Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009

31
Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009

Transcript of Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009

Evaluatieverslag

controlecampagne

voorjaar 2009

Documentbeschrijving

1. Titel publicatie

Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009

2. Verantwoordelijke uitgever 3. Aantal blz.

Danny Wille, OVAM, Stationsstraat 110, 2800 Mechelen 33

4. Wettelijk depot nummer 5. Aantal tabellen en figuren

D/2010/5024/18 23

6. Publicatiereeks 7. Datum publicatie

maart 2010

8. Trefwoorden

terreincontroles, kwaliteitsborging, erkend bodemsaneringsdeskundige, uitvoering veldwerk

9. Samenvatting

Evaluatie van de uitgevoerde controles met betrekking tot de uitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het

Bodemdecreet

10. Begeleidingsgroep en/of auteur

Cel grond- en kwaliteitsbeheer, Joris Tallon

11. Contactperso(o)n(en)

Joris Tallon, Dirk Dedecker, Filip De Naeyer

12. Andere titels over dit onderwerp

Gegevens uit dit document mag u overnemen mits duidelijke bronvermelding.

De meeste OVAM-publicaties kunt u raadplegen en/of downloaden op de OVAM-website: http://www.ovam.be

Evaluatieverslagcontrolecampagne

voorjaar 2009

AFKORTINGEN

BBO beschrijvend bodemonderzoek

BSP bodemsaneringsproject

BSW bodemsaneringswerken

CMA compendium voor monstername en analyse (zie ookhttp://www.emis.vito.be.)

eBSD erkend Bodemsaneringsdeskundige

G glas

GVZ grondverzet

GW grondwater

GWS grondwaterstaalname

OBBO oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek (gecombineerdeuitvoering)

OWA olie/waterafscheider

PBM persoonlijke beschermingsmiddelen

pc postcode

PC polycarbonaat

PE polyethyleen

PP polypropyleen

SG schadegeval

WW werkwater

WZI waterzuiveringsinstallatie

1

Als vervolg op de controlecampagne najaar 2008 wordt in het voorjaar 2009 destaalname van het grondwater specifiek opgevolgd. Op basis van de verzameldegegevens wordt getracht een representatief beeld te vormen van de uitvoering vandeze staalnames.

Het voorliggend verslag betracht een toelichting te geven bij de gehanteerdeselectiecriteria voor uitvoering van deze controles. Tevens wordt een algemeneevaluatie aangereikt over de uitgevoerde controles. Hierbij wordt de uitgevoerdecontrolecampagne in haar algemeenheid besproken. De evaluatie van deopgevolgde deskundige wordt uitvoerig gerapporteerd aan de individueledeskundigen in kwestie en maakt geen deel uit van het voorliggend verslag.

De uitwerking van een controlesysteem heeft tot doel:

1) op korte termijn :

- inzicht verwerven in de opbouw van de praktische organisatie;

- een concreet beeld te vormen van de situatie op terrein;

- een verdere uitwerking van de controles op terrein te realiseren;

- de communicatie te verzorgen naar:

- de opgevolgde, erkende bodemsaneringsdeskundigen;

- de onderaanneming (indien relevant);

- de vzw VEB.

2) op lange termijn :

- bijsturing te geven daar waar nodig;

- het bekomen van een algemene kwaliteitsverhoging binnen de sector.

Op termijn kan een algemene kwaliteitsverhoging bij uitvoering vanonderzoeksverrichtingen op terrein in combinatie met een degelijk werkendkwaliteitshandboek ertoe leiden dat het toezicht op individuele dossiers binnen deOVAM afgebouwd wordt.

2

Inleiding1 Doel

Opvraag planningsgegevens

In de loop van februari 2009 wordt de nodige communicatie verstuurd aan alledeskundigen. Hierbij wordt gemeld dat de opvolging van onderzoeksverrichtingenin het kader van het Bodemdecreet voorzien is in het voorjaar 2009.

Twee weken voor de start van de eigenlijke controlecampagne wordt een mailingrondgestuurd waarin gevraagd wordt - voor de aangegeven periode - deplanningsgegevens over te maken.

Het overmaken van deze planningsgegevens gebeurt via een gestandaardiseerdformulier voor overdracht van planningsgegevens. Op deze manier wordenvolgende gegevens bekomen:

- datum van uitvoering boringen;

- voorziene tijdstip start uitvoering;

- type onderzoek;

- aantal boringen / peilputten;

- techniek uitvoering boringen;

- aantal te bemonsteren peilputten (bestaande / nieuwgeplaatste);

- datum grondwaterstaalname;

- startuur grondwaterstaalname;

- gegevens betreffende de onderzoekslocatie;

- contactgegevens verantwoordelijke bij eBSD.

De hierboven opgesomde gegevens worden overgemaakt aan de hand van eenxls-bestand. In de onderstaande tabel wordt hiervan een voorbeeld gegeven.

3

2 Praktische uitwerking

Veldwerkplanning eBSD xxxxxx weken en 2009

Uitvoeringsdatum* Uit te voeren terreinwerk* Onderzoekslocatie* ContacteBSD

(planner)*

Datum Startuur Typeonder-zoek

Bodem Techniek GWS Datum Startuur Adres, pc,gemeente

Provincie Naam GSM

09.05.09 NM 13:30 OBO 4/2** edelman,ramguts

2/3° 17.05.09

NM14:00

Kerkstraat 20,3061 Leefdaal

Vlaams-Brabant

09.05.09 VM 8:00 BBO 10/5 edelman,ramguts

5 17.05.09

VM9:00

Landbouwstraat45, 2845 Niel

Antwerpen

10.05.09 NM 14:00 SG 3/2*** edelman 2 17.05.09

NM15:00

Bresstraat 95,8580 Avelgem

West-Vlaanderen

10.05.09 VM 8:30 GVZ 7/0 machinaal,ramguts

3 NVT Stationstraat 35,3800 Sint-

Truiden

Limburg

11.07.09 VM 8:00 OBBO 11/7 machinaal,ramguts

6 24.07.09

VM8:30

Bosstraat 13,9000 Gent

Oost-Vlaanderen

* fictieve gegevens ** 4 boringen waarvan er 2 worden afgewerkt met een peilput*** uitvoering in onderaanneming

° bemonstering van 2 nieuw geplaatste en 3 bestaan de peilputten

Op basis van de aangereikte planningsgegevens is het mogelijk op redelijkéénvoudige wijze een selectie te maken van de op te volgen deskundigen.

