Een toekomst voor Brussel

40
Een toekomst voor Brussel: volwaardig werk voor iedereen! De prioriteiten van het ABVV voor economie en tewerkstelling in Brussel Dossiers van het ABVV-Brussel nr. 7 Juni 2005

description

Een toekomst voor Brussel

Transcript of Een toekomst voor Brussel

Page 1: Een toekomst voor Brussel

Een toekomst voor Brussel: volwaardig werk voor iedereen!De prioriteiten van het ABVV voor economie en tewerkstelling in Brussel

Dossiers van het ABVV-Brussel nr. 7 Juni 2005

Page 2: Een toekomst voor Brussel

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Inleiding 3

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 4

I. Brussel barst uit zijn voegen 4

II. De jeugd is de toekomst – Geef toekomst aan de jeugd 6

III. De stadsvlucht van de industrie 8

IV. Een baan bij de overheid? 10

V. Uitdagingen voor het onderwijs 11

VI. Het opleidingsniveau van de Brusselaars 14

VII. Iedereen gelijk voor het werk 18

VIII. Zwartwerk en onzekere banen 22

IX. Vrouwen en mannen: nog steeds geen gelijke kansen 24

X. Welvaart en welzijn voor iedereen: meer geld voor socialprofitbanen 28

De vakbond in actie 30

De jacht op werklozen 31

Actief ouder worden en het nieuwe loopbanenbeleid 34

De prioritaire werkterreinen voor de economie en de tewerkstelling in Brussel 36

2

Bronnen De cijfers en statistieken in deze brochure

komen uit volgende publicaties en verslagen:

■ C. Vandermotten, G. Van Hamme, N. Beys,

Les évolutions économiques en région

de Bruxelles-capitale et leurs impacts

sociaux (De economische evolutie in het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de

sociale weerslag ervan), studie

uitgevoerd op vraag van de Ecolo-fractie

van het Brussels parlement, ULB-IGEAT,

Maart 2004, Brussel.

■ Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

– FOD Werkgelegenheid, Arbeid en

Sociaal Overleg, Verslag 2003.

■ Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk

Gewest, Statistische indicatoren van het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest,

www.brussel.irisnet.be.

■ Brussels Observatorium voor de arbeids-

markt en de kwalificaties, Evolutie van de

Brusselse arbeidsmarkt: tussen dynamis-

me en dualiteit, November 2003, Brussel.

■ Brussels Observatorium voor de

arbeidsmarkt en de kwalificaties,

Contract voor de Economie en de

Tewerkstelling - Brussel 2005-2010:

analyse van de sociaal-economische

toestand van het Brussels Hoofdstede-

lijk Gewest, December 2004.

■ Brussels Observatorium voor de arbeids-

markt en de kwalificaties, Situatie van

de vrouwen op de arbeidsmarkt in het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest,

maart 2004, Brussel.

■ J. Pacolet, Marchal A., Fraude sociale

et travail au noir en Belgique: quête

de l’indéfinissable? (Sociale fraude

en zwartwerk in België: zoektocht

naar het onbestemde), Revue belge

de Sécurité sociale, nr. 3, 2003.

■ Vincent Vandenberghe, Enseignement

et capital humain en Belgique: où en

sommes-nous? (Onderwijs en menselijk

kapitaal in België: een inventaris),

Regards Economiques nr. 23, september

2004, IRES-UCL, Louvain-la-Neuve.

Page 3: Een toekomst voor Brussel

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 3

doorPhilippeVan Muylder,AlgemeenSecretarisvan het ABVV-Brussel

1 Eind februari 2005,

telde het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest

94.260 werklozen,

dit is een stijging

van 6,4% op één jaar

tijd. 67.679 hiervan

zijn volledig uitkerings-

gerechtigde werklozen,

dit is een jaarlijkse

stijging van 4,6%

(Bron: BGDA).

In le id ing

Brussel is een stad van tegenstellingen.In de tweede rijkste stad van Europa,economisch gezien het vierde zaken-

centrum, de grootste investeringspool van hetland, met meer dan 650.000 arbeidsplaat-sen... is meer dan één Brusselaar op vijf werk-loos1 en ligt het gemiddeld inkomen lager danin beide andere gewesten van het land. Alhoe-wel in Brussel één vijfde van de Belgische rijk-dom geproduceerd wordt (dit betekent perinwoner dubbel zoveel als in Vlaanderen), ont-vangen de Brusselaars minder dan één tien-de van het Belgische inkomen.

Aan de productie van deze rijkdom werkenook 350.000 Vlamingen en Walen mee, dieelke dag in Brussel komen werken. Dit is nietmeer dan normaal: er is in Brussel immersmeer werk dan er inwoners zijn die de leeftijdhebben om te werken. De echte stad eindigtniet bij de institutionele grenzen van hetGewest. Minder vanzelfsprekend is dat deBrusselaars uiteindelijk weinig voordeel heb-ben bij de economische en sociale uitstralingvan hun stad.

Anders dan in de andere grote Europese ste-den, is de Brusselse arbeidersklasse hier inde stad blijven wonen, terwijl de meer gegoe-de klassen het stadscentrum verlieten ennaar de groene wijken in de rand vertrokken.De Franse voorsteden bieden net het tegen-overgestelde beeld.

Ondanks de plotse stijging van de huurprij-zen, die veroorzaakt wordt doordat bepaaldecategorieën van welgestelde inwoners naarde stad terugkeren en door de uitbreidingvan de Europese instellingen, blijven de wij-ken van het stadscentrum de “verschoppelin-gen” van onze samenleving aantrekken.

Bovendien – en dit is een belangrijk gege-ven – is Brussel een jonge stad; de bevolkinggroeit er aan en wordt jonger, terwijl in derest van het land het tegendeel waar is. Hetzijn juist de jongeren die het grootste risicoop werkloosheid lopen. Velen onder hen zijnkinderen van geïmmigreerde arbeiders, die

niet goed voorbereid zijn op de nieuwe dien-steneconomie. Zijn ze dat wel, dan wordenze vaak gediscrimineerd. Nochtans is dezejeugd een fantastische troef om in Brusselde problemen van de vergrijzing van de Bel-gische bevolking aan te pakken.

Net als in Vlaanderen en in Wallonië, is ookin Brussel de tewerkstelling van de jongerenniet enkel een morele vereiste en een econo-mische noodzaak, ze biedt ook een alterna-tief voor de verlenging van het beroepsleven,die sommigen aan de werknemers willenopleggen om de financiering van de pensioe-nen veilig te stellen.

De Brusselse regering, het ABVV en de ande-re sociale gesprekspartners hebben zopaseen Contract voor de Economie en deTewerkstelling in Brussel afgesloten, waarbijze de belangrijkste terreinen hebbenbepaald waarover in de loop van de nieuwelegislatuur in het Gewest overleg zal wordengepleegd. De federale regering van haarkant, heeft een nationale conferentie overde vergrijzing aangekondigd.

Het is uitermate belangrijk te begrijpen waar-om er in Brussel werkloosheid bestaat enhoe die eruitziet om dan de aanpak ervan uitte stippelen. Wij behandelen hier 10 kern-punten voor een beter inzicht en een dynami-sche aanpak van de werkloosheid in Brussel.

Weet wel, nu België 175 jaar onafhankelijk-heid en 25 jaar federalisme viert, draait detoekomst van Brussel, zonder enige twijfel,om dit sociaal probleem.

Voor dit dossier werkte de

Studiedienst van het ABVV-Brussel

samen met de “Centrale Culturelle Bruxelloise”,

Kameraden Alain LEDUC en Lise VALCKENAERS.

Verantwoordelijke Uitgever:

Philippe VAN MUYLDER,

Keizerslaan 34, 1000 Brussel.

Wettelijk depot: D/2005/10.441/2

Page 4: Een toekomst voor Brussel

Brussel heeft volop voordeel getrokken uit de economische heropleving eindjaren negentig. Tussen 1997 en 2000 werden op Brussels grondgebied 40.000 nieuwe banen gecreëerd. Dit is een stijging met 7%, een groei die gelijke tred hield met die in de restvan het land.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Vandaag telt men in Brussel 650.000banen voor slechts 500.000 Brus-selaars op arbeidsleeftijd (tussen

20 en 60 jaar). 16% van de nationale tewerk-stelling is in Brussel te vinden, terwijl de Brus-selse bevolking iets minder dan 9,6% van deBelgische bevolking uitmaakt.

Deze cijfers rechtvaardigen dus de aanwezig-heid van een groot aantal werknemers die alledagen naar Brussel komen werken (de pende-laars). Niet minder dan één Vlaming op tienen ook één Waal op tien werken in Brussel.Samen bezetten zij iets meer dan de helft vande banen in Brussel (350.000 of 54%). Zo’n50.000 Brusselaars werken buiten Brussel.

Naast het dagelijkse pendelverkeer, merktmen ook een belangrijke mate van woonpen-delen: gezinnen die Brussel verlaten en inVlaanderen of Wallonië gaan wonen en,omgekeerd, mensen vanuit beide andere

gewesten die in Brussel komen wonen. Veeljonge Brusselse gezinnen met een ruim inko-men gaan buiten Brussel wonen, maar blij-ven er wel contacten onderhouden en wer-ken. Ook verlangen sommige werknemers,wanneer ze met pensioen gaan, naar meeropen ruimte buiten Brussel.

Daartegenover staat dat veel jonge Vlamin-gen en Walen in Brussel komen studeren enzich hier vestigen, werk zoeken en een gezinstichten. Ook gescheiden koppels komenvaak terug in de stad wonen, omdat dit voor-delen biedt. In de loop van je leven meerde-re keren van woonplaats en gewest verande-ren, is de normaalste zaak van de wereld.

Een ander fenomeen dat tekenend is voorBrussel is dat veel bedrijven uitwijken naarde stadsrand, waar de industrieterreinen uit-gestrekter, beter bereikbaar en goedkoperzijn. Beide andere gewesten aarzelen trou-wens niet om de bedrijven naar Vlaanderenof Wallonië te lokken met verschillende vor-men van steun.

Aan de hand van al deze elementen kan menstellen dat het economisch bekken van Brus-sel zich in werkelijkheid uitstrekt over meerdan 130 gemeenten: de 19 Brusselsegemeenten en een aantal aangrenzendegemeenten in voornamelijk Vlaams- en Waals-Brabant. Op dit uitgestrekte territorium vindt

4

I . B r u s s e l b a r s t u i t 10 kern-puntenvoor meer inzicht en een dynamischeaanpak van dewerkloosheid

Page 5: Een toekomst voor Brussel

men 30% van de Belgische arbeidsplaatsen.In de periode 1997 – 2002 lag de aangroeivan de tewerkstelling er ruim boven die in derest van het land (9,8% tegenover 6,7%nationaal).

Het werkloosheidspercentage bedraagt er13%. Vanuit dit ruimere perspectief lijkt detoestand in het Brussels economisch bekkenminder kritiek, maar er bestaat een enormverschil tussen het centrum en de rand: inde gemeenten in het centrum noteert meneen bijzonder hoge werkloosheidsgraad dietot 30% kan oplopen, terwijl het werkloos-heidscijfer in de randgemeenten daarente-gen uitzonderlijk laag ligt (tussen 5% en 9%)en er op bepaalde plaatsen zelfs een grootgebrek is aan arbeidskrachten.

De economische uitstraling van Brussel reiktdus zeer ver en draagt in grote mate bij totde uitbreiding van de werkgelegenheid inBelgië. Deze dynamiek had echter weinigweerslag op de Brusselse werkloosheid. Tij-dens de jaren van economische heroplevingis de werkloosheid in Brussel niet voelbaargedaald, integendeel.

Met haar dynamische economie is Brussel,vanuit economisch standpunt, een rijkestad. Maar sociaal bekeken is de staduitermate arm, doordat haar inwoners hetmet een laag inkomen moeten rooien.

Bij de regionalisering werden het econo-misch, het werkgelegenheids- en het oplei-dingsbeleid toevertrouwd aan de gewestenen werd de bevoegdheid van de Brusselseoverheid beperkt tot de 19 gemeenten.

Geld put Brussel voornamelijk uit het inkomenvan haar inwoners via de personenbelasting.Voor een dynamisch werkgelegenheidsbeleidbeschikt het Brussels Gewest over bitter wei-nig middelen. Behalve de federale sociale-zekerheidsmechanismen, die uiteraard funda-menteel zijn, is de solidariteit tussen degewesten miniem en een gecoördineerd werk-gelegenheidsbeleid bestaat nog steeds niet.

