Expositie ‘Landmeten in Mesdags tijd’ Geo-informatie ...

48
www.geoinformatienederland.nl Vakblad van Geo-Informatie Nederland 2019 jaargang 16 • Nummer 2 FIG Working Week in Hanoi: wat gaat Nederland doen? Landmeetonderwijs van PBNA Geo-informatie: betekenisvol werk? Interview met KNAG-medewerker Kellie Bocxe over GeoWeek 2019 Expositie ‘Landmeten in Mesdags tijd’

Transcript of Expositie ‘Landmeten in Mesdags tijd’ Geo-informatie ...

ww

w.g

eoin

form

atie

nede

rland

.nl •

Vak

blad

van

Geo

-Info

rmat

ie N

eder

land

20

19 •

jaa

rgan

g 16

• N

umm

er 2

FIG Working Week in Hanoi: wat gaat Nederland doen?

Landmeetonderwijs van PBNA

Geo-informatie: betekenisvol werk?

Interview met KNAG-medewerker Kellie Bocxe over GeoWeek 2019

Expositie ‘Landmeten in Mesdags tijd’

RedactioneelHoewel dit nummer van Geo-Info niet is bedoeld als themanummer

heeft een aantal artikelen toch te maken met het begrip ‘grens’. Zo is, lijkt mij, het vastleggen van grenzen (en eigendom) het

achterliggende thema van de FIG Working Week in 2020 in Amsterdam. Rik Wouters schrijft over de editie 2019 in Hanoi, maar ook de volgende editie in Nederland komt aan de orde. Het reconstrueren door Delftse geo-studenten van het standpunt van de schilder Mesdag bij het maken van zijn Panorama is natuurlijk iets heel anders, maar wel verwant want ook landmeetkundig. Adri de Boer beschrijft de expositie daarover in Panorama Mesdag.

Ferjan Ormeling gaat een andere grens over; hij bespreekt niet één, maar twee Nationale Atlassen van Korea: een versie voor volwassenen en een versie voor kinderen. En daarnaast: omdat het zowel over Noord- als Zuid-Korea gaat, lijkt het erop dat het begrip ‘nationaal’ hier nogal is opgerekt door de Zuid-Koreaanse uitgever.

Oprekken gebeurt ook in een heel andere context. De regering Rutte heeft de pensioenleeftijd opgetrokken naar 67+, maar bij het Bedrijfsmuseum Kadaster in Arnhem vertrok de vorige conservator Zacharias Klaasse pas na zijn 70e. Adri de Boer sprak met hem.

Eerder dit jaar beleefden we de warmste februaridag die ooit in Nederland is gemeten. Er werd dus een record gebroken. Het artikel van de Wageningse promovendus Sytse Koopmans (et al.) over een kaart van de gevoelstemperatuur in Wageningen op een zomerdag in 2015 sluit daar aardig op aan. Deze PET-kartering toont hogere gevoelstemperaturen dan je zou verwachten.

Medewerkers die een rol in een geo-informatieketen vervullen hebben behoefte aan informatie over wat er in en om de keten gebeurt. Pas als dat in voldoende mate gebeurt, kunnen ze hun werk als betekenisvol zien, zich betrokken voelen en kwaliteit leveren. Bij gebrek aan informatie daalt de betrokkenheid en daardoor de kwaliteit van het werk. Wat kan een manager doen? Harrie van der Werf deelt 15 jaar ervaring als interim manager op geo-gebied en geeft tips. Het eerste deel in een serie van drie.

En er is meer, maar mijn woorden zijn op.

| 12019-2 | Geo-Info

Frans Rip

Agenda GIN Colofon

Partners Geo-Informatie Nederland

UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geoinformatienederland.nl

RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected]

HoofdredacteurSytske Postma

RedacteurenAdri den Boer, Eric Hagemans, Roelof Keppel, Ferjan Ormeling, Frans Rip, Frederika Welle Donker

BladmanagementMOS bv, NijkerkJosé Broekhuizen, Edith Koetsier, Lisa Petersen

Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geoinformatienederland.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3400E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag

Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl

Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2019Persoonlijk lidmaatschap: € 100,00.(Bedrijfs-)abonnement op Geo-Info: € 200,00, incl. 6% BTW.Bedrijfslidmaatschap: € 400,00 (maximaal 3 personen).Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geoinformatienederland.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2019. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestem-ming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430BTW-nummer: NL8117.63.973.B01KvK-nummer: 30186871

RechtenDe informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s en illustraties in dit blad en de vormgeving hiervan, zijn beschermd onder de Auteurswet en andere toepasselijke wetgeving. Niets daarvan mag zonder voorafgaande toestemming van de eigenaar worden verveelvoudigd (waaronder mede ‘framing’ wordt begrepen), aan derden ter beschik-king gesteld of openbaar worden gemaakt. De betrokkenen bij dit blad geven met hun medewerking ook toestemming om hun bijdragen en eventueel beeldmateriaal te gebruiken in andere uitingen van Geo-Informatie Nederland.

GeoWeek 2019

Datum: 3 t/m 7 juni 2019

Locatie: divers

Meer info: [email protected] en www.geoweek.nl

Bijeenkomst 'GNSS voor

nieuwe precisietoepassingen’

Datum: 14 juni 2019

Locatie: Delft

Meer info: bit.ly/2TPFpDm

28th International Conference on the

History of Cartography

Datum: 14 juli 2019 t/m 19 juli 2019

Locatie: Amsterdam

Meer info: bit.ly/2IBO03G

International Cartographic Conference

Datum: 15 t/m 20 juli 2019

Locatie: Tokyo

Meer info: bit.ly/2WJlzr9

ww

w.g

eoin

form

atie

nede

rland

.nl •

Vak

blad

van

Geo

-Info

rmat

ie N

eder

land

20

19 •

jaa

rgan

g 16

• N

umm

er 2

FIG Working Week in Hanoi:

wat gaat Nederland doen?

Landmeetonderwijs van PBNA

Geo-informatie: betekenisvol werk?

Interview met KNAG-medewerker

Kellie Bocxe over GeoWeek 2019

Expositie ‘Landmeten in Mesdags tijd’

Foto omslag: Een landmeter van Adverbo legt deze twee meiden uit wat hij in het dagelijkse leven doet (foto: Kellie Bocxe).

2 | Geo-Info | 2019-2

...en verder

4 Beeldmateriaal en mutatiesignalering 8 Gaande en komende man

Bedrijfsmuseum Kadaster12 Boek – The national atlas of Korea 14 Verslag – Straatnaam Hollandse cirkel

in Zwaag gerealiseerd16 Promotieverslag – Promotie over

hydrograaf Tydeman18 Verslag – Opening entreegebouw

GeoFort24 Promotieonderzoek – De ontwikkeling

van een 1-m resolutie standaard hittekaart voor klimaatstresstesten

27 Van de bestuurstafel – Roelof Keppel

28 Open Kaart 31 Column Johan van Arragon – Ruimte voor de provincie

32 Studentenwaardering van geo-onderwijs

34 Verslag – Bijeenkomst GIN-Noord 44 Column Arnold Bregt – 21e-eeuwse geo-vaardigheden

In dit nummer ...

6Verslag – Expositie

‘Landmeten in Mesdags tijd’

40Landmeetonderwijs

van PBNA

36‘Kinderen zijn meestal

heel kritisch en stellen scherpe vragen’

Interview over de GeoWeek

22FIG Working Week in Hanoi: wat gaat Nederland doen?

10Geo-informatie:

betekenisvol werk?

| 32019-2 | Geo-Info

4 | Geo-Info | 2019-2

In dit tweede artikel over de workflow in geodatabijhouding mét mutatiesignalering gaan we in op het gebruik van beeldmateriaal. Satellietbeelden vormen daarbij een nieuwe databron en eentje die niet meer verdwijnt. Wat is de betekenis daarvan voor de workflow?

Door Rob Beck

Data-infrastructuurOm geodata bij te houden met beeldmateriaal dient het wel min of meer structureel te worden ingewonnen en tegen een billijke prijs ingekocht te kunnen worden. Als er een probleem is, moet de afnemer zijn beklag kunnen doen en/of een alternatief kunnen vinden. Als aan deze voorwaar-den is voldaan, kun je spreken van infrastructuur. Voor het openbaar vervoer passen we deze criteria immers ook toe. Het goede nieuws is dat deze infrastructuur in Nederland nu sinds een aantal jaren bestaat. Natuurlijk gaat er van alles mis, maar er zijn tenminste tweemaal per jaar (en doorgaans vaker) verticale luchtfoto’s van ieder stukje Neder-land. Daarnaast zijn er meerdere leveranciers met obliekbeelden en natuurlijk de panoramafoto’s en laserscans vanaf een auto of een boot.

SatellietopnamenEen nieuw element in deze infrastructuur zijn de satellietopnamen. Er is een enorme stijging in het aantal aardobservatiesatellieten (zie figuur 1). Het belangrijkste daarvan is dat de leverzekerheid van de opnamen enorm vergroot is. Van wolken-vrije plekken wordt tenminste één opname per dag gemaakt met een pixelgrootte op de grond van minimaal 3*3 meter. De meest gedetailleerde satellietopnamen op dit moment hebben een pixelgrootte van 40*40 cm op de grond en in

2020/2021 jaar daalt dat tot 30*30 cm. In het Neder-landse satellietdataportaal biedt het Spaceoffice ‘Open satellietdata’ aan met een pixelgrootte van 50*50 cm. Die worden dit jaar tenminste zes keer opgenomen. Overigens is er veel meer satellietdata (ook radar) beschikbaar als open data of commerci-eel. De commerciële data is met name van belang voor inventarisaties direct na een incident als een brand of een hagelstorm.

Kan je alle mutaties opsporen? Het antwoord is ja. Met de in Nederland beschikbare infrastructuur voor beeldmateriaal zijn 100 procent van de aan het oppervlak optredende veranderingen met een omvang van enkele vierkante meters waar te nemen. Dat geldt ook voor veranderingen in veel kleinere inrichtende elementen als verkeersborden, bomen, straatmeubilair, enzovoort. Natuurlijk heeft iedere databron haar eigen eigenschappen en kwaliteiten. Om te weten of een overkapping een carport of een garage is, is het gewenst dat niet alleen verticale luchtfoto’s, maar ook obliek materiaal gebruikt wordt of eventueel panoramafoto’s. Op een satellietfoto blijven de kleinste mutaties onzichtbaar. Het meest ingeburgerde beeldmateriaal is de verticale stereoluchtfoto met een pixelgrootte van 7,5 tot 10 cm op de grond. Dit materiaal is niet alleen van waarde in de signalering van mutaties, maar ook voor de fotogrammetrische inwinning van belijning ten behoeve van basisregistraties als BAG, BGT en BRT. Satellietdata hebben het voordeel dat de data binnen enkele uren tot enkele dagen na opname beschikbaar zijn. Doordat de opnamen zich goed lenen voor automatische verwerking is de informa-tie-inhoud ook snel ontsluitbaar.

ActualiteitIn de praktijk van dit moment wordt slechts een klein deel van de fysieke veranderingen (een omge-hakte boom, een nieuwe rotonde) binnen één jaar

Beeldmateriaal en mutatiesignalering

Figuur 1 - Het aantal per jaar gelanceerde aardobservatiesatellieten (bron: UCS satellitedatabase dec. 2018).

Mutatiesignalen kunnen

de gebruikswaarde van

geodata sterk vergroten

| 52019-2 | Geo-Info

na hun ontstaan in een geo-registratie verwerkt (zie figuur 2). De tegenstelling tussen de theoretische mogelijkheid van signaleren en de praktische uitwerking is dus enorm. De vraag is natuurlijk hoe belangrijk het is om actueler te zijn, hoeveel het kost en respectievelijk oplevert/bespaart.

De overheid legt zichzelf de verplichting op om de objecten in de basisregistraties te gaan gebrui-ken, ‘zonder verder onderzoek naar de juistheid’. Dat betekent dat in het gebruik van data in de Digitale Stelsel Omgevingswet de energietransi-tie, de klimaatadaptatie, enzovoort heel veel data met van de werkelijkheid afwijkende geometrie en inhoud gebruikt gaan worden. Doordat het muteren van objecten in de verschillende registraties niet synchroon is, zullen de analyses niet vaak tot de juiste uitkomst leiden: ‘Garbage in = Garbage out’. Dat is erger, omdat men verwacht dat de basisregistraties dit probleem in belang-rijke mate zullen voorkomen. Dat is dus niet zo.Door Ecorys is in 2006 onderzocht wat de waarde van het delen van mutatiesignalen was voor de overheid (bij de toenmalige stand van de toepas-sing van GIS). De onderzoekers kwamen toen uit op 45 miljoen euro per jaar. Deze waarde werd veroorzaakt door het voorkomen van fouten, dub-bel werk, enzovoort. Het nemen van betere beslis-singen door betere informatie is niet gekwantifi-ceerd. Doorgetrokken naar nu is een veel grotere besparing te bereiken door zorg te dragen voor meer synchrone en actuele registraties. Mutatiesignalering wordt nog niet landsdekkend en met een hoge mate van actualiteit uitgevoerd. Dat komt omdat het vertrouwen in de aange-boden diensten op dit gebied slechts langzaam

stijgt. Ook verloopt het ‘strakker maken’ van het werkproces navenant langzaam. Technisch is grootschalige snelle en frequente verwerking ook nu pas relevant. Dat het kan is het onderwerp van een volgend artikel.

Volledigheid, juistheid en precisieHet vertrouwen in de aangeboden diensten heeft te maken met de leverbare volledigheid, juistheid en precisie. Een mutatiesignaal is precies wanneer het is verbonden aan een bepaald bestaand en/of nieuw/verdwenen geo-object met een locatie die aan de eisen van de geo-registratie moet voldoen. De omschrijving van de fysieke verandering en de werkinstructie moet nauwkeurig zijn. Dat kan door attributen op te nemen in het signaal.In theorie is een volledige detectie te bereiken en een hoge mate van juistheid. De praktijk is weerbarstiger. Bijvoorbeeld wanneer op een foto

de bomen in blad staan, kun je niet zien wat eron-der muteert. In de tweede plaats worden fouten gemaakt in de analyse van beelden ongeacht of de mens het zelf doet of dat deze mens een computer instrueert en controleert. De interpre-tatie van een beeld is vergelijkbaar met het werk van een rechercheur: convergentie van bewijs leidt tot een aanhouding, maar het proces naar de veroordeling begint dan pas.

In figuur 3 wordt geïllustreerd dat beginnende gebruikers van mutatiesignalering hechten aan het feit dat geen mutaties worden gemist. Naarmate de volledigheid groter is in een analyse worden er echter ook meer ‘vals-positieve’ muta-tiesignalen geproduceerd: een signaal waarbij het lijkt of er een fysieke verandering is, maar niet heus. De gevorderde gebruiker stoort zich juist aan deze valse positieven: het creëert overbo-dig werk en kan leiden tot hoge kosten indien mensen tevergeefs veldwerk gaan doen op basis van een foutief signaal. Het strakste werkproces in de bijhouding van geodata ontstaat dus bij het gebruik van mutatiesignalen die behoorlijk volle-

dig zijn en waarin geen valse positieve meldingen voorkomen. Door de herhaling van mutatiesigna-leringen wordt de volledigheid geborgd. In het volgende artikel gaan we in op realistisch te behalen bestandskwaliteit en de mogelijkheden tot efficiëntieverhoging, onder andere in de werkinstructie en controle.

BronnenHulsker, W., F. van Zutphen en E. Ronner, 2007. Economic impact space for geo-information programme. Ecorys, Rotterdam.

Rob Beck is directeur van NEO BV. Hij is bereikbaar via [email protected].

Figuur 3 - Gebruikersbeleving van mutatiesignalering.

Figuur 2 - Het geschatte deel van de mutaties ‘buiten’ dat binnen vijf of minder jaren in Nederlandse geo-registraties is verwerkt.

6 | Geo-Info | 2019-2

Met deze fraaie tekst start de website van het Haagse Panorama Mesdag de aankondiging van een tot en met 22 september 2019 lopende tentoonstelling. De expositie begint met een landmeetexperiment op het Panorama en laat

Repetitiecirkel, gebruikt door Cornelis R.Th. baron Krayenhoff voor een kaart van de Bataafse Repu-bliek. Het instrument is via de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing in Delft terecht gekomen en prijkt nu tijdelijk in Panorama Mes-dag (foto Jan van der Heul, TUD).

‘Terwijl Mesdag vanaf de hoogste duin in Scheveningen in 1880 schetsen maakte voor zijn Panorama, trok de landmeter door het hele land om een nieuwe kaart van Nederland te maken. Zowel de schilder als de landmeter zochten het hoge punt in het landschap op: de één voor het creëren van een optische illusie en de ander voor het meten van afstanden. Wat zijn de verschillen in aanpak tussen de kunstenaar en de wetenschapper?’

Verslag

Expositie ‘Landmeten in Mesdags tijd’

Van 1888 - 1904 werd voor de Rijksdriehoeksmeting (RD) het eerste-orde net gemeten door de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing. Deze RD-foto van de Galgenberg, ten noordwesten van het Gelderse Terlet boven Arnhem van 23 augus-tus 1889, berust in het Kadastermuseum. Hij komt ook voor in de beeldbank van de stichting De Hollandse Cirkel (DHC). De naam ‘Terlet’ zoek je toch nog tevergeefs (zelfs in de tijdschriftendatabank van DHC/GIN). De plek van de foto is nu op het terrein van het zweefvliegcentrum Terlet. De mannen op de scherpe glasplaatfoto waren bezig met het verkennen of zij vanaf die plaats andere RD-punten goed konden waarne-men. Op de Galgenberg prijkt nog steeds een RD-steen. Deze foto diende nu als basis voor de poster van de expositie ‘Vanaf het hoogste punt. Landmeten in Mesdags tijd’ in Panorama Mesdag in Den Haag in samenwerking met de TU Delft.

| 72019-2 | Geo-Info

vervolgens de geschiedenis van het landmeten zien op basis van de Bijzondere Collecties van de TU Delft Library (uit het vroegere Geodetisch Museum). Op 3 december 2018 werd er een land-meetexperiment op het Panorama verricht door geo-studenten van de TU Delft om te achterhalen waar Mesdag precies stond op het Seinpostduin. ‘Hoe nauwkeurig was hij? Hij wilde dat iedere Scheveningse inwoner zijn dorp herkende, dus hoeveel artistieke vrijheid kon hij zich veroorloven?’Mesdag schilderde hoge punten zoals de vuurtoren, de watertoren en de Oude Kerk. Hun werkelijke RD-coördinaten zijn vergeleken met hun positie op het Panorama. De resultaten van deze ‘landmeting in het verleden’ worden in de tentoonstelling gepresenteerd.

Artistiek hoogtepunt Op 1 mei 1880 tekende Mesdag het contract om het Panorama te schilderen en diezelfde dag maakte hij een schets vanaf het Seinpostduin in zijn schetsboek. Hij noteerde hierin alle hoge pun-ten, zoals kerktorens, een proces dat vergelijkbaar is met dat van een landmeter. Aan de hand van schetsen, foto’s en andere objecten uit de collectie van Panorama Mesdag wordt Mesdags werkpro-ces toegelicht. Met een goede voorbereiding en de juiste technische hulpmiddelen wist hij de klus te klaren: een waardevol historisch document en een artistiek hoogtepunt.

Digitale en interactieve kaarten De periode waarin Mesdag het Panorama maakte, viel volgens de museale website ‘samen’ met de meting van het eerste-orde net van de RD door de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpas-sing. Dat meten was echter wat later en duurde vooral véél langer. De inlegkunde zij dus vergeven! De meetpunten in het landschap werden door de Rijkscommissie vastgelegd op foto’s. Vaak werden kerktorens gebruikt voor metingen, maar op de foto’s staan ook spectaculaire tijdelijke construc-ties. Een wand in de tentoonstellingsruimte is volledig ingericht met deze fraaie foto’s. De tentoonstelling toont ook digitale en inter-actieve kaarten waarop de eerdere meetpunten van Kraijenhoff en die van de Rijkscommissie in beeld worden gebracht. Bezoekers kunnen zelf door deze kaart struinen en zien waar er gemeten is. De kaarten laten het constant veranderende landschap van Mesdags tijd tot nu zien (al waren ze daar niet primair voor bedoeld). In Geo-Info nummer 1, 2019 is al een foto van het meetwerk in december 2018 geplaatst. Van de persbijeenkomst voor de opening van eind maart volgt nog een kort verslag in nummer 3. Zie voor het adres, de openingstijden en dergelijke de website www.panorama-mesdag.nl.

