energiebalans vlaanderen 2009

download energiebalans vlaanderen 2009

of 163

Transcript of energiebalans vlaanderen 2009

Verspreiding: Algemeen

Eindrapport

Energiebalans Vlaanderen 2009

K. Aernouts, K. Jespers, S. Vangeel

Referentietaak 2011/TEM/R/165

november 2011

Alle rechten, waaronder het auteursrecht, op de informatie vermeld in dit document berusten bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek NV (VITO), Boeretang 200, BE-2400 Mol, RPR Turnhout BTW BE 0244.195.916. De informatie zoals verstrekt in dit document is vertrouwelijke informatie van VITO. Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van VITO mag dit document niet worden gereproduceerd of verspreid worden noch geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor het instellen van claims, voor het voeren van gerechtelijke procedures, voor reclame of antireclame en ten behoeve van werving in meer algemene zin aangewend worden

II

Samenvatting

SAMENVATTINGIn dit rapport wordt de onafhankelijke energiebalans van Vlaanderen van 2009 voorgesteld. In volgende figuur wordt op schematische wijze de energiestromen van Vlaanderen voor 2009 voorgesteld.Kolen 6,6% Internationale bunkers 340,6 PJ 18 % transformatiesector 380,7 PJ 20 % Petroleumproducten 49,8% niet-energetisch finaal verbruik 248,4 PJ 13 % primair energieverbruik 1882,3 PJ 100 % Gassen 23,5% eindverbruik energiedragers 1161,0 PJ 62 % industrie 351,8 PJ 19 % residentile en gelijkgestelde sectoren 378,1 PJ 20 % transport 182,7 PJ 10%

(nucleaire) warmte 12,4%

bruto binnenlands energieverbruik 1541,8 PJ 82 %

eindverbruik energie 912,6 PJ 48 %

METAndere brandstoffen 4,7% Elektriciteit 0,8%

Biomassa 2,2%

Figuur 1: Stroomschema energieverbruik Vlaanderen 2009 In volgende tabel staat de beknopte weergave van de energiebalans van Vlaanderen van 2009. In de begrippenlijst achteraan in dit rapport worden de belangrijkste begrippen verklaard. De volledige energiebalans van Vlaanderen voor 2009 is terug te vinden in bijlage A. In bijlage B worden de meest recente versies van de onafhankelijke balansen van 1990, 1994 tot en met 2008 beknopt weergegeven.[PJ] vaste brandstoffen(6)

petroleum producten

gassen

elektriciteit

andere(1)

biomassa(2)

(nucleaire) warmte

totaal

primair energieverbruik

124,9 124,9 55,4 46,7

937,1 596,5 69,1 1,4 67,7

441,8 441,8 178,4 167,6 16,1

15,3 15,3 -164,8 -175,7 1,4

89,1 89,1 10,6 9,6 1,0

41,3 41,3 24,0 24,0

232,8 232,8 208,1 202,1 6,0

1.882,3 1.541,8 380,7 275,6 92,3

bruto binnenlands energieverbruik transformatiesector elektriciteit en warmte raffinaderijen(3)

I

Samenvatting

cokesfabrieken andere(4)

8,7

-5,3

0,2 9,3

3,5 9,3 78,5 77,0 1,6 17,4 5,3 6,9 5,2 24,7 21,1 3,6 1.161,0 248,4 351,8 378,1 182,7 340,6

eindenergieverbruik niet-energetisch verbruik industrie residentieel en gelijkgesteld transport internationale bunkers(5)

69,5 8,0 57,4 4,0

527,4 211,2 20,0 124,9 171,3 340,6

263,4 29,2 83,9 147,0 3,3

180,1 87,0 90,1 2,9

Tabel 1: Energiebalans Vlaanderen 2009Opmerkingen: (1) andere energiedragers: niet-hernieuwbaar deel van afvalverbranding, gerecupereerde brandstoffen, (2) biomassa, biogas, stortgas, hernieuwbaar deel in afvalverbranding (3) exclusief zelfproducenten, deze worden gerekend tot de sector waartoe ze behoren, maar inclusief de WKKeenheden in joint venture (4) andere transformaties: verliezen op het elektriciteitsnet (5) internationale lucht- en scheepvaartbunkers (6) primair energieverbruik van elektriciteit = netto invoer in Vlaanderen (berekend) + primaire productie uit wind, water en PV

Ten opzichte van 1990 is in 2009 het bruto binnenlands energieverbruik met 27,5% gestegen en met 4,8% gedaald ten opzichte van 2008. Het eindverbruik steeg met 34,6% ten opzichte van 1990 en daalde met 6,5% ten opzichte van 2008. Het energieverbruik in de transformatiesector is met 9,9% gestegen ten opzichte van 1990, en met 1,0% ten opzichte van 2008. De lichte stijging van het energieverbruik in de transformatiesector is het resultaat van een stijging van het energieverbruik in de sector elektriciteit en warmte (+ 3,0%) ten opzichte van 2008. De andere deelsectoren zijnde de raffinaderijen en de cokesproductie zagen een daling van hun energieverbruik met respectievelijk -3,7% en -17,9%. De elektriciteitsverliezen op het net bleven nagenoeg gelijk. Het eindverbruik is in 2009 ten opzichte van 2008 fors gedaald (- 6,5 %). De daling is het gevolg van de economische crisis die vooral een effect had op de energievraag van de industrile eindsectoren en ook op het wegtransport (goederenvervoer). Het niet energetisch verbruik daalde in 2009 ten opzichte van 2008 met 14,3, het energieverbruik van de industrie daalde met 9,6%. Het energieverbruik van de totale transportsector daalde met 5,1 %. Het energieverbruik van de residentieel en gelijkgestelde sector steeg met 2,0%. Het residentieel energieverbruik bleef nagenoeg hetzelfde als in 2008. Het energieverbruik van de tertiaire sectoren steeg met 2,8 %. Vooral het energieverbruik in de landbouwsectoren is fors toegenomen (+9,6%): de voornaamste reden is een sterke stijging van het aardgasverbruik ten gevolge van de ingebruikname van WKKeenheden. Deze worden beschouwd als zelfproductie-eenheden en het energieverbruik wordt daarom bij de sector zelf geteld.

II

Inhoud

INHOUDSamenvatting ___________________________________________________________________ I Inhoud ________________________________________________________________________ III Lijst van tabellen________________________________________________________________ VII Lijst van figuren ________________________________________________________________ XI Lijst van afkortingen _____________________________________________________________ XV HOOFDSTUK 1. HOOFDSTUK 2. HOOFDSTUK 3. 3.1. 1.1 Overzicht Voornaamste wijzigingen ten opzichte van vorig rapport Inleiding _______________________________________________________ 1 Algemene opbouw van de energiebalans _____________________________ 2 Bruto binnenlands energieverbruik __________________________________ 6 6 8

HOOFDSTUK 4. 4.1.

Transformatiesector ______________________________________________ 9 9

Elektriciteits- en warmtecentrales

4.1.1. 4.1.2. 4.1.3. 4.1.4. 4.1.5. 4.2.

Methodologie _______________________________________________________ 9 Resultaten productiepark _____________________________________________ 10 Resultaten elektriciteitsproductie _______________________________________ 13 Resultaten brandstofverbruik __________________________________________ 16 Resultaten WKK en zelfproducenten ____________________________________ 18 19

Raffinaderijen

4.2.1. 4.2.2. 4.3.

Methodologie ______________________________________________________ 19 Resultaten energieverbruik ____________________________________________ 19 20

Cokesproductie

4.3.1. 4.3.2. 4.4.

Methodologie ______________________________________________________ 20 Resultaten energieverbruik ____________________________________________ 20 21

Andere transformaties en verliezen op het elektriciteitsnet

HOOFDSTUK 5.

Industrie ______________________________________________________ 22 III

Inhoud

5.1.

Niet-energetisch verbruik

22

5.1.1. 5.1.2. 5.2.

Methodologie ______________________________________________________ 22 Resultaten (niet-energetisch) energieverbruik ____________________________ 22 24

Energetisch verbruik

5.2.1. 5.2.2. 5.2.3.

Methodologie ______________________________________________________ 24 Resultaten energieverbruik ___________________________________________ 26 Enquteringen en bijschattingen _______________________________________ 35 Residentieel en gelijkgestelde sectoren _____________________________ 37 37

HOOFDSTUK 6. 6.1.

Huishoudens

6.1.1. 6.1.2. 6.1.3. 6.1.4. 6.2.

Methodologie ______________________________________________________ 37 Resultaten bevolking, huishoudens en gebouwenpark ______________________ 42 Resultaten energieverbruik ___________________________________________ 48 Resultaten economische indicatoren ____________________________________ 52 53

Tertiaire sector

6.2.1. 6.2.2. 6.2.3. 6.3.

Methodologie ______________________________________________________ 53 Resultaten energieverbruik ___________________________________________ 57 Enquteringen en bijschattingen _______________________________________ 61 63

land-en tuinbouw, zeevisserij, bosbouw en groenvoorziening

6.3.1. 6.3.2. 6.3.3. 6.3.4. 6.3.5. 6.3.6.

Methodologie land- en tuinbouw, zeevisserij, bosbouw en groenvoorziening ____ 63 Methodologie bosbouw ______________________________________________ 67 Methodologie groenvoorziening _______________________________________ 68 Resultaten energieverbruik totale sector _________________________________ 69 Resultaten energieverbruik zeevisserij___________________________________ 73 Resultaten energieverbruik bosbouw en groenvoorziening __________________ 73

6.3.7. Resultaten energieverbruik off-road gebruik van machines en voertuigen in de landbouwsector ____________________________________________________________ 74 HOOFDSTUK 7. 7.1. IV Transport _____________________________________________________ 76 78

Wegvervoer

Inhoud

1.1.1 7.1.1. 7.2.

Methodologie ______________________________________________________ 78 Resultaten energieverbruik ____________________________________________ 80 82

Spoorvervoer

7.2.1. 7.2.2. 7.3.

Methodologie ______________________________________________________ 82 Resultaten energieverbruik ____________________________________________ 84 86

Luchtvaart

7.3.1. 7.3.2. 7.4.

Methodologie ______________________________________________________ 86 Resultaten energieverbruik ____________________________________________ 87 91

Scheepvaart

7.4.1. 7.4.2. 7.5.

Methodologie ______________________________________________________ 91 Resultaten energieverbruik ____________________________________________ 93 94

Pijpleidingen

7.5.1. 7.5.2.

Methodologie ______________________________________________________ 94 Resultaten energieverbruik ____________________________________________ 94 Energieverbruik per energiedrager _________________________________ 95 95 99 101 103 105 107 110 111 Besluit _______________________________________________________ 114

HOOFDSTUK 8. 8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7. 8.8.

Elektriciteit Aardgas Petroleumproducten Kolen, cokes en koolteer Hoogovengas en cokesgas Andere brandstoffen Biomassa Warmte

HOOFDSTUK 9.

