Duurzaamheid duurt het langst. Onderzoeksuitdagingen voor een ...
EERLIJK DUURT HET LANGST, TOCH? · Lobschat, Rangaswamy & Skiera, 2010), aangezien klantenbinding...
Transcript of EERLIJK DUURT HET LANGST, TOCH? · Lobschat, Rangaswamy & Skiera, 2010), aangezien klantenbinding...
EERLIJK DUURT HET LANGST, TOCH? HET BELANG VAN GEPERCIPIEERDE GELOOFWAARDIGHEID EN
AUTHENTICITEIT BIJ INFLUENCER MARKETING Wetenschappelijke verhandeling
Aantal woorden: 15.750
Chaline Debaene Stamnummer: 01404045
Promotor: Prof. dr. Ini Vanwesenbeeck
Commissaris: Prof. dr. Marijke De Veirman
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Communicatiewetenschappen
afstudeerrichting Communicatiemanagement
Academiejaar: 2018 – 2019
I
Voorwoord
Deze masterproef besluit mijn vijfde jaar als student aan de Universiteit van Gent. Dit laatste jaar,
een combinatie van een voorbereidingsprogramma en een masterjaar Communicatiemanagement,
heeft mij de kans gegeven uit te zoeken welke richting ik nu echt uit wil. Ik heb bevestiging
gevonden in een aantal vakken, in groepsprojecten en ook in het schrijven van deze thesis.
Mijn vorige opleiding, Business Economics Marketing, heb ik tevens afgesloten met een
masterproef en toen was het mij reeds duidelijk dat deze niet uitsluitend tot stand komt door het
werk van één individu. Er zijn steeds verschillende mensen betrokken en geëngageerd. Ik bedank
graag Ini Vanwesenbeeck, die steeds de tijd nam om te begeleiden, tijdens werkcolleges én
daarbuiten. Daarnaast zou ik opnieuw mijn familie en vrienden willen bedanken, die voor een
tweede jaar op rij steun hebben geboden.
Ik heb mezelf bij het schrijven van deze (tweede) masterproef, net zoals vorig jaar, beter leren
kennen. De goede, maar ook minder goede kwaliteiten komen zonder twijfel naar boven. Naar mijn
mening is het steeds een waardevolle oefening die elke student leert werken aan zichzelf.
Tijdmanagement, nauwkeurigheid en grondigheid zijn slechts enkele van die eigenschappen die ik
heb weten bijschaven in deze periode.
II
Abstract
Previous studies on influencer marketing highlight its effectiveness by stating a positive impact on
influencer attitude, brand attitude, eWOM-intentions and purchase intention. However, this
effectiveness is believed to decrease due to heightened consumer persuasion knowledge. The aim
of this study was to evaluate whether influencer marketing could still maintain its effectiveness in
this context through credible eWOM and sponsorship disclosures. An experiment explored the
impact of perceived credibility of sponsored content as well as sponsorship disclosures on
influencer likeability, brand likeabilty, eWOM-intentions and purchase intention, using a moderated
mediation design. Results reveal a significant positive effect of credibility of sponsored content on
influencer likeability. Further, this effect was mediated by an increased perceived influencer
authenticity. Also, despite the lack of a direct main effect of perceived credibility of sponsored
content on brand likeability, there seemed to be a serial indirect effect via perceived influencer
authenticity and influencer likeability, where all variables were positively related. Results reveal a
significant positive effect of credibility of sponsored content on eWOM-intention as well. And again,
this effect revealed to be mediated by an increased perceived influencer authenticity, as well as an
increased influencer likeability. Last, results could not identify a significant direct nor a significant
indirect effect on purchase intention. Neither could they confirm the hypothesized interaction with
sponsorship disclosure. Nonetheless, these findings provide evidence that the perception of
credibility is an important aspect of the effectiveness of influencer marketing, especially when
persuasion knowledge is activated. In an attempt to explain, this study puts forth an increased
perceived influencer authenticity. Further, results illustrate the close connection between influencer
and brand, which adds to the understanding of the inner-workings of influencer marketing and can
potentially aid in the creation of a better and more effective working relationship.
III
Inhoud 2.1. Sociale media marketing................................................................................................. 3
2.2. Influencers & de effectiviteit van eWOM ......................................................................... 5
2.3. Influencer marketing ....................................................................................................... 6
2.4. Persuasieve kennis ......................................................................................................... 8
2.5. Belang van geloofwaardigheid en transparantie ........................................................... 10
2.5.1. Gepercipieerde geloofwaardigheid van de inhoud ................................................. 10
2.5.2. Sponsorlabels ........................................................................................................ 13
2.6. Influencer authenticiteit ................................................................................................. 15
3. Methodologie ....................................................................................................................... 19
3.1. Doel .............................................................................................................................. 19
3.2. Respondenten en design .............................................................................................. 19
3.3. Stimuli ........................................................................................................................... 20
3.4. Manipulatie van de geloofwaardigheid .......................................................................... 20
3.5. Manipulatie van het sponsorlabel .................................................................................. 21
3.6. Meetinstrumenten en procedure ................................................................................... 22
4. Resultaten ........................................................................................................................... 24
4.1. Manipulatiecheck .......................................................................................................... 24
4.1.1. Activatie van persuasieve kennis .............................................................................. 24
4.1.2. Geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud ........................................................ 24
4.2. Influencer likeability ...................................................................................................... 24
4.3. Merk likeability .............................................................................................................. 25
4.4. eWOM-intentie .............................................................................................................. 25
4.5. Aankoopintentie ............................................................................................................ 26
4.6. Influencer authenticiteit ................................................................................................. 26
5. Discussie ............................................................................................................................. 30
6. Beperkingen en suggesties .................................................................................................. 31
8. Referenties .......................................................................................................................... 35
Bijlagen ....................................................................................................................................... 46
A. Pretest.............................................................................................................................. 46
B. Samenvattende tabel manpulatie pretest ......................................................................... 51
C. Vragenlijst ........................................................................................................................ 53
D. Samenvattende tabel manipulatiecheck ........................................................................... 63
IV
Lijst van tabellen
Tabel 1 Willekeurige toewijzing, 4 condities …………………………………………………………..19
Tabel 2 Manipulatie geloofwaardigheid instagrampost pretest ……………………………………..21
Tabel 3 Manipulatiecheck geloofwaardigheid instagrampost ……………………………………….24
Lijst van figuren
Figuur 1 Conceptueel model ....................................................................................................... 18
Figuur 2 Mediatie influencer authenticiteit - influencer likeability ................................................. 27
Figuur 3 Seriële mediatie influencer authenticiteit - influencer likeability - merk likeability ........... 28
Figuur 4 Seriële mediatie influencer authenticiteit - influencer likeability - eWOM-intentie ........... 29
Figuur 5 Effectgrootte influencer likeability vs. merk likeability .................................................... 33
1
1. Inleiding
Influencer marketing, of het betalen van online persoonlijkheden met een groot
volgersaantal op sociale media om een product, merk of bedrijf aan te bevelen (De Veirman,
Cauberghe & Hudders, 2017), combineert schijnbaar de voordelen van native advertising,
celebrity endorsement en productplaatsing. Het fenomeen zou de sceptische attitudes van
de consument omtrent reclame omzeilen en zelfs omdraaien, ervoor zorgen dat men de
aanbeveling meer vertrouwd omdat ze naar hen gecommuniceerd wordt door een
betrouwbare ‘medeconsument’ én mond-tot-mond-reclame en aankoop stimuleren als
gevolg van een identificatieproces (Wojdynski & Evans, 2016; Hartmann & Goldhoorn,
2011; Ashley & Leonard, 2009; Audrezet, De Kerviler & Moulard, 2018; Hill, Provost &
Volinsky, 2006). Het lijkt met andere woorden te goed om waar te zijn.
En dat blijkt ook de realiteit. Bedrijven hebben sociale media massaal erkend als nuttige
marketingtools, waardoor de consument op deze platformen ongezien vaak wordt
geconfronteerd met (al dan niet geïntegreerde of verborgen) reclame en advertenties
(Kaplan & Haenlein, 2010; Brettel, Reich, Gavilanes & Flatten, 2015; Lin and Kim, 2016).
Die frequente blootstelling heeft ervoor gezorgd dat men een uitgebreide persuasieve
kennis kon ontwikkelen die bovendien al geactiveerd zou worden door subtiele contextuele
elementen (Friestad & Wright, 1994; Lee, Cheung, Lim & Ling Sia, 2006; Rotfeld, 2008;
Doh & Hwang, 2009). De consument manipuleren of onbewust overtuigen lijkt met andere
woorden verleden tijd.
Echter, weinig onderzoek focust zich op mogelijke strategieën om de effectiviteit van
influencer marketing te behouden. Men heeft het vaak over de negatieve invloed van de
activatie van persuasieve kennis, die zowel een impact zou hebben op de influencer, het
merk als gedragsintenties (Rozendaal, Lapierre, Van Reijmersdal & Buijzen, 2011;
Wojdynski & Evans, 2016; Evans, Phua, Lim & Jun, 2017). De grote meerderheid van de
auteurs duiden hier op de algemene negativiteit van elke consument ten aanzien van
marketingcommunicatie (Friestad & Wright, 1994; Obermiller & Spangenberg, 1998). Isaac
en Grayson (2017) concludeerden zelfs dat het gebruik van “endorsers” gewoonlijk als een
manipulatieve marketingtactiek wordt beschouwd. Maar een mogelijke oplossing wordt
zelden voorgesteld.
Deze studie probeert hier verandering in te brengen. Op basis van literatuur over de
effectiviteit van persuasieve communicatie en eWOM (electronic word of mouth), wordt het
belang van gepercipieerde geloofwaardigheid voorop gesteld (Wei, Fischer & Main, 2005;
Grayson & Isaac, 2017; Petty & Cacioppo, 1986; Choi & Rifon, 2002; Lim, Radzol, Cheah
& Wong, 2017). Aangezien influencer marketing gebaseerd is op eWOM, en dit gewoonlijk
2
beschouwd wordt als geloofwaardige communicatie (Liu, Jiang, Lin, Ding, Duan, & Xu,
2015), stelt dit onderzoek voor dat, in een context van geactiveerde persuasieve kennis,
gepercipieerde geloofwaardigheid van gesponsorde inhoud de negatieve invloed van die
persuasieve kennis kan reduceren. De impact op zowel influencer likeability, merk
likeability, eWOM-intentie als aankoopintentie wordt onderzocht. Daarnaast wordt
uitgegaan van een mogelijk positieve invloed van sponsorlabelgebruik. Op basis van
bevindingen van onder meer Zhu en Tan (2007) en Cotte, Coulter en Moore (2005),
veronderstelt deze studie dat het gebruik van een sponsorlabel kan bijdragen tot die
verminderde negativiteit ten aanzien van de influencer. Sponsorlabelgebruik wordt
bijgevolg voorgesteld als potentiële moderator.
Verder, en ter verklaring van deze vooropgestelde effecten, beschouwt het onderzoek
gepercipieerde influencer authenticiteit als een mogelijke mediator. De perceptie van
geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud wordt verwacht een positieve invloed uit te
oefenen op die authenticiteit, omwille van de consistentie en openhartigheid van de
communicatie (Moulard, Garrity en Rice, 2015; Wathen & Burkell, 2002; Teng et al. 2014).
De mogelijkheid dat sponsorlabelgebruik in dergelijke gevallen bovendien resulteert in een
hogere perceptie van openheid, transparantie, eerlijkheid en oprechtheid, zoals beschreven
door Abendroth en Heyman (2013) en Chapple en Cownie (2017), en op die manier de
gepercipieerde influencer authenticiteit positief beïnvloed wordt tevens geëvalueerd.
Ook beschouwt deze studie een aantal carry-over effecten, in een poging om eerder
onderzoek die het bestaan ervan concludeerde, te bevestigen (Chung & Cho, 2017; Chu &
Kim, 2011; Reinhard, Messner & Sporer, 2006). Gepercipieerde influencer authenticiteit en
influencer likeability worden beide beschouwd als mediators die het effect op zowel merk
likeability, eWOM-intentie als aankoopintentie mogelijk serieel mediëren.
Als eerste beschrijft dit onderzoek algemene literatuur over het concept van influencer
marketing. Uiteenlopende meningen over het positieve, dan wel negatieve effect van
persuasieve kennis op evaluaties worden tegenover elkaar geplaatst. Dit onderzoek gaat
uit van een potentieel positieve invloed en staaft die redenering met literatuur over het
belang van de gepercipieerde geloofwaardigheid van persuasieve communicatie en
gesponsorde inhoud. Verder wordt nagegaan of de perceptie van influencer authenticiteit
dit effect kan verklaren. De hypothesen worden getest door middel van een online
experiment, waarvan de resultaten worden besproken. Een discussie concludeert het
onderzoek en stipt theoretische en praktische implicaties aan. Er wordt ingegaan op een
aantal methodologische beperkingen, alsook suggesties voor verder onderzoek.
3
2. Literatuurstudie
2.1. Sociale media marketing
In de gedigitaliseerde maatschappij én bedrijfscontext van vandaag is een online
aanwezigheid essentieel. Heinze en Hu (2006) stellen namelijk dat consumenten,
bedrijfspartners, en dergelijke, steeds vaker online op zoek gaan naar informatie,
interactiviteit en diensten, waardoor percepties van ondernemingen in grote mate online
worden gevormd en men als bedrijf een opportuniteit heeft om de directe conversatie met
klanten, professionele partners, concurrentie, enzovoort aan te gaan. Sociale media blijken
hier een belangrijke positie in te nemen. Ze worden enerzijds door de consument als
informatiekanalen gebruikt (Westerman, Spence & Van Der Heide, 2014) en anderzijds
door bedrijven ingezet als tools om merken te promoten en er communities van
consumenten rond te creëren (Kaplan & Haenlein, 2010). Ze beschikken namelijk over een
aantal unieke eigenschappen die hen uitzonderlijk geschikt maken als informatiebron én
als marketingtool. Brogan (2010) beschrijft in dat opzicht de toegankelijkheid en
schaalbaarheid van deze platformen.
Bovendien geldt de perceptie dat sociale media fundamenteel gebouwd zijn op participatie,
samenwerking, informatiedeling en informatieco-creatie (Erdoğmuş & Cicek, 2012). Het
relatie-georiënteerd karakter van deze platformen geeft bedrijven de mogelijkheid om op
grote schaal toch intimiteit en engagement te creëren bij hun consumenten (Mersey,
Malthouse & Calder, 2010). Eerder onderzoek merkt op dat customer relationship
management zo een online component krijgt (Hennig-Thurau, Malthouse, Friege, Gensler,
Lobschat, Rangaswamy & Skiera, 2010), aangezien klantenbinding steeds vaker online
wordt ingezet (Heinze & Hu, 2006).
Weinberg en Pehlivan (2011) hebben het over een andere soort munteenheid en
beschrijven hoe uitgaven in het kader van sociale media marketing op een andere manier
geclassificeerd worden dan het geval is bij traditionele media. Zij stellen dat budget voor
media zoals televisie en radio (de traditionele kanalen) steeds als een kost of een uitgave
wordt gecategoriseerd, terwijl men met betrekking tot sociale media over een sociale of een
relatie-gebaseerde munteenheid praat. Hiermee bedoelt men dat in het geval van sociale
media men eerder investeert in plaats van uitgeeft, en dit in het bouwen en onderhouden
van relaties en interacties (Hudson, Huang, Roth & Madden, 2016). Op die manier zou men
hetzelfde budget spenderen, maar er mogelijk langer voordelen uit halen in de vorm van
consumenten die hun eigen boodschap gerelateerd aan het merk of het bedrijf uitdragen
en verspreiden (mond-tot-mond reclame).
4
Sociale media bieden met andere woorden heel wat mogelijkheden om marketing anders
en bovendien effectiever aan te pakken (Hanna, Rohm, & Crittenden, 2011). Sociale media
marketing zou namelijk bijdragen tot een duidelijkere merkidentiteit, een betere merkkennis
en effectievere communicatiestromen (Tiago & Veríssimo, 2014). Verder onderstrepen Kim
en Ko (2010) en Erdoğmuş en Cicek (2012) de potentieel positieve impact van een sociale
media marketingstrategie op de reputatie van een merk en op merkloyaliteit, omwille van
een verhoogd engagement bij de klant (Dijkmans Kerkhof & Beukeboom, 2015; Trusov,
Bucklin & Pauwels, 2009). Daarnaast zou het een “buzz” en mond-tot-mond reclame
gerelateerd aan het merk kunnen genereren (Whitla, 2009), en dit in grotere mate dan bij
traditionele marketingstrategieën dankzij een verhoogd responspercentage bij de klant
(Trusov, Bucklin & Pauwels, 2009). Op die manier zorgt sociale media marketing ervoor dat
men nieuwe klanten bereikt via bestaande (Kumar, Bhaskaran, Mirchandani & Shah, 2013).
