EMOJI’S: MAKEN ZE EEN VERSCHIL OF NIET?
Transcript of EMOJI’S: MAKEN ZE EEN VERSCHIL OF NIET?
EMOJI’S: MAKEN ZE EEN VERSCHIL
OF NIET? EEN EXPERIMENTEEL ONDERZOEK NAAR HET EFFECT VAN
EMOJI’S OP DE PERCEPTIE VAN EEN BERICHT
Wetenschappelijk artikel
Aantal woorden: 9683
Margaux Sabbe Stamnummer: 01201861
Promotor: Prof. dr. Ralf De Wolf
Copromotor: Prof. dr. Stephanie Van Hove
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting
Communicatiewetenschappen afstudeerrichting Communicatiemanagement
Academiejaar: 2016 – 2017
i
Inzagerecht
*hier komt het blad voor inzagerecht*
ii
iii
Abstract
Since the arrival of the World Wide Web it is a fact that we communicate less and less face-to-face
(F2F) and more and more through computer-mediated communication (CMC). As a result, a lot of
people are looking for a potential life partner on the Internet, as for example through the online
dating application Tinder. However, when we want to develop such relations, it is crucial to exchange
emotional information. A study shows that the sharing of emotions can improve interpersonal
relationships and social integration. In a F2F-interaction, we express our feelings and emotions
especially through non-verbal cues, but in a digital environment, these cues are not immediately
available. However, research showed that it is possible to communicate our feelings through the
Internet without the availability of non-verbal cues, more precisely with the help of emojis. But are
emojis making a real difference in the communication of emotions? We used an experimental design
(N = 228) to determine whether emojis are able to strengthen the emotional message and if they are
able to create emotions in an otherwise neutral conversation. The results showed a significant
difference between the non-use and use of emojis. Individuals would have a different perception of
the message when emojis have been added as when there are no emojis present.
Keywords: CMC, self-disclosure, non-verbal communication, Tinder, emoji’s
iv
Dankwoord
Aan de hand van deze masterproef hoop ik mijn diploma ‘Master in de
Communicatiewetenschappen – afstudeerrichting communicatiemanagement’ te behalen. Al sinds
mijn bachelorproef heb ik mij met dit onderwerp beziggehouden. Zelf vond ik het een erg boeiend
onderwerp, aangezien het over iets gaat waar vandaag de dag iedereen, inclusief mezelf,
voortdurend mee in contact komt. Ondanks het interessante thema, heb ik tijdens het schrijven van
mijn masterproef enkele dieptepunten ervaren. Gelukkig waren deze dieptepunten telkens van korte
duur en is het mij gelukt om deze masterproef tot een goed einde te brengen. Zelf ben ik dan ook
trots op het eindresultaat. Dit was allemaal niet mogelijk geweest zonder de steun van mijn ouders,
Peggy en Rudy, mijn zus, Marie-Lou, die haar photoshop skills heeft bovengehaald om de
tekstconversaties in een Tinder-jasje te steken en mijn vriend, Christophe, die verplicht werd om mijn
masterproef meermaals na te lezen om tot het gewenste eindresultaat te komen, maar ook om mij
telkens opnieuw moed in te spreken wanneer ik paniek-momentjes ervaarde. Ook zou ik graag
Serena bedanken die mij allerlei tips & tricks heeft gegeven bij het uitvoeren van mijn analyses.
Zonder jou had ik dit resultaat niet kunnen afleveren! En last but not least, mijn promotor Ralf De
Wolf, voor de begeleiding tijdens dit proces.
Enorm bedankt!
v
vi
Inhoudstafel
Inzagerecht ..............................................................................................................................i
Abstract ................................................................................................................................. iii
Dankwoord ............................................................................................................................ iv
Inhoudstafel .......................................................................................................................... vi
Inleiding ................................................................................................................................ 1
Literatuurstudie ..................................................................................................................... 3 Emotionele communicatie ............................................................................................................. 3 Sociale relaties en self-presentation ............................................................................................... 5 Non-verbale cues in een online omgeving: emoticons en emoji’s ................................................... 8
Methode ............................................................................................................................. 14 Procedure .................................................................................................................................14
Pretest ............................................................................................................................................... 14 Experiment ........................................................................................................................................ 16 Studie 1 .............................................................................................................................................. 16 Studie 2 .............................................................................................................................................. 17
Variabelen.................................................................................................................................17 Studie 1 .............................................................................................................................................. 17 Studie 2 .............................................................................................................................................. 18
Participanten ............................................................................................................................18 Stimuli.......................................................................................................................................18
Resultaten ........................................................................................................................... 19 Studie 1 .....................................................................................................................................19 Studie 2 .....................................................................................................................................21
Conclusie & discussie ........................................................................................................... 24
Limitaties & suggesties voor verder onderzoek .................................................................... 26
Algemene conclusie ............................................................................................................. 27
Bibliografie .......................................................................................................................... 28 Wetenschappelijk .........................................................................................................................28 Niet wetenschappelijk ...................................................................................................................31
Bijlagen ............................................................................................................................... 32 A. Pretest ..................................................................................................................................32
A.1 Vragenlijst bij elke emoji .....................................................................................................32 A.2 Slidebar bij elke tekstconversatie zonder emoji’s .................................................................32
B. Experiment ............................................................................................................................33 B.1 De verschillende tekstconversaties ......................................................................................33 B.2 Vragenlijst bij de verschillende condities .............................................................................42
1
Inleiding
Communicatie bestaat uit twee aspecten: enerzijds is er de verbale communicatie, anderzijds de
non-verbale communicatie. Non-verbale communicatie vervult zowel in een offline als in een online
omgeving een belangrijke rol bij het uitdrukken van gevoelens, maar dit is niet de enige functie van
non-verbale communicatie. Er kunnen namelijk heel wat functies onderscheiden worden. Om te
beginnen kan non-verbale communicatie ertoe dienen de verbale communicatie te vervangen indien
verbale communicatie onmogelijk is. Daarnaast kan het ook de verbale communicatie gaan
ondersteunen of aanvullen. Nog andere functies van non-verbale communicatie zijn: aanpassen,
tegenspreken, reguleren, sociale verhoudingen weergeven, contextualiseren, identiteit weergeven
en ten slotte nog, zoals al werd aangegeven, het weergeven van emoties (Hargie, 2010). Deze
verschillende functies komen vooral tot uiting in een offline omgeving waar face-to-face (F2F)
communicatie de voornaamste vorm van communiceren is. Als gevolg van de digitalisering verloopt
tegenwoordig heel wat communicatie via online, digitale en mobiele platformen, waardoor er
nieuwe vormen van communicatie zijn ontstaan. In de beginjaren van de digitalisering werd de term
‘computer-mediated communication’ (CMC) ontwikkeld, maar heel recent wordt ook steeds meer
gesproken over ‘mobile-mediated communication’ (MMC) (Durante, 2016).
Non-verbale communicatie is dus van essentieel belang bij het communiceren van affectieve
informatie in een F2F-interactie. Wanneer we met nieuwe mensen in contact komen is het van
essentieel belang dat er gedurende deze gesprekken dergelijke informatie wordt uitgewisseld. Er kan
immers geen succesvolle relatie bestaan zonder het uitdrukken van gevoelens en intimiteit (Derks,
Fischer & Bos, 2008c). Een probleem vormt zich echter wanneer we die gevoelens uitdrukken in een
online omgeving, aangezien de non-verbale cues beperkt zijn in een CMC-omgeving. Toch werd
doorheen verschillende studies duidelijk dat, ondanks die afwezigheid, CMC-gebruikers in staat zijn
om gevoelens met elkaar te delen en dit door het gebruik van emotional icons, beter gekend als
emoticons (Tossell, Kortum, Shepard, Barg-Walkow, & Rahmati, 2012). Deze visuele cues worden
gezien als een van de voornaamste manieren om emoties uit te drukken in een CMC en dus ook als
een manier om non-verbale communicatie te vervangen. Emoticons zijn met andere woorden
betekenisvolle hulpmiddelen om emoties te communiceren en uitermate geschikt om de betekenis
van het bericht te verduidelijken (Tossell et al., 2012). In 2009 werd een variant ontwikkeld op
emoticons, namelijk emoji’s. Het woord ‘emoji’ is een Japans woord en betekent ‘picture (e)
character (moji)’ (Lu, Ai, Liu, Li, Wang, Huang & Mei, 2016). Emoji’s zijn in feite een stap verder dan
emoticons en representeren niet alleen gezichtsuitdrukkingen, maar ook concepten en ideeën zoals
activiteiten, eten, kleren, etc. (Novak, Smailović, Sluban & Mozetič, 2015). Emoji’s werden in het
2
leven geroepen om emotionele uitingen via online communicatie te vergemakkelijken en om de
gebruikservaring te verrijken (Lu et al., 2016). Deze picture characters worden steeds vaker gebruikt
en zijn bijgevolg niet meer weg te denken uit de manier waarop we communiceren met anderen. Om
maar aan te tonen hoe prominent emoji’s zijn geworden: in 2015 werd de emoji ‘face with tears of
joy’ door de Oxford English Dictionary uitgeroepen tot woord van het jaar (Alshenqeeti, 2016).
In deze studie ligt de focus op de online dating app Tinder. Het is een app die ontwikkeld is om
mensen te ontmoeten, een nieuwe manier om in contact te komen met potentiële levenspartners.
Via Tinder is het mogelijk om in contact te komen met mensen die je nog nooit eerder hebt ontmoet.
De app is met andere woorden een nieuwe vorm van een online datingsite die je enkel via een
smartphone kan raadplegen. Tinder wordt wel eens gedefinieerd als ‘a way of shopping for partners’
(Baxter, 2013, geciteerd in: David & Cambre, 2016) en ‘the twitter of dating’ (David Wygant, 2014,
geciteerd in: David et al., 2016). Ook hier is het dus van belang dat er affectieve informatie wordt
uitgewisseld.
