gebruik van een elektronisch patiëntendossier.

Het grootste verschil tussen beide centra is de manier van bijscholen. In het UMC

Nijmegen is het volgen van bijscholingen verplicht terwijl deze in het UZ Gent

enkel verplicht zijn voor nieuwe medewerkers. Daarnaast blijkt men in het UMC

Nijmegen af te stappen van de “schoolse manier” van bijscholen en wordt er

steeds meer aandacht besteed aan de intercollegiale toetsing. Deze manier van

bijscholen werd door het bevraagde Nederlandse beleidspersoneel als erg

aangenaam ervaren en het verhoogde volgens hen de motivatie om zich bij te

scholen.

Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat zowel UZ Gent als UMC de meerwaarde

erkennen van referentieverpleegkundigen. Desondanks, maakt het UMC

Nijmegen hier meer gebruik van dan UZ Gent.

Een derde verschil bestaat in de manier waarop fysieke fixatie gecontroleerd

wordt. In het UMC Nijmegen gebeurt dit volgens de bevraagde

beleidsmedewerkers standaard voor iedere afdeling die niet veel met fixatie te

maken krijgt, terwijl dit in het UZ Gent wordt opgenomen in de onaangekondigde

veiligheidsrondes van alle afdelingen.

Een laatste verschil dat kon worden waargenomen is dat in Nederland afdelingen

die regelmatig te maken hebben met fysieke fixatie zelfstandig alternatieven

kunnen aankopen terwijl dit in België op ziekenhuisbreed niveau wordt gedaan.

Page 75: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

75

Wanneer gekeken wordt naar de aandacht voor de alternatieven binnen het

beleid, kan men besluiten dat er in UMC Nijmegen meer aandacht is voor

alternatieven binnen het beleid. Waar de alternatieven zich in UZ Gent nog vaak

beperken tot het praten met de patiënt, is dit in Nijmegen veel verder uitgebouwd

met rooming-in, gebruik van sensoren, etc.

Naast verschillen konden ook enkele gelijkenissen teruggevonden worden

tussen het Belgische en Nederlandse fixatiebeleid. Zowel de bevraagde

beleidsmedewerkers in UZ Gent als in UMC Nijmegen blijken een heel divers

begrip te hebben over fysieke fixatie en alternatieven. Hierbij gaat vooral de

intentie waarmee een maatregel is uitgevoerd doorslaggevend zijn of

beleidsmedewerkers dit categoriseren als fysieke fixatie of als een alternatief

voor fysieke fixatie. Nochtans is een eenduidig begrip erg belangrijk in het kader

van de terugdringen van fysieke fixatie in de zorg.

Daarnaast is de wetgeving in beide landen voor interpretatie vatbaar. Zo werken

beide landen met een ziekenhuisbreed fixatieprotocol waarin de

beleidsmedewerkers de wetgeving voor de praktijk concreter maken. Doordat de

wetgeving echter niet duidelijk genoeg is, wordt die aangevuld met

wetenschappelijke evidentie en ervaring van hulpverleners binnen het

ziekenhuis.

Ten derde blijkt werkdruk, volgens de bevraagde beleidsmedewerkers in het UZ

Gent en het UMC Nijmegen, een enorme impact te hebben op het fixeren van

patiënten. Opvallend hierbij is dat hogere beleidsmedewerkers een andere

invulling geven aan werkdruk dan de verpleegkundigen en lagere

beleidsmedewerkers. De lagere beleidsmedewerkers vinden tevens dat er

onderschatting is van werkdruk bij de hogere beleidsmedewerkers.

Uit de studieresultaten blijkt verder dat er beperkte aandacht is voor de beleving

en de rol van de patiënt bij fysieke fixatie, terwijl dit toch een grote impact op hen

lijkt te hebben volgens de participanten.

Tot slot maken beide landen gebruik van een elektronisch patiëntendossier

waarin geheugensteuntjes verwerkt zijn op basis van het protocol en wordt door

middel van e-mails, flyers en affiches informatie verspreid.

Page 76: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

76

Relevantie en aanbevelingen voor de praktijk

Algemeen:

Aangezien er in België en Nederland geen eenduidig begrip blijkt te bestaan

tussen fysieke fixatie en alternatieven, zal het in de eerste plaats de taak zijn van

het beleid om dit onderscheid duidelijk te maken. Dit onderscheid is namelijk

belangrijk in het kader van de terugdringing van fysieke fixatie in de zorg en het

inzetten van alternatieven.

