En route - RVO.nl route! In 2030...besparing is te realiseren bij de koeling in de horeca. Neem voor...

64
En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie

Transcript of En route - RVO.nl route! In 2030...besparing is te realiseren bij de koeling in de horeca. Neem voor...

2 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
houdIn
3 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Industrie neemt energie-efficiëntie serieus
en de Green Deal. Zo heeft de Topsector Energie een Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) over energiebesparing in de industrie. Daarin zal ruimte moeten komen om de innovatiestappen uit de routekaarten uit te voeren. Daarnaast hebben verschillende sectoren in hun routekaarten belemmeringen geconstateerd om de energie- efficiëntie te verbeteren. Zij hebben met het kabinet al enkele Green Deals gesloten om deze belemmeringen weg te nemen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de metallurgische, papier-, koffie-, en zuivelsector. Met deze en andere stappen kunnen sectoren de routekaarten omzetten in realiteit.
Grondstoffen en energie worden in de toekomst steeds schaarser, terwijl Nederland relatief veel energie-intensieve industrie kent. Bovendien zal de internationale concurrentie nog heviger worden dan nu het geval is. Daarom kijkt de Nederlandse industrie nu vooruit naar 2030, om te zien hoe ze op deze ontwikkelingen kan inspelen. Vertrekpunt daarbij is een verbetering van de concurrentiekracht, onder andere door een verdubbeling van de energie-efficiëntie.
Routekaart wijst de weg Negentien sectoren hebben het afgelopen jaar een route- kaart gemaakt met daarin een palet aan strategische keuzes en maatregelen. Gericht op efficiëntere technologie in de eigen fabrieken, maar vooral ook door samen met klanten en toeleveranciers de keten slimmer in te richten. Het gaat hierbij niet alleen meer om stapsgewijze verbeteringen, maar om grote doorbraken in technologie en samen werking over sectoren heen. Bijvoorbeeld het sluiten van kringlopen, het realiseren van de biobased economy of het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten.
Tijd voor de uitvoering Nu de routekaarten er liggen zullen de sectoren er samen met de overheid en kennisinstellingen alles aan moeten doen om deze uit te voeren. De overheid zal daarbij duidelijk moeten maken dat de industrie in Nederland haar internationale concurrentiepositie kan behouden en versterken. Dat betekent commitment om belemmeringen weg te nemen, innovatie te stimuleren én toegang tot internationaal concurrerende prijzen voor energie- en grondstoffen veilig te stellen. Bedrijven hebben daarbij grote behoefte aan langjarige zekerheid.
Aansluiten op Topsectorenbeleid & Green Deal We hoeven gelukkig niet bij nul te beginnen, maar kunnen direct aansluiten op initiatieven zoals het Topsectoren beleid
Meerjarenafspraken De routekaarten zijn een belangrijk resultaat van de Meerjarenafspraken energie-efficiëntie die meer dan 1.000 grote en middelgrote bedrijven hebben gesloten met de Rijksoverheid. Het gaat hier om bedrijven uit achttien industriële sectoren, negen voedings-en genotsmiddelen- sectoren, vier diensten sectoren en de spoorsector. VNO- NCW is samen met de branches nauw betrokken geweest bij het tot stand brengen van deze afspraken, en wij zullen ook betrokken blijven bij de verdere uitvoering daarvan. De bedrijven hebben niet alleen een actieplan voor 2030, maar verbeteren jaar in en jaar uit hun energie-efficiëntie zoals is afgesproken in het convenant. De monitoringsresultaten laten elk jaar zien dat de aange- sloten bedrijven in Nederland structureel meer energie besparen dan andere bedrijven. Ze blijven daardoor competitief en leveren een belangrijke bijdrage aan de noodzakelijke verduurzaming van de economie. Andere bedrijven kunnen daar een voorbeeld aan nemen.
Bernard Wientjes, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW
“We hoeven gelukkig niet bij nul te beginnen, maar kunnen direct aansluiten op initiatieven zoals het Topsectoren beleid en de Green Deal”
4 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Inleiding
Een routekaart bevat niet alleen de visie van een sector op 2030, maar laat ook zien welke strategische keuzes nodig zijn om deze visie te realiseren. Deze keuzes zijn vervolgens, in dialoog met toeleveranciers, afnemers en andere partners, vertaald naar een serie maatregelen. Deze maatregelen hebben betrekking op de nog te ontwikkelen producten, processen of technologieën. Alle maatregelen komen samen in het actieplan van de sector.
Het routekaarttraject kent grofweg twee stappen. De eerste stap bestaat uit een voorstudie ofwel een ver- kennend onderzoek waarin de sector haar visie op 2030 ontwikkelt. Waarmee wordt de sector de komende jaren geconfronteerd, is de sector daarop voorbereid? Welke oplossing richting ziet de sector en is er vol doende (ener- getisch) potentieel en draagvlak om dit gezamenlijk verder uit te werken? Dit zijn vraagstukken die in dit traject aan bod komen. In de tweede stap, de routekaart, worden oplossingsrichtingen verder uitgediept door een grotere groep deelnemers. Zo ontstaat er daadwerkelijk een actieplan.
Negentien sectoren hebben het volledige traject inmiddels doorlopen (tabel 1). Voor elf sectoren gaf de voorstudie al voldoende inzicht om aan de slag te gaan: zij hebben geen routekaart ontwikkeld (tabel 2). Beide tabellen zijn te zien op de volgende pagina.
Circa duizend bedrijven uit 36 verschillende industriële en dienstensectoren hebben zich in Nederland aangesloten bij één van de energie convenanten (MJA3 en MEE). Daarmee dekken de convenanten 80 procent van het energiegebruik van de industrie in Nederland. In het kader van deze convenanten hebben al deze sectoren de kans gekregen een zogenaamde routekaart op te stellen: een actieplan om in het jaar 2030 slag vaardiger en nog meer concurrerend te zijn.
Negentien sectoren hebben zo’n actieplan opgesteld. Een belangrijk onderdeel van dit plan is dat alle sectoren vaststellen hoe ze in de toekomst aanzienlijk duurzamer kunnen opereren. Met de werkhypothese ‘50 procent energie-efficiënter in 2030’ zijn de sectoren aan de slag gegaan.
In deze brochure informeren de verschillende sectoren niet alleen elkaar, maar ook de maatschappij en politiek over hun ambities voor de toekomst. Door kort aan te geven op welke vlakken elke sector aan de slag gaat ontstaat inzicht in mogelijke inspirerende samenwerkingsverbanden.
“Een belangrijk onderdeel van dit plan is dat alle sectoren vaststellen hoe ze in de toekomst aanzienlijk duurzamer kunnen opereren”
5 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Sectoren die enkel een voorstudie hebben opgesteld zijn:
Tabel 2: Sectoren die enkel een voorstudie hebben opgesteld
Een uitgebreide versie van alle routekaarten is hier terug te vinden op de website van Agentschap NL.
Sector MJA/MEE
5. Kalkzandsteen- en Cellenbetonindustrie MJA
6. Koel- en vrieshuizen MJA
7. Oppervlaktebehandelende industrie MJA
Tabel 1: Sectoren die een routekaart hebben opgesteld
Sector MJA/MEE
2. Afvalwaterzuivering Waterschappen MJA
4. Fijn- en Grofkeramische industrie MJA
5. Glasindustrie MEE
7. High tech sector MJA
8. ICT-sector MJA
10. Metallurgische industrie incl. staal en gieterijen MJA & MEE
11. Margarine, Vetten en Oliën-sector MJA
12. Papier- en Kartonindustrie MEE
13. Rubber- en Kunststofindustrie MJA
14. Tapijtindustrie MJA
15. Textielindustrie MJA
16. Textielservicebedrijven MJA
18. Vleesverwerkende industrie MJA
Elf sectoren
Voor studies
7 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Bloemlezing van de voorstudies
Bierbrouwerijen Significante mogelijkheden tot besparing zijn volgens de bierbrouwerijen onder andere te vinden op de volgende terreinen: • Procesverbetering. Met een verdere ontwikkeling van het
zogeheten gerstebier kan de stap van het mouten volledig uit het proces verwijderd worden. Acceptatie van de consument is hierbij van belang. Daarnaast is veel winst te boeken door een intensievere en betere samen werking met toeleveranciers van apparatuur voor de brouwerijsector.
• Koeling in de horeca. De verwachting is dat op dit vlak aanzienlijke besparingen mogelijk zijn door de introductie van nieuwe, efficiëntere koelapparatuur. Deze besparing is niet eenvoudig te realiseren, omdat ze ingaat tegen de trend onder consumenten om bier steeds kouder te willen drinken.
Uit de voorstudie blijkt dat een energie-efficiëntie- verbetering van ongeveer 20 procent mogelijk is. Maar alleen daar waar de brouwers invloed kunnen uitoefenen. Een belangrijk deel van deze ingeschatte besparing is te realiseren bij de koeling in de horeca.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Taco Juriaanse, Nederlandse Brouwers, [email protected], + 31 (0)70 3180710
Voor elf sectoren was het opstellen van een voorstudie voldoende om direct aan de slag te gaan. In sommige gevallen gebeurde de uitvoering van de plannen door de sector als geheel, in andere gevallen door individuele bedrijven uit de desbetreffende sector. De voorstudie van de sector Spoor was nog niet afgerond bij de verschijning van deze publicatie. Hieronder volgt per voorstudie een beknopte samenvatting van de activiteiten die deze sectoren op zullen pakken.
Asfaltindustrie De asfaltindustrie heeft voor 2030 de volgende visie geformuleerd: • De keten voor aanleg en onderhoud van wegen (energie)
efficiënter en veiliger maken. Dit kan door intensievere ketensamenwerking en inzet van product- en proces- innovaties. Hinder voor weggebruikers en omwonenden neemt af.
• Wegen slimmer aanleggen en veiliger, geluids- en emissie- armer maken. Dit is mogelijk dankzij nieuwe soorten asfalt en aanvullende innovatieve producten die de wegenbouw- sector aan het ontwikkelen is.
• De beschikbaarheid van grondstoffen voor de wegenbouw is gegarandeerd door de inzet van gerecyclede en nieuwe grondstoffen.
