Ethiopië: Kans voor duurzame textielindustrie

1
64 LINK 1 2015 LINK 1 2015 65 BINNENSTEBUITEN TEKST: MIRANDA HOOGERVORST ETHIOPIË: KANS VOOR DUURZAME TEXTIELINDUSTRIE H&M, Tesco, Primark en binnenkort ook IKEA. Ze produceren allemaal in Ethiopië. Chinese, Turkse en Arabische investeerders waren de eersten die gebruik maakten van de investeerdersvoordelen van het economische groeiplan van Ethiopië. Over tien jaar moet Ethiopië een belangrijke speler zijn op de wereldmarkt voor textiel, maar zolang er geen voorwaarden zijn voor milieu, mensenrechten en veiligheid ligt uitbuiting op de loer. Of leren we van gemaakte fouten en wordt Ethiopië het eerste lagelonenland met een duurzame textielindustrie? De Ethiopische regering lanceerde in 2010 een economisch groeiplan voor de industrie: Growth and Transformation Plan. De textielindustrie is een belang- rijk onderdeel van het plan. In 2024 moet de Ethiopische textielindustrie een grote speler zijn op de wereldmarkt; de exportwaarde van de katoenindus- trie moet dan vertienvoudigd zijn. Om dat te bereiken creëerde de Ethiopische overheid een pakket zeer aantrekke- lijke voorwaarden voor investeerders. Investeerders betalen geen importbe- lasting over goederen, machines en grondstoffen die nodig zijn voor de productie van exportgoederen. Er is een ‘tax-holiday’ mogelijk van vijf tot zeven jaar en de overheid biedt grond aan tegen een extreem lage leaseprijs: gemiddeld vijf tot vijfentwintig doller per hectare per jaar. De katoenteelt kan zich in Ethiopië nog volop ont- wikkelen, want momenteel is slechts zeven procent van de beschikbare drie miljoen hectare in gebruik. Goedkope arbeid is er genoeg: het land heeft negentig miljoen inwoners, waarvan vijftig procent tussen de veertien en zestig jaar oud is, en er is geen wettelijk minimumloon voor de industrie. De maandlonen in de textielindustrie liggen gemiddeld op vijfentwintig, vijfendertig euro. Een ‘leefbaar loon’, dat in lagelonenlan- den vaak hoger ligt dan het wettelijk vastgestelde minimumloon, is voor Ethiopië nog niet berekend. Investeerders uit Soedan, China, Turkije, India en Arabische landen heb- ben al miljoenen in Ethiopië gepompt. Er zijn nu zo’n zeventig textiel- en kledingfabrieken. Dat het economi- sche groeiplan een zeer stimulerende werking heeft op de kledingindustrie is overduidelijk: de totale exportwaarde van kleding uit Ethiopië groeide tussen 2010 en 2013 van $6.715.000 naar $61.485.000 . Tegelijk met het realiseren van het groeiplan investeert de regering veel in infrastructuur en energievoorzie- ningen. Nieuwe wegen worden in hoog tempo aangelegd en de beruchte Gibe III dam, die moet zorgen voor verdub- beling van de hoeveelheid opgewekte elektriciteit in Ethiopië, is bijna klaar, hoewel de voltooiing voorlopig nog ‘on hold’ staat door een milieuonderzoek. TEXTIELPARADIJS Solidaridad werkt al jaren in verschil- lende agrarische sectoren in Afrika en richt zich onder andere op het verbeteren van milieuzorg en arbeids- omstandigheden in de katoensector. Samen met Berenschot International en de TU in Eindhoven onderzocht Solidaridad de mogelijkheden voor een duurzame textielindustrie in de Oost-Afrikaanse katoenlanden Ethiopië, Kenia en Tanzania. Uit deze sectoranalyse kwam Ethiopië naar voren als het land met de grootste uitbreidingsmogelijkheden voor de tex- tielindustrie. Samen met onder andere strategisch partner H&M probeert Solidaridad de Ethiopische regering en Ethiopische textielondernemers - met zachte druk - een duurzame kant op te duwen. Ethiopië lijkt op het eerste gezicht een paradijs voor investeerders, maar er zijn zwaarwegende factoren die dit imago kunnen verstoren, zoals het poli- tieke klimaat. Propagandafilmpjes van de Ethiopische regering en brochures van bedrijfsconsultants zoals Deloitte, melden dat het politieke klimaat in Ethiopië ‘stabiel’ is. Het Human Rights Watch-verslag van 2014 meldt regel- matige schending van mensenrechten, zoals verbod op meningsuiting, opslui- ting zonder proces, mishandeling en verdwijning. Om land beschikbaar te maken voor investeerders worden bewoners - vaak met intimidatie en geweld - ‘verplaatst’ naar nieuwe loca- ties onder valse beloften van scholen en gezondheidszorg. Mesfin Aman is voorzitter van de Ethiopische gemeenschap in Amster- dam en werkt onder andere als onder- zoeker Corporate Social Responsibi- lity. Hij bevestigt het onbetrouwbare imago van de Ethiopische regering: “De Wereldbank toonde in de laatste twaalf maanden twee maal aan dat de overheidsinstituten en -medewerkers zeer corrupt zijn en dat is een groot risico voor investeerders in Ethiopië. De financiële voordelen van veelbelo- vende groeicijfers druppelen zelden door naar de onderste lagen van de bevolking. Corrupte regeringsmensen en vrienden van het regime zullen het meeste van de groei profiteren.” EVEN SPARREN MET BANGLADESH Een slecht imago kan de geplande eco- nomische groei van Ethiopië behoorlijk in de weg zitten. Of daar rekening mee is gehouden in het GTP? De regering onderneemt in ieder geval nog weinig actie om zichzelf te positioneren als land dat meedenkt met moderne, duurzame bedrijven die hun verant- woordelijkheden voor mens en milieu serieus nemen. Misschien moeten de regeringsleiders van Ethiopië eens een kopje thee gaan drinken met de Bengaalse regering om te horen wat een imago als ‘onveilig productieland’ kan betekenen voor de exportinkomsten. Westerse bedrijven halen hun producties weg uit Bangla- desh, als reactie op de Bengaalse fabrieksrampen van de laatste jaren. Janet Mensink, manager internationa- le projecten Solidaridad: “Daar bewij- zen we miljoenen Bengaalse vrouwen die een baan hebben dankzij de textie- lindustrie natuurlijk geen dienst mee. Feit is dat de vraag naar kleding groeit. De Bengaalse sector is in het afgelopen jaar niet gekrompen. Ethiopië is niet per se een vervangingsmarkt, maar ook en vooral een expansiemarkt. Het probleem met alle negatieve publiciteit over Bangladesh in Europa is vooral dat consumenten denken dat alles onder slechte omstandigheden gebeurt en dat is niet waar. Door algemene erkenning van de milieuproblemen en sociale problemen in Bengaalse fabrieken, zijn we met elkaar in gesprek gegaan en hebben we deze projecten kunnen uitvoeren, in samenwerking met de overheid, fabrieken en enkele grote textielmerken.” ETHIOPIË HEEFT GEEN ARBEIDS- EN MILIEUBELEID Het milieubeleid in Ethiopië is bij lange na niet klaar voor de stroom van nieuwe investeerders. Er zijn enkele milieuwetten en er is een controlerende milieu-organisatie (de Environmental and Social Impact Agency - ESIA), maar de eerder genoemde sectoranalyse van Solidaridad en Berenschot wijst ook uit dat Ethiopië een onderontwikkelde infrastructuur heeft voor afvalverwer- king. Daarnaast is er onvoldoende kennis over de milieubelasting van de groeiende industrie en over de gevolgen van afval dumpen. Zonder opleiding van fabriekseigenaren en het opzetten van controlerende instanties zal het dumpen van afval desastreuze gevolgen hebben voor de ecosystemen van Ethiopië. Ook arbeidsvoorwaarden zoals lonen en veiligheid zijn nog nauwelijks uitgewerkt voor de opkomende tex- tielindustrie. H&M wil samen met Solidaridad werken aan goede arbeids- omstandigheden en daar zijn vakbon- den voor nodig. De regering staat de ontwikkeling van vakbonden in de weg, aldus Mesfin Aman. “Arbeidsrecht in Ethiopië is ver beneden internationale maatstaven. Er is op dit moment geen enkele onafhankelijke organisatie die de arbeiders in Ethiopië beschermt.” In Bangladesh nam onder andere H&M belangrijke stappen om het loonbeleid aan te pakken; niet alleen voor de fabrieken waarmee H&M samenwerkt, maar