In tegenstelling tot de voorgaande campagne worden deze keer wijzigingen in deplanning door een aantal deskundigen niet of laattijdig doorgegeven. Er wordenverder geen noemenswaardige problemen vastgesteld bij deze manier vangegevensopvraag. Volgende opmerkingen worden door enkele deskundigengeformuleerd:

- extra werk (beperkt);- uitgebreidheid van de gevraagde informatie.

Om een representatief beeld te kunnen vormen van de kwaliteit bij de uitvoeringvan onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet is het van belangdat de controles onaangekondigd gebeuren. Er wordt dan ook geopteerd om devoorziene controles niet te melden aan de deskundige in kwestie.

4

1.1 Selectie van op te volgen deskundigen

In tegenstelling tot de campagne najaar 2008 wordt het spelersveld niet in 2blokken ingedeeld. De controlecampagne wordt eveneens over meerdere wekengespreid opdat een zo representatief mogelijk beeld gevormd zou kunnen worden.

In de onderstaande tabel wordt de lijst van aangeschreven deskundigenweergegeven:

Adviesbureau voor Bodemonderzoek nv AB Soil Remediation Experts bvba

Amibo bvba AGT nv

Artemis Milieu bvba Amberco bvba

ASPER bvba Arcadis Belgium nv

Becewa NV Deckers Milieubeheer bvba

Deweer Studie- en ingenieursbureau bvba Ecorem nv

Environ Belgium bvba Talboom milieu nv

Esher bvba Greet Ceulemans Milieu-Advies bvba

Environmental Resources Management A+E Consult bvba

Exequtes ABO nv Groep Infrabo nv

Geolab bvba Grontmij Vlaanderen nv

Ingenieursbureau Asset nv Haskoning Belgium bvba

Kristien De Vos Lovap nv

Laboratorium Ecca nv Milieu Infrastructuur Planologie nv

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek MWH NV

Saneco bvba Nik Dezillie

Sertius CVBA Provinciaal Instituut voor Hygiëne

SWBO bvba Recycling Assistance bvba

Vanhaesebroeck Nicolas Sapion bvba

Base nv Smet Jet nv

RSK Benelux bvba Soresma nv

Buro BS nv Technisch bureau Technosan nv

5

Diepsonderingen & advies H. Verbekebvba

Tellum environmental consultants

Enviro + bvba Bangels Stefan

Envirosoil nv Bouwen en Milieu nv

Universoil nv Chris Cammaer

Geosan nv DLV Belgium cvba

Ingenieursbureau IBS nv Ecosys bvba

Laboratorium Devlieger bvba Environmental Strategical Advice bvba

Milieustudieburo F&D nv Libost-Groep nv

Vandelanotte Milieu-advies bvba Studiecentrum Limburg voor Milieu vzw

Geafor bvba Technum Flanders Engineering nv

IBEVE VZW Abesim bvba

Mava Bodemonderzoek nv Ageco bvba

Rimeco nv Architeam bvba

Tauw nv Azembla BVBA

URS Belgium bvba Bodemkundige Dienst Van België vzw

Vinçotte Environment nv Witteveen + Bos raadgevendeIngenieurs

Bij de selectie van de op te volgen deskundigen wordt getracht volgende criteria inrekening te brengen:

- de omvang van de voorziene onderzoeksverrichtingen;

- het vermoedelijke tijdstip start onderzoeksverrichtingen;

- de geografische situering onderzoekslocatie, rekeninghoudend met desituering van de uitvoeringslocaties van andere deskundigen;

- het type onderzoek.

In de mate van het mogelijke en rekeninghoudend met bovenstaande criteria wordtgetracht meerdere deskundigen per dag te bekijken. Op deze manier wordt - opeen eerder korte tijdspanne - een voldoend respresentatief beeld gevormd van deuitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet.

Gezien de grote heterogeniteit van de ondergrond in Vlaanderen wordt eveneensgetracht een zo groot mogelijke geografische spreiding van de controles tebekomen. Op deze manier wordt de evaluatie over een zo breed als mogelijkgeologisch areaal uitgevoerd.

6

1.2 Uitvoering controles

De controlecampagne wordt uitgevoerd in de loop van maart en april 2009. Deverschillende controles worden uitgevoerd door Joris Tallon, Bart De Wachter enTommy Bogaert.

1.3 Inleiding

Bij de uitwerking van de controles worden verschillende aandachtspunten naarvoor geschoven. De volgende aandachtspunten worden weerhouden:

- de uitrusting van de staalnamewagen;

- de wijze van uitvoering;

- de staalname en –conservering (type / houdbaarheid);

- de koeling van recipiënten (+ tijdstip);

- de evacuatie van opgepompt grondwater;

- de gegevensverwerving en –verwerking;

- het gebruik van PBM’s.

Op basis van de invulling die door een veldwerker / ploeg aan de bovenstaandepunten wordt gegeven, kan op terrein het algemene kwaliteitsniveau, de kennisterzake en de voeling van de perso(o)n(en) in kwestie met de materie grondwateringeschat worden.

1.4 Aandachtspunten

1.4.1 Uitrusting staalnamewagen

De uitrusting van een staalnameploeg is bepalend voor een degelijke uitvoeringvan de onderzoeksverrichtingen. Hoe completer de uitrusting hoe groter devariatie in uitvoeringsmogelijkheden kan zijn. Tevens kan de wijze van uitrustingbijdragen in een hoger kwaliteitsniveau.

De uitrusting omvat verschillende zaken zoals:

- darmen voor staalname;

- persoonlijke beschermingsmiddelen;

- reinigingsmateriaal;

7

3 Aandachtspunten bij controles op terrein

- materiaal voor calibratie meetsondes;

- materiaal voor het koelen van stalen (frigobox / koelcel);

- aanwezigheid van werkwater;

- materiaal voor het afvoeren van verontreinigd grondwater;

- materiaal voor inmeting einddiepte peilput / diepte grondwatertafel.

