Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is...

55
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2010 - 2011 Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch vermoeidheidssyndroom Michiel VANDE KERCKHOVE Promotor: Pof. Dr. G. Vanderstraeten Co-promotor: Dr. S. Rimbaut Scriptie voorgedragen in de 2 de Master in het kader van de opleiding tot MASTER IN DE GENEESKUNDE

Transcript of Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is...

Page 1: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

FACULTEIT GENEESKUNDE EN

GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN

Academiejaar 2010 - 2011

Evidence Based behandeling bij patiënten met

chronisch vermoeidheidssyndroom

Michiel VANDE KERCKHOVE

Promotor: Pof. Dr. G. Vanderstraeten Co-promotor: Dr. S. Rimbaut

Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot MASTER IN DE GENEESKUNDE

Page 2: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,
Page 3: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

FACULTEIT GENEESKUNDE EN

GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN

Academiejaar 2010 - 2011

Evidence Based behandeling bij patiënten met

chronisch vermoeidheidssyndroom

Michiel VANDE KERCKHOVE

Promotor: Pof. Dr. G. Vanderstraeten Co-promotor: Dr. S. Rimbaut

Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot MASTER IN DE GENEESKUNDE

Page 4: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

“De auteur en de promotor geven de toelating dit afstudeerwerk voor consultatie beschikbaar

te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder

de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting

uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit dit afstudeerwerk.”

Datum: 6 mei 2011

Vande Kerckhove Michiel Prof. Dr. G. Vanderstraeten

Page 5: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

Inhoudstafel

ABSTRACT..............................................................................................................................1  

INLEIDING..............................................................................................................................2  

I.  Vermoeidheid ..................................................................................................................... 2  

A.  Definitie en omschrijving ............................................................................................................ 2  

B.  Meting.......................................................................................................................................... 2  

C.  Differentiaal diagnose.................................................................................................................. 2  

II.  Chronisch vermoeidheidssyndroom ............................................................................... 3  

A.  Algemeen..................................................................................................................................... 3  

B.  Criteria ......................................................................................................................................... 4  

C.  Symptomen .................................................................................................................................. 4  

D.  Waarneming van de resultaten .................................................................................................... 5  

E.  Epidemiologie .............................................................................................................................. 6  

F.  Etiologie ....................................................................................................................................... 6  

G.  Therapie..................................................................................................................................... 10  

METHODOLOGIE............................................................................................................... 15  

RESULTATEN ..................................................................................................................... 16  

I.  Cognitieve gedragstherapie............................................................................................. 16  

II.  Oefentherapie ................................................................................................................. 21  

A.  Pacing/ graded exposure therapy............................................................................................... 21  

B.  Graded exercise therapy ............................................................................................................ 24  

III.  Medicatie ....................................................................................................................... 26  

A.  Antidepressiva ........................................................................................................................... 26  

B.  Corticosteroïden......................................................................................................................... 27  

C.  Galantamine hydrobromide ....................................................................................................... 29  

D.  Orale nicotinamide adenine dinucleotide (NADH)................................................................... 30  

IV.  Andere behandelingen.................................................................................................. 34  

A.  Voedingssupplementen ............................................................................................................. 34  

Page 6: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

B.  Probiotica................................................................................................................................... 34  

C.  Homeopathie.............................................................................................................................. 35  

DISCUSSIE ........................................................................................................................... 38  

I.  Cognitieve gedragstherapie (CGT) ................................................................................ 38  

II.  Oefentherapie ................................................................................................................. 39  

A.  Pacing/ graded exposure therapy............................................................................................... 39  

B.  Graded exercise therapy (GET) ................................................................................................. 39  

III.  Medicatie ....................................................................................................................... 40  

IV.  Andere behandelingen.................................................................................................. 41  

REFERENTIELIJST ............................................................................................................ 42  

Page 7: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

1

Abstract

Chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) is een invaliderende aandoening van lange duur.

Personen met CVS presenteren zich met een persisterende en terugkerende onverklaarde vermoeidheid

die reeds tenminste zes maanden duurt. CVS komt voor bij 0,006 tot 3 percent van de populatie,

afhankelijk van de gebruikte criteria. De etiologie van CVS is heel divers en wordt verklaard door een

combinatie van een biomedisch en een biopsychosociaal verklaringsmodel.

In dit werk wordt een neerslag gegeven van de resultaten van studies betreffende de behandeling van

CVS, die gepubliceerd werden gedurende de voorbije 10 jaar.

Heden is er enkel voor cognitieve gedragstherapie (CGT) en graded exercise therapy (GET) consistent

significant bewijs van het klinisch effect bij de behandeling van personen met CVS.

De medicatie en andere behandelingen die beschreven worden in dit werk zijn: antidepressiva,

corticosteroïden, galantamine hydrobromide, orale nicotinamide adenine dinucleotide (NADH),

voedingssupplementen, probiotica en homeopathie. Voor deze medicatie en andere behandelingen

worden ofwel niet-significante resultaten bekomen, ofwel tegenstrijdige resultaten, ofwel resultaten

met slechts beperkte evidentie. Voor deze medicatie en andere behandelingen kan dus tot op heden

nog geen aanbeveling gegeven worden voor het gebruik ervan in de behandeling van personen met

CVS.

Page 8: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

2

Inleiding

I. Vermoeidheid

A. Definitie en omschrijving

Vermoeidheid wordt algemeen gedefinieerd als een vorm van persisterende moeheid of

uitputting die veelal verontrustend is voor het individu.1 Deze definitie geeft het grotendeels

subjectieve karakter van vermoeidheid aan, wat voor problemen zorgt bij het meten ervan. De

moeilijkheid voor het meten van vermoeidheid komt anderzijds ook voort uit de multidimensionele

aard van vermoeidheid die tegelijkertijd neuropsychologische en neurofysiologische onderdelen bezit,

wat zich uit in respectievelijk mentale en fysieke vermoeidheid, of een combinatie van beide.2

B. Meting

Een probleem bij het meten van vermoeidheid is dat de aanwezigheid van vermoeidheid

weinig specifieke diagnostische informatie geeft en dat er weinig congruentie is tussen de bekomen

objectieve waarnemingen en de subjectieve gewaarwording van vermoeidheid.2

Voor het meten van vermoeidheid zijn verschillende methodes ontwikkeld, met als belangrijkste de

Chalder Fatigue Scale, de Fatigue Severity Scale, de Profile of Fatigue Related Symptoms, de Revised

Piper Fatigue Scale en de Multidimensional Fatigue Inventory.1,2 Van deze lijsten is de Chalder

Fatigue Scale een goed hulpmiddel om een onderscheid te maken tussen fysieke en mentale

vermoeidheid, wat een betrouwbaar onderscheid maakt tussen klinische en niet-klinische

aandoeningen.3 De keuze van welke methode gebruikt wordt, hangt sterk af van verschillende factoren

waarop in dit werk niet verder zal worden ingegaan.

De conclusie voor vermoeidheid is dat het voor een aanzienlijk deel subjectief bepaald is en dus best

geregistreerd wordt door zelf-rapportage.1

C. Differentiaal diagnose

Bij de aanmelding van een persoon met als klacht vermoeidheid moet als eerste nagegaan

worden als het om een fysiologische of een pathologische vermoeidheid gaat. Bij een fysiologische

vermoeidheid is er een aanwijsbare relatie met belastende omstandigheden die passen bij het gewone

leven en is er een goede reactie op rust en slaap. Bij een pathologische vermoeidheid daarentegen is er

een somatische, psychische of sociale oorzaak die niet past bij de belastende omstandigheden van het

gewone leven en is er geen goede reactie op rust en slaap.4,5

Page 9: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

3

Somatische oorzaken van vermoeidheid zijn onder andere infectieziekten, cardiovasculaire

aandoeningen, gastro-intestinale aandoeningen, aandoeningen van het bewegingsapparaat,

hematologische aandoeningen en hormonale stoornissen.4,6,7,8

Psychische en/of sociale oorzaken van vermoeidheid zijn onder andere angststoornissen, depressie,

surmenage, werkproblemen, relatie- of gezinsproblemen en stressreacties.4

Bij het onderzoeken van de klacht van aanhoudende vermoeidheid is het belangrijk een grondige

anamnese door te voeren, waarbij het nagaan van kenmerken van een mogelijke depressie een vast

aandachtspunt is bij de diagnostiek. Daarna moet een goed klinisch onderzoek gedaan worden en

indien deze nog niet tot een diagnose leidt, kan een bloedafname gedaan worden. Bij de bloedafname

is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat, ijzer, BUN

(blood urea nitrogen), creatinine, glucose en de schildklierhormonen.

Onder bepaalde voorwaarden kan bij onverklaarde vermoeidheid van het chronisch

vermoeidheidssyndroom gesproken worden.

II. Chronisch vermoeidheidssyndroom

A. Algemeen

Doorheen de geschiedenis kreeg dit syndroom verschillende benamingen, waaronder

epidemische neuromyasthenie, idiopatische chronische vermoeidheid, myalgie-syndroom, benigne

myalgische encephalomyelitis, chronische infectieuze mononucleosis, chronisch Epstein-Barr virus

syndroom, Royal Free disease en postviraal vermoeidheidssyndroom. Uiteindelijk werd in 1988 na het

opstellen van de eerste CDC-criteria gekozen voor de term chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS),

omdat deze in tegenstelling tot voorgaande namen vrij is van onbewezen etiologische implicaties en

vooral beschrijvend is.9 Deze criteria zijn vernoemd naar de organisatie Centers for Disease Control

and Prevention (CDC).

Personen met CVS presenteren zich met een persisterende en terugkerende onverklaarde vermoeidheid

met nieuwe en definitieve aanzet die al minstens zes maanden duurt. Hierbij moet duidelijk zijn dat de

diagnose gesteld wordt op basis van een combinatie van verschillende symptomen en een uitsluiting

van andere oorzaken van chronische vermoeidheid.3 Men kan hier uit afleiden dat er een brede waaier

aan potentiële etiologieën zal zijn die allen leiden tot een welbepaalde combinatie van symptomen. Er

wordt gewerkt aan een classificatie met subgroepen die meer gespecifieerde onderzoeken zou moeten

toelaten.2

De vermoeidheid bij CVS wordt gekarakteriseerd door het niet-secundair zijn aan excessieve

activiteit, met geen verbetering na rust, verergering bij stress en direct resulterend in persistent fysisch

en mentaal onvermogen.10

Page 10: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

4

B. Criteria

Vanaf 1988 is men begonnen met het opstellen van operationele concepten voor CVS. Deze

hebben vooral hun toepassing in de onderzoeksomstandigheden. Ze zorgen voor meer uniformiteit in

de resultaten van onderzoeken betreffende CVS, wat ervoor zorgt dat verschillende onderzoeken

onderling beter vergelijkbaar zijn.

1. CDC-criteria

In 1988 kwamen voor het eerst onderzoekers samen uit verschillende domeinen van de

geneeskunde om een operationeel concept te ontwikkelen voor deze problematiek. De doelstelling was

om criteria op te stellen die gebruikt zouden kunnen worden voor onderzoeksdoeleinden. Dit leidde tot

de eerste versie van de CDC-criteria. Hierbij ging men er direct vanuit dat CVS niet beschouwd mag

worden als één ziekte, maar als een syndroom die verschillende oorzaken kan hebben. Dit geeft dan

ook het probleem aan bij het onderzoek aangaande de therapie van CVS, aangezien het onderzoek niet

op één etiologie kan toegespitst worden.11,12

Deze eerste versie van de CDC-criteria had het nadeel dat CVS niet op een effectieve manier

onderscheiden kon worden van andere vormen van onverklaarde vermoeidheid. Dit zorgde in 1994

voor de ontwikkeling van een nieuwe versie van de CDC-criteria, ook wel bekend als de Fukuda-

criteria.11

2. Oxford-criteria

In 1991 werden de Oxford-criteria opgesteld. Bij deze criteria wordt een duidelijk onderscheid

gemaakt tussen CVS en post-infectieus vermoeidheidssyndroom. De belangrijke verschillen met de

CDC-criteria van 1988 zijn het feit dat mentale vermoeidheid noodzakelijk is en dat sommige

aanwezige symptomen die een psychiatrische afwijking suggereren niet per se tot exclusie leiden.9,12

3. Canada-criteria

In 2003 werden de Canada-criteria opgesteld. Een belangrijke eigenschap van deze criteria is

dat ze patiënten met symptomen van mentale aandoeningen uitsluit.13

Page 11: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

5

C. Symptomen

Naargelang de gebruikte criteria zijn er lichte variaties in de symptomen die men rekent bij

CVS. Het hoofdsymptoom, onverklaarde vermoeidheid die langer duurt dan zes maanden, is bij alle

criteria een absolute vereiste.

Aan de ene kant zijn er inclusiecriteria, dit zijn symptomen die door hun aanwezigheid de diagnose

van CVS kunnen bekrachtigen: belangrijke vermindering van het kortetermijngeheugen of de

concentratie, keelpijn, pijnlijke lymfeklieren in de hals of oksels, spierpijn, gewrichtspijn zonder

zwelling of roodheid, hoofdpijn van een nieuw type, patroon of hevigheid, niet-herstellende slaap,

post-inspanningsmalaise die meer dan vierentwintig uur duurt, wisselende stemmingen, verstoorde

slaap en cognitieve verschijnselen.9,11,12,13

Aan de andere kant zijn er exclusiecriteria, dit zijn ziektes of syndromen die moeten uitgesloten

worden alvorens men tot het stellen van de diagnose CVS kan overgaan. Deze ziektes kunnen

gelokaliseerde orgaan disfuncties betreffen, gegeneraliseerde aandoeningen, neurologisch,

psychologisch, psychiatrisch, medicamenteus of intoxicaties.9,11,12,13

D. Waarneming van de resultaten

De doelstellingen van de meeste onderzoeken bij CVS zijn het meten van de ernst van de

symptomen en hun effect op de fysieke functie en de quality of life van de patiënt.14 Er zijn

verschillende manieren om deze doelstellingen om te zetten in waarden die onderling vergeleken

kunnen worden, waarvan de belangrijkste zijn:

- the medical outcomes survey short form general health survey (SF-36): deze schaal meet de

quality of life, inclusief de beperking van fysieke activiteit veroorzaakt door de aandoening,

de pijnniveaus, de energieniveaus en de gemoedstoestand.15

- the Beck depression inventory: een checklist voor het quantificeren van depressieve

symptomen.16

- the hospital anxiety and depression test: hiermee wordt onderzocht wat voor invloed pijn op

de psyche heeft.17

- the sickness impact profile: een meting van de invloed van de symptomen op het sociaal en

fysiek functioneren.18

- the Chalder fatigue scale: een schaal die de subjectieve vermoeidheid meet.19

- the multidimensional fatigue inventory: heeft vijf subschalen, namelijk de algemene

vermoeidheid, fysieke vermoeidheid, mentale vermoeidheid, verlaagde activiteit en verlaagde

motivatie.20

Page 12: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

6

- ten laatste wordt ook de zelfgerapporteerde ernst van de symptomen en van de graad van

activiteit nagevraagd.