Dit onderzoek heeft als doelstelling na te gaan in welke mate het gebruik van emoji’s een effect heeft
op de perceptie van de emoties die worden verzonden in een bericht. Aan de hand van een
experimenteel onderzoek trachten we hier een antwoord op te vinden. Er is reeds veel onderzoek
uitgevoerd naar de redenen waarom emoticons gebruikt worden in een CMC, maar over het effect
ervan op de ontvanger is nog niet veel kennis beschikbaar. Ook hadden vorige onderzoeken het
vooral over emoticons, maar door de recentheid aan emoji’s is dit een thema waar nog veel
onderzoek naar gedaan kan worden. Uit onderzoek blijkt namelijk dat emoji’s een sterkere invloed
hebben dan emoticons (Ganster, Eimler & Krämer, 2012) en dat het gebruik van emoji’s het gebruik
van emoticons overstijgt (Pavalanathan & Eisenstein, 2015). Meer specifiek willen we aan de hand
van dit onderzoek nagaan of emoji’s de intensiteit van de emotionele boodschap kunnen
beïnvloeden, maar tevens ook of emoji’s in staat zijn om emoties te creëren. Om dit te onderzoeken
worden twee studies uitgevoerd. In een eerste studie zal onderzocht worden of we emoties kunnen
versterken of verzwakken aan de hand van de toevoeging van emoji’s. Vervolgens zal er in de tweede
studie nagegaan worden of er ook aan de hand van diezelfde emoji’s, emoties kunnen gecreëerd
worden, in een anders neutrale tekst. We kozen er hier voor om te focussen op de online dating app
Tinder, omdat er nog geen onderzoek werd gedaan naar het emojigebruik op Tinder, maar ook
omdat we op deze manier de mate van kennis van de interactiepartner constant kunnen houden. De
‘kennis’ van je interactiepartner kan namelijk een invloed hebben op hoe uitdrukkingen worden
verstuurd, maar ook op hoe deze ontvangen worden (Fullwood, Orchard & Floyd, 2013). Tinder is
initieel ontwikkeld om in contact te komen met individuen die je anders nooit in je leven was
3
tegengekomen, daarom veronderstellen we hier dat de individuen in de uitgevoerde
tekstconversaties de interactiepartner niet op voorhand kent.
Literatuurstudie
Emotionele communicatie Derks et al. (2008c, p. 2) definiëren emotionele communicatie als ‘the recognition, expression and
sharing of emotions or moods between two or more individuals.’
Emoties kunnen op verschillende manieren uitgedrukt worden in een F2F-interactie. Dit kan zowel
verbaal als non-verbaal gebeuren, maar het zijn vooral de non-verbale cues die de hoofdrol spelen bij
het uitdrukken van diverse gevoelens, aangezien dit, zoals in de inleiding al duidelijk werd, een van
de hoofdfuncties van non-verbale communicatie is (Hargie, 2010). Emoties zijn voornamelijk af te
lezen van ons gezicht. Onze gezichtsuitdrukking verraadt met andere woorden meestal hoe we ons
voelen. Er kunnen zes basisemoties in onze gezichtsuitdrukkingen geïdentificeerd worden, namelijk
woede, vreugde, verbazing, walging, verdriet en ten slotte angst. Ekman & Friesen (1971) voerden
een onderzoek uit naar deze zes basisemoties en kwamen tot de conclusie dat deze universeel
verspreid zijn, waardoor deze zes basisemoties doorheen verschillende culturen overal herkend
zullen worden. Ook Charles Darwin kwam al tot een theorie dat gezichtsuitdrukkingen van emoties
universeel verspreid zijn, omdat deze niet op een andere manier worden aangeleerd in de
verschillende culturen (Alshenqeeti, 2016).
We kunnen onszelf afvragen waarom individuen hun gevoelens delen met anderen. Wat zijn de
redenen om emoties met anderen te delen? Op deze vraag kan ‘social sharing’ een verklarend begrip
zijn. Dit begrip wijst op het feit dat individuen nood hebben aan het delen van hun emotionele
ervaringen en dat die behoefte groter wordt naarmate de intensiteit van die emotie sterker wordt
(Derks et al., 2008c). Rimé, Mesquita, Boca & Philippot (1991) voerden verschillende onderzoeken
naar ‘social sharing’ uit en kwamen tot het besluit dat de grote meerderheid van de bevolking
regelmatig emoties deelt, maar dat er een verschil is in geslacht. Vrouwen zouden hun gevoelens
met meer verschillende personen delen, terwijl mannen hun emoties voornamelijk alleen delen met
hun partner of echtgenote (Rimé et al., 1991). Verderop in deze literatuurstudie zullen we nog
terugkomen op dit verschil in een online omgeving. Naast ‘social sharing’ gaven Derks et al. (2008c,
p. 6) in hun studie nog een andere reden aan waarom individuen emoties uitdrukken, namelijk ‘the
sharing of emotions also has the function to improve interpersonal relationships and social
integration’. Derks et al. (2008c) geven hiermee aan dat het delen van gevoelens positieve effecten
4
kan hebben op de ontwikkeling van interpersoonlijke relaties. Vervolgens blijkt uit nog een andere
studie, uitgevoerd door Harris & Paradice (2007), dat affectieve informatie even belangrijk, of soms
zelfs belangrijker is dan cognitieve informatie in een interpersoonlijke interactie en dat deze twee
bronnen van informatie complementair zijn aan elkaar. Ook dit is één van de redenen waarom
emotionele informatie wordt overgebracht. Er liggen dus met andere woorden heel wat
verschillende sociale motieven aan de grondslag voor het uitdrukken van emoties (Derks, Bos & Von
Grumbkow, 2008a).
Tot hier toe werd het uitdrukken van emoties beschreven vanuit een F2F-perspectief, maar
aangezien digitale en online technologieën alledaags zijn geworden, verloopt vandaag heel veel
sociale interactie via CMC, en recent ook via MMC. Bijgevolg worden dan ook in een CMC-, en MMC-
omgeving emoties uitgedrukt. Internet wordt volgens McKenna, Green & Gleason (2002) namelijk
een primaire plaats voor sociale interacties. Hierbij kunnen we ons afvragen of het overbrengen van
emoties via het internet op dezelfde manier verloopt als in een F2F-interactie. In de beginjaren van
CMC-studies werd ervan uitgegaan dat CMC de transmissie van gevoelens ondermijnt, aangezien het
belangrijke non-verbale cues zou wegfilteren (Tong & Walther, 2015). Deze benadering werd de
‘cues-filtered-out-approach’ genoemd door Culnan en Markus en heeft lange tijd vroeg onderzoek
naar CMC gedomineerd (Walther, 1996). Vanuit dit perspectief werd verondersteld dat alle
communicatie die via CMC verloopt minder persoonlijk en minder sociaal georiënteerd zou zijn dan
een normale F2F-interactie. Volgens de auteurs Culnan en Markus, zou dit het gevolg geweest zijn
van een gebrek aan non-verbale cues die juist voor een persoonlijke toets in de interactie zorgen
(Walther, 1996). Later onderzoek naar CMC toonde aan dat ‘the cues-filtered-out-theories are a dead
horse no longer to be beaten’ (Fulk, Schmitzand & Schwarz, 1992, geciteerd in: Walther, 1996, p. 9).
Er zijn in de samenleving namelijk een aantal indirecte bewijzen terug te vinden die aantonen dat de
eerste generatie van CMC-studies ongelijk hadden en dat het gebrek aan sociale en non-verbale cues
het niet onmogelijk maken om verschillende gevoelens te communiceren in een CMC-omgeving
(Derks et al., 2008c). Een aantal voorbeelden hiervan zijn het succes van MSN, internetdating en
Interapy, een computer-mediated-therapy. Aan de hand van deze bewijzen kan aangetoond worden
dat het perfect mogelijk is om ook in een CMC-omgeving emoties uit te drukken.
Vervolgens werden nieuwe theorieën ontwikkeld die CMC niet langer als minderwaardig zagen.
Walther kwam tot een theorie waarin ervan uit werd gegaan dat CMC-gebruikers met tijd
vaardigheden hebben ontwikkeld om hun attitudes, gedachten en gevoelens uit te drukken in een
tekstgebaseerde interactie (Hancock, Gee, Ciaccio & Lin, 2008). Walther (2008) beweert verder dat
diezelfde CMC-gebruikers ook gemotiveerd zijn om relaties en impressies te vormen via deze weg.
5
Deze theorie wordt de ‘social information processing theory’ genoemd, afgekort SIPT. De SIPT tracht
uit te leggen hoe we sociale relaties online ontwikkelen zonder de beschikbaarheid aan non-verbale
cues (Walther, 2008). Volgens de SIPT worden de overblijvende communicatiesystemen gebruikt om
de afwezigheid van non-verbale cues te compenseren. Met andere woorden, dat wat typisch non-
verbaal is in een F2F-omgeving, is verbaal in een CMC-omgeving (Walther, 2008).
Walther (1992, geciteerd in: Walther, 2008, p. 420) omschrijft verder in zijn boek de kernvoorspelling
van zijn theorie. De auteur verwacht dat ‘When sufficient time elapses so that ample communicative
exchanges are made, CMC facilitates an exchange of personal and relational information sufficient
for developing impressions and managing interpersonal relations no less so than face-to-face
communication, albeit more slowly.’ Walther verwacht dus dat CMC met tijd het uitwisselen van
persoonlijke en relationele informatie zal vergemakkelijken en dat deze vorm van communicatie niet
minderwaardig zal zijn aan F2F-communicatie. Vervolgens is het ook belangrijk op te merken dat
volgens de social information processing theory in een CMC-interactie meer uitwisselingen moeten
gebeuren om hetzelfde niveau van impressies en relaties te ontwikkelen als in een F2F-
communicatie. Dit ligt aan het feit dat elke CMC-uitwisseling minder informatie bevat dan een F2F-
conversatie (Walther, 2008). In deze studie gaan we er dan ook van uit dat CMC-gebruikers, maar
ook MMC-gebruikers, zich zodanig aan het mediakanaal zullen aanpassen dat zij wel in staat zijn om
succesvol emoties met elkaar te communiceren. Dit wordt mogelijk door, zoals verder in deze studie
duidelijker zal worden, gebruik te maken van emotionele icons.
Sociale relaties en self-presentation
Als individuen sociale relaties willen opbouwen, moet er, zoals Derks et al. (2008c) reeds hierboven
aangaven, heel wat informatie uitgewisseld worden, waaronder emoties en gevoelens. Wanneer er
tijdens verschillende interacties informatie wordt uitgewisseld, doen we eigenlijk aan self-
presentation en self-disclosure (Ellison, Heino & Gibbs, 2006). Deze twee aspecten zijn van cruciaal
belang wanneer we relaties willen ontwikkelen en behouden, zowel in een CMC als in een F2F
gebaseerde relatie (Ruppel et al., 2016). De interactiepartner gebruikt deze informatie namelijk om
te bepalen of hij of zij die sociale relatie verder wil uitbouwen of juist niet (Ellison et al., 2006). Self-
disclosure wordt door Jourard (1971, p. 2, geciteerd in: Bazarova & Choi, 2014) gedefinieerd als ‘the
act of revealing personal information to others’. De reden waarom we aan self-disclosure doen is
niet enkel omdat dit noodzakelijk is om relaties op te bouwen, maar ook omdat het een
fundamentele nood is van elk individu (Bazarova et al., 2014). Het vervult namelijk de behoefte van
‘social belongingness’, zoals we kennen uit de behoeftepiramide van Maslow. Derks et al. (2008c)
spraken eerder ook al over de behoefte aan ‘social sharing’ van elk individu.
