Elke opleider wil de achten in plaats van de zesjes

3
31 Elke opleider wil de achten in plaats van de zesjes Het is niet altijd duidelijk aan welke eisen jonge artsen moeten voldoen om in opleiding tot specialist te komen. De KNMG gaat studenten en basisartsen voorzien van meer informatie op een nieuwe web- site. De Jonge Orde ziet een oplossing in lijstjes met voorwaarden, maar dat moet ook weer niet te strikt gehanteerd worden. opleiders uit de opleidingsregio. Als gevolg van het mechanisme van vraag en aanbod kunnen populaire specialismen extra eisen stellen. Ook hebben sollicitatiecommis- sies daardoor soms de luxe extra kritisch te kunnen zijn. Zo bleek uit een enquête van het KNMG Studentenplatform uit 2009 dat 295 basisartsen voor het specialisme kinderarts kozen, terwijl er in dat jaar 40 plaatsen waren. WEBSITE Om tegemoet te komen aan de roep om meer transparantie lanceert de KNMG dit jaar nog een nieuwe website voor basisartsen, waarop alle informatie rondom beroepskeuze en de medi- sche vervolgopleidingen te vinden is. Project beroepskeuze heet het. Op de website vinden studenten sollicitatietips, informatie over het verloop van een promotie- traject, en er is een beroepskeuzetest beschik- baar. De hoofdvraag die wordt beantwoord, is: Hoe kies ik mijn vervolgopleiding? Beleidsmede- werker studenten en loopbaanbeleid bij de KNMG, Sophie Querido: “Als de student nog niet zeker weet welke vervolgopleiding hij gaat kiezen, kan hij de website gebruiken om zich voor te bereiden.” De KNMG ziet het als taak de juiste arts op de juiste plek te krijgen. Querido: “Ik adviseer stu- denten om tijdens de coschappen individuele momenten met opleiders en aios te benutten. Hoe zijn die aios binnengekomen? Wat hebben zij gedaan? Hoe ervaren zij het specialisme? Welke tips hebben ze? Zo komen jonge artsen erachter wat sollicitatiecommissies belangrijk vinden en of WEINIG TRANSPARANTIE IN TOELATINGSEISEN TOT SPECIALISATIE Z e heeft net te horen gekregen dat ze is toe- gelaten tot de vervolgopleiding kinderge- neeskunde in het AMC. Voor velen een droomplek. Minke Huibers (27) heeft er hard voor gewerkt. Na haar studie is ze anderhalf jaar anios geweest. Ze heeft in deze periode twee case reports geschreven en een eigen onderzoek opgezet naar vitamine-D-tekort bij allochtone kinderen. Vervolgens ging ze aan de slag als arts-onderzoeker in het AMC. Toen ze dat een paar maanden deed, mocht ze sollicite- ren naar de opleiding tot kinderarts. “Ik ben met twee jaar voorbereiding nog snel in oplei- ding gekomen. Anderen hebben soms meer dan vier jaar nodig.” Huibers vindt dat de procedure voor de vervolg- opleiding transparanter kan. Voordat een com- missie een sollicitatiebrief leest, moet de toe- komstige aios vaak eerst worden voorgedragen. “Ik had een perifere opleider achter me staan die alles heel goed aan me heeft uitgelegd en me heeft geholpen de sollicitatie goed voor te berei- den. Voor mij was het daarom helder, maar als je het zonder lokale opleider of promotor moet doen, moet je wel mondig zijn om te weten hoe je de zaken moet aanpakken.” Na het behalen van het artsexamen zijn er ver- schillende mogelijkheden om in opleiding te komen. Afhankelijk van het specialisme is het mogelijk om in een landelijke of regionale selectieprocedure terecht te komen. Of de toe- komstige aios mag op gesprek bij de opleider van het ziekenhuis. Een derde mogelijkheid is eerst landelijk en daarna een gesprek met tekst Suzanne BremmerS ASSESSMENT BIJ KINDERGENEESKUNDE In de opleidingsregio Nijmegen wordt sinds twee jaar gewerkt met assessment. Oplei- der kindergeneeskunde Paul Meeberg ver- telt dat er vier zaken zijn die worden getest: intelligentie, gedrag, motivatie en persoonlijkheidskenmerken. “Na het assessment bespreken de opleiders de resultaten. In het algemeen herkent de aios zichzelf in de conclusie. Soms zien we grote verschillen tussen wat iemand stelt in zijn brief en CV en de uitkomst van het assess- ment. Die discrepantie geeft ons de gele- genheid goede vragen te stellen tijdens het vervolggesprek.” Meeberg benadrukt dat assessment niet het enige middel is dat wordt ingezet. “Juist omdat we ook kijken naar het CV en de sollicitatiebrief zorgen we ervoor dat iemand die niet past in het profiel, maar wel een unieke persoonlijkheid heeft en potentie, ook in aanmerking komt voor de opleidingsplek. Het gaat ons juist om de combinatie van CV, test en gesprek. We zijn positief over deze manier van selecteren, maar het hele proces kost veel meer tijd en is veel meer werk dan we had- den voorzien. We zijn er minstens drie maanden mee bezig.” het specialisme bij ze past. Als ze op tijd beginnen, komen ze erachter wat ze extra kunnen doen om zich te profileren en meer kans te maken op de opleidingsplaats van voorkeur.”

