EINDRAPPORTAGE VAN DE COMMISSIE TECHNOLOGIE, ZORG EN OPLEIDINGEN
Transcript of EINDRAPPORTAGE VAN DE COMMISSIE TECHNOLOGIE, ZORG EN OPLEIDINGEN
Techniekmet Zorg
EINDRAPPORTAGE VAN DE COMMISSIE TECHNOLOGIE, ZORG EN OPLEIDINGEN
4
Colofon
Dit rapport is een uitgave van:De commissie Technologie, Zorg en Opleidingen, ingesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Projectmanagement:LSJ Medisch Projectbureau, Leiden
Eindredactie:Prof. dr. T. SminiaL.J. Schmit Jongbloed, arts, MBADrs. D.C. Duchatteau, MBADrs. M.C. Willemsen
Tekstbewerking:MC Communicatie, Nieuwerkerk a/d IJssel
Grafische vormgeving:WRIK (BNO), Utrecht
Foto’s:Leo van Hijkoop
Druk:Libertas, Bunnik
Utrecht, november 2004
Samenvatting 7
1. Inleiding 9
1.1 Opdracht commissie 9
1.2 Afbakening onderzoeksgebied 9
1.3 Werkwijze commissie TZO 10
1.4 Opmerkingen vooraf 11
2. Ontwikkelingen 13
2.1 Inleiding 13
2.2 Ontwikkelingen in de maatschappij en de zorg 13
2.3 Ontwikkelingen in de technologie 14
2.4 Ontwikkelingen in het onderwijs 15
3. Kwantiteit 19
3.1 Inleiding 19
3.2 De huidige arbeidsmarkt 19
3.3 Huidig opleidingsaanbod 21
3.4 Schatting toekomstige arbeidsmarkt 22
3.5 Vergelijking opleidingsaanbod met arbeidsmarkt 23
4. Kwaliteit 27
4.1 Inleiding 27
4.2 Reactie opleidingsveld op toenemende vraag naar TZ-professionals 27
4.3 Transparantie opleidingsveld voor studenten en werkgevers 28
4.4 Aansluiting TZ-opleidingen op beroepsveld 28
4.5 Modernisering en flexibilisering opleidingsstelsel 28
4.6 Samenwerking zorgopleidingen en technologische opleidingen 29
4.7 Verpleegkundige en (para)medische opleidingen 29
4.8 Klinische chemie en klinische fysica 30
4.9 Internationale oriëntatie 30
4.10 Veiligheid 30
5
Inhoud
5. Conclusies en aanbevelingen 33
5.1 Behoefte aan TZ-professionals neemt toe 33
5.2 Aantal studenten TZ-opleidingen voldoet aan toenemende vraag 33
5.3 Belemmeringen instroom en doorstroom 33
5.3.1 Transparantie TZ-opleidingen 34
5.3.2 Helder overzicht beroepsbeeld TZ-professionals 34
5.3.3 Betere doorstroom en flexibiliteit 35
5.3.4 Bekendheid TZ-opleidingen vergroten 37
5.4 Lengte en inhoud TZ-opleidingen 37
5.5 Internationale oriëntatie verbeteren 38
5.6 Meer aandacht voor veiligheid 38
5.7 Betere aansluiting op behoefte patiënten/cliënten 38
5.8 Samenwerking tussen zorgopleidingen en technologische opleidingen 38
5.9 Technologie in de verpleegkundige en (para)medische opleidingen 38
5.10 Communicatie in de zorgopleidingen 39
5.11 Verkorting klinische chemie en klinische fysica 39
5.12 Financiële overwegingen 40
5.13 Juridische positie TZ-professional 40
6. Overzicht aanbevelingen 43
Bijlage 1: Tabellen huidige arbeidsmarkt en opleidingen 47
Bijlage 2: Techniek in de zorg 53
Bijlage 3: Verantwoording berekening en keuzes model toekomstige arbeidsmarkt 55
Bijlage 4: Geraadpleegde literatuur 57
Bijlage 5: Organisaties die hebben deelgenomen aan de invitational conference 59
6
De vraag naar zorgtechnologie in de gezondheidszorg groeit en dus ook de vraag naar
professionals met kennis en vaardigheden op het gebied van technologie en zorg, oftewel:
TZ-professionals. Verschillende ontwikkelingen in de maatschappij, zorg, onderwijs en
technologie veroorzaken deze groeiende vraag.
In reactie op de toegenomen vraag naar TZ-professionals zijn hbo- en wo-instellingen
gestart met opleidingen die zowel technologie als zorg aanbieden, zogenaamde TZ-
opleidingen. Sommige zijn nieuw, andere (al langer bestaande) opleidingen passen zich
aan door een nieuwe afstudeerrichting te verzorgen, zoals een technische opleiding die een
afstudeervariant op het gebied van de zorg aanbiedt. Binnen het mbo zijn geen nieuwe
TZ-opleidingen gestart, omdat het mbo al geruime tijd flexibel inspeelt op de eisen die de
arbeidsmarkt stelt.
De commissie heeft na inventarisatie van alle ontwikkelingen een schatting gemaakt van de
te verwachten jaarlijkse vraag naar TZ-professionals op mbo-, hbo- en wo-niveau. Deze
behoefte is vergeleken met het aantal studenten dat (komende jaren) uitstroomt uit TZ-
opleidingen en -afstudeerrichtingen.
De commissie concludeert dat de nieuwe TZ-opleidingen en -afstudeerrichtingen binnen
het hbo en wo adequaat inspelen op de te verwachten vraag op middellange termijn naar
TZ-professionals. De totale opleidingscapaciteit is voldoende voor de te verwachten vraag
naar 100 tot 280 hbo-opgeleide TZ-professionals en 65 tot 155 wo-opgeleide TZ-professio-
nals per jaar. Bovendien kan de opleidingscapaciteit desgewenst snel worden uitgebreid.
De commissie adviseert dan ook terughoudend te zijn met het starten van nieuwe TZ-
opleidingen.
7
Samenvatting
TZ-professionals hebben als kerncompetentie een brede en diepe kennis van (onderdelen
van) de technologie, waarmee zij een duidelijke meerwaarde hebben in een team met
andere zorgverleners. Betreffende hbo- en wo-opleidingen dienen daarom in hun curri-
culum in de eerste plaats aandacht te geven aan de technologie. In aanvulling daarop
moeten zij zorgen voor goede communicatieve vaardigheden en voldoende kennis van de
organisatie en cultuur van de zorg. De commissie denkt daarbij aan een verdeling van
ongeveer tachtig procent technologie en twintig procent zorg. Deze bagage stelt de TZ-
professional in staat de noodzakelijke brug te slaan tussen de tot nog toe gescheiden
werelden van techniek en zorg.
Om voldoende studenten te interesseren voor een TZ-opleiding of afstudeervariant
adviseert de commissie het volgende:
• opleiders moeten inzicht geven in de verschillen en overeenkomsten tussen de diverse
TZ-opleidingen en -afstudeervarianten;
• opleiders en werkgevers moeten in gezamenlijk overleg duidelijkheid verschaffen over
het beroepsbeeld van TZ-professionals;
• opleiders moeten de doorstroommogelijkheden binnen en tussen opleidingen op mbo-,
hbo en wo-niveau beter benutten;
• opleiders moeten de bekendheid van TZ-opleidingen vergroten.
8
1.1 Opdracht commissie In dit rapport leest u de bevindingen van de commissie Technologie, Zorg en Opleiding
(TZO). De commissie is in 2003 ingesteld door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport. De opdracht aan de commissie luidt:
1.2 Afbakening onderzoeksgebiedDe opleidingen die de commissie onder de loep neemt, bevinden zich op ‘het grensvlak
van Technologie en Zorg’. In het rapport spreekt de commissie dan ook van ‘TZ-oplei-
dingen’ die opleiden tot ‘TZ-professionals’. De commissie verstaat onder TZ-opleidingen:
opleidingen die een combinatie van technologie en zorg aanbieden. En onder TZ-professio-
nals: professionals die hun technologische kennis en vaardigheden op het gebied van
diagnostiek, behandeling en/of R&D inzetten ten behoeve van de zorg. De commissie heeft
zich in haar advies vooral gericht op TZ-opleidingen die relatief nieuw zijn, zoals gezond-
heidszorgtechnologie (hbo) en klinische technologie (wo). Opleidingen en professionals die
zich al sinds jaar en dag in de zorg gesetteld en bewezen hebben, zoals audiciens,
9
1. Inleiding
“Een constructieve bijdrage (te) leveren, door het bieden van advies en waar mogelijk ondersteuning, aan de verdere ontwikkeling van
opleidingen tot beroepen op het grensvlak van geneeskunde en techniek op zowel wo, hbo als mbo-niveau teneinde een doelmatige en
doeltreffende gerichtheid op de beroepsuitoefening in dat werkveld te bevorderen.
De commissie TZO heeft meer specifiek de taak te bevorderden dat de leerroutes en het praktisch onderwijs met name zijn afgestemd op
en plaats vinden in die segmenten van de medische praktijk, waar de technologische component van het handelen voorop staat. De
commissie TZO houdt daarbij voor ogen dat verdunning vermeden wordt van het aanwezige opleidingspotentieel voor de opleiding
geneeskunde en eventueel relevante andere opleidingen alsmede voor de medische vervolgopleidingen. Tevens dienen verdringingseffecten
vermeden te worden wat betreft de benodigde klinische opleidingscapaciteit.
De commissie TZO besteedt bij de uitvoering van haar taken in het bijzonder aandacht aan de opleiding tot klinisch technoloog aan de
Universiteit Twente door het monitoren van de ontwikkeling van die opleiding. De commissie TZO neemt daarbij het perspectief zoals
geschetst is in het advies van de expertgroep positionering “technisch geneeskundige” als uitgangspunt. Gelet op de strekking van dat
advies houdt de commissie TZO voor ogen dat het beroep van klinisch technoloog wezenlijk verschilt van het beroep van arts.
Voor de uitvoering van haar taken neemt de commissie TZO op zich te (laten) onderzoeken op welke wijze de voortschrijdende techno-
logie een plaats vindt in het onderwijsbestel en de beroepenstructuur in de zorg. In dit verband zal de commissie TZO tevens onderzoek
(laten) doen naar de maatschappelijke behoefte aan technologisch geschoolde werkers in de zorg.”
medisch analisten (mbo) en radiodiagnostisch laboranten (hbo) worden beknopt
besproken. Het gaat in dit rapport vooral om TZ-opleidingen die studenten voorbereiden op
nieuwe beroepen waar we nog niet zo’n duidelijk beeld van hebben. Om toch een idee te
geven van deze beroepen vindt u in het rapport voorbeelden van vacatures voor de TZ-
professionals van de toekomst.
De ziekenhuisapotheker en de logisticus heeft de commissie niet meegenomen in dit
advies, omdat technologie geen hoofdtaak is binnen hun werkzaamheden maar een middel
om hun taken te kunnen verrichten. En een nadere beschouwing van de behoefte aan
medisch specialisten met een belangrijke technologische invalshoek, zoals radiologen,
radiotherapeuten, anesthesisten en cardiologen, valt onder het werkterrein van het
Capaciteitsorgaan en blijft daarom ook buiten het rapport. De opleiding tot klinisch
chemicus wordt alleen besproken daar waar parallellen bestaan met de opleiding tot
klinisch fysicus.
Het accent van de conclusies en aanbevelingen ligt meer op hbo- en wo-opleidingen en
minder op mbo- opleidingen, omdat binnen de TZ-opleidingen vooral op hbo- en wo-niveau
problemen bestaan op het gebied van opleidingsduur, transparantie, flexibiliteit en door-
stroommogelijkheden. Het mbo-onderwijs speelt flexibel in op de veranderende kwalitatieve
en kwantitatieve beroepsbehoeften door de kortere opleidingsduur en de directe interactie
met werkgevers. Daardoor zijn er op mbo-niveau ook geen nieuwe TZ-opleidingen: de
bestaande mbo-opleidingen voldoen in dat opzicht prima.
1.3 Werkwijze commissie TZODe commissie TZO heeft gekozen voor een interactieve aanpak met betrokkenen en
deskundigen in het veld. Dit betekent:
• Verwerven van informatie over de stand van zaken door literatuurstudie, maar voorname-
lijk door gesprekken met alle veldpartijen
• Vormen van een mening binnen de commissie
• Toetsen van die mening bij het beroepenveld, patiëntenorganisaties, opleiders, beleids-
makers en stimuleren van de discussie in het veld door:
- het houden van een invitational conference
- het voorleggen van het conceptrapport aan het veld voor commentaar
• Actieve verspreiding van de eindresultaten en adviezen voor implementatie
Het eindrapport is in november 2004 aangeboden aan de ministeries van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en aan belangheb-
bende partijen in het veld.
10
De commissie is als volgt samengesteld:
• Prof.dr. T. Sminia, voorzitter, rector magnificus Vrije Universiteit Amsterdam
• Dr. J.C.C. Borleffs, internist, directeur opleidingen onderwijsinstituut UMC Utrecht
• F.B.M. Sanders, arts, radioloog Diaconessenhuis Utrecht, voorzitter Raad voor de
Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
• Dr. A.W. de Weerd, neuroloog / klinisch neurofysioloog afdeling Klinische Neurofysiologie /
Slaapcentrum, Medisch Centrum Haaglanden (per 1/12 idem in de Stichting Epilepsie
Instellingen Nederland (SEIN) te Zwolle
• Prof.dr.ir. P.A. Wieringa, hoogleraar Mens-Machine Systemen, Technische Universiteit
Delft, afdeling BioMechanical Engineering
1.4 Opmerkingen vooraf • De commissie heeft in haar eindrapport gekozen voor krachtige, heldere stellingnames.
Politieke formuleringen zijn niet gebruikt. Met deze keuze wil de commissie de discussie
stimuleren. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling te irriteren. De lezer wordt uitgenodigd
de tekst als zodanig te lezen.