voor de gehele industrie. CEO Karl-Johan Persson sprak tweemaal met de Bengaalse overheid over het invoeren van nieuwe systemen voor leefbare lonen; in 2012 en in oktober 2014. De tweede keer spraken ze ook over het voortzetten van de relatie tus- sen H&M en Bengaalse producenten. Een teken van de positieve invloed die grote bedrijven zoals H&M kunnen uitoefenen op de regering van een lagelonenland. Janet Mensink: “Dit was een belang- rijk gesprek voor de textielindustrie en een zeer uitzonderlijke stap voor een kledingbedrijf. We kunnen niet met zekerheid zeggen welke directe invloed die gesprekken hebben gehad, maar de lonen zijn sinds 2013 wel met tachtig procent gestegen. H&M heeft ook bevestigd dat het geenszins van plan is productie uit het land te ver- plaatsen. Voor H&M is Ethiopië een aanvulling in de productiestrategie. Bij de eerste verkenning van moge- lijkheden voor productie in Ethiopië is de zwakke arbeidswetgeving en -handhaving als risico aangemerkt. Daarom pleit het bedrijf - via de International Labour Organisation van de Verenigde Naties - voor een beter arbeidsrecht in Ethiopië. Dit zal een kwestie van een lange adem zijn. Tot die tijd moeten de werknemers het hebben van bescherming via de Code of Conduct.” TE WEINIG KATOEN Door het agressieve groeiplan van de Ethiopische regering zal de beschik- bare hoeveelheid katoengrond en het aantal katoenbedrijven al snel ontoereikend zijn. In Ethiopië geldt een verbod op de invoer van genetisch gemodificeerde gewassen en zaden, ter bescherming van de traditionele agrarische technieken; het merendeel van de agrariërs werkt op traditio- nele wijze. De vraag is of dat verbod stand houdt als de druk opgevoerd wordt door grote katoenkopers en de machtige GMO-lobby. Mensink: “De katoenteelt in Ethiopië is in de meeste gevallen niet duurzaam en de uitbreiding zal vooral plaatsvin- den middels zeer grote katoenplanta- ges. De bestaande katoenproductie willen we gaan transformeren naar duurzamere teelt volgens internatio- nale standaarden, zoals biologische productie, Better Cotton of Cotton made in Africa. Gezien de geplande snelle groei moeten we ons ook realiseren dat er met name een gevaar zit in ongecontroleerde landconversie, met eerder genoemde gevolgen voor mens en milieu.” NIEUW OPLEIDINGSTRAJECT VOOR VEILIGE FABRIEKEN Na het instorten van Rana Plaza richtten de Bengaalse overheid, inter- nationale en nationale vakbonden, merken, retailbedrijven en NGO’s het inmiddels wereldberoemde ‘Accord on Fire and Safety Building in Bangladesh’ op. Het verdrag zorgt voor controles van 3500 fabrieken en inmiddels zijn bijna alle fabrieken gecontroleerd. In aanvulling hierop heeft Solidaridad in samenwerking met TNO de ambitie om een kennis- en opleidingsprogramma voor de veiligheid van gebouwen en fabrieken in Bangladesh op te zetten, inclusief een brand lab voor het testen en certificeren van veiligheidspro- ducten en constructies. Een dergelijk opleidingsprogramma zou ook toe te passen zijn in Ethiopië, maar kennis over veiligheid op de werkvloer is nog laag, aldus Mensink. “Ook op andere vlakken zoals vrijheid van vakbonden, betaling en overwerk, milieumanage- ment, opleidingen en productiviteit valt nog veel werk te doen. Solidaridad is in overleg met merken en lokale partners om hier trainingsprogram- ma’s voor op te zetten in de fabrieken maar ook bij branche-organisaties en textielonderwijsinstellingen.” SOLIDARIDAD INTRODUCEERT: ROADMAP VOOR DUURZAME GROEI De Ethiopische regering is zich bewust van de internationale druk van NGO’s voor het opstarten van een duurza- me industrie, maar heeft nog geen duurzame strategie opgenomen in het Growth and Transformation Plan. Janet Mensink vertelt dat Solidaridad deze taak samen met de Ethiopische over- heid en sectororganisaties op zich wil nemen. De Roadmap for a Sustainable