De staat, het onderhoud en de wijze van stockage en manipulatie van hetstaalnamemateriaal is hierbij van belang.

1.4.2 Staalname en -conservering

Bij de selectie wordt rekening gehouden met de voorziene wijze van uitvoering.Gezien de diversiteit in mogelijk aan te wenden staalnametechnieken (afhankelijkvan de geologische randvoorwaarden van de site en het type polluent) wordt hier –in de mate van het mogelijke - eveneens rekening mee gehouden.

Aangezien de eindverantwoordelijkheid inzake kwaliteit bij de erkendbodemsaneringsdeskundige ligt, wordt geen onderscheid gemaakt tussenuitvoering in eigen beheer of in onderaanneming.

De besluitvorming binnen bodemonderzoeken is gebaseerd op analyseresultaten.De representativiteit van de te analyseren stalen is afhankelijk van de wijze waaropeen staal genomen wordt en van de monsterconservering. De staalname en –conservering vormt aldus een belangrijk aandachtspunt. Hierbij wordt gekekennaar zowel het type conserveermiddel als naar de houdbaarheidsdatum ervan.

Bij de uitvoering van de controles op terrein wordt gelet op de representativiteit vande genomen grondwaterstalen, het mogelijk optreden van kruiscontaminatie /vervluchtiging, de koeling van de grondwaterstalen en de vertaling van andere,relevante projectspecifieke eisen naar staalname toe.

1.4.3 Gegevensverwerving en -verwerking

Een milieubewuste uitvoering van onderzoeksverrichtingen houdt eveneens in datde gegevensverwerving op een degelijke manier gebeurt. Hierbij wordt gedachtaan:

- de controle van de staat van de peilput voor aanvang van destaalname,

- diepte van de grondwatertafel voor aanvang van de staalname,

- de einddiepte van de peilput,

8

- de waarden van pH en Ec-metingen bij stabilisatie (of eventueel hetverloop van deze waarden tijdens doorpompen),

- de eventuele waarden voor O2-gehalte en redoxpotentiaal,

- de organoleptische waarnemingen (kleur, geur, helderheid),

- het opgepompt volume grondwater voor aanvang staalname,

- de interpretatie van de opbrengst,

- de éénduidige codering van recipiënten.

Bij de uitvoering van de controles op terrein wordt de nodige aandacht besteed aande hierboven opgesomde aandachtspunten.

1.4.4 Gebruik van PBM’s

Bij uitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreetwordt veelal gewerkt in risicovolle omgevingen. Om de blootstelling aan en deimpact op de werknemer hiervan te minimaliseren moeten persoonlijkebeschermingsmiddelen (PBM’s) en in sommige gevallen collectievebeschermingsmiddelen (CBM’s) gebruikt worden.

Bij uitvoering van de controles op terrein wordt dan ook gelet op het gebruik vanstandaard PBM’s en daar waar aangegeven beschermende maatregelen opgelegddoor de opdrachtgever. Hierbij wordt gedacht aan:

- latex / nitril / vinyl handschoenen;

- veiligheidsschoenen;

- werkkledij.

1.5 Inleiding

In totaal wordt voorzien 61 terreinen te “bezoeken”. Uiteindelijk blijkt dat in 26%van de gevallen de geplande onderzoeksverrichtingen op dat moment nietdoorgaan. Na telefonische verificatie bij de erkende bodemsaneringsdeskundigenin kwestie wordt gemeld dat de uitvoering ofwel reeds heeft plaatsgevonden, opeen later tijdstip plaats zal vinden of wordt afgelast. Het tijdig communiceren vanwijzigingen in de planning laat in een deze gevallen te wensen over.

Omwille van deze gebrekkige communicatie worden in totaal “slechts” debemonsteringen in het kader van 45 onderzoeken opgevolgd. Hierbij worden een35-tal deskundigen gecontroleerd op terrein. Dit stemt overeen met ongeveer dehelft van het spelersveld. Bij deze controles worden verschillende types vanbodemonderzoeken in uitvoering bekeken.

9

4 Bevindingen Controlecampagne voorjaar2009

In de onderstaande tabel wordt de verdeling over de verschillende typesbodemonderzoeken weergegeven:

OBO BBO BSW

% 40,0 26,7 33,3

Hierbij blijkt dat 80% van de grondwaterstaalnames in eigen beheer en 20% inonderaanneming gebeurt. Tevens moet gesteld worden dat in een aantal gevallenhet een combinatie van meerdere types bodemonderzoeken (OBBO) betreft.

10

1.6 Begeleiding op terrein

De begeleiding van de onderzoeksverrichtingen kan benaderd worden vanuit 2invalshoeken:

- de begeleiding van de uitvoering op terrein;

- de projectspecifieke communicatie naar de staalnameploeg.

De begeleiding van grondwaterstaalname vormt een essentieel onderdeel van dekwaliteitsborging op terrein. Dit kan evenwel niet los gezien worden van deprojectspecifieke communicatie (schriftelijk dan wel mondeling) dewelke deprojectleider (verantwoordelijk voor het dossier) voert met de staalnameploeg (aldan niet in onderaanneming). Via deze communicatie kan de nodige aandachtgevestigd worden op heikele punten inzake uitvoering.

Bij de uitvoering van de controles wordt hier de nodige aandacht aan besteed.

1.6.1 Begeleiding van de uitvoering op terrein

Bij uitvoering van de controles wordt de aanwezigheid van de projectleider opterrein geëvalueerd. Hierbij blijkt dat deze begeleiding voor verbetering vatbaar is.In de onderstaande tabel worden de bevindingen hieromtrent weergegeven.

Begeleiding op terrein

# %

Hele tijd 7 15,6

Niet aanwezig 38 84,4

Over het algemeen kan gesteld worden dat de begeleiding van de staalnameploegop terrein weinig gebeurt. De nodige instructies worden veelal meegedeeld middelseen overzichtelijke veldwerkopdracht.

