Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet...

85
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics NADRUK VERBODEN Masterscriptie Fiscale economie Collegejaar 2009/2010 SCHADEVERGOEDING EN BTW De toegevoegde waarde van Société Thermale A.A. de Baas Begeleider: drs. P.C.J. Oerlemans Studentnummer : 198856 E-mailadres : [email protected] 5 10 15 20

Transcript of Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet...

Page 1: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM

Erasmus School of Economics NADRUK VERBODEN

Masterscriptie Fiscale economie

Collegejaar 2009/2010

SCHADEVERGOEDING EN BTW

De toegevoegde waarde van Société Thermale

A.A. de Baas Begeleider: drs. P.C.J. Oerlemans

Studentnummer : 198856

E-mailadres : [email protected]

Rotterdam, 4 maart 2010

5

10

15

20

25

Page 2: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Voorwoord

Want de Here geeft wijsheid,

Uit Zijn mond komen kennis en verstandigheid(Spreuken 2:6).

Ter nagedachtenis van Arnold de Baas (21/12/1935—20/07/1999)

Ik kwam in oktober 1998 vanuit Suriname naar Nederland voor het volgen van de studie

fiscale economie. Het was voor mij een sprong in het onbekende; ander klimaat, andere

cultuur. Het leek mij altijd een mooie ervaring om in het buitenland te studeren. Helaas heb ik

ook minder prettige ervaringen gehad in deze lange studieperiode.

Amper 9 maanden na aanvang van mijn studie, is mijn vader, Arnold ‘Nol’ de Baas,

verongelukt in Suriname. Aangezien hij een van de belangrijke personen in mijn leven is,

draag ik deze scriptie aan hem op. Hij heeft mij altijd gemotiveerd om het onderste uit de kan

te halen. Ik weet dat hij, ondanks mijn lange studieperiode, vanuit de spirituele wereld trots

toekijkt!

Ook mijn moeder, ‘Corry’ de Baas-Gilaard, heeft mijn hartgrondige dank voor zowel de

morele als de financiële steun door de jaren heen, want zonder haar steun had ik niet de

mogelijkheid gehad om in Nederland te studeren.

Verder wil ik de overige familieleden en vrienden bedanken voor alle steun tijdens mijn

studieperiode.

2

5

10

15

20

25

30

Page 3: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Inhoud

1. HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN.............................................................................................................4

1.1 INLEIDING..............................................................................................................................................41.2 PROBLEEMSTELLING.............................................................................................................................51.3 AFBAKENING.........................................................................................................................................5

2. HOOFDSTUK 2 HET NEDERLANDSE OMZETBELASTINGSTELSEL........................................6

2.1 DE NEDERLANDSE OMZETBELASTING TOT 1969.................................................................................62.2 WET OP DE OMZETBELASTING 1968....................................................................................................6

2.2.1 Richtlijn 2006/112/EG: de Btw-richtlijn........................................................................................72.2.2 De Btw-verordening.......................................................................................................................82.2.3 Het Europese recht en de Nederlandse omzetbelasting..........................................................8

2.3 HET NEDERLANDSE BTW-SYSTEEM...................................................................................................102.3.1 De ondernemer............................................................................................................................112.3.2 Maatstaf en tarief van heffing.....................................................................................................122.3.3 Aftrek van voorbelasting..............................................................................................................12

3. HOOFDSTUK 3 PRESTATIES BINNEN DE OMZETBELASTING...............................................13

3.1 HET BEGRIP PRESTATIE......................................................................................................................133.2 VORMEN VAN PRESTATIE....................................................................................................................14

3.2.1 Goederenleveringen....................................................................................................................143.2.2 Dienstverrichtingen......................................................................................................................163.2.3 Combinaties van prestaties........................................................................................................233.2.4 Overige prestaties........................................................................................................................25

3.3 DE MAATSTAF EN HET TIJDSTIP VAN HEFFING BIJ PRESTATIES.........................................................273.3.1 De maatstaf van heffing..............................................................................................................273.3.2 Het tijdstip van heffing.................................................................................................................28

3.4 EVALUATIE..........................................................................................................................................29

4. HOOFDSTUK 4 DE BEHANDELING VAN SCHADEVERGOEDING TOT 18 JULI 2007...........31

4.1 HET BEGRIP SCHADEVERGOEDING....................................................................................................314.2 SCHADEVERGOEDING EN OMZETBELASTING......................................................................................334.3 EVALUATIE..........................................................................................................................................38

5. HOOFDSTUK 5 DE BEHANDELING VAN SCHADEVERGOEDING VANAF 18 JULI 2007......42

5.1 SOCIÉTÉ THERMALE D’EUGÉNIE LES BAINS......................................................................................425.2 ANALYSE.............................................................................................................................................455.3 EVALUATIE..........................................................................................................................................51

6. HOOFDSTUK 6 SLOT..................................................................................................................... 54

6.1 SAMENVATTING...................................................................................................................................546.2 CONCLUSIE.........................................................................................................................................55

7. LITERATUURLIJST / BRONVERMELDING...................................................................................57

3

5

10

15

20

25

30

35

40

Page 4: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

1. Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 InleidingSociété Thermale d’ Eugénie-les-Bains (hierna: Société Thermale)1verricht hotel- en

restauratiediensten in Frankrijk. Zij verhuurt ook kuuroorden waarbij de klant vooraf

reserveert en aanbetaalt. Indien de klant de reservering annuleert behoudt Société

Thermale de aanbetaling, en als Société Thermale annuleert betaalt zij de klant het

dubbele bedrag van de aanbetaling. Door de jaren heen heeft Société Thermale de

aanbetaling in geval van annulering door de klant niet in haar omzet verantwoord. Dit

omdat zij meent dat de aanbetaling in geval van annulering door de klant een

schadeloosstelling is geworden.

In 1992 heeft een belastingcontrole bij Société Thermale plaatsgevonden over de

afgelopen drie jaren, waarna de belastingdienst tot de conclusie kwam dat

omzetbelasting moest worden betaald over de gehouden aanbetalingen, in geval van

annulering door de klant. Op het door Société Thermale ingediende bezwaarschrift

volgde een afwijzing waarna zij in beroep ging bij het Tribunal administratif de Pau,

gevolgd door hoger beroep bij de Cour administrative d’appel de Bordeaux. Evenals de

belastingdienst, meenden ook deze rechterlijke instanties dat de aanbetaling een

tegenprestatie was aan de zijde van de klant. Hierover moest derhalve omzetbelasting

worden betaald. Zij waren van mening dat -bij annulering- de reservering een

individualiseerbare dienst was, die bestond uit het maken van een dossier voor de klant

en de reservering van het verblijf. Er bestond dus een rechtstreekse relatie tussen de

tegenprestatie en de individualiseerbare reserveringsdienst. Vervolgens heeft Société

Thermale zich gewend tot de Conseil d’État die een prejudiciële vraag heeft gesteld aan

het Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (hierna HvJ EG)over de behandeling

van zulke aanbetalingen. Hoewel de A-G ook heeft geconcludeerd dat omzetbelasting

verschuldigd is, stelt het HvJ EG Société Thermale echter in het gelijk. Het HvJ EG is van

mening dat een voorschot (onder andere) alleen kan fungeren als vergoeding indien een

rechtstreekse relatie bestaat tussen de verrichte dienst en het voorschot (tegenprestatie).

Nu in dit arrest de reserveringsverplichting voortvloeit uit de overeenkomst betreffende

het verstrekken van logies en niet uit betaalde voorschotten, is van een rechtstreeks

verband geen sprake.

Gelet op eerdere jurisprudentie betreffende schadevergoedingen, is dit een verrassend

besluit van het HvJ EG. Waarom is deze uitkomst anders dan eerdere jurisprudentie? Er

1 HvJ EG Eerste kamer, 18 juli 2007, nr. C-277/05, BNB 2008/12.

4

5

10

15

20

25

30

Page 5: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

zijn diverse uitspraken en arresten waarbij betaling bij voortijdige ontbinding van een

overeenkomst hebben geleid tot een belaste vergoeding. Hierbij kan gedacht worden aan

de uitspraak van Hof Arnhem op 11 januari 1985, waarin werd geconcludeerd dat

schadevergoeding door ontbinding een dienst vormt.2 Wanneer leidt deze betaling tot

een belaste vergoeding en wanneer niet? Over dit vraagstuk blijkt nog geen eenduidig

antwoord te bestaan.

1.2 ProbleemstellingOp grond van het arrest Société Thermale, komen de volgende vragen op:

In hoeverre is er sprake van een prestatie voor de omzetbelasting indien een aanbetaling wordt gedaan op een overeenkomst voor het verrichten van een dienst, welke overeenkomst vervolgens wordt ontbonden, waarbij de dienstverrichter de aanbetaling houdt? Hoe verhoudt de Nederlandse jurisprudentie zich tot het arrest Société Thermale?

Aan de hand van jurisprudentie, literatuur en andere wetenschappelijke bronnen

betreffende dit onderwerp, wordt de probleemstelling nader onderzocht, waarbij in

hoofdstuk 2 de ontwikkelingen en de beginselen van de omzetbelasting worden

uiteengezet. In hoofdstuk 3 worden de prestaties besproken en de wijze waarop hiermee

in de omzetbelasting wordt omgegaan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het begrip

schadevergoeding binnen de omzetbelasting en daarmee verwante jurisprudentie. In

hoofdstuk 5 wordt de behandeling van schadevergoeding vervolgd, maar dan in relatie

tot het arrest Société Thermale, en de gevolgen van dit arrest op de behandeling van

schadevergoeding in de omzetbelasting. Ter afsluiting van deze scriptie volgen de

samenvatting en conclusie.

1.3 Afbakening De begrippen schadeloosstelling en schadevergoeding worden gebruikt als synoniemen.

De begrippen aanbetaling en vooruitbetaling hebben verschillende betekenissen. Beide

begrippen zijn voorschotten, maar de aanbetaling is een eerste storting ( gedeeltelijke

vergoeding) die verschuldigd is bij het kopen van een zaak op afbetaling of in termijnen.

Een vooruitbetaling is (geheel of gedeeltelijk) ontvangen geld dat nog niet verrekend is.3

2 Nr. 63/1984, FED 1987/28.3 Deze definities zijn gehaald uit het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal.

5

5

10

15

20

25

30

Page 6: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

2. Hoofdstuk 2 Het Nederlandse omzetbelastingstelsel

2.1 De Nederlandse omzetbelasting tot 1969De omzetbelasting is in 1934 ingevoerd met de bedoeling de economische crisis4te

overbruggen die destijds ook heerste in Nederland. Na deze crisis zou de

omzetbelasting weer worden afgeschaft. Dit is echter niet gebeurd en zo werd deze

tijdelijke belasting een permanente belasting. De omzetbelasting was van 1934 tot

1941 een fabrikantenbelasting met een tarief van slechts 4%. Vanaf 1 januari 1941 is

de overstap gemaakt naar een omzetbelasting volgens het cumulatieve

cascadestelsel, waarbij zowel de fabrikant, de groothandelaar als de detaillist in de

heffing werd betrokken. Op 1 januari 1955 werd het heffingssysteem zodanig

veranderd dat de detaillist buiten de heffing bleef. Met deze verandering ontstond de

Wet op de Omzetbelasting 1954.

De Wet op de Omzetbelasting 1954 had onderstaande doelstellingen:

Verbetering van het tot 1955 geldende systeem binnen de omzetbelasting, en;

starten met belastingharmonisatie binnen de Benelux.

Hoewel de belastingharmonisatie heeft plaatsgevonden binnen de lidstaten van de

Europese Unie, is dat niet gebeurd op grond van het destijds geldende

omzetbelastingstelsel, maar op basis van de belasting over de toegevoegde waarde

(Btw) volgens het stelsel van aftrek van voorbelasting.

2.2 Wet op de omzetbelasting 1968Op 1 januari 1969 werd de Wet op de omzetbelasting 1954 vervangen door de Wet op

de omzetbelasting 1968. Dit ter bevordering van het omzetbelastingstelsel en de

harmonisatie binnen de Benelux. Het stelsel was gewijzigd in een belasting over de

toegevoegde waarde met aftrek van voorbelasting. De Nederlandse omzetbelasting is

evenals de in de andere lidstaten geldende omzetbelasting, gebaseerd op de Btw-

richtlijn (de gemoderniseerde Zesde richtlijn). Hoewel de omzetbelasting een

zelfstandige belasting is, wordt deze ondersteund door de Algemene wet inzake

rijksbelasting (AWR), de Douanewet en het Communautair Douanewetboek.

Vanaf 1976 zijn gerechtshoven belast met de beoordeling van geschillen binnen de

omzetbelasting; voor 1976 was dat de Tariefcommissie, een zelfstandig rechtscollege.

Met ingang van 1 januari 2005 is de taak overgenomen door rechtbanken die in eerste

aanleg oordelen over Rijksbelastingzaken, gevolgd door eventueel appél bij het

4 De economische crisis was een gevolg van de beurscrash van New York in 1929; hierdoor ontstonden miljoenen werklozen in de wereld.

6

5

10

15

20

25

30

Page 7: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

gerechtshof en beroep in cassatie bij de Hoge Raad.

2.2.1 Richtlijn 2006/112/EG: de Btw-richtlijnOm te komen tot een harmonieuze omzetbelasting binnen de Europese

Gemeenschap moest worden onderzocht welke belastingmethode de beste

aansluiting kon vinden.5De subgroepen A, B en C en het Fiscaal Financieel Comité die

destijds belast waren met het onderzoek concludeerden dat de belasting over de

toegevoegde waarde moest geschieden, om zodoende te komen tot een Europese

belasting. Hierdoor ontstonden de Eerste en de Tweede richtlijn. De Eerste richtlijn

bevatte de algemene bepalingen en de Tweede richtlijn richtte zich op de toepassing.

De Zesde richtlijn is in de jaren zeventig ingevoerd ter uniformering van de

belastinggrondslag binnen de Europese Gemeenschap. Met de komst van de Zesde

richtlijn verdween de Tweede richtlijn. De Zesde richtlijn bevatte regels betreffende het

belastbare feit, de maatstaf van heffing en de vrijstellingen binnen het

omzetbelastingstelsel. De lidstaten moesten hun omzetbelastingstelsel baseren op de

Zesde richtlijn. Sinds de invoering van de Zesde richtlijn is deze al vele malen

aangepast en aangevuld, mede vanwege de modernisering en technologische

vooruitgang6in het handelsverkeer. Door deze vele veranderingen werd de Zesde

richtlijn onoverzichtelijk met als gevolg het ontstaan van Richtlijn 2006/112/EG, beter

bekend als de Btw-richtlijn. Deze is in januari 2007 in werking getreden. Tevens is ook

de Eerste richtlijn ingetrokken. De Zesde richtlijn (thans: Btw-richtlijn) heeft

harmonisatie van het omzetbelastingstelsel van de lidstaten als belangrijkste

doelstelling. Tevens wordt door de Btw-richtlijn misbruik voorkomen door de

belastingplichtige die transacties als zodanig verricht dat er aftrek van voorbelasting

plaatsvindt.7De transactie wordt vervolgens op zodanige wijze hersteld dat de

elementen van misbruik worden geëlimineerd waardoor er een legale transactie

ontstaat.8

2.2.2 De Btw-verordeningSinds 2005 is behalve voor het douanerecht ook voor de omzetbelasting een

verordening van toepassing. Verordening 1777/2005/EG is op 1 juli 2006 in werking

getreden. De Btw-verordening is ingevoerd om een uniforme uitleg te hanteren voor 5 Artikel 93 EG-Verdrag.6 Hierbij kan gedacht worden aan digitale transacties zoals elektronische facturen.7 Arrest Halifax, C-255-02, HvJ EG 21 februari 2006, r.o.98, BNB 2006/170.8 Arrest Halifax, C-255-02, HvJ EG 21 februari 2006, BNB 2006/170.

7

5

10

15

20

25

30

5

Page 8: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

de regels in de verschillende lidstaten, anders zou elke lidstaat een eigen interpretatie

kunnen geven aan de in de richtlijn vermelde artikelen. Er moet daarom een

harmonisatie zijn van het omzetbelastingstelsel en van de uitleg met betrekking tot de

richtlijnbepalingen. Het HvJ EG kan niet alle richtlijnbepalingen in behandeling nemen,

dus biedt een verordening een uitweg betreffende de interpretatie van deze

bepalingen. In de verordening zijn behalve de interpretatievoorschriften, ook

uitspraken van het HvJ EG verwerkt. In tegenstelling tot een richtlijn behoeft en mag

een verordening geen implementatie in de nationale wetgeving vanwege het risico dat

de implementatie incorrect in de nationale wet geschiedt. Verder is een verordening

bindend en rechtstreeks toepasbaar.

2.2.3 Het Europese recht en de Nederlandse omzetbelasting

2.2.3.1 Omzetting in nationaal rechtEen richtlijn kan gezien worden als een handleiding voor de lidstaten om te komen tot

een uniforme Europese belasting. Een richtlijn is alleen bindend met betrekking tot het

resultaat (artikel 249 EG-Verdrag). De manier waarop de lidstaten de richtlijn willen

omzetten naar nationaal recht is vrijblijvend; het gaat om de doeleinden van de

Gemeenschap die gerealiseerd moeten worden met behulp van de richtlijn. Hoewel de

lidstaten in de wijze van omzetting van de richtlijn naar nationaal recht vrij zijn, is de

omzetting echter wel aan een termijn gebonden. Indien een lidstaat met betrekking tot

de omzetting van een richtlijn naar nationaal recht in gebreke blijft, heeft de

Commissie, op grond van artikel 226 EG-Verdrag, de mogelijkheid een procedure te

starten bij het HvJ EG, die vervolgens de betreffende lidstaat op grond van artikel 228

EG-Verdrag kan dwingen tot uitvoering van de omzetting naar nationaal recht.

2.2.3.2 Strijd tussen richtlijn en wetDe uitleg van de nationale wetgeving moet uniform zijn aan de uitleg in de richtlijn. Is

dit niet het geval, dan ontstaan er verschillende vormen van uitleg over een

richtlijnbepaling, beter bekend als het Kameleoneffect.9De omzetting van richtlijnen in

nationaal recht speelt behalve voor de lidstaten, ook een rol voor belastingplichtigen,

nu de werking van een richtlijn door omzetting in nationaal recht ook particulieren

raakt. Belastingplichtigen kunnen zich rechtstreeks op de richtlijn beroepen, indien zij

menen dat deze een gunstiger effect heeft dan de nationale wetgeving. De

belastingplichtige kan echter niet de gunstige regels van de richtlijn en de gunstige

9 L.P. Ploeger, BNB 1984/212.

8

5

10

15

20

25

30

Page 9: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

regels van de nationale wet combineren. Hierbij kan gedacht worden aan een

vrijstelling die van toepassing is binnen de richtlijn en een aftrek van voorbelasting die

van toepassing is binnen de nationale wet, maar niet in de richtlijn.10

De belastingplichtige kan zich onder de volgende cumulatieve voorwaarden

rechtstreeks beroepen op de richtlijn:11

Er is sprake van een termijnoverschrijding met betrekking tot de invoering van

de richtlijn;

De implementatie is niet, onjuist of te laat gebeurd;

De bepaling moet van zodanige aard zijn dat de particulier deze tegenover de

staat kan doen gelden.