Cotton and Textile Industry in Ethiopia vult het GTP aan met duurzame advie- zen. “In de Roadmap laten we zien wat er nodig is aan katoen, pesticiden, water en arbeiders om die gewenste groei te verwezenlijken. Het is een voorzichtig schaakspel met de rege- ring en we proberen hierin back-up te krijgen van investeerders en grote internationale merken. De Roadmap is nog volop in ontwikkeling en zou uiteindelijk, in de ideale situatie, een nationaal platform moeten worden voor een duurzame textielsector, waarbij ook organisaties zoals ILO betrokken zijn.” IMAGOPROBLEEM: CORRUPT LAND OF DUURZAAM PARADIJS De geplande economische groei kan niet zonder grote investeerders en afnemers zoals H&M en IKEA; mer- ken die allemaal een Code of Conduct hanteren en intensief samenwerken met NGO’s. Duurzame ondernemers en investeerders kijken verder dan tax-holidays, goedkope arbeid en grond. Het zijn onmisbare partners voor Solidaridad en de samenwerking met deze merken heeft dan ook een zeer strategische functie; als de route via Roadmap (te) veel tijd kost, dan kan Solidaridad met behulp van de merken - die hun economische belang voor het land in kunnen zetten - duur- zaamheid in de sector versnellen door ‘best practices in een aantal ketens te creëren. Janet Mensink: “Een ander onder- werp waarop we stappen willen maken is het ‘land grabbing’. Voor katoenprojecten waarin we in 2015 willen starten, zijn we bezig met een uitgebreide risicoanalyse. Voor onze investeerders, maar vooral ook voor onszelf willen we precies weten wat de geschiedenis is van het landgebruik. Katoen die geproduceerd is op grond waarvoor natuurreservaten hebben moeten wijken, willen wij niet als duurzaam bestempelen, ook al is de teelt biologisch. Het onderzoek geeft ons lessen en aanbevelingen met alle belang- hebbenden in Ethiopië. ETHIOPIË: HET EERSTE DUURZAME LAGELONENLAND? Janet Mensink ziet de toekomst van Ethiopië voorzichtig positief tegemoet: “Wij zijn optimistisch. De ervaringen uit andere lagelonenlanden kunnen ingezet worden om de industrie in Ethiopië op een duurzame manier te ontwikkelen, maar we kunnen niet te lang wachten. Binnen nu en twee jaar moeten we zeker actie ondernemen. We werken momenteel vooral samen met grote namen; voorlo- pers op het gebied van duurzaamheid die er veel aan gelegen is hun reputatie te bewaken. In de toekomst zullen echter ook veel textielbedrijven en -merken naar Ethiopië komen die onder de radar vlie- gen en niet in het nieuws komen als er misstanden zijn in hun fabrieken. Daar- om is het van belang dat het algemeen beleid in Ethiopië snel verandert en dat de regering al bij de eerste gesprekken met investeerders duidelijkheid schept over vergunningen, duurzaamheid en veiligheid.” SHARE IT, POST IT Ethiopië is natuurlijk niet het nieuwe Bangladesh. Naast de overduidelijke verschillen in cultuur, land en politiek, zijn ook de tijden veranderd. Moderne (westerse) consumenten, investeerders en modemerken zijn zich steeds meer bewust van de schade die industrieën aanrichten en willen verandering zien. Een belangrijke factor bij het tijdig alarmeren van misstanden is internet; dat bestond eind jaren tachtig nog niet toen de productie in Aziatische lagelonenlanden goed op gang kwam. Consumenten laten steeds vaker hun stem horen, niet alleen online, ook in winkels. Dus ook voor modeprofessionals is het van groot belang om objectief te blijven kijken naar de ontwikkelingen in productielanden, zodat een goede discussie over Made in Bangladesh, Made in Italy en zometeen ook Made in Ethiopia mogelijk is. Consumenten trekken snel hun conclusies op basis van de populaire media - en dat kunnen we ze niet altijd kwalijk nemen - maar die aannames mag je best nuanceren als ze bij je komen shoppen. Eerlijke, open discussies zijn namelijk onmisbaar voor een betere mode-industrie.

