Inleiding expositie Martine de Conseth

11
1 Martine de Conseth - Letters in steen en op papier - Sieraden Denderhoutem, zaterdag 17 september 2011 om 18 u. Dames en heren, vrienden van Martine, vrienden van dit huis, Wie ooit dertig kilometer hier vandaan voor Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck stond, wist zich overweldigd door de thematiek van het retabel, de indrukwekkende compositie van het veelluik, de veelheid van figuren en de weelde van kleuren. Maar heeft men ook gezien hoeveel boeken de Van Eycks daar hebben geschilderd op lezenaars en schappen, op een schoot of in een hand? Viel het aantal teksten op dat zij als het ware beitelden en ciseleerden in het geschilderd marmer, in de gouden tronen en de omlijsting van hout? In Romeinse kapitalen kapten zij de marmeren namen van Adam en Eva, van Johannes de Doper en de Evangelist, alle taferelen kregen op de lijst een titel mee, op de drie gouden tronen en op het voetstuk van de Vader of de verheerlijkte Christus staan lange Latijnse zinnen, geborduurde letters op het rode antependium van het altaar en een inscriptie op de rand van de marmeren fontein. En er zijn uiteraard ook gothische letters – we schrijven anno 1432 – op de banderollen van profeten en sibyllen, op de vloertegels bij de musicerende en zingende engelen, uit de monden van de engel Gabriël en Maria in het visitatietafereel. En natuurlijk, gothische letters en miniaturen in de open boeken.

Transcript of Inleiding expositie Martine de Conseth

Page 1: Inleiding expositie Martine de Conseth

1

Martine de Conseth - Letters in steen en op papier - Sieraden

Denderhoutem, zaterdag 17 september 2011 om 18 u.

Dames en heren, vrienden van Martine, vrienden van dit huis, Wie ooit dertig kilometer hier vandaan voor Het Lam Gods van de

gebroeders Van Eyck stond, wist zich overweldigd door de

thematiek van het retabel, de indrukwekkende compositie van het

veelluik, de veelheid van figuren en de weelde van kleuren. Maar

heeft men ook gezien hoeveel boeken de Van Eycks daar hebben

geschilderd op lezenaars en schappen, op een schoot of in een

hand? Viel het aantal teksten op dat zij als het ware beitelden en

ciseleerden in het geschilderd marmer, in de gouden tronen en de

omlijsting van hout? In Romeinse kapitalen kapten zij de

marmeren namen van Adam en Eva, van Johannes de Doper en

de Evangelist, alle taferelen kregen op de lijst een titel mee, op de

drie gouden tronen en op het voetstuk van de Vader of de

verheerlijkte Christus staan lange Latijnse zinnen, geborduurde

letters op het rode antependium van het altaar en een inscriptie

op de rand van de marmeren fontein. En er zijn uiteraard ook

gothische letters – we schrijven anno 1432 – op de banderollen

van profeten en sibyllen, op de vloertegels bij de musicerende en

zingende engelen, uit de monden van de engel Gabriël en Maria in

het visitatietafereel. En natuurlijk, gothische letters en

miniaturen in de open boeken.

Page 2: Inleiding expositie Martine de Conseth

2

Aan die vele letters in Romeinse kapitalen en gothisch

schrift, ook aan de verluchte letters op Het Lam Gods moet ik

denken wanneer ik het veelzijdig werk van Martine de Conseth

overschouw dat deze tentoonstelling Letters in steen en op papier.

Sieraden bijeenbrengt. Wie letters kapt of tekent, plaatst zich in

een eeuwenoude traditie waar ook de Van Eycks reeds oog voor

hadden.

Martine is een schrijfmeesteres die zowel beitel als pen

hanteert, maar een gemeenschappelijke term die beide

schriftbeoefeningen omvat, is er, denk ik, niet. Naast letters in

steen vindt men ook een woord als letterkapper, dat nogal veel

nadruk legt op het metier zelf, en in Nederland spreekt men zelfs

wel eens van letterhakken – klinkt me veel te primair in de oren.

Het woord letterbeeldhouwkunst is niet alleen te lang, het accent

ligt daar te veel op de afzonderlijke letter en gaat – net zoals de

voorgaande woorden – voorbij aan de betekenis van gesculpteerde

woorden of zinnen. Het meest zinvolle woord om de letterkapper

te duiden lijkt me het woord te zijn dat Pieter Hein Boudens

gebruikt en wellicht ook zelf heeft bedacht: hij noemt zich een

schriftbeeldhouwer. Geen kappen of hakken, maar beeldhouwen

en dat woord drukt direct artistieke aspiraties uit. En geen letter

of letters, maar schrift, d.w.z. het schrijven, het gebruiken van

tekens om taal en betekenis over te brengen. En in ‘schrift’ mogen

ook de lettersoorten meespelen die gebruikt worden in inscripties.