2.2.3.3 De Rol van het Hof van Justitie EG bij richtlijnbepalingenNationale wetgeving moet in beginsel in overeenstemming zijn met de richtlijn. Er

moet daarom bij uitleg van de nationale wetgeving eerst worden gekeken naar de

betreffende richtlijnbepaling. Volgens jurisprudentie van het HvJ EG is het nodig om bij

de uitleg van de richtlijnbepalingen de richtlijn in alle geschreven talen te lezen,

vanwege de interpretatieverschillen die kunnen voorkomen. Indien getwijfeld wordt

aan de uitleg over de richtlijnbepaling, is de Hoge Raad, als hoogste rechterlijke

instantie in Nederland, verplicht het HvJ EG te verzoeken om een prejudiciële

uitspraak. Het HvJ EG mengt zich niet in het geschil, maar geeft alleen antwoord op

de vraag van communautair recht, zodat de nationale rechter het betreffende geschil

kan beslechten.

De Hoge Raad is vrij van deze verzoekplicht indien:

Geen twijfel bestaat (acte clair) over de uitleg van een richtlijnbepaling, of;

Het HvJ EG al eens heeft geoordeeld (acte éclairé) over het betreffende

onderdeel.

2.2.3.4 Van de richtlijn afwijkende maatregelenHet omzetbelastingstelsel binnen de Europese Gemeenschap moet zo uniform

mogelijk worden toegepast volgens de richtlijn en de verordening, maar ook hierop zijn

uitzonderingen. In titel XIII van de Btw-richtlijn zijn afwijkingen opgenomen die de

lidstaten mogen hanteren in hun Btw-wetgeving. Hier wordt een onderscheid gemaakt

tussen de lidstaten die vóór 1 januari 1978 al behoorden tot de Europese

10 Deze combinatie wordt ook wel “Cherry-picking”genoemd.11 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, elfde druk, Kluwer, Deventer 2007, blz. 35.

9

5

10

15

20

25

30

5

Page 10: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Gemeenschap en lidstaten die na 1 januari 1978 zijn gaan behoren tot de Europese

Gemeenschap. Dit onderscheid betreft het belasten en vrijstellen van prestaties door

lidstaten die vóór en na 1978 zijn toegetreden tot de Europese Gemeenschap. In de

artikelen 394 en 395 van de Btw-richtlijn zijn van de richtlijn afwijkende maatregelen

opgenomen die gelden voor afwijkingen van zowel vóór als na 1977. De maatregelen

die worden ingebracht ter vereenvoudiging van de belastingheffing, mogen geen grote

invloed hebben op de verschuldigde omzetbelasting.

2.3 Het Nederlandse Btw-systeemDe omzetbelasting vormt tegenwoordig een van de grote inkomstenbronnen (in 2007

en 2008 bijna 32%) van de Nederlandse schatkist.12Sinds 1997 levert de

omzetbelasting meer op dan de loonbelasting, die tot 1997 de grootste bron van

belastinginkomsten was voor de schatkist. Het omzetbelastingtarief is door de jaren

ook gedaald van 20% naar 19%. Een verandering in het tarief heeft invloed op de

opbrengst, maar uiteindelijk zijn de ontwikkeling van de economie en de inflatie de

bepalende factoren voor de omvang van de opbrengst. De opbrengst van de

omzetbelasting wordt onder meer behaald via huishoudens die goederen en diensten

kopen.

De omzetbelasting heeft de kenmerken van een productiebelasting, een

verbruiksbelasting en een verkeersbelasting. Binnen de Europese Gemeenschap

wordt gesproken van een indirecte verbruiksbelasting, nu de heffing is gerelateerd aan

het consumptieve verbruik van goederen en diensten. Hoewel de omzetbelasting

wordt beschouwd als een kostprijsverhogende belasting, drukt deze in feite niet op de

kostprijs van de ondernemer, maar op de consumentenprijs. De omzetbelasting wordt

daarom indirect geheven van de ondernemer.

In nationaal verband speelt de omzetbelasting een rol bij de ondernemer die prestaties

verricht in het economische verkeer, en in internationaal verband speelt de

omzetbelasting een rol bij de ondernemer of particulier die betrokken is bij invoer13van

goederen en intracommunautaire transacties.14

12 http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/B6411BE3-55DA-4377-9706- 96693FBE9F3A/0/2009opbrengstrijksbelastinglijdtondereconomischecrisisart.pdf.13 Van invoer of uitvoer wordt gesproken indien het transacties betreft tussen lidstaten en derde landen.14 Intracommunautaire transacties zijn transacties tussen de lidstaten van de EG.

10

5

10

15

20

25

30

5

Page 11: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

2.3.1 De ondernemerIn de omzetbelasting is de ondernemer de belastingplichtige. In artikel 7 lid 1 Wet OB

1968 is gesteld dat een ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent als ondernemer

wordt beschouwd. Met het begrip ‘ieder’ worden niet alleen natuurlijke personen en

rechtspersonen bedoeld, maar ook samenwerkingsverbanden, zoals

vennootschappen onder firma en maatschappen. Deze samenwerkingsverbanden

moeten als een entiteit deelnemen aan het economische verkeer, wil sprake zijn van

één ondernemer in plaats van afzonderlijke ondernemers. Voor een definitie van het

begrip ‘bedrijf’ wordt verwezen naar Nederlandse jurisprudentie waarin wordt gesteld

dat een bedrijf een organisatie is van kapitaal en arbeid, welke in een duurzaam

streven door middel van deelname aan het economische verkeer de maatschappelijke

behoeften bevredigt.

In art. 7 lid 2, Wet OB 1968 vallen onder het begrip bedrijf ook beroep en de

exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te

verkrijgen. De voorwaarde van zelfstandigheid binnen de omzetbelasting dient te

voorkomen dat werknemers in de heffing worden betrokken. Het gaat dan niet zozeer

om de arbeidsovereenkomst, maar om de gezagsverhouding. Er moet sprake zijn van

een verhouding van ondergeschiktheid met betrekking tot de arbeids- en

bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever.15In artikel 9

van de Btw-richtlijn wordt niet gesproken van ‘ondernemer’, maar van

belastingplichtige’. Van een belastingplichtige wordt gesproken indien zelfstandig een

economische activiteit wordt verricht. Hierbij zijn de locatie, het oogmerk en het

resultaat van die activiteit niet relevant. Met economische activiteit worden alle

werkzaamheden bedoeld van de fabrikant, handelaar of dienstverrichter. Ook de

voorbereidingswerkzaamheden om te komen tot een te verrichten prestatie behoren

tot de economische activiteiten van de ondernemer.16Hoewel in de Nederlandse

omzetbelasting wordt gesproken van ‘ondernemer’ en in de Btw-richtlijn van

‘belastingplichtige’ wordt gedoeld op dezelfde persoon.17

2.3.2 Maatstaf en tarief van heffingDe maatstaf van heffing is de vergoeding die de ondernemer ontvangt voor verrichte

belastbare prestaties. De omzetbelasting kent drie heffingstarieven, namelijk het

algemene tarief van 19%, het verlaagde tarief van 6% (o.a. bij voedingsmiddelen) en

het 0% tarief (o.a. bij intracommunautaire leveringen en bij uitvoer). De heffing

geschiedt in het land van verbruik; er wordt geheven volgens het

15 Artikel 10 Btw-richtlijn.16 Dit blijkt onder andere uit het Rompelman-arrest, HvJ EG 14 februari 1985, BNB 1985/315.17 HR 2 juni 1984, BNB 1984/295.

11

5

10

15

20

25

30

5

Page 12: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

bestemmingslandbeginsel. Verder geldt bij sommige geleverde prestaties een

vrijstelling van belastingheffing, maar deze geeft de ondernemer dan ook geen recht

op aftrek van voorbelasting.

2.3.3 Aftrek van voorbelastingDe ondernemer is omzetbelasting verschuldigd ter zake van door hem verrichte

belastbare prestaties. De omzetbelasting die de ondernemer heeft betaald met

betrekking tot transacties in internationaal verband of die hij betaalt aan leveranciers

wordt in mindering gebracht op de verschuldigde belasting (art. 2, Wet OB 1968).

Behalve belastbare prestaties kunnen ondernemers ook vrijgestelde prestaties

verrichten. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in vrijgestelde prestaties met aftrek

van voorbelasting (0% tarief) en vrijgestelde prestaties zonder aftrek van

voorbelasting. Zowel de ondernemer als de belastingdienst is gebonden aan dit stelsel

met aftrek van voorbelasting.18

3. Hoofdstuk 3 Prestaties binnen de omzetbelasting

3.1 Het begrip prestatieBinnen de omzetbelasting wordt de ondernemer belast voor verrichte

activiteiten(handelingen) in het economische verkeer. Deze activiteiten - prestaties

genoemd - worden door de ondernemer verricht in de vorm van goederenleveringen of

dienstverrichtingen. Evenals in art. 2 Btw-richtlijn, is in art. 1 Wet OB 1968 gesteld dat de

ondernemer belast wordt voor prestaties indien zij worden verricht onder bezwarende

titel. Dit wil zeggen dat tegenover de prestatie een vergoeding moet staan die ook

rechtstreeks voortvloeit uit de prestatie.

Om te beoordelen of sprake is van omzetbelastingheffing moet de verrichte handeling

18 Hof ’s-Hertogenbosch 20 oktober 1978, nr.77/1977 OB, BNB 1979/244.

12

5

10

15

20

25

30

Page 13: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

door de ondernemer in eerste instantie als een prestatie kunnen worden

gekarakteriseerd en het moet gaan om een prestatie in het economische verkeer. Er is

sprake van deelname aan het economische verkeer indien de prestatie tegen vergoeding

wordt verricht. Indien de vergoeding achterwege blijft, is er geen doorberekening in de

prijs van de ondernemer en daarom geen deelname aan het economische ruilverkeer. De

prestaties waartegenover geen vergoeding is bedongen worden prestaties om niet

genoemd. Het HvJ EG oordeelt19in deze dat, bij gebrek aan doorberekening,

omzetbelastingtechnisch sprake is van een eindverbruiker, nu deze ondernemer geen

economische activiteit heeft verricht.

Sommige prestaties zijn vrijgesteld van omzetbelasting, ondanks het feit dat ze onder

bezwarende titel worden verricht; hierbij kan worden gedacht aan prestaties in de

medische branche, zoals het verzorgen van patiënten in een verpleeghuis. In art. 11 Wet

OB 1968 is een opsomming van de vrijgestelde prestaties terug te vinden.

Belastingplichtige is over deze prestaties geen omzetbelasting verschuldigd en heeft met

betrekking tot deze prestaties ook geen recht op aftrek van voorbelasting. Met betrekking

tot de verschuldigdheid van de omzetbelasting is in beginsel de ondernemer als zijnde de

prestatieverrichter, degene die de schuld moet voldoen aan de fiscus. Hierbij spelen de

plaats en het tijdstip van de prestatie een cruciale rol. Met betrekking tot de plaats kan

onder meer worden gedacht aan de buitenlandse ondernemer die in Nederland

omzetbelasting verschuldigd is. Deze buitenlandse ondernemer kan onder voorwaarden

de verleggingsregeling (art.12 Wet OB 1968) toepassen, zodat degene in Nederland aan

wie de prestatie wordt verricht, deze omzetbelasting verschuldigd wordt.

De plaats van de prestatie speelt in deze scriptie geen relevante rol en blijft daarom

onderbelicht. Het tijdstip van de prestatie wordt verder in dit hoofdstuk toegelicht.

3.2 Vormen van prestatieNa het begrip prestatie te hebben besproken in de vorige paragraaf, wordt hierna

ingegaan op de vormen van prestatie, onder welke voorwaarden deze worden

aangegaan (belast of om niet) en wanneer deze prestaties worden verricht. De

ondernemer die prestaties binnen de omzetbelasting verricht, doet dat door

goederenleveringen of dienstverrichtingen of door een combinatie van deze twee

prestaties. Voor de heffingsbevoegdheid in internationaal verband is het onderscheid

tussen levering en dienst van belang, omdat de vorm van de prestatie bepalend is voor

de heffingsbevoegdheid van de lidstaten. Verder is het onderscheid ook van belang bij

prestaties waar een vrijstelling kan worden toegepast. Aangezien in deze scriptie de

19 Zie HvJ EG 1 april 1982, zaak 89/91, Hong Kong-Trade, BNB 1982/311.

13

5

10

15

20

25

30

Page 14: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

nadruk voornamelijk ligt op dienstverrichtingen, wordt hierna slechts beknopt ingegaan

op goederenleveringen.

3.2.1 GoederenleveringenIn de art. 15, Btw-richtlijn is een omschrijving gegeven van het begrip goederen:

,,Goederen zijn lichamelijke zaken, alsmede gas, warmte, elektriciteit en dergelijke.”

Om aansluiting te vinden bij het Burgerlijk Wetboek is aan het begrip goederen in art. 3

lid 7 Wet OB 1968, een ruimere definitie toegekend dan de Btw-richtlijn.

Art. 3 lid 7 Wet OB 1968 luidt als volgt:

,,Goederen zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, evenals

elektriciteit, gas, warmte, koude en dergelijke.”

Onder goederenleveringen, zoals gesteld in art. 3 Wet OB 1968, vallen onder meer:

Het beschikken over een goed middels overdracht of overgang;

Hierbij hoeft de juridische eigendom niet over te gaan. Sinds 1 januari 2007 is volgens

art. 3 lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968, zowel de economische als de juridische

overdracht aan te merken als levering.20De macht om als eigenaar over een goed te

beschikken kan, ingeval van mede-eigendom, twee keer worden overgedragen.21Van

mede-eigendom is sprake indien bijvoorbeeld de economische eigendom rust bij A en de

juridische eigendom bij B.

De oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft

vervaardigd;

In art. 14 lid 3, Btw-richtlijn en in art. 3 lid 1, onderdeel c, Wet OB 1968 is dit geregeld.

Het uitgangspunt van deze artikelen is dat de onroerende zaak op het moment van

oplevering al in het bezit is van de opdrachtgever, die dan de middelen ter beschikking

stelt aan de opdrachtnemer ter vervaardiging van de onroerende zaak.

De overdracht, opzegging en het afstaan van rechten met betrekking tot

onroerende zaken.

Hoewel de met deze rechten gepaard gaande handelingen niet zijn te bestempelen als

een goederenlevering, zijn deze in art. 15 lid 2, Btw-richtlijn hiermee gelijkgesteld. Dit

20 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, FED Deventer 2007, blz.100.21 Dit blijkt ondermeer uit het arrest Centralan, HvJ EG 15 december 2005, nr. C-63/04 BNB 2006, VN 2005/61.19.

14

5

10

15

20

25

5

Page 15: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

zodat de lidstaten handelingen die in economisch opzicht gelijk zijn aan leveringen van

onroerend goed, uit budgetneutrale overwegingen identiek behandelen. Deze

gelijkstelling is ook terug te vinden in art. 3 lid 2, Wet OB 1968.

Ter voorkoming van allerlei omzetbelastingbesparende constructies, is per 29 december

199522de gelijkstelling van deze rechten beperkt tot absolute zakelijke rechten, waarbij de

met het recht gepaard gaande vergoeding (inclusief omzetbelasting) ten minste even

hoog is als de waarde in het economische verkeer van het recht dat is overgedragen,

opgezegd en of is afgestaan. Ingeval de vergoeding lager is dan de economische waarde

van dit recht, wordt gesproken van een dienst. Het vruchtgebruik is een voorbeeld van

een absoluut zakelijk recht dat de vruchtgebruiker bevoegdheid geeft om gebruik te

maken van het onroerend goed. Bij de overige zakelijke rechten, zoals hypotheek en

grondrente, is deze bevoegdheid niet aan de orde; deze zijn daarom uitgezonderd van de

goederenleveringen zoals gesteld in art. 3 lid 2, Wet OB 1968. Met behulp van

onderstaand voorbeeld wordt dit verduidelijkt.

Een ziekenhuis heeft geen recht op aftrek van voorbelasting, omdat het vrijgestelde

prestaties verricht (art. 11, Wet OB 1968). Indien het zelf een pand zou laten bouwen,

zijn daar hoge kosten aan verbonden, mede vanwege de op het pand drukkende

omzetbelasting. Het ziekenhuis laat het pand daarom bouwen door een gelieerde

stichting die wel aftrekrecht heeft. Vervolgens vestigt de stichting een vruchtgebruik op

het pand ten behoeve van het ziekenhuis. Nu het recht van vruchtgebruik een belaste

handeling is, heeft de stichting aftrekrecht over alle voorbelasting betreffende dit pand.

Het ziekenhuis betaalt nu slechts omzetbelasting over de waarde van het verkregen

vruchtgebruik op het pand en niet over de kostprijs van het pand zelf die hoger ligt.

Om een einde te maken aan deze en soortgelijke constructies is derhalve bij wet van 18

december 1995 vastgesteld dat rechten op onroerende zaken, afhankelijk van de

vergoeding, gelijk worden gesteld aan onroerende zaken. Soms zal dus sprake zijn van

een levering en soms van een dienst.23In het geschetste voorbeeld wordt de vestiging

van het recht van vruchtgebruik aangemerkt als een vrijgestelde dienst.

Een voorbeeld van misbruik van recht blijkt uit het Halifax-arrest,24waarin onder meer is

aangegeven dat de Zesde richtlijn zich verzet tegen het aftrekrecht van

belastingplichtige, indien de met dit recht gepaard gaande transactie misbruik vormt.

In dit arrest is aangegeven dat sprake is van misbruik in onderstaande gevallen:

22 18 december 1995, Stb.659.23 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, FED Deventer 2007, blz.97.24 HvJ EG 21 februari 2006, nr. C-255/02, BNB 2006/170.

15

5

10

15

20

25

30

5

Page 16: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

De betreffende transactie, in weerwil van de formele toepassing van de

voorwaarden die worden opgelegd door de desbetreffende bepalingen van de

Zesde richtlijn en de nationale wettelijke regeling tot omzetting van deze richtlijn,

leidt ertoe dat een belastingvoordeel ontstaat voor belastingplichtige;

Uit een geheel van objectieve factoren moet blijken dat het belangrijkste doel van

de betreffende transacties bestaat uit het behalen van een belastingvoordeel.

Indien de constructie als misbruik van recht wordt beschouwd, moet de transactie worden

hersteld waardoor het misbruikelement wordt geëlimineerd. Er wordt derhalve gekomen

tot de transactie zoals deze zou zijn geweest indien deze zonder enige constructie was

gerealiseerd.