Daarnaast bleek uit de studieresultaten dat werkdruk een negatieve impact heeft

op het fixeren van patiënten. Lager en hoger beleid blijken tevens een andere

invulling te geven aan werkdruk. Volgens het lager beleid onderschat het hoger

beleid de invloed van werkdruk op het fixeren van patiënten. Om werkdruk te

kunnen aanpakken, zal het dan ook belangrijk zijn dat onderzocht wordt wat

werkdruk nu precies is en welke implicaties dit met zich meebrengt. Op die

manier krijgen we een beter begrip van werkdruk en wat de invloedrijke factoren

op werkdruk zijn, en kan het beleid hierop inspelen.

Wat kunnen we leren uit de vergelijking tussen België en Nederland:

In het UZ Gent zijn bijscholingen rond fysieke fixatie niet verplicht, dit in

tegenstelling tot het UMC Nijmegen. Jaarlijks overlijden er nog mensen aan de

gevolgen van fysieke fixatie waardoor dit toch wel een belangrijk topic is. Het zou

een meerwaarde zijn om na een bepaalde vastgelegde tijd een verplichte

bijscholing te organiseren rond fysieke fixatie. Tijdens deze bijscholingen moet

niet enkel uitgelegd worden hoe fixatiemateriaal wordt aangebracht. Ook de

kennis omtrent de termen fysieke fixatie en alternatieven moet meer geduid

worden, aangezien hier nog sterk uiteenlopende meningsverschillen rond

bestaan. Om medewerkers te motiveren zou men eventueel gebruik kunnen

maken van de intercollegiale toetsing. In het UMC Nijmegen werd dit erg positief

ervaren.

Daarnaast is er ruimte in UZ Gent voor het verder uitbouwen van het beleid rond

de alternatieven. Zo maakt men in UMC Nijmegen regelmatig gebruik van

Page 77: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

77

rooming-in terwijl dit in het UZ Gent enkel kan op pediatrische diensten of in

hoogst uitzonderlijke gevallen. De Nederlandse verpleegkundigen gaven zelf aan

dat er aanzienlijk minder gefixeerd moet worden met deze maatregel. Door de

aanwezigheid van een gekend persoon is de patiënt veel rustiger en dient deze

niet gefixeerd te worden. Toch heeft rooming-in ook een negatieve kant, namelijk

dat dit emotioneel belastend kan zijn voor de familie. Indien er dus van deze

maatregel gebruik gemaakt wordt, moet de familie hierin bijgestaan worden.

Verder zou men in België infrastructurele wijziging moeten doorvoeren.

In UMC Nijmegen blijkt dat het aankopen van middelen die als alternatief worden

gezien meer afdelingsgebonden verloopt, waar dit in UZ Gent meer top-down

geregeld wordt. Deze manier van werken heeft zowel een positieve als negatieve

zijde. Positief omdat diensten zelf aan hun noden kunnen voldoen. Men bekijkt

op de eigen afdeling welke materialen men kan gebruiken en test dit rechtstreeks

via de fabrikant. In België kan het mogelijk zijn om dit afdeling per afdeling te

bekijken, maar omdat de aankoop van dit materiaal ziekenhuisbreed bekeken

wordt, kan niet altijd aan de specifieke noden van de afdeling voldaan worden.

Toch blijkt dat het ziekenhuisbreed aankopen van alternatieven voor een beter

materiaal -en budgetbeheer zorgt. Zo kan de vrijheid die men in het UMC

Nijmegen heeft, leiden tot een wildgroei aan materialen, waardoor het

management geen overzicht meer heeft over wat wel en niet aanwezig is in het

ziekenhuis.

Toekomstig onderzoek

In het onderzoek kwam naar voor dat werkdruk een rol kon spelen in het wel of

niet fixeren van patiënten, afhankelijk van het aantal patiënten, zorg die geleverd

moet worden, etc. Toch bleken hogere beleidsmedewerkers hier een andere

invulling aan te geven dan verpleegkundigen en lagere beleidsmedewerkers. De

meningsverschillen waren sterk uiteenlopend omtrent deze topic, gaande van

geen invloed tot grote invloed. In verder onderzoek zou men dus kunnen

onderzoeken wat werkdruk nu precies is en welke implicaties dit met zich

meebrengt zodat het beleid hierop kan inspelen.

