Ethiopië: Kans voor duurzame textielindustrie
-
Upload
solidaridad -
Category
Documents
-
view
214 -
download
1
description
Transcript of Ethiopië: Kans voor duurzame textielindustrie
64 LINK 1 2015 LINK 1 2015 65
BINNENSTEBUITEN
TEKST: MIRANDA HOOGERVORST
ETHIOPIË: KANS VOOR DUURZAME TEXTIELINDUSTRIEH&M, Tesco, Primark en binnenkort ook IKEA. Ze produceren allemaal in Ethiopië. Chinese, Turkse en Arabische investeerders waren de eersten die gebruik maakten van de investeerdersvoordelen van het economische groeiplan van Ethiopië. Over tien jaar moet Ethiopië een belangrijke speler zijn op de wereldmarkt voor textiel, maar zolang er geen voorwaarden zijn voor milieu, mensenrechten en veiligheid ligt uitbuiting op de loer. Of leren we van gemaakte fouten en wordt Ethiopië het eerste lagelonenland met een duurzame textielindustrie?
De Ethiopische regering lanceerde in
2010 een economisch groeiplan voor de
industrie: Growth and Transformation
Plan. De textielindustrie is een belang-
rijk onderdeel van het plan. In 2024
moet de Ethiopische textielindustrie
een grote speler zijn op de wereldmarkt;
de exportwaarde van de katoenindus-
trie moet dan vertienvoudigd zijn. Om
dat te bereiken creëerde de Ethiopische
overheid een pakket zeer aantrekke-
lijke voorwaarden voor investeerders.
Investeerders betalen geen importbe-
lasting over goederen, machines en
grondstoffen die nodig zijn voor de
productie van exportgoederen. Er is
een ‘tax-holiday’ mogelijk van vijf tot
zeven jaar en de overheid biedt grond
aan tegen een extreem lage leaseprijs:
gemiddeld vijf tot vijfentwintig doller
per hectare per jaar. De katoenteelt
kan zich in Ethiopië nog volop ont-
wikkelen, want momenteel is slechts
zeven procent van de beschikbare drie
miljoen hectare in gebruik.
Goedkope arbeid is er genoeg: het
land heeft negentig miljoen inwoners,
waarvan vijftig procent tussen de
veertien en zestig jaar oud is, en er
is geen wettelijk minimumloon voor
de industrie. De maandlonen in de
textielindustrie liggen gemiddeld op
vijfentwintig, vijfendertig euro. Een
‘leefbaar loon’, dat in lagelonenlan-
den vaak hoger ligt dan het wettelijk
vastgestelde minimumloon, is voor
Ethiopië nog niet berekend.
Investeerders uit Soedan, China,
Turkije, India en Arabische landen heb-
ben al miljoenen in Ethiopië gepompt.
Er zijn nu zo’n zeventig textiel- en
kledingfabrieken. Dat het economi-
sche groeiplan een zeer stimulerende
werking heeft op de kledingindustrie is
overduidelijk: de totale exportwaarde
van kleding uit Ethiopië groeide tussen
2010 en 2013 van $6.715.000 naar
$61.485.000 .
Tegelijk met het realiseren van het
groeiplan investeert de regering veel
in infrastructuur en energievoorzie-
ningen. Nieuwe wegen worden in hoog
tempo aangelegd en de beruchte Gibe
III dam, die moet zorgen voor verdub-
beling van de hoeveelheid opgewekte
elektriciteit in Ethiopië, is bijna klaar,
hoewel de voltooiing voorlopig nog ‘on
hold’ staat door een milieuonderzoek.
TEXTIELPARADIJSSolidaridad werkt al jaren in verschil-
lende agrarische sectoren in Afrika
en richt zich onder andere op het
verbeteren van milieuzorg en arbeids-
omstandigheden in de katoensector.
Samen met Berenschot International
en de TU in Eindhoven onderzocht
Solidaridad de mogelijkheden voor
een duurzame textielindustrie in
de Oost-Afrikaanse katoenlanden
Ethiopië, Kenia en Tanzania.
Uit deze sectoranalyse kwam Ethiopië
naar voren als het land met de grootste
uitbreidingsmogelijkheden voor de tex-
tielindustrie. Samen met onder andere
strategisch partner H&M probeert
Solidaridad de Ethiopische regering en
Ethiopische textielondernemers - met
zachte druk - een duurzame kant op
te duwen.