3.2.2 DienstverrichtingenIn art. 2, lid 1, onderdeel c, Btw-richtlijn en in art. 1 onderdeel a, Wet OB 1968 is

weergegeven dat slechts diensten die onder bezwarende titel worden verricht, in de

omzetbelastingheffing worden betrokken. Diensten zijn alle prestaties die niet zijn te

karakteriseren als leveringen van goederen (art. 4, Wet OB 1968). In art. 24, lid 1, Btw-

richtlijn is een soortgelijke definitie ook neergelegd. In genoemde artikelen worden alle

diensten bedoeld; diensten die zowel onder bezwarende titel, als om niet worden verricht.

Als gevolg van art. 25, onder b, Btw-richtlijn wordt ook de verplichting om een daad na te

laten of om een situatie te dulden aangemerkt als een dienst. Dit is veelal terug te zien in

de gevallen waarbij afstand wordt gedaan van rechten. Dit wordt hierna in subparagraaf

3.2.2.A nader toegelicht.

Wanneer sprake is van diensten onder bezwarende titel, blijkt niet altijd simpel vast te

stellen. Het HvJ EG heeft enkele belangrijke arresten gewezen ter verduidelijking. Deze

arresten, welke hierna worden toegelicht, werden gewezen onder de Tweede richtlijn

(67/228/EEG) en de Zesde richtlijn (77/388/EEG).

HvJ 5 februari 1981: Coöperatieve Aardappelbewaarplaats, zaak 154/80, BNB 1981/232

In dit arrest betrof het een landbouwcoöperatie die haar leden een opslagplaats bood

voor hun aardappelen. De leden zijn verplicht om jaarlijks een bepaalde hoeveelheid

aardappelen in bewaring te geven, per aandeelbewijs dat door de vereniging is

uitgegeven. Jaarlijks stelt de vereniging het verschuldigde bewaarloon vast, welke aan

het einde van het seizoen moet worden betaald. In een bepaald jaar werd door de

coöperatie geen bewaarloon in rekening gebracht. Vervolgens meende de coöperatie dat

over de verrichte dienst geen omzetbelasting verschuldigd was, nu er geen vergoeding

16

5

10

15

20

25

30

35

Page 17: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

tegenover stond. De fiscus was een andere mening toegedaan, omdat volgens haar wel

degelijk sprake was van een vergoeding. De vergoeding bestond volgens de fiscus uit

een waardedaling van de aandelen van de leden over de betreffende jaren waarin geen

bewaarloon in rekening werd gebracht. In antwoord op de prejudiciële vraag van de Hoge

Raad of op grond van art. 8, Tweede richtlijn kan worden gesproken van tegenprestatie,

antwoordde het HvJ EG dat de verrichte dienst niet belastbaar is, omdat hiervoor geen

bepaalde subjectieve tegenwaarde wordt ontvangen; geen dienst onder bezwarende titel.

Volgens art. 8, Tweede richtlijn, is een dienst belastbaar indien zij onder bezwarende titel

is verricht, terwijl de belastinggrondslag al hetgeen is wat voor de dienst wordt

ontvangen. Er moet een rechtstreeks verband bestaan tussen de verrichte dienst en de

ontvangen tegenwaarde. Tevens moet de tegenwaarde in geld zijn uit te drukken (art. 9,

Tweede richtlijn). Er is echter geen rechtstreeks verband tussen de prestatie van de

coöperatie (beschikbaar stellen van bewaarplaats) en de waardevermindering van

aandelen. Uit dit arrest volgt derhalve dat wanneer geen vergoeding bedongen wordt

voor een verrichte prestatie, vanuit fiscaal oogpunt geen fictieve vergoeding mag worden

gecreëerd.25De fiscus wordt in deze derhalve niet in het gelijk gesteld.

HvJ EG 8 maart 1988: Apple & Pear Development Council, zaak 102/85, jur. 1988, blz.

1443.

In deze zaak ging het om een Council die werkzaamheden uitoefende ter bevordering

van de kwaliteit van geproduceerde appels en peren. De werkzaamheden bestonden uit

collectieve belangenbehartiging van de telers. De telers moesten aan de Council een

bijdrage leveren (wettelijk verplicht) ter dekking van de met de werkzaamheden gepaarde

gaande kosten. Het geschil betrof de vraag of de werkzaamheden van de Council zijn

aan te merken als diensten onder bezwarende titel in de zin van art. 2, Zesde richtlijn.

Het HvJ EG heeft in deze zaak geoordeeld dat geen sprake is van een dienst onder

bezwarende titel, omdat het rechtstreekse verband tussen de werkzaamheden van de

Council en de individuele bijdrage van de telers ontbreekt. Doordat het collectieve belang

hier wordt behartigd, kan geen waarde worden toegerekend aan de individuele teler.

HvJ EG 3 maart 1994: Tolsma, zaak C-16/93, BNB 1994/271

Dat prestaties onder bezwarende titel niet simpel zijn te bepalen bleek ook uit het arrest

Tolsma, waarbij een orgeldraaier op de openbare weg zijn diensten bewees als

muzikant. Hij kreeg hiervoor van voorbijgangers een vrijwillige bijdrage. Ook liep hij

woningen en bedrijven af om een vergoeding te vragen voor de ten gehore gebrachte

25 S.T.M. Beelen, K.M. Braun, O.L. Mobach, R.N.G. van der Paardt en D.G. van Vliet, Studenteneditie 2008-2009, Cursus Belastingrecht (Omzetbelasting), digitale versie: Hoofdstuk II, par. 2.1.3.B.

17

5

10

15

20

25

30

35

Page 18: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

muziek. Tolsma kreeg vervolgens van de fiscus een naheffingsaanslag opgelegd over de

door hem ontvangen vergoedingen, omdat deze meende dat Tolsma zijn diensten onder

bezwarende titel verrichtte (art. 2, Zesde richtlijn). Het feit dat de vergoeding niet vooraf

was afgesproken, was volgens de fiscus niet relevant.

Het Gerechtshof stelde hierdoor onderhavige prejudiciële vraag aan het HvJ EG:

,,Moet een prestatie, bestaande uit het op de openbare weg ten gehore brengen van

muziek, waarvoor geen vergoeding wordt bedongen doch waarvoor wel een vergoeding

wordt ontvangen, als een dienst onder bezwarende titel in de zin van artikel 2 van de

Zesde richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten

betreffende omzetbelasting worden aangemerkt?”

Het HvJ EG heeft geoordeeld dat Tolsma geen dienst onder bezwarende titel verrichtte,

omdat geen rechtsbetrekking bestond tussen hem en degenen die vrijwillig hebben

bijgedragen. Ook moet in de zin van art. 2, sub 1, Zesde richtlijn de vergoeding de

werkelijke tegenwaarde vertegenwoordigen. Dat is hier niet het geval en de hoogte van

de vergoedingen is niet vooraf afgesproken.

Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een prestatie onder bezwarende titel indien

een overeenkomst aanwezig is tussen partijen, een rechtstreeks verband bestaat tussen

de prestatie en de vergoeding en de vergoeding vertegenwoordigt de werkelijke waarde

van de geleverde prestatie.

Volgens Bijl26gaat het HvJ EG voorbij aan het feit dat om te spreken van bezwarende

titel, het volstaat indien een prestatie wordt verricht met de bedoeling een tegenprestatie

te ontvangen. In casu brengt Tolsma muziek ten gehore met de bedoeling een

vergoeding te ontvangen van passanten. Een rechtstreeks verband tussen prestatie en

vergoeding hoeft per definitie niet te leiden tot een rechtsbetrekking tussen Tolsma en de

passanten. De rechtsbetrekking blijkt uit de term ‘onder bezwarende titel’. Tevens meent

Bijl dat slechts de vergoeding van de individuele passant niet te bepalen is, maar wel de

totale vergoeding van de gezamenlijke passanten. Aan het einde van de prestatie

kunnen namelijk de vergoedingen worden gesaldeerd.

Volgens Van Hilten27blijkt uit het Tolsma-arrest dat er verschil is tussen de leverancier die

een hoge prijs betaalt en de afnemer die meer betaalt dan in rekening is gebracht. In het

geval van Tolsma vertegenwoordigen de fooien de tegenprestatie die Tolsma ontvangt

voor zijn diensten, nu de fooien een rechtstreeks gevolg zijn van de afgenomen prestatie.

Enerzijds is in de richtlijn en de wet neergelegd dat datgene wat de ondernemer als

tegenprestatie ontvangt, de maatstaf van heffing is. De ontvangen fooien vormen dus de 26 D.B. Bijl, FED 1994/348, C-16/9303, 1994.27 M.E. van Hilten, WFR 1995/76, ‘De maatstaf van Btw-heffing: hoe subjectief is subjectief?’

18

5

10

15

20

25

30

Page 19: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

maatstaf van heffing, maar anderzijds is het te veel betaalde niet afgesproken. De te veel

betaalde vergoeding wordt derhalve (in het geval van Tolsma) niet in de heffing

betrokken.

Naar aanleiding van bovengenoemde jurisprudentie kan de vraag rijzen of nog kan

worden gesproken van ondernemerschap indien de prestatie niet is verricht onder

bezwarende titel, nu dit de belangrijkste voorwaarde is voor ondernemerschap. Indien de

prestatie niet wordt verricht onder bezwarende titel (tegen vergoeding), is het een

prestatie om niet. Hoe deze prestaties om niet behandeld worden, zal in paragraaf 3.2.4

worden toegelicht, maar daarop vooruitlopend kan reeds worden vermeld dat sprake kan

zijn van ondernemerschap indien de belastingplichtige prestaties om niet verricht.

3.2.2.1 Afstand van rechten (verplicht, vrijwillig)Het afstaan van rechten door de ondernemer is in beginsel een belaste dienst.28Het

uitgangspunt is dat tussen het afstaan van de rechten en de vergoeding een rechtstreeks

verband is. Wat ook een relevante rol speelt is dat de rechten vrijwillig zijn afgestaan

door de ondernemer. Indien rechten verplicht zijn afgestaan, kan namelijk niet gesproken

worden van een dienstverrichting door de ondernemer. Deze heeft dan wel een

vergoeding ontvangen, maar daar stond geen prestatie tegenover. Ter verduidelijking

volgen hierna enkele belangrijke arresten waarin de ondernemer zijn rechten heeft

afgestaan.

HR 5 januari 1983, BNB 1983/104

Belanghebbende exploiteerde twee winkelbedrijven in verschillende panden. Een van

deze panden huurde belanghebbende van familie A en het andere pand was eigendom

van belanghebbende. In verband met een aan te leggen weg, had de gemeente de

panden nodig. Familie A verkocht het door belanghebbende gehuurde pand aan de

gemeente en belanghebbende verkocht haar eigen pand ook aan de gemeente. Op

grond van een overeenkomst tussen belanghebbende en de gemeente, kreeg

belanghebbende voor beëindiging van het gebruik een vergoeding toegekend. In geschil

was of de vergoeding aan omzetbelasting is onderworpen. De Hoge Raad gaf het

volgende oordeel:

,,door jegens de gemeente aldus te handelen heeft belanghebbende binnen het kader

van haar onderneming onverplicht aan de gemeente de door deze verlangde

28 Zoals eerder besproken is het afstaan van rechten in sommige gevallen gelijkgesteld aan een goederenlevering, art. 3, lid 2 Wet OB 1968.

19

5

10

15

20

25

30

Page 20: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

medewerking verleend. Elk van beide handelingen is aan te merken als een tegen

vergoeding verrichte prestatie, niet zijnde een levering van goederen, en derhalve als

een dienst als bedoeld in art. 4, eerste lid, OB ’68. Van een dergelijke prestatie van de

huurder is geen sprake in gevallen van onteigening bij rechterlijk vonnis en van

minnelijke aankoop van de eigenaar gevolgd door eenzijdige beëindiging van de

huurverhouding.”

In dit arrest is voor de eerste keer duidelijk vastgelegd wanneer een ondernemer een

dienst verricht bij het afstaan van rechten. Er is geen sprake van een dienst, wanneer de

ondernemer verplicht haar rechten heeft afgestaan en ook indien degene die de

vergoeding uitkeert geen voordeel heeft behaald met betrekking tot deze transactie.29

Voor de beoordeling wanneer een prestatie onder bezwarende titel wordt verricht, blijkt

dus ook relevant te zijn of de ondernemer vrijwillig meewerkt.

In zijn noot vraagt Simons30zich af of dit criterium wel correct is. Volgens hem heeft de

huurder, evenals de eigenaar recht op schadeloosstelling. Of de schadeloosstelling het

gevolg is van onteigening bij rechterlijk vonnis of van minnelijke aankoop van de

eigenaar, gevolgd door eenzijdige beëindiging van de huurverhouding, doet daaraan niet

af.

Hoewel prestaties in de omzetbelasting centraal staan, is volgens Simons niet genoeg

aandacht aan dit begrip besteed. Bij de omzetbelasting staat niet de verbintenis tot de

prestatie voorop, maar de prestatie zelf. Er wordt te veel gesteund op het civiele recht.

Prestaties moeten niet slechts negatief omschreven worden door ze te koppelen aan een

vergoeding, maar prestaties moeten in de omzetbelasting worden beschouwd als

prestaties in het gehele economische verkeer en de productieve sfeer.31Door dit

verkeerde uitgangspunt zal nooit tot een goede omzetbelastingheffing worden gekomen.

In casu is de verbintenis tot de prestatie voorop gesteld en niet de prestatie zelf; de

prestatie is daardoor niet onder bezwarende titel verricht.

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat bij zowel verplichte als vrijwillige

medewerking van belastingplichtige, beoordeeld moet worden of de vergoeding het

karakter heeft van een schadevergoeding. Vergoedingen bij onteigening hebben altijd het

karakter van een schadevergoeding. Indien geen sprake is van schadevergoeding, is

omzetbelasting verschuldigd en bij schadevergoeding wordt omzetbelastingheffing

buitengesloten. Als belastingplichtige niet vrijwillig meewerkt, moet zij onder dwang

29 S.T.M. Beelen, K.M. Braun, O.L. Mobach, R.N.G. van der Paardt en D.G. van Vliet, Studenteneditie 2008/2009, Cursus Belastingrecht (Omzetbelasting, digitale versie), hoofdstuk 2, §2.1.3.C.30 A.L.C. Simons, BNB 1983/104.31 De Tariefcommissie (3164 O) heeft sinds 1946, m.b.t. prestaties, ook het maatschappelijk verkeer als uitgangspunt genomen.

20

5

10

15

20

25

30

5

Page 21: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

alsnog meewerken. De belastingplichtige die weet dat zij bij vrijwillige medewerking een

belaste dienst verricht kan daarom ‘onvrijwillig’ tot beëindiging van een overeenkomst

komen, om zodoende omzetbelastingheffing te ontwijken. Het criterium van vrijwillige

medewerking is daarom niet een correcte benadering om te komen tot een goede

omzetbelastingheffing.

HvJ EG Lubbock Fine & Co., 15 december 1993, zaak C63/92, BNB 1999/193 c*

In deze zaak gaat het om een accountantskantoor, Lubbock Fine & Co, dat een pand

huurde van een Limited (Ltd.). Dit pand werd door deze limited verkocht aan een andere

limited. In overeenstemming met Lubbock Fine & Co werd de huurovereenkomst

beëindigd en ontving Lubbock een vergoeding voor deze beëindiging. In geschil was of

de vergoeding die de verhuurder heeft betaald aan de huurder voor het afstand doen van

de huur, aan omzetbelasting is onderworpen, door deze uit te sluiten van artikel 13 B,

sub b van de Zesde richtlijn (thans art.135 lid 2 Btw richtlijn).

Het HvJ EG antwoordde in deze als volgt:

“ 1) De omstandigheid dat een huurder, die afstand doet van zijn huur, het onroerend

goed opnieuw ter beschikking stelt van degene aan wie hij zijn recht ontleent, valt onder

het begrip "verhuur van onroerende goederen", waarmee in artikel 13 B, sub b, van de

Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad, van 17 mei 1977, inzake omzetbelasting -

Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme

grondslag, een vrijgestelde handeling wordt beschreven.

2) Artikel 13 B, sub b, van richtlijn 77/388/EEG, volgens hetwelk de Lid-Staten nog

andere handelingen van de vrijstelling voor de verhuur van onroerende goederen kunnen

uitsluiten, staat de Lid-Staten niet toe, over de bij de afstand van de huur door de ene

aan de andere partij betaalde vergoeding belasting te heffen wanneer de krachtens de

huurovereenkomst betaalde huurbedragen van BTW waren vrijgesteld.”

Het HvJ EG heeft in dit arrest gesteld dat het afstand doen van huurrechten onder een

vrijgestelde prestatie valt, indien hetgeen verhuurd is ook als vrijgestelde prestatie is

verricht. Er wordt uitgegaan van de oorspronkelijke prestatie; indien die vrijgesteld is

verricht, is ook de vervolgprestatie vrijgesteld. Indien geopteerd zou zijn voor belaste

verhuur, zou ook de vervolgprestatie belast zijn geweest.

Volgens Nieuwenhuizen32geldt de uitspraak in deze zaak niet alleen in geval van

32 WFR 1994/788, Lubbock Fine: Fijnzinnigheid in de BTW, W.A.P. Nieuwenhuizen.

21

5

10

15

20

25

30

Page 22: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

verhuursituaties, maar ook voor andere verplicht vrijgestelde huurovereenkomsten, en in

geval van levering (volgens Engelse Btw-wetgeving).33

Naar aanleiding hiervan heeft de staatssecretaris het arrest Lubbock Fine & Co verwoord

in een besluit.34Hierin stelt de staatssecretaris dat sprake is van een dienst onder

bezwarende titel, indien tegen vergoeding onverplicht wordt meegewerkt aan het

ontbinden van een overeenkomst of indien onverplicht rechten worden afgestaan. Met

het nieuwe besluit van 14 juli 2009, is dit besluit ingetrokken, maar de criteria betreffende

ontbinding van overeenkomsten hebben hun geldigheid behouden en zijn derhalve

onveranderd in dit nieuwe besluit opgenomen.

Het is merkwaardig dat de Staatssecretaris pas na het arrest Lubbock met een besluit

komt. Sinds eerder genoemd arrest van 5 januari 1983 is namelijk komen vast te staan

dat de (on)vrijwillige medewerking van belastingplichtige ook een bepalende factor is om

te kunnen spreken van een prestatie onder bezwarende titel.

