Examenvragen Fysiologie

1. Iemand vestigde een wereldrecord door 24 minuten lang onder water te blijven en terug levend boven te komen. Wat zal deze persoon daar niet bij geholpen hebben?

a. zuivere zuurstof inademen voor hij ondergingb. een paar uur niets gegeten hebben voor hij ondergingc. rustig heen en weer zwemmen onder waterd. de temperatuur van het water lag rond de 4°C

2. Wat is geen deel van de hersenstam?

a. ponsb. diëncephalonc. mesencephalond. medulla oblongata

3. Wat is geen monomeer?

a. glucogeenb. fructosec. galactosed. glucose

4. Welke neurotransmitter is vooral werkzaam wanneer je je eten aan het verteren bent?

a. Achb. NEc. LHd. FSH

5. Je wordt ’s ochtends wakker. Welke stelling is correct?

a. het glucagongehalte in je bloed is hoog en het insulinegehalte laagb. het glucagongehalte in je bloed is laag en het insulinegehalte hoogc. het glucagongehalte in je bloed is hoog en het insulinegehalte hoogd. het glucagongehalte in je bloed is laag en het insulinegehalte laag

6. Welk van de volgende cellen gebruikt O2 voor het maken van zijn energie?

a. erythrocytenb. leukocytenc. bladgroen van spinazied. microben in de colon

7. Bij een instroom van 100 eenheden van deze ionen zal de actiepotentiaal het grootst zijn.

a. natriumb. kaliumc. calciumd. chloor

8. Dit gebeurt bij het begin van de ventriculaire systool:

a. aortaklep sluitb. atrioventriculaire klep sluitc. aortaklep opentd. atrioventriculaire klep opent

9. Hierdoor krijgt een zwangere vrouw haar maandstonden niet:

a. corpus luteum gaat tenietb. FSH stijgtc. progesteron daalt nietd. oestrogeen daalt

10. Welke golflengten zijn het langst?

a. groenb. roodc. blauwd. ultraviolet

11. Welke twee horen niet samen?

a. amygdala – emotieb. hypothalamus – geheugenc. thalamus – concentratie/selectied. basale kernen – bewuste motoriek

12. Welke stof werkt direct in op cholinerge receptoren?A. botoxB. curareC. zenuwgasD. cocaïne

13. Door welk tekort aan vitamine kan je nachtblindheid krijgen?A. vitamine KB. vitamine BC. vitamine ED. vitamine A

14. Als je geen ATP meer kan maken, welke processen kunnen er dan niet meer plaatsvinden?

A. Na kan je lichaam niet meer verlatenB. K kan je lichaam niet meer verlatenC. gefaciliteerde diffusieD. ionotrope receptoren

15. Anatomische vlakken: Als je hersenen in 2 wil delen en je zowel van de frontale lobben en de occipitale lobben een deel wil, welke vorm van snijden gaat dan niet?

A. horizontaleB. transversaleC. sagitaalD. corronaal

16. iets van het oor, in welke lob ?A. precentrale gyrusB. postcentrale gyrusC. motorische lobbenD. temporele lobben

17. Wat is er niet noodzakelijk voor overleving?A. voortbewegingB. voortplantingC. uitwisselingD. metabolisme

18. Wat is onjuist?A. stamcellen zijn gedeeltelijk gedifferentieerdB. stamcellen, maar geen andere cellen, bevatten DNA van het volledige genoomC. terminaal gedifferentieerde cellen kunnen niet meer terugD. een bevruchte eicel heeft de mogelijkheid om uit te groeien tot elke soort cel

19. Als je alkalose hebt, met welke bloedparameter heb je dan problemen?A. glucoseB. pHC. zuurstofD. ureum

20. Wat is onjuist over saltatoire voortgeleiding?A. het is snel, van 10 tot 100 keer sneller dan ongemyeliniseerde cellenB. kan enkel bij SchwanncellenC. is een sprongsgewijze conductie van knoop tot knoopD. heeft een hoge concentratie kanalen thv knopen