• De commissie heeft gekozen voor een kort rapport met een beperkt aantal bijlagen met
het oog op leesbaarheid, bereik en effect ervan.
• Bij het schrijven van dit rapport is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van informatie uit
eerder verschenen rapporten en (beleid)notities. Aan het eind van het rapport worden de
schriftelijke bronnen vermeld. De commissie heeft er vanwege de leesbaarheid voor
gekozen geen noten in de tekst op te nemen. Desgewenst kan het secretariaat informatie
verstrekken over het gebruik van de bronnen.
• De commissie werd verzocht in het bijzonder aandacht te besteden aan de opleiding
klinische technologie aan de Universiteit Twente door ‘het monitoren van de ontwikke-
lingen van die opleiding’. De bevindingen en conclusies van de commissie op dit
onderdeel zijn verwoord in een aparte notitie die separaat wordt aangeboden aan het
ministerie van VWS.
• Voor de nieuwe opleiding klinische technologie aan de Universiteit Twente hanteert de
commissie deze officiële naam. De door de Universiteit Twente gehanteerde naam tech-
nische geneeskunde wordt in deze rapportage, anders dan in citaten, niet gebruikt.
11
1212
TZ-professional 36 uur
De afdeling radiologie van het UMC Westland zoekt een afgestudeerd
TZ-professional die zorgdraagt voor beeldintegratie PET-MRI ter verbetering
van de detectie van tumoren.
Wat wij van u vragen:
• Samen met radiologisch laboranten, klinisch fysici en radiologen bent u verantwoor-
delijk voor integratie van beide beeldvormende technieken en de daarop
gebaseerde diagnostiek. U ontwikkelt, uitgaande van vragen uit de kliniek, nieuwe
analyse- en presentatietechnieken op basis van geometrische modelvorming. Het
implementeren en evalueren van deze technieken in samenwerking met de leveran-
cier van de PET-scanner hoort ook tot uw taken.
• U levert een bijdrage aan lopende klinische studies op het gebied van oncologische
diagnostiek.
• U beschikt over aantoonbare kennis van de belangrijkste medische, chemische en
fysische grondbeginselen, een patiëntgerichte attitude en goede contactuele eigen-
schappen.
• U bent een technoloog in hart en nieren maar voelt zich als een vis in het water in
de zorg.
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
2.1 InleidingDe vraag naar zorgtechnologie groeit en dus ook de vraag naar TZ-professionals binnen en
buiten de gezondheidszorg. Dit hoofdstuk beschrijft kort de ontwikkelingen in de maat-
schappij, zorg, onderwijs en technologie die deze groeiende vraag veroorzaken.
2.2 Ontwikkelingen in de maatschappij en de zorgIedereen is het er wel over eens dat de vraag naar zorgtechnologie zowel intra- als extra-
muraal stijgt. Door de vergrijzing is er meer behoefte aan zorgtechnologie, terwijl door de
ontgroening steeds vaker menskracht wordt vervangen door machines. Dat betekent meer
technologie intramuraal, maar ook extramuraal.
Daarnaast is in de zorg een accentverlegging merkbaar van aanbodsturing naar vraagstu-
ring. De toenemende mondigheid en koopkracht van consumenten en stimulansen vanuit
de overheid (minder dwingende wet- en regelgeving), zullen de zorginnovatie bevorderen
en daarmee kunnen leiden tot een toename van toepassingen van zorgtechnologie.
Een andere ontwikkeling is de verschuiving van intramurale naar extramurale zorg,
waardoor het gebruik van thuiszorgtechnologie toeneemt. Omdat patiënten zo lang moge-
lijk autonoom willen blijven, stijgt de behoefte aan medische apparatuur en preparaten die
kunnen worden toegepast zonder (of met beperkte) hulp van medisch personeel. Hier kan
men denken aan thuisdialyse en thuisbeademing.
Via verschillende media, waaronder internet, is informatie over medische apparaten en de
aanschaf daarvan makkelijker toegankelijk voor een grotere groep gebruikers dan vroeger.
Andersom bevorderen nieuwe technologische mogelijkheden weer de extramuralisering van
de zorg. Door de toenemende verwevenheid van zorgverlening intra- en extramuraal wordt
het belang van ICT die bijdraagt aan goede verbindingen tussen de verschillende zorgsec-
toren groter. Zo kunnen patiënten door telemedicine langer in de eigen thuissituatie blijven
functioneren.
Teamspelers
Substitutie en differentiatie en herschikking van taken binnen en tussen de diverse vormen
van zorgprofessionals hebben, onder andere door het tekort aan artsen, definitief hun
intrede gedaan. Veel taken kunnen beter worden gedaan door minder zwaar of anders
opgeleide professionals, zoals nurse practitioners, physician assistants, klinisch verloskun-
digen of TZ-professionals. Hierdoor verschuift de positie van de arts van solist naar
teamspeler in (en leider van) een multidisciplinair team, waarin verschillende professionals
complementaire kennis en ervaring inbrengen. Dit vereist van de arts vaardigheden als
13
2. Ontwikkelingen
teamspeler/leider en inzicht in achtergrond en bijdrage van alle teamleden.
De basisverzekering, die komende jaren wordt verwacht, en de aanstaande prestatiefinan-
ciering op basis van producttypering zullen deze tendensen stimuleren. Daardoor worden
de mogelijkheden voor flexibilisering van het aanbod gestimuleerd, waardoor nieuwe initia-
tieven meer kans krijgen. Ook zal de verplichting van direct persoonlijk contact tussen
zorgvrager en zorgaanbieder vervallen, waardoor zorginstellingen en patiënten meer
gebruik zullen maken van ICT als hulpmiddel bij de communicatie.
Veiligheid
De overheid/inspectie volksgezondheid, zorginstellingen en patiënten zelf hechten steeds
meer belang aan veiligheid van de zorg, vooral bij het gebruik van apparaten. Hoe meer de
zorg technologiseert, hoe belangrijker veiligheid zal worden. Dit betekent dat apparatuur en
processen in de toekomst nog vaker en nog intensiever gecontroleerd moeten worden,
uiteraard door daartoe gekwalificeerd personeel.
2.3 Ontwikkelingen in de technologieNieuwe technologieën ontwikkelen zich razendsnel. Ook in de zorg dienen de nieuwe tech-
nologische mogelijkheden zich in hoog tempo aan. Relevante ontwikkelingen voor de zorg
zijn onder meer: thuiszorg- en zelfzorgtechnologie, transplantatiegeneeskunde, sensortech-
nologie, (bio)robotica, computergerelateerde technologie, moleculaire biologie en tissue
engineering. Nieuwe technologieën vinden vaak snel een eerste toepassing in de zorg,
maar in vergelijking met een aantal andere landen met een hoogwaardige technologische
industrie duurt het in Nederland erg lang voordat een bewezen verbetering algemeen door-
gevoerd is. Dit komt onder andere door het huidige budgetsysteem waarbinnen de kosten
voor technische innovaties niet of nauwelijks worden gecompenseerd door nieuwe inkom-
sten. Een andere oorzaak is de (tot nu toe) terughoudende marketing van zorgaanbieders
als het om nieuwe technologie gaat. Technologisering van de zorg is vaak afhankelijk van
een individuele arts die affiniteit met technologie heeft, en minder vaak van het beleid van
de organisatie waaraan hij of zij verbonden is. De komst van meer en nieuwe TZ-professio-
nals zal de technologische innovatie in de zorg stimuleren.
Internationalisering
Complexe, medische apparatuur wordt vooral gebruikt in ziekenhuizen. De medisch-tech-
nologische industrie voor deze intramurale markt is sterk internationaal georiënteerd. Zo
produceert de Nederlandse industrie op diverse terreinen voor de wereldmarkt en komt veel
medische apparatuur die in Nederland wordt gebruikt uit het buitenland. Nederland volgt
het buitenland dan ook met innovaties in de intramurale sector.
De extramurale markt is minder internationaal georiënteerd dan de intramurale markt. De
medisch-technologische industrie constateert een verschuiving van intra- naar extramuraal
14
in de uitgaven voor technologische innovatie en implementatie. In Nederland worden steeds
meer kleine bedrijven opgericht, die zich richten op een specifieke zorgtechnologische
toepassing voor nieuwe afnemers. Deze nieuwe afnemers zijn particulieren en bedrijven
zoals thuiszorgorganisaties, luchthavens, sportstadions en zelfstandige behandelcentra
(ZBC’s).
2.4 Ontwikkelingen in het onderwijs
Tekort aan technici
De laatste jaren ontstaan nieuwe TZ-opleidingen binnen het hbo en wo, zoals gezondheids-
zorgtechnologie, human care technology en biometrie (hbo) en klinische technologie,
life science & technology en biomedische technologie (wo) (zie ook tabellen 2b en 2c in
bijlage 1). Ook verschillende opleidingen die al langer bestaan bieden sinds kort een mix
aan van technologie en zorg. Denk aan human care and technology als afstudeerrichting
bij opleidingen als werktuigbouwkunde, technische natuurkunde en elektrotechniek in het
hbo. Deze TZ-opleidingen zijn een interessant alternatief voor havo- en vwo-leerlingen met
een profiel Natuur en Gezondheid of een profiel Natuur en Techniek, die een ‘harde’ tech-
niek- of bètastudie niet aantrekkelijk vinden. Het aantal studenten voor klassieke technische
opleidingen en bètaopleidingen loopt immers al jaren terug, ook doordat de werkgelegen-
heid binnen de traditionele industrie in Nederland afneemt. In Nederland is dan ook een
belangrijk tekort ontstaan aan bèta’s, technici en R&D-ers. Vooral op het gebied van de
natuurwetenschappen en technische wetenschappen dreigen R&D-ers schaars te worden.
Dit is zorgwekkend, omdat de ontwikkeling naar een kennissamenleving daardoor in gevaar
komt en omdat er nationaal juist uitdagende mogelijkheden bestaan op gebieden zoals life
sciences en de interactie tussen technologie en zorg.
Leven lang leren
Een andere belangrijke ontwikkeling binnen de opleidingen is een ‘leven lang leren’. Ieder
vakgebied ontwikkelt zich tegenwoordig snel, zeker vakgebieden als geneeskunde, techno-
logie en ICT, waardoor professionals een leven lang hun competenties moeten blijven
verdiepen en vernieuwen. Het verwerven van kennis en vaardigheden stopt niet als de
studie klaar is, maar is een continu proces. Dit bevordert mogelijkheden tot verkorting van
de duur van de wo-/hbo-opleiding: aangezien het leerproces na voltooiing van de opleiding
doorgaat, hoeft (en kan) niet ‘alles’ tijdens de opleiding behandeld te worden. Een ‘leven
lang leren’ heeft ook consequenties voor de inhoud van de opleiding. Zo moeten de oplei-
dingen hun studenten voorbereiden op en trainen in een leven lang leren. Bovendien ligt de
nadruk binnen het onderwijs in het algemeen steeds minder op (alleen maar) kennisover-
dracht. Inzicht, analytisch vermogen en het verwerven van vaardigheden zijn minstens zo
belangrijk. Deze trends hebben de commissie gesterkt in haar oordeel, dat TZ-professio-
15
nals tijdens hun opleiding vooral technologische competenties moeten verwerven, waarop
zij gedurende hun levensloop kunnen voortbouwen. De kennis, attitude en vaardigheden
om deze technologische competenties binnen de zorgsector te kunnen toepassen, kunnen
via masteropleidingen, afstudeerrichtingen, minors en postinitieel onderwijs worden
verworven.
Vernieuwing
Competentiegericht onderwijs, persoonlijke ontwikkelingsplannen (portfolio’s) en nieuwe
onderwijsvormen doen hun intrede. Bij competentiegericht onderwijs zijn de eindtermen
gebaseerd op de competenties (kennis, gedrag en vaardigheden) die de student later
tijdens de beroepsuitoefening nodig zal hebben. Hierdoor komt er meer differentiatie in
individuele studiepaden.
Meer doorstroommogelijkheden
Na de invoering van het Bachelor/Master-model zijn enkele stappen in de goede richting
gedaan om de hbo- en wo-opleidingen flexibeler te maken. Sommige opleidingen geven
duidelijk aan wat de mogelijkheden zijn voor overstap naar een andere masteropleiding in
vervolg op de bachelorfase. Zo kunnen studenten in Eindhoven drempelloos doorstromen
naar verschillende andere opleidingen binnen de TU/e maar ook naar masteropleidingen in
Twente en Delft. Deze doorstroommogelijkheden worden gefaciliteerd door een TU/e-breed
major-minor systeem in de bacheloropleiding.
Ook is inmiddels sprake van een gereguleerde overstap van bijvoorbeeld de hbo-bachelor
biometrie (Hogeschool Zuyd) naar een wo-master biomedische technologie aan de TU/e.
De TU Delft biedt studenten van diverse hbo- en wo-opleidingen (binnen en buiten Delft) de
mogelijkheid in te stromen in de masterfase biomedical engineering.