• Imagoverbetering van de asfaltwegenbouwsector. De sector bekendmaken als dé leverancier van betere (auto)mobiliteit voor burger en consument. Maar ook als betrouwbare partner voor de overheid en als aan trekkelijke werkgever.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Harry Roos, Vakgroep Bitumineuze Werken (VBW), [email protected], +31 (0)79 3252225
Frisdranken, waters en sappen De voorstudie heeft uitgewezen dat zowel de branche- vereniging als de deelnemende bedrijven zich willen inspannen om energie-efficiëntie te realiseren. De bedrijven zijn het unaniem eens dat de ingezette koers op het gebied van duurzaamheid en energie-efficiëntie moet worden voortgezet. Tot nu toe waren energie- efficiëntiemaatregelen voornamelijk toegespitst op het optimaliseren van het productieproces. Voor verdere verbeteringen zijn revolutionaire doorbraaktechnologieën noodzakelijk. Om die reden acht de sector het zinvol toekomstige inspanningen meer te richten op die delen van de keten waarop men invloed kan uitoefenen. Een andere vorm van samenwerking die potentie heeft, zijn de zogenaamde dwarse ketens. Dit zijn ketens waarbij bedrijven uit verschil- lende ketens van elkaars restenergie en afvalstromen gebruik kunnen maken.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Taco Juriaanse, Nederlandse vereniging Frisdranken, Waters en Sappen (FWS), [email protected], + 31 (0)70 3180710
8 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Kalkzandsteen- en cellenbetonindustrie Op basis van toekomstverwachtingen heeft de sector de volgende kansen en mogelijkheden gesignaleerd: • Efficiëntere inzet van stoom • Inzet van duurzame energie • Temperatuur van de autoclaaf verlagen beneden 200°C • Restwarmte benutten • Inzet van afval en reststromen • Veranderen van de samenstelling van bouwconstructies • Bijdrage leveren aan energetisch concept van woningen • Verschuiving naar vervangende nieuwbouw naast renovatie
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Michiel Nieuwenhuys, Vereniging Nederlands Kalkzandsteenplatform (VNK), [email protected], +31 (0)35 6720581
Koel- en vrieshuizen De sector wil een zo optimaal mogelijke bijdrage leveren aan de logistieke dienstverlening ten behoeve van tem pera- tuurgevoelige producten. Dit is mogelijk door op een maatschappelijk verantwoorde wijze nieuwe technologieën, arbeid en middelen toe te passen. Met verbeteringen van flexibiliteit en kwaliteit kan de supply chain worden geoptimaliseerd.
Daarvoor moet in 2030 voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: • Voldoende opgeleide mensen om installaties te bedienen • Nieuwe bewaartechnieken om uitval te verminderen • Verdergaande toepassing van robotisering • Energie-efficiëntieverbetering van 30 procent in 2020
en 50 procent in 2030 • 100 Procent gebruik van duurzame energie • Uitwisseling van koeltechnische en productkennis
binnen de sector via één kennisbestand
Neem voor meer informatie contact op met dhr. René van Luytelaar, Vereniging van Nederlandse Koel- en Vrieshuizen (Nekovri), [email protected], +31 (0)40 2565263
Oppervlaktebehandelende industrie In 2030 wil de industrie uitgegroeid zijn tot een sterke en vitale keten. Mooi duurzaam (langdurig beschermen oppervlakken) en duurzaam mooi (verfraaien/design) zijn daarbij belangrijke ambities. De industrie levert duurzame toegevoegde waarde aan haar klanten en behaalt daarmee een gezond rendement. Door te fungeren als een verbinden- de ketenschakel kan energiezuinige verduurzaming op maat worden gerealiseerd. Dit is mogelijk door middel van toepassing van de meest geschikte (nieuwe) materialen en technieken. De selectie of ontwikkeling daarvan is afhanke- lijk van een sterke kennisbasis die gerealiseerd wordt door samenwerking en (open) uitwisseling van kennis.
De ambitie vertaalt zich concreet in de volgende thema’s: • Sluiten van de materiaalketen. De sector levert de infor-
matie aan om bij 80 procent van de koopbeslissingen een afweging te kunnen maken over het sluiten van de keten. Dit heeft betrekking op recyclebaarheid en duurzaamheid van de oppervlaktelaag.
• Verlenging gebruiksfase. De sector draagt bij aan een besparing van 30 procent materiaal en energie door vernieuwende oplossingen te genereren voor verlenging van de gebruiksfase.
• Energieverbetering van het eigen proces. De sector besteedt aandacht aan continue verlaging van het energiegebruik in het eigen proces en in de keten om daarmee de MJA3-doelstelling te realiseren.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Paul ter Haar, Vereniging voor Oppervlaktetechnieken van Materialen (VOM), [email protected], +31 (0)30 630 03 90
Raffinaderijen De Nederlandse raffinaderijen hebben al grote stappen gezet op het gebied van energie-efficiëntie. Daarnaast is de uitstoot van SO2, NOx, VOC en fijnstof de afgelopen tien jaar met respectievelijk 55, 41, 53 en 86 procent gedaald. Hoewel het laaghangend fruit grotendeels is geplukt, ziet de sector nog ruimte voor meer besparingen en CO2- emissiereductie. De sector heeft hiertoe zes opties gedefinieerd: • Energie-efficiëntieverbetering en toepassing van nieuwe
technologieën • Regionale efficiëntieverbetering: warmtekrachtkoppeling
grondstof voor raffinaderijen • Plant-to-wheel: efficiënte distributie naar de klant en
energie-efficiënte en biobased brandstoffen
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Philip van der Want, Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI), [email protected], + 31 (0)70 3155 230
Suikerindustrie In de voorstudie zijn de horizontale en verticale ketens van de industrie onderzocht. Hieruit blijkt dat Suiker Unie bij de bestaande bedrijfsvoering in technologisch opzicht kan voldoen aan de doelstelling van 50 procent energie besparing binnen de keten tot 2030. Ten opzichte van 1990 is er al ruim 40 procent energie bespaard, ruim twee keer de Europese doel stelling voor 2020. Bedrijfseconomisch zijn een aantal besparingen echter (nog) niet haalbaar.
9 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Voorbeelden van maatregelen die nog mogelijk zijn: • Minder drogen van bietenpulp door afzet van meer
natte perspulp als diervoeder. • Productie van bio-ethanol uit suikerstropen, zoals het
tussenproduct diksap of het eindproduct melasse. • Benutten van restwarmte voor de glastuinbouw. • Benutten van energie van bietenloof dat bij de oogst
van de bieten op het land achterblijft. • Verdere energiebesparingen bij bietenteelt en -transport
door het verhogen van de suikeropbrengsten per hectare en het verhogen van het suikergehalte van de bieten.
• Enkele energiebesparingopties in de suikerfabriek, vooral door het benutten van restwarmte.
De bestaande suikerproductie voor de retailmarkt en voedings- en genotsmiddelenbedrijven krijgen een steeds grotere invloed op de bedrijfsvoering van de suikerindustrie. Dat geldt ook voor de biobased economy -processen en -pro- ducten. Suiker, bijproducten en reststoffen zijn geschikt voor diverse chemische processen in deze biobased economy. Het verwerken van biomassa voor de chemie en de productie van materialen kunnen en zullen van grote waarde zijn voor de sector. Ook de productie van duurzame energie en wel- licht de uitbreiding ervan zullen een belangrijke rol spelen.
Neem voor meer informatie contact op met dhr. Bertram de Crom, Suiker Unie, [email protected], +31 (0)165 525096
Tankopslagbedrijven In de voorstudie zijn de bekende en beproefde technologieën voor energiebesparing aan bod gekomen. Dit betrof onder andere isolatie, (rest) warmte-uitwisseling en warmtekrachtkoppeling. Ook is gekeken naar nieuwe technologieën voor het duurzaam opwekken van de benodigde energie. Hieruit rijst het volgende beeld op.
Ten eerste blijkt dat zonne-energie die opgewekt wordt met lokale of centrale zonnecollectoren, althans voor deze sector geen belangrijke bijdrage kan leveren, noch individueel, noch collectief. Elektriciteitsopwekking met behulp van windturbines zou voor collectieve afname interessant kunnen zijn, maar zoiets zelf opzetten ligt buiten de exper- tise en kernactiviteit van de sector en dat blijft natuurlijk zo bij eventuele deelname in zo’n project. Op individueel niveau zijn er geen interessante mogelijkheden te melden. Over biomassa en biobrandstoffen is ten derde de conclusie dat er mogelijkheden bestaan maar alleen bij geschikte omstandigheden op individueel bedrijfsniveau. Tenslotte kan men stellen dat voor wat betreft omgeving en geothermische warmte, alsmede restwarmte, er technisch en economisch goede mogelijkheden lijken te zijn.
Neem voor meer informatie contact op met Mw. Erica Rodi, Vereniging van Onafhankelijke Tankopslag Bedrijven (VOTOB), [email protected], +31 (0)70 3378750
Hoger Beroepsonderwijs en Wetenschappelijk Onderwijs Hoe ziet het hoger onderwijs eruit in 2030? Wat zijn hierbij de mogelijkheden om een duurzame campus te realiseren? Welke maatregelen horen hierbij? Dit zijn een aantal vragen die zijn uitgewerkt in het onderzoek Toekomstvisie Hoger Onderwijs.
De resultaten uit dit onderzoek zijn geïntegreerd in een on-line applicatie ‘Naar een duurzame campus’. Vier toekomstscenario’s en drie campusmodellen leiden de gebruiker door middel van voorbeelden en richtlijnen naar een duurzame campus voor een hogere onderwijsinstelling. Via de mogelijke twee ingangen, namelijk via de scenario’s en campusstrategieën, komt de gebruiker tot twaalf poten- tiële toekomstbeelden voor de duurzame campus.
Aan deze toekomstbeelden zijn concrete maatregelen verbonden die ook via een database zijn te raadplegen.
Het interactieve karakter van de tool biedt de mogelijkheid om te reageren op de maatregelen voor de campus, nieuwe maatregelen toe te voegen en te discussiëren met andere bezoekers via het forum. De tool is te bekijken op www.duurzamecampus.plado.nl
Neem voor meer informatie contact op dhr. Benjamin Hoeboer, HBO-raad, [email protected], +31 (0)70 3122132 of dhr. Piet-Jan Klijn, Vereniging van Universiteiten (VSNU), [email protected], +31 (0)6 27013924.
Spoor Voor meer informatie over de voorstudie Spoor kunt u contact opnemen met dhr. Frans Slats, Nederlandse Spoorwegen, [email protected], + 31 (0)6 47149004
“Om substantieel CO2 te reduceren zijn in de transport­ sector, onze voornaamste klant, rigoureuze veranderingen nodig. Denk aan volledig elektrisch transport”
draad Innovaties in producten en diensten Innovaties in grondstofmanagement Innovaties in energie Rode
10 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Rode draad Een bijzonder aspect van het voorstudie- en routekaarttraject is dat dertig industriële en diensten sectoren ongeveer gelijktijdig aan de slag zijn geweest met het opstellen van een toekomstvisie. Dit heeft geleid tot een positieve, toekomst gerichte dynamiek in en tussen deze sectoren zelf en daarmee ook in het overgrote deel van de industrie. Door dit proces zijn ook diverse nieuwe sector overstijgende verbanden gevormd en bestaande banden verstevigd.
sectoren actief een dialoog aangegaan met afnemers en potentiële nieuwe afnemers uit onbekende sectoren.
Dit heeft geleid tot vele ideeën voor nieuwe product- en marktcombinaties. Hierbij is ook rekening gehouden met toekomstige innovaties die extra functionaliteiten toevoegen aan producten. De textielservicebedrijven werken bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van intelligent textiel (electronisch, chemisch) waarbij ook innovatieve reinigings- en refunctionaliseringsprocessen ontwikkeld zullen worden. Nanotechnologie biedt hierin kansen voor de ontwikkeling van nieuwe finishes van tapijt en textiel. Innovaties op ICT-gebied zijn bekeken op hun bijdrage aan de ontwikkeling van intelligentere producten en diensten.
