kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis...
Transcript of kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis...
ww
w.g
eoin
form
ati
ened
erla
nd
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2019
• j
aarg
ang
16
• N
um
me
r 4
Koning opent eerste
ICHC-tentoonstelling
Tilburg verlegt grenzen
voor snelfietsroute F58
24/7 monitoring op maat
essentieel bij boortunnels
Is digital twin het nieuwe 3D?
GEODESIE OPLOSSINGEN
WITH YOU ALL THE WAY
Elk type project, elke bedrijsomvang, elke toepassing - Wij bieden een volledig programma met zeer nauwkeurige meet-
en positioneringsoplossingen die aan al uw behoeften voldoen.
Ervaar net als andere professionals zelf onze technologie.
topconpositioning.nl
PLANNING > SURVEY > DESIGN > LAYOUT > EXECUTION > INSPECTION
KomkommerDe zomer is nog volop aanwezig in Nederland, al is het een tandje minder dan
de zeer warme weken halverwege juli. U merkt het: een praatje over het weer, het zal
wel komkommertijd zijn. Nou ja, dat ook een beetje! Hoewel we ook deze keer wat
moesten goochelen met de planning van de redactie van dit magazine, is er veel te
melden in deze editie.
Naast koninklijke aandacht voor de start van een reeks historisch kartografische
exposities, waarover verslag gedaan wordt door Ferjan Ormeling, is in deze uitgave
plaats ingeruimd voor de bespreking van het boek De geschiedenis van Nederland in
100 oude kaarten, het promotieverslag over ‘Indonesië op de kaart’, met daarin wel de
heel pittige, maar daardoor niet minder juiste, stelling dat ‘….zonder Indonesië er géén
TU Delft zou bestaan’.
Ook kunt u een bijdrage gelezen van een gevallen man, inmiddels herstellende van
achter de bestuurstafel. Harrie van der Werf neemt ons mee in een bijdrage over het
nut van een goed ingerichte productielijn en de veranderde rol van lijnmanagement
daarbij. Jantien Stoter vraagt zich in haar column af of de ‘digital twin’ het nieuwe 3D
is. Een praktijkbijdrage kunnen we lezen uit de gemeente Tilburg, waar men moderne
technieken heeft ingezet bij ontwerp en aanleg van een snelfietsroute. Omdat in deze
tijd onderscheid tussen echt en onecht het nieuws voor een belangrijk deel bepaalt,
doet Willemijn Simon van Leeuwen daar nog een schepje bovenop in haar column
over ‘Fake Maps’. Naast eerder genoemde historische bijdragen in deze uitgave is
er ook aandacht voor een senior medewerker die na een lange staat van dienst het
verlaten vakgebied nog wat overwegingen meegeeft.
Heel interessant is ook de impressie over de aanleg van de Victory Boogie
Woogietunnel in Den Haag en de daarbij gehanteerde monitoring van zettingen en
bewegingen. Uiteraard ook deze keer weer nieuws over de BRO, deze keer in de vorm
van een column van Marjan Bevelander én over de ‘digital twin’ van de Sterke Lekdijk.
Ook wordt er vooruitgeblikt naar de komende editie van GeoBuzz; iets over ‘the making
of’ en een bijdrage vanuit Geonovum over de Inspiratieparade, een nieuw verschijnsel op
GeoBuzz waar we reikhalzend naar uitkijken. Het schijnt daar een levendige boel te worden!
Een bijdrage vanuit LandGoed over hun nieuwe onderneming, waarin men haar
enthousiasme voor OSGIS niet onder stoelen of banken steekt. Inmiddels kunnen
we wel spreken over een reeks bijdragen over 3D vanuit de TU Delft: ook deze keer
is Jantien Stoter samen met haar team MSc Geomatics erin geslaagd om de laatste
ontwikkelingen op een heldere manier voor het voetlicht te brengen. In de rubriek
‘Open Kaart’ deze keer aandacht voor de visualisaties rond aardbevingsgebieden, al
spreekt men hier over gasbevingen-portalen. Rob Beck laat zien hoe je AI beter kunt
gebruiken wanneer je daarbij ook je eigen inzichten en kennis gebruikt.
Bijzondere aandacht vragen we de lezers voor de vacatures binnen de vereniging:
zowel voor het GIN-bestuur als ter uitbreiding van de redactie van dit mooie blad
kunnen we wel wat extra power gebruiken. Die kans laat u toch niet voorbijgaan?
| 12019-4 | Geo-Info
Roelof Keppel
Agenda GIN Colofon
Partners Geo-Informatie Nederland
UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geoinformatienederland.nl
RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected]
HoofdredacteurSytske Postma
RedacteurenAdri den Boer, Eric Hagemans, Roelof Keppel, Ferjan Ormeling, Frans Rip
BladmanagementMOS bv, NijkerkJosé Broekhuizen, Edith Koetsier, Lisa Petersen
Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geoinformatienederland.nl onder ‘Geo-Info’.
Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3400E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag
Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl
Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Abonnementsprijzen per jaar voor 2019Persoonlijk lidmaatschap: € 100,00.(Bedrijfs-)abonnement op Geo-Info: € 200,00, incl. 6% BTW.Bedrijfslidmaatschap: € 400,00 (maximaal 3 personen).Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geoinformatienederland.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2019. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestem-ming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430BTW-nummer: NL8117.63.973.B01KvK-nummer: 30186871
RechtenDe informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s en illustraties in dit blad en de vormgeving hiervan, zijn beschermd onder de Auteurswet en andere toepasselijke wetgeving. Niets daarvan mag zonder voorafgaande toestemming van de eigenaar worden verveelvoudigd (waaronder mede ‘framing’ wordt begrepen), aan derden ter beschik-king gesteld of openbaar worden gemaakt. De betrokkenen bij dit blad geven met hun medewerking ook toestemming om hun bijdragen en eventueel beeldmateriaal te gebruiken in andere uitingen van Geo-Informatie Nederland.
KennisKring – GeoFort Innovatieve
inwinning & toepassingen
Datum: 12 september 2019
Locatie: GeoFort
Meer info: bit.ly/2YRzPlN
Esri GIS Conferentie 2019
Datum: 18 - 19 september 2019
Locatie: WTC Rotterdam
Meer info: bit.ly/301vqtS
Ladies lunch Vrouwen op de Kaart
Datum: 19 september 2019 (12.30 tot 14.00)
Locatie: Esri GIS Conferentie 2019 - WTC Rotterdam
Meer info: LinkedIngroep 'Vrouwen op de Kaart'
GeoBuzz 2019
Datum: 19 - 20 november 2019
Locatie: 1931 Congrescentrum Den Bosch
Meer info: bit.ly/2PsaWZK
NCG-symposium
Datum: 21 november 2019
Locatie: UT-ITC Enschede
Meer info: bit.ly/2KPmFfI
ww
w.g
eoin
form
ati
ened
erla
nd
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2019
• j
aarg
ang
16
• N
um
me
r 4
Koning opent eerste
ICHC-tentoonstelling
Tilburg verlegt grenzen
voor snelfietsroute F58
24/7 monitoring op maat
essentieel bij boortunnels
Is digital twin het nieuwe 3D?
ZKH Koning Willem-Alexander opent tentoonstelling in het Koninklijk Paleis Amsterdam, fotobron: ANP
2 | Geo-Info | 2019-4
...en verder
6 Ten hemel wijzende landmeter van tin
7 Boek - De geschiedenis van Nederland
in 100 oude kaarten
8 Promotieverslag - Ekkelenkamp
promoveerde op ‘Indonesië op de kaart’
11 Van de bestuurstafel – Peter Hoogwerf
12 Eigenaarschap: de basis voor
betrokkenheid
15 Is digital twin het nieuwe 3D? –
Column Jantien Stoter
16 Tilburg verlegt grenzen voor
snelfietsroute F58
19 Fake Maps – Column Willemijn
Simon van Leeuwen
23 Making of GeoBuzz – ‘Locatiedata zijn
de brandstof voor geo-specialisten’
24 24/7 monitoring op maat essentieel
bij boortunnels
27 Proeftuinen voor een basisregistratie:
we want more –
Column Marjan Bevelander
28 Basisregistratie Ondergrond
als basis voor een digital twin
van de Sterke Lekdijk
30 Inspiratieparade op GeoBuzz
32 Organisatie in beeld - LandGoed:
supporter van opensource-GIS
40 Open kaart - NAM interactieve kaart
45 Vacatures
48 Winnaars gezocht - Geo Prestige
Award, GIN-Kartografiewedstrijd en
GIN-NCG-Scriptieprijs
In dit nummer ...
34Bepalen luchtverontreiniging
door verkeer met behulp van 3D-geo-informatie
20Interview - Piet van Dijk
neemt na 25 jaar afscheid van het vakgebied landmeten
4Koning opent eerste ICHC-tentoonstelling
| 32019-4 | Geo-Info
42Eigen intelligentie en
artificial intelligence in mutatiesignalering
4 | Geo-Info | 2019-4
Hier is geen mooiere ruimte voor te bedenken
dan de Burgerzaal, waar op de vloer drie ronde
mozaïeken van elk 6,5 meter doorsnee de
twee halfronden en de sterrenhemel weer-
geven. Ze zijn bij de bouw door Joan Blaeu
vormgegeven en in de 18e eeuw gerestaureerd
en bijgewerkt naar de toenmalige stand der
ontdekkingen en duiden nog steeds op de
mondiale ambitie van de stad Amsterdam.
Hemelkaart
Bij deze gelegenheid verwelkomde Claudia
Hörster, directeur van de Koninklijke Verzame-
lingen, namens de koning de genodigden.
Daarna gaf Alice Taatgen, de conservator van
het Koninklijk Paleis, een toelichting op de
ontdekking van de hemelkaart. Dat klinkt raar,
ontdekking van een kaart die er al sedert 1663
ligt, maar we weten pas onlangs hoe de nu
afgesleten hemelkaart er vroeger uit heeft
gezien. We zien nu nog 792 in het marmer aan-
gebrachte messing sterren, waarvan de grootte
correspondeert met hun helderheid. Bovendien
zijn er enkele messing details van sterrenbeel-
den te zien, zoals van de Schorpioen, de Kreeft
en de knots van Hercules. Er is ontdekt dat de
rest van de sterrenbeelden ooit ook aanwezig
is geweest, als schildering op de vloer, maar dat
deze er door het intense gebruik van de zaal
door de bezoekers van afgesleten is.
Ter gelegenheid van de opening zijn de
tekeningen van de sterrenbeelden nu virtueel
gereconstrueerd: een voor een en ten slotte
allemaal samen werden ze geprojecteerd
op de messing resten van de hemelkaart,
zodat deze weer compleet te zien was.
Mevrouw Hörster toonde de koning de gere-
construeerde beelden en nam hem daarna
mee op een tocht langs de geëxposeerde
kartografische schatten. Verreweg de meeste
daarvan zijn afkomstig van het Allard Pierson
(nieuwe naam van de Bijzondere Collecties
van de UvA), de samenwerkingspartner waar-
mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze
expositie had georganiseerd.
Maar ook op de beide halfronden had men
digitaal ingegrepen: dankzij de projectie was
er als het ware te zien wanneer welk deel van
de aarde ontdekt en in kaart gebracht was.
Onder overweldigende belangstelling opende koning Willem-Alexander op 28 juni in zijn paleis op de
Dam in Amsterdam de eerste van ten minste acht tentoonstellingen die in het Tropeninstituut gehouden
ICHC-congres in Amsterdam zijn georganiseerd van 14-19 juli. Onder de titel ‘Het universum van Amsterdam’
werden in de Burgerzaal en aanpalende ruimtes kartografische schatten uit de Amsterdamse Gouden Eeuw
gepresenteerd.
Koning opent eerste ICHC-tentoonstelling
Verslag
Zijne Majesteit de Koning in gesprek met Alice Taatgen, conservator Koninklijk Paleis Amsterdam na opening van de tentoonstelling. De projectie van de hemel-
lichamen op de kaart van de noordelijke sterrenhemel in de vloer van de Burgerzaal van het Koninklijk Paleis Amsterdam is nog net te zien (foto: Sytske Postma).
| 52019-4 | Geo-Info
Hoewel daar voor echte kaarthistorici nog
wel wat op af te dingen viel, was het toch een
uiterst geslaagde verbinding van de 17-eeuwse
en 21-eeuwse technieken.
Handelsgebieden
De tentoonstelling was op initiatief van het
Koninklijk Paleis Amsterdam tot stand geko-
men en kon in betrekkelijk korte tijd worden
gerealiseerd. Natuurlijk had men kaarten van
de beroemde koopstad zelf opgenomen (met
name van de verschillende stadsuitbreidingen)
en kaarten van Holland en de Republiek (een
selectie van titelprenten van de vele in Amster-
dam uitgegeven atlassen en voorbeelden van
de zeekaarten en leeskaarten waarmee produc-
ten over de wereldzeeën naar Amsterdam kwa-
men). Kaarten van in de Gouden Eeuw ontdekte
en door de Nederlanders bevaren gebieden (de
handelsgebieden van de VOC en WIC) waren
tentoongesteld, maar ook wetenschappelijke
producten zoals de sterrenkaarten van Cellarius.
Het best bewaard gebleven zijn de voor de elite
bedoelde producten zoals de 11-delige atlassen
van Blaeu, de door Romeyn de Hooghe gedeco-
reerde kaarten of de als geschenk aan wereldlijke
machthebbers bedoelde reuzenatlassen.
Hiervan was het exemplaar tentoongesteld dat
ooit aan de Grote Keurvorst was aangeboden
en nu in de Nationale Bibliotheek in Berlijn staat.
Naar verluid werd de atlas alleen uitgeleend op
voorwaarde dat er een foto beschikbaar zou
komen waarop koning Willem-Alexander de
atlas bekeek.
Zeker met de virtueel weer in zijn oude luister
herstelde hemelkaart en de ambiance van de
Burgerzaal was het een indrukwekkend begin van
de ICHC-festiviteiten, op royale wijze geopend.
De andere tentoonstellingen voor het ICHC
zijn of waren de pop-up tentoonstellingen
in de Universiteitsbibliotheek Utrecht op
12 juli, in de UB Leiden op 13 juli, die in het
Allard Pierson Museum op 14 juli, die in het
Rijksarchief en de KB in Den Haag op 16 juli,
die in het Stadsarchief Amsterdam op 18 juli
en die in het Scheepvaartmuseum in dezelfde
plaats (ook die blijft de hele zomer open).
Van de tentoonstelling in het Koninklijk Paleis
is een gids verschenen: Het universum van
Amsterdam. Deze gids is in het Nederlands en
in het Engels met een beschrijving en duiding
van het geëxposeerde materiaal door Reinder
Storm en een beschrijving van de mozaïeken
door Alice Taatgen. De tentoonstelling in het
paleis blijft tot 22 september 2019 te zien.
Ferjan Ormeling, redacteur
De ontdekking van Amerika, stand 1778. Het gele gebied moest nog ontdekt worden (foto: Ferjan Ormeling).
Links een in het heelal rondzwevende knots en rechts virtueel weer in verband gebracht met Hercules’ sterrenbeeld (foto’s: Ferjan Ormeling).
6 | Geo-Info | 2019-4
Kijkjes in keukens zijn vaak leuk.
Zo stond in nummer 2019-1
van het personeelsmagazine
OnderOns van het Kadaster de
tegeltjeswijsheid ‘Als je van het ene
perceel naar het andere loopt, dan
is dat grensoverschrijdend gedrag.’
Een kijkje in de oude keuken van de
GIN-familie is ook leuk.
Door Adri den Boer
Per 1 januari 1983 mocht ik vanuit de Vereniging
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat redactie-
lid worden van Geodesia. Dienst, vereniging en vak-
blad verdwenen op den duur, maar ik mocht blijven.
Bij de blijken van waardering hoorde in de jaren 80
jaarlijks een tinnen beeldje van een ‘oud ambacht’
(9 cm hoog en circa 170 gram zwaar). Er springt
één beeldje uit waar vier keer door anderen over
geschreven is in NGT Geodesia. De eerste keer was
in nummer 1989-11 op pagina 538: ‘Ter gelegen-
heid van het 15e NGL-congres is door de Stichting
Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde
een tinnen beeldje van een landmeter ontworpen.’
Het was verkrijgbaar door overmaking van ƒ55 op de
NGL-bankrekening. ‘De eerste beeldjes zullen vanaf
begin december worden verzonden.’ C.M. Maris was
het bestuurslid voor inlichtingen. Er stond een foto
bij van alleen dit landmetersbeeldje.
In nummer 1989-12 stond zonder foto op pagina
572 (!) dat Jan Schoenmaker op het congres aan de
vier voorzitters een tinnen replica van het beeldje
’De landmeter’ gaf. In nummer 1990-9 waren de
beeldjes nog steeds leverbaar voor ƒ55.
In nummer 1991-1 stond iets over een beloning
voor twee heren op de NGL-rayonbijeenkomst
Zuid-West Nederland. Zij kregen (ook als dank voor
vrijwilligerswerk) het nostalgisch tinnen beeldje
van de ten hemel wijzende landmeter - nu reeds
een kostbaar ‘collector's item’. Professor Kees
Zandvliet (UvA) poneerde dit jaar op de Jansoni-
uslezing ook al dat kartografen door het maken
van kaarten ‘eer aan Gods schepping betoonden’
(Caert-Thresoor 2019-1).
Zelfs ik wees er nóóit op dat het door de Stichting
NGL zogenaamd zelf ontworpen beeldje al een
ten hemel wijzende fotograaf als tweelingbroer
had. Zelfs zijn aardse tas op de grond was eender.
Bijgaande foto toont de beide eeneiige broers.
In weet nog dat ik als redacteur eerst het beeldje
van de fotograaf al kreeg en dus bij ontvangst van
de landmeter meer wist dan de modale lezer van
het blad. Het is nu toch niet meer ondankbaar om
daar onthullend over te schrijven? Niet omdat de
landmeter twintig jaar oud wordt, maar omdat de
veilingsite www.catawiki.nl regelmatig van die tin-
nen beeldjes van oude ambachten aanbiedt, al dan
niet met ‘lichte gebruikssporen’ (al kan ik me geen
ander gebruik dan afstoffen voorstellen). Je ziet
daarop ook regelmatig beeldjes van de fotograaf
staan, maar nooit die van zijn waterpassende
tweelingbroer. Die is unieker en vast meer waard,
zeker als duo. NGL: nogmaals dank dus!
Het beeldje is nog steeds te bestellen bij de gieter
in het Gelderse Alphen, nu voor €28,95. Je kunt
er zelfs een marmeren voetstuk met persoonlijke
gravure bij kopen. Hoewel de driepoot intussen
iets anders is dan die van 1989 lijkt dit marktaanbod
nog steeds het gevolg van een NGL-bestuursbe-
sluit te zijn.
Adri den Boer is redacteur van
Geo-Info en hoofdredacteur van
De Hollandse Cirkel.
Hij is te bereiken via
Foto: Mieke den Boer-Snoei.
Ten hemel wijzende landmeter van tin
| 72019-4 | Geo-Info
Op 6 juni 2019 presenteerde
Marieke van Delft (conservator oude
drukken, Koninklijke Bibliotheek)
en Reinder Storm (conservator
kartografie, Kaartenzaal UvA) hun
nieuwe boek over de Nederlandse
geschiedenis, verteld aan de hand
van 100 oude kaarten, in de aula
van de Koninklijke Bibliotheek.
De gekozen kaarten zijn vooral
geselecteerd uit de collecties van
de KB en de Bijzondere Collecties
(die instantie heet nu officieel Allard
Pierson) van de UvA.
Schrijver van reisverhalen Alexander Reeuwijk
leidde, na de opening door KB-Directeur Lily Knib-
beler, een forumdiscussie tussen de beide auteurs,
uitgever Maarten van Steenbergen en beroepsrei-
ziger Jelle Brandt Corstius. Voor de laatste auteur
was De Bosatlas (en wel de geïllustreerde editie van
1983) het belangrijkste boek uit zijn leven, en hij ver-
telde dat ook de klank van plaatsnamen (‘Odessa’
bijvoorbeeld) voor hem bepalend kan zijn voor
het bepalen van zijn reisdoel. De uitgever gaf de
randvoorwaarden aan waar de auteurs aan gebon-
den waren. Die vertelden hoe ze bij de selectie te
werk gegaan waren. Er is bijna geen onderwerp te
bedenken waarvoor geen relevante kaart bestaat,
en behalve het passen in de gekozen tijdspanne
(1307-1953) en het relevant zijn voor de verschillende
belangrijke periodes in onze geschiedenis moesten
de kaarten ook geografisch representatief zijn (dat
wil zeggen dat alle provincies vertegenwoordigd
moesten zijn). Daarnaast moest de selectie ook
thematisch representatief zijn. Kaarthistorische rele-
vantie was niet gevraagd en is ook niet aanwezig.
Wel moesten de kaarten fraai zijn, en ze moesten
deels het verhaal vertellen, aangevuld door de
commentaren van de auteurs. De opzet was de
gekozen kaarten elk op een spread af te beelden,
gevolgd door twee pagina’s met commentaar op
de kaart, volgens een vast stramien.
Brandt Corstius gaf aan dat elders de ondergrond
gelijk blijft, maar dat Nederland sedert 1307 totaal
veranderd is, wat de geschiedenis een extra
dimensie geeft. Hij vond desgevraagd de fraaiste
kaart in het boek de cholerakaart van Amster-
dam uit 1866. Van Delft gaf de voorkeur aan de
Hattingakaart van Walcheren waar de karteerders
zichzelf ook hebben weergegeven in de kaartrand,
terwijl Storm de kaart van de vrouwenarbeid rond
de eeuwwisseling prefereerde. Het talrijke publiek
kon hierna de auteurs ook nog vragen stellen,
waarna Jelle Brandt Corstius van de uitgever het
eerste exemplaar van het boek ontving.
De uitgave van het boek betrof een samenwerking
tussen uitgever Lannoo, de Koninklijke Biblio-
theek en de Allard Pierson-collectie van de UvA.
Een paar kaarten waren aan andere collecties
zoals het Nationaal Archief en het Amsterdamse
gemeentearchief ontleend. Het lijkt me een goede
ontwikkeling dat medewerkers van deze collecties
ook zelf de tijd krijgen om in deze vorm over hun
kaartcollecties te publiceren en daarmee aandacht
voor en bekendheid van die collecties stimuleren.
Ter gelegenheid van de presentatie van dit boek
was in de KB een tentoonstelling ingericht van
40 kaarten die de geschiedenis van Nederland
markeren.
Ferjan Ormeling, redacteur.
Boek
De geschiedenis van Nederland in 100 oude kaarten
8 | Geo-Info | 2019-4
In zijn ook fraai vormgegeven Nederlandse
proefschrift (476 pagina’s, inclusief 200 kaarten)
beschrijft Huib Ekkelenkamp de nauwe
verbondenheid tussen de koloniale geschiede-
nis van Nederland en de ontwikkeling van de
technische wetenschappen, in het bijzonder
de geodesie. Deze verbondenheid is vaak
onderbelicht. Zo wordt er van F.J. Ormeling
[1912-2002] bijvoorbeeld vermeld: ‘Hij heeft zijn
opgedane kennis en ervaring uit Indië in het
onderwijs en tal van publicaties gedeeld.’ Ekke-
lenkamp studeerde ooit elektrotechniek aan de
TH, maar is intussen vrijwilliger bij de stichting
De Hollandse Cirkel (DHC) voor de geschiedenis
van de geodesie. Ook veel DHC’ers worden in
het dankwoord genoemd - zelfs ik.