Wellicht zullen in de toekomst mogelijkheden ontstaan voor doorstroom vanuit een TZ-
opleiding in het wo naar de studie geneeskunde (bijvoorbeeld met een tussenjaar als
voorbereiding op de masterfase) of van de bachelor geneeskunde naar een TZ-opleiding.
Afstemming tussen opleidingen en werkgevers
Rondom de grotere (academische) ziekenhuizen is op dit moment sprake van de ontwikke-
ling van Onderwijs- en Opleidingsregio’s (OOR’s). Binnen deze OOR’s wordt vooralsnog
vooral overlegd over de organisatie en financiering van de opleiding tot basisarts en in een
aantal gevallen over de medisch specialistische vervolgopleidingen. Werkgevers en oplei-
ders zouden in deze OOR’s ook goede afspraken kunnen maken over de TZ-opleidingen.
Een variant vormen regionale initiatieven zoals Netwerkstad Twente. ‘Zorg en technologie’ is
in Twente een van de vier speerpunten waarbij kennisinstellingen, zorginstellingen en high-
tech-bedrijven in de regio intensief samenwerken aan het behalen van de gezamenlijk
geformuleerde doelen.
16
1717
TZ-professional 40 uur
De afdeling cardiologie van het UMC Goverwelle heeft een vacature voor een
TZ-professional die deel zal uit maken van het team dat beslist over de keuze
van therapie en interventie bij patiënten met hartfalen.
Wat wij van u verwachten:
• U ontwikkelt mathematische modellen om de meetdata te interpreteren en voorspel-
lingen te doen van het effect van de therapie. Het model zal onder andere worden
gebruikt om de aanpassing van de hartspier te voorspellen bij gebruik van een hart-
pomp (cardiac assist device). De input van patiëntgegevens is hierbij essentieel.
• Naast het verrichten van de analyse vervult u een sleutelrol in het vergaren van
meetdata voor, tijdens en na interventie.
• U heeft een gedegen kennis van cardiovasculaire fysiologie, ervaring met data-
acquisitie en data-verwerking en mathematische modelvorming en een aantoonbare
ervaring met klinisch technologisch werk.
• U beschikt over goede communicatieve vaardigheden en bent gewend in team-
verband te functioneren.
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
18
3.1 InleidingDit hoofdstuk vergelijkt het huidige opleidingsaanbod met de huidige en te verwachten
vraag op de arbeidsmarkt en schetst een toekomstscenario voor de lange termijn. De
gegevens over de arbeidsmarkt zijn voor een groot deel ontleend aan een verkennende
studie die de commissie heeft laten uitvoeren door het adviesbureau Smets en Hover.
(Deze studie is voor geïnteresseerden beschikbaar via www.smetshover.nl). In bijlage 1
vindt u alle tabellen waarnaar dit hoofdstuk verwijst.
3.2 De huidige arbeidsmarktIn de gezondheidszorg werken al decennialang mbo-, hbo-, en wo-opgeleide professionals
in verschillende beroepen waarin zorg en technologie gecombineerd worden. Voorbeelden
zijn de audicien (mbo), de radiodiagnostisch laborant (hbo) en de klinisch fysicus (wo).
Daarnaast ontwikkelen zich op hbo- en wo-niveau nieuwe beroepen en functies op het
grensvlak van zorg en technologie. In dit hoofdstuk wordt de arbeidsmarkt van de reeds
langer bestaande beroepen maar beknopt belicht, omdat de opdracht van de commissie
zich vooral richt op de ontwikkeling van de nieuwe TZ-beroepen en -functies en de daarbij
behorende opleidingen.
mbo
In de zorg werken circa 15.500 mbo-opgeleide TZ-professionals. Dit zijn beroepen als
adaptatietechnicus, audicien en orthopedisch schoenmaker (zie tabel 1 in bijlage 1).
hbo
Ruim 14.000 hbo-opgeleide TZ-professionals werken in de zorg. Zij hebben beroepen zoals
functielaborant, orthoptist of radiodiagnostisch laborant (zie tabel 2a in bijlage 1).
Daarnaast werken in de intramurale zorg, de medische industrie, de consumentenmarkt, de
verpleeghuiszorg en de thuiszorg naar schatting tussen de 425 en 1.170 hbo-opgeleide TZ-
professionals die een andere opleiding gevolgd hebben, zoals een bachelor of engineering
(vergelijk de vroegere HTS). Deze professionals verrichten taken in beheer, onderhoud van
apparatuur in ziekenhuis, verpleeghuis, etc. Juist deze TZ-professionals zijn voor de
analyse van de commissie interessant, omdat ze werkzaam zijn in de beroepen waarvoor
de nieuwe TZ-opleidingen op hbo-niveau (zoals medisch ingenieur of gezondheidszorg-
technologie) opleiden. Dit zijn dan ook de getallen waarop paragraaf 3.4 gebaseerd is.
19
3. Kwantiteit
wo
Naar schatting zijn tussen de 275 en 645 wo-opgeleide TZ-professionals (zonder post-
initieel vervolgonderwijs) in de gezondheidszorg werkzaam. In deze categorie kan worden
gedacht aan een werktuigbouwkundig ingenieur of een fysicus die werkt in onderzoek en
ontwikkeling van nieuwe apparatuur in de medische industrie.
De berekeningen in paragraaf 3.4 nemen deze aantallen als uitgangspunt.
Postinitieel
De grootste beroepsgroep in de zorg met een postinitiële opleiding wordt gevormd door de
medisch specialisten. Een aantal specialismen, zoals radiologie, radiotherapie en
anesthesie is meer technologisch van aard en zou als TZ-specialisme kunnen worden
beschouwd. De behoefte aan en het aanbod van medisch specialisten wordt geraamd
door het Capaciteitsorgaan (CO). Daarom valt deze beroepsgroep buiten de opdracht van
de commissie TZO .
In dit rapport wordt wel aandacht besteed aan twee groepen specifieke TZ-professionals
met een postinitiële opleiding, namelijk de klinisch chemici en klinisch fysici. In de zorg zijn
247 geregistreerde klinisch chemici en 222 klinisch fysici werkzaam (zie tabel 4 in bijlage 1).
3.3 Huidig opleidingsaanbod Door de toenemende behoefte aan TZ-professionals zijn de laatste jaren verschillende
nieuwe TZ-opleidingen gestart, zoals gezondheidszorgtechnologie en biometrie (hbo) en
klinische technologie en biomedische technologie (wo). Ook bieden al langer bestaande
wo- en hbo-opleidingen nieuwe afstudeerrichtingen aan, zoals human care and technology
als afstudeerrichting bij werktuigbouwkunde, technische natuurkunde en elektrotechniek
(zie figuur 1). Het mbo kent geen nieuwe TZ-opleidingen.
20
Figuur 1: voorbeelden van opleidingen tot TZ-professional
mbo
In totaal volgen ruim 1.800 leerlingen een op de zorg gerichte technologische opleiding op
mbo-niveau (zie tabel 1 in bijlage 1).
hbo
Voor de verschillende hbo-beroepen, zoals functielaborant of radiodiagnostisch laborant
(zie tabel 2a in bijlage 1) zijn momenteel in totaal circa 6.000 studenten in opleiding (zie
tabel 2b in bijlage 1).
In paragraaf 3.2 staat dat naast deze beroepsgroepen nog een aantal TZ-professionals in
de zorg werkzaam is met een andere opleiding. Bij de nieuwe TZ-opleidingen en -afstu-
deerrichtingen die opleiden tot deze beroepen, zoals human care technology en medische
technologie, zijn momenteel circa 550 studenten in opleiding (zie tabel 2b in bijlage 1). In
2004 hebben zich circa 275 studenten voor deze TZ-opleidingen aangemeld. Omdat veel
opleidingen één of twee jaar bestaan, is het nog te vroeg om te concluderen of de inte-
resse voor deze opleidingen toeneemt of niet.
wo
Ook op wo-niveau zijn de laatste jaren verschillende TZ-opleidingen gestart (zie tabel 3 in
bijlage 1). Bijvoorbeeld biomedische technologie, klinische technologie, medische informa-
tiekunde en medische natuurwetenschappen. In totaal hebben zich voor het studiejaar
2004-2005 hiervoor ruim 300 studenten aangemeld.
21
technisch georiënteerde hbo-bachelor met afstudeerrichting of ‘minor’ ingezondheidszorg
4
3
2
1
4
3
2
1
3
1
2master biologische
◗ technologieof medischingenieur
1
2
3
2
1
3
2
1
2
1
TU/e
zorgtechnologischehbo-bachelor
bachelor◗ klinische
technologie
master◗ klinische
technologie
HBO WO
bachelor◗ biomedischetechnologie
TUD UT
master◗ biomedical
engineering
Postinitieel
Klinische chemie
Afgestudeerden met een doctoraal examen (masterdiploma) chemie, farmacie, genees-
kunde of biologie en twee jaar tweede fase onderwijs, kunnen zich verder specialiseren in
de klinische chemie door het volgen van een postdoctorale specialisatie van vier jaar. In de
komende jaren worden jaarlijks tien tot vijftien klinisch chemici geregistreerd.
Klinische fysica
Afgestudeerden met een doctoraal of ingenieursdiploma (masters) in de fysica kunnen
instromen in de vierjarige postdoctorale opleiding tot klinisch fysicus. In de komende jaren
worden jaarlijks ongeveer tien klinisch fysici geregistreerd.
Naast deze gestructureerde opleidingen met een civiel effect bestaat er een heel pakket
aan postinitiële cursussen.
3.4 Schatting toekomstige arbeidsmarktHoe de arbeidsmarkt zich zal gaan ontwikkelen is moeilijk te voorspellen. Vast staat dat de
zorgconsumptie de komende jaren aanzienlijk toe zal nemen. Daarnaast is er een gestage
toename van technologie in de zorg. Onbekend is in hoeverre het aanbod van nieuwe TZ-
professionals zelf een impuls zal geven aan toename van het aantal werkzame
TZ-professionals. Het is aannemelijk dat het nieuwe aanbod een additionele vraag zal
scheppen.
Kwantitatieve schattingen zijn zeer globaal en beperkt houdbaar. Om echter toch een
uitspraak te kunnen doen over de gewenste ontwikkelrichting van de opleidingen in kwanti-
tatieve zin schetst de commissie een scenario voor de lange termijn. Daarbij wordt met de
blik op het jaar 2020 uitgegaan van de volgende aannames:
• toename van de zorgvraag leidt tot een toename van de behoefte aan TZ-professionals
met een factor 1,5;
• verdergaande technologisering leidt tot een verdubbeling van de behoefte;
• overige ontwikkelingen (taakherschikking, meer aandacht voor veiligheid, artsentekort,
etc) leiden tot een verdubbeling van de behoefte.
In dit scenario is er dus sprake van een verzesvoudiging (1,5 x 2 x 2 = 6) van de arbeids-
markt voor TZ- professionals (zie bijlage 3 voor nadere verantwoording van de gekozen
groeifactoren en enkele aanvullende opmerkingen over deze scenarioanalyse).
Hierbij gelden de volgende opmerkingen:
• De gekozen factoren zijn betrekkelijk arbitrair en, behalve in het geval van de zorgcon-
sumptie, niet op onderzoek maar op een redelijke schatting gebaseerd. Hardere getallen
of meer gedetailleerde schattingen zijn echter niet beschikbaar.
22
• De verdubbeling als gevolg van de twee laatstgenoemde ontwikkelingen geldt niet voor
alle in paragraaf 3.2 genoemde beroepsgroepen. Zo zal substitutie een grote rol spelen
voor hbo- en wo-professionals en een beperkte rol voor mbo-professionals en zullen
technologische ontwikkelingen weinig invloed hebben op bijvoorbeeld de behoefte aan
orthopedisch schoenmakers.
• Voor klinisch chemici en klinisch fysici bestaan aparte behoefteramingen.
Onderstaand wordt een schatting gegeven van de arbeidsmarkt met de blik op 2020.
3.5 Vergelijking opleidingsaanbod met arbeidsmarktIn deze paragraaf wordt voor de behoefteraming een jaarlijkse vervangingsvraag van vier
procent gehanteerd.
mbo
In de mbo-sector als geheel volstaat het aantal leerlingen voor de huidige vervangings-
vraag. De mbo-opleidingsector is in staat om adequaat en flexibel in te spelen op de
toenemende behoefte aan professionals, ondermeer door het praktische, grotendeels werk-
plekgebonden onderwijs. Zie voor een vergelijking tussen vervangingsvraag van het aantal
professionals op mbo-niveau en het aantal leerlingen tabel 1 in bijlage 1.
hbo
Uitgaande van het scenario uit paragraaf 3.4. zal er op lange termijn jaarlijks behoefte zijn
aan tussen circa 1001 en 2802 TZ-afgestudeerden op hbo-niveau. Deze berekening heeft
geen betrekking op professionals met al langer bestaande, gesettelde beroepen zoals
radiologisch laboranten, functielaboranten en medisch analisten, maar op professionals
met een andere TZ-opleiding, zoals bachelors of engineering (zie ook paragraaf 3.2).