1.6.2 Projectspecifieke communicatie

De communicatie van projectspecifieke eisen en -aandachtspunten gebeurt veelaldoor middel van een veldwerkopdracht. Deze eisen kunnen verband houden metveiligheidsvoorschriften van toepassing op de onderzoekslocatie (gebruikspecifieke PBM’s en CBM’s) maar kunnen evenzeer betrekking hebben op eenspecifieke manier van monstername.

11

In één geval wordt gewerkt met een Health & Safety Plan ondertekend door zoweleBSD, onderaannemer als verantwoordelijke opdrachtgever. In een aantal gevallenwordt de projectspecifieke informatie mondeling gecommuniceerd aan destaalnameploeg.

1.7 Uitrusting staalnameploeg

Bij uitvoering van de controles wordt gekeken naar de omvang en de staat van deaanwezige staalnameapparatuur. Hierbij wordt gelet op de aanwezigheid vandoorstroomcel, meetsondes, calibratie- en reinigingsmiddelen, type pompen,drijflaagdiktemeter / peillintmeter en de mogelijkheid tot het gekoeld bewaren vanstalen.

1.7.1 Doorstroomcel

Bij een deel van de staalnameploegen behoort een doorstroomcel tot destandaarduitrusting. De aanwezigheid hiervan wil evenwel niet zeggen dat dezezich in een degelijk staat bevindt (zonder beschadiging) of degelijk onderhoudenwordt.

In de onderstaande tabel worden de gegevens betreffende de aanwezigheid enstaat weergegeven.

Doorstroomcel OK Niet OK*

Aantal 27 18

% 60 40

* Hieronder wordt verstaan de afwezigheid van een doostroomcel of de aanwezigheid van eenbeschadigde doorstroomcel. In 25% van deze gevallen betrof het de aanwezigheid van eenbeschadigde doorstroomcel. In 75% van deze gevallen was er geen doorstroomcel aanwezig.

1.7.2 Meetsondes

Tot de staalnameuitrusting voor de bemonstering van peilputten behorenstandaard de verschillende meetsondes ter bepaling van pH, Ec en T alsookdrijflaagdiktemeter / peilintmeter. De aanwezigheid van meetsondes voor debepaling van de redoxpotentiaal en het O2-gehalte behoren niet tot destandaarduitrusting van de meeste deskundigen.

12

In de onderstaande tabel worden de gegevens betreffende de aanwezigheid vanmeetsondes weergegeven. Er wordt hierbij enkel gekeken naar de aanwezigheidvan de meetsondes voor de bepaling pH, Ec en T.

Meetsondes Aanwezig Niet aanwezig

Aantal 44 1

% 97,8 2,2

Er kan gesteld worden dat meetsondes tot de standaarduitrusting van eenstaalnameploeg behoren. Er moet evenwel opgemerkt worden dat deaanwezigheid van deze meetsondes geensinds garandeert dat deze ookdaadwerkelijk gebruikt worden bij staalname noch een verantwoorde enmilieubewuste manipulatie verzekeren (reinigen / regelmatige calibratie).

In de onderstaande tabel worden de gegevens betreffende de aanwezigheid vandrijflaagdiktemeter / peillintmeter weergegeven.

Peillintmeter Drijflaagdiktemeter

Aantal 1 34

% 24,4 75,6

De aanwezigheid van een peillintmeter / drijflaagdiktemeter wordt in alle gevallenvastgesteld. In 75,6% van de gevallen betreft het een drijflaagdiktemeter.

Er kan gesteld worden dat een peillintmeter / drijflaagdiktemeter tot destandaarduitrusting van een staalnameploeg behoort.

13

1.7.3 Calibratiemateriaal meetsondes en reinigingsmiddelen in het algemeen

Om een representatieve meetwaarde te bekomen is het essentieel dat degebruikte meetsondes op regelmatige tijdstippen gereinigd, gecalibreerd enbewaard worden in de juiste vloeistoffen. Het calibreren van de meetsondes kanuiteraard op verschillende tijdstippen gebeuren, i.e. dagelijks op bureel, dagelijksop terrein of met een lagere of hogere frequentie. Bij uitvoering van de controles wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid vancalibratie- en reinigingsmiddelen.

In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot de aanwezigheidvan calibratie- en reinigingsmiddelen weergegeven.

Calibratiemiddelen Reinigingsmiddelen

Aanwezig Niet aanwezig Aanwezig Nietaanwezig

Aantal 22 23 28 17

% 48,9 51,1 62,2 37,8

Op vlak van calibratie kan gesteld worden dat in één op de 2 gevallen debenodigde middelen niet aanwezig zijn. Dit in combinatie met de waarnemingen opterrein kan gesteld worden dat het overgrote deel van de calibraties op bureelofwel niet gebeurt. Er kan evenwel geen duidelijk beeld gevormd worden over dedaadwerkelijke uitvoering van calibraties op bureel.

In meer dan 60% van de gevallen wordt de aanwezigheid van reinigingsmiddelenvastgesteld. De aanwezigheid hiervan impliceert geensinds het daadwerkelijkgebruik ervan.

14

1.7.4 Koeling

Na staalname moeten recipiënten gekoeld bewaard worden. Hiertoe moeten denodige voorzieningen aanwezig zijn.

In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot de aanwezigheidvan koelinstallaties weergegeven.

Koelbox Koelcel Nietaanwezig

OK Niet OK* OK Niet OK

Aantal 33 3 5 0 4

% 73,3 6,7 11,1 0 8,9

* geen koelelementen aanwezig

Over het algemeen kan gesteld worden dat in 84,4% van de gevallen de nodigevoorzieningen met betrekking tot koeling aanwezig zijn. In 15,6% van de gevallenis geen koeling voorzien (niet aanwezig of afwezigheid van koelelementen).

15

1.8 Kennis en ervaring staalnameploeg

Op basis van de waarnemingen bij uitvoering van de staalname en na peiling naarde kennis en ervaring op vlak van grondwaterbemonstering en de geldendeprocedures (CMA) wordt een beeld verkregen van het algemeen kennis- enervaringsniveau van de verschillende staalnameploegen.