6
In een F2F-interactie bestaan er heel wat manieren om aan self-presentation en self-disclosure te
doen, dit kan zowel verbaal als non-verbaal. Tussen deze twee manieren kan verder een onderscheid
gemaakt worden op basis van intentionaliteit. Verbale communicatie is meestal intentioneel, terwijl
non-verbale communicatie zowel intentioneel als niet-intentioneel is (Ivy & Wahl, 2009). Wat Ivy en
Wahl (2009) hiermee bedoelen, is dat we aan de hand van onze hersenen zorgvuldig uitkiezen wat
we zullen zeggen, maar dat non-verbale cues niet altijd gewild of bedoeld zijn. Sommige acties heb je
namelijk niet onder controle, zoals bijvoorbeeld het rood worden in het gezicht. Ook Krohn (2004)
spreekt over non-verbaal gedrag als traditioneel en doorgaans onbedoeld. Hij geeft hiermee aan dat
wanneer men in een situatie terechtkomt waar het verbale en non-verbale gedrag tegenstrijdig zijn
aan elkaar, het non-verbale gedrag als geloofwaardiger wordt aanzien. Hierdoor is de voornaamste
manier om gevoelens uit te drukken, zoals reeds eerder duidelijk werd, aan de hand van non-verbale
communicatie. Ook Goffman spreekt over bedoelde en onbedoelde effecten, hij hanteert de termen
‘given’ en ‘given off’. ‘Given’ informatie slaat op de bedoelde communicatie, dus de gesproken
communicatie en ‘given off’ informatie gaat over de onbedoelde communicatie, zoals non-verbale
cues, de informatie die je in feite lekt (Miller, 1995).
In een CMC-omgeving ontbreken de non-verbale cues, waardoor CMC bijgevolg minder risico
inhoudt om onbewust non-verbaal gedrag te lekken (Derks, Bos & Von Grumbkow, 2008b) en juist
daarom kan deze interactievorm voordelen bieden voor zij die moeite hebben met het uiten van
gevoelens in F2F-interacties (Derks et al., 2008c). Ook mensen die bijvoorbeeld bepaalde kenmerken
hebben die het ontwikkelen van een relatie bemoeilijken, zoals stotteren of verlegenheid, zullen
eerder teruggrijpen naar CMC om emotionele en intieme informatie te delen met anderen (McKenna
et al., 2002). Volgens de social presence theory zou self-disclosure vooral aangemoedigd worden
wanneer er een lage social presence is, omdat een verminderde sociale aanwezigheid bezorgdheden
over negatieve evaluaties zou reduceren (Ruppel et al., 2016). Met andere woorden, een medium
met een lage sociale aanwezigheid van de interactiepartner zou dus tot meer self-disclosure leiden.
Dit komt door een verminderde zichtbaarheid van diezelfde partner. Door die sociale afwezigheid is
de zender zich bijgevolg minder bewust van de aanwezigheid van zijn of haar gesprekspartner (Derks
et al., 2008c). We kunnen dus spreken van een relatieve anonimiteit in een CMC-omgeving.
Een nadeel aan deze communicatievorm is dat door het gebrek aan non-verbale cues niet altijd alle
informatie volledig wordt overgedragen en zo kunnen berichten bijgevolg verkeerd geïnterpreteerd
worden (Derks et al., 2008b). Dit gebrek is dan ook een specifiek kenmerk van CMC en heeft
gevolgen voor het decoderen en het interpreteren van het bericht van de zender (Derks et al.,
7
2008b). Als gevolg hiervan is er een grotere controle over de self-presentation mogelijk (Valkenburg
& Peter, 2007) en wordt de kans groter dat de interactiepartner op een foutieve manier wordt
gerepresenteerd. Individuen hebben namelijk wel eens de neiging om aan self-enhancement te doen.
Dit begrip wijst op het feit dat je jezelf beter gaat voorstellen dan je werkelijk bent en dit door zich
aan te passen aan de waarden en verlangens van de interactiepartner. Dit is vooral het geval in een
online dating omgeving ware beide partijen vrij zijn om juist die geïdealiseerde versie van zichzelf te
presenteren (Masden & Edwards, 2015). Volgens sommige auteurs is dit het grootste nadeel aan
online dating (Ellison et al., 2006). Goffman benoemt dit fenomeen aan de hand van ‘front stage’ en
‘back stage’ (Hogan, 2010). Aan de hand van deze begrippen toont hij aan dat het gedrag van
individuen bepaald wordt door de normen en doelen van de setting (Hogan, 2010). Goffman stelt dat
individuen in de front stage een geïdealiseerde versie van zichzelf proberen te brengen die
gerelateerd is aan een specifieke rol. De back stage definieert Goffman als ‘a place, relative to a
given performance, where the impression fostered by the performance is knowingly contradicted as a
matter of course’ (Goffman, 1959, p.112, geciteerd in: Hogan, 2010).
Toch zou die controleerbaarheid van de ‘non-verbale cues’ niet altijd tot verkeerde interpretaties
leiden. Een online omgeving kan er juist voor zorgen dat sommige mensen zich eerlijker en meer
openstellen dan in een offline setting. Dit komt door de eerder aangehaalde visuele anonimiteit in
een CMC-omgeving. Ook het ‘stranger on the train phenomenon’ van Rubin (1975, geciteerd in:
Bazarova et al., 2014) kan hier op toegepast worden. Dit effect wijst op het feit dat we meer geneigd
zijn eerlijk te zijn tegen mensen die we niet meer zullen zien, dan tegen vrienden of familie (Rubin,
1975). Uit onderzoek blijkt verder dat individuen zich het meest comfortabel voelen bij een
volkomen vreemde om aan self-disclosure te doen, aangezien deze geen toegang heeft tot de
persoonlijke sociale omgeving, of bij een persoon waar ze veel vertrouwen in hebben (Bazarova et
al., 2014).
Gelijkaardig aan self-presentation kunnen we, in een omgeving waar de zoektocht naar een
potentiële levenspartner centraal staat, ook nog impression formation onderscheiden. Impression
formation wordt door Sanders (2010, p. 148) gedefinieerd als ‘a cognitive process that involves
analyzing and bringing together information (i.e., physical and personality characteristics, behaviors,
beliefs, personal values, etc.) to form an ‘‘understanding’’ of an individual.’ De impressies die we
vormen van anderen en de impressies die anderen van ons vormen zijn erg belangrijk. Ze leiden
namelijk onze dagelijkse interacties en bepalen in wie we vertrouwen hebben (Sanders, 2010).
Volgens Utz (2010) vormt impression formation een centraal proces in een interpersoonlijke
interactie. Meestal proberen mensen zichzelf op een positieve manier te representeren en dit gaat
8
makkelijker online dan F2F, dit benoemden we eerder al met de term ‘self-enhancement’ (Utz, 2010).
Wanneer we dit doen, spreken we wel eens over de presentatie van de ‘idealised self’ (Utz, 2010) of
een geïdealiseerde versie van jezelf. Er bestaan namelijk drie verschillende soorten ‘self’. Eerst en
vooral is er de ‘actual self’, de persoon die je nu bent. Vervolgens is er de ‘ideal self’, de persoon die
je zou willen zijn en ten slotte nog de ‘ought self’, de persoon die je denkt dat je zou moeten zijn
(Ellison et al., 2006). In een online omgeving zullen we dus meestal onze ‘idealised self’ naar voor
proberen te schuiven (Masden et al., 2015).
Non-verbale cues in een online omgeving: emoticons en emoji’s
Een vaak aangehaalde beperking van CMC is het feit dat de gebruikers ervan in de onmogelijkheid
verkeren om non-verbaal gedrag toe te passen. Doorheen verschillende studies werd duidelijk dat,
ondanks de afwezigheid van die non-verbale cues, CMC-gebruikers in staat zijn om emoties uit te
drukken en dit door het gebruik van ‘emotional icons’, beter gekend als emoticons. Blackman &
Clevenger (1990, geciteerd in: Thompson & Foulger, 1996, p. 229) besluiten namelijk in hun studie
dat individuen die beperking proberen te overwinnen door gebruik te maken van emoticons.
Emoticons zijn gecreëerd door Scott E. Fahlman en maakten hun debuut in CMC op 19 september
1982 in een bericht dat gepost werd op het Carnegie Mellon University bord systeem (Krohn, 2004).
Emoticons worden door Walther & D’Addario (2001, p. 325) gedefinieerd als ‘typographic symbols
that appear sideways as resembling facial expressions.’
Walther et al. (2001) kwamen tot de conclusie dat emoticons gebruikt kunnen worden om
gezichtsuitdrukkingen te repliceren, maar dat ze daarom nog geen non-verbaal gedrag zijn. Ook Lo
(2008) sprak over emoticons als ‘quasi-nonverbal cues’, aangezien ze de functie hebben van non-
verbaal gedrag, maar toch gepresenteerd worden als verbale cues. Een belangrijk verschil tussen
emoticons en non-verbaal gedrag is dat emoticons meer bewust en vrijwillig gebruikt worden, in
tegenstelling tot echte non-verbale cues in een F2F-omgeving (Derks et al., 2008c). Dit werd reeds
eerder in deze literatuurstudie aangeduid als intentioneel en niet-intentioneel gedrag en is daarom
één van de redenen waarom we emoticons niet kunnen beschouwen als volledig non-verbaal gedrag.
Verder is het moeilijk om te bepalen hoe emoticons geïnterpreteerd moeten worden en wat hun
effecten zijn in verschillende contexten (Derks et al., 2008c). Hiernaar zullen we dan ook verder
onderzoek uitvoeren.
Uit verschillende studies blijkt dat emoticons een aantal gelijkaardige functies dienen als non-verbaal
gedrag in F2F-communicatie, zoals het uitdrukken van emoties (Derks et al., 2008b; Derks, Bos & Von
Grumbkow, 2007; Tossell et al., 2012; Park, Barash, Fink & Cha, 2013). Deze visuele cues worden
9
daarom gezien als een van de voornaamste manieren om emoties uit te drukken in een CMC en dus
als een manier om non-verbale communicatie te vervangen (Tossell et al., 2012). Er wordt immers
door Derks et al. (2008c) aangetoond dat emoticons een tekstgebaseerde communicatie op
eenzelfde manier kunnen verbeteren als lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen de verbale
communicatie in een F2F-interactie verbeteren. De auteurs gaan ervan uit dat de expressie van
emoties in CMC grotendeels op dezelfde manier gebeurt als de expressie van emoties in F2F-
communicatie. Wel wordt er een uitzondering aangehaald, namelijk het uitdrukken van positieve en
negatieve emoties. Uit onderzoek blijkt namelijk dat tekstgebaseerde communicatie uitermate
geschikt zou zijn voor het delen van negatieve emoties, omwille van de eerder aangehaalde
anonimiteit en de sociale afwezigheid van de interactiepartner (Derks et al., 2008c).
