einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

21
Vliegveld - Brasschaat Betreffende de opmaak van een screening over de impact van het RUP Kwartier Noord op de nabij gelegen Speciale Beschermingszones van de Habitatrichtlijn (SBZ-H) "Klein en Groot Schietveld" en van de Vogelrichtlijn (SBZ-V) "De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld" einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Transcript of einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Page 1: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Vliegveld - Brasschaat

Betreffende de opmaak van een screening over de impact van het RUP Kwartier Noord

op de nabij gelegen Speciale Beschermingszones van de Habitatrichtlijn (SBZ-H) "Klein en Groot Schietveld" en van de Vogelrichtlijn (SBZ-V) "De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot

Schietveld"

einddocument

Impactanalyse Kwartier Noord

Page 2: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

2

Opdrachtgever: I.G.E.A.N.: Directeur Jos Van Hoydonck Contactpersoon: Etienne Symens Tel. 03/350.08.31 Fax: 03/353.34.10 E-mail: [email protected] Studiebureau: Medewerkers:

Geert Meysmans Landschapsarchitect, Kubiekeruimte vzw, docent EHB

Teksten: Geert Meysmans

Met dank aan: Etienne Symens, stedenbouwkundige I.G.E.A.N. Kurt Bisschops, ruimtelijk planner I.G.E.A.N. Jan Moereels, beleidscoördinator grondgebiedszaken gemeente Brasschaat Martine Kenis, stedenbouwkundig ambtenaar Karolien Van Kerckhove, Agentschap voor Natuur en Bos

Page 3: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

3

INHOUD 1.INLEIDING 4 1.1.DOEL EN KADER 4 1.1.1.Algemeen 4 1.1.2.Projectgericht 4 1.1.3.Speciale beschermingszones 5 1.1.3.1.Instandhouding Habitatrichtlijn SBZ-H 5 1.1.3.2.Instandhouding vogelrichtlijn (vogelsoorten) SBZ-V 5 1.1.3.3.Strikt te beschermen soorten van bijlage III 6 1.2. IMPACT VAN HET PLANGEBIED OP DE GEWESTELIJKE INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN 7 2.INGREEP- EFFECTENANALYSE 9 2.1.BIOTIEK 9 2.1.1.Europees beschermde soorten 9 2.1.2 Europees beschermde habitats 10 2.1.3 Regionaal belangrijke flora en fauna 14 2.2.ABIOTIEK 15 2.2.1.Water 15 2.2.1.1.Oppervlaktewater 15 2.2.1.2.Grondwater 15 2.2.2.Bodem en reliëf 16 3.INGREEP-EFFECTENSCHEMA 17 3.1.Gebouwen 17 3.2.Mogelijk rooien van begroeiingen 17 3.3.Mogelijk aanleg van nieuwe bestratingen 17 3.4.Verwachte exploitatie zone voor openbaar nut 17 3.5.Verwachte werktuigen voor de aanleg 17 4.PASSENDE BEOORDELING 19 4.1.NEGATIEVE EFFECTEN 19 4.2.SYNTHESE 19 4.2.1.Compenserende maatregelen 19 4.2.2.Verzachtende of milderende maatregelen 19 4.2.3.Beschermende maatregelen 20 5.GEBRUIKTE LITERATUUR 21

Page 4: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

4

1.INLEIDING

1.1.DOEL EN KADER

1.1.1.Algemeen Deze impactanalyse focust zich op het gebruik en op de trafiek van en rond het plangebied “RUP Kwartier Noord” op de nabijgelegen Europese natuurrichtlijngebieden. Er wordt nagegaan of de mogelijke impact van loodsen en toebehoren significant is op de Speciale Beschermingszones Habitatrichtlijn (SBZ-H) en de Speciale Beschermingszones Vogelrichtlijn (SBZ-V). Emissies:

- een evaluatie van de emissies stikstofoxide (NOx) en zwaveldioxide (SO2) die de (extra) trafiek teweegbrengt.

- de mogelijke uitstoot van PM10 en PM5,2 (fijnstof) wordt hier niet onderzocht. - welke mildering kan worden voorzien?

Licht: - wat is de impact van lichtvervuiling/verstoring t.g.v. trafiek op aanwezige fauna? - welke mildering kan worden voorzien?

Geluid: - welke maximale geluidsverstoring valt te verwachten door trafiek en heeft dit een

effect op de aanwezige fauna? - welke mildering kan worden voorzien?

Visuele verstoring: - welke soorten zijn aanwezig en wat is de impact?

1.1.2.Projectgericht De impactanalyse kadert in de mer-screening RUP Kwartier Noord, een onderdeel van het Klein- en Groot Schietveld in Brasschaat. Kwartier Noord met het vliegveld vormt sedert 1910 een onderdeel van de militaire basis van Maria-ter-Heide. Naast het vliegveld ligt een oefenterrein dat nu grotendeels als natuurgebied wordt gebruikt. Er was een militaire spooraansluiting tussen Kapellen en het vliegveld en een laadplatform voor tanks aanwezig. Het RUP omvat een plangebied met de bouw en verbouwing van loodsen voor ARALEA / AWB, Noorderkempen Actief, ANB en Noordheuvel, toegangswegen en bossen. Het gebied wordt afgesloten om betreding van het nabij gelegen Habitatrichtlijngebied te voorkomen. In de bossen worden geen wandelpaden aangelegd noch recreatie toegelaten. De militaire verbindingsweg met de N117 zal enkel gebruikt worden door het personeel en voor de toevoer en wordt niet opgenomen in het RUP. Brasschaat zal zich engageren om in de concessie die wordt afgesloten rond het gebruik van de weg geen verlichting te voorzien en barelen met toegangsbadge te plaatsen. Indien nodig zullen specifiek milderende maatregelen worden genomen om verstoring (emissies, trafiek, …) naar het aanpalend gebied tot een minimum te beperken. Het vliegveld is in gebruik door de Koninklijke Aeroclub Brasschaat. Vooral in het weekend worden de zweefvliegtuigen en motorvliegtuigen vanuit loodsen over de betonweg naar het vliegveld gereden. De leden en bezoekers van de club bereiken het vliegveld vnl. langs de militaire betonweg en parkeren er in de bermen. Het vliegveld wordt in overleg met de vliegclub beheerd door het ANB. Zij beheren hier met succes de ontwikkeling tot heischraal grasland.