21. Wat is een divergente neuronschakeling?A. musculaire junctieB. staafjes in de retinaC. reukcellen

D. geen van deze antwoorden

22. Als LSD je pupillen doet verwijden, wat heeft het dan niet als gevolg?A. venoconstrictieB. vernauwing van de luchtwegenC. hoge polsD. …

23. Wat gebeurt er als de Z-disc dichterbij komt?1. de A-band vernauwt2. de I-band vernauwt

A. antwoord 1 is juist, 2 is onjuistB. antwoord 1 is onjuist, 2 is juistC. beide zijn correctD. beide zijn fout

24. Wat is fout bij sensorische informatie over beweging?A. spierspoeltjes geven de stand van het gewricht weerB. je hebt 2 synapsen nodig in het centraal zenuwstelselC. golgipeesorgaantjes voelen de spanningD. je kan zowel strekken als buigen

25. Voor onze overleving hebben we geleerd om zaken van ons voedsel te kunnen onderscheiden als schadelijk. Wat is het meest schadelijk?

A. zou en zoetB. umami en bitterC. zuur en bitterD. zuur en zout

26. Welke kleur zie je het best met 433 nanometer?A. blauwB. groenC. roodD. geel

27. Je stuurt een plant naar je oom Sam in Amerika. Deze zat in een donkere door en wanneer hij ze opent en in het zonlicht zet, gaat deze bloem toch nog niet open. Een aantal dagen daarna belt hij jou op en zegt dat alles goed gaat met de plant. Dit betekent:

A. dat de plant zich in een tijdvrije ruimte bevondB. dat de plant een suprachiasmatische nucleus heeftC. dat hij geen innerlijke klok heeftD. dat hij opengaat door zonlicht

28. Wat is fout? Tijdens de slaap hebben we:A. alfa spoeltjes B. beta spoeltjesC. een lage dosis melatonine

29. Wat secreert de pancreas niet?A. bicarbonaatB. amylaseC. lipaseD. lactase

30. Wat verteert reeds in de mond?A. vettenB. koolhydratenC. eiwittenD. geen van deze antwoorden

31. Wat hoort niet bij emotie en het limbisch systeem?A. amygdalaB. hypothalamusC. cingulate gyrusD. olfactorius

32. Wat is onjuist over corpus luteum ?A. heeft een gelige kleurB. sterft af in de 2de helft van de menstruatiecyclus (behalve bij zwangerschap)C. produceert progesteronD. bevindt zich in de hypofyse achterkwab

33. Wat zit er niet in het plasma? A. hemoglobineB. albuminesC. globulinesD. fibrinogeen

34. Je moet iemand met B-negatief snel bloed geven. Wie is het meest geschikt?A. B-positiefB. A-negatiefC. O-negatiefD. AB-negatief

35. Hoe worden reflexen niet uitgelokt?A. spierspoeltjesB. dubbele synapsC. sensorische stimulatie

36. Verhaaltje over een persoon in de bergen en zijn/haar alkali. Naar wat verwijst alkali?

A. zuurstofB. ureumC. pH (= evenwicht zuur en alkali)

37. Stamcellen: welke uitspraak is fout?

A. stamcellen hebben 22 paar autosomen en een paar geslachtschromosomenB. stamcellen zijn verschillen van de gedifferentieerde cellen op het vlak dat ze

alle DNA bevatten van het gehele persoon en de gediferentieerde cellen niet.

38. Saltatoire voortgeleiding: wat is fout?A. kan enkel als de axonen gemyeliniseerd zijnB. kan enkel als er een actiepotentiaal plaatsvindt in de axonenC. kan enkel als er Schwanncellen zijn

39. Welke van de volgende voorbeelden is een voorbeeld van een divergente schakeling van een neuron?

A. reukcelB. motorneuronC. geen van deze

40. Welke uitspraak is juist/fout?1. neurotransmitters zijn altijd koolhydraten2. alle eiwitten zijn hormonen

A. a is juist, b is foutB. b is juist, a is foutC. beide zijn juistD. beide zijn fout

41. Wat werkt onmiddellijk op de receptoren van cholinerg?A. zenuwgasB. botoxC. curareD. cocaïne

42. Wat heeft niets te maken met het limbisch systeem?A. hypothalamusB. gyrus angularisC. amygdalaD. hypocampus

43. Welk proces vindt niet plaats tussen de slaap?A. consolidatie van het lange termijngeheugenB. minder melatonine in het bloed gesecreteerd