Ekkelenkamp promoveerde op ‘Indonesië op de kaart’Onder de kop ‘Zonder Indonesië geen TU Delft’ startte op de promotiedatum het persbericht op
www.tudelft.nl zó: ‘De oprichting van de TU Delft moet gezien worden als een gevolg van de Nederlandse
activiteiten in Indonesië. Dat concludeert ir. Huib Ekkelenkamp (69), die dinsdag 9 april promoveerde op de
rol van de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië bij de ontwikkeling van de geodesie in Nederland.’
Promotieverslag
Presentatie vooraf (foto Adri den Boer).
Vijf van de twaalf stellingen bij het
proefschrift van Huib Ekkelenkamp:
1. Het ontstaan van de ingenieursop-
leiding aan de TU Delft kan niet los
gezien worden van onze betrokken-
heid bij Nederlands-Indië. De geo-
desie heeft hiervoor het fundament
gelegd (dit proefschrift).
4. De geodetische wetenschap is op
een significant hoger plan gekomen
als gevolg van de Nederlandse
koloniale activiteiten in Nederlands-
Indië (dit proefschrift).
6. Het overheersende negatieve
oordeel over kolonialisme in de
huidige samenleving vormt een bar-
rière voor het zien van toenmalige
positieve bijdragen.
8. Spoorwegen aanleggen zonder
landmeten is als een tunnel graven
zonder te weten waar je uitkomt.
10. Eén kaart kan meer zeggen dan
1000 woorden, maar een enkel
woord kan een kaart aanzienlijk
verduidelijken.
| 92019-4 | Geo-Info
Het koloniaal verleden in voormalig Neder-
lands-Indië bracht technische problemen met
zich mee, die om snelle oplossingen vroegen.
In de geodesie en de landmeetkunde kregen
ingenieurs te maken met voor hen onbekende
fenomenen, zoals schietloodafwijkingen ten
gevolge van vulkanen en atmosferische refrac-
tie door het tropische klimaat. De noodzaak
tot praktische oplossingen had daardoor een
snelle verdieping in de theoretische kennis tot
gevolg. Hierdoor werd het Delftse college-
materiaal steeds aangepast aan de laatste
inzichten. Nederlandse ingenieurs moesten
ook worden opgeleid om in Indië aan de slag
te kunnen!
Promotoren
De mannelijke Nederlandse promotoren van
Huib Ekkelenkamp waren professor Ramon
Hanssen (TU Delft) en professor Wim van den
Doel (Universiteit Leiden). De promotiecom-
missie bestond verder uit de hoogleraren Mar-
tien Molenaar (emeritus Universiteit Twente),
Menno Jan Kraak (Universiteit Twente), Ben
Schoenmaker (Universiteit Leiden), Peter van
Oosterom (TU Delft) en Roland Klees (TU
Delft). Professor doctor J.J. Smit (TU Delft) was
plaatsvervangend rector-magnificus.
Presentatie vooraf
In zijn presentatie vooraf bekende Huib
Ekkelenkamp dat de subtitel ‘De rol van de
Nederlandse aanwezigheid in Indonesië bij de
ontwikkeling van de geodesie in Nederland’
van promotor Hanssen was. Had het Indonesië
daarin ook geen Nederlands-Indië kunnen
of moeten zijn? Zijn presentatie bevatte veel
interessante informatie, zoals het feit dat
Nederland dankzij Indië jarenlang het grootste
islamitische land ter wereld was - en daar ook
trots op was. Het was ook de tweede koloniale
macht op aarde. ‘Jakarta heeft 30 miljoen
inwoners, in Nederland valt de drukte wel
mee’, aldus een ander statement.
Java kreeg tweemaal zoveel spoorweglengte
als Nederland (wel enkel ‘Kaaps’ spoor) en een
vergelijkbare verhouding binnen het aantal
bruggen. De TH in Bandung deed volgens Ekke-
lenkamp niet onder voor die in Delft en er was
ook de eerste promotie in heel Azië. De promo-
vendus verklaarde ook kort zijn onderzoekgrens-
jaren 1800 en 1990: na de VOC en vóór de GPS.
Voor de vroegmoderne communicatiemiddelen
kwamen was Nederlands-Indië in 100 dagen per
schip bereikbaar en duurde een antwoordbrief
dus minstens 200 dagen.
Academische vragen
Molenaar mocht het spits afbijten en vond
Ekkelenkamp ‘bijna geodeet geworden’. Hij ging in op de subtitel, zag verschillen
tussen Wageningen, Delft en het ITC en
vroeg waar in Indonesië het meest van de
Nederlandse achtergrond herkenbaar was
en andersom. Molenaar vond in recenter
onderwijs geen impuls uit Indonesië meer.
Dat hing ook volgens de promovendus van
de tijd af: luchtfotogrammetrie werd eerder
in Indië gebruikt (het proefschrift noemt
rapportages over fotogrammetrie in Indische
TD-jaarverslagen vanaf 1918).
Professor Smit spreekt tijdens de buluitreiking (Foto: Adri den Boer).
10 | Geo-Info | 2019-4
Kraak vroeg onder meer of Ekkelenkamp
inderdaad in de ruimte geweest was om de
satellietfoto voor het kaft te maken, zoals een
bronvermelding suggereerde. De promo-
vendus zei blij te zijn met de vraag en kon
zodoende alsnog naar de NASA verwijzen.
Bij de discussie over kaarten beval hij de lezers
weer aan om voor raadpleging vooral een
loep te kopen! Kraak miste een direct vergelijk
tussen topografische kaarten uit Nederland en
uit Indië. Die was er wel in de tekst, bijvoor-
beeld over kleurweergaven, maar er was ook
in beide gebieden door de jaren heen geen
uniformiteit. Schoenmaker verwees naar
stelling 6 (zie kader) en vond het proefschrift
passen in een positief westers techniekbeeld.
Was ook de doelstelling van het karteren geen
overheersen? Ekkelenkamp erkende dat en zag
ook dat de kaarten ontstonden vanuit de wens
van een ‘kaart van óns gebied’. Jaarverslagen
van de Indische Topografische Dienst leken
hem een rooskleuriger beeld te geven dan
de werkelijkheid was. De kaarten hadden een
militair doel, waren er later ook voor landrente-
metingen van de overheerser, maar ook voor
irrigatie. Van Oosterom miste een bijdrage
over de kadastrale kartering, maar kadastrale
kaarten kwam de promovendus gewoon
weinig tegen in zijn onderzoek. Een vraag naar
de derde dimensie werd beantwoord met een
verwijzing naar vulkaanpresentaties en naar
kustaanzichten voor navigatie.
Klees vroeg concrete voorbeelden van de
wederzijdse invloeden. De promovendus ging
in op de zwaartekrachtmetingen van Vening
Meinesz in de Archipel. De Marine stelde
daar een onderzeeër voor beschikbaar en dat
was niet gebeurd als er geen kolonie was.
Men vond schietloodafwijkingen die men in
Nederland niet kende en daar was zelfs meer
dan wetenschappelijke aandacht voor. Op de
vraag wat er na 1949 anders was, kwam ook
het toen gebruiken van geallieerde kaarten
aan de orde. 1949 wás een breuk. Bij Van den
Doel kwam aan bod dat indologen eerst in
Delft en later in Leiden werden opgeleid.
Een Salomonsoordeel daarover wilde de
promovendus niet geven, maar hij kon niet
laten om te zeggen dat bijvoorbeeld voor
spoorlijnaanleg toch Delftse ingenieurs nodig
bleven.
Hanssen besloot met vragen van het hoogste
niveau, zoals die naar het waarom van een
onderzoek als voor dit proefschrift werd
gedaan (‘Naast de behoefte van de auteur’, zo
relativeerde hij ook).
Een andere vraag was: kan men van het
verleden leren voor de toekomst? Ekkelen-
kamp vond dat men vooral kon leren wat men
niét moest doen in plaats van wat men zou
moeten doen. Respect voor voorgangers was
echter ook een punt.
Slot
Na het beraad van de commissie kon uiteraard
de koker met de bul worden uitgereikt. Voor in
het prachtboek blijkt al dat de auteur zich qua
historie niet tot 1800-1990 beperkte. Staat er
niet een spreuk in van Marcus Valerius Martialis
(40-104): ‘Wie ook van het verleden geniet leeft
dubbel’? Deze promotie was ook een illustra-
tie dat ze in Delft ook nog in het Nederlands
kunnen en mogen … Is hij ook niet de eerste
met in de cv van de promovendus de vrijwil-
ligersfunctie bij de stichting De Hollandse
Cirkel? Bij de 804 literatuurverwijzingen komen
natuurlijk ook artikelen uit het tijdschrift
De Hollandse Cirkel, uit Caert-Thresoor en uit
NGT Geodesia voor!
Adri den Boer, redacteur
v
k
K
w
in
M
d
w
M
N
d
v
h
a
D
D
E
p
la
sp
b
H
n
o
g
re
E
v
k
n
m
e
N
d
h
h
n
(4
dBoekomslag (foto Adri den Boer).
Promotieverslag
| 112019-4 | Geo-Info
Net terug van vakantie en direct een opdracht van Roelof. Hij vindt het
tijd dat ik een kort stukje voor ons blad schrijf, een stukje vanuit het
bestuur. Dat zie je in veel verenigingsbladen. En overal wordt diegene ‘die
kennelijk aan de beurt is’ toch verrast en in veel gevallen ietwat onrustig.
Ik ook. Die vakantie op een warm eiland, waar het minder warm was dan
hier, hielp ook niet.
Daarvoor was ik langdurig uit de (bestuurs)roulatie door fysiek gedoe, of
meer door het gebrek om daar fatsoenlijk mee om te gaan. Ik probeerde
tijdens een vorige vakantie in een hotel mijn ontbijtbord te vullen en
zag een slinks opgestelde hindernis te laat. Dat was in Italië. Italianen zijn,
hoewel volgens mijn vrouw altijd goed gekleed (ook tijdens het ontbijt),
toch niet zo groot. De blokkade was voor een gemiddelde Italiaan vast
goed te zien, ze liepen achteloos vlot naar en van de uitgestalde lek-
kernijen. Dat gold niet voor mij. Ik maakte een forse salto en probeerde
de val professioneel op te vangen. Ik kreeg nog net geen applaus voor
de uitvoering, maar zat even later omringd door omstanders en filekijkers
(met de croissants nog in de aanslag) flink gehavend op een bank met
een bezorgd Amerikaans artsenechtpaar (best flink van postuur en nog
nooit gevallen tijdens een ontbijt) naast me.
Dit jaar ging dat anders. Niet door mijn oplettendheid of toegenomen
atletisch vermogen maar door de zorgen van mijn vrouw. Ik mocht niks.
Zij deed alles. Ook mijn ontbijtbord vullen. Ik heb gedurende die week
geen enkele kans gehad te vallen of iets te breken. Dat was best leuk,
maar viel toch op. De rest van de vakantiegangers had mijn bijzondere
positie snel door en gaf daar hun eigen invulling aan. Mannen keken mij
bewonderend aan (“Zo, jij hebt het goed voor elkaar”), vrouwen tegenge-
steld (“Wat een arrogante kwast ben jij”). En er waren heel veel vrouwen.
Hoe dan ook, dit jaar niets gebroken of afgescheurd.
En dan gelijk aan het werk gezet door Roelof. Ik heb wel meer in vereni-
gingsbladen geschreven en vaak wordt de dagelijkse gang van zaken
aangestipt. Doen wij ook. Dingen die spelen en van belang zijn voor de
leden en vereniging. In mijn vorige bijdrage ben ik dieper ingegaan op
de veranderingen die het verenigingswezen ondergaat en hoe daarmee
om te gaan. Een worsteling die voortduurt. Ik ben daar eerlijk in. Verjon-
ging was een belangrijk punt, ook bestuurlijk. Bestuurlijk elan begint in
mijn beeld toch echt bij ‘young professionals’, zoals dat in goed Neder-
lands heet. Young Surveyors, Young GIN en ga zo maar door. Een ver-
eniging met de jeugd heeft de toekomst. Ik prijs me dan ook gelukkig
dat ons bestuur inmiddels een aantal jonge bestuurders in ons midden
heeft. Zij kijken dan toch anders naar de behoeften van leden, de regio,
een GeoBuzz, een GIN-Gala, opleidingen, certificering, een FIG Working
Week in Amsterdam volgend jaar en ga zo maar door. Prachtig. En er
komt dit jaar meer ruimte. Twee oude knarren (sorry Roelof, die andere
ben ikzelf) treden in november af. De vacatures verschijnen binnenkort.
Kans om mee te werken aan het vele werk waar onze prachtige vereni-
ging voor staat! Kans om samen te werken met enthousiaste vakmensen
in een net zo enthousiast bestuur in de dynamiek van geo-informatie
binnen Nederland en over onze grenzen. Kom ons versterken!
Peter Hoogwerf
Oude knarren maken ruimte
VerslagVan de bestuurstafel
12 | Geo-Info | 2019-4
Enkele weken geleden sprak ik met een
IT-manager die verantwoordelijk was voor
de modernisering van een logistiek infor-
matiesysteem: het wereldwijd bezorgen van
‘pakketjes’. Op de vraag wat hij lastig vond in
zijn werk was het antwoord: de lengte van de
informatieketen. Het bleek onmogelijk te zijn
om de keten van de productlijn in één keer
te moderniseren. De keten werd opgeknipt
in twee delen. De output van het eerste,
vernieuwde deel werd terug geconverteerd
naar de input voor het tweede deel. Dat was
meer werk dan verwacht. Nu zijn ze bezig het
tweede deel van de keten te moderniseren,
waarna de tijdelijke oplossing definitief stopt.
Veel desinvestering, maar het is de enige route
om de klus te klaren en de productie op peil
te houden.
Kort daarop raakte ik in de trein met een
programmeur aan de praat. Hij bleek te
zijn gespecialiseerd in het converteren van
bestanden van een vernieuwde productlijn
naar input voor de oude productlijn (‘terug-
conversie’). “Nooit aan beginnen. Het blijft
tobben omdat de concepten van de nieuwe
productielijn te veel afwijken van de oude
productielijn. Je krijgt het niet goed voor
elkaar”, stelde hij.
Deze gesprekken zetten het nadenken over
productlijnen en informatieketens op scherp.
Juist in de geo-informatie werken we in lange
ketens en ontstaan afhankelijkheden die we in
beeld moeten hebben. Denk bijvoorbeeld aan
de Omgevingswet en DisGeo (Doorontwikke-
ling van basisregistraties in samenhang). Mis-
verstanden liggen op de loer: productlijnma-
nagement, productiemanagement, productie,
beheer, wat bedoelen we precies? Liggen ze in
elkaars verlengde, of loopt het parallel? Zijn er
al nieuwe technologische oplossingen die
kunnen helpen bij het gefaseerd en gecon-
troleerd upgraden van productlijnen? Of blijft
knippen van productlijnen met ‘terugconver-
sie’ nodig om tot een upgrade te komen?
Productlijnen
Productlijnen gaan over de vraag hoe je
tot een product of advies (het ‘wat’) komt.
Een (mijns inziens gedateerde) definitie kun
je op Encyclo.nl vinden. Voorbeelden van
productlijnen:
• instandhouding van BAG, BGT of andere
basisregistratie door een bronhouder;
• opbouw en gebruik van de AHN (AHN1,
AHN2, AHN3, …);
• het actueel houden en gebruiken van NGR
en PDOK;
• de WION en opvolgers.
Dit zijn allemaal informatieketens die zo lang
zijn dat er sprake is van meerdere product-
lijnen en schakels die aan elkaar leveren.
Genoemde productlijnen zijn verdeeld over
meerdere organisaties. Voorbeelden van
kortere productlijnen zijn:
• beantwoorden van vragen bij een helpdesk;
• het produceren van een eigenarenkaart;
• themakaarten op wijkniveau en het monito-
ren daarvan.
De basis voor een productlijn bij geo-informa-
tie is al jaren hetzelfde, zie figuur 1.
Het verschil met 20 jaar geleden en nu is
dat de informatieketen door standaardisatie
en koppelingen langer is, met ‘digital twin’
als punt op de horizon. Het digitale werk
wordt lokaal of ergens anders op de wereld
uitgevoerd. Het klaarzetten van de omgeving
waarmee producten en diensten voor klanten
gemaakt worden is vaak het grootste deel
van de keten. PDOK is hier een voorbeeld
van. Maar: als een schakel in de keten wordt
gewijzigd, wie heeft dan oog voor het effect
op de volgende schakels in de keten? Het
bedenken van een upgrade van een SDI is
In zijn vorige artikel ging Harrie
van der Werf, professioneel
interimmanager, in op het
belang van zingeving op het
werk. De verbindingsofficier, die
stakeholders en medewerkers
in een informatieketen verbindt,
is een kritische succesfactor.
In dit artikel laat hij zien wat
het belang is van een goed
ingerichte productielijn.
Productlijnmanagement en
eigenaarschap spelen daarbij
een hoofdrol. Dat vraagt
om een andere rol van het
lijnmanagement.
Door Harrie van der Werf
Eigenaarschap: de basis vo o
Figuur 1 – De basis van een geo-productlijn.
| 132019-4 | Geo-Info
iets anders dan het implementeren van deze
update. Dit overzien is het werkterrein van de
productlijnmanager(s).
Rol van de productlijnmanager
Een productlijn is onderdeel van een infor-
matieketen die bestaat uit opdrachtgevers,
opdrachtnemers, verbindingsofficieren,
software, data en data-inwinning, verrijking,
metadata, services, infrastructuur, kartografie,
afnemers, afnemers van afnemers, beheerders
van data, software en infrastructuur. Hoe en
wie precies hangt af van de productlijn.
De productlijnmanager richt de productlijn
in. Zelf voer je in deze rol geen opdrachten
voor klanten uit, je zorgt ervoor dat anderen
m.b.v. de door jouw ingerichte faciliteiten op
moderne wijze het werk doen. Om de hele
productlijn ‘up & running’ te houden moet de
productlijnmanager nogal wat doen. De op te
leveren resultaten in deze rol zijn (niet limitatief):
• visie op productlijn/dienst komende 3 jaar,
elk jaar wordt de visie bijgewerkt;
• marketing, bijvoorbeeld door het inrichten
van een etalage met showcases, demo’s,
accountmanagers;
• productlijnontwikkeling en productlijn-
verbetering (dagelijkse en lange termijn
verbeteringen);
• budget, bewaking, een realistisch target
voor opdrachten;
• ingerichte organisatie en werkprocessen;
• samenwerking met productiemanage-
ment, I&A, innovatie en lijnmanagement;
• visie op (de samenhang van productlijnen
en klantbehoeften van) de gehele keten;
• beheerorganisatie waar producten van de
productlijn in beheer worden genomen;
• opgeleide medewerkers;
• life cycle management van de productlijn.
Je moet vakliteratuur bijhouden, naar congres-
sen gaan, vernieuwingen plannen, eventuele
concurrentie monitoren en goed contact heb-
ben met klanten en hun feedback. Niet iets om
alleen te doen. Het is een rol die je het beste
met een paar collega’s in een team uitvoert.
Daar ligt een kans. Deze productlijnteams kunnen
zeer gemotiveerd zijn. Eigenaarschap van een
productlijn leidt tot ‘wij zijn deze productlijn’. Deze
teams vormen het hart van iedere organisatie.
Diensten voor klanten
De relatie tussen het inrichten van een
productlijn en het uitvoeren van (maatwerk)
opdrachten voor klanten is binnen een geo-
ict-omgeving complex.
Figuur 2 toont twee cirkels, met dezelfde
namen en onderdelen. De linker cirkel gaat
over het onderhouden van productlijnen,
de rechter cirkel gaat over het uitvoeren van
opdrachten voor klanten. De betrokken mede-
werkers kunnen in beide cirkels werkzaam zijn.
Met een kans op gedoe: gaat de klant of de
productlijnmanager voor. Dit vereist aandacht
van het management. De samenhang bewa-
ken kan door wekelijks alle opdrachten (voor
klanten en productlijnmanagers) te prioriteren.
De verbindingsofficier communiceert de
besluiten naar alle betrokken medewerkers.
Je hoort het vaak: “We zijn een lerende
organisatie of willen dat worden.” De kracht
van productlijnen is dat het deze vernieu-
wende cultuur mogelijk maakt. Je weet bij
wie je moet zijn als je het werkproces van een
productlijn wilt verbeteren: bij de productlijn-
manager en zijn team.
Productlijnen zijn het ‘haakje’ waar medewer-
kers hun verbetervoorstellen aan ophangen.
Het is goed wekelijks twee uur te reserveren
voor het formuleren en toetsen van verbeter-
voorstellen. Belangrijk aandachtspunten:
• Waardeer het indienen van verbetervoor-
stellen. Ook als het verbetervoorstel niet
goed is. Het beste is: geen oordeel geven,
neem het in behandeling en waardeer
zichtbaar het indienen.
• Koppel terug wat er met het voorstel
gebeurt.
• Richt een snelle besluitvormingsprocedure
in inclusief budget.
Productlijnmanagement
Goed ingerichte productlijnen versterken
eigenaarschap. Het is niet de afdelings-
manager die in zijn eentje bepaalt wat er
gebeurt, het zijn productlijnteams die ervoor
zorgen dat productlijnen goed functioneren.
Als afdelingsmanager ligt je aandacht primair
bij de medewerkers, houd je voortgang- en
ontwikkelgesprekken. Voor het sturen op
inhoudelijke details heb je niet voldoende
tijd. Het is efficiënter tijd te steken in het goed
laten functioneren van de linker en de rechter
cirkel plus de samenhang. Dat biedt meer dan
voldoende inhoudelijke uitdaging. Ik geloof
niet in managers die los staan van de inhoude-
lijke werkzaamheden van werknemers.
Productlijnmanagement en productlijnen
dragen door democratisering van het
eigenaarschap sterk bij aan betekenisvol werk.
Toegerust worden voor je werk, modernise-
o or betrokkenheid
Figuur 2 - Productenlijnen en producten.
14 | Geo-Info | 2019-4
ring, feedback van opdrachtgevers, life cycle
management: het is haalbaar om het werk zo
in te richten dat er permanente groei ontstaat.
Dat is goed voor de organisatie, goed voor de
medewerker en goed voor de manager.
Struikelblokken
Dit zijn de struikelblokken bij de inrichting van
productlijnen:
• het lijnmanagement heeft minder directe
controle;
• lijnmanagement, productiemanagement
en productlijnmanagement moeten een
positieve samenwerking ontwikkelen;
• productlijnen van lange informatieketens
dreigen onbeheersbaar te worden;
• de samenhang tussen productlijnen onder-
ling en met productie en beheer is complex.
Voordat je met productlijnen en productlijn-
managers werkt liggen deze taken doorgaans
bij het lijnmanagement. Het loslaten van deze
taken, het leren op afstand te sturen, vertrou-
wen durven hebben dat het goed gaat, dat
gaat niet vanzelf.
De technische uitdaging is net zo groot als de
organisatorische uitdaging. Daar zijn positieve
ontwikkelingen te noemen. API’s (application
programming interface) die datawarehouses
ontsluiten (en goed gedocumenteerd zijn),
services in combinatie met API’s: met deze
componenten in de architectuur kunnen je
informatieketens zowel loskoppelen als aan
elkaar verbinden. Dan hoeft de informatieke-
ten niet in zijn geheel in één keer te worden
vernieuwd (het Kadaster in onlangs beloond
voor een dergelijke API).