1.8.1 5.4.1 Kennis

De kennis van de verschillende staalnameploegen wordt ingeschat. Hiertoe wordtrekening gehouden met de waarnemingen bij uitvoering van de staalname. Tevenswordt er gepeild naar het algemeen kennisniveau inzake de geldende procedures.Het kennisniveau van elke veldwerker wordt bepaald door zijn motivatie en zijninteresse naar de materie grondwater maar wordt evenzeer mee bepaald door demate waarin opleiding / bijscholing en kennisoverdracht binnen de firma wordtgerealiseerd.

In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot kennis van deprocedures weergegeven.

Kennis Zeergedegen

Goed Twijfelachtig Ondermaats

Aantal 8 25 7 5

% 17,8 55,6 15,6 11,1

Op basis van de waarnemingen bij uitvoering van de controles kan gesteld wordendat in 73,4% van de gevallen de staalnemers beschikken over een goede tot zeergedegen kennis. In 26,7% van de gevallen is de kennis met betrekking tot dematerie grondwater en de procedures omschreven in het CMA twijfelachtig ofondermaats.

16

1.8.2 Ervaring

Op basis van de waarnemingen op terrein en na peiling wordt een beeld verkregenvan de ervaring aanwezig bij de verschillende staalnameploegen.

In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot de aanwezigeervaring weergegeven.

Ervaring Uitgebreid Voldoende Onvoldoende

Aantal 20 22 3

% 44,4 48,4 6,7

Over het algemeen kan gesteld worden dat er voldoende tot uitgebreide ervaringaanwezig is bij de verschillende staalnameploegen. In 6,7% van de gevallen wordtevenwel vastgesteld dat personen met geen of onvoldoende ervaring zonderbegeleiding op terrein worden gestuurd.

17

1.9 Werkwijze bij staalname

In het kader van de controles wordt bij uitvoering van staalnames specifiekgekeken naar volgende punten:

- de inmeting van de diepte van de grondwatertafel;

- de inmeting van de einddiepte van de te bemonsteren peilput;

- het gebruik van proper materiaal;

- de reiniging en calibratie van toestellen en materiaal;

- het doorpompen van de te bemonsteren peilputten conformprocedures beschreven in het CMA;

- het debiet bij doorpompen van de te bemonsteren peilput;

- het belvrij afvullen van recipiënten (cfr. Vluchtige componenten);

- de koeling van gevulde recipiënten;

- de filtratie van grondwater voor de analyse op relevante parameters;

- de evacuatie van het opgepompt grondwater;

- het gebruik van PBM’s.

1.9.1 Inmeting diepte grondwatertafel, einddiepte peilput en bepalingaanwezigheid drijflaag

Bij de bepaling van de diepte van de grondwatertafel en de einddiepte van de tebemonsteren peilput wordt gebruik gemaakt van peillintmeter of drijflaagdiktemeter.

In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot het inmetenweergegeven.

Inmeting Einddiepte peilput Diepte grondwatertafel

OK Niet OK OK Niet OK

Aantal 44 1 44 1

% 97,8 2,2 97,8 2,2

Deze gegevens worden nagenoeg consequent verzameld door het overgrote deelvan de deskundigen.

18

Bij de bepaling van de mogelijke aanwezigheid van een drijflaag wordt steedsgewerkt met een drijflaagdiktemeter. Het gebruik van kogelklepmonsternemer ofbailer wordt niet waargenomen. Bij aantreffen van een drijflaag wordt in de meestegevallen de einddiepte van de peilput niet meer ingemeten. Hierdoor wordtvermeden dat het peillint en de sonde verontreinigd worden. Wanneer deeinddiepte toch wordt opgemeten wordt niet steeds voldoende gereinigd (enkelsonde, meetlint wordt “vergeten”). In een aantal gevallen wordt dedrijflaagdiktemeter helemaal niet gereinigd.

1.9.2 Reiniging, calibratie van toestellen en gebruik van proper materiaal

Bij bemonstering van peilputten is het belangrijk dat er steeds gewerkt wordt metgereinigd of nieuw materiaal en dat meetsondes op regelmatige tijdstippengecalibreerd worden. Bij uitvoering van de controles wordt hieraan de nodigeaandacht besteed. Tevens wordt gelet op de aanwezigheid en het achetrlaten vandarmen in de te bemonsteren / bemonsterde peilputten.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het gebruik van propermateriaal weergegeven.

Darmen Gebruik darmen

Aanwezig Nietaanwezig

Nieuwe Aanwezige

Aantal 18 27 43 2

% 40 60 95,6 4,4

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 40% van dete bemonsteren peilputten nog darmen van een voorgaande staalname aanwezigzijn. Ongeacht de aanwezigheid van deze darmen wordt in nagenoeg alle gevallen(95,6%) bij staalname gebruik gemaakt van nieuwe darmen. Er moet evenwelopgemerkt worden dat er – in tegenspraak met de procedures omschreven in hetCMA - in 4,4% van de gevallen toch bemonsterd wordt met de nog aanwezigedarmen.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake de reiniging vanstaalnamemateriaal weergegeven. Onder reiniging wordt verstaan het reinigen vande meetsondes, peillintmeter / drijflaagdiktemeter (sonde + meetlint) en andererelevant materiaal (koppelstukken, etc …) dat gebruikt wordt.

19

Reiniging on-site Al het materiaal Gedeeltelijk Niet

Aantal 27 2 16

% 60 4,4 35,6

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 60% van degevallen al het materiaal dat gebruikt wordt bij verschillende staalnames gereinigdwordt on-site. Er moet evenwel opgemerkt worden dat in 35,6% van de gevallenhet materiaal on-site niet gereinigd wordt.

Om een representatieve waarde te kunnen opmeten voor wat betreft pH en Ec ishet van zéér groot belang dat de meetsondes op regelmatige tijdstippengecalibreerd worden en steeds in de juiste vloeistoffen bewaard worden(afhankelijk van het type toestel).

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake calibratie van demeetsondes weergegeven.