Parise, Guinan en Weinberg (2008) beschrijven hoe die effectiviteit in grote mate wordt
beïnvloed door het persoonlijke karakter ervan. Zij halen aan dat authenticiteit,
menselijkheid, interactie en een bepaalde kwetsbaarheid essentiële aspecten zijn van
sociale media en dat bedrijven bijgevolg hun drang tot verkopen moeten loslaten op deze
kanalen. Weinberg en Pehlivan (2011) bespreken in dat opzicht het belang van een “human
voice”, in tegenstelling tot een “corporate voice” om de consument effectief te benaderen.
Volgens Ozdora-Aksak en Atakan-Duman (2015) gaan bedrijven hier dan ook vooral de
‘zachtere’ kant van hun corporate identiteit proberen te communiceren: het puur
commerciële wordt op de achtergrond geplaatst, in het voordeel van een meer menselijke
benadering. Beukeboom, Kerkhof en de Vries (2015) stellen tevens dat bedrijven steeds
vaker informeel en conversationeel communiceren op sociale media, wat ervoor zorgt dat
men inderdaad menselijker en meer echt overkomt (Park & Cameron, 2014).
Echter, zolang een bedrijf met de consument communiceert in die professionele gedaante,
blijft de gedeelde informatie natuurlijk een zekere commerciële ondertoon hebben, wat
nefast is voor de effectiviteit van sociale media marketing. Consumenten blijken namelijk
steeds minder bereikbaar voor merken en hun marketingcommunicatie (ook op sociale
media), omwille hun algemene weerstand tegen reclame (Friestad & Wright, 1994;
Obermiller & Spangenberg, 1998). Fransen, Smit en Verlegh (2015) halen diverse motieven
aan waaronder het willen beschermen van eigen beslissingsvrijheid, vermijden van
verandering en vermijden van misleiding. Men zou als gevolg ervan persuasieve
communicatie vermijden, contesteren, bewust anders interpreteren en verwerken en
bestaande of huidige attitudes versterken.
5
2.2. Influencers & de effectiviteit van eWOM
Het gebruik van influencers in het kader van sociale media marketinginitiatieven omzeilt dit
probleem en is er bovendien in geslaagd een relatief authentiek imago op te bouwen:
dergelijke communicatie wordt gewoonlijk als meer oprecht, authentiek, betrouwbaar en
geloofwaardig gezien (Brown, Broderick & Lee, 2007; Weinberg & Pehlivan, 2011). Die
perceptie houdt verband met de kenmerken die inherent zijn aan elke zogenaamde
influencer. Ze worden namelijk beschreven als online persoonlijkheden, die op Facebook,
Instagram, Twitter, en dergelijke, een groot aantal volgers hebben verzameld en bovendien
beschouwd worden als betrouwbare opinieleiders (De Veirman, Cauberghe & Hudders,
2017). Influencers hebben een grote invloed op de meningen en attitudes van hun volgers
en zouden zelfs een rol spelen in het vormgeven ervan (Glucksman, 2017).
Eerder onderzoek legt uit door hier te duiden op de verregaande communicatie die men
onderhoudt met volgers. Influencers delen vaak veel van hun persoonlijke leven, wat er
volgens Hill, Provost en Volinsky (2006) voor zorgt dat andere consumenten zich met hen
kunnen identificeren. Daarnaast geeft de directe interactie volgers de indruk een
vriendschap te ontwikkelen met de influencer, waardoor ze sneller geneigd zijn hem/haar
te vertrouwen en zijn/haar keuzes over te nemen (Hartmann & Goldhoorn, 2011). Zoals
real-life vrienden elkaars interesses en gedragingen beïnvloeden, zo zouden influencers
een gelijkaardige invloed hebben op hun volgers (Colliander & Dahlen, 2011). Hoewel het
in realiteit om een eenzijdige relatie of een parasociale interactie gaat (Lee & Watkins,
2016), krijgen volgers toch de illusie dat de influencer een vriend of een kennis is.
Influencers positioneren zich namelijk als gewone consumenten en bevelen in die gedaante
producten, diensten en merken aan. Volgers percipiëren die communicatie vervolgens als
mond-tot-mond reclame of eWOM (electronic word of mouth; Liu, Jiang, Lin, Ding, Duan, &
Xu, 2015).
Auteurs beschouwen die eWOM als een belangrijke factor in consumentenbeslissingen.
Het heeft de manier waarom de gemiddelde consument aankoopbeslissingen maakt
volledig veranderd, aangezien men nu uiterst gemakkelijk en snel product -en
merkinformatie kan uitwisselen met vrienden, kennissen en andere persoonlijke contacten
(Graham & Havlena, 2007). Goldsmith en Clark (2008) stellen bovendien dat “informatie
dat wordt verkregen door interpersoonlijke communicatie” een groter effect heeft op
besluitvorming, dan traditionele reclametechnieken. De Veirman, Cauberghe en Hudders
(2017) gaan akkoord en concluderen dat consumenten een aanbeveling, een mening of
een attitude ten aanzien van een bepaald product, dienst of bedrijf gemakkelijker
aannemen, meer authentiek en geloofwaardig vinden en meer vertrouwen wanneer deze
6
naar hen gecommuniceerd wordt door een andere (al dan niet schijnbare) consument, in
tegenstelling tot een marketeer of een bedrijf. Dit vertrouwen komt voort uit de perceptie dat
medeconsumenten niets te verdienen hebben aan gedrag dat mogelijk resulteert uit die
eWOM (attributietheorie, Kelley, 1967).
Bedrijven hebben hierin een opportuniteit gezien om, in vergelijking met traditionele
reclame, effectiever met hun klanten te communiceren, hun boodschap een groter publiek
te geven, meer engagement te creëren en uiteindelijk meer te verkopen, aangezien de kans
dat de consument het gedrag van de influencer zal overnemen of kopiëren groter is
(Glucksman, 2017). Pöyry, Parvinen en Malmivaara (2013) concluderen bijvoorbeeld een
significant effect van positieve eWOM op aankoop(intentie). Kudeshia en Kumar (2017)
gaan akkoord en stellen bovendien dat het een positieve invloed zou hebben op attitudes
ten aanzien van het merk waarover gecommuniceerd wordt. Daarnaast bespreken Swani,
Milne en Brown (2013) een positieve impact op merktoewijding enerzijds en eWOM-intentie
anderzijds. Ook Royo-Vela en Casamassima (2011) concluderen dat positieve eWOM de
intentie tot eWOM vergroot, alsook dat het een belangrijke rol speelt in
consumententevredenheid.
2.3. Influencer marketing
Influencer marketing is in essentie het betalen van influencers om een onderneming,
producten of diensten aan te prijzen bij hun volgers, waardoor de berichten die door
influencers gepost en gedeeld worden binnen het kader van influencer marketing gezien
kunnen worden als gesponsorde inhoud (Brown & Hayes, 2008). Meer specifiek worden
deze influencers betaald om een product of dienst te gebruiken, er lovend over te spreken,
het merk aan te bevelen, enzovoort. Bedrijven maken zo handig gebruik van het ‘merk’ of
de persoonlijkheid van de influencer als lichamelijke representatie van hun merk en hun
corporate identiteit: het “halo-effect” zorgt ervoor dat deze waarden geassocieerd worden
met hun producten en merk, waardoor men aantrekkelijker overkomt op het doelpubliek
(Djafarova & Rushworth, 2017). Bovendien heeft de gemiddelde consument de neiging om
menselijke persoonlijkheidskenmerken toe te schrijven aan merken (Kim & Lehto, 2013).
Een merk met de ‘juiste’ persoonlijkheid wordt dan positiever geëvalueerd, in die zin dat
men er een relatie mee wenst op te bouwen. Door middel van influencer marketing zouden
bedrijven een ‘voorverpakte’ persoonlijkheid suggereren waarmee de ‘juiste’ consument
zich kan identificeren en vervolgens interageren in de vorm van eWOM, aankoop en
dergelijke. Brown en Maxwell (2002) gaan akkoord en beschrijven hoe de influencer kan
gezien worden als een extensie van het merk of zelfs een personificatie van het bedrijf.
7
Het concept doet denken aan een het fenomeen van celebrity endorsement, waarbij men
eveneens probeert om de consument op een efficiëntere manier te bereiken met
commerciële content. Bovendien selecteert men deze beroemdheden tevens op basis van
de kenmerken die men graag zou overgedragen zien naar het merk of het bedrijf (Chung &
Cho, 2017; Jones & Schumann, 2000). Celebrity endorsement maakt dus op een
vergelijkbare manier gebruik van persoonlijkheden die een bepaalde status bezitten en
vaak als geloofwaardige bronnen worden beschouwd, omwille van hun gepercipieerde
aantrekkelijkheid, expertise of betrouwbaarheid (Dom, binti Ramli, Chin & Fern, 2016;
Friedman & Friedman, 1979). Literatuur verwijst ook hier, net zoals bij influencer marketing,
naar de parasociale relatie die sommige consumenten ontwikkelen met bepaalde
beroemdheden, waardoor ze gemakkelijker informatie, meningen, attitudes en gedrag
zouden overnemen (Chung & Cho, 2017). Eerder onderzoek beschrijft dan ook
gelijkaardige effecten van celebrity endorsement op attitudes ten opzichte van het product
(Knoll & Matthes, 2017), het merk (Wang & Scheinbaum, 2018) en op aankoopintentie
(Wang, Cheng & Chu, 2013). Echter, influencers of “micro-celebrities” zouden dankzij een
nog nauwere band en interactie effectiever zijn dan “celebrity endorsers” (Ryan, 2019;
Khamis, Ang & Welling, 2017). Biswas, Biswas en Das (2006) beschrijvers hoe influencers
of “peer endorsers” een hogere expertise en betrouwbaarheid worden toegeschreven als
gevolg daarvan, waardoor ze een competitief voordeel hebben ten opzichte van “celebrity
endorsers” (Kapitan & Silvera, 2016).
Verder vergelijken Audrezet, De Kerviler en Moulard (2018) influencer marketing met
productplaatsing en native advertising en beargumenteren door te stellen dat men
doelbewust een product integreert in redactionele media-inhoud. Bijgevolg concluderen zij
dat influencer marketing grotendeels dezelfde voordelen geniet als productplaatsing, zoals
een verhoogde merkherinnering, verbeterde merkattitude, gestegen merkkeuze en
aankoopintentie, dewelke volgens Russell en Stern (2006) te wijten zijn aan de presentatie
van de producten of diensten in realistische en herkenbare gebruiksomstandigheden,
waarin de consument zich als het ware zou kunnen projecteren. Bovendien zou de subtiliteit
en integratie in andere content ervoor zorgen dat het als minder agressief wordt beoordeeld
(Abidin, 2016; Boerman, Willemsen & Van Der Aa, 2017). De consument zou geen
persuasieve intentie percipiëren aangezien niet het merk of het bedrijf communiceert, maar
wel een (schijnbaar) onafhankelijke derde partij (Hoofnagle & Meleshinsky, 2015;
Wojdynski & Evans, 2016). Bovendien zou men een bepaald niveau van geloofwaardigheid
en betrouwbaarheid ontlenen van de bron die de commerciële boodschap communiceert
en van de context waarin gecommuniceerd wordt, waardoor de consument deze
communicatie meer zou vertrouwen (Wojdynski & Golan, 2016).
8
Influencer marketing blijkt met andere woorden een manier te zijn om de sceptische
attitudes van de consument ten aanzien van reclame en marketingcommunicatie te
omzeilen en dit door de commerciële intentie ervan te maskeren (Ashley & Leonard, 2009;
Taylor, 2017). Velen beschouwen deze vorm van marketing als onethisch omdat de
consument op die manier gemanipuleerd zou worden. Boerman, Van Reijmersdal en
Neijens (2014) concluderen dan ook een grote behoefte aan een re-evaluatie van de
(ethische) richtlijnen omtrent sociale media influencer marketing. Consumenten moeten
volgens hen expliciet geïnformeerd worden over de commerciële inhoud van berichten op
sociale media, opdat ze niet gemanipuleerd of misleid worden in hun gevoelens, meningen,
attitudes of gedrag betreffende bepaalde producten, diensten of merken (Boerman,
Willemsen & Van Der Aa, 2017). Richtlijnen van de Raad voor de Reclame stellen nu ook
specifiek dat commerciële inhoud op sociale media, gepost door online influencers niet
misleidend mag zijn en bovendien duidelijk herkenbaar en eerlijk moet zijn (Raad voor de
Reclame, 2018). Onder andere sponsorlabels, zoals #reclame, #gesponsord, en dergelijke,
worden voorgesteld om de kans dat de betrokken consument bewust wordt van de
gesponsorde inhoud te verhogen. Er werd reeds aangetoond dat de verwoording hier een
belangrijke rol speelt. “Paid ad” en “Sponsored” blijken bijvoorbeeld beter te werken dan
“SP” (Evans, Phua, Lim, & Jun, 2017). Volgens Boerman, Van Reijmersdal & Neijens (2014)
heeft ook timing een invloed: voor dynamische berichten (zoals filmpjes) worden labels
beter opgemerkt wanneer ze voor of tijdens de inhoud te zien zijn, in vergelijking met erna.
2.4. Persuasieve kennis
Echter, uit onderzoek blijkt dat de consument de commerciële intentie van persuasieve
communicatie steeds vaker weet te ontmaskeren, ook zonder de aanwezigheid van een
sponsorlabel bijvoorbeeld. De mogelijkheid tot manipuleren of onbewust overtuigen van de
consument zou als gevolg daarvan drastisch aan het verminderen zijn. Een verklaring kan
gevonden worden in de ontwikkeling van een uitgebreide persuasieve kennis, die de
consument van vandaag ertoe in staat stelt vele vormen van marketing te herkennen,
waaronder ook verborgen reclame (Boerman, Willemsen, Van Der Aa, 2017; Evans & Park,
2015). Men leerde deze te onderscheiden van redactionele inhoud, men leerde
marketingtactieken te herkennen, enzovoort (Boerman, Willemsen, Van Der Aa, 2017).
Persuasieve kennis ontwikkelt zich namelijk naarmate men in contact komt met
verschillende vormen van commerciële inhoud, die al dan niet geïntegreerd is in andere
content (Friestad & Wright, 1994; John, 1999). En in de digitale wereld van vandaag is de
frequentie waarmee de gemiddelde consument dagelijks naar verschillende sociale media
platformen grijpt nooit eerder gezien (Thackeray, Neiger, Hanson & McKenzie, 2008),
9
alsook de prevalentie van sociale media marketing (Brettel, Reich, Gavilanes & Flatten,
2015; Lin and Kim, 2016), waardoor elke consument reeds veel ervaring heeft met het
omgaan met persuasieve communicatie. Ondertussen zorgen elementen zoals het expliciet
vermelden van een merknaam (Rotfeld, 2008), overwegend positief communiceren over
een product of een merk (Doh & Hwang, 2009), een algemene verhoogde alertheid en
kritische ingesteldheid met betrekking tot productplaatsing (Lee, Cheung, Lim & Ling Sia,
2006), enzovoort er al voor dat de persuasieve kennis van de consument wordt geactiveerd.
Over het algemeen blijkt dat die activatie steeds vaker gebeurd (Boerman, Van Reijmersdal
& Neijens, 2014; Campbell, Mohr & Verlegh, 2013), waardoor men de persuasieve agent
of influencer er ook steeds sneller van verdenkt te communiceren met commerciële
motieven (Liljander, Gummerus & Söderlund, 2015).
De grote meerderheid van de literatuur over persuasieve kennis stelt dat de activatie ervan
steeds resulteert in negativiteit ten aanzien van de persuasieve inhoud. Deze auteurs
beschouwen persuasieve kennis als een wapen tegen reclame. Rozendaal, Lapierre, Van
Reijmersdal en Buijzen (2011) beschreven een cognitieve en affectieve component van
persuasieve kennis die er beide voor zouden zorgen dat men zich beschermt tegen
marketingtactieken verscholen in redactionele inhoud. Het cognitieve aspect refereert naar
het cognitieve verweer van de consument, zoals het herkennen van commerciële inhoud in
een redactionele context, het opmerken van de persuasieve intentie van die inhoud,
enzovoort. Het affectieve aspect verwijst dan naar de attitudewijziging die daar mee
gepaard zou gaan. Rozendaal et al (2011) herhalen de bevinding van eerder onderzoek
omtrent de neiging van consumenten om reclame niet leuk te vinden, niet te vertrouwen of
te geloven. Zij gaan er met andere woorden ook van uit dat het herkennen van persuasieve
technieken (cognitieve component), steeds uitmondt in een soort weerstand via de vorming
van sceptische attitudes (affectieve component).
