EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk...

66
EURIPIDOU BAKXAI DIONUSOS (proloog) ÜHkv DiÚw pa›w tÆnde Yhba¤vn xyÒna, 1 DiÒnusow, ˘n t¤ktei poy' ≤ Kãdmou kÒrh, 2 Sem°lh, loxeuye›s' éstraphfÒrƒ pur¤: 3 morfØn d' éme¤caw §k yeoË broths¤an 4 pãreimi D¤rkhw nãmat' ÉIsmhnoË y' Ïdvr. 5 ır« d¢ mhtrÚw mn∞ma t∞w keraun¤aw 6 tÒd' §ggÁw o‡kvn ka‹ dÒmvn §re¤pia 7 tufÒmena D¤ou purÚw ¶ti z«san flÒga, 8 éyãnaton ÜHraw mht°r' efiw §mØn Ïbrin. 9 afin« d¢ Kãdmon, êbaton ˘w p°don tÒde 10 t¤yhsi, yugatrÚw shkÒn: émp°lou d° nin 11 p°rij §g∆ 'kãluca botru≈dei xlÒ˙. 12 lip∆n d¢ Lud«n toÁw poluxrÊsouw gÊaw 13 Frug«n te Pers«n y' ≤lioblÆtouw plãkaw 14 1-63 Proloog 1 ¥kv: gekomen zijn, komen. pa›w: kind (ı pa›w: zoon; ≤ pa›w: dochter). Yhba›ow (ı): Thebaan(s). xy≈n, -onÒw, ≤: land, aarde, grond. 2 t¤ktv: baren, voortbrengen. poy’ = pote, elisie + aspiratie door volgend : p. 4). kÒrh, ≤: dochter. 3 loxeÊv: als vroedvrouw optreden, verlossen, doen baren. éstraphfÒrƒ: dat. sg. ntr. van éstrapÆforow bliksemgedragen, of: éstraphfÒrow bliksemdragend (éstrapÆ, f°rv). pËr, purÒw, tÒ: vuur. 4 morfÆ, ≤: vorm, gedaante. éme¤bv: in/verwisselen, veranderen. brotÆsiow: sterfelijk (vgl. 22 brotÒw sterveling). 5 pãreimi: aanwezig zijn, zijn bij (ti/tina). D¤rkh, ≤: Dirke, bron bij Thebe. nãma, -atow, tÒ: stroom. ÉIsmhnÒw, ı: Ismenos, rivier bij Thebe. Ïdvr, Ïdatow, tÒ: water. 6 ırãv: zien, voor ogen hebben. mn∞ma, -atow, tÒ: gedenkteken, grafteken. keraÊniow: bliksem-, door de bliksem getroffen (ı ke- raunÒw blikem[schicht]). 7 tÒd(e): correleert met mn∞ma. §ggÊw: vlakbij (vaak met genitivus, zo niet hier). o‰kow, ı: huis. dÒmow, ı: huis, gebouw (d°mv, bouwen). §re¤pion, tÒ: ruine. 8 tÊfomai: roken, smeulen (hier: van/met, ti). ¶ti: nog. z«san < acc. sg. fem. ptc. praes. act. bij zÆv, leven, in leven zijn. flÒj, flogÒw, ≤: gloed, vlam. 9 éyãnaton Ïbrin: bijstelling bij het vooraf- gaande (acc. ‘pendens´). éyãnatow: onsterfelijk. De plaatsing naast ÜHraw is significant; Eur. haakt in op het beeld opgeroepen met ¶ti z«san. Ïbriw, ≤: overmoed, krenking, onbe- schaamdheid. 10 afin°v: prijzen, goedkeuren. êbatow: niet betreedbaar, ontoegankelijk (a-privans, ba¤nv). p°don, tÒ:(vlak) terrein, gebied. 11 t¤yhmi + dubbele accusativus: iets maken tot. yugãthr, -trÒw, ≤: dochter. shkÒw, ı: omheinde gewijde plaats, heiligdom. êmpelow, ı: wijnstok. De genitivus is te verbinden met 12 xlÒ˙. nin: acc. sg./pl. (!) van het pronomen personale, hier equivalent met aÈtÒ(n), verwijzend naar p°don of shkÒn. 12 p°rij: rondom, om … heen. kalÊptv: bedekken, verbergen p°rij … (§)kãluca (met ‘aphairesis’) periekã- luca. botru≈dhw: vol druiven (ı botrÊw, drui- ventros, druiven). xlÒh, ≤: groen(heid). 13 le¤pv: verlaten, achterlaten. LudÒw (ı): Lydisch, Lydiër. polÊxrusow: met veel goud, rijk aan goud (polÊw, xrÊsow). gÊhw, ı (a-stam): bouwland, akker, veld, oorspron- kelijk vermoedelijk een lengtemaat. 14 FrugÒw (ı): Phrygisch, Phrygiër. P°rshw (ı): Perzisch, Pers. ≤lioblÆtow: door de zon getroffen, geteisterd, gebla- kerd (¥liow, bãllv). plãj, -akÒw, ≤: plateau, (hoog)vlakte. 11

Transcript of EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk...

Page 1: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

EURIPIDOU BAKXAI

DIONUSOS

(

proloog)ÜHkv DiÚw pa›w tÆnde Yhba¤vn xyÒna, 1DiÒnusow, ˘n t¤ktei poy' ≤ Kãdmou kÒrh, 2Sem°lh, loxeuye›s' éstraphfÒrƒ pur¤: 3morfØn d' éme¤caw §k yeoË broths¤an 4pãreimi D¤rkhw nãmat' ÉIsmhnoË y' Ïdvr. 5ır« d¢ mhtrÚw mn∞ma t∞w keraun¤aw 6tÒd' §ggÁw o‡kvn ka‹ dÒmvn §re¤pia 7tufÒmena D¤ou purÚw ¶ti z«san flÒga, 8éyãnaton ÜHraw mht°r' efiw §mØn Ïbrin. 9afin« d¢ Kãdmon, êbaton ˘w p°don tÒde 10t¤yhsi, yugatrÚw shkÒn: émp°lou d° nin 11p°rij §g∆ 'kãluca botru≈dei xlÒ˙. 12lip∆n d¢ Lud«n toÁw poluxrÊsouw gÊaw 13Frug«n te Pers«n y' ≤lioblÆtouw plãkaw 14

1-63

Proloog1 ¥kv: gekomen zijn, komen.

pa›w: kind (ı pa›w: zoon; ≤ pa›w: dochter). Yhba›ow (ı): Thebaan(s).xy≈n, -onÒw, ≤: land, aarde, grond.

2 t¤ktv: baren, voortbrengen. poy’ = pote, elisie + aspiratie door volgend ≤: p. 4).kÒrh, ≤: dochter.

3 loxeÊv: als vroedvrouw optreden, verlossen, doenbaren. éstraphfÒrƒ: dat. sg. ntr. van éstrapÆforowbliksemgedragen, of: éstraphfÒrow bliksemdragend(éstrapÆ, f°rv). pËr, purÒw, tÒ: vuur.

4 morfÆ, ≤: vorm, gedaante.éme¤bv: in/verwisselen, veranderen.brotÆsiow: sterfelijk (vgl. 22 brotÒw sterveling).

5 pãreimi: aanwezig zijn, zijn bij (ti/tina).D¤rkh, ≤: Dirke, bron bij Thebe.nãma, -atow, tÒ: stroom.ÉIsmhnÒw, ı: Ismenos, rivier bij Thebe.Ïdvr, Ïdatow, tÒ: water.

6 ırãv: zien, voor ogen hebben.mn∞ma, -atow, tÒ: gedenkteken, grafteken.keraÊniow: bliksem-, door de bliksem getroffen (ı ke-raunÒw blikem[schicht]).

7 tÒd(e): correleert met mn∞ma.§ggÊw: vlakbij (vaak met genitivus, zo niet hier).o‰kow, ı: huis.dÒmow, ı: huis, gebouw (d°mv, bouwen).§re¤pion, tÒ: ruine.

8 tÊfomai: roken, smeulen (hier: van/met, ti).¶ti: nog.z«san < acc. sg. fem. ptc. praes. act. bij zÆv,leven, in leven zijn. flÒj, flogÒw, ≤: gloed, vlam.

9 éyãnaton … Ïbrin: bijstelling bij het vooraf-gaande (acc. ‘pendens´).éyãnatow: onsterfelijk. De plaatsing naast ÜHraw issignificant; Eur. haakt in op het beeld opgeroepenmet ¶ti z«san. Ïbriw, ≤: overmoed, krenking, onbe-schaamdheid.

10 afin°v: prijzen, goedkeuren. êbatow: niet betreedbaar, ontoegankelijk (a-privans,ba¤nv). p°don, tÒ: (vlak) terrein, gebied.

11 t¤yhmi + dubbele accusativus: iets maken tot.yugãthr, -trÒw, ≤: dochter.shkÒw, ı: omheinde gewijde plaats, heiligdom.êmpelow, ı: wijnstok. De genitivus is te verbindenmet 12 xlÒ˙.nin: acc. sg./pl. (!) van het pronomen personale,hier equivalent met aÈtÒ(n), verwijzend naarp°don of shkÒn.

12 p°rij: rondom, om … heen.kalÊptv: bedekken, verbergen p°rij … (§)kãluca (met ‘aphairesis’) ≈ periekã-luca. botru≈dhw: vol druiven (ı botrÊw, drui-ventros, druiven). xlÒh, ≤: groen(heid).

13 le¤pv: verlaten, achterlaten.LudÒw (ı): Lydisch, Lydiër.polÊxrusow: met veel goud, rijk aan goud (polÊw,xrÊsow).gÊhw, ı (a-stam): bouwland, akker, veld, oorspron-kelijk vermoedelijk een lengtemaat.

14 FrugÒw (ı): Phrygisch, Phrygiër.P°rshw (ı): Perzisch, Pers.≤lioblÆtow: door de zon getroffen, geteisterd, gebla-kerd (¥liow, bãllv).plãj, -akÒw, ≤: plateau, (hoog)vlakte.

11

Page 2: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Bãktriã te te¤xh tÆn te dÊsximon xyÒna 15MÆdvn §pely∆n ÉArab¤an t' eÈda¤mona 16ÉAs¤an te pçsan, ∂ par' èlmurån ëla 17ke›tai migãsin ÜEllhsi barbãroiw y' ımoË 18plÆreiw ¶xousa kallipurg≈touw pÒleiw, 19§w tÆnde pr«ton ∑lyon ÑEllÆnvn pÒlin, 20téke› xoreÊsaw ka‹ katastÆsaw §måw 21teletãw, ·n' e‡hn §mfanØw da¤mvn broto›w. 22pr≈taw d¢ YÆbaw t∞sde g∞w ÑEllhn¤dow 23énvlÒluja, nebr¤d' §jãcaw xroÚw 24yÊrson te doÁw §w xe›ra, k¤ssinon b°low: 25§pe¤ m' édelfa‹ mhtrÒw, ìw ¥kista xr∞n, 26DiÒnuson oÈk ¶faskon §kfËnai DiÒw, 27

15 Bãktriow: Baktrisch, van/uit Baktrië.te›xow, tÒ (s-stam): muur.dÊsximow: lett. met harde winter, onaangenaam kli-maat; kil (ook metaforisch; dus-, xe¤ma/-m≈n).

16 M∞dow (ı): Medisch, Meed.§pely≈n: ptc. aor. (act.) bij §p°rxomai, gaan naar,komen in/bij.eÈda¤mvn: door de goden begunstigd, i.e. gelukkig, wel-varend. In post-klassieke teksten wordt metÉArab¤a EÈda¤mvn het deel van het Arabischschiereiland aangeduid dat vruchtbaar (en dus be-woonbaar) is, concreet de kuststrook. In hoeverredit ‘technische’ gebruik van eÈda¤mvn ook in dezepassage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds iswellicht te pertinent in zijn afwijzing).

17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse teksten (zoals hier) ge-woonlijk naar het Kleinaziatisch schiereiland.ke›mai parã, parãkeimai: liggen bij/aan (ti/tina).èlmurÒw: zout, zilt, adj. bij ı ëlw; èlmurån ëla isdus een figura etymologica.ëlw, èlÒw, ≤: lett. zout, fig. zee (‘het zilte nat’).migãw, -ãdow: gemengd, door elkaar (m[e]¤gnumi). Dedativi zijn te construeren met 19 plÆreiw.ÜEllhn (ı): Griek(s).bãrbarow is een generische term voor alles watniet Grieks is en heeft, in tegenstelling tot ons bar-baars, niet per se een negatieve connotatie.ımoË: op dezelfde plaats, samen.

19 plÆrhw: vol (van/met, hier: tini; vaker: tinow).kallipÊrgvtow: let. mooi ommuurd (kalÒw, pur-gÒv), alleen hier geattesteerd, poëtisch neol-ogisme op basis van het bij het publiek bekendeadjectivum kall¤purgow.

20 pr«tow: eerste. Tekst: pr«ton LP CP1595C (Mur-ray) : pr≈thn CP1595A, Cobet (Diggle).

21 téke› < tå §ke›: lett. de zaken ginds, een onspeci-fieke verwijzing naar de landstreken genoemd in13-19.xoreÊv: een xorÒw organiseren, in gang zetten. EenxorÒw impliceert in tegenstelling tot Nederlandskoor zowel dans als zang.

kay¤sthmi: neerzetten, instellen, vestigen.22 teleta¤, afl: initiatieriten, mysteriën, cultus. Vgl.

tel°v voltooien, tÚ t°low einde, doel, t°leiow af, vol-maakt, perfect. Voor het gebruik in religieuze con-teksten als deze vgl. Duits Vollendung, vollendet,vollenden.§mfanÆw: manifest, zichtbaar (fa¤nomai, fanerÒw;voor de connotatie hier vgl. §pifãneia epifanie).brotÒw, ı: sterveling.

23 Y∞bai, afl: Thebe (plurale tantum).g∞, ≤: aarde, land.ÑEllhn¤w, -¤dow: Grieks (femininum).

24 énololÊzv: in ÙlolugÆ doen uitbarsten, de (rituele)kreet ‘ololo’ doen slaken / leren.nebr¤w, -¤dow, ≤: hertevel, een vast attribuut van deDionysuscultus, gedragen door de god zelf en zijnvolgelingen/vereerders (bakchanten); vgl. 176 ne-brÒw, hert. Zie ook de afbeeldingen.§jãptv: vastmaken aan (ti tinow).xr≈w, -oÒw, ı: huid. De genitivusvorm is poëtisch:in Attisch proza vindt men xrvtÒw (en xrvt¤,xr«ta, etc., vereenvoudiging van het para-digma).

25 yÊrsow: thyrsos, een narthex-stengel (vgl. 113) ver-sierd met klimopbladeren die frequent als attri-buut van bakchanten en maenaden verschijnt invaasschilderingen (zie ook de afbeeldingen).doÊw: ptc. aor. act. bij d¤dvmi.k¤ssinow: klimop-, bestaande uit klimop, met klimopversierd (adj. bij ı kissÒw, klimop); zie boven.b°low, tÒ: projectiel (wat geworpen wordt,bãllv).

26 ¥kista: het minst, allerminst, geenszins.xr∞n < xr∞ ∑n: het was nodig dat, men moest (AcI).ìw ¥kista xr∞n: die dat het minst hadden moeten<doen/ zeggen>.

27 oÈ fhm¤: zeggen dat niet, ontkennen. §kfÊv: gebo-ren/ontstaan worden/zijn uit (tinow), een kind zijn van.

28 Sem°lhn d¢ ktl.: AcI afhankelijk van ¶faskon(zonder de ontkenning oÈk!).numfeÊomai §k tinow: tot bruid (nÊmfh) genomen wor-

12

Page 3: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Sem°lhn d¢ numfeuye›san §k ynhtoË tinow 28§w Z∞n' énaf°rein tØn èmart¤an l°xouw, 29Kãdmou sof¤smay', œn nin oÏneka ktane›n 30Z∞n' §jekaux«ny', ˜ti gãmouw §ceÊsato. 31toigãr nin aÈtåw §k dÒmvn ’strhs' §g∆ 32man¤aiw, ˆrow d' ofikoËsi parãkopoi fren«n: 33skeuÆn t' ¶xein ±nãgkas' Ùrg¤vn §m«n, 34ka‹ pçn tÚ y∞lu sp°rma Kadme¤vn, ˜sai 35guna›kew ∑san, §j°mhna dvmãtvn: 36ımoË d¢ Kãdmou pais‹n énamemeigm°nai 37xlvra›w Íp' §lãtaiw énorÒfoiw ∏ntai p°traiw. 38

den door, verleid worden door.ynhtÒw (ı): sterfelijk, sterveling.

29 Z∞n(a): acc. bij ı ZeÊw.énaf°rv ti §w tina: iemand verantwoordelijk makenvoor, de schuld geven van.tØn èmart¤an l°xouw: lett. de fout/vergissing (èmar-t¤a) van bed (l°xow, i.e. sexuele gemeenschap), con-creet haar buitenechtelijk kind.

30 Kãdmou sof¤sma(ta): bijstelling bij Sem°lhn t/ml°xouw (acc. ‘pendens’).sÒfisma, tÒ: slim bedenksel, sofisme. De sofistischeargumenten van Kadmos’ ‘geestelijk leidsman’Teiresias in het eerste epeisodion (vgl. vooral266vv.) plaatsen de hier genoemde beschuldigingin een nieuw licht.œn … oÏneka: omwille van welke dingen, en daarom,om die reden (in parataxis: ka‹ tout«n ßneka).nin: zie 11; hier equivalent met aÈtÆn.ktane›n: inf. aor. bij kte¤nv, doden.

31 §kkauxãomai: luidkeels verkondigen; -«ny’ = -«nto(zie 2). ˜ti gãmouw §ceÊsato: sluit aan bij œn… oÏneka (dáárom …, omdat…) en vat Sem°lhn (28)t/m sof¤smay' (30) evaluatief samen.gãmow, ı: huwelijk, verbintenis, gemeenschap.ceÊdomai: liegen (ti, wat betreft, over)

32 to¤gar: de spreker geeft aan dat (al) het vooraf-gaande te zien is als de achtergrond voor de metdeze partikelcombinatie ingeleide mededeling entevens dat het deze mededeling was ‘waar hij naartoe wilde’ (hij komt terzake). Het effect hier isweer te geven met iets als precies daarom is het dat…nin (zie 30) aÈtãw zou equivalent moeten zijn mettaÊtaw aÈtãw, deze zelfde vrouwen; de frase is echtermerkwaardig en voor Burges’ nin aÈtÚw (gedruktdoor Seaford contra Murray, Diggle) is veel te zeg-gen (nun voor nin ligt voor de hand maar lijkt ver-dere ingrepen in de tekst te vereisen).ofistrãv/°v: lett. steken als een horzel (o‰strow) en,naar de Griekse (en niet alleen Griekse) topos datvee dat door een horzel gestoken wordt buitenzinnen raakt, overdrachtelijk gek maken, tot razernijdrijven.

33 man¤a, ≤: razernij, waanzin, extase.ˆrow, tÒ: berg; bedoeld is de Kithairon.

ofik°v: iets (ti) bewonen; de suggestie (ook uitge-werkt in 38) is dat Dionysos de Kithairon totnieuwe o‰kow van de Thebaanse vrouwen heeft ge-maakt, de plaats waar zij in hun huidige toestand‘thuis’ zijn.parãkopow: buiten zinnen, in razernij, ontoereke-ningsvatbaar (para-kÒptv, lett. uit de baan slaan).fr°new: verstand, geestelijke vermogens. De genitivusvraagt een separatieve interpretatie (bij parãko-pow).

34 skeuÆ, ≤: uitrusting, attributen.énagkãzv: dwingen.ˆrgia, tã: riten, cultus, orgiën (waarschijnlijk ver-want met tÚ ¶rgon).

35 y∞luw: vrouwelijk.sp°rma, -atow, tÒ: lett. zaad, metaf. nageslacht, na-komeling(en).Kadme›oi, ofl: Kadmeeërs, in dit geval equivalentmet Thebanen.

36 gÊnh, gunaikÒw, ≤: vrouw.§kma¤nv: in razernij iets (tinow) doen verlaten.d«ma, -atow, tÒ: huis.Tekst: ∑san LP (Murray) : efisin Diggle.

37 ımoË: zie 17-18.éname¤gnumai: vermengen (met, tini).

38 Tekst: énorÒfoiw … p°traiw LP (Murray) :énorÒfouw … p°traw Elmsley (Diggle) [Elmsley grijpt in (1) omdat plaatsbepalingen bij∏mai (zitten) gewoonlijk in de accusativus staan en(2) twee verschillende bepalingen in dezelfdenaamval bij één werkwoord verdacht (Echoschrei-bung: de scriba ging na xlvra›w .. §lãtaiw per ongeluk met de dativus verder). Het tweede argu-ment is valide (maar wellicht niet doorslagge-vend), het tweede niet echt: Eur. vervangt net alsandere dichters nogal eens een geijkte [lees: saaieen stylistisch weinig sprekende] constructie dooreen andere die verrassend is maar wel zondermeer begrijpelijk (er kan hier geen enkele twijfelbestaan over de interpretatie, zelfs wanneer menniet meeweegt dat de dativus de meest gebruike-lijke naamval is voor plaatsbepalingen].xlvrÒw: groen (vergelijk 12 xlÒh).§lãth, ≤: spar, den.

13

Page 4: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

de› går pÒlin tÆnd' §kmaye›n, kefi mØ y°lei, 39ét°leston oÔsan t«n §m«n bakxeumãtvn, 40Sem°lhw te mhtrÚw épologÆsasya¤ m' Ïper 41fan°nta ynhto›w da¤mon' ˘n t¤ktei Di¤. 42Kãdmow m¢n oÔn g°raw te ka‹ turann¤da 43Penye› d¤dvsi yugatrÚw §kpefukÒti, 44˘w yeomaxe› tå kat' §m¢ ka‹ spond«n êpo 45»ye› m', §n eÈxa›w t' oÈdamoË mne¤an ¶xei. 46œn oÏnek' aÈt“ yeÚw geg∆w §nde¤jomai 47pçs¤n te Yhba¤oisin. §w d' êllhn xyÒna, 48tény°nde y°menow eÔ, metastÆsv pÒda, 49deiknÁw §mautÒn: µn d¢ Yhba¤vn pÒliw 50Ùrgª sÁn ˜ploiw §j ˆrouw bãkxaw êgein 51zhtª, junãcv mainãsi strathlat«n. 52œn oÏnek' e‰dow ynhtÚn éllãjaw ¶xv 53morfÆn t' §mØn met°balon efiw éndrÚw fÊsin. 54

énÒrofow: niet overdekt, zonder dak.p°tra, ≤: rots.

39 de›: het is nodig (dat, AcI).pÒliw, ≤: stad(staat).§kmanyãnv: geheel en al, voor eens en voor goed (§k-)leren.kefi < ka‹ efi (krasis). y°lv: willen.

40 ét°lestow: oningewijd (in, tinow), zie bij 22 teleta¤.bakxeÊmata, tã: Bakchuscultus, bakchanaal.de› .. pÒlin tØnd(e) §kmaye›n … ét°leston oÔsan is(in grammaticale termen) een in de AcI omgezetteNcP-constructie (‘nominativus cum participio,’type oÈk afisyãnesye §japat≈menoi jullie merkenniet dat jullie om de tuin geleid worden). De vertalingprobeert duidelijk te maken dat Dionysos niet zo-zeer bedoelt dat de Thebanen moeten leren dat zeniet ingewijd zijn, maar dat ze moeten leren watdaarvan de gevolgen zijn.

41 épolog°omai Íp°r tinow: iemands zaak bepleiten, ie-mand verdedigen.épologÆsasya¤ m(e): AcI afhankelijk van 39 de›.

42 fan°nta … da¤mon(a): te construeren met 41 m(e).fa¤nomai: verschijnen, zich manifesteren.t¤ktei: voor de ind. I praes. vergelijk vers 2.

43 g°raw, tÒ: gift die iemand op grond van zijn statustoekomt, eervolle bezitting, statussymbool.turann¤w, -¤dow, ≤: koningschap, alleenheerschappij.g°raw te ka‹ turann¤da: het tweede lid geeft eennadere specificatie van het eerste (‘hendiadyoin’).

44 §kfÊv: zie 27.45 yeomax°v: met een/de god vechten.

tã kat' §m°: lett. de dingen die mij betreffen, d.w.z.mijn cultus (acc. ‘respectus’ bij yeomaxe›)spondÆ, ≤: plengoffer, dat (ironie) gewoonlijk be-staat uit wijn.

45/6 »y°v épÒ, épvy°v (tina tinow): iemand wegsto-ten van iets, iemand iets onthouden.

eÈxÆ, ≤: gebed.oÈdamoË: nergens, in geen enkel opzicht, geenszins.mne¤a, ≤: herinnering, gewag, melding.mne¤an ¶xv: aandacht besteden aan, gewag makenvan, gedenken.

47 œn oÏneka: zie 30.§nde¤jomai: ik zal mijzelf manifesteren als, zal bewij-zen dat ik… (ptc.); zie ook de noot bij 22 §mfanÆw.geg≈w: ptc. perf. bij g¤gnomai (poëtische vorm).

48/9 mey¤sthmi pÒda §w: lett. zijn voet verplaatsen naar >gaan naar (acc.).tény°nde < tå §ny°nde (krasis): de zaken/toestandhier (gesubstantiveerd adverbium).eÔ t¤yemai: goed maken, in orde brengen.

50 deiknÊw §mautÒn: vgl. 47.≥n = §ãn = efi ên.

51 ÙrgÆ, ≤: toorn, drift.˜pla, tã: uitrusting, wapens.bãkxh, ≤: bakchante.êgv: (ver)drijven.

52 zht°v: zoeken, proberen, er naar streven (te, AcI)junãptv: lett. vastmaken. Complement vanjunãcv is ofwel (1) een geïmpliceerd mãxhn (idio-matische uitdrukking: ik zal de strijd aanbinden), inwelk geval de dativus mainãsi alleen bij strath-lat«n te nemen is; ofwel (2) mainãsi, in welkgeval de werkwoordsvorm intransitief te inter-preteren is (ik zal mij voegen bij)mainãw, -ãdow, ≤: maenade (ma¤nomai razen, in extasezijn). strathlat°v: een leger leiden, veldtochtvoeren (stratÒw, §laÊnv).

53 œn oÏnek(a): zie 30.e‰dow, tÒ (s-stam): gedaante, vorm (zie 4).ynhtÒw: zie 28. élãttv: (in)wisselen.

54 morfÆ, ≤: gedaante, vorm.metabãllv ti §w ti: iets veranderen in.fÊsiw, ≤: natuur, hoedanigheid, natuurlijke gedaante.

14

Page 5: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

éll', Œ lipoËsai Tm«lon ¶ruma Lud¤aw, 55y¤asow §mÒw, guna›kew, ìw §k barbãrvn 56§kÒmisa par°drouw ka‹ junempÒrouw §mo¤, 57a‡resye tépix≈ri' §n pÒlei Frug«n 58tÊmpana, ÑR°aw te mhtrÚw §mã y' eÍrÆmata, 59bas¤leiã t' émf‹ d≈mat' §lyoËsai tãde 60ktupe›te Peny°vw, …w ırò Kãdmou pÒliw. 61§g∆ d¢ bãkxaiw, §w Kiyair«now ptuxåw 62§ly∆n ·n' efis¤, summetasxÆsv xor«n. 63

XOROS (parodos)ÉAs¤aw épÚ gçw flerÚn Tm«lon éme¤casa yoãzv 65Brom¤ƒ pÒnon ≤dÁn kãmatÒn t' eÈkãmaton, Bãk-

xion eÈazom°na. t¤w ıd“; t¤w ıd“; t¤wmelãyroiw; ¶ktopow ¶stv, stÒma t' eÎfhmon ëpaw §josioÊsyv: 70tå nomisy°nta går afie‹ DiÒnuson ÍmnÆsv.

Œ mãkar, ˜stiw eÈda¤- (strofe a)mvn teletåw ye«n efi-

d∆w biotån ègisteÊei ka‹ yiaseÊetai cu- 75

xån §n ˆressi bakxeÊ-vn ıs¤oiw kayarmo›sin,

55 Tm«low, ı: berg in Lydië.¶ruma, -atow, tÒ: lett. bescherming; de Tmolos‘schermt Lydië af’ als een soort vestingmuur.

56 y¤asow, ı: thiasos, cultusgroep van bakchan-ten/maenaden.

57 kom¤zv: meevoeren, meebrengen, meenemen.pãr-edrow, ı/≤: lett. bij-zitter/-zitster, i.e. help(st)er.jun°mporow, ı/≤: reisgenoot, reisgenote.

58 a‡rv: oppakken, opnemen.tépix≈ri' < tå §pix≈ria (krasis); §pix≈riow:behorend tot het land (§p¤, ≤ x≈ra), thuis (in, tini).

59 tÊmpanon, tÒ: trommel, tamboerijn (tÊptv slaan).Tekst: tÊmpana LP (Murray) : tÊpana Nauck(Diggle).mhtrÒw: Rhea is de ‘Moedergodin’ (vgl. LatijnMagna Mater), ook gelijkgesteld met Kybele en an-dere godinnen (syncretisme). Zie verder Dodds,Seaford. eÏrhma, tÒ: uitvinding (eÍr¤skv).

60 bas¤leiow: koninklijk (ı basileÊw).émf°rxomai (ti/tina): omsingelen.tãde: te construeren met bas¤leia d≈mata.

61 ktup°v: slaan (op, ti), namelijk op de tÊmpana uit59, hier niet opnieuw uitgedrukt.Peny°vw: de plaatsing van de genitivus, te con-strueren met bas¤leia d≈mat(a), bewerkstelligteen tegenoverstelling van d≈mata Peny°vw enKãdmou pÒliw, te beschouwen samen met de anti-these ktupe›te … ırò. Dodds’ so that … may comeand see verdoezelt het poëtische effect van de di-recte juxtapositie van gehoor en gezicht.

62 bãkxaiw: te construeren met summetasxÆsv. Kiya¤rvn, ı: berg bij Thebe.ptuxÆ, ≤: lett. vouw, plooi, vandaar kloof, dal.

63 ·n(a): hier locaal te interpreteren: waar (rel.).summet°xv: deelnemen, participeren (aan, in, tinow).

64-169 Parodos (opkomst van het koor)De koorpassages zijn te lezen in vertaling en zijndaarom niet geannoteerd; wel wordt een beknoptkritisch apparaat geboden.

64 Tekst: gçw LP (Murray) : ga¤aw Bothe, Hermann(Diggle)

15

Page 6: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

tã te matrÚw megãlaw ˆr-gia Kub°law yemiteÊvn,

énå yÊrson te tinãssvn, 80kiss“ te stefanvye‹w DiÒnuson yerapeÊei. ‡te bãkxai, ‡te bãkxai, BrÒmion pa›da yeÚn yeoË DiÒnuson katãgousai 85Frug¤vn §j Ùr°vn ÑEllãdow efiw eÈ-

ruxÒrouw éguiãw, tÚn BrÒmion,

˜n pot' ¶xous' §n »d¤- (antistrofe a)nvn lox¤aiw énãgkai-si ptam°naw DiÚw brontçw

nhdÊow ¶kbolon mã-thr ¶teken, lipoËs' afi-«na keraun¤ƒ plhgò:

lox¤aiw d' aÈt¤ka nin d°- jato yalãmaiw Kron¤daw ZeÊw,

katå mhr“ d¢ kalÊcaw xrus°aisin sunere¤dei perÒnaiw kruptÚn éf' ÜHraw. ¶teken d', èn¤ka Mo›rai t°lesan, taurÒkervn yeÚn 100stefãnvs°n te drakÒntvn stefãnoiw, ¶nyen êgran yhrÒtrofon mai-

nãdew émfibãllontai plokãmoiw.

Œ Sem°law trofo‹ Y∞- (strofe b) 105bai, stefanoËsye kiss“:

brÊete brÊete xloÆrei m¤laki kallikãrpƒ ka‹ katabakxioËsye druÚw µ §lãtaw klãdoisi, 110stikt«n t' §ndutå nebr¤dvn st°fete leukotr¤xvn plokãmvn mallo›w: émf‹ d¢ nãryhkaw Íbriståw

94 Tekst: lox¤aiw Jacobs, Dodds (Dodds, commen-taar; Diggle) : lox¤oiw LP (Murray).

95 Tekst: yalãmaiw Wecklein (Murray, Diggle) :yalãmoiw LP.

102/3 yhrotrÒfoi LP (beestenvoedend, van de bakchan-ten, wellicht juist, vgl. 697-702) : yhrÒtrofonAllen (Diggle; zich voedend met beesten, van deslang) : yhrotrÒfon Musgrave (Murray; dit kan

alleen betekenen beestenvoedend, wat bij de slangniet op zijn plaats lijkt) : yhrofÒnon Seaford(beestendodend, van de slang; inhoudelijk hetmeest bevredigend, maar een grotere ingreepdan de conjectuur van Allen, die hier is gevolgdin tekst en vertaling).

110 µ LP (Murray) : µ <'n> Blomfield (Diggle) : ≥'malim.

16

Page 7: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

ısioËsy': aÈt¤ka gç pçsa xoreÊsei, BrÒmiow eÈt' ín êg˙ yiãsouw 115efiw ˆrow efiw ˆrow, ¶nya m°nei yhlugenØw ˆxlow éf' flst«n parå kerk¤dvn t' ofistrhye‹w DionÊsƒ.

Œ yalãmeuma KourÆ- (antistrofe b) 120tvn zãyeo¤ te KrÆtaw

Diogen°torew ¶nauloi, ¶nya trikÒruyew êntroiw bursÒtonon kÊklvma tÒde moi KorÊbantew hron: 125bakxe¤& d' énå suntÒnƒ k°rasan èdubÒ& Frug¤vn aÈl«n pneÊmati matrÒw te ÑR°aw §w x°ra y∞kan, ktÊpon eÈãsmasi Bakxçn: parå d¢ mainÒmenoi Sãturoi 130mat°row §janÊsanto yeçw, §w d¢ xoreÊmata sun∞can triethr¤dvn, aÂw xa¤rei DiÒnusow. ≤dÁw §n ˆresin ˜tan (epode) 135§k yiãsvn droma¤vnp°s˙ pedÒse, nebr¤dow ¶xvnflerÚn §ndutÒn, égreÊvn 138aÂma tragoktÒnon, »mofãgon xãrin, fl°menow §w ˆrea FrÊgia, LÊdi', ı d' ¶jarxow BrÒmiow, 140eÈoÂ. =e› d¢ gãlakti p°don, =e› d' o‡nƒ, =e› d¢ melissçn n°ktari. Sur¤aw d' …w libãnou ka-

pnÚn ı BakxeÁw én°xvnpurs≈dh flÒga peÊkaw §k nãryhkow é¤ssei drÒmƒ ka‹ xoro›sin planãtaw §rey¤zvn fiaxa›w t' énapãllvn, truferÒn <te> plÒkamon efiw afiy°ra =¤ptvn. 150

115 Tekst: eÈt' ín êg˙ Elmsley (Diggle) : ˜stiw êgeiTr (Murray) : ˜t' êg˙ L.

126 Tekst: bakxe¤& d' énå Dobree (Murray) :

bakxe¤& d' ëma A.Y. Campbell (Diggle) : énå d¢bakxe¤a LP.

135 Tekst: ˜tan LP (Murray, Diggle) : ˘w ín Gompf.

17

Page 8: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

ëma d' eÈãsmasi toiãd' §pibr°mei: Œ ‡te bãkxai, [Œ] ‡te bãkxai, Tm≈lou xrusorÒou xlidã, m°lpete tÚn DiÒnuson 155barubrÒmvn ÍpÚ tumpãnvn, eÎia tÚn eÎion égallÒmenai yeÚn §n Frug¤aisi boa›w §nopa›s¤ te, lvtÚw ˜tan eÈk°ladow 160flerÚw flerå pa¤gmata br°m˙, sÊnoxa foitãsin efiw ˆrow efiw ˆrow: ≤dom°-na d' êra, p«low ˜pvw ëma mat°ri 165forbãdi, k«lon êgei taxÊpoun skirtÆmasi bãkxa.

TEIRESIAS t¤w §n pÊlaisi; Kãdmon §kkãlei dÒmvn, 170ÉAgÆnorow pa›d', ˘w pÒlin Sidvn¤an 171lip∆n §pÊrgvs' êstu Yhba¤vn tÒde. 172‡tv tiw, efisãggelle Teires¤aw ˜ti 173zhte› nin: o‰de d' aÈtÚw œn ¥kv p°ri 174ë te juney°mhn pr°sbuw Ãn gerait°rƒ, 175yÊrsouw énãptein ka‹ nebr«n doråw ¶xein 176stefanoËn te krçta kiss¤noiw blastÆmasin. 177

KADMOS Œ f¤ltay', …w sØn g∞run ºsyÒmhn klu≈n 178sofØn sofoË par' éndrÒw, §n dÒmoisin »Än: 179

151 Tekst: de tekst van L en P is in ieder geval cor-rupt; Diggle drukt tussen cruces de tekst van P,~ëma d' §p' eÈãsmasin §pibr°mei toiãd'~; Murrayconjiceert ëma d' eÈãsmasi toiãd' §pibr°mei.

154 Tekst: xlidã Victorius : xlidò Musurus : xlidçLP.

170-369 Eerste epeisodion170 pÊlai, afl: poort.

§kkal°v: roepen uit (tinow), naar buiten roepen.171 pÒliw Sidvn¤a: de stad Sidon.172 purgÒv: fortificeren ≈ stichten (tÚ pÊrgow).

êstu, tÒ: stad.173 ‡tv: 3sg. imper. van e‰mi gaan.

efisagg°llv: aankondigen, berichten.174 zht°v: zoeken.

nin: zie 30; hier equivalent met aÈtÒn.o‰da: weten (geïsoleerd perfectum).œn: te construeren met p°ri, aangaande (anast-rofe; let op het accent). ¥kv: vgl. 1.