44. LSD geeft als symptomen naast verwijde pupillen ook nog :A. snellere polsslagB. lagere bloeddrukC. stuiptrekkingen

45. Welke uitspraak is juist/fout?1. Bij contractie wordt de Z-schijf korter2. De A-band verkort

A. a en b zijn juistB. a is juist, b niet

C. b is juist, a nietD. beide zijn fout

46. Welke smaaksoort is het belangrijkste voor bescherming van de mens? (Beste overlevingswaarde?)

A. bitter en zuurB. umamie en zoutC. zout en bitterD. umamie en zuur

47. Welk licht komt het dichtste bij 420 nm?A. blauwB. groenC. roodD. geel

48. Welk enzym vindt niet plaats in de pancreas?A. lipaseB. amylaseC. pepsineD. trypsine

49. AndrogenenA. worden enkel in testes geproduceerdB. zorgen voor geslachtsdifferentiatieC. zitten in interstitiële cellen van de testes

50. Kind in nood heeft bloed nodig, moeder heeft A, ouders van moeder hebben allebei AB, vader heeft O, wie moet bloed geven aan kind, zodat er geen agglutinatie optreedt

A)     VaderB)     MoederC)     Geen van beide het is te gevaarlijkD)     Beide kunnen bloed geven 

51. Welke stof remt de werking van acetylcholine via inwerking op acetylcholinesteraseA)     BotoxB)     CurareC)     ZenuwgasGeen van deze (aangezien zenuwgas de werking van het enzym remt en daardoor de werking

van Ach net stimuleert!) 52. Wat is een hersenkern in het cerebrumA)     substantia rubraB)     substantia negraC)     choroid plexus

D)     globus pallidus 53. LSD zorgt voor trippen en voor dilatatie van pupillen, voor wat logischer

wijze nogA)     hoge polsB)     slaperigC)     daling bloeddrukD)     luchtwegen vernauwen 54. Tekening: het linkeroog dekken we af.A)     linker visuele cortexB)     rechter visuele cortex C)     geen van de tweeD)     allebei 56. Dode ruimte?A) bij normaal mens 350B) Enkel terminal bronchiole en geen respiratoire bronchiolenC) alles correctD) Daalt bij adrenaline stijging 

57. Wat is onjuist over saltatoire voortgeleidingA)     snel, 10 tot 100 keer snellerB)     enkel bij gemyeliniseerde Schwann-cellenC)     sprongsgewijze conductie van knoop tot knoopD)     heeft een hoge concentratie kanalen thv knopen 58. wat is onjuist? kort na de ovulatie:A)     stijgt LH B)     stijgt progesteronC)     stijgt temperatuuris de vrouw vruchtbaar

59. Tekening zoals op slide 133 met (?) wat past er op plaats van vraagtekenA)     gonadrotropineB)     gonadrotropine relaising hormonenC)     groeihormoonD)     iets dat begon met letter A J (weet het niet meer) (was het niet iets adreno-

achtigs?) 60. Een vraag over leverpoortaderA)     heeft geabsorbeerde eiwitten meeB)     heeft geabsorbeerde vetten meeC)     geeft gal af in de leverD)     wordt gemengd met hepatoarterisch bloed (leverslagader dus) 61. Wat heeft het grootste verschil in concentratie binnen de cel versus buiten

de cel

A)     KaliumB)     NatriumC)     ChloorD)     Calcium 62. Iemand met diabetes heeft 46mg/dl wat doe jeA)     helemaal niksB)     druivensuiker gevenC)     hem laten rondlopenD)     hem vooral niet laten eten 63. iets met de definitie van Frank-Staring weet niet of het wel juist

antwoordalternatieven zijnA)     EDV verhoogd dan zal SV dalenB)     EDV daalt en veneuze terugkoppeling ook?C)     Hoe hoger arteriële druk hoe meer beïnvloeding op slagvolume??D)     En nog iets met EDV stijgt zal SV ook stijgen?? 64. Vraag rond MAP: gegev; systole= 135 pols 45 Hoeveel is MAPA)     105 (denk dat dit het juiste is want MAP: diastole + 1/3 pols dus 135-