Die negativiteit heeft volgens eerder onderzoek niet alleen een impact op de perceptie van
de persuasieve communicatie zelf, maar zou ook verregaande gevolgen hebben voor de
actoren die communiceren. Men zou namelijk, naast de inhoud, ook de influencer en het
merk beoordelen betreffende zijn/haar motieven en doelstellingen (Friestad & Wright,
1994). Bijgevolg zou de activatie van persuasieve kennis tevens influencer -en merk-
gerelateerde gedachten, gevoelens en gedrag beïnvloeden. Auteurs hebben het onder
meer over een negatieve impact op influencerattitudes, de attitude ten opzichte van de
gesponsorde post en de eWOM-intentie (Carr & Hayes, 2014; Hwang & Jeong, 2016;
Boerman, Willemsen & Van Der Aa, 2017). Verder beschrijven Campbell, Mohr en Verlegh
(2013) hoe de activatie van persuasieve kennis, ervoor kan zorgen dat men “corrective
action” onderneemt. Men rapporteerde een lagere merkherinnering, wat volgens hen
10
suggereert dat men zich verweert tegen ongewenste commerciële en persuasieve
pogingen door het merk zelfs niet op te nemen in het geheugen. Omgekeerd, concluderen
andere auteurs een verhoogde merkherinnering, maar ook hier zou de activatie van
persuasieve kennis uiteindelijk ook resulteren in negativiteit, en dit in de vorm negatievere
merkattitudes en een lagere aankoopintentie (Evans, Phua, Lim & Jun, 2017; Wojdynski &
Evans, 2016).
2.5. Belang van geloofwaardigheid en transparantie
2.5.1. Gepercipieerde geloofwaardigheid van de inhoud
Opmerkelijk is dat Boerman, Van Reijmersdal en Neijens (2012) zich distantiëren van de
gedachte dat persuasieve kennis steeds weerstand en afkeer ten opzichte van reclame
teweeg brengt. Zij beschrijven dat het herkennen van de commerciële inhoud of de
persuasieve intentie van gesponsorde inhoud niet voldoende is om attitudes te
beïnvloeden. Volgens hen dient er zich een bepaald wantrouwen te ontwikkelen, vooraleer
attitudes wijzigen. Met andere woorden, conceptuele persuasieve kennis op zich zou geen
effect hebben op attitudes ten aanzien van de communicatie, de influencer of het merk. Het
is de affectieve component die hier het verschil maakt. Deze conclusie sluit aan bij de
inzichten van Grayson en Isaac (2017) die duiden op het belang van de beoordeling van de
marketingtactieken die het effect van persuasieve kennis differentieert. Zij stellen dat
wanneer de consument een tactiek als ongeloofwaardig beoordeelt, activatie van
persuasieve kennis inderdaad een negatieve evaluatie tot gevolg heeft. Maar zij
concluderen ook dat geactiveerde persuasieve kennis in het geval van een zeer
geloofwaardig gepercipieerde tactiek in een positieve evaluatie resulteert. Deze bevinding
suggereert met andere woorden dat de activatie van persuasieve kennis niet steeds
wantrouwen induceert en dat de perceptie van het doelpubliek betreffende de gebruikte
persuasieve technieken van belang is om de reactie op en evaluatie van persuasieve
inhoud volledig te begrijpen.
Dit sluit bovendien aan bij de oorspronkelijke definiëring van Friestad en Wright (1994) die
concludeerden dat persuasieve kennis enerzijds gebruikt wordt om reclame te herkennen
en anderzijds te beoordelen en erop te reageren. Hun “change-of-meaning”-principe stelt
dat het herkennen van reclame resulteert in een betekeniswijziging (van niet-commercieel
naar commercieel), die vervolgens aanzet tot een evaluatie van de persuasieve
competentie van de reclame, zoals de effectiviteit en de gepastheid ervan. Men zou
bijvoorbeeld kijken naar de zogenaamde persoonlijkheidskenmerken van de boodschap
11
(zoals assertief of timide, warm of koel, oppervlakkig of diepgaand) om die evaluatie vorm
te geven. Deze auteurs suggereerden met andere woorden al aan dat aspecten zoals de
geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en eerlijkheid van communicatie van belang zijn voor
de evaluatie ervan, voor de onmiddellijke reactie en voor evaluaties van betrokkenen.
Echter, eerder onderzoek heeft aangetoond dat de consument in de context van sociale
media marketing een gebrek aan betrouwbaarheid ervaart. Hoewel sociale media voorheen
een betrouwbare reputatie hadden (Westerman, Spence & Van Der Heide, 2014), beschrijft
Heinonen (2011) de groeiende twijfel van consumenten omtrent de geloofwaardigheid van
eWOM op deze platformen. Bruns (2003) beschrijft in deze context het concept van
“gatewatching”, waarbij de consument steeds vaker zelf informatie op het internet moet
beoordelen op vlak van geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en dergelijke, omdat
professionele “gatekeepers” ontbreken of men ze simpelweg omzeilt. Hij haalt aan dat
iedereen ondertussen zelf informatie kan creëren en verspreiden, waardoor communicatie
op deze platformen over het algemeen inboet aan gepercipieerde betrouwbaarheid
(Sundar, 2008).
Dit onderzoek stelt dan ook dat influencers zich moeten engageren tot het verspreiden van
geloofwaardige persuasieve eWOM, opdat influencer marketing zijn effectiviteit zou kunnen
behouden. Literatuur beschrijft namelijk hoe die perceptie van geloofwaardigheid in
verband staat met evaluaties van de actoren die communiceren, alsook met
gedragsintenties als gevolg van die communicatie. Eerder onderzoek stelt bijvoorbeeld dat
er een sterk verband bestaat tussen dat wat gecommuniceerd wordt en wie er precies
communiceert. Auteurs tonen een positieve relatie aan tussen de gepercipieerde
geloofwaardigheid van de bron en de gepercipieerde geloofwaardigheid van de informatie
(Brown, Broderick & Lee, 2007; Wathen & Burkell, 2002). Beide concepten zouden met
andere woorden een wederzijdse invloed ondervinden van elkaar. Het “affect transfer”-
mechanisme van Baker (1999) beschrijft verder hoe een negatieve attitude ten aanzien
van persuasieve communicatie overgedragen wordt en resulteert in negatieve attitudes ten
aanzien van de communicator. Omgekeerd, tonen Kapitan en Silvera (2016) aan dat
wanneer communicatie als geloofwaardig wordt beschouwd, dit doorsijpelt naar de bron.
En dat is uiteraard wat influencer marketing wil bereiken, aangezien het de receptiviteit van
de consument beïnvloedt en bovendien een impact kan hebben op het merk (Teng, Wei
Khong, Wei Goh & Yee Loong Chong, 2014; Choi & Rifon, 2002).
De “source credibility theory” van Hovland en Weiss (1951) definieert gepercipieerde
geloofwaardigheid van de bron gewoonlijk als bestaande uit drie elementen, waaronder
expertise, betrouwbaarheid en ervaring. Ervaring refereert hier naar de mate waarmee de
12
bron of persuasieve agent (of influencer) vertrouwd is met het product of de dienst die wordt
aanbevolen uit eigen ervaring (Martin en Lueg, 2013). Hovland, Janis & Kelley (1953)
definiëren expertise als de gepercipieerde competentie van de persuasieve agent om
accurate en valide informatie te verschaffen. Betrouwbaarheid verwijst naar zijn/haar
motieven, die eerlijk moeten zijn, zonder enige basis van manipulatie of misleiding
(Ohanian, 1991). Onder andere Wathen en Burkell (2002) en Teng et al. (2014) omschrijven
hoe een geloofwaardige bron percepties van betrouwbaarheid, nuttigheid en
aantrekkelijkheid positief beïnvloedt. Die aantrekkelijkheid refereert zowel naar het fysieke
als naar concepten zoals vertrouwdheid, likeability en gepercipieerde similarity (McGuire
1969). Likeability wordt daarbij omschreven als een bepaalde vorm van affectie voor de
bron als gevolg van zijn/haar fysiek voorkomen of gedrag. Deze conceptualisering sluit aan
bij de bevinding van Barcelos, Dantas en Sénécal (2018), namelijk dat de gepercipieerde
geloofwaardigheid van de informatie de emoties van de ontvanger op een positieve manier
blijkt aan te spreken, waardoor men de bron vervolgens gunstiger evalueert. Kapitan en
Silvera (2016) verklaren door te wijzen op een identificatieproces, waarbij die perceptie
gebruikt wordt als heuristiek om een oordeel te vellen over de bron (Petty & Cacioppo,
1986).
H1a: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud een positief effect op influencer likeability, in
vergelijking met laag-geloofwaardige gesponsorde inhoud.
Verder heeft onderzoek in het verleden geconcludeerd dat de gepercipieerde
geloofwaardigheid van persuasieve communicatie tevens een positief effect heeft op de
evaluatie van het merk waarover gecommuniceerd wordt. Keeling, McGoldrick en Beatty
(2010) stellen bijvoorbeeld dat men op basis van de communicatiestijl het merk beoordeelt
met betrekking tot betrouwbaarheid, geloofwaardigheid, en dergelijke. Choi en Rifon (2002)
en La Ferle en Choi (2005) beschrijven tevens een positieve invloed van de perceptie van
geloofwaardigheid van de communicatie op de evaluatie van het merk die erin vermeld
wordt.
H1b: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud een positief effect op merk likeability, in
vergelijking met laag-geloofwaardige gesponsorde inhoud.
Daarnaast zou gepercipieerde geloofwaardigheid van communicatie een grote invloed
hebben op de receptiviteit van de ontvanger en bijgevolg op resulterende gedragsintenties
13
(Teng, Wei Khong, Wei Goh & Yee Loong Chong, 2014). Het alom bekende “Elaboration
Likelihood Model (ELM)” (Petty & Cacioppo, 1986) geeft een mogelijke verklaring en
beschrijft hoe die perceptie van geloofwaardigheid de manier waarop men persuasieve
communicatie evalueert en interpreteert beïnvloedt. Hoe geloofwaardiger de communicatie
gepercipieerd wordt, hoe groter de kans dat men de zogenaamde “centrale route” neemt,
de informatie uitgebreid en nauwkeurig evalueert en uiteindelijk aanneemt en aanvaardt.
Volgens Teng et al. (2014) speelt de kwaliteit van de argumenten hier een rol. Het concept
verwijst naar de mate waarin die argumenten gezien worden als overtuigend genoeg om
het standpunt in te nemen (Cheung, Sia & Kuan, 2012). Een gebrek aan informationeel
kwalitatieve inhoud zou ervoor zorgen dat deze eerder oppervlakkig wordt verwerkt en
vervolgens geen gedragsverandering teweeg brengt (Chu & Kamal, 2008). Ook Wathen en
Burkell (2002) beschrijven het belang van een geloofwaardige, consistente en
kwaliteitsvolle boodschap, opdat persuasieve communicatie goed wordt aangenomen en
een impact heeft op het gedrag van de ontvanger. Kapitan en Silvera (2016) spreken in dat
opzicht over een internalisering van de boodschap en gaan akkoord met de conclusie van
Petty en Cacioppo (1986) dat het resulteert in meer blijvende gedragsveranderingen. Ook
Choi en Rifon (2002) bevestigen deze conclusies en beschrijven een positief effect op
gedragsintenties (zoals eWOM-intentie en aankoopintentie), alsook La Ferle en Choi
(2005). Lim, Radzol, Cheah en Wong (2017) gaan tevens akkoord en rapporteren een
verhoogde aankoopintentie als gevolg van een hogere gepercipieerde geloofwaardigheid.
H1c: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud een positief effect op eWOM-intentie, in
vergelijking met laag-geloofwaardige gesponsorde inhoud.
H1d: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud een positief effect op aankoopintentie, in
vergelijking met laag-geloofwaardige gesponsorde inhoud.
2.5.2. Sponsorlabels
Bovendien stellen Wei, Fischer en Main (2008) dat wanneer de consument de gebruikte
marketingtactiek als gepast (of geloofwaardig) beoordeeld, een sponsorlabel kan bijdragen
tot die positieve indruk. Zhu en Tan (2007) gaan akkoord en toonden aan dat het
bekendmaken van een betaalde samenwerking bij geloofwaardige eWOM een positief
effect heeft op consumentengedrag ten opzichte van die communicatie. Zij duidden echter
14
wel op het belang van de match tussen enerzijds “low-involvement products” en “low expert
power bloggers” en anderzijds “high-involvement products” en “high expert power bloggers”
in deze relatie. Maar aan deze voorwaarde is in het geval van sociale media influencer
marketing zeker voldaan, aangezien men gewoonlijk gebruik maakt van influencers
waarmee de consument zich kan identificeren op vlak van levensstijl en gewoonten (De
Veirman, Cauberghe & Hudders, 2017).
Cotte, Coulter en Moore (2005) bieden een mogelijke verklaring voor dit positieve effect van
sponsorlabelgebruik en gaan daarbij uit van een afzonderlijke beoordeling van percepties
van enerzijds de geloofwaardigheid en anderzijds de manipulatieve intentie van reclame of
persuasieve communicatie. Dit laatste concept omschrijft men als de gepercipieerde
motivatie van de marketeer of persuasieve agent (of influencer) om op een ongepaste,
oneerlijke en manipulatieve manier te overtuigen. Het omvat een bepaald wantrouwen van
de consument ten aanzien van de communicatie, omdat men een verborgen commerciële
intentie vermoedt. De auteurs concluderen net zoals eerder onderzoek dat de
geloofwaardigheid van reclame een belangrijke factor is in de effectiviteit ervan, maar ze
voegen eraan toe dat de perceptie van manipulatieve intentie ook beschouwd dient te
worden. En dit afzonderlijk van de gepercipieerde geloofwaardigheid. Hoe hoger de
gepercipieerde manipulatieve intentie, hoe negatiever de attitudes, volgens hen.
Dit onderzoek redeneert dat het gebruik van een sponsorlabel, nadat de boodschap reeds
als commercieel werd gepercipieerd en de consument bijgevolg al zijn/haar persuasieve
kennis heeft geactiveerd, tot een lagere gepercipieerde manipulatieve intentie leidt.
Bovendien worden de context en omgeving waarin de persuasieve communicatie
plaatsvindt hierdoor geloofwaardiger gepercipieerd (Choi & Rifon, 2002). Vervolgens heeft
dit een positieve impact op de perceptie van de informatie en resulteert het in een
gereduceerd wantrouwen ten aanzien van de communicatie en de influencer. Echter, in het
geval dat de consument de communicatie als ongeloofwaardig beoordeeld, zal zo’n
sponsorlabel geen verschil uitmaken (Wei, Fischer & Main, 2008).
H2: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-geloofwaardige
gesponsorde inhoud een positief effect op influencer likeability, in vergelijking met laag-
geloofwaardige gesponsorde inhoud. Sponsorlabelgebruik versterkt dit effect.
15
2.6. Influencer authenticiteit
Onderzoek naar authenticiteit in marketing toont aan dat het enorm gewaardeerd wordt
door de consument. Deze gaat in zijn dagelijkse leven enerzijds steeds meer op zoek naar
authentieke consumptie-ervaringen (Brown, Kozinets, & Sherry, 2003; Grayson & Martinec,
2004; Thompson, Rindfleisch, & Arsel, 2006) en anderzijds verlangt men ook meer en meer
authenticiteit in de producten en merken die men gebruikt (Chronis & Hampton, 2008).
Glucksman (2017) concludeerde dat influencers dan ook het meest succesvol zijn wanneer
ze interactie, zelfvertrouwen, maar vooral authenticiteit integreren in hun communicatie. En
net daar loopt het mis.
Een bijkomende reden voor de daling in gepercipieerde geloofwaardigheid van
communicatie op sociale media is volgens Kim, Kandampully en Bilgihan (2018) namelijk
de relatieve onbekendheid van de bronnen. Of eerder het gebrek aan authenticiteit ervan,
want influencer marketing blijkt het authentieke imago van eWOM in gevaar te brengen.
Aangezien er per definitie sprake is van een commerciële overeenkomst of sponsoring en
de consument steeds vaker de betaalde samenwerking vermoedt, schaadt het de relatie
tussen volgers en influencers, die gewoonlijk wordt gekenmerkt door onpartijdige, originele
en geloofwaardige content (Mudambi & Schuff, 2011). Die communicatie wordt als gevolg
daarvan minder geloofwaardig beschouwd.
Volgens Wathen en Burkell (2002) kan dit vervolgens in verband gebracht worden met een
lagere gepercipieerde consistentie van de informatie. Teng et al. (2014) voegen daaraan
toe dat het nefast is voor de gepercipieerde kwaliteit van de argumenten en Kim, Choe en
Petrick (2018) beschrijven hoe het te linken is aan betrouwbaarheid en integriteit. Op basis
van de definiëring van het begrip door Moulard, Garrity en Rice (2015) kan een impact op
de gepercipieerde authenticiteit verwacht worden. Men beschrijft namelijk twee
hoofddimensies van authenticiteit, stabiliteit en zeldzaamheid, alsook de subdimensies
talent, discretie en originaliteit, en consistentie, moraliteit en openhartigheid. MacKenzie en
Lutz (1989) gaan hiermee akkoord en stellen dat gepercipieerde geloofwaardigheid van de
informatie een invloed heeft op de mate waarin de consument vertrouwen heeft in de
authenticiteit van de bron.