175 ë te ktl.: nadere uitleg van œn ¥kv p°ri: name-lijk datgene, wat…sunt¤yemai: afspreken (met, tini).pr°sbuw (ı): oud(e man).

gera¤terow: comparativus bij gera›ow, oud.176 yÊrsow, ı: zie 25.

énãptv: vastpakken.nebrÒw, ı/≤: hert (zie 24 nebr¤w).dorã, ≤: (afgestroopte) huid, vel.

177 stefanÒv: omwikkelen, bekransen.kãr a, kratÒw, tÒ: hoofd (de nominativus is ge-vormd naar de a-stammen).k¤ssinow: adjectivum bij ı kissÒw, klimop.blãsthma, tÒ: spruit, groeisel, twijg, rank(blast°v, [doen] ontspruiten).

178 f¤lta(te): voc. van de superlativus van f¤low. …w — »Än (179): de na Œ f¤ltay' verwachtehoofdzin volgt pas in vers 180, dat de partikel d°als een soort ‘nieuw begin’ markeert. Kadmoskomt eerst met een anticiperende verklaringvoor het feit dat hij naar buiten is gekomen zon-der dat een dienaar hem hoefde te roepen.g∞ruw, ≤: stem(geluid).ºsyÒmhn: aor. bij afisyãnomai, bemerken.klu≈n: ptc. bij de thematische aoristus ¶kluon(die later ook als imperfectum werd geïnterpre-teerd en zo tot de vorming van een praesensklÊv – zie 216 – leidde).

18

Page 9: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

¥kv d' ßtoimow tÆnd' ¶xvn skeuØn yeoË: 180de› gãr nin ˆnta pa›da yugatrÚw §j §m∞w 181[DiÒnuson ˘w p°fhnen ényr≈poiw yeÚw] 182˜son kay' ≤mçw dunatÚn aÎjesyai m°gan. 183po› de› xoreÊein, po› kayistãnai pÒda 184ka‹ krçta se›sai poliÒn; §jhgoË sÊ moi 185g°rvn g°ronti, Teires¤a: sÁ går sofÒw. 186…w oÈ kãmoim' ín oÎte nÊkt' oÎy' ≤m°ran 187yÊrsƒ krot«n g∞n: §pilelÆsmey' ≤d°vw 188g°rontew ˆntew. 189

Te. taÎt' §mo‹ pãsxeiw êra: 189kég∆ går ≤b« képixeirÆsv xoro›w. 190

Ka. oÎkoun ˆxoisin efiw ˆrow perãsomen; 191Te. éll' oÈx ımo¤vw ín ı yeÚw timØn ¶xoi. 192Ka. g°rvn g°ronta paidagvgÆsv s' §g≈; 193Te. ı yeÚw émoxy‹ ke›se n“n ≤gÆsetai. 194Ka. mÒnoi d¢ pÒlevw Bakx¤ƒ xoreÊsomen; 195

179 sofÒw: terzake kundig, wijs, verstandig.»Än: nom. sg. masc. ptc. van efim¤ zijn.

180 ßtoimow: bereid, gereed, klaar.skeuÆ, ≤: zie 34. tÆnde kan impliceren dat Kad-mos Teiresias zijn thyrsos en/of hertevel laat voe-len.

181/3 Vers 182 is naar alle waarschijnlijkheid later ‘terverheldering’ toegevoegd: voor zowel Teiresiasals het publiek is volstrekt duidelijk welke yeÒwhier bedoeld is en 183 sluit aan op 181. (1) de› is teconstrueren met nin … (183) aÎjesyai; (2) departicipiumfrase ˆnta t/m §m∞w sluit aan bij nin(zie 30), dat hier equivalent is met aÈtÒn; (3) sonkay' ≤mçw dunatÒn (sc. §sti) geeft een nadere bepaling van aÎjesyai (voor zover dat in onzemacht ligt); (4) m°gan correleert met nin en staat als een enigszins ‘los’ predicaat bij aÎjesyai(inf. aor. med. bij aÈjãnv, lett. vergroten, grootmaken).

184 po›: waar?xoreÊv: hier intransitief aan een xorÒw deelnemen(contrasteer 21).kay¤sthmi: neerzetten.

185 krçta: zie 177.se¤v: schudden, op en neer bewegen.poliÒw: grijs.§jhg°omai (tini): leiding geven aan, voorgaan.

186 g°rvn, ı: oude man.Teires¤≠a: vocativus.

187 kãmoim(i): 1sg. opt. aor. act. bij kãmnv, moe wor-den, zich inspannen (potentialis met ontkenning:ontkende mogelijkheid). nÊkt(a): gedurende de (hele) nacht.≤m°ran: gedurende de (hele) dag.

188 krot°v: (ritmisch) slaan.

§pilelÆsmey(a): 1pl. ind. I perf. bij §pilanyãno-mai, vergeten (NcP).≤d°vw: adverbium bij ≤dÊw, aangenaam.

189 taÎt' < tå aÎta, hetzelfde (als, tini).pãsxv: ervaren, voelen, lijden, ondervinden.

190 kég≈ < ka‹ §g≈ (krasis).≤bãv: in de volle kracht der jaren (≤ ¥bh) zijn (Tei-resias voelt zich zo sterk en energiek als toen hijjong was).§pixeir°v (tini): de handen aan iets slaan, i.e. ietsondernemen, proberen. Te. weet niet of het lukt omte xoreÊein, maar hij is vast besloten (futurum)om het te proberen.

191/2 Men leze (a) oÎkoun (Denniston, Rijksbaron,Diggle) veeleer dan oÈkoËn (LP, Murray) en (b)een vraagteken na perãsomen. Te. maakt aanstal-ten om (te voet) op weg te gaan en ontlokt zo Ka.de constaterende vraag ‘gaan we dan niet rij-den?’ Te. legt vervolgens uit waarom niet (Nee,want…).ˆxow, ı/tÒ: wagen (uit *WÒxow, vgl. Lat. veho).perãv: (van A naar B) gaan, komen.ımo¤vw: gelijkelijk, op dezelfde wijze. t¤mh, ≤: eer.

193 paidagvg°v: als kinderbegeleider (paidagvgÒw,vgl. pa›w, êgv), gouverneur optreden, (iemand) lei-den als een kind (futurum: zal/moet het dan zo zijndat…).

194 émoxye¤: adverbium, zonder moeite (ı mÒxyow,moeite).ke›se: daarheen, ginder (vgl. §ke›now)n“n: dat. dualis van het pronomen personale.≤g°omai (tini): (iemand) leiden.

195 mÒnow: alleen. pÒlevw: gen. sg. van ≤ pÒliw, teconstrueren met mÒnoi.ı Bãkxiow = Bãkxow = BakxeÊw = DiÒnusow.

19

Page 10: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Te. mÒnoi går eÔ fronoËmen, ofl d' êlloi kak«w. 196Ka. makrÚn tÚ m°llein: éll' §m∞w ¶xou xerÒw. 197Te. fidoÊ, jÊnapte ka‹ junvr¤zou x°ra. 198Ka. oÈ katafron« 'g∆ t«n ye«n ynhtÚw geg≈w. 199Te. oÈd¢n sofizÒmesya to›si da¤mosin. 200

patr¤ouw paradoxãw, ëw y' ımÆlikaw xrÒnƒ 201kektÆmey', oÈde‹w aÈtå katabale› lÒgow, 202oÈd' efi di' êkrvn tÚ sofÚn hÏrhtai fren«n. 203

Ka. §re› tiw …w tÚ g∞raw oÈk afisxÊnomai, 204m°llvn xoreÊein krçta kiss≈saw §mÒn; 205

Te. oÈ går diπrhx' ı yeÒw, oÎte tÚn n°on 206efi xrØ xoreÊein oÎte tÚn gera¤teron, 207

196 eÔ/kak«w fron°v: verstandig/onverstandig zijn,zich volgens juiste inzichten gedragen.

197 makrÚn tÚ m°llein: sc. §sti. makrÒw: lang.m°llv: zullen, op het punt staan iets te doen, maarhet nog niet daadwerkelijk doen: vandaar uit-stellen, dralen (tÚ m°llein: het uitstellen).¶xomai tinow: iets vastpakken.xerÒw: poëtische gen. sg. van ≤ xe¤r, hand (Att.proza xeirÒw); vgl. 198 x°ra.

198 fidoÊ: 2sg. imper. van aor. e‰don, idiomatisch ge-bruikt (hier, pak aan!).jÊnaptv: vastmaken, vastpakken.junor¤zomai: in contact brengen, samenbrengen.

199-203 Gedeleerd door Diggle; zie diens apparaaten de commentaar van Seaford voor de argu-menten.

199 katafron°v (tinow): (iets/iemand) misachten.ynhtÚw geg≈w: zie 28 en 47.

200 oÈd°n: te contrueren met sofizÒmesya.sof¤zomai: zich van sof¤a bedienen, rationalistischdenken, redeneren.to›w da¤mosi: tegenover de goden.

201/2 patr¤ouw t/m kektÆmey' is de vooropgeplaatstetopic van de zin, die hervat wordt middels 201aÈtã omdat door de complexe structuur van denominale frase (met relatieve bijzin; zie onder)onduidelijkheid dreigt. De zin wordt daarmee intermen van de ‘traditionele’ grammatica een ana-colouth (vgl. Dodds), maar het is begrijpelijkwaarom hij zo is geconcipieerd en er is dan ookgeen reden om aan de juistheid van de tekst tetwijfelen (vgl. opnieuw Dodds).pãtriow: (voor)vaderlijk (adj. van 2 uitgangen)paradoxÆ, ≤: traditie, dat wat men overneemt(parad°xomai) van eerdere generaties.ëw y' ımÆlikaw xrÒnƒ kektÆmey(a) staat op één lijnmet patr¤ouw: (de voorvaderlijke tradities) en <detradities> die wij bezitten (kektÆmeya) die zo oud zijnals de tijd (ımÆlikaw xrÒnƒ), i.e. die niet op enigmoment door mensen zijn ingesteld, maar die eraltijd waren.oÈde¤w: te nemen bij lÒgow, rede, redenerings-

vermogen, het argumenteren. aÈtã, ‘die dingen’ resumeert patr¤ouw … kektÆ-mey(a).katabãllv: lett. neerwerpen, als technische termin de worstelsport vloeren. Het is aannemelijk datkatabale¤ lÒgow een toespeling is op de titel Ka-tabãllontew lÒgoi (Redeneringen die <de tegen-stander> vloeren) van een geschrift van de sofistProtagoras.Tekst: katabale› Scaliger (Murray, Diggle) :katabãllei L : katabãll˙ P.

203 hÏrhtai: 3sg. ind. I perf. med. bij eÍr¤skv,(uit)vinden, bedenken; onderwerp is tÚ sofÒn(‘datgene waartoe men komt middels rationalis-tisch denken’).di' êkrvn fren«n: met het toppunt van redekunst,.Voor de constructie vgl. uitdrukkingen als êkroidãktuloi, het uiterste van de vingers, d.w.z. de vin-gertoppen.

204/5 §r«: ik zal zeggen, substituut-futurum bij l°gv.De volgende bijzin is een indirecte weergave vande rethorische vraag “tÚ g∞raw oÈk afisxÊnei,m°llvn xoreÊein krçta kiss≈saw sÒn;”, in demond gelegd van een hypothetische criticus(tiw).g∞raw, -vw, tÒ: ouderdom.afisxÊnomai (ti/tina): zich schamen (voor).m°llv: zie 197; xoreÊv: zie 21; krçta: zie 185.kissÒv: van klimop (kissÒw) voorzien.

206/7 oÈ gãr: nee, want…diπrh(ke): 3sg. ind. I perf. act. bij diair°v, lett.doornemen, vandaar onderscheiden, onderscheidaanbrengen.n°ow (ı): jong(e man).gera¤terow: zie 175.Constructie: Want de god heeft geen onderscheidaangebracht noch wat betreft de jonge man of hij moetdansen, noch wat betreft de de oudere.Tekst: 206 oÎte Mathiae (Murray, Diggle) : e‡teLP; 207 (1) efi xrØ LP (Murray, Diggle) : vw xr∞ut viditur P4; (2) oÎte Fix (Murray, Diggle) : e‡teLP.

20

Page 11: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

éll' §j èpãntvn boÊletai timåw ¶xein 208koinãw, diariym«n d' oÈd°n' aÎjesyai y°lei. 209

Ka. §pe‹ sÁ f°ggow, Teires¤a, tÒd' oÈx ıròw, 210§g∆ profÆthw soi lÒgvn genÆsomai. 211PenyeÁw prÚw o‡kouw ˜de diå spoud∞w però, 212ÉEx¤onow pa›w, ⁄ krãtow d¤dvmi g∞w. 213…w §ptÒhtai: t¤ pot' §re› ne≈teron; 214

PENYEUS ¶kdhmow Ãn m¢n t∞sd' §tÊgxanon xyonÒw, 215klÊv d¢ neoxmå tÆnd' énå ptÒlin kakã, 216guna›kaw ≤m›n d≈mat' §kleloip°nai 217plasta›si bakxe¤aisin, §n d¢ dask¤oiw 218ˆresi yoãzein, tÚn nevst‹ da¤mona 219DiÒnuson, ˜stiw ¶sti, tim≈saw xoro›w: 220plÆreiw d¢ yiãsoiw §n m°soisin flstãnai 221

208 ëpaw = pçw + ‘alpha copulativum/intensivum’(uit PIE *sm-, vgl. Nl. samen, Lat. semel).boÊlomai: willen.

209 koinÒw: gemeenschappelijk, voor iedereen gelijk/het-zelfde. diariym°v: onderscheiden, apart zetten,uitzonderen. aÎjesyai: zie 183. y°lv: willen.

210 f°ggow, tÒ: licht.211 profÆthw, ı: voorspreker (prÒ-fhmi), tolk, woord-

voerder, (de bijbelse profeten zijn dus woordvoer-ders van God).lÒgvn: genitivusbepaling bij profÆthw. Tekst: lÒgvn LP (Murray, Diggle) : lÒgoiw Tam-maro (Seaford).genÆsomai: fut. bij g¤gnomai.

212 diå spoud∞w: in haast. però: zie 191/2.213 krãtow, tÒ: macht (over, tinow).

d¤dvmi: voor de ind. I praes. vgl. vers 2.…w §ptÒhtai: te interpreteren als uitroep (‘excla-matief gebruik van …w).

214 pto°omai: onrustig, verschrikt, opgewonden zijn.§r«: zie 204/5.ne≈terow: comparativus bij n°ow, jong, nieuw; tÚne≈teron, nieuws, met sterk negatieve connota-ties (hier geactiveerd door §ptÒhtai): slechtnieuws.

215 ¶kdhmow: lett. buiten (§k) de d∞mow, i.e. het land, destad uit (hier met gen.bepaling voor de verlatenplaats).§tÊgxanon »Än: het geval wilde dat ik … was, hetkwam zo uit dat ik … was.

216 klÊv (zie 178) d¢ ktl.: het effect van de voortzet-ting middels een hoofdzin in plaats van de ver-wachte bijzin zou men kunnen weergeven metBen ik net het land uit, hoor ik me daar…neoxmÒw: nieuw, met de connotatie van Nl.nieuwerwets en nieuwlichterij.ptÒliw, ≤ = pÒlin; énå ptÒlin: (verspreid) in destad.

217 guna›kaw ktl.: de AcI, afhankelijk van 216 klÊv,geeft een nadere uitleg van neoxmå tÆnd' énåptÒlin kakã (namelijk dat…).≤m›n: een zogenaamde ‘ethische’ dativus, vgl. Nl.Het is me wat! d«ma, tÒ: huis.§kle¤pv: verlaten. Middels het perfectum wordthet gebeurde gepresenteerd als een voldongenfeit, een te constateren toestand die het uitgangs-punt vormt voor Pe.’s reactie.

218 plastÒw: gefingeerd, geveinsd, zogenaamd(plãssv, lett. modelleren, vorm geven, vandaarverzinnen).bakxe¤a, ≤: bakchant-zijn: bakchische extase, vervoe-ring.dãskiow: schaduwrijk, dichtbebost.

219/20 ˆresi: dat. pl. bij tÚ ˆrow berg (s-stam).yoãzv: snellen (yoÒw snel). De infinitivus staat opéén lijn met §kleloip°nai. Subject zijn nog steedsde guna›kew uit 217.nevst¤: adverbium, recentelijk, hier geplaatst alseen adjectivum, tussen lidwoord en substan-tivum; de suggestie is dat Dionysos een nieuw-bakken, kersverse god is, een god die Pe. nog nietkende (vandaar ˜stiw ¶sti, wie hij ook mag wezen)en die vandaag opeens blijkt te bestaan.tim≈saw: acc. pl. fem. ptc. aor. act. van timãv,eren (met, tini), corresponderend met het onder-werp van de AcI.

221/2 De in 217 gestarte AcI-sequentie wordt voort-gezet. Tekst: flstãnai Diggle : •stãnai LP (Mur-ray). Met de tekst van de hss., inf. perf. med.•stãnai is plhre›w krat∞raw subjectsaccusativusvan de AcI (Volle mengvaten staan…). Digglesflstãnai (inf. praes. act., opstellen; subject van deAcI zij, de vrouwen; object plhre›w krat∞raw)verhelpt met een vrij kleine ingreep desubjectverschuiving ‘vrouwen > mengvaten >vrouwen’ en de aspectverschuiving ‘praes. yoã-

21

Page 12: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

krat∞raw, êllhn d' êllos' efiw §rhm¤an 222pt≈ssousan eÈna›w érs°nvn Íphrete›n, 223prÒfasin m¢n …w dØ mainãdaw yuoskÒouw, 224tØn d' ÉAfrod¤thn prÒsy' êgein toË Bakx¤ou. 225˜saw m¢n oÔn e‡lhfa, desm¤ouw x°raw 226s–zousi pandÆmoisi prÒspoloi st°gaiw: 227˜sai d' êpeisin, §j ˆrouw yhrãsomai, 228[ÉIn≈ t' ÉAgaÊhn y', ¥ m' ¶tikt' ÉEx¤oni, 229ÉAkta¤onÒw te mht°r', AÈtonÒhn l°gv.] 230ka‹ sfçw sidhra›w èrmÒsaw §n êrkusin 231paÊsv kakoÊrgou t∞sde bakxe¤aw tãxa. 232l°gousi d' Àw tiw efiselÆluye j°now, 233gÒhw §pƒdÚw Lud¤aw épÚ xyonÒw, 234janyo›si bostrÊxoisin eÎosmow kÒmhn, 235

zein > perf. •stãnai > praes. Íphrete›n’. [Of dezepunten echt problematisch zijn is natuurlijk devraag.] plÆreiw: acc. pl. masc. van plÆrhw vol, te con-strueren met krat∞raw.kratÆr, ı: mengvat.yiãsoiw §n m°soisin: temidden van, tussen de thiasoi.

222/3 êllhn t/m pt≈ssousan: participiumfrase bijeÈna›w érs°nvn Íphrete›n sc. <guna›kaw>, hetvolgende lid in de AcI-sequentie.êllhn … êllos(e): de een hierheen, de ander daar-heen; êllose wordt nader gespecifieerd door efiw§rem¤an (≤ §rem¤a, lett. eenzaamheid).pt≈ssv: zich verschuilen.eÈnÆ, ≤: ligplaats, bed.érsÆn, -°now (ı): man(nelijk).Íphret°v (tini): (iemand) dienen, een dienst bewij-zen (oorspr. dienen als roeier, §r°thw, maar nage-noeg alleen in overdrachtelijke betekenis geattes-teerd en dus een zogenaamde ‘dode metafoor’,een metafoor die niet meer als zodanig werd ge-percipieerd).

224 prÒfasin: adverbiale acc. bij ≤ prÒfasiw voor-wendsel: zogenaamd. mainãw, -ãdow, ≤: maenade.yuoskÒow: offerend.

225 êgein: nog steeds AcI!ÉAfrod¤th: godin van de liefde > liefde, sex.prÒsye êgv ti tinow: iets stellen boven iets anders,meer aandact besteden aan, belangstelling hebbenvoor A dan B.

226 ˜saw: object bij 227 s–zousi.e‡lhfa: perf. bij lambãnv, (te pakken) nemen/krij-gen.d°smiow: geboeid (d°v, binden; ı desmÒw, band, boei),adj. van 2 uitgangen, te construeren met ˜saw. x°raw: te construeren met desm¤ouw, geboeid wathun handen betreft.

227 pãndhmow: lett. van het hele (pçw) volk (d∞mow), i.e.publiek, openbaar, staats-.

prÒspolow, ı/≤: dienaar.st°gh, ≤: lett. overdakking, dak, metonymisch ge-bouw (‘pars pro toto’). Tekst: st°gaiw L (Murray,Diggle) : dÒmoiw P.

228 ˜sai d(°) sluit aan op 226 ˜saw m°n.êpeimi: weg zijn, afwezig zijn, ontbreken.yhrãv: jagen (ı/≤ yÆr, wild beest; ≤ yÆra, jacht).

229/30 Zonder twijfel geïnterpoleerd: deze knulligverwoorde specificatie [delevit Collmann appro-bantibus Murray, Diggle) is volstrekt ongewenstmet het oog op de inhoud van 231/2 (dat Pe. indeze contekst zulke dreigementen uit jegens debakchanten in het algemeen is volstrekt begrijpe-lijk, dat hij ze uit jegens zijn moeder en tantes inhet bijzonder moeilijk voorstelbaar). AÈtonÒhnl°gv: ik bedoel Autonoë.

231 sfaw: equivalent met aÈtãw.sidÆrouw < -eow: ijzeren.èrmÒzv: vastmaken, vastzetten.êrkuw, ≤: net, strik.

232 paÊv: iemand (tina) doen ophouden met (tinow).kakoËrgow < kako-°rgow, lett. kwaad-doend, sa-mengesteld adjectivum, dus van 2 uitgangen(vaak gesubstantiveerd: boosdoener).bakxe¤a, ≤: zie 218.tãxa: adverbium bij taxÊw snel.

233 l°gousi: onpersoonlijk, ze zeggen, men zegt.efiselÆluya: suppletief-perfectum bij efis°rxomai,arriveren (éénplaatsig).j°now, ı: iemand op wie de wetten der gastvrij-heid (jen¤a) van toepassing zijn: gast, gastheer,vreemdeling.

234 gÒhw, -htow, ı: subst. bij goãv rituele formulesspreken: bezweerder, veelal ongunstig charlatan.§pƒdÒw, ı: §pƒda¤ (bezweringen, betoverendewoorden) sprekend, betoverend met woorden.

235 janyÒw: blond, rossig.bÒstruxoi, ofl: krullen, krullend haar.eÎosmow: welriekend (eÔ goed, Ùsm°v rieken; ÙdmÆ

22

Page 13: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

ofinvpÒw, ˆssoiw xãritaw ÉAfrod¤thw ¶xvn, 236˘w ≤m°raw te keÈfrÒnaw sugg¤gnetai 237teletåw prote¤nvn eȤouw neãnisin. 238efi d' aÈtÚn e‡sv t∞sde lÆcomai xyonÒw, 239paÊsv ktupoËnta yÊrson énase¤ontã te 240kÒmaw, trãxhlon s≈matow xvr‹w tem≈n. 241§ke›now e‰na¤ fhsi DiÒnuson yeÒn, 242§ke›now §n mhr“ pot' §rrãfyai DiÒw, 243˘w §kpuroËtai lampãsin keraun¤aiw 244sÁn mhtr¤, D¤ouw ˜ti gãmouw §ceÊsato. 245taËt' oÈx‹ deinå kégxÒnhw ¶st' êjia, 246Ïbreiw Íbr¤zein, ˜stiw ¶stin ı j°now; 247étår tÒd' êllo yaËma, tÚn teraskÒpon 248§n poik¤laisi nebr¤si Teires¤an ır« 249

geur, reuk). Tekst: eÎosmow Brunck (Diggle, Se-aford) ante euo]dmow P4 : eÎosmon LP : eÈosm«nTyrell (Murray). Bruncks conjectuur wordt on-dersteund door de (later gevonden) papyrus.kÒmh, ≤: (hoofd)haar.

236 ofinvpÒw (of ofin≈c): wijnkleurig, rossig, rood (ıo‰now wijn; vgl. ook tÚ prÒs-vpon). Tekst:ofinvpÒw Barnes (Dodds, Diggle, Seaford) :ofinvpã t' L (ongrammaticaal) : ofinvpåw t' P(onprosodisch) : ofin«paw Scaliger (Murray). ZieDodds ad loc..ˆsse, t≈: ogen, poëtische dualisvorm.xãriw, -itow, ≤: gratie, dank (gebr. als Lat. gratia).

237 ≤m°ra, ≤: dag.keÈfrÒnaw < ka‹ eÈfrÒnaw.eÈfrÒnh, ≤: de tijd waarin men eÎfrvn (vrolijk,opgelaten) is, feest viert, i.e. de nacht.sugg¤gnomai (sun-g¤gnomai): samen zijn met (tini),ook gebruikt voor sex hebben met.

238 teleta¤, afl: zie 22.prote¤nv: voorhouden, aanbieden (aan, tini). Desuggestie is (als in de vorige zin en elders) datDionysos de vrouwen verleidt.neçniw, -idow, ≤: jonge vrouw, meisje (vgl. ı nea-n¤aw).

239 e·sv (tinow): binnen (in).lÆcomai: fut. bij lãmbanv, (te) pakken (krijgen).Tekst: xyo[now P4 (Diggle) : st°ghw LP : lhcÒ-mesya g∞w Norwood.

240 paÊv: doen ophouden met (met ptc.-constructie).ktup°v: (ritmisch) slaan.énase¤v: omhoog (énã) schudden (se¤v), in delucht gooien.

241 kÒmh, ≤: zie 235.trãxhlow, ı: hals.s«ma, -atow, tÒ: lichaam, romp.xvr¤w (tinow): gescheiden (van), zonder (xvr¤zv).¶temon: thematische aoristus bij t°mnv snijden.

242 §ke›now verwijst naar de j°now.

fhsi: 3sg. van fhm¤, zeggen, beweren (dat, AcI).243 §ke›now ktl.: vul aan DiÒnusÒn fhsi of aÈtÒn

fhsi. mhrÒw, ı: dij.§rrãfyai: inf. perf. med. bij =ãptv (in)naaien (in,tini).

244 §kpurÒv: geheel en al (§k-) verbranden (vgl. tÚpËr); voor de ind. I praes. in deze contekst vgl.vers 2.lampãw, -ãdow, ≤: fakkel, toorts.keraÊniow: bliksem-, adj. bij ı keraunÒw.

245 D¤ow: adjectivum, van/met Zeus.gãmow, ı: verbintenis, huwelijk, affaire.ceÊdomai: liegen (over, ti).

246 taËt(a): verwijzend naar de inhoud van 242-5,hervat in de bijstelling Ïbreiw Íbr¤zein. oÈx¤ =oÈ(k).deinÒw: te vrezen, geducht, vreselijk (d°doika bangzijn).égxÒnh, ≤: wurging, verstikking, ophanging.¶st(i): verbum in de singularis bij een onder-werp in pl. ntr. (taËta).êjiow: (iets, tinow) waard, verdienend.Tekst: (1) deinå kégxÒnhw Mau (Diggle) : dein∞wégxÒnhw LP (Murray). (2) ¶st' êjia LP (Murray,Diggle) : §pãjia Elmsley (fortasse recte).

247 Ïbreiw Íbr¤zein: zich schuldig maken aan hybris,d.w.z. een hoogmoedige, onoirbare daad.˜stiw t/m j°now: de relatieve bijzin neemt deplaats in van een subjectsaccusativus (AcI metinf. Íbr¤zein), bijv. tÚn j°non.

248 étãr: maar.tÒd' êllo yaËma: sc. ır« of fid°. De woordgroepcongrueert met tÚn teraskÒpon en Teires¤an.teraskÒpow, ı: schouwer (skop°v) van wonderte-kens (t°rata), ziener. De term lijkt significant nayaËma … ır«: de schouwer van wonderen is totwonderlijk schouwspel geworden.

249 poik¤low: bont (gevlekt).nebr¤w, -¤dow, ≤: zie 24. ırãv: zien.

23

Page 14: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

pat°ra te mhtrÚw t∞w §m∞w – polÁn g°lvn – 250nãryhki bakxeÊont': éna¤nomai, pãter, 251tÚ g∞raw Ím«n efisor«n noËn oÈk ¶xon. 252oÈk épotinãjeiw kissÒn; oÈk §leuy°ran 253yÊrsou meyÆseiw xe›r', §m∞w mhtrÚw pãter; 254sÁ taËt' ¶peisaw, Teires¤a: tÒnd' aÔ y°leiw 255tÚn da¤mon' ényr≈poisin §sf°rvn n°on 256skope›n ptervtoÁw kémpÊrvn misyoÁw f°rein. 257efi mÆ se g∞raw poliÚn §jerrÊeto, 258kay∞s' ín §n bãkxaisi d°smiow m°saiw, 259teletåw ponhråw efisãgvn: gunaij‹ går 260˜pou bÒtruow §n dait‹ g¤gnetai gãnow, 261oÈx Ígi¢w oÈd¢n ¶ti l°gv t«n Ùrg¤vn. 262

Xo. t∞w dussebe¤aw. Œ j°n', oÈk afidª yeoÁw 263Kãdmon te tÚn spe¤ranta ghgen∞ stãxun, 264ÉEx¤onow d' Ãn pa›w kataisxÊneiw g°now; 265

Te. ˜tan lãb˙ tiw t«n lÒgvn énØr sofÚw 266

250 g°lvn: acc. sg. van ı g°lvw, een contractie uitg°laow (o-stam contracta, acc. < g°laon), lett. ge-lach (gelãv lachen); in de overige naamvallenworden (in de regel) t-stam-vormen gebruikt:(g°lvtow), voor de acc. vindt men ook g°lvta.

251 nãryhj, -hkow, ı: narthex, schermbloemige plantwaarvan de stengel dient als thyrsos.bakxeÊv: bakchant zijn.éna¤nomai: afkeuren, zich ergeren (negerend én- +afin°v, zie v. 10).

252 g∞raw, tÒ: ouderdom.efisorãv: kijken naar, aanzien.noËw, ı: inzicht, begrip.¶xon: nom. sg. ntr. ptc. praes. act. van ¶xv.

253 épotinãssv: afschudden. kissÒw, ı: klimop.§leÊyerow: vrij (te construeren met 254 xe›ra),predicatief te interpreteren (zodat hij vrij wordt),maar zeker ook met de suggestie dat Kadmos, alis hij een vrij man (een §leÊyerow), zich gedraagtals een slaaf (van Dionysos).

254 mey¤hmi: (iets, ti) laten gaan (van, tinow), loslaten.255 pe¤yv: overhalen (tot iets, ti).

Teires¤a: vocativus. y°lv: willen.256 §sf°rv: invoeren.257 skop°v: schouwen.

ptervtÒw: gevleugeld;ptervto¤, ofl en ptervtã, tã: vogels. Tekst: pte-rvtoÁw LP (Murray) : ptervtå van Herwerden(Diggle).¶mpurow: in/bij het vuur; tå ¶mpura: brandoffers.misyÒw, ı: honorarium, loon, betaling (voor, tinow).misyoÁw f°rv: honorarium incasseren, geld verdienen.

258 poliÒw: grijs > eerbiedwaardig.§jerÊomai: (eruit) redden.

259 kay∞mai: (neer-, katã) zitten (∏mai); kay∞s(o) ên:

irrealis.§n bãkxaisi … m°saiw: midden tussen de bakchan-ten. d°smiow: gebonden, geboeid (d°v binden; ı desmÒw band).

260 teleta¤: zie 22, etc.ponhrÒw: laag, slecht. efisãgv: invoeren.gunaij¤: te construeren met 261 g¤gnetai (ziedaar).

261 ˜pou: waar, wanneer (ook maar), spatiotemporeelrelativum (vgl. e.g. ¶nya).bÒtruw, ı: druiven(tros).da¤w, daitÒw, ≤: maaltijd.g¤gnetai ti tini: A gewordt aan B, B heeft/krijgt A.gãnow, ı: vreugde, genot (gãnumai genieten).

262 ÍgiÆw: gezond, zowel van geestelijke als lichame-lijke conditie.oÈx … oÈd°n ¶ti: helemaal niets meer.ˆrgia, tã: orgiën, riten, cultus. De genitivus is teconstrueren met oÈd°n.

263 dussebe¤a, ≤: gebrek aan respect voor de goden, god-deloosheid (genitivus ‘exclamationis’). Tekst: duss-ebe¤aw Reiske (Murray, Diggle) : eÈsebe¤aw (sic)LP. j°n' = j°ne, vocativus.afid°omai (ti/tina): respect hebben (voor); afidª =2sg. ind. I praes. med.

264 ¶speira: cryptosigm. aor. bij spe¤rv zaaien.ghgen∞w: aard-geboren (≤ g∞, tÚ g°now/g¤gnomai).stãxuw, ı: graan, koren.

265 pa›w, ı/≤: kind.kataisxÊnv: te schande maken, beschamen. [fort.leg. fut. kataisxune›w]g°now, tÒ: geslacht, familie.

266 lãb˙: 3sg. coni. aor. act. bij lambãnv, nemen.˜tan = ˜te + ên (hier ên met coniunctivus in ‘dis-tributieve’ contekst).

24

Page 15: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

kalåw éformãw, oÈ m°g' ¶rgon eÔ l°gein: 267sÁ d' eÎtroxon m¢n gl«ssan …w fron«n ¶xeiw, 268§n to›w lÒgoisi d' oÈk ¶neis¤ soi fr°new. 269yrãsei d¢ dunatÚw ka‹ l°gein oÂÒw t' énØr 270kakÚw pol¤thw g¤gnetai noËn oÈk ¶xvn. 271otow d' ı da¤mvn ı n°ow, ˘n sÁ diagelòw, 272oÈk ín duna¤mhn m°geyow §jeipe›n ˜sow 273kay' ÑEllãd' ¶stai. dÊo gãr, Œ nean¤a, 274tå pr«t' §n ényr≈poisi: DhmÆthr yeã – 275g∞ d' §st¤n, ˆnoma d' ıpÒteron boÊl˙ kãlei: 276aÏth m¢n §n jhro›sin §ktr°fei brotoÊw: 277˘w d' ∑ly' ¶peit', ént¤palon ı Sem°lhw gÒnow 278bÒtruow ÍgrÚn p«m' hre kefishn°gkato 279ynhto›w, ˘ paÊei toÁw talaip≈rouw brotoÁw 280

t«n lÒgvn: te construeren met éformãw.sofÒw: terzake kundig, wijs, verstandig.

267 kalÒw: mooi, fraai, goed.éformÆ, ≤: vertrekpunt (épo-ırmãv), basis.oÈ m°g' ¶rgon eÔ l°gei: sc. §sti.¶rgon, tÒ: werk. eÔ: goed.

268 eÎtroxow: goed-lopend (eÔ, tr°xv), rad (samenge-steld adjectivum, dus van 2 uitgangen).gl≈ssa, ≤: tong.fron°v: verstandig zijn, de juiste afwegingenmaken, dingen op hun juiste waarde schatten.…w fron«n: (zo)als een verstandig man.

269 ¶nesti ti §n tini: A is in B, B bevat A.fr°new, ofl: verstand, inzicht.

270 yrãsow, tÒ: zelfvertrouwen, meestal negatief: zelf-overschatting, vermetelheid.dunatÒw: met potentie, machtig (dÊnamai).oÂÒw te + infinitivus: in staat te.

271 pol¤thw, ı: inwoner van een pÒliw, lid van degemeenschap, burger. noËw, ı: zie 252.

272-4 Vers 272 geeft een topic in de nominativus, ver-volgens wordt de zin afgemaakt op een manierdie niet strookt met het begin – in traditionelegrammaticale termen een ‘anacolouth’ maar intermen van informatie-structuur zeer goed te be-grijpen: Wat die god betreft (…): ik zou niet kunnen(oÈk ín duna¤mhn, ontkende mogelijkheid) uit-drukken (§jeipe›n) wat betreft zijn grootheid(m°geyow), hoe groot hij (i.e. de nieuwe god) in Hel-las zal zijn. Er is geen reden om aan de juistheidvan de overgeleverde tekst te twijfelen (zie ookDodds).diagelãv: uitlachen, (compleet, dia-) belachelijkmaken.kay' ÑEllãda: verspreid door Griekenland, in heelGriekenland.ßstai: 3sg. ind. fut. bij efim¤.

274 dÊo: nom. (du.) ntr. van dÊv congruerend mettå pr«ta.

nean¤a: vocativus van ı nean¤aw, jonge man.275 tå pr«ta: lett. de eerste dingen, i.e. de eerste, voor-

naamste waarden, principes, het belangrijkste.yeã, ≤: godin, poëtische (Aeolische) vorm (Ion.-Att. heeft immers ≤ yeÒw).

276 g∞, ≤: aarde.ˆnoma, tÒ: naam.ıpÒterow: welk (van beide), relativum.boÊlomai: (liever) willen.kal°v: roepen, noemen; ˆnoma kal°v: (bij) eennaam noemen.

277 jhrã, tã: lett. droge dingen, droogs, i.e. voedsel (§n:op het gebied van …).§ktr°fv: voeden.

278 Tekst: (1) ˘w d' Fix (Murray, Diggle) : ˜d' LP; (2) ∑ly' ¶peit', ént¤palon Housman (Murray,Diggle) : ∑ly' §p¤ t' ént¤palon P (iotacisme,foute woordscheiding; onprosodisch) : ∑lyen §pÛtént¤palon L (idem; de scriba heeft geprobeerdhet vers te ‘repareren’).˜w d(°): equivalent met ˜de/otow/§ke›now.∑lyon: suppletief-aoristus bij ¶rxomai gaan.¶peit(a): vervolgens, daarna, later.ént¤palow: tegenwicht biedend, tegenhanger; deaccusativus is te construeren met bÒtruow ÍgrÚnp«ma. gÒnow, ı: nakomeling (g¤gnomai, tÚ g°now).