E. Epidemiologie

CVS komt voor bij 0,006 tot 3 percent van de populatie, afhankelijk van de gebruikte

criteria.14 De moeilijkheden met het opstellen van een definitie voor CVS hebben een sterke invloed

gehad op de resultaten van epidemiologische studies, waardoor de prevalentiecijfers sterk variëren.

In de studie van Carruthers et al. van 2003 wordt gerefereerd naar prevalentiecijfers van CVS bij de

vrouw van 522/100.000. Wanneer dit in vergelijking gesteld wordt met enkele andere ziekten zoals

AIDS (12/100.000), borstkanker (26/100.000), longkanker (33/100.000) en diabetes (900/100.000),

wordt duidelijk dat CVS een relatief frequente aandoening is waarvoor verder wetenschappelijk

onderzoek zeker op zijn plaats is.13

Uit onderzoeken die uitgevoerd werden, die de CDC-criteria van 1994 gebruikten, bleek de

prevalentie van CVS hoger te zijn bij vrouwen, mensen uit minderheden en personen met een lagere

opleidingsgraad en lagere socio-economische status.21,22,23,24

CVS heeft een hogere prevalentie bij ethnische minderheden, waar vaak ook ernstigere symptomen

voorkomen en waar men meer de neiging heeft om religie en ontkenning te gebruiken om met hun

aandoening om te gaan.23,25 In contrast hiermee is het percentage van niet-blanke patiënten die gezien

worden in tertiaire zorg relatief laag. Deze contradictorische bevindingen doen vragen oprijzen over

hoe mensen met CVS uit verschillende ethnische groepen omgaan met het ziekenzorgsysteem en zo

niet opgemerkt of doorverwezen worden naar gespecialiseerde centra.26

CVS treft meestal jongvolwassenen tussen 20 en 40 jaar, alhoewel het ook voorkomt bij kinderen,

adolescenten en ouderen.10

De studie van Reynolds et al. van 2004 bestudeerde de economische impact van CVS in de VSA. In

deze studie werd een jaarlijkse kost voor de gemeenschap per persoon met CVS berekend, dewelke

20.000 amerikaanse dollar bedroeg.27

De studie van McCrone et al. van 2003 bestudeerde de economische impact van CVS in Groot-

Brittannië. In deze studie werd een kost voor de gemeenschap per persoon met CVS berekend over

een periode van 3 maanden, dewelke 3.515 pond bedroeg, wat een jaarlijkse kost oplevert van 14.060

pond. Deze studie vond dat ongeveer 90 percent van deze kosten werd ingenomen door de zorg die

aangeboden werd door vrienden en familie en verloren werkcapaciteit.28

Page 13: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

7

F. Etiologie

De etiologie van CVS wordt verklaard door een combinatie van twee fysiopathologische

verklaringsmodellen, namelijk het biomedische en het biopsychosociale verklaringsmodel. Zoals

eerder aangehaald, is CVS een syndroom met een heterogene etiologie. Dit wordt duidelijk

geïllustreerd in de literatuur waarin een hele waaier aan potentiële etiologieën wordt aangegeven, de

een meer aanleunend bij het biomedische verklaringsmodel en de ander meer bij het biopsychosociale

verklaringsmodel.

Het biomedische verklaringsmodel onderscheidt volgende etiologieën die in respectievelijke volgorde

besproken zullen worden: infectieus, immunologisch, autonoom en centraal zenuwstelsel, musculair,

allergisch en slaapstoornis:

- Infectieus: Alvorens de benaming CVS werd ingevoerd, werd er lange tijd naar deze

symptomatologie gerefereerd als het chronisch Epstein Barr virus syndroom. Dit geeft aan dat

vroeger gedacht werd dat het syndroom door een virus veroorzaakt werd of een infectie in het

algemeen. Verschillende virussen werden geassocieerd met CVS, zoals het Epstein Barr virus,

candida albicans, borrelia burgdorferi, enterovirus, cytomegalovirus, humaan herpesvirus,

espumavirus, retrovirus, borna virus, coxsackie B virus en hepatitis C.10,29 Van geen enkele van

deze infectieuze etiologieën kon een consistente causale relatie aangetoond worden.10,30

Anderzijds hebben antivirale agentia nog geen beterschap gebracht in de behandeling van CVS.22

- Immunologisch: Er wordt wetenschappelijk erkend dat het immuunsysteem een cruciale rol

speelt in de pathogenese van CVS, maar de precieze rol die het immuunsysteem hierin speelt,

moet nog opgehelderd worden.14,31,32,33,34 Opmerkelijk hierbij is dat veel van de symptomen die

gezien worden bij personen met CVS, zoals uitschakelende vermoeidheid, spierpijn en

verminderde cognitieve prestaties, ook voorkomen bij het toedienen van hoge doseringen van

cytokines, zoals interleukine-2 en alfa-interferon.35

- Autonoom en centraal zenuwstelsel: Personen met CVS hebben meestal cognitieve

tekortkomingen in concentratie, aandacht en kortetermijngeheugen. Daarnaast komt neurologisch

gemedieerde hypotensie ook geregeld voor. MRI heeft de aanwezigheid van cerebrale lesies in de

witte stof van de hersenen aangetoond, vooral in de frontale lobi.30,36 Andere studies die SPECT-

scans gebruikten, toonden aan dat personen met CVS lagere niveaus hebben van regionale

cerebrale bloeddoorstroming, in vergelijking met gezonde controles.37,38,39,40 Daarnaast zijn bij

personen met CVS ook abnormaliteiten geïdentificeerd in de hypothalamus-hypofyse-bijnieras en

de serotonine-pathways. Dit suggereert een veranderd fysiologisch antwoord op stress.41

- Musculair: Een studie die de musculaire functie onderzocht bij personen met CVS meldde een

verminderde werkcapaciteit in vergelijking met gezonde personen.42 Ook hadden personen met

CVS verminderde cognitieve prestaties na fysieke activiteit, in vergelijking met gezonde

personen.43,44

Page 14: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

8

- Allergisch: De meeste studies geven aan dat personen met CVS meer vatbaar zijn voor atopie.

Exacerbaties van allergieën zoals rhinitis kunnen de cytokine-niveaus en de natural killer cel-

functie aanpassen, waardoor abnormale immunologische en endocriene profielen worden

geproduceerd zoals gezien bij personen met CVS.30

- Slaapstoornis: Resultaten van de polysomnograaf geven aan dat de mate van slaapstoornis niet

correleert met de ernst van de moeheid. Personen met CVS hebben meer problemen om in slaap

te vallen, meer verstoorde slaap en slapen meer overdag dan gezonde controles en chronisch

zieke controles.45

Bij het biopsychosociale verklaringsmodel is vooral de psychiatrische etiologie van belang:

- Psychiatrisch: Aangezien bij CVS per definitie geen organische oorzaak kan aangetoond

worden, wordt het door veel wetenschappers als een psychosomatische aandoening beschouwd.

Deze overtuiging wordt aangesterkt door onderzoeken die aangeven dat personen met CVS meer

neiging hebben tot het ontwikkelen van depressie in vergelijking met gezonde personen.30,46

Andere wetenschappers beschouwen CVS als een somatisatiestoornis, wat neerkomt op het

onbewust nabootsen van lichamelijke symptomen terwijl die eigenlijk niet aanwezig zijn. Dit

wordt aangesterkt dooor onderzoeken die aangeven dat angststoornissen en somatoforme

afwijkingen meer voorkomen bij personen met CVS in vergelijking met de algemene bevolking.22

The diagnostic interview schedule, een heel gestructureerd interview die ontwikkeld werd om

toegepast te worden door speciale interviewers, is een middel dat veel gebruikt wordt om

psychopathologie bij personen met CVS aan te tonen.22

Het biomedische en het biopsychosociale verklaringsmodel spitsen zich vooral toe op de uitlokkende

en voorbeschikkende factoren, maar een even belangrijk onderdeel van de etiologie zijn de

onderhoudende factoren, zoals weergegeven in afbeelding 1:

Page 15: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

9

Afbeelding  1:  Etiologisch  model  van  CVS

Page 16: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

10

Veel personen met CVS klagen dat zelfs geringe inspanningen leiden tot significante verergering van

vermoeidheid en andere symptomen.22 Daarnaast vond een studie die objectieve actigrafische

monitoring van fysieke activiteitspatronen gebruikte, dat personen met CVS over het algemeen minder

actief waren dan controles en langere rustperiodes namen na een activiteitspiek, maar slechts een

vierde was volledig inactief.52,53 Dus subjectief en mogelijks objectief hebben personen met CVS hun

fysieke activiteiten verminderd. Dit kan de vermoeidheid voortzetten of verergeren.22

Een aantal studies hebben evidentie aangetoond voor een model waarin fysieke deconditionering helpt

in het onderhouden van de slechte fysieke prestaties.54 Deze studies demonstreerden een stijging in

lactaat als reactie op inspanning55, een reductie in de capaciteit van het zuurstoftransport, een reductie

in het aantal mitochondria in de spieren56 en een reductie in fysieke activiteit en

inspanningscapaciteit.57,58 Deze resultaten konden echter niet consistent aangetoond worden in andere

onderzoeken.59,60,61

Het is belangrijk te beseffen dat de etiologie van CVS een complexe samenwerking is van

voorbeschikkende, uitlokkende en onderhoudende factoren, waarbij een combinatie van factoren uit de

verschillende categorieën vereist is voor het ontwikkelen van CVS.47

G. Therapie

Aangezien de etiologie van CVS heel divers is, kan men veronderstellen dat er niet één

therapie zal bestaan die alle personen met CVS geneest. Momenteel is de behandeling van CVS

symptomatisch en bestaat uit farmacologische therapie, gedragstherapie en oefentherapie. Ze hebben

tot doel het verlichten van de symptomen, het verbeteren van de functionele mogelijkheden en het

verbeteren van de quality of life.22 Cognitieve gedragstherapie (CGT) en graded exercise therapy

(GET) zijn de enige behandelingen waarvoor aangetoond is dat ze voor een significante verbetering

zorgen.14,47 Daarnaast worden in onderzoek heel wat medicamenteuze therapieën,

voedingssupplementen en alternatieve therapieën toegepast, waarvoor nog geen consistent significante

resultaten bekomen zijn.2,14

Niet alle personen met CVS halen hun voordeel uit CGT en GET. Predictieve waarden voor een

slechte uitkomst van behandeling zijn: lidmaatschap van een zelfhulpgroep, het ontvangen van een

financieel ziektevoordeel, een laag gevoel van controle, een sterke focus op de symptomen en een

persistent passief activiteitenpatroon.47

Zoals eerder aangehaald in het deel over de etiologie van CVS, is het belangrijk te beseffen dat

persisterende rust als manier om om te gaan met de symptomen meer problemen veroorzaakt dan het

oplost.54 Daaruit is het idee voortgekomen dat rust, activiteit, slaap en inspanning op een geordende

wijze moeten gepland worden en niet louter afhankelijk van de symptomen aangepast worden.2,22

Page 17: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

11

Hierna volgt een overzicht van de verschillende therapieën. De verschillende therapieën worden

beschreven en de onderbouwing en de toepassing bij CVS worden toegelicht. De resultaten die

gevonden werden voor de verschillende therapieën worden verder in dit werk besproken bij het

onderdeel ‘Resultaten’.