In de beginjaren van de emotionele icons kende men enkel een lachende smiley :-), een verdrietige
smiley :-( en een knipoog ;-) die samengesteld werden op basis van een aantal leestekens, ook wel
ASCII-karakters genoemd. Door allerlei ontwikkelingen in de digitale wereld bestaan er nu veel meer
emoticons dan deze drie bovengenoemde en bestaat er zelfs een nieuwe variant op deze emoticons,
de emoji’s. Opmerkelijk is dat emoticons niet enkel en alleen gebruikt worden in een computer
gebaseerde context, maar dat deze visuele cues ook hun weg vinden in een meer traditionele
context, zoals in een handgeschreven brief, om de persoonlijke gevoelens te visualiseren (Dresner &
Herring, 2010). Emoticons en emoji’s zijn namelijk in het leven geroepen om emoties op een
compacte en levendige manier uit te drukken (Lu et al., 2016).
In een onderzoek dat werd uitgevoerd door Xu, Yi & Xu (2007) worden er drie hoofdredenen
aangehaald waarom individuen emoticons gebruiken in een online interactie. Een eerste reden slaat
volgens de auteurs op het feit dat emoticons de toon of de betekenis van het bericht kunnen
benadrukken of accentueren. Vervolgens kunnen deze visuele cues de gemoedsrust of indruk van de
zender aangeven en tenslotte zouden emoticons voor een creatieve en visuele insteek zorgen in een
anders compleet tekstgebaseerde conversatie. Andere redenen komen uit een studie van Tossell et
al. (2012) waaruit blijkt dat emoticons voornamelijk gebruikt worden om berichten te versterken en
om emoties, humor en sarcasme uit te drukken. Ten slotte worden nog in een algemeen besluit van
Derks et al. (2008a) de expressie van emoties, het versterken van het verbale deel van het bericht en
het uitdrukken van humor als de voornaamste functies van emoticons naar voor geschoven. Volgens
deze auteurs correleren deze functies met de non-verbale functies in een F2F-interactie. Vervolgens
ontdekten Zhang, Erickson & Webb (2011) in hun onderzoek dat het gebruik van emoticons een
impact heeft op de perceptie die men van de ander vormt en dat het gebruik van die emoticons een
signaal is voor de persoon zijn ‘sociability’. Het gebruik van emoticons geeft met andere woorden aan
10
hoe sociaal een persoon al dan niet is. Individuen die veel emoticons gebruiken, zouden socialer zijn
dan zij die geen emoticons gebruiken.
Emoticons kunnen ontvangers dus helpen om het bericht van de zender te interpreteren. Deze
visuele cues kunnen dan ook helpen om de emoties die de zender communiceert, te begrijpen (Park
et al., 2013). Uit een onderzoek dat werd uitgevoerd door Lo (2008) bleek bijvoorbeeld dat wanneer
internetgebruikers geconfronteerd werden met een pure tekst, dit is een tekst zonder emoticons, ze
de emotie van de zender niet juist konden interpreteren, noch de juiste attitude van de zender
konden waarnemen. Wanneer vervolgens emoticons werden toegevoegd aan de tekst, evolueerde
de interpretatie van de emotie en de attitude in de juiste richting. Ook Tossell et al. (2012) kwamen
tot hetzelfde besluit. Emoticons zijn met andere woorden betekenisvolle hulpmiddelen om emoties
te communiceren en uitermate geschikt om de betekenis van het bericht te verduidelijken (Tossell et
al., 2012). In dit onderzoek hopen we dergelijk effect te kunnen waarnemen in een omgeving waar
het ontmoeten van potentiële levenspartners centraal staat.
H1a: De lezer van het bericht zal een positievere perceptie hebben van het positieve bericht wanneer
hier een positieve emoji aan wordt toegevoegd dan wanneer het bericht geen emoji bevat.
H1b: De lezer van het bericht zal een negatievere perceptie hebben van het negatieve bericht
wanneer hier een negatieve emoji aan wordt toegevoegd dan wanneer het bericht geen emoji bevat.
Over het effect van emoticons op berichtinterpretatie is er heel wat onenigheid. Uit een onderzoek,
uitgevoerd door Walther et al. (2001), blijkt dat emoticons weinig impact hebben op hoe berichten
geïnterpreteerd worden. Volgens deze auteurs zouden er geen grote verschillen merkbaar zijn wat
betreft de aan- of afwezigheid van emoticons. Diezelfde auteurs zijn van mening dat emoticons wel
in staat zijn om bepaalde boodschappen te complementeren, maar niet om de boodschappen te
versterken of tegen te spreken. Derks et al. (2008b) daarentegen zijn van mening dat emoticons het
verbale bericht kunnen aanvullen én tevens verbeteren. Ook Ruan (2011) haalt emoticons aan als
een hulpmiddel om emotionele betekenissen te ondersteunen. Emoji’s dienen, net als emoticons, als
surrogaten van non-verbale communicatie. Ze vertellen de lezer van het bericht wat de
gezichtsuitdrukking van de schrijver zou zijn in ‘real life’ en het levert tevens bijkomende sociale cues
om het bericht te begrijpen (Alshenqeeti, 2016). In dit onderzoek zullen we nagaan of een
tekstbericht met emoji’s het bericht al dan niet verder aanvullen. Uit een onderzoek van Boia,
Faltings, Musat & Pu (2013) bleek dat het gevoel dat de emoticons oproepen overeenkomt met het
algemene gevoel van de tweet. Ze besluiten dat ‘[…] emoticons by themselves are very good
11
sentiment predictors’. We verwachten dus dat door de toevoeging van emoji’s aan het neutrale
bericht, de juiste emoties van de zender kunnen gecreëerd worden.
H2a: De lezer van het bericht zal een positieve perceptie hebben van het neutrale bericht wanneer
hier een positieve emoji aan wordt toegevoegd dan wanneer het bericht geen emoji bevat.
H2b: De lezer van het bericht zal een negatieve perceptie hebben van het neutrale bericht wanneer
hier een negatieve emoji aan wordt toegevoegd dan wanneer het bericht geen emoji bevat.
Het merendeel van de onderzoeken die hier reeds werden aangehaald, spraken over emoticons.
Onze hypothesen gaan echter over emoji’s, een nieuwe variant op emoticons, zoals we reeds eerder
aanhaalden. Emoji’s werden in de late jaren 90 gecreëerd in Japan, maar werden pas in 2009 officieel
toegevoegd aan de Unicode Standard (Miller, Thebault-Spieker, Chang, Johnson, Terveen & Hecht,
2015). Het woord ‘emoji’ is een Japans woord en betekent ‘picture character’. Shigetaka Kurita
kunnen we beschouwen als de uitvinder van de emoji’s. Hij wou de communicatie van gedachten en
emoties vergemakkelijken op eenzelfde manier waarop een foto dat kan (Kelly & Watts, 2015).
Emoji’s zijn in feite een stap verder dan emoticons die niet alleen gezichtsuitdrukkingen
representeren, maar ook concepten en ideeën (Novak et al., 2015). Ze kennen met andere woorden
een uitgebreid palet aan verschillende karakteristieken waarvan de relevantie met emotionele
communicatie niet altijd even duidelijk is, zoals een grijs vierkant of een tomaat (Kelly et al., 2015).
De introductie van emoji’s heeft een enorme shift in het online communiceren teweeggebracht
(Pavalanathan et al., 2015), aangezien het hierdoor mogelijk is geworden om bepaalde zaken te
communiceren aan de hand van emoji’s in de plaats van woorden (Barbieri, Ronzano & Saggion,
2016). Als gevolg van deze ontwikkelingen wordt digitale communicatie steeds korter (Emogi
Research Team, 2015). De compactheid van de emoji’s vermindert zo de inspanning die men moet
leveren om een bericht te schrijven (Lu et al., 2016). Dit blijkt volgens het Emoji Report van 2015 ook
een van de redenen te zijn waarom individuen emoji’s gebruiken: ‘It is faster to use them than it is to
type out the text’.
12
Figuur 1: digitale communicatie wordt steeds korter (Emogi Research Team, 2015)
Hoewel emoticons vandaag de dag nog altijd gebruikt worden, zijn emoji’s sinds de officiële
toevoeging aan de Unicode Standard zeer populair geworden, vooral dan op de sociale media, en
overstijgen ze zelfs het succes van de emoticons (Miller et al., 2015). Dit komt doordat emoji’s een
rijker geheel aan grafische representaties bevatten dan emoticons en het de ontvanger beter in staat
stelt om het ‘icoontje’ op een juiste manier te interpreteren (Tauch & Kanjo, 2016). Emoji’s zouden
individuen namelijk in staat stellen om meer expressief te zijn in het overtuigen van hun gevoelens
en gemoedstoestanden. Emoji’s kunnen accurater uitdrukken wat we denken en voelen (Emogi
Research Team, 2015). Daarnaast kennen emoji’s, net als emoticons, geen taalbarrière, emoji-taal is
universeel, net zoals ook gezichtsuitdrukkingen van emoties universeel zijn (Alshenqeeti, 2016). Ze
worden gebruikt over heel de wereld door verschillende demografische groepen met verschillende
culturele achtergronden (Lu et al., 2016). Tenslotte worden emoticons samengesteld op basis van de
ASCII-symbolen en kennen deze daardoor maar gelimiteerde visuele expressies in vergelijking met
emoji’s (Lu et al., 2016).
Uit het Emoji Report van 2015 blijkt dat 92% van de online populatie emoji’s gebruikt (Emogi
Research Team, 2015). Het wijde gebruik aan emoji’s geeft aan dat men deze emoji’s beschouwd als
een effectief en krachtig middel voor het communiceren van gevoelens en emoties in een digitaal
medium (Alshenqeeti, 2016). Lu et al. (2016) vonden in hun onderzoek dat van de 6,06 miljard
onderzochte berichten er maar liefst 7,1% daarvan op zijn minst één emoji bevat. De emoji-taal zou
de snelst groeiende taal zijn. In 2015 werden er 1281 emoji’s officieel gedefinieerd in het Unicode 8.0
(Tauch et al., 2016). Toch zijn niet alle emoji’s even populair, want van de 1281 gedefinieerde emoji’s
vormen 119 emoji’s daarvan 90% van het globale emoji gebruik (Lu et al., 2016). De meest populaire
emoji is de ‘face with tears of joy’: , gevolgd door en (Lu et al., 2015). Novak et al. (2015)
kwamen tot de vaststelling dat emoji’s vooral heel populair zijn op sociale media, waar Tinder ook
13
deel van uitmaakt. Veel voorgaand onderzoek bekeek het emoji gebruik op Twitter, maar nog geen
enkel ander onderzoek investeerde in het emoji gebruik op Tinder.