279 bÒtruw, ı: druiven(tros).ÍgrÒw: nat, vochtig.p«ma, -atow, tÒ: drank (p¤nv, drinken).hron: them. aor. bij eÍr¤skv (uit)vinden.efisÆnegka: suppletief-aoristus bij efisf°rv, invo-eren (‘aoristus mixtus’, ook wel met thematischeuitgangen: -Ænegkon, etc.).

280 ynhtÒw (ı): sterfelijk, sterveling.˜: verwijst naar bÒtruow ÍgrÚn p«ma.paÊv: (iemand, tina) doen ophouden (met, tinow),een einde maken aan iemands…tala¤pvrow: armzalig, ellendig.

25

Page 16: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

lÊphw, ˜tan plhsy«sin émp°lou =o∞w, 281Ïpnon te lÆyhn t«n kay' ≤m°ran kak«n 282d¤dvsin, oÈd' ¶st' êllo fãrmakon pÒnvn. 283otow yeo›si sp°ndetai yeÚw geg≈w, 284Àste diå toËton tégãy' ényr≈pouw ¶xein. 285ka‹ diagelòw nin, …w §nerrãfh DiÚw 286mhr“; didãjv s' …w kal«w ¶xei tÒde. 287§pe¤ nin ¥rpas' §k purÚw keraun¤ou 288ZeÊw, §w d' ÖOlumpon br°fow énÆgagen yeÒn, 289ÜHra nin ≥yel' §kbale›n ép' oÈranoË: 290ZeÁw d' éntemhxanÆsay' oÂa dØ yeÒw. 291=Æjaw m°row ti toË xyÒn' §gkukloum°nou 292afiy°row, ¶dvke tÒnd' ˜mhron, §ktiye™‹w 293DiÒnuson ÜHraw neik°vn: xrÒnƒ d° nin 294broto‹ =af∞na¤ fasin §n mhr“ DiÒw, 295

281 lÊph, ≤: pijn, leed, ellende.˜tan leidt hier een distributieve mededeling in(‘generalis’).§plÆsyhn: aor. pass. bij p¤mplhmi, vullen (met,tinow).êmpelow, ı: wijn(stok).=oÆ, ≤: stroom (=°v stromen).

282 Ïpnow, ı: slaap.lÆyh, ≤: vergetelheid (van, tinow).kay' ≤m°ran: dagelijks.

283 fãrmakon, tÒ: geneesmiddel, medicijn.pÒnow, ı: inspanning, ellende.

284 otow: de wijn = Dionysos.sp°ndv: plengen.geg≈w: ptc. perf. bij g¤gnomai (van geboorte …zijnde).

285 Àste: zodat (hier gevolgd door AcI).diã: door (tussenkomst van), via.tégãy' < tå égayã, de goede dingen, het goede.

286 Tekst: diage[l&w P4 et iam ci. Hartung (Diggle) :katagelòw LP (Murray).diagelãv: uitlachen, spotten met. nin: hier equivalent met aÈtÒn.§nerrãfhn: aor. pass. bij §n-rãptv, innaaien.

287 mhrÒw, ı: dij.didãskv: (iemand, tina) onderwijzen, iets leren.¶xv met adverbium: zich verhouden, zijn; kal«w¶xei: het is mooi, goed.tÒde: verwijst naar de inhoud van de vooraf-gaande …w-zin.

288 nin: zie 286.èrpãzv (§k tinow): ontvoeren, roven, redden uit.keraÊniow: bliksem-, adj. bij ı keraunÒw.

289 br°fow, tÒ: baby.yeÒn: bij br°fow te nemen. Tekst: yeÒn LP (Mur-ray) : n°on Aldina (Diggle, sic).énãgv: omhoog voeren.

290 nin: zie 286, 288. §y°lv = y°lv, willen.

§kbãllv: werpen, verdrijven uit (tinow).291 éntimhxan°omai: tegenmaatregelen treffen.

oÂa dØ yeÒw: lett. zodanige als een god sc. éntimhxa-ne›tai. De partikel dÆ geeft aan dat de hier ge-dane mededeling ‘evident’ is (de spreker ver-wacht dat de aangesprokene hem, op basis vanzijn eigen ervaring, zonder meer gelijk zalgeven).

292 =Æjaw: nom. sg. masc. ptc. aor. act. bij =Ægnumi,breken (ergens vanaf, tinow).m°row, tÒ: deel, stuk.§gkukl°omai: iets (ti) omcirkelen, omringen.

293/4 Tekst: ¶dvke tÒnd' ˜mhron, §ktiye‹w | DiÒnusonBorthwick (Diggle; §ktiye‹w iam Verdenius) :¶yhke tÒnd' mhron §kdidoÁw | DiÒnuson LP : ¶yhketÒnd' ˜mhron §kdidoÁw | <lacuna> | DiÒnusonMurray : ¶yhke tÒnd' ˜mhron §kdidoÊw, | diãlusinDalmeyda. Gemakshalve is de tekst van Borth-wick/Diggle gedrukt en vertaald, maar de in-greep is wel erg groot: het lijkt verstandiger deovergeleverde tekst te drukken tussen cruces(~…~) om aan te geven dat het zo niet kan maareen bevredigende correctie niet voorhanden is.

293 afiyÆr, ı: aether, de droge, heldere, hogere lucht-laag, onderscheiden van de éÆr, de vochtige ‘be-nedenlucht’ waarin zich wolken en mist bevin-den.˜mhrow, ı: gijzelaar, onderpand.˜mhron d¤dvmi: in gijzeling, als onderpand geven.§ktiye¤w: nom. sg. masc. ptc. praes. act. van§kt¤yhmi, (iemand, tina) buiten bereik plaatsen van(tinow), onttrekken aan.

294 ne¤kow, tÒ: naijver, twist, machinaties.xrÒnƒ: adverbium, mettertijd.

295 Tekst: =af∞nai Pierson (Murray, Diggle) :traf∞nai LP. =af∞nai: inf. aor. pass. bij =ãptv, naaien (§ntini).

26

Page 17: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

ˆnoma metastÆsantew, ˜ti yeò yeÚw 296ÜHr& poy' …mÆreuse, suny°ntew lÒgon. 297mãntiw d' ı da¤mvn ˜de: tÚ går bakxeÊsimon 298ka‹ tÚ mani«dew mantikØn pollØn ¶xei: 299˜tan går ı yeÚw §w tÚ s«m' ¶ly˙ polÊw, 300l°gein tÚ m°llon toÁw memhnÒtaw poie›. 301ÖAre≈w te mo›ran metalab∆n ¶xei tinã: 302stratÚn går §n ˜ploiw ˆnta kép‹ tãjesin 303fÒbow dieptÒhse pr‹n lÒgxhw yige›n. 304man¤a d¢ ka‹ toËt' §st‹ DionÊsou pãra. 305¶t' aÈtÚn ˆc˙ kép‹ Delf¤sin p°traiw 306phd«nta sÁn peÊkaisi dikÒrufon plãka, 307pãllonta ka‹ se¤onta bakxe›on klãdon, 308m°gan t' én' ÑEllãda. éll' §mo¤, PenyeË, piyoË: 309mØ tÚ krãtow aÎxei dÊnamin ényr≈poiw ¶xein, 310

296 mey¤sthmi: verstellen, veranderen, verdraaien, ver-plaatsen.

297 ımhreÊv: (een) gijzelaar(s) geven (éénplaatsigehandeling, overigens meestal iemand in gijzelinggeven). poy' < pote.sunt¤yemai: lett. voor zich bijeenplaatsen, i.e. con-strueren, verzinnen.lÒgow is in deze contekst te interpreteren als lo-gisch verhaal, rationele verklaring, als staande te-genover de mËyow rond de geboorte en vergodde-lijking (door de god zelf uiteengezet in deproloog) die Pentheus niet wenst te accepteren.

298 mãntiw, ı: ziener.tÚ bakxeusimÒn: het bakchische.

299 mani≈dhw: extatisch, waanzinnig; tÚ mani«dew: hetextatische, extase.mantikÆ, ≤: sc. t°xnh, zienerskunst.

300 §s°rxomai ti: iets binnengaan, bevangen.s«ma, -atow, tÒ: lichaam.polÊw: predicatief te nemen bij ı y°ow (in hogemate).

301 tÚ m°llon: gesubstantiveerde nom sg. ntr. vanhet ptc. praes. act. van m°llv: wat te gebeurenstaat, de toekomst.memhn≈w: ptc. perf. bij ma¤nomai: in extase verke-rend, buiten zinnen.poi°v l°gein: ervoor zorgen dat (iemand iets) zegt,laten zeggen.

302 ÖArevw: genitivus van ı ÖArhw (atypische s-stam; metathesis quantitatis).mo›ra, ≤: deel.metalambãnv: (van iets mee)krijgen; metalab∆n¶xei ≈ pf. mete¤lhfe.tinã: te construeren met mo›ran.

303 stratÒw, ı: leger.˜pla, tã: gerei, meestal wapens (maar bijvoor-beeld ook de tuigage van een schip of het gereed-schap van een handwerksman).

§n ˜ploiw: onder de wapens, in staat van paraatheid.tãjiw, ≤: opstelling, gelid (tãttv); §p‹ tãjesin: inslagorde.

304 fÒbow, ı: angst, paniek.diapto°v: in paniek, van de kaart brengen; de aori-stus is ‘gnomisch’ (d.w.z. drukt een omnitempo-rele handeling uit).pr¤n: voordat, alvorens (te, infinitivus).lÒgxh, ≤: speer, lans. ¶yigon: thematische ao-ristus bij yiggãnv aanraken.

305 man¤a, ≤: razernij, extase (ma¤nomai).toËt(o): verwijst naar de inhoud van 303-4.parã tinow: van (de kant van), hier in anastrofe(let op het accent: pãra).

306 ¶ti: nog, i.e. bovendien, verder.ˆcomai: suppletief futurum bij ırãv zien; ˆc˙:2sg. ind. I praes. med.kép¤ < ka‹ §p¤. Delf¤w (fem.): Delphisch.p°tra, ≤: rots.

307 phdãv: springen, dansen. peÊkh, ≤: lett. pijnboom, metonymisch voorwerpgemaakt van pijnboomhout, concreet meestal toorts,fakkel (als hier) of speer.dikÒrufow: met twee (di-) toppen (korufa¤).plãj, -akÒw, ≤: plateau, hoogvlakte (vgl. 14).

308 Tekst: pãllonta Matthiae : bãllonta LP.pãllv: zwaaien, slingeren.se¤v: schudden, zwaaien.klãdow, ı: twijg, tak; bedoeld is de thyrsos.

309 énã + accusativus: verspreid door/over/in.§mo¤: met de suggestie: ‘wacht niet tot de god zelfingrijpt.’ §piyÒmhn (tini): them. aor. bij pe¤yomai, zich latenovertuigen (door), geloven, gehoorzamen (aan).

310 krãtow, tÒ: kracht, geweld, macht.aÈx°v: met zelfvertrouwen verkondigen > in over-moed verkondigen, opscheppen, pochen.dÊnamiw, ≤: vermogen, potentie (dÊnamai).

27

Page 18: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

mhd', µn dokªw m°n, ≤ d¢ dÒja sou nosª, 311frone›n dÒkei ti: tÚn yeÚn d' §w g∞n d°xou 312ka‹ sp°nde ka‹ bãkxeue ka‹ st°fou kãra. 313oÈx ı DiÒnusow svfrone›n énagkãsei 314guna›kaw §w tØn KÊprin, éll' §n tª fÊsei 315[tÚ svfrone›n ¶nestin efiw tå pãnt' ée¤] 316toËto skope›n xrÆ: ka‹ går §n bakxeÊmasin 317oÔs' ¥ ge s≈frvn oÈ diafyarÆsetai. 318ıròw; sÁ xa¤reiw, ˜tan §fest«sin pÊlaiw 319pollo¤, tÚ Peny°vw d' ˆnoma megalÊn˙ pÒliw: 320kéke›now, o‰mai, t°rpetai tim≈menow. 321§g∆ m¢n oÔn ka‹ Kãdmow, ˘n sÁ diagelòw, 322kiss“ t' §recÒmesya ka‹ xoreÊsomen, 323poliå junvr¤w, éll' ˜mvw xoreut°on, 324koÈ yeomaxÆsv s«n lÒgvn peisye‹w Ïpo. 325ma¤n˙ går …w êlgista, koÎte farmãkoiw 326êkh lãboiw ín oÎt' êneu toÊtvn nÒsou. 327

311 ≥n = §ãn = efi ên.dok°v: een dÒja, d.w.z. opinie, mening, oordeel,dunk hebben, gebaseerd op hoe de dingen zich aaniemand voordoen, veelal geopponeerd met eendieper weten, werkelijk inzicht.nos°v: ziek zijn.

312 fron°v: verstandig zijn, de juiste afwegingenmaken, dingen op hun juiste waarde schatten.d°xomai §w (+ acc.): ontvangen in. g∞, ≤: aarde,land.

313 sp°ndv: plengen. bakxeÊv: bakchant zijn.st°fv: bekransen. kãra, kratÒw, tÒ: hoofd.

314 svfron°v: zich beheerst, nadenkend, weloverwo-gen gedragen. énagkãzv: dwingen.

315 §w tØn KÊprin: jegens Kypris, i.e. op het gebied vande liefde, sex.

315/7 Vers 316 is geïnterpoleerd (om. Stob. 4.23.8, del.Kirchhoff ); men leze: éll' §n tª fÊsei | toËto(sc. §st¤). skope›n xrÆ: ka‹ går, ktl. fÊsiw, ≤: natuur, aard.skop°v: overwegen, kritisch bekijken, onderzoeken(vgl. ≤ sk°ciw).xrÆ: het is nodig, men moet.

318 oÔs(a): nom. sg. fem. ptc. van efim¤ zijn.s≈frvn: verstandig, weloverwogen, beheerst.≤ s≈frvn: verstandige, beheerste vrouw (svf-ron°v).diafyarÆsomai: fut. bij diafye¤romai, vernietigd,kapot gemaakt, gecorrumpeerd worden.

319 Na ıròw leze men een vraagteken of hoge puntliever dan de komma afgedrukt door Murray.xa¤rv: zich verheugen, blij zijn.§fest«sin: 3pl. coni. van perf. §f°sthka bij§f¤stamai, gaan staan bij/voor.pÊlai, afl: poort.

320 tÚ … Peny°vw ˆnoma: de naam Pentheus.

megalÊnv: groot (m°gaw) maken: verheffen, prijzen,eren.

321 kéke›now < ka‹ §ke›now, i.e. Dionysos.o‰mai: dunkt mij, naar mijn mening, staat buiten dezinsconstructie (interjectie).t°rpomai: plezier scheppen in iets, iets graag doen,ervaren.timãv: eren.

322 m¢n oÔn: markeert het begin van Kadmos’ afslui-ting.diagelãv: uitlachen, bespotten.

323 kissÒw, ı: klimop.§r°fv: bedekken, bekransen; -mesya = -meya.xoreÊv: een xorÒw houden, dansen.

324 poliÒw: grijs. junvr¤w, ≤: tweespan > paar. ˜mvw: toch. xoreuteÒn: sc. §sti, er moet gedanstworden, adjectivum verbale.

325 koÈ < ka‹ oÈ.yeomax°v: tegen een/de god strijden.peisye¤w: ptc. aor. pass. bij pe¤yv.Ïpo: in anastrofe (accent!), te construeren mets«n lÒgvn.

326 ma¤n˙: 2sg. ind. I praes. med. van ma¤nomai, buitenzinnen, gek zijn.…w êlgista: adverbiale uitdrukking, op meestpijnlijke wijze. koÎte < ka‹ oÎte.fãrmakon, tÒ: geneesmiddel, medicijn.

327 Tekst: nÒsou Dobree (Diggle) : nose›w LP (Mur-ray). Zie voor een poging de tekst met het over-geleverde nose›w te begrijpen Dodds ad loc.êkow, tÒ: (middel/weg tot) genezing.lãboiw ên: (ontkende) potentialis.êneu (tinow): zonder.toÊtvn: verwijst naar farmãkoiw.nÒsow, ≤: ziekte (nos°v ziek zijn); nÒsou is te con-strueren met êkh.

28

Page 19: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Xo. Œ pr°sbu, Fo›bÒn t' oÈ kataisxÊneiw lÒgoiw, 328tim«n te BrÒmion svfrone›w, m°gan yeÒn. 329

Ka. Œ pa›, kal«w soi Teires¤aw parπnesen. 330o‡kei mey' ≤m«n, mØ yÊraze t«n nÒmvn. 331nËn går p°t˙ te ka‹ fron«n oÈd¢n frone›w. 332kefi mØ går ¶stin ı yeÚw otow, …w sÁ fπw, 333parå so‹ leg°syv: ka‹ kataceÊdou kal«w 334…w ¶sti Sem°lhw, ·na dokª yeÚn teke›n 335≤m›n te timØ pant‹ t“ g°nei prosª. 336ıròw tÚn ÉAkt°vnow êylion mÒron, 337˘n »mÒsitoi skÊlakew ìw §yr°cato 338diespãsanto, kre¤sson' §n kunag¤aiw 339ÉArt°midow e‰nai kompãsant' §n Ùrgãsin. 340

328 presbÊ: voc. van pr°sbuw oud(e man).Fo›bon: Phoibos Apollo is de patroon van dezienerskunst en dus Teiresias’ ‘beschermheer’.De opbouw suggereert een oppositie ‘door Dio-nysos te eren maak je Phoibos niet te schande.kataisxÊnv: te schande maken.

329 svfron°v: zie 314.m°gan yeÒn: bijstelling bij BrÒmion, die a.h.w. ver-klaart waarom het koor vindt dat Teiresiassvfrone› door Dionysos te eren.

330 pa›: voc. van (ı) pa›w.parain°v: (iemand, tini) raad geven, aanraden.kal«w parain°v: goede raad geven.

331 ofik°v: zijn o‰kow hebben, wonen, leven.yÊraze: lett. buiten de deur; als prepositie: buiten(tinow). mÆ: sc. o‡kei. nÒmow, ı: wet, instel-ling.

332 p°tomai: lett. vliegen, vgl. ons niet met beide benenop de grond staan; p°t˙: 2sg. ind. I praes. medii(de 2sg. van alle indicativi I medii gaat in 5e-eeuws Attisch uit op -˙, niet -ei).fron°v: zie 268. oÈd°n: adverbiale nom. sg.ntr. geenszins, in geen enkel opzicht, helemaal niet.

333 kefi < ka‹ efi. fhm¤: beweren, zeggen.334 parå soi leg°syv (3sg. imper. praes. med.): lett.

hij moet bij jou worden gezegd (te zijn/bestaan),vermoedelijk met de implicatie jij moet zeggenzonder dat je het zelf gelooft, zonder dat je er zelf ach-ter staat (eerder dan laat je omgeving zeggen).kataceudÒmai: liegen.…w ¶sti: sc. ı yeÚw otow.

335 Tekst: Sem°lhw LP (Dodds, Diggle, Seaford :Sem°lh y' Tyrwhitt (Murray).·na + coniunctivus: opdat.dok°v: in deze constructie toeschijnen (te, inf.).teke›n: inf. van them. aor. ¶tekon bij t¤ktv baren,voortbrengen.

336 ≤m›n te, ktl.: afhankelijk van 335 ·na; pant‹ t“g°nei biedt een nadere uitwerking van ≤m›n.

timÆ, ≤: eer (timãv). pant¤: dat. sg. van pçw.g°now, tÒ: geslacht, familie.prÒseimi: lett. zijn bij, aanwezig zijn voor (tini).

337 ırãv: zien, voor ogen hebben.ÉAkt°vn, ı: Aktaion, Kadmos’ andere kleinzoon,Pentheus’ neef. Eur. heeft begrijpelijkerwijs deversie van de Aktaionmythe gekozen waarindiens dood te wijten is aan hybris (en niet hamar-tia), datgene waarvoor Kadmos Pentheus hierprobeert te behoeden.êyliow: verschrikkelijk, ellendig.mÒrow, ı: lot, datgene wat iemand deelachtig wordt(vgl. tÚ m°row, ≤ mo›ra).

338 ˜n: verwijst naar ÉAkt°vnow.»mÒsitow: rauw vlees etend (»mÒw rauw; sit°omaizich voeden, eten; s›tow voedsel), vgl »mÒfagowelders.skÊlaj, ı/≤: jonge hond, puppy, hier niet voorniets ≤ skÊlaj: de gelijkenis met de bakchanten,geëvoceerd middels »mÒsitoi, wordt doorge-voerd.¶yreca: aor. bij tr°fv, (op)voeden, grootbrengen.

339 diaspãv: uiteen (dia-) rukken (spãv), opnieuwook van toepassing op het gedrag van de bak-chanten (de sparagmÒw).

339/40 kre¤sson(a): sterker, beter (dan, tinow); de ac-cusativus congrueert met 338 ˜n en keert terug inkompãsant(a), waarmee kre¤ssona e‰nai te const-rueren is.kunhg¤a, ≤: jacht, het jagen.ÖArtemiw, -idow, ≤: Artemis.kompãv: opscheppen, pochen (kÒmpow).Ùrgãw, -ãdow, ≤: een duister woord, dat klaarbli-jkelijk naar een deel van een berg(massief) ver-wijst (vgl. Dodds); de feitelijke mededeling isdus: in de bergen. De positie van de plaatsbepa-ling (als een ‘afterthought’) is opvallend en lijktsuggestief-dreigend: in de bergen dreigt ookvoor Pentheus het gevaar.

29

Page 20: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

˘ mØ pãy˙w sÊ: deËrÒ sou st°cv kãra 341kiss“: mey' ≤m«n t“ ye“ timØn d¤dou. 342

Pe. oÈ mØ proso¤seiw xe›ra, bakxeÊseiw d' fi≈n, 343mhd' §jomÒrj˙ mvr¤an tØn sØn §mo¤; 344t∞w s∞w <d'> éno¤aw tÒnde tÚn didãskalon 345d¤khn m°teimi. steix°tv tiw …w tãxow, 346§ly∆n d¢ yãkouw toËd' ·n' ofivnoskope› 347moxlo›w tria¤nou kénãtrecon ¶mpalin, 348ênv kãtv tå pãnta sugx°aw ımoË, 349ka‹ st°mmat' én°moiw ka‹ yu°llaisin m°yew. 350mãlista gãr nin dÆjomai drãsaw tãde. 351o„ d' énå pÒlin ste¤xontew §jixneÊsate 352tÚn yhlÊmorfon j°non, ˘w §sf°rei nÒson 353kainØn gunaij‹ ka‹ l°xh luma¤netai. 354kênper lãbhte, d°smion poreÊsate 355

341 ˜: acc. ntr. van het relativum ˜w, verwijzend naarde inhoud van 338-40.¶payon: them. aor. bij pãsxv, lijden, ervaren,overkomen; mØ pãy˙w: zorg er voor dat jou niet over-komt.deËro: hier, idiomatisch gebruikt: kom hier, kijkeens, zie hier, etc.st°cv: fut. bij st°fv, bekransen.kãra, kratÒw, tÒ: hoofd.

342 kissÒw, ı: klimop. timÆ, ≤: eer.d¤dou: 2sg. imper. praes. med. van d¤dvmi.

343 oÈ mÆ + futurum: er kan geen sprake van zijn dat,waag het niet om…proso¤sv: suppletief futurum bij prosf°rv,lett. brengen naar; prosf°rv xe›ra, zijn handbrengen naar, i.e. aanraken.bakxeÊseiw d' fi≈n: in tegenstelling tot de anderemededelingen in 343/4 zonder ontkenning te in-terpreteren.fi≈n: nom. sg. masc. ptc. bij e‰mi gaan.

344 §jomÒrj˙: 2sg. coni. aor. med. bij §jomÒrgnumi af-vegen (iets aan iemand, ti tini).mvr¤a, ≤: dwaasheid.

345 éno¤a, ≤: onverstand; de genitivus is te constru-eren met tÒnde tÚn didãskalon.tÒnde: verwijst naar Teiresias.didãskalow, ı: leraar.

346 dikØn m°teimi: iemand (tina) genoegdoening vragen,doen boeten, straffen.ste¤xv: gaan, komen.…w tãxow: zo snel mogelijk.

347 yãkow, ı: zitplaats (yãssv zitten), meer algemeende plaats waar iemand zich gewoonlijk ophoudt.toËd(e): sc. Teiresias. Tekst: toËd' Musgrave (Murray, Diggle) : toÊsd'LP.·n(a): hier locaal te interpreteren, waar.ofivnoskop°v: vogelwichelen, vogeltekens interpre-

teren (ofivnÒw vogel; skop°v schouwen, bekijken).348 moxlÒw, ı: hefboom, lange stok.

triainÒv: lett. met de tr¤aina (drietand) bewerken,metaforisch oplichten.énastr°fv: om-draaien, omkeren, overhoop gooien.¶mpalin: terug, opnieuw, andersom, omgekeerd.

349 ênv kãtv: onderste-boven (ênv boven; kãtvonder).sugx°aw: nom. sg. masc. ptc. act. van aor. sun°xea(pseudo-sigmatisch, uit *sun°xe

w-sa) bij sugx°v(uit *sun-x°wv) bij elkaar (sun-) storten (x°v), over-hoop gooien.ımou: op dezelfde plaats, samen, bijeen.

350 st°mma, -atow, tÒ: datgene waarmee men zichbekranst (st°fomai): lint, krans.ênemow, ı: wind.yu°llh, ≤: windvlaag, rukwind.m°yew: 2sg. imper. aor. act. bij mey¤hmi prijsgeven(aan, tini).

351 mãlista: het meest, vooral, superlativus bij mãlazeer.nin: equivalent met aÈtÒn.dÆjomai: fut. bij dãknv, bijten. drãv: doen.tãde: verwijst naar de inhoud van 348-50.

352 o„ d(°): de andere dienaren, i.e. alle dienaren be-halve de tiw geïnstrueerd in 346-51.énå pÒlin: verspreid door/in de stad.ste¤xv: zie 346.§jixneÊv: iemand (tina) opsporen.

353 yhlÊmorfow: met vrouwelijke (y∞luw) gedaante (mor-fÆ).j°now, ı: zie 233.§sf°rv: invoeren. nÒsow, ≤: ziekte.

354 kainÒw: nieuw. l°xow, tÒ: bed.luma¤nomai: bezoedelen, bevuilen (tÚ lËma, vuil).

355 kênper < ka¤ + ≥n (< §ãn) + per: en als dan…¶labon: aor. bij lambãnv, pakken, (gevangen) ne-men.

30

Page 21: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

deËr' aÈtÒn, …w ín leus¤mou d¤khw tux∆n 356yãn˙, pikrån bãkxeusin §n YÆbaiw fid≈n. 357

Te. Œ sx°tli', …w oÈk o‰sya poË pot' e‰ lÒgvn. 358m°mhnaw ≥dh ka‹ pr‹n §jest∆w fren«n. 359ste¤xvmen ≤me›w, Kãdme, kéjait≈meya 360Íp°r te toÊtou ka¤per ˆntow égr¤ou 361Íp°r te pÒlevw tÚn yeÚn mhd¢n n°on 362drçn. éll' ßpou moi kiss¤nou bãktrou m°ta, 363peir« d' énoryoËn s«m' §mÒn, kég∆ tÚ sÒn: 364g°ronte d' afisxrÚn dÊo pese›n: ‡tv d' ˜mvw, 365t“ Bakx¤ƒ går t“ DiÚw douleut°on. 366PenyeÁw d' ˜pvw mØ p°nyow efiso¤sei dÒmoiw 367to›w so›si, Kãdme: mantikª m¢n oÈ l°gv, 368to›w prãgmasin d°: m«ra går m«row l°gei. 369

d°smiow: gebonden, geboeid (d°v, ı desmÒw).poreÊv: een pÒrow (weg) doen afleggen, i.e. bren-gen.

356 deËr(o): hier(heen).tux≈n: ptc. van aor. ¶tuxon bij tugxãnv, (iets,tinow) treffen verkrijgen; d¤khw tugxãnv: krijgenwat iemand rechtens toekomt, hetgeen in deze con-tekst neerkomt op straf krijgen, nader bepaald alsleÊsimow, middels steniging (adjectivum bij ıleusmÒw, steniging).

357 yãn˙: 3sg. coni. van aor. ¶yanon bij ynπskv, ster-ven.pikrÒw: scherp, bitter (predicatief te interpreteren:als bitter > tot zijn schade/spijt).bãkxeusiw, ≤: bakchische vervoering.Y∞bai, afl: Thebe.

358 sx°tliow (ı): een enigszins ongrijpbare qualifi-catie: de spreker veroordeelt het gedrag van detoegesprokene maar toont tegelijkertijd medelij-den met hem omdat hij zich de negatieve gevol-gen van zijn gedrag voor hemzelf niet bewust is.poË: waar, te construeren met lÒgvn.e‰: 2sg. ind. I van efim¤ zijn.

359 m°mhna: perf. bij ma¤nomai, buiten zinnen zijn.≥dh: nu, eindelijk, reeds (hier geopponeerd metpr¤n).pr¤n: absoluut gebruikt: tevoren, voordien; ka‹pr¤n: ook eerder al.§j¤stamai: lett. gaan staan buiten (tinow). Tekst: §jest∆w Bothe, Badham (Diggle) : §j°sthwLP (Murray). fr°new, ofl: verstand.

360 ste¤xv: gaan. ≤me›w: in tegenstelling tot Pen-theus, die niet te vermurwen lijkt.§jait°omai: iemand (tina) smeken, bidden te (inf.).

361 Íp¢r … toÊtou: ten gunste, ter bescherming vanhem (i.e. Pentheus).ka¤per + participium: ook al…ˆntow: gen. sg. masc. ptc. van efim¤ zijn.êgriow: wild, onbeschaafd, onbeheerst, antoniem

met geciviliseerd, gecultiveerd, beschaafd, zich ge-dragend volgens de regels die binnen de mense-lijke gemeenschap gelden.

362 pÒlevw: gen. sg. van ≤ pÒliw (uit pÒlhow, meta-thesis quantitatis).tÚn yeÒn: complement van 360 §jait≈meya.mhd¢n n°on: niets vreselijks (lett. nieuws), vgl. 213.

363 drãv: doen. ßpomai tini: iemand volgen.k¤ssinow: klimop- (ı kissÒw).bãktron, tÒ: staf, stok.m°ta: anastrofische accentuering van metã met.

364 peir«: 2sg imper. praes. med. van peirãv, probe-ren.énoryÒv: oprichten, rechtop zetten/houden (ÙryÒw).s«m(a), -atow, tÒ: lichaam. kég≈ < ka‹ §g≈.tÚ sÒn: sc. s«ma peirãomai énoryoËn.

365 g°ronte: acc. du. van ı g°rvn oude man.afisxrÒw: schandelijk, ongepast; afisxrÒn sc. §sti,het is schandelijk (dat, AcI)pese›n: inf. van them. aor. ¶peson bij p¤ptv val-len.‡tv: 3sg. imper. van e‰mi gaan, idiomatisch ge-bruikt: het zij zo. ım«w: toch.

366 Bãkxiow, ı: de Bakchiër = Bakchos = Dionysos.ı DiÒw: lett. die van Zeus, i.e. de zoon van Zeus.douleÊv tini: slaaf zijn van, iemand dienen als slaaf;douleut°on (adjectivum verbale) sc. §sti, lett. ermoet als slaaf gediend worden (aan).

367 ˜pvw mÆ (+ futurum): als maar niet…, ik hoopmaar dat niet…p°nyow, tÒ: leed; woordspeling PenyeÊw … p°nyow.efiso¤sv: suppletief futurum bij efisf°rv (tini),brengen in/naar/over. dÒmow, ı: huis.

368 mantikÆ: sc. t°xnh, zienerskunst.369 tå prãgmata: de toestand, de feiten (i.e. datgene

wat iedereen, en niet alleen een ziener, kan obser-veren).m«ra, tã: dwaze dingen, dwaasheid.m«row, ı: dwaas, stommeling.

31

Page 22: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Xo. ÑOs¤a pÒtna ye«n, (strofe a) 370ÑOs¤a d' ì katå gçn xrus°an pt°ruga f°reiw, tãde Peny°vw é¤eiw; é¤eiw oÈx ıs¤an Ïbrin §w tÚn BrÒmion, tÚn 375

Sem°law, tÚn parå kalli-stefãnoiw eÈfrosÊnaiw da¤-mona pr«ton makãrvn; ˘w tãd' ¶xei,

yiaseÊein te xoro›w metã t' aÈloË gelãsai 380épopaËsa¤ te mer¤mnaw, ıpÒtan bÒtruow ¶ly˙ gãnow §n dait‹ ye«n, kis-

sofÒroiw d' §n yal¤aiw én-drãsi kratØr Ïpnon émfibãll˙. 385

éxal¤nvn stomãtvn (antistrofe a)énÒmou t' éfrosÊnaw tÚ t°low dustux¤a: ı d¢ tçw ≤sux¤aw b¤otow ka‹ tÚ frone›n 390ésãleutÒn te m°nei ka‹

sun°xei d≈mata: pÒrsvgår ˜mvw afiy°ra na¤on-tew ır«sin tå brot«n OÈran¤dai.

tÚ sofÚn d' oÈ sof¤a 395tÒ te mØ ynhtå frone›n braxÁw afi≈n: §p‹ toÊtƒ d¢ t¤w ín megãla di≈kvn tå parÒnt' oÈx‹ f°roi. mai-

nom°nvn o·de trÒpoi ka‹ 400kakoboÊlvn par' ¶moige fvt«n.

flko¤man pot‹ KÊpron, (strofe b)nçson tçw ÉAfrod¤taw, ·n' ofl yelj¤fronew n°mon-

tai ynato›sin ÖErvtew, 405

370-433 Eerste stasimon372 Tekst: xrus°an pterÊga f°reiw Matthiae (Mur-

ray) : xrus°a pt°ruga f°reiw LP : xrus°&pterÊgi f°r˙ W.H. Thompson (Diggle). De tekstvan de handschriften is wellicht acceptabel(xrus°a bij ÑOs¤a; pterÊga f°rv = p°tomai).

399 Tekst: f°roi Tyrwhitt (Murray, Diggle) : f°reiLP Stob.

404 Tekst: ·n' ofl Heath (Murray, Diggle) : ·na LP.406 Tekst: Pãfon LP (Murray, Diggle) : Fãron

Reiske.Tekst: y' ìn LP (Murray) : tån Diggle.

32

Page 23: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Pãfon y' ìn •katÒstomoi barbãrou potamoË =oa‹ karp¤zousin ênombroi. o d' è kallisteuom°na Pier¤a moÊseiow ßdra, 410semnå klitÁw ÉOlÊmpou, §ke›s' êge me, BrÒmie BrÒmie, prÒbakx' eÎie da›mon. §ke› Xãritew, §ke› d¢ PÒyow: §ke› d¢ bãk- 415

xaiw y°miw Ùrgiãzein.

ı da¤mvn ı DiÚw pa›w (antistrofe b)xa¤rei m¢n yal¤aisin, file› d' ÙlbodÒteiran Efi-

rÆnan, kourotrÒfon yeãn. 420‡san d' ¶w te tÚn ˆlbion tÒn te xe¤rona d«k' ¶xein o‡nou t°rcin êlupon: mise› d' ⁄ mØ taËta m°lei, katå fãow nÊktaw te f¤law 425eÈa¤vna diaz∞n, sofån d' ép°xein prap¤da fr°na te periss«n parå fvt«n: tÚ pl∞yow ˜ ti 430tÚ faulÒteron §nÒmise xr∞-

ta¤ te, tÒd' ín dexo¤man.

YERAPVN PenyeË, pãresmen tÆnd' êgran ±greukÒtew 434§f' ∂n ¶pemcaw, oÈd' êkrany' …rmÆsamen. 435ı yØr d' ˜d' ≤m›n prçow oÈd' Íp°spasen 436fugª pÒd', éll' ¶dvken oÈk êkvn x°raw 437oÈd' »xrÒw, oÈd' ≥llajen ofinvpÚn g°nun, 438

413 Tekst: prÒbakx' eÎie Hermann (Murray, Diggle) :probakxÆie LP.

433 Tekst: te tÒd' ín dexo¤man Kirchhoff (Murray,Diggle) : t' §n t«de lego¤mhn LP : te tÒde toil°goim' ên Tr.

434-518 Tweede epeisodion434 pãreimi: aanwezig zijn.

êgra, ≤: jachtbuit. égreÊv: jagen, vangen.435 p°mpv §p¤ (ti/tina): afsturen op.

êkrantow: onvervuld, ijdel, voor niets, vergeefs;êkrany' < -ta, acc. pl. ntr. ırmãv: zich in be-weging zetten, iets ondernemen (ırmÆ).

436 yÆr, ı: (wild) beest.prçow: mild, kalm, tam.Ípospãv: wegtrekken.

437 fugª: in vlucht, op de vlucht, vluchtend (≤ fugÆ).pÒd(a): acc. te construeren met 436 Íp°spasen.¶dvka: aor. bij d¤dvmi.êkvn: onwillig, tegen zijn zin, antoniem met •k≈n,441.

438 Tekst: oÈd' (primum) LP (Murray) : oÈk Bothe(Diggle). »xrÒw: bleek. élãttv: veranderen, ver- inwisselen.ofinvpÒw: wijnkleurig, rossig, rood.g°nuw, ≤: kin, wang.