De solidariteit tussen alle werknemers moet de overhand hebben op de gewestgebonden reflex.

Elke werknemer, in welk Gewest hij ook verkiest te wonen, heeft evenveel recht op werk, of dat nu in Brussel is of elders inhet land. De pendelaars en de Brusselaarstegen elkaar opzetten is schandalig.

Er moet een gecoördineerd werkgelegen-heidsbeleid gevoerd worden dat afgestemd is op de economische en sociale realiteit en op het werkelijke werkbekken van Brussel, waarbij iedereen gelijke rechten op werk heeft, zowel Brusselaars, Vlamingenals Walen, die moeten kunnen wonen en werken waar zij willen.

Het ABVV-Brussel eist daarom dat een territoriaal pact voor de werkgelegenheidwordt afgesloten dat uitgebreid wordt tot de 130 gemeenten die samen een economisch bekken vormen en waarbinnende overheden en de drijvende krachten van Brussel, Vlaams- en Waals-Brabantsamenwerken.

Het doel moet zijn alle spelers die betrokenzijn bij werkgelegenheid, achter een gemeen-schappelijk project te scharen. Zo zou eenbetere coördinatie mogelijk moeten wordenvan alle acties op het territorium die werkscheppen en zouden de Brusselaars toegangmoeten krijgen tot de beschikbare banen buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest2.

Het huisvestingsbeleid moet de stijging van de prijzen voor het huren en kopen van een woning afremmen, zodat de jongeBrusselaars die werk hebben gevonden, niet gedwongen worden de stad te verlatenom een fatsoenlijke woning te vinden.

z i j n v o e g e n

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 5

Hoe weerwerk bieden?

2 De recente nieuwe

samenwerkingsovereen-

komst rond mobiliteit

die onlangs door de

drie gewesten werd

afgesloten, is een stap

in de goede richting.

Tussen de drie gewesten

zou informatie over

werkaanvragen

en –aanbiedingen

uitgewisseld kunnen

worden en bij collectie-

ve ontslagen zouden

de reconversieplannen

gemeenschappelijk

beheerd kunnen

worden. Meer bepaald

in Brussel zal binnen-

kort een strategische cel

worden opgericht die

de interactie tussen

de arbeidsmarkten

van de drie Gewesten

bestudeert met het oog

op een betere aanpak

van de werkaanbiedin-

gen en –aanvragen in

Brussel en in de rand.

Page 6: Een toekomst voor Brussel

In de jaren 60 en meer nog in de jaren 80, daalde het aantal inwoners van Brussel gevoelig,doordat veel gezinnen naar de residentiële wijken in de Brusselse rand trokken.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Bij het begin van de jaren 90 groeidede Brusselse bevolking opnieuwaan. Tussen 1997 en 2004 kwamen

er 50.000 inwoners bij, wat een groei met5,2% betekent. Dat is het dubbele vanVlaanderen en Wallonië (waar de groeislechts 2% bedraagt).

De stadsvlucht lijkt dus wel degelijk gestopt.Dit heeft te maken met verschillende facto-ren, onder meer met de toegenomen interna-tionale rol van Brussel en haar rol als Euro-pese hoofdstad, waardoor het aantalEuropese ambtenaren toeneemt. Renovatie-werken in het stadscentrum trokken jongegezinnen aan en ook de massale regularisa-tie van mensen zonder papieren in het beginvan de jaren 2000, had vooral een weerslagvoor Brussel. Tot slot is er nog het hogeregeboortecijfer bij de Brusselse gezinnen.

Zoals dat in alle grote steden het geval is,biedt in Brussel wonen talloze voordelenvoor de zwakste bevolkingsgroepen engroepen die in de marginaliteit zijn terechtgekomen. Er bestaat een dicht netwerk vansolidariteit en onderlinge hulp, de sterk ont-wikkelde ondergrondse economie biedt erwerk en als men met weinig tevreden is,vindt men er ook nog huisvesting. De stadherbergt al wie onze samenleving in de koulaat staan: de werkloze jongeren, de eenou-dergezinnen en de vluchtelingen uit allewindstreken.

Zo komt het dat de Brusselse bevolking eerder jonger wordt, terwijl de rest van hetland met vergrijzing af te rekenen heeft. Invijf jaar tijd (van 1997 tot 2003) zijn er inBrussel 15.000 jongeren onder de 20 jaar

6

II. De jeugd is de toekomst – Geef

bijgekomen (+7%); in Wallonië kwamen erslechts 4.000 jongeren bij (+ minder dan1%). In Vlaanderen dan weer daalde hetaantal jongeren gedurende dezelfde perio-de met 35.000 (- 3%).

In vijf jaar tijd heeft Brussel dus de Vlaam-se vergrijzing voor een belangrijk stukgecompenseerd. De toekomst van desociale zekerheid en van de pensioenen isdan ook de belangrijke inzet van de tewerk-stelling van deze jongeren.

Page 7: Een toekomst voor Brussel

Toch worden die Brusselse jongeren zwaargetroffen door de werkloosheid. De werk-loosheidsgraad onder de jongeren (-25 jaar)bedroeg in België in 2003 21,7% en 14,6%in de Europese Unie; in het Brussels Gewestliep ze op tot 35%. Eén derde van de jonge-ren die beschikbaar zijn voor de arbeids-markt, blijft dus verstoken van werk!

Dit is een dramatische vaststelling dieschreeuwt om stevig ingrijpen door hetbeleid. Er werden talrijke maatregelen uitge-vaardigd om de jongeren in te schakelen opde arbeidsmarkt. De jonge Brusselaarsgenieten er evenwel nauwelijks van.

Zo zijn de Brusselaars ondervertegenwoor-digd in het programma “startbaanovereen-komst”, algemeen Rosettaplan genoemd,waarbij werkgevers in de privé-sector (er zijnook specifieke bepalingen voor de overheids-sector) die meer dan 50 werknemers te werkstellen, verplicht worden om 3% jongerenonder de 26 jaar aan te werven.

Slechts 7,8% van de startbaanovereenkom-sten gaan naar Brusselaars, terwijl zij tochmeer dan 9% uitmaken van alle loontrekken-den jonger dan 30. (In Vlaanderen zijn er69% begunstigden, terwijl er daar maar 64%loontrekkenden onder de 30 zijn).

Sinds het begin van de jaren negentig heeftde gewestoverheid heel wat geïnvesteerd inopleiding en sociaal-professionele inschake-ling van jongeren en heeft ze de diensten vande BGDA, van de “mission locales” (plaatselij-ke opdrachten), de organisaties voor sociaal-professionele inschakeling en de OCMW’s uit-gebreid. Deze maatregelen volstondenduidelijk niet om de jeugdwerkloosheid in tedijken. Anderzijds kan men natuurlijk ook nietweten hoe de toestand er vandaag zou uitge-zien hebben zonder die ingrepen...

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 7

Meer nog dan elders, is in Brussel het grootste probleem dewerkloosheid onder de jongeren en niet, zoals men ons wil latengeloven, de vergrijzing van de bevolking.

De tewerkstelling van de jongeren moet absoluut voorrang krijgen.

Elke jongere moet na afloop van zijn studies aan de slag kunnen.Daartoe moeten het Rosettaplan en de mogelijkheden tot sociaal-professionele inschakeling van de jongeren in Brusseluitgebreid worden.

Het ABVV-Brussel eist uitgebreider maatregelen voor werktijd- en eindeloopbaan-planning waarbij de ouderen zich geleidelijk aan uit de arbeidsmarkt kunnen terugtrekken, zonder schaamte en onder goede voorwaarden om zo plaats te bieden aan de jongere werknemers. (zie verder onze voorstellen met betrekking tot actief ouder worden)

Concreet pleit het ABVV voor het ontwikkelen van vormen van mentoraat voor de jongeren in de onderneming, gekoppeld aan eindloopbaanplanning. De oudere werknemer die dit wenst, moet zijn ‘gewone’ werktijd geleidelijk aan kunnenafbouwen en de compenserende aanwerving van een jongeremogelijk maken. Zijn beroepservaring zou de oudere werknemeraan de jongere kunnen doorgeven onder de vorm van opleiding tot het werk. Zijn verminderde prestaties zouden dan aangevuldworden met een praktische ‘pedagogische’ activiteit, diegefinancierd wordt door de overheid en de onderneming samen. Het inkomen van de betrokken werknemer blijft ongewijzigd.

Het ABVV wenst ook dat het brugpensioen gekoppeld wordt aancompenserende aanwervingen (in 2000 was dit slechts bij 41% van de brugpensioenen het geval) of aan tijdskrediet. Bovendienmoeten deze maatregelen aan doeltreffende controle onderworpenworden, opdat ze hun doel zouden bereiken, namelijk jongeren aan het werk krijgen.

Hoe weerwerk bieden ?

toekomst aan de jeugd

Page 8: Een toekomst voor Brussel

Vaak vergeet men dat Brussel tot in 1975 de belangrijkste Belgische industriestad was. De sociale erfenis daarvan is het grote aantal arbeiders onder de bevolking3.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Bondig samengevat kan dit massale banen-verlies in de industrie verklaard worden door:

1. de globalisering van de economie en deinternationale concurrentie die onderne-mingen tot sluiting drijven of hen verplich-ten hun producten te specialiseren en teautomatiseren om de kosten van dearbeid zoveel mogelijk te drukken en deproductiviteit ervan te verhogen;

2. het systematisch een beroep doen oponderaanneming. Dit komt erop neer dat deonderneming een deel van haar mindergespecialiseerde activiteiten doorspeeltnaar onderaannemende bedrijven, die soe-peler en goedkopere arbeidskracht leveren.Dit fenomeen van uitbesteding heeft alsgevolg dat, enerzijds, talrijke duidelijk indus-triële banen voortaan geïnventariseerdstaan als “banen bij diensten aan bedrij-ven” (uitzendarbeid, logistieke diensten,...)en, anderzijds, die banen voor de betrokkenwerknemers een gevoelige sociale achter-uitgang betekenen: ze worden immers tewerk gesteld in kleinere ondernemingenwaar geen syndicale bescherming is enhebben daar onzekerder loonvoorwaarden;

3. de plagen zwartwerk en sociale fraude,die feilloos weten binnen te dringen langsde barsten die de nieuwe vormen vanonderaanneming in ons sociale-zeker-heidsstelsel doen ontstaan;

4. de delokalisatie van productie-activiteitennaar voornamelijk industriezones in deVlaamse en Waalse rand, waar ze enormeonbebouwde terreinen aangeboden krij-gen die goedkoper en beter bereikbaar zijnen bovendien aan minder stedenbouwkun-dige verplichtingen onderworpen zijn. Delaatste voorbeelden hiervan zijn: het

8

III. De stadsvlucht van de industrie

VERGELIJKING VAN DE ECONOMISCHE GROEI EN DE TEWERKSTELLING

IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TUSSEN 1995 EN 1999

C. Vandermotten, G. Van Hamme, N. Beys, Les évolutions économiques en Régionde Bruxelles-Capitale et leurs impacts sociaux, Studie uitgevoerd op vraag van deECOLO-fractie van het Brussels Parlement, p.7, ULB-IGEAT, Maart 2004, Brussel.

3 Het ABVV-Brussel

publiceerde hierover

een dossier Brussel:

Industrie in de stad?!

Dossiers van het

ABVV-Brussel, nr. 6,

januari 2005.

Later is Brussel zich gaan profileren alsBelgische en Europese hoofdstad. Dekantoren schoten als paddestoelen uit

de grond, wat ook ingrijpende veranderingenin het stadsweefsel meebracht. In het nauwgedreven in een stad waar een schromelijkgebrek aan goedkope vrije ruimte begon teontstaan, trokken de grote industrieën uitein-delijk weg uit het Gewest en gingen ze zichvestigen in de Vlaamse en Waalse rand.

De industriële activiteiten die vorm hebbengegeven aan de sociale geschiedenis van Brus-sel en die bepalend waren voor haar bevolking,lijken vandaag langzamerhand uit het stads-landschap te verdwijnen en de grote industrie-terreinen van weleer, waar duizenden arbei-ders werkten, liggen er nu verlaten bij. In de nogdraaiende industriële ondernemingen vindtmen steeds minder banen voor arbeiders.

Zo verloor Brussel in de jaren 90 bijna12.000 banen in de fabrieksnijverheid.