Het managen van productlijnen is een (perma-
nent) verandertraject waar we, juist door de
combinatie met technologische vernieuwing,
de komende jaren veel van gaan meemaken.
En als we het upgraden van productlijnen als
kans zien voor democratisering van eigenaar-
schap, kunnen we in de geo-informatie een
voor medewerkers buitengewoon motiverend
werkveld laten ontstaan.
Samengevat
• Informatieketens wordt langer en bestaan uit
meerdere productlijnen en schakels.
• Het managen van productlijnen is veel werk
en complex: doe het niet alleen.
• Voor de meeste medewerkers geldt dat
meedenken in verbeterprocessen motiveert.
Het versterkt eigenaarschap en dat is een
goed aanknopingspunt voor betekenisvol
werk. Dit verbeterproces faciliteren is relevant.
• Scheid en verbind lijnmanagement, product-
lijnmanagement en productiemanagement.
• Productlijnmanagement, verbindingsofficie-
ren en lijnmanagement vormen trio’s die het
beste in elkaar naar boven halen.
• Als je productlijnen niet goed inricht, kun je
innovatie en proactiviteit van medewerkers
vergeten. Zelfs als medewerkers het in zich
hebben om innovatief en proactief te denken.
• Technologische vernieuwing (API’s,
services) zal het beheerst en gecontroleerd
upgraden van productlijnen beter gaan
ondersteunen.
Harrie van der Werf is directeur
van InformatieWerf BV.
Hij is bereikbaar via
Onderzoek bodemdaling moet overheden helpen
‘Een breed wetenschappelijk onderzoek
naar bodemdaling moet overheden, bur-
gers en bedrijven meer informatie geven
hoe ze moeten omgaan met bodemdaling.
Een breed consortium van universiteiten
wil verschillende wetenschappelijke discipli-
nes samenbrengen om het onderzoek naar
fundamentele oorzaken van bodemdaling te
combineren met de gevolgen van beleidsbe-
slissingen. Voor het onderzoek is 5 miljoen euro
uitgetrokken.
Oorzaken
Bodemdaling is de laatste jaren weer op de agenda
gezet, maar de oorzaken van zakkende grond kan
nogal verschillen. Verdroging van veengronden,
maar ook het onttrekken van grondwater, delfstof-
fen, en de langere droge periodes door klimaatver-
andering kan allemaal een rol spelen. Bovendien
verschilt het per plaats, net als de beste aanpak om
bodemdaling tegen te gaan.
Gegevens
Daarom is het van belang om eerst de oorzaken
uit te splitsen, zegt initiatiefnemer en fysisch
geograaf Esther Stouthamer. ‘Om dat allemaal
te kunnen bereiken willen we allereerst kun-
nen beschikken over nauwkeuriger gegevens.’
Met die gegevens willen de wetenschappers
bepalen hoe snel de Nederlandse bodem zakt.
‘Door bodemdalingsmetingen met satellieten
te combineren met grondmetingen op proef-
velden en met 3D-kaarten van de opbouw van
de ondergrond, kunnen we met computer-
modellen voor het hele land de oorzaken voor
bodemdaling analyseren. Dat is nodig om per
locatie uit te splitsen wat de precieze oorzaken
zijn, en welke combinaties nu tot snelle en
langdurige bodemdaling leiden.’
Kosten
Met die modellen kunnen ook voorspellingen
van bodemdaling worden gemaakt en wat dat
gaat kosten ‘Dit doen we voor meerdere toe-
komstscenario’s, met en zonder veranderingen
in landgebruik en waterbeheer. Dit vormt een
basis voor nieuw te vormen beleid, en voor
het bedenken van nieuwe oplossingen om
er als maatschappij mee om te gaan.’ De Uni-
versiteit Utrecht leidt het onderzoek, en werkt
samen met TU Delft en Wageningen University.
Ook kennisinstituten als Deltares, TNO en Wage-
ningen Research doen mee met het onderzoek.’
(Michiel Maas, in: Binnenlands Bestuur, 13 juni 2019)
Antieke ijkklok nu in depot TU Delft
In Geo-Info nummer 7, 2012 schreef ik op
pagina 39 over ‘Antieke ijkklok herplaatst
in Delfts Geodesiegebouw’. Hij was daar in
1975 uit verdwenen.
Donderdag 27 juni 2019 nu is deze klok van
Strasser & Rohde verplaatst naar het depot Bij-
zondere Collecties van de TU Delft.
“Sinds die datum hoeven niet meer iedere
week de 98 treden van het trappenhuis van de
toren op Kanaalweg 4 te worden beklommen”,
aldus Joop Gravesteijn.
Adri den Boer, redacteur
| 152019-4 | Geo-Info
De term ‘digital twin’ hoor je steeds vaker als belangrijke
ontwikkeling in relatie tot 3D-geo-informatie. Is dit een nieuw
buzzwoord voor geo-informatie? Of gaat het hier echt om
een nieuw concept? Met (3D) geo-informatie leggen we
actuele data over onze omgeving vast met als doel om deze
werkelijkheid te begrijpen en om via scenario’s te kunnen
voorspellen wat ingrijpen in deze werkelijkheid voor impact
heeft.
Een klein beetje zoeken op internet en een rondvraag om
me heen leert mij dat het concept ‘digitial twin’ zijn oorsprong
kent (en al vele jaren als zodanig wordt gebruikt) als virtuele
versie van een product of apparaat om efficiëntie te opti-
maliseren en ‘wat als’-scenario’s te analyseren. En recent wordt
de term dus gebruikt voor steden, gebouwen en andere
objecten in de fysieke ruimte.
Op het eerste gezicht is digital twin dus inderdaad niet
veel anders dan wat wij met 3D- en 2D-geo-informatie
beogen. Met nieuwe technieken voor 3D-inwinning en
-beheer, sensoren in de openbare ruimte, de sterke opkomst
van BIM en een groeiend bewustzijn van de meerwaarde om
alle (actuele) data over de werkelijkheid te integreren, zijn er
natuurlijk wel nieuwe vragen voor ons vakgebied. Maar de
fundamentele vragen lijken, ook met de introductie van een
nieuw term als digital twin, gelijk te blijven.
Aan de andere kant is digital twin voor beleidmakers en
beslissingnemers een makkelijk te begrijpen metafoor - al zou
‘digital clone’ misschien beter de betekenis dekken. We wil-
len immers de digitale representatie van het ding, niet het
broertje of zusje ervan.
Daarnaast is een toegankelijke term als promotie van ons vak-
gebied om meer te doen met geo-informatie altijd welkom.
Maar ik zie ook een risico. Op globaal niveau heeft
iedereen hetzelfde (positieve) idee over de betekenis van een
concept als digital twin (en soortgelijke alles overkoepelende
concepten als geo-BIM), maar op concreet niveau valt er
van alles onder: van puntenwolken die worden omgezet
naar BIM-modellen en zeer gedetailleerd gemodelleerde
bouwwerken tot 3D-stadsmodellen en mooie visualisaties.
Dit is zo allesomvattend dat het weer weinig richtinggevend
is. Wat betekent digital twin in de praktijk? Wie gaat wanneer
wat doen (en financieren)? Wie zijn de stakeholders? Wat zijn
de technische uitdagingen? Hoe ziet de implementatie eruit?
En de standaarden die hiervoor nodig zijn?
Een belangrijke vraag is ook in welke mate en op welke
manier al deze concretiseringen zoveel anders zijn dan
wat we beogen met Digitaal Stelsel Omgevingswet en
Doorontwikkeling in Samenhang. Voor sommige overheids-
organisaties (en sommige managementlagen) zal het
trouwens moeilijk zijn om de snelle opeenvolging van
buzzwoorden bij te houden en ook te snappen dat het niet
per se (opnieuw) een nieuwe ontwikkeling betekent.
Ook kan het fancy imago van deze termen ons in de weg
gaan zitten. De ene demo over digital twin is nog mooier en
veelbelovender dan de andere en er wordt veel geïnvesteerd
in mooie visualisaties. Maar uiteindelijk gaat het er ons om
de data aan de achterkant goed op orde te hebben via een
actuele, samenhangende correcte objectenregistratie waarbij
objecten zowel een 2D- als 3D-representatie hebben op
verschillende detailniveaus en verschillende toepassingen
(én landsdekkend zijn) en om dit te laten landen in de praktijk
zoals in processen als vergunningsverlening of energietran-
sitie. Of dat nu onder de vlag van digital twin, geo-BIM,
3D-stadsmodel of de Omgevingswet is.
Helaas is het belang van deze achterkant minder goed te
‘showen’ dan de fancy demo’s. Dus hoe zorgen we voor vol-
doende aandacht (en dus financiering) voor deze belangrijke
(maar minder zichtbare) achterkant in combinatie met het
groeiende gebruik van deze overkoepelende termen?
Je kunt je afvragen: what’s in a word? Maar als er
ogenschijnlijk nieuwe kennisdomeinen gaan ontstaan (met
eigen communities, congressen, standaardisatie initiatieven,
enzovoort) rond concepten die min of meer hetzelfde zijn,
bestaat er een risico dat we met hernieuwde energie en
financiering (en nieuwe experts) gaan werken aan kennis en
oplossingen die er al zijn en ook opnieuw aan showcases en
pilots om onze financierders te overtuigen. En dat we hierbij
opnieuw de achterkant onderbelicht laten.
Digital twin is een mooi nieuw concept dat ons vakge-
bied toegankelijk maakt. Laten we het op die manier gebrui-
ken. Maar laten we niet vergeten dat ook hiervoor - wellicht
minder fancy - kennis nodig is over en oplossingen voor
3D-data-inwinning en bijhouding, modellering en het gebruik
van 3D-data en het omgaan met de kwaliteit ervan.
Jantien Stoter
Hoogleraar 3D-geo-informatie bij TU Delft en
tevens werkzaam bij Kadaster en Geonovum
Column
Is digital twin het nieuwe 3D?
Jan
tien
Sto
ter
16 | Geo-Info | 2019-4
Het vak van landmeter verandert
voortdurend en snel. Met de
invoering van GPS verdwenen de
tweemans- en soms zelfs nog de
driemansmeetploegen en ging
men massaal ‘robotic’ werken.
Het landmeten neemt nu letterlijk
en figuurlijk een vlucht. Steeds vaker
wordt er gebruik gemaakt van
het inwinnen van data middels
Airborne en Mobile LIDAR (Laser
Imaging Detection And Ranging).
Door Sander Bayens
De gemeente Tilburg past deze techniek
toe in het project ‘Snelfietsroute Tilburg-
Breda’ (F58). Hiervoor wordt echter wel de
gemeentegrens ‘verlegd’.
Snelfietsroute
Een snelfietsroute kenmerkt zich door een
comfortabele en regionale fietsverbinding te
zijn zonder oponthoud van A naar B. Ook vanuit
Tilburg worden een aantal van deze routes
aangelegd. De snelfietsroute naar Breda is er
hier één van. De route zal, behalve de gemeente
Tilburg, ook de gemeenten Gilze en Rijen, Oos-
terhout en Breda doorkruisen. Ook de provincie
Noord-Brabant heeft gronden in eigendom
waarop de route gepland is. Hiermee is de
provincie ook direct betrokken bij dit project.
Gemeentegrens
Van de projectleider openbare ruimte kwam
het verzoek aan Geo-Informatie tot een
hoogtemeting over het tracé. Zoals gebrui-
kelijk worden de details in een project overleg
besproken en afgebakend. Hierbij heeft het
team Geo-Informatie het advies uitgebracht
om de meting te laten uitvoeren middels
LIDAR, aangevuld en gecontroleerd met
traditionele metingen (tachymetrie en
waterpassen).
LIDAR wordt binnen dit project op twee
manieren ingezet: met Airborne en Mobile.
Deze methodiek heeft als groot voordeel dat
op een snelle en veilige manier een enorme
hoeveelheid data ingewonnen wordt. Nog (te)
vaak kijken gemeentes niet verder dan de
eigen gemeentegrens; ook bij projecten met
een meer regionaal karakter. Normaal gezien
zou dit voor de snelfietsroute ook zo geschie-
den. Echter, mede vanwege de wijze van
inwinnen is besloten alle betrokken partijen
te benaderen met de vraag of zij mee willen
doen aan een samenwerking, waarbij de
gemeente Tilburg het project aanstuurt.
Participatie
De verschillende gemeentes en de provincie
Noord-Brabant zijn alle afzonderlijk benaderd
met een voorstel tot participatie. Alle partijen
zijn bijzonder benieuwd naar LIDAR en het
resultaat hiervan. Daarnaast zien zij de meer-
waarde van participatie. Met uitzondering van
de gemeente Breda geven alle partijen aan
mee te willen doen. De gemeente Breda heeft
om uiteenlopende redenen op dit moment
geen behoefte aan een hoogtemeting mid-
dels LIDAR op haar grondgebied van het tracé.
Van alle participerende partijen zijn de wensen
ten aanzien van de meting en levering van het
resultaat geïnventariseerd om te komen tot
een gezamenlijke vraag. De wensen per partij
zijn in grote lijnen hetzelfde. Dit toont eens te
meer aan dat samenwerken loont.
DTM
Het gehele tracé van Tilburg-centrum tot
aan de gemeentegrens met Breda wordt
gemeten en geleverd als een DTM (Digitaal
Terrein Model). Hierbij worden de specificaties
van Rijkswaterstaat aangehouden. Het DTM
wordt gegenereerd uit de 3D-pointcloud, het
resultaat van Airborne en mobile LIDAR.
‘Een landmeter controleert zichzelf!’ Deze slogan
wordt dagelijks toegepast door ook de land-
meters van de gemeente Tilburg. Met dit in het
achterhoofd is in de vraag opgenomen, dat er
controle op de point cloud plaatsvindt middels
traditionele metingen. Overigens zal er altijd een
gedeelte aanvullend gemeten moeten worden,
aangezien ook LIDAR niet altijd een 100%-dekking
van het projectgebied bereikt. Het traditioneel
meten heeft dus een tweeledig doel.
Het projectgebied wordt met een LIDAR-3D-la-
serscanner vanuit een vliegtuig ingemeten,
waarbij het mogelijk is eventueel aanwezige
vegetatie en begroeiing uit de meting te
elimineren. Hiermee is het mogelijk de werke-
lijke maaiveldhoogte te meten. De vlucht zal
worden uitgevoerd conform de eisen gesteld
in ‘Specialized Operations’ van het luchtvaart-
reglement. Zeker omdat het projectgebied voor
een deel grenst aan een militair vliegveld is hier
extra aandacht voor geweest. Tevens wordt het
projectgebied met een LIDAR-3D-laserscanner
vanaf een meetauto ingemeten.
Tilburg verlegt grenzen vo o
Snelfietsroute in cijfers
Uit de vraag voor het DTM kunnen we
uiteindelijk ook een aantal waarden
genereren:
• totale lengte snelfietsroute: ± 25km;
• totale lengte snelfietsroute
binnen de opdracht: ± 17km;
• totale oppervlakte binnen
de opdracht: ± 41ha;
• aantal controlepaspunten: ± 112.
| 172019-4 | Geo-Info
Zoals gezegd wordt de uitval gemeten op
traditionele wijze. Dat houdt in dat er tachy-
metrisch gemeten wordt in combinatie met
een doorgaande waterpassing. Ook worden
er verschillende controlepunten gemeten
(verspreid over het projectgebied). In Tilburg
kiezen we bewust voor ‘ouderwets’ waterpas-
sen boven GPS-RTK-hoogtes. Zeker nu vanuit
de gemeente Tilburg het project wordt aange-
stuurd voor participerende (buur-) gemeentes
en de provincie wil men zeker zijn van een
goed en betrouwbaar resultaat.
Drie datasets
Om te komen tot een DTM conform de al
wat oudere specificaties van Rijkswaterstaat
worden de drie datasets samengevoegd en
aan elkaar gerelateerd. Dit DTM zal worden
uitgewerkt op basis van de productspecifica-
ties DTM-Ontwerp en Digitaal Terrein Model
ten behoeve van ontwerp en uitvoering (bron:
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur
en Milieu, 1 juni 2013).
Uitvoering
Het team Geo-Informatie van de gemeente
Tilburg heeft al jaren geleden een raamcon-
tract afgesloten met het landmeetkundig
bureau Agel Adviseurs. Zij voeren alle voorko-
mende metingen namens de gemeente uit.
Het DTM van de snelfietsroute is zo’n meting.
Agel Adviseurs voert hierbij de meting uit
o or snelfietsroute F58
Meetvliegtuig. Scanauto.
Voorbeeld uitwerking DTM.
18 | Geo-Info | 2019-4
onder regie van het team Geo-Informatie.
De regievoering wordt in dit project ook
namens de participerende partijen gedaan.
Onderdeel voor en tijdens de uitvoering is de
kalibratie van de gebruikte apparatuur.
Alle apparatuur in het LIDAR-scansysteem
wordt individueel volgens fabrieksspecifica-
ties gekalibreerd. Daarna wordt de volledige
meetopstelling in z’n geheel getest en
gekalibreerd. Dit gebeurt door middel van een
uitgebreide kalibratie van het systeem:
Horizontale en verticale afstanden van de
LIDAR-sensor en bijbehorende GPS-antenne
zijn nauwkeurig met behulp van een tachy-
meter ten opzichte van een referentiepunt
ingemeten. Deze waarden zijn vervolgens
ingevoegd als offset-parameters in de soft-
warekalibratie.
Naast deze kalibratie worden er periodiek
testlijnen ingemeten met de tachymeter om
de kalibratie te controleren.
Daarnaast heeft de raampartij een kwali-
teitsplan ingediend. Hierin is onder andere
opgenomen:
• Alle gebruikte meetsystemen beschikken
over een geldig kalibratierapport van de
leverancier.
• Bij afwijkingen wordt er een nieuwe kalibra-
tie uitgevoerd op basis van de specificaties
vanuit de fabriek/leverancier.
• Raampartij beschikt over een procesbege-
leider die de gehele datastroom binnen het
project begeleidt.
• Van de interne server wordt tweemaal per
dag een back-up gemaakt op een externe
harde schijf.
• De ruwe data wordt door middel van
software opgeschoond tot een geclassifi-
ceerd model vanwaaruit alle maatvoering
gegenereerd kan worden.
Oplevering
Ten aanzien van de oplevering van het DTM zijn
in de vraag een aantal uitgangspunten opgeno-
men waaraan de oplevering moet voldoen:
• per participerende partij wordt de point
cloud geleverd (.las-formaat);
• van het gehele tracé wordt de point cloud
geleverd;
• per participerende partij wordt een DTM
geleverd conform specificaties Rijkswaterstaat;
• van het gehele tracé wordt een DTM geleverd
conform specificaties Rijkswaterstaat.
• 3D bestand in .dgn- en .dwg-formaat;
• stamvoethoogtes van de bomen;
• hoogte riooldeksels (tevens een aantal putten
binnen Tilburg);
• dorpelhoogtes van panden, gelegen kort
tegen het tracé.
Voordelen LIDAR
• LIDAR is een relatief nieuwe techniek, die
een aantal voordelen biedt ten opzichte
van het traditionele meten. Te denken valt
hierbij aan:
veiligheid: er is minder fysieke inzet van
mens en machine nodig op en rond de
openbare weg;
• minder tijdelijke verkeersmaatregelen;
• snellere inwinning van data;
• gelijktijdige 360°-foto-opnames (alleen bij
mobile LIDAR);
• veelvoud aan data die op een later tijdstip
van waarde kan zijn.
Alle participerende partijen hebben hun
vertrouwen uitgesproken in de innovatieve
methodiek van inwinnen en in de samenwer-
king. Hierbij kan men zichzelf de vraag stellen
wat nu eigenlijk de grootste innovatie is: de
techniek, of het gegeven dat gemeentes en
provincie de bereidheid tonen om samen te
acteren binnen een project. In een tijd waarin
iedereen roept dat we het vooral sámen
moeten doen, heeft de gemeente Tilburg
de stoute schoenen aangetrokken en het
gewoon ook echt gedaan. Samen. En daar
mag men best trots op zijn!
Sander Bayens is specialist land-
meten/adviseur geo-informatie
bij de gemeente Tilburg.
Hij is bereikbaar via:
Tekening voor uitvraag DTM.
| 192019-4 | Geo-Info
Professor dr. F.J. Ormeling heeft mij als student kartografie
op een professionele manier leren liegen. Volgens hem
moeten alle kartografen liegen. Je kunt immers de werkelijk-
heid niet verkleinen zonder dingen weg te laten. Bovendien
zorgt deze selectie ervoor dat je door de bomen het bos kunt
zien en dat je als kaartlezer gefocust kunt zijn op het thema.
Kartografie is dus de kunst van het weglaten: minder is meer.
Als kartograaf word je opgeleid om je zo goed mogelijk
te verplaatsen in het doel van de kaart en het type kaartlezer.
Wat is de boodschap van de kaart? Waar moet je op focussen?
Hoe ingewikkeld mag het zijn voor je doelgroep? Als je dit
spel goed beheerst dan weet je precies voor welk thema
je welk kaarttype kunt gebruiken, welke kleuren het meest
geschikt zijn voor een specifieke legenda, welke projectie het
beste bij welke regio past, enzovoort. Feitelijk is de hele studie
een combinatie van wiskunde en waarnemingspsychologie.
Inmiddels leven we in een totaal andere wereld dan waar
ik als student in ben opgevoed. Daarmee is de rol van de
kartograaf wezenlijk veranderd. Ik ben geschoold met de stel-
ling dat ‘wij kartografen’ de burgers wel even zouden voorzien
van correcte en prettig leesbare kaarten, gedrukt in kranten of
atlassen. Bij de productie van een nieuwe wegenatlas gingen
kartografen zorgvuldig bronnenonderzoek doen naar de
nieuwe wegen en wijken die in de tussentijd waren aange-
legd. Bij de productie van een schoolatlas zat een heel team
van professionals te werken aan prachtige thematische kaar-
ten. Tegenwoordig kent de wereld naast deze professionele
kartografie ook een stroming van burgerkartografen. Doordat
iedereen een smartphone heeft met gps, kennen we het
begrip ‘crowdsourcing’. De kaarten worden niet langer alleen
door kartografen gemaakt, maar iedereen draagt bij. Dat kan
door actief in Maps.me wandelpaden toe te voegen, maar
het kan ook door in de file te staan en daarmee automatisch
via je positie aan TomTom te laten weten dat er op die plek
langzaam wordt gereden.
De natuurkalender wordt gecreëerd door vele liefhebbers die
de moeite nemen om flora en fauna digitaal op de kaart te
zetten. Er zijn fascinerende apps ontstaan, waarbij in spelvorm
mensen worden uitgedaagd om de locaties van alle AED-
reanimatie-apparaten in kaart te brengen en ook weer van de
kaart te halen als ze er niet meer hangen. De wereld is dus een
stuk actueler geworden en is zeker veel uitgebreider in kaart
gebracht.
Maar het feit dat de kartograaf van z’n voetstuk is gevallen,
heeft ook een andere consequentie. Niet iedereen beheerst
immers de kunst van het weglaten, de kunst van het clas-
sificeren en symboliseren. Er wordt wat aangeklungeld met
misleidende kleurenlegenda’s, verkeerde projecties en absurde
classificaties door onwetende burgers. Daarnaast hebben
we nog de opzettelijk misleidende kaarten die gefabriceerd
worden, die in deze tijd van social media massaal verspreid
kunnen worden.