HvJ EG 29 februari 1996, zaak C-215/94, BNB 1997/32 c*

In het arrest Mohr betrof het een eigenaar van een landbouwbedrijf, die een vergoeding

ontving voor het definitief beëindigen van de melkproductie. Na ontvangst van de

vergoeding zette Mohr het bedrijf om in een ruitersportcentrum. Mohr heeft de ontvangen

vergoeding niet aangemerkt als een vergoeding voor een belaste prestatie, hetgeen door

de fiscus werd betwist. Dit op basis van art. 6, lid 1 en art. 11 A, lid 1, sub a, Zesde

richtlijn (thans: art. 24, 25 en 73 Btw-richtlijn). Naar aanleiding hiervan stelde het

Bundesfinanzhof prejudiciële vragen aan het HvJ EG om te vernemen of genoemde

artikelen van de Zesde richtlijn er toe dienen dat de verbintenis tot beëindiging van de

melkproductie in het kader van verordening nr. 1336/86, een dienst is. Indien sprake zou

zijn van een dienst, is omzetbelasting verschuldigd. Het HvJ EG heeft in deze geoordeeld

dat de artikelen 6, lid 1, en 11, sub a, Zesde richtlijn als volgt moeten worden uitgelegd:

,,de verbintenis tot beëindiging van de melkproductie, die een landbouwproducent

aangaat in het kader van verordening nr. 1336/86 van 6 mei 1986 tot vaststelling van een

vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproductie is geen dienst en

derhalve geen onderworpenheid aan de omzetbelasting.”

Het HvJ EG kwam tot dit oordeel omdat de beëindiging van de melkproductie door de

landbouwer, noch de Gemeenschap, noch de bevoegde nationale autoriteiten een

voordeel opleverde, waardoor sprake kon zijn van verbruik van een dienst. De door de

33 Gezien de tekstuele uitleg van de Engelse Btw-wetgeving, valt levering van onroerend goed ook onder een vrijgestelde prestatie, indien de oorspronkelijke prestatie ook vrijgesteld was. 34 Besluit Staatssecretaris van Financiën 24 maart 1999, nr. VB99/284.

22

5

10

15

20

25

30

5

Page 23: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Gemeenschap gedane vergoeding aan de landbouwer is in het algemeen belang

gedaan, en niet ter verkrijging van goederen of diensten voor eigen gebruik. Hier

ontbreekt het verbruik en daarom is de verbintenis tot beëindiging van de melkproductie

geen dienst ingevolge art. 6, lid 1, Zesde richtlijn.

3.2.3 Combinaties van prestaties De ondernemer kan behalve een afzonderlijke goederenlevering of dienstverrichting, ook

een combinatie van leveringen en diensten verrichten. Een voorbeeld hiervan is terug te

vinden in de prestaties van een loodgieter. Deze levert het goed in de vorm van

bijvoorbeeld een afvoerpijp voor de gootsteen en zorgt vervolgens voor plaatsing (de

dienst) van deze pijp. Om een gecombineerde prestatie als levering of dienst aan te

wijzen, geldt het volgende:35

Het dienstenelement overheerst, waardoor de prestatie wordt aangemerkt als een

dienst;

Het leveringselement overheerst, waardoor gesproken wordt van een levering;

De prestatie wordt gesplitst in een deel levering en een deel dienst, waarbij zowel

de levering als de dienst belast geschiedt, of waarbij de levering belast wordt en

de dienst wordt vrijgesteld, of de omgekeerde situatie waarbij de levering wordt

vrijgesteld en de dienst wordt belast.

Ook kan de ondernemer een samenstel van prestaties verrichten, bestaande uit

verschillende diensten of verschillende leveringen. Deze verschillende diensten en

leveringen zijn soms moeilijk te splitsen zoals in onderhavige arresten blijkt. In een arrest

uit 199336ging het om belanghebbende wier prestaties (verricht door oogartsen)

bestonden uit het aanmeten, aanpassen en leveren van contactlenzen. Op de uitgereikte

facturen heeft belanghebbende één prijs vermeld voor alle verrichte diensten en

leveringen. In geschil was of de aanmeting en nazorg die volgen op de levering van de

contactlenzen (de levering van de lenzen uitgezonderd), konden worden aangemerkt als

een vrijgestelde dienst in de zin van art. 11, lid 1, letter g, Wet OB 1968. Het Gerechtshof

heeft geoordeeld dat de aanmeting en nazorg met betrekking tot de geleverde

contactlenzen, diensten zijn die naar maatschappelijke opvattingen een zodanige

eenheid vormen dat ze in de levering opgaan. De Hoge Raad heeft echter de uitspraak

van het Gerechtshof verworpen door te stellen dat betreffend artikel wel toepassing vindt,

vanwege het feit dat de betreffende diensten door oogartsen worden verricht. Het feit dat

35 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, FED Deventer 2007, blz.130.36 HR 21 april 1993, nr. 28 230, BNB 1993/239 c*.

23

5

10

15

20

25

30

Page 24: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

ook anderen dan oogartsen deze diensten kunnen verrichten doet daaraan niet af. Er

wordt dus gelet op de aard (medisch) van de prestatie, niet op de belastingplichtige die

het verricht.

Een ander voorbeeld is terug te vinden in een arrest van 2 november 2001.37

Belanghebbende exploiteerde een manege, waarbij de activiteiten van de ondernemer

onder meer bestonden uit het stallen en verzorgen van paarden, het geven van

paardrijlessen (door professionele instructeurs) in groepsverband of individueel. Volgens

belanghebbende was het geven van paardrijlessen een vrijgestelde prestatie in de zin

van art. 11, lid 1, letter f, Wet OB 1968, juncto artikel 7 en Bijlage B, onderdeel b21,

Uitvoeringsbesluit OB 1968. Over de andere activiteiten, waaronder de verzorging van

paarden heeft belanghebbende het verlaagde tarief toegepast. Het Gerechtshof heeft

hierin geoordeeld dat het geven van paardrijlessen moet worden aangemerkt als

gelegenheid geven tot sportbeoefening. In het kader van de exploitatie van de manege

staat volgens het Gerechtshof, naar maatschappelijke opvattingen het element van de

sportbeoefening centraal. Er is derhalve onderworpenheid aan de omzetbelasting.

Tevens oordeelde het Gerechtshof dat de vergoeding voor het verzorgen van paarden is

onderworpen aan het algemene tarief (destijds 17,5%, thans: 19%), en niet aan het

verlaagde tarief zoals belanghebbende stelde. Ook de Hoge Raad heeft het beroep van

belanghebbende ongegrond verklaard.

3.2.4 Overige prestaties Prestaties om niet zijn volgens de huidige richtlijnen en Europese jurisprudentie in

principe niet belastbaar, tenzij het gaat om fictieve prestaties. Met ingang van het jaar

2007 zijn in art. 4, Wet OB 1968, fictieve prestaties in de wet opgenomen die ook

onderworpen zijn aan omzetbelasting. Voor 2007 was het Nederlandse systeem van

aftrek en correctie in strijd met de Zesde richtlijn (art. 26 Btw-richtlijn). Dit kwam tot uiting

in de zaak Charles en Charles-Tijmens waarin werd geoordeeld dat zakelijk en privé

gebruikte goederen die tot het ondernemingsvermogen behoren, onmiddellijk en volledig

mogen worden afgetrokken.38In deze zaak verhuurden belanghebbenden een

vakantiebungalow in het kader van hun onderneming. De vakantiebungalow werd echter

ook voor privédoeleinden gebruikt (ongeveer 12,5%). Belanghebbenden wilden volledige

aftrek van voorbelasting met betrekking tot de vakantiebungalow, omdat de bungalow tot

het ondernemingsvermogen was gerekend.

Volgens het Nederlandse systeem kon belastingplichtige het gedeelte van het

investeringsgoed dat gebruikt werd voor andere dan bedrijfsdoeleinden, niet in haar 37 LJN: AD5033, Hoge Raad 2 november 2001, 36355, BNB 2002/3.38 HvJ EG 14 juli 2005, zaak 434/03, BNB 2005/284.

24

5

10

15

20

25

30

35

Page 25: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

onderneming opnemen. Volledige en onmiddellijke aftrek van de verschuldigde

omzetbelasting over de verkrijging van dit investeringsgoed was dan ook niet mogelijk.39

Sinds 2007 is dit aftrekrecht in het Nederlandse systeem geïmplementeerd met de

verplichting dat omzetbelasting verschuldigd is over de uitgaven die gepaard gaan met

het gebruik van het goed voor andere dan bedrijfsdoeleinden.40

In het Hong Kong-arrest41is gesteld dat organisaties die regelmatig, doch uitsluitend om

niet prestaties verrichten, niet belastingplichtig zijn. Dit arrest is gewezen onder de

Tweede richtlijn (die geen fictieve prestaties kende), waardoor prestaties die uitsluitend

om niet werden verricht, buiten de heffing werden gelaten. Onder de Tweede richtlijn

werd degene die de prestatie verrichtte, beschouwd als eindverbruiker. De Btw-richtlijn

kent wel fictieve prestaties, waardoor de ondernemer die prestaties om niet verricht,

onder voorwaarden aftrekrecht heeft. Tevens blijkt uit jurisprudentie (zie hierna het arrest

Scandic, gewezen onder de Zesde richtlijn) dat een prestatie tegen geringe vergoeding

niet betekent dat het ondernemerschap ontbreekt.

De ondernemer die behalve belaste prestaties ook prestaties om niet verricht, kan de op

de prestaties om niet drukkende voorbelasting, in aftrek brengen indien aan

onderstaande eisen is voldaan:

De prestatie om niet geschiedt in het economische verkeer;

Prestaties in het economische verkeer zijn prestaties die de ondernemer verricht voor

derden. Om deel te nemen aan het economische verkeer is niet vereist dat de

ondernemer met elke individuele prestatie opbrengst behaalt.42In het economische

verkeer kunnen daarom ook prestaties om niet voorkomen. Ingevolge de Wet OB 1968,

vormen prestaties om niet, onder omstandigheden43fictieve prestaties. Hierbij is de aan

de handeling toerekenbare voorbelasting wel aftrekbaar, maar de om niet verrichte

handeling wordt dan ook in de omzetbelastingheffing betrokken.

De prestatie om niet vindt plaats binnen het organisatorische kader van de

onderneming.

De ondernemer die naast zijn prestaties tegen vergoeding, ook prestaties om niet

verricht, doet dit ook binnen het organisatorische kader van zijn onderneming.

39 VS Omzetbelasting, art. 4, Wet OB 1968, aantekening 1.40 Het privégebruik dat valt onder het Besluit Uitsluiting Aftrek OB 1968, blijft ook na 1 januari 2007 van aftrek uitgesloten; of dit strijdig is met Europese regelgeving is nog niet duidelijk.41 HvJ EG 1 april 1982, Hong Kong, nr.89/81, BNB 1982/311.42 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, FED Deventer 2007, blz.58.43 De omstandigheden worden besproken in het onderhavige arrest, IJ-veren II-arrest.

25

5

10

15

20

25

30

5

Page 26: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Een voorbeeld van een onderneming die zowel belaste prestaties als prestaties om niet

verricht is terug te vinden in het IJ-veren II-arrest.44Dit arrest betrof de gemeente

Amsterdam die naast het verrichten van vervoersdiensten, ook gratis veerdiensten

exploiteerde over het IJ. In geschil was of de gemeente met betrekking tot de exploitatie

moest worden aangemerkt als ondernemer of als overheid. In dit arrest oordeelde de

Hoge Raad als volgt:

,,door de uitvoering van de veerdiensten treedt de Gemeente op in het economische

verkeer. Aangezien deze uitvoering geschiedt binnen het kader van het

Gemeentevervoerbedrijf, in welk verband de Gemeente ook prestaties tegen vergoeding

verricht, hebben de veerdiensten te gelden als prestaties die in het kader van een door

de Gemeente gedreven onderneming worden verricht.”

In dit arrest zijn de prestaties om niet verricht binnen het economische verkeer en binnen

het organisatorische kader van de onderneming. Doordat de gemeente echter ook in de

hoedanigheid van ondernemer vervoersdiensten verrichtte, werden de prestaties om niet

(exploitatie van veerdiensten) ook geacht te zijn verricht in de hoedanigheid van

ondernemer. Prestaties om niet worden onder voorwaarden dus toch in de hoedanigheid

van ondernemer geacht te zijn verricht.

3.3 De maatstaf en het tijdstip van heffing bij prestaties

3.3.1 De maatstaf van heffingDe ondernemer die een belaste prestatie verricht in Nederland, dient omzetbelasting te

voldoen over de vergoeding (art. 8 Wet OB 1968). De maatstaf van heffing is de

vergoeding, de tegenprestatie die de ondernemer ontvangt. Om te spreken van een

vergoeding moet er een rechtstreeks verband bestaan tussen de verrichte prestatie en

het ontvangen bedrag.45Onder tegenprestatie vallen, zoals geregeld in art. 73 Btw-

richtlijn, niet alleen ontvangsten in geld maar alle vormen van tegenprestatie, zoals

ontvangsten in natura of een ruil. Aangezien het in de omzetbelasting gaat om

consumptieve bestedingen, moet worden uitgegaan van een subjectieve maatstaf van

heffing. De door de consument betaalde vergoeding wordt in de heffing betrokken. De

vergoeding moet wel een bepaald bedrag behelzen om te kunnen worden aangemerkt

als economische activiteit.46Bij een symbolische vergoeding is geen sprake van

economische activiteit, maar van vrijgevigheid, welke kan leiden tot niet-

44 HR 1 april 1987, IJ-veren II, BNB 1987/189; ook dit arrest is gewezen onder de Zesde richtlijn.45 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, FED Deventer 2007, blz. 171.46 HvJ EG 21 september 1988, Commissie tegen Frankrijk nr. 50/87, BNB 1994/306.

26

5

10

15

20

25

30

5

Page 27: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

ondernemerschap. Prestaties tegen geringe vergoeding worden door de ondernemer

geacht te zijn verricht als normaal belastbare prestaties en leiden tot heffing van

omzetbelasting. De ontvangen geringe vergoeding vormt dan de maatstaf van heffing. Dit

blijkt onder meer uit het arrest Scandic,47een Zweedse zaak, waarbij belanghebbende

een bedrijf in de hotel- en restaurantsector had. Het personeel betaalde voor de lunch

een prijs die hoger was dan de kostprijs. Indien de prijs voor de lunch lager zou zijn dan

de kostprijs, moest volgens de Zweedse regelgeving omzetbelasting geheven worden

over een prijs die hoger is dan de betaling door het personeel. Het HvJ EG heeft in deze

geoordeeld dat heffing geschiedt over de werkelijke betaling en dat het niet relevant is of

deze betaling onder dan wel boven de kostprijs ligt. Dit is de uitleg die volgens het HvJ

EG gegeven moet worden aan de artikelen 2, 5 lid 6 en 6 lid 2, onderdeel b, Zesde

richtlijn.

3.3.2 Het tijdstip van heffing Het tijdstip van de prestatie speelt een significante rol waar het gaat om de verschuldigde

omzetbelasting. Dit in verband met de aangifte die gedaan moet worden, de aftrek van

voorbelasting en de termijnen waarin gefactureerd wordt. In art. 19 AWR is geregeld dat

de aangifte en verschuldigde omzetbelasting dienen te worden voldaan binnen een

maand na afloop van het belastingtijdvak. Hoewel in de nationale wet niet is geregeld

wanneer de prestatie plaatsvindt, is in art. 63 Btw-richtlijn vastgesteld dat de prestatie

plaatsvindt op het moment waarop de levering of de dienst geschiedt. Met betrekking tot

de vaststelling van het tijdstip van de in Nederland verschuldigde omzetbelasting, hebben

ondernemers de keuze tussen het factuurstelsel en het kasstelsel.

Omdat binnen de Gemeenschap geen eensgezindheid bestaat over het tijdstip van

verschuldigdheid, biedt art. 66 Btw-richtlijn lidstaten de mogelijkheid een ander tijdstip te

kiezen, namelijk:

Op het moment van de factuuruitreiking (factuurstelsel);

Op het moment van de prijsontvangst (kasstelsel), of;

Binnen een bepaalde termijn na het verrichten van de belastbare prestatie.

Bij het factuurstelsel is de belasting verschuldigd op het moment waarop de factuur wordt

uitgereikt (art. 13 lid 1, Wet OB 1968). De ondernemer die een prestatie verricht aan een

andere ondernemer, is verplicht een factuur uit te reiken (art. 35 Wet OB 1968). Meestal

zal de factuur voorafgaan aan de vergoeding. Is echter de vergoeding voorafgegaan aan

47 HvJ EG 20 januari 2005, Scandic, nr. C-412/03, BNB 2005/223 c.

27

5

10

15

20

25

30

Page 28: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

de factuuruitreiking, dan is het tijdstip van verschuldigdheid het moment van ontvangst

van de (gehele of gedeeltelijke) vergoeding (art.13 lid 2, Wet OB 1968). Indien de

ondernemer een prestatie verricht aan een niet-ondernemer, ontbreekt de factuurplicht.

Voor ondernemers die het kasstelsel48volgen bestaat geen factuurplicht; zij reiken over

het algemeen geen bon of factuur uit met vermelding van omzetbelasting.49Bij het

kasstelsel is het tijdstip van verschuldigdheid later dan bij het factuurstelsel, omdat bij het

kasstelsel de belasting wordt voldaan op het moment van betaling door de afnemer.

Evenals bij het factuurstelsel, kan de ondernemer bij het kasstelsel de voorbelasting

welke hem in rekening is gebracht, in aftrek brengen op het moment van de

factuurontvangst.

3.4 EvaluatieIn voorgaande paragrafen is het begrip prestaties in de omzetbelasting besproken,

wanneer hiervan sprake is, of het een levering of dienst betreft en wat de maatstaf en het

tijdstip van heffing is. Tevens zijn diverse gecombineerde prestaties aan de orde gesteld.

Aan de hand van jurisprudentie is geprobeerd duidelijkheid te scheppen in de werking

van prestaties binnen de omzetbelasting. Het blijkt geen simpele opgave om vast te

stellen of sprake is van een prestatie en of deze prestatie belast of vrijgesteld is verricht,

en of het gaat om één of meerdere diensten (wel of niet splitsbaar), één of meerdere

leveringen of een combinatie van levering en dienst. Onder diensten vallen ook de

ontbinding van een overeenkomst tegen vergoeding, indien deze ontbinding met

vrijwillige medewerking van belanghebbende is geschied. Indien de ontbinding verplicht

heeft plaatsgevonden, is geen sprake van een dienst en vindt daardoor geen

omzetbelastingheffing plaats. De arresten van 5 januari 198350 en 15 december 199351

hebben gezorgd voor noviteiten binnen de beoordeling van prestaties onder bezwarende

titel. In het arrest van 5 januari 1983 is de vrijwillige medewerking van de ondernemer

een van de criteria om te komen tot een prestatie onder bezwarende titel. In het arrest

van 15 december 1993 is beslist dat indien de oorspronkelijke prestatie belast dan wel

vrijgesteld is verricht, de vervolgprestatie dezelfde behandeling (belast of vrijgesteld)

ondergaat. In het arrest van 29 februari 1996 (Mohr) is echter beslist dat een op basis

van een verordening ontvangen vergoeding voor het beëindigen van melkproductie, geen

verbruik oplevert (ook niet voor de Gemeenschap of overheid) en daarom geen dienst is.