1. Cognitieve gedragstherapie

a. Beschrijving

Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een vorm van gedragstherapie waarbij stilgestaan wordt

bij de cognities van de persoon, hiermee wordt bedoeld het waardeoordeel die een persoon aan een

welbepaalde gebeurtenis geeft.62

Bij de toepassing van CGT wordt een empirische cyclus gevolgd die bestaat uit de

probleemformulering (het aanmeldingsprobleem en gedragsobservaties), een theorievorming over de

problematiek (taxatiefase), toetsing hiervan middels het uitvoeren van een behandelplan en vervolgens

evaluatie van de resultaten. Zo nodig worden vervolgens theorievorming en behandelplan bijgesteld en

vindt opnieuw evaluatie plaats.62

CGT gaat uit van de visie dat er bij alle psychische problemen sprake is van vervormde of

disfunctionele denkgewoonten die de stemming en het gedrag negatief beïnvloeden. Cognitieve

interventies richten zich daarom primair op veranderingen in denkpatronen.62

b. Onderbouwing

Het gebruik van CGT bij de behandeling van personen met CVS is gebaseerd op het eerste

biopsychosociaal model van CVS die opgesteld werd in 1991: hierin beschouwt men een initiële

infectieuze trigger die een cyclus kan beginnen waarin zowel attributie- als cognitiefactoren

ontwijkend gedrag stimuleren. Vermoeidheid en gewrichtspijn zijn de initiële symptomen en zorgen

voor een toestand van aangeleerde hopeloosheid. Continue attributie van alle symptomen aan een

persisterend onbehandelbaar “virus” zorgt voor een steeds meer toenemend gevoel van hulpeloosheid,

maar bewaart het zelfvertrouwen. Ontwijkend gedrag zorgt voor het onderhouden van de symptomen,

door het verlagen van de activiteitstolerantie en het verhogen van de sensitiviteit voor elke vorm van

stimulatie. Een nieuwe blootstelling aan activiteit zorgt op die manier weer voor meer symptomen en

meer angst. Het resultaat is een vicieuze cirkel van symptomen, ontwijking, vermoeidheid,

demoralisatie en neerslachtigheid. Dit model toont dus een samenwerking aan tussen het biologische

en het psychosociale, waarbij een biologisch agens de beginsymptomen geeft die vervolgens

onderhouden worden door psychosociale attributies.63

Page 18: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

12

c. Toepassing

Componenten van CGT die centraal staan bij de behandeling van CVS zijn een uitleg van het

etiologisch model, motivatie voor CGT, uitdagen en veranderen van vermoeidheidsgerelateerde

denkpatronen, het doen en onderhouden van een basishoeveelheid van fysieke activiteit, graduele

verhoging van de fysieke activiteit en plannen van werkrehabilitatie of rehabilitatie voor andere

persoonlijke activiteiten.47

2. Oefentherapie

a. Pacing/ graded exposure therapy

i. Beschrijving

Pacing/graded exposure therapy is een lichtere vorm van graded exercise therapy. Het is de

bedoeling om de persoon weer te laten omgaan met beweging. Hierbij legt men niet de nadruk op het

stijgen op gebied van aerobe capaciteit zoals gedaan wordt bij graded exercise therapy. Er kan heel

rustig en afhankelijk van de persoon begonnen worden met actief stretchen, waarna actieve mobilisatie

kan toegepast worden die rustig stijgt over een verloop van tijd. Er wordt een graduele stijging

nagestreefd in het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven en later ook in werk- en

ontspanningsactiviteiten.47

Bij pacing/graded exposure therapy is het belangrijk dat er geluisterd wordt naar het lichaam. Het

lichaam zal signalen geven wanneer er te veel inspanning geleverd wordt, onder andere door misselijk

te worden en verminderde spierkracht.47 Het is essentieel dat de persoon deze signalen correct leert te

interpreteren, maar aangezien de persoon volgens het etiopathogenetisch verklaringsmodel voor CVS

een verloren controle over eigen lichaam heeft met centrale sensitisatie, is het belangrijk om ook af te

gaan op objectieve parameters.64

ii. Onderbouwing

Het grote verschil met graded exercise therapy is dat er bij deze vorm van oefentherapie in

mindere mate met vooraf bepaalde quota van oefeningen gewerkt wordt. Men gaat daarentegen eerder

af op objectieve fysieke parameters zoals de hartslag en subjectieve paramaters zoals hoe de persoon

zich voelt op een gegeven moment tijdens de oefening. Daarnaast mag de inspanning slechts zo

intensief zijn zodat de persoon niet langer dan vierentwintig uur fysieke last heeft van de geleverde

inspanning.47

Page 19: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

13

iii. Toepassing

Een voorbeeld van een pacing-programma wordt gegeven in de studie van Nijs et al. van

2009. Om pacing toe te passen voor dagelijkse activiteiten is het belangrijk dat personen met CVS

leren hun huidige fysieke capaciteiten in te schatten alvorens te beginnen met een oefening. Hierbij is

het belangrijk de geregelde fluctuaties van de symptomen in rekening te brengen. Dagelijkse

activiteiten werden in deze studie gedefinieerd als strijken, huiswerk, tuinieren, etc. Elke activiteit

werd opgevolgd door een pauze die even lang is als de duur van de activiteit zelf. Deze pauzes zijn

relatieve rustperiodes, waarbij de persoon ontspant of een lichte activiteit uitvoert, zoals bijvoorbeeld

een boek lezen. Eenmaal de dagelijkse activiteiten goed uitgevoerd kunnen worden, zal men kunnen

overgaan tot een progressieve stijging van de activiteiten.65

b. Graded exercise therapy

i. Beschrijving

Graded exercise therapy (GET) is een therapie waarbij men streeft naar een progressieve

toename van de aerobe capaciteit van de patiënt. Hierbij wordt gestructureerd en onder begeleiding

gewerkt binnen aerobische omstandigheden.47 Bij gezonde personen wordt daarvoor uitgegaan van een

hartslagwaarde van 70% van de maximale hartslag berekend voor hun leeftijd, maar bij personen met

CVS daarentegen wordt 55% van die hartslag gerekend. Hierbij moet echter vermeld worden dat deze

streefwaarde slechts zelden bereikt wordt bij deze patiënten.

ii. Onderbouwing

GET is gebaseerd op het fysiopathologisch model van deconditionering en heeft dus geen

intentie om expliciet de denkpatronen van de persoon aan te pakken zoals bij CGT.47 Er wordt

geprobeerd om de vicieuze cirkel, zoals beschreven hierboven, te doorbreken waardoor de fitheid van

de persoon toeneemt, zodat de symptomen afnemen die een gedeconditioneerd persoon met CVS

ervaart.

iii. Toepassing

Bij CVS zijn er twee verschillende groepen die in aanmerking komen voor GET. Aan de ene

kant zijn er die personen die door hun ervaringen een link gelegd hebben tussen vermoeidheid en

exacerbatie van de symptomen, wat geleid heeft tot het vermijden van elke vorm van activiteit. Aan de

andere kant zijn er die personen die zichzelf telkens weer te ver drijven, waardoor ze te lang moeten

recupereren na een geleverde inspanning zodat opbouw van het fysieke vermogen niet mogelijk is.

Page 20: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

14

Deze beide groepen hebben een goed begeleide opbouw van het activiteitenpatroon nodig onder de

vorm van GET.

3. Medicatie

Bij CVS zijn al heel wat onderzoeken gedaan naar het effect van medicamenteuze therapieën.

Er kon echter nog voor geen enkele vorm van medicatie een consistent significante verbetering

aangetoond worden.14 De medicamenteuze behandelingen die besproken worden bij de resultaten zijn

antidepressiva, corticosteroïden, galantamine hydrobromide en orale nicotinamide adenine

dinucleotide (NADH).

4. Andere behandelingen

Bij CVS zijn al heel wat onderzoeken gedaan naar het effect van aanvullende behandelingen

en alternatieve geneeskunde. Er kon echter nog voor geen enkele van deze behandelingen een

consistent significante verbetering aangetoond worden.14 De behandelingen die besproken worden bij

de resultaten zijn voedingssupplementen, probiotica en homeopathie.

Page 21: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

15

Methodologie

Alle artikels die gebruikt werden voor dit werk werden opgezocht via de website van Pubmed.

Enkel die artikels die bereikbaar waren via de account van de Universiteit Gent werden gebruikt. De

zoekstrategie voor het verkrijgen van de artikels werd systematisch aangepast naargelang het

onderdeel van dit werk.

Als eerste werden de originele artikels opgezocht waarin de verschillende onderzoekscriteria voor

CVS gepubliceerd werden. Dit zorgde voor het scheppen van een algemeen beeld van CVS.

Daarna werden artikels opgezocht voor het opstellen van de inleiding. Hierbij werden geen

limiteringen toegepast. Er werden artikels opgezocht met als zoektermen telkens “CFS” met een

combinatie van “aetiology”, “therapy” of “epidemiology”. Op basis van de abstracts werden die

artikels geselecteerd die relevant geacht werden voor het schrijven van de inleiding van dit werk.

Voor het opstellen van de resultaten werden telkens limiteringen toegepast, namelijk “humans”,

“english”, “dutch”, “published in the last 10 years”. Er werden artikels opgezocht met als zoektermen

telkens “CFS” met een combinatie van “cognitive behavior therapy”, “graded exercise therapy”,

“nijs”, “pacing”, “dietary supplements”, “galantamine”, “NAD”, “antiviral”, “antidepressant”,

“magnesium” of “hormone”. Op basis van de abstracts werden die artikels geselecteerd die relevant

geacht werden voor het schrijven van de resultaten. Bij het opstellen van de resultaten wordt telkens

een beeld gegeven van welk soort studie het is, hoeveel personen deelnamen, wat de interventie en de

eventuele controle inhield, met welke meetmethoden de resultaten bepaald werden en wat het resultaat

van de studie was. Reviews werden bewust weggelaten uit de resultaten, omdat deze aan de ene kant

voor overlapping zouden kunnen zorgen met de zelf gevonden studies en aan de andere kant studies

bevatten die verder teruggaan dan de afgelopen tien jaar. Dit zou de opzet van dit artikel ondermijnen.

Wel werd één review in dit artikel verwerkt, namelijk de studie van Reid et al. van 2008, waarvan

aangenomen wordt dat het zeer krachtig is en een mogelijkheid biedt tot vergelijking met vroegere

resultaten betreffende de behandeling van personen met CVS.

Page 22: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

16

Resultaten

Per behandelingsvorm worden telkens de studies die daaromtrent gepubliceerd werden in de

afgelopen tien jaar, kort samengevat. Indien van toepassing worden ook telkens de resultaten van de

review van Reid et al. van 2008 toegevoegd, wat kan beschouwd worden als een vergelijking.

I. Cognitieve gedragstherapie

De studie van Knoop et al. van 2008 bevatte 171 personen die voldeden aan de CDC-criteria

voor CVS. Het is een RCT waarbij 85 personen werden toegewezen aan de interventiegroep en 86

personen aan de wachtlijst, om na de studie ook de mogelijkheid te krijgen voor de interventie. De

studie ging het effect na van een lichte vorm van CGT op de symptomen die personen met CVS

ervaren.

De interventie betrof een zelf-instructie boek die informatie bevat over CVS en wekelijkse opdrachten,

wat dus een lichte vorm van CGT is. De personen moesten om de twee weken mailen om hun

progressie te melden.

De resultaten werden gemeten met de Checklist Individual Strength sub-scale ‘fatigue severity’, de

Sickness Impact Profile en de Short Form Health Survey sub-scale ‘physical functioning’.

Deze studie gaf als resultaat een significante daling in vermoeidheid en functionele beperkingen bij de

interventiegroep. Het niveau van functionele beperking bij het begin van de behandeling was negatief

gecorreleerd met de behandelingsuitkomst. Men kwam tot de conclusie dat gegidste zelfinstructies een

effectieve behandeling zijn voor personen met een relatief minder erge vorm van CVS.66

Een andere studie van Knoop et al. van 2008 bevatte 69 adolescenten die voldeden aan de CDC-

criteria voor CVS. Het is een RCT waarbij 35 personen werden toegewezen aan de interventiegroep en

34 personen aan de wachtlijst, om na de studie ook de mogelijkheid te krijgen voor de interventie. De

studie ging het effect na van CGT bij adolescenten met CVS op lange termijn.

De interventie betrof een algemene vorm van CGT.

De resultaten werden gemeten met de Checklist Individual Strength sub-scale ‘fatigue severity’, de

Short Form Health Survey sub-scale ‘physical functioning’ en de school- of werkaanwezigheid.

Deze studie gaf als resultaat een significante daling in de graad van vermoeidheid en een significante

stijging in het fysiek functioneren bij de interventiegroep. School- en werkaanwezigheid veranderde

niet significant, maar was al hoog vanaf het begin. Tussen de interventiegroep en de wachtlijstgroep

werden op lange termijn follow-up geen significante verschillen gevonden, aangezien de

wachtlijstgroep na de studie ook de mogelijkheid kreeg tot CGT.67

Page 23: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

17

Een vroegere studie van Knoop et al. van 2007 bestudeerde de effecten van CGT bij volwassenen en

adolescenten. Het deel over de adolescenten werd in voorgaande alinea besproken. Hier zal enkel het

deel over de volwassenen besproken worden. Deze RCT bevatte 233 personen, waarvan er 78 CGT

ondergingen, 79 personen werden aan een support group toegewezen en 76 personen kregen geen

interventie. Er wordt niet vermeld aan welke criteria van CVS de deelnemers moesten voldoen. De

studie ging het effect na van CGT op zelfgerapporteerde cognitieve tekorten en neuropsychologische

test-prestaties, bij personen met CVS.

Aan de ene kant werden de resultaten van de zelfgerapporteerde cognitieve tekorten gemeten via de

Checklist Individual Strength, de Sickness Impact Profile-Alertness Behaviour en de Self-Observation

of Cognitive Impairment. Aan de andere kant werden de resultaten bekeken via neuropsychologische

testen via de Reaction Time Task en de Symbol Digit Modalities Task.

Deze studie gaf als resultaat een significant effect van CGT op zelfgerapporteerde cognitieve tekorten.

Het effect op de CIS en SOCI was significant groter in de CGT-groep. Op de neuropsychologische

testen werd er geen significant effect gezien.68

De studie van O’Dowd et al. van 2006 bevatte 153 personen die door hun huisarts gerefereerd werden

met de diagnose van CVS. Het is een RCT waarbij 52 personen CGT toegewezen kregen, 50 personen

werden toegewezen aan de educatie en ondersteuningsgroep en 51 personen aan de standard medical

care. De studie ging het effect na van CGT op de algemene toestand van personen met CVS.

De resultaten werden hoofdzakelijk gemeten met de Short Form Health Survey, daarnaast ook met de

Chalder Fatigue Scale, Hospital Anxiety and Depression Scale en de General Health Questionnaire.

Deze studie gaf als resultaat voor de CGT-groep, een significante verhoging van de mentale

gezondheidsscores, een significante vermindering van de vermoeidheid en een significante verhoging

van de stapsnelheid.69

De studie van Prins et al. van 2006 bevatte 264 personen. Deze studie bestudeerde het effect van

psychiatrische stoornissen op de resultaten van CGT voor CVS. Alle deelnemers moesten

gediagnosticeerd zijn met CVS en moesten een huidige psychiatrische stoornis of een

voorgeschiedenis daarvan hebben, gediagnosticeerd met de DSM-III-R-criteria.

De resultaten werden gemeten met de Dutch Checklist Individual Strength, het Sickness Impact

Profile, de Symptom Checklist en de Beck Depression Inventory.

Deze studie gaf als resultaat dat er geen effect gevonden werd van een huidige psychiatrische stoornis

of een voorgeschiedenis daarvan, op het effect van CGT. Deelnemers met een huidige psychiatrische

diagnose hadden resultaten bijna identiek aan deze zonder.70

De studie van Ridsdale et al. van 2004 bevatte 123 personen die reeds meer dan 3 maanden last

hebben van onverklaarde vermoeidheid, 27% hiervan voldeden aan de CDC-criteria van CVS. Het is

Page 24: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

18

een RCT waarbij 63 personen werden toegewezen aan de interventiegroep, 60 aan de controle-

interventiegroep. Deze studie ging het verschil in effect na tussen CGT en GET, bij personen met

vermoeidheid.