In algemene zin zal de toekomstige vraag naar hbo-opgeleide professionals aanzienlijk
toenemen, wat het ontstaan van nieuwe TZ-opleidingen (als afstudeervariant of als geheel
nieuwe opleiding) in de afgelopen jaren rechtvaardigt. Binnen die nieuwe TZ-opleidingen
zijn momenteel 546 hbo-studenten in opleiding. Per september 2004 starten ongeveer 275
studenten met een nieuwe TZ-opleiding of TZ-afstudeerrichting binnen een technologische
23
Opleidingsniveau Huidige en korte termijn Toename Lange termijn
arbeidsmarkt (zie par. 3.2) arbeidsmarkt
hbo Lage schatting: 425 1,5 x 2 x 2 = 6 2.550
Hoge schatting: 1.170 7.020
wo Lage schatting: 275 1.650
Hoge schatting: 645 3.870
1 4% x 2.550 = 102 (in de tekst afgerond op 100)
2 4% x 7.020 = 281 (in de tekst afgerond op 280)
opleiding (zie tabel 2c in bijlage 1). In september 2005 starten nog enkele nieuwe TZ-oplei-
dingen. Dit lijkt voldoende voor de huidige en toekomstige vraag, ook als rekening wordt
gehouden met circa dertig procent uitval onder de studenten die starten met een nieuwe
TZ-opleiding (bij de studenten die een afstudeerrichting volgen is nauwelijks uitval te
verwachten).
wo
Uitgaande van het scenario uit paragraaf 3.4 zal er op lange termijn jaarlijks behoefte zijn
aan tussen circa 653 en 1554 TZ-professionals op wo-niveau. De ruim 300 studenten die
per 2004 instromen in een TZ-opleiding op wo-niveau zijn voldoende om aan de te
verwachten arbeidsvraag op (middel)lange termijn te voldoen. De behoefteraming kan
echter niet zonder meer vergeleken worden met de instroomgegevens uit tabel 3. Zo richt
bijvoorbeeld de opleiding life sciences & technology van het samenwerkingsverband
Leiden / Delft zich vooral op onderzoek op cellulair niveau en positioneert de opleiding
medische natuurwetenschappen (VU) zich als brede opleiding. Een groot deel van de
nieuwe TZ-professionals wordt opgeleid in de opleidingen klinische technologie en biome-
dische technologie in Twente en Eindhoven. In deze opleidingen starten in 2004 circa 200
studenten. Dit lijkt genoeg om aan de te verwachten vraag te voldoen (zie tabel 3 bijlage 1).
Bijzondere aandacht gaat uit naar de opleiding medische informatiekunde. Het aantal
studenten dat kiest voor deze opleiding is klein vergeleken bij de sterk toenemende infor-
matisering. In 2004 stromen ongeveer twintig studenten in, terwijl de opleidingscapaciteit
vijftig bedraagt. Er is dus ruimte voor en behoefte aan meer studenten.
De commissie concludeert dat de nieuwe TZ-opleidingen en -afstudeerrichtingen
voldoende TZ-professionals opleiden om aan de toekomstige vraag te voldoen.
3 4% x 1.650 = 66 (in de tekst afgerond op 65)
4 4% x 3.870 = 155 24
2525
TZ-professional 38 uur
Onderzoeksinstituut NTZW zoekt een TZ-professional om onderzoek te doen op
het gebied van technische (thuis)hulpmiddelen en regelgeving.
Wat wij van u verwachten:
• U heeft een afgeronde TZ-opleiding, d.w.z. een technische opleiding met de zorg
(liefst de thuiszorg) als extra verdieping.
• U heeft aantoonbare ervaring als wetenschappelijk onderzoeker en bent gewend in
teamverband te functioneren.
• U bent goed op de hoogte met de technische regelgeving en volgt de ontwikke-
lingen op dit gebied nauwgezet.
• U bent in staat signalen uit de technische en medische omgeving en de maat-
schappij, zowel nationaal als internationaal, te onderkennen en te verwerken in de
onderzoeksgegevens.
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
26
4.1 InleidingDe commissie is positief over de dynamiek waarmee hbo- en wo-opleidingen hebben inge-
speeld op de veranderende (en nieuwe) vragen vanuit de arbeidsmarkt voor
TZ-professionals. Er zijn echter nadrukkelijk mogelijkheden voor verdere verbetering. In dit
hoofdstuk wordt dit toegelicht.
4.2 Reactie opleidingsveld op toenemende vraag naar TZ-professionals
mbo
Het mbo is zich goed bewust van de verwevenheid tussen theorie en praktijk en het belang
van aansluiting op veranderende behoeften in de markt. Daarom zijn er in Nederland tien
kenniscentra waarbinnen opleiders en werkgevers in diverse branches samenwerken. Voor
alle specialistische branches, waaronder de TZ-branche, fungeert de Stichting Vakopleiding
Gezondheidstechnische Beroepen & Ambachten (SVGB) als intermediair.
hbo en wo
De hbo- en wo-opleidingen hebben adequaat gereageerd op de toenemende vraag naar
TZ-professionals. Ten eerste bieden al langer bestaande, technologische opleidingen
steeds vaker minors en afstudeerrichtingen aan op het gebied van de zorg. Ten tweede zijn
er nieuwe TZ-opleidingen ontstaan en in ontwikkeling. Al deze TZ-opleidingen voorzien in de
groeiende vraag naar TZ-professionals. Bovendien kan het aantal opleidingsplaatsen
binnen hbo- en wo-opleidingen zonder veel moeite worden uitgebreid als daaraan behoefte
mocht ontstaan, bijvoorbeeld doordat technologische ontwikkelingen binnen de zorg zich
sneller ontwikkelen dan voorzien. Dit is een groot verschil met bijvoorbeeld de medisch
specialistische opleidingen waarbij de opleiding zo’n tien tot twaalf jaar duurt en het nauw-
keurig plannen van de opleidingsaantallen dus van groter belang is.
Het aanpassen van bestaande opleidingen is efficiënter en flexibeler dan het starten van
een nieuwe opleiding. Bij teruglopende belangstelling kan een nieuwe afstudeervariant
binnen een bestaande opleiding zonder veel problemen weer worden afgebouwd. Het
Bachelor/Master-model biedt bovendien uitstekende mogelijkheden voor het inbouwen
van minors in de bachelorfase en het combineren van zorg- en techniekmodules. Zo kan
een technische studie de bachelorstudenten met een minor ‘zorg’ goed voorbereiden op
een masterfase in de technologie en zorg. Andersom kan een medische opleiding de
bachelorstudent voorbereiden op een mogelijke overstap naar een TZ-opleiding door het
27
4. Kwaliteit
aanbieden van een minor zorgtechnologie.
Voordeel van een nieuwe opleiding daarentegen is dat men zich bij de opzet volledig kan
richten op de beste wijze van opleiden voor de nieuwe arbeidsbehoefte zonder te worden
gehinderd door bestaande structuren.
4.3 Transparantie opleidingsveld voor studenten en werkgevers Tot op heden ontbreekt coördinatie van de TZ-opleidingen vanuit het opleidingsveld.
Daardoor kunnen studenten en werkgevers zich geen duidelijk beeld vormen van de over-
eenkomsten en verschillen tussen de diverse TZ-opleidingen binnen hbo en wo. Daarnaast
is het ook niet duidelijk voor welke beroepen en functies studenten opgeleid worden en wat
het arbeidsperspectief is. Studenten moeten hiervan al vóór hun studiekeuze een goed
overzicht krijgen, zodat zij een gefundeerde keuze kunnen maken voor een bepaalde TZ-
opleiding. Helderheid bevordert de instroom en voorkomt uitval tijdens de opleiding. Voor
werkgevers is het van belang te weten over welke competenties de opgeleide studenten
beschikken. Het door de HBO-raad gepubliceerde position paper is een stap in de goede
richting (zie paragraaf 4.6).
4.4 Aansluiting TZ-opleidingen op beroepsveldEr is nog onvoldoende afstemming tussen de hbo- en wo-opleidingen en de werkgevers.
Ook lijken de opleidingsinstellingen zich er onvoldoende van bewust te zijn dat het
beroepsveld aanzienlijk breder is dan alleen de intramurale zorg. Voor het bereiken en
bedienen van de nieuwe, extramurale markt van bedrijven, (thuis)zorginstellingen en parti-
culieren voldoen de TZ-opleidingen in veel opzichten niet. Afstemming met extramurale
werkgevers moet dan ook meer aandacht krijgen. Bovendien worden andere en zwaardere
eisen gesteld aan het opleidingsprofiel van afgestudeerden die zich richten op een loop-
baan binnen medisch technologische bedrijven, zowel bij de R&D als bij productie en
verkoop. In bijvoorbeeld Eindhoven en Twente zijn inmiddels regionale platforms actief,
waarbinnen opleiders en potentiële werkgevers onderling afstemmen. Daarnaast kunnen
het hbo en wo meer gebruik maken van de mogelijkheden die aansluiting bij de Onderwijs-
en Opleidingsregio’s biedt.
4.5 Modernisering en flexibilisering opleidingsstelselOm snel en adequaat in te kunnen spelen op de veranderingen in het TZ-beroepenveld is
een flexibel opleidingssysteem nodig. Een opleidingssysteem waarbij studenten hun eigen
opleidingsroute bepalen op basis van eigen voorkeuren, competenties en deficiënties en
waarbij zij zonder al te veel moeite kunnen overstappen tussen verschillende opleidings-
instituten binnen en buiten Nederland. Binnen het hbo biedt het major/minor-model
daarvoor de mogelijkheden. Het Bachelor/Master-model maakt zo’n flexibele manier van
opleiden binnen het wo mogelijk, maar deze mogelijkheden worden tot nu toe onvoldoende
28
benut. Afgezien van een aantal stappen in de goede richting bestaan er nog veel belem-
meringen om de beoogde flexibilisering te realiseren. Zo bestaat bij overstap tussen twee
studies vaak onduidelijkheid over de aansluiting tussen de eindtermen van de bachelorfase
en de ingangseisen van de masterfase.
4.6 Samenwerking zorgopleidingen en technologische opleidingenDe ontwikkelingen in de maatschappij en de zorg vragen om TZ-professionals die goed
kunnen samenwerken in een multidisciplinair team. Dit wordt gehinderd doordat techno-
logie en zorg nog te veel gescheiden werelden zijn. Onbegrip over denk- en werkwijze van
professionals in beide werelden bemoeilijkt het benutten van elkaars kennis en kunde. Het
is dan ook noodzakelijk om bruggen te slaan tussen beide werelden. De zorgopleidingen
en technologische opleidingen werken nog te weinig samen om dat te realiseren.
De HBO-raad heeft over dit thema een bijeenkomst georganiseerd met alle hogescholen
die zowel zorgopleidingen als TZ-opleidingen aanbieden. Het resultaat is vastgelegd in een
position paper waarin alle TZ-opleidingen en -afstudeerrichtingen worden benoemd. Een
overzicht van lectoraten rondom TZ-opleidingen en regionale samenwerkingsverbanden
geeft inzicht in de zwaartepunten van de diverse TZ-opleidingen en -afstudeervarianten (zie
bijlage 1 tabel 2b, 2c, 2d).
De commissie steunt dit initiatief en vindt dat het wo (VSNU) hieruit lering kan trekken.
Voor het wo liggen er immers goede mogelijkheden voor samenwerking tussen UMC’s en
bèta-faculteiten binnen dezelfde universiteit (Utrecht, Amsterdam, Groningen) of tussen
universiteiten onderling (Leiden – Delft - Rotterdam; Groningen – Twente). In Groningen
wordt onderzocht of er bij praktiserende artsen, studenten, industrie en zorginstellingen
belangstelling bestaat voor een dubbelopleiding tot arts-biomedisch technologisch
ingenieur.
4.7 Verpleegkundige en (para)medische opleidingenVoor een soepele ontwikkeling, introductie en gebruik van (nieuwe) technologie intramuraal
en extramuraal is het noodzakelijk dat zorgverleners op alle niveaus goed kunnen commu-
niceren met professionals die zich bezig houden met ontwikkeling, introductie en gebruik
van technologie in de zorg. Tot op heden bereiden verpleegkundige, paramedische en
geneeskundige opleidingen de studenten niet of nauwelijks voor op de technologisering
van de zorg. Verpleegkundigen en paramedici worden na hun opleiding naar behoefte
bijgeschoold in het gebruik van specifieke vormen van technologie in de intramurale of
extramurale setting.
De start van de opleiding technische verpleegkunde en de introductie van een minor tech-
nologie bij enkele paramedische opleidingen vormen goede aanzetten om technologie een
plaats te geven binnen de paramedische en verpleegkundige besluitvorming. De oplei-
dingen geneeskunde zouden dit voorbeeld moeten volgen.
29
Zorgverleners functioneren steeds vaker in multidisciplinaire teams. Dit vereist van
verpleegkundigen, paramedici, artsen en andere betrokken professionals kennis en
vaardigheden om in teamverband te kunnen functioneren. Naast samenwerkingsvaardig-
heden is daarvoor ook inzicht in de denkwijze van teamleden met een andere achtergrond
noodzakelijk. Alleen zo kan immers inzicht ontstaan in de potentiële bijdrage van TZ-profes-
sionals in dergelijke teams. De nieuwe TZ-opleidingen en de bestaande verpleegkundige,
paramedische en medische opleidingen moeten in hun curricula hier nadrukkelijker
aandacht aan besteden.