Page 5: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

5

1.1.3. Speciale Beschermingszones (SBZ) 1.1.3.1. Instandhouding Habitatrichtlijn SBZ-H. Het plangebied is gelegen nabij het Habitatrichtlijngebied (HRL) 16, “Klein- en Groot Schietveld” (KGS) “KGS”. Het KGS met volgnummer 16 heeft een gezamenlijke oppervlakte van 2288 ha, waarvan ongeveer 1565 ha Groot Schietveld (GS) en ongeveer 720 ha Klein Schietveld (KS). De SBZ beslaat voor het KS ongeveer 654 ha.

BIJLAGE I- HABITATS IN KGS Vegetaties: - 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten - 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen - 3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met

amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en Isoëtes - 3130 Oligotrofe wateren van het Midden-Europese en peri-alpiene gebied met

Littorella- of Isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevalle oevers (Nanocyperetalia)

- 4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix - 4030 Droge heide (alle subtypen) - 7110* actief (hoog)veen - 7150 Slenken in veengronden (Rhynchosporion) - 91E0* Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion,

Alnion incanae, Salicion albae) - 9190 Oud zuurminnend eikenbos met zomereik op zandbodems

*Prioritaire types BIJLAGE II- SOORTEN IN KGS Zoogdieren: Code: - 1318 Myotis dasycneme – Meervleermuis - 1321 Myotis emarginatus – Ingekorven vleermuis Amfibieën en reptielen: Code: - 1166 Triturus cristatus - Kamsalamander 1.1.3.2.Instandhouding Vogelrichtlijn (vogelsoorten) SBZ-V. Het plangebied is gelegen nabij het Vogelrichtlijngebied 14, “De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld”. Het KGS is een belangrijk broedgebied voor diverse vogelsoorten uit bijlage I van de VRL en heeft een oppervlakte van 4110 ha (de 1665 ha GS mee inbegrepen). Het VRL gebied beslaat ongeveer 247 ha KS. BIJLAGE I- VOGELS SPECIFIEK IN KGS Voormalige broedvogels Verdwenen Huidige broedvogels Grauwe kiekendief (1960) Korhoen* (1981-83) Blauwborst* Grauwe klauwier (1976) Boomleeuwerik* Ortolaan (regio Brecht 1963) ijsvogel Zwarte stern (1970) Kleinst waterhoen Nachtzwaluw* Wespendief Zwarte specht* *vormden criterium voor afbakening VRL-gebied De Maatjes, Wuustwezelheide en GS.

Page 6: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

6

De SBZ-V is van internationaal belang door de overwinterende- en geregeld voorkomende trekvogels. De aanwezigheid van 900 Regenwulpen (Numenius phaeopus) is hierbij vermeldenswaardig (Van Vessem & Kuijken, 1986; Geo-Vlaanderen). Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar hoger genoemde bron. TABEL 1 – OVERZICHT BROEDVOGELS IN KS (Jaarverslag 2009, 2010, waarneming.be) Broedvogels Opmerkingen

Waterhoen Overwinterend aan fortgracht.

Nachtzwaluw Op Rode Lijst van Vlaamse broedvogels

Toename, 12 broedparen in 2009, gevoelig voor intensieve recreatie! Beheer in kader van LIFE DANAH heeft gunstige invloed. Vooral naaldhout en kapvlaktes.

Boomleeuwerik Op Rode Lijst van Vlaamse broedvogels

Stabiel hoog aantal, verkiest droge heide met verspreid bosjes of bomen, specifiek kale zandige plekjes.

Kleine bonte specht Toename broedplaatsen. Nabij plangebied!

Zwarte specht Niet meer bedreigd! Bos met oude bomen, bij voorkeur beuken.

Wespendief Overtrekkend, waarschijnlijk broedvogel, vooral in de oude eikenbossen (parkbos).

Bruine kiekendief Overtrekkend

Blauwe kiekendief Overtrekkend – overvliegend

Grauwe kiekendief ?

Regenwulp Overtrekkend

Blauwborst In natte struwelen.

Ijsvogel Pleisterend aan fortgracht Brasschaat

Waterhoen Overwinterend aan ven

1.1.3.3.Strikt te beschermen soorten van bijlage III en IV Het KGS heeft een hoog regionaal ecologisch belang vanwege het grote aantal wettelijke beschermde planten en dieren en/of regionaal bedreigde soorten zoals de Rode-lijstsoorten. Enkele opvallende voorbeelden: Zeer rijke herpetofauna (reptielen en amfibieën) met belanghebbende populaties van

rugstreeppad, heikikker en de aanwezigheid van de grootste populatie adder in Vlaanderen.

Overwinteren van 6 beschermde vleermuissoorten, waaronder de bedreigde franjestaart. De KGS is een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen.

In het Fort van Brasschaat overwinteren 9 soorten vleermuizen, waaronder de bedreigde Myotis natterei – Franjestaart.

Refuge voor diverse en soms bedreigde plantensoorten als veenorchis, moeraswolfsklauw, zonnedauw en klokjesgentiaan, allen behoren ze tot de heide-, ven- en veenvegetaties.

In 2009 werd door ARCADIS in het kader van LIFE project DANAH een beheerplan Klein Schietveld Brasschaat, Kapellen en Kalmthout opgemaakt. Naast de huidige verspreiding van de Europese habitattypes en de Regionaal belangrijke biotopen vinden we een actuele beoordeling (2009) van de habitattypes volgens de expertgroep. De bevindingen zijn terug te vinden in het beheerplan van ARCADIS.

Page 7: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

7

1.2.IMPACT VAN HET PLANGEBIED OP DE GEWESTELIJKE INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN Het plangebied omvat het terrein van de oude militaire vliegschool binnen de militaire spoorlijnaftakkingen. Het beheerplan Klein Schietveld van ARCADIS geeft het plangebied de beheereenheid VS = Vliegschool en BS = Bos Spoorweg. Op en rond het plangebied komen volgende gebouwen, zones en (her)bestemmingen voor met hun mogelijke impact op de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen: Vliegveld + controletoren: het vliegveld en de wegbermen hebben een potentieel voor

soortenrijk heischrale graslanden op arme bodems (type 6230) en open grasland met met bunt- en struisgras-soorten (type 2330 = belangrijk, zie tabel 2) verwant aan droge heide (type 4030 = zeer belangrijk, zie tabel 2).