-2,00

-3,00

-1,00

0,00

1,00

2,00

3,00

4,00

5,00

HAND

EL

INDU

STRI

Ë

FINA

NCIË

N

DIEN

STEN

AAN

BE

DRIJ

VEN

BEST

UREN

ONDE

RWIJ

S

GEZO

NDHE

IDSZ

ORG

TOTA

AL

GE

MID

DE

LD

E J

AA

RG

RO

EI

IN %

Toegevoegde Waarde 95-99Tewerkstelling 95-99

HORE

CA

Page 9: Een toekomst voor Brussel

bedrijf Didden, dat sinds 1925 sauzenmaakt in Molenbeek en zich binnenkort ineen bedrijvenpark in Nijvel zal vestigen (40werknemers) en de drukkerij Hecht Printen Diensten (130 werknemers), die weldrahet Gewest verlaat en naar Braine-L’Alleudvertrekt. Het is duidelijk waarom de randzo aantrekkelijk is: ruime en goedkopeinfrastructuur, goed bereikbaar, mindermilieuvereisten en bovendien grote winstbij de verkoop van de oude Brusselseindustrieterreinen en -gebouwen.

Vandaag zorgt de dienstensector voor 88,9%van de loonarbeid in Brussel. De overheidsbe-sturen, de diensten aan ondernemingen, dehandel en de financiële activiteiten alleen al,bieden 54% van de arbeidsplaatsen in hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest, terwijl dezevijf sectoren in Vlaanderen en Wallonië slechtseen derde van de banen leveren (35%).

De sectoren met een groeiend aantal banenzijn nu voornamelijk de hotels, de restaurantsen de cafés (HORECA), de telecommunicatie,het uitzendwerk, de informaticasector, deadviesdiensten voor ondernemingen en dereclame, de overheid, de collectieve voorzie-ningen en de sociale en gezondheidssector.

Deze laatste drie activiteiten die tot de over-heids- of de nonprofitsector behoren, zorgenvoor niet minder dan 39,1% van de Brusselsebanen. Op die manier is de Brusselse econo-mie geleidelijk aan omgevormd tot een grootdienstencentrum, waar steeds hoger geschool-de arbeidskrachten worden gevraagd.

Deze specialisering van de Brusselse econo-mie heeft zo zijn weerslag op de stijgendewerkloosheid die de Brusselse bevolkingtreft. De industriesector bezorgde de Brus-selse arbeiders immers veel banen. Doordatde industrie naar de stadsrand vluchtte,daalde het aantal banen voor arbeiders inBrussel. Bovendien heeft binnen de Brussel-se industrie ook de scholingsgraad een evo-lutie doorgemaakt. De Brusselse industriewerft nog nauwelijks 50% arbeiders aan.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 9

Als men weet dat in Brussel twee werkzoe-kenden op drie hun middelbare studies nietafmaakten en dat het werkloosheidspercen-tage viermaal hoger ligt bij de arbeiders danbij de hoger geschoolden, dan is het duidelijkdat deze stadsvlucht van de industrie de toe-komst van een groot aantal Brusselse werk-nemers in gevaar brengt.

Het ABVV-Brussel beschouwt industriële werkgelegenheid in de stad niet als een wondermiddel. Het economisch en

sociaal ontwikkelingsmodel dat wij voorstaan, heeft niets te maken metfabrieksschouwen midden in de stad. Het zou evenwel bijzonder gevaar-lijk zijn ons gewest de inbreng van de productiesector te ontzeggenwanneer vestiging in de stad mogelijk is. Maar “mogelijk” is vaak afhankelijk van de politieke bereidheid.

Het geleidelijk aan verdwijnen van de industrie uit Brussel is volgens het ABVV-Brussel dus niet onvermijdelijk. Omdat er in Brussel enorm veelarbeidskracht aanwezig is en de werkloosheidsgraad er ook enorm hoogis, moet de politieke bereidheid er zijn om de industrie te behouden enverder uit te breiden. Dit kan wanneer:■■ de Brusselse bedrijven investeren in hun concurrentievermogen,

met contractgebonden steun van de overheid om:> meer middelen te besteden aan technologische vernieuwing,

aan onderzoek en aan industriële innovatie;> de beroepsopleiding van de werkzoekenden, maar ook van de

werknemers met een baan, te verbeteren;■■ de havenzone geherwaardeerd wordt. De haven is voor het stads-

gewest een strategisch instrument, dat industrieën kan herbergen die arbeiders te werk stellen, zonder Brussel verder te belasten met de doortocht van vrachtwagens;

■■ de verlaten oude industrieterreinen herbenut worden. Daarbij moet de voorrang gegeven worden aan het onthaal van nieuwe economischebedrijvigheid en niet aan nog meer kantoren of het inrichten van lofts.Hiervoor zijn stedenbouwkundige richtlijnen nodig en meer geld voor de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB);

■■ een dynamisch beleid gevoerd wordt voor duurzame integratie van de nijverheid in de stad, waardoor banen gecreëerd worden in zeer verscheiden domeinen, zoals mobiliteit, energiebesparing en afvalverwerking; waardoor de sociale omgeving rond de bedrijven heropleeft en tal van ambachten in eer worden hersteld, vooral danambachten binnen de sector van bouw en stadsrenovatie.

Hoe weerwerk bieden?

© IR

IS T

ECH

+

Page 10: Een toekomst voor Brussel

Het ABVV-Brussel stelt drie concrete maatregelen voor:

■■ De BGDA systematisch de werkaanbiedin-gen voor contractuele bedienden bij hetopenbaar ambt melden, zodat de dienstBrusselse werkzoekenden kan voorstellen;

■■ In samenwerking met Bruxelles Formationen de VDAB-RDDB (Regionale DienstBeroepsopleiding Brussel) een informatie-en ondersteuningscel voor werkzoeken-den oprichten, die hen begeleidt bij huninschrijving voor aanwervingsexamens bij het openbaar ambt;

■■ Samen met de vakbondsafvaardigingen in de Brusselse overheidsbedrijven en -besturen diversiteitsplannen opstellen(zie verder onze voorstellen bij het puntdiscriminatie bij aanwerving).

Het openbaar ambt is één van de arbeidsmarktsegmenten waar de Brusselaars het minst vertegenwoordigd zijn.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

56%van de statutaireambtenaren bij deBrusselse gewestbe-

sturen zijn Brusselaars. Wat de gemeente-besturen betreft, loopt dit op tot 71,3%. Bijde pararegionale diensten zien we 54%Brusselaars in het personeelsbestand vande MIVB en 47,3% in dat van de Haven.

De federale autonome overheidsbedrijvenvertonen nog verpletterender cijfers: alhoe-wel Brussel 10% van de Belgische bevolkingvertegenwoordigt, werken er bij de NMBSslechts 2,14% Brusselaars en stelt De Poster 4,5% te werk. In alle Brusselse vestigin-gen van het overheidstelecommunicatie-bedrijf (Belgacom) samen maken de Brusse-laars slechts 15% van het personeels-bestand uit.

Studie van het aantal spontane sollicitatiestoont aan dat dit lage tewerkstellingspercen-tage van de Brusselaars absoluut niet te wij-ten is aan hun gebrek aan motivatie. Van allespontane kandidaturen die de NMBS ont-

vangt, komen 13% uit Brussel (bij De Post isdit 15,7% en bij Belgacom bedraagt het aan-tal 22%). Deze cijfers overstijgen dus de 10%van de Belgische bevolking die de Brusse-laars toch vormen en ze liggen gevoelighoger dan de cijfers van hun werkelijke aan-wezigheid in deze bedrijven.

Is dit zwakke aanwervingspercentage te wij-ten aan een gebrek aan scholing bij de Brus-selaars, vergeleken met de Vlamingen en deWalen (vooral dan wat talenkennis betreft),of weerspiegelt het discriminerende praktij-ken van deze werkgevers, zowel de overheidals de openbare instellingen?

10

IV. Een baan bij de overheid?

Hoe weerwerk bieden?

Page 11: Een toekomst voor Brussel

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 11

V. Uitdagingen voor het onderwijs

Hoe beter opgeleid, hoe hoger geschoold, hoe meer kans op een job. Maar een goed opgeleide, degelijk geschoolde bevolkingis ook een waarborg voor welvaart, voor economische en socialeontwikkeling, voor culturele emancipatie. Vanuit dit oogpunt is kwaliteitsonderwijs dat eenieder gelijke slaagkansen biedt,van onschatbaar belang voor Brussel.

Het Nederlandstalig onderwijs slaagtblijkbaar in deze opdracht, terwijlwe moeten vaststellen dat het

Franstalig onderwijs, dat het grootste gedeel-te van de jonge Brusselaars opvangt, misluktdoordat zijn opdracht zo omvangrijk is en hetover te weinig bruikbare middelen beschikt.

In talrijke studies 4 werden de zwakhedenvan het Franstalig onderwijs 5 in Brusselbenadrukt.

Eerst en vooral dient opgemerkt dat de Brus-selaars tot 1960 nog de best opgeleide bur-gers van het land waren (gemeten naar hetaantal succesvol beëindigde studiejaren ende beheersing van de kennis); daarna ginghet echter steil bergafwaarts:> In 2000 hadden de Brusselaars gemid-

deld 1,5 succesvol beëindigde studieja-ren minder dan de Vlamingen en 0,3 jaarminder dan de Walen.

> Sinds 1965 zijn de prestaties in wiskundeen lezen van de Franstalige leerlingen ver-slechterd ten opzichte van leerlingen uitandere landen.

Vandaag verlaat meer dan één van de vijfBrusselaars de school zonder diploma vanhet hoger secundair onderwijs, dubbelzoveel als in Vlaanderen (22,6% van de jongeBrusselaars tussen 18 en 24 jaar heeft geendiploma hoger secundair onderwijs en volgtonderwijs noch opleiding, tegenover 11,9%van de Vlaamse en 16,1% van de Waalse jon-geren). Deze toestand is nog zorgwekkenderbij de jongens (het gaat hier om 26,1% tegen-over 19,4% bij de meisjes)7.

Anderzijds dient vastgesteld dat het Frans-talig onderwijs, in vergelijking met alle ont-wikkelde landen van de OESO, ook een vande meest onrechtvaardige is.

Rechtvaardig is een onderwijssysteem wan-neer het diploma, de economische ensociale situatie van de ouders geen weer-slag hebben op het slagen van het kind. InWallonië en in Brussel gebeurt precies hettegenovergestelde. Er vallen scherp afgete-kende niveauverschillen waar te nementussen de leerlingen, tussen de scholen entussen de onderwijsrichtingen (het tech-nisch en beroepsonderwijs zijn bij voor-beeld sterk ondergewaardeerd en wordenbeschouwd als degradatierichtingen).

Tegenover een kind met een moeder vanbasisonderwijsniveau, heeft een kind wiensmoeder een diploma hoger onderwijs heeft,

BELGIË EN ZIJN GEWESTEN

EVOLUTIE VAN HET GEMIDDELD AANTAL STUDIEJAREN VOOR DE LEEFTIJDSGROEP 25-30-JARIGEN TUSSEN 1921 EN 2001

Bron: Volkstellingen 1961-1991-2001 • Vincent Vandenberghe, Enseigne-ment et capital humain en Belgique : où en sommes-nous?, (Onderwijs en menselijk kapitaal – Een inventaris), Regards Economiques, nr.23, p.3, september 2004, IRES-UCL, Louvain-la-Neuve.

4 PISA, IRES5 In België wordt

het onderwijs door

de Gemeenschappen

georganiseerd.6 Verslag 2003,

Hoge Raad voor

de Werkgelegenheid,

FOD Werkgelegenheid,

Arbeid en Sociaal

Overleg

6

7

8

9

10

11

12

13

14

1921 1926 1931 1936 1941 1946 1951 1956 1961 1966 1971 1976 1981 1986 1991 1996 2001

AANT

AL S

UCCE

SVOL

BEË

INDI

GDE

STUD

IEJA

REN

BRUSSEL

WALLONIË

VL AANDEREN

Page 12: Een toekomst voor Brussel

2,5 maal meer kans om het diploma middel-baar onderwijs te bekomen. Dit is sinds1960 ongewijzigd gebleven.

Het Franstalig Brussels onderwijs slaagt er dus niet in de economische en socialeongelijkheden tussen de individuen te verminderen.