Als kartograaf kan je dan bij de pakken neer gaan zitten.
Je kunt daarentegen ook een tentoonstelling maken over
Fake Maps met het doel om mensen op een boeiende manier
wakker te schudden en bewust te maken. Als je mensen
leert begrijpen hoe kartografen kunnen liegen, dan worden
ze weerbaarder als er weer eens een Fake Map op Facebook
voorbijkomt.
Op zondag 30 juni heeft professor dr. Ferjan Ormeling
de tentoonstelling ‘Fake Maps’ in GeoFort geopend na het
geven van een van zijn meest befaamde colleges over ‘How
to lie with maps’. Mijn eigen kinderen vonden het verrassend
interessant en knikten dat ze nu toch wel begrepen waarom ik
ooit voor de studie kartografie had gekozen.
De kleindochters van Ormeling openden de tentoonstel-
ling en begonnen daarna ijverig een eigen fantasiekaart van
Nederland te tekenen. De oudste kleindochter had alle wegen
niet naar Rome, maar naar opa Ormeling laten leiden.
Speciaal voor de lezers van Geo-Info is er gratis toegang
tot de GeoExperience van GeoFort, inclusief de tentoonstel-
ling ‘Fake Maps’ als men bij de entreebalie van GeoFort de
legendarische woorden “alle cartografen liegen” uitspreekt.
Deze actie is geldig t/m 31 december 2019 voor maximaal 1
persoon per gezin.
Willemijn Simon van Leeuwen
Directeur en oprichting science centrum GeoFort
www.geofort.nl
Column
Fake Maps
Will
emijn
Sim
on
van
Lee
uw
en
20 | Geo-Info | 2019-4
Geometius bestaat net zolang
als dat Piet van Dijk er werkt.
Hij is een echte vakman met
uitgebreide kennis van landmeten
en techniek. Deze maand neemt
Piet afscheid van het vakgebied,
want hij gaat met pensioen. Een
goede gelegenheid om met hem
te spreken over zijn loopbaan, de
veranderingen in de geo-wereld en
zijn visie op de toekomst.
Interview door Chantal van Thiel
Het verhaal begint in 1987 wanneer Piet werkt
bij Radio Holland, een Nederlands bedrijf dat
gespecialiseerd is in onder andere radiocom-
municatie en navigatiesystemen. Piet is van
origine techneut en werkt op dat moment op
de afdeling mobiele techniek, maar krijgt later
een rol als binnendienstmedewerker voor de
survey-afdeling. In deze tijd gaat radio Holland
als eerste gps inzetten voor landmeetkundige
toepassingen. Na een reorganisatie richt direc-
teur Henk Schuringa in 1994 Geometius op.
Piet gaat hier werken in de rol van verkoper.
Volgens Piet was het een voorwaarde van
partner Trimble, want zoals ook Henk Schu-
ringa tijdens de afscheidsspeech van Piet zei:
“Zonder Piet was er geen overname.” Gedu-
rende zijn loopbaan is Piet verantwoordelijk
geworden voor de serviceafdeling, technisch
support en het magazijn. Later kreeg Piet de
verantwoordelijkheid over drie afdelingen en
ging hij zich richten op het verder professiona-
liseren van trainingen en support.
Welke veranderingen op het gebied
van landmeten, gps en implementatie
van nieuwe meettechnieken heb je
ervaren tijdens jouw loopbaan?
Van radio-plaatsbepaling, naar scanners, post-
processing, drones en real-time meten. Piet heeft
het allemaal meegemaakt tijdens de afgelopen
25 jaar. Hij vertelt: “De instrumenten zijn kleiner,
sneller en nauwkeurig geworden, maar daarmee
is het vak ook complexer geworden. Vooral qua
onderhoud zijn de mogelijkheden beperkter
geworden, want sommige instrumenten zijn net
een ‘black box’. Het is natuurlijk wel positief dat
er nieuwe meettechnieken ontstaan, waarmee
we steeds gerichter kunnen meten.
Partner Trimble heeft ook een grote ontwikke-
ling doorgemaakt op het gebied van software
en (3D-laser) scanning. De dienstverlening van
het bedrijf was gericht op gps en daarna is het
portfolio enorm uitgebreid met alle soorten
meet- en data-inwinningsapparatuur. Nu is het
eigenlijk meer een ICT-bedrijf en legt het de
nadruk steeds meer op software (BIM).”
Precisielandbouw is een belangrijke ontwik-
keling geweest voor de bedrijven. In 2003 is
het eerste RTK-gps-autopilotsysteem verkocht
bij een biologische akkerbouw die met vaste
rijpaden aan de slag wilde. Het installeren en
inbedrijfstellen had de nodige voeten in de
aarde, maar uiteindelijk stuurde het systeem
super nauwkeurig en kreeg deze noviteit flinke
aandacht in de vakbladen. Piet vertelt: “Trimble
hield zich hier al mee bezig in de Verenigde
Staten en omdat dit een mooie aanvulling was
op ons verkoopassortiment, en Geometius van
pionieren houdt, zijn we hiermee aan de slag
gegaan. In eerste instantie deden we het er
gewoon bij, maar al heel snel hadden we drie
mensen, die fulltime werkten aan het segment
landbouw. De groei ging verder en in 2010 is
Agrometius ontstaan. Ik was betrokken bij het
opzetten van basisstations en het delen van
kennis op het gebied van gps, omdat deze
kennis volledig ontbrak in de agrosector.”
De belangrijkste en meest indrukwekkende
verandering in de branche vindt hij de real-
time kinematic-techniek. “Een landmeter kan
zijn werk direct controleren. Een real-time
nauwkeurige positie had je vroeger niet. Wat
nu vijftien minuten kost om te meten, duurde
vroeger een paar uur. Toen had je veel meer
opstellingen nodig en meerdere instrumenten
en moest je het achteraf nog verwerken.
Hierdoor ontstonden ook nieuwe meettech-
nieken, zoals drones en robots.”
Piet denkt dat deze ontwikkelingen doorgaan
in de toekomst en dat de instrumenten nog
gebruikersvriendelijker en toegankelijker wor-
den. “Ook op het gebied van software gebied
gaan de ontwikkelingen door, maar het blijft
mensenwerk. De noodzaak tot controleren
is onveranderd, vooral wanneer het gaat om
landmeten.”
Wat is het meest interessante wat je
hebt meegemaakt tijdens jouw carrière?
Dit is voor Piet een lastige vraag, maar een
aantal projecten zijn hem altijd bijgebleven:
“Eén van de eerste grote projecten was de
Betuweroute. Bij dit intensieve project heb
ik geholpen bij de installatie van 18 basis-
stations. Een GIS-project in Bangladesh heeft
ook indruk gemaakt. Hier heb ik trainingen
gegeven over hoe de apparatuur gebruikt
kan worden om de hoeveelheid arsenicum
Interview
Piet van Dijk neemt na 25 jaar
| 212019-4 | Geo-Info
afscheid van het vakgebiedlandmeten
22 | Geo-Info | 2019-4
Interview
in waterputten te kunnen meten. Ook was ik
eens betrokken bij een project in Zuid-Korea.
Hier moest ik op een ponton gps-ontvangers
installeren voor het afzinken van tunnelele-
menten.”
Vaak wordt er gesproken over de
teloorgang van het oude landmeten.
Hoe zie jij dat?
Het antwoord van Piet is kort en krachtig,
namelijk: “Dat klopt.” Het komt volgens Piet
doordat er geen landmeetkundige oplei-
dingen meer zijn. Het gevolg is dat er weinig
mensen zijn die iets van landmeten afweten,
want men vertrouwt op de techniek. Er is
steeds minder kennis. De basiskennis van
landmeten of de essentie van hoe landmeten
werkt, ontbreekt. Zoals Piet zegt: “Op dit
moment zijn professionals gewend om
knoppen in te drukken, maar ze herkennen
de kreten niet. De waarom-vraag is belangrijk.
Als je weet waarom iets is, weet je ook hoe
je het moet doen. Dit is iets wat ik mijn hele
carrière in mijn achterhoofd meegenomen
heb. Belangrijk is dat je zaken stap voor stap
uitvoert.”
Hoe zou je een nieuwe generatie
enthousiasmeren voor het vakgebied
landmeetkunde?
“Door het vak meer te promoten. Om te
beginnen op de middelbare scholen. Bij vak-
ken zoals aardrijkskunde en wiskunde kan
er een link gelegd worden. Bijvoorbeeld bij
het berekenen van afstanden of het coördi-
naatstelsel. Daar kan de basis gelegd worden.
Een andere optie is een samenwerking tussen
opleidingsinstituten en het bedrijfsleven, met
bijvoorbeeld een beroepsopleiding. Een link
leggen met de game-industrie is ook een
goed idee. De nieuwe generatie heeft wel veel
interesse in drones en automatisch gestuurde
apparaten. “
Piet gaat het vakgebied missen, maar
zijn liefde voor techniek stopt niet bij zijn
pensioen. Als oude rot heeft hij jarenlang alle
ontwikkelingen vanzelfsprekend gevolgd en
dit blijft hij doen. Het meeste gaat hij natuurlijk
de mensen missen: zijn collega’s, de klanten en
overige relaties. Wij verwachten niet dat Piet
gaat stilzitten: “Van nature wil ik graag mensen
helpen en samenwerken, dus wellicht ga ik als
vrijwilliger nog iets doen met mijn passie voor
techniek en mensen. “
Piet gaat gemist worden. Directeur Jasper
Ambagtsheer vertelt dat Piet onlosmakelijk is
verbonden met het succes van Geometius en
Trimble in Nederland. “Na het pionieren in de
beginjaren is Piet met zijn kennis en ervaring
belangrijk geweest voor heel veel collega’s
en klanten. Zijn gedrevenheid, interesse en
oplossingsgerichtheid heeft veel mensen in
ons vakgebied geholpen. Na 25 jaar is het heel
onwennig om niet meer met Piet samen te
werken. Wij danken Piet en hopen dat hij nog
heel lang gaat genieten van zijn welverdiende
pensioen.”
Piet bij de Zaanse Schans.
Piet op locatie.
| 232019-4 | Geo-Info
Het thema van dit jaar is ‘Samen onder-
nemen met locatiedata’. Waarom is er
gekozen voor locatiedata als begrip en
niet voor geo-informatie?
“De keuze hiervoor is wat mij betreft arbitrair; ook
locatiedata zijn geografische informatie of geo-
informatie. Wel zie je vaak dat er specifiek gebruikt
wordt gemaakt van het begrip ‘locatiedata’ in de
betekenis en context van eindgebruikers of consu-
menten. Zij bevinden zich ergens of verplaatsen
zich naar een locatie en over die locatie is informa-
tie beschikbaar die - afhankelijk van interessege-
bied van deze consument - waardevol is.”
Wat maakt het onderwerp locatiedata
vandaag de dag zo relevant?
“Locatiedata zijn voor de geo-specialist de
brandstof om zijn professionele werkzaamhe-
den te kunnen verrichten. Wanneer locatiedata
ontbreken, worden deze ingewonnen. In de pro-
fessionele omgang met locatiedata zie je dan ook
een keten van inwinnen, creëren (of vernieuwen),
verrijken, beheren en distribueren en gebruiken
tot het moment dat de cyclus opnieuw start. Voor
de eindgebruiker (burgers/inwoners en bedrijven)
zijn data als water uit de kraan: niet zozeer de
data zijn in beeld, als wel de weergave daarvan in
beeld of beelddrager. De consument gebruikt de
data letterlijk bij zijn taken: dat kan voor een ver-
gunningsaanvraag zijn, een routeplan of voor het
beoordelen van gemeentelijke plannen voor zijn
woonomgeving. Voor professionele gebruikers
van geodata zijn tal van voorbeelden te noemen:
havenbedrijven, kaartproducenten, makers van
routeplannerapps, nutsbedrijven die hun leidin-
gen in beeld willen houden en provincies die hun
assets op orde willen houden.”
Dit jaar is het gebruikersfestival onderdeel
van GeoBuzz, zodat er betere netwerkmo-
gelijkheden ontstaan tussen geo-deskun-
digen en gebruikers van geo-informatie.
Waarom is het belangrijk dat zij (nog
meer) gaan netwerken met elkaar?
“Het blijkt elke keer weer dat er op de beursvloer
soms onverwachte kansen ontstaan, matches
worden gemaakt, ideeën worden gewisseld en
samenwerkingen ontstaan. Daarom is ook bewust
gekozen voor ‘samen’ in de slogan voor deze
editie van GeoBuzz: we bouwen, beheren en
onderhouden samen de gehele geo-community.
Van jonge toetreder tot bekende professional,
allen werkzaam in deze branche. Van startups tot
al jaren lang bestaande, gerenommeerde bedrij-
ven. Dat vormt een onderdeel van de charme van
een dergelijk evenement. Zie verder in deze editie
het verhaal over de Inspiratieparade op GeoBuzz.”
Waar komt voor jou het samen onderne-
men op Geobuzz in terug?
“Dat kun je nu al zien in de vele samenwerkingen
die inmiddels al ontstaan zijn in de loop van de
jaren. Je ziet dat bij klantgroepen die gezamenlijk
rationeler gaan bedrijfsvoeren en je ziet het ook
terug bij bedrijven die elkaar weten te vinden.
Een belangrijke ontwikkeling van de laatste jaren
(onder andere vormgegeven in GeoSamen) is het
besef dat we klussen met elkaar klaren. Dat sluit
niet uit dat er nog steeds sprake is van duidelijke
afbakening van opdrachtgever- en opdracht-
nemersrollen, maar ook dat het bewustzijn om
dingen samen te doen sterker is dan ooit tevoren.
Ik hoop dat de trend die daarmee is ingezet nog
een extra impuls krijgt op deze beurs.”
Wanneer is GeoBuzz voor jou geslaagd?
“Daar zijn verschillende maatstaven voor.
We kijken uiteraard naar het aantal bezoekers, de
kwaliteiten van de voordrachten, maar ook naar
de evaluatie van de bezoekers na afloop. Wat
vond men er nu van? Op heel veel terreinen: van
inhoud, locatie, beurspresentaties, netwerkmo-
gelijkheden tot inderdaad: de prijs/kwaliteit van
de koffie en de kroketten. Voor mij is GeoBuzz
geslaagd als we erin slagen om op alle punten
een verbetering door te voeren ten opzichte van
vorige edities.”
Lisa Petersen, eindredacteur
Over een paar maanden is het al
zover: dan is de zesde editie van
GeoBuzz. Professionals, bedrijven,
wetenschappers en studenten
die actief zijn in het geo-werkveld
komen naar deze twee dagen
toe om te netwerken en kennis te
delen. In aanloop naar het congres
spraken we met medeorganisator
en GIN-bestuurslid Roelof Keppel.
GIN organiseert, in samenwerking
met GeoBusiness NL en Sense,
jaarlijks de Geobuzz.
Door Lisa Petersen
GeoBuzz-medeorganisator Roelof Keppel:
‘Locatiedata zijn de brandstof voor geo-specialisten’
Making of GeoBuzz
24 | Geo-Info | 2019-4
Steeds vaker worden tunnels
in de bebouwde omgeving
geboord aangelegd – ook in
de slappe Nederlandse bodem.
Boren levert minder overlast
op voor de omgeving dan een
open bouwkuip, maar er blijven
ook risico’s aan verbonden.
Bijvoorbeeld de schade als gevolg
van zettingen. Goede monitoring
zoals bij de aanleg van de Victory
Boogie Woogietunnel (onderdeel
van de Rotterdamsebaan in Den
Haag) is daarom essentieel.
Door Richard Bun, Joost Joustra en
Philip Reedijk
De Rotterdamsebaan is een nieuwe weg
die de snelwegen (A4/A13) verbindt met
de Centrumring van Den Haag. Het tracé
loopt vanaf knooppunt Ypenburg naar de
groene Vlietzone, duikt daar onder de grond
om vervolgens onder de Vliet, een deel van
Leidschendam-Voorburg en de Binckhorstha-
ven door te gaan. Bij de Binckhorstlaan komt
de weg weer boven de grond en sluit aan op
de Centrumring.
Rijdende tunnelfabriek
De tunnel is geboord door een tunnelboor-
machine. Deze machine is een soort rijdende
fabriek en bestaat uit een boorschild, het
voorste deel met daarin het graafwiel en
volgwagens. Op de volgwagens zitten alle
apparatuur, kabels en leidingen die nodig
zijn bij de bouw. De tunnelboormachine was
ongeveer 80 meter lang.
Het graafwiel zit helemaal voor op de tun-
nelboormachine en heeft een diameter van
11,34 meter. Dit grote wiel draait langzaam
rond en schraapt de grond laagje voor laagje
los. Tegelijkertijd zet de tunnelboormachine
zich met hydraulische cilinders af tegen de
al gebouwde tunnelbuis. Zo drukt zij zichzelf
naar voren. Als de cilinders helemaal zijn uit-
geschoven, plaatst de machine zelf een nieuw
deel van de tunnelwand.
Impact op de omgeving
In 2016 heeft Fugro de opdracht gekregen
om de invloed van de bouwwerkzaamheden
van Rotterdamsebaan op de bestaande
bebouwing en infrastructuur in de omgeving
te monitoren. Dit betrof zowel de bouw van
de toerit in de bebouwde omgeving van de
Binckhorst als de uitvoering van de boortun-
nel. Doel hiervan is informatie te verschaffen
voor het zo goed mogelijk beheersen van het
bouwproces met betrekking tot invloed op
de omgeving. De metingen moesten met een
24/7 monitoring op maat essentieel bij boortunnelsPuzzelen met prisma’s
Doorbraak van de tunnelboormachine (foto’s: Jurriaan Brobbel).
Monitoring is essentieel
omzettingen te beheersen
bij boortunnels
| 252019-4 | Geo-Info
zeer hoge precisie worden uitgevoerd, met
standaardafwijkingen van 0,5 mm in hoogte
en 3 mm in positie.
Uitwaaierend invloedsgebied
Bij boren in een slappe bodem zal rekening
moeten worden gehouden met het optreden
van volumeverlies: het volume weggegraven
grond wordt niet volledig gecompenseerd
door de tunnel die daarvoor in de plaats komt.
De zettingen die dit veroorzaken spreiden
zich met een wigvorm uit naar het maaiveld.
Die wig vormt het zogeheten invloedsgebied
van de tunnel. Binnen de contouren van dit
invloedsgebied op maaiveld worden, met een
zekere veiligheidsmarge, alle gebouwen langs
de tunnel gemonitord. Daarnaast wordt ook
zoveel mogelijk het maaiveld direct boven de
tunnel gemonitord.
Bij een diepere tunnel, bijvoorbeeld 30 meter
onder maaiveld, treedt meer spreiding op
van het volumeverlies. Het invloedsgebied is
breder, maar de zettingen zijn kleiner. Als de
tunnel ondiep ligt (bijvoorbeeld bij het begin
en het einde van een tunnel) is het invloeds-
gebied smal, maar zijn de maximale zettingen
bij een gelijkblijvend volumeverlies groter.
Omgevingsmanagement
Om de monitoring te kunnen realiseren was
er op grote schaal medewerking nodig van de
eigenaren en beheerders van de gebouwen
en constructies waarvoor monitoring wenselijk
was. Het verkrijgen van de toestemming om
monitoringspunten en apparatuur te mogen
plaatsen was onderdeel van de opdracht
van Fugro. Daarvoor is een uitgebreid plan
opgesteld om de bewoners van de directe
omgeving en de andere stakeholders te
informeren – zoals het waterschap, de betrok-
ken gemeenten en de provincie Zuid-Holland.
Vanwege de bouwvolgorde lag de focus
van het omgevingsmanagement allereerst
op de toerit van de tunnel in de Binckhorst.
De omgeving bestaat daar uit een dichtbe-
bouwd bedrijven- en industriegebied met een
grote diversiteit aan activiteiten. Vervolgens is
de aandacht verschoven naar de inrichting van
het monitoringssysteem rond de boortunnel,
met name naar de wijk Voorburg-West en de
Westvlietweg langs de Vliet waar de boortun-
nel onder woningen doorgaat.
Informatiebijeenkomsten
In 2017 hebben Fugro en de projectorganisatie
informatiebijeenkomsten georganiseerd voor
de bewoners van Voorburg-West en van de
Westvlietweg in Den Haag. Er is toen uitleg
gegeven over het plaatsen van prisma’s en
Robotic Total Stations, over hoe te reageren bij
onraad en over waar men terecht kan als er iets
aan de hand is tijdens het boren. Deze zaken
zijn voor de duidelijkheid op schrift gesteld en
gedeeld met de bewoners. Het overgrote deel
van de bewoners stond positief tegenover het
monitoren van de bebouwing en verleende
medewerking aan Fugro voor het opzetten van
het monitoringssysteem.
Automatische RTS-metingen
Ongeveer vier maanden na de opdrachtver-
lening draaide er op de locatie Binckhorst
een automatisch monitoringssysteem van 13
Robotic Total Stations. Dit netwerk mat met
een interval van één uur ongeveer 700 monito-
ringsprisma’s en presenteerde de resultaten op
een online webportal. De monitoringsprisma’s
zijn volgens een vast stramien geplaatst, bin-
nen het invloedsgebied rondom de ontvangst-
schacht. Met een horizontale tussenruimte van
6 meter zijn op de gevels van alle gebouwen
op 3 en 6 meter hoogte prisma’s aangebracht.
Hiermee kan onder andere de scheefstand van
de gevel worden bepaald.
Overlast beperken
Voorafgaand aan het boorproces van de
twee buizen zijn boven het tracé van de
Rotterdamsebaan binnen een corridor
van zo’n 60 meter breedte alle gebouwen
voorzien van prisma’s. Het opzetten van dit
deel van het monitoringssysteem is begin 2017
gestart met het verkennen van het terrein, het
maken van een ontwerp voor het geodetisch
netwerk en informatiebijeenkomsten voor de
bewoners. De installatie is uiterst zorgvuldig
uitgevoerd, om de overlast voor de buurt zo
veel mogelijk te beperken.
Puzzelen met prisma’s
Met de bewoners zijn afspraken gemaakt
voor het plaatsen van prisma’s en Robotic
Total Stations op de voor- en achtergevels van
de gebouwen. In dit gebied staan de huizen
dicht op elkaar. Kleine tuintjes met veel groen
en hoge schuttingen beperken de zichtlijnen
van Robotic Total Stations ernstig. Al met al
was het een hele puzzel om hier op maat een
sterk, betrouwbaar en robuust meetnetwerk
te ontwerpen.
Monitoringssysteem 24/7 operationeel
Tijdens het boren van de tunnelbuizen in 2018
verrichtten maximaal 40 Robotic Total Stations
in het netwerk metingen aan de bebouwing
en het maaiveld. Ieder half uur werden ruim
3.500 prisma’s gemeten en de resultaten
daarvan via de portal opgeleverd. Omdat het
maximale zakking
maaiveld-punten
gebouw-prisma’s
Figuur 1 - Invloedsgebied boorproces en aanpak monitoring rode/groene punten (bron: Projectorganisatie
Rotterdamsebaan).