Transcript of Elke opleider wil de achten in plaats van de zesjes

Page 1: Elke opleider wil de achten in plaats van de zesjes

31

Elke opleider wil de achten in plaats van de zesjesHet is niet altijd duidelijk aan welke eisen jonge artsen moeten voldoen om in opleiding tot specialist te komen. De KNMG gaat studenten en basisartsen voorzien van meer informatie op een nieuwe web-site. De Jonge Orde ziet een oplossing in lijstjes met voorwaarden, maar dat moet ook weer niet te strikt gehanteerd worden.

opleiders uit de opleidingsregio. Als gevolg van het mechanisme van vraag en aanbod kunnen populaire specialismen extra eisen stellen. Ook hebben sollicitatiecommis-sies daardoor soms de luxe extra kritisch te kunnen zijn. Zo bleek uit een enquête van het KNMG Studentenplatform uit 2009 dat 295 basisartsen voor het specialisme kinderarts kozen, terwijl er in dat jaar 40 plaatsen waren.

WEbsitEOm tegemoet te komen aan de roep om meer transparantie lanceert de KNMG dit jaar nog een nieuwe website voor basisartsen, waarop alle informatie rondom beroepskeuze en de medi-sche vervolgopleidingen te vinden is. Project beroepskeuze heet het. Op de website vinden studenten sollicitatietips, informatie over het verloop van een promotie-traject, en er is een beroepskeuzetest beschik-baar. De hoofdvraag die wordt beantwoord, is: Hoe kies ik mijn vervolgopleiding? Beleidsmede-werker studenten en loopbaanbeleid bij de KNMG, Sophie Querido: “Als de student nog niet zeker weet welke vervolgopleiding hij gaat kiezen, kan hij de website gebruiken om zich voor te bereiden.” De KNMG ziet het als taak de juiste arts op de juiste plek te krijgen. Querido: “Ik adviseer stu-denten om tijdens de coschappen individuele momenten met opleiders en aios te benutten. Hoe zijn die aios binnengekomen? Wat hebben zij gedaan? Hoe ervaren zij het specialisme? Welke tips hebben ze? Zo komen jonge artsen erachter wat sollicitatiecommissies belangrijk vinden en of

WEinig transparantiE in toElatingsEisEn tot spEcialisatiE

Ze heeft net te horen gekregen dat ze is toe-gelaten tot de vervolgopleiding kinderge-

neeskunde in het AMC. Voor velen een droomplek. Minke Huibers (27) heeft er hard voor gewerkt. Na haar studie is ze anderhalf jaar anios geweest. Ze heeft in deze periode twee case reports geschreven en een eigen onderzoek opgezet naar vitamine-D-tekort bij allochtone kinderen. Vervolgens ging ze aan de slag als arts-onderzoeker in het AMC. Toen ze dat een paar maanden deed, mocht ze sollicite-ren naar de opleiding tot kinderarts. “Ik ben met twee jaar voorbereiding nog snel in oplei-ding gekomen. Anderen hebben soms meer dan vier jaar nodig.” Huibers vindt dat de procedure voor de vervolg-opleiding transparanter kan. Voordat een com-missie een sollicitatiebrief leest, moet de toe-komstige aios vaak eerst worden voorgedragen. “Ik had een perifere opleider achter me staan die alles heel goed aan me heeft uitgelegd en me heeft geholpen de sollicitatie goed voor te berei-den. Voor mij was het daarom helder, maar als je het zonder lokale opleider of promotor moet doen, moet je wel mondig zijn om te weten hoe je de zaken moet aanpakken.”