Met het gebruik van beitel én pen stelt Martine ons dus voor

een probleem. Hoe noem je in één woord iemand die

schriftbeeldhouwen en kalligraferen (dat we toch meestal

associëren met pen en papier) combineert? Ik houd van het woord

Page 3: Inleiding expositie Martine de Conseth

3

dat ik daarstraks reeds gebruikte: schrijfmeesteres, ook al

herinnert dat woord historisch aan de 16de- en 17de-eeuwse

schrijfmeesters die letters met grote krullen (de barok begint)

graveerden in koperen platen.

Schrijfmeesteres mag wijzen op een verworven meesterschap

in het kappen met de beitel en het halen met de pen, twee vormen

van schrijven die op een artistieke manier betekenis overdragen.

Nu ik Martine voorzien heb van een epitheton ornans, wil ik in de

maat van drie haar werk en manier van werken benaderen.

* * *

Page 4: Inleiding expositie Martine de Conseth

4

Om te beginnen vraag ik me even af hoe het komt dat

mensen als Boudens en De Conseth, en vele anderen, zich

vandaag zo intens bezighouden met schriftbeeldhouwen en

kalligrafie. Veel zal te maken hebben met de technologische

evolutie die de act van het schrijven zelf, het handmatig

aanbrengen van lettertekens, niet meer zo evident maakt. In de

eeuwen vóór Homeros werd literatuur mondeling overgeleverd.

Het moment waarop klanken en woorden werden neergeschreven

betekende voor Europa een uitzonderlijke stap. Het kopiëren en

schoonschrijven werd een werk van Griekse en Romeinse slaven,

later van middeleeuwse monniken. Tot er iemand als bijvoorbeeld

Dirk Martens van Aalst boeken begon te drukken. Het

handschrift werd schoonschrift voor schrijfmeesters, later voor

kalligrafen. De derde stap, de electronische, maakt handschrift en

handgeschreven teksten vandaag erg problematisch. En het doet

van de weeromstuit mensen om allerlei redenen teruggrijpen naar

elementaire materialen en instrumenten om te schrijven. Let wel,

het letterkappen en kalligraferen is nooit weggeweest. Loop je

vandaag door Rome, dan springen ten allen kante de schitterende

kapitalen in het oog op antieke inscripties en op gevels van

kerken en paleizen, ook uit de moderne tijd. En verluchte letters

zijn door de eeuwen heen zowel in manuscripten als in gedrukte

werken te vinden. Maar vandaag, meer dan ooit, is de drang om

met letters iets bestendigs te creëren erg groot. En het gaat

daarbij niet alleen om het plezier iets te scheppen of om de

opdracht het erfgoed te bewaren. Van dit laatste worden zich

trouwens ook andere culturen bewust: ik las vorige week ergens

Page 5: Inleiding expositie Martine de Conseth

5

dat het Chinese ministerie van onderwijs de scholen heeft

aangemaand meer lessen kalligrafie te organiseren, omdat de

traditionele vaardigheden erg te lijden hebben onder de

populariteit van gsm’s en internet. Wie de plaats kent die

kalligrafie in de eeuwenoude Chinese cultuur inneemt, schrikt

toch even op.

Naast creatief plezier en zorg voor het erfgoed speelt in onze

cultuur wellicht evenzeer de drang mee om zich binnen een

alsmaar complexere wereld te wapenen tegen de vervreemding. De

schriftbeeldhouwer en kalligraaf vinden in hun stil, geduldig en

creatief bedrijf een remedie tegen de lawaaierige en voorgekauwde

zapcultuur. Het kappen met de beitel en het halen met de pen is

een statement van het individu dat via het schrift de taal op een

heel eigen manier vastlegt. En in dat artistiek proces is iets heel

merkwaardigs aan de hand: als het schrift de verstoffelijking is

van het gesproken woord, dan is het werk van Boudens en De

Conseth een vergeestelijking daarvan door de schoonheid die zij

scheppen.

* * *

Dames en heren – en ik kom tot mijn tweede beweging – het

veelzijdige werk dat Martine de Conseth ons vandaag presenteert,

is het resultaat van jarenlang intense omgang met materie en

instrument, een geduldige leerschool bij grootmeesters als Pieter

Hein Boudens en Brody Neuenschwander, en een niet aflatend

oefenen, kritisch bekijken van eigen werk en zoeken naar inhoud.