Verder beschrijven Beverland, Lindgreen en Vink (2008) drie vormen van authenticiteit:
“literal authenticity”, “approximate authenticity” en “moral authenticity”. De eerste en tweede
term refereren naar een vorm van authenticiteit die gepaard gaat met tradities, historie,
originaliteit, en dergelijke. De laatste term, de morele authenticiteit, is in dit onderzoek van
toepassing en heeft te maken met een gepassioneerde maker die vooral doet wat hij doet
16
omdat hij/zij er voldoening in kan vinden, en niet omdat er financiële voordelen aan
verbonden zijn. Deze redenering sluit aan bij het kader van de self-determination-theorie
die stelt dat consumenten zich baseren op de motivaties van de persuasieve agent die aan
de basis liggen van zijn/haar gedrag, om een oordeel te vormen omtrent bepaalde
kenmerken, zoals zijn/haar authenticiteit (Ryan & Deci, 2000). Authentiek gedrag zou
voortkomen uit intrinsieke motivaties, met andere woorden vanuit iemand zijn passies en
verlangens (Audrezet, De Kerviler & Moulard, 2018). Er kan geconcludeerd worden dat de
meeste auteurs het erover eens lijken te zijn dat authenticiteit te maken heeft met gedrag
dat ‘true to oneself’ is (Kernis & Goldman, 2004).
Sponsorlabelgebruik kan in dat opzicht gezien worden als een manier om die transparantie
te behouden, aangezien het beschouwd wordt als eerlijk, open en oprecht (Abendroth en
Heyman, 2013). Chapple en Cownie (2017) beschrijven een gelijkaardige invloed van
sponsorlabelgebruik op authenticiteit, door te duiden op een verminderde perceptie van
opportunistisch gedrag. Op basis van al deze bevindingen evalueert dit onderzoek de
strategie om als influencer via geloofwaardige en transparante gesponsorde inhoud een
authentiek imago te vrijwaren.
H3a: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud een positief effect op de gepercipieerde
influencer authenticiteit, in vergelijking met laag-geloofwaardige gesponsorde
inhoud. Sponsorlabelgebruik versterkt dit effect.
Verder beschouwt deze studie de invloed van gepercipieerde influencer authenticiteit als
een mogelijke verklaring voor het gehypothetiseerde positieve effect van de
geloofwaardigheid van gesponsorde inhoud en van sponsorlabelgebruik op influencer
likeability, merk likeability, eWOM-intentie en aankoopintentie. Moulard, Rice, Garrity en
Mangus (2014) beschrijven namelijk dat “artist authenticity”, waarbij men de artiest bekijkt
als een “human brand” (vergelijkbaar met een influencer), een invloed heeft op attitudes ten
opzichte van die artiest, maar ook op de evaluatie van zijn/haar werk en op
gedragsintenties. Volgens Labrecque, Markos en Milne (2011) verbetert het de receptiviteit
van consumenten en Moulard, Raggio en Folse (2016) beschrijven een verhoogde
gepercipieerde kwaliteit van de communicatie. Kowalczyk en Pounders (2016)
concludeerden dat authenticiteit en emotionele gehechtheid doorslaggevende factoren zijn
om, in het geval van hun onderzoek, een beroemdheid te volgen op sociale media. Hun
studie bevestigt tevens dat authenticiteit en emotionele gehechtheid beide een positieve
invloed hebben op mond-tot-mond reclame en aankoopintentie. Ook Napoli, Dickinson,
Beverland en Farrelly (2014) stellen een verhoogde aankoopintentie vast.
17
H3b: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud, in vergelijking met laag-geloofwaardige
gesponsorde inhoud, een positief effect op de gepercipieerde influencer
authenticiteit, gemodereerd door sponsorlabelgebruik, wat het effect op influencer
likeability medieert.
Literatuur beschrijft bovendien een carry-over-effect tussen de bron van persuasieve
communicatie en het merk die er het onderwerp van uitmaakt. In het geval van influencer
marketing blijken influencerattitudes te linken aan merkattitudes. Spry, Pappu en Bettina
Cornwell (2011) en Chung en Cho (2017) concluderen bijvoorbeeld dat de gepercipieerde
geloofwaardigheid van de influencer, in deze studies een beroemdheid, positief gerelateerd
is aan de gepercipieerde geloofwaardigheid van het merk. Die overdracht is ook de intentie
van het merk, aangezien men de influencers waarmee wordt samengewerkt onder andere
uitkiest op basis van de associaties die men graag zou overgedragen zien en vervolgens
vertrouwd op het “halo-effect” om dat te realiseren (Djafarova & Rushworth, 2017).
H3c: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud, in vergelijking met laag-geloofwaardige
gesponsorde inhoud, een positief effect op de gepercipieerde influencer
authenticiteit, gemodereerd door sponsorlabelgebruik, wat een positief effect heeft
op influencer likeability, wat het effect op merk likeability serieel medieert.
Verder illustreert eerder onderzoek een mogelijk verband tussen evaluaties met betrekking
tot de influencer en eWOM-intenties van de consument door te wijzen op de neiging om
zich online te profileren op een sociaal wenselijke manier (Berger, 2014). Als men beslist
om een bepaald bericht te delen, erop te reageren en bijgevolg zelf eWOM te genereren,
moet dit oorspronkelijke bericht passen in dat schijnbaar perfecte plaatje (Chu & Kim, 2011).
Aangezien de gemiddelde consument geloofwaardigheid en authenticiteit apprecieert, is
het aannemelijk te stellen dat beide concepten positief gerelateerd zijn aan eWOM-intentie.
Bovendien wordt de likeability van de bron gezien als onderdeel van de aantrekkelijkheid
van die bron, wat tevens een invloed heeft op de eWOM-intentie van de ontvanger. Een
gelijkaardige redenering verklaart een potentieel positief verband tussen influencer
likeability en aankoopintentie. Reinhard, Messner en Sporer (2006) halen daarnaast aan
dat in geval van een duidelijke gepercipieerde persuasieve intentie, zoals steeds vaker het
geval is bij influencer marketing (Liljander, Gummerus & Söderlund, 2015), de likeability
van de bron een belangrijke rol speelt in de effectiviteit van de communicatie. Hoe groter
die likeability, hoe groter de aangegeven aankoopintentie.
18
H3d: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud, in vergelijking met laag-geloofwaardige
gesponsorde inhoud, een positief effect op de gepercipieerde influencer
authenticiteit, gemodereerd door sponsorlabelgebruik, wat een positief effect heeft
op influencer likeability, wat het effect op eWOM-intentie serieel medieert.
H3e: In een context van geactiveerde persuasieve kennis, heeft hoog-
geloofwaardige gesponsorde inhoud, in vergelijking met laag-geloofwaardige
gesponsorde inhoud, een positief effect op de gepercipieerde influencer
authenticiteit, gemodereerd door sponsorlabelgebruik, wat een positief effect heeft
op influencer likeability, wat het effect op aankoopintentie serieel medieert.
Onderstaand conceptueel model verduidelijkt de eerder genoemde hypothesen.
Figuur 1 Conceptueel model
19
3. Methodologie
3.1. Doel
Dit experiment onderzoekt het effect van de gepercipieerde geloofwaardigheid van een
gesponsorde instagrampost, alsook van sponsorlabelgebruik op de likeability van de
influencer in kwestie, het betreffende merk, de eWOM-intentie en de aankoopintentie. En
dit in de context van een geactiveerde persuasieve kennis. Er wordt bovendien bekeken of
een verschil in geloofwaardigheid en sponsorlabelgebruik een verandering kan
teweegbrengen in de gepercipieerde authenticiteit van de influencer, wat het uiteindelijke
effect op evaluaties van die influencer, het merk en op gedragsintenties mogelijks verklaart.
3.2. Respondenten en design
De hypothesen zijn getest aan de hand van een experiment met een 2x2-between-subjects
design. Respondenten werden willekeurig toegewezen aan één van de vier condities (Tabel
1). De onafhankelijke variabelen waren gebruik van een sponsorlabel (wel vs. niet) en
geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud (hoog vs. laag). De afhankelijke variabelen
waren influencer likeability (H1a, H2) en merk likeability (H1b), eWOM-intentie (H1c),
aankoopintentie (H1d) en gepercipieerde influencer authenticiteit (H3a). Deze laatste werd
bovendien bekeken als mogelijke mediator (H3b, H3c, H3d, H3e).
Tabel 1 Willekeurige toewijzing, 4 condities
Met sponsorlabel en een hoog-geloofwaardige instagrampost N = 31
Met sponsorlabel en een laag-geloofwaardige instagrampost N = 29
Zonder sponsorlabel en een hoog-geloofwaardige instagrampost N = 31
Zonder sponsorlabel en een laag-geloofwaardige instagrampost N = 35
Respondenten (N = 126; 58.7% vrouwelijk, Mleeftijd = 21.82, SDleeftijd = 4.76) werden
online gerekruteerd door middel van het verspreiden van een vragenlijst, hoofdzakelijk via
Facebook, gedurende 7 dagen (van 2 april 2019 tot 9 april 2019). Deelname was volledig
vrijwillig en er werd geen incentive gebruikt.
20
3.3. Stimuli
De gebruikte stimuli, alsook de vragenlijst worden weergegeven in Bijlage C. In alle
condities werden respondenten geconfronteerd met een schermafbeelding van een
instagrampost, waarin een zogenaamde influencer een elektrische tandenborstel van Oral
B aanprijst. Mannelijke respondenten kregen een mannelijke influencer te zien en
vrouwelijke respondenten een vrouwelijke influencer. Verder werden enkel het sponsorlabel
en de caption of tekst die bij de post hoort gemanipuleerd.
3.4. Manipulatie van de geloofwaardigheid
Een pretest testte de manipulatie van de gepercipieerde geloofwaardigheid van de
instagrampost (online pool; N = 27 ; 55.6% vrouwelijk; Mleeftijd = 21.59; SDleeftijd = 1.08;
Bijlage A), en dit met een between subjects design. Er werden acht verschillende stimuli
gemaakt, aangezien de respondenten ofwel twee instagramposts (één betreffende een Oral
B elektrische tandenborstel, en één betreffende een HelloFresh abonnement) met een
hoog-geloofwaardige inhoud, ofwel twee met een laag-geloofwaardige inhoud te zien
kregen. En bovendien werd het geslacht van de respondent gematcht met dat van de
influencer in de post. Men beoordeelde elke instagrampost aan de hand van 12 items,
telkens op een 5-punt likert schaal (Isaac & Grayson, 2017; bijvoorbeeld “manipulatief”,
“oprecht”; 0 = helemaal niet akkoord, 5 = helemaal akkoord; α = .93, M = 71.89, SD = 14.10).
Independent samples t-tests tonen aan dat respondenten de laag-geloofwaardige
instagramposts als significant minder geloofwaardig beschouwden, in vergelijking met de
hoog-geloofwaardige instagramposts voor dezelfde merken en producten. De laag-
geloofwaardige inhoud voor het HelloFresh abonnement werd gezien als minder oprecht,
meer manipulatief, meer misleidend en meer oneerlijk. De laag-geloofwaardige inhoud voor
de Oral B elektrische tandenborstel werd gezien als minder oprecht, meer misleidend, meer
manipulatief, minder geloofwaardig en minder informatief dan zijn hoog-geloofwaardige
tegenhanger. Er kan geconcludeerd worden dat de laag-geloofwaardige versus hoog-
geloofwaardige berichten ook zo worden gepercipieerd door de respondenten, voor beide
producten of merken (Tabel 2; Bijlage B).
21
Tabel 2 Manipulatie geloofwaardigheid instagrampost pretest
(IV) STIMULI M SD t(df) p
Gepercipieerde
geloofwaardigheid
(hoog vs. laag)
Oral B elektrische
tandenborstel
Mhoog = 3.28
Mlaag = 2.63
.72
.55
t(25) = 2.68 p = .013
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.31
Mlaag = 2.81
.66
.42
t(20.04) = 2.31 p = .032
Manipulatief recoded Oral B elektrische
tandenborstel
Mhoog = 2.85
Mlaag = 2.00
.90
.68
t(22.31) = 2.74 p = .012
HelloFresh abonnement Mhoog = 2.92
Mlaag = 2.07
1.12
.47
t(15.96) = 2.55 p = .022
Oneerlijk recoded HelloFresh abonnement Mhoog = 3.69
Mlaag = 2.86
.85
.86
t(25) = 2.52 p = .018
Misleidend recoded Oral B elektrische
tandenborstel
Mhoog = 3.38
Mlaag = 2.14
.96
.53
t(18.48) = 4.12 p = .001
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.23
Mlaag = 2.21
1.01
.89
t(25) = 2.77 p = .010
Informatief Oral B elektrische
tandenborstel
Mhoog = 3.46
Mlaag = 2.64
.97
1.08
t(25) = 2.07 p = .049
Geloofwaardig Oral B elektrische
tandenborstel
Mhoog =2.92
Mlaag = 2.00
1.12
.78
t(25) = 2.50 p = .019
Oprecht Oral B elektrische
tandenborstel
Mhoog = 2.85
Mlaag = 2.07
1.14
.62
t(18.12) = 2.17 p = .044
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.08
Mlaag = 2.21
1.19
.43
t(14.84) = 2.48 p = .026
3.5. Manipulatie van het sponsorlabel
De manipulatie van het sponsorlabel is eenduidig. In de ene helft van de instagramposts
wordt niets vermeld over het bestaan van een sponsoringovereenkomst, in de andere helft
wordt dit wel duidelijk gemaakt. Het label omvat een aanduiding “Betaalde samenwerking
met Oral B” en de hashtags #reclame en #gesponsord.
22
3.6. Meetinstrumenten en procedure
De vragenlijst (Bijlage C) begint met een korte inleiding, waarin de onderzoeker zichzelf en
het onderzoek voorstelt en de respondent alvast wordt bedankt voor de deelname. Daarna
volgt voor elke respondent de blootstelling aan één stimuli. Het onderzoek gebruikt een
2x2-between-subjects design (sponsorlabel vs. geen sponsorlabel, hoog-geloofwaardige
versus laag-geloofwaardige inhoud). Respondenten werden willekeurig toegewezen aan
één van die vier condities. Opdat gender geen invloed zou hebben op influencer likeability,
werd het geslacht van de respondent gematcht met dat van de influencer in de
instagrampost.
De afhankelijke variabele influencer likeability werd als eerste afhankelijke bevraagd,
naargelang het veronderstelde carry-over-effect tussen informatie en bron (Brown,
Broderick & Lee, 2007; Wathen & Burkell, 2002). Influencer likeability werd gemeten aan
de hand van een aangepaste Reysen likeability scale (2005). Respondenten
beantwoordden vier statements, zoals “deze influencer lijkt warm/hartelijk.”, op een 7-punt
likert schaal (0 = Helemaal niet akkoord; 7 = Helemaal akkoord; α = .84, M = 19.00, SD =
3. 98). Daarna werd merk likeability op een bijna identieke manier gemeten. De statements
(Reysen likeability scale, 2005) werden tevens licht aangepast (bijvoorbeeld “dit merk lijkt
warm/hartelijk.”; α = .88, M = 16.90, SD = 3.89). Merk likeability werd bewust na influencer
likeability bevraagd omwille van het veronderstelde carry-over-effect tussen influencer en
merk (Spry, Pappu & Bettina Cornwell, 2011; Chung & Cho, 2017).
Vervolgens werd de afhankelijke variabele eWOM-intentie gemeten door middel van een
5-punt likert schaal met vier statements (Boerman, Willemsen, Van Der Aa, 2017;
bijvoorbeeld “Ik zou deze post leuk vinden.”; α = .79, M = 6.48, SD = 2.29). De afhankelijke
variabele aankoopintentie werd gemeten aan de hand van een 5-punt likert schaal met twee
statements (aangepast van Rozendaal et al., 2013, en van Reijmersdal et al., 2012;
bijvoorbeeld “Ik denk waarschijnlijk Oral B producten aan te kopen in de toekomst.”; α = .94,
M = 7.94, SD = 2.83). Op beide schalen gaven respondenten aan in welke mate men
akkoord ging met de statements (0 = Helemaal niet akkoord, 5 = Helemaal akkoord).
Na de afhankelijke variabelen werd de mogelijke mediator gepercipieerde influencer
authenticiteit gemeten. Respondenten beantwoordden vier statements op een 7-punt likert
schaal (Ilicic & Webster, 2016; bijvoorbeeld “de influencer vindt het over het algemeen
belangrijk dat anderen hem/haar zien zoals hij/zij echt is”; α = .81, M = 13.87, SD = 4.31).