De interventie betrof 6 sessies CGT en de controle-interventie betrof 6 sessies GET. Daaropvolgend

werd een prospectieve cohort studie gedaan waarbij deze totale groep vergeleken werd met 47

personen die een boek toegewezen kregen.

De resultaten werden gemeten met de Self-Rated Fatigue Score, de Hospital Anxiety and Depression

Scale en de Physical Step-Test Performance.

Deze studie gaf als resultaat een daling van de gemiddelde Self-Rated Fatigue Score van 10 punten in

beide groepen, zonder een significant verschil tussen de twee groepen onderling. Op het einde van de

studie had de helft van de patiënten nog klinisch belangrijke vermoeidheid in beide gerandomiseerde

groepen, maar patiënten in de groep die CGT kregen, waren minder angstig. De subgroep van

patiënten die voldeden aan de CDC-criteria voor CVS betrof 27% van de patiënten. Herstel werd

gemeten aan de hand van de Chalder et al. (1993) case criteria voor vermoeidheid. In de CVS-

subgroep herstelde slechts 25%, in vergelijking met 60% van de subgroep die niet voldeed aan de

CDC-criteria voor CVS. Men kwam tot de conclusie dat gezien de lage verbetering in de CVS-

subgroep, een korte behandeling met CGT of GET tekortschiet voor deze subgroep.71

De studie van Deale et al. van 2001 bevatte 53 personen die voldeden aan de Oxford-criteria voor

CVS. De RCT betreft een vergelijking tussen het effect van CGT en relaxatietherapie, waarbij 25

personen aan de CGT-groep toegewezen werden en 28 personen aan de relaxatietherapiegroep. De

studie gaat het effect na van CGT bij personen met CVS, na een follow-up van vijf jaar.

De resultaten werden gemeten met de Medical Outcomes Study Short-Form General Health Survey,

de Fatigue Questionnaire en de General Health Questionnaire.

Deze studie gaf als resultaat dat, na zes maanden follow-up, de personen die CGT gekregen hadden

significant beter scoorden dan personen die relaxatietherapie gekregen hadden, in metingen van

globale vooruitgang, functionele tekorten en vermoeidheid, maar niet in stemmingsstoornissen. Bij de

CGT-groep werd een significant hoger aantal personen vastgesteld die niet meer voldeden aan de

Oxford-criteria voor CVS, in vergelijking met de relaxatie therapiegroep.72

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er matige evidentie is voor het voordeel

van CGT bij CVS. De effectiviteit van CGT voor CVS buiten de specialistische setting wordt

daarentegen wel in twijfel getrokken. Wel vonden ze een multi-center RCT die suggereerde dat CGT

effectief zou kunnen zijn wanneer toegepast door minder ervaren therapeuten, indien deze therapeuten

voorzien zijn van adequate begeleiding.14

Page 25: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

19

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

Guided self-

instructions for

people with

chronic fatigue

syndrome:

randomised

controlled trial.66

Knoop H, van

der Meer JWM,

Bleijenberg G

RCT: 171 pers.:

85 interventie,

86 wachtlijst

Level 2 of

evidence

Zelfinstructieboek

die informatie

bevat over CVS

en wekelijkse

opdrachten (16w)

Significante daling

in vermoeidheid en

disabiliteit bij

interventiegroep

Efficacy of

cognitive

behavioral therapy

for adolescents

with chronic

fatigue syndrome:

long-term follow-

up of a

randomized,

controlled trial.67

Knoop H,

Stuelemeijer M,

de Jong LW,

Fiselier TJ,

Bleijenberg G

RCT: 69 pers.:

35 interventie,

34 wachtlijst

Level 2 of

evidence

CGT: 10 sessies

over een periode

van 5 maanden

Significante daling

in graad van

vermoeidheid en

stijging in fysiek

functioneren;

schoolaanwezigheid

veranderde niet

significant, maar

was al hoog van bij

het begin

The effect of

cognitive

behaviour therapy

for chronic fatigue

syndrome on self-

reported cognitive

impairments and

neuropsychological

test performance.68

Knoop H, Prins

JB, Stulemeijer

M, van der Meer

JW, Bleijenberg

G

RCT: 233 pers.:

78 interventie,

76 geen

interventie, 69

support group

Level 2 of

evidence

CGT of

steungroep

Significant effect

van CGT op zelf-

gerapporteerde

cognitieve tekorten;

op de

neuropsychologische

testen werden geen

significante effecten

vastgesteld

Page 26: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

20

Effect of

psychiatric

disorders on

outcome of

cognitive-

behavioural

therapy for chronic

fatigue

syndrome.70

Prins J,

Bleijenberg G,

Rouweler EK,

van der Meer J

RCT: 7340

pers.: 264

interventie, 7076

algemene

bevolking

Level 2 of

evidence

CGT Er werd geen

invloed op het effect

van CGT gevonden

door een huidige

psychiatrische

diagnose;

deelnemers met een

huidige

psychiatrische

diagnose hadden

resultaten bijna

identisch als deze

zonder

Is graded exercise

better than

cognitive

behaviour therapy

for fatigue? A UK

randomized trial in

primary care.71

Ridsdale L,

Darbishire L,

Seed PT

RCT: 123 pers.:

60 GET, 63

CGT

Level 2 of

evidence

+ Prospectieve

cohort studie:

170 pers.: 47

boek + gewone

behandeling

level 4 of

evidence

6 sessies GET of

CGT; in de

prospectieve

cohort kreeg de

controlegroep een

boek over zelf-

management van

vermoeidheid,

gevolgd door

usual medical

care

Een significante

daling van de

vermoeidheid in de

interventiegroep,

met geen significant

verschil onderling;

in de CVS-subgroep

herstelde slechts

25% in vergelijking

met 60% bij de

andere groep die niet

voldeed aan de

criteria voor CVS

Page 27: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

21

Long-term

outcome of

cognitive behavior

therapy versus

relaxation therapy

for chronic fatigue

syndrome: a 5-year

follow-up study.72

Deale A, Husain

K, Chalder T,

Wessely S

RCT: 53 pers.:

25 CGT; 28

relaxatietherapie

Level 2 of

evidence

CGT of

relaxatietherapie

Een significant

hoger aantal

personen behandeld

met CGT dan

personen behandeld

met relaxatie

therapie voldeden

niet langer meer aan

de Oxford-criteria

voor CVS

II. Oefentherapie

A. Pacing/ graded exposure therapy

De studie van Nijs et al. van 2009 bevatte 7 volwassen vrouwen die voldeden aan de CDC-

criteria voor CVS. Deze studie betreft case reports, allen kregen ze dus de interventie. De studie ging

de mogelijkheid na van pacing om het fysiek gedrag en de ernst van de symptomen te verbeteren bij

personen met CVS.

De interventie betrof het toepassen van pacing voor dagelijkse activiteiten gedurende drie weken.

Volgens het protocol van de studie werd elke activiteit gevolgd door een pauze die even lang is als de

duur van de activiteit zelf. Deze pauzes zijn relatieve rustperiodes, waarbij de persoon ontspant of een

lichte activiteit uitvoert, zoals bijvoorbeeld een boek lezen.

De resultaten werden gemeten met de Chronic Fatigue Syndrome - Activities and Participation

Questionnaire, de Chronic Fatigue Syndrome Symptom List, de Medical Outcomes Study 36-Item

Short Form Health Survey en de Checklist Individual Strength.

Deze studie gaf als resultaat een significante verbetering van de ernst van de symptomen en de

mogelijkheid voor activiteiten van het dagelijks leven. Men kwam echter wel tot de conclusie dat de

kracht van deze studie niet groot is, aangezien het een case report serie is. Een grote gerandomiseerde

gecontroleerde trial zal nodig zijn om deze observaties te bevestigen.65

De studie van Nijs et al. van 2008 bevatte 24 personen die voldeden aan de CDC-criteria voor CVS.

Het is een ongecontroleerde klinische trial met semi-experimenteel design. De studie ging de

mogelijkheid na van pacing om post-inspanningsmalaise te voorkomen bij CVS.

Page 28: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

22

De interventie werd geleid door twee parameters, een persoonsspecifieke hartslag en een

persoonsspecifieke duur. Elke deelnemer liep aan een intensiteit waarbij de maximum hartslag bepaald

werd door de hartslag die overeenkomt met een respiratoire uitwisselingsratio gelijk aan 1.0, berekend

aan de hand van een vorige submaximale inspanningstest. Ook liep men slechts een bepaalde duur,

berekend door hoelang de persoon voelde dat hij mogelijks kon lopen.

De resultaten werden gemeten met de Short Form 36 Health Survey, de Chronic Fatigue Syndrome

Symptom List en de Chronic Fatigue Syndrome - Activities and Participation Questionnaire, ingevuld

net voor, net na en 24 uur na inspanning.

Deze studie gaf als resultaat dat de stijging van de vermoeidheid onmiddellijk post-inspanning

terugkeerde naar pre-inspanningsniveaus 24 uur post-inspanning. De stijging in pijn onmiddellijk

post-inspanning daarentegen werd aangehouden 24 uur post-inspanning. Er werd geen verandering

gezien in beperking van activiteiten.

Men kwam tot de conclusie dat het gebruik van inspanningslimiteringen, zowel de intensiteit als de

duur van de inspanning, voor een preventie zorgt van belangrijke veranderingen in de

gezondheidsstatus volgend op een wandeloefening bij personen met CVS, maar niet in staat waren om

kortetermijnstijgingen van symptomen te voorkomen.73

De studie van Wallman et al. van 2004 bevatte 61 personen die voldeden aan de CDC-criteria voor

CVS. Deze studie betreft een RCT waarbij 32 personen werden toegewezen aan de interventiegroep en

29 personen aan de controle-interventiegroep. De studie ging het effect na van opbouwende

oefentherapie bij personen met CVS.

De interventie betrof opbouwende oefentherapie met pacing. Dit wordt vergeleken met een controle-

interventiegroep die relaxatie- en flexibiliteitstherapie kreeg toegewezen.

De veranderingen in fysiologische, psychologische en cognitieve variabelen werden gebruikt als

vergelijkende parameters.

Deze studie gaf als resultaat bij de interventiegroep een significante verbetering van de systolische

bloeddruk in rust, werkcapaciteit, lactaatproductie in het bloed, depressie en prestaties op een

gemodifieerde Stroop Colour Word test. Ook de waarde van de score van ervaren uitputting

geassocieerd met een inspanningstest, was lager na opbouwende oefentherapie met pacing. Men kwam

tot de conclusie dat GET met pacing geassocieerd is met verbeteringen in fysieke, psychologische en

cognitieve variabelen. Deze verbeteringen kunnen geassocieerd worden met het uitlaten van

ontwijkingsgedrag. Het zorgt niet voor de genezing van CVS, maar opbouwende oefentherapie met

pacing verbetert wel de functionele mogelijkheden en minimaliseert deconditionering, wat anders zou

kunnen resulteren in meer symptomen.74

Page 29: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

23

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

Can pacing self-

management

alter physical

behavior and

symptom

severity in

chronic fatigue

syndrome? A

case series.65

Nijs J, van

Eupen I,

Vandecauter J,

Augustinus E,

Bleyen G,

Moorkens G,

Meeus M

Case report

series: 7 pers.

Level 5 of

evidence

5 wekelijkse

bijeenkomsten

waarbij uitleg en

feedback wordt

gegeven omtrent

pacing

Er werd een

verbetering van de

ernst van symptomen

en de activiteiten van

het dagelijks leven

gezien

Can exercise

limits prevent

post-exertional

malaise in

chronic fatigue

syndrome? An

uncontrolled

clinical trial.73

Nijs J, Almond

F, De Becker P,

Truijen S, Paul

L

Uncontrolled

clinical trial:

semi-

experimenteel

design: 24 pers.:

24 interventie

Level 3 of

evidence

Een wandeltest met

limitering op duur

en inspanning

De stijging van de

vermoeidheid

onmiddellijk

postinspanning keerde

terug naar

preinspanningsniveaus

24 uur postinspanning

Randomised

controlled trial

of graded

exercise in

chronic fatigue

syndrome.74

Wallman KE,

Morton AR,

Goodman C,

Grove R,

Guilfoyle A

RCT: 62 pers.:

32 interventie,

29 controle-

interventie

Level 2 of

evidence

Interventie:

Opbouwende

oefentherapie;

controle-

interventie:

relaxatie-

flexibiliteitstherapie

Enkel bij de

interventiegroep zag

men significante

verbeteringen in de

systolische bloeddruk

in rust, de

werkcapaciteit, de

lactaatproductie in het

bloed en depressie; de

scores van

waargenomen

uitputting waren ook

lager bij de

interventiegroep

Page 30: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

24

B. Graded exercise therapy

De studie van Ridsdale et al. van 2004 werd reeds beschreven bij het onderdeel ‘cognitieve

gedragstherapie’. Het betrof een studie die het verschil in effect onderzoekt tussen CGT en GET.

De resultaten van de RCT gaven een daling van de gemiddelde Self-Rated Fatigue Score van 10

punten in beide groepen, zonder een significant verschil tussen de twee groepen onderling. Op het

einde van de studie had de helft van de patiënten nog klinisch belangrijke vermoeidheid in beide

gerandomiseerde groepen, maar patiënten in de groep die CGT kregen, waren minder angstig. De

subgroep van patiënten die voldeden aan de CDC-criteria voor CVS betrof 27% van de patiënten.

Herstel werd gemeten aan de hand van de Chalder et al. (1993) case criteria voor vermoeidheid. In de

CVS-subgroep herstelde slechts 25%, in vergelijking met 60% van de subgroep die niet voldeed aan

de CDC-criteria voor CVS.

Men kwam tot de conclusie dat gezien de beperkte verbetering in de CVS-subgroep, een korte

behandeling tekortschiet voor deze subgroep.71

De studie van Powell et al. van 2004 bevatte 148 personen die voldeden aan de Oxford-criteria voor

CVS en een score behaalden van minder dan 25 op de Physical Functioning Sub-Scale of the 36 Item

Short Form Health Survey. Het betrof een studie over de 2 jaar-follow-up van een originele RCT

waarbij 111 patiënten een interventie ondergingen en 37 patiënten tot de controlegroep behoorden.