Adri den Boer, redacteurHendrik Willem Mesdag, schets voor het Panorama Mesdag, gemaakt op 3 mei 1880 (v.l.n.r.: Schevenin-gen dorp, koepel van Faassen de Heer, Oude Kerk en de vuurtoren), collectie Panorama Mesdag.

Nieuwe poster naar oude foto. Panorama Mesdag is een cilindervormig panoramaschilderij van ongeveer 14 meter hoog en met een omtrek van 120 meter. Het schilderij is een vergezicht op de Noordzee, de duinen, Den Haag en Scheveningen. Het panorama is in 1881 geschilderd door Hendrik Willem Mesdag. Er komt helaas geen landmeter of hydrograaf op voor.

8 | Geo-Info | 2019-2

Per 1 januari 2019 nam Tonnie Peters het beheer van het Bedrijfsmuseum Kadaster over van initiatiefnemer Zacharias Klaasse. De overdracht vond in het volste vertrouwen plaats, aldus de laatste. Klaasse vroeg hem anderhalf jaar geleden al of hij hem op wilde volgen en het inwerken als vrijwilliger vond plaats.

Door Adri den Boer

Bij aankomst op de vijfde verdieping van het Kadaster in Arnhem-zuid werd ik toch nog verwezen naar de voor mij bekende ‘kamer van Zacharias’. Een voor verzending naar Pano-rama Mesdag gereed liggende envelop met RD-foto’s was echter al door Peters gevuld. Het was maar een klein deel van de 8800 ook gescande RD-foto’s, die wel op intranet kwamen, maar waarmee de opvolger al bezig is om ze op het internet te krijgen. Als oud-waterstater moet ik toegeven dat ze dan nog sneller op internet staan dan de mooie NAP-peilmerkschetsen van vaak dezelfde kerktorens van de ‘staat in de staat’.

Start en groeiKlaasse blijft nog wel tot eind 2020 vrijwilliger, maar laat snel zien dat de toegangsbadge van deze gepensioneerde nog loopt tot 1 oktober 2022. In hoeveel YouTube-filmpjes van bezoe-kende historische verenigingen en dergelijke hij blijft voorkomen is een open vraag: “Ik zette ze er niet op en ik haal ze er niet af.” In het gesprek bleek verder dat opvolger Peters net zo oud is en net zoveel kadastrale dienstjaren heeft als Klaasse tien jaar geleden had: 61 jaar en 44 Kadasterjaren. Peters is twee dagen in de week relatiebeheerder notariaat en twee dagen vrijgesteld voor het

Bedrijfsmuseum. De voorganger was ooit een bewaarder en de opvolger is dus een beheer-der. Passend, maar de landmeter ontbreekt. Zacharias Klaasse legt zijn selectie graag uit: “Ik wilde de breedte in!” Overigens zitten er bij het zestal (alleen mannelijke) vrijwilligers van het museum wel landmeters.

Theodoliet Zo is voor de Mesdag-expositie ook Jan Stehouwer ingezet. Incidenteel was er zelfs een kernvrijwilliger uit Zwitserland om een fotogrammetrisch uitwerkinstrument te herstellen. Een landmeter werd Klaasse toch nooit, ondanks de evenwichtige opbouw van de collectie. Hij kreeg recent nog op zijn kop, omdat hij voor een foto in het personeelsma-gazine met zijn linker- in plaats van met zijn rechteroog door een theodoliet keek. Natuur-lijk wist hij weer een Zeeuws verhaal van een meetarbeider met een glazen rechteroog, die ook op de kop kreeg van zijn landmeter bij gebruik van het andere. Met het Bedrijfsmuseum Kadaster is vrijwil-liger Zacharias Klaasse nu al twaalf jaar bezig. De DHC-GIN-tijdschriftendatabank leert dat in 2007 en 2009 de eerste vermelding was van de oude naam ‘Kadastermuseum’ in respectievelijk De Hollandse Cirkel (DHC) en

Gaande en komende man Bedrijfsmuseum Kadaster

Presentielijst in dagregister toont veel internationale belangstelling.

Assistent op afroep “Zo, dus jij komt voor OnderOns? Je snapt natuurlijk wel dat je over 54 jaar Kadaster een boek kunt schrijven. Dat boek moet dan door een zeer professionele binder worden ingebonden en per pakketpost bij al onze medewerkers worden bezorgd. Maar dat zal wel niet de bedoeling zijn.” Zo begint een gesprek met Zacharias Klaasse. Ik heb gehoord dat je nu echt gaat stoppen? “Kijk, ik ben 71 jaar oud, ik ben nog gezond en heb zin in mijn werk. Maar aan alles komt een eind. Bij het Kadaster is het ongebrui-kelijk dat je je eigen opvolger aanwijst. Zelfs de raad van bestuur doet dat niet. Maar ik wel. Ik heb dit jaar Tonnie Peters langszij en hij neemt per 1 januari 2019 het beheer van het Kadastermuseum over. Daarna word ik ‘assistent op afroep’.” Dit is een gedeelte uit het artikel van Peter Stolk in het Kadaster personeelsma-gazine OnderOns, december 2018, p. 20

| 92019-2 | Geo-Info

in Geo-Info. Op 1 juli 2009 liep een vorige klus van Klaasse van drie jaar af en werd hij fulltime museumconservator. Op die dag bezocht net de voorzitter van de raad van toezicht van het Kadaster, minister van Staat Sybilla Dekker, het museum en presenteerde Klaasse de eerste van een reeks inventarisdelen. “Puur toeval”, aldus Klaasse nu. Ter tafel komt een tot een onvolledige pre-sentielijst omgetoverd kadastraal dagregister. Opvallend zijn de vele buitenlandse bezoeken dankzij het ITC en Kadaster Internationaal.

Opvallend zijn ook de vele superlatieven van bezoekers. In 2013 werd het eeuwfeest van de Basismeting Stroe de aanleiding om vrijwil-liger Willem van Mullem te vragen om daar een model van maken. Dat gebeurde en een meettoren volgde. Er werd dus niet alleen verzameld, maar ook gebouwd.

Externe vakrelatiesIn 2010 werd Klaasse redacteur van het tijd-schrift De Hollandse Cirkel en dat blijft hij nog. Zijn droom is daarin, na gedegen onderzoek, over het Kadaster in WOII te schrijven. Uit zijn 54 kadasterjaren weet hij nog van een mede-werker uit Zwolle die een schaduwschrift maakte van Joden, die bij onroerendgoed-transporten waren benadeeld. Stellig weet hij ook dat de Bewaringen in Middelburg en Nijmegen in WOII niet door Duits vuur zijn verbrand. In Nijmegen was dat dankzij de bevrijding door de geallieerden en bij Middel-burg ‘neigt Zacharias naar de Fransen’. In 2011 had de stichting DHC een donateursexcursie naar een museum in Dortmund met een landmeetafdeling. De herhaalde ‘hebben we ook’-opmerking van Klaasse daar haalde ook Geo-Info. Dat gold vorig jaar ook de museale berging van de door de stichting DHC verwor-ven en gerestaureerde verdeelmachines van het Arnhemse bedrijf De Koningh. Eerder was de TU Delft de enige bruikleengever van een Kleman-barometer en van een oude koperen supertheodoliet op de gang.

Van opbouw van een relatie met de rijksmusea Boerhaave (Leiden) en Belasting & Douane Museum (Rotterdam) kwam nog weinig. Contac-ten met de rijksarchivaris waren er wel én goed. Initiator Klaasse had het verder te druk met rondleiden, door-verzamelen, inventariseren en ontspullen, want er werd ook veel in meervoud geschonken. Sluiten van kadastervestigingen bepaalde vaak de prioriteiten. Het Belastingmu-seum bijvoorbeeld heeft kadastraal materiaal, omdat die dienst voordat men onder VROM viel ook nog bij Financiën zat, daarvoor zelfs werd opgericht. Tonnie Peters streeft naar connecties daarmee en met nog meer musea en archieven!

ToekomstHet Kadaster blijft investeren in het Bedrijfsmu-seum, zo blijkt ook uit de nieuwe benoeming. Tonnie Peters had al historische interesses en was al bekend met het Bedrijfsmuseum, maar vindt het er steeds leuker worden. Zacharias Klaasse kan al memoreren dat er in twee fasen ambtenaren van Binnenlandse Zaken op bezoek kwamen, nadat het Kadaster in Rutte-3 naar dat departement ‘verhuisde’, maar Tonnie Peters verwacht er meer.

Bij het verlaten van het pand zie je opnieuw dat ook de hal deels in gebruik is bij het bedrijfsmuseum. Er prijken metalen memora-bilia van dienstfiets tot Volkswagen Kever en buiten op de binnenplaats nog hardstenen grenspalen.

Gaande en komende man Bedrijfsmuseum Kadaster

Samen voor vitrinekast met in vertrouwen de open achterkant naar vóren! Tonnie Peters voor de weer herplaatste gedenkwand van het 150-jarig bestaan van de Topo-grafische Dienst (Delft 1965) met de Latijnse spreuk voor ‘Geen dag zonder lijn’. De wand was een geschenk van het personeel en werd gemaakt door de heren Roozenboom en Peek.

Uit het Belasting & Douane Museum in RotterdamMetalen cachet met de vermelding: ‘Directe belastingen en Kadaster Con-trole Eindhoven’. (www.collectienederland.nl/ search/?q=Kadaster&page=17&view=grid)

10 | Geo-Info | 2019-2

Wat hebben geo-informatie en zingeving met elkaar te maken? Hoe kun je als manager geo-informatie (of manager I&A of facilitair) je medewerkers zó aansturen dat ze hun werk als betekenisvol ervaren? In dit artikel poog ik een bijdrage te leveren aan het antwoord op deze vraag. Om de clou alvast te verklappen: zingeving is een kritische succesfactor die je moet managen. Geo-informatie kan bij uitstek betekenisvol zijn.

Door Harrie van der WerfZingeving is ‘hot’. Eind januari 2019 organi-seerde NRC in Pakhuis de Zwijger in Amster-dam een avond met Damiaan Denys, een psy-chiater met een no-nonsense profiel. De zaal zit vol met beschaafde NRC’ers. De gemid-delde leeftijd is zeker 50 jaar. Zijn laatste zin op deze avond: “Mensen zoeken betekenis in het werk.” Een panellid, bedrijfsarts, onderschrijft die conclusie.6 februari 2019: Dirk de Wachter spreekt in de Jacobikerk in Utrecht. De kerk zit vol, zeker 800 bezoekers. Leeftijdscategorie: vooral jonge mensen, studenten en net-afgestudeerden. Zijn vaak herhaalde tip: “Wees geen gelukzoe-ker, zoek betekenis, ook en juist in je werk.” Dus: betekenis op het werk, het is blijkbaar belangrijk, maar hoe doe je dat? Dit is toch het vakgebied van filosofen en theologen? Zitten we bij I&A en geo-informatie wel goed?

Betekenis heeft zinEerst een stukje theorie: het PERMA-model van Martin Seligman, grondlegger van de positieve psychologie [1]. In dit model (zie figuur 1) komt ‘meaning’, bete-kenis, expliciet naar voren. Naast goede rela-ties, het behalen van doelen, commitment en positieve emoties. Dit model biedt handvatten voor elke manager, in het bijzonder I&A en geo-informatie. Want wat is bij geo-informatie kenmerkend: we krijgen te maken met langere informatieketens waarin mensen de schakels vormen [2].Betekenis op het werk is gerelateerd is aan weten waarvoor je iets doet. Als ketens lang

zijn, kan het doel van de keten uit het zicht verdwijnen, evenals de betrokkenheid met andere schakels. Dit lijkt op lopende band werk, ‘het Taylorisme’: niet zinnig, soms geestdodend werk. Gegevensbeheer en metagegevensbeheer kunnen zo ervaren worden. Maar ook softwarebouw en zelfs het design van een geo-website. Verbroken ketens creëren zinloosheid met als consequenties: minder resultaat, lagere kwaliteit, verminderde innovatie en de kans dat personeel vertrekt.

Wat zijn de eerste signalen?In de afgelopen vijftien jaar heb ik opdrachten en projecten zien slagen en stranden. Hoe kun je dat zien aankomen? Wanneer is te zien of een project van de rails gaat lopen? Het verschil tussen slagen of stranden zat en zit vaak in de rol van de ‘verbindingsofficier’. Wat is een verbindingsofficier? Deze medewer-ker is inhoudelijk sterk, weet inhoudelijk wat er gebeurt in een keten. Hij of zij ziet wat er goed gaat, fout gaat en komt in actie. Proactief zijn is cruciaal. Als deze rol niet goed wordt ingevuld, zie je te laat dat het fout gaat.Als de verbindingsofficier goed functioneert komen interventies op tijd. Maar als de verbin-dingsofficier zijn werk niet goed doet, waar merk je dat dan aan? Mijn ervaring is dat je dit het eerste merkt aan ‘herhaalde besluitvorming’. Een onderwerp komt langs, wordt behandeld, komt weer langs, wordt behandeld, enzovoort. Zodra je dit patroon waarneemt, kun je het beste het project stilleggen en met betrokkenen om

Geo-informatie: betekenis vol werk?

Figuur 1 - het PERMA-model van Martin Seligman.

| 112019-2 | Geo-Info

tafel gaan. Dit is een lastig besluit. In alle geval-len dat ik dit besluit nam, heb ik er wakker van gelegen. Je zit in de fase dat je voelt dat het fout gaat en dat er iets moet gebeuren. Het is voor iedereen confronterend.

Hoe dan wel?Als we werken in geo-informatieketens is het voor betrokkenen nuttig/nodig om te weten hoe de keten in elkaar zit en wie de collega’s in de keten zijn. Een kick-off, georganiseerd door de verbindingsofficier, maakt dat alle betrokkenen weten wat hun bijdrage moet zijn. Dat motiveert enorm, de ‘E’ van Engage-ment in het PERMA-model. En het creëert dat iedereen zijn intelligentie en energie gebruikt om mee te denken. Met als gevolg dat je met elkaar resultaten haalt, de ‘R’ in het model.Geo-informatie heeft door zijn betrokken-heid in informatieketens een groot potentieel voor betekenis. Dit is een andere visie dan die je soms hoort: mensen gekluisterd aan een beeldscherm in de kelder van de organisatie. Dit potentieel ligt niet voor het oprapen, je moet er het nodige voor doen. Het begint met het opleiden en begeleiden van verbin-dingsofficieren.

VoorbeeldenCasuïstiek verduidelijkt dit. Kijk eens naar de volgende signalen:• De opdrachtgever krijgt iets anders dan is

afgesproken. • De opdrachtnemer levert iets anders dan

wat de opdrachtnemer heeft aangeboden. Hier is de interne keten van de opdrachtne-mer niet op orde (dat kan ook).

• De BAG- of BGT-beheerder ontvangt de gegevens niet die door hem verwerkt moeten worden.

• De uitvoerende afdeling levert producten op en hoort er niets meer over, weet niet of het product gebruikt wordt.

• Het team ervaart de samenwerking als los zand.

• Serieuze meldingen (bijvoorbeeld dezelfde query levert verschillende resultaten) komen op het bord van de problem mana-ger, maar de melder krijgt geen response of oplossing.

• In een samenwerkingsverband laat één partij het afweten, andere onderwerpen hebben hogere prioriteit. De keten loopt vertraging op.

• Medewerkers zijn vergeten waar het project ‘ook alweer over ging’.

• Medewerkers nemen vakantiedagen op zonder af te stemmen of het past.

• Gegevens en software worden bijgehou-den, maar het is onbekend of ze worden gebruikt.

Deze voorbeelden duiden op ketenproble-men. Opdrachten zijn verstrekt zonder de expliciete rol ‘verbindingsofficier’ bij opdracht-gever en/of opdrachtnemer. De voorkant en de achterkant zijn niet meer verbonden.

TipsHier een paar tips die helpen om deze casuïs-tiek te voorkomen en om te zetten naar zinvol werk:• Benoem per opdracht een verbindings-

officier, al dan niet ondersteund door een projectleider. Dit kan zowel bij de opdrachtgever als bij de opdrachtnemer.

• Leer ketenrisico’s te benoemen. Bijvoor-beeld hoe afhankelijk elke schakel is van het resultaat. Zonder afhankelijkheid is commitment een open vraag.

• Breng de keten in beeld en benoem een representant van elke schakel.

• Start elke opdracht met een kick-off met expliciete aandacht voor de rol van de verbindingsofficier.

• De verbindingsofficier informeert regel-matig de hele keten en is de eerste die actie neemt.

• Werk bij voorkeur op basis van de agile-methode, zodat regelmatig terugkoppe-ling plaatsvindt tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en gebruikers.

• Benoem vanaf het begin het lifecycle management. Beheer en beheerders van producten en diensten zijn daarmee benoemd en betrokken.

• Organiseer ketensessies waarbij verbin-dingsofficieren uitleggen hoe ze hun rol invullen. Het biedt intervisie voor de verbin-dingsofficieren en vernieuwt en versterkt betekenis voor alle betrokkenen.

Het bovenstaande is van toepassing op het managen van technische infrastructuur, beheer van basisregistraties, geo-informatie-projecten, omgevingswet, enzovoort.

Samengevat• Werken in ketens kan voor alle betrokkenen

motiverend zijn, mits de verbindingsofficier

aan de betrokkenen blijft uitleggen waar de keten over gaat, wat de status is, wat ontwikkelingen zijn.

• Het I&A-vakgebied en geo-informatie zijn bij uitstek geschikt om medewerkers betekenisvol werk te bieden.

• Keteninformatisering kent veel schakels en daardoor zijn medewerkers betrokken bij interessante trajecten.

• De rol ‘verbindingsofficier’ is cruciaal en vergt investering van management en medewerkers.

• Agile werken en lifecycle management zijn twee andere componenten die het bovenstaande versterken.

In een volgend artikel wordt dit onderwerp gekoppeld aan productlijnen en innovatie. Daarna volgt een artikel over de binnenkant van verandermanagement: de intenties van de medewerker.

Referenties[1] en.wikipedia.org/wiki/Martin_Seligman[2] ‘Keteninformatisering in kort bestek’ van J.H.A.M. Grijpink

Harrie van der Werf is directeur bij InformatieWerf BV. Hij is bereik-baar via [email protected].

Geo-informatie: betekenis vol werk?

12 | Geo-Info | 2019-2

The national atlas of Korea. Comprehensive edition. Hoofdredacteur Hwang Chul Sue. National Geographic Information Institute, Ministry of Land, Infrastructure and Transport. Formaat 42x30cm, 172 pp., ISBN 978-89-93841-29-9.

Dit is al de vierde editie van ‘De nationale atlas van Korea’. Niet in de handel, maar toegezonden door de (Zuid-)Koreaanse ambassades aan belangstellenden. De Koreaanse versie van deze atlas is bedoeld voor adolescenten om hun land beter te begrijpen (‘To highlight various geographic elements in order to link the patterns we see and create by living in an area’). Het werk begint dan ook met een kaartgebruiksgids van 12 bladzijden met verschillende soorten kaarten, schaal en projec-ties. Ik heb nog nooit zo’n uitgebreide kaartgebruiksinleiding gezien.

Kaartgebruik stimuleren De atlas munt verder uit, doordat op bijna elke bladzijde een korte interpretatie van de op die bladzij voorkomende kaarten is opgeno-men. De vragen zetten de scholieren aan om de antwoorden in de atlas te vinden. Bijvoorbeeld door het vergelijken van kaarten om op die manier nieuwe kennis te genereren. Dat is een geweldige manier om zowel de atlas in het aardrijkskunde-onderwijs te integreren als om kaartgebruik te stimuleren (en die verdient zeker navolging). Jam-mer is dat in die kaartgebruiksgids een aantal aperte fouten (zoals het weergeven van absolute hoeveelheden met choropleten) en misverstanden (dat neerslag-isolijnenkaarten niet door interpolatie tot stand zouden komen) voorkomen.