Begrippenlijst _________________________________________________________________ 115 Bijlage A Energiebalans Vlaanderen 2009 ___________________________________________ 117 Bijlage B Overzicht energiebalansen 1990; 1994-2008 _________________________________ 118 V

Inhoud

Bijlage C Indeling NACE codes tertiaire sector _______________________________________ 119 Bijlage D Uitvoer, omzet, investeringenen bruto toegevoegde waarde in industrie, tertiaire sector en landbouw _________________________________________________________________ 120 Bijlage E Toelichting off-road energieverbruik in de landbouwsector ____________________ 135 Literatuurlijst _________________________________________________________________ 139

VI

Lijst van tabellen

LIJST VAN TABELLENTabel 1: Energiebalans Vlaanderen 2009 ______________________________________________ II Tabel 2: Bijkomende installaties in 2009 _____________________________________________ 11 Tabel 3: Gesloten installaties in 2009 ________________________________________________ 12 Tabel 4: Netto genstalleerd vermogen voor elektriciteitsproductie in Vlaanderen in 2009 (1) Afgestemd met [34]. Voor wind en waterkracht stemmen de cijfers overeen met de genstalleerde vermogens volgens de VREG. Voor PV werd het vermogen berekend aan de hand van de productie uit PV. __________________________________________________ 12 Tabel 5: Evolutie van het genstalleerd vermogen voor groenestroomproductie volgens VREG []__ 16 Tabel 6: Brandstofverbruiken van WKKs en zelfproducenten in 2009 in Vlaanderen ___________ 18 Tabel 7: Elektriciteit en warmteproductie WKK en zelfproducenten in 2009 in Vlaanderen ______ 18 Tabel 8: Kolenverbruik en cokesproductie door de cokesfabrieken in Vlaanderen [2-16,53] _____ 21 Tabel 9: Industrile sectoren en hun NACE Rev.1 codes [] en hun nieuwe NACE Rev.2 codes geldig vanaf 2008 [] _______________________________________________________________ 25 Tabel 10: Overzicht energieverbruik industrie in Vlaanderen 2009 _________________________ 27 Tabel 11: Extrapolatie van het energieverbruik in de industrie in Vlaanderen voor 2009 ________ 36 Tabel 12: Mobiele machinetypes die off-road gebruikt worden door de huishoudens __________ 42 Tabel 13: Evolutie van bevolking en huishoudens (Opmerking: (1) alleen particuliere huishoudens) 43 Tabel 14: Aard van woning volgens de enqutes 1991 en 2001 (alleen de antwoorden: 97,3% van de bewoonde woningen in 1991; eigen berekening op database voor 2001, zonder de andere) __________________________________________________________________ 43 Tabel 15: Residentile nieuwbouw (afgeleverde bouwvergunningen in jaar 200x), naar type energiedrager [72] __________________________________________________________ 46 Tabel 16: Inschatting van de evolutie van het aantal particuliere huishoudens naar energiedrager voor hoofdverwarming (cijfers lichtgrijs zijn op basis eigen inschatting, totaal aantal huishoudens 2009 = 2008, omdat er nog geen cijfer voor 2009 beschikbaar is) ___________ 47 Tabel 17: Resultaten isolatiegraad van Vlaamse woningen [56, 62, 63, 64, 65, 73] ____________ 48 Tabel 18: Evolutie van het stookolie-, kolen- en aardgasverbruik omgerekend naar graaddagen (15/15) van 1990 (= 1772) en elektriciteitsverbruik van gezinnen met elektriciteit als hoofdverwarming omgerekend naar graaddagen (15/15) van 1990 (= 1772). Opmerking: het elektriciteitsverbruik voor andere toepassingen dan hoofdverwarming werd niet omgerekend met graaddagen. ____________________________________________________________ 50 VII

Lijst van tabellen

Tabel 19: Indeling van de tertiaire sector in deelsectoren, hun NACE Rev.1 codes [] en hun nieuwe NACE Rev.2 codes geldig vanaf 2008 [] (Opm: * de kantoorgebouwen binnen de elektriciteitsproductie en/of distributie die behoren tot NACE code 40 werden hier meegeteld) _________________________________________________________________________ 54 Tabel 20: Mobiele machinetypes die off-road gebruikt worden in de tertiaire sector (recreatie, luchthavens, havens, multimodale overslagterminals, defensie) ______________________ 56 Tabel 21: Energieverbruik per deelsector in de tertiaire sector in Vlaanderen in 2009 (exclusief warmte) __________________________________________________________________ 58 Tabel 22: Enqute resultaten tertiaire sector per deelsector in 2009 _______________________ 62 Tabel 23: Gextrapoleerd aandeel van het energieverbruik van de tertiaire sector in Vlaanderen in 2009 _____________________________________________________________________ 63 Tabel 24: Energieverbruik van de landbouw, tuinbouw, zeevisserij, bosbouw en groenvoorziening in Vlaanderen in 2009 (inclusief aangekochte warmte)________________________________ 69 Tabel 25: Evolutie van het energieverbruik in de landbouw, tuinbouw, zeevisserij, bosbouw en groenvoorziening in Vlaanderen per deelsector (exclusief aangekochte warmte) _________ 70 Tabel 26: Energieverbruik per visserijtype in Vlaanderen in 2009 [54,82] ___________________ 73 Tabel 27: Evolutie van het energieverbruik van off-road gebruik van mobiele machines in de bosbouw- en groenvoorzieningssector (1990-2009) [50] ____________________________ 74 Tabel 28: Evolutie van het energieverbruik in de transportsector in Vlaanderen (1990-1994-2009) [2-17] ____________________________________________________________________ 77 Tabel 29: Het motorvoertuigenpark volgens voertuigtype in Vlaanderen in 1990 en 2009 [] ____ 81 Tabel 30: Evolutie van de bevrachte tonkilometers met wagenladingen en de productieve treinkilometer reizigers in Vlaanderen en Belgi (1990, 1994-2009) [89,90] _____________ 85 Tabel 31: Evolutie van het rollend materieel bij de NMBS in Belgi (1990, 1994-2009) [90] Opmerking: (1) motorwagens en HST-stellen _____________________________________ 85 Tabel 32: Evolutie van de afgelegde kilometers van trams en trolleybussen van de Lijn in Vlaanderen (1991-2009) [92] __________________________________________________ 85 Tabel 33: Evolutie van het energieverbruik van het spoorvervoer in Vlaanderen (1990, 1994-2009) [21,94, 93, 92, 90] Opmerking: Voor de jaren 2002 en 2003 wordt het totale elektriciteitsverbruik van het spoorvervoer overgenomen van de gegevens van de elektriciteitsnetbeheerders. Voor 2004 -2009 werden de cijfers van de netbeheerders gecorrigeerd op basis van de bottom-up gegevens van de NMBS, De Lijn en de MIVB _____ 85 Tabel 34: Evolutie van het energieverbruik van de luchtvaart in Vlaanderen en van de Vlaamse internationale luchtvaartbunkers (1990, 1994-2009) [96, 97, 98, 99, 100, 40] ____________ 87 Tabel 35: Opsplitsing van het energieverbruik voor luchtvaart in cruise en LTO (1990, 1994-2008) [96, 97, 98, 99, 100, 40] ______________________________________________________ 89 VIII

Lijst van tabellen

Tabel 36: Evolutie van het aantal passagiers op de luchthavens van Zaventem, Deurne, Oostende en Kortrijk-Wevelgem (1990-2009) [98, 99, , ] _____________________________________ 89 Tabel 37: Evolutie van de vracht vervoerd via de luchthavens van Zaventem, Deurne en Oostende (1990-2009) [98, 99, 102,103]__________________________________________________ 90 Tabel 38: Evolutie van het aantal vliegbewegingen op de luchthavens van Zaventem, Deurne, Oostende en Kortrijk-Wevelgem (1990-2009) [98, 99, 102,103] _______________________ 90 Tabel 39: Evolutie van het energieverbruik in de Vlaamse scheepvaart en van de Vlaamse scheepvaart toegekend aan de internationale scheepvaartbunkers (1990, 1994-2009) [40, 89] __________________________________________________________________________ 93 Tabel 40: Evolutie van de elektriciteitsbalans__________________________________________ 96 Tabel 41: Evolutie van de aardgasbalans _____________________________________________ 99 Tabel 42: Evolutie van de petroleumbalans __________________________________________ 101 Tabel 43: Evolutie van de balans van kolen, cokes en koolteer ___________________________ 103 Tabel 44: Evolutie van de balans van afgeleide gassen (hoogovengas en cokesovengas) _______ 105 Tabel 45: Evolutie van het verbruik van andere brandstoffen ____________________________ 107 Tabel 46: Evolutie van de energie-inhoud van het verbrand afval in Vlaanderen (1990, 1994-2009) _________________________________________________________________________ 109 Tabel 47: Evolutie van het verbruik van biomassa _____________________________________ 110 Tabel 48: Evolutie van het warmteverbruik (inclusief nucleaire warmte, inclusief groene warmte door zonneboilers en warmtepompen, warmtepompboilers) ________________________ 112 Tabel 49: Energieverbruik van de industrie in Vlaanderen (PJ), (bron: energiebalans Vlaanderen) 121 Tabel 50: Uitvoer (x 103 EUR), exclusief BTW in prijzen van het betrokken jaar (bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering); * onvolledige data ___________________________________ 122 Tabel 51: Omzet (x 103 EUR), exclusief BTW in prijzen van het betrokken jaar (bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering) ____________________________________________________ 123 Tabel 52: Investeringen (x 103 EUR), exclusief BTW in prijzen van het betrokken jaar (bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering) _________________________________________ 124 Tabel 53: Bruto toegevoegde waarde (% tov 1995), kettingprijzen 2007 (bron: Raming door Studiedienst van de Vlaamse Regering); 2009 is niet beschikbaar _____________________ 125 Tabel 54: Indeling in sectoren volgens de BTW statistieken, de Regionale Rekeningen en volgens de energiebalans van Vlaanderen ________________________________________________ 127

IX

Lijst van tabellen

Tabel 55: Energieverbruik van de tertiaire sector in Vlaanderen ( TJ) (bron: energiebalans Vlaanderen) ______________________________________________________________ 128 Tabel 56: Uitvoer (x 103 EUR), exclusief BTW in prijzen van het betrokken jaar (bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering); * onvolledige data ___________________________________ 129 Tabel 57: Omzet (x 103 EUR), exclusief BTW in prijzen van het betrokken jaar (bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering) ___________________________________________________ 130 Tabel 58: Investeringen (x 103 EUR), exclusief BTW in prijzen van het betrokken jaar (bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering) _________________________________________ 131 Tabel 59: Bruto toegevoegde waarde (% tov 1995), tegen kettingprijzen 2007 (bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering); 2009 niet beschikbaar_________________________________ 131 Tabel 60: Energieverbruik van de land- en tuinbouw en zeevisserij in Vlaanderen ( TJ, exclusief warmte) (bron: energiebalans Vlaanderen, vanaf 2007 nieuwe methodologie) __________ 133 Tabel 61: Omzet, investeringen, uitvoer (bron Studiedienst van de Vlaamse Regering) en evolutie bruto toegevoegde waarde, tegen kettingprijzen 2007 (bron: Raming van Studiedienst van de Vlaamse Regering) _________________________________________________________ 133 Tabel 62: Vergelijking van het energieverbruik van het off-road gebruik van mobiele machines in de landbouwsector in 2008 en 2009 volgens 2 methoden (de groene waarden voor bosbouw en groenvoorziening zijn voor de beide methodes afkomstig van het OFFREM-model) ______ 137