Ontwikkeling van duurzame producten en diensten Binnen alle sectoren is de verwachting dat de consument in de toekomst steeds meer zal letten op kwaliteit, duurzaam- heid en gezondheid. Deze vraag vertalen de sectoren naar duurzame producten en diensten, of combinaties hiervan. Hieronder verstaan we alle product- en marktconcepten die resulteren in een lagere impact op mens en milieu. Afhankelijk van sector en product kun je dit verder specificeren. Voor de rubber- en kunststofindustrie komt dit bijvoorbeeld neer op de volgende aandachtspunten:
• Optimalisatie van de levensduur van producten • Minder energieverbruik en onderhoud in de gebruiksfase • Materiaalbesparing • Aandacht voor de fase na gebruik door bijvoorbeeld
kringloopsluiting • Gebruik van materialen met een lage (fossiele)
energie-inhoud • People friendly: geen gebruik van toxische stoffen Dit geeft een goed overzicht van de thema’s die ook door andere sectoren belangrijk zijn bevonden.
De milieu-impact wordt vaak gekwantificeerd met behulp van een levenscyclusanalyse (LCA). Een LCA geeft een over- zicht van de milieubelasting van een product in de hele keten, dus van grondstoffase tot recycling en hergebruik. Niet alleen de metallurgische, de chemische en de rubber- en kunststofindustrie hebben LCA ontdekt als een belangrijk instrument bij het productontwikkelingsproces.
Elke sector heeft zijn eigen uitdagingen om de komende decennia concurrerend te blijven. Echter, als je alle route- kaarten op een rij zet, zijn er een drietal rode draden te identificeren die in veel routekaarten terugkomen.
’Rode draden’ De volgende onderwerpen komen veelvuldig terug in de verschillende routekaarten: • Innovaties in producten en diensten • Innovaties in grondstofmanagement • Innovaties in energiemanagement Deze hoofdindeling met bijbehorende deelonderwerpen is weergegeven in tabel 3 op pagina 15.
Uit de onderstaande toelichting blijkt dat tussen al deze onderwerpen ook weer verbanden te leggen zijn. Productontwikkeling en marketing zijn bijvoorbeeld sterk verweven met ontwikkelingen in materiaal- en procestechnologie.
Innovaties in producten en diensten
Tijdens de voorstudies hebben de sectoren zich door middel van scenario’s een beeld gevormd van de mogelijke wensen van hun toekomstige afnemers. Deze beelden zijn in de routekaarten verder uitgewerkt. Hierbij is door veel
“Binnen alle sectoren is de verwachting dat de consument in de toekomst steeds meer zal letten op kwaliteit, duurzaamheid en gezondheid”
11 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Dat geldt ook voor sectoren als de tapijt-, textiel- en textielservicebedrijven en de keramische industrie. De chemie heeft een ‘doel and scope’ document ontwikkeld dat ook beschikbaar is gesteld voor andere sectoren en bedrijven. Het document helpt bij het maken van keuzes bij het opzetten van een LCA. De high tech industrie heeft zelfs een duurzaamheidskompas ontwikkeld met een scala aan hulpmiddelen voor bedrijven om zelf met duurzame productontwikkeling verbeterslagen te maken.
Dit leidt tot verschillende concepten om het model van ondernemen te verduurzamen. De oppervlaktebehan de- lende industrie wil vernieuwende oplossingen genereren voor verlenging van de gebruiksfase om daarmee een bijdrage te leveren aan besparing van materiaal en energie bij haar klanten. Materiaalproducenten en de automobiel- industrie kunnen met hogesterktestaal en kunststof- composieten lichtere producten op de markt brengen die minder energie verbruiken in de gebruiksfase. Ook de ICT-sector wil zich inspannen om software zo te programmeren dat deze minder energie verbruikt.
Innovaties in grondstofmanagement
Veel sectoren verwachten dat de leveringszekerheid van grondstoffen onder druk komt te staan door een groeiende economische schaarste. Uitputting van grondstoffen, een toenemende wereldbevolking en een stijgende vraag zullen tot gevolg hebben dat grondstoffen minder gemakkelijk en alleen tegen hogere prijzen verkrijgbaar zullen zijn. Ook geopolitieke kwesties en een disbalans in vraag en aanbod zullen leiden tot meer en sterkere fluctuaties in de prijs van grondstoffen.
Vooral geopolitieke kwesties kunnen van invloed zijn op schaarste van metalen die in de technologische industrie worden gebruikt. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om materialen die cruciaal zijn voor de productie van zonne- cellen, windturbines, elektrische auto’s en touchscreens.
Het sluiten van de kringloop is een regelmatig terugkerende strategische keuze om deze schaarste het hoofd te bieden. Dit betreft onder andere de asfalt-, chemische, textiel-, tapijt- en rubber- en kunststofindustrie: sectoren die fossiele grondstoffen gebruiken. Maar ook sectoren waarin mineralen en metalen een belangrijke rol spelen, zoals de bouwkeramische, glas-, en metallurgische industrie en de high tech sector. Deze sectoren zetten in op recycling en het ontwerpen van makkelijker te scheiden producten om zo de toelevering van materialen zeker te stellen. Zo wordt er in de metallurgische industrie steeds intensiever samen- gewerkt met afnemers om fabrieksnieuw restmateriaal terug te nemen voor herverwerking, zodat direct de juiste grondstofsamenstelling eindeloos opnieuw voor dezelfde afnemer kan worden ingezet.
De vraag naar duurzame producten vindt ook zijn weerslag in de ontwikkeling van duurzame grondstofproductie. De voedingsmiddelenindustrie geeft aan dat zij hier belang aan hecht, zoals ook aan certificering van de toeleverings- keten. In 2011 was 38 procent van de Nederlandse koffie- consumptie al duurzaam gecertificeerd. Koffiebranderijen willen hier op blijven inzetten vanwege de gegarandeerde kwaliteit van de koffie en verbetering van de leef- omstandigheden van de toeleveranciers. Voor palmolie en soja is verduurzaming van de productie ook een belangrijk streven binnen de Margarine, Vetten en Oliën-sector.
Biobased economy Door schaarste van fossiele energiebronnen ontstaat een nieuwe markt voor grondstoffen van niet-fossiel, organisch materiaal. Meerdere sectoren zien kansen hierop in te spelen door nuttige toepassingen te zoeken voor hun reststromen, bijvoorbeeld voor de productie van duurzame energie. Goede voorbeelden hiervan zijn de zuivelindustrie die plannen ontwikkeld heeft om door vergisting van mest, afkomstig van melkveehouderijen, het volledige energie- verbruik in haar keten te vergroenen; de suikerindustrie vergist eigen reststromen en stromen van derden en
wordt een van de grootste producenten van groen gas in Nederland.
Door raffinage kunnen ook elementen met een hogere toegevoegde waarde uit de stromen worden gehaald. Zo wil de vleesverwerkende industrie onderzoeken of haar neven- stromen toepasbaar zijn voor biopolymeren en cosmetische en farmaceutische producten. De suikerindustrie ziet suiker- bieten en bietenloof als potentiële grondstoffen voor de productie van biopolyethyleen, polymelkzuur en bio-ethanol. Deze toepassingen zijn ook geschikt voor de reststromen binnen de aardappelverwerkende industrie. De restanten kunnen bovendien ingezet worden voor andere toepassingen. Hierdoor zullen nieuwe ketens tussen voorheen onbekende partners gecreëerd moeten worden. De afstemming over een optimale cascadering van de stromen is een tweede belangrijke uitdaging binnen de biobased economy.
De eerste uitdaging is om elementen met een hogere toegevoegde waarde uit reststromen te halen. Zo wil de vleesverwerkende industrie onderzoeken of haar nevenstromen toepasbaar zijn voor biopolymeren en cosmetische en farmaceutische producten. De suiker-
“Door schaarste van fossiele energiebronnen ontstaat een nieuwe markt voor grondstoffen van niet­fossiel, organisch materiaal”
12 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
To eg
ev oe
gd e
w aa
rd e
Volum e
Farmacie Fijnchemicaliën
Chemie en Materialen
Brandstof, Elektriciteit Warmte
Energie
industrie ziet suikerbieten en bietenloof als potentiële grondstoffen voor de productie van biopolyethyleen, polymelkzuur en bio-ethanol. Deze toepassingen zijn ook geschikt voor de reststromen binnen de aardappelverwerkende industrie. De restanten kunnen bovendien ingezet worden voor andere toepas - singen. Hierdoor zullen nieuwe ketens tussen voorheen onbekende partners gecreëerd moeten worden. De afstem- ming over een optimale cascadering van de stromen is een tweede belangrijke uitdaging binnen de biobased economy. In figuur 1 zijn de verschillende toepassings gebieden afgezet tegen hun toegevoegde waarde. Dit noemen we de waardepiramide.
Figuur 1: De waardepiramide van de biobased economy
Onder de routekaartsectoren bevinden zich ook de materiaalproducenten, de chemische industrie en pro ducenten van producten waarin biopolymeren kunnen worden toegepast. De textiel- en tapijtindustrie en de rubber- en kunststofindustrie hebben hiertoe ambitieuze plannen ontwikkeld. De papier- en kartonindustrie is juist op zoek naar alternatieve vezels voor haar producten.
Innovaties in energiemanagement
Doorbraaktechnologieën Vernieuwing van de huidige productietechnologieën is een belangrijke pijler van dit thema. Innovaties op het gebied van conserveren, procesintensificatie, scheidingstechno logie en thermische processen (drogen, bakken en branden) zijn in kaart gebracht en op hun waarde geschat. De bouw- keramische industrie gaat bijvoorbeeld op basis hiervan werken aan de realisatie van een verlengde tunneloven. Hierbij wordt door het ontkoppelen van het stook- en droogproces een sprong in energiebesparing gemaakt. De metallurgische industrie werkt aan meerdere nieuwe processen voor ovens, smelten, verzinken en gieten. De groente- en fruitverwerkende industrie heeft onder andere hogedrukpasteurisatie en -sterilisatie in beeld als nieuwe conserveringsmethode. De bierbrouwerijen gaan bekijken of de volledige stap van het mouten uit het proces kan worden gehaald.
Niet alleen de ontwikkelingen binnen de eigen technologie- cluster zijn onderzocht, ook is gekeken naar relevante innovatieve ontwikkelingen in andere sectoren. De tapijt- en textielindustrie en de textielservicebedrijven hebben bijvoorbeeld ambities om met nanotechnologie en (2D/3D-) printtechnologie een belangrijke vernieuwing op de kwaliteit en functionaliteit van finishes en bedrukkingen te realiseren. Ook de papier- en kartonindustrie kijkt hiernaar en verwacht daarnaast veel van enzymtechnologie voor bewerking van vezels om nieuwe materiaalstromen toepasbaar te maken voor papierproductie.