Gebouwen en loods te verbouwen in te richten (ARALEA / AWB, Noorderkempen Actief, ANB en Noordheuvel): zie verder RUP Kwartier Noord opgemaakt door IGEAN.

Bunkers te behouden en te herstellen: belangrijk als wintervertrek vleermuizen met een potentieel voor de meervleermuis (type 1318 = belangrijk, zie tabel 2) en ingekorven vleermuis (type 1321 = belangrijk, zie tabel 2). Het herstel van schade of slechte bouwkundige toestand bunkers is toegelaten na onderzoek door een vleermuizen-deskundige, die de impact moet nagaan van werken op de aanwezige vleermuizenpopulaties.

Militaire betonweg = ontsluitingsweg N117: bermen met potentieel voor de ontwikkeling van open graslanden met bunt- en struisgras-soorten (type 2330 = belangrijk, zie tabel 2) verwant aan droge heide (type 4030 = zeer belangrijk, zie tabel 2).

Bossen te behouden en te beheren: gemengde bossen en naaldhoutbossen met een ondergroei die behoort tot het Atlantische zuurminnend beukenbos (type 9120) of het oud zuurminnend eikenbos op zandvlakte (type 9190 = zeer belangrijk, zie tabel 2). Hoge bomen en bomenrijen

Spoorlijn 2 aftakkingen voor exploitatie met railbikes door Kempisch landschap (geen fietsers + ruiters): bermen hebben een potentieel voor soortenrijk heischrale graslanden op arme bodems (type 6230) en open grasland met met bunt- en struisgras-soorten (type 2330 = belangrijk, zie tabel 2) verwant aan droge heide (type 4030 = zeer belangrijk, zie tabel 2).

Wat betreft de HRL-bijlage II soorten kunnen de waterpartijen verder weg van het plangebied geschikte voortplantingsgebieden zijn voor de kamsalamander (type 1166) en een foerageergebied voor de meervleermuis (type 1318 = belangrijk, zie tabel 2). De bossen, heiden en graslanden in de buurt vormen potentieel een deel van het leefgebied van de VRL-bijlage I soorten nachtzwaluw, boomleeuwerik, zwarte specht en wespendief. Over het effectief voorkomen van deze soorten in de buurt van het plangebied zijn er geen gegevens bekend. TABEL 2: beschermde habitats en soorten in de nabijheid van het plangebied.

Habitat-type Code Belang

Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten 2310 Belangrijk

Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen 2330 Belangrijk

Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix 4010 Essentieel

Droge heide (alle subtypen) 4030 Zeer belangrijk

Oud zuurminnend eikenbos met zomereik op zandbodems 9190 Zeer belangrijk

Soorten

Meervleermuis 1318 Belangrijk

Ingekorven vleermuis 1321 Belangrijk

Franjestaart Zeer belangrijk

Page 8: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

8

KAART 1 - habitatkaart met de Europese habitats uit het beheerplan Klein Schietveld van ARCADIS. Beheereenheid VS = Vliegschool en BS = Bos Spoorweg. DONKERGROEN = Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten (type 9190 = zeer belangrijk, zie tabel 2) nabij het plangebied en langsheen de militaire betonweg. LICHTGROEN = open grasland met met bunt- en struisgras-soorten (type 2330 = belangrijk, zie tabel 2) verwant aan droge heide (type 4030 = zeer belangrijk, zie tabel 2) langsheen betonweg.

Page 9: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

9

2.INGREEP - EFFECTENANALYSE De ingrepen nodig om het plangebied RUP Kwartier Noord inclusief de militaire toegangsweg te realiseren en te exploiteren worden onderworpen aan een effecten-analyse: emissies, geluid, licht en visuele verstoring. De analyse omvat in de eerste plaats een beschrijving van de huidige situatie. Dan worden biotische en abiotische factoren beschreven, die binnen de geplande realisatie en exploitatie relevant kunnen zijn. Nadien worden de mogelijke effecten weergegeven en tot slot wordt met behulp van een ingreep-effectenschema getracht de voorziene maatregelen ten opzichte van deze factoren uit te zetten en te beoordelen.

2.1.BIOTIEK Deze impactanalyse is niet gebaseerd op een inventarisatie van soorten vermits de beschikbare en geraadpleegde literatuurbronnen reeds een voldoende beeld geven van de mogelijke voorkomende soorten in, of in de buurt van, het plangebied RUP Kwartier Noord. Er werd in het kader van voorliggende impactanalyse geen uitgebreide vegetatiekartering en vogeltelling binnen de perimeter uitgevoerd.

2.1.1. Europees beschermde soorten 2.1.1.1.Voorkomen Bij de avifauna kan een onderscheid gemaakt worden in „regelmatige gasten” en „onregelmatige doortrekkers” in en rond het plangebied. Als regelmatige gasten worden waterhoen, nachtzwaluw, boomleeuwerik, zwarte specht, kleine bonte specht en wespendief regelmatig gespot (waarnemingen.be). Bij de onregelmatige doortrekkers herkennen we de bruine en blauwe kiekendief en de regenwulp (verder noordelijk rond het vliegveld). Voor de regelmatige gasten (o.a. nachtzwaluw en boomleeuwerik) zijn de heischrale graslanden en de droge heide afgewisseld met stukjes bos ideaal. Ten westen van plangebied vormt het Fort van Brasschaat een geschikte overwinterings-plaats voor vleermuizen. Deze zoogdierengroep slaapt een groot deel van de levenscyclus. Gezien hun hoge mobiliteitsgraad valt te verwachten dat ze in en langs het plangebied zullen foerageren. Dit wordt bevestigd door Versweyveld et.al (2000) die een zevental soorten vermeld: watervleermuis, meervleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger en de rosse vleermuis. 2.1.1.2.Mogelijke effecten Mogelijke effecten situeren zich enerzijds in de uitvoeringsfase waarbinnen de visuele en -geluidsverstoring relevant is. De visuele (licht) verstoring is hier vermoedelijk niet relevant vermits er nu reeds een (militaire) exploitatie van de gebouwen plaatsvindt. De geluids-verstoring is vooral van tijdelijke aard via o.m. de werking van de machines. Mogelijke effecten voor de avifauna in en rond het plangebied zijn verwaarloosbaar omdat er geen vegetatietypes wijzigen. De extra trafiek op de militaire betonweg kan overdag extra verstoring van de broedvogels tot gevolgd hebben. De ingebruikname van gebouwen en militaire betonweg kunnen een negatieve impact hebben op de vleermuizenpopulaties. Beide verstoringsvormen (licht en geluid) zijn te vermelden maar worden genuanceerd vanuit de huidige verstoring waar nu reeds (militaire) exploitatie plaatsvindt. De visuele (licht) verstoring is vermoedelijk niet relevant vermits de gebouwen en loods gedurende de dag zullen worden gebruikt en er geen (straat)verlichting