45= diastole + 15B)     155C)     112?150

 65. Iets met Calcium en prikkelgeleiding, waar speelt calcium geen rol?A)     langetermijnpotentiëringB)     spier extensie-contractieC)     Zuur op de tongD)     En iets met skeletspieren (denk skelet naar skelet) iets met elektrische synaps met gated ion channels

66. De frietvraag (bekijk andere proefexamens)A) een kleintje en ketchup

67. Serotonine wordt geïnhibeerd doorA)     AcetylcholineB)     SSRI zoals prozacC)     Iets met de letter Amylase?… (of iets met die lettersJ)D)     MAO 68. Er is niet noodzakelijk bevruchting als je dit in het lichaam hebtA)     geel lichaamB)     blastocystC)     zygoteD)     chorion  69. craniale zenuwen werken bijA)     dilatatie van ogen

B)     als je merkt dat je zure melk hebt gedronkenC)     flauwvallen als je bloed zietD)     hartkloppingen door examen fysiologie Redenering: craniale zenuwen zijn parasympathisch. Het gaat hier om een

signaalsysteem top-down: van de hersenen naar het lichaam. Dus de receptoren voor de zure melk kan je al schrappen: die gaan naar de hersenen => geen onderscheid tussen para- en orthosympathisch. De dilatatie van de ogen en de hartkloppingen zijn orthosympathisch.

70. mechanisch poortkanalen zijn actief bij haarcellen bij onderstaande processen behalve in:

A) Orgaan van CortiB) ReukcellenC) utriculusD) semicirculaire kanalen 71.  (1) A band blijft constant            (2) Z-schijven gaan naar elkaar toe A)     1 en 2 kloppenB)     Geen van beideC)     1 maar niet 2D)     2 maar niet 1 

72. Vraag van Tia, ze wil haar voorbereiden op tijd in China, waar ze voorlopen op de tijd. Wat moet ze doen, enkele dagen voor ze vertrekt, of wat kan het mist kwaad?A) melatonine pillen nemen voor ze gaat slapenB) melatonine nemen ‘s ochtends als ze wakker wordt zodat ze nog 3 uur kan

slapenC) drie dagen in tijdloze ruimte die hoog genoeg is zodat ze nog kan trainenD) voor fel licht zitten tot 24u 73. Dikke tunica media en kleine diameter van lumen past het best bij:A) ArtrienB) arteriolenC) venenD) venule 74. 1-ATP wil zeggenA) 3 Na naar buiten de celB) 3 Na naar binnenC) 2 Na naar binnenD) 2 Na naar buiten 75. serum: welke eiwitten zitten erin?A) Fribine en albumines

B) Frinine en GlobulinesC) Albumines en GlobilinesD) Fribrinogeen en Albumines 76. Waar is zuurstofconcentraat het hoogstA)     hepato-arteriënB)     AortaC)     LongaderD)     Rechter kamer

77. Wat veroorzaakt depolarisatie?A. Na-instroomB. Na-uitstroomC. Ka-instroomD. Ka-uitstroom

78. Waar wordt de eicel bevrucht?A. SchedeB. OvariusC. TubaD. ....

79. Wat is juist over DNA?A. Bestaat uit AZB. Bepaalt de bouw van enzymen (denk ik aangezien enzymen eiwitten zijn

en DNA de code voor de bouw van eiwitten bevat)C. Wordt omgezet in RNA door replicatieD. Het DNA bevindt zich in het cytoplasma

80. Waarvoor worden neurotransmitters gebruikt?A. Tussen 2 spiercellenB. Tussen 2 axonen (of zenuwcellen, weet het niet precies meer)C. ....D. ....