X

Lijst van figuren

LIJST VAN FIGURENFiguur 1: Stroomschema energieverbruik Vlaanderen 2009 ________________________________I Figuur 2: Mogelijkheid van een algemene energiebalans structuur [] ________________________ 2 Figuur 3: Overzichtsschema indeling energiedragers in energiebalans Vlaanderen _____________ 3 Figuur 4: Structuur energiebalans Vlaanderen __________________________________________ 4 Figuur 5: Evolutie van het bruto binnenlands energieverbruik in Vlaanderen per sector [2- 17] ___ 6 Figuur 6: Evolutie van het bruto binnenlands energieverbruik in Vlaanderen per energiedrager [217] (opm: andere brandstoffen omvatten voornamelijk restbrandstoffen uit de chemische industrie en het niet-hernieuwbare deel in afvalverbranding met energierecuperatie) ______ 7 Figuur 7: Aanpassingen aan het energieverbruik in PJ in dit rapport ten opzichte van het vorige rapport [17] _________________________________________________________________ 8 Figuur 8: Evolutie van het netto ontwikkelbaar vermogen in Vlaanderen [20, 21] _____________ 13 Figuur 9: Evolutie van de bruto geproduceerde elektriciteit in Vlaanderen, exclusief zelfproductie [20,21,] ___________________________________________________________________ 14 Figuur 10: Evolutie van de netto geproduceerde elektriciteit in Vlaanderen, exclusief zelfproductie [20,21,35] _________________________________________________________________ 14 Figuur 11: Productie van groene stroom in Vlaanderen [VITO, op basis van VREG, ODE-Vlaanderen, VEA] ______________________________________________________________________ 15 Figuur 12: Evolutie van de brandstof input in de centrales voor openbare productie van elektriciteit en warmte in Vlaanderen (exclusief zelfproductie) opm: andere brandstoffen bevatten hier het niet-hernieuwbare deel van afvalverbranding met energierecuperatie; voor PV, wind, water de productie meegenomen ______________________________________________ 17 Figuur 13: Brandstof input in de centrales voor openbare productie van elektriciteit en warmte (exclusief zelfproductie) in Vlaanderen in 1990 en 2009 _____________________________ 17 Figuur 14: vergelijking data Belgische petroleumbalansen en Vlaamse cijfers rond eigenverbruik petroleumproducten [35, 40] __________________________________________________ 20 Figuur 15: Evolutie van het niet-energetisch verbruik in Vlaanderen _______________________ 23 Figuur 16: Verdeling van het niet-energetisch verbruik in Vlaanderen 2009 __________________ 23 Figuur 17: Vergelijking bruto en netto grondstofverbruik van de chemische sector in Vlaanderen voor 2009 _________________________________________________________________ 24 Figuur 18: Evolutie van het energieverbruik van de industrie in Vlaanderen per deelsector (inclusief warmte en laagspanning). Opm: In de verbruiken van de deelsectoren is het warmteverbruik XI

Lijst van figuren

en het gedeelte elektriciteitsverbruik laagspanning (tot en met 2001) niet inbegrepen [2-17]. _________________________________________________________________________ 28 Figuur 19: Evolutie van het energieverbruik per energiedrager in de industrie in Vlaanderen [2-17] _________________________________________________________________________ 30 Figuur 20: Evolutie van het verbruik per energiedrager en deelsector in de industrie, 1990, 19972009 (exclusief warmte en exclusief laagspanning tot en met 2001) [2-17] ______________ 32 Figuur 21: Evolutie van het energieverbruik van off-road gebruik van mobiele machines en voertuigen in de industrie [50] _________________________________________________ 34 Figuur 22: Evolutie van de prijs van aardgas, zware stookolie en elektriciteit, 1990=100% [75] __ 35 Figuur 23: Procentuele verdeling over types woningen in 1991 en 2001 [58, 61] _____________ 44 Figuur 24: Woningen 2001 (enqute 2001) naar bouwjaar en type woning [61] ______________ 44 Figuur 25: Evolutie van het aantal woongelegenheden in Vlaanderen volgens gegevens van het kadaster []_________________________________________________________________ 45 Figuur 26: Procentuele indeling van hoofdenergiedrager bij verwarming in de huishoudens volgens de enqutes 1991 en 2001 (% van het aantal huishoudens) [58,61] ____________________ 45 Figuur 27: Evolutie van het energieverbruik in de huishoudens in Vlaanderen [2-17] __________ 48 Figuur 28: Evolutie (1990, 1994-2009) van het energieverbruik van (off-road) tuinmachines ____ 49 Figuur 29: Procentueel aandeel van de energiedragers in het huishoudelijk energieverbruik in Vlaanderen ________________________________________________________________ 49 Figuur 30: Procentuele stijging (1990 = 100%) van energieverbruiken van de huishoudens omgerekend naar graaddagen (15/15) van 1990 (1772). Opmerking: het elektriciteitsverbruik voor andere toepassingen dan hoofdverwarming werd niet omgerekend met graaddagen. _ 51 Figuur 31: Evolutie van het energieverbruik per huishouden (genormaliseerd naar graaddagen van 1990, nl. 1772) voor stookolie, kolen, aardgas en elektriciteit als hoofdverwarming _______ 51 Figuur 32: Procentuele stijging (1990 = 100%) van energieverbruiken per huishouden omgerekend naar graaddagen (15/15) van 1990 (1772). Opmerking: het elektriciteitsverbruik voor andere toepassingen dan hoofdverwarming werd niet omgerekend met graaddagen. ___________ 52 Figuur 33: Procentuele evolutie van de prijzen in Belgi van aardgas, elektriciteit en lichte stookolie (1990 = 100%) [, ] Opmerking: de prijzen vanaf 2007 werden door Eurostat berekend volgens een nieuwe methodologie.____________________________________________________ 53 Figuur 34: Evolutie van het energieverbruik in de tertiaire sector in Vlaanderen per deelsector (exclusief warmte), 1990, 1995-2009 [2-17] ______________________________________ 58 Figuur 35: Evolutie van het energieverbruik per energiedrager in de tertiaire sector in Vlaanderen (exclusief warmte), 1990, 1995-2009 [2-17] ______________________________________ 59

XII

Lijst van figuren

Figuur 36: Evolutie van het energieverbruik per brandstofsoort in de deelsectoren van de tertiaire sector in Vlaanderen (exclusief warmte), 1990, 1997-2009 ___________________________ 60 Figuur 37: Off-road energieverbruik van luchthavens, havens, multimodale overslagterminals, defensie (toe te kennen aan kantoren en administraties) per energiedrager en benzineverbruik van quads en motos (toe te kennen aan andere diensten). ___________ 61 Figuur 38: Evolutie van het energieverbruik in de landbouw, tuinbouw, zeevisserij, bosbouw en groenvoorziening in Vlaanderen per energiedrager (exclusief aangekochte warmte) Opmerking:2007* 2008*2009*: nieuwe methode op basis van data uit het Landbouw Monitoringsnetwerk (LMN) ___________________________________________________ 71 Figuur 39: Evolutie van het energieverbruik door zelfproducenten in de landbouwsector (Y-as links) ten opzichte van het totale energieverbruik in de landbouwsector (Y-as rechts), uitgedrukt in TJ ________________________________________________________________________ 72 Figuur 40: Evolutie van het energieverbruik in de transportsector in Vlaanderen (1990; 1994-2009) [2-17] _____________________________________________________________________ 77 Figuur 41: Evolutie van het energieverbruik in de transportsector per type energiedrager in Vlaanderen (1990; 1994-2009) [2-17]____________________________________________ 78 Figuur 42: Evolutie van het energieverbruik van het wegvervoer in Vlaanderen per energiedrager (1990, 1994-2009) [] _________________________________________________________ 81 Figuur 43: Evolutie van het energieverbruik van het spoorvervoer in Vlaanderen (1990, 1994-2009) [21,94, 93, 92, 90] ___________________________________________________________ 86 Figuur 44: Evolutie van het energieverbruik van de Vlaamse luchtvaart (1990, 1994-2009) [96, 97, 98, 99, 100, 40] _____________________________________________________________ 88 Figuur 45: Evolutie van het energieverbruik van de Vlaamse luchtvaartsector toegekend aan de internationale luchtvaartbunkers (1990, 1994-2008) [96, 97, 98, 99, 100, 40] ___________ 91 Figuur 46: Evolutie van de energieverbruiken van de Vlaamse scheepvaart (linker Y-as) en de internationale scheepvaartbunkers in Vlaanderen (rechter Y-as) (1990, 1994-2009) [40,89] _ 94 Figuur 47: Evolutie van de netto elektriciteitsproductie, de primaire elektriciteitsproductie uit wind, water en zon en het eigenverbruik van de centrales (negatieve Y-as) en het verbruik en verliezen (positieve Y-as) per sector in Vlaanderen _________________________________ 97 Figuur 48: Evolutie van het aardgasverbruik per sector in Vlaanderen _____________________ 100 Figuur 49: Evolutie van het verbruik van petroleumproducten per sector in Vlaanderen _______ 102 Figuur 50: Evolutie van het verbruik van vaste brandstoffen (kolen, cokes, koolteer) per sector in Vlaanderen _______________________________________________________________ 104 Figuur 51: Evolutie van de output (negatieve Y-as) en het verbruik (positieve Y-as) van afgeleide gassen (hoogovengas en cokesovengas)_________________________________________ 106 XIII

Lijst van figuren

Figuur 52: Evolutie van het verbruik van andere brandstoffen ___________________________ 108 Figuur 53: Evolutie van het verbruik van biomassa ____________________________________ 111 Figuur 54: Evolutie van het verbruik van warmte _____________________________________ 113 Figuur 55: Evolutie van de het energieverbruik van de industrie (exclusief warmte (alle jaren) en laagspanning tem 2001) in Vlaanderen in vergelijking met de omzet, investeringen, uitvoer en bruto toegevoegde waarde (1995=100%) _______________________________________ 126 Figuur 56: Evolutie van de het energieverbruik van de tertiaire sector in Vlaanderen in vergelijking met de omzet, investeringen, uitvoer en bruto toegevoegde waarde (1995=100%) ______ 132 Figuur 57: Evolutie van de het energieverbruik van de land- en tuinbouw en zeevisserij in Vlaanderen in vergelijking met de omzet, investeringen, uitvoer en bruto toegevoegde waarde (1995=100%)______________________________________________________________ 134

XIV

Lijst van afkortingen

LIJST VAN AFKORTINGENAMS BFE BPF BTW CLE DNB EIL EMIS FEBEG Figas GSC ICEDD IPCC KULeuven LNE LPG MIMOSA NACE Rev.1 Afdeling Monitoring en Studie, Departement Landbouw en Visserij Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector Belgische Petroleum Federatie Belasting over Toegevoegde Waarde Centrum voor Landbouweconomie Distributienetbeheerders voor het elektriciteitsnet / aardgasnet Emissie Inventaris Lucht (VMM) Energie- en Milieu-informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest Federatie van de Belgische elektriciteits- en gasbedrijven Verbond der Gasnijverheid Groene stroomcertificaten Institut de Conseil et dEtudes en Dveloppement Durable Intergovernmental Panel on Climate Change Katholieke Universiteit Leuven Departement leefmilieu, Natuur en Energie Liquefied Petroleum Gas Model wegverkeer met een milieu-impact module die emissies van luchtverontreinigende stoffen simulteert Nomenclature gnrale des activits conomiques dans les Communauts Europennes Belgische versie van de NACE code Nafta Cracker 3 Nationaal Instituut voor de Statistiek Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen

NACEBEL NC3 NIS NMBS

ODE Organisatie voor Duurzame Energie Vlaanderen Vlaanderen XV

Lijst van afkortingen

OVAM PSBH

Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest Panel Studie van Belgische Huishoudens voor Vlaanderen

VEA VGE VITO VMM VREG

Vlaams Energieagentschap Vlaamse grootte-eenheid Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Vlaamse Milieumaatschappij Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt

XVI

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 1. INLEIDING

Het opstellen van de energiebalans is n van de referentietaken van VITO in het kader van EMIS, het Energie en Milieu-Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest. Het doel is in n rapport een volledig overzicht te maken van het energieverbruik in Vlaanderen in een bepaald jaar en de evolutie van dit energieverbruik op te volgen. De cijfers uit dit rapport vormen mee de basis voor de opmaak van de Vlaamse bijdrage aan de Belgische broeikasgasinventaris die internationaal wordt gerapporteerd in het kader van het Kyoto protocol. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de opbouw van de energiebalans Vlaanderen. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van het bruto binnenlands energieverbruik en de voornaamste wijzigingen die in dit rapport werden gemaakt ten opzichte van het rapport van 2008. In hoofdstuk 4 worden de methodologie en de cijfers weergeven en besproken voor de deelsectoren elektriciteits- en warmtecentrales, raffinaderijen, cokesfabrieken, andere transformaties en de verliezen op het elektriciteitsnet. Hoofdstukken 5, 6 en 7 geven een overzicht van het energieverbruik in respectievelijk de industrie, de residentieel en gelijkgestelde sectoren en de transportsector. In hoofdstuk 8 wordt de evolutie weergegeven van het energieverbruik in Vlaanderen per energiedrager.