Het energieverbruik van de dienstensectoren, de univer- sitaire medische centra en de HBO-instellingen en de universiteiten, is minder afhankelijk van een dominante productietechnologie maar meer van het gebruikte oppervlak en de kwaliteit van de gebouwen. Innovatieve
strategieën die deze sectoren hebben geformuleerd richten zich onder meer op een hogere bezetting en benutting van deze gebouwen. De universitaire medische centra richten zich bijvoorbeeld op een nieuwe manier van het leveren van hoogwaardige zorg dicht bij de patiënt. Hiervoor zijn ver- gaande ICT-oplossingen noodzakelijk en moet het proces anders worden ingericht. Dit leidt tot een afname van het benodigde vloeroppervlakte. Dit kunnen de universitaire medische centra niet alleen doen, hiervoor is de gehele zorgketen van belang. Samenwerking met de ICT-sector ligt hierbij voor de hand. Deze sector ziet voor zichzelf een belangrijke rol in het mogelijk maken van energiebesparing in gebouwen en voor het realiseren van efficiëntie- verbetering op het gebied van mobiliteit en logistiek. Zie de film over Energiemanagement: hier
“Door schaarste van fossiele energiebronnen ontstaat een nieuwe markt voor grondstoffen van niet­fossiel, organisch materiaal”
13 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Duurzame energie De tweede oplossingsrichting die sectoren voor ogen hebben om de beschikbaarheid en kosten van energie onder controle te houden is de toepassing van duurzame energie. Een derde van de sectoren die een voorstudie of routekaart hebben opgesteld zet in op het gebruik van (eigen) rest stromen voor het opwekken van duurzame energie. Vergisting is hiervoor voorlopig nog de belangrijkste techniek. Vergassing wordt als interessante optie voor de langere termijn gezien. Dit betreft bijna alle sectoren uit de voeding- en genotsmiddelenindustrie.
Ook heeft ongeveer een derde van de sectoren de ambitie op langere termijn gebruik te maken van zonne-energie. Een paar sectoren ziet perspectief in windenergie, diepe geothermie en/of warmte- koudeopslag. De tankopslag- sector streeft naar een volledige verduurzaming van zijn energieverbruik door middel van warmtepompen en zonne- cellen. Met het slimmer maken van de energienetten (Smart Grids) draagt de ICT-sector bij aan deze transitie naar een duurzame energiehuishouding. Ook is er een aantal sectoren die inzetten op de inkoop van duurzame energie.
Andere voorbeelden van sectoren met grote ambities op het gebied van duurzame energie zijn onder andere de koel- en vrieshuizen en de afvalwaterzuivering water- schappen. De eerste sector geeft in hun voorstudie aan in 2030 voor 100 procent duurzame energie te willen gebruiken, zowel door inkoop van elektriciteit als door eigen opwekking. De water schappen hebben zich met de ‘RWZI als Energiefabriek’ tot doel gesteld rioolwater- zuiveringen te bouwen die minimaal evenveel energie opwekken uit het slib als de hoeveelheid die nodig is voor het zuiveren van het afvalwater.
Continue aandacht en verbetering Energiebesparing binnen de bedrijfspoort blijft een belangrijk aandachtspunt voor alle sectoren die een routekaart hebben opgesteld. Niet alleen door innovaties in procestechnologie, maar vooral ook door continue aandacht voor energie- efficiëntie. Alle sectoren onderschrijven het belang van energiemanagement en optimaal beheer van bestaande installaties. Zeker de helft van de sectoren schenkt hierbij speciale aandacht aan een optimale benutting van hun (rest) warmte. Deze warmte kan zowel binnen het bedrijf als buiten
Energiebesparing (PJ)
Ketenefficiëntieverbetering 355 23
Gebruik van niet-fossiele, organische materialen 165 12
Tabel 3: Geschatte totale ambitie in 20302
1 Het totale energieverbruik van de MEE- en MJA3-deelnemers in 2010 was 845 PJ
2 De getallen zijn indicaties op basis van de informatie in de individuele routekaarten.
de poort ingezet worden. De laatste optie is een van de belangrijkste maatregelen die de raffinaderijen voor ogen hebben. Interne warmteoptimalisatie is een onderwerp bij onder andere de producenten van kalkzandsteen- en cellenbeton.
Ambities in cijfers De ambities die de sectoren in hun voorstudies en routekaarten neerleggen zijn groot. Een procesefficiëntie- verbetering in 2030 van 230 PJ en 15 Mton CO2. Bij de dertig sectoren die een voorstudie of routekaart hebben opgesteld is sprake van een energiegebruik van circa 750 PJ1 en een uitstoot van 45 Mton CO2 (cijfers 2010). Daarnaast hebben de sectoren grote ambities voor de verduurzaming van hun eigen energieverbruik en dat van hun materiaal ketens. De grootste ambitie is weggelegd voor energie-efficiëntieverbetering in de keten. Zie voor de details tabel 3.
14 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
In deze ‘rode draad tabel’ is door middel van ingekleurde vakjes aangegeven of een sector actief is op een deelon- derwerp of niet. Zo kunt u in één oogopslag zien welke sec- toren er met hetzelfde thema aan de slag gaan en dus waar samenwerking mogelijk is.
15 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Het toevoegen van nieuwe functionaliteiten Innovaties in verpakkingen Nieuwe product-marktcombinaties Herinrichten van dienstverleningconcept Ontwikkelen duurzame producten en diensten Activiteiten m.b.t. het meten van de milieu-impact (bijv. levenscyclusanalyse) Het ontwikkelen van producten met een langere levensduur Het ontwikkelen van producten met minder materiaal Het ontwikkelen van energie-efficiënte producten (incl. energie-inhoud materialen) Innovaties in grondstofmanagement (Certificering &) kwaliteitsverbetering grondstoffen Het nuttig toepassen van organische reststromen (excl. duurzame energie) Het sluiten van de materiaalkringloop inzet (alternatieve) biotische materialen Het toepassen van alternatieve anorganische materialen Innovaties in energiemanagement Het optimaal beheren van bestaande proces- en energieproductie installaties Het in- en extern nuttig toepassen van (rest)warmte Innovaties in thermische processsen (ontwateren, bakken, drogen, branden) Innovaties in bioprocestechnologie (o.a. raffinage) Innovaties in conserveringstechnieken Innovaties in koelen & vriezen Innovaties in scheidingstechnologie (ook tbv recycling) Innovaties in procesintensificatie Overige innovaties in procestechnologie (enzym- nano-, 3d- printen, RFID etc.) Duurzame Energie Inzet van (eigen) niet-fossiele, organische reststromen Toepassing van geothermie & warmtekoudeopslag (wko) Toepassing van windenergie Toepassing van zonne-energie
Aa rd
ap pe
lv er
w er
ke nd
e in
du st
rie (R
Innovaties in producten en diensten
16 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Route ka ar
17 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Aardappelverwerkende industrie
koelverse producten, vlokken en granulaat, snacks en overige producten
• Deelnemers: 7 (2010) • Omzet: 1,25 miljard euro (2010)
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 8,2 PJ (2011) Energieambities: Besparing van 30% (3,7 PJ) in het jaar 2030
Meer informatie: Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI), Hans Leerssen, [email protected], +31 (0)70 3365272, www.vavi.nl
Projectvoorbeelden: • Feasability scan voor secundaire reststromen om
inzicht te krijgen in kansrijke toepassingsmogelijk- heden. Inzicht is bruikbaar voor de selectie van kansrijke toe passingen en deze verder uit te diepen.
• Haalbaarheidsonderzoek restwarmtebenutting. Dat onderzoek moet leiden tot bruikbare business- cases voor een aantal relevante technieken en processen. Daarmee kunnen individuele VAVI-leden de warmtehuishouding optimaliseren.
Doel en ambitie Binnen de aardappelverwerkende industrie bestaan hoog- waardige toepassingen van reststromen zoals verwerking tot veevoer of vergisting tot biogas. In het kader van een thematische routekaart is gekeken naar een bredere toe passing van deze reststromen waaronder die in de biobased economy. De ambitie is om door verwaarding van rest stromen te komen tot een reductie in energieverbruik van 30 procent in 2030.
Thema’s De aardappelverwerkende industrie heeft in het kader van de thematische routekaart drie feasibility scans uitgevoerd met het oog op verdere verwaarding van reststromen. Het betrof scans voor: • secundaire reststromen (stoomschillen,
aardappelsnippers en zetmeel) • tertiaire reststromen (zuiveringsslib, digestaat en struviet) • restwarmte
Meer waarde uit aardappelen Nederland is een aardappelland. Jaarlijks verwerkt deze sector maar liefst drieënhalf miljoen ton aard- appelen tot onder meer frites, krieltjes, schijfjes en chips. Om de toekomst duurzaam in te gaan, wil de sector zoveel mogelijk waarde uit de aardappel halen. De Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI) onderzocht hoe restproducten zoals schillen, snippers en zetmeel nuttig en duurzaam kunnen worden ingezet.
Er is een inventarisatie uitgevoerd van de toepasbaarheid van zuiveringsslib, struviet en digestaat als meststof in Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Daarnaast is de economisch meest haalbare optie uitgewerkt van de winning van biopolymeren en fermentatieproducten. Ook is er een haalbaarheidsonderzoek restwarmtebenutting uitgevoerd. De conclusie: kansen voor een nuttige en economisch interessante toepassing van reststoffen uit de aardappel industrie zijn groot. De reststromen zijn schoon en hebben nauwelijks of geen toevoegingen.
Acties Op basis van de resultaten uit de thematische routekaart zijn er drie verdiepende branchebrede studies opgezet op de volgende thema’s: • Opwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of struviet
tot meststof • De winning van biopolymeren en fermentatieproducten
uit rauwe aardappelreststromen • Doorrekening van de restwarmtebenutting door het
gebruik maken van innovatieve restwarmtetechnieken als twin-coilsysteem, compressiewarmtepomp, en/of absorptiewarmtepomp
“Restproducten die nuttig én economisch interessant zijn”
Aardappelverwerkende industrie 2
19 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Afvalwaterzuivering Waterschappen
en 1,9 miljard m3 afvalwater
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 7,9 PJ in 2011 Energieambities: 75%, volledige verduurzaming door middel van energiefabrieken
Meer informatie: Unie van Waterschappen, Ruud van Esch, [email protected] en [email protected], www.uvw.nl
Doel en ambitie Hoe ziet in 2030 de gehele afvalwaterketen eruit? Waterschappen en gemeenten leveren een grote bijdrage aan de verduurzaming van de Nederlandse samenleving door afval om te zetten in schone grondstoffen, energie en schoon water. Terugwinnen staat hierbij centraal. De afvalwaterketen is een duidelijk zichtbare speler door co-locatie, decentrale zuiveringsunits en een sterke profi- lering op duurzaamheid. Het gebruik van fossiele grond- stoffen voor chemie, transport, warmte en elektriciteit te vervangen door biomassa is hierbij een speerpunt.
Thema’s De visie van de afvalwaterketen is opgebouwd uit een aantal thema’s.
Efficiënt zuiveren voor volksgezondheid en waterkwaliteit De afvalwaterketen zuivert op een efficiënte manier water voor de volksgezondheid en de waterkwaliteit.
Integrale oplossingen De ketenpartners hebben een integrale blik. De sector kiest voor ruimtelijke oplossingen die passen bij het natuurlijk systeem en de bebouwde omgeving.
Gevarieerde inzameling Er zijn veel verschillende concepten en technieken om afval in te zamelen. Welk concept en welke techniek in een bepaalde situatie wordt gekozen, hangt af van de aard en hoeveelheid van de afvalstromen en de lokale omstandig- heden. Denk aan aspecten als landschap, ruimtelijke ordening en ecologische uitdagingen.