81. Wat bepaalt het basaal metabolisme (kcal/u)A. LichaamsgewichtB. Thyroxine C. BeideD. Geeneen van de 2

82. Wat wordt niet beinvloed door het wekelijks inspuiten van testosteron bij een volwassen man?A. Groei

B. SpermaproductieC. AcneD. Libido

83. Je krijgt een foto van de fotoreceptoren in het oog. Waarnaar staat het pijltje. (Is pijltje naar eerste cel van links gezien, dus dichtst bij waar het licht vandaan komt en verst van retina)A. Bipolaire celB. GanglioncelC. MembraanschijfD. Fotoreceptor

84. Waardoor wordt de intensiteit van een prikkel gemerkt in de hersenen?(cf grafiekje p 65)A. Frequentie APB. Aantal neuronen die vurenC. Grootte en duur van generatorpotentiaalD. Allemaal

85. Waar wordt noradrenaline afgescheden?A. BijnierschorsB. BijniermergC. Postganglion neuron in parasympatischD. Preganglion neuron in orthosympatisch

86. Wat is actief bij een kniepeesreflexA. Gladde spierenB. Exciterende synapsenC. Inhiberende synapsenD. Zowel exciterende als inhiberende synapsen

87. Wat is correct over de leverpoortader?A. Bevat geabsorbeerde vettenB. Bevat geabsorbeerde eiwittenC. Bevat galD. Komt samen met ... ( hepa-dinges: de bloedvaten die van het hart komen)

in de lever

88. Welke stof is neurotransmitter in neuromusulaire juncties?A. AcetylcholineB. NoradrenalineC. Acetylcholine en NoradrenalineD. ....

89. Aantal stoffen en vraag is wat niet met negatieve feedback in verbinding staat:A. Tyroid en TSHB. Prolactose en LH

....

90. Wat is geen functie van de colon?A. Opname van triglycerineB. ImmuunsysteemC. Vitamine K producerenD. Absorberen van water

91. Waar komen komen alfaspoeltjes voor?A. SWS-slaapB. REM-slaapC. ArousalD. Concentratie

92. Wat gebeurt niet net na de ovulatie?A. LH stijgtB. Progesteron stijgtC. Endometrum maakt zich klaar voor ontvangst eicelD. ....

93. Wat is geen mechanoreceptor?A. ReukB. Orgaan van CortiC. EvenwichtD. ....

94. Wat is onjuist over saltatoire voortgeleiding? a. Het is snel, van 10 tot 100 keer sneller dan ongemyeliniseerde cellen

B. Kan enkel bij Schwancellen C. Het is een sprongsgewijze conductie van knoop tot knoopD. Het heeft een hoge concentratie kanalen thv knopen

95. Wat zorgt niet voor pijngevoel?a. Alfadelta-vezel b. C-vezelc. Alfa-beta vezeld. ....

96. Wat kunnen de succulus en de utriculus alletwee waarnemen?a. Horizontale beweging

b. Draaibewegingc. Hoofd verticaal bewegend. De positie van het hoofd

97. Wat is een dissacharide enzym?a. Fructaseb. Galactasec. Sucrased. Glucase

98. Welk enzym staat niet bij zijn juiste productieplaats/inwerkplaats (weet niet meer wat hij precies vroeg)?

a. Trypsine – maagb. Amylase – mondc. Lipase – pancreasd. ....

99. Waar gaan de tastneuronen naartoe?a. Precentrale gyrusb. Postcentrale gyrus c. Basale nucleid. Medulla

100. Wat is juist over de basale nuclei?a. Ze bevinden zich in het cerebellumb. Bevat de globus pallidusc. ....d. Allemaal

101. Wat is correct over neurotransmissie?a. Is een voorbeeld van pinocytoseb. Is een voorbeeld van fagocytosec. Is een voorbeeld van exocytosed. ....