1

HOOFDSTUK 2 Algemene opbouw van de energiebalans

HOOFDSTUK 2. ALGEMENE OPBOUW VAN DE ENERGIEBALANS

Een energiebalans geeft op een coherente manier een inventaris van de energiestromen in een bepaald jaar en voor een bepaald geografisch gebied weer. Het meest gebruikte formaat om energiestromen en energiedata voor een bepaald gebied in kaart te brengen is een balans waarbij per energiedrager alle stromen (zowel voorraden, producties, import, export, verbruiken) worden opgelijst. Een vereenvoudigde versie van dergelijk balansformaat kan hieronder teruggevonden worden voor een fictieve energiedrager X en Y in een welbepaald jaar.

Energiedrager X Productie (primaire productie, natuurlijke rijkdommen) Import Export Internationale bunkers Stockwisselingen (beginvoorraad - eindvoorraad) + + +/-

Energiedrager Y + + +/-

Binnenlands beschikbaar

totaal

totaal

STATISTISCH VERSCHIL

totaal - totaal

totaal - totaal

Bruto Binnenlands Energieverbruik Input transformatiesector Output transformatiesector Eigenverbruik transformatiesector Verliezen op het net Finaal energieverbruik Niet-energetisch verbruik Energetisch finaal verbruik

totaal + + + + + +

totaal + + + + + +

Figuur 2: Mogelijkheid van een algemene energiebalans structuur [1] Het vermelde statistisch verschil geeft het verschil weer tussen binnenlands beschikbaar en bruto binnenlands energieverbruik en wordt best nauwlettend in het oog gehouden. Het geeft immers een zicht op de nauwkeurigheid en correctheid van het gebruikte cijfermateriaal en kan daardoor een indicatie geven van eventuele fouten. Het is echter niet steeds mogelijk om dit statistisch verschil te elimineren en het is aangewezen om het statistisch verschil dan ook niet te verbergen in de balans omdat dit een indicatie geeft van de omvang van (on)nauwkeurigheid. In 2

HOOFDSTUK 2 Algemene opbouw van de energiebalans

internationale kringen wordt als referentie voor aardgas en elektriciteit aangeraden om het statistisch verschil beneden de 1% te houden voor andere energiedragers als teer en olie van cokesovens wordt een fout van 10% wel getolereerd. Het voorliggend rapport geeft de energiebalans in Vlaanderen weer voor het jaar 2009 voor de volgende energiedragers:KOLEN Kolen Koolteer Cokes Aardolie en intermediaire producten raffinaderijgas LPG benzine kerosine gas- en dieselolie lamppetroleum zware stookolie nafta petroleumcokes andere petroleumproducten Aard- en mijngas cokesovengas hoogovengas ANDERE BRANDSTOFFEN BIOMASSA ELEKTRICITEIT WARMTE NUCLEAIRE WARMTE

PETROLEUMP RODUCTEN

GASSEN

Figuur 3: Overzichtsschema indeling energiedragers in energiebalans Vlaanderen Voor het opstellen van de energiebalans voor Vlaanderen is de benadering iets anders dan voorgesteld in Figuur 2Figuur 3. Statistieken van import, export en stockwisselingen zijn immers niet beschikbaar op regionaal niveau. Omwille van deze redenen wordt afgeweken van de standaard energiebalans en wordt de Vlaamse energiebalans op een enigszins andere wijze opgesteld. Dit wordt voorgesteld in Figuur 4.

3

HOOFDSTUK 2 Algemene opbouw van de energiebalans

energiedrager X

andere brandstoffen biomassa warmte totaal + internationale bunkers 0 gekend

Productie (primaire productie, natuurlijke rijkdommen) Netto import Internationale bunkers

gekend totaal -productie + int. bunkers gekend

Bruto Binnenlands Energieverbruik

totaal

totaal

Input transformatiesector Output transformatiesector Eigenverbruik transformatiesector Verliezen op het net Finaal energieverbruik Niet-energetisch verbruik Energetisch finaal verbruik

+ + + + + +

+ + + + + +

Figuur 4: Structuur energiebalans Vlaanderen In de Vlaamse energiebalans wordt er enerzijds vertrokken vanuit basisinformatie zoals enqutes en rapporteringen door bedrijven (industrie, tertiaire sector, transformatiesector) en anderzijds worden ook bestaande statistieken aangewend. Op die manier wordt het bruto binnenlands energieverbruik bepaald. In Vlaanderen zorgen we zelf voor een sluitende balans omdat bepaalde cijfers niet op Vlaams niveau beschikbaar zijn. De Vlaamse netto-invoer is niet gekend en wordt voor de meeste energiedragers berekend als zijnde het totale eindverbruik + de netto-transformatie-input + het eigenverbruik van de transformatiesector + de verliezen op het net + bunkers de primaire productie (of bruto binnenlands energieverbruik + bunkers primaire productie). In het geval van andere brandstoffen, biomassa en warmte, wordt de balans sluitend gemaakt door te stellen dat de netto invoer gelijk is aan 0, en het totale verbruik intern in Vlaanderen is geproduceerd. In geval van biomassa en andere brandstoffen waarvan de oorsprong bekend is, zou het mogelijk zijn de balans sluitend te maken door deze energiedragers te verdelen over netto invoer en primaire productie. Voorlopig is dit niet gebeurd wegens teveel onduidelijkheid over de herkomst van de energiedragers. Vanaf 1994 werd binnen het EMIS-project (een referentietaak van VITO voor de Vlaamse overheid) de energiebalans van Vlaanderen opgesteld. De eerste balansen werden opgesteld aan de hand van de verschilmethode. Deze methode bestond erin de balansen van het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest af te trekken van de Belgische balans. De Belgische balans wordt jaarlijks opgesteld door het Ministerie van Economische Zaken. De balansen van het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden op een onafhankelijke manier berekend door ICEDD. De cijfers bekomen aan de hand van de verschilmethode werden gecorrigeerd met de cijfers die reeds specifiek voor Vlaanderen bekend waren. De eerste onafhankelijke energiebalans van Vlaanderen werd opgesteld voor 1994. Hierin werd voor het eerst de bottom-up aanpak gevolgd. In 1999 werd de onafhankelijke balans van 1990 [2] opgesteld. De methode om de onafhankelijke balans op te stellen werd voor het eerst beschreven 4

HOOFDSTUK 2 Algemene opbouw van de energiebalans

in het rapport over de energiebalans van 1994 [3]. Voor de balansen van de volgende jaren werd deze methode gedeeltelijk aangepast naar aanleiding van het beschikbaar komen van meer gedetailleerde gegevens. Een beschrijving van de gebruikte methode staat telkens in het rapport van het betreffende jaar[2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17]. De methode en de resultaten voor 2009 worden verder in voorliggend rapport beschreven. Voor het formaat van de balansen worden de richtlijnen van het IPCC van 1996 gevolgd [18,19]. Het belangrijkste verschil tussen dit formaat en het vroegere formaat van het IPCC is dat de verbruiken door zelfproducenten van elektriciteit nu gerapporteerd worden bij de sector waartoe ze behoren. Vroeger werden de zelfproducenten als een aparte categorie behandeld binnen de transformatiesector. Door het verkrijgen van betere of meer gedetailleerde gegevens of door het aanpassen van een bepaalde methodologie kunnen de cijfers van de energiebalans wijzigen, ook in historische jaren. Telkens bij het verschijnen van een nieuwe energiebalans wordt dan ook de hele cijferreeks aangepast aan de huidige inzichten. In de navolgende hoofdstukken wordt wat meer duiding gegeven bij de evolutie van het bruto binnenlands energieverbruik in Vlaanderen.

5

HOOFDSTUK 3 Bruto binnenlands energieverbruik

HOOFDSTUK 3. BRUTO BINNENLANDS ENERGIEVERBRUIK

3.1.

OVERZICHT

Het bruto binnenlands energieverbruik is de (primaire) productie, vermeerderd met de nettoinvoer, verminderd met de leveringen aan internationale zee- en luchtvaartbunkers. De primaire productie is in Vlaanderen beperkt tot de elektriciteitsproductie uit wind- waterkracht en PV installaties en een berekende waarde voor andere brandstoffen, biomassa en warmte (zie vorig hoofdstuk). De netto-invoer is niet gekend in Vlaanderen, en wordt berekend als zijnde het totale eindverbruik + de netto-transformatie-input + eigenverbruik van de transformatie + bunkers de primaire productie. Vermits Vlaanderen het enige gewest is dat aan zee grenst, worden de Vlaamse zeevaartbunkers gelijk gesteld aan die van Belgi. De luchtvaartbunkers omvatten de getankte hoeveelheden kerosine op Vlaams grondgebied. In volgende figuren wordt de evolutie van het (bruto binnenlands) energieverbruik in Vlaanderen weergegeven per sector en per energiedrager.