Page 78: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

78

Daarnaast blijken tot op heden maar weinig alternatieven voldoende inzetbaar in

de praktijk. Het zou een mogelijkheid zijn om verder onderzoek te doen naar

kosteneffectieve maatregelen die voldoende inzetbaar zijn in de praktijk. Enkel

op die manier kan fysieke fixatie in de zorg worden teruggedrongen.

Uit de studie bleek tot slot dat de beleidsmedewerkers slechts weinig aandacht

hadden voor de beleving of rol van de patiënt bij fysieke fixatie terwijl dit toch een

ingrijpende maatregel is. Er is dus nood aan verder onderzoek naar de wijze

waarop de patiënt fixatie beleeft en de manier waarop de patiënt betrokken wordt

in dit proces.

Page 79: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

79

Bronnenlijst

AZ Groeninge, (2016). Veilig en humaan fixeren. Documentnummer 25730.

Kortrijk: Auteur.

AZ Sint- Lucas Brugge, (2011). Fixatie of vrijheidsbeperking van patiënten.

Geraadpleegd op 14 augustus 2016, van

https://www.stlucas.be/media/272351/fixatie.pdf

Baarda, B., Bakker, E., De Goede, M., Fischer, T., Julsing, M., Peters, V., & Van

der Velden, T. (2013). Basisboek kwalitatief onderzoek: handleiding voor het

opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/houten: Noordhoff

uitgevers.

Berzlanovich, A., Schöpfer, J., & Wolfgang, K. (2012). Deaths due to physical

restraint. Deutsches ärzteblatt international, 109(3), 27-32.

Bleijlevens, M.H.C., Capezuti, E., Gulpers, M.J.M., Hamers, J.P.H. & Van

Rossum, E. (2013). De weg naar een bandenloze zorg in Nederland. Tijdschrift

gerontologie geriatrie, 2013 (44), 253-260.

Bleijlevens, M.H.C., Wagner, L.M., Capezuti, E. & Hamers, J.P.H. (2012).

Maastricht Attitude Questionnaire, English version. Maastricht University:

Maastricht.

Bondas, T., Turunen, H., & Vaismoradi, M. (2013). Content analysis and thematic

analysis: implications for conducting a qualitative descriptive study.

Geraadpleegd op 13 april 2017, van

http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/nhs.12048/full

Braun, V., & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology, 3(2), 77-

101.

Castle, N.G., & Engberg, J. (2009) The health consequences of using physical

restraints in nursing homes. Medical Care, 47 (11). 1164-1173

Page 80: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

80

Ceulemans, C. (2014). Fysieke fixatie van patiënten: prevalentie en educatie.

Geraadpleegd op 3 oktober 2016, van http://www.nvkvv.be/file?fle=629361

Council of Europe, (2017). Europees gedrag voor de rechten van de mens.

Geraadpleegd op 19 maart 2017, van

http://www.echr.coe.int/Documents/Convention_NLD.pdf

Declercq, A., Spruytte, N., Van Audenhove, C., & Van Vracem, M. (2016).

Nachtelijke onrust bij personen met dementie in woonzorgcentra: een

verkennende veldstudie. Tijdschrift Gerontologie en geriatrie, 2016 (47), 78-85.

Depla, M., Francke, A., Hertogh, C., & Zwijsen, S. (2011). Wanneer is iets een

vrijheidsbeperking. Denkbeeld, augustus, 24-25.

De Roode, R. P., Frederiks, B. J. M., & Legemaate, J. (2007). De wet Bopz in

internationaal perspectief. Tijdschrift voor gezondheidsrecht, 31, 212-220.

Depla, M., Zwijsen, S., te Boekhorst, S., Francke, A. & Hertogh, C. (2010). Van

fixaties naar domotica? Op weg naar ‘goede’ vrijheidsbeperking voor mensen

met dementie. Geraadpleegd op 27/11/2016 via

http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Boek-domotica.pdf?

Dwang in de zorg, (2016). Wat is fixatie. Geraadpleegd op 17 juli 2016, van

https://www.dwangindezorg.nl/onvrijwillige-zorg/dwangmaatregelen/fixeren-

vastbinden/fixatie.