Integendeel, het kopieert ze. In ons systeemworden de zwaksten doorgaans opzijgeschoven doordat ze een jaar overdoen,doordat hen minder hoog aangeslagen rich-tingen worden aangeraden (technisch enberoepsonderwijs), doordat ze in minderveeleisende scholen worden ingeschreven(de zogenaamde “vuilnisbakscholen”, waarde meest achtergestelde leerlingen samen-gebracht worden),...

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l 12

V. U i t d a g i n ge n vo o r h e t o n d e r w i j s

EVOLUTIE VAN DE KANS OP EEN DIPLOMA HOGER ONDERWIJS, IN SAMENHANG MET HET DIPLOMA VAN DE MOEDER: 1960 TOT 2000.VLAANDEREN (VL) VS. WALLONIË EN BRUSSEL SAMEN (WBRL)

Bron: PSBH (2000) – Vincent Vandenberghe, op.cit., p. 6.

0,0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1,0

KA

NS

OP

EE

N D

IPL

OM

A

WBRL

VLMOEDER VAN BASISONDERWIJSNIVEAU

1960 1966 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000

MOEDER VAN HOGERONDERWIJSNIVEAU

VL

WBRL

Page 13: Een toekomst voor Brussel

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 13

Hoe weerwerk bieden ?

Het technisch en beroepsonderwijs krijgenvandaag te weinig middelen en worden veelminder gewaardeerd.

Deze richtingen beschikken niet over degepaste middelen om het hoofd te biedenaan die grote uitdaging: ervoor zorgen dat dejonge Brusselaars aan werk geraken. Doorhet gebrek aan uitrusting en moderne machi-nes, beschikken de leerlingen bij het verlatenvan deze onderwijsrichtingen niet over vol-doende technische bekwaamheid om hunmannetje te staan op de arbeidsmarkt.

Nog een gegeven dat de slechte financieringvan het Franstalig onderwijs aantoont: vande 5 uur Nederlands die in Brussel in de laat-ste graad van het basisonderwijs verplichtzijn, financiert de Franse Gemeenschap ermaar 2.

Tot slot is het onderwijs in Brussel tot opheden ook nog niet geslaagd in zijn opdrachtom de kwetsbare bevolking, vaak migranten,te laten integreren. In de scholen is weinig temerken van een sociale, economische enculturele mix.

Om het onderwijs tot een krachtige katalysator te maken van economische en sociale integratie, van het verminderen van de ongelijkheden tussen de individuen en van de opname van elkeen in het actieve leven, moeten absoluut de volgendemaatregelen getroffen worden:

■■ De lerarenopleiding moet geherwaardeerd worden, door:> de inhoud van de lerarenopleiding te herzien;> alle nieuwe leerkrachten een HOLT-opleiding

(hoger onderwijs van het lange type) te bieden;> grondiger permanente vorming te bieden;> de wedden op te trekken.

■■ Het lager onderwijs moet opnieuw toegespitstworden op de basiskennis, door:> een betere omkadering in het basisonderwijs;> een norm van maximum 20 leerlingen per leer-

kracht;> onmiddellijke remediëring van leermoeilijkheden.

■■ Er moet een eenheidscursus komen:> alle jongeren zouden tot het 3e of 4e jaar

middelbare school dezelfde lessen volgen (een “gemeenschappelijke stam”).

> de lessen zouden multidisciplinair en open zijnmet een evenwichtig aanbod van intellectueleen “manuele”(intelligentie van de handen),kunstzinnige en fysieke vakken.

> er is een gedifferentieerde omkadering nodigin het voordeel van de scholen met moeilijk-heden en de “gemengde” scholen (zij moetenmeer middelen krijgen).

> het onderwijs moet werkelijk gratis zijn.> de tweede landstaal moet intensiever

aangeleerd worden en daarvoor moet het nodige geld vrijgemaakt worden.

■■ Opnieuw kwalificerend onderricht verstrekken,met als eerste voorwaarden:> nieuwe uitrusting voor de technische en

beroepsonderwijsinstellingen, waarbij deberoepssectoren als partner optreden;

> een positieve oriëntatie van de leerlingen naaronderwijs met degelijke scholing;

> waarbij elke vorm van verplichte oriëntering uitden boze is.

■■ De gelijkheid tussen vrouwen en mannen bevorderen, zowel bij de oriëntatie als bij het opstellen van de leerprogramma’s.

Het ABVV-Brussel zet zich in die zin in bij de lopendebesprekingen voor het ontwerp van Strategisch Contract voor het Onderwijs dat de regering van de Franse Gemeenschap met de drijvende krachtenin Wallonië en Brussel wil afsluiten.

Page 14: Een toekomst voor Brussel

Het Brussels Gewest verkeert in een bijzonder paradoxale situatie, die de twee andere Gewesten niet kennen. De Brusselsebevolking bestaat uit een groot aantal hooggeschoolde “intellectuele” werknemers (36%), terwijl er ook heel veelarbeidskrachten zijn zonder diploma van het hoger secundaironderwijs (29%).7

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

We stelden al dat Brussel niet zolang geleden nog de grootsteindustriestad van het land was

waar een enorm grote behoefte aan manu-ele arbeidskrachten was. De werkgeversdeden toen zonder aarzelen een beroep opmigranten om hun ondernemingen te doendraaien. Ze zorgden binnen de ondernemingzelf voor opleiding van deze goedkopearbeidskrachten die ze in het Middellandse-Zeegebied gingen zoeken.

Nu Brussel een groot zakencentrum isgeworden, biedt het niet langer hetzelfdevooruitzicht op werk aan de grote groeparbeiders die zich in het centrum heeftgevestigd. De hoofdstad trekt nu hoofdzake-lijk hooggeschoolde werknemers aan. Meerdan elders in België wordt de Brusselsearbeidsmarkt gekenmerkt door steeds hoge-re diplomavereisten8.

14

Deze grafiek toont aan dat de scholingsver-eisten voor de Brusselse werkaanbiedingenhoger liggen dan in de rest van België.

Bron: Brussels Observatorium van de arbeidsmarkt en de kwalificaties, Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt:tussen dynamisme en dualiteit, November 2003, Brussel

7 In alle leeftijds-groepen treft men in Brussel, vergelekenmet de beide andereGewesten, het grootsteaantal gediplomeerdenvan het hoger onder-wijs aan, nl. 36% vande inwoners (tegenover29% in Vlaanderen en 27% in Wallonië).Anderzijds vindt menin Brussel ook hetgrootste aantal mensendie het hoger secundaironderwijs niet afge-maakt hebben: 29%(tegenover 17% inVlaanderen en 25% inWallonië). In Vlaande-ren en Wallonië blijfthet aantal gediplomeer-den van het hogersecundair onderwijsstijgen bij de jongeregeneraties ten opzichtevan de ouderen. InBrussel is de verhou-ding redelijk stabiel inalle leeftijdsgroepen.8 46% van de arbeids-plaatsen worden bezetdoor gediplomeerdenvan het hoger onder-wijs (tegenover 34% in België), 31% door werknemers met een diploma hogersecundair onderwijs(voor gans Belgiëbedraagt hun aantal37%) en 23% doorwerknemers met eendiploma lager secundaironderwijs (29% voorwat België betreft).

© CENFORGIL

INDELING VAN DE BANENIN HET BHG VOLGENS

SCHOLINGSNIVEAU (2001)

INDELING VAN DE BANENIN BELGIË VOLGENS

SCHOLINGSNIVEAU (2001)

L AGER SEC. ONDERWIJS

HOGER SEC. ONDERWIJS

HOGER ONDERWIJS

VI. Het ople id ingsniveau van de

Page 15: Een toekomst voor Brussel

Deze hogere scholingsgraad van werkne-mers die in Brussel te werk gesteld zijn, ishet gevolg van het feit dat veel bedrijfsdirec-ties op Brussels grondgebied gevestigd zijnen ook dat Brussel een grote aantrekkings-kracht uitoefent op hooggeschoolde werkne-mers vanuit de andere gewesten. Doordat dewerknemers van beide andere gewesten toe-gang hebben tot de Brusselse arbeidsplaat-sen, ontstaat er opbod van de kwalificatiesdie bij aanwerving gevraagd worden. Dewerkgevers durven de meest doorgedrevendiploma- en kwalificatie-eisen stellen, dievoor de baan in kwestie eigenlijk nietgerechtvaardigd zijn.

Zoals uit de tweede grafiek blijkt, stellen demeeste bedrijfstakken in Brussel meer hoog-geschoold personeel te werk dan in het heleland. Bekende uitzondering daarop is debouw- en de horecasector.

Dit wordt ook bevestigd door het scholings-niveau dat gevraagd wordt voor de werkaan-biedingen die aan de BGDA worden mee-gedeeld: voor zowat 2/3 van de werkaan-biedingen is minstens het diploma hogersecundair onderwijs vereist. En dit terwijl2/3 van de Brusselse uitkeringsgerechtigdewerklozen de middelbare school niet afge-maakt hebben.

Er ontstaat dus een kloof tussen de eisenvan de werkgevers en het scholingsniveauvan de Brusselaars, met als gevolg dat dewerknemers zonder diploma van het secun-dair onderwijs viermaal zwaarder getroffenworden door werkloosheid dan de anderen.Deze kloof is aanzienlijk groter dan in Vlaan-deren of in Wallonië.

Is de school de schuldige?Is het rechtvaardig om de verantwoordelijk-heid voor deze toestand op de school af teschuiven? Het antwoord is NEEN: ondanksde grote uitdagingen die het onderwijs inBrussel moet aangaan, is het scholings-niveau van de Brusselaars in de voorbije tienjaar sterk gestegen9.

Duidelijk is alvast dit: men kan van hetonderwijs niet verwachten dat het in een oftwee generaties tijd van alle arbeiderskinde-ren hoger kaderpersoneel maakt! En zelfsindien men daar bij sommigen in slaagt, danis het nog zo dat de jongeren uit migranten-gezinnen vaak het slachtoffer worden vandiscriminatie bij aanwerving.

De werkelijke oorzaak van de werkloos-heid is, zoals al opgemerkt, in de eersteplaats de grote verandering die de Brus-selse economie heeft ondergaan: deindustrie biedt niet langer werk aan dekinderen van de arbeidersklasse. Enkelejaren geleden nog, gaven de werkgevers zelfjonge schoolverlaters, met of zonder diplo-ma, een opleiding die afgestemd was op denoden van de onderneming. Vandaag is ditniet meer het geval. Het onderwijs is mach-

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 15

Bron: Brussels Observatorium van de arbeidsmarkt en de kwalificaties, Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt:tussen dynamisme en dualiteit, November 2003, Brussel

9 Verslag 2003,

op cit.

PERCENTAGE WERKNEMERS MET MAXIMUM EEN DIPLOMA LAGER SECUNDAIR ONDERWIJS PER ACTIVITEITSECTOR, IN HET BRUSSELS GEWEST EN IN BELGIË (2001)

FABRIEKSINDUS TRIE

ELECTRICITEIT, G AS, WATER

BOUW

HANDEL

HORECA

TRANSPOR T EN COMMUNICATIE

FIN ANCIËLE INS TELLINGEN

DIENS TEN AAN BEDRIJVEN

OVERHEIDSDIENS TEN

ONDERWIJS

GEZONDHEID EN SOCIALE DIENSTEN

GEMEENSCHAPSEVOORZIENINGEN

TOTAAL

0 10 20 30 40 50 60

BEL GIËBHG

© IRIS TECH+

Brusselaars

Page 16: Een toekomst voor Brussel

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

teloos en niet in staat om de vele leerlingente motiveren, die niet naar hogere studieszullen doorstromen…

Biedt opleiding de oplossing?Al valt de werkloosheid niet te verklaren doorhet algemene opleidingsniveau van de Brus-selse werknemers, toch moeten op dit ter-rein verdere inspanningen geleverd worden.De toekomst van de Brusselse werkgelegen-heid, zowel individueel als collectief, staatimmers op het spel.

Individueel bekeken vormt opleiding (voorzover aangepast en beschikbaar), zowel voorde loontrekkende als voor de werkzoekende,een snel en praktisch instrument om nieuwecompetenties te verwerven, zijn loopbaan (bij)te sturen, zijn verworven kennis en vaardighe-den te laten erkennen (valideren). Ze biedt ookde kans om samen met anderen na te denkenover zijn eigen sociale en beroepssituatie, watdan weer belangrijk is voor de vakbondsactie!

Vooral voor werkzoekenden is het vaak deenige mogelijkheid om het isolement te door-breken en dat schuld- en minderwaardig-heidsgevoel dat de werkloosheid meebrengt,af te schudden.