1.800

1.6001.400

1.200 PJ 1.000 800 600 400 200 0 transport industrieniet-energetisch eindverbruik transformatiesector

1990170

1994188

1995189

1996185

1997187

1998186

1999188

2000186

2001186

2002185

2003187

2004188

2005188

2006188

2007191

2008193

2009183

residentieel, tertiair, landbouw en andere 295 312 86 346 1.209

344 349 202 324

347 361 213 343

401 369 220 351

361 380 231 360

369 409 219 396

360 399 233 373

350,28 372 412 246 368 401 231 365

367 401 239 375

393 396 229 398

386 406 253 379

383 408 284 387

370 411 261 401

356 391 264 420

371 389 290 377

378 352 248 381

totaal *

1.406 1.453 1.526 1.519 1.578 1.553 1.563 1.555 1.567 1.604 1.612 1.649 1.631 1.622 1.619 1.541

Figuur 5: Evolutie van het bruto binnenlands energieverbruik in Vlaanderen per sector [2- 17]

6

HOOFDSTUK 3 Bruto binnenlands energieverbruik

1.8001.600 1.400

1.200 1.000 PJ800 600

400 200 0(nucleaire) warmte

1990 210 2 828

1994 180 27 753

1995 208 22 858

1996 208 25 963

1997 239 20 973

1998 246 11 1077

1999 250 13 981

2000 246 20 987

2001 246 26 1086

2002 240 29 1078

2003 242 24 1578

2004 240 29 1782

2005 248 23 2085

2006 241 33 2586

2007 252 26 2985

2008 228 35 3392

2009 233 15 4189

netto import elektriciteit + productie uit wind, water en PV biomassa andere brandstoffen gassenpetroleumproducten

203 519238

253 663222

276 664217

314 694213

295 681202

344 685206

365 662173

365 646189

361 662164

378 652180

409 659176

397 664185

413 685175

414 667165

421 656152

433 657140

442 597125

vaste brandstoffen totaal

1.209

1.406 1.453 1.526 1.519 1.578 1.553 1.563 1.555 1.567 1.604 1.612 1.649 1.631 1.622 1.619 1.541

Figuur 6: Evolutie van het bruto binnenlands energieverbruik in Vlaanderen per energiedrager [217] (opm: andere brandstoffen omvatten voornamelijk restbrandstoffen uit de chemische industrie en het niet-hernieuwbare deel in afvalverbranding met energierecuperatie) Ten opzichte van 1990 is in 2009 het bruto binnenlands energieverbruik met 27,5% gestegen en met 4,8% gedaald ten opzichte van 2008. Het eindverbruik steeg met 34,6% ten opzichte van 1990 en daalde met 6,5% ten opzichte van 2008. Het energieverbruik in de transformatiesector is met 9,9% gestegen ten opzichte van 1990 en met 1,0% ten opzichte van 2008. De lichte stijging van het energieverbruik in de transformatiesector is het resultaat van een stijging van het energieverbruik in de sector elektriciteit en warmte (+ 3,0%) ten opzichte van 2008. De andere deelsectoren zijnde de raffinaderijen en de cokesproductie zagen een daling van hun energieverbruik met respectievelijk -3,7% en -17,9%. De elektriciteitsverliezen op het net bleven nagenoeg gelijk. Het eindverbruik is in 2009 ten opzichte van 2008 fors gedaald (- 6,5%). De daling is het gevolg van de economische crisis die vooral een effect had op de energievraag van de industrile eindsectoren en ook op het wegtransport (goederenvervoer). Het niet-energetisch verbruik daalde in 2009 ten opzichte van 2008 met 14,3% het energieverbruik van de industrie daalde met 9,6%. Het energieverbruik van de totale transportsector daalde met 5,1%. Het energieverbruik van de residentieel en gelijkgestelde sector steeg met 2,0%. Het residentieel energieverbruik bleef nagenoeg hetzelfde als in 2008. Het energieverbruik van de tertiaire sectoren steeg met 2,8%. Vooral het energieverbruik in de landbouwsectoren is fors toegenomen (+9,6%): de voornaamste reden is een sterke stijging van het aardgasverbruik ten gevolge van de ingebruikname van WKKeenheden. Deze worden beschouwd als zelfproductie-eenheden en het energieverbruik wordt daarom bij de sector zelf geteld. In de volgende hoofdstukken wordt de evolutie van het verbruik in de sectoren en de evolutie van de verschillende energiedragers verder besproken.

7

HOOFDSTUK 3 Bruto binnenlands energieverbruik

Volgende paragraaf geeft aan welke wijzigingen er werden doorgevoerd ten opzichte van het rapport van de energiebalans Vlaanderen 2008 (juli 2010). 1.1 Voornaamste wijzigingen ten opzichte van vorig rapport Er werden een aantal kleinere wijzigingen (maximaal +0,36 PJ en -0,08 PJ) doorgevoerd ten opzichte van de vorige rapportering (rapport energiebalans Vlaanderen 2008 van juli 2010). Deze wijzigingen worden kort besproken. Tertiaire sector (jaren 2000, 2001, 2004 en 2008): kleine correcties in houtverbruik en update offroad cijfers (2008) Landbouw (2008): kleine correctie omwille van update off-road Huishoudens (2008): kleine correctie omwille van update off-road Warmte residentieel en gelijkgestelde sectoren (jaren 2000 -2008): herberekening warmtegebruik warmtepompen en warmtepompboilers residentile sector Binnenvaart (1990- 2008): update EMMOSS cijfers (september 2011) Spoorverkeer (2006-2008): update EMMOSS cijfers (september 2011) Industrie (2008): correctie verbruik bedrijf Samengevat zijn de wijzigingen ten opzichte van het vorige rapport in onderstaande figuur opgenomen.TOTAAL scheepvaart warmte residentieel tertiair landbouw industrie spoor

0,40

0,36

0,30 0,29 0,20

PJ 0,10

0,06 0,03 0,02 0,01 0,00 0,00 0,010,03

0,12 0,00

0,00

1990-0,10

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 0,00 -0,01 -0,02 -0,03 -0,08

-0,20

Figuur 7: Aanpassingen aan het energieverbruik in PJ in dit rapport ten opzichte van het vorige rapport [17]

8

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

HOOFDSTUK 4. TRANSFORMATIESECTOR

4.1.

ELEKTRICITEITS- EN WARMTECENTRALES

Onder de transformatiesector horen bedrijven die als hoofdactiviteit het omvormen van n vorm van energie naar een andere vorm hebben. Voorwaarde is wel dat de fysische vorm van de betrokken energiedrager verandert tijdens de transformatie. De sector omvat de deelsectoren elektriciteit en warmte, raffinaderijen, cokesfabrieken, andere transformaties en de verliezen op het elektriciteitsnet. Voor deze sectoren zijn in de balans de input, de output en het eigenverbruik weergegeven.4.1.1. METHODOLOGIE

Cijfers over de productie van elektriciteit zijn tot en met 2003 afkomstig van de BFE [20]. Vanaf 2004 werden de productiecijfers door VITO opgevraagd via eigen enqutes of via de verplichte rapporteringen [21]. De verliezen op het elektriciteitsnet worden geschat op basis van het verlies op het Belgische net van 2009 [22] en de verhouding (bepaald door Synergrid) van het Vlaamse eindverbruik aan elektriciteit ten opzichte van het Belgische eindverbruik. De brandstofverbruiken van centrales voor de productie van elektriciteit en/of warmte worden bekomen uit verschillende gegevensbronnen. Een eerste gegevensbron zijn de bevragingen van de elektriciteits- en warmtesector die, deels in samenwerking met BFE, door VITO werden uitgevoerd tot en met 2003. Daarnaast leveren de emissiejaarverslagen en de integrale milieujaarverslagen of IMJVs [23] van de Vlaamse overheid (opvolging gebeurt door VMM en departement LNE) aanvullende brandstofverbruiken. Sinds 1 mei 2005 (cijfers 2004) geldt een rapporteringsplicht voor de producenten van hernieuwbare warmte, WKKs en zelfproducenten in het Vlaams Gewest (Besluit VR van 14/7/2004, BS 24/9/04) [21]. De gegevens worden aangewend voor de bepaling van de totale input, output en het eigenverbruik van de elektriciteits- en warmtesector. De gegevens worden verder aangevuld met de gegevens van de VREG over de uitgereikte groenestroomcertificaten (GSC) en warmtekrachtcertificaten (WKC) in 2009. Daarnaast vormt afvalverbranding een speciale tak binnen het gebeuren van de elektriciteitsproductie. De huisvuilverbrandingsovens (en gelijkgesteld afval) hebben immers de specifieke hoofdactiviteit van afvalverwerking en niet de productie van elektriciteit. Alle Vlaamse huisvuilverbrandingsovens recupereren hun energie momenteel ook onder de vorm van elektriciteit en/of warmteproductie waardoor deze installaties volgens de IPCC-richtlijnen ook onder de sector van elektriciteit en warmte gecatalogeerd moeten worden en dus binnen de energiebalans voor Vlaanderen ook onder de transformatiesector worden ondergebracht. De brandstofverbruiken (energie-inhouden van het afval) voor deze installaties worden bekomen uit de IMJVs (aangevuld met informatie van de VREG ivm groenestroomcertificaten die werden uitgereikt), vanuit de gegevens van de OVAM-enqute Tarieven en capaciteiten [24], de sorteeranalyses van de huisvuilzak [26] en de verbrandingswaarden van de verschillende fracties [25]. Afval van huisvuilverbrandingsovens met energierecuperatie staan in de balans in Bijlage A onder de input van de centrales. Een gedeelte van het verbrande huisvuil (en gelijkgesteld afval) 9

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

wordt als biomassa beschouwd en het niet-hernieuwbare gedeelte wordt onder de andere brandstoffen gecatalogeerd. Het aandeel van biomassa in de totale afvalhoeveelheid wordt bepaald aan de hand van de sorteeranalyses van de huisvuilzak die op regelmatige basis door OVAM wordt uitgevoerd. De groenestroomproductie is enkel de stroom die opgewekt is door de hernieuwbare fractie van het afval (en in aanmerking komt voor het krijgen van GSC). 41,075% van de totale afvalfractie (uitgedrukt in PJ) wordt als hernieuwbaar beschouwd in de gegevensjaren tot en met 2008. Dit percentage werd bepaald aan de hand van sorteeranalyses van de huisvuilzak [26] en de verbrandingswaarden van de verschillende fracties [27]. Voor de SLECO-installatie werd de hernieuwbare fractie op 31,22% vastgelegd [28]. Met ingang vanaf 1 juli 2009 werd de hernieuwbare fractie vastgelegd op 47,78% volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 [29] en dit voor alle installaties (inclusief SLECO, biostoomcentrale van Electrawinds). Dit percentage werd bepaald aan de hand van de laatste sorteeranalyse van de huisvuilzak werd uitgevoerd in 2006, de data werden gepubliceerd einde 2008 [30]. Cijfergegevens over afvalverbranding met energierecuperatie kunnen teruggevonden worden in hoofdstuk 8 (8.6 andere brandstoffen en 8.7 biomassa). De brandstofverbruiken van de zelfproducenten worden niet tot de transformatiesector gerekend, maar worden gerekend bij de eindsectoren waartoe ze behoren. Hun elektriciteitsproductie voor eigen gebruik wordt afgetrokken van hun totaal elektriciteitsverbruik in de eindsectoren om geen dubbeltellingen te hebben (want de brandstof wordt al meegerekend). De brandstofverbruiken en de elektriciteitsproductiecijfers worden bekomen uit de verplichte rapportering door de zelfproducenten aan de Vlaamse overheid [21]. Door VITO wordt ook het opgesteld WKK-vermogen genventariseerd in Vlaanderen in opdracht van het VEA [31, 32, 33]. In de laatste update werden eveneens de gegevens uit de verplichte rapportering [21] gebruikt.4.1.2. RESULTATEN PRODUCTIEPARK

De elektriciteitsproductie binnen een regio hangt af van het beschikbare productiepark in die regio. In 2009 werd het productiepark in Vlaanderen uitgebreid met volgende installaties (gebaseerd op eigen bevragingen, informatie van de VREG):Installatie KH Limburg Fraxicor biomassa biostoom installatie (plassendale II Oostende) Quirijnen biogas Valmas Biogas WKK Middelheim WKK St Elisabeth Pafa (Aerts Piet) Agrokom bvba WKK neel Vissers Mepetom WKK Dirk Uytterhoeven Grobar Biofer Guascor Steenfabrieken Vandersanden - Spouwen Bilzen De Sprong UNIPRO De Rese Roger Varom bvba Frits Claus Palmolie aantal installaties 1 22 1 2 2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 type installatie Gasmotor Dieselmotor Andere Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Dieselmotor kWe 50 21500 19000 2218 1666 WKK TRUE FALSE FALSE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE hernieuwbaar FALSE TRUE TRUE TRUE TRUE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE TRUE FALSE FALSE FALSE TRUE FALSE TRUE statuut zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent ism Electrabel zelfproducent ism Electrabel zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent

1556 2014 801 2941 2014 1558 930 1030 1558 806 625 4028 532

10

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

WKK Verdonck-Van Dessel Rovak Walcarius De Maeyer Werner Domarco Garage Leuris Guido Moeyersoons WKK Tonny De Smet Sibon bvba Groeikracht Abelelaan Patoma bvba Varegro Franse Handelskweekerij bvba Eddy Van De Kerkhof (Kegelslei in OLV Waver) Lytoma WKK Hagewest bvba WKK Van Den Heuvel bvba WKK Ludo Van Rompaey WKK Rudy Franco - Topas bvba (Jabbeke) WKK De Backer 0038 Ward Janssen WKK Taminco WKK Lanxess Rubber biogas installatie Wauter Plan Lv Coujoulstraat Vliermaal biogas installatie Shanks biogasinstallatie Agriferm biogas installatie Calagro energie bvba biogas installatie Mandel Eneco energie VC energy biogas - Eneco agripower 2009 VC energy (biomass-houtafval) - Eneco WKK ADPO (palmolie) Tomalina bvba Fikoplant en Konaplant WKK Frans De Weerdt (Wieze) WKK Vertommen Mark WKK Belgomilk Langemark WKK groeikracht Hooikt WKK Ceulemans Kris WKK cargill 2009 WKK GSL bvba WKK Paulanco WKK Christophe Pieters WKK Barka WKK Coghe Luc 2009 WKK Middendorp Ronny WKK Op de Beeck Johan WKK Vermeir WKK Knauf Isolava WKK steenfabriek Dilsen WKK Van Lommel Van Reusel WKK Adriplant WKK Mildevan WKK Peetrima (ingr.wijz.) Knippegroen

1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Dieselmotor Dieselmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasturbine met warmterecuperatie Gasturbine met warmterecuperatie Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor stoomturbine Dieselmotor Gasmotor Gasmotor Dieselmotor Gasmotor Gasturbine met warmterecuperatie Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor conventioneel

1635 1998 1006 485 733 102 417 800 2014 2016 2000 2014 371 1400 1562 2000 1562 1558 2000 120 10 6210 55000 1065 4024 1248 1670 3033 1131 2368 1119 2200 1950 1562 417 2014 7589 2425 2014 2586 1131 1562 877 1558 1925 2014 2014 1400 254 773 1008 1400 1584 2333 305.000

TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE FALSE FALSE FALSE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE FALSE

FALSE FALSE FALSE FALSE TRUE FALSE TRUE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE FALSE FALSE TRUE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE TRUE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE FALSE

zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent ism SPE ism Electrabel zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent zelfproducent Electrabel

Tabel 2: Bijkomende installaties in 2009 In totaal is er in 2009 ongeveer 515 MWe bijkomend genstalleerd. In volgende tabel staan de installaties vermeld waarvan de activiteit in (de loop van) 2009 werd stopgezet. De lijst is gebaseerd op meldingen vanuit de verplichte rapporteringen (1 mei 2010).

11

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

Installatie WKK Schering Plough WKK St Trudo Ziekenhuis De Rese WKK Oostvogels WKK Van Hauteghem WKK Distrigas Antwerpen BIOFER NV Claus Interbrew Belgium 2

aantal installaties 1 1 1 2 2 2 3 1 1

type installatie Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Gasmotor Dieselmotor Tegendruk stoomturbine

kWe 1417 160 500 1928 1534 3020 1620 315 1435

WKK TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE TRUE

hernieuwbaar FALSE FALSE TRUE FALSE FALSE FALSE TRUE FALSE FALSE

statuut ism Electrabel ism infrax zelfproducent ism IVEKA ism Electrabel ism Electrabel zelfproducent zelfproducent zelfproducent

Tabel 3: Gesloten installaties in 2009 In totaal werd het productiepark gereduceerd met 12 MWe. De som van de individuele vermogens uit de tabellen stemt niet overeen met de vermelde totalen aangezien voor sommige installaties het elektrisch vermogen (MWe) gecorrigeerd werd aan de hand van nieuwe rapporteringen. Indien de installatie werd gesloten in de loop van 2009, werd het vermogen nog wel als genstalleerd in 2009 meegenomen. In volgende tabel wordt het netto genstalleerd vermogen weergeven in Vlaanderen in 2009. Onder netto genstalleerd vermogen wordt het maximaal ontwikkelbaar vermogen verstaan waarbij het vermogen nodig voor hulpdiensten van een installatie niet is inbegrepen.Elektriciteit en warmte * Elektriciteit publieke en autonome (thermisch) Kerncentrales Zelfproducenten (thermisch) * WKK publieke en autonome Zelfproducenten * wind (1) * water (1) * zonne-energie (1) totaal MWe 8.155 5.251 2.840 65 1.824 1.244 580 271 1,0 163 10.415

Tabel 4: Netto genstalleerd vermogen voor elektriciteitsproductie in Vlaanderen in 2009(1) Afgestemd met [34]. Voor wind en waterkracht stemmen de cijfers overeen met de genstalleerde vermogens volgens de VREG. Voor PV werd het vermogen berekend aan de hand van de productie uit PV.

Voor het gedeelte WKK is er een afstemming gebeurd met de WKK-inventaris 2009 [34]. Een verschil met de WKK-inventaris is dat mechanische WKKs (i.p.v. het produceren van elektriciteit, drijven deze installaties rechtstreeks een grote machine zoals een compressor of pomp aan) niet zijn opgenomen in Tabel 4. Hun vermogen bedroeg in 2009 134,2 MW (131,8 MW stoomturbines met rechtstreekse aandrijving en 2,4 MW motoren met mechanische aandrijving). In het verleden publiceerde de BFE in de statistische jaarboeken ook het netto ontwikkelbaar vermogen van de centrales in Vlaanderen. De definitie hiervoor was het maximale vermogen dat gedurende een langere periode continu kan worden geproduceerd. Het betreft uitsluitend het actieve vermogen en de volledige installatie wordt verondersteld in dienst te zijn. Dit vermogen wordt bepaald op basis van gemiddelde klimatologische voorwaarden voor de betreffende vestigingsplaats. In volgende figuur werden de cijfers van de BFE aangevuld voor 2004 tot en met 2009 op basis van de eigen cijfers (uit Tabel 4).

12

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

11.000

10.500

10.000

9.500 MWe

9.000

8.500

8.000

7.500

7.000 1990 MWe netto ontwikkelbaar vermogen7.639

19947.961

19958.003

19968.037

19977.954

19988.901

19998.679

20008.870

20018.755

20028.713

20038.763

20048.830

20059.257

20069.517

2007

2008

2009

9.622 10.036 10.415

Figuur 8: Evolutie van het netto ontwikkelbaar vermogen in Vlaanderen [20, 21] Het netto ontwikkelbaar vermogen is in 2009 met 3,8% gestegen t.o.v. 2008. De grote sprong in 1998 is te wijten aan een uitbreiding in 1998 met de STEG Herdersbrug (Electrabel) en Gent Ringvaart (SPE). De sterke stijging in 2005 was te wijten aan de in dienst stelling van Zandvliet Power en de stijging in 2006 is voornamelijk te wijten aan de ingebruikname van de Sleco en Inesco installaties. In 2008 is de stijging te wijten aan veel bijkomende motoren, en nieuwe installatie einde 2008 bij de Esso raffinaderij (vervanging) en de ingebruikname van 2 bijkomende gasturbines in november 2008 bij SPE Ham. In 2009 is de stijging te wijten aan opnieuw een groot deel nieuwe motoren en de ingebruikname van een nieuwe gasturbine bij Lanxess Rubber en de start van eenheid Knippegroen van Electrabel.4.1.3. RESULTATEN ELEKTRICITEITSPRODUCTIE

In volgende figuren is de bruto en netto elektriciteitsproductie in Vlaanderen weergegeven, opgedeeld in het nucleair en het niet-nucleair gedeelte (exclusief de productie van de zelfproducenten). Het verschil tussen bruto en netto productie is het gedeelte geproduceerde elektriciteit dat door hulpdiensten wordt gebruikt. Tot en met 2003 zijn deze cijfers gebaseerd op informatie van de BFE, vanaf 2004 werden eigen bevragingen en verplichte rapporteringen gebruikt.

13

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

55.000

50.000

45.000

40.000

GWh

35.000

30.000

25.000

20.000

15.000

1990

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

niet-nucleair 18.333 18.778 18.861 19.306 20.828 20.751 21.366 21.033 26.192 24.118 24.315 23.193 24.817 27.097 26.304 28.144 27.503 28.448 27.595 29.092 nucleair

20.278 21.139 21.222 19.222 17.736 20.533 20.627 22.862 23.477 23.713 23.536 23.664 23.062 23.093 22.684 23.190 22.920 24.014 21.746 22.436 38.611 39.917 40.084 38.528 38.564 41.284 41.993 43.894 49.669 47.830 47.851 46.857 47.879 50.190 48.988 51.334 50.423 52.462 49.341 51.528

totaal

Figuur 9: Evolutie van de bruto geproduceerde elektriciteit in Vlaanderen, exclusief zelfproductie [20,21,35]

55.000

50.000

45.000

40.000

35.000 GWh 30.000

25.000

20.000

15.000

1990

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

niet-nucleair 17.333 17.778 17.833 18.222 19.770 19.686 20.259 20.259 24.183 23.242 23.387 22.286 23.619 26.110 25.323 27.032 26.443 27.458 26.670 28.164 nucleair

19.139 19.972 20.056 18.139 16.753 19.385 19.523 19.523 22.263 22.503 22.249 22.374 21.801 21780 21.404 21.886 21.627 22.669 20.500 21.167 36.473 37.750 37.889 36.361 36.524 39.072 39.782 39.782 46.446 45.745 45.636 44.660 45.420 47.890 46.727 48.918 48.070 50.127 47.170 49.331

totaal

Figuur 10: Evolutie van de netto geproduceerde elektriciteit in Vlaanderen, exclusief zelfproductie [20,21,35] In 2009 was 43% van de netto geproduceerde elektriciteit in Vlaanderen nucleair opgewekte elektriciteit. De netto elektriciteitsproductie steeg met 4,6% in 2009 ten opzichte van 2008 (nietnucleair +5,6%, nucleair +3,3%). Ten opzichte van 1990 steeg de netto elektriciteitsproductie met 29%. Vooral de niet-nucleaire elektriciteitsproductie steeg sterk: +62% in 2009 ten opzichte van 1990 terwijl de nucleair geproduceerde elektriciteit met +11% steeg over dezelfde periode. De daling van nucleaire productie in 2008 kan verklaard worden door de revisies uitgevoerd aan alle 4 de centrales van Doel [36Error! Bookmark not defined.]. Daarnaast werden ook al oorbereidingen genomen voor enkele grote projecten gepland in 2009. 14

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

De bruto en netto zelfproductie stegen ten opzichte van 2008 en bedroegen in 2009 respectievelijk 3087 GWh (= 11,1 PJ) en 2.969 GWh (= 10,7 PJ). Een gedeelte van de elektriciteitsproductie in Vlaanderen gebeurt op basis van hernieuwbare energie (wind, water, biomassa, biogas, enz). In volgende figuur wordt de productie van groene elektriciteit in Vlaanderen afzonderlijk weergeven.3.0002.704

2.5002.010

elektriciteitsproductie (GWhe)