33

Page 24: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

gel«n d¢ ka‹ de›n képãgein §f¤eto 439¶men° te, toÈmÚn eÈtrep¢w poioÊmenow. 440kég∆ di' afidoËw e‰pon: âV j°n', oÈx •k∆n 441êgv se, Peny°vw d' ˜w m' ¶pemc' §pistola›w. 442ìw d' aÔ sÁ bãkxaw eÂrjaw, ìw sunÆrpasaw 443kêdhsaw §n desmo›si pandÆmou st°ghw, 444froËda¤ g' §ke›nai lelum°nai prÚw Ùrgãdaw 445skirt«si BrÒmion énakaloÊmenai yeÒn: 446aÈtÒmata d' aÈta›w desmå dielÊyh pod«n 447klªd°w t' én∞kan yÊretr' êneu ynht∞w xerÒw. 448poll«n d' ˜d' ènØr yaumãtvn ¥kei pl°vw 449§w tãsde YÆbaw. so‹ d¢ têlla xrØ m°lein. 450

Pe. m°yesye xeir«n toËd': §n êrkusin går Ãn 451oÈk ¶stin oÏtvw »kÁw Àste m' §kfuge›n. 452étår tÚ m¢n s«m' oÈk êmorfow e‰, j°ne, 453…w §w guna›kaw, §f' ˜per §w YÆbaw pãrei: 454

439 gelãv: lachen.d°v: (vast)binden, boeien.§pãgv: voorleiden.§f¤emai: aansporen (te, inf.).

440 m°nv: wachten, blijven staan.toÈmÒn < tÚ §mÒn: het mijne, in casu mijn taak.eÈtrepÆw: gemakkelijk (eÔ, tr°pv; lett. goed draai-end). Tekst: eÈtrep¢w Canter (Murray, Diggle) :eÈprep¢w LP : eÈpet¢w Nauck.

441 afid≈w, ≤: schroom: ontzag, schaamte; di' afidoËw:uit ontzag.•k≈n: uit eigen wil, vrijwillig, ctr. 437.

442 §pistolÆ, ≤: opdracht, bevel (§pi-st°llv opdra-gen).Construeer: oÎk •k≈n, §pistola›w d¢ Peny°vw, ˜wm' ¶pemc(e); de vooropplaatsing van Peny°vwmar-keert de tegenstelling ‘niet ik, nee Pentheus’ (ishet die jou gevangen neemt: hij heeft mij daartoeopdracht gegeven).

443 d' aÔ: de spreker maakt een overgang naar eennieuw onderwerp (aÔ), dat niettemin een ver-volg is op (in serie staat met) het voorafgaande(d°).bãkxh, ≤: bakchante.e‡rjaw: 2sg. ind. aor. act. bij e‡rgv in-, opsluiten.sunarpãzv: oppakken.

444 kêdhsaw < ka‹ ¶dhsaw, 2sg. ind. aor. act. vand°v, binden, boeien.desmÒw, ı: band, boei.pãndhmow st°gh, ≤: zie 227.

445 froËdow: weg, verdwenen, er vandoor.§ke›nai: verwijst naar en hervat ìw t/m st°ghw.lelum°nai: nom. pl. fem. ptc. perf. med. van lÊv,los(gemaakt), (be)vrij(d).prÚw Ùrgãdaw: in de richting van de bergen, zie340.

446 skirtãv: huppelen, dansen, springen.

énakal°v: aanroepen.447 aÈtÒmatow: vanzelf.

desmã, tã: heteroclitisch meervoud bij ı desmÒw.dielÊyh: 3sg. ind. aor. pass. van dialÊv, losmaken(van, tinow).

448 klªw, -dow, ≤: grendel (klπzv sluiten).én∞kan: 3pl. ind. aor. act. van én¤hmi, loslaten,laten gaan.yÊretron, tÒ: deur(vleugel), meestal pl. yÊretra,twee deurvleugels d.w.z. één deur.êneu (tinow): zonder.ynhtÒw: sterfelijk. xe›r, ≤: hand.

449 yaËma, tÒ: wonder.¥kv: komen, gekomen zijn.pl°vw: vol (van, tinow), ‘Attische declinatie’ (me-tathesis quantitatis), Ionisch ple›ow.

450 so¤: te construeren met m°lein.têlla < tå êlla, het overige, de rest.xrÆ: sc. ¶sti, het is nodig (dat/te, inf./AcI).m°lei ti tini: iets gaat iemand ter harte, iemandbekommert zich om, zorgt voor.

451 Tekst: m°yesye Burges (Murray, Diggle) : ma¤ne-syai LP (onzinnig).m°yesye: 2pl. imper. aor. bij mey¤emai (iets/iemand,tinow) loslaten. êrkuw, ≤: net, strik.toËde: te construeren met xeir«n, de handen vandeze man.

452 oÏtvw … Àste: zó … dat… (Àste hier + inf.).»kÊw: snel.§kfeÊgv: ontvluchten, ontkomen (iemand, tina).

453 étãr: maar.s«ma, tÒ: lichaam; hier acc. ‘respectus’.êmorfow: lett. vormeloos (a-privans, ≤ morfÆ),vandaar: lelijk (vgl. Lat. in-formis).e‰: 2sg. ind. I van efim¤ zijn.

454 …w §w guna›kaw: for a women’s taste, at least,Dodds.

34

Page 25: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

plÒkamÒw te gãr sou tanaÒw, oÈ pãlhw Ïpo, 455g°nun par' aÈtØn kexum°now, pÒyou pl°vw: 456leukØn d¢ xroiån §k paraskeu∞w ¶xeiw 457oÈx ≤l¤ou bola›sin, éll' ÍpÚ skiçw, 458tØn ÉAfrod¤thn kallonª yhr≈menow. 459pr«ton m¢n oÔn moi l°jon ˜stiw e‰ g°now. 460

Di. oÈk ˆknow oÈde¤w: =ñdion d' efipe›n tÒde. 461tÚn ényem≈dh Tm«lon o‰syã pou klÊvn. 462

Pe. o‰d', ˘w tÚ Sãrdevn êstu peribãllei kÊklƒ. 463Di. §nteËy°n efimi, Lud¤a d° moi patr¤w. 464Pe. pÒyen d¢ teletåw tãsd' êgeiw §w ÑEllãda; 465Di. DiÒnusow aÈtÒw m' efis°bhs', ı toË DiÒw. 466Pe. ZeÁw d' ¶st' §ke› tiw, ˘w n°ouw t¤ktei yeoÊw; 467Di. oÎk, éll' ı Sem°lhn §nyãde zeÊjaw gãmoiw. 468Pe. pÒtera d¢ nÊktvr s' µ kat' ˆmm' ±nãgkasen; 469Di. ır«n ır«nta, ka‹ d¤dvsin ˆrgia. 470Pe. tå d' ˆrgi' §st‹ t¤n' fid°an ¶xontã soi; 471Di. êrrht' ébakxeÊtoisin efid°nai brot«n. 472

§f' ˜per: met welk doel, waarvoor… (en niet vooriets anders, per).pãreimi §w: aanwezig zijn in, gekomen zijn naar;pãrei: zie 453.

455 plÒkamow, ı: vlecht (pl°kv vlechten).tanaÒw: lang, uitgestrekt (te¤nv uitstrekken).pãlh, ≤: worstelkunst, worstelen.

456 g°nuw, ≤: kin, wang.parax°omai: lett. stromen langs.pÒyow, ı: verlangen, begeerte.pl°vw: zie 449.

457 leukÒw: wit. xroiã, ≤: huid.paraskeuÆ, ≤: maatregel, voorbereiding.§k paraskeu∞w: door voorbereiding, met opzet.

458 ¥liow, ı: zon.bolÆ, ≤: lett. het treffen (bãllv).sk¤a, ≤: schaduw; ÍpÚ skiçw: in de schaduw.

459 tØn ÉAfrod¤thn: zie 315kallonÆ, ≤: schoonheid (tÚ kãllow, kalÒw).yhrãv: jagen (op, ti/tina).

460 l°jon: 2sg. imper. aor. act. van l°gv.e‰: zie 453.g°now, tÒ: geslacht, familie; acc. ‘respectus’.

461 ˆknow, ı: vrees, angst, schroom, aarzeling. Vert. <Eris, ik heb> helemaal geen schroom. De tweede ont-kenning versterkt de eerste.Tekst: oÈk ˆknow Wakefield (Murray, Diggle) : oÈkÒmpow LP (Dodds).=ñdiow: gemakkelijk (te, inf.).tÒde: sc. ˜stiw efim‹ g°now.

462 ényem≈dhw: rijk aan bloemen (tÚ ênyow, bloem; Nl.anthologie, bloemlezing).Tm«low, ı: zie 55. o‰sya: 2sg. van perf. o‰da.pou: gebruikt als partikel in een vraag: de

vraagsteller rekent zowel met een positief alsmet een negatief antwoord. klu≈n: zie 178.

463 o‰d' < o‰da. ˜w: verwijst naar 462 Tm«lon.Sãrdeiw, -¤vn, afl: plurale tantum, Sardis, hoofd-stad van Lydië, zie 464.êstu, tÒ: stad. peribãllv: omgeven.kÊklow, ı: cirkel; kÊklƒ: met/in een cirkel, rondom.

464 §nteËyen: daar vandaan (separatief -yen).Lud¤a, ≤: Lydië. patr¤w, -¤dow, ≤: vaderland, -stad.

465 pÒyen: vanwaar, waar vandaan?466 Tekst: autow m P6 (Murray, Diggle) : ≤mçw LP.

efis°bhs(e): causatieve aoristus bij efisba¤nv: doengaan in/naar, doen binnengaan. Tekst: ei[sebhs' P6

et iam ci. Abresch (Murray, Diggle) : eÈsebhs'LP.

467 §ke›: ginds, daar. t¤ktv: baren, voortbrengen.468 oÎk, éll(ã): nee, maar…

ı … zeÊjaw: sc. ZeÊw. jeÊgnumi tina gãmoiw: ie-mand ‘onder het huwelijksjuk spannen’.

469 pÒterow: welk van beide?nÊktvr: adverbium, ’s nachts (≤ nÊj nacht).s' < se. Tekst: s' P (Murray, Diggle) : om. P6L.kat' ˆmma: lett. voor ogen, zichtbaar, dus overdag.énagkãzv: dwingen.

470 d¤dvsin: 3sg. ind. I praes. act. van d¤dvmi.ˆrgia, tã: zie 34, 262.

471 t¤n(a): welke, te construeren met fid°an ¶xonta.fid°a, ≤: vorm, gedaante.

472 êrrhtow: onzegbaar, onuitsprekelijk.ébãkxeutow, ı: niet-bakchant, niet ingewijd in debakchische mysteriën (te construeren metbrot«n).efid°nai: inf. bij o‰da, weten.

35

Page 26: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Pe. ¶xei d' ˆnhsin to›si yÊousin t¤na; 473Di. oÈ y°miw ékoËsa¤ s', ¶sti d' êji' efid°nai. 474Pe. eÔ toËt' §kibdÆleusaw, ·n' ékoËsai y°lv. 475Di. és°beian éskoËnt' ˆrgi' §xya¤rei yeoË. 476Pe. tÚn yeÚn – ırçn går f∫w saf«w – po›Òw tiw ∑n; 477Di. ıpo›ow ≥yel': oÈk §g∆ 'tasson tÒde. 478Pe. toËt' aÔ parvx°teusaw eÔ koÈd¢n l°gvn. 479Di. dÒjei tiw émaye› sofå l°gvn oÈk eÔ frone›n. 480Pe. ∑lyew d¢ pr«ta deËr' êgvn tÚn da¤mona; 481Di. pçw énaxoreÊei barbãrvn tãd' ˆrgia. 482Pe. fronoËsi går kãkion ÑEllÆnvn polÊ. 483Di. tãd' eÔ ge mçllon: ofl nÒmoi d¢ diãforoi. 484Pe. tå d' flerå nÊktvr µ mey' ≤m°ran tele›w; 485Di. nÊktvr tå pollã: semnÒtht' ¶xei skÒtow. 486Pe. toËt' §w guna›kaw dÒliÒn §sti ka‹ sayrÒn. 487Di. kén ≤m°r& tÒ g' afisxrÚn §jeÊroi tiw ên. 488Pe. d¤khn se doËnai de› sofismãtvn kak«n. 489

473 ˆnhsiw, ≤: voordeel.yÊv: razen, buiten zichzelf zijn (meestal: vanwoede; ongetwijfeld oncomplimenteus bedoeld).

474 oÈ y°miw: sc. §sti, het is niet geoorloofd (dat, AcI).êji' < êjia; êjiow: waard (te, inf.).

475 kibdhleÊv: in raadsels spreken.476 és°beia, ≤: gebrek aan respect voor de goden, godde-

loosheid.ésk°v: praktiseren, bedrijven, zich bezighoudenmet.§xya¤rv tina: iemands §xyrÒw zijn, iemand vijan-dig gezind zijn (onderwerp is ˆrgia yeoË).

477 Bruncks ı yeÚw, gedrukt door Diggle, is eendomme ingreep. Men leze gedachtenstrepen nayeÒn en na saf«w: tÚn yeÚn is de topic, de vol-gende ‘tussengeschoven’ gãr-zin geeft de ach-tergrond voor de vraag po›Òw tiw ∑n: zie de vert-aling.fªw: 2sg. ind. I (act.) bij praes. fhm¤, zeggen, bewe-ren.saf«w: duidelijk, adverbium.po›ow: hoe(danig)?

478 ıpo›ow: hoe (ook maar), zoals (maar), relativum.§y°lv: willen.tãssv: arrangeren.

479 aÔ: opnieuw, alweer.paroxeteÊv: afleiden, op een zijspoor voeren; par-vxeteÊsaw: 2sg. ind. aor. act. (augment!).eÔ: mooi, goed, te construeren met l°gvn.koÈd°n < ka‹ oÈd°n.

480 dÒjei: 3sg. ind. fut. van onpersoonlijk doke› (moi),(mij) schijnt toe, dunkt, (ik) wek de indruk.émayÆw: onwetend, niet geïnstrueerd, zonder erva-ring (manyãnv).sofã, tã: wijze dingen.

eÔ fron°v: zie 196.481 pr«ta = pr«ton, adverbium, het eerst.

deËr(o): hier(heen).482 pçw: te construeren met barbãrvn.

énaxoreÊv: te construeren met tãd(e) ˆrgia.483 fronoËsi … kãkion: zie 196, 480.

kak¤vn: comparativus bij kakÒw, slechter (dan,tinow).polÊ: adverbiale acc. sg. ntr. van polÊw veel, teconstrueren met kãkion.

484 tãde eÔ ge mçllon: sc. fronoËsi (196, 480).mçllon: eerder, veeleer, liever.nÒmow, ı: wet, zede, gebruik.diãforow: verschillend, anders (diaf°rv).

485 flerã, tã: lett. heilige dingen, i.e. riten.nÊktvr: ’s nachts. mey' ≤m°ran: overdag.tel°v: volbrengen, uitvoeren (vgl. afl teleta¤, 22).

486 tå pollã: adverbiale uitdrukking, meestal,vooral.semnÒthw, -htow, ≤: gewijdheid, heiligheid (semnÒw).skÒtow, tÒ/ı: duisternis.

487 toËt(o): verwijst naar skÒtow.§w guna›kaw: waar het vrouwen betreft, voor vrou-wen.dÒliow: listig, bedrieglijk. sayrÒw: verderfelijk.

488 kén < ka‹ §n.§n ≤m°r&: overdag.tÚ afisxrÒn: het schandelijke, schande, in deze con-tekst schandalig gedrag.§jeÊroi: 3sg. opt. aor. act. van §jeur¤skv, uit-vin-den, ontdekken, constateren (met ên: ‘potentialis’).

489 d¤khn .. doËnai: zie 356 (datgene waarvoor mengestraft wordt, staat in de genitivus); doËnai: inf.aor. act. bij d¤dvmi. de›: het is nodig (dat, AcI).sÒfisma, -atow, tÒ: sofisme, vgl. 30.

36

Page 27: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Di. s¢ d' émay¤aw ge késeboËnt' §w tÚn yeÒn. 490Pe. …w yrasÁw ı bãkxow koÈk égÊmnastow lÒgvn. 491Di. e‡f' ˜ ti paye›n de›: t¤ me tÚ deinÚn §rgãs˙; 492Pe. pr«ton m¢n èbrÚn bÒstruxon tem« s°yen. 493Di. flerÚw ı plÒkamow: t“ ye“ d' aÈtÚn tr°fv. 494Pe. ¶peita yÊrson tÒnde parãdow §k xero›n. 495Di. aÈtÒw m' éfairoË: tÒnde DionÊsou for«. 496Pe. eflrkta›s¤ t' ¶ndon s«ma sÚn fulãjomen. 497Di. lÊsei m' ı da¤mvn aÈtÒw, ˜tan §g∆ y°lv. 498Pe. ˜tan ge kal°s˙w aÈtÚn §n bãkxaiw staye¤w. 499Di. ka‹ nËn ì pãsxv plhs¤on par∆n ırò. 500Pe. ka‹ poË 'stin; oÈ går fanerÚw ˆmmas¤n g' §mo›w. 501Di. par' §mo¤: sÁ d' ésebØw aÈtÚw Ãn oÈk efisoròw. 502Pe. lãzusye: katafrone› me ka‹ YÆbaw ˜de. 503Di. aÈd« me mØ de›n, svfron«n oÈ s≈frosin. 504

490 Vul aan d¤khn doËnai de›; de constructie verloopt:na de genitivus émay¤aw (vgl. 489 sofismãtvnkak«n) volgt een partcipium in de accusativus(éseboËnta) dat congrueert met s°.émay¤a, ≤: onbegrip, onwetendheid.éseb°v: respectloos, goddeloos gedrag vertonen (je-gens, (§w tina); vgl. és°beia.

491 yrasÊw: vermetel: moedig of overmoedig.bãkxow, ı: bakchant.koÈk < ka‹ oÈk.égÊmnastow: ongetraind, ongeoefend (in, tinow).

492 e‡f' < efip°. paye›n de›: sc. me.¶payon: aor. bij pãsxv, ondergaan, lijden.tÚ deinÒn: zie 246§rgãzomai: bewerkstelligen, doen (tÚ ¶rgon);§rgãs˙: 2sg. ind. fut. med. (de 2sg. van alle indi-cativi I medii gaat in 5e-eeuws Attisch uit op -˙).

493 pr«ton: eerst, in de eerste plaats.èbrÒw: zacht, delicaat, verwijfd.bÒstruxow, ı: krullende haarlok.tem«: fut. bij t°mnv (af)snijden.s°yen: equivalent met gen. sou (poëtisch).

494 flerÒw: gewijd.plÒkamow, ı: vlecht (pl°kv vlechten), lang haar.tr°fv: doen groeien, groot/lang laten worden(voor/ter ere van, tini).

495 ¶peita: vervolgens, verder.parãdow: 2sg. imper. aor. act. bij parad¤dvmiovergeven, overhandigen, afgeven.xero›n: gen. du. van ≤ xe›r (poëtisch).

496 éfairoË: 2sg. imper. pr. med. van éfair°v afne-men.Tekst: DionÊsou LP (Murray) : DionÊsƒ Col-lmann (Diggle) : non liq. P6. Het overgeleverdeDionÊsou, als zijnde van Dionysos, behoeft geencorrectie – sterker nog, de ‘correctie’ is een ver-

slechtering, omdat zij de ambiguïteit wegneemt(de thyrsos is gewijd aan Dionysos maar ook letter-lijk van Dionysos).for« < for°v, plegen te dragen, altijd dragen, vo-eren, intensivum bij f°rv.

497 eflrktÆ, ≤: omheining, gevangenis¶ndon: binnen. fulãttv: bewaken.

498 ˜tan ge: zeker wanneer…§g≈: ironisch; men verwacht wanneer híj dat wil –maar de spreker ís de bevrijdende da¤mvn.y°lv: coniunctivus (‘distributivus’).

499 kal°s˙w: 2sg. coni. aor. act. van kal°v, roepen,noemen. §n bãkxaiw: te midden van de bakchanten.staye¤w: nom. sg. masc. ptc. aor. pass. bij ·sta-mai, gaan staan; de functie van het passivum hieris (mij) onduidelijk.

500 ì pãsxv: object bij ırò. pãsxv: zie 492plhs¤on: adverbiale acc. sg. ntr. bij plhs¤ow,dichtbij.pãreimi, aanwezig zijn, erbij zijn.

501 poË: waar?fanerÒw: zichtbaar (voor, tini), duidelijk (fa¤nv).ˆmma, -atow, tÒ: oog (ook wel metonym. aange-zicht).

502 par' §mo¤: sc. ¶sti.ésebÆw: zonder respect voor de god(en), goddeloos(éseb°v, ≤ és°beia).

503 lãzumai: grijpen, pakken (lambãnv).katafron°v: minachten, met minachting, respect-loos bejegenen.

504 aÈdãv: zeggen (dat/te, inf.).de›n: inf. praes. act. van d°v, binden, boeien.svfron«n: nom. sg. masc. ptc. praes. act. vansvfron°v, verstandig zijn.s≈frvn, -onow: verstandig.

37

Page 28: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Pe. §g∆ d¢ de›n ge, kuri≈terow s°yen. 505Di. oÈk o‰sy' †˜ ti zªw†, oÈd' ˘ dròw, oÈd' ˜stiw e‰. 506Pe. PenyeÊw, ÉAgaÊhw pa›w, patrÚw d' ÉEx¤onow. 507Di. §ndustux∞sai toÎnom' §pitÆdeiow e‰. 508Pe. x≈rei: kaye¤rjat' aÈtÚn flppika›w p°law 509

fãtnaisin, …w ín skÒtion efisorò kn°faw. 510§ke› xÒreue: tãsde d' ìw êgvn pãrei 511kak«n sunergoÁw µ diempolÆsomen 512µ xe›ra doÊpou toËde ka‹ bÊrshw ktÊpou 513paÊsaw, §f' flsto›w dmv¤daw kektÆsomai. 514

Di. ste¤xoim' ên: ˜ ti går mØ xre≈n, oÎtoi xre∆n 515paye›n. étãr toi t«nd' êpoin' Íbrismãtvn 516m°teisi DiÒnusÒw s', ˘n oÈk e‰nai l°geiw: 517≤mçw går édik«n ke›non efiw desmoÁw êgeiw. 518

505 §g∆ d¢ de›n ge: sc. aÈd«.kuri≈terow: meer kÊriow: machtiger.s°yen zie 493.

506 Tekst: dit vers lijkt ernstig corrupt en het stuktussen o‰sy' en stiw zou in zijn geheel tussen cru-ces mogen staan; voor de problemen zie de appa-raten van Murray (in Dodds) en Diggle; de doorhen gedrukte tekst wijkt op drie plaatsen af van(een deel van) de overlevering en daarbij is hetmerkwaardige ˜ ti zªw, door Diggle terecht tus-sen cruces geplaatst, nog blijven staan.zãv: leven; zªw: 2sg. ind. I praes. act. (atypischecontractie).drãv: doen.e‰: 2sg. ind. I van efim¤.

507 Pentheus reageert op de (indirecte) vraag ˜stiwe‰.patrÚw d' ÉEx¤onow: sc. pa›w.

508 §ndustux°v: ermee/erin ongelukking zijn.toÎnoma < tÚ ˆnoma, wat je naam betreft.§pitÆdeiow: geschikt, bereid.Bedoeld is een etymologische woordspelingPenyeÊw : p°nyow (nomen est omen, zie bij vers 367).

509 x≈rei: 2sg. imper. praes. act. van xvr°v gaan,wijken.kaye¤rgnumi: opsluiten, insluiten.flppikÒw: paarden-, adjectivum bij ı/≤ ·ppow.

510 fãtnh, ≤: ruif, voederbak, kribbe (vandaar ookwieg).skÒtiow: duister, donker (ı skÒtow).kn°faw, tÒ: duisternis (poëtisch).

511 §ke›: ginds, daar.xÒreuv: aan een xorÒw deelnemen, een xorÒw hou-den.tãsde: Pentheus doelt op de vrouwen van hetkoor.

ìw, ktl.: de relatieve bijzin loopt t/m 512 suner-goÊw.pãreimi, aanwezig zijn; voor het gebruik vgl. 434.

512 sunergÒw, ı/≤: medewerk(st)er, assistent(e) (bij iets,tinow).µ … µ (513)…: of … of…, hetzij … hetzij…diempol°v: verkopen.

513 µ: het hoofdwerkwoord van dit tweede ‘lid’ is514 kektÆsomai.xe›ra: te construeren met 514 paÊsaw.doËpow, ı: (dof) lawaai, dreun.bÊrsh, ≤: huid, vel, metonym. trommel.ktÊpow, ı: gedreun, geroffel.

514 paÊv : (iemand, tina) doen ophouden met (tinow).flstÒn, tÒ: weefgetouw.dmv¤w, -¤dow, ≤: dienares, slavin (ı dm≈w, -vÒw, di-enaar, slaaf).kektÆsomai: fut. (exactum) bij pf. k°kthmai bezit-ten, praes. ktãomai verwerven.

515 ste¤xv: gaan.xre≈n: sc. §sti, het is nodig.oÎtoi = oÈ + toi.

516 paye›n: zie 341. étãr: maar.Ïbrisma, tÒ: schandalig, beledigend, onoirbaar ge-drag.êpoina, tÒ: prijs (voor, tinow).

517 m°teimi ti tina: lett. iemand benaderen m.b.t. iets,i.e. iets van iemand opeisen, vorderen.˜n: verwijst naar DiÒnusow en is object bij l°geiw(lett. die jij zegt niet te zijn).

518 édik°v: (iemand, tina) onrecht doen.ke›non: i.e. Dionysos; complement van êgeiw.desmÒw, ı: band, boei.§w desmoÁw êgv: in de boeien slaan, gevangennemen.

38

Page 29: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Xo. ÉAxel–ou yÊgater, (strofe)pÒtni' eÈpãryene D¤rka, 520sÁ går §n sa›w pote paga›w tÚ DiÚw br°fow ¶labew, ˜te mhr“ purÚw §j éyanãtou ZeÁw ı tek∆n ¥rpas° nin, tãd' énaboãsaw: 525‡yi, DiyÊramb', §mån êr-

sena tãnde bçyi nhdÊn: énafa¤nv se tÒd', Œ Bãk-

xie, YÆbaiw Ùnomãzein. sÁ d° m', Œ mãkaira D¤rka, 530stefanhfÒrouw épvyª yiãsouw ¶xousan §n so¤. t¤ m' éna¤n˙; t¤ me feÊgeiw; ¶ti na‹ tån botru≈dh DionÊsou xãrin o‡naw, 535¶ti soi toË Brom¤ou melÆsei.

[o·an o·an Ùrgån] (antistrofe)énafa¤nei xyÒnion g°now §kfÊw te drãkontÒw pote PenyeÊw, ˘n ÉEx¤vn 540§fÊteuse xyÒniow, égrivpÚn t°raw, oÈ f«ta brÒteion, fÒnion d' Àste g¤gant' ént¤palon yeo›w: ˘w ¶m' §n brÒxoisi tån toË 545

Brom¤ou tãxa junãcei, tÚn §mÚn d' §ntÚw ¶xei d≈-

matow ≥dh yias≈tan skot¤aiw kruptÚn eflrkta›w. §soròw tãd', Œ DiÚw pa› 550DiÒnuse, soÁw profÆtaw §n èm¤llaisin énãgkaw;mÒle xrus«pa tinãssvn, êna, yÊrson kat' ÉOlÊmpou, fon¤ou d' éndrÚw Ïbrin katãsxew. 555

519-603 Tweede stasimon537 Tekst: del. Tr., Bothe, Hermann (Murray, Dig-

gle).545 Tekst: ¶m' §n Dobree (Murray, Diggle) : me LP

(maar de prosodie eist

7q).549 Tekst: skot¤aisi kruptÚn eflrkta›w Bothe (Diggle)

: skot¤aiw kruptÚn §n eflrkta›w LP (Murray; pro-sodisch problematisch).

554 Tekst: êna Hermann (Murray, Diggle) : énå L :éna P. ÉOlÊmpou Kirchhoff (Diggle) : ˆlumponLP (Murray).

39

Page 30: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

pÒyi NÊsaw êra tçw yh-rotrÒfou yursofore›w

yiãsouw, Œ DiÒnus', µ korufa›w Kvruk¤aiw; tãxa d' §n ta›w polud°ndressin ÉOlÊmpou 560yalãmaiw, ¶nya pot' ÉOrfeÁw kiyar¤zvnsÊnagen d°ndrea moÊsaiw, sÊnagen y∞raw égr≈taw. mãkar Œ Pier¤a, 565s°beta¤ s' EÎiow, ¥jei te xoreÊsvn ëma bakxeÊ-

masi, tÒn t' »kurÒan diabåw ÉAjiÚn efllis-

som°naw Mainãdaw êjei, Lud¤an te, tÚn eÈdaimon¤aw broto›wÙlbodÒtan pat°r', ˘n ¶kluon eÎippon x≈ran Ïdasin kall¤stoisi lipa¤nein. 575

Di. fi≈, klÊet' §mçw klÊet' aÈdçw, fi∆ bãkxai, fi∆ bãkxai.

Xo. t¤w ˜de, t¤w <˜de> pÒyen ı k°ladow énã m' §kãlesen EȤou;

Di. fi∆ fi≈, pãlin aÈd«, 580ı Sem°law, ı DiÚw pa›w.

Xo. fi∆ fi∆ d°spota d°spota, mÒle nun ≤m°teron §w y¤ason, Œ BrÒmie BrÒmie.

Di. <se›e> p°don xyonÚw ÖEnnosi pÒtnia. 585Xo. î î,

tãxa tå Peny°vw m°layra diati-nãjetai pesÆmasin.

ı DiÒnusow énå m°layra: s°bet° nin. – s°bomen »Ä. 590e‡dete lãina k¤osin ¶mbola

571/3 Gevolgd is de uitgave van Diggle met conjec-turen van Burges (eÈdaimon¤aw voor tçw eÈdai-mon¤aw) en Ferrari (pat°r' ˘n voor pat°ra tetÚn).

578 Tekst: <˜d'> suppl. Wecklein metri gratia (Mur-ray, Diggle).

585 Tekst: <se›e> supplevit Wilamowitz metri gratia(Murray, Diggle).

592 Tekst: tãde diãdroma Diggle : diãdroma tãde LP(Murray).Tekst: <˜d'> supplevit Bruhn metri gratia (Mur-ray, Diggle).

597 Tekst: <tÒnde> Wilamowitz metri gratia (Dig-gle).

598/9 d¤ou brontçw P (Murray) : d¤ou bronthw L : DiÚwbrontã Wecklein (Diggle).

40

Page 31: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

tãde diãdroma; BrÒmiow <˜d'> éla-lãzetai st°gaw ¶sv.

Di. ëpte keraÊnion a‡yopa lampãda: sÊmflege sÊmflege d≈mata Peny°ow. 595

Xo. î î, pËr oÈ leÊsseiw, oÈd' aÈgãz˙, <tÒnde> Sem°law flerÚn émf‹ tãfon,ën pote keraunÒbolow ¶lipe flÒga D¤ou brontçw; d¤kete pedÒse tromerå s≈mata 600d¤kete, Mainãdew: ı går ênaj ênv kãtv tiye‹w ¶peisi m°layra tãde DiÚw gÒnow.

Di. bãrbaroi guna›kew, oÏtvw §kpeplhgm°nai fÒbƒ 604prÚw p°dƒ pept≈kat'; æsyhsy', …w ¶oike, Bakx¤oudiatinãjantow †d«ma Peny°vw: éll' §jan¤state†s«ma ka‹ yarse›te sarkÚw §jame¤casai trÒmon.

Xo. Œ fãow m°giston ≤m›n eȤou bakxeÊmatow, …w §se›don ésm°nh se, monãd' ¶xous' §rhm¤an.

Di. efiw éyum¤an éf¤kesy', ≤n¤k' efisepempÒmhn, 610

604-861 Derde epeisodion604-41 Dit is de enige passage in de Bakchae gesteld in

trochaeische tetrameters. Aristoteles, Poetica 1449a 21vv.) suggereert dat de trochaeïsche tetrame-ter de oorspronkelijke versmaat van de tragediewas in de tijd dat het koor in dit genre nog degrootste rol vervulde; pas later nam de iambischetrimeter, die volgens Aristoteles ‘meer natuur-lijk’ is voor gesproken taal, de rol van standaard-vers over. Hoe dit ook zij, men associeerde ken-nelijk de tetrameter met het koor en het is dusbegrijpelijk dat hier voor een lange dialoog tus-sen een personage en het koor (feitelijk dekoorleider) voor de tetrameter is gekozen.

604 oÏtvw: zó, te construeren met §kpeplhgm°naifÒbƒ.§kpeplhgm°now: ptc. perf. med. bij §kplÆttv, uithet veld slaan, bang maken. fÒbow, ı: angst.

605 p°don, tÒ: grond; prÚw p°dƒ: op de grond.p°ptvka: perf. bij p¤ptv.ºsyÒmhn: aor. bij afisyãnomai, bemerken (tinow,iets, iemand).…w ¶oike: naar het schijnt, i.e. zo lijkt het, mij dunkt.

606 Niet eenvoudig zo te corrigeren dat een correctetetrameter ontstaat (zowel Murray als Diggledrukken dan ook cruces), hoewel het vers in-houdelijk en grammaticaal ogenschijnlijk on-berispelijk is.diatinãssv: uiteen (diã-) schudden (tinãssv).

d«ma, tÒ: huis, paleis.Peny°vw: genitivus bij ı PenyeÊw (met metathesisquantitatis).§jan¤sthmi: doen opstaan, oprichten (obj. 607s«ma).

607 s«ma, tÒ: lichaam.yars°v: gerust zijn.sãrj, sarkÒw, tÒ: vlees, d.w.z. lichaam.§jame¤casai: nom. pl. fem. ptc. aor. act. bij §ja-me¤bv, iets (ti) doen verdwijnen, bannen uit (tinow).trÒmow, ı: het beven, siddering (tr°mv, trom°v,trillen, sidderen), angst.

608 fãow, tÒ: licht, hier metaf.m°gistow: superlativus bij m°gaw groot.eÎiow: adj. afgeleid van de (extatische) cultus-kreet eÈa of eÈoÂ. Dionysos heet ook wel EÎiow, deeuhoi-god en zodoende kan het adjectivum inconteksten als deze gebruikt worden als equiva-lent van bãkxiow bakchisch, behorende tot de Diony-soscultus.

609 efisorãv: aanschouwen, bekijken.êsmenow: blij.monãw, -ãdow: adjectivum, één, alleen, eenzaam(mÒnow alleen; ≤ monãw, eenheid).§rem¤a, ≤: eenzaamheid, verlatenheid (§remÒw, Nl.heremiet).

610 éyum¤a, ≤: moedeloosheid.éfikn°omai: aankomen in, (weg)gaan naar (efiw).≤n¤ka: voegwoord, toen.efisp°mpv: (abs.) naar binnen brengen.

41

Page 32: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Peny°vw …w §w skoteinåw ırkãnaw pesoÊmenow; Xo. p«w går oÎ; t¤w moi fÊlaj ∑n, efi sÁ sumforçw tÊxoiw;

éllå p«w ±leuyer≈yhw éndrÚw énos¤ou tux≈n; Di. aÈtÚw §j°sƒs' §mautÚn =&d¤vw êneu pÒnou. Xo. oÈd° sou sun∞ce xe›re desm¤oisin §n brÒxoiw; 615Di. taËta ka‹ kayÊbris' aÈtÒn, ˜ti me desmeÊein dok«n

oÎt' ¶yigen oÎy' ¥cay' ≤m«n, §lp¤sin d' §bÒsketo. prÚw fãtnaiw d¢ taËron eÍr≈n, o kaye›rj' ≤mçw êgvn, t“de per‹ brÒxouw ¶balle gÒnasi ka‹ xhla›w pod«n, yumÚn §kpn°vn, fldr«ta s≈matow stãzvn êpo, 620xe¤lesin didoÁw ÙdÒntaw: plhs¤on d' §g∆ par∆n¥suxow yãssvn ¶leusson. §n d¢ t“de t“ xrÒnƒ énet¤naj' §ly∆n ı Bãkxow d«ma ka‹ mhtrÚw tãfƒ pËr én∞c': ˘ d' …w §se›de, d≈mat' a‡yesyai dok«n,

611 …w + participium: weergave van een perceptie,niet van harde feiten: omdat jullie dachten dat…(zie ook 627, 631).§w … pesoÊmenow: ptc. van fut. §spesoËmai bij §s-p¤ptv, vallen in, geworpen worden in.skoteinÒw: donker, duister (ı skÒtow).ırkãnh, ≤: omheining (vgl. tÚ ßrkow).

612 p«w går oÎ: idiomatische uitdrukking, lett. hoeimmers niet, i.e. ja natuurlijk, vanzelfsprekend.fÊlaj, -akow, ı: bewaker, hoeder (fulãttv).t¤w … ∑n, efi … tÊxoiw: zonder het verwachte ên.sumforã, ≤: iets noodlottigs, ongeluk.tÊxoiw: 2sg. opt. van aor. ¶tuxon bij tugxãnv,(iets, tinow) treffen; ik tref iets = iets overkomt mij.

613 §leuyerÒv: bevrijden.tux≈n: zie 612.énÒsiow: goddeloos, ongewijd.

614 §ks–zv: bevrijden, redden uit (tinow), hier van eentweeplaatsige handeling: eruit bevrijden, redden.§mautÒn: mijzelf.=&d¤vw: adverbium bij =ñdiow, gemakkelijk.êneu (tinow): zonder.pÒnow, ı: inspanning, moeite.

615 sunãptv: samenvatten, samenbinden.Tekst: xe›re, acc. du. van ≤ xe›r Nauck (Murray) :xe›ra LP : xe›raw Diggle.d°smiow: gebonden, geboeid.brÒxow, ı: strik, strop.

616 kayÊbris(a): aor. bij kayubr¤zv iemand (tina) teschande zetten met (ti).˜ti ktl.: nadere uitleg van taËta: namelijk dat…dok«n: nom. sg. masc. ptc. praes. van dok°v,menen, denken (te, inf.).desmeÊv: binden, boeien (d°v, desmÒw, etc.).

617 ¶yigon: aor. bij yiggãnv aanraken, vastpakken.¥ca(to): 3sg. ind. aor. bij ëptomai, vastpakken,aanraken (iets/iemand, tinow).¶lpiw, -¤dow, ≤: verwachting, hoop, illusie.bÒskv: voeden; bÒskomai, zich voeden (met, tini),

gezegd van dieren, relevant i.v.m. de ‘setting’van de beschreven gebeurtenis (618-20).