Ook onvoldoende kennis van het Frans enhet Nederlands vormt voor veel Brusselaars

een hindernis op de arbeidsmarkt. Alfabeti-

seringscursussen en taallessen voor volwas-

senen kunnen daaraan verhelpen.

Meer collectief bekeken, moet de rol die de

opleiding van volwassenen speelt bij de

organisatie van de arbeidsmarkt niet ver-

waarloosd worden. Door de erkenning van

competenties en vaardigheden, dragen zelfs

zeer korte beroepsopleidingen bij tot de

selectie van de kandidaten voor een bepaald

werk. Niet iedereen krijgt immers toegang tot

kwalificerende opleidingen: men moet sla-

gen in toegangsproeven. Ook door het

beperkte aanbod, voeren de opleidingsver-

strekkers bij de start een selectie door in

functie van de eisen van de werkgevers. Er is

één opleidingsplaats per tien Brusselse

werkzoekenden. Men kan zich dus voorstel-

len hoe groot de druk op de opleidingsver-

strekkers is en dat spanningen met de

tewerkstellingsdiensten onvermijdelijk zijn.

De invoering van het nieuwe instrument tot

erkenning van de competenties moet de

werknemers de kans bieden de naschools

verworven beroepsbekwaamheden te laten

erkennen en het Gewest de mogelijkheid

geven om op middellange termijn de

bestaande beroepsopleidingen doeltreffen-

der te maken.

16

IRIS TECH+,

Centrum voor

beroepsreferenties

van de Metaal-

verwerkende

Nijverheid en

de Technologische

Industrie (Vorst)

Page 17: Een toekomst voor Brussel

10 Opleiding valt

zowel onder de

bevoegdheid van

de executieven van de

Franse Gemeenschaps-

commissie van het

Brussels Hoofdstedelijk

Gewest, de Franstalige

en de Vlaamse

Gemeenschap en zelfs

van de Gewestregering,

die bevoegd is voor

de opleidingen bij

oprichting, uitbreiding

en reconversie van

ondernemingen.11 De Hoge Raad

voor de Werkgelegen-

heid onderzocht, per

gewest, de verhouding

tussen het aantal

personen in opleiding

en het aantal

uitkeringsgerechtigde

volledig werklozen

(UVW). In het Vlaamse

en het Waalse Gewest

zijn die aantallen

vergelijkbaar (respectie-

velijk 3,9% en 4,0%

personen in opleiding).

Het Brussels Gewest

blijkt achterop te lopen

met 2,1% werklozen

in opleiding. De situatie

bij de jongeren onder

de 30 jaar is nog

zorgwekkender: in die

leeftijdsgroep volgt

in Brussel slechts 2%

een opleiding, tegen

5% in Wallonië en

7% in Vlaanderen.

Ook al is voor het ABVV het opslorpen de werk-loosheid in Brussel prioritair, toch zijn er ookinspanningen nodig voor de opleiding vanwerknemers met werk. Het kwaliteitsvolleconcurrentievermogen van de Brusselsebedrijven staat op het spel. Het is de enigemogelijkheid om duurzaam te blijven concur-reren en verlies van arbeidsplaatsen door her-structurering of delokalisatie te voorkomen.

Al hun beloften ten tijde van de NationaleWerkgelegenheidsconferentie ten spijt, inves-teren de werkgevers niet voldoende in deopleiding van de werknemers, vooral niet voorwerknemers met uitvoerende taken, die juistmakkelijk aan werkloosheid ten prooi vallen.

De Brusselse overheden beschikken over teweinig eigen middelen en de complexe institu-tionele structuren maken het er niet eenvoudi-ger op10. De Franse Gemeenschapscommis-sie, die de grootste verantwoordelijkheiddraagt inzake beroepsopleiding van de Franstalige Brusselaars, is volledig platzak.De werknemers die te werk gesteld zijn in deBrusselse bedrijven, genieten dus niet dezelf-de voordelen als hun Vlaamse en Waalse collega’s als het gaat om bijvoorbeeld oplei-dingscheques.

Anders dan in de beide andere gewesten,laten in Brussel de beroepssectoren op huninbreng wachten, terwijl ze nochtans overeigen opleidingsmiddelen beschikken. Eenwelbekende uitzondering daarop is demetaalverwerkende nijverheid, die in samen-werking met het bedrijf VW en de overheideen groot opleidingscentrum voor de indus-triële beroepen opgericht heeft (IRISTECH+).

Op gebied van hun wettige rechten opopleiding, worden de Brusselaars dus ern-stig gediscrimineerd11. Prioritair voor detewerkstelling in Brussel lijkt het inzettenvan alle spelers uit het opleidingsveld:Bruxelles Formation, de gewestelijke dienstvan de VDAB, de sectorfondsen, de vereni-gingen voor sociaal-professionele inschake-ling en de actoren van het onderwijs.

Het probleem is dringend. De Brusselseberoepsopleiding moet dan ook broodnodig uit het institutionele kluwen getild en betergefinancierd worden.

Het ABVV-Brussel verheugt zich over het planvan de gewestregering om, zoals formeelgesteld in het raam van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling, eengewestconferentie rond opleiding te organiseren waar de sociale gesprekspart-ners, de Minister van Werk en de Franstaligeen Nederlandstalige Ministers bevoegd voor opleiding, rond de tafel zitten.

Minimaal vereist is:

■■ het gevoelig opdrijven van het beroeps-opleidingsaanbod in Brussel (zowel alfa-betisering, basisopleiding als taallessen),in samenwerking met de actoren voorsociaal-professionele inschakeling;

■■ de bevordering van de opleiding van de loontrekkenden via bedrijfsopleidingenen educatief verlof, met opleidingscheques;

■■ het afsluiten van sectorakkoorden tussen de overheden en elke Brusselse beroeps-sector, voor de ontwikkeling van het oplei-dingsaanbod en de oprichting van nieuwevooraanstaande centra voor beroepsoplei-ding (referentiecentra), die zowel instaanvoor de basisopleiding van jongeren, voor de beroepsopleiding van werkzoekenden als voor de vervolmaking van de loontrek-kenden en zo tegemoetkomen aan de nieuwe behoeften van de Brusselse economie (referentiecentra);

■■ de uitbreiding van de erkenning van de competenties die de werknemers na de school hebben verworven;

■■ het aanmoedigen van de oprichting van reconversiecellen in het geval van een bedrijfssluiting.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 17

Hoe weerwerk bieden?

Page 18: Een toekomst voor Brussel

In het Brussels Gewest worden alle individuen, Belg of niet,getroffen door de werkloosheid. Migranten krijgen echter af te rekenen met een bijkomende hindernis: zij worden gediscrimineerd omwille van hun afkomst.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Nochtans is het Brussels Gewestuitgesproken multicultureel. Eenbelangrijk deel van zijn bevolking

is van buitenlandse oorsprong (40%). Tijdensde naoorlogse economische heropleving wasBrussel de belangrijkste industriestad vanhet land. Om die bloei nog te verstevigen,deden de werkgevers een beroep op buiten-landse arbeidskrachten.

Geleidelijk aan verloor Brussel echter zijnstatuut van belangrijke industriestad en destad werd een grote aantrekkingspool voordiensten. De meeste grote industriebedrij-

ven zijn nu verdwenen of zijn naar de Vlaam-se en Waalse rand uitgeweken. De Brusselseindustrie biedt nauwelijks nog werk aan dekinderen van die arbeidersklasse die in dejaren 60 en 70 naar Brussel kwam werken.

Brussel is evenwel het belangrijkste centrumvan werkgelegenheid gebleven en een grootgedeelte van de nationale rijkdom wordt hiergeproduceerd (bijna 19% van het Bruto Bin-nenlands Product12). Deze economische wel-vaart oefent een grote aantrekkingskracht uitop tal van werknemers vanuit de hele werelddie kansarm en soms hooggeschoold zijn.Bovendien trekt Brussel als Belgische en Euro-pese hoofdstad ook werknemers aan uit debeide andere gewesten. 55% van de Brusselsebanen wordt ingenomen door pendelaars.

Dit alles verklaart de harde concurrentie tus-sen werknemers op de arbeidsmarkt. Hethoge werkloosheidspercentage zorgt ervoordat de bevolking van vreemde afkomst dusbijzonder kwetsbaar is voor economischeen sociale uitsluiting.

Uiteraard zijn de belangrijkste oorzaken descholingsgraad van deze werkkrachten, dievoornamelijk arbeiders zijn, een mindergoede kennis van een landstaal, problemenmet tweetaligheid,... Dit alles mag echtergeen excuus vormen voor discriminerendehouding en gedrag van sommige werkge-vers. Tal van migranten en migrantenkinde-ren zijn geschoold, maakten hun studies metsucces af, hebben universiteitsdiploma’s entoch wordt hen om niet goed te praten rede-nen werk geweigerd. Men verkiest “volbloedBelgen” zoals een groot uitzendkantoor hetcynisch op de bedrijfsfiches noteerde.

18

VII. Iedereen gelijk voor het werk?

© IR

IS T

ECH

+

Page 19: Een toekomst voor Brussel

Zo stelt men vast dat bij gelijke scholings-graad, het werkloosheidspercentage syste-matisch hoger ligt bij werknemers met eennationaliteit van buiten de Europese Unie.Een voorbeeld: het werkloosheidspercenta-ge bij gediplomeerden van het hoger onder-wijs met een nationaliteit van buiten de Euro-pese Unie, is viermaal hoger dan dat van deBelgen13.

De Brusselse voorgeschiedenisEen studie die in 1997 voor het Internatio-naal Arbeidsbureau werd uitgevoerd engebaseerd was op praktijktesten14 leverdeonbetwistbaar het bewijs dat in Brussel bijaanwerving gediscrimineerd wordt.

Sindsdien maakt de strijd tegen discriminatiebij aanwerving deel uit van het gewestbeleidvoor het terugdringen van de werkloosheid.

In 1999 kwam er een eerste actieplan, methoofdzakelijk sensibiliseringsacties en vor-ming voor de werkgevers. Dit plan werdbedacht en uitgevoerd in het kader van het Ter-ritoriaal Pact voor de Werkgelegenheid. DeBrusselse sociale gesprekspartners, de econo-mische, tewerkstellings- en opleidingsactorenen ook het Centrum voor Gelijke Kansen enRacismebestrijding werden erbij betrokken.

Toen in 2002 het Sociaal Pact voor de Werk-gelegenheid van de Brusselaars werd afge-sloten tussen de gewestregering, de werkge-vers en de vakbonden, verbonden devertegenwoordigers van de werkgevers zichertoe elke vorm van discriminatie bij aanwer-ving te verbieden. Voortaan wordt elkeinbreuk bestraft met de terugbetaling vanalle van het Gewest ontvangen steun.

Er werd een nieuw, ambitieuzer actieplan uit-gewerkt, waaraan het ABVV-Brussel actiefdeelneemt met sensibilisering en vorming vande afgevaardigden in de ondernemingen.

In 2003 werd een nieuwe wetgevinggestemd over het gemengd beheer van dearbeidsmarkt waarbij alle in Brussel actieve

openbare en privé-tewerstellingsinitiatievenstrikt onderworpen zijn aan het nietdiscrimi-natieprincipe. Het gaat dan om de BGDA, de“missions locales” (plaatselijke opdrachten),de uitzendkantoren, de privé-aanwervings-kantoren, ...

Wijzen we er tenslotte nog op dat voortaande functies bij de gewestelijke en gemeente-lijke overheidsdiensten openstaan voor niet-EU-burgers.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 19

12 Het Bruto Binnenlands Product is het geheel van derijkdom die elk jaar op een gegeven territorium wordtgeproduceerd.

13 Evolutie van de

Brusselse arbeidsmarkt:

tussen dynamisme en

dualiteit, Brussels

Observatorium van

de Arbeidsmarkt en de

Kwalificaties, BGDA,

november 2003.14 De praktijktest

in het kader van

toegang tot werk, is

een vorm van controle

bij een werkgever

wiens gedrag men

onderzoekt in het

licht van de anti-

discriminatiewetgeving.

Praktijktesten werden

mogelijk met de wet

van 25 februari 2003

ter bestrijding van de

discriminatie, maar de

uitvoeringsmodaliteiten

werden nog niet

bepaald. “Het bewijs

van discriminatie (...)

mag geleverd worden

door middel van een

praktijktest die door

een gerechtsdeurwaar-

der uitgevoerd mag

worden” (art.19 § 4).