description

Kan de snel groeiende textielindustrie in Ethiopië alle gevaren voor mens en milieu omzeilen of ontstaan de zelfde problemen als in Bangladesh, India en China? Lees er alles over in het eerste nummer van Modevakblad Link in 2015.

Transcript of Ethiopië: Kans voor duurzame textielindustrie

64 LINK 1 2015 LINK 1 2015 65

BINNENSTEBUITEN

TEKST: MIRANDA HOOGERVORST

ETHIOPIË: KANS VOOR DUURZAME TEXTIELINDUSTRIEH&M, Tesco, Primark en binnenkort ook IKEA. Ze produceren allemaal in Ethiopië. Chinese, Turkse en Arabische investeerders waren de eersten die gebruik maakten van de investeerdersvoordelen van het economische groeiplan van Ethiopië. Over tien jaar moet Ethiopië een belangrijke speler zijn op de wereldmarkt voor textiel, maar zolang er geen voorwaarden zijn voor milieu, mensenrechten en veiligheid ligt uitbuiting op de loer. Of leren we van gemaakte fouten en wordt Ethiopië het eerste lagelonenland met een duurzame textielindustrie?

De Ethiopische regering lanceerde in

2010 een economisch groeiplan voor de

industrie: Growth and Transformation

Plan. De textielindustrie is een belang-

rijk onderdeel van het plan. In 2024

moet de Ethiopische textielindustrie

een grote speler zijn op de wereldmarkt;

de exportwaarde van de katoenindus-

trie moet dan vertienvoudigd zijn. Om

dat te bereiken creëerde de Ethiopische

overheid een pakket zeer aantrekke-

lijke voorwaarden voor investeerders.

Investeerders betalen geen importbe-

lasting over goederen, machines en

grondstoffen die nodig zijn voor de

productie van exportgoederen. Er is

een ‘tax-holiday’ mogelijk van vijf tot

zeven jaar en de overheid biedt grond

aan tegen een extreem lage leaseprijs:

gemiddeld vijf tot vijfentwintig doller

per hectare per jaar. De katoenteelt

kan zich in Ethiopië nog volop ont-

wikkelen, want momenteel is slechts

zeven procent van de beschikbare drie

miljoen hectare in gebruik.

Goedkope arbeid is er genoeg: het

land heeft negentig miljoen inwoners,

waarvan vijftig procent tussen de

veertien en zestig jaar oud is, en er

is geen wettelijk minimumloon voor

de industrie. De maandlonen in de

textielindustrie liggen gemiddeld op

vijfentwintig, vijfendertig euro. Een

‘leefbaar loon’, dat in lagelonenlan-

den vaak hoger ligt dan het wettelijk

vastgestelde minimumloon, is voor

Ethiopië nog niet berekend.

Investeerders uit Soedan, China,

Turkije, India en Arabische landen heb-

ben al miljoenen in Ethiopië gepompt.

Er zijn nu zo’n zeventig textiel- en

kledingfabrieken. Dat het economi-

sche groeiplan een zeer stimulerende

werking heeft op de kledingindustrie is

overduidelijk: de totale exportwaarde

van kleding uit Ethiopië groeide tussen

2010 en 2013 van $6.715.000 naar

$61.485.000 .

Tegelijk met het realiseren van het

groeiplan investeert de regering veel

in infrastructuur en energievoorzie-

ningen. Nieuwe wegen worden in hoog

tempo aangelegd en de beruchte Gibe

III dam, die moet zorgen voor verdub-

beling van de hoeveelheid opgewekte

elektriciteit in Ethiopië, is bijna klaar,

hoewel de voltooiing voorlopig nog ‘on

hold’ staat door een milieuonderzoek.

TEXTIELPARADIJSSolidaridad werkt al jaren in verschil-

lende agrarische sectoren in Afrika

en richt zich onder andere op het

verbeteren van milieuzorg en arbeids-

omstandigheden in de katoensector.

Samen met Berenschot International

en de TU in Eindhoven onderzocht

Solidaridad de mogelijkheden voor

een duurzame textielindustrie in

de Oost-Afrikaanse katoenlanden

Ethiopië, Kenia en Tanzania.

Uit deze sectoranalyse kwam Ethiopië

naar voren als het land met de grootste

uitbreidingsmogelijkheden voor de tex-

tielindustrie. Samen met onder andere

strategisch partner H&M probeert

Solidaridad de Ethiopische regering en

Ethiopische textielondernemers - met

zachte druk - een duurzame kant op

te duwen.

Ethiopië lijkt op het eerste gezicht een

paradijs voor investeerders, maar er

zijn zwaarwegende factoren die dit

imago kunnen verstoren, zoals het poli-

tieke klimaat. Propagandafilmpjes van

de Ethiopische regering en brochures

van bedrijfsconsultants zoals Deloitte,

melden dat het politieke klimaat in

Ethiopië ‘stabiel’ is. Het Human Rights

Watch-verslag van 2014 meldt regel-

matige schending van mensenrechten,

zoals verbod op meningsuiting, opslui-

ting zonder proces, mishandeling en

verdwijning. Om land beschikbaar

te maken voor investeerders worden

bewoners - vaak met intimidatie en

geweld - ‘verplaatst’ naar nieuwe loca-

ties onder valse beloften van scholen

en gezondheidszorg.