Dwang in de zorg, (2016). Wet bijzondere opneming in de psychiatrische

ziekenhuizen (wet Bopz). Geraadpleegd op 17 juli 2016, van

https://www.dwangindezorg.nl/rechten/wetten/bopz.

Evans, L.K. & Strumpf, N.E. (1990). Myths about elder restraint. Journal of

Nursing Scholarship, 22(2), 124-128

Haastert, B., Hofmann, H., Meyer, G., & Schorro, E. (2015). Use of physical

restraints in nursing homes: a multicentre cross- sectional study. BMC Geriatrics

15, 1-8.

Page 81: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

81

Halfens, R.J.G., Meesterberends, E., van Nie-Visser, N.C., Lohrmann, C.,

Schönherr, S., Meijers, J.M., & Schols, J.M. (2013). International prevalence

measurement of care problems: results. Journal of Advanced Nursing, 69 (9), e5-

e17Kamphof, I. (2015). Hoe te denken over woonzorgtechnologie. Tijdschrift

voor gerontologie en geriatrie, 46(6), 327-328.

Holloway, I., & Wheeler, S. (2012). Qualitative Research in Nursing and

Healthcare (3e ed.). Hoboken, New Jersey, Verenigde staten: Wiley-Blackwell.

Huijbregts, V. (2016). Fixeren is schieten met hagel. Tijdschrift voor

verpleegkundigen, 2, 22.

Hunter, D., & Jones, J. (1995). Methods for medical and health services

research. BMJ,311,376-80

Legemaate, J. (2004). De verhouding tussen de WGBO en de wet Bopz.

Tijdschrift voor gezondheidsrecht, 28, 441-448.

Maso, I. (1987). Kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom.

Milisen, K., Vandenberghe, M., Sabbe, R., Lagae, T., Braes, V., Vanderlinden,

K., Joosten, E. (2006). Richtlijn betreffende vrijheidsbeperkende maatregelen ter

beveiliging van de patiënt in het UZ Leuven. Tijdschrift voor Geneeskunde, 62

(23), 1659-1663

Milisen, K. (2011). Klinische aspecten van vrijheidsbeperkende maatregelen.

Geraadpleegd op 20 september 2016, van

http://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/sites/default/files/documents/federal

e_raad_voor_de_kwaliteit_van_de_verpleegkundige_activiteit/19068403.pdf

Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. Meldingen wet bijzondere

opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). Geraadpleegd op 19 maart

2017, van https://www.igz.nl/melden/melden_bopz.aspx

Overheid, (2016). Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen

artikel 39. Geraadpleegd op 19 juli 2016, van

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005700/2016-01-01

Page 82: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

82

PDC, (2017). Artikel 15: Vrijheidsontneming. Geraadpleegd op 19 maart 2017,

van

http://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vgrnbo5bvfqo

Philipsen, F., & Vernooy-Dassen, M. (2004). Kwalitatief onderzoek: nuttig,

onmisbaar en uitdagend. Huisarts en wetenschap, 47 (10), 288-292.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, R. (2013). Inventarisatie van

technieken en risico's, Handreiking voor risicobeheersing door zorgaanbieders.

Centrum voor Geneesmiddelen en Medische Technologie. RIVM.

Ritme scientific solutions, (2017). De krachtigste software voor kwalitatieve

gegevensanalyse. Geraadpleegd op 10 mei, 2017, van http://www.ritme-

be.com/nl_BE/product/nvivo/description

Starks, H., & Trinidad, S. (2007). Choose your method: a comparison of

phenomenology, discourse analysis, and grounded theory. Qualitative health

research, 17(10), 1372-1380.

Technische commissie voor verpleegkunde werkgroep fixatie en isolatie, (2007).

Eindverslag oktober 2007. Geraadpleegd op 12 februari 2017, van

http://www.valpreventie.be/Portals/Valpreventie/Documenten/WZC/EVV_WZC_

Fixatie_Techncomm.pdf

UZ Gent, (2015). Beslissing tot al dan niet fysieke fixatie van volwassen

patiënten. Documentnummer 346 versie 2. Gent: Auteur.