Na deze inleiding komt heel Korea aan de beurt: Zuid- en Noord-Korea en de gedemilitariseerde zone, de historische ontwikkeling van het schiereiland en de recente ontwikkeling sedert 1945, en 6 pagina’s over alleen Noord-Korea met een korte demografische en economische karakteristiek. Dan volgt het fysisch milieu, met als bijzonderheid extrapolaties of projecties van temperatuur, neerslag en stormen in verband met de klimaatopwarming, evenals van zeetemperatuur en – niveaustijging – waarbij tevens gekeken wordt wat voor uitwerking dat zal hebben op de vegetatie en te verbouwen gewassen.

Globale relaties Het aan Zuid-Korea gewijde deel begint met een kaart van de voor-naamste geplande infrastructurele ontwikkelingen (droogleggingen, autosnelwegen, nieuwe industriesteden en stuwdammen) gericht op een betere spreiding van de menselijke activiteiten over het land, gevolgd door het urbanisme en Sejong, de geplande nieuwe hoofdstad, verder weg van de grens met Noord-Korea dan Seoul, dat onder bereik van Noord-Koreaanse kanonnen ligt. Dan komen economie en industrie aan de orde, nog voor de demografie.

Daarna komen de internationale relaties aan de orde en de ecologie, verontreiniging en duurzaamheid. De globale relaties nemen relatief veel plaats in: handel, investeringen in het buitenland en andersom, internationale samenwerking. Dat er daarna nog 14 pagina’s kleuren-platen komen past volstrekt niet! Volgens de tekst zijn de kaarten uit de atlas ook beschikbaar via nationalatlas.ngii.go.kr. De hoofdschalen van de kaarten zijn ca 1:1,5M en 1:3,5M, er is een index van de gekarteerde onderwerpen. Aan de atlas heeft ook een team van Amerikaanse aardrijkskundeleraren meegewerkt, die twee jaar in de klas met de gebruiksmogelijkheden van de kaarten in deze atlas hebben geëxperimenteerd; hun bevindingen zijn mede in de kaartinterpretatie-paragrafen verwerkt.

Voor de bespreking van de tweede editie zie Geo-Info nummer 10, 2010.

Ferjan Ormeling, redacteur

Boek

The national atlas of Korea

| 132019-2 | Geo-Info

The national atlas of Korea for children, hoofdredacteur Hwang Chul Sue. Uitgegeven door het National Geographic Information Institute (Ministry of Land, Infrastructure and Transport), te Suwon in 2017. 108pp, formaat 35 x26cm met 73 kaarten, 47 diagrammen, 7 kleurplaten, 146 foto’s en 13 overige illustraties. ISBN 978-89-93841-27-5.

Het is een geweldig idee om een nationale atlas ook voor kinderen te bewerken. Na Israël en Frankrijk is dat nu ook door Koreaanse geogra-fen gedaan. Het blijft echter moeilijk om het goed op kinderen af te stemmen. Behalve het taalgebruik en de keuze van de onderwerpen moeten ook de structuur en de vormgeving voor een jonger publiek geschikt worden gemaakt. Dat is nog niet zo eenvoudig.

The national atlas of Korea for children

Bedreigingen milieuDeze atlas lijkt afgestemd te zijn op begin middelbare school leeftijd. De atlas bevat een korte historische inleiding (‘Korea in context’), die de splitsing in 2 Korea’s verklaart (de meeste kaarten betreffen alleen Zuid-Korea, slechts een paar fysische kaarten hebben het hele schiereiland tot onderwerp), brengt dan een aantal fysische (‘natural setting’) en sociaal-economische (‘people and culture’) onderwerpen in kaart, gaat in op de bedreigingen van het milieu (‘challenges and responses’) en op globale samenwerking (‘global connections’) en eindigt met een aantal topografische kaarten van het schiereiland.

BodemsoortenNatuurlijk horen er dinosaurussen en de Koreaanse jeugdcultuur met zijn popgroepen in, maar om daarnaast 17 bodemsoorten te onder-scheiden zonder dat er uitgelegd wordt wat de gebruiksmogelijkhe-den ervan zijn, wordt aan het doel voorbijgeschoten. Er staat dat het grootste ‘land reclamation project’ ter wereld het Saemangeum project is met 40 500 ha (maar onze Noordoostpolder heeft 46 000 ha, Oostelijk Flevoland 54.000 ha en Zuidelijk Flevoland 43 000 ha). Evenmin is een kaart met een indeling in 6 aardverschui-vingsrisicoklassen nuttig als er niet bijstaat welke klasse het minst gevaarlijk is. Maar er is over het algemeen sprake van goede en leuke combinaties van kaarten, foto’s en diagrammen. Het taalgebruik kan wel beter: in plaats van over cetaceën en pinnipeden zou men het over walvissen en zeehonden moeten hebben, en een betere afstemming tussen de kaarten en diagrammen enerzijds en de begeleidende tekst anderzijds is gewenst.

SamsungOpvallende trends op de kaarten of plotselinge veranderingen in de diagrammen zouden in de begeleidende teksten moeten worden verklaard. Er wordt met geen woord gesproken over de producten die we met Korea associëren zoals Samsung, Kia of Hyundai. Wel over oceanografisch onderzoek, globale samenwerking op het gebied van de voedselproductie en duurzaamheid. En dat maakt de atlas natuurlijk ook interessant: wat vinden de Koreanen de moeite waard om aan hun eigen en aan buitenlandse kinderen te laten zien over hun land? In dat verband wordt met name ingegaan op de uitdagingen van het milieu: het land is kwetsbaar voor de door zijn grote buren veroorzaakte ver-vuiling (de Oost-Chinese Zee is één van de meest vervuilde ter wereld) en de atlas toont welke maatregelen er allemaal genomen worden ter bevordering van de duurzaamheid zoals rivierherstel, het tegengaan van bodemerosie en aardverschuivingen en het aanleggen van zon-nepanelen- en windmolenparken. Als atlas voor kinderen niet helemaal geslaagd, maar behoorlijk informatief over de Koreanen!

Ferjan Ormeling, redacteur

14 | Geo-Info | 2019-2

Door de bouwcrisis duurde het in Zwaag tien jaar voor de bestuurlijk al vastgestelde straatna-men realiteit werden en (meestal) op bordjes kwamen. In Geo-Info nummer 6, 2014 ver-scheen de parel ‘Mooie straatnamen in Hoorn’ met foto’s van de toen al presente naambordjes Meetketting en Jan Doustraat. Het terrein voor de Hollandse cirkel bleef maar braak liggen.

Op vrijdag 11 mei 2018 tenslotte kopte de krant OnsWestfriesland: ‘Hollandse Cirkel als centrale ontmoetingsplek’. De dag erop werd het win-kelcentrum Hollandse cirkel – met daarboven appartementen - geopend. De gemeente plaatste op deze locatie geen straatnaam-bordjes, maar liet de naamsvermelding over aan de markt. De norm NEN 1772 ‘Straatnaam- en huisnummerbordjes’ uit 1992 werd dus genegeerd. Bij de straatnaam ‘Gebed zonder End’, een zijsteegje van de Grimburgwal, koos de gemeente Amsterdam ook voor schilderen in plaats van bebording, maar dat was na de veelvuldige diefstal van de bordjes…

Uitleg mankeert

Geo-informatie omvat ook straatnamen. Eind 2008 werden er straatnamen vastgesteld voor de nog te ontwikkelen delen van Bangert Oosterpolder in Zwaag, sinds 1979 gemeente Hoorn. Straten in fase 3 daarvan kregen het thema ‘Landmetersgereedschap’, waaronder Hollandse cirkel, en die in fase 4b ‘Landmeetkundigen, intellectuelen en cartografen’. Kennelijk evenmin intellectuelen als landmeetkundigen.

Hollandse cirkel als laatste naam in de reeks en ook een publiek onbekend instrument.

Hollandse cirkel van Heindrick Sneewins, Leiden ca. 1670 (Planetarium Zuylenburgh).

Straatnaam Hollandse cirkel in Zwaag gerealiseerd

Brief aan de straatnamencommissie van Amsterdam - 1964Weg met al die straatnamen! Aan de straatnamencommissie van Amsterdam

Amsterdam, 15 januari 1964

Geachte Heren,

Die 27 wijken zijn goed bekeken, daar het publiek dadelijk weet waar zij moeten zijn, máár !!! Ik ben het niet eens, dat elke straat een naam hebben moet. Ik vind het uit de boze, zeer ouderwets en onnodig ingewikkeld, en dat het voor het publiek onnodig moeilijk wordt gemaakt. Op de duur moet dat vast lopen in een grote stad. Dat is goed voor een dorp. In het buitenland vindt men zo’n systeem niet meer. Wat zou nu makkelijker zijn – een naam of een nummer? Een nummer

is veel beter te onthouden, als een naam die men spoedig vergeet. In Engelands grote steden zijn geen namen, alleen maar nummers van de straten en huizen. Amerika dito. Het is minder werk, een nummer als een naam. Men hoeft geen nieuwe namen te bedenken en nummers volgen elkaar gemakkelijk op: een fout is het kenmerk van het ware. Het einde is er van zoek, hoe groter de steden worden. Met nummers niet.

Met de meeste hoogachting, A.H. Amsterdam west

Annemieke Houben diepte recent voor www.historiek.net deze historische klacht op.

| 152019-2 | Geo-Info

Nadrukkelijk is in Zwaag bij al het moois te betreuren dat er nergens onderschriften met een uitleg van de namen staan. Het was in dit blad in 2013 al aanleiding om wat de vernoemde mensen betreft alleen maar het straatnaambordje van landmeter Jan Dou te fotograferen. Híj was en is tenminste op de

website www.wikipedia.nl te vinden: ‘Jan Pie-terszoon Dou (Leiden, 1572 of 1573 – 5 augus-tus 1635) was een invloedrijke landmeter. Hij heeft meer dan duizend kaarten getekend, verschillende boeken over zijn vakgebied gepubliceerd, en hij is de uitvinder van de Hollandse cirkel.’

Mijn recente check bij een verbindende kassa van super Deen in winkelcentrum Hollandse cirkel bevestigde de publieke onbekendheid met het vernoemde meetinstrument.

Tot slot: in Zwaag is niét de GIN-partner stichting De Hollandse Cirkel van 1998 of haar gelijknamige tijdschrift van 1999 vernoemd. Die zijn immers zelf al vernoemd naar het-zelfde oud-Hollandse meetinstrument als de straat en het winkelcentrum dat nu ook zijn!

Adri den Boer, redacteur (en lid Straatnaam-commissie gemeente Zuidplas)

Ook Jan Dou werd vernoemd zonder uitleg. Wat een Meetketting is snapt iedereen?

Bijeenkomst ‘GNSS voor nieuwe precisietoepassingen’

Op 14 juni presenteren leveranciers en gebruikers in het veld een aantal nieuwe toe-passingen van centimeter nauwkeurige GNSS-toepassingen. GNSS-chips voor massamarkten verlagen de kosten en vergroten de mogelijk-

heden voor nieuwe toepassingen in positiebe-paling met GNSS. Tijdens deze dag vertelt Pieter Franken (Skeye BV) meer over het gebruik van GNSS in drones, geeft Theo Kleinendorst (Acacia Water BV) een

lezing over ‘Bodemwater peilen met GNSS’ en vertelt Tommy van der Heijden (MarXact) meer over de universele RTK GNSS-ontvanger.

Meer informatie is te vinden op: bit.ly/2TPFpDm

Mussertpalen

Uitgezette grensstenen zijn er in soorten. Je kunt ze niet alleen indelen naar materi-aal en leeftijd, maar wanneer het gaat om overheidspalen ook vernoemen naar amb-tenaren, mits die later in de fout gingen. Een voorbeeld van vernoemen zonder dat misdragen is onbekend!

Een Mussertpaal is de benaming voor een betonnen grenspaal zoals die langs sommige doorgaande wegen in en van de provincie Utrecht zijn geplaatst op initiatief van ir. Anton Adriaan Mussert. Hij studeerde in Delft met Willem Scher-merhorn Civiele Techniek; Anton woonde met zijn moeder en zus op Kanaalweg 15 daar. Ze stu-deerden op 5 juli 1918 tegelijk af, Mussert ‘met lof’. In  1946 stemde Schermerhorn in met het dood-vonnis tegen zijn vroegere studiemakker.

Mussert werkte eerst bij Rijkswaterstaat. Van 1920 tot 1927 was hij ingenieur en van 1927 tot 1934 hoofdingenieur bij de Provinciale Water-staat Utrecht. Hij werd ook belast met het pro-vinciaal wegenplan, een toen nieuwe landelijke ontwikkeling. De vele palen markeren de grens tussen de provinciale grond en het particulier eigendom. Op de achterkant van de palen staan

daarom de letters PG: Provinciale Grond. Op de andere zijde van de paal staat het provinciewa-penschild van Utrecht. Het is best lastig zonder kleur: een gevierendeeld schild; op het eerste en vierde kwartier staat een kruis, op het tweede en derde kwartier een leeuw. Het hartschild bestaat uit twee schuine vlakken. Het schild is gedekt met een markiezenkroon.

Veel palen bleven bewaard langs de Hamseweg in Hoogland (Amersfoort). De nu beperkte grootte van zo’n grenspaaltje wordt weer prima aangegeven door Frederiek Breedijk, die dat in het vorige num-mer met een gróte grenspaal in Nijkerk ook deed, opnieuw dank. Ook aan haar moeder voor de foto’s!

Adri den Boer, redacteur

16 | Geo-Info | 2019-2

De oud-marineman promoveerde tot ‘jonge doctor’ bij professor doctor Henk J. den Heijer. (Professor emeritus in Maritime History at the Leiden University Institute for History, chair from 2010 to 2015). De co-promotor was doctor Anita M.C. van Dissel (lecturer Maritime History at Leiden University).

Acda voltooide de opleiding tot zeeofficier aan het Koninklijk Instituut voor de Marine in 1963 en sloot zijn marineloopbaan in 1995 af als commandant van dit instituut. Vervolgens was hij tot 2004 directeur van het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen. Vanaf 2001 tot de opheffing in 2016 was hij lid van de Commissie voor Zeegeschiedenis, die tot 2010 deel uitmaakte van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Vragen promotiecommissieDe leden van de promotiecommissie hadden rake vragen, maar hadden toch zelden een tweede ronde nodig. Een Utrechtse profes-sor zag het werk een lacune opvullen, maar vond het op twee gedachten hinken. Het was een biografie en een werk over de ontwik-

keling van de relatie tussen de marine en de hydrografie. De vraag was waarom niet was gekozen voor een diepere studie van één van de twee onderwerpen. De promovendus was al bezig met een biografie toen er in 2012 een gesprek volgde met de promotor. Voor een proefschrift leek toen de verbreding beter. Een VU-professor vond dat er teveel gefocust werd op de Nederlandse marine in de negen-tiende eeuw. Hij miste de bredere context. “U vraagt niet naar de continuïteit tussen de VOC met de particuliere kaartproductie enerzijds en de Koninklijke Marine van 1850 anderzijds.” De promovendus vond dat een lastige vraag, want beperken was vereist en als ’t een gemis was, viel het niet meer goed te maken.

Oppervlakte Een ‘landrot-professor’ wist van Tydeman dat zijn persoonlijk leven meer een ‘kabbelend watertje’ was dan een deining. De hydrograaf

trouwde ook met een twaalf jaar oudere nicht. De promovendus achterhaalde dat Tydeman een serieuze, sobere man was, die veel schreef en ook eigenwijs was. “Ik denk dat ik wat van hem weg heb”, zo bekende promovendus Acda. Dat riep bij de vragende professor nog meer vragen op, die hij niét stelde! Een ander lid vond het werk soms wat aan de oppervlakte blijven en vroeg naar verdieping. De promovendus benutte het woord ‘diepzee-expeditie’ dus. Hij bekende dat het hem frappeerde dat het eerste werk van de marine de grensbepaling tussen Engels en Nederlands koloniaal gebied in de Straat van Malakka was. Een vrouwelijke doctor vroeg naar het wat magere gebruik van de memoires van Tydeman. Uit de conclusies van de dissertatie over Tydeman: “Tegen het einde van zijn leven publiceerde hij in 1937 zijn ‘Verbleekte films’, een bundel vaak geestige en soms ontroerende herinneringen uit zijn jonge marinejaren.”

Promotie over hydrograaf TydemanGerard M.W. Acda (1940), commandeur buiten dienst, promoveerde op 30 januari 2019 in Leiden. De haast literaire titel van zijn proefschrift was: ‘Op de deining van de wetenschap - Leven en werk van Gustaaf Frederik Tydeman 1858-1939, zeeofficier en hydrograaf’.

Promotieverslag

Gevuld Groot Auditorium met links de promotiecommissie, achteraan de pedel en de vice-rector mag-nificus en rechts de promovendus met de paranimfen.

Uit de stellingen behorend bij het proefschrift van Gerard Acda: 1. Voor de Nederlandse overheid

waren vanaf het midden van de negentiende eeuw de belangrijkste argumenten voor de hydrografische opneming van de Indische archipel het belang van handel en scheep-vaart, het uitsluiten van buitenlandse opnemingen en in relatie daarmee het behoud van imperiaal prestige.

(…) 3. Een hydrograaf is ook een geograaf

en kan als zodanig worden ingezet. (…)5. De historie van de marine is niet

alleen krijgsgeschiedenis, maar ook de geschiedenis van de evolutie van de zeevaartkunde en van maritieme wetenschappen als hydrografie en oceanografie.

(…)

| 172019-2 | Geo-Info

De promovendus vond dat proza en checkte in andere bronnen of Tydeman alles nog wel wist. “Hij verdedigde zich ook.” Een ander commissielid merkte op dat er weinig marineofficieren waren die een schip naar zich vernoemd kregen. Het viel hem wel op dat men het schip ‘Tijdeman’ noemde. Ik vernam pal daarna van marinemensen dat dit bij hydrografie en aan boord van de A906 zeker niet zo was.Hr.Ms. Tydeman, 1976-2004, is nu MV Plancius. Kwamen adelborsten eerst al met 12 jaar op de opleiding en waren ze met 15 jaar officier,

Tydeman wilde oudere adelborsten. De pro-movendus begreep dat wel. Na het beraad van de commissie kon uiter-aard de koker met de bul worden uitgereikt. Het proefschrift is digitaal beschikbaar via het Leids Repositorium [1]. Daarin prijkt alles, ook het boekomslag met Tydeman, in ceremonieel tenue!

Referenties[1] openaccess.leidenuniv.nl

Adri den Boer, redacteur

Nog steeds voor €17,50 te koop op www.marineshirts.nl.

Felicitatie van de ‘jonge doctor’ door Kapitein Luitenant ter Zee Barten van hydrografie met een in een ongebruikte zeekaart verpakt geschenk.

G.M.W. Acda, ‘Op de deining van de wetenschap - Leven en werk van Gustaaf Frederik Tydeman 1858-1939, zeeofficier en hydrograaf’, Paperback, 275 blz., ISBN: 9789051945577, € 39.50

Gustaaf Frederik Tydeman (1858-1939) is een intrigerende figuur. Hij wist in zijn leven wetenschap en actieve dienst als marineofficier te combineren en dat heb-ben weinigen hem nagedaan. In deze eerste biografie van Tydeman komt deze bijzondere figuur tot leven. Zijn loopbaan speelde zich voor een groot deel af in Nederlands-Indië, waar hij als jong officier uitgebreid ervaring opdeed met de hydrografische opneming van kusten en vaarwaters van de archipel. In 1899-1900 was hij commandant van Hr. Ms. flottieljevaartuig Siboga tijdens de befaamde oceanografische expeditie in het oostelijk deel van Nederlands-Indië. In het vervolg van zijn loopbaan kreeg hij het commando van grote schepen en van het Koninklijk Instituut voor de Marine. Zijn laatste varende functie was eskader-commandant in Indië. Hij eindigde zijn marinejaren in 1915 als commandant en directeur van de marine in Amsterdam in de rang van viceadmiraal. Na zijn pensio-nering bleef Tydeman als liefhebber van de wetenschap actief in de wetenschap-pelijke wereld als bestuurder en publicist. Tydemans levensverhaal illustreert het wereldwijd reilen en zeilen van de marine van zijn tijd en de rol die de marine in de maritieme wetenschappen speelde. www.uitgeverijvanwijnen.nl

18 | Geo-Info | 2019-2

Bij de opening in 2012 ging men nog uit van 50.000 bezoekers per jaar, maar de laatste jaren zijn dat er inmiddels 100.000 gewor-den. Een nieuw entreegebouw was daarom noodzakelijk. Dankzij financiële bijdragen van BankGiro Loterij, provincie Gelderland en Triodos Bank is dit nu gerealiseerd. Circa 180 bezoekers uit het bedrijfsleven, de overheid en opleidingsveld woeien deze dag haast uit hun jas tijdens de rondleiding over het fort. Met het zonnetje tussen de langsja-gende wolken was het echter een bijzonder fraaie entourage om je even echt weg te wanen van de dagelijks hectiek.Zelf was ik al even niet meer op het GeoFort geweest. Wat is er enorm veel veranderd. GeoFort is een science center, een museum en een cultureel erfgoed. ‘Waar alles om de aarde draait’ is de slogan. De ‘Beste kindermuseum van de wereld’-prijs (2016/2017) en de ‘Europa Nostra’-prijs (2018) zijn mooie bekroningen van de inspanningen van GeoFort. Maar naast een plek om te ontdekken, is GeoFort steeds vaker

een locatie voor vergaderingen, workshops, teamuitje en bruiloften (zo’n zestien dit jaar!).