40 Robotic Total Stations
meten elk half uur
ruim 3.500 prisma’s
26 | Geo-Info | 2019-4
boorproces 24/7 doorgaat, is ook het monito-
ringssysteem 24/7 operationeel. Voor eventuele
uitval was dag en nacht personeel beschikbaar
om de storing binnen vier uur te verhelpen.
Mobiele meetopstellingen
Om het boorproces nauwkeurig te kunnen
volgen werden er gedurende de passage
van de tunnelboormachine extra metingen
uitgevoerd op het maaiveld direct boven de
as van de tunnel. Ook werden er maaiveld-
metingen uitgevoerd in dwarsraaien haaks
op de tunnel om de spreiding van de invloed
waar te nemen. Dit type metingen beperkte
zich tot een zone van ongeveer 200 meter aan
weerszijden van de boormachine en om die
reden zette Fugro verplaatsbare meetopstel-
lingen in die met het boorproces meereisden.
Met boorsnelheden tot 25 meter per dag is het
een uitdaging om de mobiele opstellingen
telkens weer op tijd te verplaatsen en gereed
te hebben. Uiteindelijk heeft de monitoring
door Fugro bijgedragen aan het verkrijgen van
een nauwkeurig beeld van de daadwerkelijke
invloed van het boorproces en het kunnen
optimaliseren van de instelling van de boor-
machine om de zettingen te minimaliseren.
Presentatie en visualisatie
in een webportal
Om de enorme stroom aan gegevens (circa
400.000 metingen per dag) te verwerken
tot bruikbare informatie had de gemeente
Den Haag uitgebreide eisen gesteld aan de
software voor de verwerking van meetdata.
Daarvoor heeft Fugro een dataverwerkings-
systeem ontworpen waarin alle functionali-
teiten werden ondergebracht. Dit resulteerde
in een robuuste, gebruikersvriendelijke en
bedrijfszekere portal die cyberproof en 24/7
benaderbaar is. Daarnaast kent het systeem
verschillende gebruikersprofielen, waarmee de
mate van toegang tot de data zijn vastgelegd.
De portal wordt voortdurend gevoed met
metingen, die ieder half uur automatisch naar
de cloud-server worden verstuurd vanaf de
Robotic Total Stations. Alle metingen van alle
opstellingen worden in de cloud automa-
tisch vereffend met MOVE3. Hiermee wordt
de geodetische kwaliteit van de metingen
bewaakt. Bij afwijkingen krijgen geautori-
seerde gebruikers een melding per mail.
Alle gegevens van de meetpunten zijn door
middel van grafieken te visualiseren. Ook de
positie van de tunnelboormachine is visueel
zichtbaar in het portal.
Gezien het grote aantal metingen is visua-
lisatie van de data belangrijk. Elk meetpunt
heeft een signaleringswaarde over de grootte
van de opgetreden zakking ten opzichte van
de vooraf bepaalde signaleringswaarden.
Deze signaleringswaarden worden door mid-
del van de kleuren groen, geel, oranje, rood
en paars weergegeven. Hiermee kan in één
oogopslag op de overzichtssituatie worden
gezien waar mogelijke risico’s optreden en
wat de relatie is van de veranderingen met de
positie van de tunnelboormachine.
Volgens planning afgerond
Door een zeer gedegen voorbereiding en het
uitgevoerde omgevingsmanagement is ervoor
gezorgd dat het meetsysteem op tijd en continu
functioneerde, 24 uur per dag, 7 dagen per week.
Medewerkers van Fugro stonden permanent
paraat om eventuele storingen te verhelpen.
Op deze wijze is ervoor gezorgd dat de
gemeente Den Haag en de aannemers-
combinatie CRB altijd konden beschikken
over volledige en betrouwbare informatie
over de invloed van het bouwproces op de
omgeving. Met deze informatie konden zij het
boorproces bewaken, toetsen en indien nodig
bijsturen. Het boorproces is zonder noemens-
waardige problemen en volgens planning
afgerond. Naar verwachting is de Rotterdam-
sebaan in de zomer van 2020 helemaal gereed.
Richard Bun is senior pro-
jectmanager Road transport
bij Fugro. Hij is bereikaar via
24/7 bereikbare,
op maat gemaakte
robuuste webportal
Maaiveldopstelling voor maaiveldmetingen (foto: Jan Kees den Haan).
Monitoring met verplaatsbare meetopstelling
(foto: Jan Kees den Haan).
| 272019-4 | Geo-Info
Zoals ook elders in deze editie van het GIN-magazine te
lezen is, zijn we goed op dreef met de ontwikkeling van de
Basisregistratie Ondergrond (BRO). De basis is gelegd, de leve-
ring van gegevens van de eerste drie objecten vertoont een
stijgende lijn. Steeds meer overheden weten de weg naar de
landelijke voorziening te vinden, daardoor zal de hoeveelheid
betrouwbare en gestandaardiseerde gegevens exponentieel
gaan stijgen. In de komende vier jaar zullen nog minstens
20 objecten volgen.
De gegevens worden onder andere gebruikt om de
modellen (zoals de Bodemkaart en Geotop), die ook onder-
deel zijn van de BRO, te verfijnen. Gegevens en modellen
samen zullen zo uiteindelijk een veel beter en betrouwbaarder
beeld van bodem en ondergrond opleveren. En dat is nodig,
want zoals deze week ook bleek bij de presentatie van de ont-
werp Nationale Omgevingsvisie (NOVI): Nederland kent een
aantal grote vraagstukken. De NOVI noemt verstedelijking,
bereikbaarheid, duurzaamheid en natuurbehoud. Het gaat
hierbij om grote, met elkaar verweven ruimtelijke puzzels die
vragen om goede keuzes. Niet alleen boven de grond, maar
ook in de ondergrond. Om die keuzes te kunnen maken, is
kwalitatief hoogwaardiger en gedetailleerder informatie nodig
dan nu beschikbaar is.
Natuurlijk is het niet voldoende om gegevens beschik-
baar te stellen. Dat is geen garantie voor correct of misschien
zelfs innovatief en creatief gebruik ervan. De BRO richt zich
op bodem en ondergrond en dus op wat onzichtbaar is
voor het blote oog. Er is kennis nodig om de gegevens en
modellen goed te kunnen gebruiken en interpreteren en om
te gaan met de onzekerheid. Die kennis kan nog veel beter en
breder ontwikkeld worden en de toepassing ervan behoeft
een breder instrumentarium. Waar we boven de grond heel
lang vooruit konden met 2D-data, is het nut daarvan in de
ondergrond tamelijk beperkt.
Daarom wordt er naast de ontwikkeling van de basis-
registratie ook gewerkt aan innovatieve toepassingen in de
proeftuinen ofwel de PoC’s (Proof of Concept) van de BRO.
Een proeftuin in de context van de ontwikkeling van een
basisregistratie is betrekkelijk nieuw. Toch wordt er bij de
ontwikkeling van de BRO volop gebruik gemaakt van het
instrument. In de loop van dit jaar zijn er proeftuinen in alle
delen van het land. Een aantal daarvan is inmiddels afgerond.
Natuurlijk zijn niet alle proeftuinen even succesvol.
Wel zijn alle proeftuinen nuttig. Ze vinden plaats op kleine
schaal en raken een breed scala aan actuele ruimtelijke
vraagstukken. Voorbeelden zijn gebiedsontwikkeling in
een aantal grote steden, dijkversterking of de plaatsing van
getijdenturbines in de Brouwersdam. De proeftuinen bieden
een strategische verkenning van de mogelijkheden voor inno-
vatie en toetsen de effectiviteit daarvan in een praktijksituatie.
Zo droeg de toenemende behoefte aan het combineren van
boven- en ondergrondse 3D-data en de visualisatie daarvan
bij aan de toepassing van de digital twin technologie in een
3D virtuele omgeving.
Daarnaast komt er ook feedback op de ontwikkeling van
de basisregistratie vanuit de proeftuinen. Zo concludeerden
beleidsmedewerkers in Rotterdam en Eindhoven dat het nog
te vroeg is om de BRO-gegevens en modellen toe te passen.
Er zijn nog te weinig gegevens beschikbaar en in het stedelijk
gebied zijn de modellen nog niet verfijnd genoeg. Maar zij
kregen ook de smaak te pakken: “We want more! Zodra we
goed in de ondergrond gaan kijken, willen we steeds meer
weten. Om echt meerwaarde te creëren in onze planvorming,
hebben we veel data nodig en veel metadata.” Zo kunnen zij
inzicht krijgen in de onzekerheden en op basis daarvan de
risico’s beter inschatten en evtentueel gericht extra bodemon-
derzoek laten uitvoeren.
Mooi is ook dat gebleken is dat de modellen die een
schematische weergave van de ondergrond bieden plaatselijk
verfijnd kunnen worden als er meer onderzoeksgegevens
beschikbaar komen. TNO, WENR (onderdeel van Wageningen
Universiteit) en Deltares hebben hiervoor de kennis in huis.
Dus ook al is de mate van detail van een model niet toerei-
kend voor een bepaald vraagstuk, het is mogelijk om het
model plaatselijk verder te detailleren.
Kortom, het is zaak dat we de BRO verder opbouwen
en daarbij volop gebruik maken van de resultaten die uit de
proeftuinen komen. Over een aantal jaar zal het veel vanzelf-
sprekender zijn dat er bij allerlei ontwikkelingen in de fysieke
leefomgeving gebruik gemaakt zal worden van de gegevens
en modellen en deze te combineren met eigen, lokale data,
slimme technologie en kennis over onder- én bovengrond.
Marjan Bevelander
Plv. Programmamanager Basisregistratie Ondergrond
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Column
Proeftuinen voor een basisregistratie: we want more
Mar
jan
Bev
elan
der
28 | Geo-Info | 2019-4
De introductie van de BRO
verandert de manier waarop
we naar ruimtelijke opgaven
kijken. De ondergrond was vaak
onvoldoende in beeld. Kansen en
risico’s werden letterlijk over
het hoofd gezien. De gegevens
die de BRO beschikbaar
stelt maken het mogelijk de
situatie in de ondergrond als
uitgangspunt te nemen voor
bovengrondse ontwikkelingen.
Zonder ondergrond
immers geen bovengrond.
Een goede interpretatie van
ondergrondgegevens vraagt om
een 3D-benadering.
Door Peter de Graaf
De gelijktijdige opmars van de ondergrond als
richtend principe en het beschikbaar komen van
3D-technieken leidt tot 3D ruimtelijke ordening
met behulp van geo-gerefereerde digital twins die
onder- en bovengrond integraal in beeld brengen.
Digital twin
Een digital twin is een driedimensionale digitale
kopie van de werkelijkheid die alle ruimtelijke
informatie in 3D ontsluit. Een digital twin laat
gebruikers zelf een ruimtelijk vraagstuk virtueel
ervaren en helpt begrijpen hoe omgevingen func-
tioneren. Dat helpt om het geheel te doorgronden:
relevante relaties tussen gegevens uit verschillende
bronnen komen letterlijk en figuurlijk in beeld.
Ook kan de digital twin gebruikers zelf virtueel
een ruimtelijk vraagstuk laten ervaren. Nu is er een
digital twin van de Sterke Lekdijk als innovatief
instrument in dijkversterkingstrajecten.
Wet Basisregistratie Ondergrond
Vanaf 1 januari 2018 is de wet Basisregistratie
Ondergrond (BRO) van kracht. De BRO ontsluit alle
authentieke gegevens van de Nederlandse onder-
grond in de vorm van kaarten, grafieken, modellen
en tabellen vanuit één centrale informatievoorzie-
ning. Alle bronhouders leveren ondergrondgege-
vens volgens dezelfde standaard waardoor gege-
vens uniform zijn. Dit bevordert hergebruik van
gegevens en voorkomt dat onnodig en opnieuw
dezelfde gegevens worden ingewonnen. Met de
invoering van de BRO komen risico’s en kansen
in de ondergrond eerder in beeld en bespaart
Nederland veel geld terwijl de oplossingen beter
worden. De ondergrond bepaalt namelijk in hoge
mate wat in de bovengrond mogelijk is.
De introductie van de BRO ging vergezeld met het
vervaardigen van een aantal Proof of Concepts.
Hierin werden de voordelen van het gebruik van
de BRO in grote infrastructurele projecten als het
aanleggen van wegen en het versterken van dijken
belicht [1]. Een van deze Proofs of Concept was de
Sterke Lekdijk. Hoogheemraadschap De Stichtse
Rijnlanden verdiepte zich als dijkbeheerder al
vroeg in de toepassingsmogelijkheden. Vervolgens
zette het samen met het value managementteam
van het programmabureau van de BRO en Geodan
als eerste de stap naar realisatie van een operatio-
nele digital twin.
Sterke Lekdijk
Het project Sterke Lekdijk strekt zich uit over een
lengte van 55 kilometer tussen Schoonhoven en
Amerongen. De dijk beschermt een groot deel
van de Randstad en is van cruciaal belang voor
Nederland. Een doorbraak betekent meer dan een
miljoen getroffenen en tientallen miljarden euro’s
schade. Toetsing van de dijk heeft uitgewezen dat
hij versterkt moet worden om ook in de toekomst
bescherming tegen hoogwater te kunnen
bieden. Dat vertaalt zich naar een immens project
met grote ruimtelijke en financiële belangen.
Waterschappen en ingenieursbureaus weten uit
historische ervaring dat de grootste risico’s bij dit
type projecten zich in de ondergrond bevinden.
Als de samenstelling van de ondergrond anders
blijkt dan aangenomen moet tijdens het werk
het ontwerp opnieuw worden aangepast. Dit is
kostbaar en tijdrovend en gaat ten koste van het
draagvlak bij de belanghebbenden. Zo kan het
onverwacht aantreffen van een zandbaan effect
hebben op het proces van piping. Dit is een
bekend faalmechanisme van dijken waarbij water
via een zandbaan onder de dijk gaat stromen en
zand meeneemt. Dit ondermijnt de dijk waarna
deze uiteindelijk kan bezwijken. De invoering van
Basisregistratie Ondergrond avan de Sterke Lekdijk
De ondergrond met Geo-TOP van de Sterke Lekdijk in vogelvlucht.
De Lekdijk:
zonder ondergrond
geen bovengrond
| 292019-4 | Geo-Info
de BRO was een goede stimulans om de digital
twin-technologie toe te passen voor de visualisatie
van de ondergrond van de Lekdijk in combinatie
met de bovengrond in een 3D virtuele omgeving.
Implementatie
Bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
zijn alle beschikbare locatiegebonden gegevens
in een GIS-omgeving in 2D en 3D verzameld,
geïntegreerd, ontsloten en gevisualiseerd. Bij deze
implementatie is geput uit een groot aantal bron-
nen met data over de ondergrond. Deze data zijn
voor een belangrijk deel afkomstig uit de BRO, of
de voorloper daarvan DinoLoket. Het door TNO-
Geologische Dienst Nederland in 3D vervaardigde
Geo-TOP-model vormde letterlijk en figuurlijk de
basis voor de omgeving. Ook als het waterschap
en de Universiteit Utrecht hebben data aangele-
verd. De tabel hieronder laat zien welke gegevens
van de ondergrond zijn gebuikt.
Bovenstaande datasets zijn samen met andere
datasets in de digital twin van de Lekdijk opgeno-
men. Dat zijn de gegevens uit het stelsel van basis-
registraties zoals BAG, BGT en BRK en gegevens uit
de eigen registraties (legger en beheerregister) van
het Hoogheemraadschap. Ook relevante datasets
uit PDOK zijn opgenomen. Met de integratie van
deze datasets beschikt Hoogheemraadschap De
Stichtse Rijnlanden over een unieke omgeving
waarmee het de versterking van de Lekdijk
innovatief ondersteunt. De medewerkers van De
Stichtse Rijnlanden zijn opgeleid in het gebruik
van de digital twin en er is een blauwdruk voor
implementatie opgesteld waarmee ook andere
waterschappen een digital twin van hun dijken
kunnen genereren.
Geo-TOP is een door TNO-GDN opgesteld
voxelmodel dat bestaat uit blokjes van 100 bij
100 meter horizontaal en 0,5 meter verticaal met
daarin de grondsoort. Elke voxel kent parameters
als grondsoort (lithologie), stratigrafische eenheid
en modelonzekerheid. Het digitale 3D-geo-TOP-
model is uniek in de wereld en maakt de onder-
grond letterlijk en figuurlijk transparant, inzichtelijk
en toegankelijk.
Meerwaarde: kansen en
risico’s in beeld
Het in 3D zichtbaar maken van gegevens van
onder- en bovengrond biedt nieuwe kansen. Het
genereert inzicht over de grenzen van verschil-
lende vakgebieden heen. Hierdoor kunnen
ontwerpers, geo-technici, ingenieurs en andere
deskundigen hetzelfde vraagstuk integraal en
vanuit hun eigen perspectief benaderen. Samen-
hang, kansen en risico’s komen bij alle betrok-
kenen in beeld, wat zorgt voor betere, slankere en
elegantere ontwerpen. Dit biedt de mogelijkheid
meerdere alternatieven voor de te versterken dijk
te ontwerpen en de fysieke en ruimtelijke impact
in de digital twin te ervaren. Een sterke dijk is het
primaire doel, maar op grond van de samenstelling
van de ondergrond kan gekeken worden naar
alternatieve ontwerpen, die minder ingrijpend
voor de omgeving zijn. Als vanuit de ondergrond
bekend is dat het risico op piping beperkt is, kan
hier vroegtijdig in het ontwerp rekening mee
worden gehouden.
Het in een vroegtijdig stadium kennen van locaties
die voor problemen kunnen zorgen is in de plan-
of ontwerpfase waardevol. Dit voorkomt irritatie,
vertraging en kostenoverschrijding later. De in dit
traject betrokkenen zijn het er unaniem over eens
dat de BRO een zeer nuttige bron van onder-
grondgegevens is die samen met het beschikbaar
komen van 3D-technieken rondom digital twin-
ning de wijze waarop grote infrastructurele werken
worden uitgevoerd ingrijpend gaat veranderen.
Referenties[1] www.basisregistratieondergrond.nl/praktijk/voorbeelden-
gebruik-0/
als basis voor een digital twin
Een in 3D gevisualiseerd ontwerpalternatief (in lichtgroen) geprojecteerd over de huidige kering. In don-
kergroen is zichtbaar waar de huidige dijk boven het ontwerp uitkomt.
Gegevens Bron
Sondering BRO-tranche 1
Historische sonderingenHoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
BoringenBRO-tranche 2, thans nog DinoLoket
Boringen Universiteit Utrecht
BodemdalingHoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
Geofysisch onderzoekHoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
BodemkaartBRO-tranche 2, thans nog DinoLoket
Geomorfologische kaartBRO-tranche 2, thans nog DinoLoket
GeoTOP*BRO-tranche 2, thans nog DinoLoket
Zandbanenkaart Universiteit Utrecht
Einddatering rivieractiviteit Universiteit Utrecht
Sterk waar het moet,
slank waar het kan
Peter de Graaf is consultant bij
Geodan en werkt binnen de
aandachtsgebieden ondergrond,
energietransitie en Omgevingswet.
Hij is bereikbaar via
30 | Geo-Info | 2019-4
Op 19 en 20 november dit jaar
vindt de GeoBuzz plaats in
Congrescentrum 1931 in Den Bosch.
Nieuw dit jaar is de inspiratieparade.
Op de inspiratieparade draait
alles om het toepassen van
geo-informatie en de geo-
basisregistraties in het bijzonder.
Door Yvonne Verdonk
Sinds 2015 organiseerden de geo-basisregis-
traties samen met het programma INSPIRE
en PDOK een festival voor hun gebruikers:
het Geo-gebruikersfestival. In 2019 gooien de
basisregistraties het over een andere boeg.
In plaats van een eigen festival verzorgen
zij inspiratieparades tijdens de GeoBuzz en
andere events. Zo’n inspiratieparade is een
boek vol inspirerende voorbeelden, alleen
dan live uitgevoerd en met zoveel mogelijk
gelegenheid voor interactie.
Inspiratieparade
Op de GeoBuzz in november kun je aanschui-
ven bij een proeverij van demonstraties over
hoe je het dagelijks werk met behulp van
geo-basisregistraties beter, mooier en leuker
kan maken. Hoe kan je bijvoorbeeld met geo-
informatie burgers helpen om slimmer met
water om te gaan? Hoe helpen de basisregistra-
ties bij het bestrijden van incidenten?
Ook is er aandacht voor hoe je als afdeling
geo-informatie je eigen diensten en producten
op het netvlies van je collega’s krijgt. Provincie
Utrecht maakte bijvoorbeeld een heuse escape
room om collega’s van verschillende afdelingen
kennis te laten maken met hun geo-informatie.
Op de inspiratieparade kan je een op maat
gemaakte versie van dit spel zelf spelen.
Op de inspiratieparade vind je zowel over-
heidsorganisaties als bedrijven met demon-
straties en verhalen. Samen met het Onder-
wijsplein belooft het een gezellige, bruisende
ontmoetingsplaats te worden.
Doorontwikkeling in samenhang
De inspiratieparade is een activiteit onder de
vlag van het programma ‘Doorontwikkeling
van de geo-basisregistraties in samenhang
(DiS-Geo)’. De afgelopen jaren is er hard
gewerkt aan de opbouw van basisregistraties
en andere voorzieningen in het geo-informa-
Inspiratieparade op GeoBuzz
Wat zou jij op de kaart willen zien? Dien jouw vraag in voor de
visualisatiechallenge
Op de GeoBuzz willen we live challen-
ges opzetten waarbij we zo snel moge-
lijk verhalende visualisaties maken van
goed te beantwoorden vragen als: ik sta
hier en wil iets doen. Waar kan ik heen
om wat cultuur te snuiven?
Waarschijnlijk leven er in jouw organisa-
tie genoeg vragen die snel zijn te beant-
woorden met een op maat gemaakt
kaartje. En waarschijnlijk kom je er
lang niet altijd aan toe om dat kaartje
te maken of je collega’s te leren dat
ze dat ook zelf kunnen. Wie een leuke
vraag heeft, liefst ook voorzien van
onderliggende data (en dat hoeft geen
geo-database te zijn, maar een kort
lijstje adressen of iets wat je eenvoudig
op luchtfoto’s kunt opzoeken) kan die
nu indienen op: www.formdesk.com/
geonovum/inspiratieparade.
| 312019-4 | Geo-Info
tiedomein. De Basisregistratie Adressen en
Gebouwen (BAG) en de Basisregistratie Groot-
schalige Topografie (BGT) zijn gerealiseerd.
Er is een start gemaakt met de Basisregistratie
Ondergrond (BRO) en is er geïnvesteerd in de
kwaliteit, actualiteit en het gebruikersgemak
van de al wat oudere basisregistraties Kadaster
(BRK) en Topografie (BRT). Nu alle basisregis-
traties zo goed als staan, werken alle partners
gezamenlijk in DiS Geo aan synergie in sturing,
bekostiging, inwinning, kwaliteitsbeheer en
gebruik. Daarbij wordt ook de WOZ (Waarde-
ring Onroerende Zaken) betrokken.
Ambitie is te komen tot een samenhangende
objectenregistratie, die zorgt voor een
efficiënte en integrale inwinning en ontslui-
ting van gegevens, en een samenhangend
en helder beeld voor een grote diversiteit
aan gebruikers. Tegelijkertijd werkt het
programma aan het stimuleren van gebruik.
Niet alleen de inspiratieparade, maar ook de
geo-ateliers zijn activiteiten die in dit kader
worden opgepakt.