4.8 Klinische chemie en klinische fysicaDe opleidingen tot klinisch chemicus en klinisch fysicus zijn lang. Het Bachelor/Master-
model en de nieuwe TZ-opleidingen op wo-niveau bieden kansen voor herstructurering en
verkorting van de opleidingen tot klinisch fysicus en klinisch chemicus. Dit is ook nodig om
het tekort aan klinisch fysici en chemici niet te laten oplopen. De commissie is dan ook
positief over de vernieuwende voorstellen voor een meer gecomprimeerde opleiding voor
beide beroepen (zie figuur 4 en 5 in paragraaf 5.1).
4.9 Internationale oriëntatieDe intramurale, en in mindere mate de extramurale, zorgtechnologie is internationaal
georiënteerd. De TZ-opleidingen daarentegen zijn dat nog veel te weinig. De betrokken
hbo- en wo-opleidingen kunnen (een deel van) het onderwijs in het Engels aanbieden.
Daardoor zullen enerzijds studenten uit Nederland vaker (een deel van) hun studie in het
buitenland gaan volgen, terwijl anderzijds buitenlandse studenten worden gestimuleerd
(een deel van) hun studie in Nederland te volgen. Het wo- en hbo-veld zullen deze kansen
meer moeten benutten.
4.10 VeiligheidDoor de toename van zorgtechnologie en de hogere eisen van patiënten en overheid wordt
veiligheid van processen en apparatuur steeds belangrijker. Dit is van belang voor intramu-
raal werkzame TZ-professionals maar ook voor TZ-professionals die werk vinden in de
nieuwe, kleine bedrijven die nog geen lange traditie op dat gebied hebben. De TZ-oplei-
dingen moeten dan ook voldoende aandacht besteden aan de inschatting van
veiligheidsrisico’s en de maatregelen die nodig zijn om pro-actief het gewenste veiligheids-
niveau te waarborgen.
30
3131
TZ-professional 36 uur
De afdeling klinische neurofysiologie van het ziekenhuis Burghstede zoekt een
TZ-professional voor het team van de klinisch neurofysiologen, psychologen en
hbo-laboranten en -technici verbonden aan de afdeling.
Wat wij van u vragen:
• U bent in het team verantwoordelijk voor het op peil houden van apparatuur en
(technische) methodologie.
• U ontwikkelt en implementeert nieuwe technieken.
• U heeft voldoende kennis van de methodologie van onderzoek en van statistiek.
• U heeft een aandeel in de opleiding van AGIO’s neurologie/klinische neurofysiologie
en u stuurt de laboranten aan.
• U bent op de eerste plaats technoloog en u heeft daarnaast affiniteit met de zorg
en aantoonbare ervaring in een medische setting.
• U bent een teamworker met een dienstverlenende instelling, maar u kunt ook zelf-
standig werken.
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
32
5.1 Behoefte aan TZ-professionals neemt toe
De commissie is van mening dat zowel intra- als extramuraal de behoefte zal toenemen
aan medisch-technologische expertise en dus ook aan TZ-professionals op alle opleidings-
niveaus. Naast de inbreng van nieuwe kennis en vaardigheden kunnen nieuwe
TZ-professionals taakdifferentiatie en taaksubstitutie bevorderen en bruggen slaan tussen
zorgverleners en technologen. De kwaliteit en het innovatief vermogen van de zorgsector
zijn gebaat bij de introductie van nieuwe TZ-professionals. De commissie ondersteunt deze
ontwikkeling van harte.
5.2 Aantal studenten TZ-opleidingen voldoet aan toenemende vraag
Zowel bij het mbo, hbo als wo lijken de aantallen studenten die momenteel in opleiding zijn
voldoende om aan de toenemende vraag naar TZ-professionals op korte en (middel)lange
termijn te voldoen. De huidige TZ-opleidingen kunnen bovendien hun opleidingscapaciteit
vergroten als marktontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Bij een relatief korte oplei-
dingsduur van drie, vier of vijf jaar lijkt ook vanuit dit oogpunt de huidige
opleidingscapaciteit afdoende. De commissie verwacht geen tekort aan TZ-professionals in
algemene zin.
Bij enkele specifieke branches kan wel een tekort worden verwacht. Zo kan een tekort
ontstaan aan medisch informatici gezien de ontwikkelingen rond het elektronisch patiënten-
dossier en de (huidige) beperkte instroom van studenten voor de universitaire opleiding
medische informatiekunde. Daarnaast voorzien zorginstellingen een tekort aan analisten en
instrumentatietechnici op mbo-niveau.
5.3 Belemmeringen instroom en doorstroomOm aan de toenemende vraag naar TZ–professionals te voldoen is het noodzakelijk dat het
aantal instromende studenten voor de nieuwe TZ-opleidingen en -afstudeerrichtingen
binnen het hbo en wo op peil blijft. Belemmeringen voor een voldoende instroom en door-
stroom moeten dan ook weggenomen worden. Daarvoor zijn de volgende acties nodig:
1. De verschillen en overeenkomsten tussen de TZ-opleidingen moeten transparant
gemaakt worden;
2. Het beroepsbeeld van TZ-professionals behoeft verduidelijking;
3. De doorstroom tussen de opleidingsniveaus moet worden bevorderd;
4. De bekendheid van de TZ-opleidingen moet worden vergroot.
33
5. Conclusies en aanbevelingen
5.3.1 Transparantie TZ-opleidingen Het opleidingsveld moet helderheid verschaffen over verschillen en overeenkomsten tussen
alle TZ-opleidingen en dit vastleggen in een overzicht dat regelmatig geactualiseerd wordt.
In aanvulling hierop kan de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie worden verzocht
bij accreditatie van nieuwe TZ-opleidingen nadrukkelijk aandacht te besteden aan de
verschillen tussen de nieuwe en bestaande TZ-opleidingen en de conclusies ruime bekend-
heid te geven.
5.3.2 Helder overzicht beroepsbeeld TZ-professionals Om duidelijk te maken voor welke beroepen TZ-professionals worden opgeleid moeten
opleiders en werkgevers een helder overzicht maken van de competenties, taken en werk-
zaamheden van de verschillende TZ-professionals. Dit overzicht moet regelmatig
geactualiseerd worden. Om structureel overleg mogelijk te maken, kan een TZ-kenniscen-
trum worden opgericht van TZ-opleidingen in wo en hbo en potentiële werkgevers van
TZ-afgestudeerden (ziekenhuizen, thuiszorg, grote en kleine industrie, enz).
Daarnaast biedt aansluiting bij de Onderzoeks- en Opleidingsregio’s (OOR’s) mogelijk-
heden voor hogescholen en universiteiten met een TZ-opleiding. Het is wenselijk dat ook
andere (potentiële) werkgevers dan de ziekenhuizen participeren in de OOR’s en dat de
mogelijkheden van deze platforms ook voor TZ-opleidingen worden benut.
Taken van TZ-professionals
De commissie is van mening dat een TZ-professional de volgende taken kan verrichten:
• Stimuleren en implementeren van innovatie voor zorgtechnologische toepassingen intra-
en extramuraal;
• Overnemen van TZ-taken van zorgverleners (substitutie);
• Verbeteren van de kwaliteit en veiligheid van de zorg en zorgprocessen;
• Verbeteren van de communicatie tussen de zorgverleners, patiënten en technologen.
Bij deze taken zal de TZ-professional zich steeds de volgende vragen moeten stellen:
• wat is er mogelijk, vanuit het perspectief van de technologie?
• wat is nodig of nuttig, vanuit het perspectief van de (collectieve) afnemer/gebruiker
(zorgverlener of patiënt/cliënt)?
• wat kan beter in de uitvoering van het zorgverleningproces?
Competenties van TZ-professionals
Cruciaal is daarbij te beschikken over competenties die het mogelijk maken om
technologische vernieuwingen of verbeteringen op deze drie punten tegelijkertijd te
beoordelen, en wel op meerdere aspecten, zoals kwaliteit, veiligheid, gebruiksgemak,
34
kosten en snelheid van toepassing. Globaal kunnen de competenties waaraan een TZ-
professional moet voldoen als volgt worden omschreven:
Technisch handelen:
• bezit adequate kennis en vaardigheden op het gebied van technische procedures (medi-
sche technologie) die een rol spelen bij diagnostiek van ziekten en de behandeling
daarvan.
• hanteert een analytisch-technisch denkkader waardoor de samenhang tussen diagnose
en behandeling enerzijds en de fysische-technische aspecten anderzijds goed (efficiënt,
effectief en veilig) worden benut.
Medische kennis:
• bezit voldoende medische basiskennis voor een goed inzicht in technische procedures
(medische technologie) bij de patiëntenzorg en voor de verbetering van bestaande en de
ontwikkeling van nieuwe technische procedures.
Samenwerking:
• overlegt doelmatig met medische en niet-medische collega’s en draagt bij aan effectieve
interdisciplinaire samenwerking.
• beschikt over goede communicatieve vaardigheden.
Kennis en wetenschap:
• bevordert de verbreding en ontwikkeling van wetenschappelijke vakkennis.
• ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsprogramma.
Organisatie:
• werkt effectief en efficiënt.
• maakt effectief gebruik van informatietechnologie.
Professionaliteit:
• kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daarbinnen.
5.3.3 Betere doorstroom en flexibiliteit Het Bachelor/Master-model biedt uitstekende mogelijkheden voor doorstroom tussen en
flexibiliteit van verschillende opleidingen binnen het wo en tussen mbo, hbo en wo. Juist
opleidingen op het grensvlak van twee disciplines, zoals de TZ-opleidingen, kunnen sterk
profiteren van het Bachelor/Master-model. Afhankelijk van de verworven competenties kan
een student, al dan niet na een brugperiode, instromen in de masterfase van een andere
(gerelateerde) opleiding dan de bacheloropleiding. Hiertoe is het noodzakelijk dat univer-
siteiten, naast eindtermen voor de masterfase, expliciete eindtermen ontwikkelen voor de
bachelorfase. Daarnaast moeten zij de instroomvereisten voor de masterfase definiëren.
35
Het vaststellen van eindtermen voor de bachelor- en de masterfase moet gelden voor alle
universitaire studies, inclusief de studie geneeskunde. Ook zullen universiteiten, hoge-
scholen en overheid moeten aangeven of, en zo ja hoe, doorstroom vanuit een
hbo-bachelor naar een universitaire master binnen hetzelfde aandachtsgebied mogelijk
wordt. (Bijvoorbeeld zorgtechnologische hbo-bachelor naar wo-master).
Figuur 2: Flexibiliteit binnen het Bachelor-/Mastermodel
Figuur 3: doorstroom tussen opleidingsniveaus
ARTS
schakeljaar
geneeskundemaster
TZ- vervolgop-leiding (bijv KF)
TZ-master
Vervolgopleidingen(bijv KF/KC)
bèta master
bèta bachelorTZ-bachelorgeneeskunde
bachelor
Postinitiële wo-opleidingen
schakeljaar
wo-masterMSc
1-2 jaar
VWO
Post-hbospecialisatie
hbo-master
1-2 jaar
4 jaar
hbo-bachelor
HAVO
selectie en/ofbrugjaar en/of
individueelprogramma op
basis EVC’s mbo-beroeps- opleiding
1-4 jaar
VMBO
3 jaar
wo-bachelorBSc
Vervolgopleiding(medisch
specialisme)
VWO VWO VWO
selectie en/ofbrugjaar
selectie en/ofbrugjaar
36
5.3.4 Bekendheid TZ-opleidingen vergrotenOnbekend maakt onbemind. Om voldoende studenten te (blijven) interesseren voor de
nieuwe TZ-opleidingen in wo en hbo moet meer bekendheid worden gegeven aan deze
nieuwe ontwikkelingen/opleidingen. Hier ligt een taak voor de afzonderlijke opleidingen en
de koepels (HBO-raad en VSNU).
Binnen www.GOBnet.nl (waarin alle beroepen en opleidingen voor de zorg staan
beschreven) ontbreken de nieuwe TZ-opleidingen. Onder de categorie ‘techniek’ moeten de
TZ-opleidingen duidelijk worden weergegeven.
5.4 Lengte en inhoud TZ-opleidingen Iedere TZ-opleiding binnen het wo kan een plaats krijgen binnen het stramien: drie jaar
bachelor (breed), een of twee jaar master (verdieping en specialisatie), gevolgd door een
eventuele postinitiële opleiding, zoals klinische fysica. De commissie is geen voorstander
van een opleidingsduur langer dan vijf jaar.
Om voldoende meerwaarde te hebben in een team moet een TZ-professional zoveel moge-
lijk additionele kennis inbrengen. Dit impliceert dat de TZ-professional technologische
kennis toe moet voegen. Voor de commissie betekent dit dat TZ-professionals tijdens hun
opleiding een breed en diepgaand pakket technologische kennis en vaardigheden
verwerven. De snelle technologische ontwikkelingen en de steeds toenemende complexiteit
van de zorgtechnologie maakt het nodig dat de TZ-professional een keuze maakt voor een
of enkele aandachtsgebieden binnen de zorg. Daarnaast is het noodzakelijk dat de TZ-
professional door middel van een minor en/of ruime stages binnen zorginstellingen inzicht
verwerft in de organisatie en cultuur van de zorg. Daarbij moet de nadruk liggen op het
leren communiceren met zorgverleners (artsen, verpleegkundigen, paramedici).