Ethiopië lijkt op het eerste gezicht een
paradijs voor investeerders, maar er
zijn zwaarwegende factoren die dit
imago kunnen verstoren, zoals het poli-
tieke klimaat. Propagandafilmpjes van
de Ethiopische regering en brochures
van bedrijfsconsultants zoals Deloitte,
melden dat het politieke klimaat in
Ethiopië ‘stabiel’ is. Het Human Rights
Watch-verslag van 2014 meldt regel-
matige schending van mensenrechten,
zoals verbod op meningsuiting, opslui-
ting zonder proces, mishandeling en
verdwijning. Om land beschikbaar
te maken voor investeerders worden
bewoners - vaak met intimidatie en
geweld - ‘verplaatst’ naar nieuwe loca-
ties onder valse beloften van scholen
en gezondheidszorg.
Mesfin Aman is voorzitter van de
Ethiopische gemeenschap in Amster-
dam en werkt onder andere als onder-
zoeker Corporate Social Responsibi-
lity. Hij bevestigt het onbetrouwbare
imago van de Ethiopische regering:
“De Wereldbank toonde in de laatste
twaalf maanden twee maal aan dat de
overheidsinstituten en -medewerkers
zeer corrupt zijn en dat is een groot
risico voor investeerders in Ethiopië.
De financiële voordelen van veelbelo-
vende groeicijfers druppelen zelden
door naar de onderste lagen van de
bevolking. Corrupte regeringsmensen
en vrienden van het regime zullen het
meeste van de groei profiteren.”
EVEN SPARREN MET BANGLADESHEen slecht imago kan de geplande eco-
nomische groei van Ethiopië behoorlijk
in de weg zitten. Of daar rekening mee
is gehouden in het GTP? De regering
onderneemt in ieder geval nog weinig
actie om zichzelf te positioneren als
land dat meedenkt met moderne,
duurzame bedrijven die hun verant-
woordelijkheden voor mens en milieu
serieus nemen.
Misschien moeten de regeringsleiders
van Ethiopië eens een kopje thee gaan
drinken met de Bengaalse regering om
te horen wat een imago als ‘onveilig
productieland’ kan betekenen voor de
exportinkomsten. Westerse bedrijven
halen hun producties weg uit Bangla-
desh, als reactie op de Bengaalse
fabrieksrampen van de laatste jaren.
Janet Mensink, manager internationa-
le projecten Solidaridad: “Daar bewij-
zen we miljoenen Bengaalse vrouwen
die een baan hebben dankzij de textie-
lindustrie natuurlijk geen dienst mee.
Feit is dat de vraag naar kleding groeit.
De Bengaalse sector is in het afgelopen
jaar niet gekrompen. Ethiopië is niet
per se een vervangingsmarkt, maar
ook en vooral een expansiemarkt. Het
probleem met alle negatieve publiciteit
over Bangladesh in Europa is vooral
dat consumenten denken dat alles
onder slechte omstandigheden gebeurt
en dat is niet waar. Door algemene
erkenning van de milieuproblemen
en sociale problemen in Bengaalse
fabrieken, zijn we met elkaar in gesprek
gegaan en hebben we deze projecten
kunnen uitvoeren, in samenwerking
met de overheid, fabrieken en enkele
grote textielmerken.”
ETHIOPIË HEEFT GEEN ARBEIDS- EN MILIEUBELEIDHet milieubeleid in Ethiopië is bij
lange na niet klaar voor de stroom van
nieuwe investeerders. Er zijn enkele
milieuwetten en er is een controlerende
milieu-organisatie (de Environmental
and Social Impact Agency - ESIA), maar
de eerder genoemde sectoranalyse van
Solidaridad en Berenschot wijst ook
uit dat Ethiopië een onderontwikkelde
infrastructuur heeft voor afvalverwer-
king. Daarnaast is er onvoldoende
kennis over de milieubelasting van
de groeiende industrie en over de
gevolgen van afval dumpen. Zonder
opleiding van fabriekseigenaren en het
opzetten van controlerende instanties
zal het dumpen van afval desastreuze
gevolgen hebben voor de ecosystemen
van Ethiopië.
Ook arbeidsvoorwaarden zoals lonen
en veiligheid zijn nog nauwelijks
uitgewerkt voor de opkomende tex-
tielindustrie. H&M wil samen met
Solidaridad werken aan goede arbeids-
omstandigheden en daar zijn vakbon-
den voor nodig. De regering staat de
ontwikkeling van vakbonden in de weg,
aldus Mesfin Aman. “Arbeidsrecht in
Ethiopië is ver beneden internationale
maatstaven. Er is op dit moment geen
enkele onafhankelijke organisatie die
de arbeiders in Ethiopië beschermt.”