De federale regering

heeft de uitvoerings-

besluiten nog steeds

niet genomen.

De VLD, de partij

van de Eerste Minister,

maakt daar een

“casus belli” van…

Page 20: Een toekomst voor Brussel

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

In het raam van het Sociaal Pact, financier-den het Gewest en de Brusselse socialepartners een nieuwe studie. De resultatendaarvan zijn zopas gepubliceerd15 en kun-nen ons niet onberoerd laten:1. de discriminatie blijft voortduren;2. het verwerven van de Belgische nationali-

teit heeft een verwaarloosbaar effect voorde werknemers van niet-Europese afkomsten werknemers van Europese afkomst blij-ven een voordeliger positie bezetten zon-der de nationaliteit te verwerven;

3. werknemers van vreemde afkomst blijvenopgesloten in lageloonsectoren: de bouw,de horeca, uitzendarbeid, schoonmaak,gezondheidszorg,...

Naar etnische quota?Om uit de impasse te geraken, stellen deauteurs van deze studie voor een beroep tedoen op dwingende maatregelen, zoals hetinvoeren van quota bij de indienstneming.

In België bestaat een dergelijke positieve dis-criminatie al: met het Rosettaplan krijgen deondernemingen jongerenquota opgelegd, debesturen zijn verplicht om andersvalide perso-nen aan te werven en de adviesraden moetenminstens voor een derde uit vrouwen bestaan.

Met het Interprofessioneel Akkoord 2003-2004 telt de aanwerving van een jongerevan vreemde origine of een jonge andersva-lide dubbel bij het vastleggen van de quotavoor jongeren aangeworven in het kader vanhet Rosettaplan.

Ook het vaststellen van de taalkaders bij hetgewestbestuur, waarbij per functie het aantalFranstalige en Nederlandstalige per dienst tebenoemen ambtenaren wordt vastgelegd,gebeurt volgens dezelfde quotalogica.

Het ABVV was nooit tegen het invoeren vandergelijke zeer algemene maatregelen, geba-seerd op objectieve criteria die duidelijkomlijnd zijn en dus op een dwingende normberusten en aan overheidstoezicht onder-worpen zijn.

Het invoeren van specifieke quota voor werk-nemers van vreemde afkomst daarentegen,schept technische en praktische problemendie nog niet werden opgelost. Moeten dequota worden ingevoerd per onderneming,per bedrijfstak, per activiteitsbekken? Moetde representativiteit van elke groep eerstberekend worden, om dan de quota vast teleggen op nationale, gewestelijke of gemeen-telijke basis? Welk criterium zal men aan-wenden om te bepalen of een persoon vanvreemde afkomst is? Is het criterium van devreemde nationaliteit van de ouders en degrootouders, dat vaak aangehaald wordt, welvoldoende bruikbaar?

Afgezien nog van deze technische overwegin-gen, zal het invoeren van dergelijke quota iden-titeitsversterkend werken voor de verschillen-de gemeenschappen. Het gevaar bestaat datzo de werknemers onderling verdeeld wordenen het nog moeilijker wordt om met alle werk-nemers één solidair front te vormen.

De diversiteitsplannen vormen een alterna-tief voor de quota. Op basis van een diagno-se die binnen de onderneming wordtgesteld, moeten werkgever en werknemersonderhandelen over de invoering van nieuweaanwervingsprocedures en een nieuw perso-neelsbeheer, waarbij eventuele discriminatiewordt tegengegaan en een rechtvaardigervertegenwoordiging van de verschillendecomponenten van de samenleving in hetbedrijf nagestreefd wordt.

20

V I I . I e d e r e e n ge l i j k vo o r h e t we r k ?

15 Discriminatie

van vreemdelingen en

personen van vreemde

afkomst op de arbeids-

markt in het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest,

syntheseverslag van een

studie van de ULB en

de KUL, Brussels

Observatorium van de

Arbeidsmarkt en de

Kwalificaties, BGDA,

januari 2005.

© IR

IS T

ECH

+

Page 21: Een toekomst voor Brussel

Eerst en vooral moet er binnen de ondernemingen opgetreden worden: daar moetalle discriminatie voorkomen en aangeklaagd worden. De vakbondsafgevaardigdenhebben hierbij een strategische rol te spelen.16 In de grote bedrijven zijn zij vaak alseersten op de hoogte van werkaanbiedingen. Zij kunnen optreden bij het vastleggenvan de aanwervingsprocedures en, op zijn minst, eventuele discriminatie vaststellen.

Tot slot kunnen zij ervoor zorgen dat de werkaanbiedingen wel degelijk aan de BGDA worden meegedeeld, zodat Brusselse kandidaten aan de werkgeverkunnen worden voorgesteld.

Op beleidsvlak blijft het ABVV-Brussel voorbehoud maken bij het invoeren van banenquota die in de bedrijven en de besturen aan werknemers van vreemdeafkomst voorbehouden moeten worden.

Het ABVV wil eerder:

■■ het invoeren, op gewestvlak, van praktijktesten17, met als dubbele bedoeling een inventaris van discriminatie bij aanwerving op te maken en de overduidelijkegevallen aan de kaak te stellen (zoals de MRAX - beweging tegen racisme,antisemitisme en xenofofie - al deed voor nachtclubs en in de huisvestingssector);

■■ het bevorderen van diversiteitsplannen in de overheidsdiensten en de privé-bedrijven, waarbij men zich baseert op de ervaringen van het Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding (BNCTO). Deze moeten bestaan uit:> een diagnose van de bestaande toestand in de diensten of de onderneming,

opgesteld samen met de werknemersafvaardigingen;> de te bereiken doelstellingen;> de concrete maatregelen: sensibilisering en vorming van de personeelsdienst,

gerichte informatie naar de Brusselse jongeren, opleiding en voorbereiding op de aanwervingsexamens, wijziging van de aanwervingsprocedures,...

> voortgangscontrole en een regelmatige evaluatie van de resultaten.

■■ het uitproberen bij de bevolkingsdiensten (gemeenten,...) van maatregelen van plaatselijke positieve discriminatie, niet op basis van de afkomst van de werknemers, maar op basis van het feit dat ze in de bediende wijken wonen;

■■ het bestrijden van de maffiapraktijken van onderaannemers die leiden tot meer zwartwerk, wat voor personen van buitenlandse afkomst al te vaak het enige vooruitzicht op werk is (zie verder);

■■ het voeren, in samenwerking met de vakbonden, van een onthaalbeleid voor nieuwe migranten-werknemers (geregulariseerd of bijna) , waarbij hun specifieke problemen m.b.t. de werkvergunning, de gelijkwaardigheid van diploma’s, sociaal tolken,... aan bod komen.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 21

16 In samenwerking

met het Federaal ABVV,

heeft het ABVV-Brussel

een praktische gids

uitgegeven Iedereen

gelijk voor het werk.

Praktische gids in de

strijd tegen discrimi-

natie bij aanwerving

en op de werkvloer,

Cahier van de Militant

Nr. 1, ABVV-Brussel,

december 2004.17 Zie voetnoot 14.

Hoe weerwerk bieden ?

Page 22: Een toekomst voor Brussel

Het zwartwerk verklaart voor een deel de werkloosheidscijfers,in die zin dat tal van werknemers, die niet het geluk hebben dat hun werkgever hen een fatsoenlijk arbeidscontract aanbiedt,als werkzoekende ingeschreven blijven en dus meegeteld wordenin de werkloosheidscijfers.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Het belang van het zwartwerk in

België of in het Brussels Gewest

inschatten, is niet eenvoudig.

Zwartwerk is immers een fenomeen dat nog

maar weinig bestudeerd werd en per defini-

tie vaak verborgen blijft. In Brussel werd

trouwens nooit een ernstige studie gevoerd

om de omvang ervan te meten.

Men schat dat het zwartwerk tussen 4 en

22% van het BBP, de in België geproduceer-

de rijkdom, vertegenwoordigt.

Een andere studie, die gevoerd werd op basis

van de statistieken van de Sociale-Inspectie-

diensten, raamde de fraude met sociale bij-

dragen in België op 1.880 miljoen euro per

jaar, hetzij 6,8% van de totaliteit van sociale

bijdragen. De meest betrokken sectoren zijn

de horeca, de bouw, de buurtdiensten aan

privé-personen zoals huishoudhulp, tuinon-

derhoud,... allemaal sectoren die, zoals we

reeds zagen, in Brussel volop in de lift zitten.

Waarom zwartwerk?Eerst en vooral omwille van de felle concur-rentie die tussen de ondernemingen woedt.In een dergelijke economische contextkomen veel ondernemingen in de verleidingom hun productiekosten te drukken. Zwart-werk is daarbij natuurlijk een voor de handliggend middel.

Ook het feit dat er in Brussel veel illegalearbeidskrachten aanwezig zijn, vormt eenverklaring voor het zwartwerk. Om te overle-ven kunnen deze werknemers, die wettelijkniet het recht hebben om in België te wer-ken, vaak niet anders dan aanvaarden om inhet zwart en vaak sociaal onaanvaardbareomstandigheden, te werken.

Een belangrijk gegeven dat verklaart waar-om het zwartwerk zich kan ontwikkelen, zijnde lage lonen die de werkgevers bieden ende te lage sociale uitkeringen die veel werk-loze werknemers ontvangen.

22

VIII. Zwartwerk en onzekere banen

SYNTHESE VAN ENKELE BESTAANDE RAMINGEN OVER DE OMVANG VAN DE FRAUDE IN BELGIË

BRON EN ONDERWERP VAN DE RAMING

ISW, Sociale fraude, 1995

Bestuur Arbeid en Tewerk-stelling, Sociale fraude, 1995

ORSEU, Ondergrondse economie,1992

Pacolet J. en Geeroms H., Ondergrondse economie, 1995

Frank M., Fiscale fraude, 1998

RAMING

Tussen 6 en 15% van de sociale-zekerheidsbijdragen

12,9% van de sociale-zekerheids-bijdragen

Tussen 12 en 20% van het BBP

Tussen 17,9 en 20,2% van de totale fiscale inkomsten

TOEPASSING

Tussen 1,76 en 4,4 miljard EUR

1 tot 1,24 miljard EUR

3,5 miljard EUR

Tussen 24,12 en 40,2 miljard EUR

Tussen 13,19 en 16,09 miljard EUR

Page 23: Een toekomst voor Brussel

Om een waardig leven te kunnen leiden en inhun behoeften te kunnen voorzien, zijn tallo-ze werknemers vandaag immers verplichtom hun magere inkomen illegaal, met zwart-werk, aan te vullen.

Sommige werkgevers beweren dat ze delonen van hun werknemers onmogelijk opwettige wijze kunnen optrekken en aarzelenniet hen een supplement voor te stellenonder de vorm van niet aangegeven overu-ren, valse halftijdse prestaties die in hetzwart betaald worden, het valselijk econo-misch werkloos verklaren,...

Een laatste verklaring voor zwartwerk moetmen zoeken in de uitbreiding van de onder-aanneming. Onderaanneming betekent dateen bedrijf een deel van zijn productie of zijnactiviteiten uitbesteedt aan een anderbedrijf. Deze praktijk komt vaak voor, vooralin de bouw-, schoonmaak- en hotelsector. Inhet Brussels Gewest zijn op de bouwwerfvoor de nieuwe stadswaterzuiveringsinstalla-tie niet minder dan 80 onderaannemers aanhet werk.

Theoretisch kost een beroep doen op onder-aannemers meer, maar die slagen er vaak inhun kosten aanzienlijk te drukken door dewet te omzeilen, de sociale wetgeving aanhun laars te lappen en hun fiscale en socia-le verplichtingen niet na te komen (RSZ-bij-dragen, bedrijfsbelasting,...) door middel vanbedrieglijke faillissementen. Onderaanne-ming komt steeds vaker neer op het verhu-ren van goedkope werkkrachten, die in eenonzekere rechtspositie aangeworven worden(contracten van bepaalde duur, uitzendar-beid, illegale arbeid,...). Zo worden de werk-nemers tegen wil en dank zelf medeplichtigaan bedrieglijke systemen, in de wetenschapdat ze er afhankelijk van zijn voor hun werken hun inkomen.

Zwartwerk is een ware sociale plaag. Ener-zijds hebben de werknemers, die uit econo-mische en sociale noodzaak zwartwerk aan-vaarden, geen enkele sociale bescherming.