48 Winkeliers en kleinhandelsbedrijven kunnen het kasstelsel volgen; bron: M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, FED Deventer 2007, blz.67.49 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, FED Deventer 2007, blz.212.50 BNB 1983/104.51 BNB 1999/193 c*.

28

5

10

15

20

25

30

5

Page 29: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Dat de ondernemer deze ontvangen vergoeding inzet om een ander bedrijf uit te

oefenen, doet daaraan niet af.

Schematisch kunnen prestaties als volgt worden weergegeven:

Schematisch wordt de in dit hoofdstuk behandelde jurisprudentie als volgt weergegeven:

BNB/DatumPrestatie Belaste vergoeding

Reden

BNB 1981/232 Ja Nee

Er is geen rechtstreeks verband tussen het beschikbaar stellen van bewaarplaats en aandeelbewijzen.

BNB 1983/104 Ja Ja

X heeft als ondernemer onverplichte medewerking verleend aan de gemeente.

BNB 1987/189 Ja Ja

Doordat de hoofdprestatie (vervoersdienst) is belast, is de prestatie om niet (veerdienst) ook belast.

Jur. 1988, blz. 1443 Ja Nee

Geen rechtstreeks verband tussen de werkzaamheden en de individuele bijdrage.

BNB 1993/239 c* Ja Nee

Vervolgprestatie gaat op in de oorspronkelijke (vrijgestelde)prestatie.

BNB 1994/271 Ja Nee

Geen rechtsbetrekking tussen prestatieverrichter en degenen die vrijwillig hebben bijgedragen.

BNB 1997/32 c* Nee N.v.t.

Geen sprake van verbruik, dus is de verbintenis tot beëindiging van de melkproductie geen dienst.

BNB 1999/193 c* Ja Ja, maar vrijgesteld

Het verhuurde is als vrijgestelde prestatie verricht, dus is het afstaan van huurrechten ook een vrijgestelde prestatie.

BNB 2002/3 Ja Ja

Het geven van paardrijlessen moet worden aangemerkt als gelegenheid geven tot sportbeoefening.

BNB 2005/223 c Ja Ja Prestaties tegen geringe vergoeding zijn ook prestaties

29

Prestaties

levering dienst

belast om niet belast om niet

5

10

Page 30: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

onder bezwarende titel.

In dit hoofdstuk en voorgaande hoofdstukken zijn de basiselementen van de

omzetbelasting behandeld en prestaties (voornamelijk diensten) die centraal staan

binnen de omzetbelasting en binnen deze scriptie. Voor de heffing van omzetbelasting is

noodzakelijk dat een prestatie is verricht of zal worden verricht. Indien dit niet het geval is

of zal zijn, wordt niet toegekomen aan de vraag of een vergoeding vrijgesteld of belast is.

Als er een prestatie zal worden verricht en het betreft een belaste prestatie, komt de

vraag ter sprake of de vergoeding ook belast is, wanneer de prestatie geen doorgang

vindt. Is deze vergoeding een (onbelaste)schadevergoeding of gewoon een belaste

vergoeding?

In de komende hoofdstukken zal worden ingegaan op deze vraag. Hierbij wordt gekeken

naar de situatie zowel vóór als na het arrest Société thermale d’Eugénie-les-Bains.

4. Hoofdstuk 4 De behandeling van schadevergoeding tot 18 juli 2007

4.1 Het begrip SchadevergoedingHoewel nergens in de wet of parlementaire geschiedenis het begrip schade is

gedefinieerd, kan dit worden uitgelegd als het nadeel dat door iemand wordt geleden uit

een bepaalde gebeurtenis.52

Met het begrip schadevergoeding wordt in beginsel gedoeld op uit de wet voortvloeiende

vergoedingen die het gevolg zijn van het niet nakomen van een verbintenis. In Titel 11

van Boek 3 BW zijn regels neergelegd voor het niet nakomen van een verbintenis, welke

leiden tot schadevergoeding. Om schade te vergoeden is onder meer vereist dat schade

is geleden.53

Bij het niet nakomen van een verbintenis en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding

worden twee partijen onderscheiden, namelijk de schuldenaar (degene die de schade

veroorzaakt) en de schuldeiser (degene die schade lijdt). De schuldenaar moet alle

schade vergoeden die de schuldeiser lijdt als gevolg van de tekortkomingen in de

nakoming van een verbintenis, uitgezonderd het geval waarin de schuldenaar niets is te

wijten voor de tekortkoming (art. 74 e.v. Boek 6 BW).

De verbintenis tot schadevergoeding speelt in de volgende gevallen geen rol:54

Benadeelde is nog niet op de hoogte gebracht van de geleden schade;

52 Afd. 6.1.10. Wettelijke verplichting tot schadevergoeding, art. 95, Schade en schadevergoeding algemeen.53 HR 20 juni 1924, NJ 1924,1107.54 HR 12 april 1985, NJ 1985, 625

30

5

10

15

20

25

30

5

Page 31: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Het bedrag van de schade is nog niet vastgesteld;

De berekeningswijze van de schadevergoeding is nog niet bekend.

Mogelijke oorzaken voor het uitkeren van een schadevergoeding kunnen zijn:

Wanprestatie (art. 1303 BW);

Onrechtmatige daad (art. 1404 BW);

Vernietiging van de overeenkomst wegens dwang, dwaling of bedrog.

Het tijdstip van invordering van een schadevergoeding, wordt bepaald door de vraag

wanneer de schade wordt geacht te zijn geleden. Dit tijdstip is relevant, omdat de

benadeelde pas achteraf bekend wordt met de ontstane schade. De invorderingstermijn

vervalt vijf jaren na dag van aanvang van de schade (art. 3.310 BW).

Schadevergoeding door wanprestatie

Wanprestatie is een tekortkoming van degene (schuldenaar) die de prestatie moet

leveren. In art. 6:74 BW is neergelegd dat de schuldenaar de geleden schade moet

vergoeden, indien de schade door zijn toedoen is ontstaan. Bij wanprestatie heeft de

schuldenaar drie keuzen, namelijk:55

De overeenkomst wordt nagekomen, al dan niet met schadevergoeding, of;

De overeenkomst wordt ontbonden, al dan niet met schadevergoeding, of;

Er wordt een schadevergoeding overeengekomen.

Bij wanprestatie is het ontstaan van schade voornamelijk afhankelijk van de aard van de

wanprestatie en de soort schade.56Het is niet simpel om te bepalen wanneer sprake is

van wanprestatie. Dit vindt haar oorzaak in het feit dat ‘de verplichting om een daad na te

laten of om een situatie te dulden', kan worden aangemerkt als een dienst.

Volgens Stevens57is er een onderscheid in schadevergoeding die door wanprestatie

ontstaat, en schadevergoeding die tussen partijen wordt overeengekomen bij ontbinding

van de overeenkomst. Dit omdat bij schadevergoeding door wanprestatie geen dienst

wordt verricht, maar bij schadevergoeding door ontbinding wel.

Dat schadevergoeding door ontbinding een dienst vormt, wordt ook bevestigd door Hof

Arnhem op 11 januari 1985, waarbij het volgende werd gesteld:

55 Artikel 1303 BW.56 Asser/Hartkamp I, nr. 369.57 D.M.P.M. Stevens, Het verrichten van diensten onder bezwarende titel als belastbaar feit in de omzetbelasting, (diss.) blz. 191, Maastricht 2001.

31

5

10

15

20

25

30

5

Page 32: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

,,Indien een partij bij een overeenkomst akkoord gaat met voortijdige ontbinding van die

overeenkomst tegen betaling van een afkoopsom, verricht die partij een dienst waarvoor

de afkoopsom de vergoeding vormt.”

De afkoopsom vormt dus de schadevergoeding waartegenover een dienst staat in de

vorm van (vrijwillige) medewerking betreffende de voortijdige ontbinding van de

overeenkomst.

Volgens Finkensieper58is Hof Arnhem te gauw geneigd van omzetbelastingheffing te

spreken bij aanwezigheid van een overeenkomst betreffende een toekomstige onzekere

gebeurtenis. Hiermee wijkt het Hof zijns inziens af van de uitspraak van de

Tariefcommissie in het arrest van 3 maart 1970. Dit wordt in onderdeel 4.2 besproken.

Schadevergoeding door onrechtmatige daad

In artikel 6:162 NBW is onrechtmatige daad als volgt omschreven:

“...een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of

met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een

en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.”

In tegenstelling tot de fiscaalrechtelijke situatie, is er civielrechtelijk geen onderscheid in

een schadevergoeding die voortvloeit uit een onrechtmatige daad en een

schadevergoeding uit een rechtmatige daad.59Heeft de schadevergoeding bijvoorbeeld te

maken met het ongedaan maken van een onrechtmatige handeling, dan is dit geen

belaste schadevergoeding.60Is echter middels een overeenkomst overeenstemming

bereikt, waarbij de ene ondernemer een vergoeding biedt om de onrechtmatigheid te

elimineren en de andere ondernemer de daad duldt, wordt gesproken van een belaste

schadevergoeding. Zonder deze overeenkomst tussen de ondernemers zou de

schadevergoeding onbelast zijn en dit is ook het geval als de ondernemer zou zijn

gedwongen tot het dulden van de onrechtmatige daad.

4.2 Schadevergoeding en omzetbelastingNormaliter wordt verondersteld dat schadevergoedingen niet behoren tot prestaties onder

bezwarende titel, nu tegenover de vergoeding geen prestatie staat.61Toch blijkt uit

jurisprudentie dat in sommige gevallen schadevergoedingen wel belast worden; er zijn

dus belaste en onbelaste schadevergoedingen. Belaste schadevergoedingen zijn in feite 58 ‘De ware koningin der belastingen’: opstellen aangeboden aan Prof. mr. J. Reugebrink, blz.153.59 WFR 1981/601, ‘Schadevergoeding en omzetbelasting’, J.L.M.J. Overvloed.60 Art. 4 Wet OB 1968, Artikelsgewijs commentaar, aantekening 23.1.3.61 Artikelsgewijs commentaar art. 4 Wet Omzetbelasting 1969, aantekening 23.1.

32

5

10

15

20

25

30

5

Page 33: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

vergoedingen waartegenover prestaties staan. Deze belaste schadevergoedingen

worden ook wel aangemerkt als onzuivere schadevergoedingen en de onbelaste

schadevergoedingen als zuivere schadevergoedingen.

Volgens Van Hilten en Van Kesteren kan een schadevergoeding worden beschouwd als

een vergoeding voor een prestatie, nu het afzien of het dulden van een daad een dienst

kan vormen, op basis van art. 25, onder a, Btw-richtlijn.62In welke gevallen dat kan, zal

hierna, aan de hand van jurisprudentie worden toegelicht.

In het vervolg van deze scriptie zullen de belaste (onzuivere)schadevergoedingen

worden aangeduid als ‘vergoeding’ en de onbelaste (zuivere)schadevergoedingen als

‘schadevergoeding’.

TC 15 november 1960, BNB 1961/54

Belanghebbende exploiteert een fruitbedrijf en is tevens in het bezit van een koelhuis met

koelcellen. Deze koelcellen verhuurt zij voor enkele seizoenen. De overeenkomst wordt

voortijdig verbroken door de huurder, die voor deze ontbinding een vergoeding geeft aan

belanghebbende. Het geschilpunt was of deze vergoeding te beschouwen is als een

vergoeding voor een prestatie of als een schadevergoeding? De Tarief Commissie

oordeelde in deze dat sprake is van een schadevergoeding voor het voortijdig ontbinden

van de overeenkomst tussen belanghebbende en huurder. Tegenover de vergoeding

stond immers geen prestatie aan de kant van belanghebbende.

Nu het dulden van een onrechtmatige daad ook als een dienst is aan te merken, kan

gesteld worden dat de door belanghebbende(exploitant) ontvangen vergoeding voor het

dulden van de voortijdige ontbinding, een dienst onder bezwarende titel is.

BNB 1970/136 TC 3 maart 1970

Deze zaak betrof een huur-verhuur overeenkomst met betrekking tot damwandplaten.

Damwandplaten werden verhuurd, waarbij de huurder behalve de huurprijs, geen

vergoeding hoefde te geven, mits de damwandplaten onbeschadigd en gereinigd werden

teruggebracht (opgenomen in een voorziening). Volgens de fiscus is de eventuele

vergoeding een vergoeding voor een dienst, ingevolge art. 5, Wet OB 1954 (thans: art. 4,

Wet OB 1968). De Tarief Commissie oordeelde dat de vergoeding geen vergoeding vormt

voor een verrichte prestatie, maar is aan te merken als schadevergoeding. Het gaat

immers om het niet nakomen van een verplichting door de huurder.

62 Fed Fiscale Studieserie nr.6, blz.128, Deventer: Kluwer 2007 (elfde druk).

33

5

10

15

20

25

30

Page 34: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Tuk63 is van oordeel dat een dienst die voorvloeit uit een contract waarin een voorziening

is gevormd betreffende wanprestatie en geregelde schadevergoeding, een belaste dienst

is die uit het dulden van de wanprestatie bestaat.

Finkensieper64deelt de mening van Tuk niet, omdat het niet relevant is dat reeds in de

overeenkomst een voorziening is gevormd voor eventuele schadevergoeding uit

wanprestatie. De betaling is het gevolg van schadevergoeding die voortvloeit uit

wanprestatie. Ik sluit mij aan bij het oordeel van de Tarief Commissie, omdat voor de

omzetbelastingheffing sprake moet zijn van een prestatie die onder bezwarende titel is

verricht en er moet tevens een rechtstreeks verband bestaan tussen de prestatie en de

vergoeding. In casu is er geen prestatie verricht met betrekking tot de eventueel

ontvangen vergoeding als gevolg van wanprestatie door de huurder. Daarom is sprake

van een schadevergoeding.

Bij dit arrest merkt Vervloed65op dat geen sprake is van wanprestatie, nu de verhuurder

geen van de opgesomde acties in art. 1303 BW kan toepassen. De overeenkomst

bevatte al een regeling indien de damwandplaten beschadigd zouden worden

geretourneerd. Hij concludeert dat slechts van wanprestatie kan worden gesproken, als

dit door de rechter is geconstateerd (art. 1302 BW). Wanprestatie leidt dan tot een

schadevergoeding. Kortom: pas met tussenkomst van de rechter kan er een

schadevergoeding worden geconstateerd.

HR 14 november 1979, nr. 19546, BNB 1980/5

Y, eigenaar van een kantine had het beheer van de kantine overgedragen aan X.

Vervolgens wilde Y de beheersovereenkomst die zij had met X, voortijdig beëindigen.

Voor de voortijdige ontbinding van de overeenkomst heeft X een vergoeding bedongen,

als zijnde schadevergoeding, die volgens haar niet aan de heffing was onderworpen.

Deze bedongen vergoeding werd door de fiscus niet beschouwd als schadevergoeding,

maar als dienst waarover omzetbelasting verschuldigd was. Slechts in de gevallen van

reeds gepleegde wanprestatie of onrechtmatige daad was (volgens de fiscus) sprake van

schadevergoeding. Dit ten onrechte volgens Y, want de rechter zou schadevergoeding

hebben toegekend wegens wanprestatie, indien Y zonder overleg de overeenkomst

tussentijds had ontbonden. Het Gerechtshof oordeelde dat door voortijdige beëindiging

van de overeenkomst, X een dienst heeft verricht in de zin van art. 4, Wet OB 1968.

Deze dienst bestaat uit het afzien van het recht om de overeenkomst voort te zetten

63 C.P. Tuk, Wet op de omzetbelasting 1968, 2e druk Deventer 1978, blz.202.64 De ware koningin der belastingen: opstellen aangeboden aan Prof. mr. J. Reugebrink,blz.152.65 WFR 1981/601, J.L.M.J. Vervloed, ‘Schadevergoedingen en omzetbelasting’.

34

5

10

15

20

25

30

5

Page 35: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

tegen de overeengekomen vergoeding. Ook de Hoge Raad heeft dit oordeel van het

Gerechtshof bevestigd.

Volgens Vervloed66zou sprake zijn geweest van schadevergoeding indien X, Y van

wanprestatie had beschuldigd ingevolge art. 1303 BW. Het simpele feit dat X hier dus

heeft ingestemd met de ontbinding van de overeenkomst, heeft geleid tot een dienst en

dus een belaste vergoeding. Dit is in het latere arrest van 5 januari 1983 ook vastgesteld.

Met Ploeger67deel ik de mening dat het onderscheid in een schadevergoeding en een

vergoeding voor een dienst soms lastig te maken is. Slechts ondernemers die geen recht

op aftrek van voorbelasting hebben, zullen dit onderscheid belangrijk vinden, omdat

eventuele verschuldigde omzetbelasting over de (schade)vergoeding voor hen niet

aftrekbaar is.

HvJ EG Baz Bausystem AG, 1 juli 1982, C222/81, Jurisprudentie 1982, blz. 2527.

Baz Bausystem AG verrichtte werkzaamheden voor een Duitse onderneming. Deze

Duitse onderneming wilde niet betalen voor de verrichte werkzaamheden omdat deze

niet naar behoren waren uitgevoerd. Baz Bausystem die met deze vordering naar de

rechter ging, werd in het gelijk gesteld en kreeg ook een rentevergoeding van 5%

toegewezen. De prejudiciële vraag was of over de 5% rentevergoeding omzetbelasting

verschuldigd is.

Het HvJ EG antwoordde als volgt:

,,Op grond van deze overwegingen moet op de vraag van de nationale rechter worden

geantwoord dat de belastinggrondslag bedoeld in artikel 8, eerste alinea, sub a, van de

tweede richtlijn van de raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de

wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting niet de bij rechterlijke uitspraak aan de

ondernemer toegekende rente omvat, wanneer deze rente hem is toegekend op grond

dat het restbedrag van de tegenwaarde van de dienstverrichting niet op de vervaldag is

betaald.”

De rentevergoeding is vrijgesteld van omzetbelasting, want het is geen vergoeding voor

de verrichte werkzaamheden, maar een vergoeding voor de schuld die de Duitse

onderneming heeft aan Baz Bausystem AG. Tussen de door de rechter gewezen

rentevergoeding en de prestaties van Baz Bausystem AG bestond daarom geen

rechtstreeks verband en de rentevergoeding was niet vooraf vastgesteld in een

overeenkomst.

