Energieafhankelijkheid van de EU en de relatie met Rusland · 2011. 2. 19. · Onder de soorten...
Transcript of Energieafhankelijkheid van de EU en de relatie met Rusland · 2011. 2. 19. · Onder de soorten...
1
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
Energieafhankelijkheid van de EU en de relatie met Rusland
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de bedrijfseconomie
Dietger Van Linden
onder leiding van
Prof. K. Schoors
2
3
Inhoudstafel
Lijst van gebruikte tabellen en grafieken……...……….…………………………………..p. 6
Lijst van gebruikte diagrammen……………………………………………………………p. 7
Lijst van gebruikte kaarten…………………………………………………………………p. 8
1) Inleiding p. 9
2) Verschillende energiebronnen p. 11
A) Fossiele energie p. 11 B) Nucleaire energie p. 12 C) Alternatieve en hernieuwbare energievormen p. 12
a. Windenergie p. 14 b. Hydraulische energie p. 15 c. Geothermische energie p. 16 d. Zonne-energie p. 16 e. Biomassa p. 16
D) Focus p. 17
3) Internationaal economisch en energiebeleid p. 18 A) Algemeen p. 18 B) Internationale probleemgebieden p. 18
a. Zuidelijke Kaukasus p. 19 b. Kaspische Zee p. 22 c. Zwarte Zee p. 23 d. Conclusie p. 23
C) Internationale organisaties p. 24 a. Noord-Atlantische Verdragsorganisatie p. 24 b. Internationaal Energie Agentschap p. 26
D) Internationale waarborging van energievoorziening p. 26
4) Economisch beleid van de Europese Unie p. 28 A) Algemeen p. 28 B) Energiebeleid p. 29
a. Energie-efficiëntie p. 30 b. Continuïteit van de energievoorziening p. 30 c. De interne energiemarkt p. 31 d. Nucleaire energie p. 32
4
e. Hernieuwbare energie p. 33 f. Nieuwe gemeenschap? p. 34
C) Milieu en omgeving p. 35
5) Energieafhankelijkheid van de Europese Unie p. 37 A) Algemeen p. 37 B) Leveranciers p. 40
a. Afhankelijkheid van olie p. 41 b. Afhankelijkheid van gas p. 42 c. Afhankelijkheid van kolen p. 45
C) Rusland p. 46 a. Afhankelijkheid van olie p. 47 b. Afhankelijkheid van gas p. 48 c. Afhankelijkheid van kolen p. 51 d. Gevaren van de afhankelijkheid p. 52
6) Initiatieven tot meer onafhankelijkheid van de p. 54 Europese Unie
A) Algemeen p. 54 B) Diversificatie p. 55
a. Diversificatie naar doorvoerroutes en p. 56 naar geografische herkomst
b. Diversificatie naar energiebronnen p. 62
C) Hernieuwbare energiebronnen p. 63
7) Economisch en buitenlands beleid van Rusland p. 65 A) Algemeen p. 65 B) Algemeen economisch en buitenlands beleid p. 65 C) Energie p. 69
a. Algemeen p. 69 b. Steenkoolbeleid p. 70 c. Gasbeleid p. 71 d. Oliebeleid p. 74 e. Elektriciteit en nucleair beleid p. 76 f. Conclusie p. 76
D) Milieu en omgeving p. 77
8) Relatie tussen Rusland en het Westen p. 80 A) Algemeen p. 80 B) Ergernissen en knelpunten in de wederzijdse relatie p. 80
5
a. Politieke knelpunten p. 80 b. Economische knelpunten p. 83
C) Samenwerkingsvormen p. 86 a. IPEEC p. 86 b. Partnerschaps- en samenwerkingsakkoord p. 87 c. Onderlinge handelsrelatie p. 88 d. Conclusie p. 90
9) Conclusie p. 91
10) Bibliografie p. 94
A) Boeken p. 94 B) Bijdragen p. 95 C) Studies en artikelen p. 96
6
Lijst van gebruikte tabellen en grafieken
Grafiek 5.1: De Europese energieproductie per sector (van 1990 tot 2030 in miljoenen
ton olie-equivalenten)…………………………………………………………………….p. 37
Grafiek 5.2: De globale energievraag voor de toekomst (in 2007 in miljoenen ton olie-
equivalenten)……………………………………………………………………………...p. 39
Grafiek 5.4: 8 landen met de grootste steenkoolvoorraad……………………………..p. 46
(eind 2007 in biljoenen ton)
Tabel 7.3: Russische exporthoeveelheden- en bestemmingen (in 2006-2007 in duizenden
vaten per dag)……………………………………………………………………………..p. 75
7
Lijst van gebruikte diagrammen
Diagram 2.1: De globale energiebronnen in 2006………………………………………p. 13
Diagram 2.3: EWEA’s drie windenergiescenario’s (in 2008 in Gigawatt)……………p. 15
Diagram 2.4: Energieresearch (in 2004 in biljoen dollars)…………………………….p. 17
Diagram 7.1: Totale energieconsumptie in Rusland (in percenten in 2005)………….p. 70
Diagram 7.2: De Russische aardgasproductie…………………………………………..p. 72
(in biljoen cubic feet tussen 2001 en 2011)
8
Lijst van gebruikte kaarten
Kaart 2.2: Het globale potentieel aan hernieuwbare energie………………………….p. 14
(in 2008 in miljoenen ton)
Kaart 3.1: Overzicht energiewinningsgebieden en regionale conflicten in het Midden-
Oosten en de Zuidelijke Kaukasus (2009)……………………………………………... p. 19
Kaart 5.3: Globale aardgasproductie (in 2008 in biljoen cubic feet per dag)………...p. 42
Kaart 6.1: Belangrijkste olie- en gaspijpleidingen naar Europa……………………....p. 57
9
Inleiding
1. De Europese Unie is voor haar energievoorziening afhankelijk van een groot aantal landen.
Dit is een vaststaand feit dat absoluut niet genegeerd kan worden, aangezien dit enorme
risico’s en gevaren met zich brengt. De Europese Unie slaagt er blijkbaar niet in op het vlak
van energie zelfvoorzienend te zijn. Het consumeert veel meer dan het produceert, waardoor
enorme hoeveelheden energie moeten worden aangekocht. De belangrijkste producerende
exportlanden zijn Nederland, Noorwegen, Algerije, de landen van het Midden-Oosten en
Rusland. In deze masterproef zal vooral de nadruk liggen op Rusland, omdat die niet alleen op
energiegebied, maar ook op vele andere gebieden de belangrijkste handelspartner is van de
Europese Unie. Kort zullen evenwel de andere exportlanden belicht worden, aangezien de
Europese Unie noodzakelijkerwijze ook van hen energie aankoopt.
2. Dit werkstuk neemt een aanvang met een opsomming van de belangrijkste en meest
voorkomende energievormen. Bij elk van hen zal een korte situering gegeven worden. Naar
mijn mening is dit noodzakelijk om het vervolg van de masterproef op een economisch
verantwoorde wijze te begrijpen. In grote lijnen kunnen drie vormen van energiewinning
worden onderscheiden, te weten fossiele, nucleaire en hernieuwbare energie.
3. Vervolgens zal het economisch en energiebeleid op een drietal vlakken worden besproken.
Het gaat achtereenvolgens over het internationaal vlak, het Europees vlak en het Russisch
vlak.
4. Ten eerste zal de energiewaarborging op internationaal vlak worden onderzocht, waarbij
vooral aandacht besteed zal worden aan de gebieden die in het verleden reeds aanleiding
gaven tot energieconflicten en die in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid aanleiding
zullen geven tot nog grotere conflicten, naargelang de energieschaarste toeneemt. Uiteraard is
er op internationaal vlak een belangrijke functie weggelegd voor de NAVO, die dan ook kort
in het onderzoek zal betrokken worden. Ook komen andere internationale organisaties aan
bod, die tot doel hebben de energievoorziening te verzekeren, waarvan de belangrijkste het
Internationaal Energie Agentschap is.
5. Deze masterproef behandelt vervolgens het economisch beleid van de Europese Unie, met
een sterke nadruk op het energiebeleid. Er zal gebruik gemaakt worden van verdragen,
wetgeving, grafieken en tabellen om te onderzoeken hoe de energiebalans er momenteel
uitziet en hoe die er in de toekomst zal uitzien. Hieruit zal voortvloeien dat de Europese Unie
10
op veel gebieden die verband houden met het energievraagstuk een enorm zwakke
onderhandelingspartner blijkt.
6. Hierna wordt specifiek de energieafhankelijkheid van de Europese Unie belicht, waarbij de
nadruk wordt gelegd op de afhankelijkheid van Rusland. Op die manier wordt de overgang
gemaakt naar het tweede onderzoeksobject van deze masterproef, namelijk Rusland. Tussen
Rusland en het Westen heeft steeds een bijzondere relatie bestaan, die enerzijds wordt
gekenmerkt door wederzijdse ergernissen en anderzijds door een nauwe samenwerking.
7. Om de afhankelijkheid van exporterende landen terug te dringen, heeft de Europese Unie
werk gemaakt van een aantal alternatieven. Deze verschillende initiatieven komen aan bod,
aangezien zij een bepalende factor kunnen zijn voor het al dan niet afhankelijk blijven van de
Europese Unie van energieproducerende landen, en kunnen er op hun beurt voor zorgen dat
de Europese Unie een sterkere onderhandelingspositie kan innemen bij de aankoop van
energie.
8. Tenslotte zal het economisch en energiebeleid van Rusland van naderbij worden bekeken,
aangezien het voor het onderzoek noodzakelijk is te weten waar de Russische energie vandaan
komt en hoe er met het energievraagstuk in Rusland wordt omgegaan. De aandacht zal vooral
uitgaan naar het Russische gasbedrijf Gazprom. Kort zal ook de Russische geschiedenis
evenals het recente buitenlands beleid worden aangehaald, om op die manier een overgang te
vormen naar het laatste deel van dit werkstuk.
9. In het laatste deel wordt namelijk de relatie tussen Rusland en het Westen belicht. De
nadruk zal liggen op de relatie tussen Rusland en de Europese Unie, maar kort zullen ook
andere Russische relaties worden behandeld, aangezien ze een beeld schetsen van het
algemene buitenlands beleid van Rusland. Vervolgens zal het mogelijke Russische
lidmaatschap van een aantal internationale organisaties en van de Europese Unie onderzocht
worden, om te kunnen concluderen of Rusland al dan niet een Europese partner is.
10. Afsluitend zal een conclusie gegeven worden waarin duidelijk zal gemaakt worden of de
Europese Unie echt afhankelijk is en zal blijven van producerende exportlanden en in
hoeverre die afhankelijkheid kan worden opgevangen door Europese alternatieven. Tenslotte
wordt de relatie tussen Rusland en de Europese Unie geschetst om een beeld te krijgen van de
rijke geschiedenis die beide landen hebben met elkaar.
11
Verschillende energiebronnen
11. Een energiebron is een geregeld systeem dat op de één of andere manier energie kan
opwekken. Hieronder worden drie grote soorten energiebronnen onderscheiden, namelijk de
fossiele energie, de kernenergie en de alternatieve en hernieuwbare energie. Kort worden de
belangrijkste verschijningsvormen van de drie soorten energiebronnen overlopen, evenals hun
voor- en nadelen.1
A) Fossiele energie
12. Fossiele energie is een verzamelterm voor koolstofwaterverbindingen die hun oorsprong
vinden in overblijfselen van plantaardig en dierlijk leven in het geologische wereldverleden
en dat opgewekt wordt door het verbranden van fossiele brandstoffen. De meeste vormen van
fossiele energie werden gevormd in het Carboon, maar ze zijn ook gedurende andere
tijdperken gevormd. Onder de soorten fossiele energie worden heden ten dage steenkool,
bruinkool, aardolie, aardgas en turf gerekend. Ze kunnen als het ware als een bijzondere vorm
van zonne-energie beschouwd worden. In het geval van fossiele energie gaat het evenwel om
zonne-energie die miljoenen jaren geleden in dierlijke en plantaardige koolstofverbindingen
opgeslagen werd.
13. Deze brandstoffen worden door de mens als energiebron gedolven en gewonnen, maar
door de enorm lange periode die nodig is vooraleer de natuur nieuwe fossiele brandstoffen uit
afgestorven biomassa kan produceren, zijn de voorraden in se beperkt. De voorraden aan
fossiele brandstoffen zullen ontegensprekelijk in de nabije toekomst uitgeput geraken,
waardoor energieconflicten zullen ontstaan. Die worden verder in de masterproef behandeld.
Eén van de grote voordelen van deze vorm van energie is evenwel dat de omzetting van de
grondstoffen in energie enorm gemakkelijk en goedkoop is.
14. De fossiele brandstoffen zijn grotendeels uit koolstof samengesteld. De hoeveelheid
koolstof in een fossiele brandstof staat in een evenredig verband met de zwaarte van de
brandstof. En hoe zwaarder een brandstof is, hoe vaster het wordt en hoe meer CO2 het bij
verbranding uitstoot. Om die reden zal ook in het vervolg kort worden stilgestaan bij de
milieu- en luchtvervuiling. Hierbij zal de nadruk vooral op het Kyoto-protocol liggen.2
1 http://www.energy.gov/energysources/index.htm 2 http://www.ucsusa.org/clean_energy/clean_energy_101/the-sources-of-energy.html
12
B) Nucleaire energie
15. Nucleaire of kernenergie is de energie die opgewekt wordt door reacties tussen
atoomkernen. De meest voorkomende techniek is de kernsplijting, waarbij men in een
centrale ketel verschillende atoomkernen tegen elkaar laat botsen, waardoor energie vrijkomt.
Ook bij deze energiebron is het voordeel dat met zeer weinig grondstoffen veel energie kan
worden opgewekt. Dit is, met het oog op de toekomst, voordelig, aangezien de grondstof,
uranium, niet snel uitgeput zal raken. Kernenergie heeft uiteraard ook verschillende nadelen:
na de kernreactie blijft radioactief afval over en uranium zelf is ook zeer radioactief. Deze
nadelen kunnen bij een ongeluk tot enorm zware gevolgen aanleiding geven3.
C) Alternatieve en hernieuwbare energie
16. Alternatieve energie slaat op de energie waarbij geen of zeer weinig afvalstoffen
vrijkomen en waarbij de energiebron op zich oneindig is. Er kan met andere woorden
gesproken worden van een duurzame energievorm. Bij alle alternatieve energievormen wordt
gebruik gemaakt van bestaande energie, die wordt omgezet in elektrische energie. Zoals uit
het voorgaande kan worden afgeleid is het grote voordeel van deze energiebron dat ze
natuurlijk is en nooit uitgeput zal raken. Tweede voordeel is dat er geen vervuiling optreedt
bij het gebruik. Soms spreekt met in dit geval van groene energie. Het nadeel van deze
energiebron is dat de techniek enorm duur is en mede daardoor nog zeer zelden wordt
gebruikt, wat duidelijk blijkt uit diagram 2.1, waarin de fossiele brandstoffen meer dan ¾ van
de globale energiebronnen vertegenwoordigen. In 2006 waren vooral de geothermische, wind-
en zonne-energie ondervertegenwoordigd. Wegens hun belang voor de toekomstige
energievoorziening worden een aantal vormen van alternatieve en hernieuwbare
energiebronnen hieronder kort toegelicht.4
3 Te denken valt aan de kernramp van 1986 te Tsjernobyl 4 B. V ISWANATHAN , An introduction to energy sources, National centre for catalysis research, Department of chemistry, Chennai, 20 oktober 2006, te raadplegen op nccr.iitm.ac.in/ebook%20final.pdf
13
Diagram 2.1: De globale energiebronnen in 2006
Bron: http://dustbowl.files.wordpress.com/2008/04/energy_sources.gif
17. In kaart 2.2 wordt het globale potentieel aan hernieuwbare energie geografisch geschetst
in vier deelgebieden, namelijk de windenergie, biomassa, hydro-elektriciteit en zonne-energie.
Hieruit blijkt nog maar eens duidelijk dat zowel windenergie als zonne-energie ook op
wereldvlak enorm onderontwikkeld zijn.
14
Kaart 2.2: Het globale potentieel aan hernieuwbare energie (in 2008 in miljoenen ton)
Bron: http://earthtrends.wri.org/images/renewable_energy_potential.jpg
- Windenergie
18. Windenergie slaat op de energie die wordt opgewekt door de bewegingsenergie van de
lucht of wind om te zetten in een andere vorm van bruikbare energie. De bekendste
toepassingsvormen zijn de windmolens en de windturbines. Heden ten dage wordt onder
windenergie enkel de opwekking van elektrische energie met een windturbine verstaan, en
worden windmolens als dusdanig niet meer gebruikt. De voordelen van windenergie zijn
talrijk: vermindering van de nood aan fossiele energie en verlaging van de uitstoot van
broeikasgassen, een kleinere afhankelijkheid van olieproducerende landen en het feit dat
windenergie een duurzame energievorm is. Niettegenstaande deze voordelen, heeft het ook
belangrijke nadelen, die zullen moeten afgewogen worden tegen het nut van windenergie. Te
denken valt bijvoorbeeld aan het feit dat windsnelheid een zeer veranderlijk gegeven is, dat
15
windmolens duur zijn om te produceren en daarenboven staal en kunststof nodig is om ze te
vervaardigen.
19. In diagram 2.3 wordt wel duidelijk dat de windenergiesector zich geleidelijk aan aan het
ontwikkelen is. Er wordt een overzicht gegeven van de reële data en van de objectieven voor
de toekomst in drie situaties. Zo zou de Europese Unie tegen 2030 in het slechtste geval 200
Gigawatt en in het beste geval 350 Gigawatt uit windenergie moeten produceren.
Diagram 2.3: EWEA’s drie windenergiescenario’s (in 2008 in Gigawatt)
Bron: EWEA 2008, http://www.wind-energy-the-facts.org/images/summary/Fig-19.jpg
- Hydraulische energie
20. Water- of hydraulische energie is een verzamelterm voor alle technieken die voor de mens
bruikbare energie opwekken door gebruik te maken van de kracht van water. Zes
mechanismen kunnen worden onderscheiden: het waterrad, de waterkrachtcentrale, de
golfslagenergie, de getijdenenergie, de hydraulische turbine en dammen. Ook deze vorm heeft
voor- en nadelen. Waterkracht levert veel energie, kost weinig, stoot enorm weinig
koolstofdioxide uit en gaat veel langer mee dan kerncentrales. De nadelen zijn dan weer dat
16
dergelijke mechanismen betrekkelijk veel plaats opeisen en de natuur kan verstoord worden
door de natuurlijke waterloop te belemmeren.5
- Geothermische energie
21. Aardwarmte of geothermische energie is in feite de energie die reeds aanwezig is op
aarde, namelijk in de diep in de aarde gelegen warmtebronnen. De energie kan worden
opgewekt door het temperatuurverschil tussen het aardoppervlak en die dieper gelegen
warmtebronnen om te zetten in bruikbare energie. Deze energievorm kent verschillende
toepassingen: de hydrothermale systemen, de petrothermale systemen en diepe
aardewarmtesondes.
- Zonne-energie
22. Zonne-energie slaat op de energie afkomstig van de zon in de vorm van licht en warmte.
Heden ten dage verstaat men onder zonne-energie de energie die door de mens zelf bij wijze
van verschillende technieken wordt gewonnen van de zonnestraling. Op basis van deze
omschrijving kunnen twee systemen worden onderscheiden. Enerzijds de thermische zonne-
energie waarbij zonlicht in warmte wordt omgezet door middel van zonneboilers. Anderzijds
de zonnestroom waarbij het zonlicht direct wordt omgezet in elektriciteit door middel van
zonnepanelen. Het grote nadeel van deze systemen is dat hiervoor zonlicht nodig is en dat de
zonneconstante niet groot is.
- Biomassa
23. Biomassa is de overkoepelende term voor de biologisch afbreekbare component van
industriële en huishoudelijke afvalstoffen, die geproduceerd worden ten behoeve van de
energieopwekking en de biobrandstof. Energie uit biomassa wordt gewonnen door vergisting,
verbranding of vergassing van organische materialen. Ondanks het feit dat de biomassa moet
verbrand worden opdat energie kan worden opgewekt, is het grote voordeel dat het een CO2-
neutraal proces is.6
24. In diagram 2.4 wordt het budget voor hernieuwbare energie in de lidstaten van het
Internationaal Energie Agentschap grafisch weergegeven. In de jaren ’80 had het zijn top
bereikt en het is sindsdien teruggevallen. De lidstaten spendeerden teveel geld aan
5 http://www.renewableenergyworld.com/rea/home 6 http://www.biomassmagazine.com/
17
investeringen in de nucleaire sector en verloren daarbij duidelijk de mogelijkheden en
voordelen van duurzame energie uit het oog.
Diagram 2.4: Energieresearch (in 2004 in biljoen dollars)
Bron: Internationaal Energie Agentschap, 2004
D) Focus
25. In het vervolg van dit werkstuk zal de aandacht hoofdzakelijk gaan naar de fossiele
brandstoffen, en dan met name, in volgorde van belangrijkheid, naar aardgas, aardolie en
kolen. Nucleaire energie zal slechts zelden aan bod komen, omdat Europa op dit vlak niet echt
afhankelijk is van exportlanden. Ook de alternatieve en hernieuwbare energiebronnen zullen
op Europees vlak aan bod komen, omdat ze een belangrijk tegengewicht kunnen vormen in de
energieonafhankelijkheidsbeweging van de Europese Unie.
18
Internationaal economisch en energiebeleid
A) Algemeen
26. Om het Europees en Russisch economisch beleid ten volste te begrijpen, lijkt het mij
noodzakelijk om het internationaal economisch beleid en de waarborging van de
energievoorziening even onder de loep te nemen. Vooreerst zullen een aantal globale
probleemgebieden besproken worden. Het gaat om internationale gebieden waarin een
voortdurende machtstrijd plaatsvindt tussen verschillende landen om controle uit te oefenen
over de energiebronnen. Vervolgens zullen een aantal internationale organisaties belicht
worden die zich met het internationale energiebeleid bezighouden. De belangrijkste
organisaties zijn ontegensprekelijk het Internationaal Energie Agentschap en de NAVO, die
dan ook de meeste aandacht verdienen. Afsluitend zal nagegaan worden hoe de zekerheid van
energievoorziening in een internationale context wordt gewaarborgd.
B) Internationale probleemgebieden
27. Omdat de gebieden die hier besproken worden noch tot het grondgebied van de Europese
Unie, noch tot het grondgebied van Rusland behoren, komen ze hier aan bod. In vele gevallen
evenwel zijn zowel de Europese Unie als Rusland nauw bij het conflict betrokken. In grote
lijnen kunnen drie grote probleemgebieden worden onderscheiden: de Zuidelijke Kaukasus,
de Kaspische Zee en de Zwarte Zee. Het eerste gebied bestaat uit de landen Georgië,
Azerbeidzjan en Armenië, terwijl de twee laatste gebieden zeeën betreffen, waarvoor andere
regels gelden.
28. Een mooi overzicht wordt gegeven door kaart 3.1. Daarop is duidelijk te zien waar zich
grote energiereserves bevinden evenals waar er zware conflicten zijn uitgebroken naar
aanleiding van de wens om controle te verwerven over het winningsgebied.
19
Kaart 3.1: Overzicht energiewinningsgebieden en regionale conflicten in het Midden-
Oosten en de Zuidelijke Kaukasus (2009)
Bron: http://www.geoheadlines.nl/wp-content/uploads/2009/04/achter-6-1.jpg
- Zuidelijke Kaukasus
29. De Zuidelijke Kaukasus maakt deel uit van een gebied op aarde dat enorm rijk is aan olie
en gas. Dit is de hoofdreden waarom andere landen, vooral Westerse, om de macht strijden in
dit gebied. Het belang van deze regio mag niet onderschat worden, omdat veel buitenlandse
politici er veel voor over hebben om de olie en het gas via pijpleidingen die niet door Rusland
20
en Iran lopen, naar de Westerse exportmarkten te transporteren. Grote Westerse
oliemaatschappijen proberen de Zuidelijke Kaukasus als energiewinningsgebied te laten
concurreren met het Midden-Oosten. Het gevolg van deze machtstrijd is een reeks conflicten,
waarvan de belangrijkste besproken worden, om een beeld te krijgen van de ernst en het
belang van deze regio voor de wereldenergievoorziening.7
30. Azerbeidzjan is één van de baanbrekers op het vlak van de olie-industrie. Haar verleden is
verbonden met de petroleumfortuinen die daar verdiend werden en het land heeft ook zeer
goede vooruitzichten, aangezien Azerbeidzjan het potentieel heeft om uit te groeien tot een
belangrijk gas- en olieproducerend land. De meeste regio’s waar olie werd geproduceerd, zijn
gesitueerd in de buurt van de hoofstad Baku. In de pre-industriële periode nam in 1806 het
Russische Rijk de hoofdstad in en verkreeg het hierdoor de monopolistische controle over de
olieproductie. Vanaf 1871 was er omwille van de verbeterde energiewinningtechnieken
sprake van een eerste ‘oil-boom’, maar tot 1898 hadden de Russen nog steeds het monopolie
op de olieproductie.8 Ten tijde van de Russische Revolutie en Wereldoorlog II, lag de export
grotendeels stil, omdat de installaties vernield waren. Maar vanaf 1918 kwam de productie,
die na de bezetting van Azerbeidzjan door de Bolsheviks weer in Russische handen was, weer
op gang.
31. Geleidelijk aan verminderde de productie van olie en gas in Azerbeidzjan en zocht men
overzeese alternatieven. Die vond men in de Kaspische Zee, waardoor de productie in
verschillende handen kwam. De Russen waren hun monopolie al een hele tijd kwijt, maar
moesten nu ook Amerikaanse, Europese en Japanse oliebedrijven dulden in de regio. Er bleef
nog altijd één probleem, namelijk het transport naar de Westerse landen. Dit werd opgelost
door de opening in 2006 van de Baku-Tbilisi-Ceyhan pijpleiding die olie van de Kaspische
Zee naar de Middellandse Zee vervoert. Op die manier wordt verwacht dat die pijpleiding een
grote bijdrage zal leveren aan de energievoorziening over de gehele wereld.9
32. Georgië is het tweede land in de Zuidelijke Kaukasus waar enorme olie- en gasvoorraden
aanwezig zijn. Maar meer dan voor ieder ander land rond de Kaspische Zee is de
Middellandse pijpleiding een kwestie van nationale veiligheid voor Georgië. Deze pijpleiding
loopt, in tegenstelling tot de vroegere pijpleidingen, niet door het grondgebied van Rusland.