Heden, verleden, toekomstIn groepen werden we over het fort geleid en kregen in een inkijkje in het ‘heden’, ‘verleden’ en ‘toekomst’ van het fort. Momenteel komen zo’n kleine 13.000 leerlingen jaarlijks naar GeoFort. Daarvan is het merendeel afkomstig van de middelbare school. Dat vind ik -als moeder van vier pubers- persoonlijk knap: om deze leeftijdsgroep naar een museum te krijgen. In het educatieve staan fun, beleving en belang (‘sense of urgency’) centraal. De nieuwe thema’s zijn: ‘Big data’, ‘Klimaat’ en ‘Geo-design’. Om hierover aansprekende ‘experiences’ te kunnen maken werkt GeoFort veel samen, onder andere met TU’s en de HKU. Constant vooruitdenken, goed maar verant-woord groeien; de opgaven van vandaag. Zo wordt er nagedacht om in de dalperioden met experiences erop uit te gaan naar scholen en bibliotheken toe. Smart.

Het ‘verleden’ van GeoFort is natuurlijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De bedoeling van de linie was dat gebieden onder water gezet konden worden. De forten werden op strategische plaatsen gebouwd. Drie keer is

Afgelopen 5 maart was het zover: de opening van het nieuwe entreegebouw van GeoFort. Het gebouw was noodzakelijk om de groeiende stroom bezoekers te kunnen opvangen. Volgens ‘fortvrouw’ Willemijn Simon van Leeuwen, die terugblikte op 14 jaar bouwen, het 19e level in het spel dat GeoFort heet.

Verslag

Opening entreegebouw GeoFortHet geo-science center naar een nieuw level

Bezoekers luisteren naar het verhaal van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (foto: Lia Zaal). Gasten wachten op de officiële opening van het entreegebouw (foto: Lia Zaal).

| 192019-2 | Geo-Info

de linie in stelling gebracht: in de Frans-Duitse oorlog, de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Tegenwoordig is het open Linielandschap rijksmonument, beheerd door Staatsbosbe-heer. De forten zijn herbestemd.GeoFort is een centrum voor navigatie en kartografie. Steeds meer gaat het over de inrichting van de aarde waarin geo een rol kan spelen. Zo is GeoFort onlangs tot showcase voor energietransitie en klimaat uitgeroepen. Eén van de experiences is de ‘aardwarmtelift’, feitelijk een container, die bezoekers ‘mee-neemt’ de diepte in en de toekomst van de geothermie. Ook de tentoonstellingen sluiten aan bij de actualiteit, zoals die over ‘Fake Maps’. Een kaart is zo gemaakt, maar of die ook vertelt wat waar is? Voor mij weer vol-doende bewijs dat kartografie een belangrijk vak is!De tentoonstelling Fake Maps: alle kaartenmakers liegen (foto: Sytske Postma).

Gasten wachten op de officiële opening van het entreegebouw (foto: Lia Zaal).

20 | Geo-Info | 2019-2

Verslag

UNESCO-erfgoed Het nieuwe entreegebouw was te klein om 180 mensen op een stoel te zetten. Daarom zaten we in een klapperende tent. Voor de presenta-ties maakte dat niets uit. Willemijn opende de plenaire bijeenkomst met een dankwoord aan partners en sponsors ‘huismeester’ Staatsbos-beheer, onderwijs en bouw. Eigenlijk iedereen die GeoFort een warm hart toedraagt. Ze vroeg Josan Meijers (gedeputeerde provincie Gelderland), Dorine van Burmanje (bestuursvoor-zitter Kadaster), Wim van der Weijden (oud-direc-teur Naturalis) en Mart van Bragt (oud-directeur TNO Energie en nu directeur Systeemintegratie Topsector Energie) op het podium.De provincie Gelderland heeft veel met cultu-reel erfgoed. In GeoFort zien zij een stuk van het verhaal van Nederland. Josan Meijers vertelde dat op 1 maart de Nieuwe Hollandse Waterlinie als nominatie bij UNESCO is ingediend. Deze nominatie is geaccepteerd, dus mogelijk kan GeoFort naast de eerder genoemde kwalifica-ties in de zomer van 2020 ‘onderdeel UNESCO-erfgoed’ toevoegen aan de naam. Wim van de Weijden lichtte als toezichthouder van de jury

nog eens toe waarom GeoFort beste kinder-museum van de wereld is geworden: 1. Leren & beleven (belangrijker nog dan exposeren voor kinderen), 2. Helemaal gericht op geo, dat is uniek en 3. Innovatief: hands-on, social and fun.

Het Kadaster was de eerste sponsor van Geo-Fort. Dorine van Burmanje vertelde waarom. In de eerste plaats zag zij in GeoFort een manier om de neerwaartse spiraal in het aanzien van het geo-vak te keren, namelijk door jongeren te enthousiasmeren. In de tweede plaats vond zij het enthousiasme van Willemijn aansteke-lijk. Een mooi compliment! De energietransitie is onvermijdelijk, maar voor velen nog abstract in termen van: wat betekent het voor mij? Mart van Bragt zal in zijn nieuwe rol juist de vertaling naar ‘de gewone mens’ een rol spe-len. Het GeoFort is een plek waar dat verhaal verteld kan worden.

KlimaatverstoringEen mooi bruggetje naar Helga van Leur, keynote speaker (wij kennen haar vooral als ‘weervrouw’). Als klimaatdeskundige kan zij ons

alles vertellen over de impact van klimaatver-andering. Of ‘klimaatverstoring’, zoals zij het liever noemt. De natuurlijke weersystemen stagneren als gevolg van de opwarming, waardoor in delen van de wereld wekenlang hetzelfde weertype is (droogte, overstroming). Zoals we allemaal wel weten is CO2 een grote boosdoener. Met het verbranden van fossiele brandstoffen, waarmee de industriële revolutie (eind 19e eeuw) gepaard ging, is het CO2-gehalte in de atmosfeer gaan stijgen. Vanaf 1970 is dit goed te zien in de metingen. Dat dit niet direct meetbaar is, heeft te maken met een naijl-effect. Dit houdt dus ook in dat het systeem pas over 20 jaar gaat reageren en de trend over 50 jaar gaat keren als we nú succesvol CO2 reduceren. Door de geschiedenis van koude en warme periodes heen -zeg 800.000 jaar- zijn vaker perioden van hogere CO2-gehalten geweest. De pieken waren dan 280 ppm. Nu wordt al 410 ppm gemeten. De toename gaat zo snel, dat is te vergelijken met op één dag van 80 naar 120 kilo groeien. Dat komt aan. Dat het natuurlijke systeem zich aan deze snelle

V.l.n.r.: Bart Bennis, Joran Floor, Willemijn Simon van Leeuwen (allen GeoFort), Chris Kalden (voorzitter raad van toezicht GeoFort), Mart van Bracht (directeur systeemintegratie topsector energie), Josan Meijers (prov. Gelderland), Dorine Burmanje (voorzitter raad van bestuur Kadaster) (foto: Lia Zaal).

| 212019-2 | Geo-Info

verandering moeilijk kan aanpassen, lijkt me duidelijk. Dit betekent dat we bij de inrichting van onze omgeving serieus effecten van klimaatverandering mee moeten nemen.

GeoCraftLang niet iedereen uit het publiek kende het spel Minecraft, waarin je met blokjes

werelden kunt bouwen, alleen of in een community. GeoCraft [3] is een speciale wereld in Minecraft, namelijk Nederland in 1.000 miljard blokjes. De data is afkomstig van Kadaster (X, Y) en Rijkswaterstaat (Z) en in Minecraft geladen door Geodan. De Geo-Crafters zijn gemiddeld tussen de 10 en 12 jaar oud.

Opmerkelijk is dat deze virtuele community zonder regels en organisatie niet goed func-tioneert; in no time was de stad Amsterdam bedekt met ‘obsidian’ (obsidiaan is een hard gesteente en is dus knap onhandig). Nu zijn er burgemeesters (detail: mijn zoon is er ook één), commissarissen van de koning en minis-ters aangesteld en is er een koning. Ook zijn er regels ingesteld (in hoofdletters typen is schelden of schreeuwen, en dat doen we niet). Mooi om te zien hoe Nederland virtueel wordt ingekleurd. Alleen maar een spelletje is het niet, zo gebruikten scholieren van een technasium Minecraft om hun plannen over de inrichting van de Marker Wadden te visualiseren. En snelle visualisatie van hoe we Nederland inrichten hebben we nodig, gezien de grote opgaven zoals energiestransitie en klimaatadaptatie.

BorreltijdDe officiële opening van het entreegebouw werd gedaan door Chris Kalden, voorzitter van de raad van toezicht van GeoFort. En in dit fraaie nieuwe gebouw hieven we het glas op deze bijzondere plek, die toch een beetje als van ons allemaal voelt.

[1] forten.nl/waterlinies/nieuwe-hollandse-waterlinie/[2] www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/klimaatstreepjescode-

warming-stripes[3] geocraft.nl

Sytske Postma, hoofdredacteur Geo-Info

Willemijn Simon van Leeuwen en Helga van Leur bij de klimaatstreepjescode: voor elk jaar een streep van de gemiddelde temperatuur, waarbij blauw relatief koel en rood relatief warm aanduidt (foto: Lia Zaal).

Willemijn licht live GeoCraft toe (foto: Sytske Postma).

22 | Geo-Info | 2019-2

Nog minder dan een maand te gaan en dan gaat de FIG Working Week 2019 van start in Hanoi. Weinig landen in de wereld hebben de afgelopen decennia zo’n snelle ontwikkeling doorgemaakt als Vietnam. Hanoi is de laatste decennia extreem snel gegroeid, net als de steden Ho Chi Minhstad, Đà Nẵng en Hué.

Door Rik Wouters

Deze stedelijke transitie legt een grote druk op transport, infrastructuur, sociale voorzieningen, huisvesting, milieumonitoring en openbare voorzieningen. Hanoi, met 6,5 inwoners de twee na grootste stad van het land, is bijzonder kwets-baar, omdat het zich in een laaggelegen gebied ligt, vlak bij de monding van wispelturige Rode rivier aan de Zee van Tonkin. Vietnam wordt beschouwd als een van de landen die het meest worden getroffen door klimaatveranderingen.

Thema‘Smart living’ is een belangrijke sleutel in de strijd tegen klimaatverandering. De FIG Working Week zal zich richten op het aanpakken van de klimaat-veranderingen door te werken aan een ‘slimmer leven’, zowel door de ontwikkeling van ‘Smart Cities’ als van het platteland. Ruimtelijke informatie, big data, landmeten, BIM, landbeheer en nog veel meer zijn essentiële factoren die een rol spelen bij het bereiken van de doelen. Het thema van de

FIG Working Week in Hanoi: w at gaat Nederland daar doen?

Figuur 1 - Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die gerelateerd zijn aan ons vakgebied.

Bron: www.fig.net/fig2019/.

| 232019-2 | Geo-Info

Working Week in Hanoi luidt: ‘Geospatial informa-tion for a smarter life and environmental resilience’. En met dit thema geeft de organisatie aan dat genoemde uitdagingen niet alleen uiterst relevant zijn in Vietnam, maar ook voor vele burgers en professionals over de hele wereld. De rol van geo-informatie bij het inrichten van een ‘slimmer leven’ en een grotere weerbaarheid van het milieu worden uitgediept. Dit alles past in de programma’s van de Verenigde Naties zoals de duurzame ontwik-kelingsdoelen (SDG’s) en de New Urban Agenda.

Het organiseren van de FIG-werkweek in Hanoi is een geweldige kans voor Vietnam om hun

prestaties en vooruitgang op deze gebieden te etaleren, maar ook een perfecte locatie voor professionals over de hele wereld om van elkaar te leren, ideeën uit te wisselen en nieuwe samenwerking te ontwikkelen.

Wat gaat Nederland doen?Nederland zal met zo’n 20 geo-professionals vertegenwoordigd zijn in Hanoi. Bedrijven en universiteiten zijn ruim vertegenwoordigd om hun producten aan de man te brengen en hun kennis te delen. GIN, Kadaster, ICT en medeorganisatoren van FIG2020 hebben een sterke afvaardiging met een aantal sprekers en FIG-commissieleden. In totaal zijn er 24 pre-sentaties en sessies waar Nederlandse collega’s aan hebben bijgedragen. Een aantal leden van het FIG2020 organisatieteam gaat speciaal mee om de promotie van FIG Working Week in Nederland stevig neer te zetten. FIG2020 heeft een eigen stand op de confe-rentie die permanent bemenst zal worden met Nederlandse conferentiedeelnemers. Bezoe-kers van de stand kunnen hun interesse tonen, vernieuwende ideeën opperen, potentiele sponsor worden of alvast een stand reserveren voor het congres in Amsterdam. Ook op diverse andere manieren zal FIG2020 onder de aandacht gebracht worden in Hanoi. Zo zullen sprekers hun verhaal afsluiten met een oproep om in Amsterdam deel te nemen. Tijdens de General Assembly nemen we de gele-genheid om uitgebreid reclame te maken voor de conferentie. Ten slotte is er een zogenoemde

‘farewell lunch’ die door het Nederlandse team wordt georganiseerd. We verwachten zo’n 350 gasten en allen zullen worden toegesproken door de Nederlandse ambassadeur. Behalve een Vietnamese lunch serveren we typisch Hollandse hapjes, zorgen we natuurlijk voor een Heineken-biertap en dat uiteraard in een rood-wit-blauw gekleurde setting.

Beurs en sponsoring De Working Week in Amsterdam komt snel naderbij. Binnenkort is met een groot aantal geïn-teresseerde bedrijven een aftrap voorzien: we zijn dan nog 365 dagen verwijderd van de openings-dag van onze eigen Working Week. De FIG-conferentie 2020 wordt georganiseerd in het RAI-congrescentrum; de meest vooraanstaande accommodatie in Nederland met een splinter-nieuw hotel als buur. We bieden op deze mooie locatie een uitgebreid scala aan mogelijkheden om bedrijven op de kaart te zetten, te sponsoren of om promotie te maken voor bedrijven. In een volgende bijdrage zullen we uitgebreid ingaan op de mogelijkheden van de beurs tijdens de FIG2020. Ook de sponsoropties zullen worden belicht. Voor informatie raadpleeg de website: www.fig.net/fig2020/sponsorships.htm

Rik Wouters is teamleider promotie bij FIG2020. Hij is bereikbaar via [email protected]

FIG Working Week in Hanoi: w at gaat Nederland daar doen?

Hanoi's Oude Wijk of 36 streets (bron: www.fig.net/fig2019).

Venue van FIG2020 in Amsterdam (bron: www.fig.net/fig2020/).

24 | Geo-Info | 2019-2

Hoe iemand hitte beleeft, wordt steeds minder persoonlijk. Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie heeft een standaardrecept laten maken om de PET, de Physiological Equivalent Temperature, uit te rekenen. Die houdt rekening met de warmtebalans van een gemiddeld persoon én met zon, wind, luchtvochtigheid, bebouwing en vegetatie. Dat recept is toegepast op de stad Wageningen en is in kaart gebracht. Een interessant kaartbeeld dat toont waar de minste hitte in de stad is bij warm weer.

Door Sytse Koopmans

Het klimaat verandert en steden groeien snel. De KNMI-klimaatscenario’s geven aan dat hittegolven in de toekomst vaker zullen voorkomen, met alle nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid, arbeidsproductivi-teit en kritieke infrastructuur. Alle overheden (gemeentes, provincies en waterschappen) in Nederland moeten de komende twee jaar een klimaatstresstest uitvoeren. Hierin wordt hittestress een belangrijk onderdeel, naast neerslag, overstroming en droogte. Hittekaar-ten zijn hierbij een cruciaal gereedschap.

Warmtebalans Op dit moment zijn er veel verschillende hittekaarten in omloop, gebaseerd op verschil-lende indicatoren. Sommige kaarten geven het aantal tropische nachten (minimumtempe-ratuur >20 ºC) weer, andere tonen oppervlak-tetemperaturen en zijn gebaseerd op remote sensing. Om de stresstest te faciliteren, heeft het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie gevraagd een standaard recept voor een hit-tekaart te introduceren. Een breed consortium heeft voorgesteld om hittekaarten te produ-ceren op basis van de Physiological Equivalent Temperature (PET), een gevoelstemperatuur die rekening houdt met de warmtebalans van een gemiddeld persoon bij verschillende weersomstandigheden. Wind zorgt er bijvoor-beeld voor dat warmte veel beter afgevoerd kan worden, waardoor de gevoelstemperatuur daalt. Andersom veroorzaken zon en/of een hoge luchtvochtigheid een verhoging van de gevoelstemperatuur. Om de lokale omstandigheden (zoals scha-duw en wind) zo goed mogelijk te represente-ren en om maatwerk te kunnen leveren, is de kaart ontwikkeld op een 1-m resolutie. De stad Wageningen is hierbij als testbed gebruikt, waarvoor waarnemingen ter validatie beschik-baar zijn. Dit heeft geresulteerd in een ‘stan-daard hittekaart voor overdag’ (tussen 12:00 en 18:00 lokale zomertijd) voor een 1:1000 hit-tedag over het zomerhalfjaar april-september, op basis van een GIS-benadering.

Berekenen PET-kaartDe PET wordt berekend met verschillende meteorologische variabelen, met de skyview

factor (fractie hemelgewelf zichtbaar vanaf de grond) en met een empirische benaderings-formule. Deze benaderingsformule is afgeleid op basis van berekeningen met een geavan-ceerd 3D-warmtebalansmodel voor de mens, welke is toegepast op een aantal typische 3D-straatconfiguraties.

Om de wind, straling en luchttemperatuur op een specifiek punt in de stad uit te kunnen rekenen, gebruiken we waarnemingen op het nabijgelegen KNMI-weerstation op het platteland en geografische datasets (zie tabel 1). Informatie over gebouwen (uit AHN en landgebruik) en bomen (bomenbestand) worden gebruikt om de terreinruwheid van de stad, en daarmee de windreductie, te bepalen. Voor zonnestraling is er een schaduwkaart nodig die berekend wordt met behulp van de AHN. De luchttemperatuur tenslotte heeft relatief veel geografische data nodig. De lucht-temperatuur is in de stad vaak hoger door het zogenaamde stedelijk warmte-eiland-effect. Dit effect wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door verminderde verdamping in de stad en zonne- en warmtestraling blijven meer ingevangen in een stedelijke omgeving door de lagere skyview factor. Ook zorgt de grotere warmtecapaciteit van de urbane omgeving dat er een dagelijkse gang ontstaat in het stedelijke warmte-eiland. Deze fenomenen worden, naast het gebruik van de skyview factor, meegenomen door de vegetatiefractie te berekenen uit luchtfoto’s met nabij infra-roodkanaal (NDVI) en landgebruik.