In Bangladesh nam onder andere H&M
belangrijke stappen om het loonbeleid
aan te pakken; niet alleen voor de
fabrieken waarmee H&M samenwerkt,
maar voor de gehele industrie. CEO
Karl-Johan Persson sprak tweemaal
met de Bengaalse overheid over het
invoeren van nieuwe systemen voor
leefbare lonen; in 2012 en in oktober
2014. De tweede keer spraken ze ook
over het voortzetten van de relatie tus-
sen H&M en Bengaalse producenten.
Een teken van de positieve invloed die
grote bedrijven zoals H&M kunnen
uitoefenen op de regering van een
lagelonenland.
Janet Mensink: “Dit was een belang-
rijk gesprek voor de textielindustrie
en een zeer uitzonderlijke stap voor
een kledingbedrijf. We kunnen niet
met zekerheid zeggen welke directe
invloed die gesprekken hebben gehad,
maar de lonen zijn sinds 2013 wel met
tachtig procent gestegen. H&M heeft
ook bevestigd dat het geenszins van
plan is productie uit het land te ver-
plaatsen. Voor H&M is Ethiopië een
aanvulling in de productiestrategie.
Bij de eerste verkenning van moge-
lijkheden voor productie in Ethiopië
is de zwakke arbeidswetgeving en
-handhaving als risico aangemerkt.
Daarom pleit het bedrijf - via de
International Labour Organisation van
de Verenigde Naties - voor een beter
arbeidsrecht in Ethiopië. Dit zal een
kwestie van een lange adem zijn. Tot
die tijd moeten de werknemers het
hebben van bescherming via de Code
of Conduct.”
TE WEINIG KATOEN Door het agressieve groeiplan van de
Ethiopische regering zal de beschik-
bare hoeveelheid katoengrond en
het aantal katoenbedrijven al snel
ontoereikend zijn. In Ethiopië geldt
een verbod op de invoer van genetisch
gemodificeerde gewassen en zaden,
ter bescherming van de traditionele
agrarische technieken; het merendeel
van de agrariërs werkt op traditio-
nele wijze. De vraag is of dat verbod
stand houdt als de druk opgevoerd
wordt door grote katoenkopers en de
machtige GMO-lobby.
Mensink: “De katoenteelt in Ethiopië
is in de meeste gevallen niet duurzaam
en de uitbreiding zal vooral plaatsvin-
den middels zeer grote katoenplanta-
ges. De bestaande katoenproductie
willen we gaan transformeren naar
duurzamere teelt volgens internatio-
nale standaarden, zoals biologische
productie, Better Cotton of Cotton made
in Africa. Gezien de geplande snelle
groei moeten we ons ook realiseren
dat er met name een gevaar zit in
ongecontroleerde landconversie, met
eerder genoemde gevolgen voor mens
en milieu.”
NIEUW OPLEIDINGSTRAJECT VOOR VEILIGE FABRIEKENNa het instorten van Rana Plaza
richtten de Bengaalse overheid, inter-
nationale en nationale vakbonden,
merken, retailbedrijven en NGO’s het
inmiddels wereldberoemde ‘Accord on
Fire and Safety Building in Bangladesh’
op. Het verdrag zorgt voor controles
van 3500 fabrieken en inmiddels zijn
bijna alle fabrieken gecontroleerd. In
aanvulling hierop heeft Solidaridad in
samenwerking met TNO de ambitie om
een kennis- en opleidingsprogramma
voor de veiligheid van gebouwen en
fabrieken in Bangladesh op te zetten,
inclusief een brand lab voor het testen
en certificeren van veiligheidspro-
ducten en constructies. Een dergelijk
opleidingsprogramma zou ook toe te
passen zijn in Ethiopië, maar kennis
over veiligheid op de werkvloer is nog
laag, aldus Mensink. “Ook op andere
vlakken zoals vrijheid van vakbonden,
betaling en overwerk, milieumanage-
ment, opleidingen en productiviteit
valt nog veel werk te doen. Solidaridad
is in overleg met merken en lokale
partners om hier trainingsprogram-
ma’s voor op te zetten in de fabrieken
maar ook bij branche-organisaties en
textielonderwijsinstellingen.”