Geo-ateliers
Er blijft nog het nodige potentieel onbenut als
je kijkt naar het gebruik van de door overheden
bijgehouden geodata. Het begint vaak al bij
geo-visualisaties. Op hoeveel plekken maakt de
geo-afdeling regelmatig visualisaties als: waar zijn
er speeltuintjes in de gemeente? Waar mag je de
hond los laten lopen? Waar staan er toiletunits
tijdens een groots lokaal evenement? Gebrek
aan data, gebrek aan expertise, gebrek aan tijd
zijn de oorzaak, bezien vanuit de geo-afdeling.
Vanuit de organisatie bekeken is het vaak ook:
gebrek aan vragen. Want niet iedereen weet wat
geodata zijn en wat je ermee kan.
Om dit te doorbreken, organiseren we geo-
ateliers. We installeren ons bij een gemeente,
waterschap of provincie en nodigen mensen
vanuit verschillende afdelingen uit om mee te
doen in het geo-atelier. Aan de hand van een
of twee concrete vragen gaan de deelnemers
in het bijzijn van de vragensteller aan de slag
om zijn of haar issue in beeld te brengen. In zo’n
sessie kan je zelf achter de knoppen gaan zitten
of je kijkt over de schouder van een collega mee.
Kern is dat je ziet hoe je relatief eenvoudig een
vraagstuk op de kaart kan zetten. En dat voor het
beantwoorden van een vraag niet altíjd exacte
data nodig zijn of een complexe geo-analyse.
Ook over de geo-ateliers is meer te vinden op de
GeoBuzz. We kijken uit naar je komst.
Yvonne Verdonk is adviseur
communicatie bij Geonovum.
Zij is bereikbaar via
Dank in Panorama MesdagTot en met 22 september 2019 is bij Panorama
Mesdag de expositie ‘Vanaf het hoogste punt:
Landmeten in Mesdags tijd’ nog te zien.
In dit magazine is de lijst met dankbetuigin-
gen nog niet gepubliceerd. De TU Delft bedankt
netjes haar eigen faculteiten. GIN-partner stich-
ting De Hollandse Cirkel prijkt daarop pal na het
Rijksmuseum (daarop weer één woord).
Redactie GIN
Het Oosten riep ook landmeters
Het Nationale Dagblad (voor het Nederland-
sche volk) en Het Volk (dagblad van de arbei-
derspartij) van 23 januari 1943 hadden twee
dezelfde advertenties van de Nederlandsche
Oost-Compagnie N.V., kortweg NOC - de
naam was een herinnering aan de Verenigde
Oost-Indische Compagie, de VOC.
Het Algemeen Handelsblad kreeg deze
twee advertenties ook voor haar editie van
6 februari 1943 (op 2 februari 1943 verloren de
nazi’s intussen de Slag om Stalingrad). Die NOC,
Amaliastr. 1, Den Haag (tel. 180834) zocht in de
ene bijgaande advertentie ‘een of meer land-
meetfirma’s voor het opmeten en in kaart
brengen van een 3 miljoen ha. groot gebied
in Zuid-Rusland.’ In een tweede advertentie
vroeg de NOC zelf voor een ‘groot irrigatiepro-
ject in Zuid-Oekraine en Krim’ onder méér nog
uitvoerige sollicitaties voor:
• ‘1 hoofd-ingenieur (acad. opl.), die landme-
ten, topografie en luchtfotogrammetrie
beheerscht.
• (…)
• 5 landmeters voor het meten van het hoofd-
net.
• 10 ingenieurs (midd.opl.) voor het bewerken
der luchtfoto’s, uitwerken en inteekenen der
opmetingen, etc.’
De top-NSB’er Meinoud Rost van Tonningen
had de N.V. opgezet met deelname van de
Nederlandsche Bank, maar ook de staat en de
gemeenten Amsterdam en Rotterdam gaven
een bijdrage. De compagnie gaf in 1942 al
een wervend boek met de titel Het Oosten
roept uit. Het koloniaal succes van de NOC
was beperkt, maar de redactie zou toch graag
weten welke vakbroeders en landmeetfirma’s
er heil in zagen. Het Tijdschrift voor Kadaster
en Landmeetkunde verscheen in 1943 al niet
meer, dus eventuele aandacht daarin kon bij
voorbaat niet. Zijn er bedrijfsarchieven of nog
personeelsherinneringen, misschien niet meer
van 95-plussers, maar uit de tweede hand?
Bron: www.delpher.nl
Adri den Boer, redacteur
Algemeen Handelsblad, 6 februari 1943.
32 | Geo-Info | 2019-4
Organisatie in beeld
De afgelopen tien jaar zijn
oprichters Marco Duiker en
Erik Meerburg bezig geweest met
allerhande activiteiten op geo-
informatiegebied. Marco zorgt dat
werkprocessen beter ondersteund
worden met geo-informatie
en Erik maakt zich met name
druk over het opleiden van
geo-medewerkers in het land.
In de praktijk werken ze beiden
bijzonder graag met open source-
GIS. In hun beleving miste er
één stukje van de puzzel om een
definitieve doorbraak van open
source-GIS in Nederland mogelijk
te maken: er was geen leverancier.
Wat doe je in zo’n geval? Je wordt
zelf leverancier.
Door Erik Meerburg en Marco Duiker
Open source-software is, net als de gesloten
software, hoogwaardige software met een
wereldwijde basis en prima op maat te snijden
voor Nederlandse gebruikers. Het gebruik
van open source-GIS in Nederland is stevig te
noemen. Echt harde cijfers zijn er overigens
niet: het aantal verstrekte licenties wordt niet
bijgehouden. En van QGIS, toch een beetje
het vlaggenschip van de OSGeo-vloot, wordt
het aantal downloads ook niet geregistreerd.
Wat je bijvoorbeeld wel ziet is het aantal
downloads van QGIS-plug-ins, waarmee je
goed in de gaten kan houden hoeveel mensen
er echt actief mee bezig zijn. En als je dan weet
dat de Nederlandse PDOK-plug-in (gemaakt
door Richard Duivenvoorde) nu al meer dan
94.000 downloads over de verschillende
versies heeft en een recent door Marco Duiker
geschreven BGT-import plug-in ook al meer
dan 10.000 downloads heeft, dan bewijst dit dat
het in Nederland bijzonder leeft. Toch lees je er
minder over in de media dan je zou verwachten
met deze cijfers. Dat is ook niet zo raar natuur-
lijk. Elk bedrijf dat zulke aantallen gebruikers van
haar software kent zou dat vol trots naar buiten
gooien. Open source-software is alleen niet van
een bedrijf. Het is van ons allemaal.
Wat betekent open?
Nu is het gezond om een beetje achterdochtig
te worden op het moment dat dingen gratis
zijn. ‘Als je niet betaalt voor een product, dan
bén je het product’ is daarbij een veelgehoorde
kreet. Dat is natuurlijk ook zo. Zeker in deze tijd
van grote commerciële Amerikaanse internetbe-
drijven is dat bijzonder relevant. Alleen bij FOSS
(Free and Open Source Software) werkt dat toch
anders. Dat zit ten eerste in de vertaling van het
woordje ‘free’. ‘Gratis’ wordt er dan gelijk geroe-
pen als het om software gaat. Dat is waar, maar
de andere vertaling, ‘vrij’, is wat echt belangrijk is.
Vrij betekent dat je ermee kan doen wat je wilt,
met wie je wilt en zonder voorbehoud. Je mag
de software gebruiken, aanpassen en met
anderen delen. Verbeteringen en uitbreidingen
stel je niet voor aan een leverancier (die dan drie
jaar later eindelijk eens een keer komt met dat-
gene wat je nét niet je nodig hebt), maar kun je
gewoon zelf (laten) uitvoeren. Het resultaat lever
je weer terug aan het softwareproject. Zo groeit
de software, wordt het beter en blijft het ‘free’.
Zijn er geen nadelen?
Open source-GIS wordt ontwikkeld door
gebruikers en heeft daardoor in de basis geen
leverancier. En geen leverancier hebben is om
meerdere redenen lastig. Om te beginnen
in het denken van organisaties. Als persoon
zou je denken: wie koopt er nou software als
je het ook ‘free’ kunt downloaden? Nou, best
veel partijen, want met software koop je niet
alleen licenties, je koopt er ook zekerheid
bij. De zekerheid van een leverancier met
een helpdesk die je kan bellen, een account
manager of consultant die af en toe langskomt
om te kijken of alles nog naar behoren draait
en of er nog wensen zijn en ook gewoon een
partij die je aansprakelijk kunt stellen als er iets
volledig misloopt. Het is voor iemand die de
software heeft ingekocht een hele geruststel-
ling dat je niet hoeft te zeggen: “Die software
waar het mee mis is gegaan? Ehm, die heb
ik ergens van internet gedownload.” Iemand
anders de schuld kunnen geven is altijd fijner.
Wat doet een softwareleverancier
die geen software verkoopt?
Naast de ondersteuning doen we ook
maatwerk, zoals trainingen en het maken van
maatwerksoftware zoals plug-ins. Een klas-
siek nadeel is dat die bijgehouden moet
worden en het wiel in meerdere organisaties
opnieuw moet worden uitgevonden. In open
sourcesoftware werkt dat anders: de plug-in
wordt gedeeld met andere partijen, die er
op hun beurt ook weer op door kunnen
ontwikkelen. Een van de zaken die we serieus
willen oppakken, is de krachten bundelen van
verschillende gebruikers en zo samen zaken
ontwikkelen. Hoeveel gemeenten willen een
bepaalde functie? Alleen kun je er financieel
LandGoed: supporter van opensource-GIS
Begeleiding bij trainingen.
| 332019-4 | Geo-Info
wellicht niet uitkomen, maar als we dat nou
eens met vijf partijen doen? Die samenwer-
king op gang brengen is een belangrijk doel.
QGIS-NL
Een bijzondere vorm van maatwerk is
LandGoed QGIS-NL: dit is een compleet voor
Nederland op maat gesneden versie van
QGIS. Met daarin een aantal eigen plug-ins,
waaronder een implementatie van de Kaar-
tenBibliotheek waarop actief redactie wordt
gevoerd en die uitbreidbaar is met de eigen
databronnen van een organisatie. Symbool-
sets en kleurschema’s zijn aangepast aan de
Nederlandse kaartcultuur en kunnen verder
op maat worden gemaakt op basis van de
behoefte (lees: huisstijl) van de eigen organi-
satie. Dit alles vormt een mooi voorbeeld van
hoe wij ondersteuning zien: gebruikers van GIS
help je verder, maatwerk is standaard.
Hoe groot moet zo’n supportbedrijf zijn?
Alle mogelijke ondersteuning bieden aan
gebruikers van open source-GIS, dat is nogal
een grote broek aantrekken. Met de aantallen
gebruikers in het achterhoofd uit het begin
van dit artikel ben je als bedrijf al snel te klein
om deze doelstelling waar te maken. Een
groot voordeel van het werken in een open
ecosysteem is dat je het ook helemaal niet
alleen hoeft te doen. LandGoed staat midden
in de Nederlandse open source-community.
Als maker van open source-tools, medeorgani-
sator van de evenementen zoals de FOSS4GNL-
conferentie en QGIS-gebruikersdagen en al tien
jaar trainer van gebruikers van open source-GIS.
Dat betekent dat we de relaties hebben om
iedere vorm van ondersteuning te organiseren.
Het netwerk binnen de open geo-wereld voelt
vrij en gedraagt zich tegelijkertijd uitermate
verantwoordelijk. De OpenGeoGroep bijvoor-
beeld is een al lang bestaand samenwerkings-
verband dat de nodige achtervang organiseert.
We onderhouden met dit samenwerkingsver-
band goede contacten. Zelf een beetje massa
hebben is natuurlijk handig, maar het is nog
beter om slim samen te werken. Alleen ga je
harder, samen kom je verder.
Erik Meerburg is algemeen
directeur van LandGoed BV.
Hij is bereikbaar via
Marco Duiker is de technisch
directeur. Hij is bereikbaar via
Organiseren van events, zoals FOSS4GNL.
LandGoed QGIS-NL, huidige bestemmingen uit de BGT.
Over ons
Wij zijn een echt ondersteuningsbedrijf.
Je kunt er terecht voor de aanschaf van
support en in de visie van de oprichters is
support breed te definiëren: alles wat een
klant nodig heeft voor een goed werkende
geografische informatievoorziening,
aansluitend bij de aanwezige behoefte.
Of dat nu technische ondersteuning van
doe-het-zelf oplossingen is, of het volledig
ontzorgen van een organisatie.
Vanuit die gedachte zijn eenvoudig de
diensten af te leiden: een helpdeskservice
(waar je met vragen over beheer én over
gebruik terecht kunt), implementatie-
diensten (die helpen om de verschillende
onderdelen goed geconfigureerd en afge-
stemd op de organisatie uit te rollen en op
maat te configureren), consultancy (zowel
technisch als organisatorisch) en natuurlijk
trainingen in het gebruik van de software.
34 | Geo-Info | 2019-4
Eerder publiceerden we in Geo-Info
over onze methode om 3D-data
zoals nodig in geluidsimulaties
automatisch te genereren uit
landsdekkende gegevens zoals BAG,
BGT en hoogtepunten [1].
Deze geluidsimulaties zijn
gebaseerd op gestandaardiseerde
rekenvoorschriften voor geluids-
belasting. Ook het berekenen van
de luchtkwaliteit ten gevolge van
binnenstedelijk verkeer kent een
Standaard Rekenmethode, beheerd
door het RIVM. Deze methode is
onder andere gebaseerd op de
afstand tussen gebouwen en de weg
en hoogtes van deze gebouwen,
met andere woorden: een mooi
3D-geo-informatievraagstuk.
Daarom hebben we met een groep
Geomatics-studenten gekeken of
we deze informatie automatisch
kunnen genereren, zodat de
luchtverontreiniging ten gevolge
van verkeer op landelijke schaal kan
worden berekend.
Door projectteam MSc Geomatics,
TU Delft
Om luchtverontreiniging ten gevolge van
verkeer in bebouwd gebied te berekenen,
wordt gebruik gemaakt van Standaard Reken-
methode 1 (SRM1) [2]. Deze rekenmethode
wordt voorgeschreven door het Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat.
Door de gebouwen langs wegen in bebouwd
gebied ontstaan de zogenaamde ‘street
canyons’. Hierdoor blijft de lucht als het ware
ingevangen in de straat met een verhoogde
concentratie van verontreinigende stoffen
tot gevolg. Dit in tegenstelling tot snelwegen
en andere buitenwegen waar de uitgestoten
luchtverontreiniging door verkeer direct wordt
afgevoerd door de wind. Voor dit type weg
geldt SRM2.
De SRM1-rekenmethode is gebaseerd op wind-
tunnelonderzoek in de jaren tachtig en maakt
gebruik van een wegtypering. Deze typering
bestaat uit vier klassen die de configuratie van
de straat beschrijven op basis van de afstand
tot en hoogte van omliggende gebouwen.
Samen met onder andere gegevens over snel-
heid, verkeersafwikkeling (mate van congestie)
en verkeersintensiteit kan met SRM1 de luchtver-
ontreiniging ten gevolge van verkeer worden
bepaald. De rekenmethode SRM1 is beschikbaar
via de NSL-rekentool (NSL: Nationaal Samen-
werkingsprogramma Luchtkwaliteit). Via de
NSL-site zijn ook de achterliggende gegevens die
worden gebruikt bij de jaarlijkse monitoring van
luchtkwaliteit te bekijken en te downloaden [3].
Deze achterliggende gegevens zijn onder andere
verkeersgegevens, ligging van de wegen en
rekenpunten, wegtype en achtergrondconcen-
traties. De wegtypes (onderwerp van dit artikel)
zijn beschikbaar op receptorpunten die aan
beide zijden van de wegsegmenten liggen.
In het kader van de nieuwe regelgeving
voor geluid, welke als onderdeel van de
Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking
treedt, dienen gemeenten vanaf 1 januari 2021
regelmatig rapport uit te brengen over de
geluidbronnen in hun gemeente. Onderdeel
hiervan is het publiceren van verkeersintensi-
teiten en verkeerssnelheden voor hun wegen.
Voor wat betreft de luchtkwaliteit zijn op
dit moment alleen de (ongeveer 40) grote
Bepalen luchtverontreinigi nmet behulp van 3D-geo-in f
Figuur 1 - Wegtypes zoals onderscheiden in SRM1.
Wegtypering voor SRM1
SRM1 kent vier wegtyperingen (zie figuur 1)
met de volgende beschrijvingen:
1. aan beide zijden van de weg min of meer
aaneengesloten bebouwing op een afstand
van maximaal 60 meter van de wegas,
waarbij de afstand tussen wegas en gevel
kleiner is dan drie maal de hoogte van de
bebouwing, maar groter is dan 1,5 maal de
hoogte van de bebouwing;
2. aan beide zijden van de weg min of meer
aaneengesloten bebouwing op een afstand
van maximaal 60 meter van de weg, waarbij
de afstand tussen wegas en gevel kleiner is
dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing;
3. aan één zijde min of meer aaneengesloten
bebouwing op een afstand van maximaal
60 meter van de wegas, waarbij de afstand
tussen wegas en gevel kleiner is dan 3 maal
de hoogte van de bebouwing;
4. alle wegen in een stedelijke omgeving,
anders dan wegtype 1, 2 en 3.
Er zijn ook aanvullende richtlijnen om deze
wegtyperingen te bepalen. Deze zijn als volgt:
1. de lengte van het beschouwde wegseg-
ment moet minstens 100 meter zijn;
2. een gebouw wordt meegenomen als deze
minimaal 3 meter hoog is;
3. een weg moet mogelijk een andere weg-
typering krijgen als de som van ruimtes tus-
sen de gebouwen langs het wegsegment
meer dan 15 meter is.
| 352019-4 | Geo-Info
gemeentes verplicht om de luchtverontrei-
niging die wordt veroorzaakt door verkeer
te monitoren en hiervoor (momenteel
handmatig) wegtypes toe te kennen aan hun
wegennetwerk (het betreft hier de grotere
en drukkere wegen). Dit zal per 1 januari 2021
niet wijzigen. Daarnaast worden berekeningen
gedaan voor specifieke projecten.
Door de landelijke beschikbaarheid van
verkeers intensiteit en snelheidsgegevens, voor-
geschreven door de nieuwe geluid wetgeving,
kan echter een eerste orde schatting worden
gemaakt van de luchtkwaliteit in alle binnen-
stedelijke straten. Voorwaarde hiervoor is dat
een goede, landelijke schatting gemaakt wordt
van het wegtype.
Dit kan ook relevant zijn als er bijvoorbeeld
EU-regelgeving komt met strengere normen
voor de luchtkwaliteit waardoor ook bin-
nen kleinere gemeentes luchtkwaliteit een
knelpunt kan worden. Ook bij een grotere
aandacht voor de relatie gezondheid en
luchtkwaliteit kan het relevant worden om de
luchtkwaliteit in kleinere straten te berekenen.
Tenslotte kan met een automatische clas-
sificatie methode voor de wegtypen, deze
classificatie worden gestandaardiseerd en
gekeken worden naar verbeteringen van de
rekenmethode.
Wegtypering
De SRM1-methode kent vier wegtyperingen
gebaseerd op bebouwing die zich binnen
60 meter bevindt van de wegas (zie kader
voor een meer gedetailleerde beschrijving).
Wegtype 1 heeft bebouwing aan beide zijden
van de weg en min of meer aaneengeslo-
ten gevels. Wegtype 2 is vergelijkbaar met
wegtype 1, maar dan met relatief hoge gevels
ten opzichte van de breedte van de straat.
Wegtype 3 heeft bebouwing aan één zijde
van de weg, eveneens met een min of meer
aaneengesloten gevel. Bij wegtype 4 staat de
aanwezige bebouwing verspreid in de omge-
ving, bijvoorbeeld een weg met twee-onder-
een-kapwoningen of vrijstaande woningen.
De vier wegtypes worden op dit moment voor
de relevante wegen handmatig ‘geschat’ door
luchtkwaliteitsexperts. Zij maken daarvoor
gebruik van panoramafoto’s, 3D-GIS-data en
doen schattingen in de straat zelf. De vereiste
waarden voor afstand tot gebouwen en
bouwhoogten zijn daardoor ruwe schat-
tingen. Bovendien vraagt deze handmatige
classificatie veel tijd en kan dus slechts voor
een gering aantal straten worden uitgevoerd.
Tenslotte worden de wegtyperingen op dit
moment alleen verzameld voor de gemeen-
ten die luchtkwaliteit moeten monitoren en
voor ad hoc studies.
In samenwerking met RIVM hebben MSc
Geomatics-studenten (zie figuur 2 links)
daarom in het kader van projectonderwijs
gewerkt aan een automatisch classificatie
algoritme op basis van landsdekkende 3D- en
2D-geo-informatie (figuur 2 rechts).
Input data
Voor de hoogtes van de gebouwen maken we
gebruik van de 3D-BAG-dataset, die maandelijks
wordt gegenereerd door de 3D-onderzoeks-
groep van de TU Delft vanuit de BAG en AHN [4].
Deze dataset bevat dakhoogten op verschil-
lende percentielen (25, 50, 75, 90, 95 en 99).
Vanwege de vele ondergrondse constructies
in Amsterdam (ons testgebied) die helaas in
de BAG niet te onderscheiden zijn van boven-
grondse constructies, hebben we de 3D-BAG-
hoogtes via het BAG-ID gekoppeld aan
BGT-geometrieën van panden (gedownload
via PDOK). De BGT kent namelijk alleen maar
de geometrie van bovengrondse objecten en
ondergrondse geometrie wordt hiermee dus
genegeerd.
Voor het bepalen van de gebouwhoogte voor
de wegtypering gebruiken we het 95e percen-
tiel van de hoogtepunten van de gebouwen.
Volgens RIVM moet het hoogste gebouw-
punt in aanmerking worden genomen voor
luchtkwaliteitsberekeningen. Echter, het 99e
percentiel kan ook uitschieters op schoorste-
nen bevatten, welke door gebruik te maken
van het 95e percentiel worden uitgefilterd. Als
input voor de wegen gebruiken we de wegas-
sen van het Nationaal Wegenbestand (NWB),
beschikbaar via PDOK.
Eerstelijnsbebouwing identificeren en
koppelen aan wegsegmenten
We hebben verschillende methodes ontwik-
keld die allemaal de eerstelijnsbebouwing als
input nodig hebben. Het bepalen van de eer-
stelijnsbebouwing lijkt een triviaal probleem,
maar dat is het niet. Het gebruik van een of
i ng door verkeer n formatie
Figuur 2 - Links: het studentenprojectteam. Rechts: resultaat van het project: automatisch geclassificeerde wegen in Amsterdam (zie legenda in figuur 5).
36 | Geo-Info | 2019-4
meerdere buffers werkt niet, omdat de afstand
tot aan de wegas, zelfs binnen één segment,
nogal kan variëren. Dus welke buffergrootte
kies je om wel alle aanliggende gebouwen,
maar tegelijkertijd niet te veel gebouwen aan
te wijzen? Een andere mogelijkheid is om de
wegen om te zetten naar een opeenvolging
van vertices en aan weerzijden van deze pun-
ten een lijn te trekken loodrecht op de wegas
en het eerstgevonden gebouw te detecteren.
Deze methode is echter sterk afhankelijk van
de afstand tussen de punten op de wegas en
er bestaat het risico dat er gebouwen gemist
worden.