Calibratie Op terrein Op bureel Niet

Consequent Gedeeltelijk

Aantal 14 0 13 18

% 31,1 0 28,9 40

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat de calibratie vanmeetsondes in slechts 31,1% van de gevallen consequent wordt uitgevoerd op hetterrein. In 40% van de gevallen wordt de calibratie van meetsondes nietuitgevoerd. In een paar gevallen wordt standaard bij afwijkende waarden voor pHen Ec aparte stalen genomen voor bepaling van deze waarden in het labo. In ééngeval wordt een bijkomend staal genomen ter bepaling van de ionenbalans.

1.9.3 Doorpompen van peilputten

Vooraleer de eigenlijke staalname aan te vatten moeten peilputten, conform deprocedure omschreven in het CMA, doorgepompt worden. Om dit juist te kunnendoen is het belangrijk dat het volume grondwater aanwezig in de peilput correctbepaald wordt. Om het door te pompen volume grondwater juist te bepalen moetende technische specificaties van de peilput nauwkeurig opgemeten worden (zie ook5.5.1). Bij het doorpompen wordt nagenoeg steeds gebruik gemaakt vanperistaltische pompen. In één geval wordt gebruik gemaakt van dompelpompjes(diepe peilputten) gekoppeld aan een debietsregelaar.

20

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het doorpompen vanpeilputten weergegeven.

Doorpompencfr CMA

OK Niet OK Niet mogelijk

Aantal 31 11 3

% 68,9 24,4 6,7

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat het doorpompenvan peilputten in 68,9% van de gevallen conform het CMA gebeurt. In 24,4% vande gevallen wordt niet doorgepompt conform het CMA. Hieronder wordt verstaandat de peilputten in kwestie één maal onder hoog debiet worden leeggetrokken ofer minder dan 5x het volume aan grondwater aanwezig in de peilput wordtdoorgepompt. In 6,7% van de gevallen laat de geologische context hetdoorpompen conform CMA niet toe (zéér slechte toestroming).Er wordt vastgesteld dat de beapling van het volumen grondwater aanwezig in dete bemonsteren peilput(ten) in een aantal gevallen te wensen overlaat. Deregistratie van de duurtijd doorpompen en het doorgepompt volume grondwatergebeurt niet consequent door alle staalnameploegen.

1.9.4 Veldmetingen

Het afvullen van recipiënten kan aangevat worden van zodra er voldoende isdoorgepompt (i.e. 5x volume grondwater aanwezig in de peilput) en wanneer dewaarden voor pH en Ec stabiel zijn. Het meten van de waarden voor pH en Ecmoet gebeuren in een gesloten kring (doorstroomcel) waarbij belvorming vermedenmoet worden.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake veldmetingen weergegeven.

Veldmetingen Doorstroomcel Labo Niet

On-site Off-site*

Aantal 26 15 0 2 2

% 57,8 33,3 0 4,4 4,4

* In één geval wordt door de onderaannemer een reservestaal genomen opdat in geval vandiscussie het meetresultaat geverifiëerd kan worden. Het staal wordt niet doorgestuurd naareen labo.

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 57,8% van degevallen gebruik gemaakt wordt van een doorstroomcel. In 33,3% van de gevallenworden de waarden voor pH en Ec op terrein bepaald in een potje.

21

1.9.5 Belvrij oppompen van grondwater en belvrij afvullen van recipiënten

Om representatieve stalen van het grondwater te nemen is het belangrijk dat hetoppompen van grondwater enerzijds onder een niet te hoog debiet gebeurt(belvorming in de darmen voorkomen) en anderzijds dat de recipiënten in éénbeweging, belvrij worden afgevuld. Bij afvulling moet erop gelet worden dat derecipiënten schuin gehouden worden. Tevens moet de siliconenslag tegen dewand gehouden worden en mee worden opgevoerd zodat mogelijk contact metconserveermiddelen vermeden wordt. Op deze manier kan ontgassing enkruiscontaminatie tot een minimum beperkt worden.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het belvrij oppompen vangrondwater weergegeven.

Belvrije staalname OK Niet OK Niet vanToepassing

Aantal 30 9 6

% 66,7 20 13,3

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 66,7% van degevallen het grondwater belvrij wordt opgepompt bij de staalname. Op deze manierwordt het optreden van ontgassing vermeden. Er moet evenwel opgemerkt wordendat in 20% van de gevallen bij staalname bellen worden waargenomen in dedarmen.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het belvrij afvullen vanrecipiënten weergegeven. Hierbij moet vermeld worden dat in 82% van deonderzoeksverrichtingen er recipiënten worden gevuld voor analyse op vluchtigecomponenten. De andere gevallen worden niet in rekening gebracht in deonderstaande tabel.

Belvrije recipiënten OK Niet OK

Aantal 21 16

% 56,8 43,2

Op basis van de waarnemingen op terrein moet gesteld worden dat slechts in56,8% van de gevallen, waarbij het bekomen van belvrije stalen relevant is, ergeen luchtbellen worden waargenomen in de recipiënten.

Naar het afvullen recipiënten in het algemeen moet opgemerkt worden dat in eenaantal gevallen geen rekening gehouden wordt met de voorschriften opgenomen inhet CMA. Het betreft hier vooral een te hoog staalnamedebiet, het niet schuinhouden van recipiënten, het grondwater niet langsheen de wand van de fles latenaflopen, contact siliconenslang met conserveermiddelen (mogelijk optreden vankruiscontaminatie bij afvulling volgend recipiënt!) en het niet belvrij afvullen.

22

1.9.6 Filtratie op terrein

Bij uitvoering van de controles wordt de nodige aandacht besteed aan de filtratievan grondwater in functie van de relevante parameters.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake filtratie weergegeven.

Filtratie OK Niet OK Niet relevant

Aantal 21 1 23

% 46,7 2,2 51,1

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat het grondwaterconsequent gefiltreerd wordt in functie van de relevante parameters. Hierbij wordtsteeds geflitreerd over 0,45 µm. Er moet evenwel opgemerkt worden dat bij filtratieop terrein niet steeds het toetreden van buitenlucht vermeden wordt.

1.9.7 Evacuatie van opgepompt grondwater

Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt de nodige aandachtbesteed aan de evacuatie van het opgepompt grondwater. Hierin wordt eenonderscheid gemaakt tussen verontreinigd en niet-verontreinigd grondwater.

In de onderstaande tabellen worden de gegevens inzake de evacuatie vanopgepompt grondwater weergegeven.