Vervolgens werd een manipulatiecheck uitgevoerd. Respondenten duidden opnieuw aan in
welke mate men de instagrampost als “manipulatief”, “oprecht”, “behulpzaam”, enzovoort
23
vindt. In totaal evalueert men de instagrampost voor 12 items op een 5-punt likert schaal
(Isaac & Grayson, 2017; α = .78, M = 36.88, SD = 5.74). De stimulus betreffende het
HelloFresh abonnement werd in het eigenlijke experiment achterwege gelaten, omdat de
manipulatie van de inhoud betreffende de Oral B tandenborstel de meest uitgesproken
resultaten vertoonde.
Aangezien dit onderzoek de gehypothetiseerde effecten verondersteld in een context van
geactiveerde persuasieve kennis, beantwoordde elke respondent een vraag die peilde in
welke mate men (al dan niet dankzij een sponsorlabel) bewust is van de economische
relatie tussen influencer en merk (“Het merk wordt vermeld omdat het de influencer betaald
heeft om vermeld te worden”), opnieuw op een 5-punt likert schaal (Wei, Fischer & Main,
2008). De respondenten beantwoordden tevens de vraag “Heeft de influencer het bestaan
van een sponsoringovereenkomst (waarbij hij/zij werd betaald om de instagrampost te
plaatsen) aangeduid/aangegeven in die post?” om een idee te krijgen in welke mate men
het sponsorlabel expliciet opmerkte.
Verder zijn de afhankelijke variabelen van een bepaalde aard dat ze beïnvloed kunnen
worden door eerder gevormde attitudes. Bijgevolg controleerde deze studie voor
vertrouwdheid met de influencer (echter geen enkele respondent was vertrouwd met de
influencer), het merk en het product, alsook voor de bestaande influencerattitude (niet van
toepassing), merkattitude (α = .94, M = 24.60, SD = 5.98) en productattitude (α = .98, M =
23.37, SD = 8.02) aan de hand van een bipolaire schaal met vijf statements (Spears &
Singh, 2004; bijvoorbeeld “onaantrekkelijk/aantrekkelijk”, “onaangenaam/aangenaam”,
etc.), om een zo zuiver mogelijk beeld te krijgen van het effect op merk likeability en
aankoopintentie. Omwille van de onbekendheid van de gebruikte influencers, hoefde er niet
gecontroleerd te worden voor influencervertrouwdheid, noch voor influencerattitude bij de
variabelen influencer likeability en eWOM-intentie.
Als laatste werden nog een aantal vragen gesteld betreffende het instagramgebruik van de
respondenten, aangezien vertrouwdheid met het medium mogelijks ook een impact heeft
op het experiment. Ter beschrijving van de data werd elke respondent ook nog gevraagd
zijn/haar leeftijd aan te geven.
24
4. Resultaten
4.1. Manipulatiecheck
4.1.1. Activatie van persuasieve kennis
Uit de data bleek dat 11 respondenten zich niet bewust waren van een commerciële relatie
tussen influencer en merk. Deze werden bijgevolg verwijderd uit de analyse.
4.1.2. Geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud
Independent samples t-tests tonen aan dat de respondenten de hoog-geloofwaardige
instagrampost over de Oral B elektrische tandenborstel significant meer geloofwaardig,
meer informatief en minder frauduleus beschouwden in vergelijking met de laag-
geloofwaardige instagrampost. De resultaten van deze analyse komen met andere woorden
overeen met deze van de pretest. De manipulatie van de gepercipieerde geloofwaardigheid
van de instagrampost is dus bevestigd voor het experiment (Tabel 3; Bijlage D).
Tabel 3 Manipulatiecheck geloofwaardigheid instagrampost
(IV) M SD t(df) p
Gepercipieerde geloofwaardigheid (hoog vs. laag)
Mhoog = 3.18 Mlaag = 2.97
.47
.47 t(124) = -2.42 p = .017
Frauduleus recoded Mhoog = 3.95 Mlaag = 3.60
.56
.77 t(114.67) = -3.00 p = .003
Informatief Mhoog = 3.06 Mlaag = 2.59
1.02 .99
t(124) = -2.63 p = .010
Geloofwaardig Mhoog =2.73 Mlaag = 2.11
.94
.80 t(119.39) = -3.95 p < .001
4.2. Influencer likeability
De eerste hypothese H1a beschrijft een mogelijk positief effect van de geloofwaardigheid
van gesponsorde inhoud op influencer likeability. Een independent samples t-test toont aan
dat die onafhankelijke variabele inderdaad een direct effect heeft op de afhankelijke
variabele influencer likeability. Respondenten in de hoog-geloofwaardige conditie (Mhoog
= 4.97, SDhoog = .84) blijken de influencer significant leuker te vinden, in vergelijking met
25
de respondenten in de laag-geloofwaardige conditie (Mlaag = 4.54, SDlaag = .95, t(124) =
-2.73, p = .007). Hypothese H1a kan met andere woorden worden aangenomen.
Hypothese H2 bouwt verder op H1a door tevens een potentieel modererende invloed van
sponsorlabelgebruik te beschrijven. Een ancova analyse die het gehypothetiseerde
interactie-effect meeneemt concludeert dat de geloofwaardigheid van de gesponsorde
inhoud en het al dan niet vermelden van een sponsorlabel niet significant interageren
(F(1,122) = .86, p = .356). Hypothese H2 wordt met andere woorden verworpen.
4.3. Merk likeability
Hypothese H1b beschrijft een mogelijk positief effect van de geloofwaardigheid van de
gesponsorde inhoud op merk likeability. In deze analyse dienen ook een aantal
controlevariabelen opgenomen te worden, zoals merkvertrouwdheid en merk attitude. De
ancova analyse toont echter aan dat geen van beide de afhankelijke variabele significant
beïnvloeden. Zowel merkvertrouwdheid (F(1,122) = .96, p = 330) als merkattitude (F(1,122)
= 1.90, p = .170) slagen er niet in merk likeability te voorspellen. En ook het uiteindelijke
model blijkt niet voldoende voorspellingskracht te bezitten (F(1,122) = .62, p = 434).
Bijgevolg wordt hypothese H1b verworpen.
4.4. eWOM-intentie
Hypothese H1c beschrijft een mogelijk positief effect van de geloofwaardigheid van de
gesponsorde inhoud op eWOM-intentie. Ook in deze analyse dienen een aantal
controlevariabelen te worden opgenomen, zoals frequentie van instagramgebruik en of men
al dan niet zelf influencers volgt. Een ancova analyse concludeert dat enkel frequentie van
instagramgebruik een significante invloed heeft op de afhankelijke variabele (F(1,122) =
4.27, p = .041). Het volgen van influencers blijkt niet van belang te zijn (F(1,122) = 1.39, p
= .241). Toch slaagt het uiteindelijke model erin eWOM-intentie significant te voorspellen
(F(1,122) = 4.41, p = .038). Respondenten in de hoog-geloofwaardige conditie blijken een
hogere eWOM-intentie te vertonen (Mhoog = 1.72, SDhoog = .63), in vergelijking met de
respondenten in de laag-geloofwaardige conditie (Mlaag = 1.53, SDlaag = .50). Hypothese
H1c kan met andere woorden worden aangenomen.
26
4.5. Aankoopintentie
Hypothese H1d beschrijft een mogelijk positief effect van de geloofwaardigheid van de
gesponsorde inhoud op aankoopintentie. Opnieuw worden een aantal controlevariabelen in
acht genomen, zoals merkvertrouwdheid, merkattitude, productvertrouwdheid en
productattitude. Een ancova analyse toont aan dat, hoewel merkvertrouwdheid een
significante invloed heeft op de afhankelijke variabele (F(1,120) = 10.59, p = .001), het
model er niet in slaagt aankoopintentie significant te voorspellen (F(1,120) = .01, p = .926).
Bijgevolg wordt hypothese H1d verworpen.
4.6. Influencer authenticiteit
Dit experiment onderzocht naast de voorgaande directe effecten en interactie-effect tevens
de invloed van een mogelijke mediator, namelijk de gepercipieerde influencer authenticiteit.
Er werd bekeken of deze afhankelijke variabele het hoofdeffect van de geloofwaardigheid
van de gesponsorde inhoud op influencer likeability, merk likeability, eWOM-intentie en
aankoopintentie medieert en of het gebruik van een sponsorlabel deze mediatie al dan niet
modereert.
Een independent samples t-test evalueert als eerste pad A. De analyse toont aan dat de
onafhankelijke variabele een direct effect heeft op de gepercipieerde influencer
authenticiteit (t(124) = -2.55, p = .012). De respondenten in de hoog-geloofwaardige
conditie beschouwen de influencer als significant meer authentiek (Mhoog = 3.71, SDhoog
= 1.11), in vergelijking met de respondenten in de laag-geloofwaardige conditie (Mlaag =
3.23, SDlaag = 1.00). Verder bekeek een ancova analyse de mogelijkheid van een
significant interactie-effect met sponsorlabelgebruik. Echter, opnieuw blijken de
geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud en sponsorlabelgebruik niet significant te
interageren (F(1,122) = .14, p = .705). Hypothese H3a kan met andere woorden slechts
gedeeltelijk aangenomen worden, want enkel het directe effect blijkt significant. Aangezien
hypothesen H3b, H3c, H3d en H3e telkens dit interactie-effect veronderstellen, kunnen
deze hypothesen verworpen worden.
De volgende analyses nemen het interactie-effect niet op en bekijken enkel de mogelijkheid
dat de gepercipieerde influencer authenticiteit het eerder besproken significante directe
effect van de geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud op influencer likeability
medieert en of er mogelijk seriële mediaties gerapporteerd kunnen worden met de andere
afhankelijke variabelen merk likeability, eWOM-intentie en aankoopintentie. De mediatie-
analyses maken gebruik van bias-corrected bootstrapping (5000 bootstrap samples) om
27
een 95%-betrouwbaarheidsinterval te genereren rond het indirect effect van de mediator,
waarbij mediatie optreedt als het betrouwbaarheidsinterval nul niet bevat (Hayes, 2013).
Elke analyse heeft de geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud als onafhankelijke
variabele (X) en gepercipieerde influencer authenticiteit als (eerste) mediator (M).
Een eerste simpele mediatie-analyse beschouwt de mogelijkheid dat gepercipieerde
influencer authenticiteit (M) het effect op influencer likeability (Y) medieert. Een eerdere
analyse rapporteerde reeds een significant hoofdeffect van de geloofwaardigheid van de
gesponsorde inhoud op deze afhankelijke variabele, waarbij de hoog-geloofwaardige
conditie in een hogere likeability resulteerde (pad C). Deze mediatie-analyse (Hayes, 2013,
model 4), voegt daar een significant pad A en B aan toe. De analyse toont aan dat er een
significant indirect effect bestaat (ab = .18, SE = .09; 95%-CI = [.034,.378]), met andere
woorden dat de geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud een indirecte invloed heeft
op de likeability van de influencer via de gepercipieerde authenticiteit van die influencer. De
respondenten in de hoog-geloofwaardige conditie rapporteerden een hogere
gepercipieerde influencer authenticiteit in vergelijking met de respondenten in de laag-
geloofwaardige conditie (a = .48, SE = .19, p = .012) en die gepercipieerde influencer
authenticiteit bleek positief gerelateerd aan influencer likeability (b = .38, SE = .07, p < .001).
De analyse concludeert een volledige mediatie door de perceptie van influencer
authenticiteit (Figuur 1).
Figuur 2 Mediatie influencer authenticiteit - influencer likeability
28
Een tweede mediatie-analyse evalueert het effect van twee mogelijke mediatoren, namelijk
gepercipieerde influencer authenticiteit (M1) en influencer likeability (M2), op merk likeability
(Y). Hoewel een eerdere analyse geen significant direct effect kon concluderen (pad C),
slaagt deze analyse (Hayes, 2013, model 6) er wel in een mediatie te onthullen. Er wordt
aangetoond dat gepercipieerde influencer authenticiteit en influencer likeability afzonderlijk
geen significante indirecte invloed hebben op merk likeability (a1b1 = .10, SE = .05, 95%-
CI = [.018,.219]; a2b2 = .05, SE = .03, 95%-CI = [-.002, .102]), maar dat er wel een seriële
indirecte invloed waar te nemen is (a1d21b2 = .05, SE = .03, 95%-CI = [.005,.136]). De
geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud heeft met andere woorden een indirecte
invloed op merk likeability via de gepercipieerde authenticiteit en de likeability van de
influencer. Respondenten in de hoog-geloofwaardige conditie rapporteerden een hogere
gepercipieerde influencer authenticiteit, in vergelijking met de respondenten in de laag-
geloofwaardige conditie, wat dan de influencer likeability deed stijgen en uiteindelijk ook de
merk likeability positief beïnvloedde (Figuur 2).
Figuur 3 Seriële mediatie influencer authenticiteit - influencer likeability - merk likeability
Een derde mediatie-analyse bekijkt het effect van diezelfde twee mediatoren, maar deze
keer op de afhankelijke variabele eWOM-intentie (Y). Eerdere analyse concludeerde een
significant direct effect van de onafhankelijke variabele op eWOM-intentie, wanneer er
gecontroleerd werd voor frequentie van instagramgebruik. De significantie van pad C werd
29
met andere woorden reeds bevestigd. Mediatie-analyse (Hayes, 2013, model 6) onthult
daarnaast een afzonderlijke significante indirecte invloed van gepercipieerde influencer
authenticiteit (a1b1 = .10, SE = .05, 95%-CI = [.018,.219]), maar niet van influencer
likeability (a2b2 = .05, SE = .03, 95%-CI = [-.003,.102]). Echter, er valt wel een serieel
indirect effect te rapporteren (a1d21b2 = .03, SE = .02, 95%-CI = [.005,.071]). Met andere
woorden, de geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud beïnvloedt indirect eWOM-
intentie via de gepercipieerde authenticiteit en likeability van de influencer. De
respondenten in de hoog-geloofwaardige conditie rapporteerden een hogere
gepercipieerde influencer authenticiteit, wat dan de influencer likeability deed stijgen en
uiteindelijk een positief effect had op eWOM-intentie (Figuur 3).
Figuur 4 Seriële mediatie influencer authenticiteit - influencer likeability - eWOM-intentie
Een vierde mediatie-analyse evalueert opnieuw het effect van gepercipieerde influencer
authenticiteit (M1) en influencer likeability (M2), en deze keer op de afhankelijke variabele
aankoopintentie (Y). Eerdere analyse toonde aan dat er geen direct effect bestaat tussen
de onafhankelijke variabele en aankoopintentie, ondanks controle voor merkvertrouwdheid
-en attitude en productvertrouwdheid -en attitude. Ook de mediatie-analyse (Hayes, 2013,
model 6) concludeert geen indirecte invloed van de afzonderlijke mediatoren
gepercipieerde influencer authenticiteit (a1b1 = .04, SE = .06, 95%-CI = [-.059,.163]) en
influencer likeability (a2b2 = .04, SE = .04, 95%-CI = [-.017,.126]), noch een serieel
indirecte invloed (a1d21b2 = .03, SE = .02, 95%-CI = [-.011,.080]).
30
5. Discussie
De kern van dit onderzoek bestond erin te evalueren in welke mate de gepercipieerde
geloofwaardigheid van gesponsorde inhoud op Instagram en sponsorlabelgebruik de
perceptie van authenticiteit van de influencer, influencer likeability, merk likeability, eWOM-
intentie en aankoopintentie beïnvloeden. En dat bovendien in de context van een
geactiveerde persuasieve kennis.
Het experiment concludeert een positief effect op influencer likeability en draagt op die
manier bij tot de literatuur die stelt dat een hogere gepercipieerde geloofwaardigheid van
persuasieve communicatie resulteert in positievere evaluaties van de persuasieve agent, in
dit geval de influencer (MacKenzie & Lutz, 1989; Isaac & Grayson, 2017). De manipulatie
van de geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud was namelijk succesvol in het
verhogen van de influencer likeability.
Echter, het gehypothetiseerde interactie-effect met het sponsorlabelgebruik kon niet
aangetoond worden. Toch wijzen de data wel in de richting van een positieve invloed van
het gebruik van een sponsorlabel op zowel gepercipieerde influencer authenticiteit,
influencer likeability, merk likeability, eWOM-intentie als aankoopintentie, hoewel enkel bij
de variabele aankoopintentie significant. Aangezien de andere afhankelijke variabelen
schijnbaar geen invloed ondervinden van sponsorlabelgebruik, wordt verondersteld dat dit
effect op aankoopintentie niet verklaard mag worden vanuit de hypothese die stelt dat het
gebruik van een sponsorlabel resulteer in een verlaagd wantrouwen en in een verhoogde
perceptie van integriteit, oprechtheid en transparantie (De Jans, Cauberghe & Hudders,
2018). Een meer plausibele verklaring kan mogelijks gevonden worden in de redenering
dat consumenten een korte en eerlijke uitleg betreffende de betaalde samenwerking
transparanter en authentieker vinden, dan een sponsorlabel (Hwang & Jeong, 2016).