20 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Gespecialiseerd onderhoud Gespecialiseerde bedrijven verzorgen een deel van het onderhoud. Dit is samen met de bouw in de keten geïntegreerd. De eisen aan onderdelen lopen uiteen en een stevige regie is noodzakelijk. Een centrale controle- kamer - vooral virtueel ingericht - is verantwoordelijk voor deze regie. De controlekamer zorgt voor een goede balans tussen kosten, kwaliteit en risico’s.
Strategische samenwerking met klanten, bedrijven, onderzoeksinstellingen en overheden.
Op de bres voor innovatie Waterschappen en gemeenten lopen voorop bij de inzet van zuiverings- en energietechnologie. Door intelligente sensoren bijvoorbeeld kunnen waterschappen en gemeenten realtime monitoren.
Acties De visie van de afvalwaterketen is vertaald in vijf actielijnen 1 Ontwikkelen van een lokale visie in presentaties Nationale en regionale ambassadeurs geven hiervoor
presentaties aan waterschappen, gemeenten en samenwerkingsverbanden.
2 Samenwerking versterken In kaart brengen van kansrijke markten en toepassingen
is noodzakelijk, evenals het activeren van potentiële afnemers en marktpartners. Dit kan door:
- Analyseren van onderzoeken en plannen in andere sectoren
- Opzetten en versterken van netwerken - Ontwikkelen van een transparante markt en businesscases
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben samen de schouders onder het visietraject gezet. De sector ziet volop kansen om duur zaamheid en doelmatigheid met elkaar te verbinden. Deze toekomst is nu al begonnen. De veranderingen in de afval waterketen hangen nauw samen met ontwikkelingen buiten de keten. Gemeente n en waterschappen willen slimme coalities met andere partijen aangaan. Denk aan coalities voor bouwen, industrie, landbouw en energie, zoals; • Een visie op de waterketen in 2050:
Verbindend water • Lokale Klimaatagenda • Green Deal en een Ketenakkoord Fosfaat.
3 Uitvoeren van onderzoeken, experimenten en pilots Aansluiten bij onder andere onderzoeken van het biobased
platform en het Bio Refinery Cluster. Aansluiting bij bestaande initiatieven is gewenst. Innovatie vindt vaak plaats op de snijvlakken van disciplines.
4 Faciliteren van transitie en kennisuitwisseling Door middel van trainingen, leer- en intervisiebijeen- komsten en instrumenten voor experimenten vindt er kennisuitwisseling plaats. Het wegnemen van wettelijke en institutionele belemmeringen is eveneens een speerpunt.
5 Monitoren en communiceren van voortgang De voortgang van de transitie monitoren is essentieel.
Daarbij is de terugkoppeling van de prestaties een belangrijk element. In 2013 wordt er een routekaartteam ingesteld en een aantal bijeenkomsten georganiseerd.
“Terugwinnen staat centraal met behulp van integrale oplossingen en strategische samen werkings verbanden”
Afvalwaterzuivering Waterschappen 2
21 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Chemische industrie
(intermediates, speciality chemicals, consumer en performer products)
• Deelnemers: 71 (2010) • Omzet: 47 miljard euro (2010)
Energiegegevens - Energiegebruik: 359 PJ (2011) - Energieambities: 40% CO2 eq. emissiereductie
Meer informatie: Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI), Reinier Gerrits, [email protected], +31 (0)70 337 87 25, www.vnci.nl
Doel en ambitie De chemische industrie wil een sleutelrol spelen bij de verduurzaming van de samenleving. Zij stelt zich ten doel om samen met de overheid te werken aan de noodzakelijke randvoorwaarden om de volgende ambitie te realiseren: 40 procent broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 2005. Belangrijke randvoorwaarden zijn onder meer; - de mogelijkheid tot het doen van nieuwe investeringen
door economische groei - een gunstig investeringsklimaat en een level playing field
(Nederland binnen Europa en Europa binnen de wereld) - dat innovatie gestimuleerd blijft worden
- het terugbrengen van de kosten van technologische opties - politieke randvoorwaarden voor bijvoorbeeld CCS.
Met het opstellen van de Routekaart Chemie Industrie 2030 heeft de sector de opties voor CO2 eq3 emissiereductie nader gekwantificeerd en geconcretiseerd. Ook is hiermee de haalbaarheid van deze ambitie getoetst. De routekaart geeft een overzicht van voorgenomen en mogelijke nieuwe pro- jecten in verschillende oplossingsrichtingen. Deze projecten kunnen tot een broeikasgasreductie van 40 procent leiden in 2030 leiden, mits passende randvoorwaarden en condities.
Gerard van Harten, voorzitter Topteam Chemie, over de routekaart: “De routekaart geeft richting aan de ambitie die de Regiegroep Chemie enkele jaren geleden heeft geformuleerd om te komen tot een duurzame en vitale chemiesector in 2030. Het vormt de perfecte input voor het Topteam Chemie bij het maken van een businessplan voor de chemische sector.”
3 C02 en CO2-equivalenten van andere broeikasgassen zoals CH4, N2O, CxFyCLz, SF6
“Sleutelrol bij verduurzaming samenleving”
22 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Acties De mate van invloed die de chemische industrie heeft op de zes oplossingsrichtingen is verschillend. Deze invloed is hoog waar het de eigen installaties en grondstoffen betreft, maar is beperkter voor sluiten van de materiaalketen en het effect van duurzame producten bij de eindgebruiker. Er is een duidelijk potentieel voor broeikasgasreductie zichtbaar bij de samenwerking in de keten en de sector. Daarom zet de chemische sector erop in om waar mogelijk haar directe invloed te vergroten. Hiervoor zal de sector de komende jaren onder meer de transparantie in deze ketens verbeteren door meer gebruik te maken van LCA’s (Life Cycle Analysis), best practices binnen en buiten de sector te delen en verder in te zetten op innovatie voor het creëren van duur- zamere oplossingen via de topsector chemie.
Thema’s De routekaart kent de volgende zes oplossingsrichtingen: 1 Energie-efficiëntie: het tegengaan van energieverspilling
in het eigen proces. Recycling van bijproducten op de fabriek valt hier ook onder.
2 Vervanging fossiele grondstoffen: door inzet van hernieuwbare grondstoffen (biomassa) voor de productie van chemische producten.
3 Carbon Capture and Storage (CCS) en Carbon Capture and Usage (CCU).
4 Recycling van materiaalstromen, ofwel het sluiten van de materiaalketen: door het hergebruiken van producten en materialen na het gebruik (post-use recycling).
5 Duurzame producten: bijdragen aan ontwikkeling van duurzame producten voor eindgebruikers.
6 Duurzame energie: inkopen of zelf opwekken van duurzame energie.
Glass fiber/Epoxy composiet bladveer voor zware vrachtwagens
Potentiële voordelen: geen corrosie, verhoogd rij comfort en als belangrijkste: brandstofbesparing door een gewichts reductie van 100 kg door toe passing van deze bladveren in zware trucks.
Chemische industrie 2
23 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Fijn – en Grofkeramische industrie
Kerngegevens sector • MJA-sector • Producten: metsel- en straatbakstenen, keramische
dakpannen, keramische wand- en vloertegels en keramische rioleringsbuizen (gresbuizen)
• MJA deelnemers: 14 (2010). Echter 20 KNB-leden staan achter de routekaart
• Omzet: Circa 260 miljoen (exclusief fabrikanten van keramische dakpannen, rioleringsbuizen en wand- en vloertegels, 2010)
Energiegegevens Energieverbruik: 8,9 PJ (2011) Energieambities: 26% in 2030 ten opzichte van 2010
Meer informatie: Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek (KNB, voorheen VKO), Durk Smink, [email protected], +31(0)26 3845630
Bekijk hier het filmpje over de routekaart.
“Een stevig fundament voor een gezamenlijke toekomst in Nederland”
De routekaart voor de bouwkeramische industrie heeft de verschillende keramische productgroepen bijeen gebracht. Er is kennisdeling en uitwisseling van ervaringen op het gebied van productietechnologie en verduurzaming. De gezamenlijke product-marktcombinaties maken het mogelijk om gezamenlijk een duurzame productie en gebouwde omgeving te realiseren. Ketenpartners als grondstofleveranciers, producenten van productie- apparatuur, kennisinstituten en afnemers slaan de handen
ineen om dit te bereiken. Een voorbeeld: ovenbouwers ontwikkelen een nieuw concept tunneloven waardoor de oven en droger niet meer de onderlinge afhankelijkheid hebben die er nu is.
Doel en ambitie De sector richt zich op twee aandachtsgebieden: Fabriek van de toekomst en Gebouw/Product van de toekomst. De energiebesparingsopties voor de Fabriek van de
24 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Dunnere tegels en bakstenen Naast tegelwerk met grootformaat tegels vinden ook dunnere tegels meer en meer ingang als wand- en vloer afwerking. De toepassing hiervan is mogelijk door de constante verbetering van materiaal- eigenschappen, met name op het gebied van sterkte en maatvastheid. De verwachting is dat deze trend zich zal blijven ontwik kelen. Ook bij metselbaksteen is dematerialisatie een uitdaging; per m2 gevelwerk minder energiegebruik zonder de aantasting van de technische eigenschappen.
Toekomst (1,2 PJ per jaar in 2030) en het Product/Gebouw van de Toekomst (1,4 PJ) leiden in 2030 tot een gezamenlijk besparingspotentieel van 2,6 PJ/jaar (26 procent), afgaand op het energieverbruik van 2010. De keramische industrie verwacht dat ook in de komende decennia nog volop gebruik gemaakt zal worden van keramische bouwproducten. Deze producten maken in de toekomst onderdeel uit van een energiebesparend totaal systeem of concept. Keramiek levert in 2030 een belangrijke bijdrage aan energiebesparende concepten zoals energie zuinige gevels, energieleverende daken en comfort- woningen. Er zijn dan ontwikkelingen gerealiseerd op het gebied van dunnere tegels, de toepassing van straatstenen als regeneratiemedium voor warmtepompen en het ver- groten van het aandeel duurzame gresriolering. Een grote samenwerking met ketenpartners en (eind)gebruikers is hiervoor een essentiële voorwaarde.
Thema’s Onderwerpen waar de sector zich voor gaat inzetten:
• Verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering door onder andere verdergaande isolatie van de ovens, procesintegratie, verbeterde vochtgeleiding bij het droogproces, minder vuurvaste massa in de ovenwagens, verbeterde brander- technologie, warmtewisselaars bij droger uitlaten en in combinatie met rookgasreiniging op oven uitlaten
• Warmteuitwisseling c.q. warmteterugwinning • Samenwerking met toeleveranciers van productie apparatuur
gericht op een oven die een minimaal warmteoverschot heeft, de Verlengde TunnelOven (VTO)
• Onderzoek naar alternatieve droogmethoden zoals omgevingsluchtdrogen en semi-stoomdrogen
• Specialisatie van onderzoek naar brandertechnologie • Stimuleren van kennisdeling en uitwisseling van
ervaringen tussen de leden • Lobby voor meer bouwruimte voor VTO in de uiterwaarden
• Inventariseren van de samenwerking op het gebied van onderzoek met andere industriesectoren
• Promoten van bouwconcepten in plaats van producten bij leveranciers en gebruikers
• Faciliteren van samenwerking met andere sectoren (workshops, lezingen etc.)