De ontwikkeling van een 1 -m resolutie standaard hittekaart voor klimaatstresstesten

Promotieonderzoek

De PET-kaart maakt een

risicodialoog mogelijk

over hittebestendigheid

| 252019-2 | Geo-Info

PET-hittekaart overdagDe hittekaart overdag is uitgerekend voor de warme zomerdag 1 juli 2015, met een maximum luchttemperatuur op het nabij-gelegen KNMI-station van 33 ºC. De PET-waarden in figuur 1 zijn het gemiddelde over de periode tussen 12 tot en met 18 uur lokale tijd. De kans dat zo’n dag qua middaggemid-delde PET-waarden of hoger voorkomt is eens in de 5.5 jaar in het huidige klimaat (een 1:1000 hittedag). De maximale PET-waarden worden gevonden op locaties met op veel uren zon en waar de wind flink wordt afge-remd door een groot dwarsoppervlak aan gebouwen. Deze plekken zijn te vinden bij

De ontwikkeling van een 1 -m resolutie standaard hittekaart voor klimaatstresstesten

Figuur 1 - PET-hittekaart voor de stad Wageningen voor 1 juli 2015 12:00-18:00 lokale tijd. De kleur groen geeft alleen de PET-temperatuur aan, maar het donkerste groen valt samen met bosgebied. Gebouwen en water zijn in zwart weergegeven.

Data Resolutie (m of uur) bron Open data?

Landgebruik (vectordata) Gebouwen: OpenStreetMap via www.Geofabrik.de

Ja

Vegetatie: www.pdok.nl

Luchtfoto (RGBI) 0,25 www.pdok.nl Ja

Ruraal weerstation KNMI 1 www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/uurgegevens

Ja

AHN2 object en maaiveld hoogte (Algemeen Hoogte-bestand Nederland)

0,5 www.ahn.nl Ja

Bomenbestand 1 www.boomregister.nl Nee

Skyview kaart 1 www.knmi.nl Ja

Waterkaart 1 OpenStreetMap via www.Geofabrik.de Ja

Tabel 1 - Overzicht van de gebruikte databronnen.

26 | Geo-Info | 2019-2

hogere appartementen, rotondes en pleinen. Het koelst zijn de plaatsen onder bomen. Andere koele gebieden zijn open parken (de wijk Wageningen-Noordwest). De PET is maximaal 46 ºC, wat betekent dat je dezelfde hitte ervaart als in een kamer met een lucht-temperatuur van 46 ºC. Verder zien we dat de oostenwind op deze dag zorgt voor warmte benedenstrooms van de stad (westzijde van Wageningen). De kaart is gevalideerd tegen PET-waarnemin-gen die met een bakfiets in de stad zijn verza-meld. De reikwijdte van de gemodelleerde en gemeten PET komen goed overeen. Wel is er relatief veel spreiding tussen de gemeten en de gemodelleerde wind. De berekende wind bevat de grootste onzekerheid, doordat de wind in de stad erg variabel is in ruimte en tijd.

PerspectiefHet doel van de kaart is om op een kwanti-tatieve wijze de warme plekken in de stad te vinden. Daarmee kunnen gemeenten gericht een risicodialoog voeren met belanghebben-den en adviesbureaus over het hittebestendig maken van hun stad. De methode maakt

het in principe ook mogelijk om adaptieve maatregelen door te rekenen in de stad, zoals meer groen in de stad. De volgende stap is om een landelijke PET-hittekaart te maken volgens de methode. Inhoudelijk zou de methode

kunnen worden uitgebreid door rekening te houden met antropogene warmte (gepro-duceerd door menselijke activiteiten) en het albedo (reflectiefractie van een oppervlak) mee te nemen.Het complete recept voor de PET-bepaling is kosteloos op te vragen bij de het kennisportaal Ruimtelijke Adaptatie: ruimtelijkeadaptatie.nl/stresstest/bijsluiter/hitte/ (helpdesklink: ruim-telijkeadaptatie.nl/website/contact/). De hit-

tekaart is op 1-m resolutie te downloaden op: doi.pangaea.de/10.1594/PANGAEA.898202.

Referenties• Koopmans, S., Heusinkveld, B., Steeneveld, G. 2019. Hoofd-

stuk 3: Recept ontwikkeling standaard hittestresskaart (in review). In: RIVM Briefrapport 2019-000X, Ontwikkeling Standaard Stresstest hitte, De Nijs, A.C.M et al.,

• www.ruimtelijkeadaptatie.nl/stresstest/bijsluiter/hitte/pet-hittekaart/

Sytse Koopmans is promo-vendus bij WUR Meteorologie en Luchtkwaliteit. Sytse is bereikbaar via [email protected].

Bert Heusinkveld is onderzoeker bij WUR Meteoro-logie en Luchtkwaliteit. Bert is bereikbaar via [email protected]. Gert-Jan Steeneveld is universitair hoofddocent bij WUR Meteorologie en Luchtkwaliteit. Gert-Jan is bereikbaar via [email protected]. Ook hebben Cor Jacobs (WEnR), Jeroen Kluck (HvA), Reinder Ronda (KNMI), Ellen Brand en Ton de Nijs (beiden RIVM) bijgedragen aan dit artikel.

Wind in de stad is erg

variabel in ruimte en tijd

Wandkaart De Roij naar Geowetenschappen

De Utrechtse Faculteit Geowetenschappen heeft eind 2018 een oude wandkaart van het K.F. Hein Fonds in bruikleen gekregen.

Het gaat om de tweede editie uit 1743 van de grote provinciekaart van Utrecht door De Roij, oorspronkelijk uitgegeven in 1696. Het fraaie, met wapens en stadsgezichten omringende exemplaar is nu te bewonderen in het gloed-

nieuwe Vening Meineszgebouw A, op de vijfde verdieping tegenover de kamer van de decaan.De wandkaart van de provincie Utrecht is eind 18de eeuw in opdracht van Provinciale Staten gepubliceerd en steunt op het werk van de land-meter Bernard de Roij (1638-1707). Het  Amster-damse uitgevershuis Covens & Mortier publiceerde vanaf 1743 een tweede editie van de provinciekaart. Delen van de kaart kregen toen een meer actuele

topografie. De wandkaart van De Roij werd tot diep in de 19de eeuw nog verkocht en zou anderhalve eeuw dienst doen als belangrijkste gedrukte over-zichtskaart van de provincie Utrecht. Pas in 1850 kwam er een waardige opvolger in de vorm van de ‘Kaart van de provincie Utrecht’ met een schaal van 1:50.000 door de kadastrale landmeter Jan Hendrik Kips. Een sterk uitvergrote reproductie van het zuidwestelijke blad van deze vierbladige kaart is trouwens te bewonderen in het bedrijfsrestaurant van de Faculteit Geowetenschappen.

Dr. M. van Egmond, conservator kaarten, atlassen en gedrukte werken, Universiteitsbibliotheek [email protected].

De decaan van de Utrechtse Faculteit Geowe-tenschappen, Piet Hoekstra (r.), ontvangt de in bruikleen gegeven wandkaart uit handen van de directeur van het K.F. Hein Fonds, Quinten Peelen.

Wanddecoratie van het zuidwestelijke blad van de ‘Kaart van de provincie Utrecht’ door Jan Hendrik Kips, 1850.

| 272019-2 | Geo-Info

In deze column vanaf de GIN-bestuurstafel blikken we eens terug in de tijd, om vervolgens vooruit te kunnen kijken. De aanleiding hiervoor kwam uit de autoradio: tussen een paar nieuwsflitsen door hoorde ik het liedje ‘Summer of ’69’, waarbij ik tot m’n schrik ontdekte dat dat alweer bijna 50 jaar geleden is.

Graag neem ik u in gedachten even mee naar 1969. Een halve eeuw geleden. Een jaar waarin er veel veranderde in de wereld. Uiteindelijk ook voor ons vakgebied. 1969 was in vele opzichten en keerpunt in de jonge geschiedenis. Naast alle sociale onrust die er was in de jaren voorafgaande aan het laatste jaar van dat decennium kreeg de wereld een ander gezicht:de eerste Boeing 747 Jumbo Jet vloog over de oceanen, net als de Concorde. De bemanning van de Apollo 11 landde op de maan, Led Zep-pelin bracht haar debuutalbum uit, Woodstock was het grootste muziek-evenement dat ooit had plaatsgevonden, The Beatles gaven hun laatste concert, Sesamstraat was voor het eerst op TV, net als Monty Python. Het was ook het jaar waarin ESRI haar activiteiten startte, het internet in heel basale vorm zijn intrede deed en de eerste geldautomaten in gebruik werden gesteld.

Veel ontwikkelingen die de toenmalige wereld raakten, schokten, ver-warden of inspireerden. Nieuwe producten die hun weg vonden naar gebruikers en consumenten. De omslag naar digitalisering was begonnen.

Wat heeft dat met geo-informatie te maken? Veel van de uit die tijd stammende ontwikkelingen kwamen ons vakgebied binnen: de eerste elektro-optische tachymeters deden hun intrede. En zijn vandaag de dag – na enorme doorontwikkeling - niet meer weg te denken uit onze wereld. Net zo min als vrijwel alle andere methoden van inwinning, verwerking en presentatie van geo-informatie. Deze hebben in diezelfde tijdperiode van 50 jaar een enorme omwenteling te zien gegeven. We zijn er al helemaal mee vertrouwd geraakt.

Het is bijna ondenkbaar dat we pas in de laatste 50 jaar langzaamaan digi-taal zijn gaan werken. We kunnen ons bij de oude werkwijzen nu nauwelijks meer een voorstelling maken, al zijn er onder ons die deze erfenis bewaken en koesteren als waren het oude ambachten.We zijn nu helemaal ondergedompeld in digitaal werken en handelen. Compleet overgeleverd aan de enen en nullen voor beeld en geluid. Inmid-dels wonen we allemaal aan de digitale snelweg.

Als vakvereniging staan we middenin de digitale dynamiek van deze tijd. We zullen daarin volop mee moeten blijven doen. Daarom is het een mooie ontwikkeling dat het GIN-bestuur zich voor een deel al verjongd

heeft. Laten we hopen dat ook die trend zich blijft voortzetten: later dit jaar nemen er 2 bestuursleden afscheid. Dan zitten er 2 perioden van 4 jaar op de teller. Op de tijdschaal slechts een bescheiden deel van die laatste 50 jaar. Later dit jaar zal er een nieuwe voorzitter GIN worden gekozen. Wat zou het mooi zijn wanneer deze de komende maanden al in beeld komt! Graag ontvangen we van onze leden de namen van geschikte kandidaten. Ook zullen we de verbinding tussen bestuur en ons vakmagazine Geo-Info goed moeten borgen; het is nog steeds een van de belangrijkste communi-catiekanalen binnen onze vereniging.

In het bestuur wordt momenteel hard gewerkt op de volgende terreinen: begin april zal een werkcommissie de overdracht van SAGEO verder ter hand nemen. Eveneens wordt gewerkt aan meer samenwerking tussen GeoBusinessNL en GIN op terrein van onderwijs: hoe kunnen we elkaar daarin versterken?In de verenigingsactiviteiten zal er ruimte worden gemaakt voor een ‘meet-up’ van de wat oudere GIN-leden.

Natuurlijk is een deel van het bestuur ook betrokken bij de organisatie van FIG2020, dat in mei volgend jaar gaat plaatsvinden. Eind april 2019 zullen we daarom het stokje overgedragen krijgen op de Working Week in Hanoi.

Voordat dat zover is, hebben we eerst nog GeoBuzz 2019. Intensiever dan bij voorgaande edities zijn we betrokken bij voorbereidingen van dit evenement. Zo zitten er 3 GIN-leden in de programmaraad, die in de komende weken het programma zal samenstellen. Naast de geplande regiobijeenkomsten zal de wereldwijde organisatie van Young Surveyors elkaar ontmoeten in oktober van dit jaar.

Naast deze lopende activiteiten is er momenteel een onderzoek gaande naar verbetering in de ondersteuning van de vereniging, zowel op com-municatief gebied als op het revitaliseren van de vereniging. Daar hoort u in de loop van dit jaar vast meer over.

Roelof Keppel

‘69

VerslagVan de bestuurstafel

28 | Geo-Info | 2019-2

OPEN k aar t

In Vrij Nederland van februari 2019 schreef Rolf Schuttenhelm het artikel ‘De zeespiegelstijging is een groter probleem dan we denken. En Nederland heeft geen plan B’. Nederlandse zeespiegelspecialisten berekenen en beschrijven in dit artikel diverse doemscenario’s. Daarbij denken zij ook hardop over wat de gevolgen zijn indien het huidige internationale klimaatbeleid niet verder komt dan goede voornemens. In de strijd tegen de zee kunnen we ons nog wel een tijdlang verder ingraven, maar misschien zullen we over honderd jaar een groot deel van de Nederlandse delta in een ‘gecontroleerde terugtrekking’ toch moeten opgeven.

De Amerikanen Naomi Oreskes en Erik Conway schetsen in hun boek The Collapse of Western Civilisation: A View from the Future (2014) hoe de wereld er over ruim 300 jaar uit kan zien bij ongewijzigd beleid [1]. Als eerste afschrikwekkende voorbeeld tonen ze de mogelijke toestand van Neder-land in het jaar 2300 in hun kaartje ‘The nation formerly known as the Netherlands’. Dat is een zeer simpel kaartje van de ver-schoven kustlijn (hun toekomstige kustlijn is geen verrassing voor iedereen die is opgegroeid met kaartje ‘Nederland zonder dijken’, kaart 18A uit de 55e Bosatlas). Vrij Nederland wilde een wat meer gede-tailleerde en realistische illustratie in hun artikel. Op hun verzoek schetste fysisch geo-graaf Kim Cohen van de Universiteit Utrecht de ‘Kaart van Nederland in 2300 onder extreme zeespiegelstijging’. We bespreken hier deze verbeterde sciencefiction-kaart.

Marijn Bosma(BosmaGrafiek, [email protected])

Mooi beredeneerde sciencefiction, inclusief de voorspelling dat er in de zeebodem littekens komen van vergeefse kortetermijn-oplossingen die op dit moment nog niet eens zijn aangericht. Heel realistisch. De kaart is met viltstift getekend en dat geeft de juiste speelse en schetsmatige indruk. Wel jammer dat de gebruikte viltstift zo dik was dat de tekening onnodig klodderig en moeilijk leesbaar is. Het zal al enorm helpen als de handgeschreven teksten worden vervangen door zetwerk. De leesbaarheid kan verder worden verbeterd als er meer onderscheid wordt gemaakt in enerzijds een gedimde achter-grond (de oude kustlijn én de stadskernen) en anderzijds het krachtig getekende thema (de nieuwe kustlijn, de toekomstige zand-winputten en de neopolders/wisselpolders). Al met al een heerlijk document voor doemdenkers. Gelukkig wonen de meeste auteurs van deze rubriek hoog en droog op zand!

Jan-Willem van Aalst(imergis.nl en opentopo.nl, [email protected])

Het met viltstift geschetste kaartje van Kim Cohen over Nederland in 2300 is bedoeld als eye-opener voor de dreiging die ‘zeespie-gelstijging’ heet, maar het hangt helaas van aannames en fantasieën aan elkaar. Daardoor is de kaart eigenlijk nauwelijks serieus te nemen, wat de afschrikwekkende bedoeling goeddeels teniet doet, nog los van  de observatie dat het jaar 2300 zo ver weg lijkt (zelfs mijn achterkleinkinderen maken dat niet mee) dat enige urgentie niet echt nodig is.

Dat het een schets met viltstift is, helpt ook al niet. We kunnen veel preciezer zijn dan dat: we hebben immers het Actuele Hoog-

Kaart van Nederland in 2300 onder extreme zeespiegelstijging

Vier OpenKaarters?Deze keer vier OpenKaarters. Winif-red Broeder stopt er na vijf jaar mee. Mathie Hoenjet is gevraagd Winifred op te volgen. Winifred: “Stoppen is ruimte maken voor nieuwe dingen en mensen. Ik ben vanaf nummer 2 in 2014 mee gaan schrijven. Het contact met de andere OpenKaarters, het zoeken naar een pareltje of juist een draak van een kaart en je er ook echt even in verdiepen vond ik altijd enorm leuk om te doen.”Mathie: “Mijn naam is Mathie Hoenjet. Ik heb sociale geografie gestudeerd in Utrecht en ben afgestudeerd als kartograaf bij professor Ferjan Orme-ling. Na een kort intermezzo bij ITC in Enschede ben ik al bijna 30 jaar werkzaam bij Noordhoff Uitgevers in Groningen. Door mijn werkzaamhe-den als redacteur kartografie van de Bosatlas ben ik dagelijks in de weer met kaarten en diagrammen. Dat laatste is waarschijnlijk de reden waarom ik gevraagd ben om de lege plaats, die ontstaat door het aanstaande vertrek van Winifred, op te vangen.”

| 292019-2 | Geo-Info

Kaart van Nederland in 2300 onder extreme zeespiegelstijging

30 | Geo-Info | 2019-2

tebestand Nederland (AHN), prima bruikbaar voor overstromingsberekeningen vanuit het ‘kustscenario’ (zie www.ahn.nl/common-nlm/viewer.html). Combineer dit met de overstromingsmodellen uit de Risicokaart voor het ‘rivierenscenario’ en we kunnen tamelijk nauwkeurig onze kustlijn tekenen bij zoveel meter zeespiegelstijging.

Overigens verschilt de kustlijn bij 13 meter zeespiegelstijging niet veel met die van ‘slechts’ 3 meter zeespiegelstijging; en de maatschappelijke ramp zal net zo groot zijn. Bovendien, afgaande op de berichten over smeltend ijs op Antarctica, zou dat best al wel eens in 2100 het geval kunnen zijn. En dát maken onze kleinkinderen wél mee…

Winifred Broeder(Landkaartje.nl, [email protected])

De door Kim Cohen met de hand ingete-kende thematiek op een verouderde (let op de Maasvlakte), blauw-grijs-witte kaart van het huidige Nederland is een ‘edu-cated guess’ bij het uitgebreide artikel in Vrij Nederland over diverse lange termijn scenario’s over de verwachtte zeespiegel-

stijging. De kustlijn is verschoven, zoals verwacht bij een zeespiegelstijging van 15 meter, de meest extreme variant. In het artikel vraagt men zich af waarom we zo weinig met de ernst van de zeespiegel-stijging bezig zijn. Immers een groot deel van ons land, en in ieder geval het dichtst bevolkte deel, lijkt teruggegeven te moeten worden aan de zee. 

De schetsmatigheid van de kaart onder-steunt grafisch het indicatieve karakter van de toekomstige situatie. Tegelijk is de kaart met detail en oog voor wat er vóór die 2300 gebeurd zou kunnen zijn gemaakt. Dat maakt het ook tot een ‘fantasy-map’. Iets wat in mijn beleving de ernst van dit meest extreme scenario weinig recht doet. Je waant je eerder in een spannend te verken-nen (ja bijna Tolkienachtig) landschap met eilanden en zeer bijzondere plekken voor duikers (de Amsterdamse grachtengordel). Ook zijn er golfbrekers (Utrecht ‘Droog Catharijne’) op de kaart te vinden. Mooi, die kunnen de Domtoren voor omvallen behoe-den. Ik mag dat wel, een beetje humor, maar of het functioneel is …

Mathie Hoenjet (Noordhoff Uitgevers/Bosatlas, [email protected])

De ondergrond voor deze kaart kan redelijk snel gemaakt worden op basis van de huidige hoogtelijnen. De keuze voor projecten die tussen nu en het jaar 2300 ingezet en ook al weer teloorgegaan zijn, is natuurlijk erg arbitrair. Die krijgen wat mij betreft iets te veel aandacht.De overige vormgeving past wel redelijk bij dit thema. Rond ‘de nieuwe kustlijn’ is de tekening erg onrustig door de vele schetsmatige lijntjes en schrapjes. Dit past wel bij de onzeker-heid rondom de kustlijn. De nieuw bedachte namen ‘Kempen Kaap’ en ‘Drenthe Wadden’ zijn wel grappige aanvullingen. Op het ‘vasteland’ is weinig tot niets veran-derd. De namen hadden hier iets duidelijker geplaatst mogen worden met een uitvoering met vaste lijnen, duidelijke symbolen en gezette tekst. Dan had het verschil tussen ‘schets/idee’ en ‘werkelijkheid’ aan kracht toegenomen.

Referenties [1] www.collapseofwesternciv.org/

OPEN k aar t

Museonbezoek aanbevolen

De enorme Haagse Museoncollectie van 273.000 voorwerpen (vooral in het depot en op internet) is beroemd. Het museum werd in 1904 als ‘Museum ten bate van het Onderwijs’ opgericht door Frits van Paas-schen, een kranteneigenaar die van mening was dat kinderen op school te weinig kennis maakten met industrie en daardoor later niet genegen waren een technisch beroep te kie-

zen. De naam Museon is een samentrekking van Museum en Onderwijs en stamt uit 1985.