Naast een positieve invloed van de geloofwaardigheid van gesponsorde inhoud op
influencer likeability, stelt dit onderzoek tevens een effect op eWOM-intentie vast. Wanneer
gecontroleerd voor frequentie van instagramgebruik, bleek de manipulatie succesvol in het
verhogen van de intentie om zelf eWOM te genereren: men gaf aan meer geneigd te zijn
de post leuk te vinden, te delen, aan te bevelen of erop te reageren.
De aanwezigheid van een positief effect op influencer likeability en eWOM-intentie en het
gebrek ervan op merk likeability en aankoopintentie, suggereert dat de grootste invloed van
de geloofwaardigheid van gesponsorde inhoud te vinden is bij de influencer zelf en bij het
platform waarop wordt gecommuniceerd. Met betrekking tot deze bevinding wordt de lezer
verwezen naar 6. Beperkingen en suggesties.
31
Verder bevestigt het experiment dat het positieve effect op influencer likeability en eWOM-
intentie verloopt via de perceptie van influencer authenticiteit. De manipulatie van de
geloofwaardigheid van de gesponsorde inhoud was succesvol in het verhogen van die
perceptie en intentie. Bijgevolg is het onderzoek erin geslaagd een potentiële verklaring te
bieden voor het alom beschreven belang van de geloofwaardigheid van persuasieve
communicatie (Brown, Broderick & Lee, 2007; Wathen & Burkell, 2002, Choi & Rifon, 2002,
Teng et al. 2014; Kapitan & Silvera, 2016).
Ook beschrijft dit onderzoek het carry-over-effect tussen influencer en merk (Chung & Cho,
2017; Djafarova & Rushworth, 2017), aangezien de manipulatie erin slaagde merk likeability
te verhogen en er kon aangetoond worden dat dit positieve effect indirect verloopt via
gepercipieerde influencer authenticiteit en influencer likeability.
Met betrekking tot aankoopintentie kon dit onderzoek geen effecten concluderen. Bijgevolg
blijkt, niet de geloofwaardigheid van de communicatie, maar eerder een andere factor of
een combinatie van factoren van doorslaggevend belang te zijn. Er kan verondersteld
worden dat, hoewel de geloofwaardigheid van gesponsorde inhoud kan aanzetten tot
eWOM, er een grotere drempel is om over te gaan tot aankopen. De lezer wordt verwezen
naar 6. Beperkingen en suggesties voor een bijkomende verklaring.
6. Beperkingen en suggesties
Een belangrijke beperking van dit onderzoek is gerelateerd aan de manier waarop de
respondenten de gebruikte stimuli te zien kregen. Men werd namelijk geconfronteerd met
schermafbeeldingen van fictieve instagramposts in de context van een vragenlijst, wat in
scherp contrast staat met hoe men in realiteit omgaat met gesponsorde inhoud, de
geloofwaardigheid ervan, sponsorlabels, enzovoort, op Instagram en andere sociale media.
In die context hebben respondenten waarschijnlijk meer aandacht besteed aan of zich meer
gefocust op de stimuli, in vergelijking met hoe ze normaal gezien door een instagramfeed
scrollen. Men zou kunnen stellen dat de respondenten de inhoud die ze te zien kregen als
gevolg daarvan veel ‘centraler’ hebben geëvalueerd, dan anders het geval zou zijn
(“Elaboration Likelihood Model”, Petty & Cacioppo, 1986). Mogelijks heeft dit data
vertekend, waardoor de geconcludeerde effecten in werkelijkheid minder significant kunnen
zijn. Hoewel dit uiteraard samenhangt met de aard van het onderzoek, namelijk een
experiment aan de hand van een vragenlijst, kan onderzoek in de toekomst eventueel
proberen een realistischer design op te stellen, door respondenten bijvoorbeeld te laten
scrollen door een feed.
32
Een tweede beperking waarmee rekening dient gehouden te worden heeft tevens te maken
met de manier waarop men geconfronteerd werd met de stimuli. Respondenten werden
alvorens te beginnen met de vragenlijst, geïnformeerd over het onderwerp ervan. Hier werd
het concept van influencers uitgelegd aan de hand van de volgende beschrijving: “Een
influencer wordt omschreven als een persoon die online (in dit geval op Instagram) een
groot aantal volgers heeft verzameld. Er is sprake van een 'community' of gemeenschap,
een netwerk van mensen met gelijkaardige interesses.” Mogelijks heeft deze formulering
ervoor gezorgd dat respondenten zich onmiddellijk bewust werden van potentieel
persuasieve communicatie die kon volgen, waardoor niet de contextuele elementen van de
instagrampost ervoor hebben gezorgd dat de persuasieve kennis werd geactiveerd, maar
wel die introductie.
Een derde beperking houdt verband met de gebruikte influencers, aangezien de
respondenten rapporteerden helemaal niet vertrouwd te zijn met hen. Dit is uiteraard in
strijd met hoe influencers gewoonlijk worden omschreven, namelijk als online
persoonlijkheden met een groot aantal volgers en bijgevolg een grote invloed (De Veirman,
Cauberghe & Hudders, 2017). Het gebrek aan de perceptie van opinieleiderschap van de
gekozen influencers bij onze respondenten heeft mogelijks verhinderd dat hun mening werd
aangenomen, waardoor er bijgevolg geen hoofdeffect op aankoopintentie geconcludeerd
kon worden. Echter, eerder onderzoek heeft aangetoond dat dit opinieleiderschap niet
essentieel is, maar deze studie wees dan wel op het belang van een match van zo’n “low
expert power” influencer met een “low-involvement” product (Zhu & Tan, 2007). Mogelijks
werd de elektrische tandenborstel door de respondenten niet zo gezien, waardoor men
geen intentie tot aankopen vertoonde.
Er dient ook opgemerkt te worden dat de gevonden effecten, ondanks de significantie
ervan, niet heel groot zijn. De influencer likeability bleek ook in de laag-geloofwaardige
conditie relatief hoog, alsook de merk likeability. De eWOM-intentie en aankoopintentie
hadden beide vrij lage waarden, zowel in de hoog-geloofwaardige als in de laag-
geloofwaardige conditie. Deze resultaten suggereren dat er nog andere variabelen een
relatief grote rol spelen in het verklaren van de gerapporteerde effecten. Een mogelijke
variabele die hier een verklaring kan bieden is de aantrekkelijkheid van de influencers.
Zowel de mannelijke als de vrouwelijke influencer zouden volgens de gemiddelde
consument als relatief aantrekkelijk gezien kunnen worden. Mogelijks heeft dit een groter
effect gehad op influencer likeability dan de geloofwaardigheid van de inhoud, waardoor
ook in de laag-geloofwaardige conditie de waarden voor influencer en merk likeability vrij
hoog waren. Verder onderzoek zou kunnen controleren voor de invloed van deze variabele.
33
Betreffende eWOM-intentie kan gewezen worden op de algemene neiging van
consumenten om eerder te “lurken” dan actief te delen, berichten te posten en leuk te vinden
op sociale media (Gong, Lim & Zhu, 2015). De mogelijkheid bestaat dat de geconcludeerde
effecten in realiteit groter zijn, waardoor we voorstellen dat onderzoek in de toekomst
controleert voor die neiging.
Hoewel dit onderzoek een carry-over-effect kon aantonen tussen influencer en merk,
ontbreekt er kennis over de grootte ervan. Er werd niet onderzocht in welke mate de
influencer mogelijk als buffer fungeert. Eerder onderzoek toonde namelijk aan dat
influencers meer benadeeld zouden kunnen worden aangezien de consument geen
persuasieve boodschappen verwacht van hen, in tegenstelling tot van het merk (Becker-
Olsen, 2003). Ook de data van dit experiment suggereren dat de influencers een grotere
impact ervaren van de perceptie betreffende de communicatie, in vergelijking met het merk.
Het verschil in influencer likeability tussen beide condities bedraagt namelijk 9.47%, terwijl
dat bij merk likeability slechts 2.64% is (Figuur 5). Verder onderzoek kan zich bijgevolg
focussen op dit potentieel verschil in evaluatie tussen influencer en merk, om een nog beter
begrip van hun onderlinge relatie te krijgen.
Figuur 5 Effectgrootte influencer likeability vs. merk likeability
4,54
4,17
4,97
4,28
3,6
3,8
4
4,2
4,4
4,6
4,8
5
5,2
Influencer likeability Merk likeability
Laag-geloofwaardig Hoog-geloofwaardig
34
7. Conclusie
Dit onderzoek probeert bij te dragen tot de bestaande literatuur en eerder onderzoek op
verschillende niveaus. Als eerste bevestigt deze studie de bedenking van bepaalde auteurs
dat persuasieve kennis vaak geactiveerd wordt door middel van contextuele elementen in
reclame en gesponsorde inhoud (Evans & Park, 2015; Rotfeld, 2008; Doh & Hwang, 2009;
Lee, Cheung, Lim & Ling Sia, 2006; Liljander, Gummerus & Söderlund, 2015). Hoewel
sponsorlabels niet noodzakelijk blijken om de consument op de hoogte te brengen van de
aanwezigheid van reclame, suggereert dit onderzoek dat disclosures eventueel wel kunnen
bijdragen tot een transparante en ethische toepassing van influencer marketing, die
bovendien zijn effectiviteit behoudt. Net zoals De Jans, Cauberghe & Hudders (2018) dit
illustreerden voor online vlogs, zou dit tevens het geval kunnen zijn voor instagramposts.
Ten tweede stelt dit onderzoek een strategie voor die, zelfs in de context van een
geactiveerde persuasieve kennis, het positieve imago van de influencer zou kunnen
vrijwaren, zonder de effectiviteit van influencer marketing in het gedrang te brengen. Het
belang van de perceptie van geloofwaardigheid van gesponsorde inhoud wordt in dat
opzicht bevestigd (Isaac & Grayson, 2017). Daarnaast biedt deze studie een verklaring door
te wijzen op een verhoogde gepercipieerde influencer authenticiteit. Het experiment toont
aan dat geloofwaardige gesponsorde inhoud, die bovendien zo wordt gepercipieerd, zowel
de gepercipieerde influencer authenticiteit, influencer likeability, merk likeabilty als eWOM-
intentie positief beïnvloedt. Bovendien worden verschillende carry-over-effecten
beschreven die de verregaande invloed van persuasieve communicatie, op zowel
evaluaties van de influencer en het merk als gedragsintenties illustreren.
Praktisch kunnen deze resultaten gebruikt worden om de professionele samenwerking
tussen bedrijf en influencer correct, fair en eenduidig te regelen. Maar ook om algemeen de
effectiviteit van influencer marketing beter te begrijpen en het gebruik ervan te verfijnen. En
dat vooral in een context gekenmerkt door een geactiveerde persuasieve kennis. Er werd
namelijk aangetoond dat de geloofwaardigheid van communicatie positief gerelateerd is
aan influencerevaluaties, die op hun beurt positief gerelateerd zijn aan merkevaluaties en
eWOM-intenties. Bedrijven en merken hebben er met andere woorden alle belang bij dat
zij influencers oprecht, eerlijk, geloofwaardig, informatief, gepast en behulpzaam laten
communiceren. Een bepaalde inhoud opleggen die in geen geval de persoonlijkheid of het
‘merk’ van de influencer weerspiegelt zal minder goed reflecteren op het merk, minder
eWOM genereren en bovendien minder effectief zijn.
35
8. Referenties
Abendroth, L. J., & Heyman, J. E. (2013). Honesty is the best policy: The effects of
disclosure in word-of-mouth marketing. Journal of Marketing Communications, 19(4), 245-
257.
Abidin, C. (2016). Visibility labour: Engaging with Influencers’ fashion brands and# OOTD
advertorial campaigns on Instagram. Media International Australia, 161(1), 86-100.
Ashley, C., & Leonard, H. A. (2009). Betrayed by the buzz? Covert content and consumer–
brand relationships. Journal of Public Policy & Marketing, 28(2), 212-220.
Audrezet, A., De Kerviler, G., & Moulard, J. G. (2018). Authenticity under threat: When
social media influencers need to go beyond self-presentation. Journal of Business
Research.
Baker, W. E. (1999). When can affective conditioning and mere exposure directly influence
brand choice?. Journal of Advertising, 28(4), 31-46.
Barcelos, R. H., Dantas, D. C., & Sénécal, S. (2018). Watch your tone: How a brand's tone
of voice on social media influences consumer responses. Journal of Interactive Marketing,
41, 60-80.
Becker-Olsen, K. L. (2003). And now, a word from our sponsor--a look at the effects of
sponsored content and banner advertising. Journal of Advertising, 32(2), 17-32.
Berger, J. (2014). Word of mouth and interpersonal communication: A review and directions
for future research. Journal of Consumer Psychology, 24(4), 586-607.
Beukeboom, C. J., Kerkhof, P., & de Vries, M. (2015). Does a virtual like cause actual liking?
How following a brand's Facebook updates enhances brand evaluations and purchase
intention. Journal of Interactive Marketing, 32, 26-36.
Biswas, D., Biswas, A., & Das, N. (2006). The differential effects of celebrity and expert
endorsements on consumer risk perceptions. The role of consumer knowledge, perceived
congruency, and product technology orientation. Journal of advertising, 35(2), 17-31.
Beverland, M. B., Lindgreen, A., & Vink, M. W. (2008). Projecting authenticity through
advertising: Consumer judgments of advertisers' claims. Journal of Advertising, 37(1), 5-15.
Boerman, S. C., Van Reijmersdal, E. A., & Neijens, P. C. (2014). Effects of sponsorship
disclosure timing on the processing of sponsored content: A study on the effectiveness of
European disclosure regulations. Psychology & Marketing, 31(3), 214-224.
36
Boerman, S. C., Van Reijmersdal, E. A., & Neijens, P. C. (2012). Sponsorship disclosure:
Effects of duration on persuasion knowledge and brand responses. Journal of
Communication, 62(6), 1047-1064.
Boerman, S. C., Willemsen, L. M., & Van Der Aa, E. P. (2017). “This Post Is Sponsored”:
Effects of Sponsorship Disclosure on Persuasion Knowledge and Electronic Word of Mouth
in the Context of Facebook. Journal of Interactive Marketing, 38, 82-92.
Brettel, M., Reich, J. C., Gavilanes, J. M., & Flatten, T. C. (2015). What drives advertising
success on Facebook? An advertising-effectiveness model: Measuring the effects on sales
of “likes” and other social-network stimuli. Journal of Advertising Research, 55(2), 162-175.
Brogan, C. (2010). Social media 101: Tactics and tips to develop your business online. John
Wiley & Sons.
Brown, J., Broderick, A. J., & Lee, N. (2007). Word of mouth communication within online
communities: Conceptualizing the online social network. Journal of interactive marketing,
21(3), 2-20.
Brown, D., & Hayes, N. (2008). Influencer marketing. Routledge.
Brown, G., & Maxwell, G. (2002). Customer Service in UK call centres:: organisational
perspectives and employee perceptions. Journal of Retailing and Consumer Services, 9(6),
309-316.
Bruns, A. (2003). Gatewatching, not gatekeeping: Collaborative online news. Media
International Australia Incorporating Culture and Policy, 107(1), 31-44.
Campbell, M. C., Mohr, G. S., & Verlegh, P. W. (2013). Can disclosures lead consumers to
resist covert persuasion? The important roles of disclosure timing and type of response.
Journal of Consumer Psychology, 23(4), 483-495.
Cao, J., Knotts, T., Xu, J., & Chau, M. (2009). Word of mouth marketing through online
social networks. AMCIS 2009 Proceedings, 291.
Carr, C. T., & Hayes, R. A. (2014). The effect of disclosure of third-party influence on an
opinion leader's credibility and electronic word of mouth in two-step flow. Journal of
Interactive Advertising, 14(1), 38-50.
Chapple, C., & Cownie, F. (2017). An investigation into viewers’ trust in and response
towards disclosed paid-for-endorsements by YouTube Lifestyle vloggers. Journal of
Promotional Communications, 5(2).
37
Cheung, C. M. Y., Sia, C. L., & Kuan, K. K. (2012). Is this review believable? A study of
factors affecting the credibility of online consumer reviews from an ELM perspective.
Journal of the Association for Information Systems, 13(8), 618.
Choi, S. M., & Rifon, N. J. (2002). Antecedents and consequences of web advertising
credibility: A study of consumer response to banner ads. Journal of Interactive Advertising,
3(1), 12-24.
Chu, S. C., & Kamal, S. (2008). The effect of perceived blogger credibility and argument
quality on message elaboration and brand attitudes: An exploratory study. Journal of
Interactive Advertising, 8(2), 26-37.
Chung, S., & Cho, H. (2017). Fostering parasocial relationships with celebrities on social
media: Implications for celebrity endorsement. Psychology & Marketing, 34(4), 481-495.
Chu, S. C., & Kim, Y. (2011). Determinants of consumer engagement in electronic word-of-
mouth (eWOM) in social networking sites. International journal of Advertising, 30(1), 47-75.