Technologie speelt een steeds grotere rol tijdens de diagnose en behandeling van patiën-
ten. Daarom is er ook een grotere behoefte aan professionals die vooral technologische
kennis en vaardigheden inbrengen in het multidisciplinaire team. De commissie is dan ook
van mening dat een TZ-opleiding moet bestaan uit ongeveer tachtig procent technologi-
sche en twintig procent medische kennis en vaardigheden om TZ-professionals goed toe te
rusten voor hun taken in de zorg. Dat betekent dat de commissie een ‘hybride’ opleiding,
waarbij evenveel medische als technische kennis en vaardigheden aan bod komen, niet
wenselijk vindt. Deze conclusie is gebaseerd op een peiling onder de deelnemers aan de
invitational conference en gesprekken met deskundigen uit zowel de technologie als de
zorg. Vergelijkbare opleidingen in de VS, zoals Washington (bio engineering), Duke (biome-
dical engineering) en Harvard (medical engineering), bestaan ook uit een aanzienlijk groter
aandeel technologie dan zorg. Zo bedraagt het aandeel technologie binnen de opleiding
medical engineering van Harvard-MIT ongeveer zeventig procent. De opleiding klinische
37
technologie van de Universiteit Twente experimenteert met het aanbieden van medische en
technologische kennis en vaardigheden in ongeveer gelijke mate.
5.5 Internationale oriëntatie verbeteren TZ-opleidingen moeten zich meer internationaal oriënteren. De mogelijkheden moeten worden
vergroot voor buitenlandse studenten om (een deel van) hun studie in Nederland te volgen en
voor Nederlandse studenten om (een deel van) hun studie in het buitenland te volgen.
5.6 Meer aandacht voor veiligheid TZ-opleidingen moeten meer aandacht besteden aan veiligheid van processen en appara-
tuur in de zorg.
5.7 Betere aansluiting op behoefte patiënten/cliëntenTijdens de invitational conference bleek het van groot belang dat de TZ-industrie producten
levert die aansluiten op de behoeften van patiënten en cliënten. Daartoe is het noodzakelijk
dat ervaringen van patiënten en cliënten in de intra- en extramurale zorg op gestructureerde
wijze worden teruggekoppeld naar de producenten. Door al in de ontwerpfase contact te
zoeken met patiënten/gebruikers ontstaan betere producten die gebruiksvriendelijker zijn en
beter voldoen aan de behoeften. In de intramurale zorg worden vragen en ervaringen van
patiënten meegenomen door medisch specialisten of andere zorgprofessionals die over-
leggen met de leveranciers van zorgtechnologie. De commissie is voorstander van het
instellen van een leerstoel extramurale zorgtechnologie om ontwikkeling en implementatie
van extramurale zorgtechnologie te bevorderen.
Voor de terugkoppeling van ervaringen en behoeften van extramurale gebruikers moet een
platform worden opgericht. Wellicht kan een dergelijk platform worden gekoppeld aan het in
paragraaf 5.3.2 genoemde TZ-kenniscentrum voor overleg tussen opleiders en werkgevers.
5.8 Samenwerking tussen zorgopleidingen en technologische opleidingen Zorgopleidingen en technologische opleidingen moeten beter en meer met elkaar samen-
werken. De HBO-Raad heeft het initiatief daartoe al genomen.
5.9 Technologie in de verpleegkundige en (para)medische opleidingenOpleidingen voor paramedische en verpleegkundige beroepen en de opleiding geneeskunde
moeten meer aandacht besteden aan de technologisering van de zorg. Uitbreiding en verdie-
ping van dit onderwerp in de betreffende curricula is noodzakelijk. Het project Verpleegkun-
dige Beroepenstructuur en Opleidingscontinuüm biedt een goede mogelijkheid aandacht te
besteden aan dit onderwerp. Voor zorgprofessionals met een afgeronde opleiding moet in
de bij- en nascholing aandacht worden besteed aan technologische ontwikkelingen.
38
5.10 Communicatie in de zorgopleidingenTZ-opleidingen, (para)medische en verpleegkundige opleidingen moeten in hun curriculum
meer aandacht besteden aan communicatie- en samenwerkingsvaardigheden en het
verwerven van inzicht in de denkwijze en potentiële bijdrage van teamleden met een andere
achtergrond. Dit is noodzakelijk om de samenwerking en communicatie tussen alle profes-
sionals in het behandelteam zo goed mogelijk te laten verlopen.
5.11 Verkorting klinische chemie en klinische fysica De opleidingen klinische chemie en klinische fysica zijn lang en maken onvoldoende gebruik
van nieuwe mogelijkheden binnen het Bachelor/Master-model. De commissie is van mening
dat deze opleidingen korter kunnen met behoud van kwaliteit. Inmiddels heeft de faculteit
technische natuurkunde van de TU Eindhoven in samenspraak met de Nederlandse
Vereniging van Klinische Fysica voorstellen ontwikkeld voor verkorte master-track klinische
fysica en een opleiding tot junior klinisch fysicus (zie figuur 4).
Ook voor de klinische chemie wordt gedacht aan een indaling door een master ‘klinische
chemie’ of ‘laboratoriumgeneeskunde’ te ontwikkelen na bijvoorbeeld een bachelor biome-
dische wetenschappen of geneeskunde (zie figuur 5). De commissie ondersteunt dergelijke
ontwikkelingen. Een promotie als verplicht onderdeel van de opleiding acht de commissie
niet gewenst.
Figuur 4: voorstellen voor verkorting opleiding klinisch fysicus
39
klinisch fysicus
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
postintiëleopleiding tot
◗ klinisch fysicusinclusiefspecialisaties
8
7
6
5
4
3
2
1
7
6
5
4
3
2
1
◗ masterfysica
◗ bachelorfysica
klinisch fysicus
klinisch fysicus
master biomedische
◗ technologieprofielgezondheidszorg
bachelor◗ life science
& technology
postinitiële◗ opleiding tot ‘junior
klinisch fysicus’
◗ master fysicaof medisch ingenieur
bachelor fysica of◗ biomedische
technologie
postinitiëleopleiding tot
◗ klinisch fysicusinclusiefspecialisaties
jr. klinisch fysicus
huidige situatievoorstel GUMC
i.s.m. NVKFvoorstel TU/ei.s.m. NVKF
praktijkervaring met ◗ aanvullend cursorisch
vakkenpakket
postdoctorale
◗ onderzoeks-
periode
Figuur 5: voorstel voor verkorting opleiding klinisch chemicus
5.12 Financiële overwegingenHet ministerie van OCW werkt momenteel aan de ontwikkeling van een nieuwe bekosti-
gingssystematiek voor het hoger onderwijs voor wat betreft het onderwijsdeel. Naar
verwachting zal dit model geen afzonderlijke componenten kennen voor huisvesting, werk-
plaatsen of de verhoging van de numerus fixus. Wel bestaat de mogelijkheid van een
instellingsgebonden opslag of vaste voet.
5.13 Juridische positie TZ-professionalAangezien de nieuwe TZ-professional vaak werkzaam zal zijn binnen de zorg, is de vraag
opportuun of de huidige wet- en regelgeving volstaat voor inbedding van de werkzaam-
heden van deze nieuwe professional. De commissie is van mening dat terughoudend moet
worden omgegaan met het inrichten van aanvullende regelgeving en eventuele beroepsre-
gisters. De structuur van de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (WBIG) biedt
voldoende houvast om nieuwe TZ-professionals een plek te geven in een professioneel
40
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
eventuele◗ specialisaties
........
klinisch chemicus
7
6
5
4
3
2
1
postinitiële◗ opleiding tot
klinisch chemicus
postdoctorale◗ onderzoeks-
periode
master biochemie, biomedische wetenschappen,
◗farmacie of geneeskunde (bij geneeskunde master 3 i.p.v. 2 jaar)
bachelor biochemie,◗ biomedische wetenschappen,
farmacie of geneeskunde
verkorte postinitiële opleiding tot
◗klinisch chemicusIn discussie
master medisch farmaceutische wetenschappen,
◗afstudeerrichting klinische chemie / laboratoriumgeneeskunde
bachelor medisch◗
farmaceutische wetenschappen
huidige situatie voorstel GUMC
klinisch chemicus
(behandel)team. Het is niet wenselijk dat een nieuwe opleiding direct leidt tot (telkens weer)
een nieuw beroep met een nieuw beroepsregister.
De commissie benadrukt dat de nieuwe TZ-professional geen arts is en geen voorbe-
houden handelingen zal verrichten. De nieuwe professional wordt geen behandelaar in de
zin van de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). In hoeverre het
handelen van de nieuwe academisch opgeleide TZ-professional zich op het medisch
domein zal gaan begeven, zal zich in nauwe samenspraak met zorginstellingen moeten
uitkristalliseren. Pas als hierin een werkbaar evenwicht is gevonden, kan zonodig aanvul-
lende wet- of regelgeving volgen.
41
4242
TZ-professional 32 uur
Om zich goed te positioneren in de groeiende zorg-ICT-markt zoekt
Installatiebedrijf Zuid Oost Nederland een TZ-professional met kennis van zowel
de zorg als de bouwsector/installatietechnologie. Hij/zij gaat zich bezighouden
met het opzetten van regionale samenwerkingsverbanden met zorgorganisaties,
zorgverleners, verzekeraars en gemeenten voor de ontwikkeling en installatie van
domotica (woninggebonden technologische toepassingen) ter bevordering van
het langer zelfstandig wonen van ouderen thuis of in een woonzorgcomplex.
Wat wij van u verwachten:
• U treedt op als gesprekspartner van vernieuwende zorgorganisaties over de
ontwerpfase van zorg-ICT-projecten en over het onderhoud van betreffende voorzie-
ningen.
• U speelt pro-actief in op de wensen van zorgpartijen.
• U traint onze installateurs en ondersteunt hen bij het uitvoeren van zorg-ICT-
projecten.
• U heeft gedegen kennis van de zorgbusiness als logistiek proces.
• U heeft ervaring met procesmanagement en bedrijfsmatig plannen.
• U denkt mee over de initiatie- en ontwerpfase in overleg met architecten.
• U kunt goed samenwerken met professionals uit verschillende sectoren en heeft
goede contactuele eigenschappen.
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen uit het rapport nog eens op een rijtje gezet. Veel
van deze aanbevelingen vallen onder het aandachtsgebied van de stuurgroep
Modernisering Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg (MOBG). De
stuurgroep MOBG zal in haar werkprogramma opnemen hoe deze aanbevelingen kunnen
worden uitgevoerd.
Aanbeveling 1: Maak verschillen en overeenkomsten TZ-opleidingen transparant
Voor scholieren, studenten en werkgevers moeten, zowel bij het wo als hbo, de verschillen
en overeenkomsten tussen de TZ-opleidingen transparant worden gemaakt. Die helderheid
moet ook terugkomen in de naamgeving van de opleidingen. Daarnaast moet de
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie worden verzocht in haar accreditatie van
nieuwe opleidingen aandacht te besteden aan de verschillen tussen de nieuwe TZ-oplei-
dingen en vergelijkbare reeds bestaande TZ-opleidingen en de conclusies openbaar te
maken.
Actie: TZ-opleidingen op wo- en hbo-niveau, HBO-raad, VSNU
Aanbeveling 2: Maak het beroepsbeeld van de TZ-professionals duidelijk
Voor studenten en werkgevers moet er op basis van competenties een helder overzicht
komen van de beroepen en beroepsprofielen waarop de diverse TZ-opleidingen voorbe-
reiden.
Binnen www.GOBnet.nl (beroepen en opleidingen voor de zorg) moet binnen de categorie
‘techniek’ de langer bestaande en nieuwe TZ-opleidingen duidelijk worden weergegeven.
Actie: TZ-opleidingen op wo- en hbo-niveau, HBO-raad, VSNU
Aanbeveling 3: Bevorder de doorstroom tussen opleidingsniveaus
Universiteiten moeten worden verplicht zo snel mogelijk eind- en tussentermen op te stellen
voor alle (TZ-)opleidingen die zij verzorgen. Aan de hand daarvan moeten er landelijke
afspraken komen over de ingangseisen waaraan studenten van verschillende opleidingen
uit wo en/of hbo moeten voldoen om in te kunnen instromen in de masterfase van een
andere opleiding, al dan niet na het volgen van een brugperiode waarin deficiënties worden
bijgespijkerd.
Aanbevolen wordt zo veel mogelijk te werken met competentieprofielen om differentiatie
van de opleidingsduur van de individuele student mogelijk te maken, waarmee zonder
dubbele opleidingstrajecten hetzelfde niveau kan worden gerealiseerd.
Actie: TZ-opleidingen op wo- en hbo-niveau, HBO-raad, VSNU
43
6. Overzicht aanbevelingen
Aanbeveling 4: Verbeter de bekendheid van TZ-opleidingen
Voor een maximale benutting van de opleidingscapaciteit van de diverse TZ-opleidingen en
-afstudeerrichtingen moet worden gewerkt aan een grotere (landelijke) bekendheid van
deze opleidingen bij aankomende studenten.
Actie: TZ-opleidingen op wo- en hbo-niveau, HBO-raad, VSNU, werkgevers, over-
heid
Aanbeveling 5: Wees terughoudend met het starten van nieuwe TZ-opleidingen
Het opleidingsveld is kwantitatief goed in staat tot het opleiden van de TZ-professional van
de toekomst. Zonodig kan de capaciteit van de huidige TZ-opleidingen worden vergroot als
de vraag toeneemt.