618 fãtnh, ≤: ruif, voederbak, kribbe.taËrow, ı: stier.eÍr≈n: nom. sg. masc. ptc. aor. bij eÍr¤skv, vin-den, aantreffen. o: waar, relativum.kaye¤rgv: opsluiten. ≤mãw: i.e. mij.

619 t“de: verwijst naar 618 taËron.bãllv ti per¤ tini: iets om iets/iemand heenwerpen.brÒxow, ı: strop, strik.gÒnu, gÒnatow, tÒ: knie.xhlÆ, ≤: hoef.

620 §kpn°v: uitblazen; yumÚn §kpn°vn: zijn woede uit-blazend, i.e. snuivend van woede.fldr≈w, -«tow, ı: zweet.épostãzv, stãzv épÒ (tinow): doen stromen uit,vanaf (êpo: anastrofe).

621 xe›low, tÒ: lip.ÙdoÊw, -Òntow, ı: tand.didoÊw: nom. sg. masc. ptc. praes. act. van d¤dvmi.plÆsion: adverbium, dichtbij, in de buurt.

622 ¥suxow: kalm, rustig.yãssv: zitten.leÊssv: (toe)kijken.§n t“de t“ xrÒnƒ: lett. in deze tijd, i.e. intussen,op hetzelfde moment.

623 énatinãssv: lett. omhoog-schudden.d«ma, tÒ: huis, paleis.tãfow, ı: graf; vgl de proloog.

623 én∞c(e): 3sg. ind. aor. act. van énãptv, lett. (iets,ti) vastmaken (aan iets anders, tini).pËr, purÒw, tÒ: vuur.§se›de: object aan te vullen uit mhtrÒw tãfƒ pËrén∞c(e).

624 d≈mat(a): en niet de tãfow mhtrÒw, die eigenlijkin brand staat.a‡yomai: branden, in brand staan.dok°v: menen, denken (met persoonlijke con-structie).

42

Page 33: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

¬ss' §ke›se küt' §ke›se, dmvs‹n ÉAxel“on f°rein 625§nn°pvn, ëpaw d' §n ¶rgƒ doËlow ∑n, mãthn pon«n. diameye‹w d¢ tÒnde mÒxyon, …w §moË pefeugÒtow, ·etai j¤fow kelainÚn èrpãsaw dÒmvn ¶sv. küy' ı BrÒmiow – …w ¶moige fa¤netai: dÒjan l°gv – fãsm' §po¤hsen kat' aÈlÆn: ˘ d' §p‹ toËy' …rmhm°now¬sse kék°ntei faennÚn <afiy°r'>, …w sfãzvn §m°. 631prÚw d¢ to›sd' aÈt“ tãd' êlla Bãkxiow luma¤netai: d≈mat' ¶rrhjen xamçze: sunteyrãnvtai d' ëpan pikrotãtouw fidÒnti desmoÁw toÁw §moÊw: kÒpou d' Ïpo diameye‹w j¤fow pare›tai: prÚw yeÚn går Ãn énØr 635§w mãxhn §lye›n §tÒlmhse. ¥suxow d' §kbåw §g∆

625 ¬ss(e): 3sg. ind. II act. van praes. a‡ssv, snellen.§ke›se: naar ginds, daarheen.küt' < ka‹ e‰ta: en vervolgens; §ke›se küt' §ke›se:<eerst> hierheen en dan weer daarheen, van hot naarher.dm≈w, -vÒw, ı: dienaar, slaaf.ÉAxel“ow: Acheloös, rivier bij Thebe, hier meto-nymisch voor water uit de Acheloös.

626 §nn°pv: zeggen (te, inf.).ëpaw: versterkt pçw, (werkelijk) alle/iedere; zie208.§n ¶rgƒ efim¤: aan het werk zijn, de handen vol hebben.mãthn: vergeefs, voor niets.pon°v: moeite (pÒnow) doen, zich inspannen.

627 diameye¤w: nom. sg. masc. ptc. aor. act. bij dia-mey-¤hmi opgeven, laten varen.mÒxyow, ı: inspanning, moeite.…w §moË pefeugÒtow: omdat, zo dacht hij, ik ont-vlucht was, genitivus absolutus + …w, dat aangeeftdat het hier om P.’s perceptie, niet om harde feitengaat.

628 ·emai: snellen, zich haasten.j¤fow, tÒ: zwaard.kelainÒw: donker (-Òn te construeren met j¤fow).èrpãzv: rukken, trekken, roven.dÒmvn ¶sv: binnen het huis, het huis binnen.

629 …w t/m l°gv conditioneert de identificatie vandegene die de geestverschijning veroorzaakt alsBromios (Bromios – tenminste, ík denk dat hij hetwas).küy': zie 625.fainomai tini: (iemand, tini) toeschijnen.§mo¤ge: míj (§mo¤) tenminste (ge). dÒja, ≤: me-ning.

630 Tekst: fãsm(a, tÒ) geestverschijning (< *fãnma,vgl. §fãnhn) Jacobs (Dodds, Murray, Diggle) :f«w (< fãow) licht LP (verdedigd door Verall, diein 628 kelain«n wil lezen).aÈlÆ, ≤: (binnen)hof.toË(to): verwijst naar fãsm(a).…rmhm°now: nom. sg. masc. ptc. perf. med. vanırmãv, snellen (§p¤, op af).

631 ¬sse: zie 625.kék°ntei < ka‹ §k°ntei; kent°v: prikken, steken(in, ti/tina).faennÒw: licht, stralend (tÚ fãow).Tekst: omdat het vers niet klopt, moet er eenwoord zijn uitgevallen; voorstellen: faennÚn<afiy°r'> (zie 293) Canter (Murray) : faenn<Ønefik>Òn' Ferrari (Diggle) : faennÚn <e‰dow> Gi-gante. Geen van deze aanvullingen is evidentbeter dan de andere.…w + participium: zie 627.sfãzv: slachten, vermoorden.

632 prÚw to›sde: daarbij, daar bovenop, bovendien.tãde êlla: lett. deze andere dingen, te weten 633d≈mat' ¶rrhjen ëpan.luma¤nomai: smaad, schande veroorzaken (metmeew. vw. aÈt“ en object tãde êlla); zie ook354.

633 ¶rrhjen: 3sg. ind aor. act. bij =Ægnumi breken (tr.).xamçze: naar/op de grond.sunteyrãnvtai: 3sg. ind. I perf. med. van sun-yranÒv verbrijzelen; ëpan: zie 208. De nom. sg.ntr. en de sg.-vorm van het werkwoord sluitenaan bij ¶rrhjen, verbum in de sg. bij subject in pl.ntr.

634 pikrÒtatow: superlativus van pikrÒw bitter,scherp; voor het gebruik hier zie 357.fidÒnti: te construeren met sunteyrãnvtai ëpan(voor hem als hebbende gezien tot zijn schade mijn ge-vangenneming, lett. boeien).kÒpow, ı: uitputting, afmatting; ÍpÚ kÒpou: uitge-put.

635 diameye¤w: zie 627; hier met complement: latengaan, loslaten.par¤emai: zich laten gaan, i.e. verslappen, ineenzak-ken.

636 §w mãxhn ¶rxomai: de strijd aangaan (met, prÒwtina). tolmãv: vermetel zijn, wagen, durven.¥suxow: zie 622.§kba¤nv (tinow), gaan uit, verlaten, naar buitengaan. Tekst: §kbåw §g∆ Heinisch (Murray, Diggle): §k bãkxaw êgvn LP (onprosodisch, onzinnig).

43

Page 34: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

dvmãtvn ¥kv prÚw Ímçw, Peny°vw oÈ front¤saw. …w d° moi doke› – cofe› goËn érbÊlh dÒmvn ¶sv – §w pron≈pi' aÈt¤x' ¥jei. t¤ pot' êr' §k toÊtvn §re›; =&d¤vw går aÈtÚn o‡sv, kín pn°vn ¶ly˙ m°ga. 640prÚw sofoË går éndrÚw éske›n s≈fron' eÈorghs¤an.

Pe. p°ponya deinã: diap°feug° m' ı j°now, 642˘w êrti desmo›w ∑n kathnagkasm°now. 643¶a ¶a: ˜d' §st‹n ènÆr: t¤ tãde; p«w pron≈piow 645fa¤n˙ prÚw o‡koiw to›w §mo›w, ¶jv beb≈w; 646

Di. st∞son pÒd', Ùrgª d' ÍpÒyew ¥suxon pÒda. 647Pe. pÒyen sÁ desmå diafug∆n ¶jv peròw; 648Di. oÈk e‰pon, µ oÈk ≥kousaw, ˜ti lÊsei m° tiw; 649Pe. t¤w; toÁw lÒgouw går §sf°reiw kainoÁw ée¤. 650Di. ˘w tØn polÊbotrun êmpelon fÊei broto›w. 651

637 ¥kv: komen, gekomen zijn, vgl. 1.oÈ front¤zv: zich niet bekommeren om, geen achtslaan op.

638 doke› moi: mij schijnt toe, ik meen (onpersoonlijkeconstructie).cof°v: een hard geluid, lawaai maken.érbÊlh, ≤: laars, schoen.¶sv: binnen (in, tinow).

639 pron≈pion, tÒ: voorportaal, voorhof.aÈt¤(ka): terstond, zo dadelijk.§k toÊtvn: naar aanleiding, op basis van die dingen,i.e. naar aanleiding van het gebeurde, nu de zaken erzo voorstaan.§r°v (gecontraheerd §r«): suppletief fut. bijl°gv.

640 =&d¤vw: adverbium bij =ñdiow, gemakkelijk.o‡sv: suppletief fut. bij f°rv, (ver)dragen, aan-kunnen.kên < ka‹ ≥n zelfs indien.pn°v: blazen; m°ga pn°v: hoog van de toren bla-zen.

641 prÚw + genitivus: behorende tot, passend bij, een ei-genschap van; prÚw sofoË … éndrÒw: sc. §st¤.ésk°v: beoefenen, praktiseren, ten toon spreiden.s≈frvn: verstandig, beheerst.eÈorghs¤a, ≤: bedaardheid, kalmte, zachtmoedig-heid.

642 p°ponya: perf. bij pãsxv (zie 341).deinÒw: vreselijk.diafeÊgv: (iemand, tina) ontvluchten, ontsnappen.

643 êrti: onlangs, zojuist, zoëven.kathnagkasm°now: ptc. perf. med. bij katanag-kãzv, bedwingen.desmÒw, ı: band, boei.

645 ènÆr < ı énÆr.t¤ tãde: sc. §st¤. p«w: hoe?

pron≈piow: de Byzantijnse lexicograaf He-sychius verklaart: ¶mprosyen t«n pul«n, voor depoort, in het voorportaal.

646 fa¤n˙: 2sg. ind. I praes. med., in grammaticaleparadigmata meestal gegeven als -ei.o‰kow, ı: huis, paleis.¶jv: hier abs. (naar) buiten, elders ergens (tinow)uit (≈ §j). beb≈w: ptc. perf. bij ba¤nv.

647 st∞son: 2sg. imper. aor. act. bij ·sthmi.ÙrgÆ, ≤: woede, boosheid, drift.ÍpÒyew: 2sg. imper. aor. act. bij Ípot¤yhmi, plaatsenonder (tini).¥suxow: kalm.Tekst: (¥suxon) pÒda LP (Murray, Diggle) :bãsin Blomfield (Seaford); de herhaling vanpÒda lijkt inderdaad gek.

648 pÒyen: vanwaar, hoezo?desmã, tã: heteroclitische pluralis bij ı desmÒw(643).diafeÊgv: zie 642.perãv: zie 191/2; te construeren met ¶jv(zie 646).

649 e‰pon … ˜ti lÊsei m° tiw: omgezet in directe rede:e‰pon: “lÊsei m° tiw”.

650 §sf°rv: invoeren, aandragen, inbrengen, komenaanzetten met.kainÒw: nieuw.

651 ˘w ktl.: geeft antwoord op 650 t¤w; (Wie? De mandie…).polÊbotruw: met veel druiventrossen, druivenrijk.êmpelow, ı: wijnstok.fÊv: doen groeien.Tekst: na 651 nemen Murray en Diggle metReiske een lacune aan; Seaford meent, vermoe-delijk terecht, dat de tekst zo te begrijpen is als hijis overgeleverd.

44

Page 35: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Pe. »ne¤disaw dØ toËto DionÊsƒ kalÒn. 652klπein keleÊv pãnta pÊrgon §n kÊklƒ. 653

Di. t¤ d'; oÈx Íperba¤nousi ka‹ te¤xh yeo¤; 654Pe. sofÚw sofÚw sÊ, plØn ì de› s' e‰nai sofÒn. 655Di. ì de› mãlista taËt' ¶gvg' ¶fun sofÒw. 656

ke¤nou d' ékoÊsaw pr«ta toÁw lÒgouw mãye, 657˘w §j ˆrouw pãrestin éggel«n t¤ soi: 658≤me›w d° soi menoËmen, oÈ feujoÊmeya. 659

AGGELOS PenyeË kratÊnvn t∞sde Yhba¤aw xyonÒw, 660¥kv Kiyair«n' §klip≈n, ·n' oÎpote 661leuk∞w xiÒnow éne›san eÈage›w bola¤. 662

Pe. ¥keiw d¢ po¤an prostiye‹w spoudØn lÒgou; 663Ag. bãkxaw potniãdaw efisid≈n, a„ t∞sde g∞w 664

o‡stroisi leukÚn k«lon §jhkÒntisan, 665

652 Ùneid¤zv: verwijten (iemand iets, tini ti), beschim-pen.

653 klπv: sluiten.keleÊv: opdragen, bevelen.pÊrgow, ı: poort.§n kÊklƒ: in een cirkel, i.e. rondom, aan alle kanten.

654 t¤ d(°): en wat?, i.e. en wat dan nog, en dus?Íperba¤nv: gaan (ba¤nv) over (Íp°r), klimmenoverte›xow, tÒ: muur.

655 sofÒw: terzake kundig, wijs, verstandig.plÆn: behalve.Tekst: sÊ Porson (en alle editoren) : e‰ P : g' e‰ L(ut viditur).

656 Murrays komma na mãlista is ongelukkig; hetlijkt beter in het geheel niet te interpungeren.ì de›: sc. e‰nai sofÒn.¶gvg' = §g≈ + ge: ík (in tegenstelling tot jij), íkwel (jij niet).¶fun: worden tot, i.e. (van nature, ≤ fÊsiw) zijn,wortelaoristus bij fÊomai.

657 ke¤nou: kan worden geconstrueerd met ékoÊsaw(ékoÊv tinow, luisteren naar iemand) en toÁw lÒ-gouw (ékoÊv ti, luisteren naar iets).pr«ta = pr«ton, adverbiale acc. ntr. (pl/sg.),eerst.manyãnv: te weten komen, vernemen.

658 ˘w: antecedent is ke¤nou.ˆrouw: gen. sg. bij tÚ ˆrow berg.pãreimi: aanwezig zijn, met implicatie van voor-afgaande beweging: vgl. 5, 434, 454, 500, etc.éggel«n < éggel°vn, nom. sg. masc. ptc. fut.act. bij égg°llv berichten (iets aan iemand, ti tini).

659 ≤me›w: d.w.z. ik.soi: welhaast ‘ethische’ dativus (als in Nl. Het isme wat).men« < men°v, ‘Attisch’ futurum bij m°nv, blij-ven.

feujoÊmeya: als futurum bij feÊgv vindt men inEur. en de komedie feuj°omai naast feÊjomai.

660 PenyeË: vocativus bij PenyeÊw.kratÊnv: heersen (over, tinÒw).xy≈n, xyonÒw, ≤: aarde, land.

661 ¥kv: komen, gekomen zijn.§kle¤pv: verlaten (iets/iemand, ti/tina).·n(a) vraagt hier om een lokale interpretatie:waar.

662 leukÒw: wit.xi≈n, -Ònow, ≤: sneeuw.éne›san: 3pl. ind. aor. act. bij én¤hmi (intr.) ophou-den, aflaten, verslappen; de aoristus is ‘gnomisch’.eÈagÆw: helder, schitterend.bolÆ, ≤: worp (bãllv), hier gezegd van wat ge-worpen wordt (neerslag). In werkelijkheid ligt erniet permanent sneeuw op de Kithairon; het de-tail kan een verwijzing naar de midwinterse Ùrei-bas¤a van de Delphische vrouwen zijn (zie 133).

663 po›ow: welke?prost¤yhmi: erbij zetten, plaatsen, voegen bij.spoudÆ, ≤: ernst, serieusheid, in sommige contek-sten te interpreteren als haast. Kirk vertaalt: ‘And you come contributing (orimposing) what seriousness of message.’

664 potniãw, -ãdow: gevormd als mainãw, -ãdow enlussãw, -ãdow, zonder twijfel te beschouwensamen met het frequentere potn¤a meesteres/machtige. potniãw vindt men gebruikt van Bak-chanten en Eumeniden, maar de precieze impactvan de titel is onduidelijk.efisid≈n: ptc. aor. bij efisorãv, observeren; eenverbum finitum volgt in 666 (¥kv).

665 o‰strow, ı: zie 32.leukÒw: wit. k«lon, tÒ: lid, ledemaat, voet.§jakont¤zv: een speer (ékÒntion) wegslingeren,hier metaf. als een speer (vliegen, snelheid, drei-ging).

45

Page 36: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

¥kv frãsai so‹ ka‹ pÒlei xrπzvn, ênaj, 666…w deinå dr«si yaumãtvn te kre¤ssona. 667y°lv d' ékoËsai, pÒterã soi parrhs¤& 668frãsv tå ke›yen µ lÒgon steil≈meya: 669tÚ går tãxow sou t«n fren«n d°doik', ênaj, 670ka‹ toÈjÊyumon ka‹ tÚ basilikÚn l¤an. 671

Pe. l°g', …w éy“ow §j §moË pãntvw ¶s˙. 672to›w går dika¤oiw oÈx‹ yumoËsyai xre≈n. 673˜sƒ d' ín e‡p˙w deinÒtera bakx«n p°ri, 674tos“de mçllon tÚn Ípoy°nta tåw t°xnaw 675gunaij‹ tÒnde tª d¤k˙ prosyÆsomen. 676

Ag. égela›a m¢n boskÆmat' êrti prÚw l°paw 677mÒsxvn ÍpejÆkrizon, ≤n¤x' ¥liow 678ékt›naw §j¤hsi yerma¤nvn xyÒna. 679ır« d¢ yiãsouw tre›w gunaike¤vn xor«n, 680œn ∑rx' •nÚw m¢n AÈtonÒh, toË deut°rou 681mÆthr ÉAgaÊh sÆ, tr¤tou d' ÉIn∆ xoroË. 682hdon d¢ pçsai s≈masin pareim°nai, 683a„ m¢n prÚw §lãthw n«t' §re¤sasai fÒbhn, 684a„ d' §n druÚw fÊlloisi prÚw p°dƒ kãra 685efikª baloËsai – svfrÒnvw, oÈx …w sÁ f∫w 686”nvm°naw krat∞ri ka‹ lvtoË cÒfƒ 687yhrçn kay' Ïlhn KÊprin ±rhmvm°naw. 688

666 frãsai: inf. aor. act. bij frãzv uitduiden, duidelijkmaken, informeren.pÒlei: dat. sg. van ≤ pÒliw.xrπzv: verlangen (te, inf.), willen.ênaj, ênaktow, ı: heer(ser), koning.

667 …w, ktl.: afhankelijk van frãsai.deinã: vreselijks, vreselijke dingen.drãv: doen. yaËma, tÒ: wonder.kre¤ssvn: sterker, krachtiger, groter (tÚ krãtow,kracht, macht).

668 pÒtera = pÒteron, te construeren met 669 ≥: of…of…parrhs¤a, ≤: vrijheid van spreken, vrijmoedigheid.

669 frãsv: 1sg. coni. aor. act. bij frãzv, zie 666.tå ke›yen: lett. de dingen van ginds, i.e. wat gindsgebeurt/gebeurd is.steil≈meya: 1pl. coni. aor. med. bij st°llv. Hetwerkwoord st°llv/omai wordt technische ge-bruikt voor reven (innemen) van zeil (wanneer erzwaar weer op komst is). De bode vraagt dus ofhij terughoudendheid, voorzichtigheid moet be-trachten.

670 tãxow, tÒ: snelheid. fr°new: zie 33, etc.d°doika: vrezen (iets, ti). ênaj: zie 666.

671 toÈjÊyumon < tÚ ÙjÊyumon (ÙjÊw scherp; yÊmowwoede): driftig, opvliegend.basilikÒw: koninklijk (ı basileÊw).

l¤an: (te) zeer.672 éy“ow: straffeloos (yvã).

pãntvw: in alle opzichten, geheel en al.§j §moË: van mijn kant.¶s˙: 2sg. ind. fut. med. bij efim¤, zijn.

673 d¤kaiow: in zijn recht staand, het recht aan zijn kanthebbend (d¤kh). yumÒv: boos zijn (op, tini).xre≈n (§st¤) moi: het is noodzaak dat ik, ik moet.oÈx¤ = oÈ.Tekst: delevit Nauck (reiec. Murray; adopt. Dig-gle, Seaford). Dit is een algemene waarheid diein deze contekst zeer wel gemist zou kunnenworden – bij uitstek het soort verzen dat een in-terpolator toevoegt; bovendien is het vers iden-tiek aan Eur. fr. 287.1 N.

674/5 In een voor ons gevoel doorzichtigere construc-tie: ˜sƒ deinÒtera ín e‡p˙w per‹ bakx«n, tos“demçllon… ˜sƒ … tos“de: dativus ‘mensurae’.deinÒterow: comparativus bij deinÒw (zie 246).

675 mçllon: meer; tos“de mçllon: des te meer.Ípoy°nta: acc. sg. masc. ptc. aor. act. bij Ípot¤-yhmi adviseren, suggereren (iemand iets, ti tini).t°xnh, ≤: kunst, vaardigheid.

676 tÒnde: bij tÚn Ípoy°nta tåw t°xnaw gunaij¤.prost¤yhmi tª d¤k˙: straffen, straf geven.

677-774 Bodebericht (te lezen in vertaling)

46

Page 37: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

≤ sØ d¢ mÆthr »lÒlujen §n m°saiw 689staye›sa bãkxaiw, §j Ïpnou kine›n d°maw, 690mukÆmay' …w ≥kouse kerofÒrvn bo«n. 691a„ d' épobaloËsai yalerÚn Ùmmãtvn Ïpnon 692énªjan Ùrya¤, yaËm' fide›n eÈkosm¤aw, 693n°ai palaia‹ pary°noi t' ¶t' êzugew. 694ka‹ pr«ta m¢n kaye›san efiw »Ämouw kÒmaw 695nebr¤daw t' éneste¤lany' ˜saisin èmmãtvn 696sÊndesm' §l°luto, ka‹ katast¤ktouw doråw 697ˆfesi katez≈santo lixm«sin g°nun. 698a„ d' égkãlaisi dorkãd' µ skÊmnouw lÊkvn 699égr¤ouw ¶xousai leukÚn §d¤dosan gãla, 700˜saiw neotÒkoiw mastÚw ∑n sparg«n ¶ti 701br°fh lipoÊsaiw: §p‹ d' ¶yento kiss¤nouw 702stefãnouw druÒw te m¤lakÒw t' ényesfÒrou. 703yÊrson d° tiw laboËs' ¶paisen §w p°tran, 704˜yen dros≈dhw Ïdatow §kphdò not¤w: 705êllh d¢ nãryhk' §w p°don kay∞ke g∞w, 706ka‹ tªde krÆnhn §jan∞k' o‡nou yeÒw: 707˜saiw d¢ leukoË p≈matow pÒyow par∞n, 708êkroisi daktÊloisi diam«sai xyÒna 709gãlaktow •smoÁw e‰xon: §k d¢ kiss¤nvn 710yÊrsvn gluke›ai m°litow ¶stazon =oa¤. 711Àst', efi par∞sya, tÚn yeÚn tÚn nËn c°geiw 712eÈxa›sin ín met∞lyew efisid∆n tãde. 713junÆlyomen d¢ boukÒloi ka‹ poim°new, 714koin«n lÒgvn d≈sontew éllÆloiw ¶rin 715[…w deinå dr«si yaumãtvn t' §pãjia:] 716ka¤ tiw plãnhw kat' êstu ka‹ tr¤bvn lÒgvn 717¶lejen efiw ëpantaw: âV semnåw plãkaw 718na¤ontew Ùr°vn, y°lete yhras≈meya 719Peny°vw ÉAgaÊhn mht°r' §k bakxeumãtvn 720xãrin t' ênakti y≈mey'; eÔ d' ≤m›n l°gein 721¶doje, yãmnvn d' §llox¤zomen fÒbaiw 722krÊcantew aÍtoÊw: a„ d¢ tØn tetagm°nhn 723Àran §k¤noun yÊrson §w bakxeÊmata, 724ÖIakxon éyrÒƒ stÒmati tÚn DiÚw gÒnon 725BrÒmion kaloËsai: pçn d¢ sunebãkxeus' ˆrow 726ka‹ y∞rew, oÈd¢n d' ∑n ék¤nhton drÒmƒ. 727kure› d' ÉAgaÊh plhs¤on yr–skousã mou: 728kég∆ 'jepÆdhs' …w sunarpãsai y°lvn, 729

694 t' ¶t' êzugew Musgrave (collato Chr.Pat. 1834) : tekêzugew LP.

716 del. Dobree.

721 y≈mey' Elmsley : y«men LP.726 sunebãkxeus' LP : -bãkxeu' Porson cl. Subl. 15.6.

47

Page 38: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

lÒxmhn ken≈saw ¶ny' §kruptÒmhn d°maw. 730∂ d' énebÒhsen: âV dromãdew §ma‹ kÊnew, 731yhr≈mey' éndr«n t«nd' Ïp': éll' ßpesy° moi, 732ßpesye yÊrsoiw diå xer«n …plism°nai. 733≤me›w m¢n oÔn feÊgontew §jhlÊjamen 734bakx«n sparagmÒn, a„ d¢ nemom°naiw xlÒhn 735mÒsxoiw §p∞lyon xeirÚw ésidÆrou m°ta. 736ka‹ tØn m¢n ín prose›dew eÎyhlon pÒrin 737mukvm°nhn ¶xousan §n xero›n d¤xa, 738êllai d¢ damãlaw diefÒroun sparãgmasin. 739e‰dew d' ín µ pleÊr' µ d¤xhlon ¶mbasin 740=iptÒmen' ênv te ka‹ kãtv: kremastå d¢ 741¶staz' Íp' §lãtaiw énapefurm°n' a·mati. 742taËroi d' Íbrista‹ kéw k°raw yumoÊmenoi 743tÚ prÒsyen §sfãllonto prÚw ga›an d°maw, 744muriãsi xeir«n égÒmenoi nean¤dvn. 745yçsson d¢ dieforoËnto sarkÚw §ndutå 746µ s¢ junãcai bl°fara basile¤oiw kÒraiw. 747xvroËsi d' Àst' ˆrniyew érye›sai drÒmƒ 748ped¤vn Ípotãseiw, a„ par' ÉAsvpoË =oa›w 749eÎkarpon §kbãllousi Yhba¤vn stãxun: 750ÑUsiãw t' ÉEruyrãw y', a„ Kiyair«now l°paw 751n°ryen katƒkÆkasin, Àste pol°mioi 752§pespesoËsai pãnt' ênv te ka‹ kãtv 753di°feron: ¥rpazon m¢n §k dÒmvn t°kna: 754ıpÒsa d' §p' »Ämoiw ¶yesan, oÈ desm«n Ïpo 755prose¤xet' oÈd' ¶pipten [§w m°lan p°don, 756oÈ xalkÒw, oÈ s¤dhrow:] §p‹ d¢ bostrÊxoiw 757pËr ¶feron oÈd' ¶kaien. o„ d' Ùrg∞w Ïpo 758§w ˜pl' §x≈roun ferÒmenoi bakx«n Ïpo: 759oper tÚ deinÚn ∑n y°am' fide›n, ênaj. 760to›w m¢n går oÈx ømasse logxvtÚn b°low, 761ke›nai d¢ yÊrsouw §janie›sai xer«n 762§traumãtizon képen≈tizon fugª 763guna›kew êndraw, oÈk êneu ye«n tinow. 764pãlin d' §x≈roun ˜yen §k¤nhsan pÒda, 765krÆnaw §p' aÈtåw ìw én∞k' aÈta›w yeÒw. 766n¤canto d' aÂma, stagÒna d' §k parh¤dvn 767gl≈ss˙ drãkontew §jefa¤drunon xroÒw. 768tÚn da¤mon' oÔn tÒnd' ˜stiw ¶st', Œ d°spota, 769

738 ßlkousan Reiske. 742 Íp' LP : §p' Diggle.post 755 deficit L.

756/7 efiw m°lan p°don, | oÈ xalkÒw, oÈ s¤dhrow delevitJackson (oÈ xalkÒw, oÈ s¤dhrow post 761 trans-

posuit).758 ¶kaien Elmsley : §ka¤ey' P.761 to›w Stephanus : tçw P.766 §p' aÈtåw P : ¶p' aÈtÚw Bruhn.

48

Page 39: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

d°xou pÒlei tªd': …w tã t' êll' §st‹n m°gaw 770kéke›nÒ fasin aÈtÒn, …w §g∆ klÊv, 771tØn paus¤lupon êmpelon doËnai broto›w. 772o‡nou d¢ mhk°t' ˆntow oÈk ¶stin KÊpriw 773oÈd' êllo terpnÚn oÈd¢n ényr≈poiw ¶ti. 774

Xo. tarb« m¢n efipe›n toÁw lÒgouw §leuy°rouw 775prÚw tÚn tÊrannon, éll' ˜mvw efirÆsetai: 776DiÒnusow ¥ssvn oÈdenÚw ye«n ¶fu. 777

Pe. ≥dh tÒd' §ggÁw Àste pËr Ífãptetai 778Ïbrisma bakx«n, cÒgow §w ÜEllhnaw m°gaw. 779éll' oÈk Ùkne›n de›: ste›x' §p' ÉHl°ktraw fi∆n 780pÊlaw: k°leue pãntaw éspidhfÒrouw 781·ppvn t' épantçn taxupÒdvn §pembãtaw 782p°ltaw y' ˜soi pãllousi ka‹ tÒjvn xer‹ 783cãllousi neurãw, …w §pistrateÊsomen 784bãkxaisin: oÈ går éll' Íperbãllei tãde, 785efi prÚw gunaik«n peisÒmesy' ì pãsxomen. 786

Di. pe¤y˙ m¢n oÈd°n t«n §m«n lÒgvn klu≈n, 787PenyeË: kak«w d¢ prÚw s°yen pãsxvn ˜mvw 788

775-861 Derde epeisodion, tweede deel775 tarb°v: bang zijn (te, inf.). §leÊyerow: vrij.776 tÊrannow, ı: alleenheerser, yiran, koning.

˜mvw: toch.efirÆsetai: 3sg. ind. fut. med. bij efir«/§r«, zeg-gen.

777 ¥ssvn: minder (dan, tinow) ¶fu: zie 656.778 ≥dh: nú, accentueert het opvallende/verras-

sende van een tijdstip.tÒd(e): te construeren met Ïbrisma bakx«n.§ggÊw: dichtbij. Àste pËr: als (een) vuur.Ífãptv pËr: (ongemerkt/stiekem) aansteken, doenontbranden, med. (ongemerkt) in brand raken.

779 Ïbrisma, tÒ: schandalig, beledigend, onoirbaar ge-drag.cÒgow, ı: verwijt. Behalve de verklaring vanDodds (in de ogen van) is ook een andere mogelijk:Oranje prefereert een grote smaad voor de Grieken(zo ook Roux, cl. èmãrthma efiw, ˆneidow efiw).ÜEllhn, -hnow, ı: Griek.

780 Ùkn°v: schromen, ergens voor terugdeinzen.de›: het is nodig (te/dat, inf./AcI).ste›x' < ste›xe; ste¤xv: gaan.

781 pÊlai, afl: poort.keleÊv: opdracht geven, instrueren, bevelen.éspidhfÒrow, ı: schilddrager (ésp¤w schild,f°rv).

782 épantãv: ontmoeten, treffen, hier 1plaatsig el-kaar treffen, i.e. zich verzamelen (vgl. Duits niet-re-flex. zusammentreffen).taxÊpouw, -odow: snelvoetig (taxÊw, poÊw).§pembãthw, ı: berijder, ruiter (§p-em-ba¤nv).

783 p°lth, ≤: (licht) schild.pãllv: zwaaien.tÒjon, tÒ: boog.xer¤: poëtische dat. sg. van ≤ xe¤r.De vertaling wie speren werpt identificeert de be-doelde categorie soldaten beter dan wie een schilddraagt (het Nederlands heeft nu eenmaal geentwee woorden voor schild). Met éspidhfÒroi in781 wordt verwezen naar de zware infanterie(soldaten die éspidew, zware schilden, dragen),met p°ltaw ˜soi pãllousi naar de lichte infante-rie of hulptroepen (soldaten die p°ltai, lichteschilden, dragen: peltasten); de laatste categorievocht doorgaans met werpspeer, slinger of boogen bestond in de regel uit niet-burgers. De keuzevoor werpspeer is ingegeven door het feit dat deboogschutters apart worden genoemd.

784 cãllv: trekken aan, tokkelen op (ti).neurã, ≤: pees.§pistrateÊv: optrekken tegen (tini).

785 Íperbãllv: overtreffen, (alle grenzen) te buitengaan.

786 prÒw tinow: van de kant van, door toedoen van.pe¤somai: futurum bij pãsxv ondergaan.

787 pe¤y˙: 2sg. ind. I van praes. med. pe¤yomai gelo-ven, gehoorzamen, luisteren.oÈd°n: wat niets betreft, i.e. in geen enkel opzicht,geenszins, helemaal niet.klÊv: luisteren (naar, tinow).

788 kak«w pãsxv: het gaat mij slecht.s°yen: equivalent met soË (poët.).prÒw tinow: zie 786. ˜mvw: toch.

49

Page 40: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

oÎ fhmi xr∞na¤ s' ˜pl' §pa¤resyai ye“, 789éll' ≤suxãzein: BrÒmiow oÈk én°jetai 790kinoËnta bãkxaw <s'> eȤvn Ùr«n êpo. 791

Pe. oÈ mØ fren≈seiw m', éllå d°smiow fug∆n 792s–s˙ tÒd'; µ so‹ pãlin énastr°cv d¤khn; 793

Di. yÊoim' ín aÈt“ mçllon µ yumoÊmenow 794prÚw k°ntra lakt¤zoimi ynhtÚw Ãn ye“. 795

Pe. yÊsv fÒnon ge y∞lun, Àsper êjiai, 796polÁn tarãjaw §n Kiyair«now ptuxa›w. 797

Di. feÊjesye pãntew: ka‹ tÒd' afisxrÒn, ésp¤daw 798yÊrsoisi bakx«n §ktr°pein xalkhlãtouw 799

Pe. épÒrƒ ge t“de sumpepl°gmeya j°nƒ, 800˘w oÎte pãsxvn oÎte dr«n sigÆsetai. 801

Di. Œ tçn, ¶t' ¶stin eÔ katast∞sai tãde. 802Pe. t¤ dr«nta; douleÊonta doule¤aiw §ma›w; 803

789 oÎ fhmi: zeggen dat niet, ontkennen dat (inf./AcI).xr∞nai: inf. bij xrÆ (het is nodig, het/men moet),hier in AcI-constructie met s(e).˜pla, tã: gerei, bijv. gereedschap, tuigage, wapens.§pa¤romai: optillen, opnemen (tegen, tini).

790 ≤suxãzv: in ≤sux¤a verkeren: rust bewaren/hou-den, kalm blijven, in rust leven.én°xomai: uithouden, verdragen, lijdelijk toezien.

791 kin°v: in beweging brengen (iets, ti). Tekst: kinoËnta Canter; <s'> suppl. Lenting :kinoËnti P : kinoËn ti Rijksbaron.êpo: in anastrofe (accent!), te construeren meteȤvn (met P’s ır«n) of met eȤvn Ùr«n (zo deeditie van Aldus, gevolgd door Diggle).

792 oÈ mÆ + futurum: sterk prohibitief, waag het nietom, het gaat niet aan dat, er kan geen sprake van zijndat, zie 343. Het drukken van een vraagteken naeen dergelijke zin is een conventie waarbij menvraagtekens kan zetten.frenÒv: verstandig maken, de les lezen (fr°new,fron°v). d°smiow: geboeid (d°v, d°smow)

793 s–zv: redden.tÒd(e): namelijk het feit dat je ontkomen bent, jevrijheid.pãlin: opnieuw.énastr°fv: terugdraaien, omkeren.

794 yÊv: offeren (aan, tini); yÊoim(i) ên: ik zou maar offeren…mçllon ≥: liever dan (mãla, mãlista).yumÒv: boos zijn.

795 k°ntron, tÒ: prikkel, doorn, prikstok (om dieren totlopen aan te sporen).lakt¤zv: schoppen, trappen.De uitdrukking prÚw k°ntron (of k°ntra)lakt¤zein is spreekwoordelijk. In de Statenver-taling van de bijbel: de verzenen tegen de prikkelsslaan (Act.Ap. 26.14).

796 yÊsv: Pentheus’ reactie op 794 yÊoim' ên.fÒnow, ı: bloed.y∞luw: vrouwelijk, vrouwen-.Àsper êjiai: sc. efisi (subject de Bakchanten).Àsper: (precies, per) zoals.êjiow: waard, verdienend.

797 pÒlun: sc. fÒnon. Tekst: polÁn P : pÒlemon Coll-mann (collato Pl. Rep. 567a).tarãttv: in beroering brengen.ptuxÆ, ≤: vouw, vandaar valei (vgl. ptÊj)

798/9 feÊjesyai: zie 659.ka‹ tÒd' afisxrÒn: sc. §sti; tÒd' wordt nader uit-gelegd door ésp¤daw t/m xalkhtãtouw (AcI).afisxrÒw: schandelijk, beschamend.ésp¤w, ≤: schild.§ktr°pv: laten wijken, obj. ésp¤daw.xalkÆlatow: uit brons (xãlkow) gedreven (§laÊnv).