Colliander, J., & Dahlén, M. (2011). Following the fashionable friend: The power of social
media: Weighing publicity effectiveness of blogs versus online magazines. Journal of
advertising research, 51(1), 313-320.
Cotte, J., Coulter, R. A., & Moore, M. (2005). Enhancing or disrupting guilt: The role of ad
credibility and perceived manipulative intent. Journal of Business Research, 58(3), 361-368.
De Jans, S., Cauberghe, V., & Hudders, L. (2018). How an Advertising Disclosure Alerts
Young Adolescents to Sponsored Vlogs: The Moderating Role of a Peer-Based Advertising
Literacy Intervention through an Informational Vlog. Journal of Advertising, 47(4), 309-325.
De Veirman, M., Cauberghe, V., & Hudders, L. (2017). Marketing through Instagram
influencers: the impact of number of followers and product divergence on brand attitude.
International Journal of Advertising, 36(5), 798-828.
De Vries, L., Gensler, S., & Leeflang, P. S. (2012). Popularity of brand posts on brand fan
pages: An investigation of the effects of social media marketing. Journal of interactive
marketing, 26(2), 83-91.
Dijkmans, C., Kerkhof, P., & Beukeboom, C. J. (2015). A stage to engage: Social media
use and corporate reputation. Tourism management, 47, 58-67.
Djafarova, E., & Rushworth, C. (2017). Exploring the credibility of online celebrities'
Instagram profiles in influencing the purchase decisions of young female users.
Computers in Human Behavior, 68, 1-7.
38
Doh, S. J., & Hwang, J. S. (2009). How consumers evaluate eWOM (electronic word-of-
mouth) messages. CyberPsychology & Behavior, 12(2), 193-197.
Dom, S. M. S. M., binti Ramli, H. S., Chin, A. L. L., & Fern, T. T. (2016). Determinants of
the effectiveness of celebrity endorsement in advertisement. The Journal of Developing
Areas, 50(5), 525-535.
Erkan, I., & Evans, C. (2016). The influence of eWOM in social media on consumers’
purchase intentions: An extended approach to information adoption. Computers in Human
Behavior, 61, 47-55.
Erdoğmuş, İ. E., & Cicek, M. (2012). The impact of social media marketing on brand
loyalty. Procedia-Social and Behavioral Sciences, 58, 1353-1360.
Evans, N. J., & Park, D. (2015). Rethinking the persuasion knowledge model: Schematic
antecedents and associative outcomes of persuasion knowledge activation for covert
advertising. Journal of Current Issues & Research in Advertising, 36(2), 157-176.
Evans, N. J., Phua, J., Lim, J., & Jun, H. (2017). Disclosing instagram influencer advertising:
The effects of disclosure language on advertising recognition, attitudes, and behavioral
intent. Journal of Interactive Advertising, 17(2), 138-149.
Fransen, M. L., Smit, E. G., & Verlegh, P. W. (2015). Strategies and motives for resistance
to persuasion: an integrative framework. Frontiers in psychology, 6, 1201.
Friestad, M., & Wright, P. (1994). The persuasion knowledge model: How people cope with
persuasion attempts. Journal of consumer research, 21(1), 1-31.
Goldsmith, R. E., & Clark, R. A. (2008). An analysis of factors affecting fashion opinion
leadership and fashion opinion seeking. Journal of Fashion Marketing and Management:
An International Journal, 12(3), 308-322.
Gong, W., Lim, E. P., & Zhu, F. (2015, April). Characterizing silent users in social media
communities. In Ninth International AAAI Conference on Web and Social Media.
Glucksman, M. (2017). The rise of social media influencer marketing on lifestyle branding:
A case study of Lucie Fink. Elon Journal of Undergraduate Research in Communications,
8(2), 77-87.
Graham, J., & Havlena, W. (2007). Finding the “missing link”: Advertising's impact on word
of mouth, web searches, and site visits. Journal of Advertising Research, 47(4), 427-435.
Hanna, R., Rohm, A., & Crittenden, V. L. (2011). We’re all connected: The power of the
social media ecosystem. Business horizons, 54(3), 265-273.
39
Hartmann, T., & Goldhoorn, C. (2011). Horton and Wohl revisited: Exploring viewers'
experience of parasocial interaction. Journal of communication, 61(6), 1104-1121.
Heinonen, K. (2011). Consumer activity in social media: Managerial approaches to
consumers' social media behavior. Journal of Consumer Behaviour, 10(6), 356-364.
Heinze, N., & Hu, Q. (2006). The evolution of corporate web presence: A longitudinal study
of large American companies. International Journal of Information Management, 26(4), 313-
325.
Hennig-Thurau, T., Malthouse, E. C., Friege, C., Gensler, S., Lobschat, L., Rangaswamy,
A., & Skiera, B. (2010). The impact of new media on customer relationships. Journal of
service research, 13(3), 311-330.
Hill, S., Provost, F., & Volinsky, C. (2006). Network-based marketing: Identifying likely
adopters via consumer networks. Statistical Science, 21(2), 256-276.
Hoofnagle, C. J., & Meleshinsky, E. (2015). Native advertising and endorsement: Schema,
source-based misleadingness, and omission of material facts. Technology Science,
2015121503.
Hovland, C. I., Janis, I. L., & Kelley, H. H. (1953). Communication and persuasion.
Hovland, C. I., & Weiss, W. (1951). The influence of source credibility on communication
effectiveness. Public opinion quarterly, 15(4), 635-650.
Hudson, S., Huang, L., Roth, M. S., & Madden, T. J. (2016). The influence of social media
interactions on consumer–brand relationships: A three-country study of brand perceptions
and marketing behaviors. International Journal of Research in Marketing, 33(1), 27-41.
Hwang, Y., & Jeong, S. H. (2016). “This is a sponsored blog post, but all opinions are my
own”: The effects of sponsorship disclosure on responses to sponsored blog posts.
Computers in Human Behavior, 62, 528-535.
Isaac, M. S., & Grayson, K. (2017). Beyond Skepticism: Can Accessing Persuasion
Knowledge Bolster Credibility?. Journal of Consumer Research, 43(6), 895-912.
John, D. R. (1999). Consumer socialization of children: A retrospective look at twenty-five
years of research. Journal of Consumer Research, 26(3), 183–213.
Jones, M. J., & Schumann, D. W. (2000). The Strategic Use of Celebrity Athlete
Endorsers in Sports Illustrated: An Historic Perspective. Sport marketing quarterly, 9(2).
Kapitan, S., & Silvera, D. H. (2016). From digital media influencers to celebrity endorsers:
attributions drive endorser effectiveness. Marketing Letters, 27(3), 553-567.
40
Keeling, K., McGoldrick, P., & Beatty, S. (2010). Avatars as salespeople: Communication
style, trust, and intentions. Journal of Business Research, 63(8), 793-800.
Keller, K. L. (2003). Brand synthesis: The multidimensionality of brand knowledge. Journal
of consumer research, 29(4), 595-600.
Kelley, H. H. (1967). Attribution theory in social psychology. In Nebraska symposium on
motivation. University of Nebraska Press.
Khamis, S., Ang, L., & Welling, R. (2017). Self-branding,‘micro-celebrity’and the rise of
Social Media Influencers. Celebrity Studies, 8(2), 191-208
Kim, S. S., Choe, J. Y. J., & Petrick, J. F. (2018). The effect of celebrity on brand
awareness, perceived quality, brand image, brand loyalty, and destination attachment to a
literary festival. Journal of Destination Marketing & Management, 9, 320-329..
Kim, S., Kandampully, J., & Bilgihan, A. (2018). The influence of eWOM communications:
An application of online social network framework. Computers in Human Behavior, 80,
243-254.
Kim, A. J. Y., & Ko, E. J. (2010). The impact of design characteristics on brand attitude
and purchase intention-focus on luxury fashion brands. Journal of the Korean Society of
Clothing and Textiles, 34(2), 252-265.
Kim, S., & Lehto, X. Y. (2013). Projected and perceived destination brand personalities: The
case of South Korea. Journal of Travel Research, 52(1), 117-130.
Knoll, J., & Matthes, J. (2017). The effectiveness of celebrity endorsements: a meta-
analysis. Journal of the Academy of Marketing Science, 45(1), 55-75.
Kowalczyk, C. M., & Pounders, K. R. (2016). Transforming celebrities through social media:
the role of authenticity and emotional attachment. Journal of Product & Brand Management,
25(4), 345-356.
Kudeshia, C., & Kumar, A. (2017). Social eWOM: does it affect the brand attitude and
purchase intention of brands?. Management Research Review, 40(3), 310-330.
Kumar, V., Bhaskaran, V., Mirchandani, R., & Shah, M. (2013). Practice prize winner—
creating a measurable social media marketing strategy: increasing the value and ROI of
intangibles and tangibles for hokey pokey. Marketing Science, 32(2), 194-212.
Labrecque, L. I., Markos, E., & Milne, G. R. (2011). Online personal branding: Processes,
challenges, and implications. Journal of interactive marketing, 25(1), 37-50.
41
La Ferle, C., & Choi, S. M. (2005). The importance of perceived endorser credibility in South
Korean advertising. Journal of current issues & research in advertising, 27(2), 67-81.
Lee, M. K., Cheung, C. M., Lim, K. H., & Ling Sia, C. (2006). Understanding customer
knowledge sharing in web-based discussion boards: An exploratory study. Internet
Research, 16(3), 289-303.
Lee, J. E., & Watkins, B. (2016). YouTube vloggers' influence on consumer luxury brand
perceptions and intentions. Journal of Business Research, 69(12), 5753-5760.
Lim, X. J., Radzol, M., Cheah, J., & Wong, M. W. (2017). The impact of social media
influencers on purchase intention and the mediation effect of customer attitude. Asian
Journal of Business Research, 7(2), 19.
Lin, C. A., & Kim, T. (2016). Predicting user response to sponsored advertising on social
media via the technology acceptance model. Computers in Human Behavior, 64, 710-718.
Lin, K. Y., & Lu, H. P. (2011). Why people use social networking sites: An empirical study
integrating network externalities and motivation theory. Computers in human behavior,
27(3), 1152-1161.
Liu, S., Jiang, C., Lin, Z., Ding, Y., Duan, R., & Xu, Z. (2015). Identifying effective influencers
based on trust for electronic word-of-mouth marketing: A domain-aware approach.
Information sciences, 306, 34-52.
Martin, W. C., & Lueg, J. E. (2013). Modeling word-of-mouth usage. Journal of Business
Research, 66(7), 801-808.
MacKenzie, S. B., & Lutz, R. J. (1989). An empirical examination of the structural
antecedents of attitude toward the ad in an advertising pretesting context. Journal of
marketing, 53(2), 48-65.
Mazodier, M., & Quester, P. (2010). Ambush marketing disclosure impact on attitudes
toward the ambusher's brand. Recherche et Applications en Marketing (English Edition),
25(2), 51-67.
McGuire, W. J. (1969). The nature of attitudes and attitude change. The handbook of social
psychology, 2(3), 136-314.
Mersey, R. D., Malthouse, E. C., & Calder, B. J. (2010). Engagement with online media.
Journal of Media Business Studies, 7(2).
42
Moulard, J. G., Garrity, C. P., & Rice, D. H. (2015). What makes a human brand authentic?
Identifying the antecedents of celebrity authenticity. Psychology & Marketing, 32(2), 173-
186.
Moulard, J. G., Raggio, R. D., & Folse, J. A. G. (2016). Brand authenticity: Testing the
antecedents and outcomes of brand management's passion for its products. Psychology &
Marketing, 33(6), 421-436.
Moulard, J. G., Rice, D. H., Garrity, C. P., & Mangus, S. M. (2014). Artist authenticity: How
artists’ passion and commitment shape consumers’ perceptions and behavioral intentions
across genders. Psychology & Marketing, 31(8), 576-590.
Mudambi, S. M., & Schuff, D. (2010). What makes a helpful review? A study of customer
reviews on Amazon. com. MIS quarterly, 34(1), 185-200.
Napoli, J., Dickinson, S. J., Beverland, M. B., & Farrelly, F. (2014). Measuring consumer-
based brand authenticity. Journal of Business Research, 67(6), 1090-1098.
Nelson, M. R., Wood, M. L., & Paek, H. J. (2009). Increased persuasion knowledge of video
news releases: Audience beliefs about news and support for source disclosure. Journal of
Mass Media Ethics, 24(4), 220-237.
Obermiller, C., & Spangenberg, E. R. (1998). Development of a scale to measure consumer
skepticism toward advertising. Journal of consumer psychology, 7(2), 159-186.
Obermiller, C., Spangenberg, E., & MacLachlan, D. L. (2005). Ad skepticism: The
consequences of disbelief. Journal of advertising, 34(3), 7-17.
Ohanian, R. (1991). The impact of celebrity spokespersons' perceived image on consumers'
intention to purchase. Journal of advertising Research, 31(1), 46-54.
Ozdora-Aksak, E., & Atakan-Duman, S. (2015). The online presence of Turkish banks:
Communicating the softer side of corporate identity. Public Relations Review, 41(1), 119-
128.
Parise, S., Guinan, P. J., & Weinberg, B. D. (2008). The secrets of marketing in a web 2.0
world. The Wall Street Journal, 4(December 15).
Park, H., & Cameron, G. T. (2014). Keeping it real: Exploring the roles of conversational
human voice and source credibility in crisis communication via blogs. Journalism & Mass
Communication Quarterly, 91(3), 487-507.
Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion. In
Communication and persuasion (pp. 1-24). Springer, New York, NY.
43
Pöyry, E., Parvinen, P., & Malmivaara, T. (2013). Can we get from liking to buying?
Behavioral differences in hedonic and utilitarian Facebook usage. Electronic Commerce
Research and Applications, 12(4), 224-235.
Raad voor de Reclame. (2018). Aanbevelingen van de Raad voor de Reclame inzake online
influencers. Geraadpleegd op 20 maart 2019, van
https://www.jep.be/sites/default/files/rule_reccommendation/aanbevelingen_van_de_raad
_voor_de_reclame_online_influencers_nl.pdf
Reinhard, M. A., Messner, M., & Sporer, S. L. (2006). Explicit persuasive intent and its
impact on success at persuasion—The determining roles of attractiveness and
likeableness. Journal of Consumer Psychology, 16(3), 249-259.
Rotfeld, H. J. (2008). The stealth influence of covert marketing and much ado about what
may be nothing. Journal of public policy & marketing, 27(1), 63-68.
Royo-Vela, M., & Casamassima, P. (2011). The influence of belonging to virtual brand
communities on consumers' affective commitment, satisfaction and word-of-mouth
advertising: The ZARA case. Online Information Review, 35(4), 517-542.
Rozendaal, E., Lapierre, M. A., Van Reijmersdal, E. A., & Buijzen, M. (2011). Reconsidering
advertising literacy as a defense against advertising effects. Media Psychology, 14(4), 333-
354.
Russell, C. A., Stern, B. B., & Stern, B. B. (2006). Consumers, characters, and products: A
balance model of sitcom product placement effects. Journal of Advertising, 35(1), 7-21.
Ryan, P. (2019). Instagram, Micro-Celebrity and the World of Intimate Strangers. In Male
Sex Work in the Digital Age (pp. 95-118). Palgrave Macmillan, Cham.
Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic
motivation, social development, and well-being. American psychologist, 55(1), 68.
Spry, A., Pappu, R., & Bettina Cornwell, T. (2011). Celebrity endorsement, brand credibility
and brand equity. European Journal of Marketing, 45(6), 882-909.
Sundar, S. S. (2008). The MAIN model: A heuristic approach to understanding technology
effects on credibility. Digital media, youth, and credibility, 73100.
Swani, K., Milne, G., & P. Brown, B. (2013). Spreading the word through likes on Facebook:
Evaluating the message strategy effectiveness of Fortune 500 companies. Journal of
Research in Interactive Marketing, 7(4), 269-294.
Taylor, C. R. (2017). Native advertising: The black sheep of the marketing family.
44
Taylor, D. G., Lewin, J. E., & Strutton, D. (2011). Friends, fans, and followers: do ads work
on social networks?: how gender and age shape receptivity. Journal of advertising research,
51(1), 258-275.
Teng, S., Wei Khong, K., Wei Goh, W., & Yee Loong Chong, A. (2014). Examining the
antecedents of persuasive eWOM messages in social media. Online Information Review,
38(6), 746-768.
Thackeray, R., Neiger, B. L., Hanson, C. L., & McKenzie, J. F. (2008). Enhancing
promotional strategies within social marketing programs: use of Web 2.0 social media.
Health promotion practice, 9(4), 338-343.
Tiago, M. T. P. M. B., & Veríssimo, J. M. C. (2014). Digital marketing and social media: Why
bother?. Business horizons, 57(6), 703-708.