Ten slotte is het belangrijk aan te geven dat uit het Emoji Report van 2015 blijkt dat er bij het gebruik
van emoji’s geen verschil merkbaar is in leeftijd, maar wel in geslacht. Vrouwen zouden volgens
hetzelfde report meer frequente gebruikers zijn van emoji’s dan mannen. Uit een onderzoek
uitgevoerd door Fullwood et al. (2013) blijkt ook dat emoticons vooral gebruikt worden door
vrouwen in een context van internet chatting rooms. Toch blijkt ook uit hun onderzoek dat er hier
heel veel tegenspraak in is. Veel auteurs geven aan dat geslacht een invloed heeft op het al dan niet
gebruiken van emoji’s, maar andere auteurs beweren dan weer van niet. Om deze onenigheid op te
klaren nemen we de variabele geslacht mee in het onderzoek. Ook zou volgens diezelfde auteurs
(Fullwood et al., 2013) het moderatie-effect van geslacht bepaald worden door het type van online
communicatie. Er zou met andere woorden een geslachtsverschil bestaan afhankelijk van de online
setting waarin dialogen gevoerd worden, zoals chatting rooms. Dit verschil zou niet bestaan in
settings waar er een monoloog wordt gevoerd, zoals in blogs. In dit onderzoek focussen we ons op
de online datingapp Tinder waar hoofdzakelijk dialogen worden gevoerd. Verder blijkt uit het
onderzoek van Fullwood et al. (2013) dat mannen over het algemeen meer emoticons zouden
versturen naar vrouwen, maar ook dit wordt tegengesproken door verschillende auteurs. Aangezien
de meest recente bronnen aangeven dat er geen geslachtsverschil merkbaar zou zijn in het
emoticon-gebruik, verwachten we dan ook dat er geen verschil in emoji-interpretatie zal zijn. We
verwachten dus dat vrouwen de ontvangen emoji’s op eenzelfde manier zullen percipiëren als dat
mannen dat zullen doen.
H5: De perceptie van de gebruikte emoji’s in de verschillende tekstconversaties is hetzelfde voor
vrouwen dan voor mannen.
Wat betreft leeftijd is er ook veel onenigheid. Uit het Emoji Report werd duidelijk dat er geen verschil
in leeftijd zou bestaan, maar toch blijkt uit een ander onderzoek dat emoticons in CMC vooral gezien
worden als een tienerfenomeen (Skovholt, Grønning & Kankaanranta, 2014). Ook uit het onderzoek
van Fullwood (2013) komt er wat betreft leeftijd heel wat tegenspraak aan de oppervlakte. Zijn
onderzoek stelt dat leeftijd maar een kleine invloed zou hebben op emoticon-gebruik, terwijl uit het
onderzoek van Krohn (2004) zou blijken dat naargelang de leeftijd een andere interpretatie wordt
gegeven aan de ontvangen emoticon.
H6: de perceptie van de gebruikte emoji’s in de verschillende tekstconversaties is anders voor jonge
mensen dan voor oudere mensen.
14
Methode Om de verschillende hypothesen te beantwoorden zal er gebruik gemaakt worden van een
kwantitatieve onderzoeksmethode, namelijk een experimenteel onderzoek. ‘Experimenten zijn
uitermate geschikt om het oorzakelijke verband tussen twee of meer kenmerken objectief en
onvertekend bloot te leggen’ (Roose & Meuleman, 2014, p. 205). Een experimenteel onderzoek wil
zeggen dat er gebruik zal gemaakt worden van een gecontroleerde setting om zo een causaal
verband tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen te onderzoeken. Verder is het de bedoeling
dat de onafhankelijke variabelen worden gemanipuleerd en dat de afhankelijke variabele wordt
gemeten.
Procedure
Pretest
Vooraleer het experiment kon worden opgesteld, was het van belang om eerst een pretest uit te
voeren. In deze pretest werd nagegaan of de emoji’s die we zullen gebruiken in het experiment wel
uitdrukken wat we verwachten dat ze uitdrukken. Door deze test waren we in staat na te gaan of de
participanten bepaalde emoji’s kunnen associëren met de juiste emotie. In de vragenlijst werden een
aantal emoji’s getoond aan de participanten (N = 23) waarbij hen gevraagd werd om deze te
beoordelen aan de hand van een vijf-puntenschaal van “- -“ (1) tot “+ +” (5). Deze beoordeling
gebeurde aan de hand van zeven emoties, de zes basisemoties van Ekman & Friesen (1971) en de
emotie ‘neutraal’. Via emojipedia werden enkele emoji’s geselecteerd, waar ook een beschrijving van
de emoji terug te vinden is. Emojipedia wordt door de uitvinder Jeremy Burge gedefinieerd als “[…]
Wikipedia for emoji’s […]” (Rob Price, 2016, http://uk.businessinsider.com/emojipedia-jeremy-burge-
emoji-encyclopedia-profile-2016-1). Deze pretest is gebaseerd op de Mayer-Salovey-Caruso-
Emotional Intelligence Test (MSCEITTM) (Mayer, Salovey & Caruso, 2002).
Beschrijving op emojipedia Basisemotie Score bij stelling ‘basisemotie’
M SD
‘Happy face’ Blij 4.20 1.23
‘Happy face’ Blij 5.00 .00
‘Crazy face’ Blij 4.55 .52
Tabel 1: emoji’s gebruikt bij positieve condities
15
Beschrijving op emojipedia Basisemotie Score bij ‘basisemotie’
M SD
‘Confounded face’ Bang 3.40 1.51
‘Unamused face’ Walging 3.38 1.19
‘Angry face’ Boos 5.00 .00
‘Mad face’ Boos 4.78 .44
‘Weary face’ Verdrietig 4.00 1.27
‘Neutral face’ Neutraal 4.43 1.13
‘Screaming face’ Verbaasd 4.67 .71
Tabel 2: emoji’s gebruikt bij negatieve condities
Aan de hand van deze tabellen zien we dat elke gemiddelde score dicht bij 5 ligt en dus dat de
participanten in staat waren om aan elke emoji de juiste emotie toe te kennen. Deze emoji’s kunnen
dus gebruikt worden in het verdere experiment.
Verder ging de pretest na welke emoties de zelfgeschreven tekstconversaties oproepen: positieve,
negatieve of neutrale emoties. De participanten kregen een aantal teksten te lezen waarbij ze
vervolgens de gesprekken moesten beoordelen. Voor elke emotie werden er drie verschillende
versies geschreven, er was een gesprek beschikbaar die ging over ‘schrijven’, een tweede over
‘dieren’ en een laatste gesprek ging over ‘afspreken’. Voor deze beoordeling werd een slidebar
ingesteld en moesten de respondenten de mate van negativiteit (0), neutraliteit (2) of positiviteit (4)
aangeven.
M SD
Schrijven 1.00 1.00
Dieren .58 .67
Afspreken 1.20 .92
Tabel 3: negatieve tekstconversaties
16
M SD
Schrijven 2.55 1.04
Dieren 2.20 .63
Afspreken 1.71 1.25
Tabel 4: neutrale tekstconversaties
M SD
Schrijven 3.17 .94
Dieren 3.00 .67
Afspreken 2.36 1.03
Tabel 5: positieve tekstconversaties
Deze tabellen tonen aan dat de tekstconversaties op eenzelfde manier geïnterpreteerd werden naar
positiviteit, negativiteit of neutraliteit, zoals we verwachtten. Enkel bij de conversatie ‘afspreken
positief’ werden enkel wijzigingen doorgevoerd om het gesprek op een positievere manier te laten
overkomen.
Aan de hand van deze informatie werd het mogelijk om het eigenlijke experiment op te stellen.
Experiment
Eenmaal het experiment online stond, werden de respondenten opgeroepen deel te nemen aan het
onderzoek via het sociale mediakanaal Facebook. De respondenten werd verteld dat het onderzoek
ongeveer 10 minuten in beslag zou nemen, dat er geen foute antwoorden bestaan en dat de
gegevens anoniem verwerkt zullen worden. Het experimenteel onderzoek bestaat uit twee
verschillende studies. De respondenten werden toegewezen aan een van de twee studies door bij de
vraag ‘kies een willekeurige letter’ een letter uit te kiezen. Bij deze vraag hadden de respondenten de
keuze tussen de letters A, B, C en D. Diezelfde letter bepaalde ook aan welke conditie de respondent
werd toegewezen en dus of de respondent de positieve of negatieve tekstconversaties te zien kreeg.
De letters A (N = 56) en B (N = 68) maakten samen studie 1 (N = 124) uit, de letters C (N = 60) en D (N
= 44) vormden studie 2 (N = 104).
Studie 1
Het experiment heeft een mixed design, waarbij de aanwezigheid van de emoji werd gemanipuleerd
als een within-subject factor (aanwezig vs. afwezig) en het soort tekst als een between-subject factor
17
(positieve vs. negatieve tekst). Een combinatie van positief en negatief was dus niet mogelijk. De
afhankelijke variabele is de perceptie van emoties. Om er zeker van te zijn dat de resultaten niet
beïnvloedt worden door het onderwerp waarover gecommuniceerd wordt in het gesprek, werden
twee verschillende gesprekken gebruikt die reeds in de pretest werden getest. Voor studie 1 was er
een gesprek beschikbaar die begon met de vraag ‘hou je van dieren?’, een tweede gesprek stelde de
vraag ‘wat is je hobby?’.
Studie 2
Studie 2 is op dezelfde manier opgesteld als studie 1, met een klein verschil in een onafhankelijke
variabele. Ook hier hebben we te maken met een mixed design, waarbij de aanwezigheid van de
emoji werd gemanipuleerd als een within-subject factor (aanwezig vs. afwezig) en het soort emoji als
een between-subject factor (positieve vs. negatieve emoji). Ook hier is de afhankelijke variabele de
perceptie van emoties. Zoals in studie 1 werden ook hier twee gesprekken gebruikt, waarvan een
over dieren en een andere over de vraag om met elkaar af te spreken.
Variabelen
Studie 1
De afhankelijke variabele bij elke hypothese is ‘de perceptie van emoties aanwezig in het bericht’. De
perceptie ofwel de waarneming van emoties is een zeer abstract en moeilijk te meten begrip.