Niet-verontreinigd GW Riolering Decor OWA WZI Vaatjes

Aantal 21 11 4 0 9

% 46,7 24,4 8,9 0 20

Verontreinigd GW Riolering Decor OWA WZI Vaatjes

Aantal 13 6 9 1 6

% 37,1 17,1 25,7 2,9 17,1

Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt vastgesteld dat in17,1% van de gevallen verontreinigd grondwater wordt geloosd op onverhardterrein (“decor”). Een aantal deskundige voeren consequent het opgepomptgrondwater af in vaatjes ongeacht de verontreinigingstoestand van het grondwater.In een aantal gevallen wordt verontreinigd grondwater evenwel op de riool of oponverhard terrein geloosd.

23

1.9.8 Gebruik van PBM’s

Bij uitvoering van de verschillende controles wordt eveneens de nodige aandachtbesteed aan het gebruik van PBM’s. Hieronder wordt verstaan het dragen vanwerkkledij, veiligheidsschoenen en latex/nitril handschoenen.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het gebruik van PBM’s(enkel het dragen van handschoenen) op terrein weergegeven.

Handschoenen Latex Nitril Vinyl Leder Geen

Aantal 22 13 1 1 8

% 48,9 28,9 2,2 2,2 17,8

Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat het dragen vanhandschoenen in meer dan 80% van de gevallen gebeurt. In 17,8% van degevallen worden geen handschoenen gedragen.

Er moet evenwel opgemerkt worden dat bij het dragen van handschoenen denodige aandacht besteed moet worden aan het vermijden van kruiscontaminatie.Onoordeelkundige manipulatie van materiaal met vuile handschoenen kan leidentot het optreden van kruiscontaminatie. Hier kan door de mensen op terrein meeraandacht aan besteed worden.

1.10 Recipiënten

In het CMA /1/B worden het type en de houdbaarheidstermijn van deconserveermiddelen en de types recipiënten besproken. Bij uitvoering van decontroles wordt hier aandacht aan besteed.

1.10.1 Type materiaal

De verschillende types recipiënten per parameter worden opgelijst in het CMA.Zowel het volume als het type materiaal worden omschreven. Om de invulling diehieraan door de verschillende deskundigen gegeven wordt na te gaan, wordt bijuitvoering van de controles hieraan eveneens aandacht besteed.

Bij uitvoering van de controles wordt voor sommige parameters vastgesteld dat errecipiënten gebruikt worden opgebouwd uit andere materialen dan dezevoorgeschreven in het CMA (glas in plaats van PC, PP, PE of andersom).

1.10.2 Conservering van recipiënten en houdbaarheid

In praktijk werken de verschillende deskundigen met voorgeconserveerderecipiënten aangeleverd door een labo. Het toevoegen van conserveermiddelen opterrein wordt niet waargenomen. Bij uitvoering van de controles worden hetgebruikte conserveermiddel en de houdbaarheidstermijn ervan opgevolgd. Hierbij

24

blijkt dat het type conserveermiddel per parameter kan verschillen van labo totlabo.

Bij uitvoering van de controles wordt tevens vastgesteld dat in een aantal gevallende houdbaarheidstermijn van de conserveermiddelen overschreden is. Hieraanmoet door de deskundigen de nodige aandacht besteed worden. Recipiëntenwaarvan de houdbaarheidstermijn van de conserveermiddelen overschreden iskomen niet meer in aanmerking voor gebruik.Tevens wordt – in een aantal gevallen - vastgesteld dat andereconserveermiddelen gebruikt worden dan diegene voorgeschreven in het CMA.

1.10.3 Codering en registratie

Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt vastgesteld dat bijelke deskundige de codering van recipiënten steeds volledig gebeurt. De registratievan de verschillende recipiënten gebeurt op een degelijke manier.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake registratie weergegeven.

Registratie Digitaal Manueel Combinatie

Aantal 10 30 5

% 22,2 66,7 11,1

1.10.4 Gekoeld bewaren grondwaterstalen

Bij bemonstering van peilputten is het belangrijk dat eens de recipiënten afgevuldzijn deze zo snel als mogelijk gekoeld bewaard worden. Hieraan wordt bijuitvoering van de controles de nodige aandacht besteed.

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake koeling van recipiëntenweergegeven.

Koeling Onmiddellijk

Na enigetijd

Niet

Aantal 34 4 7

% 75,6 8,9 15,6

Bij uitvoering van de controles wordt vastgesteld dat in 75,6% van de gevallenrecipiënten onmiddellijk na afvulling gekoeld bewaard worden. In 8,9% van degevallen worden de recipiënten enige tijd na afvulling gekoeld bewaard. Devoorzieningen die hiervoor aanwezig zijn betreffen in het overgrote deel van degevallen een frigobox met koelelementen ofwel een koelcel (constante

25

temperatuursregeling). In 15,6% van de gevallen worden de recipiënten nietgekoeld bewaard.

Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt vastgesteld dat destaalnameploegen voorzien zijn van een redelijke tot degelijke uitrusting. In demeeste gevallen is al het materiaal noodzakelijk voor de uitvoering van eenrepresentatieve bemonstering van het grondwater aanwezig. De aanwezigheidervan impliceert evenwel geenszins het daadwerkelijk gebruik bij staalname nocheen verantwoorde manipulatie.

Het kennis- en ervaringsniveau van de staalnameploegen is over het algemeengoed. Er wordt evenwel in een aantal gevallen vastgesteld dat mensen metonvoldoende kennis en ervaring zonder enige vorm van begeleiding staalnamesuitvoeren.

De begeleiding van de staalnameploegen door projectverantwoordelijken gebeurtniet of nauwelijks. Projectspecifieke communicatie gebeurt nagenoeg steedsmiddels een veldwerkopdracht. Over het algemeen zijn deze veldwerkopdrachtenvolledig en duidelijk. Daar waar relevant worden de heikele punten inzakeveiligheid en de te volgen procedures aangereikt.