102. Er is gevaar bij diabetes type II patienten om hypoglycemie te ontwikkelen. Bij lichte hypoglycemie kan men ..... oraal innemen, bij zware moet men .... nemen.

a. Zetmeel – glucagonb. Druivensuiker – glucagonc. Zetmeel – insulined. Glucagon – insuline

103. Waarom zullen dopaminepilletjes niet helpen bij Parkinson?

a. Dopamine heeft geen invloed op Parkinsonb. Dopaminepillen raken niet door de bloedbrein-barriere (BBB)c. Dit heeft wel een invloed!!!d. Parkinson komt door teveel dopamine dus je gaat het enkel erger maken.Dit is gevraagd na examen aan de prof. Blijkbaar raken die dus niet door de BBB ;).

104. Welk proces gaat niet wanneer je geen ATP hebt?a. Na uit celb. Kalium in celc. Diffusied. Gefaciliteerde diffusie

105. I: Bij het samentrekken wordt de myosine korterII: Er is ATP en Ca nodig voor het kunnen samentrekken van een spier

a. I is juist, II nietb. II is juist, I nietc. Alletwee foutd. Alletwee juist

106. Wat verhindert de binding van myosine aan het actine?a. Actine zelfb. Troponinec. Tropomyosined. ...

107. De I-banden van een sacromeer van een skeletspiervezel hebben in het midden een donkere lijn, genaamd…

o De M-lijno De Z-schijfo De H-lijno De A-band

108. Cocaïne is naast een dopamine reuptake inhibitor eveneens een noradrenaline reuptake inhibitor. Na toediening van cocaïne verwacht je dus…

o Een stijging van de hartfrequentieo Een daling van de hartfrequentieo Geen effect op het hartritmeo Een vagale syncope

109. In de lichamelijke expressie van emoties werkt het limbische systeem samen met…

o De thalamuso De hypothalamuso De basale nucleio Het cerebellum

110. Het sap van wolfskers (latijnse benaming: Atropa Belladonna) werd in de Renaissance als oogdruppels gebruikt door vrouwen om hun pupillen te vergroten, wat als een teken van schoonheid aanzien werd (‘bella donna’: Italiaans voor ‘mooie vrouw’). Momenteel wordt atropine, het belangrijkste actieve bestanddeel van deze giftige plant, nog steeds gebruikt door oogartsen als pupilvergroter (pupildilatator). Hieruit kan je afleiden dat atropine volgend fysiologisch effect heeft:

o Inhibitie van dopaminerge receptoreno Stimulatie van dopaminerge receptoreno Inhibitie van cholinerge receptoreno Stimulatie van cholinerge receptoren

111. De REM-slaap wordt ook wel de paradoxale slaap genoemd, omdat er in het EEG...

o Alfa-spoeltjes optredeno Kappa-golven optreden die in waaktoestand enkel optreden bij arousalo Kappa-golven optreden die in waaktoestand enkel optreden bij mentale

concentratieo Golven optreden met een frequentie van 14-30 Hz

112. Zijn volgende beweringen juist of fout?I) Leptine inhibeert en ghreline stimuleert de eetlustII) Leptine stimuleert de vrijzetting van neuropeptide Y ter hoogte van de

hypothalamuso Beide beweringen zijn fouto Bewering I is juist en bewering II is fouto Bewering I is fout en bewering II is juisto Beide beweringen zijn juist

113. Van welk verteringsenzym is niet de juiste plaats van productie vermeld?o Lactase – pancreaso Amulase – speekselo Pepsine – maago Sucrase – darmwand

114. Waar kan je dit type van neuron terugvinden?

o In de retinao In de smaakknopo In het orgaan van cortio Geen enkel van de bovenstaande antwoorden is juist

115. Menstruatie treedt op als gevolg vano Daling van de oestrogeenspiegel in het bloedo Stijging van de LH-spiegel in het bloedo Daling van de progesteronspiegel in het bloedo Stijging van de FSH-spiegel in het bloed

116. Welk van onderstaande statements over de Natrium-kaliumpomp is fout?o Is aanwezig in neuroneno Activiteit van de pomp vereist energieo Transporteert Natrium van binnen naar buiten de cel en Kalium van

buiten naar binneno Transporteert natrium en kalium in een 1 op 1 verhouding