• Promoten van energiebesparing door bouwkeramische producten in renovatie(concepten)
• De toepassing van reële levensduur bouwkeramiek en total cost of ownership in duurzaamheidsafwegingen/ -modellen promoten
• Lobby voor aanpassing van de wetgeving voor toepassen van reststoffen
Acties Op de korte termijn zal de sector zich richten op
• Verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering • Warmteuitwisseling • Alternatieve droogmethoden • Bakken: tijdgefaseerd bakken (verlengde tunneloven
of aanpassen van huidige brandcurve bij zeer lang verblijf in de oven)
Fijn – en grofkeramische industrie 2
25 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Glasindustrie
en glaswol • Deelnemers: 6 • Omzet: € 0,8 miljard (raming 2010)
Energiegegevens Energieverbruik MEE deelnemers: 12,5 PJ (2011) Energieambitie routekaart: 25,2%
Meer informatie: Vereniging Nederlandse Glasfabrikanten (VNG), Jaap van der Woude, [email protected], +31 (0) 598 313420
Zie de film over de verduurzaming van deze sector: hier
Doel en ambitie De Nederlandse glasindustrie is wereldwijd leidend op het gebied van energie en innovatie en wil deze positie behouden. Duurzaamheid en energie spelen een belangrijke rol en dit komt tot uitdrukking in de dimensies schoon, zuinig en rendabel. De sector wil de komende jaren verschil- lende (r)evolutionaire verbeteringen realiseren waarmee ze een ambitie van 25,2 procent energie efficiëntie wil realiseren. Energiebesparing in de gebruiksfase van glas- producten is hierin –ondanks de mogelijke potentie- nog niet verwerkt vanwege de grote diversiteit aan producten.
Grotere verbeteringen zijn te bereiken als doorbraaktechno- logieën binnen bereik komen. Hierbij moet vooral worden gedacht aan revolutionair innovatieve ovenontwerpen. De potentie hiervan bedraagt nog eens 300-400 TJ bij industriële implementatie. Er zijn ook mogelijkheden door de inzet van restwarmte, met naar schatting eveneens 300-400 TJ energiebesparing per jaar.
Thema’s Ondanks de grote productdiversiteit binnen de Nederlandse glasindustrie zien de bedrijven verschillende terreinen waarin ze gezamenlijk kunnen opereren:
1 Alternatieven voor primaire grondstoffen 2 Verhoogde inzet van secundaire grondstoffen (scherven) 3 Innovaties in gemengde voorbereiding 4 Innovaties in glassamenstelling 5 Innovatieve procesregeling 6 Innovaties in ovendesign 7 Nieuwe methodes voor de inzet van restwarmte 8 Verbeterde eigenschappen van glasproducten
Efficiënte omgang met grondstoffen en fossiele brand stoffen is in de toekomst noodzakelijk. Dit biedt uitdagingen voor de wijze van produceren, maar ook voor de ontwik keling en verbetering van glas- producten. Uitdagingen die de sector met beide handen aangrijpt. Door het steeds schoner en zuiniger produceren is de sector op weg om op een rendabele wijze een duurzamere samenleving te versnellen. Glasproductie kost energie, maar glasproducten besparen de maatschappij vaak (in veelvoud) energie. Dit gebeurt door tal van ‘transparante’ en ‘onzicht- bare’ toepassingen, zoals isolerend glas en glaswol, versterkingsvezels voor licht gewicht kunststoffen of verpakkingsmateriaal van exportproducten. Als oneindig recyclebaar materiaal is glas essentieel voor een duurzame en gezonde samenleving, nu en in de toekomst.
Op deze terreinen is gekeken naar (r)evolutionaire mogelijk- heden voor de Nederlandse glasindustrie. Daarnaast is er gefocust op structurele kansen in kennisontwikkeling en het imago voor de sector.
Acties De glasindustrie is nu bezig om de in de routekaart gefor muleerde hoofdlijnen (zie hierboven) te prioriteren en plannen. Hierbij wordt specifieke samenwerking gezocht met o.a. de Duitse glasindustrie en kennisinstituten zoals CelSian en universiteiten. Ook vinden er gesprekken plaats met verschillende overheden.
Mogelijkheden in glassamenstellingen De sector kijkt naar mogelijkheden om de glassamen- stelling aan te passen. De bedoeling is dat dit leidt tot sterkere glazen waarbij het energieverbruik dat nodig is om deze te maken gelijk blijft of lager wordt. Wijziging van de samenstelling heeft invloed op het smeltgedrag van het glas in de oven. Het heeft ook impact op vormgeving- en nabehandelingprocessen. Daarbij komt dat een mogelijke aanpassing slechts stapsgewijs kan worden doorgevoerd vanwege het hoge percentage gerecylede glasscherven: deze zullen nog de oude samenstelling hebben en moeten pro- bleemloos kunnen worden ingezet in het productie- proces. Onderzoek op laboratorium en industriële schaal is nodig om een samenstelling te ontwikkelen.
“Schoon, zuinig en rendabel zijn de thema’s voor de toekomst en de hoekstenen van de routekaart. Deze thema’s leveren vooral in geïntegreerde vorm het meeste voordeel op”
Glasindustrie 2
27 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
van de beschikbaarheid van grondstoffen 2) het verbeteren van productieprocessen 3) het ontwikkelen van nieuwe producten 4) het ontwikkelen van nieuwe gebruiks- momenten van de producten, en 5) het aanboren van nieuwe consumenten groepen.
Meer dan ooit staat voor de groente- en fruitverwerkende industrie de klantvraag centraal in de ontwikkelingen naar het jaar 2030.
Kerngegevens sector • MJA-sector • Groenten- en vruchtenconserven, vruchtensappen,
champignonconserven, diepvriesgroenten, zuurkool, tafelzuren, gedroogde groenten
• Deelnemers: 20 (2010) • Omzet: circa 650 miljoen euro (2010)
Energiegegevens Energieverbruik: 2,6 PJ (2011) Energieambities: 50% verbetering van de energie-efficiëntie in 2030 Meer informatie: Vereniging van de Nederlandse Groente- en Fruitverwerkende industrie (VIGEF), Peter Rijnhout, [email protected], +31 (0)70 3365270, www.vigef.nl/routekaart.html
Op www.vigef.nl/film.html is er een korte videopresentatie van de routekaart.
Groenten- en Fruitverwerkende industrie
Twee ons groenten en twee stuks fruit: een trend waarvan de groente- en fruitverwerkende industrie kan profiteren. Maar om de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien, moet de sector zijn producten en processen duurzaam gaan innoveren. Met de Route- kaart 2012-2030 legt de Vereniging van de Nederlandse Groente- en Fruitverwerkende industrie (VIGEF) een blauwdruk voor deze ontwikkelingen. Secretaris VNGF Hans Leerssen “Dit traject heeft gezorgd voor committment, perspectief en structuur. Een uitste- kende basis om ambities te verwezenlijken.”
Doel en ambitie Via de routekaart zet de sector een belangrijke stap om het energieverbruik in 2030 te halveren ten opzichte van 2005. De sector verwacht dat de consumptie van groenten en fruit als gevolg van de adviezen van het Voedingscentrum de komende jaren zal stijgen. De groente- en fruitverwerkende industrie wil een groter aandeel behalen in de consumptie van groenten en fruit. Dit resulteert in een afzetstijging van 30 procent. Om als sector mee te kunnen groeien moeten er slagen worden gemaakt zoals 1) het verbeteren
Thema’s Vijf consumententrends dienen als basis voor de verdere activiteiten: • Internet biedt kansen om de producten op een andere
manier dan via de grote retailers bij de consumenten thuis te krijgen.
• Het communiceren van Nederlandse herkomst zal bij consumenten een gevoel van transparantie en authenticiteit oproepen.
• Om de (jonge) consumenten te interesseren voor groenten en fruit, dient de sector hen door onder andere informatie- voorziening meer kennis over voeding bij te brengen.
• Gemak wordt steeds belangrijker en vraagt om producten die geschikt zijn voor andere gebruiksmomenten dan de avondmaaltijd.
• Doordat een groeiende groep consumenten geen of minder vlees eet is er meer vraag naar alternatieve eiwitproducten. Peulvruchten bevatten veel eiwitten en zijn inzetbaar als alternatief voor vlees.
• Uit deze consumententrends blijkt dat thema’s als zaad veredeling (smaak, diversiteit van gewassen, etc), innovatie door nieuwe producten, eetmomenten en productie methoden, het gebruik van duurzame energie en het inzetten van restromen van groot belang zijn voor de sector.
Het routekaarttraject heeft een lijst met maatregelen opge leverd. Nu is het tijd om deze te gaan uitvoeren. “We willen bijvoorbeeld aansluiting zoeken bij het Topteam Agrofood en het Topteam Tuinbouw. Die bepalen het onderzoeks beleid in de sector. Ons project ‘Eiwit voor iedereen’ zou daar heel mooi in passen. Dit kijkt hoe dierlijke eiwitten te vervangen zijn door plantaardige, uit bijvoorbeeld bonen of erwten.” Leerssen ziet de implementatie met ver- trouwen tegemoet: “Dankzij het routekaarttraject is er veel enthou siasme. Daarmee gaan we nu aan de slag om de sector te versterken.”
Acties Concrete adviezen en acties vormen het sluitstuk van de routekaart. Deze acties zijn ingedeeld in korte termijn (2012-2015), middellange termijn (2015-2020) en lange termijn (2020-2030). Ze geven zo een compleet overzicht van wat er staat de gebeuren op de route naar 2030: • De consument centraal zetten. • In de volle breedte van de keten samenwerken. • Op concreet niveau aan de slag gaan.
Voorbeelden van een aantal acties zijn: • Het innoveren samen met zaaizaadveredelaars. • Het ontwikkelen van nieuwe flexibele technieken
om snel op consumentenbehoeften in te spelen. • Nieuwe eetmomenten creëren en nieuwe doelgroepen
aanspreken.
Groente- en fruitverwer- kende industrie 2
29 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Doel en ambitie Vanuit de voorstudie is een routekaarttraject onder de naam FME Duurzaamheidkompas High Tech Ketens gedefinieerd. Dit traject heeft een meer instrumenteel karakter en de resultaten kunnen bruikbaar zijn voor veel bedrijven in de technologische industrie. Het zijn geen concrete projecten, maar inzichten, visies en met name tools voor individuele bedrijven. Zij kunnen op deze manier invulling geven aan verdere energie-efficiëntie in vooral hun productketen. De resultaten zijn verwerkt in het Handboek Duurzaamheid.