Vooraleer de eigenlijke staalname aan te vatten wordt door slechts een beperktdeel van de staalnameploegen de calibratie van meetsondes op terrein uitgevoerd.In een aantal gevallen worden de calibraties op bureel uitgevoerd. In een grootdeel van de gevallen worden de meetsondes evenwel niet gecalibreerd. Hierbijmoeten de nodige bedenkingen worden geformuleerd omtrent de representativiteitvan de gemeten waarden.

Het inmeten van de diepte van de grondwatertafel en de einddiepte van de tebemonsteren peilputten gebeurt consequent en nauwkeurig. Hiervoor wordtgebruik gemaakt van een peillintmeter of een drijflaagdiktemeter. Het volledigreinigen (sonde + meetlint) na gebruik gebeurt niet steeds.

Na inmeting wordt de monsternamedarm geplaatst in de peilput of er wordt gebruikgemaakt van reeds aanwezige darmen. In de meeste gevallen wordt de darm totbeneden in de peilput gebracht. Op basis van de gegevens verzameld bij inmetingwordt het aanwezige volume grondwater in de peilput bepaald waarbij in sommigegevallen gewerkt wordt met tabellen (in functie van de peilputdiameter). In een

groot deel van de gevallen (± 70%) wordt voldoende doorgepompt. Hierbij moetwel opgemerkt worden dat in een aantal gevallen er evenwel onder veel te hogedebieten wordt doorgepompt waardoor dalvorming in de grondwatertafel kanoptreden. In slechts enkele gevallen wordt de evolutie van de grondwaterstandtijdens het afpompen mee opgevolgd met peillintmeter of drijflaagdiktemeter.

26

5 Evaluatie Controlecampagne voorjaar2009

Tevens moet vermeld worden dat de aanwezigheid van darmen van eenvoorgaande staalname een probleem vormt. Hieromtrent wensen wij te verwijzennaar het CMA waarin het achterlaten en het hergebruik van deze darmen explicietverboden wordt.

Tijdens het doorpompen worden de waarden voor T, pH en Ec (in sommigegevallen redoxpotentiaal en O2-gehalte) opgevolgd. Deze metingen wordenuitgevoerd in gesloten kring (doorstroomcel) of in een potje. In enkele gevallenworden de waarden voor deze parameters opgevolgd en op regelmatige tijdstippentijdens het doorpompen geregistreerd. Maar meestal worden de waarden voordeze parameters enkel geregistreerd na stabilisatie. Na doorgepompt te hebben enna stabilisatie van de veldparameters wordt het afvullen van de verschillenderecipiënten aangevat.

Bij het afvullen van de recipiënten wordt niet steeds de nodige aandacht besteedaan het mogelijk optreden van turbulentie (te hoog staalnamedebiet, recipiëntenniet schuin houden, grondwater niet langsheen wand laten aflopen, darmen bovenflesopening bij afvulling, …) waardoor mogelijk vervluchtiging kan optreden.Hieraan moet meer aandacht besteed worden bij staalname. Bij de staalname infunctie van analyse op zware metalen wordt de filtratie in nagenoeg alle gevallenuitgevoerd op het terrein.

Recipiënten worden éénduidig en volledig gecodeerd. Na afvulling en coderingworden de recipiënten onmiddellijk of na enige tijd gekoeld bewaard. Toch wordtvastgesteld dat recipiënten in een aantal gevallen niet gekoeld bewaard worden.

De gegevensregistratie gebeurt zowel manueel als digitaal. In een aantal gevallenworden de gegevens op beide manieren geregistreerd. Hierbij moet evenwelopgemerkt worden dat afwijkende waarnemingen opgenomen moeten worden inhet verslag van staalname zodat hiermee rekening gehouden kan worden bij deuiteindelijke rapportage van het bodemonderzoek. Dit gebeurt veel te weinig.

Onder afwijkende waarnemingen wordt onder andere verstaan: afwijkendewaarden voor de verschillende veldparameters, organoleptische waarnemingen(kleur, geur, helderheid), slechtere toestroming dan de informatie opgenomen inhet boorverslag laat vermoeden, oppervlakkige beschadiging peilput, verstoppingpeilput met bentoniet, instroom van hemelwater of verontreining vanaf hetmaaiveld, etc …..).

In het kader van de voorliggende controlecampagne worden in de loop van hetvoorjaar 2009 (maart, april) controles op de grondwaterstaalname uitgevoerd.Deze controles worden uitgevoerd over gans Vlaanderen.

27

6 Besluit

In totaal worden 35 erkend bodemsaneringsdeskundigen opgevolgd bij uitvoeringvan onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet. In hoofdzaakworden hierbij oriënterende bodemonderzoeken, beschrijvendebodemonderzoeken en bodemsaneringswerken opgevolgd. In een aantal gevallenbetreft het een gecombineerde uitvoer van meerdere types bodemonderzoeken. Intotaal worden 45 locaties bezocht.

De opvolgingen worden ingepland op basis van de planningsgegevens verstrektdoor de verschillende erkend bodemsaneringsdeskundigen.

Over het algemeen moet er - ongeacht de goede indruk met betrekking totuitrusting, kennis, ervaring en uitvoering van de verschillende staalnameploegen -evenwel aangegeven worden dat er tekortkomingen op de voorschriftenopgenomen in het CMA worden vastgesteld. Het betreft hier hoofdzakelijkvolgende punten:

- het gebruik van reeds aanwezige darmen,

- het niet of onvoldoende doorpompen voorafgaand destaalname,

- het onoordeelkundig manipuleren van staalnamemateriaal (nietof onvoldoende reinigen, onvoldoende wissel handschoenen,…..);

- te hoge staalnamedebieten,

- het overvullen van recipiënten,

- het niet belvrij afvullen van recipiënten,

- het niet of laattijdig gekoeld bewaren van recipiënten.

Deze tekortkomingen zijn mogelijk te wijten aan onvoldoende kennis op vlak vande materie grondwater en/of te weinig ervaring en/of het niet op de hoogte zijnvoorschriften opgenomen in het CMA maar kunnen evenzeer te wijten zijn aan eengebrek aan interesse / motivatie en voeling met de materie grondwater van destaalnemer(s) in kwestie. Deze lacunes moeten ondervangen worden middels eengoede werking van het kwaliteitshandboek.

28