Actie: hogescholen, universiteiten, OCW
Aanbeveling 6: Besteed meer aandacht aan internationale oriëntatie en veiligheid in
de TZ-opleidingen
TZ-opleidingen moeten zich internationaal beter oriënteren, gezien de goede internationale
mogelijkheden voor TZ-professionals. Ook veiligheid moet meer aandacht krijgen binnen de
curricula van zowel de zorgopleidingen als de TZ-opleidingen. Naarmate de zorg meer
technologiseert wordt veiligheid van technologische apparatuur en processen immers
steeds belangrijker.
Actie: TZ-opleidingen op wo- en hbo-niveau, HBO-raad, VSNU
Aanbeveling 7: Richt een platform op van gebruikers en producenten TZ-producten
Een goede afstemming tussen gebruikers en producenten komt een snelle ontwikkeling en
toepassing van TZ-producten ten goede. Hiervoor moet een gebruikersplatform worden
gestart dat mogelijk kan worden gekoppeld aan het TZ-kenniscentrum (zie aanbeveling 8).
Actie: TZ-bedrijven, thuiszorgorganisaties, cliënten/patiëntenorganisaties
Aanbeveling 8: Richt een TZ-kenniscentrum op voor hbo en wo
Voor hbo en wo moet een TZ-kenniscentrum worden opgericht waarin ontwikkelingen,
wensen en voornemens worden uitgewisseld tussen opleiders en arbeidsmarkt. Doel is een
veranderende marktvraag te vertalen in kwalitatieve en/of kwantitatieve aanpassingen voor
TZ-opleidingen op hbo- en wo-niveau. Daartoe kan in opdracht van het kenniscentrum
regelmatig worden onderzocht hoe de vraag naar TZ-professionals zich ontwikkelt op hbo-
en wo-niveau.
Actie: TZ-opleidingen op wo- en hbo-niveau, werkgevers, patiëntenorganisaties,
thuiszorgorganisaties
44
Aanbeveling 9: Zorgopleidingen moeten beter samenwerken met technologische
opleidingen
Een goede samenwerking tussen zorgopleidingen en technologische opleidingen is nood-
zakelijk om de twee tot nog toe gescheiden werelden van de zorg en de technologie te
overbruggen.
Actie: hogescholen, universiteiten
Aanbeveling 10: Besteed meer aandacht aan technologie in de (para)medische en
verpleegkundige opleidingen
Verpleegkundige, paramedische en geneeskundige opleidingen moeten meer aandacht
besteden aan technologie in de medische en verpleegkundige besluitvorming. Voor prakti-
serende zorgverleners moet TZ-onderwijs worden aangeboden in de bij- en nascholing.
Actie: (para)medische en verpleegkundige opleidingen, beroepsverenigingen
Aanbeveling 11: Besteed in de zorgopleidingen meer aandacht aan communicatie
TZ-opleidingen, (para)medische en verpleegkundige opleidingen moeten in hun curriculum
meer aandacht besteden aan communicatie- en samenwerkingsvaardigheden en inzicht in
de denkwijze en potentiële bijdrage van teamleden met een andere (technologische)
achtergrond.
Actie: hogescholen, universiteiten
Aanbeveling 12: Wees terughoudend met aanvullende wetgeving
De commissie acht aanvullende regelgeving en het inrichten van eventuele beroepsre-
gisters voor de nieuwe TZ-professionals niet gewenst. De structuur van de Wet Beroepen
Individuele Gezondheidszorg (WBIG) biedt voldoende houvast om nieuwe professionals
een plek te geven in een professioneel (behandel)team.
Actie: VWS
45
4646
TZ-professional 38 uur
De afdeling orthopedie van het St. Barbaraziekenhuis heeft zich gespecialiseerd
in patiëntspecifieke heupprothesen voor patiënten met extreme botdeformaties.
Op deze afdeling is er een vacature voor een TZ-professional.
Wat wij van u verwachten:
• U bepaalt binnen een promotie-onderzoek de kwantitatieve anatomische gegevens
voor de custom prothese uit CT-data.
• U werkt voor de productie samen met de medische industrie en met een orthope-
disch assistent-in-opleiding.
• U levert een bijdrage aan het opzetten van een classificatiesysteem op basis van
verzamelde meetgegevens, waarmee zowel de productiemethoden als de
diagnostische metingen vereenvoudigd worden.
• U heeft ervaring op het gebied van eindige elementen analyse en biomaterialen.
• U neemt enkele innovatieve taken op zorgtechnologisch gebied over van de ortho-
peden van de afdeling.
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATUREVACATURE VACATURE
Tabellen:
1: arbeids- en opleidingsgegevens mbo
2: arbeids- en opleidingsgegevens hbo
3: opleidingsgegevens wo
4: opleidingsgegevens postinitieel
1: arbeids- en opleidingsgegevens mbo
Tabel 1: kwantitatieve beschouwing mbo arbeids- en opleidingsmarkt
• Bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op brancheonderzoek van de SVGB. Bij dit onderzoek is het
opleidingsniveau echter niet geïnventariseerd. Het betreft strikt genomen het aantal werkzame
personen in een bepaalde branche (deze kunnen dus ook een lagere of hogere opleiding dan een
mbo opleiding hebben genoten. Daar deze cijfers de enige kwantitatieve gegevens zijn die voor
handen zijn, en de mbo-ers in deze branche veruit het merendeel vormen hanteert de commissie
deze cijfers als indicator voor het aantal mbo-ers.
• Professionals in de optische branche zijn buiten beschouwing gelaten, daar het overwegend
commerciële functies betreft.
• De medisch analisten omvatten de beroepen klinisch chemisch analist, pathologisch analist of
medisch microbiologisch analist. Opleiding is bijvoorbeeld mlo klinische chemie, middenkader-
functionaris (niveau 4).
• Naast bovenstaande beroepen zijn naar schatting 1.200 instrumentatietechnici werkzaam in de
Nederlandse ziekenhuizen. Circa 80% van deze professionals heeft een mbo-(mts-)achtergrond,
doorgaans zonder een specifieke zorgopleiding.
47
Bijlage 1: Tabellen huidige arbeidsmarkt en opleidingen
Branche Werkzaam Vervangingsvraag Aantal Gediplomeerde
(4%) leerlingen uitstroom
(2002) (2002)
Adaptatietechniek 2.000 80 29 21
Audiciens 1.030 41 158 133
Orthopedisch instrumentmakers 480 19 57 21
Orthopedisch schoenmakers 1.480 60 92 63
Tandtechnici 5.450 218 446 186
Medisch analisten 5.000 200 1.200 275
TOTAAL 15.440 618 1.839 699
2: arbeids- en opleidingsgegevens hbo
Tabel 2a: TZ-professionals in de zorg met een hbo-opleiding
• De laatste drie categorieën professionals hebben doorgaans geen hbo-opleiding in de strikte zin van
het woord. Daar deze professionals een opleiding hebben genoten die doorgaans wordt gekwalifi-
ceerd als “hbo-niveau” zijn deze in het overzicht opgenomen.
48
Beroep Aantal werkzaam (2003)
Radiodiagnostiek, radiotherapie en
nucleaire geneeskunde 5.000
Medisch analist 6.500
Orthoptist 300
Laborant klinische neurofysiologie 800
Longfunctie assistent ± 600
Hartfunctielaborant ±1.000
TOTAAL ±14.200
Tabel 2b: aantal studenten in hbo-opleidingen op het grensvlak van technologie en zorg
- B
ron:
Pos
ition
pap
er G
ezon
dhei
dszo
rg e
n Te
chni
ek: I
nnov
atie
in d
e Zo
rg
- D
e in
stro
om v
oor d
eze
stud
ies
bedr
aagt
circ
a 2.
000
stud
ente
n
Bestaande specifieke hbo-opleiding Aantal studenten (2003) HogeschoolAudiologie Start in 2005 Fontys HogeschoolBewegingstechnologie 290 Haagse HogeschoolBio-informatica 80 Hanzehogeschool Groningen
Hogeschool van Arnhem en NijmegenHogeschool Leiden
Biologie en Medisch 2.500 Avans Hogescholen Laboratoriumonderzoek Fontys Hogescholen)
Hanzehogeschool Groningen Hogeschool DrentheHogeschool INHOLLAND Hogeschool Leiden Hogeschool RotterdamHogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool van UtrechtHogeschool Zuyd Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Saxion Hogescholen
Bio-informatica 80 Hanzehogeschool Groningen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Leiden
Biometrie 50 Hogeschool Zuyd Biotechnologie 250 Hogeschool INHOLLAND
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Van Hall Instituut
Farmakunde 100 Hogeschool van UtrechtGezondheidszorgtechnologie 30 Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Hogeschool RotterdamHuman Care Technology (start in 2005) Avans HogescholenHuman Technology 370 Fontys Hogescholen
Haagse Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool Windesheim
Industriele Produkt Ontwikkeling 940 Haagse HogeschoolHogeschool van Arnhem en Nijmegen Saxion Hogescholen
Medische en Beeldvormende Radiotherapeutische Technieken 1.000 Fontys Hogeschool
Hanzehogeschool GroningenHogeschool INHOLLAND
Medisch Ingenieur (start in 2005) Hogeschool INHOLLAND Optometrie 270 Hogeschool van Utrecht Orthopedische technologie 40 Fontys Hogescholen Orthoptie 70 Hogeschool van Utrecht TOTAAL 5.990 studenten
49
Tabel 2c: nieuwe TZ-opleidingen / TZ-afstudeervarianten in het hbo
50
Instelling Opleiding / Opmerkingen Aanmeldingen In opleiding afstudeervariant (2004)
Fontys Hogescholen Medische Technologie Afstudeerrichting van
elektrotechniek,
werktuigbouwkunde en
technische natuurkunde
(bestaat al langere tijd) 25 90
Orthopedische
technologie Capaciteit 25 - 30 10 40
Hanzehogeschool Bio medische Afstudeerrichtingen:
Groningen opleidingen Biologisch, medisch en
biochemisch
(bestaat al langere tijd) 45 175
Bio-informatica Per september 2004 29 29
International Afstudeerrichting van
Biomedical werktuigbouwkunde
Engineering 18 18
Hogeschool Rotterdam Gezondheidszorg Per september 2004
Technologie 25 25
Bioinformatica Afstudeerrichting van de
opleiding informatica 5 9
Hogeschool InHolland Medisch ingenieur Per september 2005,
geplande instroom
ca. 20 studenten p.j. Nvt Nvt
Hogeschool Zuyd Biometrie (sinds 2002) 35 45
Saxion Hogeschool Human Care and Afstudeerrichting van de
Enschede Technology start 2004 opleidingen
werktuigbouwkunde,
technische natuurkunde
en elektrotechniek 5 5
Avans Hogeschool Human Care In ontwikkeling, start per
Technology 2005, geplande instroom
ca. 30 studenten p.j. Nvt Nvt
Hogeschool Leiden Bioinformatica Gestart in 2003 30 50
Hogeschool Arnhem Gezondheidszorg- Opleidingscapaciteit:
en Nijmegen technologie 40 per jaar 25 25
Noordelijke Medische Techniek Afstudeerrichting van de
Hogeschool opleiding elektrotechniek
Leeuwarden en applicatiecursus
(bestaat al langere tijd) 15 15
Human Engineering Afstudeerrichting van de
opleidingen werktuig-
bouwkunde, elektro-
techniek en informatica 10 20
TOTAAL 277 546
- B
ron:
Pos
ition
pap
er G
ezon
dhei
dszo
rg e
n Te
chni
ek: I
nnov
atie
in d
e Zo
rg e
n ei
gen
onde
rzoe
k
com
mis
sie
TZO
Tabel 2d: lectoraten binnen het hbo
51
Lectoraat Hogeschool
Bio-Informatica Hanzehogeschool
Design for All Saxion Hogescholen
Domotica Noordelijke Hogeschool
Leeuwarden
Duurzame Leefomgeving Saxion Hogescholen
Embedded Systems Hogeschool van Arnhem en
Nijmegen
Extended Enterprise Studies Hogeschool van Utrecht
Gerontologie Avans Hogeschool
Human Technology Hanzehogeschool
Informatie, Techniek en Samenleving Haagse Hogeschool
Innovatie en Productrealisatie, Transities in Zorg Hogeschool Rotterdam
Life Sciences Hogeschool Zuyd
Mechatronica Fontys Hogescholen
Media Technologie Saxion Hogescholen
Medische Technologie Hogeschool InHolland
Molecular Life Sciences Hogeschool Leiden
Software Engineering voor Realtime en
Embedded Systemen Saxion Hogescholen
Instelling Opleiding Aanmeldingen 2004
(per 20/08/04)
TU Eindhoven Biomedische Technologie/
Medisch ingenieur 75
Universiteit Twente Biomedische Technologie 56
Klinische technologie 78
UvA / AMC Medische Informatiekunde 22
VU Medische natuurwetenschappen 18
Universiteit Leiden / TU Delft Life Science & Technology 26 (Leiden),
31 (Delft)
RUG Life Science & Technology 38
TOTAAL 344
Tabel 3: aantal wo-studenten in TZ-opleidingen
- Bron: Position paper Gezondheidszorg en Techniek: Innovatie in de Zorg
3: opleidingsgegevens wo
4: opleidingsgegevens postinitieel
Tabel 4: klinisch chemici en klinisch fysici
52
klinisch chemici 247
klinisch fysici: Algemene fysica, nucleaire
geneeskunde en radiologie 99
Radiotherapie 77
Audiologie 46
Fysici totaal 222
Er is niets teveel gezegd met de uitspraak ‘techniek is overal’. Zo is er ook in de zorg geen
diagnose, geen ingreep en (na-)zorg denkbaar zonder dar er een duidelijke link met een
technische discipline te leggen is.