Daarom maken we gebruik van het Voronoi-
Diagram (VD). Dit is een ruimtelijke indeling in
veelhoeken, de zogenaamde Voronoi-cellen,
op basis van een set inputpunten. De bij-
zondere eigenschap van deze indeling is dat
iedere Voronoi-cel het gebied markeert dat
het dichtste bij één bepaald input punt ligt
(figuur 3a). De hoekpunten van de Voronoi-
veelhoeken (cellen) liggen daarom op gelijke
afstand tussen (minimaal) drie inputpunten
en de lijnen van de Voronoi-cellen liggen op
gelijke afstand van twee inputpunten.
Voor het genereren van het VD hebben we
alle wegassen en gebouwen omgezet naar
vertices en deze gebruikt als input voor het
genereren van de Voronoi-cellen.
Een Voronoi-cel met daarin een gebouwpunt,
welke grenst aan een Voronoi-cel met een weg-
punt, geeft vervolgens aan dat het betreffende
gebouw aanliggend is aan het betreffende weg-
segment (figuur 3b). Figuur 3c laat zien welke
gebouwen op deze manier worden gedetec-
teerd als liggend aan een bepaald wegsegment
(groen) en welke gebouwen niet (rood).
Classificeren van wegtype
Voor de wegtypering zijn er meerdere metho-
des geïmplementeerd. Hieronder beschrijven
we de twee meest belovende: één waarbij
de wegtypering wordt berekend vanuit het
wegsegment en één waarbij de wegtypering
wordt bepaald vanuit de aanliggende gebou-
wen. Deze laatste levert een typering per
gebouw op welke vervolgens moet worden
geaggregeerd tot een waarde voor het hele
wegsegment.
Gewogen gemiddelde methode
Voor de gewogen gemiddelde methode wor-
den voor alle eerstelijns gebouwen aan beide
zijden de kortste afstand tussen het gebouw
en het wegsegment bepaald, zie figuur 4a.
Deze afstanden worden bij elkaar opgeteld en
gedeeld door het aantal gebouwen. Hetzelfde
wordt gedaan voor de hoogtes van de gebou-
Figuur 3a - Principe van Voronoi-Diagram.
Figuur 3b - Voronoi-cellen met wegpunten grenzend aan cellen met gebouwpunten (grensgebied is
rood respectievelijk groen gekleurd).
Figuur 3c - Voronoi-cellen met gedetecteerde eerstelijns gebouwen (groen) en overige gebouwen (rood).
| 372019-4 | Geo-Info
wen en deze gemiddelde hoogtes en afstan-
den worden gebruikt om het wegtype te
bepalen. Om te zorgen dat kleine gebouwen
minder zwaar meetellen dan grote gebouwen
krijgt ieder gebouw ook een gewicht mee bij
het berekenen van de gemiddelden. Deze
gewichten worden bepaald op basis van het
aantal Voronoi-cellen dat per gebouw grenst
aan het wegsegment en worden genormali-
seerd op basis van het totaal aantal Voronoi-
cellen met gebouwen welke grenzen aan het
specifieke wegsegment.
Double-sided ray casting-methode
De double-sided ray casting-methode berekent
voor ieder eerstelijnsgebouw de kortste afstand
naar het wegsegment en plaatst hier een punt
op het wegsegment (figuur 4b). De lijn van het
gebouw naar dit punt wordt doorgetrokken tot
61 meter aan de andere kant van de weg (de
maximale afstand van een gebouw om deze
nog mee te nemen volgens SRM1). Als de lijn daar
nog een gebouw raakt, wordt ook de hoogte en
afstand tot de weg van dit gebouw meegeno-
men in de berekening om het wegtype te bepa-
len op het punt dat op de weg ligt. Het resultaat
is een set datapunten op het wegsegment
waarvan het aantal correspondeert met het
aantal gebouwen aan beide zijden. Deze weg-
types worden geaggre geerd tot een representa-
tief wegtype voor het betreffende wegsegment.
Hiervoor wordt het dominante wegtype gekozen.
In geval van gelijke frequentie van twee wegty-
pen wordt het eerst geïdentificeerde wegtype
dat het vaakst voorkomt gekozen.
Doordat deze methode wordt herhaald aan
beide zijden kan het zijn dat gebouwen die
relatief lang zijn ten opzichte van de andere
gebouwen vaker worden meegenomen.
Maar dit kan een voordeel zijn omdat hiermee
grotere gebouwen zwaarder meetellen.
Indien er relatief weinig gebouwen grenzen
aan het wegsegment kan dit overigens een ver-
keerd wegtype opleveren, omdat er berekend
wordt vanaf aanwezige bebouwing en open
ruimte wordt genegeerd, zie figuur 4c. Dit geldt
overigens ook voor de eerste methode.
Een toekomstige, verbeterde versie zal
daarom idealiter ook rekening houden met de
relatieve, op de wegas geprojecteerde, lengte
van de gevels ten opzichte van de lengte van
het wegsegment. Het bepalen van de lengte
van de gevel die aan het wegsegment grenst
is een complex probleem en daarom niet
opgelost binnen deze versie.
Resultaten
Om bovenstaande methodes te verifiëren
vergelijken we de resulterende wegtypes met
de wegtype-gegevens zoals beschikbaar via
de NSL-site die handmatig zijn vastgesteld.
Deze vergelijking geeft een beeld van de
kwaliteit van onze methodes. Maar het is
ook goed om te beseffen dat de handmatig
bepaalde wegtypen inconsistenties kunnen
bevatten door verschillen in interpretatie tus-
Figuur 4c - Niet-correcte classificatie van weg omdat
alleen het wegtype op de locatie van gebouwen
wordt bepaald.
Figuur 4a - Gewogen gemiddelde methode waarbij de gemiddelde hoogte en gemiddelde afstand tot de weg
voor alle gebouwen aan beide zijden worden bepaald.
Figuur 4b - Double-sided ray casting-methode waarbij voor ieder gebouw aan beide zijden het corresponde-
rende gebouw aan de andere kant wordt gezocht en het wegtype wordt bepaald op het bijbehorende punt
op het wegsegment.
38 | Geo-Info | 2019-4
sen experts en door verschillen in inschatting
van gebouwhoogtes en afstand tot de wegen.
In eerste instantie zijn de methoden getest op
een kleine dataset, namelijk de Weesperstraat
in Amsterdam. In figuur 5 zijn de resultaten te
zien van de gewogen gemiddelde methode
(links) en de double-sided ray casting-methode
(rechts) in combinatie met de wegtypen op de
receptorpunten die we gedownload hebben
van de NSL-site. De data zijn niet automatisch te
vergelijken vanwege een verschil in represen-
tatie (receptorpunten versus geclassificeerde
wegsegmenten). Daarom hebben we de
resultaten visueel vergeleken.
Voor dertig locaties leveren de beide algo-
ritmen 26 identieke wegtyperingen op als
de typeringen op NSL-site. Dat is een nauw-
keurigheid van 80%, waarbij voor een aantal
mismatches inderdaad de vraag was of de
handmatige correctie wel juist was (bijvoor-
beeld een street canyon op een locatie zonder
aangrenzende gebouwen). Hiervoor is nader
onderzoek nodig.
Vervolgens hebben we de double-sided ray
casting-methode toegepast op het gehele
wegennetwerk van Amsterdam (rekentijd:
ongeveer 2 minuten). Ook hier kunnen we
de resultaten alleen visueel evalueren, omdat
op de NSL-site alleen receptorpunten met
handmatige classificatie beschikbaar zijn voor
een beperkt aantal wegen en niet op wegseg-
menten, zie figuur 6. We zien een oververte-
genwoordiging van wegtype 1 (brede street
canyons), deze komen overeen met de nauwe
grachten. Type 3 en 4 zijn zoals te verwachten
valt vooral te vinden langs de bredere grachten.
Wegen die niet aan grachten grenzen zijn
geclassificeerd als type 2 (nauwe straatconfi-
guratie). Ook dit is aannemelijk. Onze methode
toegepast op steden als Groningen, Rotterdam
en Delft liet soortgelijke resultaten zien.
Verbeteringen
De resultaten beschreven in dit artikel zijn al
veelbelovend en we vermoeden dat ze verder
verbeterd kunnen worden door met een
luchtkwaltiteitsexpert naar de precieze imple-
mentatie te kijken en de keuzes die daarin zijn
gemaakt te heroverwegen vanuit het oogpunt
van luchtkwaliteit.
We hebben al een paar verbeterpunten
geconstateerd die hierbij kunnen worden
meegenomen, zoals het meenemen van de
relatieve lengte van gebouwen ten opzichte
van de lengte van de weg. Ook kan deze ratio
gebruikt worden om betere keuzes te maken
bij het aggregeren van datapunten op de
wegas naar een wegtypering voor het hele
segment. Een andere mogelijke verbetering
is een wegsegment opsplitsen als er over een
bepaald gedeelte een duidelijk verschil in
wegtype is. Bovendien is het interessant om
met een domein expert te kijken voor welke
wegen de monitoring nodig is en op welke
wijze deze kunnen worden geselecteerd uit
het NWB.
Tenslotte zijn er verbeteringen in het SRM1-
model te overwegen. In de eerste plaats de
voorgeschreven minimale lengte van een
wegsegment van 100 meter. Vooral in steden
kunnen er kruisingen zijn die wegsegmenten
korter dan 100 meter in de praktijk kunnen
Figuur 5 - Resultaten van testgebied Weesperstraat gevisualiseerd met wegtypen op receptorpunten zoals beschikbaar via NSL-site. De wegsegmenten zijn
door onze methode geclassificeerd; de receptorpunten ingekleurd naar wegtype komen van de NSL-site.
| 392019-4 | Geo-Info
rechtvaardigen omdat gebouwpatronen
na een kruising regelmatig veranderen.
Ook schrijft SRM1 voor dat als er in totaal
15 meter open ruimte is er een nieuw weg-
segment moet worden gecreëerd. Hierdoor
kunnen wegsegmenten ontstaan die korter
zijn dan de voorgeschreven 100 meter.
Kortom: een automatische methode vraagt
om duidelijke en eenduidige richtlijnen daar
waar een handmatige classificatie op basis
van interpretatie kan afwijken van een van de
richtlijnen ten gunste van een andere. Tegelij-
kertijd is het voordeel van een automatische
aanpak dat soortgelijke situaties altijd identiek
worden behandeld.
Tot slot
In dit studentenproject hebben we de haalbaar-
heid laten zien van het automatisch afleiden
van wegtyperingen zoals gebruikt in SRM1 om
luchtverontreiniging te berekenen met behulp
van 2D- en 3D-geo-informatie. In combinatie
met gegevens over het verkeer die gemeenten
vanaf 1 januari 2021 beschikbaar moeten stellen,
geeft dit een unieke mogelijkheid om lucht-
verontreiniging ten gevolge van verkeer in de
bebouwde komt voor heel Nederland te bepa-
len. Onze methode geeft al goede resultaten,
maar kan waarschijnlijk nog aanzienlijk worden
verbeterd als de verschillende parameters zoals
wegingsfactoren en aggregatiekeuzes worden
geoptimaliseerd in nauwe samenwerking met
luchtkwaliteitsexperts.
Referenties[1] Ravi Peters, Tom Commandeur, Balázs Dukai en Jantien Sto-
ter. 2018. 3D-inputgegevens voor geluidssimulaties gege-
nereerd uit bestaande landsdekkende datasets. Geo-Info 6,
2018, pp. 8–12.
[2] RIVM, 2015, Rijksinstituut voor Volksgesondheid en Milieu.
Technisce beschrijving van standaardrekenmethode (SRM-1).
www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2014-0127.pdf, 2015.
[3] NSL, 2019, Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwa-
liteit. NSL-monitoringstool. www.nsl-monitoring.nl/viewer/
[4] Balázs Dukai, Hugo Ledoux en Jantien Stoter. 2018. 3D-BAG:
actueel en landsdekkend. Geo-Info 5, 2018, pp. 38–42.
Figuur 6: Resultaten van double-sided ray casting-methode uitgerekend voor heel Amsterdam.
Het projectteam van de MSc Geomatics bestaat uit:
Studenten:
• Giulia Ceccarelli,
student TUD-MSc Geomatics
• Wessel de Jongh,
student TUD-MSc Geomatics
• Imke Lánský,
student TUD-MSc Geomatics
• Jinglan Li,
student TUD-MSc Geomatics
• Konstantinos Mastorakis,
student TUD-MSc Geomatics
Begeleiders:
• Sander Teeuwisse,
adviseur luchtkwaliteit, RIVM
• Ravi Peters,
3D Geoinformation research group,
TU Delft
• Clara Garcia-Sánchez,
3D Geoinformation research group,
TU Delft
• Jantien Stoter,
3D Geoinformation research group,
TU Delft
Dit project is uitgevoerd binnen het door
de European Research Council (ERC)
gefinancierde project: Urban modelling
in higher dimensions, onder het ‘Euro-
pean Union’s Horizon 2020 research and
innovation programme’. Grant agreement
No 677312 UMnD.
40 | Geo-Info | 2019-4
OPEN k a a r t
Marijn Bosma (voorheen BosmaGrafiek, [email protected])
De ‘NAM interactieve kaart’ is een goedge-
vulde overzichtskaart. Helaas kunnen niet alle
onderwerpen /kaartlagen tegelijk vertoond
worden. Sommige onderwerpen die wel
tegelijk ‘aan’ kunnen staan, verbergen elkaar
hinderlijk. De ‘NAM-locaties’ bijvoorbeeld gaan
verborgen achter ‘productielocaties’ en de
‘voormalige gasvelden’ gaan verborgen achter
de huidige gasvelden. Het vlaksymbool voor
de ‘voormalige gasvelden’ bevat een opval-
lende blauwe arcering. Hier zou mijns inziens
een egale ‘gasvlakvulling’ met een afwijkend
grenslijntje een rustiger en duidelijker beeld
geven [1].
De kaart van het ‘Gasbevingen Portaal’ van
de Groninger Bodem Beweging (GBB) is nóg
completer, ook over onderwerpen zoals
schaliegas, risico’s, monumenten en natuur.
De onderwerpen/kaartlagen zijn hier wel
enigszins transparant, maar dat helpt maar een
klein beetje. De proportionele puntsymbolen
van ‘magnitude van de aardbevingen’ worden
met een vaste afmeting op het beeldscherm
getoond, dus ze schalen niet mee als je in- of
uitzoomt. Daarom zien de aardbevingen er op
het beginbeeld helemaal verschrikkelijk uit [2].
Bijzondere vermelding en hulde voor ‘Gaswin-
ningsverhalen op een kaart’, een grafische
inhoudsopgave voor 233 huisgebonden
persoonlijke verhalen. Slechts één onderwerp,
op een rustige kaartachtergrond [3].
Bij het onderwerp aardbevingen is ook de
derde dimensie van groot belang. Daarom is
het blokdiagram in de infographic ‘Als de aarde
trilt’ een mooie en waardevolle aanvulling [4].
Jan-Willem van Aalst
(www.opentopo.nl)
Deze ‘dynamische infographics’ over de
aardbevingsproblematiek illustreren maar weer
eens het belang van ‘vaardigheid in datavisuali-
satie’. Op vrijwel alle maatschappelijke thema’s
komen steeds meer data beschikbaar. Hoewel
die niet altijd per definitie betrouwbaar zal zijn,
is het vooral belangrijk de data zo te tonen dat
ze op een zinnige manier geïnterpreteerd wor-
den. Het voorkómen van informatie-overload
voor gebruikers die in één oogopslag inzicht
willen, is daarbij een belangrijk aspect. Zeker bij
de NAM-kaart is dat nog best aardig gelukt,
hoewel de performance wel te wensen overlaat
(lees: heb geduld totdat het kaartbeeld weer
verschijnt). Dit geldt ook voor het Gasbevingen
Portaal (GBB) op bevinggevoeld.nl. Je hoeft niet
veel kaartlagen aan te zetten om één grote
mistige brei te krijgen, dus je moet goed weten
waar je naar op zoek bent. Ook de iconografie/
symbologie ziet er nog best goed uit, tenmin-
ste als je wat verder inzoomt dan een provin-
cie. De afschrikwekkende ‘heatmap’-symbolen
lijken met name voor activisten ammunitie
voor hun pleidooi om er zo snel mogelijk mee
te stoppen. Wat dat betreft is kaartvisualisatie
bij een maatschappelijk thema wat muziek is
voor een film: het kan de effectiviteit van de
boodschap maken of breken.
Winifred Broeder
(Landkaartje.nl, [email protected])
De seismologische en akoestische metingen
van het KNMI zijn als open data beschikbaar.
In combinatie met de gas- en olievelden heb
je direct een beeld van de gevolgen van de
gaswinning in Groningen. Dat is precies wat
de dynamische kaart van de NAM toont.
Het kunnen selecteren van een periode maakt
de kaart extra waardevol. De kaarten op
bevinggevoeld.nl geven eenzelfde beeld, met
een selectie van gegevens: alleen de geïndu-
ceerde bevingen en de aardgasvelden zijn te
zien. De symboolkeuze op de kaart is niet erg
duidelijk: kringen in verschillende kleuren en
NAM interactieve kaart
Figuur 1 – NAM interactieve kaart.
In de rubriek Open kaart kijken we naar de toepassing van de grafische beeldtaal. Zoals bekend is er technisch heel
veel mogelijk in GIS en in drukwerk. Als we de grafische beeldtaal daarbij goed toepassen kunnen we voor hetzelfde
geld aan de kaartlezers een véél duidelijker beeld geven. We kijken nu naar kaarten over het onderwerp aardbevingen.
Dat zijn er nogal wat. Is kartografie hier een hulpmiddel voor verduidelijking of zorgt het voor extra rookgordijnen?
| 412019-4 | Geo-Info
maten bedekken, zeker als je wat uitzoomt,
vrijwel geheel Groningen. In die zin vind
ik de kaart niet geslaagd, het is eerder een
schreeuw om erkenning dan een verstrekker
van informatie. Op dezelfde site is nog een
kaart te vinden met verhalen van getroffen
bewoners. Ook deze kaart blinkt niet uit in
helderheid, vooral omdat achter elk icoontje
tekst is geplaatst. Deze vind ik veel interes-
santer en mooi aansluiten bij de naam van
de site. De kaart biedt informatie die je uit de
kaart van de NAM niet kunt halen. Het zou de
moeite waard zijn om van die kaart een betere
versie te maken. De schreeuw om aandacht
wordt dan een verhaal over wat zich werkelijk
afspeelt in Groningen.
Referenties[1] bit.ly/2X9TBJ1
[2] bit.ly/2X59wrY
[3] bit.ly/2RAMR0R
[4] bit.ly/2FxvAAE
Figuur 2 - Gasbevingen Portaal. Figuur 3 - Gaswinningsverhalen op een kaart.
Hypocentrum
Hypocentrum
ca.15
km
ca. 3
km
Epicentrum
Gaswinning
Daling
Inkrimping
Inkrimping
StijgingStijging
Hypocentrum Gashoudende zandsteenlaag
Natuurlijke bevingenOntstaan als breukdelen diep in de aarde langs elkaar schuiven. Hierdoor onstaan aardbevingen. Dit vindt vooral plaats in Limburg.
Dataverwerking
Internationale seismo-akoestische taken KNMI
De meters liggen in een netwerk over Nederland. In Groningen staan de meeste meters.
Het KNMI publiceert de meetgegevens online,en informeert belanghebbende partijen.
In De Bilt worden de data verzameld en vertaald naar impact voor de samenleving.
KernstopverdragOm te controleren of er kernproeven plaatsvinden staan meetstations verspreid over de wereld (in oceaan, op aarde en in atmosfeer).Het KNMI controleert voor Nederland op naleving.
Het KNMI verricht metingen en doet onderzoek naar sterkte, impact en oorzaak van trillingen in de ondergrond en atmosfeer.
aardbevingen, explosies en vulkaanuitbarstingen.
3,6
Bevingen door gaswinningZwaarste: 3,6 Huizinge2012
Natuurlijke bevingenZwaarste: 5,8 Roermond 1992
Als de aarde trilt• Seismometers (beweging aan oppervlak)
• Boorgat seismometers (beweging in de bodem)
• Infrageluidsmeters (zeer laagfrequent geluid)
• GPS (vulkaanmonitoring)
In Nederland kennen we 2 soorten aardbevingen:
ORFEUS datacentrumSeismo-akoestische data uit Europese landen worden verzameld en internationaalbeschikbaar gesteld in De Bilt.
Ook in Caribisch Nederland meet het KNMI seismische (vulkanische) activiteit.
in kaart te brengen, wordt informatie van inwoners via enquêteformulieren verzameld.
Meten Het KNMI brengt trillingen 24/7 in kaart met:
Dit is een uitgave van ©KNMI 2016Zie ook: www.knmi.nl/nederland-nu/seismologie/aardbevingen
Geïnduceerde bevingenOntstaan door gaswinning. Aardgas zit in een poreuze zandsteenlaag.Als het gas eruit gehaald wordt krimpt de bodem,maar niet overal even sterk. Je krijgt dan aard-bevingen met trillingen aan het aardoppervlak als gevolg. Dit gebeurt met name in de provincie Groningen.
tijd: 14.24:08sterkte: 2,1locatie: 53.367
Figuur 4 - Als de aarde trilt .
42 | Geo-Info | 2019-4
Hoe bereken je een mutatie op een
tijdserie van digitale beelden en
hoe maak je daar een zinvol bericht
van? Kunstmatige intelligentie is
daarbij bijzonder waardevol, maar
het wordt pas slim als je ook gebruik
maakt van je eigen kennis, de kennis
van de gebruiker en van open data.
Door Rob Beck
Digitale beeldbewerking suggereert dat
analoge beeldbewerking ook kan. Dat klopt.
Tot ver in de 21e eeuw werd nog veel
onthoekt en aan ‘kleur-dodging’ gedaan,
enzovoort. Tot de digitale luchtfotocamera in
2005 doorbrak waren digitale beelden vooral
satellietopnamen. LANDSAT-1 werd gelanceerd
in 1972. Ook die beelden werden de eerste
15 jaar vooral fotografisch bewerkt.
Het extraheren van informatie uit beelden is in
veel opzichten de heilige graal van de beeld-
bewerking: het blijft aanmodderen en als je
denkt dat je er bent, is dat in sprookjesland.
Het oog is moeilijk te verslaan en juist daarom
zegt een beeld ‘meer dan 1000 woorden’.
De speurtocht is echter interessant en zelfs
kleine succesjes leiden tot nieuwe diensten.
Op figuur 1 is te zien dat bos is gekapt in de
periode tussen de opname van de beide
beelden. Om de mutatiemelding ‘gekapt bos’
als een dienst aan de boswachter te leveren
moet echter aan nog een aantal voorwaarden
worden voldaan:
• de boswachter moet nog niet weten dat er
op een bepaalde plaats bos is gekapt;
• er moet geen vergunning zijn verleend;
• de kap moet in het gebied liggen waar de
boswachter ‘bevoegd gezag’ is;
• de kap moet niet zolang geleden zijn dat er
geen zicht meer is op succesvolle recher-
chering;
• de melding moet geen ‘vals alarm’ zijn.