Page 10: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

10

wordt voorzien langsheen de toegangsweg(en). Binnen het plangebied worden geen bossen gerooid. Mogelijk fungeren deze bossen als verbinding tussen jacht- en nestplaats van vleermuizen. Het rooien kan deze verbindingsroutes verstoren. De militaire betonweg werd zelf niet opgenomen in het RUP Kwartier Noord maar zal door de ingebruikname extra trafiek te verwerken krijgen. Er wordt uitgegaan van extra autoverkeer afkomstig van het personeel en vrachtverkeer in functie van de invulling van de site door ARALEA/AWB, Noorderkempen Actief, ANB en Noordheuvel. 2.1.1.4.Verzachtende of milderende effecten Verzachtende maatregelen worden in het bijzonder meegegeven met het oog op het beschermen van de vleermuizengroep: Geen velling van bossen binnen het plangebied. Uitvoeren van werken doorheen de dag zodat geen onnodige lichtverstoring wordt

veroorzaakt. Eventueel installeren van buitenverlichting aan gebouwen en loods mits voorzien van

bewegingssensor zodat deze enkel aanspringt bij noodzaak. Uitvoeringsfase zo kort mogelijk houden om mogelijke verstoring te minimaliseren in de

tijd. Militaire betonweg bij voorkeur gebruiken tussen zonsopgang en zonsondergang.

2.1.2.Europees beschermde habitats 2.1.2.1. Voorkomen Aan de hand van de BWK, met behulp van de habitatsleutel versie 3 (De Saeger et.al. 2006) werd nagegaan welke mogelijk Europese habitats in en rond het plangebied voorkomen. Ook via het beheerplan Klein Schietveld (LIFE-project DANAH door ARCADIS) werden beschermde habitats gelokaliseerd (zie Tabel 2 beschermde habitats). Het plangebied zelf ligt niet in HRL-gebied. Toch maken de aanwezige bossen volwaardig deel uit van de beschermde habitat “Oud zuurminnend eikenbos met zomereik op zandbodems (type 9190 = zeer belangrijk)”. Daarom wordt in het RUP de ontoegankelijkheid van de bossen opgenomen (geen wandelpaden). Ten oosten van het plangebied ontsluit de militaire betonweg het plangebied met de N117 (Essensteenweg). Hierlangs en ook op het bestaande vliegveld is er een hoge potentie tot ontwikkeling van (hei)schrale graslanden (type 6230 = niet opgenomen in tabel 2), verwant aan droge heide (type 4030 = zeer belangrijk) en open grasland met bunt- en struisgras-soorten (type 2330 = belangrijk). Het vliegveld en de bermen worden vandaag al door het ANB beheerd ifv deze ontwikkeling. De bermen van de militaire weg (deel N117 – bareel) worden regelmatig gebruikt als parkeerstrook, waardoor hier reeds verruiging (bosbraam) optreed.

2.1.2.2.Mogelijke effecten

Mogelijke effecten situeren zich in de uitvoerings- en exploitatiefase en hebben vooral betrekking op de extra trafiek. De uitstoot of emissie afkomstig van gemotoriseerd verkeer heeft mogelijk effect. De bestaande militaire weg wordt in het RUP voorgesteld als ontsluitingsweg van en naar de N117 (Essensteenweg). Er wordt geen verbreding van bestaande wegen of nieuwe (toegangs)wegen voorgesteld, waardoor het ruimtegebruik gelijk blijft.

Page 11: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

11

(1) De impact van de emissies langsheen de militaire betonweg en de Bondgenotenlei kunnen berekend worden via het Calculation of Airpollution from Road traffic (CAR) Vlaanderen model. Niet in deze berekening opgenomen is het huidig gebruik door de militairen en door de leden en bezoekers van de vliegclub. Zo worden vandaag de wegbermen (in HRL-gebied) regelmatig als parkeerstrook gebruikt. TABEL 3: In onderstaande berekening wordt tot op 10m van de wegas van de Bondgenotenlei de emissiebijdrage stikstofdioxide (NO2) berekend als gevolg van een grotere auto- en vrachtwagentrafiek van en naar het plangebied.

Brasschaat: Bondgenotenlei

Snelheidstype: buitenweg

Wegtype: 1

Bomenfactor: 1,25

Afstand tot wegas: 10 m

Fractie verkeersstagnatie: 0

Jaar: 2020

Schalingsfactor emissiefactor middelzwaar verkeer: 1

Berekening plangebied voor de 4 geplande gebruikers:

ARALEA/AWB, Noorderkempen Actief, ANB, Noordheuvel. resp. 200, 10, 16 en 95 personeelsleden;

resp. 25, 10, 15 en 50 personenauto’s (200 voertuigbewegingen)

resp. 25, 1, 4 en 20 bestelwagens (personenauto’s) (100 voertuigbewegingen)

resp. 0, 0, 5 en 5 middelzwaar verkeer (vrachtwagens) (20 voertuigbewegingen)

totaal: 320 voertuigbewegingen, 6% van middelzwaar verkeer (vrachtwagens)

Achtergrondconcentratie Jaargemiddelde emissiebijdrage uit verkeer

Bijdrage ten opzichte van de jaargemiddelde norm

µg/m³ µg/m³ %

NO2 25,5 0,1 0,25%

De evaluatie van de emissies volgens het in het Richtlijnenboek Lucht voorgeschreven significatiekader:

Bijdrage > 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde: beperkte bijdrage

Bijdrage > 3% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde: relevante bijdrage

Bijdrage > 5% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde: belangrijke bijdrage

(2) De mogelijk toename van emissies stikstofoxides (NOx) en zwaveldioxide (SO2) door bijkomende trafiek/machines/gebouwen kan ook bekeken worden vanuit de gevoeligheid van de habitattypes SBZ-H voor verzurende en vermestende deposities. Deze gevoeligheid wordt bepaald op basis van het concept ‘kritische lasten’ (KL). De uitstoot van NOx en niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) leidt tot de vorming van ozon, dat op haar beurt zowel onze gezondheid als de habitattypes kan schaden. De verzuring van het leefmilieu kan een rechtstreeks gevolg zijn van emissie NOx en SO2. Voor Kwartier Noord kan de overschrijding van de KL voor verzuring en vermesting bepaald worden voor 2 depositiescenario’s MIRA en voor 6 landgebruikscenario’s NARA. Dit kan gebeuren op basis van verzurende en vermestende deposities berekend door VMM/VITO met een nieuwe versie van het OPS-model (Vlops.08), landgebruikkaarten van het INBO en gemodelleerde KL voor 8 natuurcategorieën of ecosysteemtypes: zuur grasland, neutraal-zuur grasland, kalkgrasland, cultuurgrasland, natte heide, droge heide, loofbos en naaldbos.

Page 12: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

12

In en rond het plangebied kan de KL berekend worden van enkele potentiele ecosysteem-types, vergelijkbaar met de SBZ-H: Voor de natte en droge heide en voor het (hei)schrale grasland gaan we uit van de KL

zoals berekend door Meykens & Vereecken (2001). Voor de natte en droge bosgebieden gaan we uit van gecorrigeerde KL van Staelens et

al. (2006). Omwille van de hoge graad van bosfragmentatie in Vlaanderen, en de invloed van bosranden op atmosferische depositie en KL, worden ook bosrand specifieke KL en overschrijdingen berekend.

Maximaal KL verzuring en vermesting De KL voor verzuring en vermesting met het oog op het behoud van de biodiversiteit (Wuyts et al. 2009, p. 46) (mediaan (5-percentiek, 95-percentiel)). TABEL 4: De maximaal KL (S) zwavel en maximaal toelaatbare N-depositie voor de 3 meest beïnvloedbare ecosysteemtypes vastgelegd.

Ecosysteemtypes CLmax(S) (zeq ha-1 jaar-1) Clnut(N) (kgN ha-1 jaar-1)

Zuur grasland 2108 (1526 – 2697) 13 (7 – 17)

Droge heide 1938 (1740 – 2223) 11 (8 - 14)

Natte heide 1755 (1665 – 1805) 11 (8,3 – 13,7)

CLmax(S): maximaal KL zwavel, CLnut (N): maximaal toelaatbare N-depositie, Zeq: zuurequivalent Huidige depositie zwavel en stikstof De KL kunnen worden vergeleken met gemeten depositiewaarden in de buurt. In Kapellen heeft de VMM een meetstation waar depositie van S en N wordt gemeten. De gemeten depositie voor grasland in 2009 is gelijk aan de mediane KL voor zuur grasland, deze voor heide ligt hoger dan de mediane waarde, en ook hoger dan 95-percentielwaarde (vergelijk tabellen 4 en 5). Vermesting, de N-depositie in Kapellen (meetnet VMM) bedroeg in 2009 tussen 20 kgN ha-1

jaar-1 voor grasland en 30 kgN ha-1 jaar-1 voor naaldbos. De KL voor vermesting worden hier ruim overschreden (vergelijk tabellen 4 en 5 met figuur 1). TABEL 5: Gemeten verzurende depositie (zeq ha-1 jaar-1) in Kapellen voor verschillende vegetatietypes (bron MIRA-T 2007 Indicatoren).

Gras Heide Loofbos Naaldbos

2105 2375 2402 2813

FIGUUR 1: totale anorganische N-depositie in 2009 Bron: VMM 2009. ‘Zure regen’ in Vlaanderen, Depositiemeetnet verzuring 2009

Page 13: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

13

Verzurende depositie Omschrijving: De verzurende depositie is de totale jaarlijkse atmosferische aanvoer van stikstof en zwavel (NOy-, NHx en SOx-verbindingen) en wordt uitgedrukt in zuurequivalenten per ha (Zeq/ha). Evaluatie: De totale verzurende depositie neemt af in de tijd in beide scenario's. De verzurende depositie bedroeg in 2006 in Vlaanderen gemiddeld 2 854 Zeq/ha. In het REF-scenario daalt dit tegen 2030 met 25 % tot 2 151 Zeq/ha en in het EUR-scenario zelfs met 45 % tot 1 582 Zeq/ha. Het verschil tussen beide scenario's neemt toe in de tijd, van 7 % in 2010 tot 27 % in 2030. Beide scenario's halen gemiddeld over Vlaanderen op tijd de depositiedoelstelling voor 2010. Die doelstelling is afgeleid van de NEC-richtlijn (2 660 Zeq/ha). De langetermijndoelstelling (LTD) van 1 400 Zeq/ha, te bereiken in 2030, wordt in geen van beide scenario's gehaald. Deze doelstellingen/normen zijn niet gebaseerd zijn op KL! In 2030 ligt de gemiddelde depositie in het REF-scenario nog 54 % boven de doelstelling, in het EUR-scenario 13 %. Bijkomende maatregelen bovenop de aannamen uit het EUR-scenario zijn noodzakelijk. Gezien het grote aandeel van de NHx-depositie zal het verzuringsbeleid in Vlaanderen in de toekomst dus nog meer een landbouwbeleid moeten worden en nog nauwer moeten aansluiten bij het mestbeleid. Overschrijding KL verzuring Omschrijving: De KL verzuring is de maximaal toelaatbare depositie per eenheid van oppervlakte voor een ecosysteem zonder dat er - volgens de huidige kennis - verandering in de biodiversiteit optreedt op lange termijn. Deze indicator toont de oppervlakte natuur met overschrijding van de KL verzuring. Evaluatie: De oppervlakte natuur met overschrijding van de KL verzuring neemt af in de tijd in beide scenario's. In 2006 bedraagt het percentage oppervlakte met overschrijding nog 39 %. In het REF-scenario halveert deze oppervlakte tegen 2030 voor alle beschouwde vegetatietypes tot 19 %. In het EUR-scenario is de daling nog sterker tot 6 % van de oppervlakte natuur. Daarmee zijn de inspanningen van het Europa-scenario nog niet voldoende om in 2030 geen overschrijdingen meer te tellen.