800 êporow: zonder uitweg, oplossing (a-privans,pÒrow, weg), i.e. onhandelbaar, hulpeloos.sumpepl°gmeya: 1pl. ind. I perf. med. bij sum-pl°kv, lett. samenvlechten (met, tini); perf. med.vervlochten zijn met, i.e. in strijd gewikkeld zijn met.

801 pãsxv: ervaren, voelen, lijden, ondervinden.drãv: doen, handelen.sigÆsomai: fut. bij sigãv, zwijgen.

802 Œ tçn (zo Scaliger voor P’s onmogelijke ˜tan):colloquiale aanspreekvorm, ± mijn beste, mijnvriend.¶ti: nog (steeds).¶sti: het is mogelijk, als compositum ¶jesti.eÔ kay¤sthmi: goed maken, in orde brengen.

803 t¤ dr«nta: sc. ¶sti eÔ katast∞sai.douleÊv: slaaf zijn, als slaaf dienen (aan, tini).doule¤a, ≤: slavernij, hier voor de slaven.

804 deËro: hier(heen). ˜pla, tã: zie 789.êjv: fut. bij êgv brengen, leiden.d¤xa: gescheiden van, zonder (tinow).

50

Page 41: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Di. §g∆ guna›kaw deËr' ˜plvn êjv d¤xa. 804Pe. o‡moi: tÒd' ≥dh dÒlion ¶w me mhxanò. 805Di. po›Òn ti, s“sa¤ s' efi y°lv t°xnaiw §ma›w; 806Pe. jun°yesye koinª tãd', ·na bakxeÊht' ée¤. 807Di. ka‹ mØn juney°mhn – toËtÒ g' ¶sti – t“ ye“. 808Pe. §kf°ret° moi deËr' ˜pla, sÁ d¢ paËsai l°gvn. 809Di. î. 810

boÊl˙ sf' §n ˆresi sugkayhm°naw fide›n; 811Pe. mãlista, mur¤on ge doÁw xrusoË staymÒn. 812Di. t¤ d' efiw ¶rvta toËde p°ptvkaw m°gan; 813Pe. lupr«w nin efis¤doim' ín §jƒnvm°naw. 814Di. ˜mvw d' ‡doiw ín ≤d°vw ë soi pikrã; 815Pe. sãf' ‡syi, sigª g' Íp' §lãtaiw kayÆmenow. 816Di. éll' §jixneÊsous¤n se, kín ¶ly˙w lãyr&. 817

805 Tekst: ¶w me P : §w §m¢ Diggle.o‡moi: uitroep, gewoonlijk vertaald met het watoubollige wee mij.dÒliow: listig, bedrieglijk.mhxanãv: beramen (iets tegen iemand, ti §w tina).

806 po›Òn ti: sc. dÒlion.s“sa¤ se: te construeren met y°lv.s–zv: redden, doen overleven, beschermen.t°xnh, ≤: kunst, techniek, vaardigheid.

807 junt¤yemai: afspreken, overeenkomen, een verbondsluiten (met, tini).koinª: adverbium bij koinÒw, gemeenschappelijk.bakxeÊv: bakchant zijn, zich als bakchant gedragen.

808 ka‹ mÆn: leidt een mededeling in waarvan despreker denkt dat de toehoorder hem niet ver-wacht. Pe. verwachtte vanzelfsprekend dat devreemdeling het bestaan van een verbond zouontkennen: jazeker, een verbond… (maar niet hetverbond dat Pe. bedoelde). De tekst is problematisch: P geeft ¶sti, dat doorMurray wordt gedrukt; Diggle en Seaford pre-fereren Musgrave’s ‡syi, waarvoor veel te zeggenvalt: ¶sti zou dat is waar moeten betekenen, watgeen idiomatisch Grieks lijkt. Met ‡syi leze menjuney°mhn toËtÒ g', ‡syi (zo Diggle), dat en nietsanders (precies dat) ben ik overeengekomen, rekenmaar – met de gód!, liever dan juney°mhn, toËtÒ g'‡syi.t“ ye“: complement bij juney°mhn.

809 §kf°rv: naar buiten brengen (iets voor iemand, titini).deËr(o): hier(heen).paËsai: 2sg. imper. aor. med. bij paÊv, act. doenophouden, med. ophouden (met, ptc.).

810 De kreet î kan een uiting zijn van smart, maarkan ook, zoals hier, gebruikt worden wanneermen iemand ergens van wil afhouden of ergensmee wil doen ophouden.

811 boÊl˙: 2sg. ind. I praes. bij boÊlomai willen.sfe: equivalent met aÈtãw.ˆresi: dat. pl. van tÚ ˆrow, berg.sugkãyhmai: bijeenzitten.fide›n: inf. van aor. e‰don.

812 mãlista: het liefst, zeer graag.mur¤ow: ontelbaar.doÊw, dontÒw: ptc. aor. bij d¤dvmi.staymÒw, ı: gewicht (xrusoË, aan goud). De bete-kenisontwikkeling van staymÒw is complex: menvindt het ook als stal, boerderij, woonplaats, deur-post, pilaar en weegschaal.

813 p°ptvka: perf. bij p¤ptv vallen.¶rvw, -vtow, ı: verlangen (naar, tinow).

814 lupr«w: adverbium bij luprÒw pijnlijk, ellendig(lup°v, ≤ lÊph, luphrÒw), praedicatief te inter-preteren: tot je ellende.nin: hier equivalent met aÈtãw.efis¤doim(i) ên: potentialis.§jƒnvm°now: ptc. perf. med. bij §joinãv: geheelbedronken, ladderzat.

815 ˜mvw: toch.‡doiw ên: zie 814.≤d°vw: adverbium bij ≤dÊw, aangenaam, lekker,prettig.ë soi pikrã: sc. §sti.pikrÒw: scherp, vandaar pijnlijk, bitter.

816 sãf(a): adverbium bij safÆw duidelijk.‡syi: 2sg. imper. bij pf. o‰da.sigª: zwijgend, stil, adverbiale dat. sg. bij ≤ sigÆ,het zwijgen.§lãth, ≤: den, spar.kay∞mai: zitten.

817 §jixneÊv: opsporen.kên < ka‹ ên < ka‹ §ãn.¶ly˙w: 2sg. coni. van aor. ∑lyon.lãyr&: adverbium, heimelijk, verborgen.

51

Page 42: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Pe. éll' §mfan«w: kal«w går §je›paw tãde. 818Di. êgvmen oÔn se képixeirÆseiw ıd“; 819Pe. êg' …w tãxista, toË xrÒnou d° soi fyon«. 820Di. ste›la¤ nun émf‹ xrvt‹ buss¤nouw p°plouw. 821Pe. t¤ dØ tÒd'; §w guna›kaw §j éndrÚw tel«; 822Di. mÆ se ktãnvsin, µn énØr Ùfyªw §ke›. 823Pe. eÔ g' e‰paw aÔ tÒd': Àw tiw e‰ pãlai sofÒw. 824Di. DiÒnusow ≤mçw §jemoÊsvsen tãde. 825Pe. p«w oÔn g°noit' ín ì sÊ me nouyete›w kal«w; 826Di. §g∆ stel« se dvmãtvn ¶sv mol≈n. 827Pe. t¤na stolÆn; ∑ y∞lun; éll' afid≈w m' ¶xei. 828Di. oÈk°ti yeatØw mainãdvn prÒyumow e‰; 829Pe. stolØn d¢ t¤na f∫w émf‹ xr«t' §mÚn bale›n; 830Di. kÒmhn m¢n §p‹ s“ krat‹ tanaÚn §kten«. 831Pe. tÚ deÊteron d¢ sx∞ma toË kÒsmou t¤ moi; 832

818 éll' §mfan«w: i.e. dan (niet lãyr&) maar§mfan«w.§mfan«w: adverbium bij §mfanÆw openlijk (fa¤no-mai).§je›paw: 2sg. ind. aor. (‘mixtus’) = §je›pew.

819 êgvmen: coni. ‘deliberativus’.képixeirÆseiw < ka‹ §pixeirÆseiw; §pixeir¤zv: ter hand nemen (≤ xe¤r), ondernemen,proberen.ıdÒw, ≤: weg, tocht.

820 tãxistow: superlativus bij taxÊw, snel; …w tãxi-sta: zo snel mogelijk.xrÒnow, ı: tijd, in deze contekst tijdverlies, uitstel,verloren tijd.fyon°v: (iemand iets) kwalijk nemen (tini tinow).

821 ¶steila: cryptosigmatische aoristus bij st°llv,van kleding iemand kleden (med. zich kleden, ietsaantrekken).xr≈w, -vtÒw, ı: huid.bÊssinow: linnen (adjectivum).p°plow, ı: peplos, vrouwelijk ‘overkleed’.

822 tel°v §w: geklasseerd worden onder, gerekend wor-den tot, (gaan) behoren tot.

823 ktãnvsin: 3pl. coni. aor. act. bij kte¤nv doden.Ùfyªw: 2sg. coni. van »Äfyhn, suppletief-aor.(pass.) bij ırãomai, gezien worden. §ke›: ginds,daar.

824 e‰paw: zie 818.aÔ: opnieuw, weer.Àw tiw: (exclamatief) …w verschijnt hier met eenacuut accent omdat het gevolgd wordt door eenencliticum (een woord zonder eigen accent datgeïntoneerd wordt met het woord dat ervoorstaat).e‰: 2sg. ind. I van efim¤, zijn.pãlai: (al) heel lang (geleden), van oudsher, altijd al.sofÒw: terzake kundig, wijs, verstandig.

825 §kmousÒv: (volledig, grondig, §k-) onderwijzen,leren.

826 p«w … g°noit(o) ên: hoe kan gebeuren…oÔn: signaleert dat de spreker ‘terzake komt’.nouyet°v ti tina: iemand iets op het hart drukken,adviseren (noËw, t¤yhmi); met kal«w: goed adviesgeven.

827 stel«: fut. bij st°llv, zie 821.¶sv: (naar) binnen, binnen in (tinow).¶molon: them. aor. bij bl≈skv (uit *ml≈-skv)gaan, komen.

828 t¤na stolÆn: sc. stele›w me.stolÆ, ≤: uitdossing, uitrusting, kleding (st°llv).yÆluw: vrouwelijk, vrouwen-.afid≈w, -oËw, ≤: schroom, respect, ontzag, schaamte.¶xei ti tina: iets bevangt/beheerst iemand, heeft ie-mand in zijn greep.

829 oÈk°ti: niet meer.yeatÆw, ı: toeschouwer (yeãv, bekijken).mainãw, -ãdow, ≤: maenade.prÒyumow: bereidwillig. e‰: zie 824.

830 stolÆ, ≤: zie 828.fπw: 2sg. ind. I van praes. fhm¤ zeggen, beweren.émfibãllv: (iets, ti) werpen om (iets anders, ti).xr«t(a): zie 821.

831 kÒmh, ≤: (hoofd)haar.s“: dat. sg. van het pronomen possessivum sÒw,jouw.krat¤: (*krãw, ı/≤), ktratÒw, krat¤, krçta, hoofd.tanaÒw: uitgestrekt, lang, adj. van 2 uitgangen(te¤nv).§kten« < §kten°v, ‘Attisch’ futurum bij §kte¤nv,uitspreiden (dus: figura etymologica).

832 deÊterow: tweede.sx∞ma, -atow, tÒ: vorm, gedaante, manier, wijze;sx∞ma stol∞w: manier van kleden, dracht.kÒsmow, ı: versiering, tooi, uitdossing.

52

Page 43: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Di. p°ploi podÆreiw: §p‹ kãr& d' ¶stai m¤tra. 833Pe. ∑ ka¤ ti prÚw to›sd' êllo prosyÆseiw §mo¤; 834Di. yÊrson ge xeir‹ ka‹ nebroË stiktÚn d°raw. 835Pe. oÈk ín duna¤mhn y∞lun §ndËnai stolÆn. 836Di. éll' aÂma yÆseiw sumbal∆n bãkxaiw mãxhn. 837Pe. Ùry«w: mole›n xrØ pr«ton efiw kataskopÆn. 838Di. sof≈teron goËn µ kako›w yhrçn kakã. 839Pe. ka‹ p«w di' êstevw e‰mi Kadme¤ouw lay≈n; 840Di. ıdoÁw §rÆmouw ‡men: §g∆ d' ≤gÆsomai. 841Pe. pçn kre›sson Àste mØ 'ggelçn bãkxaw §mo¤. 842

§ly∆n d' §w o‡kouw ìn dokª bouleÊsomai. 843Di. ¶jesti: pãnt˙ tÒ g' §mÚn eÈtrep¢w pãra. 844Pe. ste¤xoim' ên: µ går ˜pl' ¶xvn poreÊsomai 845

µ to›si so›si pe¤somai bouleÊmasin. 846

833 p°plow, ı: zie 821.podÆrhw: tot de voeten reikend, voetlang.kãr&: dat. van kãr a, hoofd.m¤tra, ≤: band, hier een hoofdband.

834 prÒw to›sd(e): bij, naast deze dingen, nog meer dandit.prost¤yhmi: erbij doen, toevoegen, vastmaken (aan,tini).

835 yÊrson ge xeir¤: sc. prosyÆsv.yÊrsow, ı: zie 25.nebrÒw, ≤: hert, hinde, ree.d°raw, tÒ: vel, huid.

836 oÈk ín duna¤mhn: ontkende potentialis.y∞luw: vrouwelijk, vrouwen-.§ndÊv: aantrekken.stolÆ, ≤: zie 828.

836A Tekst: Na 836 geeft de Suda (een Byzantijns lexi-con, lemma a3909) als extra vers êrrhn pefuk∆wka‹ g°nouw §j êrrenow – inhoudsloos en naar allewaarschijnlijkheid een interpolatie.

837 aÂma, -atow, tÒ: bloed.yÆseiw: zie 834; aÂma yÆseiw: je zult bloed maken,i.e. doen vloeien. Tekst: yÆs˙ ci. Blaydes.sumbãllv: lett. samenwerpensumbãllv mãxhn: de strijd aangaan (met, tini).

838 Ùry«w: adverbium bij ÙryÒw, recht, juist.mole›n: zie 827.pr«ton: eerst, als eerste.kataskopÆ, ≤: het bespioneren, bespieden, verken-ning (kataskÒpow spion, verkenner); efiw katak-opÆn: om te bespioneren, verkennen.

839 Construeer: sof≈teron goËn <§sti toËto> µ…goËn < ge + oÔn.yhrãv: jagen (op, ti/tina).

840 p«w: hoe?éstevw: gen. sg. van tÚ êstu, stad.e‰mi: ik zal gaan.lanyãnv: verborgen blijven (voor, tina).Kadme›oi, ofl: de Kadmeeërs, i.e. de Thebanen.

841 ‡men: 1pl. ind. I van e‰mi gaan (hier met ‘intern’ ob-ject). ıdÒw, ≤: weg.¶rhmow: eenzaam, verlaten.≤g°omai: leiden, voorgaan, de weg wijzen (aan, tini).

842 pçn kre›sson Àste mÆ: alles beter dan dat… (inf.).§ggelãv: uitlachen (iemand, tini).Tekst: 'ggelçn Pierson : gelçn P.

843 Het (enige) handschrift (P) geeft:Pe. §lyÒnt' §w o‡kouw ín dokª bouleÊsomai.Hiermee valt weinig aan te vangen; in iedergeval kan ín niet blijven staan en is de opeen-volging van dualis §lyÒnte en 1sg. bouleÊsomaiaanstootgevend. Voor het eerste probleem druk-ken de meeste editoren ìn dokª = ì ín dokª, dedingen die goed zullen toeschijnen, dat wat mij hetbeste lijkt).Verder is o.a. voorgesteld:

Murray: Pe. §ly∆n §w o‡kouw ìn dokª bouleÊsomaiRijksbaron: Di. §lyÒnt' §w o‡kouw…

Pe. µn dokª bouleÊsomaiDiggle: Di. §lyÒnt' §w o‡kouw <q7q Qq7q>

Pe. <Qq7q Q> ìn dokª bouleÊsomaibouleÊomai: zich beraden.§lyÒnt'/-∆n §w ≈ §selyÒnt'/-≈n, suppl.-aor. bij §s-°rxomai binnengaan.

844 ¶jesti: het is mogelijk, toegestaan.pãnt˙: adverbium (oorspronkelijk *pãnth),langs elke weg, op elke manier, hoe dan ook.eÈtrepÆw: klaar, gereed, beschikbaar. Tekst: eÈtrep¢w Canter : eÈprep¢w P.pãra = pãresti: het is aanwezig, voorhanden, mo-gelijk.

845 ste¤xv: gaan, komen; ste¤xoim(i) ên: dan ga ikmaar (naar binnen).˜pl(a): zie 789.poreÊsomai: op pad gaan, reizen (pÒrow).

846 to›si = to›w.pe¤yomai: gehoorzamen aan, luisteren naar (tini).bouleËma, -atow, tÒ: raad(geving), advies, voorstel.

53

Page 44: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Di. guna›kew, ènØr §w bÒlon kay¤statai, 848¥jei d¢ bãkxaw, o yan∆n d≈sei d¤khn. 847DiÒnuse, nËn sÚn ¶rgon: oÈ går e‰ prÒsv: 849teis≈mey' aÈtÒn. pr«ta d' ¶ksthson fren«n, 850§ne‹w §lafrån lÊssan, …w fron«n m¢n eÔ 851oÈ mØ yelÆs˙ y∞lun §ndËnai stolÆn, 852¶jv d' §laÊnvn toË frone›n §ndÊsetai. 853xrπzv d° nin g°lvta Yhba¤oiw Ùfle›n 854gunaikÒmorfon égÒmenon di' êstevw 855§k t«n épeil«n t«n pr¤n, aÂsi deinÚw ∑n. 856éll' e‰mi kÒsmon ˜nper efiw ÜAidou lab∆n 857êpeisi mhtrÚw §k xero›n katasfage¤w, 858Penye› prosãcvn: gn≈setai d¢ tÚn DiÚw 859DiÒnuson, ˘w p°fuken §n t°lei yeÒw 860deinÒtatow, ényr≈poisi d' ±pi≈tatow. 861

847/8 Naar Musgrave drukken alle moderne editorenvers 847 ná vers 848; de volgorde van het hand-schrift (P) is onzinnig.ènÆr < ı énÆr.bÒlow, ı: wat geworpen wordt (bãllv), hier net.kay¤stamai §w: gaan staan in, geraken in.¥jei: 3sg. ind. fut. bij ¥kv, gaan, komen (naar,acc.).o: waar (relativum).¶yanon: them. aor. bij ynÆskv, sterven.d¤khn d¤dvmi: zie 356, etc.

849 nÊn sÚn ¶rgon: sc. §sti. ¶rgon, tÒ: werk, taak.e‰: zie 824. prÒsv: vooruit, verder.

850 teis≈meya = 1pl. coni. bij aor. med. ¶teisamhn.Act. t¤nv boeten, straf ondergaan; med. t¤nomaistraffen, doen boeten (iemand, tina).pr«ta = pr«ton: eerst, adverbium.¶ksthson: 2sg. imper. aor. act. bij §j¤sthmi doenstaan buiten (tinow); hier met fren«n (als 33, etc.)gek maken (object Pentheus).

851 §ne¤w: ptc. aor. act. bij §n¤hmi sturen naar, erin stu-ren/doen gaan.§lafrÒw: licht, i.e. lichtzinnig en snel.lÊssa, ≤: razernij, waanzin, extase.m°n: correleert met 853 d°. eÔ fron°v: zie 96.

852 oÈ mÆ + futurum: er is geen kans dat, geen sprakevan dat, geen mogelijkheid dat…yelÆs˙: 3sg. ind. fut. bij y°lv.y∞lun … stolÆn: zie 828.§ndËnai: aantrekken.

853 ¶jv: buiten (iets, tinow).§laÊnv: drijven, rijden.tÚ frone›n: het verstandig, nadenkend zijn.Lett. Maar als hij buiten (de baan) van het verstandigdenken rijdt… (metafoor geïnspireerd door wa-genrennen).§ndÊsetai: zie 852.

854 xrπzv: willen, nodig vinden (dat, AcI).

nin: hier equivalent met aÈtÒn.g°lvw, -vtow,-vn, ı: gelach; vorm: zie 250.Ùfle›n: inf. van aor. Œflon bij Ùfliskãnv zichiets van iemand op de hals halen (t¤ tini) oplopen.

855 gunaikÒmorfow: in de mÒrfh van een gunÆ, i.e. invrouwengedaante, als vrouw.êstevw: gen. van tÚ êstu, stad.

856 épeilÆ, ≤: (be)dreiging, datgene waarvoor men bangis of waarmee men een ander bang maakt.pr¤n: tevoren, eerder, daarstraks, voordien.aÂsi: dat. pl. fem. van het pron. relativum, con-grueert met épeil«n.deinÚw efim¤: beducht zijn (voor, tini).

857 kÒsmow, ı: tooi, uitdossing.˜nper: precies die, dezelfde die.efiw ÜAidou: sc. d«ma, naar het huis van Hades, deHades.lambãnv, (ver)krijgen.

858 êpeimi: weggaan (e‰mi, gaan); êpeisi = 3sg. ind. I.Construeer: katasfage‹w §k xero›n mhtrÒw.katesfãghn: aor. pass. bij katasfãzv, vermoor-den, slachten. xero›n: gen. dualis bij ≤ xe¤r hand.

859 prosãptv: iets (ti) aan iemand (tini) vastmaken,i.e. iemand uitrusten met, voorzien van (objectkÒsmon, ˜nper ktl.). gn≈setai: 3sg. ind. fut. med. bij gign≈skv, lerenkennen.ı DiÒw: ‘die van Zeus’, i.e. de zoon van Zeus.

860 Tekst: ˘w P (Murray) : …w Jacobs (Diggle).p°fuka: (van nature) zijn, perf. bij fÊv (vgl. 656).De interpretatie van P’s §n t°lei (gehandhaafddoor Murray, Seaford) is omstreden (vandaarm°rei ci. Diggle), maar lijkt op Di.’s verwezenlij-king van de hem toegedachte goddelijke status teduiden. Zie verder Dodds, Seaford.

861 deinÒw: vreselijk, geducht, te duchten.≥piow: mild.

54

Page 45: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Xo. îr' §n pannux¤oiw xoro›w (strofe)yÆsv pot¢ leukÚn pÒd' énabakxeÊousa, d°ran efiw afiy°ra droserÚn =¤ptous', 865

…w nebrÚw xloera›w §mpa¤-zousa le¤makow ≤dona›w,

≤n¤k' ín foberån fÊg˙ yÆran ¶jv fulakçw eÈpl°ktvn Íp¢r érkÊvn, 870yv@ssvn d¢ kunag°taw sunte¤n˙ drãmhma kun«n: mÒxyoiw t' »kudrÒmoiw t' é°l-

laiw yr–skei ped¤on parapotãmion, ≤dom°na brot«n §rhm¤aiw skiaro- 875kÒmoiÒ t' ¶rnesin Ïlaw.

– t¤ tÚ sofÒn; µ t¤ tÚ kãllion parå ye«n g°raw §n broto›w µ xe›r' Íp¢r korufçw t«n §xyr«n kre¤ssv kat°xein; 880˜ ti kalÚn f¤lon ée¤.

ırmçtai mÒliw éll' ˜mvw (antistrofe)pistÒn <ti> tÚ ye›on sy°now: épeuyÊnei d¢ brot«n toÊw t' égnvmosÊnan tim«n- 885

taw ka‹ mØ tå ye«n aÎjon-taw sÁn mainom°n& dÒj&.

krupteÊousi d¢ poik¤lvw darÚn xrÒnou pÒda ka‹ yhr«sin tÚn êsepton. oÈ 890går kre›ssÒn pote t«n nÒmvn gign≈skein xrØ ka‹ meletçn. koÊfa går dapãna nom¤-

zein fisxÁn tÒd' ¶xein, ˜ ti pot' êra tÚ daimÒnion, tÒ t' §n xrÒnƒ makr“ nÒmimon 895ée‹ fÊsei te pefukÒw.

862-911 Derde stasimon877 tÚ (secundum) del. Paley.

kãllion Pcorr.1 : kãl***(*)*n P : kãlliston Sea-ford.

878/9 broto›w | µ P (Murray, Diggle) : broto›w; | ∑Blake (Seaford).

883 <ti> suppl. Nauck.

55

Page 46: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

– t¤ tÚ sofÒn; µ t¤ tÚ kãllion parå ye«n g°raw §n broto›w µ xe›r' Íp¢r korufçw t«n §xyr«n kre¤ssv kat°xein; 900˜ ti kalÚn f¤lon ée¤.

eÈda¤mvn m¢n ˘w §k yalãssaw ¶fuge xe›ma, lim°na d' ¶kixen: eÈda¤mvn d' ˘w Ïperye mÒxyvn §g°ney': •t°r& d' ßterow ßteron 905ˆlbƒ ka‹ dunãmei par∞lyen. mur¤ai d' ¶ti mur¤oiw efis‹n §lp¤dew: a„ m¢n 907/908teleut«sin §n ˆlbƒ broto›w, a„ d' ép°bhsan: tÚ d¢ kat' ∑mar ˜tƒ b¤otow 910eÈda¤mvn, makar¤zv.

Di. s¢ tÚn prÒyumon ˆny' ì mØ xre∆n ırçn 912speÊdontã t' éspoÊdasta, Peny°a l°gv, 913¶jiyi pãroiye dvmãtvn, ˆfyht¤ moi, 914skeuØn gunaikÚw mainãdow bãkxhw ¶xvn, 915mhtrÒw te t∞w s∞w ka‹ lÒxou katãskopow: 916pr°peiw d¢ Kãdmou yugat°rvn morfØn miò. 917

Pe. ka‹ mØn ırçn moi dÊo m¢n ≤l¤ouw dok«, 918dissåw d¢ YÆbaw ka‹ pÒlism' •ptãstomon: 919ka‹ taËrow ≤m›n prÒsyen ≤ge›syai doke›w 920

905 •t°r& Portus (Murray) : •t°ra P : ßtera Bothe(Diggle).

909 §n ˆlbƒ P (Murray, Diggle) : ênolboi Denniston: énÒlbvw Jackson.

912-76 Vierde epeisodion912 prÒyumow: graag willend, vol verlangen, bereid (te,

inf.).ˆny' < ˆnta. ì mØ xre≈n: sc. §sti (met inf.).ırçn: inf. van ırãv.

913 speÊdv: zich haasten, beijveren, nastreven, verlan-gen.éspoÊdastow: wat niet nagestreefd mag worden.l°gv: in deze contekst bedoelen.

914 ¶jeimi: naar buiten gaan/komen.pãroiye: voor (tinow). d«ma, tÒ: huis.ˆfyhti: 2sg. imper. van »Äfyhn, suppl.-aor. pass.bij ırãomai zich laten zien (aan, tini).

915 skeuÆ, ≤: uitrusting, uitdossing.mainãw, -ãdow, ≤: maenade.

916 lÒxow, ı: (1) een ‘special operation’, concreet i.h.algemeen een hinderlaag, dan wel (2) een ‘task

force’, legerafdeling, bende die zulke acties uitvoert,(3) zelden (minder pregnant) een niet-gewa-pende groep. De vertaling thiasos verhult de mili-taire connotaties van het woord, hier overduide-lijk zeer relevant.katãskopow: bespieder (van, tinow).

917 pr°pv: duidelijk zichtbaar zijn, lijken op, passen.morfÆ, ≤: vorm, gedaante, uiterlijk.Kãdmou yugat°rvn: te construeren met miò.miò: dat. fem. bij eÂw, één.

918 ırçn: zie 912.moi: te construeren met dok«, ik schijn mij toe (te,inf.), persoonlijke constructie (zie 920).¥liow, ı: zon.

919 dissÒw: dubbel, tweemaal.YÆbai, afl: Thebe (plurale tantum).pÒlisma, tÒ ≈ ≤ pÒliw stad.•ptãstomow: lett. met zeven monden (ßpta,stÒma); bedoeld zijn Thebe’s zeven poorten.

920 taËrow, ı: stier. prÒsyen: voor, van voren.≤g°omai: voorgaan, leiden (tini).doke›w: zie 918.

56

Page 47: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

ka‹ s“ k°rata krat‹ prospefuk°nai. 921éll' ∑ pot' ∑sya yÆr; tetaÊrvsai går oÔn. 922

Di. ı yeÚw ımarte›, prÒsyen Ãn oÈk eÈmenÆw, 923¶nspondow ≤m›n: nËn d' ıròw ì xrÆ s' ırçn. 924

Pe. t¤ fa¤nomai d∞t'; oÈx‹ tØn ÉInoËw stãsin 925µ tØn ÉAgaÊhw •stãnai, mhtrÒw g' §m∞w; 926

Di. aÈtåw §ke¤naw efisorçn dok« s' ır«n. 927éll' §j ßdraw soi plÒkamow §j°sthx' ˜de, 928oÈx …w §g≈ nin ÍpÚ m¤tr& kayÆrmosa. 929

Pe. ¶ndon prose¤vn aÈtÚn énase¤vn t' §g∆ 930ka‹ bakxiãzvn §j ßdraw mey≈rmisa. 931

Di. éll' aÈtÚn ≤me›w, oÂw se yerapeÊein m°lei, 932pãlin katasteloËmen: éll' ˆryou kãra. 933

Pe. fidoÊ, sÁ kÒsmei: so‹ går énake¤mesya dÆ. 934Di. z«na¤ t° soi xal«si koÈx •j∞w p°plvn 935

stol¤dew ÍpÚ sfuro›si te¤nousin s°yen. 936Pe. kémo‹ dokoËsi parã ge dejiÚn pÒda: 937

921 Constructie: de gedachtengang wordt voortge-zet in de AcI, alsof er in 920 niet jij schijnt maar mijschijnt (doke› moi, onpersoonlijke constructie)stond.k°raw, -atow, tÒ: horen. krat¤: zie 831.prospefuk°nai: inf. perf. bij prosfÊomai groeienop, aan, bij (tini).

922 ∑ pot(e) ∑sya (2sg. ind. II bij efim¤, zijn): was je danhiervoor…? yÆr, ı: (wild) beest.taurÒomai: stier worden, ‘verstieren’.

923 ımart°v: begeleiden, vergezellen.prÒsyen: zie 920, hier temporeel te interpreteren:tevoren, eerder. eÈm°nhw: welgezind (eÔ, tÚ m°now).

924 ¶nspondÒw tini: vallend onder een verbond(spondÆ), verbonden, gelieerd met.

925 fa¤nomai: toeschijnen.d∞t(a): partikel, vaak na t¤, als hier: wat/hoedan?ÉInoËw: gen. van ≤ ÉIn≈ (verbogen als ≤ Lht≈).stãsiw, ≤: substantivum bij ·stamai, hier stand,houding; stãsin is als acc. ‘interioris objecti’ teconstrueren met •stãnai, inf. perf. bij ·stamai(‘een stand staan’).

926 tØn ÉAgaÊhw: sc. stãsin.•stãnai: afhankelijk van 925 fa¤nomai.

927 aÈtåw §ke¤naw: precies diezelfde vrouwen (namelijkIno en Agaue). efisorãv: kijken naar.dok«: menen, denken, geloven.

928 ßdra, ≤: zitplaats, zetel, verblijfplaats.plÒkamow, ı: vlecht (pl°kv).§j°sthx' < §j°sthke, 3sg. perf. bij §j¤stamai vanzijn plaats gaan, verschuiven.

929 nin: hier equivalent met aÈtÒn (zie 930), verwi-jzend naar plÒkamow. m¤tra, ≤: (hoofd)band.kayarmÒzv: bevestigen (aan).

930 ¶ndon: binnen. prose¤v: naar voren schudden.énase¤v: terug, naar achteren schudden.

931 bakxiãzv: zich als een bakchant gedragen.ßdra, ≤: zie 928.meyorm¤zv: lett. op een ander ankerplaats leggen, el-ders voor anker leggen, i.e. van zijn plaats brengen.

932 yerapeÊv: iemand (tina) dienen, verzorgen (ıyerãpvn dienaar). m°lei moi: mij gaat ter harte, ik zorg voor, het is mijnopdracht, taak.

933 pãlin: terug, opnieuw, weer.katast°llv: ordenen, fatsoeneren.ˆryou: 2sg. imper. med. van ÙryÒv, oprichten,recht maken (ÙryÒw recht). kãra: hoofd.

934 fidoË: 2sg. imper. med. van aor. e‰don, idioma-tisch gebruikt: zie eens, kijk aan, zie zo, pak aan, zó!kosm°v: ordenen, in orde brengen.énake›mai: als het ware perf. pass. bij énat¤yhmi:afhankelijk zijn van, gewijd zijn aan.

935 z≈nh, ≤: gordel.xalãv: slap, los maken; intrans. slap worden, losraken. koÈx < ka‹ oÈk.•j∞w: op een rij, ordelijk.p°plow, ı: zie 821.

936 stol¤dew, afl: plooien.sfurÒn, tÒ: enkel.te¤nv: uitstrekken, hier intrans. zich uitstrekken,vallen.s°yen = soË.

937 kémo¤ < ka‹ §mo¤.dokoËsi: sc. ÍpÚ sfuro›si te¤nein of oÈx •j∞w sto-l¤dew te¤nein. parã: bij, in de buurt van (ti/tina).dejiÒw: van rechts, rechter-.

57

Page 48: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

tény°nde d' Ùry«w parå t°nont' ¶xei p°plow. 938Di. ∑ poÊ me t«n s«n pr«ton ≤gÆs˙ f¤lvn, 939

˜tan parå lÒgon s≈fronaw bãkxaw ‡d˙w. 940Pe. pÒtera d¢ yÊrson dejiò lab∆n xer‹ 941

µ tªde, bãkx˙ mçllon efikasyÆsomai; 942Di. §n dejiò xrØ xëma deji“ pod‹ 943

a‡rein nin: afin« d' ˜ti mey°sthkaw fren«n. 944Pe. îr' ín duna¤mhn tåw Kiyair«now ptuxåw 945

aÈta›si bãkxaiw to›w §mo›w »Ämoiw f°rein; 946Di. dÊnai' ên, efi boÊloio: tåw d¢ pr‹n fr°naw 947

oÈk e‰xew Ígie›w, nËn d' ¶xeiw o·aw se de›. 948Pe. moxloÁw f°rvmen; µ xero›n énaspãsv 949

korufa›w Ípobal∆n Œmon µ brax¤ona; 950Di. mØ sÊ ge tå Numf«n diol°s˙w fldrÊmata 951

ka‹ PanÚw ßdraw ¶ny' ¶xei sur¤gmata. 952Pe. kal«w ¶lejaw: oÈ sy°nei nikht°on 953

guna›kaw: §lãtaisin d' §mÚn krÊcv d°maw. 954

938 tény°nde < tå §ny°nde, van hier, aan deze kant.Ùry«w: adverbium bij ÙryÒw, recht, juist, correct.t°nvn, -ontow, ı: pees, zenuw, spier (hier de Achil-lespees).¶xei: is, verhoudt zich.

939 Construeer: ∑ pou me pr«ton ≤gÆs˙ t«n s«nf¤lvn.≤g°omai + 2 accusativi: iemand/iets houden voor,beschouwen als (≤gÆs˙: 2sg. coni. aor.)pr«ton: eerste, belangrijkste, congrueert met me.

940 ˜tan < ˜te + ên.parå lÒgon: tegen je inschatting, verwachting.s≈frvn, -onow: beheerst, verstandig.‡d˙w: 2sg. coni. bij aor. e‰don.

941 pÒtera (= pÒteron) … ≥…: leidt een tweeledigevraag in.dejiÒw: zie 937.xer¤: (poët.) dat. sg. bij ≤ xe¤r hand, arm.

942 tªde: sc. xe(i)r¤, de linker dus.mçllon: meer, liever.efikasyÆsomai: fut. bij efikãzomai, vergelijken, gelijkstellen, gissen.

943 dejiò: sc. xe(i)r¤.xrÆ: sc. §st‹ labe›n.xêma < ka‹ ëma.ëma: tegelijk (met, tini).

944 a‡rv: optillen.nin: hier equivalent met aÈtÒn (i.e. de thyrsos).afin°v: prijzen, goedkeuren, blij zijn.mey¤stamai: zich verplaatsen, vertrekken uit, losko-men van (tinow). Met fren«n wordt dus de gees-tesgesteldheid bedoeld die Pe. aanvankelijk had.De formulering is dubbelzinnig: Pe. kan eruithoren dat hij nú verstandig is, maar de woordenkunnen ook betekenen je hebt je verstand verloren.

945 duna¤mhn: 1sg. opt. van dÊnamai kunnen.ptuxÆ, ≤: vouw, vandaar: valei.

946 aÈta›si bãkxaiw: met bakchanten en al.Œmow, ı: schouder.

947 dÊnai' < dÊnaio, 2sg. opt bij dÊnamai (zie 945).boÊloio: 2sg. opt. van boÊlomai, willen.pr¤n: eerder, tevoren.

948 ÍgiÆw: gezond.Construeer: o·aw <fr°naw> de› se <¶xein>.

949 moxlÒw, ı: hefboom.f°rvmen: coni. ‘deliberativus’.xero›n: dat. dualis bij ≤ xe¤r hand, arm.énaspãsv: 1sg. coni. aor. act. bij énaspãvomhoogtrekken, optillen.

950 korufÆ, ≤: top.Ípobãllv: eronder werpen, hier (de schouder,Œmon) eronder zetten.brax¤vn, -onow, ı: (onder)arm.

951 NumfÆ, ≤: nimf.diol°s˙w: 3sg. coni. act. van aor. di≈lesa bij diÒl-lumi, geheel (di-) vernietigen.‡druma, tÒ: heiligdom, schrijn (fldrÊv).