Anderzijds zien de staat en de sociale zeker-heid zo een aanzienlijk gedeelte van desociale inkomsten aan hun neus voorbij-gaan. Bovendien worden de werkgevers, diehun sociale en fiscale verplichtingen welnakomen, benadeeld.

Nu zo systematisch een beroep wordt gedaanop onderaanneming, moeten de Brusselseondernemingen absoluut strenger gecontro-leerd worden, om de kwaliteit van de banente behouden en zwartwerk te doen verdwij-nen. De bedrijven die een beroep doen oponderaanneming moeten hun sociale verant-woordelijkheid opnemen. Wordt er fraudevastgesteld, dan moet de onderneming deeconomische steun, die ze eventueel van hetGewest ontvangen heeft, terugbetalen.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 23

Om deze onwettige praktijken, waarvan de werknemers de eerste slachtoffers zijn, te bestrijden, eist het ABVV-Brussel:

■■ systematische studie van de ondergrondse economiedoor het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt,opdat ze beter bestreden kan worden;

■■ belangrijke uitbreiding van de gewestelijkeinspectiediensten inzake aanwerving van buitenlandsearbeidskrachten (op dit ogenblik zijn slechts 7 inspecteursbelast met toezicht op het terrein en dat in een stad waar er 650.000 arbeidsplaatsen zijn!) en betere samenwerking met de federale diensten;

■■ strengere sancties voor werkgevers die niet aangegevenarbeidskrachten te werk stellen – in het bijzonder doorverplichte terugbetaling van de geweststeun;

■■ een brede informatie- en sensibiliseringscampagne die de burgers bewust maakt van de nefaste sociale gevolgen van zwartwerk;

■■ invoering van syndicale controleprocedures binnen de KMO’s.

Hoe weerwerk bieden?

Page 24: Een toekomst voor Brussel

Op 7 mei 1999 is in België een wet gestemd die de gelijkebehandeling van vrouwen en mannen op de werkvloer verplichtmaakt. Deze wet heeft betrekking op de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, op de arbeidsvoorwaarden,...

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Voor Brussel hebben de Brusselseregering en de sociale partners erzich op 11 juni 2002 toe verbonden

elke vorm van discriminatie bij indienstne-ming te verbieden. Dit gebeurde in het raamvan het Sociaal Pact voor de Werkgelegen-heid van de Brusselaars en met de bedoe-ling de Brusselaars meer kansen te biedenop de arbeidsmarkt. Alle ondertekenaarsvan het pact wensten gelijke kansen voorvrouwen en mannen.

Toch is de ongelijke behandeling van vrou-wen en mannen nog niet ongedaan gemaakt.

Opdat men zicht zou krijgen op de omvangvan deze discriminatie, kreeg de Economi-sche en Sociale Raad van het BrusselsHoofdstedelijk Gewest de opdracht om desituatie van de vrouwen op de Brusselsearbeidsmarkt in kaart te brengen18. De Raadvertrouwde deze opdracht toe aan het Brussels Observatorium van de Arbeids-markt en de Kwalificaties.

Deze studie toont aan dat er in onze samen-leving wel degelijk nog ongelijkheid bestaattussen vrouwen en mannen. Enkele cijfersmaken dit duidelijk:

24

IX. Vrouwen en mannen: nog steeds

18 Brussels

Observatorium van

de Arbeidsmarkt en

de Kwalificaties,

Situatie van de

vrouwen op de

arbeidsmarkt in het

Brussels Hoofdstede-

lijk Gewest,

maart 2004

Page 25: Een toekomst voor Brussel

UITSTROOMGRAAD VAN JONGE VROUWEN MET EN ZONDER KINDEREN

VOLGENS STUDIENIVEAU (IN%) – 2002

4. Vrouwen zijn dan weer oververtegenwoor-digd in bepaalde sectoren, zoals deschoonmaaksector, huishoudhulp, ver-koop, gezondheidszorgen,… Mannen zijnoververtegenwoordigd onder leidingge-venden, bij het hoger kader, onder ingeni-eurs, informatici,...

Deze verschillende vaststellingen leiden onstot overwegingen van tweeërlei aard. Aan deene kant is er het kwalitatieve aspect vanwerk voor vrouwen, aan de andere kant heb-ben we te maken met een specifiek pro-bleem waarmee vrouwen af te rekenen krij-gen bij hun zoektocht naar werk.

Eerst het kwalitatieve aspect. Men stelt vastdat vrouwen, vaker dan mannen, banen heb-ben in sectoren als de schoonmaak en huis-houdhulp. Het gaat hier dikwijls om zeeronzekere jobs (uitzendwerk, deeltijdswerk,...), zelfs niet aangegeven werk.

Bovendien krijgen ze weinig toegang totopleidingen die binnen de onderneming wor-den georganiseerd.

Het beleid dat de federale regering voert,zoals bijvoorbeeld het uitbreiden van hetstelsel van de dienstencheques, dreigt dezeonzekere positie van vrouwenwerk te besten-digen en de ongelijkheid tussen vrouwen enmannen nog versterken.

Met de dienstencheques wil men het huis-houdelijk werk dat een werknemer in hethuis van een privé-persoon uitvoert, regulari-seren. Op dit ogenblik staat dit stelselimmers open voor de uitzendbedrijven, waar-door grote afwijkingen mogelijk zijn op dearbeidsvoorwaarden die van kracht zijn in deandere sectoren, vooral wat de arbeidsduurbetreft (zo zijn contracten van minder dan1/3e tijd mogelijk).

Kenmerkend voor de dienstenchequebanen isimmers dat ze kruimelbaantjes zijn. Het gaatom werk van zeer korte duur waarvoor absolu-te flexibiliteit geëist wordt; men heeft zich teschikken naar de wensen van de klanten.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 25

geen gelijke kansen

PROPORTIE DEELTIJDSE WERKNEMERS IN HET BHG VOLGENS LEEFTIJD EN GESLACHT (IN%) – 2002

Bron: NIS-EAK, Berekening Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt

en de Kwalificaties

Bron: BGDA, Berekening Brussels Observatoriumvan de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties

MANNENVROUWEN

05

1015202530

24,421,1 19,7

7,4

21,9

8,8

01020304050607080

33,9

49,1

34,0

50,6 52,6

70,4

MET KINDEREN ZONDER KINDEREN

Faible Moyen Elevé

1. Bij gelijke kwalificatie ziet men onder devrouwen systematisch een hogere werk-loosheidsgraad dan bij de mannen(21,6% werkloze vrouwen tegenover18,4% mannen). De laaggeschoolde vrou-wen van vreemde afkomst komen hetminst aan bod op de arbeidsmarkt.

2. De Brusselse vrouwen verdienen boven-dien algemeen genomen minder dan demannen (gemiddeld is er 7% verschil).Vaker dan mannen hebben zij onzekereen deeltijdse banen en verrichten ze uit-zendarbeid.

3. Vrouwen hebben minder kans om eenbaan te vinden wanneer ze kinderen heb-ben en al helemaal als ze die alleenopvoeden. (In Brussel werkt slechts 55%van de alleenstaande moeders tussen 25en 49 jaar oud).

Page 26: Een toekomst voor Brussel

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

De aard van dit “huishoudelijk” werk waar-voor de cheques bedoeld zijn, wijst er al opdat dit systeem vooral de vrouwen zal tref-fen. Als er geen belangrijke verbeteringenworden aangebracht zoals overheidstoezichten arbeidsvoorwaarden, zal dit stelsel ertoeleiden dat die kruimelbanen voor vrouwenen dan voornamelijk voor laaggeschooldevrouwen, algemeen ingang vinden.

Dat de vrouwen moeilijker toegang krijgentot de arbeidsmarkt is ook te verklaren doorhet gebrek aan opvangmogelijkheden voorjonge kinderen. Er is in onze samenlevingeen trage evolutie aan de gang naar meergelijkheid tussen vrouwen en mannen, maar

het zijn nog steeds vooral de vrouwen die dekinderen opvangen. Doordat een goede kin-deropvangstructuur ontbreekt, kunnen veelvrouwen geen werk vinden. Voor alleen-staande moeders, zoals er in Brussel heelveel zijn (een derde van de moeders zijnalleenstaande vrouwen), is het probleemnog nijpender.

De gewestregering had in haar legislatuur-programma een uitbreiding met 2.600 bijko-mende kinderdagverblijfplaatsen gepland.Het ABVV-Brussel heeft vastgesteld dat deBrusselse regering deze belofte in het raamvan het Contract voor de Economie en deTewerkstelling niet heeft willen bevestigen.

26

I X . Vr o u we n e n m a n n e n : n o g s t e e d s ge e n ge l i j ke ka n s e n

Page 27: Een toekomst voor Brussel

Het ABVV-Brussel heeft de gelijkheid tussen vrouwen en mannen steeds verdedigd, niet alleen op de werkvloer, maar ook meer algemeen in de samenleving. In werkelijkheid zijn we nog ver van deze doelstelling verwijderd. Om de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen doeltreffender te bestrijden, vraagt het ABVV-Brussel:

■■ dat de Economische en Sociale Raad zijn werkzaamheden hervat en een breedopgezet actieplan opstelt en uitvoert voor de gelijke behandeling van vrouwen enmannen op de Brusselse arbeidsmarkt, waarbij bijzondere aandacht wordtgeschonken aan laaggeschoolde vrouwen en/of vrouwen van buitenlandse afkomst;

■■ dat het plan om te zorgen voor 2.600 bijkomende kinderdagverblijfplaatsen wordtuitgevoerd en dat men zorgt voor specifieke structuren die afgestemd zijn opwerkzoekenden met kinderen ten laste;

■■ dat alle statistieken van het Gewest, van de gemeenten en van de overheids-instellingen, cijfergegevens per geslacht vermelden en dat elke beleidsbeslissingbekeken wordt in het licht van de eventueel verschillende weerslag ervan op vrouwenen op mannen (“gendermainstreaming”)

Rond de toegang die vrouwen krijgen tot opleidingen binnen de onderneming, voert hetABVV-Brussel19 op dit moment, in samenwerking met de Algemene Centrale en de Centra-le voor Voeding, een onderzoek/actie in de schoonmaak- en de HORECA-sector. Deze actievormt een experiment met een nieuwe interventiemethode, die we ook in andere sectorenkunnen toepassen: de werkneemsters worden rechtstreeks betrokken bij het uitwerkenvan en het onderhandelen over de positieve-actieplannen in de onderneming of de sector.

Met betrekking tot het nieuwe stelsel van de dienstencheques, vindt het ABVV-Brusselhet belangrijk dat:

■■ er bij voorrang een beroep gedaan wordt op de openbare sector en op denonprofitsector om aan de talrijke sociale behoeften van de Brusselse gezinnen tevoldoen. Daarvoor moeten het dienstenaanbod en de banen die daarvoor gecreëerdworden, rechtstreeks gefinancierd worden via gemeenschapsdecreten en eengewestbeleid tot toekenning van gesubsidieerde contractuele werknemers (GECO’s);

■■ men verhindert dat het stelsel van de dienstencheques uitgebreid wordt totgespecialiseerde activiteiten, die bijzondere kwalificaties vergen inzakepersonenhulp, zoals kinderopvang, opvang van zieken, ouderen en gehandicapten,...;

■■ de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen omgevormd worden totgemeentelijke nutsbedrijven voor buurtdiensten, zodat het stelsel van dedienstencheques zowel kwantitatief als kwalitatief optimaal kan benut worden;

■■ dienstenchequebanen niet gelijkgesteld worden aan fatsoenlijk werk dat een werkloze niet ongestraft mag weigeren.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 27

19 Dit onderzoeks-

en actieproject

wordt uitgevoerd

door de “Centrale

Culturelle Bruxelloise

vzw” (CCB), met

de steun van

Françoise DUPUIS,

Brussels Minister

voor Beroepsopleiding.

(Het onderzoeks-

en actieproject is

verkrijgbaar op

aanvraag,

tel: 02 216 16 10).

Hoe weerwerk bieden?