Waar staan we in 2030? In alle markten van de high tech industrie groeit de mondiale
Kerngegevens sector • MJA3-OI (Overige Industrie). Deze routekaart is uitgewerkt
voor de high tech industrie in Nederland. Slechts een deel van de MJA3 groep ‘overige industrie’ hoort hierbij. En slechts een deel van de high tech is aangesloten bij MJA3
• Producten: machines, apparaten, instrumenten en trans- portmiddelen: voor het deel van de OI werkzaam in de (high) technologische industrie
Energiegegevens Energieverbruik: Overige Industrie: 14,4 PJ (2011) Energieambities: Besparing van 25 PJ in de keten m.b.t. de hele technologische industrie in Nederland Meer informatie: FME, Charlie Droste, [email protected], +31 (0) 79 3531374, www.fme.nl/duurzaam
High tech sector
“Zo’n 80 procent van de bedrijven uit de high tech industrie heeft de afgelopen drie jaar ‘serieuze leverings problemen’ gehad met grondstoffen, materialen of halffabricaten. Ze werden ineens onbetaalbaar, kwamen te laat of waren tijdelijk helemaal niet beschikbaar. Dat blijkt uit een steek- proef van TNO, de TU Delft en materialeninstituut M2i, die dertig ondernemingen (in opdracht van FME) hebben ondervraagd. Eén op de tien bedrijven zegt het ontwerp van zijn producten aan te passen om minder afhankelijk te worden van schaarse grond- stoffen.” (bron: de Volkskrant 11 april 2012)
concurrentie. Om deze race vol te houden, moet voortdurend een hogere toegevoegde waarde worden gerealiseerd. Nederlandse Original Equipment Manufacturers en toe- leveranciers kunnen zich nu nog onderscheiden in innovatie, design en specialisatie in nichemarkten, maar de opkomende economieën lopen in. Het is belangrijk dat Nederland zijn hoogwaardige kennispositie behoudt en verder uitbouwt om concurrerend te blijven.
Thema’s Duurzaamheid zal naar alle verwachting de komende decennia een nog belangrijkere rol krijgen. Consumenten en bedrijven zullen in de toekomst steeds vaker om duurzame producten vragen.
30 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
3 Om communicatie en kennisuitwisseling tussen bedrijven te stimuleren roept de sector een digitale netwerk gemeenschap in het leven.
4 Er wordt ingezet op het vergroten van het sluiten van materiaalketens. Het belang van hernieuwd gebruik van materialen is hierbij een speerpunt.
5 Ook brengt de sector materiaalschaarste en de beschikbaarheid van zeldzame aardmetalen in het bijzonder, nadrukkelijker onder de aandacht.
6 FME roept op tot sectoroverstijgende initiatieven op het gebied van materiaalgebruik, waarbij sectoren en bedrijven elkaar kunnen versterken.
7 Beter onder de aandacht brengen van duurzame productontwikkeling en duurzame product-markt - combinaties. De FME Adviesgroep ontwikkelt hiertoe extra diensten.
8 FME werkt mee aan de verdere ontwikkeling van de CO2-prestatieladder.
9 De sector spant zich in voor een betere samenwerking tussen universiteiten en kennisinstituten en de techno - logische industrie.
10 De sector wil meer ervaring opdoen met levens - cyclus-analyses (LCA’s).
Daarnaast is de toenemende schaarste van energie en materiaal een belangrijke (economische) driver om steeds duurzamer met deze grondstoffen om te gaan. Momenteel is er aandacht voor (her)gebruik van materialen en energie- zuinige productie methoden en producten. Op vele aspecten is verbetering nog mogelijk. Deze worden opgepakt via vier hoofdrichtingen: 1 Het is van strategisch en energetisch belang om de
ketencirkel van de hightechsystemen te sluiten en te streven naar volledige recycling van gebruikte materialen.
2 Het is van strategisch en energetisch belang om de gebruiksfase van eindproducten te beïnvloeden.
3 Het is van energetisch en economisch belang om bij de aanmaakfase en de recyclefase zo min mogelijk energie te gebruiken.
4 Het is van belang om gebruik van schaarse grondstoffen te minimaliseren.
In het handboek Duurzaamheid komen de volgende onderwerpen aan bod: • Strategieontwikkeling- en implementatie met het oog
op duurzaamheid • Duurzame productontwikkeling bij bestaande en/of
nieuwe producten met behulp van levenscyclusanalyse • Supply Change Management met het oog op
duurzaamheid • Human Resource Management inrichten met
duurzaamheidfocus
Acties Wat gaan we doen om dit te bereiken? FME-CWM heeft naar aanleiding van het duurzaamheid- kompas een tienpuntenplan opgesteld: 1 De sector brengt de voordelen van duurzame(re)
producten en diensten nadrukkelijk onder de aandacht van haar achterban.
2 Faciliteren van een platform waarin inspiratie en kennisvalorisatie centraal staan.
”Het handboek duurzaamheid helpt high tech bedrijven bij het zetten van stappen op het gebied van duurzaamheid”
De behoefte aan brainstormen en kennisuitwisseling vanuit de praktijk op het thema duurzaamheid blijft groeien. In 2012 start FME het Platform Succesvol Duurzaam dat ondernemers, experts en kennis- instellingen met elkaar verbindt. Door deelname weet de ondernemer de klantwens via duurzame productoplossingen om te zetten naar een voor- sprong in de markt. FME faciliteert laagdrempelige ontmoetingen, workshops, bedrijfsbezoeken en intervisiesessies. Deelnemers sparren over thema’s als strategische klant- en productinnovatie, duurzaam product(her)ontwerp en communicatie. In dit plat- form brengt FME de opgebouwde praktijkkennis vanuit eerdere initiatieven zoals de Rondetafels Duurzaam Ondernemen en Ecodesign en het FME Duurzaamheidskompas bij elkaar.
High Tech sector 2
31 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Doel en ambitie Tot het ijkpunt 2030 zal de vraag naar ICT sterk blijven groeien. Deze aanhoudende groei zal onlosmakelijk samen gaan met een groeiende vraag naar energie. Daarom is duurzaamheid een belangrijk onderwerp op de agenda van de ICT-sector. Het doel is niet alleen om het energie- gebruik in de sector efficiënter te laten zijn, maar ook om andere sectoren met minder energie de activiteiten uit te laten voeren.
Vooral in de bebouwde omgeving is met ICT veel verbetering haalbaar van de energie-efficiëntie. Daarnaast liggen in de logistieke en energiesector volop mogelijkheden om met innovatieve ICT-toepassingen energie te besparen. Alleen al in de drie onderzochte sectoren is een besparing van meer dan 2,5 miljard euro mogelijk.
“Dé hefboom voor energie­efficiëntie!”
Kerngegevens sector • MJA3 • Producten: Producten en diensten van telecombedrijven,
datacenters en hardware- en softwareproducenten. • Deelnemers: 32 (2010) • Omzet: € 30 miljard (2010)
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 15,6 PJ (2011) Energieambities: • 30% efficiëntie verbetering binnen de eigen sector:
11,7 PJ bij een verwacht verbruik van 39 PJ • in de bebouwde omgeving: 118,6 PJ • in de energiesector (slimme netten): 6,7 PJ • in de logistieke sector: 10,3 PJ Meer informatie: ICT-Office, Bernd Taselaar, [email protected], +31 (0) 348 493636, www.ictoffice.nl
Zie de film over de verduurzaming van deze sector: hier
32 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Acties In de Routekaart ICT 2030 zijn door de werkgroepen ICT sector, gebouwde omgeving, slimme energie netten en vervoersmanagement, acties geformuleerd. De markt zal een groot aantal acties oppakken, omdat de ICT oplossingen al voorhanden zijn. Bijvoorbeeld met geavan- ceerde technieken als virtualisatie, cloud computing, data deduplicatie en thin provisioning wordt bestaande opslag- capaciteit beter benut. De ontwikkeling van efficiëntere hardware, software en netwerken zullen ICT-toepassingen energie-efficiënter maken. De focus van de branche ligt op precompetitieve acties in de ICT-sector. ICT kan een grote bijdrage leveren aan energie- besparing in andere sectoren, bijvoorbeeld door de opzet van samenwerkingsverbanden. Hier komen spelers uit de ICT-sector samen met partijen uit de bebouwde omgeving, de zakelijke mobiliteit, de logistieke sector, de recycling- branche en energiesector.
Thema’s Greening of ICT Door de groeiende vraag naar ICT staat de sector voor de uitdaging van een jaarlijkse verdubbeling van de vraag naar ICT tot 2030. Daarnaast wil ze in deze periode tevens energie-efficiënter te worden. Efficiëntere inzet van al geïnstalleerde capaciteit, datacenters, hardwarecomponenten en efficiënte software kunnen er voor zorgen dat in 2030 in de ICT-sector zelf een energie-efficiëntieverbetering van minimaal 30 procent kan worden gerealiseerd ten opzichte van de huidige situatie.
Greening by ICT • Bebouwde omgeving: Zowel zakelijke gebruikers als
consumenten ervaren in 2030 meer woon- en werkcomfort door het toepassen van geïntegreerde regelsystemen (slimme meters en sensoren). Het energieverbruik neemt relatief af. Systemen voor verwarming, beveiliging, klimaatbeheersing én apparaten zijn in de toekomst via internet met elkaar verbonden.
• Slimme energienetten: In 2030 is energie in nieuwe huizen en kantoren decentraal duurzaam opgewekt en lokaal opgeslagen. ICT speelt een rol van betekenis. Verlichting past zich in de openbare ruimte aan de ruimtebenutting aan dankzij ICT.
• Het elektriciteitsnet is in 2030 met behulp van ICT slimmer gemaakt en ingericht op de opwekking van decentrale energie. Deze slimme energienetten kunnen overbelasting voorkomen, lokaal opgewekte energie teruggeven aan energieleveranciers en voorzien in de energiebehoefte van elektrisch vervoer.
• Dynamisch en optimaal vervoersmanagement: In 2030 is de logistieke keten met behulp van ICT geoptimaliseerd door vermindering van de vervoersbewegingen. Ook het veilig en gestandaardiseerd uitwisselen van informatie tussen transporteurs en leveranciers is geoptimaliseerd.
De toegevoegde waarde vanuit de ICT-sector ligt onder meer op het terrein van: 1 Sensoring, monitoring en netwerkmanagement 2 Realtime gebruiksgegevens en prijsinformatie
voor consument en organisatie 3 Beveiliging, privacy en betrouwbaarheid 4 Efficiënt beheer door onderhoud op afstand
ICT-sector 2
33 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
huidige en toekomstige inspanningen zijn voor het verduur- zamen van de koffieketen. Zo werkt de Nederlandse koffie- sector aan de verduurzaming van de koffieteelt. Ook wil de sector op het gebied van transport, de uitstoot van CO2 reduceren. De sector wil zich richten op procesoptimalisatie, maar ook op het behalen van milieuwinst in de keten. Hierbij zijn drie thema’s nader onderzocht.