7 H. E. TEDO JAPARIDZE, “Energy security and unresolved conflict in the Caucasus” in H. MCPHERSON, W. DUNCAN WOOD and D. M. ROBINSON (eds.), Emerging threats to energy security and stability, London, Springer, 2004, p. 53-58 8 L. KLEVEMAN , The new great game: Blood and oil in Central Asia, London, Atlantic Books, 2004, p. 11-30 9 L. KLEVEMAN , The new great game: Blood and oil in Central Asia, London, Atlantic Books, 2004, p. 11-30
21
Georgië beschouwt Rusland dan ook als een vijand en zal er dan ook alles aan doen om
onafhankelijk te blijven van Rusland. Deze Georgische houding is te begrijpen, wanneer
gekeken wordt naar alle conflicten die in deze regio zijn veroorzaakt door Stalin. Gesteld kan
worden dat het Stalin is die verantwoordelijk kan gehouden worden voor het opstarten van de
‘great game’, de machtstrijd om de energiebronnen in Eurazië. Maar de eerste tien jaar
onafhankelijkheid zijn evenwel gekenmerkt door burgeroorlogen, politieke anarchie en
economische chaos, die evenwel grotendeels het gevolg zijn van Russische pogingen om het
land te destabiliseren en te versnipperen. Georgië kan beschouwd worden als een mislukte
staat, deels door de afscheidingsbewegingen in Abchazië en Zuid-Ossetië. Rusland reageerde
hierop door zogenaamde vredestroepen te sturen, maar in werkelijkheid wou Rusland
controletroepen in Georgië houden, omdat Georgië voor Rusland een sleutelstaat is in de
Zuidelijke Kaukasus.10
33. De oorlog in Zuid-Ossetië kan als een mooi voorbeeld dienen van deze stelling. In
augustus 2008 vielen Georgische troepen de regio binnen na voortdurende schermutselingen.
Rusland reageerde hierop door troepen en tanks ter bescherming van de Osseten met
Russische identiteit over de grens te verplaatsen. De Russen veroverden niet alleen Zuid-
Ossetië, maar trokken verder door in Georgië tot aan de stad Gori. Dergelijke oorlog toont
mijns inziens afdoende aan dat de Zuidelijke Kaukasus een zeer onstabiele regio is en dat er
slechts een vonk nodig is om brand te veroorzaken.
34. Armenië is het derde land van de Zuidelijke Kaukasus waar conflicten een impact hebben
op de wereldwijde energievoorziening, maar in tegenstelling tot de andere landen uit de
Zuidelijke Kaukasus bezit Armenië geen wezenlijke olie- en gasvoorraden. Het doet enkel
dienst als transitland, waarmee het evenwel een stabiele inkomstenstroom wist te verwerven.
Nu komt die positie in gevaar door de oorlog in Nagorno-Karabach. Die oorlog was een
gewapend conflict tussen de regio Nagorno-Karabach die naar zelfbeschikking of aansluiting
bij Armenië streefde en Azerbeidzjan. Armenië verklaarde openlijk de voorkeur voor
Nagorno-Karabach en begon die regio vanaf 1993 militair te hulp te schieten, met talrijke
bloedvergieten tot gevolg. Dankzij haar houding in dit conflict, heeft Armenië er indirect voor
gezorgd dat de nieuwe pijpleiding niet over haar grondgebied loopt, waardoor het land
enorme inkomsten en werkgelegenheid misloopt.11
10 L. KLEVEMAN , The new great game: Blood and oil in Central Asia, London, Atlantic Books, 2004, p. 31-50 11 L. KLEVEMAN , The new great game: Blood and oil in Central Asia, London, Atlantic Books, 2004, p. 31-50
22
35. Andere landen in het Kaukasusgebied die een belangrijke rol spelen in de waarborging
van de wereldwijde energievoorziening zijn Turkije, Iran, Turkmenistan en Kazachstan.
- Kaspische Zee
36. Heden ten dage is de Kaspische Zee een omstreden productiegebied voor olie en gas.
Vooral Rusland en Iran voeren een verbeten machtstrijd om de controle over de Kaspische
Zee. Maar de winning van olie en gas uit de Kaspische Zee loopt niet van een leien dakje,
aangezien een aantal problemen moeten worden overwonnen om de voordelen van de
exploratie en exploitatie te kunnen opeisen. Zoals reeds hierboven gesteld, is de regio
versnipperd en bestaat ze uit volkeren die op cultureel en historisch vlak enorm van elkaar
verschillen. Burgeroorlogen en grensoverschrijdende conflicten zijn hiervan het gevolg,
waardoor het voor internationale oliemaatschappijen moeilijk is om met de exploratie een
aanvang te nemen.12
37. Verder bestaat er geen duidelijkheid over de wettelijke status van de Kaspische Zee.
Rusland en Kazachtstan, daarbij gesteund door Azerbeidzjan voeren aan dat dit water moet
beschouwd worden als een zee, waardoor ze elk recht zouden hebben op een eigen sector. In
die definitie vergelijken ze de Kaspische Zee met bijvoorbeeld de Noordzee, waarbij de
inkomsten uit energiewinning tussen de kuststaten worden verdeeld. Daartegenover betogen
Iran en Turkmenistan dat de Kaspische Zee moet beschouwd worden als een binnenmeer,
waarbij de regel geldt dat de voorraden en inkomsten gelijkelijk moeten worden verdeeld
onder alle oeverstaten.
38. Maar niet enkel de status speelt een determinerende rol, ook ecologische en
milieumotieven spelen een belangrijke rol. Ten slotte stelt zich het probleem van de doorvoer
van de olie en gas. Het gaat dan om het vraagstuk van de pijpleidingen en meer specifiek om
de vraag door welke landen die moet lopen.13 Dit doet de noodzaak van management van een
grensoverschrijdende energiebron, namelijk de olie en het gas van de Kaspische Zee,
ontstaan. Want sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie, heeft de regio rond de Kaspische
Zee een uitzonderlijke internationale aandacht verkregen, vooral omdat het één van de oudste
en potentieel rijkste olie- en gasproducerende gebieden ter wereld is. Zonder hierop in detail
te willen ingaan, kan gesteld worden dat er vijf regimes zijn die deze grondstoffen beheren: de
12 B. GÖKAY , “The background: history and political change” in B. GÖKAY (ed.), The politics of Caspian oil, New York, Palgrave Macmillan, 2001, p. 1-16 13 B. GÖKAY , “The background: history and political change” in B. GÖKAY (ed.), The politics of Caspian oil, New York, Palgrave Macmillan, 2001, p. 1-16
23
sectoren van Azerbeidzjan, Iran, Kazachstan, Rusland en Turkmenistan.14 Er is met andere
woorden nood aan een internationaal management van de energiebron rond de Kaspische Zee,
die de belangen van deze vijf landen met elkaar kan verzoenen.
- Zwarte Zee
39. De Zwarte Zee heeft op energiegebied twee belangrijke functies: enerzijds maakt ze het
transport mogelijk van olie en gas dat afkomstig is van de regio rond de Kaspische Zee en
anderzijds zijn er recent nieuwe voorraden van olie en gas aangetroffen, waardoor ze ook als
winningsgebied wordt gebruikt. Net zoals het geval was bij de Kaspische Zee is er een
gevecht losgebroken om de macht te veroveren over de Zwarte Zee. Nu reeds hebben Turkije
en Roemenië zich een deel van de Zwarte Zee toegeëigend. De problemen die hier optreden
zijn grotendeels gelijklopend aan die welke voorkomen bij de toe-eigening van de Kaspische
Zee, zodat voor bespreking naar hierboven kan worden verwezen.
- Conclusie
40. De meeste landen hebben begrepen dat wie in het bezit is van gas en olie, een
machtspositie heeft ten opzichte van de rest van de wereld. Dit is de reden waarom vele
landen, waaronder Rusland en Amerika, met gretige ogen naar de natuurlijke rijkdommen in
de rest van de wereld kijken. Het gaat dan in eerste instantie om het Midden-Oosten en het
Kaukasusgebied, met haar Kaspische en Zwarte Zeeën. Naargelang de energieschaarste
toeneemt, neemt ook het aantal gewapende conflicten in die regio’s toe.
41. Niet alleen Rusland maakt zich schuldig aan dit fenomeen, maar ook de Verenigde Staten.
Een recent voorbeeld kan dit verduidelijken. In 2001 besloten de Verenigde Staten Irak
binnen te vallen, onder de drogreden dat er massavernietigingswapens aanwezig waren. De
echte reden was dat Irak een destabiliserende factor was in de wereldwijde
energievoorziening. Omwille van dit risico en om de Amerikaanse energievoorziening te
vrijwaren, werd de oorlog verklaard aan dit land in het Midden-Oosten.
42. Mede daardoor bestaat de noodzaak aan internationale verdragen met de belangrijkste
internationale handelspartners. Er moet een algemeen energiebeleid komen, waarbij zowel de
belangen van de olieproducerende als van de olieconsumerende landen aan bod komen. Om
14 R. SINKER, “The management of a transboundary energy resource: the oil and gas of the Caspian Sea” in B. GÖKAY (ed.), The politics of Caspian oil, New York, Palgrave Macmillan, 2001, p. 51-103
24
dit te bereiken zal er eerst stabiliteit moeten worden bereikt in de regio rond de Kaspische
Zee.
43. Op internationaal vlak moet er evenwel begrip opgebracht worden voor de situatie waarin
de landen van de Zuidelijke Kaukasus verkeren, aangezien ze geografisch in vergelijking met
hun buurlanden niet veel voorstellen. Ze worden in het noorden ingesloten door Rusland en in
het zuiden door Iran en Afghanistan, zijn gedurende eeuwen gedomineerd geweest door
buitenlandse mogendheden en zijn geplaagd geweest door politieke instabiliteit en
economische afhankelijkheid. Maar door hun uitzonderlijke geografische ligging hebben ze
evenwel een enorme voorraad energiebronnen of kunnen ze dienst doen als doorvoerland,
zodat deze landen voor het eerst sinds lang de mogelijkheid zien om hun eigen toekomst uit te
stippelen en hun regio te ontwikkelen tot een stabiele en welvarende olie- en gasregio.15 In de
volgende delen van deze masterproef zal uitvoerig aangetoond worden hoe er op Europees en
Russisch vlak wordt omgegaan met de energieschaarste. Ook zal gekeken worden of er op de
verschillende niveaus reeds verdragen omtrent energie gesloten werden.
C) Internationale organisaties
44. Op internationaal vlak zijn er twee soorten organisaties die zich met energie bezighouden,
namelijk enerzijds de organisaties die zich enkel met het energievraagstuk bezighouden en
anderzijds organisaties die bijkomend energie behandelen. Onder de eerste soort kunnen het
Internationaal Energie Agentschap, het Energieforum en het Internationaal Hernieuwbare
Energie Agentschap ondergebracht worden. De tweede soort bestaat hoofdzakelijk uit de VN,
de O.V.S.E. en de NAVO. Kort zullen de NAVO en het I.E.A. toegelicht worden.
- Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
45. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie is een militaire alliantie van democratische
staten in Europa en Noord-Amerika.16 Ook op het vlak van de verzekering van
energievoorziening heeft de NAVO een belangrijke rol te vervullen, aangezien een
onderbreking in de energiestroom een zware impact kan hebben op de veiligheidsbelangen
van de lidstaten. Dit is noodzakelijk aangezien ook de NAVO-lidstaten in grote mate
afhankelijk zijn van energiebronnen die buiten het NAVO-grondgebied gelegen zijn. Dit
betekent uiteraard niet dat elke lidstaat over een minimale energievoorraad moet beschikken,
15 B. GÖKAY , “The background: history and political change” in B. GÖKAY (ed.), The politics of Caspian oil, New York, Palgrave Macmillan, 2001, p. 1-16 16 http://www.nato.int/cps/en/natolive/index.htm
25
maar de NAVO zou wel een plan kunnen opstellen voor het geval een crisis uitbreekt die de
normale energievoorziening verstoort. In dit geval zouden alle lidstaten op een efficiënte
wijze moeten kunnen geholpen worden, door gemakkelijk toegang te krijgen tot
reservegrondstoffen.
46. Daardoor verklaarden de NAVO-leiders zich in april 2008 akkoord over een
gecoördineerd initiatief om de risico’s in de energie-infrastructuur het hoofd te bieden en om
de waarborging van de energie-infrastructuur te promoten. Het wil dit doel bereiken door
middel van een drietal initiatieven. Ten eerste willen ze de voorziening veiligstellen door
maritieme ondersteuning te bieden aan transportroutes van energie. Ten tweede richten ze
workshops in omtrent de energiezekerheid en doen ze aan onderzoek in verband met de
energievoorziening naar de NAVO-lidstaten toe. Ten slotte werken ze intensief samen met
partnerlanden, omdat energiebelangen grensoverschrijdend moeten gewaarborgd worden.17
47. Een laatste punt hierbij dat onze aandacht verdient, hangt samen met het buitenlands
beleid van Rusland. De beslissing van de NAVO om sommige landen van Oost-Europa die
partij waren bij het Warschaupact het lidmaatschap van deze alliantie te geven, is uitgegroeid
tot één van de meest geladen kwesties in de relaties tussen Rusland en de Verenigde Staten
gedurende de jaren ’90.18 De NAVO wil verder richting Rusland uitbreiden, maar zowel de
Russische politiek als de publieke opinie zijn sterk gekant tegen deze uitbreiding.19
48. Op die manier is duidelijk gesteld dat Rusland niet van plan is toe te treden tot de NAVO.
Dit is een gevolg van de NAVO-operatie in Joegoslavië in 1999, waardoor de prille
toenaderingen tussen Rusland en de NAVO abrupt tot een einde kwamen. Langs Russische
zijde werd vanaf dit moment openlijk afstand genomen van de NAVO, wat uiteraard niet wil
zeggen dat Rusland geen belangrijke partner is van de NAVO. Sommigen, waaronder
Frankrijk en de Verenigde Staten, pleiten er zelfs voor geen verdere uitbreidingen te
aanvaarden, zonder consultatie van Rusland, omdat in het tegenovergestelde geval de relatie
met Rusland zou kunnen verzwakken.
17 http://www.nato.int/cps/en/natolive/topics_49208.htm?selectedLocale=en 18 R. H. DONALDSON and J. L. NOGEE, The foreign policy of Russia: changing systems, enduring interests, New York/London, M. E. Sharpe, 1998, p. 212-218 19 L. COOPER, Russia and the world: new state-of-play on the international stage, New York, St. Martin’s Press, 1999, p. 150-173
26
- Internationaal Energie Agentschap
49. Dit agentschap is een intergouvernementele organisatie, verbonden aan de O.V.S.E, die in
1973 opgericht is, met als hoofdtaak problemen te coördineren in geval er een tekort is aan
olie in de lidstaten. Deze lidstaten houden in vergelijking met NAVO-lidstaten een
strategische voorraad aardolieproducten aan. De laatste decennia heeft het agentschap er een
nieuwe taak bij gekregen, mede dankzij de alsmaar sneller evoluerende energiemarkt.
Hierdoor richt het zich nu niet meer alleen op oliecrisissen, maar ook bijvoorbeeld op
klimaatverandering, energiebronnen en dataverwerking. Tenslotte heeft het agentschap een
adviserende functie met betrekking tot het energiebeleid voor de lidstaten in hun inspanningen
om betaalbare, schone en betrouwbare energie voor hun burgers te waarborgen.20
50. De instrumenten die tot haar beschikking staan om haar taak naar behoren te kunnen
vervullen, zijn tweeërlei: enerzijds worden er binnen de organisatie permanente werkgroepen
opgericht, die bestaan uit verschillende energiedeskundigen, en anderzijds worden er
‘implementing agreements’ gesloten. Dit zijn instrumenten die internationale fora aanbieden
voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen lidstaten onderling en ook tussen
lidstaten en niet-leden inzake energietechnologieën.21
D) Internationale waarborging van energievoorziening
51. Zoals reeds gesteld is energievoorziening van vitaal belang voor de internationale
stabiliteit. NAVO lidstaten zijn grote energieconsumerende landen en zodoende in grote mate
afhankelijk van energie-invoer. Om een stabiele internationale energiestroom te verzekeren,
zullen een hele reeks uitdagingen tot een goed einde moeten gebracht worden.22 Gedacht kan
worden aan uitdagingen op economisch, politiek, militair en technisch vlak. Voorts moet er
gezorgd worden voor een globaal kader waarbinnen de natuurlijke rijkdommen verdeeld
worden onder de rechthebbenden, zodat de gewapende conflicten die het gevolg waren van de
machtstrijd om bepaalde energierijke gebieden, tot een einde kunnen komen. Dergelijke
conflicten komen de internationale stabiliteit en internationale energievoorziening uiteraard
niet ten goede.
20 http://www.iea.org/ 21 http://www.iea.org/ 22 W. DUNCAN WOOD, “Energy security and NATO strategic interests after 9/11: towards a NATO energy security support capability” in H. MCPHERSON, W. DUNCAN WOOD and D. M. ROBINSON (eds.), Emerging threats to energy security and stability, London, Springer, 2004, p. 277-300
27
52. Een recent voorbeeld illustreert dit. In januari 2009 draaide Rusland de gaskraan naar
Oekraïne en zo naar de rest van Europa dicht, omwille van een conflict tussen Oekraïne en
Rusland over de leveringsprijzen en over achterstallige betalingen. Sommige landen kwamen
hierdoor na een paar dagen zonder gas te zitten en de economische schade die daarvan het
gevolg was, was indrukwekkend. Dit voorbeeld is enkel bedoeld om aan te tonen dat energie
een belangrijke (de)stabiliserende factor kan zijn, die tot veel conflicten aanleiding kan geven.
53. Hier wordt evenwel niet dieper ingegaan op de energieafhankelijkheid en het
internationaal economisch beleid, aangezien deze niet tot het bestek van dit werkstuk behoren.
In de volgende delen wordt het Europees en het Russisch economisch en energiebeleid
onderzocht, evenals de Europese energieafhankelijkheid en initiatieven tot vermindering van
deze afhankelijkheid, door diversificatie en hernieuwbare energiebronnen.
28
Economisch beleid van de Europese Unie
A) Algemeen
54. Ook de Europese Unie is tot het besef gekomen dat de meeste energiebronnen eindig zijn
en verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde. Om die reden voelde de EU de
noodzaak van een geïntegreerd energie- en milieubeleid aan. Energie en milieu gaan immers
hand in hand, aangezien er in het energiebeleid niet enkel de huidige dimensie bestaat, maar
ook en vooral de toekomstige. Een al te onvoorzichtig gebruik van de natuurlijke rijkdommen
en een verwaarlozing van de hernieuwbare energiebronnen leggen immers een ernstige
hypotheek op het milieu van toekomstige generaties.
55. Om hieraan tegemoet te komen, wil de Europese Unie stappen nemen om over te
schakelen naar een koolstofarme economie. In december 2008 hebben de verschillende EU-
leiders een pakket maatregelen goedgekeurd dat er zou moeten voor zorgen dat de EU
enerzijds over een toereikende en betrouwbare energievoorziening beschikt en anderzijds
minder bijdraagt aan de opwarming van de planeet. Deze maatregelen werden genomen met
het doel de Europese Unie de wereldleider te maken op het gebied van CO2-arme technologie
en duurzame energie. Dit beleid kan gezien worden als een uitwerking van het voornemen van
de Europese Unie om tegen 2020 de uitstoot van broeikasgassen met 20 procent te
verminderen. Het wil dit doen door middel van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen
en een beperking van het energieverbruik. Eén van de positieve gevolgen die een dergelijk
beleid meebrengt, is het feit dat de EU minder afhankelijk wordt van energieproducerende
landen en de economie op zijn minst gedeeltelijk wordt beschermd tegen de gevolgen van
onzekere energielevering en schommelende energieprijzen.23
56. Een tweede pijler in het energiebeleid van de Europese Unie is de scheiding van de
productie en de levering van energiebronnen, waardoor de efficiëntie stijgt, de concurrentie
wordt aangewakkerd en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen wordt gestimuleerd.
Concurrentie tussen Europese energiebedrijven zou de prijs van energie op de Europese markt
moeten verlagen.24
57. Op het vlak van de Europese Unie kunnen een aantal grote energieproblemen worden
onderscheiden: de geleidelijke uitputting van de energiebronnen, de opwarming van het
23 http://ec.europa.eu/energy/index_en.htm 24 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/internal_energy_market/index_en.htm
29
klimaat, de uitdaging om een betrouwbare energievoorziening tegen haalbare prijzen te
waarborgen en de groeiende afhankelijkheid van de invoer van energiebronnen. De
tenuitvoerlegging van een zeer ambitieus Europees energiebeleid, dat elke vorm van
energiebron omvat, zowel fossiele, nucleaire als hernieuwbare energiebronnen, zal een
industriële revolutie tot gevolg hebben, waarbij de EU-economie wordt omgevormd tot een
energie-efficiënt radarwerk, dat haar basis vindt in concurrerende, continu leverbare en
duurzame energie. Deze problemen en de manier waarop de Europese Unie ermee omgaat,
zullen in de volgende delen grondig besproken worden.25
B) Energiebeleid
58. Bij de bespreking van het energiebeleid van de Europese Unie worden het juridisch kader
en de besluitvormingsprocedures zo veel als mogelijk weggelaten, omdat deze niet tot het
bestek van deze masterproef behoren. Onvermijdelijk zullen soms zeer kort een aantal
essentiële rechtsinstrumenten en instellingen aan bod komen.
59. Het energiebeleid van de EU neemt een aanvang met de oprichting van de Europese
Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) in 1952 en de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie (Euratom) in 1957. Sindsdien heeft het beleid zich verder ontwikkeld via de
volgende principes: doorgedreven liberalisering van de energiemarkt, waarborging van de
Europese energievoorziening en de ontwikkeling van hernieuwbare, duurzame
energiebronnen. Begin 2007 heeft de EU een volledig nieuw energiebeleid voorgesteld,
waarbij de nadruk ontegensprekelijk ligt bij een economie die op energievlak gedragen wordt
door de principes van continu leverbare, duurzame en concurrerende energie en van een laag
energieverbruik. Het meest geschikt geachte instrument is de gemeenschappelijke aanpak,
aangezien de energieproblemen gelijkelijk in alle lidstaten ongeveer dezelfde zijn.
60. De concrete ondersteuning van dit nieuwe beleid wordt gegeven door een drietal
instrumenten. Vooreerst kan de Europese Unie gebruik maken van marktgerichte
instrumenten, waaronder zowel heffingen en subsidies als de handel in CO2-emissierechten
kunnen gerekend worden. Ten tweede wenst de EU een ruime aandacht te besteden aan de
ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën, vooral ter ondersteuning van de energie-
efficiëntie en van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Ten slotte kunnen ook de
communautaire financiële instrumenten een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van
25 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/index_en.htm
30
de energiedoelstellingen van de EU.26 Het huidige Europese energiebeleid spitst zich op een
vijftal vlakken toe, namelijk de energie-efficiëntie van producten, gebouwen en diensten, de
continuïteit van de energievoorziening, de interne energiemarkt, de nucleaire energie en de
hernieuwbare energie.
- Energie-efficiëntie
61. Dit deelbeleid heeft betrekking op het terugdringen van het energiegebruik en het
voorkomen van verspillingen. Door deze twee zaken te bevorderen, verbetert de Europese
Unie in belangrijke mate het concurrentievermogen, de waarborging van de
energievoorziening en de ecologische perspectieven. Op het milieuvraagstuk wordt later
teruggekomen, zodat hier geen aandacht zal besteed worden aan de relatie tussen energie en
milieu. De Europese Unie heeft zichzelf in 2006 verbonden tot een enorme energiebesparing
van 20 procent op haar jaarlijks gebruik van primaire energie. Deze doelstelling moet ten
laatste in 2020 behaald worden.27 28
- Continuïteit van de energievoorziening
62. Om haar doelstellingen te bereiken, zal de Europese Unie met een aantal andere landen
moeten samenwerken. Het gaat dan zowel om ontwikkelde als onderontwikkelde landen,
waarbij het geen verschil uitmaakt of het land in kwestie al dan niet producent, doorvoerder of
consument is. Het is met andere woorden noodzakelijk dat een gemeenschappelijk standpunt
door de EU-lidstaten wordt ingenomen betreffende internationale energieproblemen- en
probleemgebieden. Om de continuïteit van de Europese energievoorziening te verwezenlijken,
zal de EU strategische partnerschappen moeten sluiten, rekening houdend met eventuele
energiecrisissen en met de grote afhankelijkheid van de EU op het vlak van energie-invoer.
63. De Europese Unie moet via het vergroten van het aantal energieleveranciers de Europese
energietoevoer verzekeren. Indien één leverancier bijgevolg om welke reden dan ook wegvalt,
dan heeft dit minder nefaste gevolgen voor de energiebevoorrading. Zo is de Europese Unie
vanaf 1990 begonnen met samenwerkingsverbanden met verschillende landen, in de hoop de
energievoorziening op een continue en betrouwbare wijze te kunnen laten verlopen.
26 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/internal_energy_market/index_en.htm 27Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions of 26 April 2000, Action Plan to improve energy efficiency in the European Community, COM (2000) 247, niet gepubliceerd in het Publicatieblad. 28 Communication from the Commission of 13 November 2008, Energy efficiency: delivering the 20% target, COM (2008) 772, niet gepubliceerd in het Publicatieblad.
31
Voorbeelden van individuele samenwerkingsverbanden zijn deze die gesloten werden met
landen als Brazilië, Noorwegen, Rusland en de Verenigde Staten.
64. Op dit vlak springt één specifiek instrument in het oog, met name het Energiehandvest,
dat onze aandacht verdient. Het Energiehandvest is een verdrag dat een internationaal kader
schept voor samenwerking tussen de Europese lidstaten en verschillende andere
industrielanden. Het doel van dergelijk handvest is het potentieel aan energiebronnen van
Centraal- en Oost-Europese landen tot ontwikkeling te brengen en daardoor de Europese
energievoorziening te garanderen. De belangrijkste bepalingen uit dit Energiehandvest
handelen over handel in energieproducten en grondstoffen, de energiedoorvoer, de energie-
efficiëntie, de bescherming van investeringen en de regeling van conflicten.29
65. Een laatste aandachtspunt bij de continuïteit van energievoorziening betreft de oprichting
van de Energieraad, waarin de Europese Unie en de Verenigde Staten in een
samenwerkingsverband vertegenwoordigd zijn, met het doel het Europese en Amerikaanse
energiebeleid op elkaar af te stemmen, zodat een gezamenlijk standpunt kan worden
ingenomen bij internationale energie-onderhandelingen.
- De interne energiemarkt
66. Dit deelgebied houdt verband met de gemeenschappelijke markt van goederen en
diensten, zoals die binnen de Europese Unie tot stand is gebracht. Een absolute noodzaak voor
de EU is een concurrerende interne energiemarkt op te bouwen. Onder de druk van Europese
regelgeving ter zake zijn verscheidene nationale monopolies op het vlak van de
energiedistributie vanaf de jaren ’90 volledig opengebroken en speelt in de meeste nationale
markten het principe van de volkomen concurrentie.30
67. Deze interne markt kan beschouwd worden als een strategisch energie-instrument,
aangezien hierdoor een tweetal essentiële zaken worden gerealiseerd, die teruggebracht
kunnen worden tot eenvoudige economische principes: enerzijds krijgt de Europese burger
een energievoorziening tegen redelijke prijzen, omdat hij de kans krijgt om bij verschillende
leveranciers energie aan te kopen, en anderzijds krijgen op die manier kleinere en
hoogtechnologische bedrijven toegang tot de energiemarkt. De EU wil met andere woorden
de energiemarkt openbreken, aangezien nu kan gesproken worden van een polypolie in plaats
29 http://www.encharter.org/ 30 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/internal_energy_market/index_en.htm
32
van een monopolie of oligopolie. Het einddoel moet de volkomen concurrentie tussen
verschillende leveranciers van energie zijn, zodat telkens vraag en aanbod op elkaar zullen
afgestemd zijn. Een te hoge prijs van één leverancier, doet enerzijds de vraag naar diens
producten afnemen en anderzijds zijn prijs verlagen tot een evenwichtsprijs. Theoretisch zou
iedereen die bereid is de evenwichtsprijs te betalen, tegen die prijs energie moeten kunnen
kopen.