Perceptie komt eigenlijk neer op de manier waarop iemand iets ervaart en beoordeelt, de algemene
indruk van iets. Aangezien de beoordeling van emoties afhankelijk is van de persoonlijke ervaring
leek het begrip ‘perceptie’ hier gepast. Om de afhankelijke variabele, zijnde de perceptie van de
emoties, te meten werd een schaal opgesteld, gebaseerd op de bestaande schaal van Derks et al.
(2008b). De zelf ontworpen schaal bestaat uit negen verschillende stellingen die de respondenten
telkens van 1 (“helemaal niet akkoord”) tot 7 (“helemaal akkoord”) moesten beoordelen. Deze negen
stellingen gaan als volgt: “Ik heb een positief gevoel over het gesprek”, “Ik heb een negatief gevoel
over het gesprek”, “Het gesprek maakt mij aan het lachen”, “Het gesprek maakt mij verdrietig”, “Het
gesprek maakt mij boos”, “Het voelt aan als een luchtig gesprek”, “Het voelt aan als een
terughoudend gesprek”, “Deze personen komen sympathiek over” en “Deze personen komen
geïrriteerd over”. Enkele stellingen werden eerst en vooral omgeschaald zodat daar verdere analyses
mee uitgevoerd kunnen worden. Vervolgens werd om de interne consistentie van deze stellingen na
te gaan, een reliability analysis uitgevoerd. Deze negen stellingen blijken samen een intern
betrouwbare schaal te zijn (α = .883) en dus kan deze schaal gebruikt worden om verdere analyses
mee uit te voeren.
18
Studie 2
Ook hier is de afhankelijke variabele ‘de perceptie van emoties aanwezig in het bericht’. Deze
variabele werd aan de hand van dezelfde negen stellingen als in studie 1 gemeten en dus werd, na de
omschaling van enkele stellingen, ook een reliability analysis uitgevoerd. Ook hier blijkt het om een
intern betrouwbare schaal te gaan (α = .723), waardoor we deze schaal kunnen gebruiken in de
verdere analyses.
Participanten In totaal werden 342 respondenten verzameld, waarvan 18% mannen en 82% vrouwen. De leeftijd
van de participanten varieerde van 11 tot 82 jaar (M = 36.88, SD = 15.58). Wanneer de resultaten uit
Qualtrics naar SPSS werden geëxporteerd, bleek dat niet alle respondenten de vragenlijst volledig
hadden ingevuld. Deze werden dan ook uit de data-analyse gehaald. Na de datacleaning bleven er
nog 228 respondenten over die de vragenlijst volledig hebben ingevuld, waarvan 19% mannen en
81% vrouwen met een leeftijd tussen 11 en 72 jaar (M = 34.23, SD = 14.55). Het grootste deel van de
respondenten bevindt zich in de leeftijdscategorie van 20-29 jaar, gevolgd door de leeftijdscategorie
50+. Van alle 228 respondenten gaf 86,4% (N = 197) aan de online dating app Tinder te kennen.
Vervolgens werd aan die respondenten gevraagd of zij al dan niet een account op Tinder bezitten.
Hier antwoordde slechts 14,5% positief op, waarvan 84,4% zich in de leeftijdscategorie 20-29 jaar
bevindt. Aan de respondenten die Tinder niet kenden, werd een woordje uitleg over Tinder
verschaft. Ook werden de participanten bevraagd naar de mate van hun eigen emojigebruik in
tekstberichten, waarbij de meerderheid (67,1%) aangaf dat ze emoji’s “heel vaak” gebruiken. 31,1%
van de 228 respondenten gebruiken “af en toe” emoji’s en slechts 1,8% van de respondenten
gebruikt “nooit” emoji’s in tekstberichten. Van de respondenten die aangaven emoji’s “heel vaak” te
gebruiken, bevindt zich 57,5% in de leeftijdscategorie 20-29 jaar, gevolgd door 16,5% in de
leeftijdscategorie 50+.
Stimuli Aangezien het onderzoek verband houdt met de online datingapp Tinder werden de verschillende
conversaties uit de pretest in een Tinder omgeving geplaatst. Aan de hand van photoshop werd elk
gesprek zodanig ontworpen dat het leek alsof ze op Tinder plaatsvonden. Elke respondent kreeg vier
gesprekken te zien. Afhankelijk van de gekozen letter werden ze aan studie 1 of studie 2 toegewezen
en kregen ze of de positieve of de negatieve conversaties te lezen. Elke tekstconversatie heeft
dezelfde opbouw: de persoon stelt zichzelf voor en vertelt iets over zichzelf. Alle gesprekken kunnen
geraadpleegd worden in bijlage B.1.
19
Resultaten De resultaten werden vanuit de Qualtrics Survey Software geconverteerd naar en verwerkt in SPSS
24.
Studie 1 Om het hoofdeffect te achterhalen, zijnde de invloed van emoji’s op de perceptie van het bericht,
werd een Two-way ANOVA repeated measures uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt er een significant
hoofdeffect te zijn van de aan- (M = 4.10, SD = 1.14) of afwezigheid (M = 3.95, SD = .97) van emoji’s
op de perceptie van de emoties F(1.12) = 10.07, p = .002. Ook is er een significant interactie-effect
van de aan- of afwezigheid van emoji’s en het soort tekst, namelijk positieve of negatieve tekst, op
de perceptie van emoties F(1.12) = 12.98, p = .000.
M SD N
Perceptie zonder emoji Negatief 3.34 .59 68
Positief 4.68 .81 56
Totaal 3.95 .97 124
Perceptie met emoji Negatief 3.32 .65 68
Positief 5.04 .85 56
Totaal 4.10 1.14 124
Tabel 6: descriptive statistics
Aan de hand van een gepaarde t-toets gingen we na of er een verschil is tussen positieve en
negatieve gesprekken. Uit deze test blijkt het hoofdeffect significant te zijn voor positieve
gesprekken (t(55) = -3.82, p = .000), maar niet voor negatieve gesprekken (t(67) = .40, p = .691). Ook
werd met diezelfde test nagegaan of er een verschil bestaat tussen de twee tekstconversaties
‘dieren’ (t(123) = 2.44, p = .016) en ‘hobby’ (t(123) = -1.88, p = .063). Verder werd nog gekeken naar
negatief ‘dieren’ (t(67) = .47, p = .643), negatief ‘schrijven’ (t(67) = .07, p = .948), positief ‘dieren’
(t(55) = -3.90, p = .000) en positief ‘schrijven’ (t(55) = -2.56, p = .013).
Vervolgens werd ook nog de variabele ‘geslacht’ opgenomen als een onafhankelijke variabele in onze
ANOVA repeated measures. Wanneer er gecontroleerd wordt voor het effect van ‘geslacht’ is er nog
steeds een significant hoofdeffect aanwezig F(1.12) = 5.06, p = .026. Ook is er geen significant
20
interactie-effect (F(1.12) = .004, p = .949) te vinden van ‘geslacht’ op de onafhankelijke variabele aan-
of afwezigheid van de emoji.
M SD N
Perceptie zonder emoji Man 4.04 1.06 29
Vrouw 3.92 .94 95
Totaal 3.95 .97 124
Perceptie met emoji Man 4.18 1.09 29
Vrouw 4.07 1.15 95
Totaal 4.10 1.14 124
Tabel 7: descriptive statistics bij de variabele geslacht
Ten slotte werd nog ‘leeftijd’, opgedeeld in categorieën, meegenomen in de analyse. Ook deze
variabele werd net als geslacht opgenomen als een onafhankelijke variabele bij ANOVA repeated
measures. Ook hier blijft het hoofdeffect significant wanneer de variabele ‘leeftijdscategorie’ wordt
meegenomen F(1.12) = 4.73, p = .032. Een significant interactie-effect werd ook niet gevonden
(F(1.12) = .73, p = .576).
M SD N
Perceptie zonder emoji ≤ 19 4.05 .48 8
20-29 3.97 .94 50
30-39 3.96 .98 13
40-49 3.58 1.02 25
≥ 50 4.21 1.02 28
Totaal 3.95 .97 124
Perceptie met emoji ≤ 19 4.22 .81 8
20-29 4.20 1.19 50
30-39 4.20 1.21 13
40-49 3.56 1.05 25
≥ 50 4.33 1.08 28
Totaal 4.10 1.14 124
Tabel 8: descriptive statistics bij de variabele leeftijdscategorie
21
Studie 2 Een ANOVA repeated measures werd toegepast om het hoofdeffect te achterhalen, zijnde de invloed
van emoji’s op de perceptie van het bericht. Uit de resultaten blijkt er geen significant hoofdeffect te
zijn van de aan- (M = 4.46, SD = 1.03) of afwezigheid (M = 4.44, SD = .61) van emoji’s in een neutraal
bericht op de perceptie van de emoties (F(1.10) = 2.13, p = .148). Wel zou er een significant
interactie-effect bestaan van de negatieve of positieve emoji op de perceptie F(1.10) = 136.85, p =
.000.
M SD N
Perceptie zonder emoji Negatief 4.50 .56 44
Positief 4.40 .65 60
Totaal 4.44 .61 104
Perceptie met emoji Negatief 3.57 .79 44
Positief 5.12 .60 60
Totaal 4.46 1.03 104
Tabel 9: descriptive statistics
Verder keken we aan de hand van een gepaarde t-toets naar het verschil tussen de conditie met
positieve (M = 5.12, SD = .60) en negatieve (M = 3.57, SD = .79) emoji’s. Uit deze resultaten bleek er
een significant verschil te bestaan voor zowel de conditie met positieve emoji (t(59) = -8.83, p = .000)
als voor de conditie met negatieve emoji (t(43) = 7.65, p = .000). Deze significante verschillen zouden
bestaan voor zowel het gespreksonderwerp ‘dieren’ bij positieve emoji (t(59) = -8.74, p = .000) als
voor het gespreksonderwerp ‘afspreken’ bij positieve emoji (t(59) = -6.30, p = .000). Ook gelden de
significante verschillen bij negatieve emoji’s voor zowel ‘dieren’ (t(43) = 4.42, p = .000) als voor
‘afspreken’ (t(43) = 5.66, p = .000).
Ook in studie 2 werd de variabele ‘geslacht’ meegenomen als een onafhankelijke variabele in de
ANOVA repeated measures. Als we controleren voor het effect van de onafhankelijke variabele
‘geslacht’, blijft het hoofdeffect niet significant F(1.10) = .03, p = .872. Ook is er geen significant
interactie-effect aanwezig F(1.10) = .20, p = .653.