Het natuurlijk talent, de fysis zegden de Grieken, de Romeinen

noemden het ingenium, heeft jarenlang gesluimerd. Maar eenmaal

zij beschikte over de technische vaardigheid – het Griekse technè

Page 6: Inleiding expositie Martine de Conseth

6

en het Latijnse ars – om met steen en papier, beitel en pen iets

nieuws te maken, heeft de Conseth ons steeds weer verrast.

Mij treft haar sterke betrokkenheid bij haar werk. Zij is meer

dan een ambachtsvrouw die na wat jaren oefenen de knepen van

het vak kent. Wij waren met meerderen getuige hoe zij in Rome in

de schaduw van het Theater van Marcellus met lede ogen een

paar geschikte marmerstenen zag liggen, of hoe zij in de Picardie

bij de bronnen van de Schelde in de oude Sint-Maartensabdij een

vlakke steen keurde in de eretrap naar het abtshuis, en die van

de eigenaar ook meekreeg. Zij houdt van natuurlijke materie en is

bijzonder blij als zij voor haar sieraden – een ander aspect van

deze tentoonstelling – van vrienden nummulieten uit Engeland

kreeg, fossielen die vroeger voor versteende penningen werden

gehouden. Of als zij stukken steen van de oude abdij van Ninove

op mocht halen om er stevige letters in te kappen. Die omgang

met oude materialen geeft haar werk een sterke intensiteit én

authenticiteit.

Dat verleden speelt ook thematisch mee. Niet dat Martine de

Conseth in het verleden leeft – we kennen haar met z’n allen

voldoende om beter te weten –, maar wat zij aan waardevols en

moois ziet in wat mensen in de loop van de geschiedenis hebben

gecreëerd, weet zij naar waarde te schatten en te integreren in

haar werk. In de afdeling vroegchristelijke kunst van de

Vatikaanse Musea zagen we haar inscripties op grafstenen

aandachtig bekijken, zelfs stiekem calqueren en een privé-

fotografe onder de arm nemen. Uit de catacomben nam zij in haar

hoofd het duifmotief mee: een van haar laatste creaties, voor mij

een van de meest sprekende, is precies die duif die in bas-reliëf is

Page 7: Inleiding expositie Martine de Conseth

7

uitgewerkt. Het spel van licht en schaduw dat bereikt wordt met

diep ingesneden letters, weet zij hier omgekeerd op te roepen door

halfverheven beeldhouwwerk: wegkappen om in wat niet

weggekapt is iets nieuws tevoorschijn te halen, puur plastisch, en

puur figuratief, want hier zijn plots alle letters weggevallen. Plus

est en vous, dachten de heren van Gruuthuuse, en zeg ik tegen

Martine: Plus est en vous. Geïnspireerd door middeleeuwse

miniaturen bracht zij op papier kalligrafisch In principio aan, de

beginwoorden van het Johannesevangelie, verlucht met de arend.

Wat wij zien is een tweede versie. Wie de eerste versie ziet, zou

verrast zijn dat de kalligrafe niet tevreden was, maar bij nader

Page 8: Inleiding expositie Martine de Conseth

8

toezien zijn de kleurnuances in de tweede versie veel subtieler.

Ook dat typeert haar: een urenlang werk opzij schuiven om nog

beter werk te leveren.

* * *

Onze schrijfmeesteres – ten derde – verenigt in zich, zoals

alle kalligrafen en schriftbeeldhouwers, meerdere beroepen.

Zij is ontwerper, de allereerste en wellicht meest creatieve en

persoonlijke stap in het ganse proces. Martine de Conseth

beweert dat zij niets nieuws creëert, maar in zoveel dingen

schatplichtig is aan anderen in verleden en heden. Die

bescheidenheid siert haar. En ik kan haar begrijpen, want in de

literatuur wordt er in wezen ook niets nieuws geproduceerd. Alles

is reeds zovele malen gezegd en geschreven. Maar toch ontwerpt

zij telkens iets anders op een andere steen, op een ander stuk

aquarelpapier of perkament vanuit een nieuwe gedachte. Thema’s

als het Keltisch geluksmotief, de kever, de duif, de vis blijven haar

boeien. Haar lectuur van dichters brengen woorden en verzen aan

waarmee zij – veelal letterlijk – aan de slag gaat.