Trusov, M., Bucklin, R. E., & Pauwels, K. (2009). Effects of word-of-mouth versus traditional
marketing: findings from an internet social networking site. Journal of marketing, 73(5), 90-
102.
Wang, J. S., Cheng, Y. F., & Chu, Y. L. (2013). Effect of celebrity endorsements on
consumer purchase intentions: advertising effect and advertising appeal as mediators.
Human Factors and Ergonomics in Manufacturing & Service Industries, 23(5), 357-367.
Wang, S. W., & Scheinbaum, A. C. (2018). Enhancing brand credibility via celebrity
endorsement: Trustworthiness trumps attractiveness and expertise. Journal of Advertising
Research, 58(1), 16-32.
Wathen, C. N., & Burkell, J. (2002). Believe it or not: Factors influencing credibility on the
Web. Journal of the American society for information science and technology, 53(2), 134-
144.
Wei, M. L., Fischer, E., & Main, K. J. (2008). An examination of the effects of activating
persuasion knowledge on consumer response to brands engaging in covert marketing.
Journal of Public Policy & Marketing, 27(1), 34-44.
Weinberg, B. D., & Pehlivan, E. (2011). Social spending: Managing the social media mix.
Business horizons, 54(3), 275-282.
Westerman, D., Spence, P. R., & Van Der Heide, B. (2014). Social media as information
source: Recency of updates and credibility of information. Journal of computer-mediated
communication, 19(2), 171-183.
45
Whitla, P. (2009). Crowdsourcing and its application in marketing activities. Contemporary
Management Research, 5(1).
Willemsen, L. M., Neijens, P. C., & Bronner, F. (2012). The ironic effect of source
identification on the perceived credibility of online product reviewers. Journal of Computer-
Mediated Communication, 18(1), 16-31.
Wojdynski, B. W., & Evans, N. J. (2016). Going native: Effects of disclosure position and
language on the recognition and evaluation of online native advertising. Journal of
Advertising, 45(2), 157-168.
Wojdynski, B. W., & Golan, G. J. (2016). Native advertising and the future of mass
communication.
Xiao, M., Wang, R., & Chan-Olmsted, S. (2018). Factors affecting YouTube influencer
marketing credibility: a heuristic-systematic model. Journal of Media Business Studies,
15(3), 188-213.
Zhu, J., & Tan, B. (2007). Effectiveness of blog advertising: Impact of communicator
expertise, advertising intent, and product involvement. ICIS 2007 proceedings, 121.
46
Bijlagen A. Pretest
Hallo!
Mijn naam is Chaline Debaene en ik ben masterstudent Communicatiemanagement aan de UGent.
In het kader van deze opleiding doe ik onderzoek naar instagramposts specifiek geplaatst door
zogenaamde influencers.
Een influencer wordt omschreven als een persoon die online (in dit geval op Instagram) een groot
aantal volgers heeft verzameld. Er is sprake van een 'community' of gemeenschap, een netwerk
van mensen met gelijkaardige interesses.
Deze enquête kadert in dat onderzoek. Alle gegevens worden volledig anoniem verwerkt.
Alvast bedankt!
Chaline Debaene
Master Communicatiemanagement, UGent
U bent...
o Mannelijk
o Vrouwelijk
Hoog-geloofwaardig zonder sponsorlabel:
47
Hoog-geloofwaardig met sponsorlabel:
48
Laag-geloofwaardig zonder sponsorlabel:
49
Laag-geloofwaardig met sponsorlabel:
50
Lees de caption/tekst van bovenstaande instagrampost aandachtig. Geef aan in welke mate u
akkoord gaat met volgende stellingen die deze beschrijven.
Helemaal niet
akkoord Niet akkoord
Noch niet akkoord, noch
akkoord Akkoord
Helemaal akkoord
Manipulatief o o o o o Oneerlijk o o o o o
Frauduleus o o o o o Misleidend o o o o o Niet gepast o o o o o
51
Schijnheilig o o o o o Informatief o o o o o
Eerlijk o o o o o Geloofwaardig o o o o o Behulpzaam o o o o o
Gepast o o o o o Oprecht o o o o o
Hoe oud bent u? Gelieve te antwoorden met een cijfer, bijvoorbeeld '27'.
________________________________________________________________
B. Samenvattende tabel manpulatie pretest
(IV) STIMULI M SD t(df) p
Gepercipieerde
geloofwaardigheid (hoog vs. laag)
Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.28 Mlaag = 2.63
.72
.55 t(25) = 2.68 p = .013
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.31 Mlaag = 2.81
.66
.42 t(20.04) = 2.31 p = .032
Manipulatief recoded Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 2.85 Mlaag = 2.00
.90
.68 t(22.31) = 2.74 p = .012
HelloFresh abonnement Mhoog = 2.92 Mlaag = 2.07
1.12 .47
t(15.96) = 2.55 p = .022
Oneerlijk recoded Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.62 Mlaag = 2.86
.87 1.17
t(25) = 1.90 p = .069
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.69 Mlaag = 2.86
.85
.86 t(25) = 2.52 p = .018
Frauduleus recoded Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.54 1.13 t(25) = .09 p = .929
52
Mlaag = 3.50 1.09
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.62 Mlaag = 3.79
1.12 .80
t(25) = -.46 p = .652
Misleidend recoded Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.38 Mlaag = 2.14
.96
.53 t(18.48) = 4.12 p = .001
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.23 Mlaag = 2.21
1.01 .89
t(25) = 2.77 p = .010
Niet gepast recoded Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.69 Mlaag = 3.29
.85
.83 t(25) = 1.26 p = .220
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.62 Mlaag = 3.64
.87
.74 t(25) = -.09 p = .930
Schijnheilig recoded Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.54 Mlaag = 2.86
1.20 1.17
t(25) = 1.50 p = .147
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.46 Mlaag = 2.93
1.20 .83
t(25) = 1.35 p = .188
Informatief Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.46 Mlaag = 2.64
.97 1.08
t(25) = 2.07 p = .049
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.54 Mlaag = 2.86
.78
.95 t(25) = 2.03 p = .053
Eerlijk Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 2.85 Mlaag = 2.29
.99
.61 t(25) = 1.79 p = .086
HelloFresh abonnement Mhoog = 2.85 Mlaag = 2.50
1.07 .86
t(25) = .93 p = .360
Geloofwaardig Oral B elektrische tandenborstel Mhoog =2.92 Mlaag = 2.00
1.12 .78
t(25) = 2.50 p = .019
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.08 Mlaag = 2.43
1.19 .85
t(25) = 1.64 p = .114
Behulpzaam Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.23 Mlaag = 2.79
1.01 0.70
t(25) = 1.34 p = .193
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.38 Mlaag = 2.93
.87
.83 t(25) = 1.40 p = .175
Gepast Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 3.46 Mlaag = 3.07
.88
.73 t(25) = 1.26 p = .219
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.23 Mlaag = 3.29
.83
.83 t(25) = -.17 p = .865
Oprecht Oral B elektrische tandenborstel Mhoog = 2.85 Mlaag = 2.07
1.14 .62
t(18.12) = 2.17 p = .044
HelloFresh abonnement Mhoog = 3.08 Mlaag = 2.21
1.19 .43
t(14.84) = 2.48 p = .026
53
C. Vragenlijst
Mijn naam is Chaline Debaene en ik ben masterstudent Communicatiemanagement aan de UGent.
In het kader van deze opleiding doe ik onderzoek naar instagramposts specifiek geplaatst door
zogenaamde influencers.
Een influencer wordt omschreven als een persoon die online (in dit geval op Instagram) een groot
aantal volgers heeft verzameld. Er is sprake van een 'community' of gemeenschap rond die
persoon, een groep van mensen met gelijkaardige interesses.
Deze enquête kadert in dat onderzoek. Alle gegevens worden volledig anoniem verwerkt.
Als u vragen zou hebben, kan u mij altijd contacteren op volgend emailadres:
Alvast bedankt!
Chaline Debaene
Master Communicatiemanagement, UGent
Heeft u deelgenomen aan de pretest, die werd doorgestuurd via Facebook messenger?
o Ja
o Nee
Bent u...
o Mannelijk
o Vrouwelijk
o Ander
54
STIMULI
Hoog-geloofwaardig met en zonder sponsorlabel:
55
Laag-geloofwaardig met en zonder sponsorlabel:
56
INFLUENCER LIKEABILITY - In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen over de
persoon die deze instagrampost heeft geplaatst?
Helemaa
l niet akkoord
Niet akkoor
d
Eerder niet
akkoord
Noch niet
akkoord, noch
akkoord
Eerder akkoor
d
Akkoord
Helemaal akkoord
De persoon lijkt warm/hartelijk. o o o o o o o De persoon lijkt
vriendelijk. o o o o o o o De persoon lijkt
aardig/aangenaam. o o o o o o o
De persoon lijkt open/toegankelijk. o o o o o o o
MERK LIKEABILITY - In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen over het merk die te
zien was in deze instagrampost?
Helemaa
l niet akkoord
Niet akkoor
d
Eerder niet
akkoord
Noch niet
akkoord, noch
akkoord
Eerder akkoor
d
Akkoord
Helemaal akkoord
Het merk lijkt warm/hartelijk. o o o o o o o Het merk lijkt vriendelijk. o o o o o o o
Het merk lijkt aardig/aangenaam
. o o o o o o o Het merk lijkt
open/toegankelijk. o o o o o o o
eWOM-INTENTIE - In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen over de instagrampost
die u te zien heeft gekregen?
57
Helemaal niet
akkoord Niet akkoord
Noch niet akkoord,
noch akkoord Akkoord
Helemaal akkoord
Ik denk dat deze post het waard is om met anderen
te delen.
o o o o o
Ik zou deze post
aanbevelen aan anderen.
o o o o o Ik zou deze post leuk vinden. o o o o o
Ik zou op deze post reageren. o o o o o
AANKOOPINTENTIE - In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen?
Helemaal niet
akkoord Niet akkoord
Noch niet akkoord,
noch akkoord Akkoord
Helemaal akkoord
Ik denk waarschijnlijk
Oral B producten aan te kopen in de
toekomst.
o o o o o
Ik zou Oral B producten
willen aankopen in de toekomst.
o o o o o
Ik ga Oral B producten
aankopen in de toekomst.
o o o o o
58
INFLUENCER AUTHENTICITEIT - In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen over de
persoon die de instagrampost heeft geplaatst?
Helemaal
niet akkoord
Niet akkoord
Eerder niet
akkoord
Noch niet
akkoord, noch
akkoord
Eerder akkoord
Akkoord Helemaal akkoord
De persoon probeert zich te
gedragen op een manier die
consistent is met zijn/haar
waarden en normen, ook als
anderen hem/haar daarom
bekritiseren of afwijzen.
o o o o o o o
De persoon waardeert
openheid en eerlijkheid in
zijn/haar relaties met anderen.
o o o o o o o
De persoon vindt het over het algemeen
belangrijk dat anderen
begrijpen en zien hoe hij/zij echt is.
o o o o o o o
Anderen kunnen ervan uitgaan
dat de persoon zichzelf is, in
elke situatie en onafhankelijk
van omstandigheden.
o o o o o o o
59
TACTIC CREDIBILITY - In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen die de
instagrampost beschrijven?
Helemaal niet
akkoord Niet akkoord
Noch niet akkoord,
noch akkoord Akkoord
Helemaal akkoord
Manipulatief o o o o o
Oprecht o o o o o
Oneerlijk o o o o o
Frauduleus o o o o o
Misleidend o o o o o
Niet gepast o o o o o
Schijnheilig o o o o o
Informatief o o o o o
Eerlijk o o o o o
Geloofwaardig o o o o o
Behulpzaam o o o o o
Gepast o o o o o
60
ECONOMISCHE RELATIE - In welke mate gaat u akkoord met volgende stelling?
Helemaal niet
akkoord Niet akkoord
Noch niet akkoord,
noch akkoord Akkoord
Helemaal akkoord
Het merk wordt
vermeld omdat het de
influencer betaald heeft om vermeld te worden.
o o o o o
DISCLOSURE MANIPULATIECHECK - Heeft de persoon het bestaan van een
sponsoringovereenkomst (waarbij hij/zij werd betaald om deze instagrampost te plaatsen)
aangegeven/aangeduid in het bericht?
o Ja
o Nee
INFLUENCER FAMILIARITY - Hoe vertrouwd bent u met de persoon in de instagrampost?
o Niet vertrouwd. Ik ken deze persoon niet.
o Een klein beetje vertrouwd. Ik heb al van deze persoon gehoord.
o Redelijk vertrouwd. Ik weet wie deze persoon is, maar volg hem/haar niet op Instagram.
o Vertrouwd. Ik ken deze persoon en volg hem/haar af en toe op Instagram.
o Heel vertrouwd. Ik ken deze persoon goed en volg hem/haar actief op Instagram.
61
INFLUENCER ATTITUDE - Geef uw mening over deze persoon.
1 2 3 4 5 6 7
Onaantrekkelijk o o o o o o o Aantrekkelijk
Vals o o o o o o o Fatsoenlijk
Onaangenaam o o o o o o o Aangenaam
Ongunstig o o o o o o o Gunstig
Onaardig o o o o o o o Aardig
MERK FAMILIARITY - Hoe vertrouwd bent u met het merk?
o Niet vertrouwd. Ik ken het merk niet.
o Een klein beetje vertrouwd. Ik heb al van het merk gehoord.
o Redelijk vertrouwd. Ik ken het merk, maar heb het nog niet gekocht.
o Vertrouwd. Ik ken het merk en koop het af en toe.
o Heel vertrouwd. Ik ken het merk goed en koop ook het ook regelmatig.
MERK ATTITUDE - Geef uw mening over het merk.
1 2 3 4 5 6 7
Onaantrekkelijk o o o o o o o Aantrekkelijk
Vals o o o o o o o Fatsoenlijk
Onaangenaam o o o o o o o Aangenaam
Ongunstig o o o o o o o Gunstig
Onaardig o o o o o o o Aardig
62
PRODUCT FAMILIARITY - Hoe vertrouwd bent u met het product?
o Niet vertrouwd. Ik ken het product niet.
o Een klein beetje vertrouwd. Ik heb al van het product gehoord.
o Redelijk vertrouwd. Ik ken het product, maar heb het nog niet gekocht.
o Vertrouwd. Ik ken het product en koop het af en toe.
o Heel vertrouwd. Ik ken het product goed en koop ook het ook regelmatig.
PRODUCT ATTITUDE - Geef uw mening over het product.
1 2 3 4 5 6 7
Onaantrekkelijk o o o o o o o Aantrekkelijk
Vals o o o o o o o Fatsoenlijk
Onaangenaam o o o o o o o Aangenaam
Ongunstig o o o o o o o Gunstig
Onaardig o o o o o o o Aardig
Hoe frequent gebruikt u Instagram?
o Nooit.
o Heel af en toe. Om de paar maanden.
o Soms. Een aantal keer per maand tot een keer per week.
o Vaak. Een aantal keer per week tot elke dag.
o Heel vaak. Meerdere keren per dag.
Volgt u personen die u niet persoonlijk kent?
o Ja
o Nee
63
Volgt u influencers?
o Ja
o Nee
Hoe oud bent u? Gelieve te antwoorden met een cijfer, bijvoorbeeld '27'.
________________________________________________________________
D. Samenvattende tabel manipulatiecheck
(IV) M SD t(df) p
Gepercipieerde geloofwaardigheid (hoog vs. laag)
Mhoog = 3.18 Mlaag = 2.97
.47
.47 t(124) = -2.42 p = .017
Manipulatief recoded Mhoog = 3.58 Mlaag = 3.41
1.02 1.06
t(124) = -.94 p = .349
Oneerlijk recoded Mhoog = 3.60 Mlaag = 3.36
.71
.82 t(124) = -1.73 p = .086
Frauduleus recoded Mhoog = 3.95 Mlaag = 3.60
.56
.77 t(114.67) = -3.00 p = .003
Misleidend recoded Mhoog = 3.51 Mlaag = 3.48
.97
.93 t(124) = -.19 p = .851
Niet gepast recoded Mhoog = 3.65 Mlaag = 3.59
.75
.85 t(124) = -.36 p = .719
Schijnheilig recoded Mhoog = 3.50 Mlaag = 3.39
1.02 1.03
t(124) = -.60 p = .551
Informatief Mhoog = 3.06 Mlaag = 2.59
1.02 .99
t(124) = -2.63 p = .010
Eerlijk Mhoog = 2.39 Mlaag = 2.42
.84
.87 t(124) = .23 p = .819
Geloofwaardig Mhoog =2.73 Mlaag = 2.11
.94
.80 t(119.39) = -3.95 p < .001
Behulpzaam Mhoog = 2.68 Mlaag = 2.64
.85
.78 t(124) = -.25 p = .800
Gepast Mhoog = 2.84 Mlaag = 3.21
.81
.78 t(124) = -1.93 p = .056
Oprecht Mhoog = 2.26 Mlaag = 2.16
.84
.83 t(119) = -.74 p = .462
64