2.0001.645

1.500

1.431

1.000627

967

50058 661995 0,0 68 64

437 123 134 170224

329

0biomassa biogas

1994 0,0

1996 0,0

1997 0,0

1998 0,0

1999 0,0

2000 0,0

2001 11,3

2002 71,6

2003 168,4

2004 300,1

2005 543,8

2006 848,6

2007 984,1

2008 1.226,6

2009 1.563,8

2,19,0 1,6

8,68,6 2,0

11,07,9 2,1

8,97,9 1,6

14,710,8 1,7

17,312,7 1,3

20,615,5 2,2

41,634,7 3,0

58,256,3 2,7

75,658,9 1,9

94,095,0 1,9

105,7154,4 2,3

131,6237,5 2,1

148,0284,5 2,7

192,6333,0 3,6

307,0386,9 3,3

windwaterkracht

PV zonafvalverbranding totaal

0,045,1

0,046,3

0,047,2

0,045,5

0,095,9

0,0102,5

0,1132,0

0,2133,6

0,2139,8

0,5131,3

0,7135,3

1,1159,5

2,8208,2

5,6219,5

33,6221,2

141,9301,4

58

66

68

64

123

134

170

224

329

437

627

967

1.431

1.645

2.010

2.704

Figuur 11: Productie van groene stroom in Vlaanderen [VITO, op basis van VREG, ODE-Vlaanderen, VEA]opmerkingen: (1) co-verbranding van hout, olijfpitten en slib, andere biomassa-installaties (2) vergisting organisch afval, vergassing hout, overige biogasinstallaties (3) aangeleverd door VEA aan VITO en afgestemd in kader van de energie-efficintie richtlijn in juni 2010, vanaf 2007 cijfers groenestroomcertificaten van VREG (4) enkel organische fractie

De Europese richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen legt voor de verschillende lidstaten bindende doelstellingen vast voor het aandeel hernieuwbare energiebronnen in het energieverbruik. Voor Belgi bedraagt dit 13% tegen 2020. De Vlaamse Regering heeft in februari 2009 beslist om tegen 2020 13% van de geleverde elektriciteit met hernieuwbare energiebronnen op te wekken. Op 8 mei 2009 [37] werd een wijziging van het GSC systeem goedgekeurd. Voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is de doelstelling 6% van de certificaat-plichtige leveringen tegen 2010 en 13% tegen 2020. Niet voor alle groene stroom werden GSC verstrekt. Een voorbeeld hiervan is dat sinds maart 2004 ook de hernieuwbare fractie van de afvalverbranding in aanmerking komt voor GSC. Aangezien nog niet alle afvalverbrandingsovens in Vlaanderen hun dossier hadden ingediend in 2004 en deze die wel al certificaten hadden gekregen dit slechts voor een deel van het jaar 2004 bekwamen, ligt de werkelijke elektriciteitsproductie voor het deel hernieuwbaar in de afvalverbrandingsinstallaties in 2004 eigenlijk een stuk hoger dan opgegeven door de VREG (i.k.v. GSC): 135,3 GWh in plaats van 52,5 GWh in 2004. Vanaf 2005 werd het cijfer van de VREG wel overgenomen, omdat intussen alle huisvuilverbrandingsovens hun GSC hebben aangevraagd.

15

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

Tot en met 2006 werd de informatie voor het aantal fotovoltasche panelen bekomen vanuit de subsidiedossiers van PV-panelen van VEA [38]. Het aantal PV-panelen vanuit deze bron lag immers hoger dan het aantal dat bekomen werd vanuit de GSC. Niet voor alle PV-panelen werden GSC aangevraagd. Vanaf 2007 komen de gegevens wel van de VREG (GSC). Er is nu immers een prijsgarantie voor GSC van PV-panelen (aanvragen tot eind 2009: 450 per certificaat (1000kWh)) waardoor we ervan kunnen uitgaan dat alle eigenaars van PV-panelen nu wel GSC aanvragen. De netto elektriciteitsproductie door PV-panelen werd voor de gegevensjaren vr 2007 niet overgenomen van VREG omwille van dezelfde redenen. Deze cijfers werden in kader van de energie-efficintie richtlijn in juni 2010 afgestemd met VEA (aangewende bronnen door VEA: ODE Vlaanderen, Belsolar). Voor het jaarlijks genstalleerde piekvermogen werden voor de hele tijdsreeks tot en met 2009 geen gegevens van VREG aangewend, maar werd een berekening uitgevoerd op basis van de geproduceerde elektriciteit. De totale netto groene stroomproductie in 2009 bedraagt 2.704 GWh of ongeveer 5,2% van de totale netto-elektriciteitsproductie (incl. zelfproductie) in Vlaanderen. Het genstalleerde groene vermogen in Vlaanderen steeg in de afgelopen jaren verder.netto genstalleerd elektrisch vermogen (kWe) 2004 2005 2006 2007 2008 2009

afvalverbranding (2) PV zon (1) waterkracht wind biogas (2) biomassa (2) totaal

30.100 947 643 84.342 33.578 92.688 242.298

33.300 1.498 643 107.942 36.229 273.768 453.380

72.300 3.660 991 128.944 41.526 277.176 524.597

72.300 25.706 996 149.244 49.396 335.539 633.181

75.400 92.823 1.000 173.267 62.841 344.328 749.659

93.200 538.644 1.000 231.767 79.089 348.752 1.292.452

Tabel 5: Evolutie van het genstalleerd vermogen voor groenestroomproductie volgens VREG [39]Opmerking: (1) dit genstalleerde vermogen werden voor de eigen tijdsreeks 2004 -2009 herrekend en afgestemd met VEA in het kader van de energie-efficintie richtlijn, vandaar het verschil met Tabel 4. (2) het genstalleerde vermogen van de Sleco-installatie en de biostoom installatie van Electrawinds wordt door de VREG onder de categorie biomassa geplaatst maar hebben we in deze tabel verschoven naar afvalverbranding ; de houtvergassing van Ruien is verschoven van biogas naar biomassa.

4.1.4.

RESULTATEN BRANDSTOFVERBRUIK

In volgende figuur wordt de evolutie van de input in de centrales voor elektriciteit en warmte weergegeven. Over de jaren heen is er een sterke omschakeling van steenkool naar aardgas. De relatief hoge input in 1998 is een gevolg van onderhoudswerken in Tihange 3, waardoor daar 77 dagen geen elektriciteit werd geproduceerd. De Vlaamse productiecapaciteit heeft dit deels opgevangen.

16

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

700 600 500 400

PJ 300 200 100 01990 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

PV, wind, water nucleaire warmtebiomassa

0 208 45

0 208 43

0 206 33

0 237 44

0 243 44

0 246 35

0 242 46

0 244 56

0 238 67

0 239 77

0 234 97

1 239 117

1 236 158

1 246 1610

1 222 1911

2 229 2410

380 09

andere brandstoffen gassen petroleumproducten vaste brandstoffentotaal

50 8 118 393

61 12 120 581

64 8 118 405

73 7 115 408

74 9 106 433

110 18 109 487

124 4 78 460

118 3 93 465

108 9 82 454

124 5 82 462

144 8 79 484

137 13 71 472

149 12 69 488

151 10 57 479

159 5 57 495

158 3 49 463

168 1 47 480

Figuur 12: Evolutie van de brandstof input in de centrales voor openbare productie van elektriciteit en warmte in Vlaanderen (exclusief zelfproductie) opm: andere brandstoffen bevatten hier het niet-hernieuwbare deelvan afvalverbranding met energierecuperatie; voor PV, wind, water de productie meegenomen

Het totale verbruik steeg in 2009 ten opzichte van 2008 met 3,5%. Het verbruik van vaste brandstoffen (kolen) daalde in 2009 met 4,0% ten opzichte van 2008, het gasverbruik steeg met 6,2%. Het verbruik van andere brandstoffen daalde met 15,6% en het verbruik van biomassa steeg met 23,2%. Het verbruik van petroleumproducten daalde met 45,8% in 2009 ten opzichte van 2008. Deze laatste 3 verbruiken hebben echter alle drie een klein aandeel in de totale brandstofmix. In volgende figuur wordt het aandeel van de verschillende brandstofsoorten als input in de centrales weergegeven voor 1990 en 2009.10% 30%53%

0% 48%

0%

vaste brandstoffenpetroleumproducten gassen andere brandstoffen

2% 13%1%

35% 2%

biomassanucleaire warmte PV, wind, water

1990

1%

5,0%

2009

Figuur 13: Brandstof input in de centrales voor openbare productie van elektriciteit en warmte (exclusief zelfproductie) in Vlaanderen in 1990 en 2009 De vaste brandstoffen (kolen) nemen in procentueel aandeel sterk af en dit ten voordele van gassen (aardgas). Dit komt door de sluiting van een aantal kolencentrales en de start van nieuwe STEGs op aardgas in de beschouwde periode. Bovendien is ook het park van WKK op aardgas (turbines en motoren) sterk uitgebreid over dezelfde periode. Wanneer deze een samenwerking zijn tussen een elektriciteitsproducent en een partner uit een andere sector, worden de verbruiken 17

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

en productie in de energiebalans volledig toegekend aan de elektriciteitssector. In de cijfers van biomassa is het gedeelte hernieuwbare brandstoffen in de huisvuilverbrandingsovens met energierecuperatie voor alle jaren mee opgenomen. De niet-hernieuwbare fractie van het afval wordt onder andere brandstoffen meegeteld.4.1.5. RESULTATEN WKK EN ZELFPRODUCENTEN

Binnen de energiebalans worden conform de IPCC 1996 richtlijnen [18,19] de brandstofverbruiken van de zelfproducenten bij de sector geteld waartoe ze volgens hun hoofdactiviteit behoren. Zelfproducenten zijn ondernemingen die naast hun hoofdactiviteit ook nog elektriciteit produceren volledig in eigen beheer, waarvan het overgrote deel voor eigen gebruik. Ondernemingen die elektriciteit en/of warmte produceren in samenwerking met een energieproducent of die elektriciteit produceren als nevenactiviteit waarvan het meeste wordt doorverkocht (zoals huisvuilverbranders), worden tot de sector elektriciteit en warmte gerekend. Bij de zelfproducenten beschikt een groot deel over een WKK-installatie, maar dit is niet altijd het geval. Sommige stoomturbines kunnen niet als volwaardige WKK beschouwd worden, omdat hun nuttige warmteproductie erg klein is, of omdat sommige tegendrukturbines een nageschakelde condensator hebben voor regelbaarheid, opstart, enz. Dezelfde opdeling zoals in de WKK-inventaris 2009 [34] wordt in dit rapport gebruikt voor de indeling in WKK en niet-WKK. Omdat de verbruiken en de productiecijfers verdeeld zijn over verschillende sectoren en niet altijd dadelijk beschikbaar zijn uit de balans in Bijlage A, wordt in dit hoofdstuk een kort overzicht gegeven van de belangrijkste cijfers hieromtrent voor 2009.[PJ] elektriciteit en warmte zelfproducenten waarvan industrie waarvan raffinaderijen waarvan tertiair waarvan landbouw zelfproducenten waarvan WKK waarvan niet WKK aardgas 69,8 30,1 10,4 10,2 0,2 9,3 30,1 28,9 1,2 gas- en dieselolie 0,0 0,2 0,1 0,1 0,0 0,2 0,1 0,0 biomassa 0,7 5,0 2,6 0,5 2,0 5,0 3,9 1,1 kolen 2,3 2,3 raffinaderijgas 0,7 0,7 zware stookolie 0,7 0,7 andere 1,1 2,5 0,9 1,6 2,5 0,8 1,7 2,9 1,9 1,0 warmte 2,9 2,9 totaal 71,5 44,3 19,8 10,9 2,2 11,3 44,3 39,2 5,0