68. Het tweede principe heeft betrekking op de klantenbehoeften, aangezien in het nieuwe
marktgerichte beleid een ruime keuze wordt gelaten aan de consument. Consumenten die een
sterke voorkeur voor hernieuwbare energie hebben, zullen aangetrokken worden door
bedrijven die dergelijke energie kunnen leveren, waardoor een apart marktsegment wordt
gevormd en nieuwe (kleinere) bedrijven de markt zullen kunnen betreden.
69. Vooraleer van een echte interne energiemarkt sprake kan zijn, zal allereerst werk moeten
worden gemaakt van een coherent en betrouwbaar Europees energienetwerk, en dus ook van
de infrastructuur ter zake. Enkel op die manier kan diversificatie van de energievoorziening
en bijgevolg ook de continuïteit worden gegarandeerd. Het Europees Agentschap voor
Samenwerking tussen Energieregelgevers (ACER), dat op 13 juli 2009 werd opgericht, kan
een hulpmiddel zijn om de bovenvermelde doelstelling te bereiken. Het heeft immers tot taak
de werkzaamheden van energieregelgevers in de verschillende EU-landen te coördineren. Een
tweede taak is de bevordering van de samenwerking binnen het Europees energienetwerk. Het
uiteindelijke doel van ACER is te zorgen voor een éénvormig Europees energiebeleid in de
verschillende EU-lidstaten.31
- Nucleaire energie
70. Kernenergie is een belangrijke component van de Europese energieproductie. De
nucleaire sector verschaft de Europese Unie een energiebron die gekenmerkt wordt door een
laag koolstofgehalte en relatief stabiele kosten. Deze twee kenmerken betekenen een enorm
voordeel in het licht van de zekerheid van energievoorziening en de bestrijding van de CO2-
uitstoot.
71. Reeds in 1957 werden door de oprichting van de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie (Euratom) de grondslagen gelegd voor het ontwikkelen van nucleaire energie
in Europa. Euratom had o.a. de volgende taken: samenwerking tot stand brengen op het vlak
31 http://www.europa-nu.nl/id/viasddoxokwf/europees_agentschap_voor_samenwerking
33
van onderzoek en het toezicht op het gebruik van de nucleaire materialen.32 Het door de
Europese Unie aangenomen beleid op dit vlak is toegespitst op het nucleair onderzoek en
technologie, de waarborging van de gezondheid van de personen die in deze sector werkzaam
zijn en de minimalisatie van het nucleair afval. Op het vlak van het onderzoek kan een
specifiek samenwerkingsverband worden vermeld, namelijk ITER, waarin naar de
toepassingen van kernfusies onderzoek wordt gedaan. Het is een samenwerkingsverband
tussen de EU, de Verenigde Staten, Rusland, Zuid-Korea, Japan en China. Met andere
woorden zijn alle grote marktpartijen in het samenwerkingsverband vertegenwoordigd.33 De
Europese Unie heeft onder meer tot taak controle uit te oefenen betreffende de veiligheid van
kerncentrales. Ook door het (veilig) gebruik van nucleaire energie probeert de Europese Unie
de energieafhankelijkheid in de toekomst terug te dringen.
72. Ook op het vlak van de nucleaire energie is een gemeenschappelijke aanpak het meest
efficiënte middel om een eenvormig beleid op dit vlak in de EU-lidstaten te waarborgen. Niet
iedereen is het daar evenwel mee eens. Sommigen menen dat de beslissing om kerncentrales
te bouwen een nationale beslissing is, die niet kan beïnvloed worden door een hoger niveau.
Mijns inziens is deze denkwijze verkeerd, aangezien de EU zonder de bouw van nieuwe
veilige kerncentrales nog langer afhankelijk zal blijven van energie uit andere landen. Er zijn
nog een aantal voordelen voor kernenergie aan te halen, die reeds hoger besproken werden,
zodat de voorkeur van de Europese Unie duidelijk ook moet uitgaan naar de bouw van nieuwe
milieuvriendelijke kerncentrales. Uiteraard moeten ook andere energiebronnen aangesproken
worden, om zo te komen tot een maximale diversificatie en minimale energieafhankelijkheid.
- Hernieuwbare energie
73. De Europese Unie ziet in hernieuwbare energie een essentieel alternatief voor de fossiele
energie, en wil dan ook sterk investeren in deze energievorm. Het onderstreept het
strategische belang, aangezien het op die manier minder afhankelijk wordt van de invoer van
energie. Tegen 2020 zou 20 procent van het jaarlijkse energieverbruik in de Europese Unie
moeten bestaan uit hernieuwbare energie. In 2005 bestond slechts 8,5 procent uit
hernieuwbare energie. Het wekt dan ook geen verwondering dat de EU wereldleider is
geworden in het ontwikkelen van deze vorm van energie. De EU wil voornamelijk in vier
sectoren een sterke vooruitgang boeken op het vlak van hernieuwbare energiebronnen,
32 http://ec.europa.eu/energy/nuclear/euratom/euratom_en.htm 33 http://www.iter.org/
34
namelijk in de sectoren elektriciteit, opwarming en afkoeling, biobrandstoffen en
windenergie. Om die energiebesparing te bewerkstelligen, werd de ‘European Renewable
Energy Council’ opgericht, die bestaat uit verschillende dochterafdelingen per sector. Zo
bestaat er op het vlak van de windenergie een ‘European Wind Energy Association’ en op het
vlak van de geothermische energie een ‘European Geothermal Energy Council’, waarin voor
hun specifieke sector onderzoek wordt verricht.34 35
- Nieuwe gemeenschap?
74. Op 5 mei 2010 werd een voorstel voor een nieuw Europees verdrag ingediend in de
Europese Commissie. Het verdrag voorziet in de oprichting van een Europese energie
gemeenschap, die onder andere de volgende componenten beheerst: oprichting van een
Europees energiefonds en de creatie van kopersgroepen voor energie. Deze gemeenschap zou
de Europese Unie een sterkere onderhandelingspositie moeten geven ten opzichte van
energieproducerende landen. Om een dergelijke gemeenschap op te richten zijn drie
scenario’s mogelijk. Ten eerste via de ondertekening van een nieuw Europees verdrag ter
zake. Ten tweede via het instrument van de gemeenschappelijke acties van EU-lidstaten. Ten
slotte kan er een aparte groep opgericht worden van alle lidstaten die op het energievlak
wensen samen te werken. Later kunnen zich dan lidstaten aansluiten bij die groep. Of het
voorstel aanvaard zal worden, is nog zeer de vraag en kan momenteel nog niet beantwoord
worden.
75. Dit gemeenschapsidee is niet het eerste initiatief op dit vlak. Reeds in 2006 werd door de
Raad van de Europese Unie een energiegemeenschap opgericht, waardoor een interne gas- en
elektriciteitsmarkt tot stand werd gebracht waarbij zowel de EU-lidstaten als 7 landen van de
Balkan36 werden verenigd. De energiegemeenschap heeft een aantal essentiële taken, waarvan
de tenuitvoerlegging verzekeren van een deel van de communautaire wetgeving één van de
belangrijkste is. Van een echte Europese energiegemeenschap kan uiteraard geen sprake zijn,
omdat er ten eerste enkel een gemeenschappelijke interne markt gecreëerd wordt en ten
tweede ook niet EU-landen lid zijn van de gemeenschap.
34 http://www.erec.org/facts-and-figures.html 35 http://www.euractiv.com/en/energy/eu-renewable-energy-policy/article-117536 36 In casu: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo.
35
C) Milieu en omgeving
76. Zoals reeds gesteld gaan milieu en energie hand in hand, aangezien de verschillende
energiebronnen al dan niet milieuvriendelijk zijn. Fossiele brandstoffen stoten bij verbruik
enorm veel broeikasgassen uit, terwijl nucleaire energie in se propere energie is, waarbij er
zeer weinig broeikasgassen vrijkomen. Deze uitstootproblematiek moet ook in rekening
gebracht worden, wanneer het energiebeleid van de Europese Unie wordt onderzocht,
aangezien problemen zoals milieuvervuiling en opwarming van de aarde een essentieel
bestanddeel vormen van een efficiënt energiebeleid, dat zorg draagt voor de belangen van
toekomstige generaties. Het uiteindelijke resultaat van het energiebeleid zou een koolstofarme
economie moeten zijn, waarbij de uitstoot tot nul wordt herleid.
77. Op de voordelen en nadelen van hernieuwbare energie, fossiele energie en nucleaire
energie wordt hier niet terug gekomen, maar toch kan gesteld worden dat op milieuvlak de
voorkeur zou moeten gaan naar de hernieuwbare en de nucleaire energiebronnen. De
Europese Unie investeert dan ook in grote mate in nieuwe technieken van hernieuwbare
energie en in de bouw van nieuwe kerncentrales. Nucleaire energie zal ook in de toekomst
noodzakelijk zijn, omdat ten eerste niet alle energieverbruik in de EU zal kunnen worden
opgevangen door duurzame energiebronnen en ten tweede diversificatie van energiebronnen
de continuïteit van energievoorziening ten goede komt.
78. Enkel het probleem van de klimaatverandering verdient in dit deel nog onze aandacht. In
2007 zijn de EU-regeringsleiders gestart met een ambitieus klimaatplan. Het doel van dit plan
bestaat uit twee componenten, die complementair zijn aan elkaar: enerzijds is het doel het
broeikaseffect tegen te gaan en anderzijds wordt gepoogd de energieafhankelijkheid van de
Europese Unie te verminderen. Tegen 2020 moet de uitstoot van broeikasgassen met 20
procent verminderd zijn. Om dit doel te bereiken werden tijdens de Europese Raad van
december 2008 een aantal maatregelen (het zogenaamde klimaatpakket) vastgelegd. Het
uiteindelijke doel van deze strenge maatregelen is de gemiddelde wereldwijde
temperatuurstijging tot minder dan 2°C te beperken. Deze temperatuurstijging komt overeen
met het niveau van voor de opbloei van de industrie.37 38
79. Alle lidstaten van de Europese Unie zijn eveneens verbonden door het Kyoto-protocol van
1997, dat de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen regelt. De reductiepercentages
37 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/renewable_energy/index_en.htm 38 http://www.energy.eu/#dependency
36
worden bepaald aan de hand van een aantal factoren, zoals economische kracht en huidige
uitstoot, zodat er sprake kan zijn van een rechtvaardige verdeling. De Europese Unie moet op
basis van de Kyoto-normen 8 procent minder uitstoten. Een belangrijke afwezige zijn de
Verenigde Staten, die het protocol wel ondertekend hebben, maar het tot op vandaag niet
geratificeerd hebben. De Europese Unie moet dus absoluut voldoen aan de Kyoto-normen om
internationaal te voldoen aan de milieuvereisten.39 De Europese Raad ging zelfs nog verder in
haar beloftes, door in 2009 op de Klimaattop in Kopenhagen te stellen dat ze de CO2-uitstoot
tot 30 procent wil verminderen, op voorwaarde dat andere grote industrielanden, in het
bijzonder de Verenigde Staten, dit voorbeeld volgen.40
80. Eén van de mechanismen om als land de normen te halen, is het emissiehandelssysteem
(ETS). Het werkt als volgt: elk land krijgt bepaalde uitstootrechten toegewezen en het teveel
aan uitstootrechten kan verkocht worden aan een land dat zijn limiet dreigt te overschrijden.
Op die manier kan het goedkoper worden voor een bepaald land om te investeren in
milieuvriendelijke projecten en technologieën.41
39 A. KORPPOO, J. KARAS and M. GRUBB (eds.), Russia and the Kyoto protocol: opportunities and challenges, London, The Royal Institute of International Affairs, 2006, p. 1-5 40 http://www.energy.eu/#dependency 41 http://www.iea.org/subjectqueries/keyresult.asp?KEYWORD_ID=4124
37
Energieafhankelijkheid van de Europese Unie
A) Algemeen
81. Olie- en gaswinningsgebieden zijn ongelijk verdeeld over de gehele wereld. De grootste
voorraden situeren zich in politiek of economisch onstabiele gebieden.42 De olie- en
gasvelden in de Noordzee zijn reeds over hun top heen, zodat de EU achterop hinkt wat
betreft de productie van fossiele energie.43 De Europese Unie bezit aldus niet de infrastructuur
en natuurlijke rijkdommen om volledig in haar eigen energiebehoefte te voorzien. Zo lag de
globale Europese consumptie van de verschillende soorten energiebronnen (1825.2 Mtoe)
veel hoger dan de Europese productie (815.1 Mtoe), waardoor de EU in dat jaar voor 1010.1
Mtoe aan energie moest invoeren, waardoor haar totale energieafhankelijkheid steeg naar 53,8
procent.44 Zoals blijkt uit grafiek 5.1 zal de totale Europese productie afnemen. Vooral de
olieproductie zal tegen 2030 bijna tot nul worden herleid, maar deze tendens is in alle fossiele
energiesectoren merkbaar.
Grafiek 5.1: De Europese energieproductie per sector (van 1990 tot 2030 in miljoenen
ton olie-equivalenten)
42 Te denken valt bv. aan Rusland, het Midden-Oosten en de regio rond de Kaspische Zee. 43Euractiv, Geopolitics of EU energy supply, 10 januari 2007, te raadplegen op http://www.euractiv.com/ en/energy/geopolitics-eu-energy-supply/article-142665 44 http://www.energy.eu/#dependency
38
82. De EU probeert wel een deel van de energiebehoefte op te vangen door te investeren in
nucleaire en alternatieve energie, maar wegens de snel stijgende Europese energievraag is het
noodzakelijk voor de Europese Unie om energie elders aan te kopen. Zo koopt de Europese
Unie ongeveer 33 procent van haar olievoorraad van Rusland en ongeveer 40 procent van het
gas in de Europese Unie is afkomstig van Rusland. Ten aanzien van de import van
Noorwegen bedragen de percentages respectievelijk 16 en 23 procent.45
83. Twee mogelijke transportroutes worden hierbij gebruikt om de olie en het gas tot in
Europa te vervoeren. Enerzijds wordt 20 procent van de Russische energie getransporteerd
naar Europa door Wit-Rusland. Anderzijds wordt de overige 80 procent vervoerd via de
voormalige Sovjetrepubliek Oekraïne. De bedrijven die de macht in handen hebben in deze
landen zijn Naftogaz, een machtig Oekraïens gasbedrijf en Gazprom, dat de Russische
gasgigant is dat voor 51 procent in handen is van de Russische overheid, zodat het gebruik
van de term overheidsbedrijf niet misplaatst is.
84. De gevolgen van dergelijke energiepolitiek kunnen catastrofaal worden, indien Oekraïne
bijvoorbeeld beslist de gaskraan dicht te draaien, wat begin 2009 het geval was. De gaskraan
naar Oekraïne werd door Poetin dicht gedraaid, zodat de mate van afhankelijkheid duidelijk
naar voren kwam. Sommige Europese lidstaten kregen te kampen met enorme tekorten, wat
mijns inziens duidelijk aantoont dat de afhankelijkheid van de grillen van Rusland een
gevaarlijk energiebeleid vormt. De afhankelijkheid van één of een paar leveranciers houdt
bepaalde gevaren en risico’s is, die hieronder zullen besproken worden. Mede daardoor is het
een noodzaak voor de Europese Unie een diversificatiebeleid te voeren, waarbij
gediversifieerd wordt op het vlak van het aantal leveranciers enerzijds en anderzijds op het
vlak van de gebruikte energiebronnen. Een optimaal Europees energiebeleid is een beleid dat
een evenwicht vindt tussen de verschillende energiebronnen en ze allemaal zo goed als
mogelijk exploiteert.
85. Momenteel is één sector nog ondervertegenwoordigd, namelijk die van de duurzame
energie. Het Europese Milieu Agentschap heeft berekeningen gemaakt in verband met de
subsidies die lidstaten geven aan de verschillende energiesectoren. Jaarlijks wordt door de
EU-lidstaten voor 23,9 miljard euro subsidies gegeven aan fossiele en nucleaire
technologieën, en slechts 5,3 miljard euro aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie.46
45 http://www.energy.eu/#dependency 46 http://www.eea.europa.eu/data-and-maps/indicators/en34-energy-subsidies-1
39
Daarnaast moeten de schadelijke gevolgen die voortvloeien uit de Europese afhankelijkheid
geminimaliseerd worden door contracten aan te gaan met veel verschillende leveranciers,
zodat het wegvallen van één leverancier geen nefaste invloed heeft op de energievoorraad
binnen de Europese Unie.
86. Het is een vaststaand feit dat het energieverbruik de komende jaren steeds verder zal
stijgen, zodat de niet-producerende landen zich genoodzaakt zullen voelen om ofwel steeds
meer energie aan te kopen, ofwel zelf meer energie te produceren in de vorm van nucleaire of
hernieuwbare energie. Het IEA verwacht voor Europa een enorme stijging van het
energieverbruik: van 1456 miljoen ton olie-equivalenten in 2000 tot 1811 miljoen ton olie-
equivalenten in 2030 (grafiek 5.2). Nog volgens schattingen van het IEA zal het aandeel van
steenkool en olie in het totale energieverbruik dalen, evenals dat van kernenergie. De
bijdragen van gas en hernieuwbare bronnen aan de totale energiebehoefte zullen evenwel in
2030 enorm gestegen zijn, respectievelijk naar 34 procent en naar 9 procent.47
Grafiek 5.2: De globale energievraag voor de toekomst (in 2007 in miljoenen ton olie-
equivalenten)
Bron: Internationaal Energie Agentschap
47 H. GORDIJN, F. VERWEST en A. VAN HOORN, Energie is ruimte, Den Haag, NAi Uitgevers, 2003, p. 68-69
40
87. Achtereenvolgens zullen de belangrijkste energieleveranciers aan de Europese Unie
besproken worden. Het gaat in de eerste plaats om de leveranciers buiten de EU zelf, namelijk
Rusland, het Midden-Oosten, Algerije en Noorwegen. De leveranties kunnen opgesplitst
worden in een aantal deelgebieden, waarbij telkens andere leveranciers worden
onderscheiden. Vervolgens zal één EU-land in het bijzonder worden besproken dat grote
gasvoorraden op zijn grondgebied heeft, namelijk Nederland. Aangezien Rusland evenwel
een speciale rol toebedeeld krijgt in deze masterproef, zal een apart deel aan dit land geweid
worden. In het volgende hoofdstuk zullen tenslotte de Europese alternatieven worden
besproken die tot een kleinere energieafhankelijkheid zouden moeten leiden.
B) Leveranciers
88. De Europese Unie is één van de grootste energie-importeurs van de wereld en aldus een
zeer grote marktpartij op de internationale energiemarkt. Voor Europa is de fysieke afstand tot
de grootste wingebieden immers zeer groot, maar ook en vooral op strategisch vlak is Europa
zeer zwak gepositioneerd en ook op politiek vlak blijft de Europese Unie een dwerg,
aangezien het buitenlands beleid vooral wordt bepaald door de lidstaten van de EU.
Aangezien de energieafhankelijkheid van de EU nog verder zal stijgen in de toekomst, is de
EU gestart met de integratie van energieaspecten in de relaties met derde landen.48 Hieronder
zullen de belangrijkste relaties met derde landen en sleutelregio’s besproken worden. De
energieafhankelijkheid wordt in het volgende deel besproken. Vooreerst zal de
afhankelijkheid van de EU wat betreft de verschillende soorten fossiele brandstoffen in kaart
worden gebracht:
• Wat de olie betreft is de EU voor 45 procent afhankelijk van olie uit het Midden-
Oosten. De belangrijkste handelspartner van de EU op dit vlak is de ‘Organisatie van
Olie-exporterende Landen’ of OPEC. 82 procent van alle oliereserves is gesitueerd in
de OPEC-landen, Rusland en Mexico.49 Zonder ingrijpen zal tegen 2030 90 procent
van de olie in de Europese Unie bestaan uit ingevoerde olie.
• Op het vlak van de gasimport is 40 procent afkomstig van Rusland, 30 procent van
Algerije en 23 procent van Noorwegen. Andere productielanden zijn Nigeria en
48 Euractiv, Geopolitics of EU energy supply, 10 januari 2007, te raadplegen op http://www.euractiv.com/en/energy/geopolitics-eu-energy-supply/article-142665 49 J.-M. CHEVALIER, Security of energy supply for the European Union, International Journal of European Sustainable Energy Market, 26 September 2005, p. 6-8 te raadplegen op http://www.dauphine.fr/ cgemp/Publications/Articles/Chevalier%20SECURITY%20OF%20ENERGY%20SUPPLY.pdf
41
Libië.50 Tegen 2030 zal de afhankelijkheid van Russisch gas van de Europese Unie
gestegen zijn tot 60 procent indien de EU geen alternatieven vindt.51
• Ook op het vlak van de kolen als fossiele brandstof, zal de afhankelijkheid van de EU
oplopen tot 66 procent. Landen met de grootste steenkoolreserves zijn de Verenigde
Staten (30 procent), Rusland (19 procent), China (14 procent) en Australië (9
procent).52
- Afhankelijkheid van olie
89. De ‘oil shocks’ van de jaren ’70 waren perioden waarin de prijzen van olie enorm
schommelden. Zij brachten reeds aan het licht dat de Europese Unie zeer kwetsbaar is voor
unilaterale prijsschommelingen doorgevoerd door de olieproducerende landen.53 Deze ‘oil
shocks’ hebben de aandacht gevestigd op de internationale energievraag en
energievoorziening, alsook kwam de rol die Europa zou moeten spelen op de oliemarkten
duidelijk naar voren. De vraag kan gesteld worden of de wereldoliemarkt gekenmerkt wordt
door competitiviteit of dat er enkel sprake kan zijn van natuurlijke monopolies. Er zijn in het
verleden absoluut perioden geweest van intense concurrentie in de olievoorziening, maar
desondanks werden de ‘oil shocks’ veroorzaakt doordat de olieprijzen dankzij de
monopoliemacht van enkele landen kunstmatig hoog werden gehouden. Algemeen kan
gesteld worden dat op lange termijn de oliemarkt competitief is, maar dat soms uitschieters in
de vorm van monopolies voorkomen.54
90. Er zijn een aantal verschillende zaken die op het vlak van de rol van de Europese Unie op
de wereldenergiemarkten van belang zijn. De belangrijkste op het vlak van de
olieafhankelijkheid is om te verstaan welke omstandigheden de OPEC toelieten de olieprijzen
te doen stijgen en daarna deze hoge prijzen aan te houden. Deze omstandigheden kunnen door
twee zaken verklaard worden: enerzijds factoren die het gedrag van de OPEC beïnvloeden,
50 J.-M. CHEVALIER, Security of energy supply for the European Union, International Journal of European Sustainable Energy Market, 26 September 2005, p. 9-10, te raadplegen op http://www.dauphine.fr/ cgemp/Publications/Articles/Chevalier%20SECURITY%20OF%20ENERGY%20SUPPLY.pdf 51 http://www.energy.eu/#dependency 52 Euractiv, Geopolitics of EU energy supply, 10 januari 2007, te raadplegen op http://www.euractiv.com/en/energy/geopolitics-eu-energy-supply/article-142665 53 T. G. WEYMAN-JONES, Energy in Europe: issues and policies, London/New York, Methuen, 1986, p. 24-52 54 T. G. WEYMAN-JONES, Energy in Europe: issues and policies, London/New York, Methuen, 1986, 53-78
42
maar anderzijds ook de factoren die ervoor gezorgd hebben dat de Europese Unie zo
kwetsbaar was voor deze ‘oil shocks’.55
91. De belangrijkste olieproducerende landen zijn aangesloten bij de OPEC, met uitzondering
van Rusland en Mexico. De OPEC is in feite een samenwerkingsverband tussen 12 landen die
allen olie uitvoeren. In plaats van allen afzonderlijk te onderhandelen over prijs,
hoeveelheid,… vormen ze een soort oliekartel dat autonoom de olieprijs kan bepalen, door het
aanpassen van het aanbod van olie. Volgens schattingen van de OPEC zelf bezitten de landen
die aangesloten zijn bij dit kartel 75 procent van de bewezen aardoliereserve op aarde.56 57
- Afhankelijkheid van gas
92. De Europese Unie is op dit vlak vooral afhankelijk van de landen Rusland, Algerije,
Noorwegen en Nederland. Kaart 5.3 geeft een overzicht van de grootste gasproducerende
landen samen met de hoeveelheden.
Kaart 5.3: Globale aardgasproductie (in 2008 in biljoen cubic feet per dag)
Bron: BP Statistical Review of World Energy 2009
55 T. G. WEYMAN-JONES, Energy in Europe: issues and policies, London/New York, Methuen, 1986, p. 53-78 56 T. DAINTITH and L. HANCHER, Energy strategy in Europe: the legal framework, Berlin/New York, Walter de Gruyter, 1986, p. 33-36 57 http://www.opec.org/opec_web/en/
43
93. Wat de gas- en olieproductie van Algerije betreft, kan gesteld worden dat de export van dit
land daar volledig rond pgebouwd is. 98 procent van de totale export bestaat uit gas- en
olieproducten. Een logisch gevolg hiervan is dat de Algerijnse economie enorm gevoelig is
voor schommelingen in de olie- en gasprijzen. Van de totale gasinvoer naar de Europese Unie
is 25 procent afkomstig van Algerije. De productie van gas zal de komende jaren nog
gevoelig stijgen als gevolg van het gebruik van nieuwe gasvelden, de aanleg van nieuwe
pijpleidingen en de ontwikkeling van nieuwe LNG-centrales. Algerije is na Indonesië de
grootste exporteur van LNG ter wereld. Net zoals het geval is in Rusland, wordt de olie- en
gassector in Algerije vooral gedomineerd door de staat. Alle belangrijke energiebedrijven zijn
daar staatsbedrijven, waarvan het belangrijkste Sonatrach is.58
94. Ook Noorwegen speelt een belangrijke rol in de waarborging van de internationale
energievoorziening. Het is na Rusland en het Midden-Oosten het derde grootste olie-
exporterend land ter wereld. Ook in Noorwegen is het grootste oliebedrijf Statoil in handen
van de overheid, die er door de hoge inkomsten voor gezorgd heeft dat Noorwegen een
buitengewoon rijk land is geworden. De Europese Unie hangt voor 23 procent van het totale
gasverbruik af van het Noorse gas. Noorwegen behoort dan ook tot de wereldtop van
gasexporterende landen. Ook in Noorwegen is de economie grotendeels gebaseerd op de olie-
en gasproductie, aangezien ongeveer de helft van de jaarlijkse Noorse omzet behaald werd uit
de verkoop van fossiele brandstoffen.59 Volgens schattingen zal de Europese
energieafhankelijkheid van Noors aardgas in de toekomst enkel stijgen, aangezien dit land in
2015 55 procent meer aardgas wil leveren aan Europa. Op die manier wordt tenminste de
afhankelijkheid van Russisch gas verminderd.
95. Afsluitend wordt kort aandacht besteed aan een land binnen de Europese Unie, namelijk
Nederland. Er kan gesteld worden dat dit land in het bezit is van één van de grootste
aardgasvelden, namelijk het aardgasveld in Slochteren. Nederland is de grootste producent
van aardgas van de Europese Unie en haar doel is om uit te groeien tot gasknooppunt van
Noord-West-Europa. De Nederlandse overheid wil dit realiseren met het oog op de
waarborging van de energievoorziening, de versterking van de concurrentiepositie en de
levering van een belangrijke bijdrage aan de continuïteit van de Europese gasvoorziening.