Page 14: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

14

In de directe nabijheid van het plangebied en van de betonweg nemen de overschrijdingen van de KL af in de berekende scenario's. Toch blijven in alle scenario's over de volledige zichtperiode overschrijdingen van de KL optreden in de gevoelige habitattypen in de buurt (vooral ten N en NW). Overschrijding KL vermesting Omschrijving: De KL vermesting is de maximaal toelaatbare depositie per eenheid van oppervlakte voor een ecosysteem zonder dat er - volgens de huidige kennis - verandering in de biodiversiteit optreedt op lange termijn. Deze indicator toont de oppervlakte natuur met overschrijding van de KL vermesting. Evaluatie: De oppervlakte natuur met overschrijding van de KL vermesting neemt af in de tijd in beide scenario's. In 2006 bedraagt het percentage oppervlakte met overschrijding nog 87 %. In het REF-scenario daalt deze oppervlakte tegen 2030 voor alle beschouwde vegetatietypes tot 54 %. In het EUR-scenario is de daling nog sterker tot 29 % van de oppervlakte natuur. Daarmee zijn de inspanningen van het Europa-scenario nog niet voldoende om in 2030 geen overschrijdingen meer te tellen. De KL voor vermesting worden in alle berekende scneario's in de buurt van het plangebied over de gehele zichtperiode (2006-2030) overschreden. Dit wil zeggen dat zelfs bij een strikter milieubeleid vermesting door depositie de realisatie van een een goede staat van instandhouding van de aanwezige SBZ zou hypothekeren. Conclusies KL voor verzuring wordt in referentiejaar 2006 in de streek rond het RUP overschreden met 0 – 2000 zeq ha-1 jaar-1. - Ook in de scenario's MIRA_REF en NARA_RR, - RS of RV (verderzetten van huidig

milieubeleid en onafhankelijk van het gekozen ruimtelijk beleid (huidig, scheiding, verweving) zouden in 2030 nog ruime overschrijdingen van de KL optreden in de streek rond Brasschaat.

- Als een strenger milieubeleid wordt uitgewerkt in de toekomst (MIRA_EUR) zou in 2030 de KL niet meer of slechts in beperkte mate overschreden worden in de buurt van het plangebied.

KL voor vermesting wordt in referentiejaar 2006 in de streek rond het RUP overschreden met 5 – 30 kgN ha-1 jaar-1.

- Bij verderzetten van het huidige milieubeleid en onafhankelijk van het gekozen ruimtelijke

beleid zal de toekomst tegen 2030 licht verbeteren, maar in de buurt van het plangebied zou de KL overschreden worden met 5 - 20 kgN ha-1 jaar-1.

- Bij een strenger milieubeleid (MIRA_EUR) zou de situatie sterker vebeteren en zou de overschreiding in de buurt van het plangebied 0 – 10 kgN ha-1 jaar-1 bedragen. Dit is conform met wat heide en zwak gebufferde vennen verdragen, nl. 7 – 10 kgN ha-1 jaar-1.

2.1.3. Regionaal belangrijke flora en fauna Het HRL-gebied Klein en Groot Schietveld nabij het RUP heeft een hoog regionaal belang vanwege het grote aantal wettelijke beschermde planten en dieren en/of regionaal bedreigde soorten zoals de Rode-lijstsoorten.

Page 15: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

15

2.2.ABIOTIEK 2.2.1.Water 2.2.1.1. Oppervlaktewater

2.2.1.1.1.Mogelijke effecten Mogelijke kwaliteitsvermindering van het oppervlaktewater bij de: Aanlegfase.

- lozen, afstroom van verontreinigd water afkomstig van bouwmaterialen (verfwater, cementwater, …).

Exploitatie. - lozingen van afvalwater kunnen de oppervlaktewaterkwaliteit negatief beïnvloeden. - afstroom van vervuild hemelwater afkomstig van wagenpark, wegverharding, daken,

… o.a. mogelijke afstroom van organische stoffen en detergenten naar HRL-gebied - ook verontreiniging in de eventueel aangevoerde gronden kunnen via het grondwater

in het oppervlaktewater terechtkomen.

Mogelijke kwantiteitsvermindering of -verstoring van het oppervlaktewater bij de: Aanlegfase.

- droogtrekken (langdurige bemaling) van werfzone gedurende (delen van) de bouwfase waarbij afpompingskegel verder reikt dan het plangebied.

2.2.1.1.2.Voorgestelde verzachtende of milderende maatregelen Het oppervlaktewater mag onder geen enkele voorwaarde in kwaliteit afnemen als gevolg van de ontwikkeling van het plangebied. Emissies mogen de waterkwaliteitsdoelstellingen van de nabijgelegen waterlopen niet hypothekeren. Mogelijk milderende maatregelen ten aanzien van de kwaliteit van het oppervlaktewater zijn: Aanleg en exploitatie.

- het afvalwater van het plangebied wordt opgevangen in de bestaande riolering via de Bondgenotenlei.

- aanvoer van vervuilde grond is uit den boze. - een koolwaterstoffilter (KWS-filter) voorzien als olie- en benzineafscheider = een

toestel dat dient om ruwe olie uit het afvalwater van parkings, tankstations en carwash af te voeren.

Effecten op de kwantiteit van het oppervlaktewater dienen vermeden te worden. - indien onvermijdelijk gedurende aanleg, afpompingskegel van drainage in reikwijdte

controleren (bijkomend onderzoek noodzakelijk!) en op basis hiervan beperken. - beperking van drainageperiode (in de tijd).