952 Tekst: PanÚw Bodaeus : kapnÚw P. Pçn, -anÒw, ı: Pan.ßdra, ≤: zit-, verblijfplaats.¶ny(a): waar (relativum).sÊrigma, tÒ: het spelen op de sÊrigj, syrinxspel.

953 sy°now, tÒ: kracht, geweld.nikht°ow: overwinnelijk, te overwinnen, adjectivumverbale bij nikãv.

954 Tekst: §lãtaisi P (Murray) : Íp' §lãtaiw Diggle.§lãth, ≤: den, spar. krÊptv: verbergen (aor. ¶kruca), med. zich ver-bergen (aor. §krÊfyhn).d°maw, tÒ: lichaamsbouw (dom°v, dÒmow), gestalte.

58

Page 49: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Di. krÊc˙ sÁ krÊcin ¥n se krufy∞nai xre≈n, 955§lyÒnta dÒlion mainãdvn katãskopon. 956

Pe. ka‹ mØn dok« sfçw §n lÒxmaiw ˆrniyaw Õw 957l°ktrvn ¶xesyai filtãtoiw §n ßrkesin. 958

Di. oÈkoËn §p' aÈtÚ toËt' épost°ll˙ fÊlaj: 959lÆc˙ d' ‡svw sfçw, µn sÁ mØ lhfyªw pãrow. 960

Pe. kÒmize diå m°shw me Yhba¤aw xyonÒw: 961mÒnow går aÈt«n efim' énØr tolm«n tÒde. 962

Di. mÒnow sÁ pÒlevw t∞sd' Íperkãmneiw, mÒnow: 963toigãr s' ég«new énam°nousin oÓw §xr∞n. 964ßpou d°: pompÚw [d'] e‰m' §g∆ svtÆriow, 965ke›yen d' épãjei s' êllow.

Pe. ≤ tekoËsã ge. 966Di. §p¤shmon ˆnta pçsin. Pe. §p‹ tÒd' ¶rxomai. 967Di. ferÒmenow ¥jeiw …Pe. èbrÒtht' §mØn l°geiw. 968Di. §n xers‹ mhtrÒw.Pe. ka‹ trufçn m' énagkãseiw. 969Di. trufãw ge toiãsde.

955 krÊc˙, krufy∞nai: zie 954. krÊciw, ≤: lett. verberging; krÊcin: acc. ‘interiorisobjecti’ bij krÊc˙.xre≈n: sc. §sti, het is nodig, men moet.

956 §lyÒnta: correleert met 955 se.dÒliow: listig, bedrieglijk.mainãw, -ãdow, ≤: maenade.katãskopow, ı: be/verspieder, spion.

957 sfçw = aÈtãw.lÒxmh, ≤: bosje, struikgewas, leger (van een dier)(l°xow, loxeÊv).ˆrniw, -iyow, ≤: vogel.Àw: zoals, achtergeplaatst (= vooropgeplaatst…w).

958 l°ktrow, ı: bed, ligplaats.f¤ltatow: superlativus bij f¤low.ßrkow, tÒ: omheining, haag, net. Letterlijk: dat zij vastgehouden worden in de heer-lijke netten van het liefdesbed.

959 oÎkoun lijkt hier verkieslijk boven oÈkoËn: zieDiggle, Denniston Greek Particles 436. épost°llomai §p¤ ti: zichzelf uitsturen op.fÊlaj, ı: bewaker, (ver)hoeder.

960 lÆc˙: 2sg. ind. fut. med. bij lambãnv betrappen, tepakken krijgen; lhfyªw: 3sg. coni. van aor. pass.§lÆfyhn bij hetzelfde werkwoord.‡svw: misschien.sfçw: equivalent met aÈtaw, vgl. 957.≥n = §ãn = efi ên.pãrow: hier abs. ervoor, voordien, eerder.

961 kom¤zv: brengen, voeren.xy≈n, -onÒw, ≤: aarde, land.

962 mÒnow: alleen, als enige.aÈt«n: te construeren met mÒnow.tolmãv: durven.

963 pÒlevw: gen. sg. van ≤ pÒliw.Íperkãmnv tinow: zich inspannen voor.

964 toigãr: de bijdrage van de partikelcombinatiehier is te omschrijven met daarom dan ook.ég≈n, -«now, ı: krachtmeting, wedstrijd, test, be-proeving, rechtzaak. énam°nv: opwachten, te wachten staan.§xrÆn: het was nodig, verleden tijd bij xrÆ.

965 ßpou: 2sg. imper. van ßpomai volgen.pompÒw, ı: begeleider, gids (p°mpv).svtÆriow: reddend (s–zv, svtÆr).

966 ke›yen: daar vandaan, terug.épãgv: weg-, terugbrengen.¶tekon: them. aor. bij t¤ktv baren, voortbrengen.

967 §p¤shmow: opmerkelijk, opvallend, bekend (aan, tini);§p¤shmon ˆnta correleert met 966 s(e).¶rxomai §p¤ ti: ergens voor komen, op iets uit zijn.

968 f°romai: gebracht, gedragen worden.¥jv: fut. bij ¥kv, komen.èbrÒthw, ≤: weekheid, weelde, pracht, luxe, verwen-ning.

969 trufãv: verwend worden, toegeven aan luxe, badenin weelde.énagkãzv: dwingen.

970 trufÆ, ≤: verwenning.

59

Page 50: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Pe. éj¤vn m¢n ëptomai. 970Di. deinÚw sÁ deinÚw kép‹ de¤n' ¶rx˙ pãyh, 971

Àst' oÈran“ sthr¤zon eÍrÆseiw kl°ow. 972¶ktein', ÉAgaÊh, xe›raw a· y' ımÒsporoi 973Kãdmou yugat°rew: tÚn nean¤an êgv 974tÒnd' efiw ég«na m°gan, ı nikÆsvn d' §g∆ 975ka‹ BrÒmiow ¶stai. têlla d' aÈtÚ shmane›. 976

Xo. ‡te yoa‹ LÊssaw kÊnew ‡t' efiw ˆrow, (strofe)y¤ason ¶ny' ¶xousi Kãdmou kÒrai, énoistrÆsat° nin §p‹ tÚn §n gunaikom¤mƒ stolò 980luss≈dh katãskopon mainãdvn. mãthr pr«tã nin leurçw épÚ p°traw µ skÒlopow ˆcetai dokeÊonta, mainãsin d' épÊsei: T¤w ˜d' ÙreidrÒmvn 985mastØr Kadme¤vn §w ˆrow §w ˆrow ¶mol' ¶molen, Œ bãkxai; t¤w êra nin ¶teken; oÈ går §j a·matow

gunaik«n ¶fu, lea¤naw d° tinow ˜d' µ GorgÒnvn Libussçn g°now. 990

‡tv d¤ka fanerÒw, ‡tvjifhfÒrow foneÊou-

sa laim«n diampåj tÚn êyeon ênomon êdikon ÉEx¤onow 995gÒnon ghgen∞.

˘w éd¤kƒ gn≈m& paranÒmƒ t' Ùrgò (antistrofe)†per‹, Bãkxi', ˆrgia matrÒw te sçw†

toiÒsde: zulke, een dergelijke.êjiow: waard, verdien(en)d.ëptomai: (iets, tinow) vastpakken, te pakken krijgen,(in handen) krijgen (wat men wilde hebben).

971 deinÒw: geducht, te duchten.kép¤ < ka‹ §p¤. pãyow, tÒ: leed (pãsxv).

972 Àste: zodat. oÈranÒw, ı: hemel.sthr¤zv: rijzen tot, zo hoog zijn als, reiken tot (tini).eÍrÆseiw: 2sg. ind. fut. act. bij eÍr¤skv, vinden,treffen.kl°ow, tÒ: bekendheid, roem.

973 ¶kte¤nv: uitstrekken, uitspreiden.ımÒsporow: lett. tegelijk/samen gezaaid (ım- uit*sm, vgl. ımo›ow, ëma, Lat. semel; spe¤rv, zaaien),i.e. verwant.

974 nean¤aw, ı: (jonge) man.975 ég≈n, -«now, ı: zie 964.

nikÆsvn, ı: gesubstantiveerde nom. sg. masc.ptc. fut. act. bij nikãv.

976 ¶stai: let op het enkelvoud!têlla < tå êlla.shman°v: futurum bij shma¤nv.

977-1023 Vierde stasimon982 pr«tã nin P (Murray, diggle) : pr≈ta nin Din-

dorf : nin pr≈ta Headlam.983 µ skÒlopow P (Murray, †Diggle) : êskopow Borth-

wick.985 ÙreidrÒmvn mastØr Kadme¤vn Nauck : kadme¤vn

mastØr ÙreidrÒmvn P.989-91 ¶fu … ˜d' µ Hermann : ˜d' ¶fu … µ P.998 per‹ bãkxi' ˆrgia matrÒw te sçw P (contra me-

trum; crucibus Diggle) : per‹ <sã>, Bakxe, sçw t'ˆrgia mat°row Murray (in app. crit.) : per‹ <s°>,

60

Page 51: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

mane¤s& prap¤di parakÒpƒ te lÆmati st°lletai, 1000tén¤katon …w kratÆsvn b¤&, †gn≈man svfrÒna yãnatow éprofãsistow§w tå ye«n ¶fu: brote¤v t' ¶xein êlupow b¤ow. †tÚ sofÚn oÈ fyon« xa¤rv yhreÊou- 1005

sa, tå d' ßtera megãla fanerå t«n ée‹§p‹ tå kalå b¤on,†∑mar §w nÊkta t' eÈ-

agoËnt' eÈsebe›n, tå d' ¶jv nÒmima d¤kaw §kbalÒnta timçn yeoÊw. 1010

‡tv d¤ka fanerÒw, ‡tvjifhfÒrow foneÊou-

sa laim«n diampåj tÚn êyeon ênomon êdikon ÉEx¤onow 1115tÒkon ghgen∞.

fãnhyi taËrow µ polÊkranow fide›n (epode)drãkvn µ purifl°gvn ırçsyai l°vn.‡y', Œ Bãkxe, yhragreutò bakxçn 1020gel«nti pros≈pƒ per¤bale brÒxon yanãsimon Íp' ég°lan pesÒn-

ti tån mainãdvn.

AGGELOS ETEROSŒ d«m' ˘ pr¤n pot' eÈtÊxeiw én' ÑEllãda, 1024Sidvn¤ou g°rontow, ˘w tÚ ghgen¢w 1025drãkontow ¶speir' ˆfeow §n ga¤& y°row, 1026

Bãkxi', ˆrgia te sçw matrÚw Diggle (in app. crit.);aliter alii.

1002-7 De tekst van deze verzen is zeer problema-tisch; de vertaling van 1002-4 en 1008-10 isdaarom als tentatief te beschouwen en hetgeven van een vertaling van 1005-7 leek in hetgeheel niet zinvol.

1005 oÈ fyon« kair“ yhreÊousi Diggle, Willink(fyon« Heath; kair“ yhreÊousi Musgrave).

1016 tÒkon P (Murray) : gÒnon Elmsley (coll. 996; Diggle).

1020 yhragreutò Dindorf (Murray) : yhragr≈ta P :yØr égreutò Kopff (Diggle).

1020-1 gel«nti pros≈pƒ P (Murray) : pros≈pƒgel«nti Murray (in apparatu; Diggle).

1022 yanãsimon Íp' Bruhn (Murray, Diggle) :§p‹ yanãsimon P.

1024-1152 Vijfde epeisodion1024 d≈ma, tÒ: huis, familie. pr¤n pot(e): vroeger

ooit.eÈtux°v: gelukkig zijn, voorspoed kennen (eÔ,tÊxh).én' ÑEllãda: verspreid over Griekenland, i.e. inheel Griekenland, overal in Griekenland.

1025/6 Del. Middendorf, iniuria: vid. Dodds (ctr. Dig-gle).Sidvn¤ou g°rontow: de oude man uit Sidon,zijnde Kadmos (te construeren met 1024 d«ma). ghgenÆw: aardgeboren, uit de aarde ontstaan (gÆ,g¤gnomai, g°now); tÚ ghgen°w is te construerenmet y°row.drãkvn, -ontow, ı: slang, draak.spe¤rv: zaaien. ˆfiw, -eow: slang.y°row, -eow, tÒ: oogst, gewas.

61

Page 52: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Àw se stenãzv, doËlow Ãn m°n, éll' ˜mvw 1027[xrhsto›si doÊloiw sumforå tå despot«n.] 1028

Xo. t¤ d' ¶stin; §k bakx«n ti mhnÊeiw n°on; 1029Ag. PenyeÁw ˆlvlen, pa›w ÉEx¤onow patrÒw. 1030Xo. Œnaj BrÒmie, yeÚw fa¤n˙ m°gaw. 1031Ag. p«w fπw; t¤ toËt' ¶lejaw; ∑ 'p‹ to›w §mo›w 1032

xa¤reiw kak«w prãssousi despÒtaiw, gÊnai; 1033Xo. eÈãzv j°na m°lesi barbãroiw: 1034

oÈk°ti går desm«n ÍpÚ fÒbƒ ptÆssv. 1035Ag. YÆbaw d' énãndrouw œd' êgeiw <Qq7q> 1036

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Xo. ı DiÒnusow ı DiÒnusow, oÈ Y∞bai 1037

krãtow ¶xous' §mÒn. 1038Ag. suggnvstå m°n soi, plØn §p' §jeirgasm°noiw 1039

kako›si xa¤rein, Œ guna›kew, oÈ kalÒn. 1040Xo. ¶nnep° moi, frãson, t¤ni mÒrƒ ynπskei 1041

êdikow êdikã t' §kpor¤zvn énÆr; 1042Ag. §pe‹ yerãpnaw t∞sde Yhba¤aw xyonÚw 1043

lipÒntew §j°bhmen ÉAsvpoË =oãw, 1044

1027 Àw: …w met woordgroepsaccent (vóór encliti-cum).stenãzv: beklagen, bejammeren.ım«w: toch.

1028 Een schoolmeesterachtige, moralistische expli-catie van de inhoud het vorige vers, hoogst-waarschijnlijk geïnterpoleerd (delevit Dobree,approb. Murray, Diggle).xrhstÒw: nuttig, bruikbaar (xrãomai).sumforã, ≤: lot. despÒthw, ı: meester.

1029 ti: te construeren met n°on (waarvoor zie 213).mhnÊv: berichten.

1030 ˆlvla: perf. bij ˆllumai, omkomen.1031 Œnaj < Œ ênaj; ênaj, -aktow, ı: heer, meester.

fa¤nomai: zich (be)tonen, zich manifesteren.1032 p«w: hoe?

fªw: 2sg. ind. I van fhm¤, zeggen, beweren.1032 ∑ 'p¤ < ∑ §p¤, aphairesis.1033 xa¤rv: zich verheugen, blij zijn (over/om, tini).

prãssv: doen, maken; kak«w/eÔ prãssv: het slecht/goed maken, erslecht/ goed aan toe zijn. despÒthw, ı: zie1028.gÊnai: vocativus bij ≤ gunÆ, gunaikÒw.

1034 eÈãzv: eÈa roepen (bakchische cultuskreet).j°na: vreemde dingen, d.w.z. in een vreemdetaal.m°low, tÒ: lied.

1035 oÈk°ti: niet meer.desmÒw, ı: band, boei.fÒbow, ı: angst, vrees (voor, tinow).ptÆssv: wegduiken, zich verschuilen, bang zijn.

1036(A) Vers 1037 sluit inhoudelijk zo slecht aan op

1036 dat Murray en Diggle met Seidler aanne-men dat er meer uitgevallen is dan het in iedergeval ontbrekende laatste metron van 1036. Devertaling is exempli gratia.Y∞bai, afl: Thebe, plurale tantum.ênandrow: zonder (én-) mannen (êndrew).œde: zó. êgv met 2 accusativi: iets/iemandhouden voor, beschouwen als.

1037 ı DiÒnusow ı DiÒnusow P (Murray, Diggle)ı DiÒnusow ı diÒgonow Murray (in apparatu)ı DiÒnusow ı DiÚw gÒnow Dodds (comm.)

1038 krãtow, tÒ: kracht, macht.¶xous(i): correleert met het laatste lid, Y∞bai,niet met DiÒnusow.

1039 suggnvstÒw: vergeeflijk, te vergeven (aan, tini),adjectivum verbale bij suggign≈skv, vergeven.plÆn: behalve, alleen niet, maar niet.§jeirgasm°na: voldongen feiten, wat gebeurd, ge-schied is, acc. pl. ntr. ptc. perf. med. bij §jer-gãzv, volbrengen, volvoeren.

1040 xa¤rv: zie 1033. oÈ kalÒn: sc. §sti.1041 §nn°pv: vertellen. frãzv: verklaren, uitdui-

den.t¤ni mÒrƒ: door welk lot, i.e. hoe, op welke manier.ynπskv: sterven, omkomen.

1042 êdikow: (handelend) in strijd met d¤kh, de goedeorde (‘the way it should be’).§kpor¤zv: verzinnen, beramen (pÒrow).

1043 yerãpnh, ≤: ‘bebouwde kom’, bebouwing; zie ookDodds).

1044 §j°bhn: √aor. bij §kba¤nv, gaan uit, verlaten.ÉAsvpÒw, ı: Asopos, rivier bij Thebe.=oÆ, ≤: stroom (=°v, stromen).

62

Page 53: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

l°paw Kiyair≈neion efisebãllomen 1045PenyeÊw te kég≈ – despÒt˙ går eflpÒmhn – 1046j°now y' ˘w ≤m›n pompÚw ∑n yevr¤aw. 1047pr«ton m¢n oÔn poihrÚn ·zomen nãpow, 1048tã t' §k pod«n sighlå ka‹ gl≈sshw êpo 1049s–zontew, …w ır“men oÈx ır≈menoi. 1050∑n d' êgkow émf¤krhmnon, Ïdasi diãbroxon, 1051peÊkaisi suskiãzon, ¶nya mainãdew 1052kay∞nt' ¶xousai xe›raw §n terpno›w pÒnoiw. 1053a„ m¢n går aÈt«n yÊrson §kleloipÒta 1054kiss“ komÆthn aÔyiw §jan°stefon, 1055a„ d', §klipoËsai poik¤l' …w p«loi zugã, 1056bakxe›on ént°klazon éllÆlaiw m°low. 1057PenyeÁw d' ı tlÆmvn y∞lun oÈx ır«n ˆxlon 1058¶leje toiãd': âV j°n', o m¢n ßstamen, 1059oÈk §jiknoËmai mainãdvn ˆssoiw nÒyvn: 1060ˆxyvn d' ¶p', émbåw §w §lãthn ÍcaÊxena, 1061

1045 l°paw, tÒ: rots. Kiyair≈neiow: van de Kithairon.efisbãllv: binnenvallen, binnendringen.

1046 kég≈ < ka‹ §g≈. despÒthw, ı: heer, meester.ßpomai: volgen (iemand, tini).

1047 pompÒw, ı: begeleider, gids.yevr¤a, ≤: het (be)kijken (yeãv).

1048 Tekst: poihrÚn ed. Aldina (Murray, Diggle) :]hron P5 : pikrÚn P : xlohrÚn Chr.Pat. 676. De corruptie is palaeografisch goed te begrij-pen: POIHRON (evt. > PIHRON, iotacisme) > PIK-

RON. poihrÒw: grazig, grasrijk (≤ pÒa, pÒh, po¤h).·zv: gaan zitten, positie kiezen.nãpow, tÒ: dal.

1049 sighlÒw: zwijgend, stil.gl≈ssh, ≤: tong.êpo: anastrofe.

1050 s–zv: bewaren, (verhoeden), redden.ır“men: 1pl. opt. van praes. ırãv.

1051 êgkow, tÒ: buiging, holte, dal.émf¤krhmnow: met rotsen (krhmno¤) rondom(émf¤).Ïdvr, -atow, tÒ: water.diãbroxow: nat, vochtig.

1052 peÊkh, ≤: pijnboom.suskiãzv: schaduw geven.

1053 kay∞mai: zitten; kay∞nt' < kay∞nto (3pl. ind.II).terpnÒw: aangenaam, plezierig.pÒnow, ı: inspanning, werk.

1054 §kleloipÒta: acc. sg. masc. van ptc. perf. §kle-loip≈w bij §kle¤pv, hier intrans. het begeven,ophouden (trans. verlaten, zich onttrekken aan).

1055 kissÒw, ı: klimop; de dativus is te construerenmet komÆthn.komÆthw: adjectivum bij ≤ kÒmh (bij levende we-zens:) (hoofd)haar, (bij een plant, zoals hier:) loof;i.e. voorzien van loof, groen, bladeren.aÔyiw: opnieuw, weer.§janast°fv: opnieuw (éna-) geheel (§j-) bekran-sen (st°fv).

1056 §kl¤poËsai: zie 1054.poik¤low: bont(gevlekt), gevarieerd, velerlei.p«low, ı/≤: veulen. zugÒn, tÒ: juk(zeÊgnumi).

1057 bakxe›ow: bakchisch, bakchanten-.ént°klazon éllÆlaiw: zij deden in beurtzangweerklinken. m°low, tÒ: lied.

1058 tlÆmvn, -onow: ongelukkig.y∞luw: vrouwelijk, vrouwen-.ˆxlow, ı: massa, menigte.

1059 toiãde: zulke dingen, i.e. het volgende.o: waar (relativum).ßstamen: 1pl. ind. I. perf. bij ·stamai.

1060 Tekst: (1) mainãdvn … nÒyvn P (Murray) :maniãdvn … nÒsvn Jackson, Diggle; (2) ˆssoiwCanter (Murray, Diggle) : ˜soi P.§jikn°omai: (helemaal, §j-) bereiken.mainãw, -ãdow, ≤: maenade.ˆsse, t≈: ogen (dualis). nÒyow: onecht, bastaard, ontaard.

1061 ˆxyow: verhoging, steile oever, wand.¶p(i): in anastrofe.émbãw = énabãw: nom. sg. masc. ptc. aor. act.bij énaba¤nv, omhoog gaan, klimmen (in, §w).§lãth, ≤: den, spar.ÍcaÊxhn, -enow: met een hoge hals, i.e. lange stam.

63

Page 54: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

‡doim' ín Ùry«w mainãdvn afisxrourg¤an. 1062toÈnteËyen ≥dh toË j°nou <tÚ> yaËm' ır«: 1063lab∆n går §lãthw oÈrãnion êkron klãdon 1064kat∞gen, ∑gen, ∑gen §w m°lan p°don: 1065kukloËto d' Àste tÒjon µ kurtÚw troxÚw 1066tÒrnƒ grafÒmenow periforån •lk°dromon: 1067Õw kl«n' ˆreion ı j°now xero›n êgvn 1068¶kampten §w g∞n, ¶rgmat' oÈx‹ ynhtå dr«n. 1069Peny°a d' fldrÊsaw §lat¤nvn ˆzvn ¶pi, 1070ÙryÚn mey¤ei diå xer«n blãsthm' ênv 1071étr°ma, fulãssvn mØ énaxait¤sei° nin, 1072ÙryØ d' §w ÙryÚn afiy°r' §sthr¤zeto, 1073¶xousa n≈toiw despÒthn §fÆmenon: 1074»Äfyh d¢ mçllon µ kate›de mainãdaw: 1075˜son går oÎpv d∞low ∑n yãssvn ênv. 1076ka‹ tÚn j°non m¢n oÈk°t' efisorçn par∞n, 1077

1062 ‡doim(i) ên: potentialis.ÙryÒw: recht, juist (vgl. Duits recht, richtig).afisxrourg¤a, ≤: schandelijk gedrag (uit *afisxro-erg¤a; afisxrÒw, ¶rgon, §rgãzv).

1063 Tekst: <tÚ> yaËm' Murray : ti yaËm' P2 : yaËm' P: yaumãsy' Nauck (Diggle) : yaËm' efis- Dal-meyda. toÈnteËyen < tÚ §nteËyen: adver-biale uitdrukking, vanaf dat punt.≥dh: eindelijk, tenslotte. yaËma, -atow, tÒ: won-der.

1064 oÈrãniow: adjectivum bij ı oÈranÒw, in dezecontekst: tot in de ouranos reikend, i.e. hemelhoog.êkrow: uiterste, hoogste. klãdow, ı: tak, twijg.

1065 kat∞gen, ∑gen, ∑gen: bij herhaling van een com-positum wordt het preverbium vaak niet mee-herhaald; zie ook 1068.katãgv: naar beneden brengen, i.e. omlaag bui-gen.m°law: donker, zwart.p°don, tÒ: bodem, grond (‘donkere aarde’ is eenepische collocatie).

1066/7 De overgeleverde tekst is zeer problematisch.Voor een overzicht van de voorgestelde inter-pretaties zie Rijksbaron ad loc.

1066 kukl°omai: intr. cirkelen, tot een cirkel worden,buigen.Àste: zoals.tÒjon, tÒ: boog.kurtÒw: gebogen, gerond.troxÒw, ı: dat wat tr°xei (loopt, rolt), concreeteen wiel.

1067 tornÒw, ı: passer.grãfomai: gekerfd, gemarkeerd, getrokken worden.periforã, ≤: omwenteling, omtrek (per¤, f°rv).•lk°dromow: ?? Tekst: •lk°dromon Scaliger (Mur-ray, Seaford) : ßlkei drÒmon P : •likodrÒmonReiske (Diggle).

1068 Àw = oÏtvw, correlerend met 1066 Àste: zoals… zó… kl≈n, -vnÒw, ı: tak, stam.ˆreiow: berg-, adjectivum bij tÚ ˆrow.xero›n: dat. dualis bij ≤ xe¤r hand, arm.êgvn: equivalent met katãgvn: zie 1065.

1069 kãmptv: buigen.g∞, ≤: aarde, grond.¶rgmata, tã ≈ ¶rga. oÈx¤ = oÈ(k).ynhtÒw: sterfelijk. drãv: doen.

1070 fldrÊv: installeren, etableren, doen zitten.§lãtinow: adjectivum bij ≤ §lãth, den, spar.ˆzow, ı: tak.

1071 ÙryÒw: zie 1062; hier ‘proleptisch’ te interprete-ren: de boom is pas ÙryÒw nadat de beschrevenhandeling is volvoerd.mey¤hmi: laten gaan.blãsthma, tÒ: loot, tak.ênv: omhoog, naar boven.

1072 étr°ma: adverbium, zonder trillen (a-privans,trÒmow, tr°mv), rustig.fulãssv mÆ: oppassen dat niet.énaxait¤zv: lett. (als) haar in de lucht gooien.nin: hier equivalent met aÈtÒn, sc. Pentheus.

1073 ÙryÆ: zie 1062, 1071.sthr¤zv: trans. vastzetten (vgl. 1083).

1074 n«tow, ı: rug.¶fhmai: zitten op (tini).

1075 »Äfyhn: suppletief-aor. pass. bij ırãomai, gezienworden.mçllon: veeleer, meer, liever (dan, ≥).kate›don: beneden zien.

1076 ˜son oÎpv: idiomatisch, lett. ‘zoveel als nogniet’, d.w.z. (hij was) nog niet (zichtbaar), of…d∞low: duidelijk, zichtbaar.yãssv: zitten. ênv: boven.

1077 Constructie: oÈ par∞n efisorçn hij was niet meerte zien.

64

Page 55: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

§k d' afiy°row fvnÆ tiw, …w m¢n efikãsai 1078DiÒnusow, énebÒhsen: âV neãnidew, 1079êgv tÚn Ímçw kém¢ témã t' ˆrgia 1080g°lvn tiy°menon: éllå timvre›sy° nin. 1081ka‹ taËy' ëm' ±gÒreue ka‹ prÚw oÈranÚn 1082ka‹ ga›an §stÆrije f«w semnoË purÒw. 1083s¤ghse d' afiyÆr, s›ga d' Ïlimow nãph 1084fÊll' e‰xe, yhr«n d' oÈk ín ≥kousaw boÆn. 1085a„ d' »s‹n ±xØn oÈ saf«w dedegm°nai 1086¶sthsan Ùrya‹ ka‹ diÆnegkan kÒraw. 1087˘ d' aÔyiw §pek°leusen: …w d' §gn≈risan 1088saf∞ keleusmÚn Bakx¤ou Kãdmou kÒrai, 1089¬jan pele¤aw »kÊtht' oÈx ¥ssonew 1090pod«n tr°xousai suntÒnoiw dramÆmasi, 1091mÆthr ÉAgaÊh sÊggono¤ y' ımÒsporoi 1092pçsa¤ te bãkxai: diå d¢ xeimãrrou nãphw 1093

1078/9 fvnÆ, ≤: stem.…w t/m DiÒnusow: tussenwerping.efikãzv: gissen, vermoeden; …w efikãsai: vermoe-delijk (inf. aor.).énaboãv: (op)roepen.neãniw, -idow, ≤: (jonge) vrouw (vgl. ı nean¤aw).

1080/1 De ptc.-frase tÚn t/m tiy°menon is in zijn geheelobject bij êgv, binnen deze frase zijn alle accu-sativi te construeren met tiy°menon (t¤yhmi +dubbele accusativus: iets maken tot).kéme témã t' < ka‹ §m¢ tå §mã te.ˆrgia, tã: orgiën, riten, cultus.g°lvw, -vtow, ı: gelach.timvr°oma¤ tina: zich wreken op, straffen (timv-r¤a).

1082 De vertaling van is vanaf 1082 in hoge mateschatplichtig aan Hupperts en Lakwijk (Bulk-boek ’89), wier vertaling veelal integraal of metkleine adaptaties is overgenomen. ëma … ka¤: tegelijkertijd … en…, i.e. nog niet…of… égoreÊv: spreken, zeggen.

1083 Tekst: semnoË P CP (Murray, Diggle) : semnÚnP7 (et iam ci. Blaydes).sthr¤zv: intrans. zich vastzetten, in deze con-tekst zich oprichten, omhoog rijzen.f«w, tÒ: licht.semnÒw: gewijd, heilig.

1084 Tekst: Ïlimow Hartung collato Chr. Pat. 2260(Murray, Diggle) : eÎleimow P.sigãv: zwijgen, stil zijn.s›g≠a: adverbium, zwijgend, stil.Ïlimow: bebost, bosrijk (≤ Ïlh). nãph, ≤: dal,valei.

1085 Tekst: boÆn P : bromon P7 : cÒfon Chr.Pat.2261.fÊllon, tÒ: blad.yÆr, -rÒw, tÒ: (wild) beest.ín ≥kousaw: irrealis.

boÆ, ≤: geroep, geschreeuw, gebrul, kreet.1086 oÔw, »tÒw, tÒ: oor.

±xÆ, ≤: geluid, geschreeuw.saf«w: adverbium bij safÆw, duidelijk.dedegm°nai: nom. pl. fem. ptc. perf. (med.) bijd°xomai ontvangen, accepteren, opvangen.

1087 ¶sthsan: 3pl. ind. van √aor. ¶sthn bij ·stamai.diÆnegkan: 3pl. van diÆnegka (of -on), supple-tief-aor. bij diaf°rv, in deze contekst: op enneer, van links naar rechts laten gaan.kÒrh, ≤: pupil (contrasteer 1089). Tekst: kÒraw P: kara P7 : sim. kãraw Chr.Pat.673.

1088 aÔyiw: opnieuw, weer.§pikeleÊv: oproepen, een oproep doen.gnvr¤zv: herkennen.

1089 saf∞: zie 1086.keleusmÒw, ı: oproep, bevel.

1090 ¬jan: 3pl. ind. aor. act. bij a‡ssv, snellen.pele¤a, ≤: duif.»kÊthw, -htow, ≤: snelheid (acc. ‘respectus’).¥ssvn: minder, geringer.

1091/2 Deze verzen missen in de papyrus voor dezepassage (P7) en worden daarom door Diggletussen vierkante haken geplaatst. De aanslui-ting van 1093 op 1090 is echter niet naadloos enhet lijkt dan ook waarschijnlijker dat de papyrushier fout zit (omissie), niet het handschrift (in-terpolatie).pod≈n: te construeren met suntÒnoiw dramÆ-masi.sÊntonow: ingespannen, krachtig.drãmhma, -atow, tÒ: geren (drom°v, drÒmow).sÊggonow (ı/≤): van dezelfde geboorte, verwant,subst. broeder, zuster (sun-g¤gnomai).ımÒsporow: zie 973.

1093 xeimãrrouw: met gezwollen, woeste stroom.nãph, ≤: dal.

65

Page 56: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

égm«n t' §pÆdvn yeoË pnoa›sin §mmane›w. 1094…w d' e‰don §lãt˙ despÒthn §fÆmenon, 1095pr«ton m¢n aÈtoË xermãdaw krataibÒlouw 1096¶rripton, ént¤purgon §pibçsai p°tran, 1097ˆzois¤ t' §lat¤noisin ±kont¤zeto. 1098êllai d¢ yÊrsouw ·esan di' afiy°row 1099Peny°vw, stÒxon dÊsthnon: éll' oÈk ≥nuton. 1100kre›sson går Ïcow t∞w proyum¤aw ¶xvn 1101kay∞sy' ı tlÆmvn, épor¤& lelhmm°now. 1102t°low d¢ dru˝nouw sugkeraunoËsai klãdouw 1103=¤zaw énespãrasson ésidÆroiw moxlo›w. 1104§pe‹ d¢ mÒxyvn t°rmat' oÈk §jÆnuton, 1105¶lej' ÉAgaÊh: F°re, peristçsai kÊklƒ 1106ptÒryou lãbesye, mainãdew, tÚn émbãthn 1107y∞r' …w ßlvmen, mhd' épagge¤l˙ yeoË 1108xoroÁw krufa¤ouw. a„ d¢ mur¤an x°ra 1109

1094 égmÒw, ı: steile rots.phdãv: springen.pnoÆ, ≤: blazen (bij pn°v): adem, inspiratie, wind.§mmãnhw: in extase, bezeten (§n, ma¤nomai, ≤man¤a).

1095 §lãth, ≤: spar, den.despÒthw, ı: meester, heer.¶fhmai: zitten in/op (tini).

1096 aÈtoË: naar hem, op hem af. Bij werkwoordendie een snelle beweging, een streven of een ver-langen uitdrukken, staat vaak het doel in de ge-nitivus (Kühner-Gerth §416.4); vgl. 1100.xermãw, -ãdow: kei. krata¤bolow: met kracht (krãtow) geworpen(bãllv).

1097 =¤ptv: werpen, gooien.ént¤purgow: hoog als een toren, wellicht ook metde suggestie van oppositie (tegenovergelegen,ént¤).§piba¤nv: op-gaan, klimmen op.p°tra, ≤: rots, steen.

1098 ˆzow, ı: tak.§lãtinow: adj. bij ≤ §lãth.ékont¤zv: bestoken (met speren); wisseling vansubject (> Pentheus): hij werd bestookt.

1100 Peny°vw: te construeren met ·esan, zie 1096.stÒxow, ı: het richten, mikken.dÊsthnow: ongelukkig, ellendig.énÊtv: succes hebben, doel treffen.

1101 kre›sson: sterker, groter (dan, tinow).Ïcow, tÒ: hoogte.proyum¤a, ≤: aandrang, enthousiasme, ijver.

1102 kãyhmai: zitten.tlÆmvn (ı): ongelukkig(e) (die te lijden, verdurenheeft, tlãv).épor¤a, ≤: helpeloosheid, geen uitweg, oplossing

(pÒrow) hebben.lelhmm°now: ptc. perf. med. bij lambãnv.

1103 Tekst: (1) dru˝nouw … klãdouw P7P (Murray) :dru˝noiw … klãdoiw Hartung (Diggle); (2) sun-keraunoËsai P7P (Murray, Seaford) : sun-triainoËsai Pierson (Diggle).t°low: tenslotte, adverbiale acc. bij tÚ t°low,einde.drÊinow: eiken-, adjectivum bij ≤ drËw.sugkeraunÒv: met bliksem doden, hier metaf. alsmet bliksem.klãdow, ı: tak.

1104 Tekst: post hunc versum bakxai ta penyevwhabet P7 (de sequentibus non liquitur).=¤zh, ≤: wortel.énasparãssv: losrukken (omhoog, uit de grond,énã).és¤dhrow: zonder ijzer, niet van ijzer gemaakt.moxlÒw, ı: hefboom, nl. de takken uit 1103.

1105 mÒxyow, ı: moeite, inspanning, ellende (≈ pÒnow);woordspel met 1104 moxlo›w.t°rma, tÒ: grens, doel, einde.§jÆnutow: cf. 1100.

1106 f°re: 2sg. imper. van f°rv, idiomatisch ge-bruikt: kom, …kÊklƒ: in een cirkel.

1107 ptÒryow, ı: tak, stam.émbãthw: (om)hoog(geklommen) (énaba¤nv).

1108 yÆr, ı: beest.ßlvmen: 1pl. coni. van eÂlon, suppletief-aor. bijaflr°v, pakken, grijpen, nemen.(mhd') épagge¤l˙: 3sg. coni. (afhankelijk van…w) aor. act. bij épagg°llv, berichten, melden,verraden.

1109 krÊfaiow: geheim, verborgen, heimelijk.mur¤ow: ontelbaar.

66

Page 57: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

pros°yesan §lãt˙ kéjan°spasan xyonÒw: 1110ÍcoË d¢ yãssvn ÍcÒyen xamairifØw 1111p¤ptei prÚw oÔdaw mur¤oiw ofim≈gmasin 1112PenyeÊw: kakoË går §ggÁw Ãn §mãnyanen. 1113pr≈th d¢ mÆthr ∑rjen fler°a fÒnou 1114ka‹ prosp¤tnei nin: ˘ d¢ m¤tran kÒmhw êpo 1115¶rricen, Àw nin gnvr¤sasa mØ ktãnoi 1116tlÆmvn ÉAgaÊh, ka‹ l°gei, parh¤dow 1117caÊvn: ÉEg≈ toi, m∞ter, efim¤, pa›w s°yen 1118PenyeÊw, ˘n ¶tekew §n dÒmoiw ÉEx¤onow: 1119o‡ktire d' Œ m∞t°r me, mhd¢ ta›w §ma›w 1120èmart¤aisi pa›da sÚn kataktãn˙w. 1121∂ d' éfrÚn §jie›sa ka‹ diastrÒfouw 1122kÒraw •l¤ssous', oÈ fronoËs' ì xrØ frone›n, 1123§k Bakx¤ou kate¤xet', oÈd' ¶peiy° nin. 1124laboËsa d' »l°nhw éristerån x°ra, 1125pleura›sin éntibçsa toË dusda¤monow 1126épespãrajen Œmon, oÈx ÍpÚ sy°nouw, 1127éll' ı yeÚw eÈmãreian §ped¤dou xero›n: 1128

1110 prost¤yhmi: plaatsen, leggen op/bij (tini).§janaspãv: zie 1104. xy≈n, xyonÒw, ≤: grond, land.