58 A. A ÏSSAOUI, “Algerian gas: Sonatrach’s policies and the options ahead” in R. MABRO and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 33-92 59 U. BARTSCH, “Norwegian gas: the struggle between government control ald market developments” in R.
MABRO and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 201-254
44
96. Ook Nederland kan een essentiële factor zijn in de vermindering van de
energieafhankelijkheid van de Europese Unie, om op die manier de internationale
onderhandelingspositie van de EU te versterken. Verwacht wordt evenwel dat de gasvoorraad
in Nederland uitgeput zal zijn tegen 2026. Een deel van de Nederlandse welvaart is, net als in
de andere producerende landen, afkomstig uit inkomsten van de verkoop van grote
hoeveelheden aardgas aan het buitenland.60
97. Na de verschillende producerende landen, met uitzondering van Rusland uiteraard, te
hebben besproken, kan de nood aan een coherent gasbeleid voor de toekomst voor de
Europese Unie aangevoeld worden. Wat vaststaat, is dat Europa zal geconfronteerd worden
met een alsmaar stijgende competitiviteit in het economisch klimaat. Daardoor zal het
noodzakelijk zijn dat de liberaliseringtendens zich voortzet in alle markten, om ervoor te
zorgen dat de industriekosten kunnen verlaagd worden.
98. De internationale gasindustrie zal evenwel te maken krijgen met een aantal veranderingen
in de toekomst. Vooreerst zal gas een alsmaar groter belang krijgen in de energiemix, mede
omwille van haar milieuvriendelijkheid. De gasmarkt zal verder geliberaliseerd worden, maar
hierbij moet wel opgemerkt worden dat er geen dwingende verplichting bestaat voor de
verschillende lidstaten om hun markten te liberaliseren. De instrumenten die door de EU
gebruikt worden zijn richtlijnen, die aanbevelingen bevatten aan de lidstaten. De EU houdt
vast aan het principe van ‘groepsdruk’ om de lidstaten te bewegen het beleid uit de richtlijnen
om te zetten en toe te passen. Een gevolg van de liberalisering is dat het consumentengedrag
zal veranderen. Klanten zullen via de liberalisering de leveranciers zoeken die voor hen het
voordeligst gas zullen kunnen leveren. Ook zullen de bedrijven hun krachten bij de aankoop
van gas bundelen, om zo een sterkere onderhandelingspositie te bekomen. Een ander gevolg
van de liberalisering is dat er naast de bestaande gasleveranciers, nieuwe spelers de markt
zullen betreden.
99. Ook de factoren die verband houden met de gasmarkt en die niet met precisie kunnen
worden bepaald, zullen aan verandering onderhevig zijn. Het gaat dan om de gasprijzen, de
contracttermijnen en de gasbeschikbaarheid. Vroeger werden de gasprijzen gelinkt aan de
olieprijzen, maar na de liberalisering zullen de prijzen losgekoppeld worden. Ook de
contracttermijnen zijn van essentieel belang bij de liberalisering. Zo zijn de meeste
60 M. PEEBLES, “Dutch gas: its role in the Western European gas market” in R. MABRO and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 93-134
45
gascontracten van lange termijn, maar zullen ze niet allen volledig kunnen worden uitgevoerd,
omwille van de liberalisering.61 Zoals voldoende aangetoond, staat de Europese Unie op het
vlak van het gasbeleid voor een groot aantal uitdagingen, die allen tot een goed einde moeten
gebracht worden, wil de Europese Unie haar gasvoorziening ook in de toekomst veilig stellen.
- Afhankelijkheid van kolen
100. De Europese kolen- en staalindustrie kreeg in 1951 een wettelijk kader door de
oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Het was een
samenwerkingsverband tussen 6 lidstaten dat moest zorgen voor de waarborging van een
ononderbroken kolen- en staalvoorziening voor de heropbouw van Europa na WO II. De
organisatie hield na 50 jaar evenwel op te bestaan en kan beschouwd worden als de voorloper
van de huidige Europese Unie. Vroeger waren er veel EU-lidstaten die een eigen
kolenproductie hadden, waaronder ook België, maar heden ten dage zijn vele kolenmijnen
uitgeput, zodat de productie fel verminderd is (zoals ook kan afgeleid worden uit grafiek 4.1).
101. Maar kolen zullen in de Europese Unie een belangrijke energiebron blijven en hun
belang zal enkel maar stijgen, omdat het enorm veel voordelen heeft. Bijvoorbeeld kan
gedacht worden aan het feit dat kolen goedkoper zijn dan gas of olie, dat de wereldwijde
reserve op productieratio groter is voor kolen dan voor olie of gas en dat de geopolitieke
spreiding van de kolenmijnen verschillend is van die van andere fossiele brandstoffen. Een
logisch gevolg van enerzijds de grote kolenconsumptie en anderzijds de dalende
kolenproductie in de Europese Unie, is dat de afhankelijkheid van kolen steeds zal toenemen.
De grootste internationale kolenleveranciers zijn Australië, Indonesië, Zuid-Afrika, Colombia,
China en wederom Rusland.
102. Concluderend kan gesteld worden dat de veronderstellingen die gemaakt werden ten
aanzien van kolen, in de toekomst zullen moeten worden bijgesteld om tegemoet te komen
aan de realiteit. Zo zullen kolen in de toekomst nog steeds een overvloedige energiebron
vormen, als er steeds blijft gewerkt worden aan de vergroting van de voorraden. Kolen waren
geografisch verspreid, maar zijn momenteel gecentraliseerd in een kleiner aantal landen.
Kolen waren één van de goedkoopste energiebronnen, maar door de schaarste zullen de
prijzen gestaag beginnen toenemen. Hiermee samenhangend kan gesteld worden dat kolen
vroeger betaalbaar waren, maar dat dit enkel zo kan blijven, indien de productiekosten in de
61 I. WYBREW-BOND, “What does the future hold for the European gas business?” in R. MABRO and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 255-274
46
hand kunnen worden gehouden. Ten slotte waren kolen een betrouwbare energiebron, en
kunnen ze deze status behouden, als de koolvoorraden gediversifieerd zijn.62 In grafiek 5.4
wordt een overzicht gegeven van de globale kolenreserves, waarbij duidelijk naar voren komt
dat ook de Verenigde Staten op dit vlak een enorm rijk land zijn en dat er grote voorraden
kolen gesitueerd zijn.
Grafiek 5.4: 8 landen met de grootste steenkoolvoorraad (eind 2007 in biljoenen ton)
C) Rusland
103. Zoals reeds duidelijk naar voren gekomen is in het vorige deel van de masterproef is de
Europese Unie voor vele energiebronnen afhankelijk van een groot aantal producerende
landen. De grootste energieleverancier aan de Europese Unie is ongetwijfeld Rusland, dat
zowel olie, aardgas als kolen produceert en exporteert. Hieronder worden de verschillende
componenten belicht, om af te sluiten met de gevaren en risico’s die een dergelijke
afhankelijkheid met zich brengen.
62 B. KAVALOV , “The future of coal” in A. GEORGAKAKI, B. KAVALOV en S. D. PETEVES (eds.), Prospects for coal supply and demand in the medium and longer term: summary of the expert workshop, JRC Institute for energy, 31 mei 2007
47
- Afhankelijkheid van olie
104. Sinds het einde van de 19e eeuw wordt er reeds olie vervoerd van Azerbeidzjan naar
Rusland. Dankzij de Siberische olievelden en Azerbeidzjan was de voormalige Sovjet-Unie
gedurende ettelijke jaren de grootste olieproducent ter wereld. Momenteel is de productie
teruggezakt naar ongeveer 8,8 procent van de totale wereldproductie met in 2007 een
productie van 490 miljoen ton olie-equivalenten.63 64 Mede door de inefficiëntie van de
staatsbedrijven, waarvan de belangrijkste Lukoil is, is de productie vanaf 1987 sterk gedaald.
Een andere verklaring hiervoor zijn de miljoenen tonnen olie die jaarlijks wegstromen via
verroeste oliepijpleidingen.
105. Ongeveer de helft van de ingevoerde olie in de Europese Unie is Russische olie, maar of
de Europese Unie ook in de toekomst kan rekenen op de gasleveranties van Rusland is
absoluut geen zekerheid, aangezien de sterk opkomende economie van China begint te lonken
naar de Russische energiebronnen. Een omgekeerde situatie kan het gevolg zijn: het zal
namelijk niet Rusland zijn dat een concurrentieslag zal moeten aangaan met andere
olieleveranciers met als inzet de Europese afzetmarkt, maar Europa zelf dat een strijd zal
moeten leveren tegen andere olieafnemers voor de Russische olie. De energiebehoefte van de
Chinese bevolking zal voor Europa en ook voor de rest van de wereld aanleiding geven tot
enorme schaarsteproblemen.
106. Toch moet de Europese Unie zich niet al te veel zorgen maken, aangezien Rusland en
Europa elkaar op energiegebied evenzeer nodig hebben. Rusland zoekt immers een stabiele
afzetmarkt en Europa een betrouwbare leverancier. Mede door het feit dat Rusland en Europa
wat energie betreft tot elkaar zijn veroordeeld, moet er werk gemaakt worden van de
oprichting van een gemeenschappelijke Russisch-Europese energiemarkt. Maar deze markt
zal er niet zo gauw komen, aangezien er nog een te grote politieke en economische kloof
bestaat tussen beide entiteiten. Politiek gezien is Rusland een reus tegenover het dwergje
Europa en economisch gezien is de situatie volledig omgekeerd. Een stap in de goede richting
kwam er door de Europese toestemming tot de toetreding van Rusland tot de
Wereldhandelsorganisatie.
107. De vraag naar olieafhankelijkheid van de Europese Unie zou door de oprichting van een
dergelijke markt opnieuw ten volle spelen. In het andere geval, namelijk indien Europa strijd
63 http://www.energy.eu/#dependency 64 http://www.iea.org/stats/balancetable.asp?COUNTRY_CODE=RU
48
moet leveren om Russisch olie, kan er van afhankelijkheid geen sprake zijn en moet de
Europese Unie blij zijn met hetgeen het eventueel qua olie zou mogen aankopen van Rusland.
108. Een ander element dat verband houdt met de Europese olieafhankelijkheid is de vraag of
het mogelijk is om Rusland te gebruiken als tegengewicht voor de OPEC. Op die manier zou
de Europese Unie de twee oliegrootmachten kunnen uitspelen tegen elkaar om zo een betere
onderhandelingspositie te verkrijgen wanneer over hoeveelheden en prijzen moet worden
onderhandeld. De kans op slagen lijkt mijns inziens beperkt, aangezien Rusland zeer
onvoorspelbaar is als economische bondgenoot. Er zal voorlopig moeten afgewacht worden
om te kunnen vaststellen hoe Rusland zich op energiegebied gedraagt en of Rusland
inderdaad als tegengewicht kan worden gebruikt.65
- Afhankelijkheid van gas
109. De Europese gasafhankelijkheid van Rusland kan in grote lijnen teruggebracht worden
naar de gasafhankelijkheid van Gazprom, het Russische overheidsbedrijf dat zo goed als de
gehele productie en export van Russisch gas voor haar rekening neemt. Het is het grootste
bedrijf van Rusland, alsook het grootste bedrijf dat aardgas produceert ter wereld. Vele landen
in Europa, zowel EU-lidstaten als de ex-Sovjetstaten zijn consumenten van Gazprom. Het
gasbedrijf heeft in haar verleden gekampt met een aantal structurele problemen. Zo kunnen
bijvoorbeeld het corrupte management en de verouderde pijpleidingsystemen aangehaald
worden.66
110. Deze alinea is gewijd aan de handelsstrategie, die Gazprom toepast ten aanzien van haar
consumenten. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen de strategie ten aanzien
van de voormalige Sovjet-deelrepublieken en de landen van de Europese Unie. Het is
noodzakelijk aandacht te besteden aan de relaties tussen Gazprom en de ex-Sovjetstaten
omdat zowel voor Gazprom zelf als voor haar Europese consumenten geen continuïteit van
voorziening en verdere uitbreiding van de handel in aardgas kan bereikt worden, indien
Rusland geen stabiele relaties onderhoudt met haar voormalige republieken.
65 G. HANCOCK, “Background papers on the world energy market: Central Asia and the Caspian basin” in H.
MCPHERSON, W. DUNCAN WOOD and D. M. ROBINSON (eds.), Emerging threats to energy security and stability, London, Springer, 2004, p. 269-276 66 J. P. STERN, “Sovjet and Russian gas: the origins and evolution of Gazprom’s export strategy” in R. MABRO
and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 135-194
49
111. Wat de ex-Sovjetstaten betreft kunnen er twee soorten problemen worden onderscheiden:
enerzijds de wanbetaling van importlanden die een belangrijke doorvoerfunctie hebben, zodat
de gaskraan naar deze landen niet a priori kan worden dicht gedraaid67, en anderzijds de
verzuchtingen van Centraal-Aziatische verkopende landen om aardgas te verkopen aan
Europese consumenten, gebruik makende van de pijpleidingen van Gazprom, terwijl ze
weigerden te leveren aan ex-Sovjetstaten die hun gasrekeningen niet betalen68.
112. Gazprom probeerde het eerste probleem op te lossen door een groot aandeel te nemen in
de gasindustrieën van deze landen. Daarmee werd het probleem van wanbetaling evenwel
niet opgelost, maar het liet Gazprom toe een beter overzicht en controle van de gasstromen te
verwerven.
113. Om het tweede probleem het hoofd te bieden, begon Gazprom Turkmeens, Kazachs en
Oezbeeks gas te gebruiken om aan de gasvraag van ex-Sovjetstaten te voldoen met als doel de
last van de wanbetaling op te vangen en de kosten te reduceren die zouden ontstaan zijn door
de ontwikkeling van Siberische olievoorraden te versnellen. In ruil voor dit gas, gaf Gazprom
aan die Centraal-Aziatische landen het recht om een bepaalde hoeveelheid gas te vervoeren
door haar pijpleidingnetwerk naar Europa. Ook deze landen moesten volgens Gazprom delen
in de wanbetaling van de voormalige Sovjetrepublieken. In tijden van lage vraag naar gas en
aldus een gasoverschot, ging Gazprom zelfs nog verder door er voor te zorgen dat geen
Centraal-Aziatisch gas meer vervoerd kon worden naar Europa, om haar gasleveringen veilig
te stellen en om de concurrentie op de Europese gasmarkten uit te sluiten.69
114. Tot zover de strategie van Gazprom ten aanzien van sommige voormalige
Sovjetrepublieken. Hier komt de strategie ten aanzien van de lidstaten van de Europese Unie
aan bod. De geloofwaardigheid van Gazprom als een betrouwbare leverancier is afhankelijk
van een combinatie van factoren: zowel het succesvol in stand houden van de relatie met
Oekraïne als de creatie van alternatieve exportmogelijkheden naar Europese markten.
Gazprom wil een diversificatie van transportroutes, waarbij Oekraïne wordt vermeden. Zo
zijn er drie mogelijke transportroutes door Gazprom uitgewerkt:
1) Voor Noord-Europa de Yamal pijpleiding die door Wit-Rusland en Polen loopt.
67 Te denken valt aan Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië 68 In casu Turkmenistan en Kazachstan 69 J. P. STERN, “Sovjet and Russian gas: the origins and evolution of Gazprom’s export strategy” in R. MABRO
and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 135-194
50
2) Voor het hoge noorden van Europa de ‘North Transgas’ of ‘Nordic Gas Grid’
pijpleiding die door Finland, Zweden en de Baltische Zee loopt.
3) Voor de gasvoorziening in Zuid-Europa via de Zwarte Zee naar Turkije. Voor dit
laatste alternatief traden er moeilijkheden op met de gasdoorvoer door Bulgarije, waar
Gazprom zich geconfronteerd zag met de combinatie van politieke instabiliteit en een
sterk verhoogde politieke gevoeligheid voor transportpijpleidingen die in Russische
handen waren.
115. Behalve deze diversificatie van transportroutes, heeft Gazprom zowel investeringen
gedaan als contractuele relaties afgesloten, die de energievoorziening waarborgen en op die
manier haar consumenten vertrouwen geven dat Gazprom kan rekenen op bijkomende
voorzieningen, in het geval van een energieverstoring.
116. Vanaf 1999 had Gazprom slechts beperkte fondsen tot haar beschikking en waren de
economische vooruitzichten zeer sober, zodat in de toekomst de nadruk van Gazprom’s
investeringsprogramma ten aanzien van Europa vooral op de volgende vijf doelen zal liggen:
de exploratie en productie in nieuwe gasvelden, de modernisering van het materiaal aan de
bestaande gasvelden en een vernieuwing van het transmissiesysteem. De laatste twee doelen
zijn momenteel reeds afgewerkt. Het ging in casu om de constructie van de Yamal-Europa
pijpleiding en de ‘Blue Stream’ pijpleiding naar Turkije.70
117. De toekomst van Gazprom als bedrijf kan naar aanleiding van de grote politieke
veranderingen in Rusland twee richtingen uitgaan en hangt af van de macro-economische
structuur van Rusland. Enerzijds kan het bedrijf een marktgerichte benadering volgen en
zullen als gevolg daarvan naar alle waarschijnlijkheid verticaal geïntegreerde organisaties
zoals Gazprom moeten doorbroken worden. Er zal concurrentie op de binnenlandse markt
komen tussen verschillende Russische gasproducenten. Maar de opsplitsing van Gazprom zal
ook voor onzekerheid zorgen voor de Europese Unie, aangezien men niet kan weten wie de
resterende houders zijn van de Russische langetermijncontracten die zorgen voor meer dan
een kwart van de Europese gasvraag.
118. Anderzijds kan ook besloten worden om op korte termijn het gecentraliseerd
management voort te zetten en in dat geval zal de inkomstenstroom van Gazprom een
70 J. P. STERN, “Sovjet and Russian gas: the origins and evolution of Gazprom’s export strategy” in R. MABRO
and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 135-194
51
essentieel onderdeel blijven van het Russisch BNP. Een gevolg hiervan is dat de verticale
structuur naar alle waarschijnlijkheid niet zal doorbroken worden, als daardoor deze
inkomstenstroom in gevaar wordt gebracht. Op langere termijn zullen ook onder het
gecentraliseerd management marktmechanismen in werking treden en zal ook Gazprom,
uiteraard later dan in een marktgerichte economie, geconfronteerd worden met druk om op te
splitsen. De manier waarop Rusland en Gazprom met deze vraag omgaan, zal bepalend zijn
voor de nabije toekomst van het land, namelijk of Rusland al dan niet een dominante
gasleverancier aan Europa blijft. Andere gasleveranciers zullen evenwel Rusland niet volledig
kunnen vervangen, maar ze zullen toch proberen om de zwaktes en onzekerheden van
Rusland uit te buiten om zelf meer te kunnen uitvoeren naar de lidstaten van de Europese
Unie.71
- Afhankelijkheid van kolen
119. Rusland is niet alleen één van de grootste exportlanden van olie en gas, maar ook van
kolen en uranium. Het is één van de drie landen van de voormalige Sovjet-Unie72 die grote
koolreserves op haar grondgebied kan exploreren Naar schatting zijn er 6 triljoen ton
kolenreserves in Rusland aanwezig.73 Het is met 11 procent van de globale koolproductie de
derde grootste koolexporteur van de wereld, net na Australië en Indonesië. Voorafgaand aan
2009 was de Russische export vooral op de EU gericht, namelijk 73,4 procent van de export
ging naar lidstaten van de Europese Unie. Maar na de ineenstorting van de koolmarkt in
Europa in 2009, werd de Westers gerichte transportroute van Russische kolen veel minder
aantrekkelijk en begonnen verscheidene Russische kolenproducenten hun aanbod te richten
op de landen in Azië en rond de Stille Oceaan.74
120. Net zoals het geval was bij de olieafhankelijkheid, is het mogelijk dat er door de
Europese Unie in de nabije toekomst een strijd zal moeten worden geleverd om de Russische
kolen, zodat er van afhankelijkheid eventueel zelfs geen sprake kan zijn. De Europese Unie en
Rusland zullen akkoorden moeten sluiten om de koolvoorziening aan de lidstaten van de
Europese Unie te verzekeren, maar een noodzakelijke voorwaarde hiervoor is dat de EU als
één samenhangende entiteit spreekt. Er moet een gemeenschappelijk kolenbeleid komen om
ook later nog over een voldoende aanvoer van kolen te beschikken. Eén manier om dit te
71 I. WYBREW-BOND, “What does the future hold for the European gas business?” in R. MABRO and I. WYBREW-BOND, Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 257-273 72 Naast Rusland, zijn ook Kazachstan en Oekraïne op dit vlak actief. 73 P. LAWSON, An introduction to the Russian coal industry, USA, 2002 74 Coalmining in Russia, http://www.russiancoal.com/, 5 juli 2010
52
bereiken is een diversificatie van de leveranciers te bewerkstelligen, zodat door het wegvallen
van één leverancier, bijvoorbeeld Rusland, de gehele voorziening niet in het gedrang komt.
- Gevaren van de afhankelijkheid
121. Zoals duidelijk naar voren is gekomen in dit deel van de masterproef, is de Europese
Unie een enorm zwakke onderhandelingspartner als het gaat om energie. De EU is op vele
energiegebieden in belangrijke mate afhankelijk van een groot aantal producerende landen,
niet in het minst van Rusland. Daartegenover staan er de Europese Unie weinig alternatieven
ter beschikking om deze afhankelijkheid te minimaliseren. De alsmaar stijgende
afhankelijkheid van energie-import uit onstabiele regio’s en landen en van onbetrouwbare
leveranciers vormt in se een groot gevaar voor de Europese Unie.75 In dit deel worden dan
ook de potentiële gevaren en risico’s geschetst die een dergelijke afhankelijkheid
ontegensprekelijk met zich mee kunnen brengen.
122. Vooreerst bezitten de energieproducerende landen een monopolie ten aanzien van de
Europese Unie, zeker wanneer ze zich beginnen te verenigen in een kartel, zoals de OPEC, en
kan een negatief gevolg voor de EU zijn dat ze enorm hoge energieprijzen moet betalen om
haar energievoorziening te waarborgen. Het basisprincipe van een monopolie is dat de
monopolist minder produceert en meer aanrekent dan het geval zou zijn in een volkomen
concurrentie. Zolang de energiemarkten niet opengebroken worden en de marktmechanismen
niet ten volle spelen, zal het monopolie kunnen blijven bestaan en beschikt de monopolist
over het recht eenzijdig de prijs te verhogen.
123. Niet enkel hogere energieprijzen, maar ook onstabiele energieleveringen kunnen daarvan
het schadelijke gevolg zijn, aangezien de volledige macht ligt bij de producerende landen. Op
die manier kan willekeur optreden, en is het noodzakelijk voor de EU om
langetermijncontracten af te sluiten met haar belangrijkste energiehandelspartners. Deze
onstabiele leveringen zijn vaak het gevolg van politieke of economische wantoestanden in het
producerende land, zodat ook het invoerende land de situatie ten eerste moet inschatten en ten
tweede actief moet meewerken om de probleemsituatie te verhelpen. Voorts kunnen
onstabiele energieleveranties tot enorme economische schade aanleiding geven en zelfs
uitmonden in sociale onrust. Energie is van levensbelang in onze moderne industriële
75 Paper van de Commissie en de SG/HV voor de Europese Raad, “Een extern beleid ten dienste van Europa’s energiebelangen: de energievoorziening blootgesteld aan externe gevaren”, te raadplegen op www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/st09971.nl06.pdf
53
maatschappij. De gevolgen van een periode van onstabiele energieleveringen, zijn niet te
overzien.
124. Ook de afhankelijkheid van één grote leverancier van een bepaalde energiebron kan
nadelige gevolgen met zich meebrengen. Deze leverancier kan eenzijdig zijn prijs bepalen,
kan bepalen hoeveel hij van zijn energiebron voor uitvoer in aanmerking laat komen en kan
de gehele economie van het importerende land plat leggen, door te beslissen niet langer
energiebronnen te leveren. Een mogelijke verklaring voor dit monopolie kan gevonden
worden in het feit dat sommige buitenlandse producenten niet volgens dezelfde marktregels
opereren of niet aan eenzelfde concurrentiedruk zijn blootgesteld in het eigen land als in de
lidstaten van de Europese Unie, waardoor de interne energiemarkt van de EU wordt
opgezadeld met de negatieve gevolgen.76
125. Een ander nadelig gevolg van de energieafhankelijkheid is dat landen die grote
energievoorraden hebben, op internationaal vlak een betere behandeling krijgen. Zo is het
bijvoorbeeld geoorloofd voor deze landen om de mensenrechten met de voeten te treden,
zolang ze maar energie blijven leveren. Dit is op ethisch vlak niet te verantwoorden, maar in
vele gevallen laten de lidstaten van de EU zich leiden door economische motieven, veeleer
dan door ethische motieven, wat ten zeerste te betreuren is. Voorts gebruiken een aantal
belangrijke energieproducenten evenals sommige energieconsumenten energie als een politiek
pressiemiddel.77
126. Om deze gevaren en risico’s zoveel als mogelijk te beperken, werkt de Europese Unie
aan een aantal alternatieven om de energieafhankelijkheid te verminderen en aldus een
sterkere onderhandelingspositie te bekomen op internationaal energiegebied. Deze
alternatieven worden in het volgende deel kort besproken.