UZ Gent, (2017). Sectoren. Geraadpleegd op 24 april 2017, van

http://www.uzgent.be/nl/overuz/organisatie/sectoren/Paginas/default.aspx

Van Audenhove, C., Carlassara, V., Degryse, B., Lampo, E., & Spruytte, N.

(2017). Fysieke fixatie en slimme technologie in Vlaamse Woonzorgcentra:

Resultaten van een surveybevraging bij zorg -en beleidspersoneel over visie en

gebruik. Tijdschrift gerontologie en geriatrie. Februari 2017, 1-10.

Page 83: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

83

Van Dessel, G. (2010). Wat is de meest geschikte steekproefmethode voor uw

enquête? Geraadpleegd op 9 mei 2017, van

https://nl.checkmarket.com/blog/steekproefmethodes/

Van Gunst, S. (2013). Protocol maken? Tijdschrift voor praktijkondersteuning. 5,

134.

Van Wijck, F. (2015). Vrijheidsbeperking in de langdurige zorg: nee tenzij. Bijzijn

– XL, 5, 17-19.

Van Wijck, F. (2015). Vrijheidsbeperking in ziekenhuizen verdient een plaats op

de beleidsagenda. Bijzijn- XL, 4, 12-14.

Vilans, (2014). Alternatievenbundel voor vrijheidsbeperking in de zorg.

Geraadpleegd op 8 oktober 2016, van

http://www.vilans.nl/docs/producten/alternatievenbundel_vrijheidsbeperking_20

14.pdf

V&VN, (2013). Vrijheidsbeperkende maatregelen in het ziekenhuis, nee tenzij.

Geraadpleegd op 3 oktober 2016, van

http://www.venvn.nl/Portals/1/Nieuws/2013%20Documenten/20131120%20han

dreiking.pdf

Wissner- Bosserhof, (2015). Functionele elegantie in de verpleging. Brochure nr.

970991. Mechelen: Auteur.

Z.n., (2007). Technische commissie voor verpleegkunde. Werkgroep: Fixatie en

Isolatie. Geraadpleegd op 03/12/2016 via

http://www.valpreventie.be/Portals/Valpreventie/Documenten/WZC/EVV_WZC_

Fixatie_Techncomm.pdf

Page 84: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

84

Bijlagenlijst

Bijlage 1: fixatiemateriaal (Bleijlevens et al., 2012; Vilans, 2016)

Bijlage 2: wetgeving in België (Technische commissie voor Verpleegkunde,

2007)

Bijlage 3: uitleg algemeen stappenplan (V&VN, 2013)

Bijlage 4: Interview guide

Bijlage 5: Bewijs dat er geen aanvraag ethisch comité nodig is in Nederland

Bijlage 6: Toestemming ethische comité België en Nederland

Bijlage 7: Gunstig advies vakorganisaties UZ Gent

Bijlage 8: Informatieformulier

Bijlage 9: Informed Consent

Bijlage 10: thematic Analysis (Braun & Clarke, 2006)

Page 85: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

85

Bijlagen

Bijlage 1: fixatiemateriaal (Bleijlevens et al., 2012; Vilans, 2016)

Hieronder worden enkele voorbeelden opgesomd:

Pols- en enkelbanden

Lendengordels

Bedhekken

Onrustlaken

Rolstoelen of zetels die achterwaarts kunnen kantelen al dan niet met

aangepaste veiligheidsgordels en/of voorzettafel

Fixatievesten

Belmat

Plank onder de stoel

Hansop of plukpyjama

Etc.

Page 86: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

86

Bijlage 2: Wetgeving in België (Technische commissie voor Verpleegkunde,

2007)

Het toepassen van fysieke fixatie is in strijd met het Europees Verdrag tot

bescherming van de Rechten van de Mens, artikel 5 en met de Belgische

Grondwet, artikel 12.

Artikel 5

‘Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn

vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en

overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure:

Indien hij op rechtmatige wijze is gedetineerd na veroordeling door een

daartoe bevoegde rechter;

Indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd, wegens het

niet naleven van een overeenkomstig de wet door een gerecht gegeven

bevel of teneinde de nakoming van een door de wet voorgeschreven

verplichting te verzekeren;

Indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde

voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er een

redelijke verdenking bestaat dat hij een strafbaar feit heeft begaan of

indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit

te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan;

In het geval van rechtmatige detentie van een minderjarige met het doel

toe te zien op zijn opvoeding of in het geval van zijn rechtmatige detentie,

teneinde hem voor de bevoegde instantie te geleiden;

In het geval van rechtmatige detentie van personen ter voorkoming van de

verspreiding van besmettelijke ziekten, van geesteszieken of van

landlopers;

In het geval van rechtmatige arrestatie of detentie van persoon ten einde

hem te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of van

een persoon waartegen een uitwijzing- of uitleveringsprocedure hangende

is.’ (Technische commissie voor Verpleegkunde, 2007).