Ook is het handig dat er een omschrijving
gegeven wordt van de verdwenen bomen
(aantal, oppervlak, soort, hoogte, eigenaar,
beheervorm, enzovoort). Kortom, er gaapt
nog een gat tussen de levering van een beeld,
de daarop volgende beeldanalyse en de
dienst waarmee de boswachter handelend
kan optreden. In dat gat zit de heilige graal
verstopt. Laten we op zoek gaan.
Classificatiealgoritmiek
Om op een beeld de ‘open plek’ te vinden is
een algoritme nodig dat onderscheid maakt
tussen bos en geen bos. Dat kan worden
uitgevoerd door van pixels (of bijvoorbeeld
van LiDAR-punten) voor ‘bos’ en ‘open plek’
de waarden in de waarneming op te zoeken
(golflengtes, hoogte, enzovoort) en die te
beschrijven als bos en open plek en dat
vervolgens voor het hele beeld uit te voeren.
Oorspronkelijk werd voor deze pixelgewijze
classificatie vooral het ‘maximum likelihood’-
algoritme gebruikt. Hoe beter je de klassen
kent, hoe beter het resultaat. Een open plek in
Eigen intelligentie en artifi cin mutatiesignalering
Figuur 1 links - Een satellietfoto. Figuur 1 rechts - Een aantal verdwenen bomen (in het oranje).
| 432019-4 | Geo-Info
de stad was mogelijk ‘niet voorheen bos’.
De opvolger van oude vriend ‘max l.’ is de
objectgerichte classificatie. Van een groepje
pixels of datapunten wordt bepaald dat ze tot
een bepaalde klasse behoren (op basis van de
waarden zelf of van de variatie met naburige
pixels in textuur, patroon of vorm). De hete-
rogeniteit van de open plek in het bos maakt
dan dat de kapvlakte te onderscheiden is van
een plein in de stad: een beeld wordt vervol-
gens in groepen pixels/punten (segmenten)
verdeeld op basis van waarschijnlijkheden.
Dit is een specialistenklus, omdat begrip van
de wiskundige regels vereist is.
Deze zogenaamde ‘segmentatie’ wordt
opgevolgd door de classificatie via neurale
netwerken. Daarbij wordt het aan de compu-
ter overgelaten op basis van welke criteria bos
en open plek het best van elkaar gescheiden
kunnen worden: een zwarte doos, in theorie
net zo werkend als het menselijk brein. Het
heeft ruim 20 jaar geduurd voordat beelden
van enige omvang bewerkt konden worden,
maar nu is er voldoende rekenkracht.
Moore’s law
De wet van Moore (1965) luidt dat CPU-kracht
iedere 12-24 maanden verdubbelt. De groei
van het aantal transistoren per mm2 vertraagt
nu, omdat langzamerhand het atoomniveau
bereikt wordt op de chips. De voor de neurale
netwerken benodigde rekenkracht ontwikkelt
zich echter wel degelijk. Parallelle berekenin-
gen worden sneller met de duizenden cores
op een GPU (Grafische processor zoals op
videokaarten) uitgevoerd dan op een paar
supersnelle cores van een CPU: zonder GPU
geen AI (zie figuur 2).
Machine learning en deep learning
‘Machine learning’ biedt algoritmen betere resul-
taten dan met oudere methoden. De afgelopen
jaren hebben ontwikkelingen op het gebied van
‘deep learning’ een enorme vlucht genomen.
Deep learning is een categorie machine
learning-algoritmes die het klassieke neurale
netwerk uitbouwt tot een uiterst gecompliceerd
netwerk met vele lagen (‘deep’). Deze lagen
trekken subconclusies die door onderliggende
lagen gebruikt worden om tot een eindoordeel
te komen over het toebehoren tot een bepaalde
klasse (met bijbehorende waarschijnlijkheid).
Door die gelaagdheid is de gelijkenis met het
menselijk brein veel groter, neuronen triggeren
neuronen die neuronen triggeren en spreken we
van serieuze ‘articifial intelligence’. Het resultaat
van de toepassing wordt bepaald door de regel-
geving aan het netwerk, de scripts, maar vooral
door de trainingdata. Ook hier geldt ‘garbage in,
garbage out’.
Om kunstmatige intelligentie te kunnen toepas-
sen is menselijke intelligentie nodig. Tools en
scripts worden geschreven door ontwikkelaars.
Voor de scripts geldt dat het delen ervan als
open source tot een enorme ontwikkeling
leidt met grote competitie: De kwaliteit van de
ontwikkelaar bewijst zich in de werking van
zijn scripts. Voor de gebruiker van het resultaat
van de AI is deze openheid in feite een vereiste.
Transparantie over hoe informatie tot stand komt
is belangrijk in deze tijd van ‘fake data’ en moet
een voorwaarde zijn die eindgebruikers stellen
aan de te gebruiken scripts.
De wereld bestaat uit objecten
De vraag van de boswachter ligt ver af van
de detectie van het verschil tussen ‘bos en
i cial intelligence
Figuur 2 boven - Moore’s Law: het aantal processors op een chip verdubbelt iedere 18 maanden.
Figuur 2 onder - De processorsnelheid in Teraflops met een GPU is nu veel hoger dan die met CPU’s
(bron: NVIDIA,2018).
44 | Geo-Info | 2019-4
kapvlakte’: De professional wil slechts het bericht
ontvangen over de verandering die om zijn/haar
actie vraagt. Bij voorkeur zo dat die actie eendui-
dig en controleerbaar is, waarmee we terug zijn
bij het ‘één keer raken’-werkproces, besproken
in de vorige Geo-Info-afleveringen (zie figuur
4). Dit geldt niet alleen voor boswachters, maar
voor iedere professional en amateur die met
locatiegebonden informatie te maken heeft.
Om van de detectie van een mutatie naar een
precies bericht voor de professional te komen
is een sleutel nodig. Naar onze mening ligt
de sleutel in het zinnetje in de kop: De wereld
bestaat uit gebouwen, percelen, watergangen,
enzovoort net als in de BGT. En bomen die
overal boven groeien. De verandering op een
beeld kunnen we koppelen aan het geo-
object. Indien we weten wat dat object voor
de specifieke gebruiker betekent, kunnen we
hem een betekenisvol bericht sturen, eventueel
met een plaatje. De semantiek, de taal van het
bericht, ontstaat uit de aard van gesignaleerde
verandering, de kennis van het veranderende
object en de vocabulaire van de gebruiker.
Eigen intelligentie of AI?
Is dit proces te automatiseren? Wis en zeker.
En wel in een combinatie van in regels gevan-
gen intelligentie en AI. Deep learning-algorit-
men zijn bijzonder goed in het signaleren van
veranderingen in een object. Een deel van die
veranderingen wordt echter veroorzaakt door
de invloed die objecten op elkaar hebben in
beelden: een zich verplaatsende auto is een
mutatie op de weg eronder, de schaduw van
een wolk of van een boom in een akker bij
een andere zonnestand, enzovoort. Er zijn
meerdere strategieën denkbaar om deze ‘ruis’
te ondervangen:
schaduwen classificeren als schaduwen (en ze
natuurlijk niet als bericht doorgeven);
schaduwen terugrekenen tot de objecten die
ze veroorzaken. Een verandering van een scha-
duw kan duiden op een relevante verandering
in het object dat de schaduw werpt;
het gebruiken van een tijdserie van beelden
waarin een deep learning-algoritme zelf het
belang van de verandering analyseert. In
de volgende kwaliteitscontrole worden de
gevonden fouten gebruikt om de werking van
het algoritme aan te passen.
Een deep learning-algoritme heeft dus een
enorme voorsprong als het object-specifiek kan
werken. Objectspecifieke signaalgeneratoren
(OBSG’s) staan op een beeld in relatie tot elkaar
zoals de objecten. Een boom groeit boven een
akkerrand, een auto rijdt (waarschijnlijk) op een
weg, enzovoort. Het automatisch detecteren
van relevante mutaties is daarmee noodza-
kelijkerwijs ‘holistisch’ van aard. Het systeem
waarbinnen OBSG’s kunnen samenwerken
wordt nu ontwikkeld binnen NEO. Daarnaast
wordt gewerkt aan het verbeteren van afzon-
derlijke OBSG’s, door de eigenschappen van
objecten te beschrijven, zoals de gebruiker die
wil weten, maar vanzelfsprekend ook over vorm
en hoogte en dynamiek (groei, bladverliezend-
heid, enzovoort).
In het laatste artikel van deze serie worden
voorbeelden besproken. De vorige afleveringen
van deze serie zijn ook in Geo-Info verschenen.
Figuur 3 - Neuraal netwerk met meerdere lagen: geschikt voor deep learning.
Figuur 4 - Een keer raken in de regie van geodatabijhouding:iIndien mutatiesignaal en werkinstructie
signaal correct zijn gedocumenteerd, dan is de controle geautomatiseerd uit te voeren.
Rob Beck is directeur van NEO BV.
Hij is bereikbaar via [email protected].
Bij TU Delft: OTB en blad OTB & Omgeving gestopt
Per 1 juli 2019 hield de afdeling OTB - Onder-
zoek voor de gebouwde omgeving (van de
faculteit Bouwkunde van de TU Delft) op te
bestaan.
Van 1985-2015 was het OTB het onderzoeks-
instituut voor Technische Bestuurskunde. Num-
mer 2019-1 was ook het laatste nummer van het
kwartaalblad OTB & Omgeving, onder andere ook
voor geo-informatie en grondbeleid. De onder-
zoeksgroepen van de afdeling zijn opgenomen
in bestaande afdelingen van Bouwkunde. Vol-
gens NGT Geodesia 1986-3 heette Dekaan Ligte-
rink van de afdeling Geodesie van de TU Delft in
zijn nieuwjaarsrede allereerst de medewerkers
van het OTB (onderzoeksinstituut voor Techni-
sche Bestuurskunde) een bijzonder welkom toe,
omdat ze pas drie maanden daarvoor bij Geode-
sie waren ‘ingetrokken’.
Adri den Boer, redacteur
| 452019-4 | Geo-Info
Redactielid Geo-Info gezocht
Lees jij Geo-Info ook zo graag? Denk en doe dan mee als redactielid en bepaal de inhoud. Voor Geo-Info, het vakblad van
Geo-Informatie Nederland, zoeken wij namelijk nieuwe redactieleden. Geo-Info verschijnt zes keer per jaar en informeert
leden over actuele ontwikkelingen op het gebied van geo-informatie.
Het redactielid van Geo-Info:
• Woont zes keer per jaar redactievergaderingen bij. Deze vinden plaats bij MOS, Ambachtsstraat 15 te Nijkerk.
• Levert een actieve bijdrage aan het vaststellen van de inhoud van het blad.
• Levert regelmatig zelf bijdragen aan het vakblad.
• Heeft een netwerk/contacten binnen geo-wereld die eventueel bijdragen kunnen leveren aan het vakblad.
• Coördineert bijdragen van auteurs waar zij de contacten mee onderhouden.
• Redigeert de eerste proef van iedere uitgave.
Gewenst profiel:
• Je hebt wat met geo en specifiek iets met kartografie.
• Je vindt het leuk om actuele ontwikkelingen binnen het geo-werkveld te kennen en deze kennis te delen.
• Je draagt graag actief bij Geo-Info een kwalitatief goed en lezenswaardig blad te maken.
• Ervaring en/of affiniteit met schrijven is een pré.
• Lidmaatschap van GIN is een pré.
Voorwaarden
Aan de functie is geen vergoeding verbonden. Er is wel een onkostenregeling voor reis- en verblijfskosten.
Wat krijg je ervoor terug?
De kans om jouw kennis en ervaring in te zetten voor Geo-Info en het werkveld.
Uitbreiding van je netwerk binnen en buiten GIN.
Geïnteresseerd?
Meld je aan bij Sytske Postma, hoofdredacteur Geo-Info, via [email protected]. GIN-leden kunnen de redactie
uiteraard attenderen op geschikte kandidaten voor de redactie van Geo-Info. Geschikte kandidaten worden uitgenodigd
voor een kennismakingsgesprek.
Vacatures
46 | Geo-Info | 2019-4
Geo-Informatie Nederland (GIN) is dé verbindende vereniging voor alle disciplines in het domein van geo-informatie
en verenigt circa 1.600 leden. GIN is er zowel voor vakmensen als organisaties binnen de gouden driehoek van
overheid, bedrijfsleven en onderwijs. De vereniging organiseert activiteiten en stimuleert en faciliteert haar leden
kennis te delen over het geo-vakgebied.
Vacature bestuursvoorzitter GINVanwege het verstrijken van zijn bestuurstermijn zal de huidige voorzitter Peter Hoogwerf in de algemene ledenvergadering van november 2019
aftreden. Om hem te vervangen is het bestuur op zoek naar een geschikte kandidaat die bereid is zijn/haar deskundigheid in te zetten voor GIN.
Momenteel werkt het bestuur aan een bestendige visie op de toekomst. Als voorzitter help je deze visie mee vorm te geven.
Als bestuursvoorzitter: • ben je lid van GIN of ben je bereid dat te worden;
• leid je de algemene ledenvergadering en de vergaderingen van het bestuur;
• vertegenwoordig je de organisatie in- en extern;
• kun je de behoefte van leden vertalen in concreet verenigingsbeleid;
• ben je bereid om een eigen rol te vervullen in het bestuur en actief bij te dragen aan de ontwikkeling van de vereniging;
• beschik je bij voorkeur over een relevant netwerk;
• kun je ten minste 2 dagen (vier dagdelen) per maand vrijmaken voor de uitoefening van je functie.
Dit heeft GIN te bieden: • samenwerking met een enthousiast en gedreven bestuur;
• de mogelijkheid om je bestuurlijke ervaring verder te verdiepen, uit te breiden en over te dragen;
• vergroting van je netwerk;
• veel vrijheid om invulling te geven aan de functie;
• een onkostenvergoeding voor gemaakte reis- en verblijfkosten;
• ondersteuning in de werkzaamheden door het verenigingsbureau van GIN.
Vacature algemeen bestuurslid GIN Vanwege het verstrijken van zijn bestuurstermijn zal Roelof Keppel in de algemene ledenvergadering van november 2019 aftreden. Om hem te
vervangen is het bestuur op zoek naar een geschikte kandidaat die bereid is zijn/haar deskundigheid in te zetten voor GIN.
Als algemeen bestuurslid: • maak je deel uit van het verenigingsbestuur van GIN;
• ben je het gezicht en een aanspreekpunt voor de leden;
• sta je in nauw contact met leden door geregeld regiobijeenkomsten te bezoeken;
• sta je midden in het werkveld en kun je de behoefte van leden vertalen in concreet verenigingsbeleid;
• werk je nauw samen met de andere bestuursleden;
• ben je bereid om een eigen rol te vervullen in het bestuur en actief bij te dragen aan de ontwikkeling van de vereniging.
• ben je de linking pin tussen de redactie van het magazine Geo-Info en het bestuur (dit houdt in dat je 6 keer per jaar aanschuift bij de
redactievergadering van Geo-Info);
• denk je mee over de communicatie van GIN.
Dit heeft GIN te bieden: • samenwerking met een enthousiast en gedreven bestuur;
• de mogelijkheid om je bestuurlijke ervaring verder te verdiepen, uit te breiden en over te dragen;
• vergroting van je netwerk;
• veel vrijheid om invulling te geven aan de functie;
• een onkostenvergoeding voor gemaakte reis- en verblijfkosten;
• ondersteuning in de werkzaamheden door het verenigingsbureau van GIN.
Nadere informatie Kandidaten worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. Daarna besluit het bestuur of er een voordracht zal worden gedaan op
de eerstvolgende ledenvergadering. Een algemeen bestuurslid en een bestuursvoorzitter worden voor een periode van maximaal vier jaar
benoemd en zijn eenmaal herbenoembaar.
Kandidaten die geïnteresseerd zijn kunnen hun kandidaatstelling tot 1 september 2019 bij het bestuur motiveren en indienen. Dat kan via het
verenigingsbureau van GIN (Ambachtsstraat 15, 3861 RH te Nijkerk) of per e-mail [email protected].
Vragen over de functies? Neem dan contact op met Jitze Vellenga, verenigingsmanager van GIN via het mailadres [email protected] of het
telefoonnummer 033-2473415.
Vacatures
| 472019-4 | Geo-Info
Grenzeloze palen in musea
Veel grenspalen in den lande staan nog
steeds op hun goed uitgezette plekken.
In eerdere nummers van dit jaar stonden
grenspalen uit Nijkerk en Hoogland nog
steeds op hun goede locaties afgebeeld.
Museaal is dat anders.
De ‘Mussertpalen’ uit Hoogland hebben alleen
het provinciewapen van Utrecht. Ze geven ook
slechts de eigendomsgrens tussen provinciale en
particuliere grond aan. Vond Mussert de kadastrale
registratie daarvan onvoldoende?
Holland en Utrecht
In Amersfoort prijkt een provinciale grenspaal, een
zogenaamde Leeuwenpaal, met de wapens van
de provincies Utrecht én het nog ongesplitste Hol-
land (van voor 1840 dus). Kent de afgebeelde Hol-
landse kant één leeuw, de Utrechtse kant heeft er
nog twéé. Bij nieuwere palen is de leeuw van Hol-
land vervangen door de drie leeuwen van Noord-
Holland. De granieten paal van ooit 150 centimeter
hoog komt dus van die provinciegrens, heeft num-
mer 6 en is vervangen. ‘De oorspronkelijke paal
staat in Amersfoort, in de tuin van het stadsmu-
seum Flehite, weliswaar korter dan origineel, maar
voor de rest in redelijke staat,’ aldus de website van
een kenner. ‘Wanneer de paal daar is weggehaald
en of dat regulier is gebeurd kon de conservator
van het museum mij niet vertellen’, aldus die web-
master van utrech.blogspot.com.
De museale website geeft wel aan waar hij van-
daan kwam: ‘Deze paal stond oorspronkelijk in
wat nu de tuin is van Jan Burger, woonachtig
Goyergracht Zuid 51 te Eemnes.’ Dat is van voor
de AVG en lijkt beperkt houdbaar, maar het
staat ook zo op utrechtaltijd.nl. Het was één van
de eerste 16 van de in totaal 23 palen, waarvan
de rooilijn gericht was op de Utrechtse Dom.
Ze legden de oostgrens van het Hollandse
Gooi vast. En die rechte lijn is nog steeds op
vele kaarten te zien. Frederiek Breedijk (167 cm)
wordt weer bedankt voor minstens de hoogte-
illustratie. Zo’n steen alleen zou toch niet dub-
bel in een blad komen? De Nachtwacht is toch
ook niks zonder dat meisje erbij?
Gelre en Gulik
De internetdocumentatie van een ook museaal
herplaatste paal in het Openluchtmuseum in
Arnhem is beter: ‘Grenspaal van Namense hard-
steen, afkomstig uit Roosteren. Deze paal, moge-
lijk van vóór 1600, stond op de grens van de vroe-
gere hertogdommen Gelre en Gulik. Op de paal
staat een Gotisch inschrift. De paal is 175 centi-
meter lang en weegt circa 700 kilo. De grenspaal
is in 1914 aan het museum geschonken door de
burgemeester van Roosteren.’
BronJaap Groeneveld, De oostgrens van Holland langs het Gooi na
1300, in: Tussen Vecht en Eem 2004, p. 268 e.v.
Adri den Boer, redacteur
Frederiek Breedijk laat zien dat deze paal geen 1,50 m
hoog meer is….
Ook herplaatste grenspaal uit Roosteren met
opschrift Gulick in het Openluchtmuseum in Arn-
hem (bron: www.openluchtmuseum.nl)
… en wil hem wéér verplaatsen (foto’s José Broekhuizen).
Beeld: Niene Boeijen, Webmapper.
48 | Geo-Info | 2019-4
Winnaars gezocht Tijdens het GIN-Gala op 19 november reiken we maar liefst drie prijzen uit: de Geo Prestige Award,
de GIN-Kartografiewedstrijd en de GIN-NCG-Scriptieprijs.
Geo Prestige Award 2019
Ben of ken jij iemand die het écht verdient om
in het zonnetje gezet te worden vanwege een
bijzondere bijdrage aan het geo-vakgebied?
Nomineer jezelf of je collega, (mede)student of
docent dan voor de Geo Prestige Award 2019!
De zoektocht naar de beste Nederlandse geo-
professional is in 2017 in het leven geroepen om
vakmensen te eren. Geo-Informatie Nederland
wil met deze verkiezing innovatie stimuleren,
het geo-vakgebied extra onder de aandacht
brengen en de nieuwe generatie geo-professi-
onals aan het geo-domein te binden.
Hoe werkt het?
Je kunt jezelf of iemand anders voordra-
gen waarvan jij vindt dat hij/zij zichtbaar is
geweest binnen ons vakgebied. Iemand die
bijvoorbeeld een mooie presentatie heeft
gehouden, een goed artikel heeft geschreven,
een nieuwe onderneming is gestart of een
fantastisch plan heeft uitgewerkt. Alles is
mogelijk! Iedereen uit de geo-sector is van
harte uitgenodigd om mee te doen aan deze
verkiezing.
Geef de naam door via [email protected] en
geef aan waarom jij/hij/zij deze prijs in de
wacht moet slepen. Alle namen komen op
een lijst die de jury zal doornemen. Hier komt
een selectie uit waarop gestemd kan worden
via de socials en de website. Let op: jezelf
aanmelden of iemand anders voordragen kan
tot 27 september 2019. Meer informatie is te
vinden op bit.ly/2Ml6eep.
GIN-Kartografiewedstrijd
Stuur je mooiste kaart in ter gelegenheid van
het Geo-Info-themanummer ‘Kartografie’ en
win een prijs. Je doet mee in de categorie
‘Student’ of ‘Professional’. De (maximaal 10)
genomineerde kaarten worden afgedrukt
in het themanummer, dat in oktober 2019
verschijnt.
Het wedstrijdformulier en informatie over de
inzending is te vinden op: bit.ly/2MVNJN3.
GIN-NCG-Scriptieprijs
De zoektocht naar de beste scriptie is in het
leven geroepen om nieuw talent te ontdek-
ken en om een volgende generatie aan
het geo-domein te binden. Met deze prijs
komen net afgestudeerden in de picture te
staan. Opleidingscoördinatoren van geo-
gerelateerde opleidingen van alle niveaus,
kunnen twee scripties per opleiding insturen.
Kan jouw scriptie meedingen naar deze prijs?
Neem contact op met de coördinator van
jouw geo-opleiding en hij zorgt er voor dat
jouw scriptie wordt ingestuurd. Meer informa-
tie is te vinden op: bit.ly/2wJlOGA.
Mutatiesignaleringen en karteringen voor BGT, BOR, BAG en WOZ-zaken.
Afstemming tussen BGT-BOR (Weg- en Groenbeheer) en synchronisatie met
de Landelijke Voorzieningen.
Intekenen en bijhouden van kabels en leidingen met huisaansluitingen (WIBON).
Inventarisaties uit beelden. Denk hierbij aan verkeersborden, lichtmasten en
belijningen.
Inventarisaties van asbestdaken en zonnepanelen.
Produceren van 3D-BIM-modellen vanuit gescande data of bouwtekeningen.
Het in-service uithanden nemen van basisregistraties op projectbasis of
abonnementsvorm.
“Nieuw op de markt met jarenlange ervaring.”
Onze diensten en producten:
Henk EnsinkEigenaar Bee4GIS
BENTHEIMERSTRAAT 63 | 7573 CX OLDENZAAL | 0850 64 00 66 | [email protected] | WWW.BEE4GIS.NL