Na het behalen van het artsexamen zijn er ver-schillende mogelijkheden om in opleiding te komen. Afhankelijk van het specialisme is het mogelijk om in een landelijke of regionale selectieprocedure terecht te komen. Of de toe-komstige aios mag op gesprek bij de opleider van het ziekenhuis. Een derde mogelijkheid is eerst landelijk en daarna een gesprek met

tekst Suzanne BremmerS

assEssmEnt bij kindErgEnEEskundEin de opleidingsregio nijmegen wordt sinds twee jaar gewerkt met assessment. oplei-der kindergeneeskunde paul meeberg ver-telt dat er vier zaken zijn die worden getest: intelligentie, gedrag, motivatie en persoonlijkheidskenmerken. “na het assessment bespreken de opleiders de resultaten. in het algemeen herkent de aios zichzelf in de conclusie. soms zien we grote verschillen tussen wat iemand stelt in zijn brief en cV en de uitkomst van het assess-ment. die discrepantie geeft ons de gele-genheid goede vragen te stellen tijdens het vervolggesprek.”meeberg benadrukt dat assessment niet het enige middel is dat wordt ingezet. “juist omdat we ook kijken naar het cV en de sollicitatiebrief zorgen we ervoor dat iemand die niet past in het profiel, maar wel een unieke persoonlijkheid heeft en potentie, ook in aanmerking komt voor de opleidingsplek. Het gaat ons juist om de combinatie van cV, test en gesprek. We zijn positief over deze manier van selecteren, maar het hele proces kost veel meer tijd en is veel meer werk dan we had-den voorzien. We zijn er minstens drie maanden mee bezig.”

het specialisme bij ze past. Als ze op tijd beginnen, komen ze erachter wat ze extra kunnen doen om zich te profileren en meer kans te maken op de opleidingsplaats van voorkeur.”

Page 2: Elke opleider wil de achten in plaats van de zesjes

Advertentie is verwijderd

Page 3: Elke opleider wil de achten in plaats van de zesjes

33

Aios Klaas Bakker gaat bij De Jonge Orde over de opleidingen. Hij ziet niet veel meerwaarde in de nieuwe website om basisartsen te helpen een specialisme te kiezen. “Misschien niet zo’n poli-tiek correct antwoord, maar dat zal niets helpen. Als een jonge student een beetje assertief is, komt hij er vanzelf wel achter waar hij naar toe wil en wat hij daarvoor moet doen.” Desalniettemin vindt Bakker de opleidingseisen voor de vervolgopleiding nu niet heel transpa-rant. Er zijn volgens hem anios die jaren aan het lijntje worden gehouden. “Niemand zegt tegen die anios: ‘Jij wordt het gewoon niet’. Als ze dat wel zouden doen, verliezen ze een goed inge-werkte hulpkracht. Misschien weten opleiders ook niet hoe ze iemand moeten laten gaan, omdat ze daar niet voor zijn geschoold, maar voor de anios is het oneerlijk. Die moet weten wat er van hem wordt verwacht.”Volgens Bakker is het netwerk heel belangrijk. “Een anios kan gepromoveerd zijn en drie jaar als anios hebben gewerkt, iemand anders kan voor dezelfde plek net een maand klaar zijn met de studie en direct worden aangenomen. Het netwerk, welke stafleden kent de anios, ons-kent-ons; dat speelt een rol. Bakker: “In elke sec-tor zal een sollicitant die een klik heeft met de werkgever sneller worden aangenomen dan een sollicitant met alleen maar de juiste papieren. Is dat oneerlijk? Is dat slecht? Ik denk het niet.”

lijstjEsDe Jonge Orde stelt voor om lijstjes te maken met voorwaarden om in opleiding te komen. Toch ziet Bakker bezwaren. “Dat moeten altijd minimumeisen blijven. Het gaat enerzijds om een opleiding waar iedereen toegang tot zou moeten krijgen, maar anderzijds ook om een baan, waarbij selectie door deskundigen en opleiders onontbeerlijk is. Het kan niet zo zijn dat, als een bepaald lijstje is afgewerkt, de anios sowieso in opleiding komt.”De KNMG zegt dat er geen specifieke lijstjes met punten te geven zijn waaraan toekomstige aios moeten voldoen. Iedere opleider vindt weer iets anders belangrijk. Querido: “Het heeft net als bij elk beroep met de persoon te maken. Iemand kan allerlei kwalificaties op zijn cv hebben staan, toch wil dat niet alles zeggen. Het gaat om een combinatie van moti-vatie, persoonlijkheid en wat iemand naast de studie heeft gedaan.”