66 WFR 1981/601, J.L.M.J. Vervloed, ‘Schadevergoedingen en omzetbelasting’.67 L.F. Ploeger, zie noot bij BNB 1980/5.

35

5

10

15

20

25

30

Page 36: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

HR 18 december 1991, Rolnr. 27 128, BNB 1992/183

X is in het bezit van een boekenclub, waarmee zij voornamelijk boeken en

grammofoonplaten levert aan haar leden. Bij niet-tijdige betalingen worden

aanmaningskosten in rekening gebracht. Deze aanmaningskosten heeft X ten laste van

haar omzet gebracht. De inspecteur was het niet eens met X, die vervolgens op grond

van art. 26 AWR, rechtstreeks in beroep ging bij het Hof. Het Hof besliste dat X over de

aanmaningskosten volledig omzetbelasting verschuldigd is, omdat deze kosten zodanig

inherent zijn aan de levering van de goederen aan de leden. X ging vervolgens in

cassatie, waar hij in het gelijk werd gesteld door de Hoge Raad. De Hoge Raad stelt dat

de aanmaningskosten niet gerelateerd zijn met de goederenlevering (art.8 lid 2 Wet OB

1968), maar met de te innen vordering. Deze aanmaningskosten zijn daarom geen

tegenprestatie voor de levering van de goederen in de zin van art.11. A, lid 1, aanhef en

letter a, Zesde richtlijn (thans: art.73 Btw-richtlijn). Alles wat ontvangen wordt als

tegenprestatie voor een prestatieverrichting, valt onder de Btw-heffing.

HR 12 april 1995, nr. 30 265, BNB 1995/181

X verhuurt vanuit zijn videotheek videobanden aan de klant en brengt deze een boete in

rekening bij te late terugbezorging van de videobanden. In de overeenkomst is de

berekening van de boete voor te late terugbezorging opgenomen. Deze luidt: verhuurprijs

per dag x aantal dagoverschrijdingen.

In geschil was of de ontvangen bedragen betreffende de boete aan omzetbelasting zijn

onderworpen. Het Hof bepaalde in deze dat de door de klant betaalde boete niet is aan

te merken als schadevergoeding, nu belanghebbende niet een van de verhuurprijs

afwijkend bedrag ontvangt. De boete is daarom een onderdeel van de vergoeding voor

een dienstverrichting in de zin van art 4 lid 1, Wet OB 1968. De Hoge Raad bevestigde

het oordeel van het Hof door te oordelen dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen

de uitlening van de videobanden en de boete wegens te late terugbezorging.

Besluit 10 december 2001, nr. CPP2001/3087 68

In het besluit van 10 december 2001 heeft de staatssecretaris gesteld dat boete wegens

overschrijding van opleveringstermijnen betreffende onroerende zaken, geen

prijsvermindering is voor de heffing van omzetbelasting. Dit besluit is voortgekomen uit

de situatie waarbij aannemers de opleveringstermijn overschrijden en hierdoor een boete

verschuldigd zijn aan de koper. Sommige aannemers zorgden ervoor dat de 68 Dit besluit is intussen opgenomen in een recenter besluit van 14 juli 2009, nr. CPP2008/137M.

36

5

10

15

20

25

30

35

Page 37: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

verschuldigde boete in mindering kwam op de koopprijs, waardoor omzetbelasting over

de lagere koopprijs werd berekend. De vraag die hier ontstond was of dit

omzetbelastingtechnisch, de juiste wijze is om de boete te behandelen. De

staatssecretaris wijst de te late oplevering aan als wanprestatie, en derhalve als

schadevergoeding. Deze schadevergoeding (boete) maakt dus geen onderdeel uit van

de vergoeding (betreffende de onroerende zaak) waarover omzetbelasting is

verschuldigd.

In het arrest van de Hoge Raad van 4 december 1991,69waarbij een stichting

boetegelden ontving over de door haar uitgeleende boeken, werd door het Hof

geoordeeld dat deze ontvangen boetegelden aan omzetbelasting waren onderworpen.

Dit omdat er geen ver verwijderd verband zou bestaan tussen de boetegelden en het

uitlenen van de boeken. De Hoge Raad oordeelde echter dat de boetegelden slechts tot

prikkel dienden voor tijdige inlevering van de boeken. Er was daardoor geen rechtstreeks

verband tussen de boetegelden en de uitgeleende boeken. Ook in dit arrest is de

boeteclausule in de overeenkomst vastgelegd.

Volgens Finkensieper70is een boeteclausule niets meer dan een fixatie van de hoogte

van een schadevergoeding. Of belanghebbenden afzien van nakoming of ontbinding van

de overeenkomst met tussenkomst van een rechter, zou geen effect moeten hebben op

het verband met de betaling.

4.3 Evaluatie In dit hoofdstuk is gekeken naar de behandeling van schadevergoedingen vóór het arrest

Société Thermale d’Eugénie les Bains. Hier is uit de behandelde jurisprudentie duidelijk

gebleken dat de behandeling van schadevergoedingen geen standaard uitwerking kent.

Er is onderscheid gemaakt in belaste en onbelaste schadevergoedingen. Gemakshalve

zijn de belaste (onzuivere) schadevergoedingen aangeduid als ‘vergoedingen’ en

onbelaste (zuivere) schadevergoedingen als ‘schadevergoedingen’.

Van een (belaste)vergoeding is sprake indien:

Belanghebbende partijen vrijwillig akkoord gaan met voortijdige ontbinding van

een overeenkomst;

Er een vergoeding tegenover de prestatie staat, en;

Er een rechtstreeks verband bestaat tussen de vergoeding en de prestatie.

In andere gevallen is de vergoeding onbelast; een zuivere schadevergoeding.

69 Hoge Raad 4 december 1991, nr. 27 651, BNB 1992/37. 70 ‘De ware koningin der belastingen’: opstellen aangeboden aan Prof. mr. J. Reugebrink, blz.153.

37

5

10

15

20

25

30

Page 38: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Ook zijn diverse meningen en conclusies van auteurs toegelicht. Volgens Finkensieper

moet de opvatting worden losgelaten dat alleen schadevergoedingen uit wanprestatie en

onrechtmatige daad (zonder overeenkomst hieromtrent tussen belanghebbenden),

onbelaste vergoedingen zijn. Uit jurisprudentie blijkt echter dat schadevergoedingen wel

ontstaan als gevolg van wanprestatie en onrechtmatige daad. Schade vloeit voort uit niet

nagekomen verbintenissen en als gevolg hiervan ontbreekt de prestatie (dienst) die

centraal staat in de omzetbelasting. Zoals eerder vermeld zijn schadevergoedingen die

voortkomen uit ontbinding van een overeenkomst wel te koppelen aan diensten, indien

belanghebbende partijen overeenstemming bereiken betreffende de ontbinding (Hof

Arnhem 11 januari 1985).

Volgens Tuk is sprake van een belaste dienst (bestaande uit het dulden van de

wanprestatie), indien in het contract een voorziening gevormd is betreffende wanprestatie

en geregelde schadevergoeding.

Tevens menen Van Hilten en Van Kesteren dat een schadevergoeding in sommige

gevallen wordt beschouwd als een vergoeding voor een prestatie, bestaande uit het

afzien of het dulden van een daad. Hierbij kan gedacht worden aan een ondernemer die

afziet van een gerechtelijke procedure, door een vergoeding te accepteren van degene

die de wanprestatie heeft verricht. De dienst bestaat dan uit het afzien van de

gerechtelijke procedure.

Schematisch wordt de in dit hoofdstuk behandelde jurisprudentie en het besluit als volgt

weergegeven:

Datum/nummer Schadeverg./ Belaste verg.

Reden

TC 15-11-‘60 Ja/nee De voortijdige ontbinding van de overeenkomst is geen prestatie.

TC 3-3-’70 Ja/nee De huurder is zijn verplichting niet nagekomen.

HR 14-11-‘79 Nee/ja Door in te stemmen met de voortijdige ontbinding van de beheersovereenkomst verricht X een dienst.

HvJ EG 1-7-‘82 Ja/nee Ontvangen rente is geen vergoeding voor de verrichte werkzaamheden.

HR 4-12-’91 Ja/nee De boetegelden dienen slechts tot prikkel voor tijdige inlevering van de boeken.

HR 18-12-‘91 Ja/nee Aanmaningskosten hebben niet te maken met de levering van de goederen, maar met de te innen vordering.

38

5

10

15

20

Page 39: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

HR 12-4-’95 Nee/ja Er bestaat een rechtstreeks verband tussen de uitlening van de videobanden en de boete wegens te late terugbezorging.

Besluit 10-12- 2001, nr. CPP2001/3087

Ja/nee Te late oplevering door aannemers is wanprestatie.

Bij ‘ja’ betreft het een ‘onzuivere schadevergoeding’; een vergoeding. Bij ‘nee’ betreft het een ‘zuivere schadevergoeding’.

Aan de hand van bovengenoemde jurisprudentie is er mijns inziens niet echt een

duidelijk uitgangspunt te vinden voor de bepaling of een schadevergoeding wel of niet

belast is. Zowel het oordeel van de TC in 1960, als het arrest van de Hoge Raad in 1979

gingen over de voortijdige ontbinding van een overeenkomst. In de uitspraak van 1960 is

door de TC geoordeeld dat sprake is van schadevergoeding. De Hoge Raad oordeelde in

het arrest van 1979 echter dat geen sprake is van schadevergoeding. De TC zat er dus

naast met haar oordeel tot schadevergoeding. Belanghebbende verricht namelijk wel een

prestatie door af te zien van voortzetting van de overeenkomst. Zij verricht derhalve een

dienst in de zin van art. 25, onder a, Btw-richtlijn.71Dit volgt ook uit het latere arrest van 11

januari 1985, waarbij een afkoopsom werd ontvangen voor ontbinding van de

overeenkomst.

In het arrest van 1960 staat belanghebbende toe dat de overeenkomst voortijdig wordt

ontbonden en dit zou daarom kunnen worden aangemerkt als belastbare dienst,

bestaande uit het dulden van deze daad door de huurder. In het arrest van 1970 is

sprake van wanprestatie, indien de huurder haar verplichtingen niet nakomt. Dit is het

geval indien de damwandplaten in beschadigde toestand worden geretourneerd. In deze

arresten komt het onderscheid duidelijk naar voren tussen schadevergoeding als gevolg

van ontbinding van een overeenkomst tussen partijen en schadevergoeding als gevolg

van wanprestatie. Ik sluit mij derhalve aan bij Stevens72die dit onderscheid maakt en stelt

dat wanprestatie geen belaste (schade)vergoeding tot gevolg heeft, maar een tussen

partijen overeengekomen vergoeding als gevolg van ontbinding, wel een belaste

vergoeding vormt. Ook in het arrest van 1 juli 1982 en het besluit van 10 december 2001

is sprake van schadevergoeding als gevolg van wanprestatie.

De arresten van 4 december 1991 en 12 april 1995 lijken op het eerste gezicht vrijwel

identiek. Hoewel het in zowel het arrest van 1991 als het arrest van 1995 boetegelden

71 Zie hiervoor ook Van Hilten en Van Kesteren die menen dat een schadevergoeding een vergoeding is voor een prestatie, nu het afzien of het dulden van een daad een dienst kan vormen.72 D.M.P.M. Stevens, Het verrichten van diensten onder bezwarende titel als belastbaar feit in de omzetbelasting, (diss.) blz. 191, Maastricht 2001. Zie hiervoor ook paragraaf 4.1.

39

5

10

15

20

25

5

Page 40: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

betreft, zijn de uitkomsten verschillend, omdat de opgelegde boeten in het arrest van

1991 slechts dienden ter prikkel om de geleende boeken tijdig terug te brengen. De lener

kon kosteloos de uitleentermijn tijdig verlengen. De boete komt dus slechts ter sprake bij

nalatigheid (wanprestatie) van de lener en vloeit daardoor niet rechtstreeks voort uit de

verrichte dienst (het uitlenen) door de boekenclub. In het arrest van 1995 is echter wel

een rechtstreeks verband aanwezig tussen de boetegelden en de verhuur van

videobanden. De klant die de videobanden te laat bezorgt krijgt een boete opgelegd,

welke gelijk is aan de verhuurprijs. Indien de klant de uitleentermijn wenst te verlengen

staat daar ook een vergoeding tegenover. In beide situaties, waarbij huurder de

videobanden langer houdt, staat een vergoeding tegenover. In tegenstelling tot het arrest

van 1991, dient in dit arrest van 1995 de boete dus niet als prikkel voor tijdige

terugbezorging, nu deze evenveel is als de verhuurprijs. Of de videobanden nu tijdig

verlengd worden of te laat worden geretourneerd, is niet bepalend voor de hoogte van de

vergoeding.

Het arrest van 18 december 1991 resulteert evenals het arrest van 4 december 1991, in

een schadevergoeding. Hoewel beide zaken een boekenclub betreffen, worden in de

zaak van 4 december boeken uitgeleend aan de leden en in de zaak van 18 december

boeken verkocht aan de leden van de boekenclub. De aanmaningskosten die volgen bij

niet tijdige betaling staan slechts in rechtstreeks verband met de te innen vordering en

niet met de levering van boeken. Deze kosten kunnen derhalve ook als ‘prikkel’ worden

beschouwd om de leden tijdig te laten betalen. Wat ook opmerkelijk is in laatst genoemde

arresten van 1991, is dat beiden resulteren in (onbelaste) schadevergoedingen. Dit

ondanks het feit dat tussenkomst van de rechter niet nodig is geweest.

De drie criteria om van een (onbelaste)schadevergoeding te spreken luiden:

Eén van de partijen is in gebreke gebleven met betrekking tot de prestatie, en;

Belanghebbende werkt verplicht mee aan de ontbinding van de overeenkomst, en;

Er bestaat geen rechtstreeks verband tussen de vergoeding en de prestatie.

40

5

10

15

20

25

30

Page 41: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

5. Hoofdstuk 5 De behandeling van schadevergoeding vanaf 18 juli 2007

5.1 Société Thermale d’Eugénie les Bains73 De Société Thermale d’Eugénie les Bains (hierna Société Thermale) is een bedrijf dat

hotel- en restauratiediensten aanbiedt en kuuroorden exploiteert. Voor zover in de

overeenkomst niet anders is vastgesteld, dient de klant die reserveert een bepaald

bedrag vooruit te betalen, welke in geval van annulering door de klant niet wordt

teruggegeven door Société Thermale. In geval Société Thermale annuleert, betaalt zij het

dubbele bedrag van de aanbetaling terug aan de klant.74

De aanbetaling die Société Thermale behoudt na annulering door de klant heeft zij

steeds buiten haar omzet gelaten, met als gevolg dat hierover geen omzetbelasting is

geheven. Na controle door de belastingdienst in 1992, had dit als gevolg dat Société

Thermale naheffingsaanslagen kreeg opgelegd. De Société Thermale heeft haar

bezwaar als volgt beargumenteerd:

De reservering kan niet worden gekarakteriseerd als individualiseerbare dienst

ten opzichte van de verleende hoofddienst;

De gehouden aanbetalingen in geval van annulering door de klant, vormen een

forfaitaire schadevergoeding voor de geleden schade.

Na een afwijzing te hebben ontvangen op het bezwaar bij de belastingdienst en het

beroep bij het Tribunal administratif de Pau, heeft Société Thermale hoger beroep

ingesteld bij de Cour administrative d’appel de Bordeaux. Dit beroep is echter ook

verworpen. Het Tribunal en de Cour meenden dat de gehouden aanbetaling (in geval van

annulering) de vergoeding vormt voor een individualiseerbare dienst, bestaande in het

maken van een dossier en de reservering voor het verblijf van de klant. Volgens deze

twee rechterlijke instanties moet dus omzetbelasting worden betaald over de gehouden

aanbetaling. Vervolgens heeft Société Thermale zich gewend tot de Conseil d’État, die

onderstaande prejudiciële vraag aan het HvJ EG heeft gesteld:

73 HvJ EG Eerste kamer, 18 juli 2007, nr. C-277/05, BNB 2008/12.74 Art. L114-1 van de Code de la consommation (consumptiewetboek).

41

5

10

15

20

25

30

Page 42: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

,, Dienen bedragen die als aanbetaling zijn betaald in het kader van

verkoopovereenkomsten inzake aan [btw] onderworpen diensten, in gevallen waarin de

koper gebruikmaakt van het hem toekomende recht om terug te treden van de

overeenkomst en de verkoper deze bedragen houdt, te worden beschouwd als

vergoeding voor de reserveringsdienst en als bedragen die als zodanig aan [btw] zijn

onderworpen, dan wel als schadeloosstelling wegens ontbinding ter compensatie van de

schade die is geleden wegens niet-nakoming door de klant, zonder rechtstreeks verband

met enige dienst die onder bezwarende titel is verricht, en als bedragen die als zodanig

niet aan deze belasting zijn onderworpen?”

Ter beantwoording van deze vraag ziet het HvJ EG zich genoodzaakt enkele bepalingen

van de Zesde richtlijn (thans Btw-richtlijn) nader uit te leggen.

Het betreft onder meer art. 2, punt 1 Zesde richtlijn (thans: art. 2 lid 1, onder a en c Btw-

richtlijn), welke inhoudt dat goederen en diensten die onder bezwarende titel zijn verricht,

aan Btw zijn onderworpen. Art. 6, lid 1 Zesde richtlijn (thans: art. 24 en 25 Btw-richtlijn),

vermeldt dat als dienst wordt beschouwd elke handeling die geen goederenlevering is.

De verplichting om een daad na te laten of een situatie te dulden, is ook een handeling

die onder een dienst valt. Art. 10, lid 2 Zesde richtlijn (thans: art. 63 t/m 66 Btw-richtlijn),

geeft aan wanneer over de belaste handeling verschuldigdheid bestaat en wanneer deze

schuld uiterlijk moet worden voldaan. Art. 11, A, lid 1, sub a Zesde richtlijn (thans: art. 73

Btw-richtlijn), bepaalt de maatstaf van heffing en het moment van verschuldigdheid.

In rechtsoverweging (r.o.) 17 geeft het HvJ EG aan dat het begrip voorschot per lidstaat

een verschillende betekenis kan hebben en dat de uitoefening van het recht betreffende

het voorschot verschillend kan uitpakken. Dit is afhankelijk van het nationale recht van de

betreffende lidstaat. In de ene lidstaat kan, in geval van annulering, een

schadevergoeding worden geëist die hoger is dan het betaalde voorschot, terwijl dit in

een andere lidstaat niet kan.

In r.o. 19 en verder, haalt het HvJ EG aan dat betaalde voorschotten alleen kunnen

worden beschouwd als vergoeding voor de reservering (dus Btw onderworpen) indien

sprake is van een rechtstreeks verband tussen de verrichte dienst en de tegenprestatie.

De betaalde bedragen moeten tevens de daadwerkelijke tegenprestatie vormen voor een

individualiseerbare dienst die is verricht in het kader van een rechtsverhouding waarbij

over en weer prestaties worden uitgewisseld.