Een recent bezoek leerde dat navigatie en land-meten ook in de ‘permanente’ expositie op de eerste verdieping aan de orde komen. Het betreft daar twee vitrines. In de ene gaat het om vooral mariene navigatie. In de andere meer om kope-ren instrumenten, zoals die voor landmeten.

Bij  één daarvan prijkt als toelichting: ‘Waterpas voor landmeetkunde. Jan  Maarten Kleman & Zoon, koninklijk instrumentmaker. Amsterdam, Nederland, 1801-1855’. Coll.  nr. 84401’. Bij  een ander daar staat: ‘Waterpas volgens Egault, Gebr. P.H. Caminada. Den Haag, Nederland, omstreeks 1900. Coll.nr. 118332’.

Adri den Boer, redacteur

| 312019-2 | Geo-Info

Als dit blad verschijnt, hebben we de provinciale verkie-zingen weer achter de rug. Maar terwijl ik dit schrijf, liggen ze nog een paar weken in de toekomst. Veel opwinding, laat staan enthousiasme, brengen die verkiezingen doorgaans niet teweeg. Als ik de prognoses mag geloven, is de kans dat u niet bent gaan stemmen minstens vijftig procent. De roep om die provincies maar op te heffen is de laatste jaren weer verflauwd.

Eigenlijk heb ik er dit keer niemand meer over gehoord. Dat zoiets komt doordat brede lagen van de bevolking overtuigd zijn geraakt van de belangrijke rol die de provincies spelen, is misschien een al te optimistische conclusie, maar wel een troostrijke gedachte voor een provincieambtenaar. En, ach, zo raar zou die gedachte nou ook weer niet zijn. Klimaat, vervoer, wonen en natuur: de provincie gaat over de vormgeving van Nederland. Belangrijke thema’s die de toekomst van ons land voor ons en onze kinderen bepalen. En ze gaan allemaal over ruimtegebruik. Hoe kunnen we de ruimte die we hebben duurzaam, bereikbaar, bewoonbaar en toch groen inrichten? Dat kunnen die provincies niet op eigen houtje. Daarvoor hebben ze de samenwerking nodig van andere overheden, bedrijven en kennisinstituten. De provincie jaagt aan, verbindt en coördineert.

Ruimtelijke inrichting als opgave en verbinden als methode, dan is geo-informatie niet ver weg, zou je denken. En dat is dan ook zo. Provincies investeren vanouds veel in goede geo-informatie. De provinciale tekenkamers van de vorige eeuw zijn inmiddels opgegaan in de kantoortuinen van deze tijd, waar het flexwerken heerst. De landmeter en kartograaf zijn omgeschoold tot GIS-specialist, data-analist of datascientist. Maar gebleven is het tafereel van enkele mensen die gebogen zitten over een kaart en elkaar aanwijzen waar die nieuwe windmolens moeten komen. Of niet moeten komen. Of die nieuwe woonwijk, provinciale weg, kustver-dediging, warmtenet of natuurverbinding. En in dat hele proces van idee tot uitvoering schuift geo-informatie steeds verder op naar voren. Waar de kaart in het verleden vaak het sluitstuk was, waarin de uitkomst van de besluitvorming werd vastgelegd, is het nu steeds meer het beginpunt.

De prominentere rol van geodata past natuurlijk helemaal bij het datagedreven werken dat nu de toon zet. Die ontwik-keling kent een complementaire beweging in de afname van de specialistische kennis binnen de provinciale overheid. Collega’s die geluidsmodellen ontwikkelden, bevolkings-prognoses programmeerden, of vogeltellingen verwerkten, werken niet meer bij de provincie. De provinciale organisatie is de laatste jaren flink in omvang geslonken. Deels omdat de meeste uitvoerende taken naar andere overheidsorganisaties, als waterschappen en omgevingsdiensten, zijn overgeheveld en voor een ander deel omdat specialismen zijn afgestoten.

Provincies waren er vroeg bij toen het ging om het

beschikbaar stellen van data. Al in 2007 ondertekende de huidige Commissaris van de Koning in Drenthe, toen in haar functie van staatssecretaris van BZK, met de gezamenlijke provincies een intentieverklaring die alle provinciale geodata tot open data maakte. Om die intentie ook uit te voeren hebben de provincies toen het Provinciaal GeoRegister in het leven geroepen, waarbij de INSPIRE-verplichting om tientallen datasets aan Europa te leveren een extra stimulans was. Afgelopen jaar is dat PGR na bewezen diensten en met enige weemoed beëindigd. Je moet ook weten wanneer je creatie, ook al ben je daar nog zo trots op, z’n beste tijd heeft gehad. Provinciale data is nu te vinden in NGR en PDOK en nog altijd overvloedig: van de 6092 datasets in het Nationaal GeoRegis-ter komen er 2435 van de provincies.

In de serie artikelen die NRC in de aanloop naar de ver-kiezingen aan de provincies heeft gewijd, zegt gedeputeerde Floor Vermeulen (Zuid-Holland): “Dit is een overheidslaag waar de rede en inhoud van belang zijn.” Politieke verschillen doen er minder toe en dus is er meer ruimte om op basis van data tot een vergelijk en tot oplossingen te komen. Een midden-bestuur dat partijen verbindt om grote en belangrijke doelen te bereiken. Waarvan we de resultaten, wat ze ook zullen zijn, allemaal gaan ondervinden. In Zuid-Holland alleen moeten in 10 jaar tijd 230.000 woningen worden gebouwd, in 30 jaar tijd een energieneutrale provincie zijn bereikt en in de dichtslib-bende Randstad een goede bereikbaarheid verzekerd zijn. En dat terwijl de zeespiegel stijgt en het land veel harder zakt. Geo-informatie zal een essentiële rol spelen om de goede keuzen te maken en de doelen te halen.

Als dat geen reden is om de komende jaren met extra veel belangstelling naar de provincies te kijken en de volgende keer wel te gaan stemmen, dan is geo-informatie misschien niks voor u.

Johan van Arragon

senior IT-adviseur, provincie Zuid-Holland

provinciaal projectleider INSPIRE

adviseur Geonovum voor provincies

[email protected]

Column

Ruimte voor de provincie

Joha

n va

n Ar

rago

n

32 | Geo-Info | 2019-2

In oktober 2018 berichtte Elsevier Weekblad over de uitkomst van de Nationale Studenten Enquête van 2018. Wageningen University bleek de meest gewaardeerde van de ‘specialistische universiteiten’. In de categorie ‘grote wetenschappelijk masteropleidingen’ scoorde de Wageningse Geo-Information Science het hoogst. Hoe kwamen andere geo-opleidingen eruit? Ik heb gekeken naar 4 geo-opleidingen van universiteiten die aan de GIMA MSc bijdragen en naar GIMA zelf. Een klein onderzoek naar wat de studenten er fijn en minder fijn aan vinden.

Door Frans Rip

Wat vraagt de NSE?In Elsevier Weekblad staat: ‘De ranglijst van hogescholen en universiteiten is gebaseerd op één cruciale vraag uit de Nationale Studenten Enquête: hoe tevreden ben je over de opleiding in het algemeen?’. Uit de antwoorden werden gezamenlijke scores voor de organisaties als geheel berekend. De NSE stelde daarnaast detailvragen voor 15 thema’s binnen die ene hoofdvraag. En binnen die thema’s werd weer naar de waardering voor aspecten gevraagd. De antwoorden op de themavragen en de aspectvragen bieden de mogelijkheid om per opleiding meer reliëf te laten zien.

Zelf vergelijkenVia de website www.studiekeuze123.nl/vergelijk kan iedereen de uitkomsten van een aantal opleidingen met elkaar vergelijken op 36 eigenschappen. Maar dat geeft geen inzicht in de beantwoording van de aspectvragen. Om bijvoorbeeld te weten waaróm docenten gewaardeerd worden, is de NSE-dataset met de antwoorden nodig. Die dataset is het ‘Informatieproduct NSE Benchmarkbestand’. Voor dit artikel is de versie 2018 aangevraagd bij Stichting Studiekeuze123 te Utrecht.

GIMA en andere geo-MSc’sNSE enquêteerde bij ruim tweehonderd onderwijsinstellingen. Hier gaat het om 5 MSc studies universiteiten. De antwoorden kwamen van in totaal ruim 200 studenten. De GIMA Master of Science opleiding wordt gezamenlijk verzorgd door de universiteiten van Delft, Utrecht, Twente en Wageningen. In de data van de NSE is GIMA een Utrechtse opleiding met de CROHO-naam ‘Geographical Sciences’ met de CROHO code 60732. In 2018 gaven 44 studenten hierover hun mening. Over Delftse MSc Geomatics biedt de dataset 45 antwoorden. De Wageningse MSc GI Science had 48 respondenten, de MSc Sociale Geografie had er 49. Voor de Twentse MSc Geoinformation Science and Earth Observa-tion (N=92) waren alleen uitkomsten uit 2017 beschikbaar.

De algemene tevredenheid van de studenten over de GIMA-opleiding was gemiddeld 3.63 op een schaal van 1 (zeer ontevreden) tot 5 (zeer tevreden). Dat is niet slecht, maar de scores van het Delftse Geomatics (4.00),

GI-Science in Wageningen (4.70) en de Utrech-tse MSc Sociale Geografie (3.88) zijn alle drie hoger. De Twentse MSc GSEO kwam in 2017 gemiddeld uit op 4.32.

Toppen en dalenDe GIMA MSc kreeg in 2018 dus de laag-ste waardering van de 5 opleidingen. Wat waardeerden de GIMA-studenten het meest en wat het minst? Uitkomst: de uitdagendheid van de GIMA-opleiding kreeg de meeste waardering: 4.26. Het minst gewaardeerd werd de studiebegeleiding (2.63). Waar liggen de toppen en de dalen bij de andere MSc’s? Bij de Wageningse GI Science MSc en de Utrechtse Sociale Geografie MSc kreeg de algemene sfeer van de opleiding de meeste waardering. Bij de Geomatics MSc in Delft bleek de groepsgrootte de topper. De MSc GSEO in Twente kreeg (in 2017) de meeste waardering voor de groepsgrootte en ook voor de informatie uit de opleiding. Studiebegeleiding kreeg bij de Delftse Geo-matics MSc de laagste waardering. De minste waardering in Wageningen was voor de toets-ing en beoordeling; bij Sociale Geografie in Utrecht scoorde studielast het laagst. Dat was in 2017 bij de Twentse MSc GSEO ook zo.Thema’s die meer dan één keer opduiken bij de beoordeling, als top of als dal, zijn dus:• algemene sfeer (2x top, geen aspectvragen

door NSE gesteld); • groepsgrootte (2x top); • studiebegeleiding (2x dal); • studielast (2x dal). Voor die thema’s kijken we naar de beant-woording van de aspectvragen voor groeps-grootte, studielast en studiebegeleiding.

Aspecten van groepsgrootteNSE vroeg naar de waardering van: • groepsgrootte bij werkgroepen;• groepsgrootte bij hoorcolleges;• de verhouding kleinschalig versus groot-

schalig onderwijs. Bij de MSc’s Geomatics, GIMA en UU–SocGeo hadden studenten in 2018 de meeste waar-dering voor ‘groepsgrootte bij hoorcolleges’. Bij WU–GI Science werd in 2018 de ‘verhou-ding kleinschalig versus grootschalig onder-wijs’ het meest gewaardeerd. In 2017 hadden de respondenten van Geomatics, GI Science,

Studentenwaardering van geo-onderwijs

Het Informatieproduct NSE Benchmarkbestand is het resultaat van de Nederlandse Studenten Enquête, uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Studiekeuze123.

| 332019-2 | Geo-Info

SocGeo en GSEO de meeste waardering voor ‘groepsgrootte bij hoorcolleges’.Het minst gewaardeerd in 2018 werd bij alle vijf de opleidingen ‘groepsgrootte bij werkgroepen’. In 2017 was dat alleen bij TUD - Geomatics ook al zo. In Wageningen, Utrecht (SocGeo) en Twente kreeg het aspect ‘verhouding kleinschalig versus grootschalig onderwijs’ de minste waardering.

Aspecten van studiebegeleiding• NSE vroeg naar de waardering van:

mogelijkheid tot begeleiding;• kwaliteit van de begeleiding; • initiatief tot begeleiding of ondersteuning

door de opleiding. In 2018 werd bij zowel Geomatics als GI Science het aspect ‘mogelijkheid tot studiebegeleiding’ het hoogst gewaardeerd. In 2017 was dat ook zo voor Geomatics, GI Science en Sociale Geografie. De studenten bij GIMA en bij Sociale Geografie hadden in 2018 de meeste waardering voor de ‘kwaliteit van de begeleiding’. Bij GSEO in Twente werd in 2017 het ‘initiatief tot begeleiding of ondersteuning door de opleiding’ het meest gewaardeerd. De minste waardering ging in 2018 zowel in Delft, Wageningen als bij de beide Utrechtse MSc’s naar ‘initiatief tot begeleiding of onder-

steuning door de opleiding’. In 2017 was dat ook zo voor Geomatics, GI Science en Sociale Geografie. Bij GSEO werd in dat jaar ‘mogelijk-heid tot begeleiding’ het laagst gewaardeerd.

Aspecten van studielast• spreiding van de studielast over het

studiejaar;• haalbaarheid van deadlines; • mate waarin de studiepunten (EC) overeen-

komen met de daadwerkelijke studielast; • mogelijkheid om zonder vertraging de

gewenste studieonderdelen te volgen; • mogelijkheid om werken en leren te

combineren (duaal, deeltijd of afstandson-derwijs).

TUD – Geomatica: het meest gewaardeerd in zowel 2018 als 2017 was ‘spreiding van de studielast’. Bij WU – Geo-Information Science was in 2018 de meeste waardering voor ‘haalbaarheid van deadlines’, net als in 2017. Dit gold ook voor GIMA in 2018 en voor UT-GSOE in 2017. Bij UU - Sociale Geografie werd in 2018 én 2017 ‘mate van overeenstem-ming tussen studiepunten en studielast’ het meest gewaardeerd. Het minst gewaardeerd bij TUD-Geomatica in 2018 én in 2017 werd ‘mogelijkheid om zonder vertraging de gewenste studieonderdelen te volgen’. Zo dachten in 2018 ook de Utrechtse

sociaalgeografen erover, net als de Wagen-ingse studenten. In 2017 was in Wageningen de laagste waardering voor de overeenstemming tussen studiepunten en daadwerkelijke studielast. In 2018 stond dat aspect bij de GIMA stu-denten het laagst in aanzien. De ‘spreiding van de studielast’ kreeg in 2017 bij UU - Sociale Geografie de minste waardering.

Conclusie Valt er een conclusie uit te trekken? Te ver-moeden valt dat de geringe waardering voor het aspect ‘groepsgrootte bij werkgroepen’ te maken heeft met groeiende studente-naantallen. Dat zou ook een rol kunnen spelen bij de lage waardering voor ‘initiatief tot begeleiding of ondersteuning door de opleiding’. Verder lijkt het op een stoelendans. Als opleidingscoördinatoren kans hebben gezien om de aanleiding voor een lage waardering door ingrepen te verbeteren wordt er vanzelf een ander thema of aspect het minst gewaardeerd. Als je het positief wil zien: continue feedback leidt tot voortdurende verbetering van de opleidingen. Ook dit voor-jaar wordt de NSE weer gehouden. Wat zou er bij uw opleiding nu het meest of het minst gewaardeerd gaan worden?

VerantwoordingEr is een selectie gemaakt uit het aange-leverde bestand, gericht op de in dit artikel genoemde organisaties en jaren. De inter-pretatie van toppen en dalen kwam tot stand door per opleiding (bijvoorbeeld TU Delft Geomatics) per jaar (2018 of 2017) per themavraag of aspectvraag (bv. ‘haalbaarheid deadlines’) de antwoordscores te middelen. Daarbij zijn waarden anders dan 1, 2, 3, 4 of 5 niet meegerekend.

Referenties• Elsevier Weekblad, 6 oktober 2018. Welke universiteiten en

hogescholen zijn de beste? p.63-64• Studiekeuze123, 2018: Informatieproduct NSE Benchmark-

bestand 2018. Stichting Studiekeuze123, Utrecht.

Frans Rip is geo-info support aan de WUR en redacteur van Geo-Info. Hij is bereikbaar [email protected]

Studentenwaardering van geo-onderwijs

Als alleen de toppen te zien zijn weet je niets over de dalen. Foto: asoggetti op Unsplash (unsplash.com).

34 | Geo-Info | 2019-2

Nadat Albert Hensema namens GIN-Noord iedereen had verwelkomt in de prachtige raadszaal in de mooie omgeving van Exloo, gaf hij wethouder Freek Buijtelaar het woord. De heer Buijtelaar vertelde over Citaslow, waar de gemeente aan deelneemt. Een initiatief ontstaan in Italië en gericht op het menselijk tempo en de menselijk maat in aansluiting op hetgeen cultuur en landschap voortbrengt. Een korte film gaf inzicht in de culturele en natuurlijke rijkdommen van de gemeente Borger-Odoorn en het benutten daarvan. De heer Buijtelaar benadrukte het belang van een goede vastlegging en borging van die rijk-dommen in ruimtelijke plannen en in kaarten.

Deelpercelen Procesmanager Klaas van der Hoek nam de aanwezigen mee in de veranderende werkwijze voor deelpercelen onder de titel ‘Van voorlopig naar definitief, van kaart naar terrein’. Bij de verkoop van een perceel werden voor 2009 de nieuwe deelpercelen vastgesteld, maar waren deze niet direct voor belanghebbenden inzich-telijk. De begrenzing en de ligging moesten eerst kenbaar gemaakt worden en de notaris schetste het deel van het betrokken perceel en plaatste de nieuwe perceelnummers in de kaart.

Vervolgens werden deze gegevens met een aanduiding in de kadastrale registratie opgenomen en waren de nieuwe percelen

voor partijen inzichtelijk. Tegenwoordig willen we sneller inzicht hebben en is een andere werkwijze gewenst. Partijen kunnen nu gezamenlijk het perceel opsplitsen en de nieuwe perceelsgrens aanwijzen. De nieuwe percelen worden in de kadastrale registratie opgenomen en zijn direct zichtbaar. De notaris controleert de verkochte perceeloppervlakte en maakt de akte op. Deze nieuwe werkwijze is voor partijen veel transparanter en sneller.

De heer Van der Hoek beschouwde vervolgens het gebruik van nieuwe technieken voor de wijziging van perceelsgrenzen. Het gebruik van puntenwolken: prachtig, maar je neemt meer dan alleen de mutatie mee. Interessant is als belanghebbenden met hun smartphone zelf de perceelsgrenzen inmeten (GPS). Een 5G-netwerk biedt dan zeker perspectief. En 3D met een maatvoering van twee centimeter nauwkeurig-heid? Van der Hoek schat in dat het Kadaster daar niet mee uit de voeten kan. Hij benadrukte het belang van goede afspraken voor de inzet van nieuwe technieken. Klaas van der Hoek rond

Op 4 februari organiseerde regio Noord van GIN een bijeenkomst in het gemeentehuis van de gemeente Borger-Odoorn. De opkomst was goed en de bestuursleden wisten opnieuw een interessant en inspirerend programma samen te stellen.

Bijeenkomst GIN-Noord

Verslag

De raadszaal was goed bezet (foto: Bert Gerlofs).

Albert Hensema bedankt de sprekers voor hun bijdrage (foto: Bert Gerlofs).

| 352019-2 | Geo-Info

af door het publiek te wijzen op FIG 2020 en het belang daarvan voor de geo-sector.

Elektronische waterpasjes Reinier Brongers, van StabiAlert, vertelt over de tiltmeters die in de provincie Groningen zijn geplaatst om de aardbevingen te kun-nen meten. Naast de tiltmeters gaat Reinier in op een diversiteit aan meettechnieken: versnellingsmeters, accelerometers, geofoon, glasvezel, satellietbeelden, 3D-scanning en GPS-metingen. Dit alles om de conditie van gebouwen in beeld te brengen. Tiltmeters zijn in de kern elektronische waterpasjes, die con-tinu de reactie van een gebeurtenis meten. Reinier geeft aan dat tiltmeters met extreem grote nauwkeurigheid bewegingen kunnen registreren. Trillingen op de Grote Markt in Groningen kunnen op het Zerniketerrein, 6 kilometer verderop, worden gevoeld. StabiA-lert meet ook bewegingen in de aardbodem.