Zij is ontwerpster, maar ook ambachtsvrouw die het

handwerk en de handvastheid met beitel en pen volkomen

beheerst. Zij voelt zich wel amateur in de echte zin van het woord:

iemand die amat, die houdt van haar werk, maar kenners die

haar voor het eerst bezig zien, denken met een professionele

letterkapper te maken te hebben. Haar technisch kunnen blijkt

op een heel bijzondere manier uit haar laatste creaties met heel

kleine steentjes die zij tot sieraden ombeitelt door er allerlei

motiefjes op aan te brengen. Ik kan me voorstellen hoeveel keer

Page 9: Inleiding expositie Martine de Conseth

9

zo’n steentje uit het spanrek springt onder de kracht van het

beiteltje. Dat fijn ciseleerwerk, ‘kleenwerk’ om Gezelle te

parafraseren, zou wel eens het waarmerk van De Conseth kunnen

worden.

Ontwerper, ambachtsvrouw, maar ook typograaf die gevoelig

is voor het volume van de letters, voor de lijnen en rondingen,

voor verhoudingen, voor de ruimte tussen de letters, voor het spel

van licht en schaduw. Het kappen of tekenen kan enkel beginnen

wanneer de mooie letter en de mooie verhoudingen zijn

vastgelegd. Kalligraferen, in de ruimste betekenis van het woord –

dus zowel voor kappen als voor tekenen – is niets anders maar

ook niets minder dan wat het Grieks zegt : kalos – grafein, schoon

schrijven. Met dien verstande dat kalos een rijk gamma aan

betekenissen heeft: mooi, edel, zuiver, natuurlijk, volmaakt, af,

precieus, gratieus.

Zij ontwerpt, heeft metier, is typografe en finaal is zij ook

grafisch kunstenaar, die oog heeft voor een mooie compositie

binnen het steeds wisselend formaat van een steen, voor de juiste

tonaliteiten en nuances – ik denk aan het miniatuur met In

principio. Ik heb Martine al meermaals horen zeggen: ik maak

geen kunst. Zij onderschat zich zwaar.

* * *

Dames en heren, ik rond af. Kalligrafie is meer dan schriftkennis

en schrijftechniek. Het is een kunst van vormen en tekens. En

tegelijk een vorm van denken, mediteren, een toegeven aan de

traagheid, aan de stilte. Als ik het toespits op het letterkappen:

Page 10: Inleiding expositie Martine de Conseth

10

het is een heel aparte omgang met primaire materialen uit de

natuur. Op kleine keitjes of in monumentale blokken tekens

aanbrengen, of woorden of hele zinnen: het heeft iets van een

gesprek met de oerkracht der dingen. Een steen is niet zomaar

een dood voorwerp. Wat Pieter Hein Boudens en Martine de

Conseth met stenen hebben, wordt mooi uitgedrukt door de

Poolse dichter Ryszard Krynicki in een gedichtje uit 1978. Het is

een minidialoog:

Onthou dat ik jouw vriend ben: mij kun je alles vertellen. En jij kunt mij alles vertellen. Dat zal ik onthouden, steen.

Nauwer kan de vertrouwelijke band tussen artiest en materie niet

worden uitgedrukt. De zorgvuldig gekozen woorden die de

schriftbeeldhouwers toevertrouwen aan de steen, zijn veilig. Je

kunt me alles vertellen, zei de steen.

Vrienden van dit huis, op een woensdag in april van het jaar

1521, bijna honderd jaar na de inhuldiging van Het Lam Gods,

komt Albrecht Dürer in Gent en bezoekt hij de Sint-Janskerk. Hij

ziet er – ik citeer uit het dagboek van zijn reis door de

Nederlanden: “een tafereel van Johannes van Eyck, een

overkostelijk hoogverstandig schilderstuk, en bijzonder die Eva,

ook Maria en God de Vader zijn zeer goed.” Het verhaal gaat dat

Dürer voor dit retabel vol boeken, teksten en inscripties, eerbiedig

het hoofd boog en in stilte wegging.

Page 11: Inleiding expositie Martine de Conseth

11

Voor al het moois dat schriftbeeldhouwer Pieter Hein

Boudens en schrijfmeesteres Martine de Conseth ons hier laten

zien, buigen wij het hoofd. Maar wij gaan niet in stilte weg. Straks

heffen wij het glas op het officiële begin van het tweede leven van

Martine, een artistiek leven, waarvoor wij haar van harte veel

inspiratie en transpiratie, veel volharding en voorspoed

toewensen.