SOLIDARIDAD INTRODUCEERT: ROADMAP VOOR DUURZAME GROEIDe Ethiopische regering is zich bewust
van de internationale druk van NGO’s
voor het opstarten van een duurza-
me industrie, maar heeft nog geen
duurzame strategie opgenomen in het
Growth and Transformation Plan. Janet
Mensink vertelt dat Solidaridad deze
taak samen met de Ethiopische over-
heid en sectororganisaties op zich wil
nemen. De Roadmap for a Sustainable
Cotton and Textile Industry in Ethiopia
vult het GTP aan met duurzame advie-
zen. “In de Roadmap laten we zien wat
er nodig is aan katoen, pesticiden,
water en arbeiders om die gewenste
groei te verwezenlijken. Het is een
voorzichtig schaakspel met de rege-
ring en we proberen hierin back-up
te krijgen van investeerders en grote
internationale merken. De Roadmap
is nog volop in ontwikkeling en zou
uiteindelijk, in de ideale situatie, een
nationaal platform moeten worden
voor een duurzame textielsector,
waarbij ook organisaties zoals ILO
betrokken zijn.”
IMAGOPROBLEEM: CORRUPT LAND OF DUURZAAM PARADIJSDe geplande economische groei kan
niet zonder grote investeerders en
afnemers zoals H&M en IKEA; mer-
ken die allemaal een Code of Conduct
hanteren en intensief samenwerken
met NGO’s. Duurzame ondernemers
en investeerders kijken verder dan
tax-holidays, goedkope arbeid en
grond. Het zijn onmisbare partners
voor Solidaridad en de samenwerking
met deze merken heeft dan ook een
zeer strategische functie; als de route
via Roadmap (te) veel tijd kost, dan
kan Solidaridad met behulp van de
merken - die hun economische belang
voor het land in kunnen zetten - duur-
zaamheid in de sector versnellen door
‘best practices in een aantal ketens
te creëren.
Janet Mensink: “Een ander onder-
werp waarop we stappen willen
maken is het ‘land grabbing’. Voor
katoenprojecten waarin we in 2015
willen starten, zijn we bezig met een
uitgebreide risicoanalyse. Voor onze
investeerders, maar vooral ook voor
onszelf willen we precies weten wat de
geschiedenis is van het landgebruik.
Katoen die geproduceerd is op grond
waarvoor natuurreservaten hebben
moeten wijken, willen wij niet als
duurzaam bestempelen, ook al is de
teelt biologisch.
Het onderzoek geeft ons lessen en
aanbevelingen met alle belang-
hebbenden in Ethiopië.
ETHIOPIË: HET EERSTE DUURZAME LAGELONENLAND?Janet Mensink ziet de toekomst van
Ethiopië voorzichtig positief tegemoet:
“Wij zijn optimistisch. De ervaringen uit
andere lagelonenlanden kunnen ingezet
worden om de industrie in Ethiopië op
een duurzame manier te ontwikkelen,
maar we kunnen niet te lang wachten.
Binnen nu en twee jaar moeten we zeker
actie ondernemen. We werken momenteel
vooral samen met grote namen; voorlo-
pers op het gebied van duurzaamheid die
er veel aan gelegen is hun reputatie te
bewaken. In de toekomst zullen echter
ook veel textielbedrijven en -merken naar
Ethiopië komen die onder de radar vlie-
gen en niet in het nieuws komen als er
misstanden zijn in hun fabrieken. Daar-
om is het van belang dat het algemeen
beleid in Ethiopië snel verandert en dat
de regering al bij de eerste gesprekken
met investeerders duidelijkheid schept
over vergunningen, duurzaamheid en
veiligheid.”
SHARE IT, POST ITEthiopië is natuurlijk niet het nieuwe
Bangladesh. Naast de overduidelijke
verschillen in cultuur, land en politiek,
zijn ook de tijden veranderd. Moderne
(westerse) consumenten, investeerders
en modemerken zijn zich steeds meer
bewust van de schade die industrieën
aanrichten en willen verandering zien.
Een belangrijke factor bij het tijdig
alarmeren van misstanden is internet;
dat bestond eind jaren tachtig nog
niet toen de productie in Aziatische
lagelonenlanden goed op gang kwam.
Consumenten laten steeds vaker hun
stem horen, niet alleen online, ook in
winkels. Dus ook voor modeprofessionals
is het van groot belang om objectief te
blijven kijken naar de ontwikkelingen
in productielanden, zodat een goede
discussie over Made in Bangladesh,
Made in Italy en zometeen ook Made
in Ethiopia mogelijk is. Consumenten
trekken snel hun conclusies op basis van
de populaire media - en dat kunnen we
ze niet altijd kwalijk nemen - maar die
aannames mag je best nuanceren als
ze bij je komen shoppen. Eerlijke, open
discussies zijn namelijk onmisbaar voor
een betere mode-industrie.