22
M SD N
Perceptie zonder emoji Man 4.35 .50 15
Vrouw 4.46 .63 89
Totaal 4.44 .61 104
Perceptie met emoji Man 4.26 1.08 15
Vrouw 4.50 1.02 89
Totaal 4.46 1.03 104
Tabel 10: descriptive statisctics bij de variabele geslacht
Aangezien er geen hoofdeffect bestaat, maar wel een interactie-effect, werd aan de hand van een
gepaarde t-test gekeken of de variabele ‘geslacht’ een effect heeft op het interactie-effect.
M SD t p
Negatieve emoji Man
EmojiZonder
.87 .68 t(7) = 3.63 .008
Vrouw .94 .84 t(35) = 6.73 .000
Positieve emoji Man -.79 .59 t(6) = -3.56 .012
Vrouw -.71 .64 t(52) = -8.06 .000
Tabel 11: gepaarde t-test
Tenslotte werd ook nog de variabele ‘leeftijd’, opgedeeld in categorieën, als een onafhankelijke
variabele meegenomen in de analyse F(1.99) = .08, p = .783. Net zoals bij geslacht is er ook hier geen
significant interactie-effect van leeftijdscategorie F(4.99) = .24, p = .915.
23
M SD N
Perceptie zonder emoji ≤ 19 4.43 .46 6
20-29 4.30 .58 58
30-39 4.44 .74 9
40-49 4.64 .44 10
≥ 50 4.74 .66 21
Totaal 4.44 .61 104
Perceptie met emoji ≤ 19 4.74 .82 6
20-29 4.36 1.10 58
30-39 4.40 1.13 9
40-49 4.64 .93 10
≥ 50 4.61 .90 21
Totaal 4.46 1.03 104
Tabel 12: descriptive statistics bij de variabele leeftijdscategorie
Ook hier werd nog een gepaarde t-test uitgevoerd om te controleren voor de variabele ‘leeftijd’ op
het interactie-effect.
M SD t p
Negatieve emoji
≤ 19
EmojiZonder
- - - -
20-29 .88 .71 t(29) = 6.79 .000
30-39 1.20 1.41 t(2) = 1.48 .277
40-49 .87 .84 t(2) = 1.79 .216
≥ 50 1.01 1.10 t(6) = 2.42 .052
Positieve emoji
≤ 19 -.58 .30 t(4) = -4.37 .012
20-29 -1.08 .55 t(27) = -10.29 .000
30-39 -.54 .50 t(5) = -2.64 .046
40-49 -.37 .56 t(6) = -1.71 .138
≥ 50 -.31 .59 t(13) = -1.95 .073
Tabel 13: gepaarde t-test
24
Conclusie & discussie In studie 1 werd nagegaan of emoji’s in staat zijn om de emoties aanwezig in een bericht te
versterken. We onderzochten dit aan de hand van enkele zelf ontworpen conversaties: een gesprek
over dieren en een gesprek over schrijven. Elk gesprek was beschikbaar in een positieve en in een
negatieve versie en daarvan was er telkens een versie met én een versie zonder emoji’s. Die
gesprekken moesten door de participanten beoordeeld worden aan de hand van negen stellingen.
Vervolgens werd een two-way ANOVA repeated measures test uitgevoerd waarmee we een
significant hoofdeffect vonden (p < .005). Dit hoofdeffect duidt aan dat emoji’s een invloed hebben
op de manier waarop we het bericht waarnemen. Dit effect bestaat voor beide tekstconversaties,
dus zowel voor de gesprekken met het onderwerp dieren als voor de gesprekken over schrijven.
Vervolgens werd om hypothese 1a en 1b te beantwoorden gekeken naar de positieve en negatieve
teksten afzonderlijk. Als we naar de gemiddelde scores kijken zien we alvast dat de gemiddelden
hoger liggen bij emoji’s in positieve teksten, maar ook lager bij emoji’s in negatieve teksten dan de
scores bij de teksten zonder emoji’s. Het verschil is echter enkel significant voor de positieve teksten
(p < .001). We kunnen dus besluiten dat enkel positieve emoji’s in staat zijn om de positieve emoties
in een tekst te versterken, maar dat negatieve emoji’s niet in staat zijn om negatieve emoties te
versterken. Hierdoor kunnen we hypothese 1a aanvaarden en hypothese 1b verwerpen.
Deze resultaten liggen in lijn met deze van de meeste auteurs die de afgelopen jaren onderzoek
deden naar emoji’s. Net zoals Derks et al. (2008b) reeds in hun onderzoek aangaven dat emoticons
het verbale bericht kunnen aanvullen en verbeteren, kunnen we hier besluiten dat ook emoji’s over
diezelfde mogelijkheid beschikken, of toch zeker voor positieve berichten. Verder vonden we in
studie 1 geen significant verschil voor geslacht, net zoals de meeste studies al aangaven dat geslacht
geen rol zou spelen in de manier waarop men emoji’s gebruikt. We kunnen dus onze hypothese
aanvaarden en besluiten dat de emoji waarneming gelijk is voor zowel man als vrouw. Daarnaast
konden we ook geen significante invloed van leeftijd waarnemen, dit in tegenstelling tot het
onderzoek van Skovholt et al. (2014) waar werd aangehaald dat het gebruik van emoji’s vooral een
tienerfenomeen is. Ook Krohn (2004) vond in zijn onderzoek dat, afhankelijk van de leeftijd, een
andere interpretatie wordt gegeven aan emoticons. Aan de hand van deze studie kunnen we deze
bevindingen met betrekking tot leeftijd verwerpen en besluiten dat de perceptie van emoji’s gelijk is
voor elke leeftijdscategorie. Verder toont deze studie ook nog aan dat het gebruik van emoji’s gelijk
is voor elke leeftijdscategorie. Dit werd duidelijk uit de bevraging naar de mate van het emoji-
gebruik, waar de leeftijdscategorie 20-29 jaar de grootste groep vormde die “heel vaak” emoji’s
25
gebruikt, gevolgd door de 50-plussers. Als gevolg van deze resultaten moeten we hypothese 6
verwerpen.
In een andere studie, studie 2, werd nagegaan of emoji’s in staat zijn om emoties te creëren in een
anders neutraal bericht. Hiervoor werden neutrale tekstconversaties opgesteld, beschikbaar in twee
versies. Een versie hield een gesprek in over dieren, de ander over afspreken. Elk gespreksonderwerp
bestond uit een versie met emoji’s én een versie zonder emoji’s. Ook deze werden, net zoals in
studie 1, door de participanten beoordeeld op basis van negen stellingen. Aan de hand van een two-
way ANOVA repeated measures werd geen significant hoofdeffect gevonden van de aan- of
afwezigheid van emoji’s op de perceptie van het bericht (p > .05). Wel bestaat er een significant
interactie-effect van aan- of afwezigheid van emoji’s en positieve of negatieve emoji’s op de
perceptie (p < .001), wat betekent dat er een gecombineerd effect is van de twee onafhankelijke
variabelen op de afhankelijke variabele, namelijk de perceptie van emoties. Ook als we hier de
gemiddelden bekijken, zien we zowel bij de negatieve conditie zonder emoji als bij de positieve
conditie zonder emoji dat de gesprekken telkens redelijk neutraal beoordeeld werden. Verder zien
we bij de positieve conditie duidelijk een hogere score bij de ‘perceptie met emoji’, en vice versa bij
de negatieve conditie. Dit verschil werd getest en bleek significant te zijn. Dit wijst op het feit dat een
neutrale tekst met een positieve emoji, positiever wordt gepercipieerd (p < .001) en dat ook een
neutrale tekst met een negatieve emoji, negatiever wordt gepercipieerd (p < .001). Hierdoor kunnen
we hypothese 2a en 2b aanvaarden en besluiten dat emoji’s in staat zijn om emoties te creëren in
een anders neutraal gesprek, dit geldt zowel voor positieve als voor negatieve emoties.
Ook in studie 2 vonden we geen significant verschil wanneer de variabele ‘geslacht’ werd
meegenomen in de analyses, alsook geen significant effect van geslacht op het interactie-effect. Wel
merken we een klein significant effect (p = .053) van leeftijd op. Leeftijd speelt dus een rol wanneer
emoties worden gecreëerd aan de hand van emoji’s. Vooral bij de jongste (≤ 19 jaar, 20-29 jaar) en
bij de oudste generatie (≥ 50 jaar) zijn emoji’s in staat om emoties toe te voegen aan een anders
neutraal tekstbericht. In studie 2 aanvaarden we zowel hypothese 5 als hypothese 6.
26
Limitaties & suggesties voor verder onderzoek Aangezien enkele hypothesen bevestigd werden, kunnen we besluiten dat het onderzoek een succes
is geweest. Dit neemt niet weg dat er enkele limitaties zijn verbonden aan het onderzoek. Eerst en
vooral waren er heel wat participanten die het onderzoek niet volledig hebben ingevuld, waardoor er
in totaal minder respondenten overbleven dan we initieel nodig hadden. Dit kan misschien komen
doordat de vragenlijst te veel tijd in beslag nam en mensen na enkele minuten afhaakten. Ten
tweede kregen we vaak de feedback van de respondenten dat niet iedereen de emoji’s kon zien
en/of de tekst goed kon lezen, wegens te klein lettertype. Een suggestie voor volgend onderzoek is
dus om het lettertype en tevens de bijhorende emoji’s te vergroten.
Verder gingen we in dit onderzoek na of de toegevoegde emoji’s de emoties in berichten kunnen
versterken, maar ook of emoji’s enkele emoties kunnen oproepen. De mogelijkheid om aan de hand
van emoji’s emotionele teksten te versterken en aan te vullen zijn slechts twee functies die ook door
non-verbale communicatie in een offline omgeving wordt vervuld. Waar verder onderzoek op zou
kunnen focussen, is kijken of de overige functies van non-verbale communicatie in een offline
omgeving, zoals tegenspreken, aanpassen etc., ook bestaan in een online omgeving. Ten slotte werd
er in dit onderzoek vanuit gegaan dat de personen uit het gesprek elkaar niet op voorhand kenden.
Toekomstig onderzoek zou kunnen nagaan of de perceptie van emoji’s anders is voor vrienden dan
voor vreemden. Deze variabele, namelijk ‘mate van kennis van de interactiepartner’ zou nog kunnen
meengenomen worden in het onderzoek, aangezien uit onderzoek bleek dat individuen zich het
meest comfortabel voelen om aan self-disclosure te doen bij of vertrouwde vrienden of volkomen
vreemden (Bazarova et al., 2014).