De validatie van de IJkdijk is daar een voor-beeld van. Naast de tiltmeters en de versnel-lingsmeters worden ook lasermeters en (water)spanningsmeters ingezet. Voor een aardbe-ving constateren zij overigens voorafgaand een verhoging van de waterdruk. Reinier laat aan de hand van diverse grafieken zien hoe zij dat kunnen zien. Met deze web-based technieken kan tegelijkertijd ook het proces van verzakkingen worden gevolg evenals de

richting van de aardbevingen. Verticale trillin-gen veroorzaken veel schade aan gebouwen. Sensoren in gebouwen maken het mogelijk gebouwen met 3D-GIS te laten bewegen. Meten van de effecten van herstelwerkzaam-heden aan woningen zijn te meten, maar daar wordt tot op heden in Groningen geen gebruik van gemaakt. Dat ligt politiek gevoe-lig. In het buitenland worden deze technieken wel voor deze doeleinden ingezet met als credo: ‘Monitoren voor uw veiligheid!’

5Groningen Na de heerlijke lunch kwam Marc Cremers van ingenieursbureau MUG aan het woord. Marc vertelt over het project 5Groningen. Als het gaat over bandbreedte dan kunnen we constateren dat tot op heden elk decennium een nieuwe generatie werd geboren. 5G komt beschikbaar in 2020 en kenmerkt zich door snelheid, het aantal aangesloten apparaten, het energieverbruik en een snelle reactietijd. De locatie zal een nauwkeurigheid hebben van minder dan 20 centimeter, momenteel 1 meter. Voor het aardbevingsgebied is een 5G Fieldlab ingericht. De partners zijn KPN, Vodafone, Rijksuniversiteit Groningen, Hanzehogeschool en de EnergyBoard. In het Fieldlab wordt onder andere gewerkt aan nieuwe op 5G-gebaseerde technologieën bijvoorbeeld voor de sectoren zorg, energie, landbouw. leefomgeving en verkeer & logistiek. Marc laat een aantal voor-

beelden van 5G-projecten zien: eerste diagnose op afstand, een noodknop op de smartphone, op afstand deuren openen, de smartpotato, de multispectraal camera, zelfrijdende busjes, autonoom varen en monitoren, meetsensoren voor waterstofcilinders of voor blauwalg. De mogelijkheden met 5G zijn legio!

Hans Hainje praat het publiek bij over de ont-wikkelingen bij MUG, waaronder de inrichting van geo-portalen, het gebruik van sensortech-nologie en realtime big data. Hans beschrijft twee projecten gerelateerd aan 5G. Omnidots en GIS-analyse worden toegepast in de Walfriduskerk te Bedum. MUG werkt daarbij samen met StabiAlert. Hans geeft aan dat de benodigde snelheid voor datastreams niet altijd voorhanden is. GIS-analyses worden uitgevoerd met gebruik making van omge-vingsdata, weerdata en aardbevingsdata. MUG werkt aan een platform, een big data store, om deze grote hoeveelheden gegevens in op te slaan. In het andere project wordt met deze technologieën grondwater gemeten.

Alle aanwezigen kunnen terugkijken op een boeiende en leerzame avond. Albert Hensema bedankt de presentatoren met een cadeau-bon en de gemeente Borger-Odoorn voor het beschikbaar stellen van de locatie en de lunch.

Bert Gerlofs, directeur Geon bv.

Eén en al oog en oor voor de sprekers (foto: Bert Gerlofs).

36 | Geo-Info | 2019-2

Kinderen op jonge leeftijd kennis laten maken met het geo-vakgebied is belangrijk om een nieuwe generatie geo-professionals te enthousiasmeren. Daarom organiseert het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) van 3 tot en met 7 juni voor de dertiende keer de GeoWeek. Geo-Info sprak met Kellie Bocxe, projectmedewerker onderwijs bij de KNAG, over deze week.

Door Lisa Petersen

Wat houdt de GeoWeek precies in? “Het doel van de GeoWeek is leerlingen in de leeftijd van 10 - 15 jaar enthousiast te maken voor de verschillende toekomstmogelijkheden binnen de geo-sector. De leerlingen in deze leeftijd (groep 7 en 8 primair onderwijs en klas 1 t/m 3 van de onderbouw van het voortgezet onderwijs) moeten nog een keuze maken voor een profiel en een vervolgstudie. Bedrijven en instellingen tonen de deelnemers de praktijk van bodem, water en geo-informatie. Leerlingen komen zo al vroeg in aanraking

met de mogelijkheden binnen het werkveld, wat hun interesse en profiel/beroepskeuze kan beïnvloeden.

Tijdens de GeoWeek staat ‘zelf doen’ voorop. Bedrijven en instellingen bieden verschillende soorten expedities aan, waarbij leerlingen zelf aan de slag kunnen. Dit kan door een gastles van een professional in de klas, een bezoek aan het bedrijf, of een expeditie naar een veldwerklocatie. Het bedrijf of instelling bedenkt en maakt zelf de expeditie en kan

‘Kinderen zijn meestal heel kritisch en stellen scherpe vragen’Interview met KNAG-medewerker Kellie Bocxe over GeoWeek 2019

Onder toezicht van geo-professionals van gemeente Leidschendam-Voorburg doen deze leerlingen hard hun best grondboringen uit te voeren (foto: Drone Martin van Rijn).

Interview

| 372019-2 | Geo-Info

hierbij voor advies over de (aansluiting bij de) onderwijspraktijk bij het KNAG terecht.”

Waarom is de GeoWeek zo belangrijk? “De leerlingen krijgen vanuit de praktijk de beroepsmogelijkheden in de geo-sector te zien. Een expeditie toont aardrijkskundige kennis in de praktijk. Door zelf te doen, gaat leren gemakkelijker en daarnaast is het voor leerlingen vaak een unieke ervaring. Binnenkijken bij het ‘echte werk’ van een bedrijf, onderzoeksinstelling of overheidsdienst is een goede manier om belangstelling bij leerlingen te wekken. Bedrijfsbezoeken, veldwerk en de verhalen van professionals spreken veel meer tot de verbeelding dan standaardlessen. De leerlingen doen dan ook veel nuttige kennis op en zijn zich veel meer bewust van het belang van onderwer-pen als bodem en water in hun fysieke omgeving en de belangrijke rol van geo-informatie.

Leerlingen introduceren in dit vak is volgens professionals hard nodig om straks voldoende -en goedgeschoolde mensen te hebben die het werk voor gebiedsinrichting en -beheer in Nederland kunnen klaren.

Ook voor docenten heeft de GeoWeek meerwaarde, aangezien het heel praktisch aan de leerlingen toont waarom aardrijkskunde

belangrijk is. Docenten hebben over het alge-meen weinig tijd om naast de noodzakelijke lessen ook nog bedrijfsbezoeken te organi-seren, terwijl zulke bedrijfsbezoeken juist een goede toevoeging aan de reguliere lessen kunnen zijn. De GeoWeek springt in op deze behoefte. Door een overzichtelijke website, met aanbod van verschillende expedities kan een docent direct zien wat en wanneer er in zijn/haar buurt wordt georganiseerd. De voor-bereiding voor de docent is minimaal.”

Wat zijn jullie ervaringen met de GeoWeek tot nu toe?

“Ik ben er pas sinds de GeoWeek 2018 bij, maar voor mij was dit een jaar wat veel bewustzijn heeft kunnen creëren onder de leerlingen. Aardrijkskunde omvat natuurlijk vele onderwer-pen: van bodem, water en atmosfeer tot geo-ICT. Veel van deze onderwerpen zijn gelinkt met de zogenaamde ‘grote vraagstukken’.

Eén van de in mijn ogen belangrijkste vraagstukken van dit moment is klimaatveran-dering. En vorig jaar was het alsof het klimaat dacht: laten wij die leerlingen eens wat stof tot nadenken geven! Het extreem warme weer en de bijkomende stortbuien worden namelijk veroorzaakt door klimaatverandering. Onder toezicht van geo-professionals van gemeente Leidschendam-Voorburg doen deze leerlingen hard hun best grondboringen uit te voeren (foto: Drone Martin van Rijn).

In het Maritiem Museum in Rotterdam komen de leerlingen er zelf achter hoe ze een boorplatform kunnen besturen (foto: Kevin van Huët).

38 | Geo-Info | 2019-2

Het klimaat was één van de thema’s die aan bod kwamen bij vele expedities. Zo vertelden medewerkers van waterschappen in gastles-sen op school dat het watermanagement in Nederland flink aangepast moet worden van-wege klimaatverandering. Tijdens een expedi-tie met de gemeente Rotterdam kwamen de leerlingen erachter dat ook gemeenten bij de ontwikkeling van infrastructuur en bebouwing rekening moeten houden met extreme regen-val. Daarnaast gingen studenten vele scholen langs om leerlingen gastlessen te geven over het klimaat.

De boodschap dat het klimaat onder druk staat en het feit dat professionals erover kwamen vertellen, maakten zichtbaar indruk op de leerlingen. Dat de aarde kwetsbaar is, vertelde ook Olympisch kampioen windsurfen Dorian van Rijsselberghe. Een aantal leerlingen verzamelde de plasticjes van alle uitgedeelde geodriehoeken, want ‘dan kunnen ze geschei-den worden, juf.’

Wat ik zelf verder ook heel leuk vond is om een keer zo’n VR-bril op te zetten. Dit is iets wat natuurlijk steeds relevanter wordt, maar wat voor mij nog nieuw is. Het zou me niks verba-zen als die leerlingen er al meer ervaring mee hebben dan ik. Maar wat ik vooral heel leuk vind aan de GeoWeek is dat het zo gevarieerd

is: van zelf dijken bouwen, een boorplatform besturen, zelf landmeten, vliegen met drones tot een gastles krijgen van Ed Nijpels over de energietransitie.”

Hoeveel interesse hebben kinderen op die leeftijd al voor het geo-vakgebied?

“Zij zullen op deze leeftijd waarschijnlijk nog geen compleet beeld hebben van wat het geo-vakgebied precies inhoudt. Daarom organiseren we ook de GeoWeek. Als we op deze manier echter hun interesse kunnen opwekken waardoor ze het vak aardrijkskunde gaan kiezen, en hiermee dus meer gaan leren, dan hopen we natuurlijk dat ze ook het geo-vakgebied in zullen gaan.

Ik weet van mezelf dat ik een keer naar een rioolzuiveringsinstallatie ben geweest toen ik op de basisschool zat en dit heeft enorm indruk gemaakt. Ik had daar namelijk te horen gekregen dat haren moeilijk uit het water te zuiveren zijn. Vanaf dat moment heeft mijn moeder nooit meer mijn haren uit het putje hoeven halen, omdat ik ze niet liet weg-spoelen.”

Hoe proberen jullie de geo-kennis toegankelijk te maken voor kinderen?

“Dat verschilt heel erg per expeditie. Tijdens een gastles komen geo-profs voor de klas om

iets te vertellen over hun beroep en vaak doen ze ook nog een klein proefje in of rondom de school. Op veldexpeditie kan vaak wat uitge-breider in gegaan worden op het ‘zelf doen’. En tijdens een bedrijfsbezoek is het zelf doen wat lager, maar is het juist erg indrukwekkend om te zien hoe zo’n bedrijf nou werkt, zoals een rioolzuiveringsinstallatie of een gemaal.

In de GeoWeek ervaren de leerlingen hoe het in het echt gaat en hoe belangrijk het werk is dat gedaan worden. Voor de experts is het een uitdaging om heel begrijpelijk te laten zien en te vertellen wat hun werk inhoudt, waarom zij het doen en waarom het zo belangrijk is, maar het is altijd ontzettend leuk dit te doen.”

Wat is de toegevoegde waarde voor bedrijven om met deze week mee te doen?

“Door in deze week te laten zien wat bedrijven doen, wordt hun eigen werkveld/beroep/bedrijf beter op de kaart gezet. Naast het algemene promotiemoment dat de GeoWeek biedt, heeft het leiden van een expeditie voor de professionals ook een meerwaarde. Ze moeten namelijk aan leer-lingen zo gemakkelijk en duidelijk mogelijk verwoorden wat ze in hun beroepspraktijk meemaken en daarbij vertellen waarom dat nu juist zo leuk, spannend of interessant is. Leerlingen zijn hierbij meestal zeer kritisch

Een landmeter van Adverbo legt deze twee meiden uit wat hij in het dagelijkse leven doet (foto: Kellie Bocxe).

Interview

| 392019-2 | Geo-Info

en stellen scherpe vragen. Dit maakt dat een professional zich bewuster wordt van de essentie van zijn vak.

Een bezoek van leerlingen zorgt daarnaast voor een leuke en dynamische sfeer binnen het bedrijf. Er ontstaat een kennisnetwerk van scholen en bedrijven waarin men elkaar via de GeoWeek weet te vinden en van elkaar leert.”

Welk (type) bedrijven doen het komende jaar mee?

“Dat is vergelijkbaar met vorige jaren. Eigenlijk van alles uit de geo-sector: bedrijven, organisa-ties, kennisinstellingen, overheden, waterschap-pen, gemeentes en musea. De hoofdpartners van de GeoWeek zijn: Kadaster, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Unie van Water-schappen, Rijkswaterstaat en Expertise Bodem en Ondergrond. Deze instellingen doen zelf ook mee met verschillende expedities.

Wat zijn volgens jullie de leukste activiteiten die er zijn georganiseerd?

“Er zijn in de afgelopen jaren natuurlijk heel erg veel leuke expedities geweest. Zelf ben ik afgelopen jaar bij een paar expedities geweest. Zo heeft Dorian van Rijsselberghe een gastles gegeven over de plastic soep en heeft Ed Nijpels over de energietransitie verteld.

Bij de gemeente Leidschendam-Voorburg hebben leerlingen de bodem onderzocht. De leerlingen gingen zelf op onderzoek uit. Zo hebben ze de grondboor erbij gepakt om de lagen te onderzoeken en zelf het NAP gemeten. Ook werd er jarenlang een ecoductentour geor-ganiseerd waarbij leerlingen leerden en vooral ook zagen hoe zo’n ecologische corridor werkt.

Voor 2019 staat er van alles online over wat voor verschillende soorten expedities er zijn (www.geoweek.nl/expedities). Persoonlijk vind ik bijvoorbeeld het ‘Suppen naar plastic’ heel leuk. Dan ga je dus op een board door het water om afval te verzamelen.

Nog een aantal andere voorbeelden van expedities dit jaar:

Digitaal (kaarten/data/games) • ontdek hoe een navigatiesysteem werkt en

navigeer je eigen route naar huis (Omkeere); • data over bijvoorbeeld zwerfafval verzame-

len en in kaart brengen (Survey123);• makkelijker problemen oplossen door ze

goed op de kaart te zetten (RVO); • geen Minecraft, maar GeoCraft, een spel

voor landinrichting (Gemeente Velsen); • hoe gebruik je een Geografisch Informatie

Systeem voor veilig gastransport? (Gasunie).

Landmeten• maak de kaart van de stad nog nauwkeuri-

ger met de landmeters van gemeente Den Haag (gemeente Den Haag);

• leer landmeten in het Panorama Mesdag (Panorama Mesdag foto);

• landmeten in Utrecht (Gemeente Utrecht); • landmeten in Rotterdam (Kadaster); • landmeten, op zoek naar grondwater en

bodemonderzoek (Agel adviseurs);• zoek naar bodemschatten met een metaal-

detector, ga aan de slag met een grondboor en leer landmeten (MUG Ingenieursbureau);

• breng een stuk land in kaart in Amstelveen met de oude vertrouwde meetband, tachymeter en GPS of met een 3D-lucht-foto’s (Gemeente Amstelveen).”

Wat zouden jullie de lezers van Geo-Info tot slot nog willen meegeven over de GeoWeek?

“Het is gewoon ontzettend leuk je vak te laten zien aan een nieuwe generatie. Denk je nou, wat leuk, hier zou ik ook wel wat aan willen bijdragen? Dat kan volgend jaar weer! Schrijf je in voor de nieuwsbrief op www.geoweek.nl. Dan ben je als eerste op de hoogte als de data van 2020 bekend zijn.”

Lisa Petersen, eindredacteur. Foto’s: KNAG.

Met de hele groep door het weiland voor onderzoek naar de menselijke invloed op en in de bodem (foto: Kellie Bocxe).

40 | Geo-Info | 2019-2

In vijftien jaar Geo-Info en in twintig jaar De Hollandse Cirkel (DHC) is de berichtgeving in deze tijdschriften over de eerdere landmeet-kundige opleidingen van PBNA zeer beschei-den geweest. De DHC/GIN-tijdschriftendatabank geeft over die periode dus weinig treffers. Er zijn wel enige documenten genoemd in een inventari-satie op de DHC-website (kader 1).

Start PBNA in 1912Op 15 september 1912 werd door architect Evert Jan Rothuizen, vanaf 1939 Rotshuizen, in Arnhem het Bouwkundig Instituut opgericht. ‘Op 7 september 1939 vond de naamswijzi-ging van Rothuizen naar Rotshuizen plaats. Rotshuizen probeerde ook de familie elders in het land, onder wie verschillende architecten, tot deze verandering over te halen, maar dat lukte hem niet’, aldus Wikipedia.

Op 1 april 1913 volgde een samenvoeging van het Bouwkundig Instituut met het ook Arnhemse bureau van de civiel ingenieur F. Wind. De nieuwe organisatie kreeg de naam ‘Polytechnisch Bureau Nederland’. Later werd daar Arnhem aan toegevoegd, zodat de afkorting ‘PBNA’ ontstond. Technisch Nederland vond voor schriftelijk onderwijs de weg naar PBNA. Sinds 1924 waren er KIVI-gecommitteerden. Bij het 25-jarig jubileum in 1937 waren er 1.200 leraren, 200 leervakken en 4.000 cursisten. Waren er eind 1945 zo’n 6.000 PBNA-cursisten, in 1962 waren dat er 35.000. Bij het 40-jarig bestaan in 1952 kreeg men het predikaat ‘Koninklijk’ en werd de naam ‘Koninklijk Nederlands Technicum PBNA’.

Om de continuïteit van bedrijf en personeel zeker te stellen, besloot de directie in 1974 om

PBNA te verkopen aan Elsevier. Daarmee verloor PBNA haar zelfstandigheid. In de jaren tachtig speelde PBNA slagvaardig in op de grote vraag naar informatica-onderwijs, het ‘tweedekanson-derwijs’ van die tijd en in 1990 kon het huiswerk per pc en telefoon. Daarna volgde de sanering van het schriftelijk onderwijs. PBNA stopte er in 2004 totaal mee. Het ‘label’ PBNA bleef wel bestaan voor examens [1]. Landmeetkunde ver-dween in de jaren ‘90 uit het aanbod. Sinds 2004 opereert PBNA vanuit Zwijndrecht. In 2011 werd het predikaat ‘Koninklijk’ voor PBNA weer voor 25 jaar verlengd [2].

Landmeter Frans Rothuizen bij PBNA: 1933-1960

In 1924 was er in Arnhem al een driedaagse praktische cursus ‘Landmeten en Waterpas-sen’ (voor niet-cursisten PBNA ƒ 20) [3]. In 1935 was er zelfs één voor drie maanden op de zaterdagmiddag in Groningen [4]. In de DHC/

Landmeetonderwijs van P BNA

Uit: Inventarisatie documenten MBO en HBO door DHC-werkgroep Onderwijs, 2014-2017

PBNA

[J.F.M.] Schreurs, overzicht land-meetkundige opleidingen PBNA 2017 Id. PBNA-boek Landmeetkunde (studiejaar 1977-78) 1977

Opgeslagen depot Kanaalweg 4, Delft [W.C.H.] van Rooijen (cursist) cursusordners (3 ordners) ±1970 [J.} Stehouwer (cursist) cursus- ordner waterbeheersing 1984 Id. Vd Weerd (cursist) cursus - dictaten (2 mappen) ±1970 Id. kennis van de Nederlandse waterstaat (dictaat) ±1970 Id. regionale bodemkunde (id) ±1970

www.hollandsecirkel.nl/ documentatiecentrum/onderwijs/ inventarisatie-documenten-mbo-en-hbo

Historie

De Koninklijke PBNA verzorgde van 1912 tot en met 2003 voor vele, volgens Wikipedia ‘enkele miljoenen’, cursisten Nederlandstalig schriftelijk onderwijs. PBNA betekende tot de jaren negentig van de twintigste eeuw voor met name werkende technici een vorm van tweedekansonderwijs. Ook binnen de landmeetkunde was dat het geval.