76 Paper van de Commissie en de SG/HV voor de Europese Raad, “Een extern beleid ten dienste van Europa’s energiebelangen: de energievoorziening blootgesteld aan externe gevaren”, te raadplegen op www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/st09971.nl06.pdf 77 Paper van de Commissie en de SG/HV voor de Europese Raad, “Een extern beleid ten dienste van Europa’s energiebelangen: de energievoorziening blootgesteld aan externe gevaren”, te raadplegen op www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/st09971.nl06.pdf
54
Initiatieven tot meer onafhankelijkheid van de Europese Unie
A) Algemeen
127. Mede door de vele risico’s die verbonden zijn aan een sterke afhankelijkheid van een
aantal energieleveranciers, heeft de Europese Unie de noodzaak aangevoeld om haar
energiebeleid te hervormen. Maar aan het legitieme recht van iedere lidstaat om externe
betrekkingen te onderhouden en contracten te sluiten, met als doel de continuïteit van hun
energievoorziening te waarborgen, evenals het recht om een interne nationale energiemix te
kiezen, wordt door de Europese Unie niet geraakt. Elke lidstaat heeft met andere woorden de
mogelijkheid om, zonder dat de Europese Unie hierop enige macht heeft, energiecontracten af
te sluiten met landen en regio’s waarvan de Europese Unie sterk afhankelijk is. Dit is een
enorme tekortkoming in het streven naar een gemeenschappelijk energiebeleid van de
Europese Unie, aangezien de collectieve continuïteit van de energievoorziening van buiten de
EU gebaat zou zijn bij de creatie van een doelgericht en samenhangend energiebeleid. Een
ander voordeel van gemeenschappelijk optreden is het feit dat de Europese Unie op een
efficiëntere wijze het hoofd zou kunnen bieden aan strategieën van wezenlijke externe
leveranciers van Europese energie, die erop zijn gericht om de essentiële marktfactoren te
beïnvloeden op een voor de EU nadelige manier.78
128. De pijlers in het energiebeleid zijn omgevormd om ervoor te zorgen dat een continue,
duurzame en concurrerende energievoorziening wordt gewaarborgd. Dergelijke
energievoorziening vormt één van de hoekstenen van de economische ontwikkeling, alsook
de verwezenlijking van een deel van de Lissabon-doelstellingen. Om hiertoe te komen, zijn
door de EU een aantal wetgevende initiatieven genomen. Het belangrijkste instrument dat de
Europese Unie hiervoor gebruikt, zijn groenboeken. Een groenboek is in feite een document
waarin de Europese Commissie een probleem in kaart brengt en aanbevelingen doet aan de
lidstaten voor het te voeren beleid. Reeds in 2000 werd zo een groenboek uitgebracht in
verband met de continuïteit van de energievoorziening79. Hierin erkent de Europese
Commissie de groeiende afhankelijkheid van de Europese Unie op energiegebied. Ook
worden reeds kort een aantal alternatieven geopperd om aan deze afhankelijkheid het hoofd te
78 Paper van de Commissie en de SG/HV voor de Europese Raad, “Een extern beleid ten dienste van Europa’s energiebelangen: de energievoorziening blootgesteld aan externe gevaren”, te raadplegen op www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/st09971.nl06.pdf 79 Groenboek van de Commissie van 29 november 2000, “Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening”, COM(2000) 769 def. (niet in het Publicatieblad verschenen)
55
bieden: gedacht kan worden aan de rol van hernieuwbare en nucleaire energie en aan de rol
van de interne markt.80
129. In 2006 werd door de Europese Commissie een groenboek81 uitgebracht, dat tot doel
heeft gestalte te geven aan een Europees energiebeleid als een doeltreffend antwoord op de
verschillende uitdagingen op het vlak van de continuïteit van de energievoorziening alsook op
het vlak van de effecten daarvan op de groei en het milieu in Europa. De middelen die moeten
bijdragen tot de totstandkoming van een sterker Europa op internationaal energiegebied zijn
hoofdzakelijk de interne markt, het buitenlands beleid, het onderzoek en de energie-
efficiëntie.82 Tenslotte werd in 2007 een mededeling van de Commissie83 uitgebracht, waarin
een strategische evaluatie werd gemaakt van de situatie op het vlak van de Europese energie
en waarin een geïntegreerd pakket van maatregelen84 wordt voorgesteld om een echt Europees
energiebeleid op touw te zetten.85
130. Om een Europees energiebeleid te verwezenlijken, wil de Europese Unie gebruik maken
van een aantal alternatieven voor invoer van energie. Ze zal nog steeds een wezenlijk deel van
haar energie in het buitenland aankopen, maar ze zal proberen diversifiëren naar energiebron
en producerend land. Naast energie-invoer zal ze nieuwe energietechnologieën stimuleren en
onderzoek doen naar de rol van hernieuwbare en nucleaire energiebronnen.86 Een aantal
alternatieven worden hieronder kort besproken.
B) Diversificatie
131. Bij de diversificatie op energiegebied moet een onderscheid gemaakt worden tussen
diversificatie op het vlak van de verschillende energiebronnen, op het vlak van de
geografische herkomst van de energiebronnen en op het vlak van de doorvoerroutes.87 De
diversificatie naar geografische herkomst en naar doorvoerroutes zal gezamenlijk worden
80 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/external_dimension_enlargement/l27037_nl.htm 81 Groenboek van de Commissie van 8 maart 2006, "Een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa", COM(2006) 105def. (niet verschenen in het Publicatieblad) 82 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/european_energy_policy/l27062_nl.htm 83 Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement van 10 januari 2007, “Een energiebeleid voor Europa”, COM(2007) 1 def. (niet in het Publicatieblad verschenen) 84 Het zogenaamde ‘energiepakket’ 85 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/european_energy_policy/l27067_nl.htm 86 http://europa.eu/legislation_summaries/energy/european_energy_policy/l27067_nl.htm 87 Paper van de Commissie en de SG/HV voor de Europese Raad, “Een extern beleid ten dienste van Europa’s energiebelangen: de energievoorziening blootgesteld aan externe gevaren”, te raadplegen op www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/st09971.nl06.pdf
56
behandeld, aangezien deze twee soorten grote overlappingen vertonen en complementair zijn
aan elkaar.
- Diversificatie naar doorvoerroutes en naar geografische herkomst
132. Bij de diversificatie naar doorvoerroutes en naar geografische herkomst kan gesteld
worden dat een aantal nieuwe gasprojecten goedgekeurd zijn88. Wanneer al deze projecten
succesvol zijn afgerond, scheppen zij de mogelijkheid om nieuwe energiecorridors alsook
nieuwe importcapaciteit te creëren, die evenwel reeds een aanzienlijk gedeelte van het huidige
Europese energiegebruik vertegenwoordigen. Ook de internationale projecten die instaan voor
de ontwikkeling van nieuwe, grote pijpleidingen voor de olieleveringen uit het Kaspische-
Zeegebied en Centraal-Azië aan de Europese Unie, zijn van essentieel belang voor de
diversificatie.
133. De belangrijkste pijpleidingen die aardgas en aardolie transporteren naar de EU-lidstaten
en waarbij Rusland telkens betrokken is, worden hieronder kort besproken. Een onderscheid
kan worden gemaakt naargelang het al dan niet om projecten gaat die de afhankelijkheid van
Russische energie verminderen. Onder de projecten die zorgen voor een kleinere
afhankelijkheid kunnen twee projecten worden ondergebracht, namelijk de ‘Nabucco-
pijpleiding’ en de ‘Baku-Tbilisi-Ceyhanpijpleiding’. Onder de projecten die niets afdoen aan
de afhankelijkheid van de Europese Unie kunnen drie pijpleidingen worden gecategoriseerd,
namelijk de ‘Nord Stream’, de ‘South Stream’ en de ‘Yamal-Europa-pijpleiding’.
134. In kaart 6.1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste gas- en oliepijpleidingen
die gas en olie naar Europa vervoeren en die in dit deel van de masterproef zullen besproken
worden.
88 Het gaat in de eerste plaats om Noord-Afrika, het Midden-Oosten, het Kaspische-Zeegebied, Rusland en Noorwegen.
57
Kaart 6.1: Belangrijkste olie- en gaspijpleidingen naar Europa
Bron: US Energy Information Administration
135. Een belangrijke stap richting energie-onafhankelijkheid kan gezet worden met de bouw
van de Nabucco-pijpleiding, die aardgas zou moeten vervoeren van de regio’s rond de
Kaspische Zee naar de EU-lidstaten. Verwacht wordt dat de Nabucco-pijpleiding Europa
tegen 2014 van gas zou kunnen voorzien, en dit zonder tussenkomst of controlemogelijkheid
voor Rusland. In het oorspronkelijke plan van 2002 loopt de pijpleiding dwars door de
Kaukasus via Turkije naar Oostenrijk, waardoor duidelijk wordt dat ze het Russische
grondgebied vermijdt. Het plan wordt zowel door de Verenigde Staten als door de Europese
Unie gesteund, in tegenstelling tot Rusland, waardoor het project op die manier een
controversieel onderwerp wordt. Het project heeft extra Europese financiering gekregen,
waarmee is aangetoond dat de Europese Unie voor het eerst in lange tijd een uitstekende
opportuniteit zag om zich op geopolitiek vlak beter te positioneren. Het hoeft dan ook geen
verwondering te wekken dat deze pijpleiding de oorzaak is van een geopolitieke discussie
tussen de Westerse landen enerzijds en Rusland anderzijds.
58
136. Een tweede pijpleiding die gebouwd is met het oog op meer onafhankelijkheid is de
Baku-Tbilisi-Ceyhanpijpleiding (vervoert ruwe aardolie) en de Zuidelijke
Kaukasuspijpleiding89 (vervoert aardgas) die starten aan de Kaspische Zee en lopen tot aan de
Middellandse Zee. Het zijn twee parallelle pijpleidingen en worden om die reden gezamenlijk
behandeld. Deze pijpleiding loopt via Baku (Azerbeidzjan) over Tbilisi (Georgië) naar de
havenstad Ceyhan (Turkije).
137. Momenteel loopt er nog een ander project om aardgas vanuit Centraal-Azië te
transporteren naar Europa zonder mogelijke tussenkomst van Rusland of Iran. Het
oorspronkelijke plan van de Baku-Tbilisi-Ceyhanpijpleiding voorzag hiervoor in de aanleg
van een pijpleiding van Kazachstan naar Baku, met het oog op de doorvoer van zowel
Azerbeidzjaanse olie als Centraal-Aziatische olie, maar hiertegen protesteerden Rusland en
Iran expliciet, zodat werd besloten in de Kaspische Zee voorlopig tankers in te zetten. Het
gaat in casu om de ‘Trans-Caspian’-pijpleiding, die aardgas zou vervoeren van Kazachtstan
en Turkmenistan naar Baku, alwaar ze zou aangesloten worden op de Zuidelijke
Kaukasuspijpleiding.
138. Het project, waarvan het absoluut niet zeker is of het ooit zal worden uitgevoerd, wordt
zoals reeds gesteld hevig bekritiseerd door Rusland en Iran, die beiden momenteel belangrijke
transitlanden zijn voor Turkmeens gas. Ze halen beide zowel ecologische als politieke
argumenten aan om het project tegen te houden. Zo zou een gaspijpleiding op de bodem van
de Kaspische Zee op milieugebied onaanvaardbaar zijn en zou een dergelijk project de
toestemming vereisen van alle vijf de oeverstaten van de Kaspische Zee. Rusland heeft zelfs
in 2002 opgeroepen tot een Centraal-Aziatisch gaskartel, dat er evenwel nooit is gekomen.90
Zoals duidelijk naar voren komt, is deze pijpleiding van essentieel geopolitiek belang,
waardoor beslist werd deze tweede pijpleiding, voorlopig althans, niet aan te leggen. Dit is
logisch, aangezien Rusland één van de grootste handelspartners vormt van de Centraal-
Aziatische staten. Het is niet nodig Rusland onnodig uit te dagen.
139. Nochtans is de aanleg van de Baku-Tbilisi-Ceyhanpijpleiding een enorme doorbraak
voor de Europese Unie in de vermindering van de afhankelijkheid van Russische olie,
aangezien Rusland oorspronkelijk van plan was deze pijpleiding door een gebied te laten
89 Of nog de Baku-Tbilisi-Erzurumpijpleiding 90 S. BLANK , “Russia takes a step toward the formation of a natural gas cartel”, Eurasianet, 16 mei 2007, te raadplegen op http://www.eurasianet.org/departments/insight/articles/eav051707.shtml
59
lopen dat door Rusland wordt gecontroleerd, waardoor de machtspositie van Rusland nog
verder zou versterkt worden.
140. De volgende drie pijpleidingen zijn telkens pijpleidingen waarbij ofwel energie vanuit
Rusland wordt vervoerd naar Europa, ofwel energie door gebieden wordt vervoerd die door
Rusland worden gecontroleerd.
141. De ‘Nord Stream’ is een pijpleiding die Russisch gas vervoert van Rusland via de
Baltische Zee naar Duitsland. De pijpleiding zal door de exclusieve economische zones van
achtereenvolgens Rusland, Zweden, Denemarken en Duitsland lopen. De aanleg van de
pijpleiding werd gestart op 9 april 2010. Niettegenstaande het feit dat dergelijke pijpleiding de
continuïteit van energievoorziening binnen de Europese Unie zal versterken en dit aardgas er
mede kan voor zorgen dat de EU haar doelstellingen in verband met de klimaatverandering
haalt doordat aardgas een milieuvriendelijker alternatief wordt voor olie en steenkool, heeft de
aanleg aanleiding gegeven tot hevige politieke protesten, vooral uit Centraal- en Oost-Europa.
Deze landen, waaronder Estland, Letland, Litouwen en Polen, verdenken Rusland ervan een
splitsing van de EU pogen door te voeren. De vrees bestaat immers dat Rusland tweespalt zou
kunnen creëren binnen Europa, aangezien het door de pijpleiding mogelijk wordt naar
sommige Centraal- en Oost-Europese landen de gaskraan dicht te draaien, terwijl deze
gaskraan kan blijven openstaan voor de West-Europese lidstaten. Specifiek voor Polen en
Oekraïne heeft de aanleg negatieve economische gevolgen, aangezien ze in de
veronderstelling waren dat ze door het transport van aardgas een stabiele inkomstenstroom
zouden verwerven. Ook het Internationaal Energie Agentschap steunde beide landen hierin,
door te verklaren dat het vermijden van Polen en Oekraïne door politieke motieven was
ingegeven. Mede door deze houding van Rusland hebben de Centraal- en Oost-Europese
landen verklaard bang te zijn voor mogelijke afpersing door Rusland, dat kan dreigen de
gastoevoer voor onbepaalde tijd af te sluiten, zonder dat hierdoor de West-Europese landen
daarvan hinder zullen ondervinden.
142. Het is een gevaarlijke politiek als Rusland kan beslissen geen energie te transporteren
door landen waarmee het slechtere economische of politieke relaties heeft. Dit zou niet de
prioriteit van Rusland mogen zijn in haar energiebeleid. Voorts werden ook ecologische
bezwaren geuit door deze groep landen. Ze stellen dat door de aanleg van de pijpleiding op de
bodem van de Baltische Zee onontplofte zeemijnen en tonnen chemische wapens tot een grote
ramp zouden kunnen leiden.
60
143. De ‘South Stream’ is een gepland project waarbij Russisch aardgas door pijpleidingen
via de Zwarte Zee naar Bulgarije en zo verder naar Oostenrijk en Italië wordt getransporteerd.
De deelnemende landen zijn Rusland, Bulgarije, Griekenland, Italië, Servië, Hongarije,
Kroatië, Slovenië en Oostenrijk. Dit project zou de geplande uitbreiding vervangen van de
‘Blue Stream’, die aardgas vervoert van Turkije over Bulgarije en Servië naar Hongarije en
Oostenrijk en kan gezien worden als het Russisch antwoord op de plannen voor de aanleg van
de Nabucco-pijpleiding.91 Er rijzen wel vragen naar de haalbaarheid van dergelijke
pijpleiding, aangezien de aanleg van de ‘South Stream’ pijpleiding tweemaal zoveel zal
kosten als de aanleg van de Nabucco-pijpleiding. Sommigen beweren dat deze pijpleiding
vooral een Russisch politiek project is om concurrentie te bieden aan de Nabucco-pijpleiding
en om de Russische aanwezigheid in deze regio te versterken.92 Dit werd in 2008 ten stelligste
ontkend door de Russische president Medvedev, maar toen hem in 2010 voorgesteld werd om
de twee projecten te doen samensmelten, om operationele kosten en investeringen te drukken
en om de totale winst te vergroten, weigerde hij dit, onder de drogreden dat de ‘South Stream’
competitiever is dan de Nabucco-pijpleiding.93
144. Een andere bedenking die regelmatig wordt gemaakt in verband met de aanleg van de
‘South Stream’ is het feit dat de primaire reden voor deze pijpleiding gevonden kan worden in
de wens van Rusland om zoveel als mogelijk doorvoer van gas weg te leiden uit Oekraïne, in
plaats van een nieuwe energiebron te leveren voor de Europese Unie. Deze bedenking kadert
binnen de gespannen relatie die beide landen met elkaar hebben. Rusland zal op die manier
niet langer energie door Oekraïne naar Europa transporteren, maar via Turkse wateren, als
Oekraïne haar contractuele verplichtingen tegenover Rusland, voornamelijk betalingen van
energieleveringen, niet nakomt.94 95
145. De ‘Yamal-Europa’-pijpleiding is de laatste pijpleiding die hier zal besproken worden.
Onder de bodem van het Russische schiereiland Yamal is één van de grootste gasvelden van
91 K. GEROPOULOS, “Russia prefers South Stream over Blue Stream II”, New Europe, 3 november 2007, te raadplegen op http://www.neurope.eu/articles/79576.php 92 V. POP, “Energy security: South Stream vs. Nabucco gas pipelines”, Boekarest, Southeast European Times, 14 februari 2008, te raadplegen op http://www.setimes.com/cocoon/setimes/xhtml/en_GB/features/setimes/features/2008/02/14/feature-02 93 A. SHIRYAEVSKAYA , “Russia rejects Eni call to merge Europe gas pipelines”, Bloomberg, 15 maart 2010, te raadplegen op http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=newsarchive&sid=ae4.eb4lPqjk 94 V. POP, “Energy security: South Stream vs. Nabucco gas pipelines”, Boekarest, Southeast European Times, 14 februari 2008, te raadplegen op http://www.setimes.com/cocoon/setimes/xhtml/en_GB/features/setimes/features/2008/02/14/feature-02 95 L. PRONINA en A. BERAT MERIC, “Turkey offers route for Gazprom’s South Stream gas pipeline”, Bloomberg, 6 augustus 2009, te raadplegen op http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=newsarchive&sid=a.TM4QijmIMk
61
de wereld gesitueerd. De ‘Yamal-Europa’-pijpleiding verbindt de reusachtige aardgasvelden
van West-Siberië en Yamal met Duitsland en is vanaf 1999 volledig operationeel.96 De
meewerkende landen zijn Rusland, Wit-Rusland en Polen. Deze pijpleiding is in feite de
voorloper van de ‘Nord Stream’-pijpleiding, aangezien er sinds 2005 plannen waren om de
‘Yamal-Europa’-pijpleiding uit te breiden met een tweede pijp. Maar in 2007 werd dit plan
verlaten en werd door de Russische minister van industrie en energie besloten om de ‘Nord
Stream’-pijpleiding te bouwen, in plaats van een tweede pijp bij de bestaande pijpleiding te
voegen.
146. Concluderend kan gesteld worden dat zowel Rusland als de Europese Unie zoveel als
mogelijk diversifiëren naar doorvoerroutes en dus ook naar geografische herkomst. Nieuwe
projecten worden goedgekeurd en gefinancierd door Rusland en de Europese Unie, maar het
is duidelijk dat Rusland niet altijd opgezet is met het streven naar energieonafhankelijkheid
van de EU. Daarom zorgt het er mede voor dat er via meerdere kanalen en vanuit meerdere
energierijke regio’s fossiele brandstoffen de Europese Unie binnen komen, om de EU nog
steeds de mogelijkheid te geven aardolie en aardgas af te nemen van Russische pijpleidingen.
De Europese Unie moet mijns inziens blijven investeren in nieuwe doorvoerroutes en zich
niet beperken tot de gediversifieerde mogelijkheden die geboden worden door Rusland,
alhoewel moet vermeld worden dat de Russische inspanningen op prijs moeten worden
gesteld. Voorts is het, mijns inziens, de taak van de Europese Unie om het onderhoud en
verbetering van bestaande infrastructuur in buurlanden van de EU die van essentieel belang
zijn voor de Europese energievoorziening, te bevorderen, evenals ontwikkeling van nieuwe
energie-infrastructuur te stimuleren.97
147. Afsluitend moet een kleine bemerking gemaakt worden bij de bouw van nieuwe
pijpleidingen. De Europese Unie moet vooraleer een project op te starten voldoende
onderzoek verrichten naar de politieke, economische en sociale situatie in de landen waarmee
het wenst samen te werken om een pijpleiding aan te leggen of in de landen waarlangs de
energie wordt vervoerd om tot bij de EU te komen, aangezien pijpleidingen in feite een soort
stabiliteit creëren. Pijpleidingen zorgen voor een zekere energieveiligheid, omdat ze een
afhankelijkheidsrelatie tot stand brengen tussen energieproducenten en energieconsumenten.
96 E. PASZYC, “Gazprom starts developing the Yamal gas fields”, Centre for Eastern studies, Eastweek, 17 december 2008, te raadplegen op http://www.osw.waw.pl/en/publikacje/eastweek/2008-12-17/gazprom-starts-developing-yamal-gas-fields 97 Paper van de Commissie en de SG/HV voor de Europese Raad, “Een extern beleid ten dienste van Europa’s energiebelangen: de energievoorziening blootgesteld aan externe gevaren”, te raadplegen op www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/st09971.nl06.pdf
62
Eens een pijpleiding is gebouwd, kan ze niet worden omgeleid en is ze een vast gegeven. Ze
creëert een stabiele relatie, in die zin dat de verkoper in feite wordt gedwongen ze te
gebruiken, waardoor er sprake kan zijn van een zekere continuïteit van energievoorziening.
- Diversificatie naar energiebronnen
148. Diversificatie naar energiebronnen betekent in feite dat alle mogelijke soorten
energiebronnen moeten worden aangesproken om te voldoen aan de energiebehoefte.
Sommige bronnen moeten in meerdere mate verbruikt worden, terwijl andere dan weer
minder mogen worden verbruikt, omdat ze enerzijds schade aan het milieu veroorzaken of
anderzijds eindige energiebronnen zijn. Zo zijn de fossiele brandstoffen eindige
energiebronnen en stoten ze enorme hoeveelheden broeikasgassen uit bij verbranding. Indien
toch fossiele brandstoffen moeten gebruikt worden, gaat de voorkeur uit naar aardgas, omdat
ten eerste de voorraden geografisch redelijk goed verspreid liggen en ten tweede deze fossiele
brandstof het minste schade toebrengt aan het milieu.
149. Ook moet er naar alternatieve vormen van energiebronnen blijvend onderzoek verricht
worden. In de eerste plaats kan gedacht worden aan de duurzame en hernieuwbare
energiebronnen, die evenwel in het volgende deel zullen besproken worden. Eén van de
recentere vormen van energiewinning zijn de LNG-terminals, die een wezenlijke bijdrage
leveren tot de Europese continuïteit van energievoorziening. LNG of ‘Liquefied Natural Gas’
is vloeibaar aardgas dat geproduceerd wordt door methaan aan enorm lage temperaturen bloot
te stellen in LNG-terminals. In de Europese Unie zijn 14 nieuwe LNG-centrales opgericht in
2008, die tezamen een capaciteit van 105 miljard kubieke meter hebben. Ook in België is in
Zeebrugge een dergelijke terminal operationeel. Op die manier moet ongeveer één vierde van
het vloeibaar aardgas niet meer worden ingevoerd en verminderd de afhankelijkheid van
LNG-producerende landen zoals Rusland en Noorwegen.
150. Maar ook de nucleaire energiebronnen moeten verder ontwikkeld en uitgebreid worden,
aangezien deze energievorm talrijke voordelen heeft. Binnen de Europese Commissie en het
Europees Parlement wordt er meer en meer gesproken over de bouw van extra kerncentrales,
omdat deze vorm van energie geen beroep doet op uitputbare fossiele brandstoffen en het
uraniumerts relatief veel voorkomt op aarde. Zonder deze extra kerncentrales zal de Europese
Unie afhankelijk blijven van de invoer van fossiele brandstoffen, met alle schadelijke
gevolgen van dien. Europa moet mijns inziens kiezen voor schone en veilige kernenergie,
aangezien de Europese economie niet kan blijven draaien op enkel hernieuwbare
63
energiebronnen. Sterker nog, zonder nieuwe kerncentrales zal de Europese Unie niet in staat
zijn te voldoen aan de doelen die gesteld zijn op het vlak van de uitstootbeperking van
broeikasgassen De investeringen in nucleaire energie moeten minimaal constant gehouden
worden, althans tot op het moment de gehele economie kan overleven op duurzame
energiebronnen. Om het gebruik van kernenergie en de ontwikkeling van kernfusie te
bevorderen heeft de Europese Commissie op 10 januari 2007 een mededeling98 uitgebracht,
waarin wordt gepleit voor het gebruik van nucleaire energie en waarin een ‘energiepakket’
wordt gepresenteerd aan de lidstaten. Tenslotte werd door het Europees Parlement op 24
oktober 2007 een rapport99 goedgekeurd, waarin de noodzaak van kernenergie voor de
Europese energievoorziening op de korte en middellange termijn wordt gestipuleerd.
151. Dit wijst er mijns inziens op dat de Europese Unie ook op het vlak van de
energiebronnen een start genomen heeft met het voeren van een diversificatiebelei. De focus
ligt momenteel niet enkel op de invoer van fossiele energie, maar is verschoven naar een
evenwichtige combinatie van de drie verschillende energiebronnen.
C) Hernieuwbare energiebronnen
152. De voorraden fossiele brandstoffen in de wereld nemen in een enorm snel tempo af,
terwijl juist vele internationale inspanningen tot doel hebben de leveranties uit deze voorraden
veilig te stellen. Ook de Europese Unie doet hieraan mee, zoals in het vorige deel gezien,
maar de kosten en de organisatie die hierdoor worden opgeslorpt, zouden misschien beter,
minstens deels, worden gebruikt om te investeren in toekomstvaste energiebronnen. Verwacht
wordt immers dat in de nabije toekomst de ontwikkeling en exploratie van duurzame
energiebronnen goedkoper zal worden dan de productie van fossiele brandstoffen, aangezien
het winnen van energie uit fossiele brandstoffen steeds minder rendabel wordt. Een ander, op
economische logica gebaseerd nadeel, is dat de prijzen van de fossiele energiebronnen
alsmaar zullen toenemen, naargelang het aanbod vermindert. Om de overgang naar een
duurzame en koolstofarme energievoorziening vlot te laten verlopen, is het noodzakelijk dat
er nu reeds wordt geïnvesteerd in technologieën voor hernieuwbare energiewinning en door
de Europese Unie stimuli worden gegeven om dit aantrekkelijker te maken.
98 Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, “Ontwerp-programma van indicatieve aard inzake kernenergie. Overeenkomstig artikel 40 van het Euratom-Verdrag ter advies ingediend bij het Europees Economisch en Sociaal Comité”, COM(2006)844 def. 99 Persbericht Europees Parlement 20071019IPR11930, “EU will need conventional energy sources for sometime yet”, 24 oktober 2007, te raadplegen op http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+IM-PRESS+20071019IPR11930+0+DOC+XML+V0//EN
64
153. Mede daardoor heeft de Europese Commissie in 2006 een ‘actieplan voor energie-
efficiëntie’100 aangenomen voor de periode 2007 tot 2012. Vaak wordt naar het doel van dit
actieplan verwezen als 20-20-20, waarmee wordt bedoeld dat de Commissie ernaar streeft om
tegen 2020 20 procent hernieuwbare energie te produceren, 20 procent minder broeikasgassen
uit te stoten en 20 procent energiebezuiniging tot stand te brengen. Om de afhankelijkheid van
buitenlandse energieleveranciers te verminderen, wordt vooreerst door de Europese Unie
voorgesteld minder energie te gebruiken, wat kan gerealiseerd worden door bijvoorbeeld een
verbetering te bewerkstelligen van de energieprestaties van producten en een wijziging in het
gedrag op energiegebied op gang te brengen. Ten tweede wil de Europese Unie de uitstoot
van de schadelijke broeikasgassen sterk terugdringen, door een beroep te doen op schone en
milieuvriendelijke energiebronnen, om de klimaatverandering tegen te gaan.101 Tenslotte wil
de Europese Unie de ontwikkeling en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen
stimuleren. De EU heeft het ambitieuze plan opgevat wereldleider te worden in de
ontwikkeling van hernieuwbare energie. De verschillende soorten hernieuwbare
energiebronnen werden hoger102 reeds besproken, zodat deze hier niet meer worden herhaald.
100 Mededeling van de Commissie van 19 oktober 2006, "Actieplan voor energie-efficiëntie: het potentieel realiseren", COM(2006)545 (niet verschenen in het Publicatieblad) 101 Gedacht kan worden aan nucleaire energie, aardgas en duurzame energie. 102 Zie 2) Verschillende energiebronnen, C) Alternatieve en hernieuwbare energie.