Page 87: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

87

Artikel 12

‘De vrijheid van de persoon is gewaarborgd. Niemand kan worden vervolgd dan

in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft. Behalve bij

ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een

met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de

aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uren.’ (Technische commissie voor

Verpleegkunde, 2007).

Page 88: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

88

Bijlage 3: uitleg algemeen stappenplan (V&VN, 2013)

Page 89: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

89

Bijlage 4: Interview guide

Interview guide: fixatiebeleid in België en Nederland: een vergelijkende

studie tussen twee universitaire ziekenhuizen

Tijdens het onderzoek zullen wij werken met semigestructureerd interviews.

Vandaar is het voor ons niet mogelijk om de vragen hiervan op voorhand op te

stellen daar deze zullen voortvloeien uit de interviews zelf.

De thema's die wij zullen bevragen tijdens het interview zullen zijn: fixatiebeleid

van hun instellingen, de mogelijke problemen die zij hierbij ondervinden, de

wetgeving, de praktijk, de ethiek rond fixatie, etc.

Voorbeeldvragen:

1. Beleid en wetgeving

Heeft u instelling een fixatiebeleid?

Hoe wordt een fixatiebeleid/protocol opgesteld?

Zijn er richtlijnen waar men zich in België/Nederland moet aanhouden?

Bestaat er een duidelijke wetgeving met betrekking tot fysieke fixatie in u

land?

Hoe speelt het beleid hierop in of hoe zou het beleid hierop moeten

inspelen?

Merkt u verschillen op tussen wat in het beleid wordt vastgelegd en hoe

de praktijkuitvoering van fixatie gaat?

2. Problemen

Merkt u mogelijke problemen op tussen de wetgeving en fixatie in de

praktijk?

Welk proces moet een verandering van fixatiebeleid doorlopen?

Hoe wordt omgegaan met klachten omtrent fixatie van een patiënt door de

familie?

Page 90: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

90

3. Ethiek

Hoe vat u het de ethische problematiek op rond fixatie?

Bestaan er volgens u andere manieren op de veiligheid van patiënten te

garanderen dan fixatie?

4. Praktijk

Vanaf welk ogenblik wordt er beslist om een patiënt te fixeren?

Is er reeds onderzoek gedaan naar de manier hoe verpleegkundigen met

fixatie omgaan?

Worden hulpverleners in uw instelling opgeleid rond fixatie of dient men

bijscholingen te volgen?

Welke hogere instanties dienen geraadpleegd te worden in geval van

fixatie?

Welke protocollen dienen gevolgd te worden bij fixatie?

Wordt er in u instelling gebruik gemaakt van alternatieven? Op welke

manier worden deze geïmplementeerd in het beleid?

5. Bijvragen

Hoe wordt er met fixatiemateriaal omgegaan?

Welke procedure wordt overlopen om materiaal aan te kopen en te

gebruiken?

Page 91: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

91

Bijlage 5: Bewijs dat er geen aanvraag ethisch comité nodig is in Nederland

Page 92: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

92

Bijlage 6: Toestemming ethisch comité België-Nederland

Page 93: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

93

Page 94: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

94

Page 95: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

95

Page 96: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

96

Bijlage 7: Gunstig advies vakorganisaties UZ Gent.

Page 97: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

97

Bijlage 8: Informatieformulier

Page 98: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

98

Page 99: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

99

Page 100: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

100

Bijlage 9: Informed consent

Page 101: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

101

Page 102: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

102

Page 103: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als

103

Bijlage 10: thematic Analysis (Braun & Clarke, 2006)

Page 104: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als
Page 105: FIXATIEBELEID IN BELGIË EN NEDERLAND...1.1 Definitie In de literatuur vindt men verschillende definities terug van fysieke fixatie. Zo omschreef Retsas in 1998 fysieke fixatie als