Bij techniek in de zorg moeten we niet alleen denken aan wat er binnenin de apparaten, die
naast het bed van de patiënt staan of waarvan de medisch specialist zich bedient,
aanwezig is en gebeurt. Ook op vrijwel alle werkprocessen in de zorg heeft techniek haar
invloed. De techniek levert dus een grote bijdrage aan de kwaliteit van de zorg.
Helaas wordt techniek vaak geassocieerd met negatieve connotaties (draden die in de weg
hangen, kasten met apparaten die in de weg staan, ongemak van gebruik, valse alarmen,
onveilige situaties etc.).
Techniek valt op te splitsen in drie aspecten: fysische principes, technologie en applicaties
Fysische principes: Op basis van kennis van de fysica en fysiologie kunnen signalen
worden verkregen waarmee een geweldige reeks aan bewerkingen kan worden gedaan.
De resultaten van deze bewerkingen worden:
• geassocieerd met belangrijke fysiologische parameters (bloeddruk etc.),
• gebruikt om beelden te verkrijgen (ter ondersteuning van navigatie tijdens ingrepen,
diagnose),
• gebruikt om weefsels te activeren (fysiotherapie) of te bewerken (coagulatie).
Meestal gebeuren deze bewerkingen zonder dat de gebruiker zich bewust is welk principe
er aan ten grondslag ligt.
Technologie: Hierbij worden enerzijds de fysische basisprincipes gedimensioneerd en
geschikt gemaakt voor klinisch gebruik (denk aan NMR -> MRI), en anderzijds
vragen/wensen vanuit de praktijk vertaald naar gewenste nieuwe kennis omtrent de fysi-
sche basisprincipes (draadloze communicatie), materiaal eigenschappen
(bio-compatibiliteit), mathematische en statistische gereedschappen (t.b.v. simulaties,
beeldbewerking en trendanalyse).
Applicaties: Technologie wordt in een werkbaar concept inclusief medische procedures
toegepast.
Bij de introductie van een apparaat of werkproces worden altijd concessies gedaan. Het
eindresultaat is geoptimaliseerd; d.w.z. dat er een afweging is gemaakt (helaas lang niet
altijd objectief en transparant) tussen criteria (meestal een combinatie van financiën,
comfort t.a.v. patiënt en medicus, veiligheid, effectiviteit, efficiëntie).
53
Bijlage 2: Techniek in de zorg
De ontwikkeling van de techniek en de medische handelingen gaan hand in hand. Nieuwe
technieken maken nieuwe medische handelingen en inzichten mogelijk en andersom
worden er nieuwe handelingen bedacht die vragen om nieuwe (betere) techniek (bijv. endo-
scopische chirurgie vereist verbeterde navigatie- en manipulatie-mogelijkheden).
54
De commissie kiest een scenario met de blik op 2020.
Toename van de zorgvraag leidt tot een toename van de behoefte aan TZ-professionals
De CBS-bevolkingsprognose 2020 gaat uit van een stijging van het aantal ouderen (>65
jaar) van 49%. Daarnaast is sprake van een epidemiologische toename van een groot
aantal ziekten. De aantallen variëren van 0% (kanker) tot 37% (Astma/COPDP) (bron: RIVM
/ SCP studie “Ouderen nu en in de toekomst, gezondheid, verpleging en verzorging 2000-
2020”). Daarnaast is er sprake van een aantal trends die leiden tot een vermindering van de
zorgvraag als toegenomen aandacht voor preventie, vermindering van het aantal rokers,
vaccinatie, toegenomen opleidingsniveau, etc. Hoe al deze trends tezamen zich vertalen
naar een toename van de zorgconsumptie en daarmee naar een toename van de behoefte
aan TZ-professionals laat zich moeilijk ramen. Het is aannemelijk dat de behoefte op grond
van demografische en epidemiologische gegevens met tenminste 50% zal toenemen.
Verdergaande technologisering leidt tot een toename van de behoefte aan TZ-
professionals
Hoe de behoefte aan TZ-professionals zich zal ontwikkelen door een toename van techno-
logische mogelijkheden laat zich moeilijk schatten en is niet zonder meer kwantitatief te
onderbouwen. Er zijn op dit vlak verschillende studies verricht (zoals door de Stichting
Toekomstbeeld der Techniek), maar daaruit zijn geen harde kwantitatieve gegevens te
herleiden. Duidelijk is, dat de technologische mogelijkheden aanzienlijk zullen toenemen.
De commissie neemt aan dat door deze ontwikkelingen de behoefte aan TZ-professionals
zal verdubbelen.
Overige ontwikkelingen leiden tot een toename van de behoefte aan TZ-professionals
Naast bovengenoemde factoren (toename zorgvraag en toenemende technologisering) is
nog een aantal ontwikkelingen te benoemen die zullen leiden tot een toename van de
behoefte aan TZ-professionals zoals extramuralisering van de zorg, toenemende substitutie,
toenemende aandacht voor veiligheid, etcetera. Hoewel sommige trends worden
omschreven in de literatuur zijn geen harde kwantitatieve gegevens voorhanden om te
komen tot een schatting hoe al deze trends tezamen zich kunnen vertalen tot een toege-
nomen behoefte aan TZ-professionals. De commissie kiest opnieuw voor een verdubbeling
van de behoefte.
55
Bijlage 3: Verantwoording berekening en keuzesmodel toekomstige arbeidsmarkt
Minimum - maximum-variant
Daar waar kwantitatieve gegevens voor het scenario ontbreken heeft de commissie bewust
gekozen voor een hoge schatting, om te komen tot een maximum-variant. Een vergelijking
van het opleidingsaanbod met de geschatte arbeidsmarktvraag (zie paragraaf 3.5) toont
zelfs voor de maximum-variant een voldoende opleidingscapaciteit voor de toegenomen
arbeidsmarktvraag.
Vervangingsvraag
In de analyse is uitgegaan van een vervangingsvraag van vier procent. Verschillende
ontwikkelingen kunnen dit cijfer beïnvloeden. Zo zal de trend van toename van het deeltijd-
werk dit getal doen toenemen, terwijl de trend naar langer doorwerken dit getal juist kan
doen afnemen.
Snelheid van ontwikkelingen
De toename van de behoefte aan TZ-professionals zal naar verwachting niet lineair
verlopen. Zo zal het aantal geïnteresseerden voor een TZ-opleiding mogelijk toenemen
wanneer de transparantie over het beroepsbeeld toeneemt en kan een verhoogd aanbod
de vraag doen toenemen. Ook zullen verschillende ontwikkelingen voor verschillende oplei-
dingsniveaus meer of minder invloed hebben. Deze nuances zijn in verband met het
globale karakter van de raming buiten beschouwing gelaten.
56
• Baarda R, Smets P. Arbeidsmarktverkenning medische techniek. Den Haag: Smets+
Hover+ 2004
• Berg Jeths A van den, Timmermans JM, Hoeymans N, Woittiez IB (RIVM en SCP).
Ouderen nu en in de toekomst. Gezondheid, verpleging en verzorging 2000 – 2020.
Bilthoven: Centrum voor Volksgezondheid Teokomst Verkenningen / Bohn Stafleu Van
Loghum 2004.
• Capaciteitsorgaan. Capaciteitsplan 2001 voor de medische en tandheelkundige vervol-
gopleidingen, advies initiële opleiding geneeskunde. Utrecht: Capaciteitsorgaan 2001
• Commissie Marktprikkels Medische Opleidingen. Advies: capaciteit en bekostiging.
Zoetermeer: IOO 2002
• Geelen N van . Patiënten Winnen, veranderingen in de gezondheidszorg. Den Haag:
Stichting Maatschappij en Onderneming (SMO) 2000
• Golder TJ, De Ridder WJ. Mondiale revoluties, verkenning van actuele ontwikkelingen die
de wereld veranderen. Den Haag: Stichting Maatschappij en Onderneming (SMO) 2003
• HBO-raad. Position paper september 2004. Den Haag: HBO-raad 2004
• Hingstman L, Kenens RJ e.a. (Nivel, Prismant, OSA). Rapportage arbeidsmarkt zorg en
welzijn. Tilburg: OSA 2003
• Hogervorst H. Opleiden en taakherschikken, kabinetsstandpunt op rapporten (IBE/BO-
2416675). Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2003
• Kammen J (red). Zorgtechnologie, kansen voor innovatie en gebruik. Den Haag:
Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) 2002
• Kruiff AF, Degen JJEC, Schreuder RF, Jurg HP, Broex VMF. Toekomstbeelden van de
curatieve zorg, een eerste scenario-analyse. Zoetermeer: STG 1997
• Meyboom-de Jong B, Schmit Jongbloed LJ, Willemsen MC (red). De arts van straks, een
nieuw medisch opleidingscontinuüm. Utrecht: KNMG, DMW-VSNU, VAZ, NVZ en LCVV
2002
• Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deltaplan bètatechniek, actieplan voor
de aanpak van tekorten aan bèta’s en technici. Den Haag: Ministerie van OCW 2003
• Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde. Klinische
Chemie, Plaats en functie in de gezondheidszorg. Utrecht: NVKC 2000.
• Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica. Behoefteraming klinische fysica. Utrecht:
NVKF 2003
• Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Medisch specialistische zorg in de toekomst.
Zoetermeer: RVZ 2001
57
Bijlage 4: Geraadpleegde literatuur
• Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Dossier medisch specialistische zorg in de
toekomst. Zoetermeer: RVZ 2001
• Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Professionals in de gezondheidszorg.
Zoetermeer: RVZ 2000
• Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Taakherschikking in de gezondheidszorg.
Zoetermeer: RVZ 2002
• Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Consumentenopvattingen over taakherschikking
in de gezondheidszorg. Zoetermeer: RVZ 2002
• Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Meer tijd en aandacht voor patiënten? Hoe een
nieuwe taakverdeling kan helpen. Zoetermeer: RVZ 2002
• Rijn PWE van, Schreuder RF, Vulto ME. Beroep op flexibiliteit, een toekomstverkenning
voor de beroepskrachtenvoorziening in de zorgsector. Zoetermeer: STG 2002
• Velden LFJ, Hingstman L. Vraag en aanbod artsen: raming 2000 – 2010. Utrecht: Nivel
en Prismant 2001
• Rooijen APN (red). De zorg van morgen, flexibiliteit en samenhang. Den Haag: Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap 2003
• Schrijvers G. Moderne patiëntenzorg in Nederland; van kennis tot actie. Maarssen. Reed
Business Information 2003
• Sminia T, Schmit Jongbloed LJ, Oudkerk M, De Weerd AW, Van Wijmen FCB. Rapportage
expertgroep positionering “technische geneeskunde”. 2002
• SVGB. Arbeidsmarkt beroepsonderwijs 2003. Nieuwegein: SVGB 2003
• VSNU. Sectorplan Natuurwetenschappen, plan op hoofdlijnen. Utrecht: VSNU 2003
58
Academisch Medisch Centrum / Universiteit van Amsterdam, Onderwijsinstituut Medische
Informatiekunde
Academisch Medisch Centrum / Universiteit van Amsterdam, afdeling Medisch-Technische
Ontwikkeling
BVEraad
Centraal College Medische Specialismen (CCMS)
Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CrAZ)
College Ziekenhuis Opleidingen (CZO)
Concilium Clinicum Chemicum
Erasmus MC, Medische Beeldverwerking in de Radiologie
FHI, Nederlandse brancheorganisatie voor Medische Technologie
HBO-Raad
Het Roessingh, centrum voor revalidatie
Hogeschool INHOLLAND, Medische Technologie
Hogeschool Leiden, directie Techniek
Hogeschool voor Arnhem en Nijmegen, opleiding Gezondheidstechnologie
Hogeschool Zuyd, Opleiding Biometrie
Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)
Kwaliteitsinstituut voor Toegepaste ThuisZorgvernieuwing (KITTZ)
Leids Universitair Medisch Centrum, afdeling Pathologie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, directie Hoger Onderwijs
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, directie Innovatie, Beroepen en Ethiek
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)
Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVHC)
Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
NVZ vereniging van ziekenhuizen
Philips Medical Systems
Sectoraal Adviescollege Hoger Gezondheidszorgonderwijs (SAC-HGZO)
Sectoraal Adviescollege Techniek (SAC-HTNO)
Siemens Nederland NV, divisie Medical Solutions
Smets+ Hover+, adviseurs voor professionele organisaties
Sint Elisabeth Ziekenhuis
Stichting STG/Health Management Forum
Stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg
(MOBG)
59
Bijlage 5: Organisaties die hebben deelgenomen aande invitational conference
SVGB, kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven voor de specialistische beroepen
Technische Universiteit Delft, faculteit Technische Natuurwetenschappen
Technische Universiteit Delft, faculteit Ontwerp, Constructie & Productie, sectie Mens-
Machine Systemen
Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Biomedische Technologie
Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Technische Natuurkunde
Technische Universiteit Eindhoven, opleiding Klinische Fysica
TNO - Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek
UMC St. Radboud, afdeling Klinische Chemie
Universiteit Twente, opleiding Klinische Technologie
Vereniging van Universiteiten VSNU
Vereniging VNO-NCW
Vrije Universiteit, afdeling Scheikunde en Farmacochemie
Vrije Universiteit, afdeling Fysica en Medische Technologie
60