65
Economisch en buitenlands beleid van Rusland
A) Algemeen
154. In dit deel is het de bedoeling kort een overzicht te geven van de economische situatie,
waarin Rusland zich momenteel bevindt, evenals te onderzoeken op welke manier Rusland
haar buitenlands beleid heeft opgebouwd. Voortbouwend op deze twee zaken, namelijk de
economische en politieke factoren die een invloed uitoefenen in het huidige Rusland, zal
gepoogd worden het energiebeleid te onderzoeken, dat door Rusland wordt gevoerd zowel ten
aanzien van haar energieproductie als ten aanzien van de landen die Russische energie
consumeren. Op die manier wordt ook de brug gelegd naar het laatste deel van de
masterproef, dat handelt over de relatie tussen Rusland en het Westen. Afsluitend komt kort
het milieubeleid van Rusland aan bod, aangezien energie en milieu, zeker wat de toekomst
betreft, hand in hand gaan.
B) Algemeen economisch en buitenlands beleid
155. In dit deel zal de economische evolutie van Rusland worden geschetst vanaf 1991 tot het
heden, om een beeld te krijgen van de omwentelingen die hebben plaatsgevonden in dit land.
De Russische economie was immers ten tijde van de Sovjet-Unie een centraal geleide
planeconomie, die zou moeten worden omgevormd tot een marktgebaseerde economie om op
internationaal economisch vlak aanvaard te worden. Tenslotte komt kort het buitenlands
beleid van Rusland aan bod, om op die manier de overgang te maken naar het laatste deel van
de masterproef.
156. In oktober 1991 wordt een programma van globale economische hervormingen
ontworpen door Boris Yeltsin, om door een privatiseringstendens macrostabilisatie te
bekomen. Van dan af werden, met wisselend succes op verschillende economische
deelterreinen hervormingsprogramma’s ontworpen die een stabilisatie van dit deelterrein tot
doel hadden.103 104
157. Op het moment dat Vladimir Putin in Rusland aan de macht komt, is de globale
Russische economie nog volop aan het herstellen van de financiële crisis van 1997-1998. De
Russische beursaandelen kelderden, met zware economische schade tot gevolg: sommige 103 L. V. DE SOUZA, A different country: Russia’s economic resurgence, Brussels, Centre for European policy studies, 2007, p. 1-10 104 R. BARTLETT, A history of Russia, New York, Palgrave Macmillan, 2005, p. 288-297
66
private commerciële banken moesten toen de deuren sluiten en miljoenen Russen verloren
daardoor hun spaargeld. De onderliggende oorzaken van deze crisis kunnen gevonden worden
in micro-economische gegevens: een inconsistente beleidsmix, een onhoudbaar regime voor
de ruilvoet en een veel te laks begrotingsbeleid. De combinatie van deze oorzaken zorgde
ervoor dat de Russische economie bijzonder kwetsbaar was voor externe schommelingen.
Twee zaken waren in feite de directe aanleiding tot een volslagen Russische economische
crisis, namelijk de naschokken van de Aziatische crisis die doorwerkten in Rusland en
waardoor de bereidheid om te beleggen in risicokapitaal sterk afnam en de historisch lage
olieprijs gedurende 1997-1998.105 Vanaf het ogenblik dat Putin werd aangesteld als Russisch
Eerste Minister, begon hij de controle op verscheidene vlakken te verscherpen.106
158. Zo stuurde hij troepen naar de regio Tsjetsjenië om de Russische autoriteit te herstellen,
naar aanleiding van een reeks bombardementen op appartementen in verschillende Russische
steden, waarvoor de Tsjetsjenen verantwoordelijk werden gehouden.107 Tsjetsjenië is een
klein onderdeel van Rusland, dat streeft naar onafhankelijkheid. Sinds 1991 heeft de regio
zich onafhankelijk verklaard van Rusland, en dit tegen de wil in van Rusland. Gedurende de
eerste oorlog in Tsjetsjenië van 1994 tot 1996 probeerde Rusland, tevergeefs, de effectieve
controle over de regio terug te winnen. Zoals gesteld begon in oktober 1999 met de komst van
Putin de tweede oorlog in Tsjetsjenië, die in feite duurde tot april 2009. Rusland kon een
groot deel van zijn autoriteit in de regio terugwinnen, maar toch bleven terroristische acties
van de Tsjetsjenen op Russische doelwitten niet uit. In 2009 staakte Rusland haar anti-
terrorisme oorlogsvoering tegen de Tsjetsjeense rebellen en kon ze een pro-Russische
regering in de regio aanstellen.
159. De vraag kan gesteld worden of Rusland de controle in het gebied wil terugwinnen uit
economische motieven, met name energiebelangen. De positie van Tsjetsjenië is immers van
geopolitiek belang voor Rusland. Een aantal weken voor de uitbraak van de eerste oorlog in
november 1994 hadden Azerbeidzjan en verschillende buitenlandse energiebedrijven het
‘contract van de eeuw’ getekend, waardoor een enorm olieveld werd opengesteld voor
exploratie door BP en de export van olie uit dit gebied sterk toenam. Maar indien dit project
toch onsuccesvol zou blijken te zijn, zou de olie uit Azerbeidzjan uit noodzaak door de enige
105 L. V. DE SOUZA, A different country: Russia’s economic resurgence, Brussels, Centre for European policy studies, 2007, p. 14 106 R. BARTLETT, A history of Russia, New York, Palgrave Macmillan, 2005, p. 288-297 107 M. GOLDMAN , Oilopoly: Putin, power and the rise of the new Russia, Oxford, Oneworld Publications, 2008, p. 93-95
67
bestaande pijpleiding naar de Russische haven Novorossiisk aan de Zwarte Zee moeten
getransporteerd worden. Het toeval wil net dat deze pijpleiding dwars door Tsjetsjenië en de
rest van de Noordelijke Kaukasus loopt. Als Rusland wou profiteren van de ‘oil boom’ in
Azerbeidzjan, dan moest het de controle terugkrijgen over de naar afscheiding strevende regio
Tsjetsjenië.
160. Alsof de geografische locatie nog niet overtuigend genoeg is, blijkt dat op Tsjetsjeens
grondgebied een enorme olievoorraad gesitueerd is.108 Volgens sommigen zou president
Yeltsin zelfs gedwongen zijn door machtige lobbygroepen om Tsjetsjenië binnen te vallen.
Maar deze invasie was absoluut geen succes, aangezien Rusland een beschamende nederlaag
leed.109
161. Concluderend kan gesteld worden dat de initiële stabilisatie- en economische
hervormingsprocessen in Rusland gedurende de jaren ’90 niet beschouwd kunnen worden als
een mislukking, aangezien ze, globaal gezien, de fundamentele aanzet hebben gegeven tot een
markteconomie en de Russische economie grotendeels geopend en geïntegreerd hebben in de
internationale economie. Niettegenstaande deze vooruitgang, waren de hervormingen
onvolledig en werden hun zwaktes blootgelegd gedurende de ineenstorting van de economie
in 1998. Er waren namelijk verscheidene micro-economische gebreken in de Russische
hervormingen: zowel een imperfecte privatisering als een onvolledige prijsliberalisering.110
162. Na de ineenstorting van de Russische economie in 1998, verloopt de heropleving
bijzonder vlot. De gemiddelde groeiratio voor de periode 1999-2007 lag op ongeveer 7
procent, terwijl die in de periode 1990-1998 nog een negatief percentage opleverde van 6,3
procent. Vanaf 2001 kon men een fundamenteel verschil waarnemen in de Russische
groeidrivers, aangezien vanaf dan de energiesector een veel groter aandeel begon in te nemen
in de Russische economie en industrie. De Russische economie kende ook gedurende de jaren
2006 tot 2010 een sterke bloeiperiode, met verlaagde inflatie en werkloosheid en een hoge
groeiratio. Rusland zou op die manier op de rand kunnen staan van de omwisseling naar een
houdbaarder groeimodel, dat nog verder wordt gestimuleerd door hogere binnenlandse
investeringen en FDI-instromen111. Om deze situatie ten volste uit te buiten en om de groei op
108 A. TOWNER, “The Russians, Chechens and the black gold: a geo-economic explanation for the Chechen war” in B. GÖKAY (ed.), The politics of Caspian oil, New York, Palgrave Macmillan, 2001, p. 199-213 109 L. KLEVEMAN , The new great game: Blood and oil in Central Asia, London, Atlantic Books, 2004, p. 51-64 110 L. V. DE SOUZA, A different country: Russia’s economic resurgence, Brussels, Centre for European policy studies, 2007, p. 14 111 FDI of ‘foreign direct investment’
68
langere termijn echt duurzaam te maken, is het noodzakelijk dat de nodige macro-
economische instellingen en structurele hervormingen volledig worden uitgevoerd.112
163. Wat het buitenlands beleid van Rusland betreft, kan gesteld worden dat twee factoren in
het achterhoofd moeten gehouden worden, wil men het buitenlands beleid ten volste kunnen
begrijpen. Ten eerste gaat het om het fenomeen Putin en ten tweede om de internationale
situatie na de Kosovo-crisis. In feite was dit het keerpunt in de onderlinge internationale
relaties na de Koude Oorlog. Hierdoor werd op een pijnlijke manier duidelijk dat het Westen
en Rusland sterk verschillende veiligheidsopvattingen hebben. Een aantal fouten in de
onderlinge relatie hebben geleid tot het ontstaan van een zeer pragmatisch-minimalistische
relatie tussen Rusland en het Westen. Daardoor bestaat de kans dat beide entiteiten wederom
in een bipolaire situatie terechtkomen, wat een negatief gevolg zal hebben voor zowel
Rusland als het Westen, aangezien ze beiden afhankelijk zijn van elkaar.
164. Na de functieneerlegging van Yeltsin in 1999, kon men drie elementen onderscheiden in
de Russische samenleving die ervoor zorgden dat de Russen snakten naar de ijzeren hand van
Putin. Vooreerst waren de meeste Russen de mening toegedaan dat Yeltsin leiding had
gegeven aan een corrupt regime dat tevergeefs geprobeerd had Rusland op economisch en
politiek vlak te veranderen. Naar aanleiding van de mislukking van Yeltsin om een
gewichtige en volwaardige partner van het Westen te worden, voelden de Russen zich
gekrenkt in hun nationale trots. Een tweede element werd aangedragen door de bureaucratie,
die haar eigen positie wilde verstevigen. Ze waren bezorgd over het voortbestaan van de
bureaucratie, omdat Yeltsin geen evenwicht kon vinden tussen het federale centrum en de
verschillende regio’s. Een laatste element waren de slechte reputatie en schandalen van de
vertrouwelingen van Yeltsin. Het gaat dan zowel om zijn naaste familie, als om een aantal
hoge ambtenaren, die bezorgd waren om hun veiligheid en op zoek moesten gaan naar een
president die hun toekomst wel kon garanderen. Concluderend kan gesteld worden dat er een
vruchtbare voedingsbodem kon worden gevonden in de gebreken en mislukkingen van
Yeltsin’s regime, om het verlangen naar de ‘sterke hand’ van Putin aan te wakkeren.
165. Toen Putin aan de macht kwam in Rusland, konden twee tegengestelde richtingen
worden onderscheiden in zijn buitenlands beleid. Enerzijds wenste Putin de opvolger te zijn
van Yeltsin, in die zin dat hij de pro-Westerse roeping van Rusland erkende door de
112 L. V. DE SOUZA, A different country: Russia’s economic resurgence, Brussels, Centre for European policy studies, 2007, p. 23-39
69
democratische waarden en de markteconomie te stimuleren. Putin is aan zijn ambtstermijn
begonnen als een voorstander van Russich-Westerse samenwerking, maar gaandeweg begon
de relatie tussen beide entiteiten door wederzijdse ergernissen te verslechten en is er eerder
sprake van ‘vreedzame coëxistentie’ in plaats van intensieve samenwerking. Anderzijds is een
element van ontkenning te onderscheiden in het buitenlands beleid van Putin. Hij staat voor
de idee van een sterke staat, in tegenstelling tot Yeltsin’s amorfe regime. Ten tijde van Yeltsin
lag de focus in de relatie met het Westen vooral op de economische aspecten, terwijl de focus
onder Putin hoofdzakelijk ligt op militaire- en veiligheidsaspecten in het Russisch buitenlands
beleid. De Kosovo-crisis was een breekpunt in de onderlinge relatie, aangezien de
verschillende veiligheidsopvattingen duidelijk werden gemaakt.113
166. Dmitri Medvedv werd in 2008 verkozen tot Russisch president en hij is aldus de
opvolger van Putin. Verwacht wordt dat hij in de toekomst het buitenlands beleid, zoals dat
door Putin werd gevoerd, zal voortzetten. Achter de schermen heeft Putin namelijk nog stevig
de touwtjes in handen. De Russen verwachten van hem dat hij op internationaal vlak aantoont
dat Rusland niet zomaar opzij gezet kan worden. Het is met dit doel dat Rusland de voorbije
jaren is toegetreden tot een aantal internationale organisaties. De belangrijkste zijn: de OVSE,
het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, de NACC en de Veiligheidsraad van de
Verenigde Naties.
C) Energie
- Algemeen
167. Een belangrijke vraag bij de Europese energieafhankelijkheid van Rusland is te weten
hoe er in dat land wordt omgesprongen met het energiebeleid. Is Rusland als producent
eveneens afhankelijk van de Europese Unie als consument? De vraag moet gesteld worden
vanwaar de energie afkomstig is: uit Rusland zelf of uit door Rusland gecontroleerde
gebieden? Hier komen de verschillende strategieën aan bod die Rusland toepast bij de
exploratie en exploitatie van energiebronnen.
168. Rusland heeft in de ‘Energiestrategie tot 2020’ het energiebeleid voor de nabije toekomst
uitgestippeld. De Russische economie is een snel groeiende economie, waardoor de
energieconsumptie in de toekomst evenredig zal toenemen. Eén van de aandachtspunten van
113 N. A. ARBATOVA, “Het buitenlands beleid van Putin en de gevolgen voor het Westen”, 11 juli 2007, te raadplegen op www.atlcom.nl/ap_archive/pdf/AP%202000%20nr.%206/Arbatova.pdf
70
de energiestrategie is het verminderen van het energieverbruik tegen 2020. In diagram 7.1
wordt de energieconsumptie van Rusland weergegeven. Wat opvalt is dat Rusland bijna geen
enkele energievorm moet invoeren, aangezien het beschikt over grote voorraden kool, aardgas
en olie. Maar Rusland is niet alleen een enorme energieconsument, het is tevens een zeer
grote producent van allerlei vormen van energie, maar in tegenstelling tot andere sectoren van
de economie in Rusland, is de energiesector voornamelijk in staatshanden. De prijzen voor de
verschillende vormen van energie worden eenzijdig door de overheid opgelegd.
Diagram 7.1: Totale energieconsumptie in Rusland (in percenten in 2005)
Bron: US Energy Information Administration
- Steenkoolbeleid
169. Rusland is één van de grootste steenkoolproducenten ter wereld, maar deze
steenkoolproductie wordt in het buitenland over het algemeen onderschat. Wat de
steenkoolproductie betreft, kan gesteld worden dat de productie tegen 2020 met ongeveer 30
procent zal toenemen. Het is de vijfde grootste steenkoolproducent, en produceerde
bijvoorbeeld in 2006 361 miljoen ton.114 Deze toename moet er mede voor zorgen dat de
afhankelijkheid van gas wordt verminderd.
114 http://www.eia.doe.gov/cabs/Russia/Coal.html
71
- Gasbeleid
170. Reeds vanaf 1991 is Rusland op het vlak van de gasproductie een supermacht, met
ongeveer 32 procent bewezen gasreserves van de totale wereldreserves en 25 procent van de
internationale gasproductie. Qua export controleert Rusland ongeveer 30 procent van de totale
gasinvoer in de Europese Unie. Ten aanzien van de landen van Oost-Europa en de voormalige
Sovjet-Unie loopt dit percentage zelfs op tot 80 procent. Rusland heeft haar machtspositie wat
de gasproductie betreft, kunnen opbouwen door gebruik te maken van schaaleconomieën en
haar infrastructuur van pijpleidingen. Concurrenten keken op tegen de enorme kostprijs van
nieuwe pijpleidingen en van alternatieve methoden om het gas te vervoeren, waardoor
Rusland grote volumes kon transporteren tegen zeer lage marginale kosten en gebruikmakend
van lucratieve schaaleconomieën.115
171. In de energiestrategie wordt een enorme stijging van de gasproductie verwacht tegen
2020. De lokale economie en industrie consumeren ongeveer 70 procent van het
geproduceerde gas, terwijl die slechts 30 procent betalen van de totale gasprijs, die gevraagd
wordt aan buitenlandse afnemers. De gassector is een gecentraliseerde sector, waarbij de
nationale gasmaatschappij Gazprom ongeveer 85 procent van de totale Russische
gasproductie beheerst. Dit valt duidelijk op te maken uit diagram 7.2, waarin ook de grootste
Russische gasvelden naar grootte worden gerangschikt. Gazprom’s monopolie strekt zich uit
over de volledige bedrijfskolom van de gasproductie, de verwerking en het transport.
Gazprom heeft evenwel ook de controle over de exportpijpleidingen en de
transitinfrastructuur.116 Hoewel het gasmonopolie van Gazprom grotendeels gebaseerd was op
discretionaire oordeelsvorming in verband met het management van interne operaties en de
bepaling van de hoeveelheid gas dat geproduceerd, verhandeld en geëxporteerd wordt, zijn de
eigendom en de regulerende bevoegdheden duidelijk opgedeeld tussen Gazprom en de staat.
Deze laatste behield een beperkt, maar noodzakelijk recht om de binnenlandse gasprijzen te
bepalen. 117 118
115 A. N. STULBERG, Well-oiled diplomacy: Strategic manipulation and Russia’s energy statecraft in Eurasia, New York, State University of New York Press, 2007, p. 66-71 116 L. V. DE SOUZA, A different country: Russia’s economic resurgence, Brussels, Centre for European policy studies, 2007, p. 73-82 117 A. N. STULBERG, Well-oiled diplomacy: Strategic manipulation and Russia’s energy statecraft in Eurasia, New York, State University of New York Press, 2007, p. 66-71 118 M. GOLDMAN , Oilopoly: Putin, power and the rise of the new Russia, Oxford, Oneworld Publications, 2008, p. 136-144
72
Diagram 7.2: De Russische aardgasproductie (in biljoen cubic feet tussen 2001 en 2011)
172. Eén van de tactieken van Gazprom om controle te verwerven over het pijpleidingnetwerk
tussen Rusland en haar Europese consumenten, is om gasschulden die aangegaan zijn door
landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten kwijt te schelden in ruil voor een
participatie in het binnenlands pijpleidingnetwerk van de verschillende landen. Vele van die
landen konden immers hun aanzienlijke rekeningen voor reeds geïmporteerd gas niet betalen,
waarbij Gazprom een alternatief voorzag: ofwel werd een lagere prijs aangerekend, ofwel
werd de schuld volledig gezuiverd. Soms wordt er zelfs gewag gemaakt van ‘the pipeline
poker game’.
173. Er zijn talrijke gevaren verbonden aan deze expansiebeweging van Gazprom. Eén
daarvan is dat door toe te geven aan Gazprom, ze telkens meer zeggenschap gaan opeisen in
economische en politieke zaken. Een tweede gevaar is dat de Russische gasoperatoren er alles
zullen aan doen om potentiële leveranciers uit te sluiten, met als doel hun monopolie en
economische rente te behouden. Vervolgens zijn de niet-Russische gasproducenten die
opereren in het oude USSR-gebied bijzonder kwetsbaar. Zolang er geen alternatief is voor
Centraal-Aziatische landen voor het transport van aardgas naar Europa dan via pijpleidingen
73
die door Gazprom gecontroleerd worden, is de enige oplossing voor deze landen afnemers te
vinden in Azië of de gasprijs te aanvaarden die door Gazprom wordt opgelegd. Dit
verduidelijkt duidelijk waarom Turkmenistan tot in 2006 gedwongen werd om haar gas te
verkopen aan Rusland voor slechts 46 dollar per 1000 kubieke meter aardgas.119
174. Wat de Russische diplomatie betreft, kan gesteld worden dat Rusland de
inschikkelijkheid en medewerking van Turkmenistan en Kazachstan afdwingt. In verband met
Turkmeens gas, kan gesteld worden dat de export ervan vanaf 2010 volledig naar China,
Rusland en Iran zal gaan. Met de aanleg van de Dauletabad – Sarakhs – Khangiran pijpleiding
zal Turkmeens gas vervoerd worden naar Iran, waardoor Turkmenistan geen nood meer heeft
aan de pijpleidingen die door de Verenigde Staten en de Europese Unie werden aangeboden.
Rusland stelt dat beide partijen uit deze overeenkomst voordeel zullen halen, aangezien
Asjchabad zichzelf verzekerd ziet van een vaste afzetmarkt en Turkmenistan nieuwe en
bijkomende transitroutes naar de wereldgasmarkt verkrijgt.
175. Dit houdt vanzelfsprekend gevaren in voor het Westen, aangezien er zich duidelijk een
nieuwe economische as aan het aftekenen is tussen de producerende landen Rusland, Iran en
Turkmenistan en het consumerende China. In december 2009 openden drie belangrijke
producerende landen, te weten Turkmenistan, Kazachstan en Oezbekistan, een nieuwe
pijpleiding die Turkmenistan met China verbindt. Het is duidelijk dat China een grote speler
aan het worden is op de internationale energiemarkt, en dit komt enkel Rusland ten goede, dat
geografisch perfect gesitueerd is om in te spelen op zowel Europese als Centraal-Aziatische
energiebehoeften, met gastoeleveringen van de Kaspische Zee-regio en Centraal-Aziatische
landen. Het lijkt er sterk op dat de Europese Unie de strijd om de energiewinningsgebieden in
de Kaspische Zee-regio aan het verliezen is, nu ook Turkije plannen maakt voor een
pijpleiding die Turkmeens gas zou vervoeren naar Iran en Turkije. De Westerse pijpleiding-
diplomatie schijnt te mislukken in de Kaspische Zee-regio. Deze diplomatie gaat namelijk uit
van het plan om Rusland qua gas- en olietransport te omzeilen, China buiten spel te zetten en
Iran op de één of andere manier te isoleren.120
176. Samenvattend heeft Rusland duidelijk de intentie de Russisch-Turkmeense
energiebanden te normaliseren, om op die manier terug gasleveranties te krijgen van
119 M. GOLDMAN , Oilopoly: Putin, power and the rise of the new Russia, Oxford, Oneworld Publications, 2008, p. 152-154 120 S. PIRANI (ed.), Russian and CIS gas markets and their impact on Europe, Oxford, Oxford University Press, 2009, p. 395-455
74
Turkmenistan. Rusland koopt het gas aan tegen een prijs die ook door de Europese afnemers
betaald wordt. Dit is vanuit het standpunt van Rusland begrijpelijk, want zij willen op die
manier voorkomen dat alternatieve transportlijnen zouden worden geopend. Het lijkt erop dat
Rusland het Westen te slim af is en telkenmale erin slaagt de medewerking te verkrijgen van
strategische gasproducerende landen. Op die manier zal Rusland een supermacht blijven op
het vlak van de gasproductie- en doorvoer en zal er niet gauw een einde komen aan de
gasafhankelijkheid van de Europese Unie.
177. Rusland heeft de inschikkelijkheid van Turkmenistan en Kazachstan weten te winnen
door haar aanzienlijke marktmacht en haar regulerend kader uit te buiten. Ten aanzien van
Turkmenistan werden deze twee voordelen gebruikt om de opportuniteitskosten- en risico’s
van gasexploratie en pijpleidingprojecten te manipuleren, met als gevolg dat medewerking
voor Turkmenistan een aantrekkelijke gok was. Ten aanzien van Kazachstan gebruikte
Rusland de voordelen om bilaterale, regionale en strategische gasrelaties te doen ontstaan, die
een veilige investering waren voor de risico-averse politieke leiders in Kazachstan.121
- Oliebeleid
178. Nog sneller dan de steenkoolproductie, zal de productie van aardolie stijgen. Rusland
staat op de tweede plaats wat betreft de export van ruwe olie. De Russische oliesector was
nochtans na de val van de Sovjet-Unie enorm zwaar aangetast. Maar vanaf 1996 is de
productie opnieuw beginnen stijgen. De Russische overheid heeft op het vlak van de
oliesector een veel kleinere controle dan het geval is in de gassector. Ze is niet in staat om een
invloedrijke olieproducent te worden, die eenzijdig gas kan exporteren onder haar
voorwaarden. Daarbij komt nog dat het regulerend kader zeer vaag blijft, hoewel er
inspanningen werden geleverd om te komen tot liberalisering en beginselen van goed bestuur
werden gestimuleerd. In tegenstelling tot de gassector en de genationaliseerde olie-industrieën
van het Midden-Oosten, greep de Russische overheid niet rechtstreeks in in de ontwikkelings-
en exportagenda’s van de nationale petroleumindustrie. Integendeel was de oliesector al snel
afgeschermd van de monopolie-eigendom van de staat en de directe controle over productie-
en distributiefaciliteiten, met het oog op liberalisering en commercialisering. Rusland had op
het vlak van de prijszetting, het transport en de export van olie een zeer bescheiden autoriteit.
De decentralisatie en privatisering, althans gedeeltelijk, zijn in deze sector het snelst
121 A. N. STULBERG, Well-oiled diplomacy: Strategic manipulation and Russia’s energy statecraft in Eurasia, New York, State University of New York Press, 2007, p. 93-132
75
ingetreden.122 De Russische oliesector is opgedeeld in verticaal geïntegreerde oliebedrijven en
een gering aantal onafhankelijke olieproducenten. Het staatsbedrijf Transneft, dat instaat voor
het beheer van het gehele netwerk van pijpleidingen, is het grootste en belangrijkste bedrijf in
deze sector. In tabel 7.3 wordt een overzicht gegeven van de dagelijkse Russische olie-
exporthoeveelheden- en bestemmingen. Een zeer grote hoeveelheid ruwe olie wordt via de
Druzhba pijpleiding vervoerd naar Europa. Ook blijkt duidelijk dat Transneft het overgrote
deel van de export voor haar rekening neemt.