2.2.1.2. Grondwater

Over het grondwater in en in de omgeving van het RUP is relatief weinig geweten. Om concreet uitspraak te kunnen doen over grondwaterdynamiek en -chemie en over gedetailleerde grondwaterstromingen is meer diepgaand onderzoek noodzakelijk. Om de nauwkeurige grondwaterprofielen te kennen dient in een peilbuisraai via peilbuizen het waterpeil (tweewekelijks) te worden gemeten. Op die manier krijgt men een overzicht van de schommelingen tussen hoogst en laagst gemeten grondwaterpeil. Analoog aan het oppervlaktewater wordt ook bij grondwater een onderscheid gemaakt in kwaliteit en kwantiteit.

Page 16: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

16

2.2.1.2.1.Mogelijke effecten

Mogelijke kwaliteitsvermindering van het grondwater: aanvoergrond gebruikt in de eventuele ophoging, die vervuild is of een grote fractie goed

oplosbare mineralen en/of nutriënten bevat, kan de kwaliteit van het grondwater beïnvloeden.

Mogelijke kwantiteitsvermindering of -verstoring van het grondwater bij de: Aanlegfase.

- droogtrekken (langdurige bemaling) van werfzone gedurende (delen van) de bouwfase waarbij afpompingskegel verder reikt dan het plangebied.

Exploitatie. - indien verharde oppervlakte sterk toeneemt zonder lokale infiltratie van het

neerslagwater, kan verlaging van de lokale grondwaterstanden optreden. 2.2.1.2.2.Voorgestelde verzachtende of milderende maatregelen

Het neerslagwater moet binnen het plangebied worden geïnfiltreerd naar het grondwater. Oppervlakkige en dus snelle afvoer van neerslagwater moet maximaal beperkt worden. De grond gebruikt voor eventuele ophoging mag niet vervuild zijn en mag geen grote

hoeveelheden goed oplosbare mineralen (b.v. kalk) of nutriënten (b.v. nitraat) bevatten.

2.2.2.Bodem en reliëf 2.2.2.1.Mogelijke effecten

Grondwerken (ophogingen, graven van bouwput, …) verstoren eventueel het

bodemprofiel. Het bodemprofiel in het plangebied werd reeds verstoord door eerdere initiatieven

(militaire infrastructuur). Wijziging van het reliëf als gevolg van grondwerken.

2.2.2.2.Verzachtende of milderende maatregelen

Indien grondaanvoer noodzakelijk zou zijn, dient er gewaakt over de kwaliteit.

Page 17: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

17

3.INGREEP- EFFECTENSCHEMA 3.1.Gebouwen Het plangebied zelf ligt buiten HRL- en VRL-gebied en veroorzaakt geen rechtstreeks habitat- of soortenverlies. De militaire betonweg loopt als toegangsweg wel gedeeltelijk doorheen de SBZ-H en SBZ-V. Deze wordt vandaag reeds gebruikt door parkerende auto’s, militaire voertuigen en voor het aan- en afrijden van zweef- en motorvliegtuigen.

3.2.Mogelijk rooien van begroeiingen Het effect op het landschap, meer bepaald op beeld en beleving, is weinig significant. De effecten op boombewonende vleermuizen kunnen mogelijk negatief zijn indien vleermuiskolonies in eventuele ‘koloniebomen’ verstoord worden tijdens de werken en hiermee hun verblijfplaats verliezen. Wellicht is dit eerder beperkt tot onbestaand gezien er geen bossen gerooid worden. De effecten op vleermuizen kunnen mogelijk negatief zijn indien (ruige) begroeiing langsheen de militaire betonweg en/of spooraftakking, gebruikt als foerageer- of verbindingselement tussen jacht en verblijfplaats, gerooid wordt.

3.3.Mogelijk aanleg van nieuwe verhardingen De eventuele graafwerken en de beoogde werfbreedte hebben geen direct effect op de bestaande al sterk verstoorde en verdichte bodemstructuur (verhardingen tussen de gebouwen) op het plangebied. Het noodzakelijke grondverzet kan een tijdelijk effect hebben, maar is indirect op de nabijgelegen SBZ-H en SBZ-V. Een direct effect op het landschap wordt niet verwacht omwille van het niet innemen van open ruimte. Het ruimtegebruik leidt dan ook niet tot verlies van beschermde habitats.

3.4.Verwachte exploitatie en trafiek De aard van de te verwachte exploitatie kan direct effect hebben op de SBZ-H in de buurt van het plangebied. Oliën van het vrachtwagen- en machinepark kunnen vanuit het plangebied in het HRL-gebied terechtkomen. Emissies van NO2, NOx en SO2 veroorzaakt door (extra) trafiek, vooral langsheen de militaire betonweg, zullen door de zeer beperkte toename (<0,25% NO2 zie tabel 2) niet significant zijn op de SBZ-H en SBZ-V. De mogelijke exploitatie van verlichting heeft faunistisch bekeken invloed op de omgeving. Momenteel is er echter al verlichting aanwezig. De effecten van bijkomende breed stralende verlichting kan een mogelijk negatieve impact hebben ten aanzien van de aanwezige vleermuizen. De machines nodig voor de inrichting van het plangebied oefenen geen negatief effect uit op bodem, flora en fauna in HRL-gebied. Indien ’s nachts moet gewerkt worden zal bijkomende kunstverlichting noodzakelijk zijn welke een lichtverstoring ten aanzien van de vleermuizengroep in de buurt kan betekenen. Deze activiteiten zijn echter tijdelijk. Geluid kan een negatieve impact hebben op bepaalde zoogdieren en vogels.

Page 18: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

18

TABEL 6: per activiteit wordt een overzicht gegeven van de directe en indirecte effecten. De laatste kolom geeft een waardering voor het belang of de significantie van de te verwachten effecten (effectenvoorspelling).

INGREEP ACTIVITEITEN DIRECTE EFFECTEN INDIRECTE EFFECTEN

SIGNIFICANTIE

Biotische factoren

Aanleg Beplantingen worden niet gerooid. Gebouwen en verhardingen.

Fauna -verlies verblijfplaats en/of verbindings- / foerageerroute vleermuizen -avifauna Landschap/ vegetatie -wijziging landschapsbeeld Fauna -vleermuizen, verlichting (’s nachts).

Landschap/ vegetatie -inname open ruimte -werktuigen

0 0 0 0 t t

Exploitatie Emissies NO2, NOx en SO2 door extra trafiek.

Landschap/ vegetatie -wijziging/verlies SBZ-H

Fauna -vleermuizen -avifauna

0 0 -

Abiotische factoren

Aanleg

Beperkte nieuwbouw en verhardingen.