Thema’s Energiezuinig koffiezetten Energiezuinig koffiezetten is één van de acties van het KNVKT Actieplan Duurzame koffie 2011-2015. Dit onderwerp geldt als speerpunt omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat meer dan vijftig procent van het totale energieverbruik
Doel en ambitie Duurzaamheid is naast 'koffie en gezondheid' en 'voedsel- veiligheid en warenwet' één van de speerpunten van de KNVKT. De routekaart sluit aan bij de intentieverklaring waarbij Nederlandse koffiebedrijven hun doelstellingen hebben vastgelegd. In 2015 wil de Nederlandse koffiesector driekwart duurzame koffie; 'van oorsprong tot koffiekopje'. De Nederlandse koffiesector werkt hard aan de verduur- zaming van de keten door de koffieteelt te verduurzamen, slim transport en energiezuinig koffiezetten. “De routekaart sluit aan bij dit actieplan waarvan de intentieverklaring op 9 november 2010 is getekend", stelt Tijmen de Vries, algemeen secretaris van de KNVKT. Met deze intentieverklaring geeft de sector weer wat de
Kerngegevens sector • MJA3-sector • Producten: gebrande koffie, oploskoffie (koffiebonen en
gemalen koffie, ook gedecaffeïneerd), liquids en instants. Volume: Circa 120.000 ton gebrande koffiebonen
• Deelnemers: 9 (2010)
Energiegegevens Energieverbruik MJA deelnemers: 1,1 PJ (2011) Energieambities voor 2030: Driekwart duurzame koffie in 2015 Meer informatie: Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Koffie en Thee (KNVKT), Tijmen de Vries, [email protected], +31 (0) 70 336 51 61, www.knvkt.nl
Zie de film over de verduurzaming van deze sector: hier
Koffiebranderijen
Green Deal De koffiesector ondertekende op 14 juni 2012 een Green Deal met minister Verhagen en staats secretaris Atsma. Jantien Rutte (vicevoorzitter van de KNVKT) onder tekende de Green Deal namens de koffie- branche. De KNVKT vertegenwoordigt 98 procent van de hele koffie- en theebranche. De Green Deal is gebaseerd op de intentieverklaring waarin de gehele Nederlandse sector streeft naar drie kwart duurzame koffie in 2015. De intentieverklaring identificeert de belangrijkste actiegebieden in de keten: van oor- sprong tot koffiekopje. Uitgangspunt is te komen tot een gezonde koffiesector voor alle ketenpartners.
de lopende contacten met diverse maatschappelijke organisaties evenals de thematrekkers vanuit lidbedrijven. Oorsprong: • Initiatief Duurzame Handel: KNVKT is founding partner
van het Sustainable Coffee Program. • PTC+ / ministerie van EZ: onderzoek of de kennis en
kunde van Nederlandse kennisinstellingen bruikbaar is om boeren effectiever en efficiënter te trainen.
Transport: • Platform Agrologistiek/Connect: workshop medio oktober
over duurzaam of ‘slim’ transport. Productie: • Agentschap NL / ministerie van EZ: Meerjarenafspraken
Energie-efficiëntie (voor proces- en ketenefficiency focus op best practices vanuit andere sectoren).
Consumptie: • Rondetafel Energiezuinig koffiezetten: ministerie van EZ,
Agentschap NL, kennisinstellingen en VLEHAN (apparatenbouwers).
Monitoring en Evaluatie: • Samenwerking met ministerie van EZ en cacaosector
over meetmethoden met betrekking tot de intentie- verklaringen koffie en cacao.
in de koffieketen, zit in het zetten en warm houden van de koffie. Een geringe besparing levert daardoor al winst op in de keten. De focus ligt vooralsnog op het koffiezetten ‘at home’ (ongeveer tweederde van de Nederlandse koffie- stroom). KNVKT wil de rol van katalysator vervullen met het bij elkaar brengen van relevante stakeholders via een zogenaamde ketengesprek.
Efficiënt koffiebranden De routekaart heeft uitgewezen dat er nog veel winst te behalen valt door: • Het voorverwarmen van de groene koffiebonen. Dit is
een rendabele optie om het proces te optimaliseren en de capaciteit van de brander te verhogen.
• De inzet van nieuwe technieken voor het bestrijden van geuremissie. Nieuwe technieken zijn energie-efficiënter doordat de vrijgekomen warmte wordt hergebruikt voor de geurbestrijding.
Op beide gebieden gaat de branche verder onderzoek verrichten, te beginnen met haalbaarheidsonderzoeken bij pilotbedrijven.
Hergebruik koffiedik De KNVKT is geïnteresseerd in nieuwe, winstgevende toepassingen voor koffiedik. In de routekaart is onderzocht of deze toepassingen bestaan. Het blijkt dat hoogwaardige toepassingen in de farma, food- en feedsector niet aantrek- kelijk zijn. Laagwaardige toepassingen als de winning van koffieolie en mannan zijn marginaal. Deze toepassingen zijn maar interessant voor één koffiebedrijf waar koffiedik in grote hoeveelheden vrijkomt en de logistieke kosten dus laag zijn. De branche heeft daarom besloten hierop geen verdere actie te ondernemen, maar de resultaten wel breed beschikbaar te stellen. Andere geïnteresseerde markt- partijen kunnen hierdoor wel initiatieven ontplooien.
Acties De volgorde van onderstaande acties is conform het actieplan van de branche: van oorsprong tot koffiekopje. Niet opgenomen, maar eveneens van groot belang zijn
Samenwerking voor behoud concurrentiepositie Europese partnering is een belangrijke factor in het opschalen van duurzaamheid. De Vries: “In Nederland is de hefboom voor het verduurzamen van teelt- omstandigheden in koffieproducerende landen onvoldoende. Samen met het Initiatief Duurzame Handel en Europese partners hebben we een ambiti- eus project geïnitieerd waarbij we het wereldwijde aanbod van duurzaam geproduceerde koffie in 2015 van 8 procent naar 25 procent willen brengen. We moeten wel samenwerken om onze marktpositie te behouden.”
“Van oorsprong tot kopje koffie”
Koffiebranderijen 2
35 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
Doel en ambitie Het Productschap MVO heeft de routekaart in samen werking met de bedrijven in de sector opgesteld en bouwt voort op de voorstudie uit 2010. De sector heeft in 2010 al 8 procent energiebesparing uit procesmaatregelen ten opzichte van 2005 gerapporteerd. Met de in deze routekaart benoemde innovaties en innovatietrajecten kan de sector tot 2030 hier ongeveer 22 procent (2,0 PJ) aan toevoegen.
Ambities • Eind 2015 worden er in het geval van palmolie, sojaolie en dierlijk vet alleen nog maar duurzame grondstoffen
gebruikt. Voor andere grondstoffen zijn er concrete stappen gezet voor verduurzaming
Kerngegevens sector • MJA-sector • Producten sector: Plantaardige olien, dierlijke vetten,
margarine, frituurvet, sauzen, biodiesel, pindakaas, grondstoffen voor zepen, wasmiddelen, smeermiddelen, plastics, medicijnen en cosmetica, ingredienten voor diervoeder
• Deelnemers: 12 • Omzet: € 5 miljard
Energiegegevens Energieverbruik MJA -deelnemers: 7,9 PJ (2011) Energieambities: een werkhypothese van 50% energie- efficiënte verbetering in 2030. Meer informatie: Productschap MVO, Frank Bergmans, [email protected], +31 (0) 70 3195150.
Margarine, Vetten en Oliën-sector
Op weg naar energiezuinige processen en een biobased economy Een biobased economy kan niet zonder plantaardige en dierlijke oliën en vetten als grondstof. De basis is er. Een wereld aan mogelijkheden wacht op ontdekking. De oleochemie biedt een boeiend perspectief. Wat u ook wilt: sterker, lichter, elastischer, waterafstotender, slijtvaster, chemisch bestendiger. Noem het maar op. Materialen op basis van oliën en vetten bieden dé oplossing. Stap in de wereld die oliën en vetten heet en innoveer!
• Stimuleren van goed opgeleide werknemers en interesse voor werken in de MVO-sector
• Toename van het gebruik van duurzame oliën en vetten • De toelating en acceptatie van genetisch gemodificeerde
organismen (GGO’s) in Europa loopt gelijk met die in de rest van de wereld
• Toename van het gebruik van gezonde oliën en vetten in een verantwoorde voeding
• Bevorderen van kennis over gezondheid en duurzaamheid van oliën en vetten
• Inzameling van gebruikt frituurvet bij consumenten laten stijgen naar 10 miljoen liter in 2015
• Een transparante sector in 2015 die kwaliteit en voedsel- veiligheid goed heeft geborgd
36 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
2. Ontwikkelen van een waterrekentool en uitvoeren van een waterbenchmark om meer inzicht in het water - gebruik van het individuele MVO-bedrijf en de sector als geheel te krijgen.
3. Starten van een technoproject voor het testen van vibrerende membraansystemen voor de scheiding van ruwe olie/hexaan.
4. Ontwikkelen van bioplastics in samenwerking met de keten van afnemers in de chemie, kunststofproducenten, producenten van kunststofproducten zoals textiel en tapijt, en kennisinstellingen.
5. Ontwikkelen van hoogwaardige eiwitproducten voor de diervoederindustrie.
Thema’s De routekaart omvat de volgende drie thema’s: • Efficiënter procesbeheer - De 'energiebewuste operator' • Innovatieve scheidingstechnologie - Terugdringen verbruik water en het daaraan
gerelateerde energieverbruik - Toepassing van vibrerende membranen • Innovaties naar de biobased economy - De productie van bioplastics en ander kunststoffen
die langketenige koolstofketens vergen, zoals voor thermoharders en textielvezels.
- Toepassing van eiwitten uit meel van raapzaad - zonnebloempitten en dierlijk materiaal voor de productie van bioplastics - verhoging van de verteerbaarheid door hydrolysering.
Acties De MVO-bedrijven werken zelf al hard aan ontwikkeling en optimalisatie van processen en producten met bijbehorende technologieën. Om de ontwikkelingen van nieuwe producten te stimuleren is het programma Biobased Performance Materials (BPM) in het leven geroepen. In diverse projecten werken kennisinstellingen en bedrijven samen aan nieuwe biobased plastics en aan toepassingsgericht onderzoek om de eigenschappen van bestaande bioplastics te verbeteren. Het Productschap MVO richt zich op de korte termijn op de volgende onderwerpen: 1. Stimuleren van energiebesparing door gedrags -
veran dering door het ontwikkelen van een cursus 'Energiebewuste operator'.
Biocres-project Bedrijven en onderzoekers zoeken naar een polyester- hars en het bijbehorende oplosmiddel uit hernieuw- bare grondstoffen om composiethars van te maken. Mobiosol-project In dit project werken onderzoekers en bedrijven aan het gebruik van nieuwe monomeren voor polymeren voor technische plastics en coatings uit plantaardige oliën en suikers. Eiwitten als grondstof en nieuwe grondstofbronnen Niet alleen olie, maar ook bepaalde eiwitten en aminozuren kunnen als grondstof dienen voor materialen. Om te voorzien in de groeiende vraag naar oliën en vetten doen tal van bedrijven uit de MVO-keten een beroep op biotechnologiebedrijven.
“Het Productschap MVO zet zich samen met het bedrijfs­ leven in voor een inter­ nationale concurrerende sector die zijn maat­ schappelijke verantwoor­ delijkheid neemt”
Margarine 2
37 | En route! In 2030 een duurzame en concurrerende industrie
• Bestaande processen bij Tata Steel (9,8 PJ/jaar) • Vernieuwing productieproces zinkplaat (0,01 PJ/jaar) • Hergebruik van restwarmte (0,5 PJ/jaar) • Logistieke processen (1,9 PJ/jaar)
Daarnaast zijn verschille