In casu ontbreekt het rechtstreekse verband, omdat de reserveringsverplichting

voortvloeit uit de overeenkomst betreffende het verstrekken van logies en niet uit

betaalde voorschotten. Het voorschot is volgens het HvJ EG een facultatief element,

welke onder de contractvrijheid van partijen valt, want ook zonder voorschot kan een

42

5

10

15

20

25

30

35

Page 43: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

rechtsverhouding tot stand komen, waarbij ook een dossier voor de klant wordt

aangemaakt en het verblijf wordt gereserveerd. De verplichting van zowel de

hotelexploitant als de klant om de overeenkomst na te leven, zijn niet te beschouwen als

wederzijdse diensten omdat de verplichting voortvloeit uit de overeenkomst zelf en niet

uit het (eventueel) betaalde voorschot. Nu het voorschot in mindering komt op de prijs

van de kamer bij werkelijk gebruik, is te destilleren dat het voorschot niet de

daadwerkelijke tegenprestatie vormt voor een individualiseerbare dienst. Nu moet dus

worden onderzocht in hoeverre het voorschot een ontbindingsvergoeding vormt ter

compensatie van de geleden schade veroorzaakt door het annuleren door de klant.

In r.o. 30 is aangegeven dat een voorschot de volgende functies heeft:

Het vormt een aanwijzing dat een overeenkomst bestaat, want door de betaling

bestaat het vermoeden dat sprake is van een overeenkomst;

Het is een aanmoediging om de overeenkomst uit te voeren, want bij annulering

lijdt de partij aan wie de annulering valt te wijten, financieel verlies, en;

Het kan een forfaitaire vergoeding vormen in geval van annulering, nu bij

annulering door de ene partij, de andere partij wordt ontslagen van de bewijslast

betreffende de hoogte van het financiële verlies.

In r.o. 33 wordt vermeld dat het niet relevant is dat het behouden voorschot en het

werkelijke bedrag van de geleden schade van elkaar afwijken, of dat bij annulering

nieuwe klanten gebruik maken van de kamers. Het gaat slechts om een forfaitaire

vergoeding, wat wil zeggen dat het bedrag van de geleden schade en het voorschot niet

gelijk aan elkaar hoeven te zijn.

Verder wijst het HvJ EG op het feit dat de klant, in geval van annulering door Société

Thermale, het betaalde voorschot dubbel terugkrijgt, zonder daarvoor een prestatie te

verrichten. Hieruit blijk dus dat het voorschot een forfaitaire ontbindingsvergoeding is en

niet een uit een dienst voortvloeiende vergoeding.

De beslissing van het HvJ EG is aan de hand van bovenstaande overwegingen als volgt:

,,De artikelen 2, lid 1, en 6, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van

17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake

omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde:

uniforme grondslag, moeten aldus worden uitgelegd dat bedragen die als voorschot zijn

betaald in het kader van overeenkomsten inzake aan de belasting over de toegevoegde

waarde onderworpen hoteldiensten, in gevallen waarin de klant gebruik maakt van zijn

recht van annulering en de hotelexploitant de bedragen behoudt, dienen te worden

beschouwd als forfaitaire schadeloosstelling wegens ontbinding ter compensatie van de

43

5

10

15

20

25

30

35

Page 44: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

schade die is geleden als gevolg van de niet-nakoming door de klant, zonder

rechtstreeks verband met enige dienst die onder bezwarende titel is verricht, zodat deze

bedragen niet aan deze belasting zijn onderworpen”.

In de paragraaf 5.2 volgen de conclusie van de A-G en diverse meningen op

bovengenoemd arrest, waarna in paragraaf 5.3 de behandelde Nederlandse

jurisprudentie zal worden getoetst aan het arrest Société Thermale.

5.2 AnalyseConclusie A-G M. Poiares Maduro (13 september 2006)

De conclusie van de A-G in deze zaak is als volgt geweest:

,,De artikelen 2, punt 1, en 6, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van

17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake

omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde:

uniforme grondslag, dienen aldus te worden uitgelegd dat bedragen die als aanbetaling

zijn betaald in het kader van verkoopovereenkomsten inzake aan belasting over de

toegevoegde waarde onderworpen hoteldiensten, in gevallen waarin de koper

gebruikmaakt van het hem toekomende recht om terug te treden van de overeenkomst

en de verkoper deze bedragen houdt, moeten worden beschouwd als vergoeding voor de

reserveringsdienst en als bedragen die als zodanig aan belasting over de toegevoegde

waarde zijn onderworpen.”

De A-G heeft de argumenten van Société Thermale als volgt behandeld:

De reservering is geen individualiseerbare dienst ten opzichte van de verleende

hoofddienst

Bij annulering door de klant geldt het gehouden bedrag niet meer als aanbetaling voor de

hoofddienst, maar als betaling voor de dienst die Société Thermale verricht door een

kamer op een bepaald tijdstip te garanderen aan de klant, door deze kamer niet aan

anderen te verhuren. De klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de

vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant dit voordeel niet hebben gehad.

Hoewel een reserveringsdienst ten opzichte van een hoofddienst een bijkomende dienst

is, blijft die reserveringsdienst bij annulering door de klant een volstrekt

geïndividualiseerde dienst ten opzichte van de hoofddienst en moet daarom ook aan Btw

worden onderworpen. Volgens de A-G is de reservering voldoende geïndividualiseerd om

te spreken van dienstverrichting onder bezwarende titel (in de zin van art. 2, punt 1 en 6,

lid 1 Zesde richtlijn). De reserveringsdienst maakt deel uit van de economische activiteit

44

5

10

15

20

25

30

Page 45: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

van de Société Thermale. Deze dienst verleent zij tegen betaling aan elke klant die

reserveert, en daarom valt deze dienst onder art. 6, lid 1, Zesde richtlijn.

De gehouden aanbetaling heeft het karakter van een forfaitaire schadeloosstelling

Volgens de A-G bestaat grote twijfel of de ontvangen aanbetalingen noodzakelijkerwijs

dienen als schadeloosstelling. Dit gelet op het gemeenschappelijke Btw-stelsel. Naar

Frans burgerlijk recht is een gehouden aanbetaling die contractueel is vastgelegd, niet

noodzakelijk gekoppeld aan de door de hotelexploitant geleden schade, welke voortvloeit

uit de annulering door de klant. Hieruit volgt dat de aanbetaling eventueel verband houdt

met geleden schade. Indien de hotelexploitant geen schade lijdt, wordt de aanbetaling

immers niet teruggeven aan de klant. Verder legt de A-G de nadruk op de toepassing van

de Zesde richtlijn, waarbij de juridische interpretatie in elke lidstaat uniform moet zijn. Het

feit dat de aanbetaling naar Frans burgerlijk recht wordt beschouwd als

schadeloosstelling, doet niet ter zake indien dit niet op de juiste toepassing van de Zesde

richtlijn is gebaseerd. De lidstaten dienen zich te houden aan de richtlijn en niet

omgekeerd.

VN 2007/34.25, HvJ EG, Eerste kamer, 18 juli 2007, nr. C-277/05, BNB 2008/12

(auteurs: Jann, Lenaerts, Juhász, Schiemann, Levits)

Volgens bovengenoemde auteurs hoort de vraag van het Conseil d’Etat thuis bij de

nationale rechter, nu het haar taak is de te verrichten prestatie af te leiden op basis van

wat is overeengekomen tussen partijen. Is sprake van een reserveringsdienst en een

afzonderlijke hotel- en restauratiedienst? Of moet het worden bezien als een geheel

onder de noemer ‘hotel- en restauratiedienst’? In geval het alleen een hotel- en

restauratiedienst betreft, wordt de aanbetaling beschouwd als voorschot, welke eventueel

wordt omgezet in een afkoopsom. Verder wordt voorbijgegaan aan de feiten, doordat het

HvJ EG slechts de uitspraak van de Franse rechter tot zijn beschikking heeft. Ook het

begrip ‘voorschot’ wordt niet uitgelegd op de juiste wijze. Een voorschot is een

vooruitbetaling op een prestatie die nog moet worden verricht. Op basis hiervan zou

kunnen worden geconcludeerd dat het voorschot aan omzetbelasting moet worden

onderworpen en bij annulering herziening moet volgen. Volgens deze auteurs kan op

basis van dit arrest ook een later overeengekomen (schade)vergoeding met betrekking

tot niet-nakoming buiten de omzetbelastingheffing worden gehouden. Partijen spreken af

de overeenkomst te ontbinden en koppelen daaraan een tegenprestatie in de vorm van

een schadevergoeding. Verder menen de auteurs dat het HvJ EG tot een ander oordeel

kon zijn gekomen indien de feiten beter waren geanalyseerd. Vergoedingen bij niet-

nakoming blijven normaliter buiten de heffing, indien deze vergoedingen zijn toegekend

45

5

10

15

20

25

30

35

Page 46: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

door een rechter. Zoals reeds in hoofdstuk 4 is vastgesteld, is tussenkomst van een

rechter niet meer noodzakelijk om te komen tot een schadevergoeding.

Het HvJ EG verwijst in het arrest Société Thermale naar het arrest van 1 juli 1982 (Baz

Bausystem) waarin een soortgelijke casus speelde. In dat arrest kwam het HvJ EG ook al

tot hetzelfde oordeel. Op basis van dit arrest uit 1982 en het arrest Société Thermale

komen de auteurs tot de conclusie dat het niet relevant is wanneer partijen de annulering

en annuleringscondities zijn overeengekomen. Of die vóór of tijdens de lopende

overeenkomst zijn overeengekomen, heeft geen invloed op het oordeel of sprake is van

een belaste of onbelaste schadevergoeding.

Jan Sanders, ‘ Schadeloze stellingen rond schadeloosstellingen in de Btw? ’ 75

Volgens Sanders moet de onderzoeksvraag van het HvJ EG niet uit het oog worden

verloren. De vraag is namelijk of een behouden voorschot met betrekking tot de

reservering, een belaste tegenprestatie vormt of een ontbindingsvergoeding (valt niet

onder de btw-heffing). Tevens moet worden onthouden dat beide partijen het recht

hebben om (onder voorwaarden) de overeenkomst te ontbinden. De vraag die volgens

Sanders rijst, is of Btw-heffing nooit ter sprake komt bij een ontvangen vergoeding als

gevolg van annulering. Is dit afhankelijk van het tijdstip van de annulering: voor, tijdens of

na het tijdstip waarop de dienst is volbracht? Of moeten de gevolgen van een annulering

in een afzonderlijke overeenkomst worden vastgelegd? Deze vragen worden beantwoord

in het besluit van 14 juli 2009, welke verder in deze paragraaf wordt toegelicht.

Tegen het arrest Société Thermale kan volgens Sanders ook het standpunt worden

ingenomen dat partijen wederzijds elkaar een belaste dienst verlenen. De hotelexploitant

die annuleert, verleent een belaste dienst door de aanbetaling dubbel terug te geven aan

de klant en de klant die annuleert verricht een belaste dienst door de hotelexploitant de

aanbetaling te laten behouden. Het HvJ EG bekijkt deze casus echter niet vanuit dit

standpunt.

Sanders onderschrijft de beslissing van het HvJ EG met de volgende stelling:

,,Btw ziet op het belasten van verbruik. Hier is geen verbruik, integendeel. Het element in

de overeenkomst, waarin van te voren is voorzien in een bepaalde, forfaitaire

schadeloosstelling is ook niet gericht op het niet laten plaatshebben van verbruik. Naar

mijn mening is dit de crux.”

Sanders is dan ook van mening dat voor de bepaling of sprake is van

omzetbelastingheffing, steeds moet worden nagegaan welke partij de prestatie heeft

verricht en welke partij de tegenprestatie heeft gedaan. Voor onderworpenheid is een

rechtstreeks causaal verband vereist tussen de prestatie en de vergoeding

75 NTFR 13 september 2007.

46

5

10

15

20

25

30

35

Page 47: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

(tegenprestatie).

Mr. C.J. Hummel ‘ Annuleringen in de Btw’ 76

Evenals Sanders meent ook Hummel dat het HvJ EG de juiste beslissing heeft genomen,

omdat omzetbelasting een verbruiksbelasting is en in geval van annulering ontbreekt juist

het verbruik. In jurisprudentie (o.a. Mohr-arrest) is ook bevestigd dat slechts sprake is

van een belaste vergoeding indien verbruik aanwezig is. Tevens stelt Hummel dat

wettelijk is vastgelegd dat over een vooruitbetaling omzetbelasting is verschuldigd,

ongeacht of deze vrijwillig of contractueel is. Tussen de vooruitbetaling en de te leveren

prestatie bestaat, tot het tijdstip van annulering, een rechtstreeks verband. Dit omdat bij

vooruitbetaling ervan uit kan worden gegaan dat de overeengekomen prestatie zal

worden verricht. In geval van annulering wordt de vrijwillige vooruitbetaling beschouwd

als een onverschuldigde betaling. Indien de vooruitbetaling contractueel is vastgelegd

wordt deze bij annulering aangemerkt als een schadevergoeding. In beide gevallen

vervalt bij annulering het rechtstreekse verband en derhalve de heffingsgrondslag. Dit

heeft herziening van de reeds betaalde omzetbelasting tot gevolg (art. 185, lid 1, Btw-

richtlijn). De herziening is nodig omdat bij vooruitbetaling de ondernemer de

omzetbelasting verschuldigd is op het moment van ontvangst van deze gedeeltelijke

vergoeding (art. 65 Btw-richtlijn en art. 13 lid 2, Wet OB 1968).

Besluit 14 juli 2009, nr. CPP2008/137M, V-N 2009/39.23

In dit besluit wordt door de Staatssecretaris getracht om enige helderheid aan te brengen

in de ontbinding van overeenkomsten met betrekking tot onroerende zaken. Er zijn

overeenkomsten die worden ontbonden voordat de betreffende prestatie is verricht en er

zijn overeenkomsten die worden ontbonden tijdens of na de prestatieverrichting. In het

arrest Société Thermale is de overeenkomst ontbonden voordat de prestatie heeft

plaatsgevonden. De met de ontbinding gepaard gaande vergoeding is slechts belast, als

deze een vergoeding vormt voor een dienst (art. 4 Wet OB 1968).

Van een dienst wordt gesproken indien de volgende criteria gelden:

Eén van de partijen wil de overeenkomst ontbinden, en;

De andere partij stemt in met de ontbinding, en;

De andere partij bedingt en ontvangt een vergoeding die rechtstreeks in relatie

staat tot de ontbinding.

76 NTFR Beschouwingen 2008-36.

47

5

10

15

20

25

30

Page 48: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Société Thermale voldoet wel aan de eerste twee voorwaarden, maar aan de derde

voorwaarde wordt niet voldaan. De vergoeding staat alleen in rechtstreeks verband met

de reservering en de overeenkomst betreft de verhuur van kamers. Door de annulering

wordt hieraan niet toegekomen. Verder geeft de Staatssecretaris aan dat voorschotten

voor reservering van een prestatie belast zijn. Belasting blijft achterwege indien partijen

in de overeenkomst regelen dat bij ontbinding (voordat de prestatie is verricht), het

voorschot wordt omgezet in annuleringskosten. Deze annuleringskosten vormen dan een

forfaitaire schadevergoeding. Ook eventuele extra vergoedingen die moeten worden

gedaan in geval van annulering, vallen onder een schadevergoeding. Als voorbeeld van

annuleringskosten worden boetebedragen genoemd.

Bij ontbinding tijdens of na de prestatieverrichting gelden dezelfde hiervoor genoemde

criteria om te spreken van een vergoeding voor een dienst. De belastingregels die gelden

voor de oorspronkelijke prestatie, gelden bij ontbinding van de overeenkomst ook. Deze

regeling is ook terug te vinden in het arrest Lubbock Fine & Co, welke in hoofdstuk 3 is

behandeld.

Mijn visie op het arrest Société Thermale

In dit onderdeel licht ik aan de hand van hetgeen in de vorige onderdelen en vorige

hoofdstukken is besproken, mijn mening toe. Hierbij wordt ingegaan op onder meer

meningen van de diverse schrijvers en de conclusie van de A-G bij het arrest Société

Thermale.

Nu in r.o. 30 door het HvJ EG is vermeld dat een voorschot onder meer de eventueel

forfaitaire schadevergoeding vormt, is de cruciale vraag wanneer een aanbetaling een

forfaitaire schadevergoeding of belaste vergoeding (tegenprestatie) vormt in geval van

annulering. Zoals blijkt uit art. 73 Btw-richtlijn is het begrip tegenprestatie een ruim

begrip: “alles wat de leverancier of dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt of moet

verkrijgen van de zijde van de koper, van de ontvanger of van een derde, met inbegrip

van subsidies die rechtstreeks met de prijs van de handelingen verband houden”.

In het arrest Lubbock Fine & Co heeft het HvJ EG gesteld dat het afstand doen van

huurrechten onder een vrijgestelde prestatie valt, indien het verhuurde ook als

vrijgestelde prestatie is verricht. Bij optie tot belaste verhuur volgt dat het afstaan van

huurrechten ook een belaste prestatie is. Gelet op dit oordeel van het HvJ EG uit 1993,

zou in het arrest Société Thermale gesteld moeten worden dat de reservering

(bijkomende prestatie) een belaste prestatie is, omdat de verhuur van kamers

(hoofdprestatie) een belaste prestatie is. Het verschil met het arrest Lubbock zit in het feit

48

5

10

15

20

25

30

35

Page 49: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

dat verhuur van kamers is uitgezonderd van de vrijgestelde prestaties genoemd in art. 11

Wet OB 1968. Tevens werd in het arrest Lubbock al gepresteerd terwijl werd besloten het

presteren te staken. In het arrest Société Thermale werd de overeenkomst ontbonden

voordat de prestatie werd verricht. Hieruit blijkt dat het tijdstip van ontbinding (annulering)

wel relevant is voor de beoordeling van de vergoeding; dit in tegenstelling tot de

bewering van de genoemde auteurs van VN 2007/34.25, die meenden dat het

annuleringstijdstip niet relevant zou zijn. In het besluit van 14 juli 2009 geeft de

staatssecretaris tevens aan dat alleen bij ontbinding tijdens en na de overeenkomst, de

oorspronkelijk overeengekomen prestatie van kracht is.

Stevens77meent dat wanneer een overeenkomst tussen partijen is gesloten,

schadevergoeding door wanprestatie verschilt van schadevergoeding door ontbinding.

Schadevergoeding door wanprestatie is geen dienst, maar schadevergoeding door

ontbinding wel. Hierbij verwijst hij naar de uitspraak van het Hof Arnhem op 11 januari

1985,78 waarin gesteld wordt dat de betaling bij voortijdige ontbinding van een

overeenkomst een belaste vergoeding vormt. Het Hof meent dat de afkoopsom is

genoten met betrekking tot de overeengekomen werkzaamheden en met betrekking tot

het instemmen van ontbinding van de overeenkomst. Er was in deze zaak dus geen

schade geleden. Indien deze uitspraak van het Hof getoetst wordt aan het arrest Société

Thermale, zou het oordeel mijns inziens niet veranderen, mede omdat de prestaties

reeds werden verricht; dit in tegenstelling tot het arrest Société Thermale waar de

prestatie nog niet verricht was. Het oordeel van het Hof behoudt derhalve zijn geldigheid.