Ook Carsten Lincke, opleider kindergenees-kunde in het Erasmus MC, denkt niet dat lijstjes werken. “Ik zou me dan gebonden voe-len. Wat als er een toptalent voorbijkomt dat net niet aan dat lijstje voldoet? Het is praktisch ook niet uitvoerbaar, vrees ik. Er is namelijk geen uniek recept. Ja, de anios moet uitblin-ken, maar dat kan op verschillende manieren.”Lincke vertelt dat in zijn regio een verandering heeft plaatsgevonden van de eisen waaraan aan-komende aios moeten voldoen. “Een tijd lang hebben we alleen gekeken naar onderzoekskwa-liteiten. Een promotie was heel belangrijk, maar we zijn erachter gekomen dat topwetenschap-pers in de dagelijkse praktijk niet altijd goed functioneren. Uitblinken in communicatieve vaardigheden vinden we nu ook belangrijk. Het belangrijkste is dat de anios tijdens een sollicita-tiegesprek met plezier en overtuiging kan vertel-len over wat hij heeft gedaan. Soms zien we mensen die speciaal promoveren om in oplei-ding te komen.” In de opleidingsregio van Lincke kijken oplei-ders ook naar maatschappelijke betrokkenheid, zoals langdurige werkzaamheden bij een instan-tie voor verstandelijk gehandicapten of als prac-ticabegeleider of, en daar let Lincke steeds meer op, bestuurlijke vaardigheden. “Ik begon zelf in een groep van vijf artsen. Door vallen en opstaan, zijn we wijzer geworden in manage-menttaken en leidinggeven. De groepen zijn nu groter geworden. We zijn nu met dertien artsen. Mensen met een rechtenstudie of een Master of Business Administration (MBA) die professio-nele managementvaardigheden hebben, zijn zeer welkom.” Lincke denkt dat het belangrijk is dat een anios zijn oudste coschappen ergens loopt waar hij in opleiding wil komen. “Af en toe krijgen we sol-licitanten uit een andere opleidingsregio met heel goede aanbevelingsbrieven. Dat zijn men-sen die zich breed oriënteren en op meerdere plekken solliciteren. Vaak ook talenten.”

sollicitErEnDe KNMG geeft de studenten ook sollicitatie-tips. Querido: “We bekijken wat ze wel en niet op hun CV kunnen zetten, we organiseren een cursus solliciteren en een workshop netwerken. Het is belangrijk om goed te kunnen netwerken zodat artsen in gesprek komen met de opleider die hen in de toekomst misschien gaat aanne-

coscHap oudErEngEnEEskundE de knmg probeert studenten ook kennis te laten maken met specialismen die niet in de coschappen voorkomen. Querido: “onbe-kend maakt onbemind. dat is jammer.”Een van die onbeminde specialismen is ouderengeneeskunde. de faculteit genees-kunde van de radboud universiteit nijme-gen heeft daarom een coschap ouderenge-neeskunde ingesteld. dit coschap lijkt de populariteit van het vak inderdaad te verhogen. soon, samenwerkende opleidingen tot specialist ouderengeneeskunde nederland, heeft onderzoek laten doen naar het effect van het coschap op de belangstelling voor de vervolgopleiding. Wat blijkt? in nijme-gen neemt de belangstelling voor ouderen-geneeskunde toe met een factor 2 in verge-lijking met de belangstelling van de studenten van de andere faculteiten. Een ander opvallend gegeven is dat de ver-pleeghulpstage, die alle eerstejaars studen-ten geneeskunde volgen, contraproductief werkt omdat studenten alles zien wat ze nu juist niet willen zien. soon is met alle faculteiten in overleg om te kijken of stu-denten in de toekomst tijdens de stage ook een paar dagen mee kunnen lopen met de specialist ouderengeneeskunde in plaats van alleen met verzorgenden die vooral aan het bed staan.Hoewel er dit jaar dus een toename van het aantal sollicitanten is, zijn er nog steeds te weinig sollicitanten. dit stelt specialist ouderengeneeskunde en bestuursvoorzitter van soon, Frank Hoek. “We letten natuurlijk wel op een aantal zaken bij de aanmelding, maar iedereen die is ingeschreven in het big-register kan worden toegelaten. We zouden juist willen selecteren, zoals bij kin-dergeneeskunde. als we zouden kunnen kiezen, gaan we natuurlijk voor de achtplus-sers in plaats van de zesjes.”

men. Hoe laten jonge artsen in de korte tijd die ze hebben een goede indruk achter? Bij som-mige specialismen is het belangrijk dat iemand al gepubliceerd heeft, dus we bieden ook de workshop aan: ‘Hoe schrijf ik een wetenschap-pelijk artikel?”