Water -verontreiniging door aanvoergrond.

Bodem en reliëf -onrechtstreeks Water -toename verharde oppervlakte.

0 t 0

Exploitatie Lozing afval- en neerslagwater. Vrachtwagen- en machinepark.

Water -vervuiling oppervlaktewater. Bodem -vervuiling SBZ-H en SBZ-V

0 0

Legende: + = significant - = vermoedelijk negatieve effecten 0 = niet significant t = tijdelijk effect

Page 19: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

19

4. PASSENDE BEOORDELING

4.1.NEGATIEVE EFFECTEN Samenvatting van de beoordeling van de mogelijk negatieve effecten van het plangebied Kwartier noord. De samenvatting geeft specifieke aandacht aan de soorten en habitats waarvoor het nabij gelegen HRL- en VRL-gebied werd aangewezen voor het Natura 2000 netwerk. Onderstaande tabel zoomt verder in op de negatieve effecten (-) uit tabel 6. TABEL 7: samenvatting van alle negatieve effecten en hun milderende en beschermende maatregelen.

NEGATIEVE EFFECTEN VERZACHTENDE OF MILDERENDE MAATREGELEN

BESCHERMENDE MAATREGELEN

Landschap/vegetatie

Vermoedelijk negatief effect op SBZ-H en SBZ-V mogelijk door heel lichte toename emissies NO2 en NOX vanwege extra trafiek militaire ontsluitingsweg plangebied.

Extra trafiek langsheen militaire ontsluitingsweg bij voorkeur tussen zonsopgang en zonsondergang toelaten. Eventueel extra maaibeurten van bermen en vliegveld uitvoeren in overleg met ANB en vliegclub conform met bestaand beheerplan ANB.

Parkeren op bermen militaire betonweg onmogelijk maken.

Fauna

Vleermuizen Bermen en begroeiingen behouden en versterken door gericht beheer ANB. Geen straatverlichting en vermijden van onaangepaste verlichting plangebied.

Avifauna Open heischrale graslanden afgewisseld door stukjes bos behouden en versterken.

4.2.SYNTHESE

4.2.1.Compenserende maatregelen Het plangebied overlapt niet met een SBZ-H en SBZ-V. Hier worden geen significant negatieve effecten verwacht op de habitats en/of soorten van Europees belang. Er zijn bijgevolg geen compenserende maatregelen noodzakelijk. De geplande extra trafiek via de bestaande militaire betonweg kan vermoedelijk een negatieve impact hebben op HRL- en VRL-gebied. Hier zijn bijgevolg verzachtende en milderende maatregelen van toepassing.

4.2.2.Verzachtende of milderende maatregelen De voorgestelde verzachtende en milderende maatregelen richten zich bijzonder op de mogelijke directe of indirecte impact van de trafiek van en naar het plangebied (toegangswegen – betonweg). Als milderend wordt aanzien een beperking in tijd van de trafiek (bij voorkeur tussen zonsopgang en zonsondergang) en eventueel extra maaibeurten van de wegbermen. Een buffering door aanplanting of ontwikkeling van heggen en/of randstruwelen worden vanuit het Beheerplan Klein Schietveld niet geopteerd.

Page 20: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

20

4.2.3.Beschermende maatregelen Wegbermen als foerageer- of verbindingselement tussen jacht- en verblijfplaats vleermuizen verder versterken. Het parkeren op de bermen van de militaire ontsluitingsweg dient hiervoor verboden te worden. Vermijden van bijkomende breedstralende en felle verlichting en het ongeoorloofd rooien van begroeiingen, in het bijzonder vellen van oude bomen. Een instroom van vervuild oppervlakte- en grondwater naar het HRL- en VRL-gebied dient uitgesloten te worden. Het is daarom zinvol om in het plangebied eigen infiltratiemogelijkheden (droge grachten en/of wadi’s) voor neerslagwater op te nemen. Hierdoor kan verdroging of vernatting worden tegen gegaan.

Page 21: einddocument Impactanalyse Kwartier Noord

Impactanalyse RUP Kwartier Noord Brasschaat Geert Meysmans

21

5.GEBRUIKTE LITERATUUR Lambrechts J. & Stijnen T. (2009) LIFE project DANAH, Beheerplan Klein Schietveld te Brasschaat, Kapellen en Kalmthout. ARCADIS in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Maebe L. (2010) Jaarverslag Klein en Groot Schietveld 2010, Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). De Blust G., Froment A., Kuycken E., Nef L. & Verheyen R. (1985) Biologische Waarderingskaart van België. Algemene verklarende tekst. Min. Volksgezondheid & Gezin. Inst. Hygiëne Epidem, CC BWK. De Pue E., Lavrysen L., Stryckers P., 2005. Milieuzakboekje, leidraad voor de milieuwetgeving in Vlaanderen, Kluwer, CVN. De Saeger, S. , Paelinckx, D., Denys, L., Berten, B., Bosch, H., De Knijf, G., Demolder, H., Erens, G., Guelinckx, R., Lust, P., Oosterlynck, P., Packet, J., Y’Jollyn, F. & Van Ormelingen, J., 2006. Sleutel voor het karteren van NATURA2000 habitats in Vlaanderen, op basis van de karteringseenheden van de Biologische Waarderingskaart. Werkversie 3. Verslag Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.IR.2006.5. 28 pp. Decleer, K. (red.) (2007). Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgische deel van de Noordzee. Habitattypen / Dier- en plantensoorten. Mededeling van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.M.2007.01, Brussel, 584 p. Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP) Brasschaat, Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH), maart/oktober 1996. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Brasschaat, Ontwerpafdeling I.G.E.A.N., 2005. Hygiëne (PIH). Antwerpen Sterckx, G., Paelinckx, D., 2003. Beschrijving van de Habitattypes van Bijlage I van de Europese habitatrichtlijn, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. Van Landuyt, W., Hoste, I., Vanhecke, L., Van den Bremt, P., Vercruysse, W. & De Beer, D., 2006. Atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest. Instituut voor natuur- en bosonderzoek, Nationale Plantentuin van Belgie & Flo.Wer. Vandenbussche, D., 2004. Provinciaal Natuurontwikkelingsplan. Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH). Antwerpen