Deze studie ging het effect na van patiënteneducatie om opbouwende oefentherapie aan te moedigen

bij personen met CVS, na een follow-up van twee jaar.

De interventie van de originele RCT betrof een medisch onderzoek gevolgd door evidence-based

fysiologische uitleg van de symptomen, waarbij men zich focuste op fysieke deconditionering en

slaapabnormaliteiten. Een thuisgebaseerd GET-programma werd ontwikkeld in samenwerking met

elke patiënt en geïndividualiseerd om rekening te houden met de functionele mogelijkheden. Binnen

deze interventiegroep werden nog eens 3 verschillende groepen opgedeeld: de eerste groep is de

minimale interventiegroep die twee persoonlijke sessies kreeg en gemonitorde mogelijkheid tot het

contacteren van een telefonische hulplijn; de tweede groep is de telefoon interventiegroep die de

minimale interventie kreeg plus zeven geplande follow-up telefoongesprekken; de derde groep is de

maximale interventiegroep die de minimale interventie kreeg plus zeven persoonlijke sessies. De

controlegroep daarentegen kreeg een medisch onderzoek en een klein informatieboek die verhoogde

activiteit en positief denken aanmoedigt zonder uitleg te geven over de symptomen. Na een jaar kreeg

deze controlegroep de mogelijkheid tot een zelfde interventie als de interventiegroep.

De resultaten werden gemeten met zelf-rapportage gevalideerde outcome-metingen.

Deze studie gaf als resultaat dat na twee jaar follow-up 55% van de behandelde patiënten niet langer

voldeed aan de criteria voor CVS, vergeleken met 56% na een jaar follow-up. Van de 37 patiënten uit

de controlegroep kozen 30 patiënten ervoor om na hun jaar als controle ook de interventie te krijgen,

Page 31: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

25

dit wordt de crossover-groep genoemd. 47% hiervan hadden een goed resultaat na een jaar en 23%

voldeed niet langer aan de criteria voor CVS. Wanneer de resultaten voor de behandelingen van

verschillende intensiteit apart vergeleken met de crossover-groep bekwam men geen significant

verschil in scores van fysiek functioneren. Wel vond men een significant verschil tussen de scores van

vermoeidheid, die significant beter waren in de minimale en maximale interventiegroep vergeleken

met de crossover-groep. Er werd ook een significant verschil gevonden tussen het aantal patiënten die

niet langer voldeden aan de criteria voor CVS, maar er werd geen significant verschil gevonden tussen

de proportie van patiënten die een klinisch significante uitslag bekwamen. Men kwam tot de conclusie

dat de voordelen van de behandeling werden onderhouden na twee jaar. Het uitstellen van de

behandeling daarentegen was geassocieerd met een gereduceerde effectiviteit en vereist dus meer

intensieve therapie.75

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er goede evidentie is van het voordeel

van GET in de behandeling van CVS. Wel moet rekening gehouden worden met het feit dat ervaring

al aangetoond heeft dat CVS-symptomen verergerd kunnen worden door te extreme of te langdurige

inspanningen.14

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

Is graded exercise

better than

cognitive

behaviour therapy

for fatigue? A UK

randomized trial

in primary care.71

Ridsdale L,

Darbishire L,

Seed PT

RCT: 123 pers.:

60 GET, 63 CGT

Level 2 of

evidence

+Prospectieve

cohort studie: 170

pers.

level 4 of

evidence

6 sessies GET of

CGT; in de

prospectieve

cohort kreeg de

controlegroep een

boek over zelf-

management van

vermoeidheid,

gevolgd door

usual medical

care

Een significante

daling van de

vermoeidheid in

de interventie-

groep, met geen

significant

verschil

onderling; in de

CVS-subgroep

herstelde slechts

25% in

vergelijking met

60% bij de andere

groep die niet

voldeed aan de

criteria voor CVS.

Page 32: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

26

Patient education

to encourage

graded exercise in

chronic fatigue

syndrome. 2-year

follow-up of

randomised

controlled trial.75

Powell P, Bental

RP, Nye FJ,

Edwards RH

2 jaar follow-up

na RCT: 148

pers.: 111

interventie, 37

controlegroep

level 2 of

evidence

Medisch

onderzoek

gevolgd door

evidence-based

fysiologische

uitleg van de

CVS-symptomen,

waarna

geïndividualiseerd

GET-programma

werd opgesteld;

na 1 jaar kreeg de

controlegroep ook

de mogelijkheid

tot interventie

De voordelen van

de behandeling

werden

onderhouden na 2

jaar; het uitstellen

van de

behandeling was

geassocieerd met

een gereduceerde

effectiviteit en

vereist dus meer

intensieve

therapie

III. Medicatie

A. Antidepressiva

De studie van Thomas et al. van 2006 bevatte 275 personen die voldeden aan de CDC-criteria

voor CVS. 49 personen werden toegewezen aan de interventiegroep en 226 aan de controlegroep. De

studie ging de voordelen op lange termijn na van antidepressiva in het herstel van personen met CVS.

De interventie betrof SSRI’s of TCA’s gedurende 3 jaar. De controlegroep kreeg geen medicatie

toegediend.

De resultaten werden gemeten aan de hand van de 28-item Symptom Checklist, de Beck Depression

Inventory, de Spielberger Trait Anxiety Inventory, de ‘fatigue sub-scale’ van de Profile of Fatigue

Related Symptoms Questionnaire. Herstel werd gemeten aan de hand van de Current State of Health

Variable, dit is een zelfgerateerde schaal. Deze metingen werden gedaan bij het begin, na 6 maanden

en na 3 jaar.

Deze studie gaf als resultaat dat de patiënten in de antidepressivagroep sneller herstelden in

vergelijking met de groep die geen behandeling kreeg. Daarnaast werden de effecten van

antidepressiva ook behouden na 3 jaar follow-up. Vooral het effect van SSRI’s komt naar voor. De

verbeteringen betroffen een reductie in de niveaus van vermoeidheid vastgesteld door de patiënt zelf.

Deze bevindingen werden nog niet aangetoond in eerdere studies over het effect van antidepressiva bij

Page 33: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

27

CVS en de onderzoekers suggereren dat dit kan te wijten zijn aan de kortere tijdsperiodes die

bestudeerd werden in eerder onderzoek.76

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er nog geen significante bewijzen zijn

die aangeven dat antidepressiva een voordeel zouden geven bij de behandeling van CVS. Het gebruik

ervan moet wel overwogen worden bij mensen die tegelijkertijd aan een depressieve stoornis lijden.

Daarnaast wordt ook vermeld dat tricyclische antidepressiva analgetische eigenschappen hebben en

een voordeel kunnen hebben bij mensen die klagen van insomnie.14

B. Corticosteroïden

De studie van Kakumanu et al. van 2003 bevatte 31 personen die voldeden aan de CDC-

criteria voor CVS. De studie ging het effect na van topische nasale corticosteroïden bij personen met

CVS en rhinitis.

De interventie betrof telkens twee periodes van 4 weken, met een week tussen, waarin ofwel topische

nasale corticosteroïden werden gegeven, ofwel placebo. Er waren vier groepen: periode medicatie –

periode medicatie; periode medicatie – periode placebo; periode placebo – periode medicatie; periode

placebo – periode placebo.

De resultaten werden gemeten met de Rhinitis Severity Score, de Epworth Sleepiness Scale, de

University of Pennsylvania Functional Outcomes of Sleep Quality of Life Survey en een dagboek

waarin symptomen met hun context genoteerd werden.

Deze studie gaf als resultaat dat slaperigheid overdag significant gereduceerd was wanneer personen

met rhinitis en CVS behandeld werden met topische nasale corticosteroïden. De capaciteit tot het

uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven en de ernst van de geassocieerde CVS-symptomen

waren niet significant verbeterd in de behandelde groep. Men kwam tot de conclusie dat aangezien de

belangrijkste symptomen van CVS niet veranderden door deze behandeling, het onwaarschijnlijk is

dat agressieve behandelingen met topische nasale corticosteroïden een significante verbetering zullen

brengen bij patiënten met CVS die geen allergische rhinitis hebben.77

De studie van Blockmans et al. van 2003 bevatte 100 personen die voldeden aan de CDC-criteria voor

CVS. Het is een RCT met crossover, waarbij 80 personen de studie afgewerkt hebben. De studie ging

het effect na van combinatietherapie van hydrocortisone en fludrocortisone op de symptomen van

CVS.

De interventie betrof een combinatietherapie van hydrocortisone en fludrocortisone

De resultaten werden gemeten met de Visual Analog Scales, de Abbreviated Fatigue Questionnaire, de

Hospital Anxiety and Depression Scale en de 36-Item Short Form Health Survey.

Page 34: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

28

Deze studie gaf als resultaat dat er geen significant verschil gezien werd tussen behandeling en

placebo in patiëntgerapporteerde vermoeidheid of welzijn. Er werden ook geen significante

verschillen gezien in de vermoeidheid gemeten met de Abbreviated Fatigue Questionnaire, de Short

Form-36 Mental or Physical Factor scores of de Hospital Anxiety and Depression Scale. Men kwam

tot de conclusie dat lage dosis combinatietherapie van hydrocortisone en fludrocortisone niet effectief

is bij patiënten met CVS.78

De studie van Cleare et al. van 2001 bevatte 65 personen. Het is een RCT met crossover waarbij 37

personen voldeden aan de CDC-criteria voor CVS en 28 gezonde controles. De studie ging het effect

na van lage dosis hydrocortisone-therapie, gebaseerd op vroegere vaststellingen van hypothalamo-

hypofysaire-bijnieras-dysfuncties.

Alvorens de interventie door te voeren, werden eerst de ACTH- en cortisolrespons op humaan CRH

gemeten en een insuline stress-test, een D-fenfluramine-test en 24u urinair vrij cortisol doorgevoerd.

Hierbij waren de basis cortisolconcentraties significant verhoogd in de CVS-groep enkel voor de

humaan CRH-test. ACTH-concentraties verschilden niet significant bij het begin van de studie.

Daarna werd de interventie doorgevoerd, betreffende een lage dosis hydrocortisone in crossover met

28 dagen van elke fase.

De resultaten werden gemeten met herhaalde 24u urinair vrij cortisol-metingen, en door telkens een

humaan CRH-test en een insuline stress-test te doen na beide periodes van 28 dagen.

Deze studie gaf als resultaat dat bij alle personen de 24u urinair vrij cortisol hoger was na actieve

behandeling in vergelijking met placebo. Ochtend cortisolniveaus, ACTH- en cortisolrespons op

humaan CRH en de insuline stress-test daarentegen verschilden niet significant. Wel kon een

verschillend effect gezien worden in de groep van de personen die reageerden op actieve behandeling,

waarbij men met reageren bedoelt een reductie in vermoeidheidsscore tot het mediane populatieniveau

of minder. In deze specifieke groep was er een significante stijging in de cortisolrespons op humaan

CRH, wat dus de voordien vastgestelde beperkte respons omkeert. Men komt tot de conclusie dat

verbetering in vermoeidheid bij sommige patiënten met CVS gedurende hydrocortisone-therapie

vergezeld is door een omkering van de beperkte cortisolrespons op humaan CRH.79

Een andere studie van Cleare et al. van 2001 bevatte 64 personen. Het is een RCT met crossover

waarbij 32 personen voldeden aan de CDC-criteria voor CVS en 32 gezonde controles. De studie ging

het effect na van lage dosis hydrocortisone op de leptine secretie bij personen met CVS.

De interventie betrof als eerste een vergelijking van de ochtend leptine-concentratie in personen met

CVS en gezonde controles, waarna de effecten van hydrocortisone (5 of 10 mg) op de leptine niveaus

werden gemeten. Dit door eerst 28 dagen hydrocortisone te geven, waarna 28 dagen placebo, dan wel

omgekeerd.

De resultaten werden gemeten met de basale ochtend plasma leptine niveaus.

Page 35: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

29

Deze studie gaf als resultaat dat er bij het begin geen significante verschillen waren in de leptine

niveaus. Hydrocortisone behandeling, voor beide dosissen samengerekend, zorgde voor een

significante stijging van de leptine niveaus, vergeleken met placebo. Bij het apart analyseren van de

twee dosissen hydrocortisone stelde men enkel voor de 10 mg dosis een significant effect op de leptine

niveaus vast. Ook werd in de groep die 10 mg hydrocortisone kreeg, vastgesteld dat degenen die een

klinische verbetering hadden, een significant grotere hydrocortisone-geïnduceerde stijging van leptine

hadden. Men kwam tot de conclusie dat stijgingen in plasma leptine niveaus volgend op een lage dosis

hydrocortisone therapie, een merker kunnen zijn van personen met CVS met een mogelijke respons op

therapie.80

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er zwakke evidentie is voor het

voordeel van lage-dosis hydrocortisone in de behandeling van CVS. Daarbij werd ook opgemerkt dat

het voordeel slechts kort duurt en dat hogere dosissen corticosteroïden geassocieerd zijn met

neveneffecten.14

C. Galantamine hydrobromide

De studie van Blacker et al. van 2004 bevatte 434 personen die voldeden aan de CDC-criteria

voor CVS. Het is een RCT waarbij 352 personen werden toegewezen aan de interventiegroep en 82

aan de placebogroep. De studie ging de werking na van galantamine hydrobromide bij personen met

CVS. Galantamine hydrobromide is een cholinesterase inhibitor met als officiële indicatie de

behandeling van milde tot matige dementie van het type Alzheimer.

De interventie betrof voor 89 personen 2,5 mg galantamine hydrobromide, voor 86 personen 5,0 mg,

voor 91 personen 7,5 mg en voor 86 personen 10 mg.

De resultaten werden gemeten aan de hand van de globale verandering op de Clinician Global

Impression Scale na 4, 8, 12 en 16 weken. Ook werden de resultaten gemeten met de Chalder Fatigue

Rating Scale, de Fibromyalgia Impact Questionnaire, de Pittsburgh Sleep Quality Index, de

Nottingham Health Profile en cognitieve testen op computer.