Mesfin Aman is voorzitter van de

Ethiopische gemeenschap in Amster-

dam en werkt onder andere als onder-

zoeker Corporate Social Responsibi-

lity. Hij bevestigt het onbetrouwbare

imago van de Ethiopische regering:

“De Wereldbank toonde in de laatste

twaalf maanden twee maal aan dat de

overheidsinstituten en -medewerkers

zeer corrupt zijn en dat is een groot

risico voor investeerders in Ethiopië.

De financiële voordelen van veelbelo-

vende groeicijfers druppelen zelden

door naar de onderste lagen van de

bevolking. Corrupte regeringsmensen

en vrienden van het regime zullen het

meeste van de groei profiteren.”

EVEN SPARREN MET BANGLADESHEen slecht imago kan de geplande eco-

nomische groei van Ethiopië behoorlijk

in de weg zitten. Of daar rekening mee

is gehouden in het GTP? De regering

onderneemt in ieder geval nog weinig

actie om zichzelf te positioneren als

land dat meedenkt met moderne,

duurzame bedrijven die hun verant-

woordelijkheden voor mens en milieu

serieus nemen.

Misschien moeten de regeringsleiders

van Ethiopië eens een kopje thee gaan

drinken met de Bengaalse regering om

te horen wat een imago als ‘onveilig

productieland’ kan betekenen voor de

exportinkomsten. Westerse bedrijven

halen hun producties weg uit Bangla-

desh, als reactie op de Bengaalse

fabrieksrampen van de laatste jaren.

Janet Mensink, manager internationa-

le projecten Solidaridad: “Daar bewij-

zen we miljoenen Bengaalse vrouwen

die een baan hebben dankzij de textie-

lindustrie natuurlijk geen dienst mee.

Feit is dat de vraag naar kleding groeit.

De Bengaalse sector is in het afgelopen

jaar niet gekrompen. Ethiopië is niet

per se een vervangingsmarkt, maar

ook en vooral een expansiemarkt. Het

probleem met alle negatieve publiciteit

over Bangladesh in Europa is vooral

dat consumenten denken dat alles

onder slechte omstandigheden gebeurt

en dat is niet waar. Door algemene

erkenning van de milieuproblemen

en sociale problemen in Bengaalse

fabrieken, zijn we met elkaar in gesprek

gegaan en hebben we deze projecten

kunnen uitvoeren, in samenwerking

met de overheid, fabrieken en enkele

grote textielmerken.”

ETHIOPIË HEEFT GEEN ARBEIDS- EN MILIEUBELEIDHet milieubeleid in Ethiopië is bij

lange na niet klaar voor de stroom van

nieuwe investeerders. Er zijn enkele

milieuwetten en er is een controlerende

milieu-organisatie (de Environmental

and Social Impact Agency - ESIA), maar

de eerder genoemde sectoranalyse van

Solidaridad en Berenschot wijst ook

uit dat Ethiopië een onderontwikkelde

infrastructuur heeft voor afvalverwer-

king. Daarnaast is er onvoldoende

kennis over de milieubelasting van

de groeiende industrie en over de

gevolgen van afval dumpen. Zonder

opleiding van fabriekseigenaren en het

opzetten van controlerende instanties

zal het dumpen van afval desastreuze

gevolgen hebben voor de ecosystemen

van Ethiopië.

Ook arbeidsvoorwaarden zoals lonen

en veiligheid zijn nog nauwelijks

uitgewerkt voor de opkomende tex-

tielindustrie. H&M wil samen met

Solidaridad werken aan goede arbeids-

omstandigheden en daar zijn vakbon-

den voor nodig. De regering staat de

ontwikkeling van vakbonden in de weg,

aldus Mesfin Aman. “Arbeidsrecht in

Ethiopië is ver beneden internationale

maatstaven. Er is op dit moment geen

enkele onafhankelijke organisatie die

de arbeiders in Ethiopië beschermt.”