Tabel 7.3: Russische exporthoeveelheden- en bestemmingen (in 2006-2007 in duizenden
vaten per dag)
Bron: US Energy Information Administration
122 A. N. STULBERG, Well-oiled diplomacy: Strategic manipulation and Russia’s energy statecraft in Eurasia, New York, State University of New York Press, 2007, p. 71-81
76
179. De Russische oliediplomatie lijkt veel minder vruchten af te werpen dan de
gasdiplomatie. Het gaat in hoofdzaak over de oliereserves rond de Kaspische Zee, die
momenteel zonder tussenkomst van Rusland getransporteerd en verhandeld worden naar het
Westen. Rusland was onmachtig om bepaalde projecten die olie van de Kaspische Zee-regio
zouden vervoeren, tegen te houden. Het zijn voornamelijk Azerbeidzjan en Kazachstan, als
olieproducerende landen, die ervoor gekozen hebben Rusland te omzeilen. Dit moet gezien
worden als een zware Russische mislukking, aangezien Rusland niet zoals bij gasdiplomatie
beschouwd werd als een relevante en structurele macht die op geloofwaardige wijze de kosten
van niet-medewerking kon doen oplopen voor beide landen. Desalniettemin is het
diplomatieke succes zeer gering gebleken. Mogelijke verklaringen kunnen gevonden worden
in het gebrek aan voldoende marktmacht en de mislukking om de opportuniteitskosten- en
risico’s van al dan niet medewerking voor zowel Kazachstan als Azerbeidzjan te
manipuleren.123
- Elektriciteit en nucleair beleid
180. Ook op het vlak van elektriciteit is er sprake van een overheidsmonopolie. De Russische
elektriciteitssector is immers in handen van het staatsbedrijf ‘Unified Energy Systems of
Russia’, waartoe ook de 72 lokale elektriciteitsbedrijven behoren. Maar ook in deze sector is
er een privatiseringstendens en zal dit bedrijf geherstructureerd worden, waarbij enkel ‘Inter
RAO’ in staatshanden blijft, aangezien het als beheerder van de elektriciteitexport van
strategisch belang is voor de Russische overheid.124
181. Op het vlak van de Russische nucleaire energie kan gesteld worden dat de kerncentrales
in enorm slechte staat zijn en een dreigend gevaar opleveren voor de openbare veiligheid. De
belangrijkste oorzaken daarvan zijn het feit dat er veel te weinig financiële middelen en
benodigde materialen voorhanden zijn om het onderhoud op een degelijke manier uit te
voeren. Rusland beschikt momenteel over 10 kerncentrales, en nog eens 8 centrales zijn in
aanbouw.
- Conclusie
182. Wat de marktmacht van Rusland betreft, kan geconcludeerd worden dat Rusland haar
supermacht heeft herwonnen in de gassector, terwijl het slechts een tweederangsspeler in de
123 A. N. STULBERG, Well-oiled diplomacy: Strategic manipulation and Russia’s energy statecraft in Eurasia, New York, State University of New York Press, 2007, p. 133-175 124 http://www.rusenergy.com/en/
77
wereldolie- en nucleaire energiemarkten blijft. De eigendom en controle zijn telkens in de drie
sectoren verschillend. Rusland behield een sterke controle in de gas- en nucleaire sector, met
een aantal rechten om de besluitvorming binnen de sector te beïnvloeden. In deze sectoren is
de overheid in staat om het marktpotentieel ten volste uit te buiten. De binnenlandse olie-
industrie daarentegen staat onder een veel kleinere controle en de regulering van de sector is
zeer vaag gebleven, waardoor de grip van de Russische overheid op de alsmaar internationaler
wordende oliesector eerder beperkt is.125
183. Tenslotte is het noodzakelijk om niet alleen de huidige energiebronnen te exploiteren,
maar ook te denken aan toekomstige energiebronnen. Mede daardoor zullen belangrijke
investeringen noodzakelijk zijn in de Russische olie- en gassectoren. Vooral tussen 2020 en
2030 zal enorm moeten geïnvesteerd worden om de continuïteit van de energievoorziening
niet in het gedrang te brengen. In die periode zullen immers de energiereserves in West-
Siberië uitgeput zijn en zal er moeten geboord worden in moeilijker toegankelijke gebieden.
Rusland beschikt momenteel over circa 2000 olie- en gasvelden, waarvan ruim de helft zich in
een ontwikkelingsfase bevindt. Daarmee is de nood aan een continue investeringsstroom
aangetoond. Ook de Europese Unie moet haar steentje bijdragen, wil ze haar
energievoorziening gewaarborgd zien.126
D) Milieu en omgeving
184. Ook in Rusland spelen milieumotieven een rol bij de energiewinning. De Russische
infrastructuur heeft een slecht imago, aangezien de verouderde materialen veel sneller
aanleiding kunnen geven tot schadelijke gevolgen voor het milieu en de leefbaarheid van de
omgeving. Het gebeurde niet zelden dat een oliepijp barstte en niet snel werd hersteld. De
verantwoordelijken waren de mening toegedaan dat de natuurlijke rijkdommen toch
overvloedig aanwezig waren, dat de aarde een zeer groot absorptievermogen had en dat
stringente maatregelen een belemmering vormden voor de economische vooruitgang.
185. Als gevolg van deze houding is momenteel ongeveer 40 procent van de totale
oppervlakte van Rusland bestempeld als een gebied dat onder matige tot hoge ecologische
druk staat. Ook in verband met nucleaire energie zijn er misbruiken aan het licht gekomen. Zo
kan gedacht worden aan de radioactieve straling die vrijkomt door een nucleaire raket af te
125 A. N. STULBERG, Well-oiled diplomacy: Strategic manipulation and Russia’s energy statecraft in Eurasia, New York, State University of New York Press, 2007, p. 90-91 126 http://www.eia.doe.gov/emeu/cabs/Russia/Background.html
78
schieten voor vreedzame doelen en door het dumpen van radioactief afval in zee.
Desalniettemin beschikt Rusland niet over een coherent en allesomvattend milieubeleid,
hoewel de overheid de voorbije jaren regelmatig reorganisaties heeft doorgevoerd in verband
met milieubeheer- en beleid. Maar het is zeer voorbarig om van een echt milieubeleid te
spreken, vooral omdat de meeste milieuwetgeving op lokaal vlak wordt ingevuld en om die
reden niet consequent wordt afgedwongen.
186. Wat specifiek de klimaatverandering betreft, kan gesteld worden dat gedurende de
industriële en economische crisis van de jaren ’90, de CO2-uitstoot in dit land toen evenredig
gedaald is. Dit is één van de redenen waarom Rusland het Kyoto-protocol heeft ondertekend
en geratificeerd en in 2009 actief heeft meegewerkt op de Kopenhagenconferentie. De
ondertekening van het Kyoto-protocol door Rusland was een noodzakelijke voorwaarde opdat
het protocol in werking zou kunnen treden. Het trad immers slechts in werking als de
geïndustrialiseerde landen die tezamen minimaal 55 procent van de werelduitstoot van
broeikasgassen voor hun rekening nemen, akkoord gaan met het protocol. Uiteindelijk kon het
protocol zeven jaar na de eigenlijke overeenkomst in Kyoto op 16 februari 2005 in werking
treden.127
187. Eén van de hoofdredenen voor ondertekening van het protocol was de mogelijkheid voor
Rusland om bepaalde emissierechten te verkopen aan buitenlandse bedrijven en overheden, de
zogenaamde emissiehandel, om dit geld opnieuw te kunnen investeren in vernieuwde gas- en
olie-infrastructuur. Dit land bezit immers veruit het grootste potentieel om emissierechten te
verkopen, aangezien de uitstoot tijdens de economische transitie vanaf 1991 volledig
ineengestort is. Het protocol neemt immers als beginwaarde de uitstoot in 1990, toen Rusland
nog één van de meest vervuilende landen ter wereld was. Een andere voorwaarde voor
ondertekening was steun van de Europese Unie voor het lidmaatschap van Rusland van het
WHO. Het protocol brengt namelijk ook een groot aantal nadelen mee voor Rusland. Rusland
beschikt over een grote reserve aan fossiele brandstoffen, die evenwel een zeer zware CO2-
uitstoot tot gevolg hebben. De Russische energiesector is immers verantwoordelijk voor 97
procent van de totale CO2-uitstoot.128
127 A. KORPPOO, J. KARAS and M. GRUBB (eds.), Russia and the Kyoto protocol: opportunities and challenges, London, The Royal Institute of International Affairs, 2006, p. 1-5 128 A. KORPPOO, J. KARAS and M. GRUBB (eds.), Russia and the Kyoto protocol: opportunities and challenges, London, The Royal Institute of International Affairs, 2006, p. 138-144
79
188. Op het vlak van hernieuwbare energie hinkt Rusland ver achterop op de Europese Unie.
Deze energiebron is sterk onderontwikkeld, mede door het feit dat Rusland een enorme
voorraad fossiele energie heeft. Geothermische energie, dat vooral voor de warmte- en
elektriciteitproductie instaat, is de meest ontwikkelde hernieuwbare energievorm in Rusland.
80
De relatie tussen Rusland en het Westen
A) Algemeen
189. De relatie tussen Rusland en het Westen kent een conjunctuurverloop. Gedurende
sommige periodes wordt die gekenmerkt door doorgedreven en intensieve samenwerking en
overleg en gedurende andere periodes door voortdurende spanningen. In dit deel is het de
bedoeling een overzicht te geven van de verschillende spanningen, evenals van de pogingen
tot samenwerking om een beeld te kunnen schetsen van de huidige politieke en economische
relatie.
B) Ergernissen en knelpunten in de wederzijdse relatie
190. Er zijn de voorbije jaren een groot aantal spanningen in de Russisch-Europese relatie
geweest. Sommige daarvan hadden betrekking op politieke ergernissen, andere waren dan
weer gebaseerd op economische motieven. In wat volgt zullen eerst de politieke spanningen
aan bod komen, alvorens de economische knelpunten te onderzoeken. Tot de eerste groep
behoren onder andere de niet-ratificatie door Rusland van het Energiehandvest, de Russische
aanval op Zuid-Ossetië, de verschillende Russische mensenrechtenschendingen en de
Russische frustratie over het Oostelijk Partnerschap. In de tweede groep kunnen onder andere
de verschillende economische conflicten, de vraag of Rusland wel al haar
langetermijncontracten zal kunnen uitvoeren en de Europese bezorgdheid over de veiligheid
van verouderde kernreactoren worden ondergebracht.
- Politieke knelpunten
191. Het ‘Energy Charter Treaty’ of ‘energiehandvest’ (ECT) is een internationale
overeenkomst, waarbij een multilateraal kader voor handel en investeringen in energie
evenals de transit ervan wordt geschapen. De verklaring van het energiehandvest werd in
1991 te Den Haag ondertekend, terwijl het bindende verdrag van het energiehandvest pas in
1994 te Lissabon werd ondertekend, ook door Rusland. Rusland heeft het verdrag met andere
woorden wel ondertekend en voorwaardelijk toegepast in de nationale rechtsorde, maar het
weigert het verdrag te ratificeren. Het verbindt de ratificatie van het ECT aan
onderhandelingen over een ‘Energy Charter Transit Protocol’. In 2006 liet Rusland
uitschijnen dat het absoluut niet van plan was het verdrag te ratificeren, aangezien het land
zich niet akkoord kon verklaren met de bepalingen die vereisen dat derde landen toegang
81
moeten krijgen tot Russische pijpleidingen. In 2009 liet Rusland officieel weten dat het geen
contracterende partij zou worden van het Energiehandvest. Maar overeenkomstig een
uitspraak van het Hooggerechtshof te Den Haag is Rusland gebonden aan het verdrag en
kunnen eisen op grond van dit verdrag aanleiding geven tot een rechtszaak tegen Rusland.129
192. Het oorspronkelijke doel van dit handvest was om de energiesectoren van de landen van
de voormalige Sovjet-Unie en van Centraal-Europa aan het einde van de Koude Oorlog te
integreren in de ruimere Europese en wereldmarkten. Dit lijkt nu grotendeels te mislukken,
aangezien de belangrijkste energieleverancier weigert deel te nemen aan het
energiehandvest.130
193. De relatie tussen Rusland en de Europese Unie was door de niet-ratificatie van het
Energiehandvest reeds verslechterd, maar in 2008 bekoelde de relatie bijna helemaal, toen
Rusland op 8 augustus 2008 haar leger over de grens met Georgië verplaatste. Deze inval
gebeurde naar aanleiding van voortdurende schermutselingen in Zuid-Ossetië. Georgië wenste
orde op zaken te stellen in de naar afscheiding strevende Georgische regio, maar Rusland
kwam tussenbeide ter bescherming van de Zuid-Osseten, waarvan velen de Russische
nationaliteit hebben. Maar in plaats van zich na de herovering van Zuid-Ossetië terug te
trekken, trokken de Russische troepen verder landinwaarts tot aan de Georgische stad Gori.
Dit leidde tot enorme internationale kritiek op het militair beleid van Rusland, waarna door
bemiddeling van de Europese Unie een bestand tot een staakt-het-vuren tot stand werd
gebracht.
194. Een constante bron van ergernis en frustratie voor de Europese Unie en geheel de
Westerse wereld, zijn de voortdurende mensenrechtenschendingen die door Rusland gepleegd
worden, zoals bijvoorbeeld in de provincies van de Noordelijke Kaukasus. Gedacht kan
worden aan de verscheidene mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië.131 Ook het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens heeft zich over deze kwestie uitgesproken en is tot de
conclusie gekomen dat Rusland enorm zware schendingen van het recht op leven heeft begaan
in de oorlog in Tsjetsjenië. Verder schond Rusland artikel 13 EVRM dat het recht op een
129 http://www.encharter.org/index.php?id=1&L=0 130 A. KONOPLYANIK en T. WÄLDE, Energy charter treaty and its role in international energy, Journal of energy and natural resources law, 24 (4), 2006, p. 523-558, te raadplegen op http://konoplyanik.ru/ru/publications/articles/410-JENRL-11.2006.pdf 131 http://www.ushmm.org/genocide/take_action/atrisk/region/chechnya-russia/
82
daadwerkelijk rechtsmiddel aan iedereen toekent. De getroffenen kregen niet de mogelijkheid
om voor een nationale rechterlijke instantie de schendingen op te werpen.132
195. Maar niet enkel in Tsjetsjenië worden op grote schaal schendingen van fundamentele
mensenrechten gepleegd, ook over het hele land worden voorvechters van de mensenrechten,
advocaten en journalisten gekrenkt in hun fundamentele rechten en vrijheden. Sommigen
worden bedreigd en fysiek aangevallen, anderen zijn dan weer om het leven gebracht. Zo zit
de voormalige eigenaar van het energiebedrijf Yukos Chodorkovsky al jaren opgesloten in
Siberië, en dit in zeer slechte omstandigheden en zonder een eerlijk proces. Dergelijke
misdaden worden zelden onderzocht en het gebeurt maar sporadisch dat de daders gestraft
worden.
196. Voorst kan gerust gesproken worden van een zekere censuur, die absoluut niet thuishoort
in een democratisch land. Journalisten hebben geen vrijheid van meningsuiting en kunnen
derhalve niet ten volle van de persvrijheid genieten. De Europese Unie zou in een dergelijk
klimaat geen onderhandelingen mogen voeren met Rusland over energievoorziening. De
Europese Unie moet een sterk signaal geven dat het mensenrechtenschendingen niet
onbestraft wil laten. Economie en humaniteit moeten mijns inziens hand in hand gaan. Het is
de taak van Rusland om maatregelen te nemen die de rechtstaat moeten versterken en om de
garantie te geven dat de autoriteiten de fundamentele en universele mensenrechten
respecteren.133
197. Een laatste politiek knelpunt in de Russisch-Europese relatie wordt gevormd door de
frustratie van Rusland vanwege het aangaan van de Europese Unie van een ‘Oostelijk
Partnerschap’ met een aantal Centraal- en Oost-Europese landen. Het is in feite een op 7 mei
2009 te Praag opgericht samenwerkingsverband tussen de EU en Armenië, Azerbeidzjan,
Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland dat wordt gebruikt als forum voor afspraken
over strategisch partnerschap, vrij reizen en vrije handelszones. Het hoofddoel van dit
partnerschap voor de EU is om het omstreden en controversiële thema van de toetreding tot de
Europese Unie te vermijden. Rusland staat erg afkerig tegenover dergelijke Europese
initiatieven, aangezien ze beschouwd worden als een poging van de Europese Unie om haar
invloedssfeer verder uit te breiden naar het Oosten, en bijgevolg gezien worden als een poging
om de Russische invloedssfeer in deze landen te ondermijnen.
132 R. LEMAITRE, EHRM veroordeelt Rusland voor mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië, De juristenkrant nr. 105, ISSN-1374-3538, 9 maart 2005, te raadplegen op www.kluwer.be/landing/DeJuristenkrant/juristenkrant.pdf 133 http://www.hrw.org/en/europe/central-asia
83
- Economische knelpunten
198. Nog belangrijker voor deze masterproef dan de politieke knelpunten, zijn de
economische knelpunten in de relatie tussen de Europese Unie en Rusland. Wat nu de
economische conflicten betreft, kan gesteld worden dat het vooral gaat over
energieverstoringen. Recent heeft Rusland immers de gaskraan naar Oekraïne dichtgedraaid,
omwille van de niet-betaling door Oekraïne van haar gasaankopen. Vooral Midden- en Zuid-
Europa zijn zwaar getroffen door deze strenge maatregel, die pijnlijk aantoont op welke
manier Europa afhankelijk is van Russisch gas. Voor vele Europeanen was er tijdens de
energieverstoring geen verwarming en ook de industriële productie heeft een zware
achterstand opgelopen of werd fel verminderd.
199. Deze conflicten tussen Oekraïne en Rusland over de leveringen, doorvoer of prijzen van
gas zijn evenwel geen recent fenomeen. Reeds vanaf de ineenstorting van de Sovjet-Unie
vormen dergelijke conflicten schering en inslag. Ook in 2006 heeft Rusland besloten de
gaskraan naar Oekraïne dicht te draaien naar aanleiding van een gasconflict tussen de beide
landen. Maar nog andere dieperliggende oorzaken, andere dan niet-betaling, kunnen gevonden
worden voor de moeilijke houding van Rusland ten aanzien van gasdoorvoerlanden in
Centraal- en Oost-Europa. Ten aanzien van Oekraïne wenst Rusland haar invloedssfeer te
behouden en verzet het zich actief tegen iedere vorm van Oekraïense toetreding tot het
Westen. Zo wenst Oekraïne sinds het aantreden van Westers georiënteerd president Joesjenko
lid te worden van de Europese Unie evenals van de NAVO. Voor Rusland is de verdere
uitbreiding van de NAVO naar het Oosten onbespreekbaar, aangezien dit beschouwd wordt
als een bedreiging voor de Russische nationale veiligheid.
200. Een ander heikel punt dat de spanningen tussen Rusland en het Westen duidelijk
aantoont, is het Amerikaanse initiatief om een raketschild te plaatsen in Polen en Tsjechië.
Ook dit ziet de Russische overheid als een gevaar voor de nationale veiligheid. In feite staan
niet zozeer Oekraïne en Rusland tegenover elkaar, maar eerder de Verenigde Staten en
Rusland, aangezien de Verenigde Staten Oekraïne actief wil steunen en er reeds een
strategisch partnerschap mee heeft gesloten betreffende een aantal defensie- en
energieaspecten. De inzet van deze strijd is de controle over de pijpleidingnetwerken in
Oekraïne. In deze strijd wordt het Russisch gas als geopolitiek drukkingmiddel gebruikt, om
druk uit te oefenen op de Europese Unie en Oekraïne.
84
201. In feite kan er in deze kwestie zelfs niet gesproken worden van de Europese Unie als
geheel, aangezien een aantal landen reeds op eigen initiatief, naast het ‘gemeenschappelijke’
initiatief van de Europese Unie, onderhandelingen zijn gestart met Rusland om de eigen
nationale energievoorziening veilig te stellen. De Europese Unie begint op dit vlak met andere
woorden barsten te vertonen en heeft eigenlijk gefaald in haar taak om de Europese
continuïteit van energievoorziening te bewerkstelligen.
202. Een tweede, minstens even belangrijk economisch knelpunt betreft de vraag of Rusland
wel degelijk in staat zal zijn om alle langetermijncontracten die ze aangegaan heeft, op een
voldoende wijze uit te voeren. Want zoals reeds gesteld, gaat Rusland voortdurend nieuwe
contracten aan voor energieleveranties, maar kan er getwijfeld worden aan het vermogen van
Rusland om met haar bestaande infrastructuur tegemoet te komen aan de contractuele
verplichtingen. Vele pijpleidingen en energiebedrijven stammen nog af uit het Sovjet-Unie-
tijdperk en zijn verouderd en dringend aan vervanging of herstel toe. Maar Rusland wil of kan
niet genoeg investeren in nieuwe infrastructuur.
203. Het gebrek aan investeringen in gasvoorziening komt voort uit de bezorgdheid om het
feit of Gazprom al dan niet in staat zal zijn haar langetermijnverplichtingen ten aanzien van
Europese consumenten te respecteren. Het gaat dan niet in de eerste plaats om de problemen
die voortspruiten uit de moeilijke relatie van Rusland met transitlanden van het Gemenebest
van Onafhankelijke Staten, maar vooral om de gevolgen van economische recessie. Die werkt
immers in twee richtingen: enerzijds is in sommige landen, waaronder Oekraïne, de economie
dermate teruggevallen dat nieuwe investering in onderhoud en herstel van pijpleidingen niet
mogelijk zijn, en anderzijds is de Europese vraag naar gas vanaf de economische crisis in
2008 afgenomen, waardoor ook Gazprom haar productie moest verminderen.
204. Een gebrek aan investeringen moet bekeken worden vanuit het Europese standpunt
omtrent de investeringspolitiek en veiligheidsaspecten van Russische gasvoorzieningen. Als
Gazprom haar investeringen in energievoorziening uitstelt, dan ontstaat er bezorgdheid om
het feit dat Gazprom eventueel niet in staat zal zijn haar verplichtingen na te komen, ondanks
het feit dat het op deze manier ook haar eigen productie in het gedrang brengt. Maar wanneer
Gazprom daarentegen wil investeren in alternatieve en nieuwe transportroutes, die evenwel de
belangrijkste doorvoerlanden van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten vermijden en
die zorgen voor een diversificatie voor de Europese Unie, dan wordt het beschuldigd van
geopolitieke agressie tegenover een aantal transitlanden. Het gevaar bestaat dan dat Rusland
85
het gas zal gebruiken als economisch en politiek wapen om haar zin te krijgen en dat ze
Europa kunnen opdelen door de energievoorziening al dan niet stop te zetten.134
205. Voorts zijn sommige experts ervan overtuigd dat Gazprom nog maximaal 5 tot 10 jaar
gas zal kunnen vervoeren naar Europa. Dit heeft meerdere oorzaken. Ten eerste door het feit
dat het Bovanenko-olieveld pas binnen een aantal jaren operationeel zal zijn, en dat het
meeste gas vanuit Yamal en Turkmenistan komt. Ten tweede kan gesteld worden dan
Turkmenistan een enorm potentieel heeft, maar dat het enerzijds tijd kost om dit te
ontwikkelen en anderzijds het reeds begonnen is met gasleveranties aan China en Iran,
waardoor Rusland steeds minder gas van Turkmenistan mag verwachten. Tenslotte is het
grootste West-Siberische gasveld Nadym Pur Taz aan het opdrogen. Om de uitputting van de
fossiele energiebronnen tegen te gaan, zijn er investeringen nodig, maar Gazprom gebruikt de
investeringen voor de verkeerde projecten, namelijk voor de internationale markten in plaats
van voor de binnenlandse olievelden en pijpleidingen. Volgens het IEA zijn de investeringen
die Gazprom doet ruimschoots onvoldoende.135
206. Een combinatie van deze zaken, te weten een gebrek aan investeringen en het feit dat er
steeds minder capaciteit kan getransporteerd worden, leidt onontkoombaar tot een Russische
gasvoorzieningskloof. Deze kloof kan nog vergroot worden door een aantal externe factoren.
Vooreerst is het geen zekerheid dat Rusland ook in de toekomst toegang zal hebben tot gas uit
Centraal-Azië. Vervolgens was er sprake van zeer zwak management van de gasvelden tijdens
het Sovjet-tijdperk, waardoor deze velden nog sneller zouden kunnen opdrogen dan anders het
geval is. Tenslotte stijgt de binnenlandse gasvraag, waardoor minder gas zal kunnen worden
uitgevoerd. Europa heeft de gevolgen van deze kloof reeds aan den lijve ondervonden tijdens
de barre winter van 2005-2006, toen Rusland niet genoeg gas kon produceren om zowel de
binnenlandse als de buitenlandse markten te voorzien van aardgas.
207. Een volgende bedenking die kan gemaakt worden is of Gazprom nog competitief zal
kunnen blijven ten aanzien van de Europese alternatieven. De belangrijkste concurrentie voor
Gazprom komt van de invoer van LNG. Het grote voordeel van LNG is dat het zeer flexibel is
en een groot aantal bestemmingen kan bereiken. Indien de LNG-import in Europa stijgt, zal
Gazprom in de problemen komen, aangezien de Russische gasprijzen, mede door de relatief
hoge productie- en transportkosten, op Europese markten niet competitief zullen blijven. De
134 J. STERN, Future gas production in Russia: is the concern about lack of investment justified?, Oxford Institute of Energy Studies no. 286084, 2009, te raadplegen op www.oxfordenergy.org/pdfs/NG35.pdf 135 http://www.iea.org/textbase/nppdf/free/2006/russiangas2006.pdf
86
enige oplossing voor Gazprom is via het gebruik van nieuwe langetermijncontracten zo snel
als mogelijk nieuwe afnemers aan zich te binden, alvorens nieuwe Europese
energieleveranciers op de markt komen.136
208. Een laatste kleiner economisch knelpunt wordt gevormd door de bezorgdheid die door de
Europese Unie wordt geuit in verband met de veiligheid van verouderde kernreactoren.
Volgens de Europese Unie is het noodzakelijk dat Rusland maatregelen neemt om de
veiligheid van verouderde kerncentrales en onderzeeërs te waarborgen. De ramp in Tsjernobyl
op 26 april 1986 was immers veroorzaakt door vergevorderde verwaarlozing, een gebrek aan
herstel en onderhoud en een slechte opleiding van het personeel.
C) Samenwerkingsvormen
209. Niettegenstaande de vele ergernissen en knelpunten die er geweest zijn of nog steeds zijn
in de Russisch-Europese relatie, zijn er uiteraard ook pogingen tot samenwerking geweest.
Deze worden in dit deel besproken. Het gaat onder meer om het ‘Partnerschaps- en
Samenwerkingsakkoord’, het IPEEC en de grote onderlinge economische afhankelijkheid.
- IPEEC
210. Op 8 juni 2008 kwamen de G8-landen, China, India, Zuid-Korea en de Europese Unie
overeen om het ‘Internationaal Partnerschap voor Samenwerking inzake Energie-efficiëntie’
of IPEEC op te richten. Het partnerschap zal een meerwaarde vormen bij bestaande structuren
en overeenkomsten betreffende energie-efficiëntie. Haar doel bestaat erin acties te
vergemakkelijken die gericht zijn op een verbetering en verhoging van de energie-efficiëntie.
Energie-efficiëntie kan op verschillende manieren bereikt worden, bijvoorbeeld door een
reductie van het energieverbruik zonder aan comfort in te boeten en de belastingsdruk van
arbeid naar het efficiënt energieverbruik te verschuiven om op die manier bij te dragen aan
een daling van de milieuvervuiling op een kostenefficiënte wijze. Dit partnerschap kan met
andere woorden een forum bieden voor zowel Rusland als de Europese Unie om de band wat
energie en energie-efficiëntie betreft te versterken.
136 S. ALEKSASHENKO, Russia: is no news good or bad news?, International economic bulletin, Carnegie endowment for international peace, januari 2010, te raadplegen op http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=24759
87
- Partnerschaps- en samenwerkingsakkoord
211. In 1997 is een ‘partnerschaps- en samenwerkingsakkoord’ gesloten tussen Rusland en de
Europese Unie om de economische en politieke samenwerking te bevorderen. Het was een
akkoord dat gold voor 10 jaar, zodat het dientengevolge in 2007 verlopen was. Een ander
initiatief om specifiek de energiesamenwerking te bevorderen, wordt gevormd door de ‘EU-
Rusland Energiedialoog’. De energiedialoog is een praktisch kaderverband dat instaat voor de
positieve stimulering van de energierelaties en dat ontstond op de zesde EU-Rusland-top van
30 oktober 2000. Het doel van deze dialoog is een strategisch energiepartnerschap te creëren,
dat tot voorspelbaarheid, veiligheid en zekerheid binnen een open energiemarkt zal bijdragen.