Deze studie gaf als resultaat na 16 weken geen enkel significant verschil in klinische toestand op de

Clinician Global Impression Scale, of eender welke andere meetmethode die gebruikt werd, tussen de

verschillende interventiegroepen en de placebogroep. Men kwam tot de conclusie dat deze studie geen

enkel voordeel van galantamine hydrobromide aantoont ten opzichte van placebo, in de behandeling

van personen met CVS.81

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er geen evidentie is voor het gebruik

van galantamine bij de behandeling van CVS.14

Page 36: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

30

D. Orale nicotinamide adenine dinucleotide (NADH)

De studie van Santaella et al. van 2004 bevatte 31 personen die voldeden aan de CDC-criteria

voor CVS. Het is een RCT waarbij 12 personen werden toegewezen aan de interventiegroep en 19

personen aan de controlegroep. De studie ging het verschil in effect na tussen NADH en conventionele

therapie voor CVS.

De interventie betrof NADH gedurende 24 maanden. Als conventionele therapie voor CVS gaf deze

studie nutritionele supplementen en psychologische therapie gedurende 24 maanden.

De resultaten werden gemeten door elk trimester een grondige anamnese door te voeren, een

lichamelijk onderzoek te doen en het laten invullen van vragenlijsten over de ernst van vermoeidheid

en andere symptomen.

Deze studie gaf als resultaat voor alle patiënten die NADH kregen een significante dramatische daling

van de gemiddelde symptoomscores na het eerste trimester, maar de symptoomscores in de

daaropvolgende trimesters waren gelijk in beide behandelingsgroepen. Men komt tot de conclusie dat

grootschaligere onderzoeken nodig zijn.82

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er geen evidentie is voor het gebruik

van NADH bij de behandeling van CVS, in vergelijking met placebo.14

Antidepressiva

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

An investigation

of the long-term

benefits of

antidepressant

medication in

the recovery of

patients with

chronic fatigue

syndrome.76

Thomas MA,

Smith AP

RCT: 275

pers.: 49

interventie,

226 controle

Level 2 of

evidence

SSRI of TCA

gedurende 3 jaar; de

controlegroep kreeg

geen medicatie

toegediend

Een significant

sneller herstel in de

interventie-groep in

vergelijking met de

controlegroep;

effecten bleven

behouden na 3 jaar

follow-up

Page 37: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

31

Corticosteroïden

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

Effect of topical

nasal

corticosteroids

on patients with

chronic fatigue

syndrome and

rhinitis.77

Kakumanu SS,

Mende CN,

Lehman EB,

Hughes K,

Craig TJ

RCT: 31 pers.

Level 2 of

evidence

Topische nasale

corticosteroiden

(TNC) + placebo of

TNC + TNC of

placebo + placebo

(telkens in periodes

van 4 weken)

Significante reductie

van slaperigheid

overdag bij personen

met CVS en rhinitis;

bij andere

symptomen werden

geen significante

veranderingen gezien

Combination

therapy with

hydrocortisone

and

fludrocortisone

does not

improve

symptoms in

chronic fatigue

syndrome: a

randomized,

placebo-

controlled,

double-blind,

crossover

study.78

Blockmans D,

Persoons P,

Van

Houdenhove B,

Lejeune M,

Bobbaers H

RCT: 100 pers.

Level 2 of

evidence

Combinatietherapie

van hydrocortisone en

fludrocortisone

Er werd geen

significante verschil

gezien in

patiëntgerapporteerde

vermoeidheid en

welzijn tussen

interventie en

placebo

Page 38: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

32

Hypothalamo-

pituitary-adrenal

axis dysfunction

in chronic

fatigue

syndrome, and

the effects of

low-dose

hydrocortisone

therapy.79

Cleare AJ,

Miell J, Heap

E, Sookdeo S,

Young L,

Malhi GS,

O’Keane V

RCT: 65 pers.

Level 2 of

evidence

Lage dosis

hydrocortisone in

crossover met 28

dagen van elke fase

Er werd vastgesteld

dat een effect van

deze therapie bij

sommige patiënten

vergezeld wordt door

een omkering van de

beperkte

cortisolrespons op

humaan CRH; dit

kan volgens deze

studie gebruikt

worden voor

toekomstig

onderzoek

Plasma leptin in

chronic fatigue

syndrome and a

placebo-

controlled study

of the effects of

low-dose

hydrocortisone

on leptin

secretion.80

Cleare AJ,

O’Keane V,

Miell J

RCT: 64 pers.

Level 2 of

evidence

5 of 10mg

Hydrocortisone in

crossover met 28

dagen van elke fase

Er werd vastgesteld

dat een effect van

deze therapie bij

sommige patiënten

vergezeld is door een

grotere

hydrocortisone-

geïnduceerde stijging

van leptine; dit kan

volgens deze studie

gebruikt worden als

merker voor

toekomstig

onderzoek

Page 39: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

33

Galantamine hydrobromide

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

Effect of

galantamine

hydrobromide in

chronic fatigue

syndrome: a

randomized

controlled trial.81

Blacker CV,

Greenwood

DT, Wesnes

KA, Wilson R,

Woodward C,

Howe I, Ali T

RCT: 434

pers.: 352

interventie en

82 controle

Level 2 of

evidence

89 pers. 2,5mg

galantamine

hydrobromide; 86

pers. 5,0mg

galantamine

hydrobromide; 91

pers. 7,5mg

galantamine

hydrobromide; 86

pers. 10,0mg

galantamine

hydrobromide

Er werden geen

significante

verschillen gezien

tussen de

interventiegroepen en

de controlegroep

Orale nicotinamide adenine dinucleotide (NADH)

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

Comparison of

oral nictinamide

adenine

dinucleotide

(NADH) versus

conventional

therapy for

chronic fatigue

syndrome.82

Santaella ML,

Font I, Disdier

OM

RCT: 31 pers.:

12 interventie

en 19 controle

Level 2 of

evidence

NADH gedurende 24

maanden; de

controlegroep kreeg

voedingssupplementen

en psychologische

therapie gedurende 24

maanden

In het eerste semester

van de therapie

werden significant

betere

symptoomscores

gehaald in de

interventiegroep,

maar bij de

daaropvolgende

metingen waren de

symptoomscores

gelijk in beide

groepen

Page 40: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

34

IV. Andere behandelingen

A. Voedingssupplementen

De studie van Brouwers et al. van 2002 bevatte 53 personen die voldeden aan de CDC-criteria

voor CVS. Daarnaast werd als inclusiecriteria gerekend dat ze een CIS hoger dan 40 moesten halen

een en SIP-8 hoger dan 750. Het is een RCT waarbij 27 personen werden toegewezen aan de

interventiegroep en 26 aan de placebogroep. De studie ging het effect na van uitgebreide

voedingssupplementen op vermoeidheid en fysieke activiteit bij personen met CVS.

De interventie betrof een uitgebreid voedingssupplement dat vitaminen, mineralen en (co)enzymes

bevat. Dit werd tweemaal daags gegeven, gedurende tien weken.

De resultaten werden gemeten met de Checklist Individual Strength fatigue score, het aantal CDC-

symptomen en de Sickness Impact Profile.

Deze studie gaf als resultaat dat er geen significante verschillen gevonden werden tussen de

placebogroep en de behandelde groep, op geen enkele van de verschillende meetmethoden. Geen

enkele patiënt kwam tot volledige genezing. Belangrijk te vermelden is dat van de 53 personen die

deelnamen aan de studie er 5 uitgevallen zijn, waarvan 4 in de interventiegroep en slechts 1 in de

placebogroep. Dit suggereert een moeilijkere compliance voor de interventie. Men kwam tot de

conclusie dat deze bevindingen het gebruik van uitgebreide voedingssupplementen in de behandeling

van personen met CVS niet ondersteunen.83

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er geen voldoende evidentie is voor het

gebruik van voedingssupplementen bij de behandeling van CVS.14

B. Probiotica

De studie van Sullivan et al. van 2009 bevatte 15 personen die voldeden aan de CDC-criteria

voor CVS. Het is een niet-gecontroleerde studie waarbij dus alle 15 personen de interventie

ondergingen. De studie ging het effect op vermoeidheid en fysieke activiteit na van probiotica bij de

behandeling van personen met CVS. Meer specifiek werd het effect van supplementen met

lactaatproducerende bacteriën nagegaan.

De interventie betrof vooreerst 2 weken observatie, gevolgd door 4 weken inname van probiotica,

gevolgd door 4 weken van follow-up.

De resultaten werden gemeten met de Visual Analogue Scales en de SF-12 Health Survey. Daarnaast

werden fecale stalen afgenomen voor analyse van de normale microflora.

Deze studie gaf als resultaat dat er geen significante verschillen gezien werden in de scores van

vermoeidheid en fysieke activiteit. Er werden daarnaast ook geen veranderingen in microflora gezien.

Page 41: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

35

Wel werden er significante verbeteringen in de neurocognitieve functie gezien. Met kwam tot de

conclusie dat deze significante verbetering in neurocognitieve functie aanmoedigt om verdere studies

te doen naar het effect van probiotica bij CVS.84

C. Homeopathie

De studie van Weatherley-Jones et al. van 2004 bevatte 103 personen die voldeden aan de

Oxford-criteria voor CVS. Het is een RCT waarbij 53 personen werden toegewezen aan de

interventiegroep en 50 personen aan de placebogroep. De studie ging de werking na van homeopathie

bij de behandeling van personen met CVS.

De interventie betrof maandelijkse consultaties bij een professionele homeopaat, dit gedurende 6

maanden.

De resultaten werden gemeten met de subscales van de Multidimensional Fatigue Inventory, de

Fatigue Impact Scale en de Functional Limitations Profile.

Deze studie gaf als resultaat voor de interventiegroep een significante verbetering van de ‘general

fatigue subscale’ van de Multidimensional Fatigue Inventory en de ‘physical subscale’ van de

Functional Limitations Profile, maar niet op andere subschalen. Meer patiënten in de interventiegroep

toonden klinisch significante verbetering. Men kwam tot de conclusie dat deze studie een zwak maar

eenduidig bewijs geeft dat homeopathie superieur is aan placebo bij de behandeling van personen met

CVS. Verdere studies zijn nodig om dit te bekrachtigen.85

De review van Reid et al. van 2008 kwam tot de conclusie dat er geen voldoende evidentie is om

homeopathie aan te raden bij de behandeling van CVS.14

Page 42: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

36

Voedingssupplementen

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

The effect of a

polynutrient

supplement on

fatigue and

physical activity

of patients with

chronic fatigue

syndrome: a

double-blind

randomized

controlled trial.83

Brouwers FM,

Van Der Werf S,

Bleijenberg G,

Van Der Zee L,

Van Der Meer

JW

RCT: 53 pers.: 27

interventie, 26

controle

Level 2 of

evidence

Een uitgebreid

voedingssupplement

dat vitaminen,

minderalen en

(co)enzymes bevat:

2 maal daags, 10

weken

Er werden geen

significante

verschillen

gevonden tussen

de interventie-

groep en de

controlegroep; Er

werden meer

drop-outs

gevonden in de

interventiegroep,

wat kan wijzen op

een moeilijkere

compliance voor

de interventie

Probiotica

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

Effect of

supplement with

lactic-acid

producing

bacteria on

fatigue and

physical activity

in patients with

chronic fatigue

syndrome.84

Sullivan A, Nord

CD, Evengard B

Niet-

gecontroleerde

studie: 15 pers.

Level 3 of

evidence

2 weken observatie,

4 weken inname

van probiotica en 4

weken follow-up

Er werden geen

significante

verbeteringen

gezien in

vermoeidheid en

fysieke activiteit;

deze studie vond

wel significante

verbeteringen in

neurocognitieve

functie

Page 43: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

37

Homeopathie

Naam Studie Auteurs Design Interventie Resultaat

A randomised,

controlled, triple-

blind trial of the

efficacy of

homeopathic

treatment for

chronic fatigue

syndrome.85

Weatherly-Jones

E, Nicholl JP,

Thomas KJ, Parry

GJ, McKendrick

MW, Green ST,

Stanley PJ, Lynch

SP

RCT: 103 pers.:

53 interventie en

50 controle

Level 2 of

evidence

Maandelijkse

consultaties bij een

professionele

homeopaat,

gedurende 6

maanden

Op de ‘general

fatigue subscale’

van de MFI en de

‘physical

subscale’ van de

FLP werden

significant betere

resultaten

gevonden bij de

interventiegroep

in vergelijking

met de

controlegroep

Page 44: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

38

Discussie

De resultaten van de studies die opgenomen zijn in dit werk, komen in grote lijn overeen met

de resultaten van de review van Reid et al. van 2008. Daarin werd al vastgesteld dat er enkel voor

CGT en GET klinische evidentie is voor het toepassen ervan in de behandeling van CVS.

In mijn werk heb ik als extra ten opzichte van de review van Reid et al. van 2008 nog een afsplitsing

gemaakt van GET, namelijk pacing/ graded exposure therapy. Dit is iets waarvoor, naar mijn opinie,

ruimte zal moeten gelaten worden voor verder wetenschappelijk onderzoek, aangezien het een goede

onderbouw heeft en veelbelovende resultaten presenteert.

De andere behandelingswijzen die in dit werk opgenomen zijn, toonden noch in de review van Reid et

al. van 2008, noch in mijn werk significante resultaten aan. Wel werden sommige subgroepen

vastgesteld die een potentieel effect zouden kunnen hebben van sommige behandelingswijzen. De

therapie met hydrocortisone in de studie van Cleare et al. van 2001 is daar een voorbeeld van: in deze

studie werd een subgroep gezien die wel een klinische verbetering onderging, dewelke kon voorspeld

worden aan de hand van een significant grotere hydrocortisone-geïnduceerde stijging van leptine.

Deze vaststellingen en de multifactoriële etiologie van CVS geven de nood aan van een nog

uitgebreidere subtypering van CVS-patiënten, zodat een adequate therapie kan aangewend worden.

I. Cognitieve gedragstherapie (CGT)

Bij alle onderzoeken die opgenomen zijn in dit werk konden dalingen in vermoeidheid

vastgesteld worden die significant verschilden met de controles. De consistentie van deze resultaten

geeft aan dat CGT een therapie is die zeker een plaats moet hebben in de behandeling van CVS. Deze

vaststelling bevestigt ook de resultaten die eerder al in de literatuur gepubliceerd zijn, zoals in de

review van Reid et al. van 2008.