De A-G stelt dat de reservering een individualiseerbare dienst is, waardoor er Btw-

onderworpenheid is. Ook in VN 2007/34.25 komt deze stelling ter sprake. Het HvJ EG

geeft echter aan dat de reserveringsdienst slechts van bijkomende aard is om te komen

tot de hoofdprestatie en dat deze niet op zichzelf staat. Er is dus geen rechtstreeks

verband tussen de verhuur door Société Thermale en de bij reservering gedane

aanbetaling. De aanbetaling vormt niet de daadwerkelijke vergoeding voor de kamerhuur;

maar dient slechts als forfaitaire schadevergoeding bij annulering door de klant en als

onderdeel van de belaste vergoeding indien de overeenkomst tot de kamerverhuur

(hoofdprestatie) doorgang vindt.

Sanders meent dat in de omzetbelasting het verbruik een cruciale rol speelt. In dit arrest

is geen sprake van verbruik en daarom ook geen omzetbelastingheffing. Dit onderschrijf

ik, omdat de dienst niet wordt verricht vanwege annulering door de klant. 77 Zie hiervoor hoofdstuk 4, D.M.P.M. Stevens, Het verrichten van diensten onder bezwarende titel als belastbaar feit in de omzetbelasting, (diss.) blz. 191, Maastricht 2001.78 Nr. 0 63/1984, FED 1987/28.

49

5

10

15

20

25

30

35

5

Page 50: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

Hummel stelt dat bij zowel de vrijwillige als contractuele vooruitbetaling omzetbelasting

verschuldigd is en dat bij annulering een herziening volgt van de reeds door de

ondernemer betaalde omzetbelasting op basis van art. 185, lid 1, Btw-richtlijn. Met

betrekking tot de klant die geen ondernemer is, heeft Société Thermale geen factuurplicht

(art. 35, Wet OB 1968) en is de omzetbelasting dus verschuldigd op het moment waarop

het voorschot wordt ontvangen (art. 13, lid 2, Wet OB 1968). Hier wordt het kasstelsel

gevolgd. Dat Hummel inzake de herziening art. 185 Btw-richtlijn van toepassing acht, is te

begrijpen, omdat de nationale wet in geval van annulering geen uitkomst biedt. Art. 29,

Wet OB 1968, ziet slechts op vergoedingen die betrekking hebben op kortingen voor

contante betalingen en er moet een factuur zijn uitgereikt.79Tevens is dit artikel ook niet

van toepassing op ondernemers die het kasstelsel volgen, nu deze alleen omzetbelasting

afdragen over de feitelijke ontvangen vergoeding.

Art. 37, Wet OB 1968 zorgt ervoor dat de ondernemer de omzetbelasting verschuldigd

wordt welke op de factuur vermeld staat; dit ongeacht het feit dat deze vermelde

omzetbelasting eventueel meer bedraagt dan de werkelijk verschuldigde omzetbelasting,

of dat de omzetbelasting geheel ten onrechte is vermeld. Dit artikel voorkomt dat de

ondernemer ten onrechte aftrek geniet van omzetbelasting welke te veel op de factuur

vermeldt staat. Art. 37, Wet OB 1968 is alleen van toepassing in het geval dat totaal geen

omzetbelasting gefactureerd mocht worden of waarin teveel is gefactureerd. Of dit artikel

toepassing zou kunnen vinden op de casus in het arrest Société Thermale, is mijns

inziens niet mogelijk. De omzetbelasting die in rekening is gebracht bij het voorschot is

terecht geweest, omdat ervan kon worden uitgegaan dat na de reservering zou worden

toegekomen aan de dienstverrichting (de hoofdprestatie). Nu achteraf is gebleken dat de

dienst geen doorgang heeft gevonden, rest de vraag of het voorschot belast is of niet. Is

het voorschot niet belast, dan wordt toegekomen aan herziening.

5.3 Evaluatie In voorgaande paragrafen is het arrest Société Thermale besproken gevolgd door de

conclusie van de A-G en diverse meningen. Vervolgens is bekeken welke criteria

relevant zijn om tot een juist oordeel te komen. Voor de beantwoording van de vraag of

een vergoeding een belaste vergoeding of schadevergoeding is, moet steeds worden

nagegaan of er in eerste instantie een prestatie is verricht. Bij een bevestigend antwoord

79 Art. 3, Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

50

5

10

15

20

25

30

Page 51: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

moet worden beoordeeld of deze prestatie onder bezwarende titel is verricht. Zo ja, moet

worden nagegaan of deze vergoeding een schadevergoeding behelst.

Is er een prestatie?

Er moet sprake zijn van een goederenlevering en of dienstverrichting om te komen tot

een prestatie. In het arrest Société Thermale zou het een dienstverrichting betreffen.

Zoals in de vorige paragraaf is gebleken is in dit arrest geen sprake van een dienst, want

hoewel overeenstemming is over de ontbinding tegen vergoeding, staat deze vergoeding

niet in rechtstreeks verband tot een prestatie. Er is derhalve geen prestatie verricht.

Indien dit wel het geval was, dan zou vervolgens moeten worden gekeken of de

annulering voortvloeit uit een wanprestatie of onrechtmatige daad. Hiervoor wordt

verwezen naar de artikelen 1303 en 1404 BW. In dit arrest is de overeenkomst

ontbonden vanwege wanprestatie door de klant.

Is er een vergoeding?

Nu er geen prestatie aanwezig is, kan de vergoeding niet als belaste vergoeding worden

aangemerkt. In dit arrest zijn partijen overeengekomen wat de gevolgen zijn in geval van

annulering. Dit betekent dat partijen eventuele wanprestatie of voortijdige ontbinding

dulden van elkaar. Indien de klant annuleert, behoudt Société Thermale de aanbetaling

en indien Société Thermale annuleert betaalt zij de klant het dubbele bedrag van de

aanbetaling.

Is er schade geleden?

Om schade te vergoeden is onder meer vereist dat schade is geleden.80Schade wordt

geleden indien sprake is van financieel verlies als gevolg van ontbinding van de

overeenkomst. Mijns inziens is in dit arrest vooraf niet zeker dat van schade sprake zal

zijn omdat Société Thermale bij annulering het kuuroord eventueel kan verhuren aan een

andere klant voor eventueel dezelfde prijs. Pas indien dit niet zou lukken, komt schade ter

sprake. Indien het aan de schuldenaar te wijten is dat schade is geleden, moet deze alle

schade vergoeden die de schuldeiser lijdt als gevolg van tekortkomingen in de nakoming

van een verbintenis.81In dit arrest vergoedt de klant die annuleert, in de vorm van de

aanbetaling.

Gelet op het arrest Société Thermale, blijft de in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 behandelde

jurisprudentie haar geldigheid behouden. In alle arresten was of werden de prestaties

80 HR 20 juni 1924, NJ 1924,1107.81 Art.74 e.v. Boek 6 BW.

51

5

10

15

20

25

30

35

Page 52: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

reeds verricht. Ook in gevallen van (voortijdige)ontbinding was al sprake van

prestatieverrichting. Hierbij kan gedacht worden aan de arresten van 15 november 1960

en 14 november 1979.82 In het arrest Société Thermale kon niet eens gesproken worden

van een prestatie en hierin zit het cruciaal verschil met betrekking tot de eerder

behandelde jurisprudentie. Er kon namelijk niet gesproken worden van een rechtstreeks

verband tussen de voorschotten en de prestatie, omdat er nog geen prestatie verricht

werd. Kosten die betrekking hebben op prestatieverrichtingen moeten wel rechtstreeks

voortvloeien uit deze prestatie, anders ontbreekt de heffingsgrondslag. Dit blijkt ook uit de

arresten van 4 december 1991 en 18 december 1991, waarbij boetegelden,

respectievelijk aanmaningskosten werden opgelegd voor niet tijdige inlevering van

boeken en grammofoonplaten.83Hier is ook geen rechtstreeks verband waar te nemen

tussen de boetegelden/aanmaningskosten en de prestatie (uitlenen van

boeken/grammofoonplaten). Deze kosten hadden namelijk geen rechtstreeks verband

met de prestatie, maar met de late inlevering/te innen vordering. In het arrest Société

Thermale is de casus met betrekking tot het tijdstip van ontbinding verschillend van de

behandelde jurisprudentie, waardoor deze jurisprudentie niet beïnvloed wordt door dit

arrest. De enige noviteit is derhalve het tijdstip van ontbinding; deze ligt voor de

prestatieverrichting.

82 BNB 1961/54 en BNB 1980/5.83 BNB 1992/37 en BNB 1992/183.

52

5

10

15

20

25

30

35

Page 53: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

6. Hoofdstuk 6 Slot

6.1 SamenvattingOm de prestaties en schadevergoedingen te kunnen toelichten, was het nodig om enige

aandacht te besteden aan voor de omzetbelasting relevante begrippen en verdere

ontwikkelingen. Vervolgens is uitgebreid ingegaan op de prestaties, nu deze centraal

staan in de omzetbelasting. Diverse vormen van prestaties zijn besproken, evenals de

prestaties die wel of niet onderworpen zijn aan de omzetbelastingheffing. In het vierde

hoofdstuk is het begrip schadevergoeding nader uitgelegd en wat haar betekenis is in de

omzetbelasting. Het is uit jurisprudentie namelijk gebleken dat de vaststelling of een

schadevergoeding een vergoeding voor een prestatie is, geen simpele aangelegenheid

is. Wanneer is de schadevergoeding belast en wanneer is deze onbelast; wanneer is het

met andere woorden een zuivere schadevergoeding? Deze problematiek over

schadevergoedingen in de omzetbelasting is verder uitgewerkt in hoofdstuk 5, waar deze

is toegespitst op het arrest Société Thermale uit 2007. In dit arrest heeft het HvJ EG

geoordeeld dat de aanbetaling die behouden is door Société Thermale bij annulering

door de klant, een schadevergoeding is en dus niet aan omzetbelasting is onderworpen.

Omdat dit arrest voor menig fiscalist als verrassend is beschouwd, is geprobeerd het

oordeel van het HvJ EG te begrijpen en te verklaren. De probleemstelling in deze scriptie

luidt derhalve als volgt:

In hoeverre is er sprake van een prestatie voor de omzetbelasting indien een aanbetaling wordt gedaan op een overeenkomst voor het verrichten van een dienst, welke overeenkomst vervolgens wordt ontbonden, waarbij de dienstverrichter de aanbetaling houdt? Hoe verhoudt de Nederlandse jurisprudentie zich tot het arrest Société Thermale?

Hoewel de A-G concludeert dat er sprake is van Btw-onderworpenheid, stelt het HvJ EG

dat zulke gedane aanbetalingen of vergoedingen, waarbij de overeenkomst wordt

53

5

10

15

20

25

30

35

Page 54: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

ontbonden, worden beschouwd als forfaitaire schadevergoedingen. Ook diverse

fiscalisten hebben hun visie betreffende deze aanbetalingen of vergoedingen

uitgesproken. Sanders en Hummel vinden het oordeel van het HvJ EG begrijpelijk, nu

omzetbelasting een verbruiksbelasting is en in dit arrest was daar geen sprake van. De

auteurs van Vakstudie nieuws menen dat het HvJ EG in het arrest Société Thermale tot

een ander oordeel kon zijn gekomen indien de feiten beter waren geanalyseerd. Met het

besluit van 14 juli 2009 tracht de Staatssecretaris enige duidelijkheid te verschaffen met

betrekking tot de ontbinding van overeenkomsten.

6.2 Conclusie Er is sprake van een prestatie indien een goederenlevering en of dienstverrichting heeft

plaatsgehad. Om van een Btw-belaste prestatie te kunnen spreken moet deze prestatie

onder bezwarende titel zijn verricht en er moet een rechtstreekse relatie bestaan tussen

de vergoeding en de prestatie.

In het arrest Société Thermale is de gehouden aanbetaling na annulering door de klant

niet aan te merken als belaste vergoeding, en wel om onderstaande redenen:

De overeenkomst werd ontbonden voordat de prestatie kon worden verricht;

hierdoor kan de gehouden aanbetaling niet gezien worden in rechtstreeks

verband met de prestatie. Er is namelijk geen prestatie verricht. Dit heeft tot

gevolg dat er niet wordt toegekomen aan de vraag of sprake is van vergoeding.

De ontbinding vloeit voort uit wanprestatie door de klant. Dit heeft tot gevolg dat

ook de grondslag van heffing voor de omzetbelasting komt te vervallen.

De aanbetaling is slechts een forfaitaire vergoeding als gevolg van annulering

door de klant, nu de hoogte van de geleden schade pas achteraf bekend is. Voor

Société Thermale bestaat namelijk het risico dat de kamer niet gelijk kan worden

verhuurd aan een nieuwe klant en of niet tegen de werkelijke huurprijs.

Waarom dit oordeel van het HvJ EG afwijkt van voorgaande jurisprudentie, ligt mijns

inziens in het feit dat de overeenkomst is ontbonden als gevolg van wanprestatie en

voordat de (hoofd)prestatie is verricht. Hieruit blijkt dat het tijdstip van ontbinding relevant

is voor de beoordeling of de vergoeding belast is.

Indien de prestatie doorgang zou vinden, of reeds was verricht, wordt deze aanbetaling in

mindering gebracht op de totale door Société Thermale bedongen vergoeding. De

aanbetaling maakt dan deel uit van de totale belaste vergoeding. Bij annulering door de

klant dient de aanbetaling niet meer als voorschot, maar als forfaitaire schadevergoeding

54

5

10

15

20

25

30

35

Page 55: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

voor de door Société Thermale te lijden schade. De aanbetaling maakt dan geen deel uit

van een belaste vergoeding. Hierdoor kan de op deze aanbetaling drukkende

omzetbelasting op grond van art. 185, Btw-richtlijn, worden herzien.

De in hoofdstuk 3 en 4 behandelde jurisprudentie blijft haar geldigheid behouden, nu in

de arresten de prestatieverrichting reeds gaande was of was voltooid. Ook bij de

voortijdige ontbinding van de overeenkomst werd al gepresteerd door de ondernemer,

terwijl dit in Société Thermale niet het geval is. Net zoals in Société Thermale de

aanbetalingen niet in rechtstreeks verband stonden met de prestatie, zo ook ontbrak het

rechtstreeks verband tussen de boetegelden/aanmaningskosten en de prestatie in de

arresten die op een dergelijke casus betrekking hadden. Ook toen was reeds gesproken

van een schadevergoeding. Het onderscheid met de oude jurisprudentie zit derhalve in

het feit dat de overeenkomst werd ontbonden voordat de prestatie kon worden verricht.

Naar aanleiding van dit onderzoek blijkt dat het HvJ EG tot een correct oordeel is

gekomen en dat Société Thermale is beloond voor het juridisch gevecht met de

rechterlijke instanties. Kortom: de aanhouder wint!

55

5

10

15

20

25

30

Page 56: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

7. Literatuurlijst / Bronvermelding

Boeken

C.P. Tuk, Wet op de Omzetbelasting 1968, 2e druk Deventer 1978.

Omzetbelasting, 11e geheel herziene druk, M.E. van Hilten, H.W.M. van

Kesteren, FED Deventer 2007.

Studenteneditie 2008-2009, Cursus Belastingrecht, Omzetbelasting (digitale

versie), S.T.M. Beelen e.a.

Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, tweede druk, J. Spier, e.a.,

Deventer 2007.

D.M.P.M. Stevens, Het verrichten van diensten onder bezwarende titel als

belastbaar feit in de omzetbelasting, Maaastricht 2001.

Jurisprudentie

Tariefcommissie

TC 15 november 1960, BNB 1961/54.

TC 3 maart 1970, BNB 1970/136.

Gerechtshoven

’s-Hertogenbosch 20 oktober 1978, nr. 77/1977 OB, BNB 1979/244.

Arnhem 11 januari 1985, nr. 63/1984, FED 1987/28.

Hoge Raad

HR 20 juni 1924, NJ 1924, 1107.

HR 14 november 1979, nr. 19546, BNB 1980/5.

HR 5 januari 1983, BNB 1983/104.

HR 2 juni 1984, BNB 1984/295.

HR 12 april 1985, NJ 1985, 625.

HR 1 april 1987, BNB 1987/189.

56

5

10

15

20

25

30

Page 57: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

HR 4 december 1991, nr. 27 651, BNB 1992/37.

HR 18 december 1991 (Rolnr. 27 128), BNB 1992/183.

HR 21 april 1993, nr. 28230, BNB 1993/239c*.

HR 12 april 1995 Nr. 30 265, BNB 1995/181.

HR 2 november 2001, LJN: AD5033, 36355, BNB 2002/3.

HR 11 februari 2005, BNB 2005/223.

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen

HvJ EG 5 februari 1981, zaak 154/80, BNB 1981/232.

HvJ EG 1 april 1982, zaak 89/91, BNB 1982/311.

HvJ EG, 1 juli 1982, C222/81, Jur. 1982, blz. 2527.

HvJ EG 14 februari 1985, BNB 1985/315.

HvJ EG 8 maart 1988, zaak 102/85, Jur. 1988, blz. 1443.

HvJ EG 21 september 1988, BNB 1994/306.

HvJ EG, 15 december 1993, C63/92, BNB 1999/193c*.

HvJ EG 3 maart 1994, zaak C-16/93, BNB 1994/271.

HvJ EG 29 februari 1996, zaak C-215/94, BNB 1997/32c*.

HvJ EG 20 januari 2005, nr. C-412/03, BNB 2005/223c.

HvJ EG 14 juli 2005, zaak 434/03, BNB 2005/284.

HvJ EG 15 december 2005, nr. C-63/04, VN 2005/61.19.

HvJ EG 21 februari 2006, C-255-02, BNB 2006/170.

HvJ EG 18 juli 2007, nr. C-277/05, BNB 2008/12.

Wetgeving

Burgerlijk Wetboek 2009.

Pocket belastingwetten 2009.

Pocket EG-Verdrag 2009.

Besluiten

Besluit 18 december 1995, Stb.659.

Besluit 24 maart 1999, nr. VB99/284.

Besluit 10 december 2001, nr. CPP2001/3087.

Besluit 14 juli 2009, nr. CPP2008/137M, Staatscourant 2009, 11140.

Vakbladen

J.L.M.J. Overvloed, Schadevergoeding en omzetbelasting, WFR 1981/601.

D.B. Bijl, FED 1994/348, C-16/9303 1994.

57

5

10

15

20

25

30

35

Page 58: Erasmus University Thesis Repository A. de.docx · Web viewDe klant die gereserveerd heeft, geniet derhalve een voordeel in de vorm van garantie. Zonder deze reservering zou de klant

W.A.P. Nieuwenhuizen WFR 1994/788, Lubbock Fine: Fijnzinnigheid in de BTW.

M.E. van Hilten, WFR 1995/76, De maatstaf van Btw-heffing.

Overige bronnen

‘De ware koningin der belastingen’: opstellen aangeboden aan prof. mr. J.

Reugebrink.

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/macro-economie/publicaties/artikelen/

archief/2008/2008-2475-wm.htm.

58

5

10