In Bangladesh nam onder andere H&M

belangrijke stappen om het loonbeleid

aan te pakken; niet alleen voor de

fabrieken waarmee H&M samenwerkt,

maar voor de gehele industrie. CEO

Karl-Johan Persson sprak tweemaal

met de Bengaalse overheid over het

invoeren van nieuwe systemen voor

leefbare lonen; in 2012 en in oktober

2014. De tweede keer spraken ze ook

over het voortzetten van de relatie tus-

sen H&M en Bengaalse producenten.

Een teken van de positieve invloed die

grote bedrijven zoals H&M kunnen

uitoefenen op de regering van een

lagelonenland.

Janet Mensink: “Dit was een belang-

rijk gesprek voor de textielindustrie

en een zeer uitzonderlijke stap voor

een kledingbedrijf. We kunnen niet

met zekerheid zeggen welke directe

invloed die gesprekken hebben gehad,

maar de lonen zijn sinds 2013 wel met

tachtig procent gestegen. H&M heeft

ook bevestigd dat het geenszins van

plan is productie uit het land te ver-

plaatsen. Voor H&M is Ethiopië een

aanvulling in de productiestrategie.

Bij de eerste verkenning van moge-

lijkheden voor productie in Ethiopië

is de zwakke arbeidswetgeving en

-handhaving als risico aangemerkt.

Daarom pleit het bedrijf - via de

International Labour Organisation van

de Verenigde Naties - voor een beter

arbeidsrecht in Ethiopië. Dit zal een

kwestie van een lange adem zijn. Tot

die tijd moeten de werknemers het

hebben van bescherming via de Code

of Conduct.”

TE WEINIG KATOEN Door het agressieve groeiplan van de

Ethiopische regering zal de beschik-

bare hoeveelheid katoengrond en

het aantal katoenbedrijven al snel

ontoereikend zijn. In Ethiopië geldt

een verbod op de invoer van genetisch

gemodificeerde gewassen en zaden,

ter bescherming van de traditionele

agrarische technieken; het merendeel

van de agrariërs werkt op traditio-

nele wijze. De vraag is of dat verbod

stand houdt als de druk opgevoerd

wordt door grote katoenkopers en de

machtige GMO-lobby.

Mensink: “De katoenteelt in Ethiopië

is in de meeste gevallen niet duurzaam

en de uitbreiding zal vooral plaatsvin-

den middels zeer grote katoenplanta-

ges. De bestaande katoenproductie

willen we gaan transformeren naar

duurzamere teelt volgens internatio-

nale standaarden, zoals biologische

productie, Better Cotton of Cotton made

in Africa. Gezien de geplande snelle

groei moeten we ons ook realiseren

dat er met name een gevaar zit in

ongecontroleerde landconversie, met

eerder genoemde gevolgen voor mens

en milieu.”

NIEUW OPLEIDINGSTRAJECT VOOR VEILIGE FABRIEKENNa het instorten van Rana Plaza

richtten de Bengaalse overheid, inter-

nationale en nationale vakbonden,

merken, retailbedrijven en NGO’s het

inmiddels wereldberoemde ‘Accord on

Fire and Safety Building in Bangladesh’

op. Het verdrag zorgt voor controles

van 3500 fabrieken en inmiddels zijn

bijna alle fabrieken gecontroleerd. In

aanvulling hierop heeft Solidaridad in

samenwerking met TNO de ambitie om

een kennis- en opleidingsprogramma

voor de veiligheid van gebouwen en

fabrieken in Bangladesh op te zetten,

inclusief een brand lab voor het testen

en certificeren van veiligheidspro-

ducten en constructies. Een dergelijk

opleidingsprogramma zou ook toe te

passen zijn in Ethiopië, maar kennis

over veiligheid op de werkvloer is nog

laag, aldus Mensink. “Ook op andere

vlakken zoals vrijheid van vakbonden,

betaling en overwerk, milieumanage-

ment, opleidingen en productiviteit

valt nog veel werk te doen. Solidaridad

is in overleg met merken en lokale

partners om hier trainingsprogram-

ma’s voor op te zetten in de fabrieken

maar ook bij branche-organisaties en

textielonderwijsinstellingen.”