Enkele opmerkelijke vaststellingen:

- De studie van Knoop et al. van 2008 stelde vast dat ook zeer beperkte CGT-interventies al

effect kunnen hebben bij lichtere vormen van CVS.

- De studie van Prins et al. van 2006 bestudeerde personen met tegelijkertijd een diagnose van

CVS en een huidige psychiatrische stoornis of een voorgeschiedenis daarvan. Hierin werd

vastgesteld dat een huidige psychiatrische stoornis of een voorgeschiedenis daarvan geen

invloed had op het effect van CGT bij de behandeling van personen met CVS.

- De studie van Ridsdale et al. van 2004 vergelijkt CGT met GET. Hierbij werden geen

significante verschillen gevonden tussen de uiteindelijke verbetering in CVS-symptomen. Wel

werd vastgesteld dat patiënten die behandeld werden met CGT minder angstig waren. Dit zou

een belangrijk pro-argument kunnen zijn voor CGT bij bepaalde subgroepen van patiënten.

Page 45: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

39

- De studie van Deale et al. van 2001 geeft aan dat het effect van CGT ook op lange termijn

aanhoudt, in dit geval na een follow-up van 5 jaar. Dit is een heel belangrijk punt, aangezien

CVS per definitie een chronische aandoening is.

II. Oefentherapie

A. Pacing/ graded exposure therapy

Pacing is een concept dat nog niet zo heel lang toegepast wordt. Dit uit zich ook in de

beperktere hoeveelheid aan onderzoeken die er al naar gedaan zijn. De onderzoeken die al gedaan zijn,

zijn nog niet heel krachtig, maar de gevonden resultaten moedigen wel aan tot het opstarten van

krachtigere en grootschaligere onderzoeken. Deze resultaten kunnen niet vergeleken worden met de

review van Reid et al. van 2008, aangezien deze nog geen opsplitsing maakte voor pacing/ graded

exposure therapy.

Enkele opmerkelijke vaststellingen:

- De studie van Wallman et al. van 2004 stelde verbeteringen vast in fysieke, psychologische en

cognitieve variabelen. Ze besluiten dat pacing niet voor de genezing van CVS zorgt, maar wel

voor een verbetering van de functionele mogelijkheden en een minimalisatie van de

deconditionering, wat anders zou kunnen resulteren in meer symptomen.

- De twee studies van Nijs et al. in 2008 en 2009 stelden beiden positieve vooruitgangen vast,

maar telkens pleiten ze voor grootschaligere en langdurigere onderzoeken om deze resultaten

te bevestigen.

B. Graded exercise therapy (GET)

Bij alle onderzoeken die opgenomen zijn in dit werk konden dalingen in vermoeidheid

vastgesteld worden die significant verschilden met de controles. De consistentie van deze resultaten

geeft aan dat GET een therapie is die zeker een plaats moet hebben in de behandeling van CVS. Deze

vaststelling bevestigt ook de resultaten die eerder al in de literatuur gepubliceerd zijn, zoals in de

review van Reid et al. van 2008.

Enkele opmerkelijke vaststellingen:

- De studie van Ridsdale et al. van 2004 vergelijkt CGT met GET. Hierbij werden geen

significante verschillen gevonden tussen de uiteindelijke verbetering in CVS-symptomen. Wel

werd vastgesteld dat patiënten die behandeld werden met CGT minder angstig waren.

Page 46: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

40

- De studie van Powell et al. van 2004 geeft aan dat het effect van GET ook op lange termijn

aanhoudt, in dit geval na een follow-up van 2 jaar. Dit is een heel belangrijk punt, aangezien

CVS per definitie een chronische aandoening is.

- De review van Reid et al. van 2008 benadrukt dat CVS-symptomen verergerd kunnen worden

door te extreme of te langdurige inspanningen. Dit is een belangrijk punt, aangezien het voor

falen van de therapie kan zorgen. Patiënten die onder GET dit probleem ervaren, hebben dan

mogelijks ook meer baat aan pacing/ graded exposure therapy.

III. Medicatie

Voor het gebruik van medicatie in de behandeling van CVS gaf de review van Reid et al. van

2008 aan dat geen enkele vorm van medicatie in staat was om consistent significante verbeteringen te

veroorzaken. Bijgevolg wordt medicatie niet aangeraden bij de behandeling van CVS.

Wel werd vermeld dat tricyclische antidepressiva analgetische eigenschappen hebben die een voordeel

zouden kunnen bieden bij mensen die klagen van insomnie.

Daarnaast werd ook opgemerkt dat er een zwakke evidentie is voor het voordeel van lage-dosis

hydrocortisone in de behandeling van CVS. Hierbij wordt wel toegevoegd dat het voordeel slechts

kort duurt en dat hogere dosissen corticosteroïden geassocieerd zijn met neveneffecten.

In dit werk werden positievere vaststellingen bekomen betreffende het gebruik van medicatie in de

behandeling van CVS:

- De studie van Thomas et al. van 2006 geeft aan dat antidepressiva een langetermijnvoordeel

kunnen bieden. Deze studie gaf significante reducties aan van vermoeidheid vastgesteld door

de patiënt zelf, na het gebruik van SSRI’s of TCA’s gedurende een termijn van 3 jaaar. Deze

studie onderscheidt zich van voorafgaande studies betreffende antidepressiva, door de lange

tijdsperiode waarover de studie rijkt. Dit resultaat is dus een interessante vaststelling en geeft

de nood aan van verdere onderzoeken om dit te toetsen.

- De studie van Cleare et al. van 2001 geeft aan dat er specifieke personen zijn die een klinisch

goede respons hebben op therapie met lage dosis hydrocortisone. Deze personen kunnen

geselecteerd worden op basis van hun significante stijgingen in plasma leptine niveaus

volgend op een lage dosis hydrocortisone therapie. Dit is een potentiële merker die naar de

toekomst toe een interessant onderzoekspunt zou kunnen zijn.

- De studie van Blacker et al. van 2004 kwam tot de conclusie dat er geen evidentie is voor het

gebruik van galantamine hydrobromide in de behandeling van CVS.

- De studie van Santaella et al. van 2004 geeft de opmerkelijke vaststelling aan van een

significant dramatische daling van de gemiddelde symptoomscores na het eerste trimester van

behandeling met NADH, maar de symptoomscores in de daaropvolgende trimesters waren

Page 47: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

41

gelijk in de behandelings- en de controlegroep. Dit is een vaststelling waarvan de klinische

waarde nog niet bepaald kan worden en dus grootschaligere onderzoeken nodig zijn.

IV. Andere behandelingen

Voor het gebruik van andere behandelingen in de behandeling van CVS gaf de review van Reid

et al. van 2008 aan dat geen enkele vorm van andere behandelingen in staat was om consistent

significante verbeteringen te veroorzaken. Bijgevolg worden alternatieve behandelingen niet

aangeraden bij de behandeling van CVS.

In dit werk werden grotendeels gelijke resultaten bekomen:

- de studie van Brouwers et al. van 2002 geeft geen significante verschillen aan voor het

gebruik van voedingssupplementen versus placebo. In tegendeel, er werden zelfs meer

afvallers gevonden in de interventiegroep, wat kan wijzen op een moeilijkere compliance en

dus een moeilijkere implementatie van deze therapie.

- De studie van Sullivan et al. van 2009 bestudeerde het effect van probiotica bij de behandeling

van personen met CVS. Hierbij werden geen significante verbeteringen gezien van de

hoofdsymptomen van CVS, wel werden echter significante verbeteringen in de

neurocognitieve functie gezien. Hierbij is het echter belangrijk te vermelden dat slechts 15

personen deelnamen aan de studie, wat dus een heel geringe kracht heeft. Verdere

onderzoeken zijn nodig om deze twijfelachtige vaststelling verder te bekrachtigen of te

ontkrachten.

- De studie van Weatherly-Jones et al. van 2004 geeft een significante verbetering aan van de

‘general fatigue subscale’ van de Multidimensional Fatigue Inventory en de ‘physical

subscale’ van de Functional Limitations Profile, maar niet op andere subschalen. Dit is een

zwak maar eenduidig bewijs dat homeopathie superieur is aan placebo. Verdere onderzoeken

zijn nodig om deze vaststelling verder te bekrachtigen of te ontkrachten.

Page 48: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

42

Referentielijst

1. Donovan KA, Jacobsen PB. The Fatigue Symptom Inventory: a systematic review of its

psychometric properties. Support Care Cancer. 2010 Feb;19(2):169-85

2. Wessely S. Chronic fatigue: symptom and syndrome. Ann Intern Med. 2001 May 1;134(9

Pt 2):838-483.

3. Cella M, Chalder T. Measuring fatigue in clinical and community settings. J Psychosom

Res. 2010 Jul;69(1):17-22.

4. de Jongh TOH, de Vries H, Grundmeijer HGLM. Diagnostiek van alledaagse klachten.

2005:85-86.

5. Solberg LI. Lassitude. A primary care evaluation. JAMA 1984; 251: 3273-3276.

6. Kirk J, Douglas R, Nelson E, et al. Chief complaint of fatigue: a prospective study. J Fam

Pract 1990;30:33-41.

7. Knottnerus JA, Starmans R, Vissers A. Diagnostische conclusies van de huisarts naar

aanleiding van onverklaarde moeheid. Huisarts Wet 1987;30:9-12.

8. Kenter EGH, Okkes IM. Prevalentie en behandeling van vermoeide patiënten in de

huisartspraktijk; gegevens uit het Transitieproject. Ned Tijdschr Geneeskd 1999; 143:796-

801.

9. Sharpe MC, Archard LC, Banatvala JE, Borysiewicz LK, Clare AW, David A, Edwards

RH, Hawton KE, Lambert HP, Lane RJ, et al. A report--chronic fatigue syndrome:

guidelines for research. J R Soc Med. 1991 Feb;84(2):118-21.

10. Avellaneda Fernández A, Pérez Martín A, Izquierdo Martínez M, Arruti Bustillo M,

Barbado Hernández FJ, de la Cruz Labrado J, Díaz-Delgado Peñas R, Gutiérrez Rivas E,

Palacín Delgado C, Rivera Redondo J, Ramón Giménez JR. Chronic fatigue syndrome:

aetiology, diagnosis and treatment. BMC Psychiatry. 2009 Oct 23;9 Suppl 1:S1.

11. Fukuda K, Straus SE, Hickie I, Sharpe MC, Dobbins JG, Komaroff A. The chronic fatigue

syndrome: a comprehensive approach to its definition and study. International Chronic

Fatigue Syndrome Study Group. Ann Intern Med. 1994 Dec 15;121(12):953-959.

12. Holmes GP, Kaplan JE, Gantz NM, Komaroff AL, Schonberger LB, Straus SE, Jones JF,

Dubois RE, Cunningham-Rundles C, Pahwa S, et al. Chronic fatigue syndrome: a working

case definition. Ann Intern Med. 1988 Mar;108(3):387-389.

13. Carruthers BM, Jain AK, De Meirleir KL, Peterson DL, Klimas NG, Lerner AM, Bested

AC, Flor-Henry P, Joshi P, Powles Acp, Sherkey JA, van de Sande MI. Myalgic

Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome: Clinical Working Case Definition,

Diagnostic and Treatment Protocols. Jounal of Chronic Fatigue Syndrome 2003;11:7-36.

14. Reid SF, Chalder T, Cleare A, Hotopf M, Wessely S. Chronic Fatigue Syndrome. Clin

Evid (Online). 2008 Aug 28;08:1101-1118.

Page 49: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

43

15. Stewart AL, Hays RD, Ware JE Jr. The MOS short-form general health survey. Reliability

and validity in a patient population. Med Care. 1988 Jul;26(7):724-735.

16. Beck AT, Ward CH, Mendelson M, Mock J, Erbaugh J. An inventory for measuring

depression. Arch Gen Psychiatry. 1961 Jun;4:561-571.

17. Zigmond AS, Snaith RP: The hospital anxiety and depression scale. Acta Psychiatr Scand

1983 , 67:361-370.

18. Bergner M, Bobbitt RA, Carter WB, Gilson BS. The Sickness Impact Profile:

development and final revision of a health status measure. Med Care. 1981

Aug;19(8):787-805.

19. Chalder T, Berelowitz G, Pawlikowska T, Watts L, Wessely S, Wright D, Wallace EP.

Development of a fatigue scale. J Psychosom Res. 1993;37(2):147-153.

20. Smets EM, Garssen B, Bonke B, De Haes JC. The Multidimensional Fatigue Inventory

(MFI) psychometric qualities of an instrument to assess fatigue. J Psychosom Res. 1995

Apr;39(3):315-325.

21. Wessely S, Chalder T, Hirsch S, Wallace P, Wright D. The prevalence and morbidity of

chronic fatigue and chronic fatigue syndrome: a prospective primary care study. Am J

Public Health. 1997 Sep;87(9):1449-1455.

22. Afari N, Buchwald D. Chronic fatigue syndrome: a review. Am J Psychiatry. 2003

Feb;160(2):221-236.

23. Jason LA, Richman JA, Rademaker AW, Jordan KM, Plioplys AV, Taylor RR, McCready

W, Huang CF, Plioplys S. A community-based study of chronic fatigue syndrome. Arch

Intern Med. 1999 Oct 11;159(18):2129-2137.

24. Reyes M, Nisenbaum R, Hoaglin DC, Unger ER, Emmons C, Randall B, Stewart JA,

Abbey S, Jones JF, Gantz N, Minden S, Reeves WC. Prevalence and incidence of chronic

fatigue syndrome in Wichita, Kansas. Arch Intern Med. 2003 Jul 14;163(13):1530-1536.

25. Dinos S, Khoshaba B, Ashby D, White PD, Nazroo J, Wessely S, Bhui KS. A systematic

review of chronic fatigue, its syndromes and ethnicity: prevalence, severity, co-morbidity

and coping. Int J Epidemiol. 2009 Dec;38(6):1554-1570.

26. Luthra A, Wessely S. Unloading the trunk: neurasthenia, CFS and race. Soc Sci Med.

2004 Jun;58(11):2363-2369.

27. Reynolds KJ, Vernon SD, Bouchery E, Reeves WC. The economic impact of chronic

fatigue syndrome. Cost Eff Resour Alloc. 2004 Jun 21;2(1):4-13.