Alle zaken van gemeenschappelijk belang voor de energiesector kunnen in dit
discussieplatform worden aangekaart, zoals onder andere de investeringsmogelijkheden en de
onderlinge relatie tussen energieconsumerende en energieproducerende landen. Een praktisch
voorbeeld van nauwere samenwerking kan gevonden worden in een ontmoeting van beide
landen op 25 mei 2009, waarin werd overeengekomen dat ze elkaar vroegtijdig gaan
waarschuwen, indien er een dreigende verstoring van de energielevering voor de deur staat.
Andere zaken die op de agenda stonden, waren energie, veiligheid en handel. Met deze
ontmoeting proberen beide entiteiten een verbetering aan te brengen in hun relatie, die onder
druk was komen te staan naar aanleiding van het Russisch-Georgisch conflict en de
energieverstoring in 2008. Ze probeerden op het vlak van energie en handel hun
meningsverschillen bij te leggen, ook over het ‘Oostelijk Partnerschap’.137
212. Ondertussen wordt evenwel reeds onderhandeld over een opvolger voor het
partnerschaps- en samenwerkingsakkoord, opdat het werk dat in het verleden verricht is, niet
nutteloos zou zijn. Het resultaat van deze onderhandelingen is de instelling in juni 2010 van
een ‘partnerschap voor modernisatie’, dat tot doel heeft een modernisatieagenda op te stellen
voor beide entiteiten met het oog op de stimulering van de economieën en een toenadering
van de burgers. Het partnerschap moet ook bijdragen aan het globale herstel en een sterker
internationaal economisch beleid. Thema’s die behandeld werden tijdens de onderhandelingen
waren onder andere de wereldcrisis, klimaatverandering, en energierelaties, waardoor
137 http://ec.europa.eu/news/external_relations/090525_nl.htm
88
duidelijk wordt dat er tussen beide entiteiten opnieuw in een open sfeer aan politiek kan
gedaan worden.138
- Onderlinge handelsrelatie
213. Een laatste, maar belangrijkste vorm van intensieve samenwerking wordt gevormd door
de onderlinge handelsrelatie. Zoals ook reeds voorheen gezien zijn Rusland en de Europese
Unie afhankelijk van elkaar. Zo is Rusland de derde grootste handelspartner van de Europese
Unie en is de Europese Unie voor ongeveer 25 procent afhankelijk van Russische olie en voor
ongeveer 35 procent van Russisch gas. Olie en gas zijn de belangrijkste Russische
exportproducten en zij vormen dan ook het grootste deel van de inkomstenstroom.
Omgekeerd is de EU voor Rusland van enorm economisch belang. Zo is ongeveer 52 procent
van het handelsverkeer met Rusland afkomstig van Europees handelsverkeer met Rusland.
Sterker nog, de Europese Unie is veruit de grootste investeerder in Russische projecten. De
Europese investeringen in Rusland bedragen ongeveer 30 miljard euro, tegenover 3 miljard
euro Russische investeringen in de Europese Unie.139
214. Een belangrijke vraag die in dit deel kan gesteld worden is of Rusland in se al dan niet
tot Europa behoort en kan beschouwd worden als een Europese staat. Een eenduidig antwoord
ligt niet voor de hand, al moet gesteld worden dat er voldoende culturele en geografische
argumenten pro kunnen gevonden worden. Op politiek vlak verschillen beide entiteiten
evenwel wezenlijk. Europa lijkt enkel te bestaan uit de Europese Unie, en alle landen die geen
lid zijn, kunnen geen echte Europese staten genoemd worden.
215. In de periode na de ineenstorting van de Sovjet-Unie lag de focus van het buitenlands
beleid van voormalig Russisch president Yeltsin hoofdzakelijk op een doorgedreven
samenwerking met het Westen. Ze zochten actief naar mogelijke samenwerkingsverbanden
met onder andere de Europese Unie, de Raad van Europa, de GATT en het IMF. Van
sommige internationale organisaties kon Rusland lid worden, maar van andere niet, omdat het
niet aan de voorwaarden voldeed. Maar zoals reeds gesteld, betekende de oorlog in Tsjetsjenië
een ommekeer in de relatie tussen Rusland en de EU. Deze entiteiten stonden op het punt de
eerste partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Na de oorlog was de 138 Press release IP/10/649 van 1 juni 2010: EU and Russia launch new partnership for modernization, te raadplegen op http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/10/649&format= HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en 139 E. S. KHESIN, “The intersection of economics and politics in Russia” in A. G. ARBATOV, K. KAISER and R. LEGVOLD (eds.), Russia and the West: the 21st century security environment, New York/London, M. E. Sharpe, 1999, p. 113-120
89
Europese bereidheid tot ondertekening evenwel veel kleiner geworden. Uiteindelijk is deze
overeenkomst toch ondertekend en geratificeerd. Ook van de Raad van Europa is Rusland na
een langdurig proces lid kunnen worden.140
216. Rusland heeft momenteel evenwel geen ambitie om EU-lid te worden. Ook in de
‘nabuurschapspolitiek’ van de Europese Unie, waarbij hechtere banden worden gesmeed
tussen een aantal Oost- en Zuid-Europese landen en de EU, toont Rusland geen wezenlijke
interesse. Het zou immers een stuk soevereiniteit moeten opgeven om toe te kunnen treden tot
dergelijke organisaties. Om zichzelf niet volledig te isoleren op het Europese continent, wenst
Rusland evenwel een gemeenschappelijk veiligheidssysteem en vrijhandelszone in te stellen.
Rusland wenst met andere woorden enkel op het vlak van het vrij verkeer nauwere banden te
smeden met de Europese Unie, maar deze laatste staat zeer gereserveerd tegenover de wensen
van Rusland. Sommigen pleiten voor een verdergaande integratie van beide entiteiten, maar
dit wordt door een aantal elementen bemoeilijkt. Ten eerste zou dit een enorme aanpassing
vereisen van zowel de Russische wetgeving als het acquis communautaire van de Europese
Unie. Vervolgens kan geen sprake zijn van een gemeenschappelijk buitenlands EU-beleid ten
opzichte van Rusland, aangezien ten eerste de nationale visies in verband met Rusland tussen
de lidstaten sterk verschillen en ten tweede Rusland eerder opteert voor bilaterale contacten
met een individuele EU-lidstaat.
217. Maar over het algemeen kunnen er evenwel positieve integratietendensen ten aanzien
van de Europese Unie worden waargenomen. Het hoogtepunt werd gevormd door het
Russisch lidmaatschap van de Europese Verklaring voor de Rechten van de Mens op 5 mei
1998.141 Deze tendensen moeten evenwel een constante blijven, opdat Rusland volledig zou
kunnen geïntegreerd worden in het Westen. Op het vlak van de methoden om tot integratie te
komen, kunnen twee tegenovergestelde manieren worden onderscheiden. Enerzijds menen
sommigen dat Rusland een moderner land kan worden door liberale waarden en
democratische praktijken aan te nemen. Anderzijds zijn sommigen de mening toegedaan dat
de integratie slechts kan slagen indien niets moet veranderen, en blijven vertrouwen op
140 R. H. DONALDSON and J. L. NOGEE, The foreign policy of Russia: changing systems, enduring interests, New York/London, M. E. Sharpe, 1998, p. 218-232 141 D. TARSCHYS, “Russia as a European partner” in T. CASIER and K. MALFLIET (eds.), Is Russia a European power? The position of Russia in a new Europe, Leuven, Leuven University Press, 1998, p. 141-145
90
nationale waarden, autoritaire tradities en instellingen die eeuwenlang de geschiedenis en
cultuur van Rusland vorm hebben gegeven. 142
- Conclusie
218. Concluderend kan gesteld worden dat de relatie tussen Rusland en de Europese Unie
omschreven kan worden als een haat-liefde-verhouding. Minder ontwikkelde landen, zoals
Rusland, kijken immers enerzijds vol bewondering en anderzijds afgunstig naar de rijkere
landen van het Westen. Dit fenomeen valt overal ter wereld waar te nemen.143 Toch kan een
voorzichtige voorspelling gemaakt worden in verband met de onderlinge relatie: de toekomst
van Rusland ligt in Europa, en dan hoofdzakelijk in de gemeenschap van Europese naties, en
de toekomst van Europa is gebaseerd op een actief en intensief Russisch partnerschap.144 Om
dit te bereiken zal de Europese Unie een sterkere politieke wereldmacht moeten worden,
aangezien momenteel de instrumenten die de Russisch-Europese relatie vorm geven een
afspiegeling zijn van de EU zelf, namelijk een zwakke politieke speler, die zichzelf probeert
op te werken. De relatie tussen de Europese Unie en Rusland wordt met andere woorden niet
bepaald door een brede, weldoordachte en sterke strategie, maar eerder door vrijwillige
samenwerking en overleg. Dit kan beschouwd worden als een enorme tekortkoming van de
Europese Unie en kan gemakkelijk aanleiding geven tot misbruiken.145 Tenslotte kan
geconcludeerd worden dat ondanks de talrijke ergernissen en knelpunten die er geweest zijn
en nog steeds zullen zijn, Rusland en de Europese Unie op vele vlakken afhankelijk zijn van
elkaar en elkaar steeds nodig zullen hebben.
142 A. J. MOTYL, B. A. RUBLE and L. SHEVTSOVA (eds.), “Russia’s reintegration into the West: the challenges before Russia” in A. J. MOTYL, B. A. RUBLE and L. SHEVTSOVA (eds.), Russia’s engagement with the West: transformation and integration in the twenty-first century, New York/London, M. E. Sharpe, 2005, p. 3-13 143 D. TARSCHYS, “Russia as a European partner” in T. CASIER and K. MALFLIET (eds.), Is Russia a European power? The position of Russia in a new Europe, Leuven, Leuven University Press, 1998, p. 67-80 144 D. TARSCHYS, “Russia as a European partner” in T. CASIER and K. MALFLIET (eds.), Is Russia a European power? The position of Russia in a new Europe, Leuven, Leuven University Press, 1998, p. 141-145 145 A. KROK-PASZKOWSKA en J. ZIELONKA, “the European Union’s policies toward Russia” in A. J. MOTYL, B. A. RUBLE and L. SHEVTSOVA (eds.), Russia’s engagement with the West: transformation and integration in the twenty-first century, New York/London, M. E. Sharpe, 2005, p. 151-167
91
Conclusie
219. De titel van deze masterproef bestaat uit twee delen, die evenwel met elkaar verband
houden. Enerzijds zou het werkstuk handelen over de energieafhankelijkheid van de Europese
Unie en anderzijds over de relatie tussen Rusland en het Westen, met nadruk op de relatie met
de Europese Unie. Het snijpunt van beide aspecten wordt gevormd door Rusland. Rusland
neemt inderdaad een prominente plaats in binnen zowel de economie als de politiek van de
Europese Unie. Daarom werden deze twee zaken afzonderlijk behandeld, namelijk in een
eerste deel de economische relaties en beleidsterreinen van zowel de Europese Unie als
Rusland en in een tweede deel de politieke en buitenlandse verhoudingen.
220. Op het vlak van de internationale energievoorziening kon vastgesteld worden dat
internationale energieconflicten toenemen, zowel in aantal als in intensiteit, naargelang de
schaarste toeneemt. Enkele flagrante probleemgebieden werden gevormd door de landen in de
Zuidelijke Kaukasus en de landen in de Kaspische Zee-regio en de Zwarte Zee-regio. Voorts
kwamen een tweetal internationale organisaties aan bod die dergelijke conflicten proberen
voorkomen, door een continue energievoorziening te garanderen. Het ging ten eerste om het
Internationaal Energie Agentschap, dat een gespecialiseerd orgaan is met als belangrijkste
taak de verschillende energiebronnen in de lidstaten te coördineren. Tenslotte kwam ook de
NAVO kort aan bod, om aan te tonen dat ook algemene internationale organisaties een
verantwoordelijkheid hebben op het vlak van de energievoorziening.
221. Vervolgens kwam het economisch en energiebeleid van de beide studieobjecten
uitgebreid aan bod. Wat de Europese Unie betreft moet gesteld worden dat ze niet in haar
persoonlijke energiebehoeften kan voldoen en energie uit andere landen moet aankopen. Het
belangrijkste en grootste energieproducerend land waarvan de EU energie koopt, is Rusland.
Op die manier ontstaat een afhankelijkheidsrelatie tussen beide entiteiten. Om deze
afhankelijkheid zo klein mogelijk te houden, is de Europese Unie gestart met een Europees
energiebeleid, dat zich toespitst op een vijftal aspecten: de energie-efficiëntie, de continuïteit
van energievoorziening, de interne energiemarkt, nucleaire energiebronnen en tenslotte
hernieuwbare energiebronnen. De opmerking moet evenwel gemaakt worden dat de EU
barsten begint te vertonen op het vlak van de energievoorziening, aangezien reeds
verschillende lidstaten energiecontracten met leveranciers hebben aangegaan, om de
continuïteit binnen het eigen land te waarborgen.
92
222. De Europese Unie heeft begrepen dat vooral de investering in nucleaire en hernieuwbare
energiebronnen de afhankelijkheid van Rusland kan verminderen. Mede daardoor is het
noodzakelijk voor de EU om naast de financiering van nieuwe pijpleidingprojecten, budgetten
vrij te maken voor de bouw van nieuwe, veilige kerncentrales en voor de ontwikkeling van
nieuwe technologieën van duurzame energie. Vooral dit laatste hangt samen met een ander
aspect van het energiebeleid, namelijk respect voor het milieu. Zowel Rusland als de
Europese Unie hebben verplichtingen in het kader van de klimaatverandering en zullen hun
economieën moeten afstemmen op de Kyoto-uitstootpercentages voor broeikasgassen.
223. De Russische economie is grotendeels opgebouwd rond de energieproductie. Het land is
in het bezit van een enorme reserve aan natuurlijke rijkdommen en mede daardoor is het een
wereldmacht op het vlak van de steenkool-, aardgas- en olieproductie. Maar om het enorme
potentieel te realiseren is het mijns inziens noodzakelijk dat de Russische economie volledig
omgevormd wordt van een centraal geleide planeconomie naar een marktgebaseerde
economie. Op die manier zal de groei die de laatste jaren gerealiseerd is, een constante
worden en zal de economie gestaag blijven uitbreiden.
224. Nu ruimschoots aangetoond is dat de Europese Unie afhankelijk is van Russische
energie, is het noodzakelijk om de alternatieven voor deze energie te bespreken. Die kunnen
immers in belangrijke mate bijdragen tot meer onafhankelijkheid. De mate van
onafhankelijkheid hangt nauw samen met het vermogen van de Europese Unie om enerzijds
een diversificatie door te voeren op verschillende vlakken en anderzijds te investeren in
nucleaire en hernieuwbare energie. Het ging in de eerste plaats om de diversificatie naar
geografische herkomst en naar doorvoerroutes. Een onderscheid werd gemaakt naargelang de
pijpleidingen Rusland al dan niet omzeilen. Vervolgens is het noodzakelijk dat de EU een
diversificatie van energiebronnen doorvoert. Ze moet met andere woorden investeren en
gebruikmaken van alle mogelijke soorten energie, om de afhankelijkheid van één enkele
leverancier uit te schakelen. Tenslotte heeft de Europese Unie zichzelf tot doel gesteld
wereldleider te worden in de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, om op die
manier minder afhankelijk te worden van Russische energie. Concluderend kan gesteld
worden dat de Europese Unie met dergelijke initiatieven op de goede weg is, maar dat het
zoeken naar alternatieven een voortdurende bezigheid van de EU moet blijven. Ook moet
hierbij evenwel de opmerking gemaakt worden of de EU in de toekomst wel afhankelijk zal
kunnen blijven van Russische energie, aangezien andere snel groeiende economieën, zoals
93
bijvoorbeeld China, in grote mate energie beginnen aan te kopen in Rusland, waardoor de
hoeveelheid energie, bestemd voor Europa, zal afnemen.
225. Een laatste onderdeel van de masterproef betrof de relatie tussen de Europese Unie en
Rusland. Dit is een zeer interessant onderdeel, aangezien onder andere kan onderzocht
worden hoe Rusland reageert op de “onafhankelijkheidsbeweging” van de Europese Unie en
wat de politieke en economische gevolgen kunnen zijn van de internationale houding van
Rusland. Rusland gedraagt zich op wereldvlak immers als een supermacht, terwijl de EU op
het internationale toneel slechts een marginale speler is. Op economisch vlak kan men net het
tegenovergestelde waarnemen.
226. Over het algemeen kan gesteld worden dat de relatie gekenmerkt wordt door een
conjunctuurbeweging, waarbij perioden van intense samenwerking afgewisseld worden met
perioden van vreedzame co-existentie. De huidige relatie wordt enerzijds gekenmerkt door
zowel politieke als economische knelpunten, die de aanleiding kunnen vormen voor een
verslechtering van deze relatie. Zo kan bijvoorbeeld de vraag gesteld worden of Rusland al
haar verplichtingen die voortvloeien uit haar langetermijncontracten daadwerkelijk zal kunnen
nakomen. Maar anderzijds voelen beide entiteiten de nood van samenwerking en
partnerschap aan. Daardoor zijn er de voorbije jaren een aantal belangrijke initiatieven
geweest die gezorgd hebben voor een verdere integratie van beide landen. De positieve
tendens tot samenwerking werd ingezet met het partnerschaps- en samenwerkingsakkoord, en
zette zich door via onder andere het IPEEC en de intensieve onderlinge handelsrelatie tussen
Rusland en de EU. Rusland toont evenwel momenteel weinig interesse in initiatieven van de
Europese Unie die erop gericht zijn verder naar het Oosten uit te breiden en beschouwt deze
zelfs als bedreigend, maar toch kan gesteld worden dat Rusland niet afkerig staat tegenover de
EU. Daardoor kan Rusland een Europese partner genoemd worden en is het duidelijk dat een
deel van de Russische toekomst in Europa ligt en omgekeerd, de Europese Unie met Rusland
een degelijke economische en politieke partner heeft.
227. Afsluitend kan gesteld worden dat zowel Rusland als de Europese Unie tot elkaar
veroordeeld zijn en gebonden zijn door een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie. Zo is de
Europese Unie afhankelijk van Russische energie en is Rusland afhankelijk van de
investeringen en economische projecten uit de Europese Unie. Dit wordt nog versterkt door
de aanleg van nieuwe pijpleidingen, die een producent-consumentrelatie tot stand brengen, die
in beide richtingen een stabiliserende invloed heeft.
94
Bibliografie
A) Boeken
ARBATOV A. G.,KAISER K. and LEGVOLD R. (eds.), Russia and the West: the 21st century
security environment, New York/London, M. E. Sharpe, 1999
BARTLETT R., A history of Russia, New York, Palgrave Macmillan, 2005
CASIER T. and MALFLIET K. (eds.), Is Russia a European power? The position of Russia in a
new Europe, Leuven, Leuven University Press, 1998
COOPER L., Russia and the world: new state-of-play on the international stage, New York, St.
Martin’s Press, 1999
DAINTITH T. and HANCHER L., Energy strategy in Europe: the legal framework, Berlin/New
York, Walter de Gruyter, 1986
DE SOUZA L. V., A different country: Russia’s economic resurgence, Brussels, Centre for
European policy studies, 2007
DONALDSON R. H. and NOGEE J. L., The foreign policy of Russia: changing systems, enduring
interests, New York/London, M. E. Sharpe, 1998
ELLMAN M. (ed.), Russia’s oil and natural gas: bonanza or curse?, London/New York,
Anthem Press, 2006
GOLDMAN M., Oilopoly: Putin, power and the rise of the new Russia, Oxford, Oneworld
Publications, 2008
GORDIJN H., VERWEST F. en VAN HOORN A., Energie is ruimte, Den Haag, NAi Uitgevers,
2003
KANET R. E. (ed.), Russia: Re-emerging great power, New York, Palgrave Macmillan, 2007
KLEVEMAN L., The new great game: Blood and oil in Central Asia, London, Atlantic Books,
2004
KORPPOO A., KARAS J. and GRUBB M. (eds.), Russia and the Kyoto protocol: opportunities
and challenges, London, The Royal Institute of International Affairs, 2006
95
MAJED DAJANI PH. D., Oil, money and politics, New York, Vantage Press, 1984
MESTMÄCKER E. J., Natural gas in the internal market: a review of energy policy,
London/Dordrecht/ Boston, Graham and Trotman, 1993
MOTYL A. J., RUBLE B. A. and SHEVTSOVA L. (eds.), Russia’s engagement with the West:
transformation and integration in the twenty-first century, New York/London, M. E. Sharpe,
2005
PIRANI S. (ed.), Russian and CIS gas markets and their impact on Europe, Oxford, Oxford
University Press, 2009
STULBERG A. N., Well-oiled diplomacy: Strategic manipulation and Russia’s energy statecraft
in Eurasia, New York, State University of New York Press, 2007
WEYMAN-JONES T. G., Energy in Europe: issues and policies, London/New York, Methuen,
1986
B) Bijdragen
AÏSSAOUI A., “Algerian gas: Sonatrach’s policies and the options ahead” in MABRO R. and
WYBREW-BOND I. (eds.), Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford,
Oxford University Press, 1999, p. 33-92
BARTSCH U., “Norwegian gas: the struggle between government control ald market
developments” in MABRO R. and WYBREW-BOND I., Gas to Europe: the strategies of four
major suppliers, Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 201-254
DUNCAN WOOD W., “Energy security and NATO strategic interests after 9/11: towards a
NATO energy security support capability” in MCPHERSON H., DUNCAN WOOD W. and
ROBINSON D. M. (eds.), Emerging threats to energy security and stability, London, Springer,
2004, p. 277-300
GÖKAY B., “The background: history and political change” in GÖKAY B. (ed.), The politics of
Caspian oil, New York, Palgrave Macmillan, 2001, p. 1-16
96
HANCOCK G., “Background papers on the world energy market: Central Asia and the Caspian
basin” in MCPHERSON H., DUNCAN WOOD W. and ROBINSON D. M. (eds.), Emerging threats
to energy security and stability, London, Springer, 2004, p. 269-276
PEEBLES M., “Dutch gas: its role in the Western European gas market” in MABRO R. and
WYBREW-BOND I., Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford
University Press, 1999, p. 93-134
SINKER R., “The management of a transboundary energy resource: the oil and gas of the
Caspian Sea” in GÖKAY B. (ed.), The politics of Caspian oil, New York, Palgrave Macmillan,
2001, p. 51-103
STERN J. P., “Sovjet and Russian gas: the origins and evolution of Gazprom’s export strategy”
in MABRO R. and WYBREW-BOND I., Gas to Europe: the strategies of four major suppliers,
Oxford, Oxford University Press, 1999, p. 135-194
TEDO JAPARIDZE H. E., “Energy security and unresolved conflict in the Caucasus” in
MCPHERSON H., DUNCAN WOOD W. and ROBINSON D. M. (eds.), Emerging threats to energy
security and stability, London, Springer, 2004, p. 51-64
TOWNER A., “The Russians, Chechens and the black gold: a geo-economic explanation for the
Chechen war” in GÖKAY B. (ed.), The politics of Caspian oil, New York, Palgrave
Macmillan, 2001, p. 199-213
WYBREW-BOND I., “What does the future hold for the European gas business?” in MABRO R.
and WYBREW-BOND I., Gas to Europe: the strategies of four major suppliers, Oxford, Oxford
University Press, 1999, p. 255-274
C) Studies en artikelen
ALEKSASHENKO S., Russia: is no news good or bad news?, International economic bulletin,
Carnegie endowment for international peace, januari 2010, te raadplegen op
http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=24759
97
ARBATOVA N. A., “Het buitenlands beleid van Putin en de gevolgen voor het Westen”, 11 juli
2007, te raadplegen op www.atlcom.nl/ap_archive/pdf/AP%202000%20nr.%206/
Arbatova.pdf
BLANK S., “Russia takes a step toward the formation of a natural gas cartel”, Eurasianet, 16
mei 2007, te raadplegen op http://www.eurasianet.org/departments/
insight/articles/eav051707.shtml
CHEVALIER J.-M., Security of energy supply for the European Union, International Journal of
European Sustainable Energy Market, 26 September 2005, p. 6-8 te raadplegen op
http://www.dauphine.fr/cgemp/Publications/Articles/Chevalier%20SECURITY%20OF%20E
NERGY%20SUPPLY.pdf
GEROPOULOS K., “Russia prefers South Stream over Blue Stream II”, New Europe, 3
november 2007, te raadplegen op http://www.neurope.eu/articles/79576.php
KAVALOV B., “The future of coal” in A. GEORGAKAKI, B. KAVALOV en S. D. PETEVES (eds.),
Prospects for coal supply and demand in the medium and longer term: summary of the expert
workshop, JRC Institute for energy, 31 mei 2007
KONOPLYANIK A. en WÄLDE T., Energy charter treaty and its role in international energy,
Journal of energy and natural resources law, 24 (4), 2006, p. 523-558, te raadplegen op
http://konoplyanik.ru/ru/publications/articles/410-JENRL-11.2006.pdf
LAWSON P., An introduction to the Russian coal industry, USA, 2002
LEMAITRE R., EHRM veroordeelt Rusland voor mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië, De
juristenkrant nr. 105, ISSN-1374-3538, 9 maart 2005, te raadplegen op
www.kluwer.be/landing/DeJuristenkrant/juristenkrant.pdf
PASZYC E., “Gazprom starts developing the Yamal gas fields”, Centre for Eastern studies,
Eastweek, 17 december 2008, te raadplegen op
http://www.osw.waw.pl/en/publikacje/eastweek/2008-12-17/gazprom-starts-developing-
yamal-gas-fields
98
POP V., “Energy security: South Stream vs. Nabucco gas pipelines”, Boekarest, Southeast
European Times, 14 februari 2008, te raadplegen op
http://www.setimes.com/cocoon/setimes/xhtml/en_GB/features/setimes/features/2008/02/14/f
eature-02
PRONINA L. en BERAT MERIC A., “Turkey offers route for Gazprom’s South Stream gas
pipeline”, Bloomberg, 6 augustus 2009, te raadplegen op
http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=newsarchive&sid=a.TM4QijmIMk
SHIRYAEVSKAYA A., “Russia rejects Eni call to merge Europe gas pipelines”, Bloomberg, 15
maart 2010, te raadplegen op http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=
newsarchive&sid=ae4.eb4lPqjk
STERN J. P., Future gas production in Russia: is the concern about lack of investment
justified?, Oxford Institute of Energy Studies no. 286084, 2009, te raadplegen op
www.oxfordenergy.org/pdfs/NG35.pdf
VISWANATHAN B., An introduction to energy sources, National centre for catalysis research,
Department of chemistry, Chennai, 20 oktober 2006, te raadplegen op
nccr.iitm.ac.in/ebook%20final.pdf
X, Paper van de Commissie en de SG/HV voor de Europese Raad, “Een extern beleid ten
dienste van Europa’s energiebelangen: de energievoorziening blootgesteld aan externe
gevaren”, te raadplegen op www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/st09971.nl06.pdf