27
Algemene conclusie Uit deze studie kunnen we afleiden dat het gebruik van emoji’s een rol speelt in de perceptie van
emoties. Het is met andere woorden nuttig om emoji’s mee te sturen in berichten om er zo voor te
zorgen dat de emoties in een bericht op een juiste manier geïnterpreteerd worden. Wanneer we
positief/enthousiast zijn over een bepaalde gebeurtenis en deze via CMC willen communiceren naar
anderen, dan is het mogelijk om nog meer positiviteit/enthousiasme aan de emoties in het bericht te
geven door de toevoeging van positieve emoji’s. Wanneer er echter een negatieve gebeurtenis heeft
plaatsgevonden maakt de toevoeging van een negatieve emoji geen groot verschil. Verder werd uit
deze studie duidelijk dat emoji’s in staat zijn om een neutraal bericht positief of negatief te maken.
Als gevolg hiervan is het aangeraden om geen emoji’s mee te sturen wanneer het de bedoeling is om
een neutraal bericht zonder emoties te versturen.
28
Bibliografie
Wetenschappelijk
Alshenqeeti, H. (2016). Are Emojis Creating a New or Old Visual Language for New Generations? A
Socio-semiotic Study. Advances in Language and Literary Studies, 7(6), 56-69.
Barbieri, F., Ronzano, F., & Saggion, H. (2016). What does this Emoji Mean? A Vector Space Skip-
Gram Model for Twitter Emojis. In Language Resources and Evaluation conference, LREC,
Portoroz, Slovenia.
Bazarova, N. N., & Choi, Y. H. (2014). Self‐disclosure in social media: Extending the functional
approach to disclosure motivations and characteristics on social network sites. Journal of
Communication, 64(4), 635-657.
Boia, M., Faltings, B., Musat, C. C., & Pu, P. (2013). A:) is worth a thousand words: How people attach
sentiment to emoticons and words in tweets. Social computing (socialcom), 2013 international
conference on, 345-350.
David, G., & Cambre, C. (2016). Screened intimacies: Tinder and the swipe logic. Social Media+
Society, 2(2), 2056305116641976.
Derks, D., Bos, A. E., & Von Grumbkow, J. (2007). Emoticons and social interaction on the Internet:
the importance of social context. Computers in human behavior, 23(1), 842-849.
Derks, D., Bos, A. E., & Von Grumbkow, J. (2008a). Emoticons in computer-mediated communication:
Social motives and social context. CyberPsychology & Behavior, 11(1), 99-101.
Derks, D., Bos, A. E., & Von Grumbkow, J. (2008b). Emoticons and online message interpretation.
Social Science Computer Review, 26(3), 379-388.
Derks, D., Fischer, A. H., & Bos, A. E. (2008c). The role of emotion in computer-mediated
communication: A review. Computers in Human Behavior, 24(3), 766-785.
Dresner, E., & Herring, S. C. (2010). Functions of the nonverbal in CMC: Emoticons and illocutionary
force. Communication theory, 20(3), 249-268.
Durante, C. (2016). Adapting nonverbal coding theory to mobile mediated communication: An
analysis of emoji and other digital nonverbals.
Ekman, P., & Friesen, W. V. (1971). Constants across cultures in the face and emotion. Journal of
personality and social psychology, 17(2), 124.
Ellison, N., Heino, R., & Gibbs, J. (2006). Managing impressions online: Self‐presentation processes in
the online dating environment. Journal of Computer‐Mediated Communication, 11(2), 415-441.
Fullwood, C., Orchard, L. J., & Floyd, S. A. (2013). Emoticon convergence in Internet chat rooms.
Social Semiotics, 23(5), 648-662.
29
Ganster, T., Eimler, S. C., & Krämer, N. C. (2012). Same same but different!? The differential influence
of smilies and emoticons on person perception. Cyberpsychology, Behavior, and Social
Networking, 15(4), 226-230.
Hancock, J. T., Gee, K., Ciaccio, K., & Lin, J. M. H. (2008). I'm sad you're sad: emotional contagion in
CMC. In Proceedings of the 2008 ACM conference on Computer supported cooperative work, 295-
298.
Hargie, O. (2010). Skilled interpersonal communication: Research, theory and practice. Routledge.
Harris, R. B., & Paradice, D. (2007). An investigation of the computer-mediated communication of
emotions. Journal of Applied Sciences Research, 3(12), 2081-2090.
Hogan, B. (2010). The presentation of self in the age of social media: Distinguishing performances
and exhibitions online. Bulletin of Science, Technology & Society, 30, 377-368.
Ivy, D. K., & Wahl, S. T. (2009). The nonverbal self: communication for a lifetime. Boston: Pearson
AandB.
Kelly, R., & Watts, L. (2015). Characterising the inventive appropriation of emoji as relationally
meaningful in mediated close personal relationships. Experiences of Technology Appropriation:
Unanticipated Users, Usage, Circumstances, and Design.
Krohn, F. B. (2004). A generational approach to using emoticons as nonverbal communication.
Journal of Technical Writing and Communication, 34(4), 321-328.
Lo, S. K. (2008). The nonverbal communication functions of emoticons in computer-mediated
communication. CyberPsychology & Behavior, 11(5), 595-597.
Lu, X., Ai, W., Liu, X., Li, Q., Wang, N., Huang, G., & Mei, Q. (2016). Learning from the ubiquitous
language: an empirical analysis of emoji usage of smartphone users. In Proceedings of the 2016
ACM International Joint Conference on Pervasive and Ubiquitous Computing (pp. 770-780). ACM.
Masden, C., & Edwards, W. K. (2015). Understanding the role of community in online dating. In
Proceedings of the 33rd annual ACM conference on human factors in computing systems, 535-544.
Mayer, J. D., Salovey, P., & Caruso, D. R. (2002). Mayer-Salovey-Caruso Emotional Intelligence Test:
MSCEIT. Item booklet. MHS.
McKenna, K. Y., Green, A. S., & Gleason, M. E. (2002). Relationship formation on the Internet: What’s
the big attraction?. Journal of social issues, 58(1), 9-31.
Miller, H. (1995). The presentation of self in electronic life: Goffman on the Internet. In Embodied
knowledge and virtual space conference (Vol. 9).
Miller, H., Thebault-Spieker, J., Chang, S., Johnson, I., Terveen, L., & Hecht, B. (2015) “Blissfully
happy” or “ready to fight”: Varying Interpretations of Emoji. In Tenth International AAAI
Conference on Web and Social Media.
30
Novak, P. K., Smailović, J., Sluban, B., & Mozetič, I. (2015). Sentiment of emojis. PloS one, 10(12),
e0144296.
Park, J., Barash, V., Fink, C., & Cha, M. (2013). Emoticon Style: Interpreting Differences in Emoticons
Across Cultures. In Proceedings of ICWSM.
Pavalanathan, U., & Eisenstein, J. (2015). Emoticons vs. emojis on Twitter: A causal inference
approach. Cornell University Library.
Rimé, B., Mesquita, B., Boca, S., & Philippot, P. (1991). Beyond the emotional event: Six studies on
the social sharing of emotion. Cognition & Emotion, 5(5-6), 435-465.
Roose, H., & Meuleman, B. (2014). Methodologie van de sociale wetenschappen: een inleiding. Gent:
Academia Press.
Ruan, L. (2011). Meaningful Signs—Emoticons. Theory and Practice in Language Studies, 1(1), 91-94.
Rubin, Z. (1975). Disclosing oneself to a stranger: Reciprocity and its limits. Journal of Experimental
Social Psychology, 11(3), 233–260.
Ruppel, E. K., Gross, C., Stoll, A., Peck, B. S., Allen, M., & Kim, S. Y. (2016). Reflecting on Connecting:
Meta‐Analysis of Differences Between Computer‐Mediated and Face‐to‐Face Self‐Disclosure.
Journal of Computer‐Mediated Communication, 22(1), 18-34.
Sanders, M. S. (2010). Making a good (bad) impression: Examining the cognitive processes of
disposition theory to form a synthesized model of media character impression formation.
Communication Theory, 20(2), 147-168.
Skovholt, K., Grønning, A., & Kankaanranta, A. (2014). The Communicative Functions of Emoticons in
Workplace E‐Mails::‐). Journal of Computer‐Mediated Communication, 19(4), 780-797.
Tauch, C. and Kanjo, E., (2016). The roles of emojis in mobile phone notifications. In Proceedings of
the 2016 ACM International Joint Conference on Pervasive and Ubiquitous Computing: Adjunct,
1560-1565.
Thompsen, P. A., & Foulger, D. A. (1996). Effects of pictographs and quoting on flaming in electronic
mail. Computers in Human Behavior, 12(2), 225-243.
Tong, S. T., & Walther, J. B. (2015). The confirmation and disconfirmation of expectancies in
computer-mediated communication. Communication Research, 42(2), 186-212.
Tossell, C. C., Kortum, P., Shepard, C., Barg-Walkow, L. H., Rahmati, A., & Zhong, L. (2012). A
longitudinal study of emoticon use in text messaging from smartphones. Computers in Human
Behavior, 28(2), 659-663.
Utz, S. (2010). Show me your friends and I will tell you what type of person you are: How one's
profile, number of friends, and type of friends influence impression formation on social network
sites. Journal of Computer‐Mediated Communication, 15(2), 314-335.
31
Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2007). Who visits online dating sites? Exploring some characteristics of
online daters. CyberPsychology & Behavior, 10(6), 849-852.
Walther, J. B. (1996). Computer-mediated communication impersonal, interpersonal, and
hyperpersonal interaction. Communication research, 23(1), 3-43.
Walther, J. B. (2008). Social information processing theory. Engaging theories in interpersonal
communication: Multiple perspectives, 391-404.
Walther, J. B., & D’Addario, K. P. (2001). The impacts of emoticons on message interpretation in
computer-mediated communication. Social science computer review, 19(3), 324-347.
Xu, L., Yi, C., & Xu, Y. (2007). Emotional expression online: The impact of task, relationship and
personality perception on emoticon usage in instant messenger. In Proceedings of Pacific ASIA
conference on information systems 2007.
Zhang, L., Erickson, L. B., & Webb, H. C. (2011). Effects of “emotional text” on online customer service
chat. In Graduate Conference 2011 Houston.
Niet wetenschappelijk
Emogi Research Team, 2015 Emoji Report. (September, 2015).
32
Bijlagen
A. Pretest
A.1 Vragenlijst bij elke emoji Beoordeel onderstaande emoties die door deze emoji worden opgeroepen
A.2 Slidebar bij elke tekstconversatie zonder emoji’s
Hoe voelt u zich bij bovenstaand gesprek?
33
B. Experiment
B.1 De verschillende tekstconversaties
34
35
36
37
38
39
40
41
42
B.2 Vragenlijst bij de verschillende condities
43
Indien ‘Nee:
Indien ‘Ja’:
Indien ‘Ja’ geantwoord op bovenstaande vraag:
44
*hier bevindt zich een van de tekstconversaties, afhankelijk van de gekozen letter*