SOLIDARIDAD INTRODUCEERT: ROADMAP VOOR DUURZAME GROEIDe Ethiopische regering is zich bewust

van de internationale druk van NGO’s

voor het opstarten van een duurza-

me industrie, maar heeft nog geen

duurzame strategie opgenomen in het

Growth and Transformation Plan. Janet

Mensink vertelt dat Solidaridad deze

taak samen met de Ethiopische over-

heid en sectororganisaties op zich wil

nemen. De Roadmap for a Sustainable

Cotton and Textile Industry in Ethiopia

vult het GTP aan met duurzame advie-

zen. “In de Roadmap laten we zien wat

er nodig is aan katoen, pesticiden,

water en arbeiders om die gewenste

groei te verwezenlijken. Het is een

voorzichtig schaakspel met de rege-

ring en we proberen hierin back-up

te krijgen van investeerders en grote

internationale merken. De Roadmap

is nog volop in ontwikkeling en zou

uiteindelijk, in de ideale situatie, een

nationaal platform moeten worden

voor een duurzame textielsector,

waarbij ook organisaties zoals ILO

betrokken zijn.”

IMAGOPROBLEEM: CORRUPT LAND OF DUURZAAM PARADIJSDe geplande economische groei kan

niet zonder grote investeerders en

afnemers zoals H&M en IKEA; mer-

ken die allemaal een Code of Conduct

hanteren en intensief samenwerken

met NGO’s. Duurzame ondernemers

en investeerders kijken verder dan

tax-holidays, goedkope arbeid en

grond. Het zijn onmisbare partners

voor Solidaridad en de samenwerking

met deze merken heeft dan ook een

zeer strategische functie; als de route

via Roadmap (te) veel tijd kost, dan

kan Solidaridad met behulp van de

merken - die hun economische belang

voor het land in kunnen zetten - duur-

zaamheid in de sector versnellen door

‘best practices in een aantal ketens

te creëren.

Janet Mensink: “Een ander onder-

werp waarop we stappen willen

maken is het ‘land grabbing’. Voor

katoenprojecten waarin we in 2015

willen starten, zijn we bezig met een

uitgebreide risicoanalyse. Voor onze

investeerders, maar vooral ook voor

onszelf willen we precies weten wat de

geschiedenis is van het landgebruik.

Katoen die geproduceerd is op grond

waarvoor natuurreservaten hebben

moeten wijken, willen wij niet als

duurzaam bestempelen, ook al is de

teelt biologisch.

Het onderzoek geeft ons lessen en

aanbevelingen met alle belang-

hebbenden in Ethiopië.

ETHIOPIË: HET EERSTE DUURZAME LAGELONENLAND?Janet Mensink ziet de toekomst van

Ethiopië voorzichtig positief tegemoet:

“Wij zijn optimistisch. De ervaringen uit

andere lagelonenlanden kunnen ingezet

worden om de industrie in Ethiopië op

een duurzame manier te ontwikkelen,

maar we kunnen niet te lang wachten.

Binnen nu en twee jaar moeten we zeker

actie ondernemen. We werken momenteel

vooral samen met grote namen; voorlo-

pers op het gebied van duurzaamheid die

er veel aan gelegen is hun reputatie te

bewaken. In de toekomst zullen echter

ook veel textielbedrijven en -merken naar

Ethiopië komen die onder de radar vlie-

gen en niet in het nieuws komen als er

misstanden zijn in hun fabrieken. Daar-

om is het van belang dat het algemeen

beleid in Ethiopië snel verandert en dat

de regering al bij de eerste gesprekken

met investeerders duidelijkheid schept

over vergunningen, duurzaamheid en

veiligheid.”

SHARE IT, POST ITEthiopië is natuurlijk niet het nieuwe

Bangladesh. Naast de overduidelijke

verschillen in cultuur, land en politiek,

zijn ook de tijden veranderd. Moderne

(westerse) consumenten, investeerders

en modemerken zijn zich steeds meer

bewust van de schade die industrieën

aanrichten en willen verandering zien.

Een belangrijke factor bij het tijdig

alarmeren van misstanden is internet;

dat bestond eind jaren tachtig nog

niet toen de productie in Aziatische

lagelonenlanden goed op gang kwam.

Consumenten laten steeds vaker hun

stem horen, niet alleen online, ook in

winkels. Dus ook voor modeprofessionals

is het van groot belang om objectief te

blijven kijken naar de ontwikkelingen

in productielanden, zodat een goede

discussie over Made in Bangladesh,

Made in Italy en zometeen ook Made

in Ethiopia mogelijk is. Consumenten

trekken snel hun conclusies op basis van

de populaire media - en dat kunnen we

ze niet altijd kwalijk nemen - maar die

aannames mag je best nuanceren als

ze bij je komen shoppen. Eerlijke, open

discussies zijn namelijk onmisbaar voor

een betere mode-industrie.