Advertentie uit 1932 in ‘jongelingsbladen’.

Advertentie in de Arnhemsche Courant, 6-6-1924.

| 412019-2 | Geo-Info

GIN-tijdschriftendatabank zijn er 585 PBNA-treffers (vooral personeelsadvertenties), maar er is er maar eentje van voor 1950.

Concreet van 1934: ‘Geslaagd voor het eerste gedeelte van het door het P.B.N.A. te Arnhem afgenomen examen voor landmeetkundige: D. K. Bloemendaal, teekenaar van het Kadaster te Zutphen, (…) en H. Schürmann, teekenaar

van het Kadaster te Almelo. Examinatoren voor dit examen waren de heeren: F.G.C. Rothuizen, W.R. Smits en G.G. Steemers’ [5].

Landmeter Frans Rothuizen (Goes 1911-Arnhem 1960) was toen net komen werken bij zijn oom, de architect Rothuizen en diens kompaan Wind. Zijn in het PBNA-archief aanwezige deel landmeten en waterpassen uit 1933 is nog

raadpleegbaar. Van de andere examinatoren was W.R. Smits de secretaris van de Vereeni-ging voor Kadaster en Landmeetkunde, afdeling Arnhem, en G.G. Steemers, tekenaar van het Kadaster Arnhem.

Dat het ‘liep’ blijkt uit van alles. Zelfs doordat iemand in 1939 slaagde voor PBNA-landmeet-kundige (deel 1) en nazaten dat later met diploma en al op een genealogische website zetten (Jan Hoekmeijer (1918-1962) [6]. Vanaf 1951 adverteerde PBNA in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) met ‘o.m. een volledige theoretische opleiding voor de N.L.F.-examens’ [7]. De Nederlandse Land-meetkundige Federatie [NLF] van 1936 nam net in 1947 de uitgave van KenL over van de Vereniging KenL. In 1954 kwam de HTS in Utrecht met Landme-ten én kwam PBNA met Hoger Landmeetkun-

Landmeetonderwijs van P BNA

Na ontvangst van het predikaat ‘Koninklijk’ vernieuwde kantooringang, ca. 1955. De hoofdinspecteur Rothuizen passeerde dus ook de directeursnaam Rotshuizen.

Eén van zijn rouwadvertenties in Trouw, 19 februari 1960.Geodeet Frans Rothuizen (foto uit: KenL 1960).

Advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden, 12-3-1935. Onbekend is wie leider A. van Kesteren uit de Groningse wijk Helpman was.

Advertentie in KenL 1951.

42 | Geo-Info | 2019-2

Historie

dige (HOLA) voor de al werkende doelgroep. Vanaf LBO-niveau kon in driemaal twee gedeelten het diploma van deze hogere tech-nische studie worden verkregen. In 1960 stond een In Memoriam voor PBNA-hoofdinspecteur Frans Rothuizen (48) in KenL. Hij was in 1933 in Wageningen civiel-landmeter geworden en ging dus werken bij PBNA: ‘Hier heeft hij belangrijk werk gedaan als leraar en vooral als auteur van de landmeetkundige lessen.’ In 1952 haalde hij de ir-titel met een scriptie over de kartografie in Zeeland voor 1800 [8].

Ook na zijn dood bleef landmeetkunde nog decennia lang een cursusonderwerp bij PBNA. ‘Een voltooide PBNA-opleiding geeft u een belangrijke voorsprong’, aldus een advertentie in ook het nieuwe vakblad Geodesia van rond 1960 [9]. Uitslagen van PBNA-examens kwa-men (wat onregelmatig) van 1961-1970 ook in dit blad en op NGL-congressen huurde PBNA een stand. Kader 2 geeft overzichten van de examenvakken voor Landmeetkundige (1967) en Hoger Landmeetkundige (1971).

NGL-studiedag 1984 De stichting Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde (NGL) organiseerde een studiedag ‘Onderwijs in de Landmeetkunde’ [10] op 21 september 1984. Verslaglegging in hun eigen vakblad Geodesia gaf de actuele stand van zaken toen weer.

De toenmalige cursuscoördinator Civiele Tech-niek van PBNA, drs. ing. J. de Haan, memo-reerde in zijn lezing dat er tot 1982 bij PBNA vijf landmeetkundige opleidingen waren. Naast de vertrouwde trits Adspirant Landm. voor de dus in 1954 gestarte opleiding Hoger Landmeetkundige werden vanaf 1984 plots geen cursisten meer ingeschreven. In 1974 en tegen 1984 waren er ook nog cursussen Kartografisch Tekenaar en Uitzetter Grondwer-ken bijgekomen (de eerste was ontwikkeld in samenwerking met het KNAG en de Neder-landse Vereniging voor Kartografie).

In de nieuwe trits BOLA, MOLA en HOLA was de laatste term een afkorting geworden voor ‘Hogere Opleiding Landmeetkunde’. Volgens de spreker was dat dé aanleiding dat actualisering niet op korte termijn mogelijk was. In de afsluitende forumdiscussie was een opmerking van hem dat het totale cursusbestand moest worden teruggebracht, omdat het ondoenlijk was om 20.000 lessen in een cyclus van vijf jaar te vernieuwen. Ene De Bruijn, waarschijnlijk ir. D.C. de Bruijn van de Meetkundige Dienst van de Rijkswater-staat, zei over het betoog van de PBNA-man: “Geen woord is gerept over de achtergronden van de plotselinge stop van het HOLA-pakket

in 1984, wetende dat onlangs nog een nieuwe blokindeling van de basis-, middelbare en hogere Landmeetkunde in bijzijn van een onderwijs- of begeleidingscommissie is gemaakt. Blijkbaar is daar geen onderzoek naar de maatschappelijke relevantie van die vernieuwingen aan voorafgegaan.”

Het doorgeven waard is ook nog de vraag van (Jan) Stehouwer hoe de PBNA-diploma’s zich verhielden tot de MTS-, NLF- dan wel HTS-diploma’s. De spreker antwoordde dat “PBNA zijn examens niet afstemt op de genoemde opleidingen en examens, maar op het eigen leerprogramma en cursusconcepten, vertaald in leerstof.” Op NGL-congressen verdween vanaf 1985 de stand van PBNA, terwijl in 1983 in het programmaboekje na een opsom-ming van landmeetkundige cursussen nog stond: ‘Voor al deze opleidingen maakt PBNA gebruik van adviezen van de belangrijke meetkundige diensten, zoals de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, het Kadaster, gemeenten en ingenieursbureaus. Dit bete-kent, dat op de aanwezige behoeften afge-stemde opleidingen worden geboden, met moderne leerstof, en waarvan de diploma’s bij de verschillende diensten veel waardering ondervinden’.

HOLA-diploma uit 1971, mede-ondertekend door gecommitteerden van het ministerie van O&W en van het KIVI.

PBNA-poster uit 1920 van Antoon Kurvers, gedrukt bij J. van Laar & Co, Amsterdam (www.catawiki.nl).

| 432019-2 | Geo-Info

Nadat de HTS-afgestudeerden de ing.-titel kregen, konden tot 1986 de afgestudeerden van PBNA Hoger Landmeetkundige via een scriptie deze titel ook verkrijgen (hier werd vooral door Rijkswaterstaatsmannen gebruik van gemaakt). De PBNA-studiegids van 1989 meldde toch nog dat er landmeetkundige opleidingen zijn op LBO-, MBO- én HBO-niveau [11].

De BOL en de MOL van PBNA (zonder de vierde letter A in de opleidingsafkortin-gen) werden nog gesignaleerd in 1991 [12]. De kartografie-opleiding van 1974 eindigde (ook) rond 1995 [13]. Was het al niet in 1992 dat er voor het laatst in een gedrukte personeels-advertentie een MBO-opleiding ‘PBNA voor landmeetkunde’ werd gevraagd [14]?

Nu is DHC’er Jos Schreurs vanaf 1976 corrector, maker van examens en examinator van de lessen Kadaster en Ruilverkaveling geweest.

In 2001 is het contract van alle opleiders van landmeetkundige vakken ontbonden en werden deze vakken niet meer aangeboden. Tot 1986 had hij nog steeds ongeveer 75 leer-lingen, die in een van de landmeetkundige opleidingen examen deden. Daarna liep het heel snel terug.

Archief, foto’s, speldje en PolyTechnisch Zakboekje

Het archief van PBNA, over de periode tot 2001, bevindt zich op het Gelders Archief [15]. De inventaris werd gemaakt door de oud-medewerkers van PBNA F.J. Stoeltje en O.J. Pijl. De beeldbank van dat archief bevat ook tiental-len PBNA-foto’s, maar daarbij zitten er geen landmeetkundige opnamen. Inventarisnummer 3348 van het Kadastermuseum in ook Arnhem bevat daarboven de inhoud van PBNA-leervak-ken: kadaster, ruilverkaveling, waarnemingsreke-nen, terreinmeten, enzovoort (± 1970). In kader 1 is de kleinere DHC-depotcollectie al genoemd. Er zijn dus versnipperd wel drie verzamelde-pots: twee in Arnhem en één in Delft.

Op internet (Marktplaats) wordt uit juli 1943 een folder ‘PBNA in oorlogstijd’ verhandeld: men werd opgeroepen gegevens van kennis-sen aan PBNA te sturen. Het bedrijf zond hen dan een prospectus toe en werd zo iemand cursist, dan volgde ƒ 5 beloning voor de ‘oorlogswinstmaker’! Het PBNA-gebouw werd trouwens in WOII door de Duitsers gevorderd.

Het bureau bouwde ook aan een eigen cultuur. Minstens vier PBNA-posters haalden de kunstmarkt [16]. Het ging om affiches van bekende ontwerpers uit 1920 (Antoon Kurvers), 1938 (Chris Zeylstra), 1953 (Joop Haffmans) en

circa 1960 (Paul Kuiper). Op veilingsites zoals www.catawiki.nl verschijnen voor bescheide-ner opbrengsten ook PBNA-steekspeldjes met diverse generaties gevleugelde enveloppen. Elders op internet staan edities drukwerk van PBNA, met als topper die van het PolyTech-nisch Zakboekje. Dat zakboekje van PBNA behield (bijvoorbeeld in 1956 pal na een hoofdstuk Rioleringen) ook een hoofdstuk ‘Landmeten en Waterpassen’. Het zakboekje verscheen onregelmatig, later via de uitge-vers Argus, Elsevier en Reed Business, maar ‘doorgeteld’. De 1e druk was van 1928 en de 50e druk van 2004, met 2006 pagina’s heette dat ook zakboek!

Referenties [1] O.a. inleiding archiefinventaris PBNA [2] www.pbna.com [3] Arnhemsche Courant 6-6-1924 [4] Nieuwsblad van het Noorden, 12-3-1935 [5] KenL 1934, p. 389 [6] hoekmeijer.files.wordpress.com/2014/10/jan-hoekmeijer-

thuisfronttbvpdf14.pdf [7] KenL 1951, p. 46 etc. [8] KenL 1960, p. 58 [9] Geodesia september 1960, p. 183 bijvoorbeeld [10] J. de Haan, Schriftelijke opleidingen in de Landmeetkunde

en Kartografie. Inleiding gehouden op NGL-studiedag ‘Onderwijs in de Landmeetkunde’, 21 september 1984 in: NGT Geodesia 1985-1, p. 12-17 incl. het verslag van de Forumdiscussie op p. 25/26

[11] NGT Geodesia 1989-3, p. 37 [12] C.W. Nelis, De geodeet getoetst, in: NGT Geodesia 1991-11,

p. 492 [13] F.J. Ormeling, De NVK en de kartografie-opleidingen in

Nederland, in: Kartografisch Tijdschrift, 2003-3 [14] NGT Geodesia 1992-3, p. 126 (advertentie Hansa Luftbild te

Schiphol) [15] www.geldersarchief.nl, inventaris 0793 Kon. PBNA BV te

Arnhem 1909-2001 [16] www.vansabbenauctions.nl, www.catawiki.nl

Adri den Boer, redacteurOuder model speldje (www.catawiki.nl).

Examenvakken Landmeet kundige PBNA (1967)• aardrijkskunde;• algebra/driehoeksmeting;• weg- en waterbouwkunde; • algemene bouwkunde/lezen van

tekeningen• natuurkunde; • landmeetkunde (instrumentkunde

en waterpassen; landmeetkundige berekeningen);

• wetten; • kosmografie.

Examenvakken Hoger Landmeet­kundige PBNA (1971)• waterbouwkunde; • stedenbouwkunde (planologie); • hogere algebra/hogere wiskunde; • stereometrie; • boldriehoeksmeting; • staatsinrichting; • wetten; • landmeetkundig tekenen; • waterstaatkunde en kaarten; • landmeetkunde (geodetische astro-

nomie en kaartprojecties; waarne-mingsrekening; fotogrammetrie; kaartreproducties).

‘Oorlogspersbericht’ uit het Drentsch Dagblad, 23-7-1942.

44 | Geo-Info | 2019-2

Op 14 december 2018 vierden we in Wageningen het 15-jarige bestaan van de master Geo-informatiekunde. Een mooie bijeenkomst met veel oud-studenten. Het is zeer inspirerend om te zien hoe studenten van vroeger nu mooie posities in het geo-werkveld innemen. Het programma van de dag bestond uit een mix van lezingen, discussies, excursies en een sociaal programma met als hoogtepunt het optreden van de band. Eén van de discussies ging over ‘21st century skills’ en de relatie met het geo-informatiekundige onderwijs.

Het onderwerp ‘21st century skills’ of ‘21e-eeuwse vaardig-heden’ is populair in onderwijsland. Het betreft een brede discussie over vaardigheden die we in onze eeuw nodig zouden moeten hebben om goed te kunnen functioneren. De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerk en Ontwikkeling) pleitte al in 2001 in het rapport ‘Knowledge and skills for life’ dat scholen meer zouden moeten inzetten op generieke vaardigheden zoals creativiteit en probleemoplos-send vermogen.

Ook in het rapport ‘Hoe leren wij in de toekomst?’ van de Sociaal-Economische Raad (SER) uit 2015 wordt sterk ingezet op algemene vaardigheden. Inmiddels heeft de discus-sie over de invoering van deze 21e-eeuwse vaardigheden het karakter van een hype aangenomen en zijn het vooral onderwijsbeleidsmakers en consultants die er rotsvast van overtuigd zijn dat het toekomstige leren zich vooral op deze vaardigheden dient te richten. Om welke vaardigheden gaat het? Hier bestaat geen consensus over. Als je de literatuur en het internet erop naslaat dan tref je een grote diversiteit van vaardigheden aan die allemaal onder noemer van ‘21st century skills’ te vangen zijn.

Persoonlijk spreekt mij de indeling van Christoffels & Baay (2016) het meeste aan. Ze hebben wat orde in diversiteit aan vaardigheden aangebracht door op het hoogste niveau een onderscheid te maken in (1) digitale, (2) denk,

(3) interpersoonlijke, en (4) intrapersoonlijke vaardigheden. Onder deze hoofdgroepen zijn vervolgens weer specifieke vaardigheden ondergebracht. Zo behoren bijvoorbeeld kritisch denken, probleemoplossend vermogen en creativiteit tot de groep van denkvaardigheden. Tot de intrapersoon-lijke vaardigheden worden onder andere ondernemen en zelfreflectie gerekend.

Een kritische reflectie op de ‘21st century skills’ is van belang voor de verdere ontwikkeling van onze geo-curricula op zowel MBO-, HBO- en WO-niveau. Temeer daar deze vaardigheden een belangrijke rol spelen in de formulering van het landelijke onderwijsbeleid.

Mijn eerste punt van kritiek is dat vrijwel alle voorgestelde vaardigheden helemaal niet nieuw zijn. Kritisch denken, creativiteit, samenwerking, zelfreflectie, enzovoort waren altijd al vaardigheden die we de studenten in het onderwijs wilden bijbrengen. Met een beetje goede wil zou je digitale

vaardigheden nog nieuw kunnen noemen, maar dat speelt niet voor ons vakgebied waarin het digitaal bewerken en ana-lyseren van gegevens een kernactiviteit is. Een oud-student zei het tijdens de viering van 15 jaar geo-informatiekunde in Wageningen heel treffend: “De 21st century skills zijn ook de 1st century skills.”

Mijn tweede punt van kritiek is dat ‘21st century skills’ zich uitsluitend richten op vaardigheden. Kennis en attitude worden helemaal niet genoemd. Dat is naar mijn mening een grote omissie. Het drieluik kennis-vaardigheden-attitude vormen al jaren een zeer gewaarde drie-eenheid in onder-wijsland. Als gevolg van de opkomst van de digitalisering heeft het idee bij sommigen postgevat dat je kennis wel kunt opzoeken. Dat is niet het geval. Feiten kun je opzoeken, kennis verkrijg je door te studeren en je intensief met het onderwerp bezig te houden. Daarnaast zijn kennis en vaardigheden zeer lastig te scheiden. Het aanleren van vaardigheden gaat sneller en is ook leuker als er een relatie is met de kennis van het eigen vakgebied. De attitude van een student is ook erg belangrijk bij het opdoen van kennis en vaardigheden. Attitudes zoals nieuwsgierigheid, belangstelling en motivatie zijn essentieel voor het leerproces. Deze zijn niet eenvoudig aan te leren, maar een goede docent kan deze met enthousi-asme voor zijn vakgebied en goede feedback wel stimuleren. Kortom, met de focus op alleen vaardigheden missen we de zeker zo belangrijke onderdelen kennis en attitude.

Zijn er ook positieve aspecten te melden aan de discussie over de ‘21st century skills’? Die zijn er zeker! Allereerst is het goed dat er systematisch wordt nagedacht over de vaardighe-den die we de komende decennia nodig denken te hebben om in de samenleving te kunnen functioneren. Daarnaast is het ook positief dat de vaardigheden op alle niveaus van het onderwijs een rol spelen: van lagere school tot universiteit. Dit maakt de ontwikkeling van een doorlopende leerlijnen mogelijk.

De discussie over ‘21st century skills’ is voor de geo-infor-matiekundige opleidingen in Nederland zeker zinvol, maar dient niet alleen over vaardigheden te gaan. Het gaat om de interactie tussen kennis, vaardigheden en attitude. Daar kun-nen we niet genoeg over discussiëren.

Arnold Bregt

Hoogleraar Geo-informatiekunde bij Wageningen University.

[email protected]

Column

21e-eeuwse geo-vaardigheden

Arno

ld B

regt

QGIS • POSTGIS • GEOSERVER

Mutatiesignaleringen en karteringen voor BGT, BOR, BAG en WOZ-zaken.Afstemming tussen BGT-BOR (Weg- en Groenbeheer) en synchronisatie met de Landelijke Voorzieningen.Intekenen en bijhouden van kabels en leidingen met huisaansluitingen (WIBON).Inventarisaties uit beelden. Denk hierbij aan verkeersborden, lichtmasten en belijningen.Inventarisaties van asbestdaken en zonnepanelen.Produceren van 3D-BIM-modellen vanuit gescande data of bouwtekeningen.Het in-service uithanden nemen van basisregistraties op projectbasis of abonnementsvorm.

“Nieuw op de markt met jarenlange ervaring.”

Onze diensten en producten:

Henk EnsinkEigenaar Bee4GIS

BENTHEIMERSTRAAT 63 | 7573 CX OLDENZAAL | 0850 64 00 66 | [email protected] | WWW.BEE4GIS.NL

GEODESIE OPLOSSINGEN

WITH YOU ALL THE WAY

Elk type project, elke bedrijsomvang, elke toepassing - Wij bieden een volledig programma met zeer nauwkeurige meet- en positioneringsoplossingen die aan al uw behoeften voldoen.

Ervaar net als andere professionals zelf onze technologie.

topconpositioning.nl

PLANNING > SURVEY > DESIGN > LAYOUT > EXECUTION > INSPECTION