28. McCrone P, Darbishire L, Ridsdale L, Seed P. The economic cost of chronic fatigue and

chronic fatigue syndrome in UK primary care. Psychol Med. 2003 Feb;33(2):253-261.

29. White PD, Thomas JM, Kangro HO, Bruce-Jones WD, Amess J, Crawford DH, Grover

SA, Clare AW. Predictions and associations of fatigue syndromes and mood disorders that

occur after infectious mononucleosis. Lancet. 2001 Dec 8;358(9297):1946-1954.

Page 50: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

44

30. Craig T, Kakumanu S. Chronic fatigue syndrome: evaluation and treatment. Am Fam

Physician. 2002 Mar 15;65(6):1083-1090.

31. Van Houdenhove B, Heijnen CJ. Chronischevermoeidheidssyndroom: een psychoneuro-

immunologisch perspectief. Tijdschr Psychiatr. 2009;51(8):603-610.

32. Devanur LD, Kerr JR. Chronic fatigue syndrome. J Clin Virol. 2006 Nov;37(3):139-50.

33. Klimas NG, Salvato FR, Morgan R, Fletcher MA. Immunologic abnormalities in chronic

fatigue syndrome. J Clin Microbiol. 1990 Jun;28(6):1403-1410.

34. Whiteside TL, Friberg D. Natural killer cells and natural killer cell activity in chronic

fatigue syndrome. Am J Med. 1998 Sep 28;105(3A):27S-34S.

35. See DM, Tilles JG. Alpha-Interferon treatment of patients with chronic fatigue syndrome.

Immunol Invest. 1996 Jan-Mar;25(1-2):153-164.

36. DeLuca J, Johnson SK, Beldowicz D, Natelson BH. Neuropsychological impairments in

chronic fatigue syndrome, multiple sclerosis, and depression. J Neurol Neurosurg

Psychiatry. 1995 Jan;58(1):38-43.

37. Schwartz RB, Komaroff AL, Garada BM, Gleit M, Doolittle TH, Bates DW, Vasile RG,

Holman BL. SPECT imaging of the brain: comparison of findings in patients with chronic

fatigue syndrome, AIDS dementia complex, and major unipolar depression. AJR Am J

Roentgenol. 1994 Apr;162(4):943-951.

38. Schwartz RB, Garada BM, Komaroff AL, Tice HM, Gleit M, Jolesz FA, Holman BL.

Detection of intracranial abnormalities in patients with chronic fatigue syndrome:

comparison of MR imaging and SPECT. AJR Am J Roentgenol. 1994 Apr;162(4):935-

941.

39. Ichise M, Salit IE, Abbey SE, Chung DG, Gray B, Kirsh JC, Freedman M. Assessment of

regional cerebral perfusion by 99Tcm-HMPAO SPECT in chronic fatigue syndrome. Nucl

Med Commun. 1992 Oct;13(10):767-772.

40. Cope H, Pernet A, Kendall B, David A. Cognitive functioning and magnetic resonance

imaging in chronic fatigue. Br J Psychiatry. 1995 Jul;167(1):86-94.

41. Scott LV, Svec F, Dinan T. A preliminary study of dehydroepiandrosterone response to

low-dose ACTH in chronic fatigue syndrome and in healthy subjects. Psychiatry Res.

2000 Dec 4;97(1):21-28.

42. Riley MS, O'Brien CJ, McCluskey DR, Bell NP, Nicholls DP. Aerobic work capacity in

patients with chronic fatigue syndrome. BMJ. 1990 Oct 27;301(6758):953-956.

43. LaManca JJ, Sisto SA, DeLuca J, Johnson SK, Lange G, Pareja J, Cook S, Natelson BH.

Influence of exhaustive treadmill exercise on cognitive functioning in chronic fatigue

syndrome. Am J Med. 1998 Sep 28;105(3A):59S-65S.

Page 51: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

45

44. Blackwood SK, MacHale SM, Power MJ, Goodwin GM, Lawrie SM. Effects of exercise

on cognitive and motor function in chronic fatigue syndrome and depression. J Neurol

Neurosurg Psychiatry. 1998 Oct;65(4):541-546.

45. Morriss R, Sharpe M, Sharpley AL, Cowen PJ, Hawton K, Morris J. Abnormalities of

sleep in patients with the chronic fatigue syndrome. BMJ. 1993 May 1;306(6886):1161-

1164.

46. Wearden AJ, Appleby L. Research on cognitive complaints and cognitive functioning in

patients with chronic fatigue syndrome (CFS): What conclusions can we draw? J

Psychosom Res. 1996 Sep;41(3):197-211.

47. Prins JB, van der Meer JW, Bleijenberg G. Chronic fatigue syndrome. Lancet. 2006 Jan

28;367(9507):346-355.

48. Viner R, Hotopf M. Childhood predictors of self reported chronic fatigue

syndrome/myalgic encephalomyelitis in adults: national birth cohort study. BMJ. 2004

Oct 23;329(7472):941-945.

49. Salit IE. Precipitating factors for the chronic fatigue syndrome. J Psychiatr Res. 1997 Jan-

Feb;31(1):59-65.

50. Joyce J, Hotopf M, Wessely S. The prognosis of chronic fatigue and chronic fatigue

syndrome: a systematic review. QJM. 1997 Mar;90(3):223-233.

51. Schmaling KB, Smith WR, Buchwald DS. Significant other responses are associated with

fatigue and functional status among patients with chronic fatigue syndrome. Psychosom

Med. 2000 May-Jun;62(3):444-450.

52. Vercoulen JH, Swanink CM, Galama JM, Fennis JF, Jongen PJ, Hommes OR, van der

Meer JW, Bleijenberg G. The persistence of fatigue in chronic fatigue syndrome and

multiple sclerosis: development of a model. J Psychosom Res. 1998 Dec;45(6):507-517.

53. van der Werf SP, Prins JB, Vercoulen JH, van der Meer JW, Bleijenberg G. Identifying

physical activity patterns in chronic fatigue syndrome using actigraphic assessment. J

Psychosom Res. 2000 Nov;49(5):373-379.

54. White PD. The role of physical inactivity in the chronic fatigue syndrome. J Psychosom

Res. 2000 Nov;49(5):283-284.

55. Lane RJ, Barrett MC, Woodrow D, Moss J, Fletcher R, Archard LC. Muscle fibre

characteristics and lactate responses to exercise in chronic fatigue syndrome. J Neurol

Neurosurg Psychiatry. 1998 Mar;64(3):362-367.

56. McCully KK, Natelson BH. Impaired oxygen delivery to muscle in chronic fatigue

syndrome. Clin Sci (Lond). 1999 Nov;97(5):603-608.

57. Fischler B, Dendale P, Michiels V, Cluydts R, Kaufman L, De Meirleir K. Physical

fatigability and exercise capacity in chronic fatigue syndrome: association with disability,

somatization and psychopathology. J Psychosom Res. 1997 Apr;42(4):369-378.

Page 52: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

46

58. Fulcher KY, White PD. Strength and physiological response to exercise in patients with

chronic fatigue syndrome. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2000 Sep;69(3):302-307.

59. Sisto SA, LaManca J, Cordero DL, Bergen MT, Ellis SP, Drastal S, Boda WL, Tapp WN,

Natelson BH. Metabolic and cardiovascular effects of a progressive exercise test in

patients with chronic fatigue syndrome. Am J Med. 1996 Jun;100(6):634-640.

60. Riley MS, O'Brien CJ, McCluskey DR, Bell NP, Nicholls DP. Aerobic work capacity in

patients with chronic fatigue syndrome. BMJ. 1990 Oct 27;301(6758):953-956.

61. Fry AM, Martin M. Fatigue in the chronic fatigue syndrome: a cognitive phenomenon? J

Psychosom Res. 1996 Nov;41(5):415-426.

62. Hengeveld mw, van Balkom AJLM, van Heeringen C, Sabbe BGC. Leerboek Psychiatrie.

De tijdstroom uitgeverij, 2009:191-196.

63. Butler S, Chalder T, Ron M, Wessely S. Cognitive behaviour therapy in chronic fatigue

syndrome. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 1991 Feb;54(2):153-158.

64. Meeus M, Nijs J. Central sensitization: a biopsychosocial explanation for chronic

widespread pain in patients with fibromyalgia and chronic fatigue syndrome. Clin

Rheumatol. 2007 Apr;26(4):465-473.

65. Nijs J, van Eupen I, Vandecauter J, Augustinus E, Bleyen G, Moorkens G, Meeus M. Can

pacing self-management alter physical behavior and symptom severity in chronic fatigue

syndrome? A case series. J Rehabil Res Dev. 2009;46(7):985-996.

66. Knoop H, van der Meer JW, Bleijenberg G. Guided self-instructions for people with

chronic fatigue syndrome: randomised controlled trial. Br J Psychiatry. 2008

Oct;193(4):340-341.

67. Knoop H, Stulemeijer M, de Jong LW, Fiselier TJ, Bleijenberg G. Efficacy of cognitive

behavioral therapy for adolescents with chronic fatigue syndrome: long-term follow-up of

a randomized, controlled trial. Pediatrics. 2008 Mar;121(3):619-625.

68. Knoop H, Prins JB, Stulemeijer M, van der Meer JW, Bleijenberg G. The effect of

cognitive behaviour therapy for chronic fatigue syndrome on self-reported cognitive

impairments and neuropsychological test performance. J Neurol Neurosurg Psychiatry.

2007 Apr;78(4):434-436.

69. O'Dowd H, Gladwell P, Rogers CA, Hollinghurst S, Gregory A. Cognitive behavioural

therapy in chronic fatigue syndrome: a randomised controlled trial of an outpatient group

programme. Health Technol Assess. 2006 Oct;10(37):iii-iv, ix-x, 1-121.

70. Prins J, Bleijenberg G, Rouweler EK, van der Meer J. Effect of psychiatric disorders on

outcome of cognitive-behavioural therapy for chronic fatigue syndrome. Br J Psychiatry.

2005 Aug;187:184-185.

Page 53: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

47

71. Ridsdale L, Darbishire L, Seed PT. Is graded exercise better than cognitive behaviour

therapy for fatigue? A UK randomized trial in primary care. Psychol Med. 2004

Jan;34(1):37-49.

72. Deale A, Husain K, Chalder T, Wessely S. Long-term outcome of cognitive behavior

therapy versus relaxation therapy for chronic fatigue syndrome: a 5-year follow-up study.

Am J Psychiatry. 2001 Dec;158(12):2038-2042.

73. Nijs J, Almond F, De Becker P, Truijen S, Paul L. Can exercise limits prevent post-

exertional malaise in chronic fatigue syndrome? An uncontrolled clinical trial. Clin

Rehabil. 2008 May;22(5):426-435.

74. Wallman KE, Morton AR, Goodman C, Grove R, Guilfoyle AM. Randomised controlled

trial of graded exercise in chronic fatigue syndrome. Med J Aust. 2004 May 3;180(9):444-

448.

75. Powell P, Bentall RP, Nye FJ, Edwards RH. Patient education to encourage graded

exercise in chronic fatigue syndrome. 2-year follow-up of randomised controlled trial. Br

J Psychiatry. 2004 Feb;184:142-146.

76. Thomas MA, Smith AP. An investigation of the long-term benefits of antidepressant

medication in the recovery of patients with chronic fatigue syndrome. Hum

Psychopharmacol. 2006 Dec;21(8):503-509.

77. Kakumanu SS, Mende CN, Lehman EB, Hughes K, Craig TJ. Effect of topical nasal

corticosteroids on patients with chronic fatigue syndrome and rhinitis. J Am Osteopath

Assoc. 2003 Sep;103(9):423-427.

78. Blockmans D, Persoons P, Van Houdenhove B, Lejeune M, Bobbaers H. Combination

therapy with hydrocortisone and fludrocortisone does not improve symptoms in chronic

fatigue syndrome: a randomized, placebo-controlled, double-blind, crossover study. Am J

Med. 2003 Jun 15;114(9):736-741.

79. Cleare AJ, Miell J, Heap E, Sookdeo S, Young L, Malhi GS, O'Keane V. Hypothalamo-

pituitary-adrenal axis dysfunction in chronic fatigue syndrome, and the effects of low-

dose hydrocortisone therapy. J Clin Endocrinol Metab. 2001 Aug;86(8):3545-3554.

80. Cleare AJ, O'Keane V, Miell J. Plasma leptin in chronic fatigue syndrome and a placebo-

controlled study of the effects of low-dose hydrocortisone on leptin secretion. Clin

Endocrinol (Oxf). 2001 Jul;55(1):113-119.

81. Blacker CV, Greenwood DT, Wesnes KA, Wilson R, Woodward C, Howe I, Ali T. Effect

of galantamine hydrobromide in chronic fatigue syndrome: a randomized controlled trial.

JAMA. 2004 Sep 8;292(10):1195-1204.

82. Santaella ML, Font I, Disdier OM. Comparison of oral nicotinamide adenine dinucleotide

(NADH) versus conventional therapy for chronic fatigue syndrome. P R Health Sci J.

2004 Jun;23(2):89-93.

Page 54: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

48

83. Brouwers FM, Van Der Werf S, Bleijenberg G, Van Der Zee L, Van Der Meer JW. The

effect of a polynutrient supplement on fatigue and physical activity of patients with

chronic fatigue syndrome: a double-blind randomized controlled trial. QJM. 2002

Oct;95(10):677-683.

84. Sullivan A, Nord CE, Evengård B. Effect of supplement with lactic-acid producing

bacteria on fatigue and physical activity in patients with chronic fatigue syndrome. Nutr J.

2009 Jan 26;8:4.

85. Weatherley-Jones E, Nicholl JP, Thomas KJ, Parry GJ, McKendrick MW, Green ST,

Stanley PJ, Lynch SP. A randomised, controlled, triple-blind trial of the efficacy of

homeopathic treatment for chronic fatigue syndrome. J Psychosom Res. 2004

Feb;56(2):189-197.

Page 55: Evidence Based behandeling bij patiënten met chronisch … · 2012-03-14 · Bij de bloedafname is het belangrijk volgende elementen na te kijken: natrium, kalium, chloride, bicarbonaat,

1