1111 ÍcoË: hoog, adverbium.yãssv: zitten.ÍcÒyen: van boven, adverbium.xamairifÆw: op de grond geworpen (xãmai,adv. op de grond; =¤ptv, werpen). Tekst: xamairifØw Murray (collato Chr.Pat.1430; Diggle) : xamaipetØw P.

1112 oÔdaw, tÒ: grond, bodem.o‡mvgma, tÒ: gejammer, gekreun.

1113 ¶gguw: dichtbij (iets, iemand, tinow).manyãnv: leren, inzien (hier met ptc.-construc-tie).

1114 ∑rjen: 3sg. ind. aor. act. bij êrxv, de eerste zijn(van/met iets, tinow).fler°a, ≤: priesteres.fÒnow, ı: bloed, moord.

1115 prosp¤tnv = prosp¤ptv: zich storten op (tina).nin: hier equivalent met aÈtÒn.m¤tra, ≤: (hoofd)band.kÒmh, ≤: (hoofd)haar.

1116 =¤ptv: werpen; te construeren met kÒmhw êpo.gnvr¤zv: herkennen.¶ktanon: them. aor. bij kte¤nv, doden.

1117 tlÆmvn: zie 1102.parh¤w, -¤dow, ≤: wang.

1118 caÊv: aanraken (iets, iemand, tinow).toi: partikel, ‘betrekt’ de hoorder bij het ge-zegde.s°yen: equivalent met gen. soË.

1119 t¤ktv: baren, voortbrengen.dÒmow, ı: huis.

1120 ofikt(e)¤rv: medelijden hebben met (tina).1121 èmart¤a, ≤: vergissing, fout.

kat°ktanon: zie 1116.1122 éfrÒw, ı: schuim.

§jie›sa: nom. sg. fem. ptc. praes. act. van §j¤hmi,lett. zenden, laten gaan uit.diãstrofow: lett. verdraaid, i.e. verwilderd.

1123 kÒra, ≤: pupil, oog, zie 1087.•l¤ssv: draaien, rollen, slingeren, kronkelen.fron°v, denken, verstandig zijn, het verstand ge-bruiken.xrÆ: sc. §sti of ∑n.

1124 kat°xomai §k tinÒw: bezeten zijn van.pe¤yv: overreden, overtuigen; subject is Pent-heus.nin: hier equivalent met aÈtÆn.

1125 »l°nh, ≤: elleboog, arm.éristerÒw: linker-.

1126 Tekst: pleuro›w P7 : pleura›w P.pleurÒn, tÒ = pleurã, ≤: zijde, rib.éntiba¤nv: zich schrap zetten tegen (tini).dusda¤mvn (ı): wie de goden (da¤monew) slecht ge-zind (dus-) zijn: ongelukkig, onfortuinlijk.

1127 éposparãssv: af-, uitrukken.Œmow, ı: schouder.sy°now, tÒ: kracht; ÍpÚ sy°nouw: adverbiale uit-drukking, met kracht, krachtig.

1128 eÈmãreia, ≤: gemak, lichtheid.§pid¤dvmi tini: verlenen aan, erbij geven.xero›n: zie 1068, etc.

67

Page 58: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

ÉIn∆ d¢ tép‹ yãter' §jeirgãzeto, 1129=hgnËsa sãrkaw, AÈtonÒh t' ˆxlow te pçw 1130§pe›xe bakx«n: ∑n d¢ pçs' ımoË boÆ, 1131˘ m¢n stenãzvn ˜son §tÊgxan' §mpn°vn, 1132a„ d' ±lãlazon. ¶fere d' ∂ m¢n »l°nhn, 1133∂ d' ‡xnow aÈta›w érbÊlaiw: gumnoËnto d¢ 1134pleura‹ sparagmo›w: pçsa d' Ωmatvm°nh 1135xe›raw diesfa¤rize sãrka Peny°vw. 1136ke›tai d¢ xvr‹w s«ma, tÚ m¢n ÍpÚ stÊfloiw 1137p°traiw, tÚ d' Ïlhw §n bayujÊlƒ fÒb˙, 1138oÈ =ñdion zÆthma: krçta d' êylion, 1139˜per laboËsa tugxãnei mÆthr xero›n, 1140pÆjas' §p' êkron yÊrson …w Ùrest°rou 1141f°rei l°ontow diå Kiyair«now m°sou, 1142lipoËs' édelfåw §n xoro›si mainãdvn. 1143xvre› d¢ yÆr& duspÒtmƒ gauroum°nh 1144

1129 tép‹ yãter' < tå §p‹ yãtera, (dat) aan de anderekant.§jergãzomai: een ¶rgon volvoeren, volbrengen.

1130 =Ægnumi: breken, scheuren (trans.).sãrj, sarkÒw, ≤: vlees.ˆxlow, ı: massa, menigte.

1131 §p°xv: aanvallen, het gemunt hebben op, op dehuid zitten, belagen (iemand/iets, tina).bakx«n: te construeren met 1130 ˆxlow (eenˆxlow bestaande uit bãkxai).ımoË: adverbium, op dezelfde plaats, op hetzelfdemoment, samen.boÆ, ≤: (ge)schreeuw.

1132 Tekst: §tÊgxan' §mpn°vn Reiske (Murray, Dig-gle) : §tÊgxane pl°vn P (pnm°vn P2) : §tÊgxa-nen pn°vn Elmsley. ı m°n: d.w.z. Pentheus.stenãzv: jammeren, schreeuwen (van pijn, ver-driet).tugxãnv + participium: het treft zo dat, het is(iemand) gegeven dat, het geval wil dat, het is hetgeval dat… (níet toevallig).§mpn°vn: adem in zich hebbend, ptc. bij §mpn°v(gewoonlijk blazen in/tegen). Dus: ˜son §tÊgxan' §mpn°vn: althans zolang hijadem had.

1133 Tekst: ±lãlazon PP7 (-ozon P7; Murray, Se-aford) : »lÒluzon Diggle.a„ d(°): d.w.z. de bakchanten.élalãzv: juichen, schreeuwen (van genot,vreugde). ≤ m°n: d.w.z. van de bakchanten.»l°nh, ≤: zie 1125.

1134 ‡xnow, tÒ: spoor, voetstap(pen), voet.érbÊlh, ≤: laars; aÈta›w érbÊlaiw: met laars enal.gumnÒv: ontbloten.

1135 pleurÆ, ≤: zie 1126.

sparagmÒw, ı: verscheuring, uiteenrijting.Ωmatvm°nh: bebloed, nom. sg. fem. ptc. van perf.med. Ωmat«mai bij aflmat¤zv, met bloed besmeu-ren.

1136 xe›raw: acc. ‘respectus’ bij Ωmatvm°nh.diasfair¤zv: (als) een bal (sfa›ra) overgooien.sãrj, sarkÒw, ≤: zie 1130.

1137/8 xvr¤w: abs. uiteen, gescheiden (elders als prepo-sitie: gescheiden van, zonder, tinow).s«ma, tÒ: lichaam, lijk.tÚ m¢n … tÚ d'…: het ene (stuk) … het andere(stuk)…stÊflow: hard, ruw. Tekst: Elmsley : tuflo›w P.p°tra, ≤: rots.Ïlh, ≤: bos.bayujÊlow: dicht bebost.fÒbh, ≤: haar (van mensen), loof (van bomen).

1139 =ñdiow: gemakkelijk.zÆthma, tÒ: lett. zoeksel (zht°v).krçta: acc. sg. hoofd.êyliow: ongelukking.

1140 ˜per: verwijst naar krçta.laboËsa: nom. sg. fem. ptc. van aor. ¶labon.xero›n: zie 1068, etc.

1141/2 pÆjas(a): nom. sg. fem. ptc. van aor. ¶phjabij pÆgnumi, vastzetten, vastmaken (op/aan, §p¤ ti).êkrow: uiterst; êkrow yÊrsow: het uiteinde vanhaar thyrsos. …w: hier (zo)als.Ùrest°rou … l°ontow: sc. krçta.Ùr°sterow: berg-, adjectivum bij tÚ ˆrow.diå Kiyair«now m°sou: dwars/midden over/door deKithaeron.

1143 lipoËs(a): nom. sg. fem. ptc. van aor. ¶lipon.édelfÆ, ≤: zuster.

1144 xvr°v: gaan, wijken.yÆra, ≤: jachtbuit.

68

Page 59: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

teix°vn ¶sv t«nd', énakaloËsa Bãkxion 1145tÚn jugkÊnagon, tÚn junergãthn êgraw, 1146tÚn kall¤nikon, √ dãkrua nikhfore›. 1147§g∆ m¢n oÔn <tªd'> §kpod∆n tª jumforò 1148êpeim', ÉAgaÊhn pr‹n mole›n prÚw d≈mata. 1149tÚ svfrone›n d¢ ka‹ s°bein tå t«n ye«n 1150kãlliston: o‰mai d' aÈtÚ ka‹ sof≈taton 1151ynhto›sin e‰nai kt∞ma to›si xrvm°noiw. 1152

Xo. énaxoreÊsvmen Bãkxion, énaboãsvmen jumforån tån toË drãkontow Peny°ow §kgen°ta: 1155˘w tån yhlugen∞ stolån nãryhkã te, pistÚn ÜAidan, ¶laben eÎyurson, taËron prohght∞ra sumforçw ¶xvn. bãkxai Kadme›ai, 1160tÚn kall¤nikon kleinÚn §jeprãjate §w stÒnon, §w dãkrua. kalÚw ég≈n, x°r' a·mati stãzousan peribale›n t°knou.

éll', efisor« går §w dÒmouw ırmvm°nhn 1165Peny°vw ÉAgaÊhn mht°r' §n diastrÒfoiw ˆssoiw, d°xesy' §w k«mon eȤou yeoË.

duspÒtmow: met een slecht (dus-) lot (pÒtmow), on-gelukkig, samengesteld adj., dus van 2 uitgan-gen.gaurÒomai: trots zijn op (tini).

1145 ¶sv: binnen, in (tinow). te›xow, tÒ: muur.énakal°v: aanroepen.

1146 jugkÊnagow, ı: medejager (sun-kÊn-agow), jacht-genoot.junergãthw, ı: mede-werker (sun-ergãzv) helper(bij, tinow). êgra, ≤: vangst, jacht.

1147 Tekst: √ (∏) P : ⁄ Reiske.kall¤nikow: ‘van-de-mooie-overwinning’ (n¤kh),i.e. triomf-, succesbrenger.

1148 Tekst: <tªd'> suppl. Reiske metri gratia.m¢n oÔn: de spreker komt tot de conclusie/af-sluiting van zijn verhaal.§kpod≈n: lett. uit de voeten: ver, weg van(tini/tinow).

1149 pr¤n: alvorens te (inf.), voordat (AcI).¶molon: aor. bij bl≈skv (*ml≈-skv) gaan,komen..

1150 s°bv: eren, respecteren. tå t«n ye«n: lett. dedingen van de goden, i.e. het goddelijke.

1151 kãlliston: sc. §sti, praedicaat bij tÚ t/m ye«n.o‰mai (= o‡omai): mij dunkt, mijns inziens.aÈtÒ: verwijst naar tÚ t/m ye«n.

1152 Tekst: kt∞ma Orio (Murray, Diggle) : xr∞ma P,Chr.Pat. 1147 (Dodds, Roux, Lacroix).xrãomai: gebruiken, toepassen, in de praktijk bren-gen (iets/iemand, tini).

1153-64 Vijfde stasimon1153-99 Let op: dit is een gezongen passage, gesteld in

een Dorisch gekleurd dialect. Meest opvallendeafwijking van het Ionisch-Attisch: a is niet ver-schoven naar h; waar in de tekst een a ver-schijnt is steeds te rekenen met de mogelijkheiddat deze een Ionisch-Attische h representeert.

1159 Zie vers 920-922: Pentheus ziet de vreemdelingin de gedaante van een stier, het koor (1) refe-reert aan Pentheus’ woorden, of (2) deelde inPentheus’ visioen; kiezen is wellicht niet nodig.

1165-1392 Exodos (afgang van het koor)1166 §n diastrÒfoiw ˆssoiw: zie 1122.

69

Page 60: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

AGAUHÉAsiãdew bãkxai (strofe)

Xo. t¤ m' ÙroyÊneiw, »Ä; Ag. f°romen §j Ùr°vn

ßlika neÒtomon §p‹ m°layra, makãrion yÆran.

Xo. ır« ka¤ se d°jomai sÊgkvmon. Ag. ¶marca tÒnd' êneu brÒxvn

<l°ontow égrot°rou> n°on ‰nin, …w ırçn pãra. 1175

Xo. pÒyen §rhm¤aw; Ag. Kiyair∆n …Xo. Kiyair≈n; Ag. katefÒneus° nin. Xo. t¤w è baloËsa; Ag. pr«ton §mÚn tÚ g°raw.

mãkair' ÉAgaÊh kl˙zÒmey' §n yiãsoiw. 1180Xo. t¤w êlla; Ag. tå Kãdmou …Xo. t¤ Kãdmou; Ag. g°neyla

met' §m¢ met' §m¢ toËd' ¶yige yhrÒw: eÈ-tuxÆw g' ëd' êgra.

m°tex° nun yo¤naw. (antistrofe)Xo. t¤; met°xv, tlçmon;Ag. n°ow ı mÒsxow êr- 1185

ti g°nun ÍpÚ kÒruy' èpalÒtrixa katãkomon yãllei.

Xo. pr°pei g' Àste yØr êgraulow fÒb˙. Ag. ı Bãkxiow kunag°taw

sofÚw sof«w én°phl' §p‹ y∞ra 1190tÒnde mainãdaw.

1168 ÙroyÊnv: opwekken, prikkelen.1170 ßlij, ≤: kronkel, spiraal, (klimop)rank.1173 mãrptv: grijpen.1174 ‰niw, ı: zoon, dochter (mens), jong, welp (dier).1175 pãra = pãresti, het is mogelijk.1176 §rhm¤a, ≤: zie 222.1178 è is Dorisch voor lidwoord ≤; ë baloËsa is dus

een gesubstantiveerd participium (‘de vrouwdie <hem> heeft getroffen’); vul aan ¶sti. Overi-gens is aan het ontbreken van een accent te ziendat het om een lidwoord gaat (relativum = ëmet acutus).

1180 Er is wat te zeggen voor een toewijzing

Xo. mãkair' ÉAgaÊh Ag. kl˙zÒmey' §n yiãsoiw.(zo P, Dodds, Kirk, Roux). klπzv: noemen.

1183 ¶yigon: aor. bij yiggãnv aanraken (iem./iets,tinow).

1184 yo¤n a, è: feestmaal; yo¤naw = yo¤nhw.1187 katãkomow: behaard; proleptisch te interprete-

ren.yãllv: uitlopen, bloeien.

1188 pr°pei: hij vertoont zich, ziet eruit (als).êgraulow: in het veld levend. fobÆ, ≤: haar,loof.kun ag°t aw, ı = kunhg°thw jager.

1190 énapãllv: heen en weer zwaaien, ophitsen.

70

Page 61: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Xo. ı går ênaj égreÊw. Ag. §paine›w; Xo. §pain«. Ag. tãxa d¢ Kadme›oi…Xo. ka‹ pa›w ge PenyeÁw… 1195Ag. mat°r' §pain°setai,

laboËsan êgran t ãnde leontofuç…Xo. perissãn. Ag. periss«w. Xo. égãll˙; Ag. g°ghya,

megãla megãla ka‹ fanerå tòd' êgr& kateirgasm°n a.

Xo. de›jÒn nun, Œ tãlaina, sØn nikhfÒron 1200ésto›sin êgran ∂n f°rous' §lÆluyaw. 1201

Ag. Œ kall¤purgon êstu Yhba¤aw xyonÚw 1202na¤ontew, ¶lyey' …w ‡dhte tÆnd' êgran, 1203Kãdmou yugat°rew yhrÚw ∂n ±greÊsamen, 1204oÈk égkulhto›w Yessal«n stoxãsmasin, 1205oÈ diktÊoisin, éllå leukopÆxesi 1206xeir«n ékma›sin. küta kompãzein xre∆n 1207ka‹ logxopoi«n ˆrgana ktçsyai, mãthn. 1208≤me›w d° g' aÈtª xeir‹ tÒnde y' e·lomen, 1209xvr¤w te yhrÚw êryra dieforÆsamen. 1210poË moi patØr ı pr°sbuw; §ly°tv p°law. 1211PenyeÊw t' §mÚw pa›w poË 'stin; afir°syv lab∆n 1212phkt«n prÚw o‡kouw klimãkvn prosambãseiw, 1213…w passaleÊs˙ krçta triglÊfoiw tÒde 1214l°ontow ˘n pãreimi yhrãsas' §g≈. 1215

Ka. ßpesy° moi f°rontew êylion bãrow 1216Peny°vw, ßpesye, prÒspoloi, dÒmvn pãrow, 1217o s«ma moxy«n mur¤oiw zhtÆmasin 1218

1192 égreÊw, ı: jager.1196 Wanneer in 1180 mãkair' ÉAgaÊh door het koor

wordt gezongen, is i.v.m. de correspondentie telezen: Xo. laboËsan êgran Ag. tãnde leonto-fuç.

1197 perissÒw: wat het normale overstijgt: buitenge-woon, abnormaal, buitensporig, met negatieveconnotaties die Agaue in haar waan niet oppikt.égãllomai: trots zijn.

1199 kateirgasm°na = kateirgasm°nh.1205 égkaulhtÒw: van een werpriem voorzien.

stÒxasma, tÒ: werpspeer.1206 d¤ktuon, tÒ: net.

leukopÆxuw: wit-armig.

1207 ékmÆ, ≤: uiteinde, marge: spits, snede, top, hoogte-punt.kompãzv: opscheppen, pochen.

1208 ˆrganon, tÒ: werktuig.De partikel ka¤ verbindt de infinitivus-frasenmet kompãzein en ktçsyai, beide afhankelijkvan xr°vn.

1210 diafor°v: uiteenrijten, verscheuren.1213 prosãmbasiw: trede, sport (van een ladder).1214 passaleÊv: vastnagelen, vasthechten.

tr¤glufow: triglyph, balkeinde.1217 prÒspolow: zie 227.1218 moxy°v: zich inspannen, moe maken (mÒxyow

moeite).

71

Page 62: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

f°rv tÒd', eÍr∆n §n Kiyair«now ptuxa›w 1219diasparaktÒn, koÈd¢n §n taÈt“ p°dƒ 1220lab≈n, §n Ïl˙ ke¤menon duseur°tƒ. 1221≥kousa gãr tou yugat°rvn tolmÆmata, 1222≥dh kat' êstu teix°vn ¶sv beb∆w 1223sÁn t“ g°ronti Teires¤& Bakx«n pãra: 1224pãlin d¢ kãmcaw efiw ˆrow kom¤zomai 1225tÚn katyanÒnta pa›da Mainãdvn Ïpo. 1226ka‹ tØn m¢n ÉAkt°vn' ÉArista¤ƒ pot¢ 1227tekoËsan e‰don AÈtonÒhn ÉIn≈ y' ëma 1228¶t' émf‹ drumoÁw ofistropl∞gaw éyl¤aw, 1229tØn d' e‰p° t¤w moi deËro bakxe¤ƒ pod‹ 1230ste¤xein ÉAgaÊhn, oÈd' êkrant' ±koÊsamen: 1231leÊssv går aÈtÆn, ˆcin oÈk eÈda¤mona. 1232

Ag. pãter, m°giston kompãsai pãrest¤ soi, 1233pãntvn ér¤staw yugat°raw spe›rai makr“ 1234ynht«n: èpãsaw e‰pon, §jÒxvw d' §m°, 1235∂ tåw par' flsto›w §klipoËsa kerk¤daw 1236§w me¤zon' ¥kv, y∞raw égreÊein xero›n. 1237f°rv d' §n »l°naisin, …w ıròw, tãde 1238laboËsa tériste›a, so›si prÚw dÒmoiw 1239…w égkremasyª: sÁ d°, pãter, d°jai xero›n: 1240gauroÊmenow d¢ to›w §mo›w égreÊmasin 1241kãlei f¤louw §w da›ta: makãriow går e‰, 1242makãriow, ≤m«n toiãd' §jeirgasm°nvn. 1243

Ka. Œ p°nyow oÈ metrhtÚn oÈd' oÂÒn t' fide›n, 1244fÒnon tala¤naiw xers‹n §jeirgasm°nvn. 1245kalÚn tÚ yËma katabaloËsa da¤mosin 1246§p‹ da›ta YÆbaw tãsde kém¢ parakale›w. 1247o‡moi kak«n m¢n pr«ta s«n, ¶peit' §m«n: 1248…w ı yeÚw ≤mçw §nd¤kvw m°n, éll' êgan, 1249BrÒmiow ênaj ép≈les' ofike›ow geg≈w. 1250

Ag. …w dÊskolon tÚ g∞raw ényr≈poiw ¶fu 1251¶n t' ˆmmasi skuyrvpÒn. e‡ye pa›w §mÚw 1252eÎyhrow e‡h, mhtrÚw efikasye‹w trÒpoiw, 1253˜t' §n nean¤aisi Yhba¤oiw ëma 1254

1221 duseÊretow: moeilijk te vinden, moeilijk te doorzoe-ken (dus-, eÍr¤skv); vgl. 1139.

1222 tou = tinow, te construeren met ≥kousa.1225 kãmptv: buigen, doen draaien, ronden (van de

wagenmenner die zijn paarden om het keer-punt stuurt); hier: zich omdraaien.

1229 drumÒw, ı: kreupelhout.ofistroplÆj, -hgÒw: door een horzel (o‰strow)gestoken (plÆssv), i.e. razernd, buiten zichzelf;vgl. 32, etc.

1231 êkrantow: zie 435.1233 pãresti: zie 1077. flstÒw, ı: weefgetouw.

kerk¤w, -¤dow, ≤: weefscheepje (weefspoelhouder).1234 spe›rai = inf. aor. act. bij spe¤rv.1239 tå ériste›a: prijs voor ériste¤ a, excellent ge-

drag.1246 yËma, -atow, tÒ: offer (yÊv).1251 dÊskolow: lastig, knorrig, chagrijnig.1252 skuyrvpÒw: somber, boos, ontstemd.1253 eÎyhrow: gelukkig in de jacht.

72

Page 63: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

yhr«n Ùrign“t': éllå yeomaxe›n mÒnon 1255oÂÒw t' §ke›now. nouyetht°ow, pãter, 1256soÈst¤n. t¤w aÈtÚn deËr' ín ˆcin efiw §mØn 1257kal°seien, …w ‡d˙ me tØn eÈda¤mona; 1258

Ka. feË feË: fronÆsasai m¢n oÂ' §drãsate 1259élgÆset' êlgow deinÒn: efi d¢ diå t°louw 1260§n t“d' ée‹ mene›t' §n ⁄ kay°state, 1261oÈk eÈtuxoËsai dÒjet' oÈx‹ dustuxe›n. 1262

Ag. t¤ d' oÈ kal«w t«nd' µ t¤ luphr«w ¶xei; 1263Ka. pr«ton m¢n §w tÒnd' afiy°r' ˆmma sÚn m°yew. 1264Ag. fidoÊ: t¤ moi tÒnd' §jupe›paw efisorçn; 1265Ka. ¶y' aÍtÚw ≥ soi metabolåw ¶xein doke›; 1266Ag. lamprÒterow µ pr‹n ka‹ dieipet°sterow. 1267Ka. tÚ d¢ ptohy¢n tÒd' ¶ti sª cuxª pãra; 1268Ag. oÈk o‰da toÎpow toËto. g¤gnomai d° pvw 1269

¶nnouw, metastaye›sa t«n pãrow fren«n. 1270Ka. klÊoiw ín oÔn ti képokr¤nai' ín saf«w; 1271Ag. …w §kl°lhsma¤ g' ì pãrow e‡pomen, pãter. 1272Ka. §w po›on ∑lyew o‰kon Ímena¤vn m°ta; 1273Ag. Spart“ m' ¶dvkaw, …w l°gous', ÉEx¤oni. 1274Ka. t¤w oÔn §n o‡koiw pa›w §g°neto s“ pÒsei; 1275Ag. PenyeÊw, §mª te ka‹ patrÚw koinvn¤&. 1276Ka. t¤now prÒsvpon d∞t' §n égkãlaiw ¶xeiw; 1277Ag. l°ontow, Àw g' ¶faskon afl yhr≈menai. 1278Ka. sk°cai nun Ùry«w: braxÁw ı mÒxyow efiside›n. 1279Ag. ¶a, t¤ leÊssv; t¤ f°romai tÒd' §n xero›n; 1280Ka. êyrhson aÈtÚ ka‹ saf°steron mãye. 1281Ag. ır« m°giston êlgow ≤ tãlain' §g≈. 1282Ka. m«n soi l°onti fa¤netai proseik°nai; 1283Ag. oÎk, éllå Peny°vw ≤ tãlain' ¶xv kãra. 1284Ka. ”mvgm°non ge prÒsyen µ s¢ gnvr¤sai. 1285Ag. t¤w ¶ktan°n nin; p«w §måw ∑lyen x°raw; 1286Ka. dÊsthn' élÆyei', …w §n oÈ kair“ pãrei. 1287Ag. l°g', …w tÚ m°llon kard¤a pÆdhm' ¶xei. 1288Ka. sÊ nin kat°ktaw ka‹ kas¤gnhtai s°yen. 1289

1255 Ùrignãomai: zich uitstrekken naar, jagen op(tinow).

1256 nouyet°v: waarschuwen, vermanen.1265 §jupeipe›n: aanraden.1267 dieip°thw: helder, stralend.1268 pto°v: uit het veld slaan, in verwarring, paniek

brengen; tÚ ptohy°n: verwarring, extase, paniek.pãra: zie 1175.

1270 ¶nnouw: bij zinnen, kalm.1276 koinvn¤a, ≤: samenzijn, gemeenschap.1277 prÒsvpon, tÒ: voorhoofd, gezicht.

égkalÆ, ≤: zie 6991279 Ùry«w: goed, juist, correct.1281 éyr°v: (aandachtig) bekijken, observeren, bestu-

deren.1287 §n oÈ ka¤rƒ: niet op het juiste moment, op het ver-

keerde moment, namelijk te laat.1288 pÆdhm(a) ¶xei ≈ pÆd&. Bij kãrdia pÆdhm' ¶xei

staat tÚ m°llon als object alsof het werkwoordbijv. foboËmai was.

1289 s°yen = soË.

73

Page 64: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

Ag. poË d' »Älet'; ∑ kat' o‰kon; µ po¤oiw tÒpoiw; 1290Ka. oper pr‹n ÉAkt°vna di°laxon kÊnew. 1291Ag. t¤ d' §w Kiyair«n' ∑lye dusda¤mvn ˜de; 1292Ka. §kertÒmei yeÚn sãw te bakxe¤aw mol≈n. 1293Ag. ≤me›w d' §ke›se t¤ni trÒpƒ katÆramen; 1294Ka. §mãnhte, pçsã t' §jebakxeÊyh pÒliw. 1295Ag. DiÒnusow ≤mçw »Äles', êrti manyãnv. 1296Ka. Ïbrin <g'> Íbrisye¤w: yeÚn går oÈx ≤ge›sy° nin. 1297Ag. tÚ f¤ltaton d¢ s«ma poË paidÒw, pãter; 1298Ka. §g∆ mÒliw tÒd' §jereunÆsaw f°rv. 1299Ag. ∑ pçn §n êryroiw sugkekl˙m°non kal«w; 1300

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ag. Penye› d¢ t¤ m°row éfrosÊnhw pros∞k' §m∞w; 1301Ka. Ím›n §g°ney' ˜moiow, oÈ s°bvn yeÒn. 1302

toigår sun∞ce pãntaw §w m¤an blãbhn, 1303Ímçw te tÒnde y', Àste diol°sai dÒmouw 1304kêm', ˜stiw êteknow érs°nvn pa¤dvn geg∆w 1305t∞w s∞w tÒd' ¶rnow, Œ tãlaina, nhdÊow 1306a‡sxista ka‹ kãkista katyanÒny' ır«, 1307⁄ d«m' én°blef' – ˘w sune›xew, Œ t°knon, 1308toÈmÚn m°layron, paidÚw §j §m∞w geg≈w, 1309pÒlei te tãrbow ∑sya: tÚn g°ronta d¢ 1310oÈde‹w Íbr¤zein ≥yel' efisor«n tÚ sÚn 1311kãra: d¤khn går éj¤an §lãmbanew. 1312nËn d' §k dÒmvn êtimow §kbeblÆsomai 1313ı Kãdmow ı m°gaw, ˘w tÚ Yhba¤vn g°now 1314¶speira kéjÆmhsa kãlliston y°row. 1315Œ f¤ltat' éndr«n – ka‹ går oÈk°t' Ãn ˜mvw 1316t«n filtãtvn ¶moig' ériymÆs˙, t°knon – 1317oÈk°ti gene¤ou toËde yiggãnvn xer¤, 1318tÚn <mhtrÚw> aÈd«n <pat°ra> prosptÊj˙, t°knon, 1319

1291 dialagxãnv: verdelen, verscheuren.1293 kertom°v: honen, bespotten.

mol≈n: zie 1149.1294 kata¤rv: (be)landen.1299 §jereunãv: naspeuren.1300 sugklπv: bijeensluiten, samenvoegen.

Na vers 1300 moet er een lacune zijn, daar hetantwoord op de vraag van Agaue ontbreekt.Hoeveel tekst er ontbreekt, is niet uit te maken.Kirk en Roux nemen aan dat op dit moment dedelen van Pentheus’ lijk aan elkaar werden ge-past (i.t.t. Dodds, die deze scene in de lacune na1329 situeert) – dat zou goed aansluiten op dewoorden s«ma (1298) en sugkekl˙m°non (1300);bovendien lijkt het passender dat Kadmos zijn

klacht tot het ‘verzamelde’ lichaam richt.1303 sun∞ce: subject is ı yeÒw.1306 ¶rnow, tÒ: loot, spruit, telg.

nhdÊw, -uow, ≤: zie 527.1308 ⁄ d«m' én°ble(pe): door wie het huis weer opkeek,

zijn hoofd weer oprichtte.1310 tãrbow, tÒ: angst, respect, hier voorwerp van re-

spect1312 dikØn lambãnv: wraak nemen, straffen.1313 §kbãllv: verbannen.1315 §jamãv: oogsten.1316 éndr«n: hier niet equivalent met mensen: zie

1305. 1317 ériym°v: tellen, rekenen onder (tinow).1319 prosptÊssomai: omhelzen.

74

Page 65: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

l°gvn: T¤w édike›, t¤w s' étimãzei, g°ron; 1320t¤w sØn tarãssei kard¤an luphrÚw »Än; 1321l°g', …w kolãzv tÚn édikoËntã s', Œ pãter. 1322nËn d' êyliow m°n efim' §g≈, tlÆmvn d¢ sÊ. 1323ofiktrå d¢ mÆthr, tlÆmonew d¢ sÊggonoi. 1324efi d' ¶stin ˜stiw daimÒnvn Íperfrone›, 1325§w toËd' éyrÆsaw yãnaton ≤ge¤syv yeoÊw. 1326

Xo. tÚ m¢n sÚn élg«, Kãdme: sÚw d' ¶xei d¤khn 1327pa›w paidÚw éj¤an m°n, élgeinØn d¢ so¤. 1328

Ag. Œ pãter, ıròw går têm' ˜sƒ metestrãfh 1329. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

DIONUSOS (deus ex machina). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . drãkvn genÆs˙ metabal≈n, dãmar te sØ 1330§kyhrivye›s' ˆfeow éllãjei tÊpon, 1331∂n ÖAreow ¶sxew ÑArmon¤an ynhtÚw geg≈w. 1332ˆxon d¢ mÒsxvn, xrhsmÚw …w l°gei DiÒw, 1333§lòw met' élÒxou, barbãrvn ≤goÊmenow. 1334pollåw d¢ p°rseiw énar¤ymƒ strateÊmati 1335pÒleiw: ˜tan d¢ Loj¤ou xrhstÆrion 1336diarpãsvsi, nÒston êylion pãlin 1337sxÆsousi: s¢ d' ÖArhw ÑArmon¤an te =Êsetai 1338makãrvn t' §w a‰an sÚn kayidrÊsei b¤on. 1339taËt' oÈx‹ ynhtoË patrÚw §kgeg∆w l°gv 1340DiÒnusow, éllå ZhnÒw: efi d¢ svfrone›n 1341¶gnvy', ˜t' oÈk ±y°lete, tÚn DiÚw gÒnon 1342eÈdaimone›t' ín sÊmmaxon kekthm°noi. 1343

Ka. DiÒnuse, lissÒmesyã s', ±dikÆkamen. 1344Di. ˆc' §mãyey' ≤mçw, ˜te d¢ xr∞n, oÈk ædete. 1345Ka. §gn≈kamen taËt': éll' §pej°rx˙ l¤an. 1346Di. ka‹ går prÚw Ím«n yeÚw geg∆w ÍbrizÒmhn. 1347Ka. Ùrgåw pr°pei yeoÁw oÈx ımoioËsyai broto›w. 1348Di. pãlai tãde ZeÁw oÍmÚw §p°neusen patÆr. 1349Ag. afia›, d°doktai, pr°sbu, tlÆmonew fuga¤. 1350Di. t¤ d∞ta m°lley' ëper énagka¤vw ¶xei; 1351Ka. Œ t°knon, …w §w deinÚn ≥lyomen kakÚn 1352

<pãntew,> sÊ y' ≤ tãlaina sÊggono¤ te sa¤, 1353§g≈ y' ı tlÆmvn: barbãrouw éf¤jomai 1354

1320 édik°v: onrecht aandoen.étimãzv: eer (t¤mh) onthouden.

1321 tarãssv: verstoren, in beroering brengen.kard¤a, ≤: hart.

1322 kolãzv: straffen.1324 ofiktrÒw: meelijwekkend.

sÊggonow: zie 1092.1325 Íperfron°v: misachten, minachten.

1326 éyr°v: zie 1281.1327 élg°v: pijn lijden (tÚ êlgow).1328 élgeinÒw: pijnlijk.1329 metastr°fomai: (intrans.) omdraaien, omkeren,

omwentelen, veranderen.têm' = tå §mã.

1330 genÆs˙: 2sg. ind. fut. bij g¤gnomai.

75

Page 66: EURIPIDOU BAKXAI - hum2.leidenuniv.nl · 2008. 7. 17. · passage aan de orde is, is onduidelijk (Dodds is wellicht te pertinent in zijn afwijzing). 17/8 ÉAs¤a verwijst in Griekse

g°rvn m°toikow: ¶ti d° moi tÚ y°sfaton 1355§w ÑEllãd' égage›n migãda bãrbaron stratÒn. 1356ka‹ tØn ÖArevw pa›d' ÑArmon¤an, dãmart' §mÆn, 1357drãkvn draka¤nhw <fÊsin> ¶xousan égr¤an 1358êjv 'p‹ bvmoÁw ka‹ tãfouw ÑEllhnikoÊw, 1359≤goÊmenow lÒgxaisin: oÈd¢ paÊsomai 1360kak«n ı tlÆmvn, oÈd¢ tÚn kataibãthn 1361ÉAx°ronta pleÊsaw ¥suxow genÆsomai. 1362

Ag. Œ pãter, §g∆ d¢ soË stere›sa feÊjomai. 1363Ka. t¤ m' émfibãlleiw xers¤n, Œ tãlaina pa›, 1364

ˆrniw ˜pvw khf∞na poliÒxrvn kÊknow; 1365Ag. po› går trãpvmai patr¤dow §kbeblhm°nh; 1366Ka. oÈk o‰da, t°knon: mikrÚw §p¤kourow patÆr. 1367

Ag. xa›r', Œ m°layron, xa›r', Œ patr¤a (exodos)pÒliw: §kle¤pv s' §p‹ dustux¤& fugåw §k yalãmvn. 1370

Ka. ste›x° nun, Œ pa›, tÚn ÉArista¤ou . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Ag. st°noma¤ se, pãter. Ka. kég∆ <s°>, t°knon,

ka‹ såw §dãkrusa kasignÆtaw. dein«w går tãnd' afike¤an DiÒnusow ênaj toÁw soÁw efiw 1375

o‡kouw ¶feren. Di. ka‹ går ¶pasxon deinå prÚw Ím«n,

ég°raston ¶xvn ˆnom' §n YÆbaiw. Ag. xa›re, pãter, moi. Ka. xa›r', Œ mel°a

yÊgater. xalep«w <d'> §w tÒd' ín ¥koiw. 1380Ag. êget', Œ pompo¤, me kasignÆtaw

·na sumfugãdaw lhcÒmey' ofiktrãw. ¶lyoimi d' ˜pou mÆte Kiyair∆n <¶m' ‡doi> miarÚw mÆte Kiyair«n' ˆssoisin §g≈, 1385mÆy' ˜yi yÊrsou mn∞m' énãkeitai: Bãkxaiw d' êllaisi m°loien.

Xo. polla‹ morfa‹ t«n daimon¤vn, pollå d' é°lptvw kra¤nousi yeo¤: ka‹ tå dokhy°nt' oÈk §tel°syh, 1390t«n d' édokÆtvn pÒron hre yeÒw. toiÒnd' ép°bh tÒde prçgma.

76