2,3 2,3

0,7 0,7

0,7 0,7

Tabel 6: Brandstofverbruiken van WKKs en zelfproducenten in 2009 in Vlaanderen In volgende tabel worden de elektriciteits- en warmteproductiecijfers voor 2009 weergegeven.netto GWh elektriciteit en warmte zelfproducenten waarvan industrie waarvan tertiair waarvan landbouw zelfproducenten waarvan WKK waarvan niet WKK 7.913 2.981 1.700 90 1.191 2.981 2.808 173 PJ warmte 25,0 25,2 19,3 0,2 5,6 25,2 25,2

Tabel 7: Elektriciteit en warmteproductie WKK en zelfproducenten in 2009 in Vlaanderen

18

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

De cijfers voor de sector elektriciteit en warmte kunnen teruggevonden worden in bijlage A. De brandstofverbruiken van de zelfproducenten zijn bijgeteld bij de brandstofverbruiken van de sectoren waartoe ze behoren, deze kunnen ook teruggevonden worden in bijlage A. De geproduceerde en op de site verbruikte elektriciteits- en warmte hoeveelheden van de zelfproducenten worden, om geen dubbeltellingen te hebben, niet meegeteld in de verbruiken van de sectoren (de brandstoffen waarmee deze zijn geproduceerd, zijn al meegeteld). In de balans in bijlage A zijn ze dan ook niet terug te vinden. 4.2. RAFFINADERIJEN4.2.1. METHODOLOGIE

Cijfers over de werking van de raffinaderijen in Belgi (= Vlaanderen, omdat alle raffinaderijen zich in Vlaanderen bevinden) zijn terug te vinden in de petroleumbalansen van de FOD economie, KMO, middenstand en energie [40]. De in bewerking gestelde producten en de geproduceerde producten worden overgenomen in de Vlaamse balansen. Enkel de output van raffinaderijgas in dit rapport is berekend en niet overgenomen uit de Belgische petroleumbalansen. In dit rapport is het de som van de input van raffinaderijgas in de transformatiesector, het eigenverbruik van de raffinaderijen en het eindverbruik van raffinaderijgas. In de energiebalans worden voor het eigenverbruik van de petroleumraffinaderijen cijfers gebruikt van het Verificatiebureau Benchmarking (sinds 2004 bekomen via de BPF), eigen bevragingen of cijfers van VMM (uit de emissiejaarverslagen of de IMJVs). Deze cijfers kunnen afwijken van deze uit de Belgische petroleumbalansen. De brandstofverbruiken (aardgas) van de WKK-eenheden bij de Total Raffinaderij Antwerpen zijn meegerekend bij de sector elektriciteit en warmte, aangezien het gaat over eenheden in samenwerking met een elektriciteitsproducent. De WKK-installatie van de Esso raffinaderij, in samenwerking met Electrabel, werd in maart 2008 stilgelegd. Sinds einde 2008 heeft Esso een nieuwe installatie, in eigen beheer. Deze wordt als zelfproducent in de balans meegenomen. De energieverbruiken van de naftakraker op de terreinen van Total zijn meegerekend bij het eindverbruik van de chemische sector.4.2.2. RESULTATEN ENERGIEVERBRUIK

De totale productstroom aan petroleumproducten van de raffinaderijen (input output + eigenverbruik) is met 3,7% gedaald ten opzichte van 2008, door zowel een verlaagde input, output als eigenverbruik. Het verschil tussen input en output van petroleumproducten dat in 2006 en 2007 relatief hoog was opgelopen, is in 2008 en 2009 terug kleiner is geworden (7,1 PJ in 2005, 26,2 PJ in 2006, 31,3 PJ in 2007, 11,6 PJ in 2008 en 9,7 PJ in 2009). Het totale eigenverbruik is met 2,0% gedaald in 2009 ten opzichte van 2008. In de volgende figuur wordt een vergelijking gemaakt van de data uit de Belgische petroleumbalans en de eigenverbruiken vermeld in de Vlaamse energiebalans.

19

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

output refinery gas output aviation gasoline output zware fuel output pet coke eigenverbruik VL (rechtse Y-as) 2.500

output LPG output kerosene jet fuel output white spirit output other products

output nafta output other kerosene output lubricants input FOD

output gasoline output gasolie output bitumen eigenverbruik FOD (rechtse Y-as)

80

70 2.000 60

1.500[PJ]

50 40 [PJ]

1.000

30

20 500 10

01990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

0

Figuur 14: vergelijking data Belgische petroleumbalansen en Vlaamse cijfers rond eigenverbruik petroleumproducten [35, 40] De combinatie van het gebruik van input en (gedeeltelijke) outputdata uit de Belgische petroleumbalans en eigen Vlaamse cijfers, geven hogere totaalresultaten voor de productstroom (input output + eigenverbruik) voor de jaren 2006 en 2007. In december 2007 werd in het kader van overleg in de werkgroep energiebalansen, de data verder vergeleken en besproken. Er werd afgesproken om in de data bevraging door de FOD in de loop van 2008 verder aandacht te besteden aan de grootste verschillen die werden waargenomen: de output en het eigenverbruik van raffinaderijgas en petroleumcokes en het eigenverbruik van zware stookolie. Voorlopig zijn geen nieuwe inzichten beschikbaar. De werkgroep energiebalansen gaat na en beslissing van Enover in mei 2009 door onder de koepel van Enover in plaats van de Nationale klimaatcommissie. 4.3. COKESPRODUCTIE4.3.1. METHODOLOGIE

Vanaf 1997 is er in Vlaanderen enkel nog cokesproductie bij ArcelorMittal Gent. De cijfers worden rechtstreeks bij het bedrijf opgevraagd.4.3.2. RESULTATEN ENERGIEVERBRUIK

In onderstaande tabel staat het verbruik van kolen en de productie van cokes in Vlaanderen vermeld.[kton] 1990 1991 verbruik kolen 1.952 1.933 productie cokes 1.511 1.500

20

HOOFDSTUK 4 Transformatiesector

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

1.917 1.914 1.915 1.865 1.655 1.526 1.526 1.542 1.547 1.546 1.574 1.560 1.572 1.558 1.572 1.588 1.578 1.307

1.495 1.493 1.499 1.450 1.307 1.216 1.219 1.246 1.252 1.251 1.267 1.251 1.260 1.252 1.258 1.269 1.254 1.038

Tabel 8: Kolenverbruik en cokesproductie door de cokesfabrieken in Vlaanderen [2-16,53] Zowel het kolenverbruik als de cokesproductie zijn gedaald in 2009. 4.4. ANDERE TRANSFORMATIES EN VERLIEZEN OP HET ELEKTRICITEITSNET

De activiteiten van andere transformaties bleven tot zover bekend beperkt tot verwerkers en sorteerders van vaste brandstoffen [41]. Deze activiteit is marginaal. De verliezen op het elektriciteitsnet werden berekend als een fractie (bepaald door het procentuele aandeel van het Vlaamse elektriciteitsverbruik ten opzichte van het Belgische) van de verliezen op het Belgische net (Synergrid) [42, 21]. Deze inschatting bedroeg in 2009 9,3 PJ.

21

HOOFDSTUK 5 Industrie

HOOFDSTUK 5. INDUSTRIE

5.1.

NIET-ENERGETISCH VERBRUIK5.1.1. METHODOLOGIE

Het niet-energetisch verbruik, vermeld in de energiebalans van Vlaanderen, is de som van de feedstocks van de chemie (vnl. nafta, propaan/LPG/butaan) en een aantal producten zoals white spirit, bitumen, smeermiddelen die niet-energetisch verbruikt worden (als solventen, smeermiddelen, ). In de loop van 2003 werd in opdracht van het VEA een project uitgewerkt om de CO2-emissies ten gevolge van het niet-energetisch verbruik in Vlaanderen beter in kaart te brengen [43]. De studie werd uitgevoerd in samenwerking met Fedichem (nu Essenscia), die bij de jaarlijkse energieenqute bij haar leden een bijkomend formulier meestuurde [44]. Hierin werd bij de grotere bedrijven gevraagd naar meer informatie rond restbrandstoffen, de bijhorende CO2-emissies en de CO2-procesemissies. Na afloop van de studie die het jaar 2002 beschreef, werd getracht om de tijdsreeks zo goed mogelijk en volledig te maken vanaf 1990. Hiervoor werd met de grootste bedrijven terug contact opgenomen voor meer informatie. De resultaten zijn voor het eerst verwerkt in het rapport van 2002. Dezelfde methodologie werd ook gebruikt in dit rapport. Wat in de balans (Bijlage A) onder niet-energetisch verbruik van de chemie staat, is in feite het netto grondstofverbruik. Van de bruto grondstofinput in verschillende processen wordt vaak een gedeelte gerecupereerd als brandstof. Deze gerecupereerde brandstoffen worden als energiegebruik gemeld bij de industrie (= restbrandstoffen). Voor volgende energiedragers werd daarom op het bruto grondstofgebruik een correctie uitgevoerd: LPG/propaan/butaan: deel krakerbrandstoffen (a rato input) afgetrokken Koolteer: 1% als recuperatiebrandstof afgetrokken Zware stookolie: recuperatie bij carbon black productie afgetrokken Nafta: deel krakerbrandstoffen (a rato input) afgetrokken + alle andere restbrandstoffen waarvan de oorsprong niet altijd duidelijk is afgetrokken

Het niet-energetisch gebruik van de andere sectoren werd ingeschat in diezelfde studie van 2003 [43]. Het bevestigde de grootte-orde van de vroegere berekeningen op basis van de petroleumbalans van FOD Economie. Wegens grote onzekerheid bij deze verbruiken werd gekozen om de vroeger gehanteerde methode te behouden: een inschatting op basis van de Belgische petroleumbalans (verschilmethode: Belgi verminderd met beschikbare data Walloni en het Brussels Hoofdstedelijk gewest).5.1.2. RESULTATEN (NIET-ENERGETISCH) ENERGIEVERBRUIK

In volgende figuur wordt de evolutie weergegeven van het niet-energetische verbruik in Vlaanderen.

22

HOOFDSTUK 5 Industrie

350

300

250

200PJ

150

100

50

0 chemie: aardgas chemie: petroleumproductenchemie: vaste brandstoffen totaal andere sectoren

1990 5 586

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 19 1607

18 1708

19 1769

19 1888

18 1797

21 1868

22 2018

18 1959

21 2048

26 1867

29 2058

30 2238

29 1979

33 1948

33 2189

29 1828

17 86

16 202

16 213

16 220

15 231

15 219

18 233

15 246

10 231

7 239

9 229

11 253

22 284

27 261

29 264

29 290

29 248

Totaal

Figuur 15: Evolutie van het niet-energetisch verbruik in Vlaanderen Het niet-energetisch verbruik is in 2009 met 14,3% gedaald ten opzichte van 2008. Zowel bij BASF als Fina Antwerp Olefins is de input in de kraker eenheden gedaald. Ook het gebruik van aardgas als grondstof is sterk gedaald. Ten opzichte van 1990 bedraagt de stijging van het niet-energetisch verbruik in 2009 188%. De oorzaak is de uitbreiding van deze industrietak in het begin van de jaren negentig.

3,2%

totaal andere sectoren

88,2% 11,8% 73,3%

chemie: vaste brandstoffen chemie: petroleumproducten

11,8%chemie: aardgas

Figuur 16: Verdeling van het niet-energetisch verbruik in Vlaanderen 2009 Binnen het niet-energetisch verbruik neemt de chemische sector 88% voor haar rekening. In volgende figuur wordt voor 2009 weergegeven welk deel van het bruto grondstofverbruik uiteindelijk als energiebron gerecupereerd werd. Het verschil tussen bruto grondstofverbruik en de gerecupereerde