Page 28: Een toekomst voor Brussel

In Brussel wordt enorm veel rijkdom geproduceerd. De geweste-lijke instellingen echter lijden onder chronische slechte finan-ciering. Omdat de belastingen betaald worden in de woonplaatsen niet daar waar men werkt, grijpt het Gewest naast een grootdeel van de op zijn grondgebied geproduceerde rijkdom.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Als nationale en Europese hoofdstaden Europa’s vierde grootste han-delscentrum, moet Brussel speci-

fieke opdrachten op zich nemen die vanbelang zijn voor de economische welvaartvan het hele land. Om deze opdrachten tevervullen, moet Brussel enorm veel investe-ren in infrastructuur, openbaar vervoer,…

Het Gewest moet bovendien ook tegemoet-komen aan de nieuwe maatschappelijkebehoeften. De gelijke behandeling van vrou-wen en mannen inzake werk, het verzoenenvan het gezins- en het beroepsleven, de gro-tere levensverwachting van de bevolking, hetuiteenvallen van gezinnen en het groeiendisolement van de mensen, dit alles vergt eendoeltreffende en correct gefinancierdedienstverlening aan de bevolking op het vlakvan gezinshulp, opvang van zieke kinderen,gezondheidszorg,…

Wil men deze buurtdiensten toegankelijkmaken voor alle Brusselaars zonder voor-waarden qua inkomen, dan moeten de open-bare en socialprofitdiensten noodzakelijk uit-gebreid worden. Dat een belangrijk deel vande openbare inkomsten naar de financieringvan deze diensten gaat, vormt niet meer daneen rechtvaardige herverdeling van de col-lectieve rijkdom.

Niet alleen maakt de uitbreiding van deopenbare en socialprofitdiensten het moge-lijk in te spelen op de talrijke socialebehoeften waaraan de markteconomie nietkan voldoen, ze kan ook fatsoenlijk werkbieden aan tal van Brusselaars die, zoalswe reeds zagen, in de commerciële sector

niet aan de bak komen. Deze sectoren zor-gen bovendien voor belangrijke meerwaar-de, wat de werkgevers hierover ook mogenbeweren.

Via het beleid van Gesubsidieerde Contrac-tuelen (geco’s) ondersteunt het Gewest alheel lang het creëren van banen in de dienst-verlening aan de gemeenschap. Het Gewestfinanciert zowat 8.000 contractuele banenin de gemeenten, de OCMW, de plaatselijkebesturen en de socialprofitsector.

De GECO-banen zijn van onmiskenbaarbelang om de werkloosheid van de Brusse-laars te bestrijden en aan de talrijke socialebehoeften van de Brusselse bevolking tevoldoen:> 95% van de GECO-banen worden ingeno-

men door Brusselaars;> 80% van de GECO-banen beantwoorden

aan lage en middelmatige scholingsni-veaus (2/3 van de Brusselse werkzoeken-den is laaggeschoold);

> ze verstrekken buurtdiensten die, zonderonderscheid naar inkomen, voor iedereentoegankelijk zijn;

> in tegenstelling tot wat verteld wordt, zijnhet geen nepbanen, maar vaste en cor-rect betaalde banen.

Deze GECO-banen worden door de federaleoverheid dubbel gefinancierd: ze zijn vrijge-steld van werkgeversbijdragen voor de socia-le zekerheid en via het mechanisme van detrekkingsrechten20 krijgt het Gewest terug-betaald wat in de werkloosheidsverzekeringbespaard werd doordat een werklozeopnieuw aan het werk is.

28

X. Welvaart en welzijn voor iedereen:

20 De regering heeft de gemiddelde kostprijsvan een werkloosheids-uitkering geraamd op 7.500 euro per jaaren per werkloze. Voor elke werkloze die het Brussels Gewestaan het werk zet in het kader van hetGECO-programma,moet de Federale regering het Gewest dit bedrag van 7.500euro terugstorten alstegenprestatie voor dewerkloosheidsuitkerin-gen die de federalediensten niet meer hoeven uit te betalen.Concreet geven de bijzondere wetten op de institutionele hervorming van 1980en 1988 het Gewest het recht om dit bedraguit de specifieke federale begroting teputten (trekken). Het is een soort activeringvan de werkloosheids-uitkeringen avant la lettre.

Page 29: Een toekomst voor Brussel

De verdeling van de trekkingsrechtenonder de gewesten zit vandaag vast aaneen oude verdeelsleutel, die in 1988 werdbepaald en voor Brussel volkomen onbillijkis geworden (8% trekkingsrechten, terwijlBrussel… 15% van het totaal aantal werk-lozen telt).

Het Gewest lijdt zo een aanzienlijk verlies(20 miljoen euro). Als de federale overheidde wetgeving inzake financiering van degewesten zou respecteren, zou het BrusselsHoofdstedelijk Gewest meer dan 1.500 nieu-we duurzame banen in de overheids- en desocialprofitsector kunnen scheppen. Derechtvaardige verdeling van de trekkings-rechten onder de verschillende gewestenzou de huidige officiële werkloosheidscijfersin het Brussels Gewest met bijna 2,2% kun-nen doen dalen. We zouden dan van 22%naar 20% gaan; een niet te verwaarlozenverschil.

De federale overheid geeft nu voorrang aanandere werkgelegenheidsmaatregelen, dieminder aantrekkelijk zijn en niet dezelfdekwaliteit bieden, zoals bijvoorbeeld het ACTI-VA-plan, de SINE-banen, de doorstromings-programma’s en de dienstencheques.

Ook de verschillende ministeriële departe-menten die bevoegd zijn voor de socialpro-fitdiensten, zorgen voor meer werkgele-genheid in Brussel. In het laatste akkoorddat op federaal niveau met de sector van degezondheidszorgen werd afgesloten, is hetscheppen van 7.230 nieuwe banen voorzien,waarvan een nog te bepalen deel in Brussel.

Met 130.622 banen maakt de tewerkstellingin de socialprofitsector slechts 22% uit van

de Brusselse werkgelegenheid, terwijl dat inVlaanderen oploopt tot 26% en in Walloniëtot 30%21. Toch zijn de behoeften in Brusseleven groot, zoniet groter.

Het lijkt dan ook onontbeerlijk dat hetmechanisme van de trekkingsrechten her-zien wordt, omdat dit een wettige weg is vooreen betere financiering van het gewestbe-leid. Daarnaast echter, moet ook het aan-deel van de socialprofitdiensten in de econo-mische ontwikkeling van het Gewestaanzienlijk verhoogd worden door een bete-re financiering ervan.

Juist doordat de dienstverlening aan degemeenschap een groot aandeel heeft in dewerkgelegenheid, beschouwde de nieuweregering het als niet meer dan normaal datde werkgevers van de socialprofitsector ookzouden deelnemen aan de economische ensociale dialoog in het gewest.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 29

21 Jacques Defourny,

Le poids économique

du non-marchand,

Centre d’Economie

Sociale, Université

de Liège, 2004.

meer geld voor socialprofitbanen

Het ABVV-Brussel eist dat de banen in de privé- enopenbare socialprofitsector beter worden gefinancierd.De nieuwe banen in de socialprofitsector moetenvoornamelijk gecreëerd worden in een aantalstrategische sectoren zoals opvang van jongekinderen, de gezondheidszorg, de personenhulp en de buurtdiensten. Ze moeten het de mensen mogelijkmaken beroeps- en gezinsleven beter te verzoenen enoplossingen bieden voor de hogere levensverwachtingvan de bevolking die, we blijven erop hameren, geen ramp is, maar het tastbare bewijs vanwetenschappelijke, maar vooral sociale vooruitgang.

Het ABVV is van mening dat er door het mechanismevan de trekkingsrechten te herzien in vereenstemmingmet de wetsbepalingen inzake institutionelehervorming, aanzienlijk wat geld zou vrijkomen voor de subsidiëring van bijkomende duurzame banen in de social-profitsector.

Hoe weerwerk bieden ?

Page 30: Een toekomst voor Brussel

Wil men de Brusselaars een toekomstbieden, dan moeten de hier geschetsteuitdagingen aangegaan worden. Niet enkel voor de 95.000 Brusselsewerklozen, maar voor alle werknemersdie er (wensen te) werken, ongeacht het gewest waar ze wonen.

Daarom is het ABVV-Brussel ingegaan op deuitnodiging van de Brusselse regering om inbreed gemeenschappelijk vakbondsfront ensamen met de Brusselse werkgevers eenContract voor de Economie en de Tewerkstel-ling te sluiten en over de concrete uitwerkingervan te onderhandelen.

Daarom ook zullen wij, via het FederaalABVV, onze bijdrage leveren tot de komendeonderhandelingen rond de vergrijzing tussende federale regering, de sociale partners ende plaatselijke overheidsdiensten.

Zonder vooruit te lopen op de positievemaatregelen die uit dit nieuwe initiatiefvan het beleid zouden kunnen voort-

komen, blijft het ABVV alvast bijzonderwaakzaam toekijken op de wijze waarop de nieuwe actieve begeleidings- en contro-lemaatregelen voor werklozen worden uit-gevoerd en blijft het elke jacht op dewerklozen verwerpen.

Vandaag is op Brussels gewestniveau vak-bondsactie nodig op minstens drie sporen:

> de strijd tegen elke vorm van jacht opwerklozen;

> de reactie op de plannen van de federaleregering voor een nieuw loopbanenbeleid;

> de uitvoering van de concrete werkterrei-nen van het Contract voor de Economieen de Tewerkstelling in Brussel.

30

De vakbond

in actie

Page 31: Een toekomst voor Brussel

N a de nationale werkgelegenheids-conferentie in de herfst van 2003,heeft de Belgische overheid een

grondige hervorming van de maatregelen voorde begeleiding van werkzoekenden en dewerkloosheidscontrole aangevat. Als doelstel-ling werd duidelijk gesteld: activering van hetzoekgedrag naar werk van de werklozen en dewerklozen die niet voldoende inspanningenhebben geleverd sanctioneren.

Wordt het een nieuwe jacht op werklozen? Deinvoering van de nieuwe maatregelen vergtop zijn minst uiterste waakzaamheid van hetABVV, want er dreigt wel degelijk gevaar.

Vergeleken met de vroegere begeleidings-plannen voor werklozen die sinds 1992 invoege zijn, voert het nieuwe federale planeen zeer duidelijk onderscheid in tussen:> de opdracht tot begeleiding van de

werklozen, die waargenomen wordt doorde Brusselse Gewestelijke Dienst voorArbeidsbemiddeling (BGDA);

> de opdracht tot individueel nagaan vande beschikbaarheid van de uitkeringstrek-kende werklozen, die de Rijksdienst voorArbeidsvoorziening (RVA) op zich neemt.

De BGDA is op die manier ontheven van zijnvroegere opdracht tot controle van debeschikbaarheid van de werklozen voor dearbeidsmarkt (die hij ten tijde van de splitsingvan de RVA had geërfd) en kan zich volop wij-den aan zijn opdracht tot het bijstaan van enraadgeven aan de werkzoekenden.

Concreet betekent dit dat op gewestvlak deBGDA er voortaan mee belast is aan allewerkzoekenden, dadelijk al in de eerstemaanden van hun werkloosheid, individuelebegeleidingsmaatregelen voor te stellendoor middel van het afsluiten van een con-tract voor beroepsproject (CBP). Het Brus-sels Gewest heeft er zich toe verbonden denodige middelen vrij te maken om “tussennu en eind 2007 begeleiding te bieden dieaangepast is aan de situatie en de verwach-tingen van elke werkzoekende”.

De RVA van zijn kant, is belast met het uitno-

digen van de langdurig werklozen (meer dan

15 en 21 maanden werkloos, afhankelijk

van de leeftijd) voor controlegesprekken

i.v.m. hun recht op werkloosheidsuitkerin-

gen. Elk apart worden hun actieve inspan-

ningen voor het zoeken naar werk geëvalu-

eerd. De RVA heeft daarvoor eigen sociale

werknemers aangeworven, de zogenaamde

“facilitatoren”.

Zo werd het begrip “actief zoeken naar werk”

in het recht op werkloosheidsverzekering

ingevoerd22. Te noteren valt dat de vroegere

maatregelen tot sanctionering van “abnor-

maal lange” werkloosheid (bedoeld in artikel

80 van het Besluit m.b.t. werkloosheid) gelei-

delijk aan vervangen worden door deze nieu-

we individuele evaluatie van het zoekgedrag

naar werk.

Als we niet uitkijken, dreigt dit beleid van

activering van het zoekgedrag op termijn te

leiden tot:

> het moreel beoordelen van het sociale

vraagstuk van de werkloosheid en waarbij

de verantwoordelijkheid bij de werklozen

wordt gelegd;

> het opvoeren van de druk op de zwakste

werklozen opdat ze nog lagere en onze-

kerder inkomensvoorwaarden zouden

aanvaarden;

> het buiten spel zetten van de BGDA in de

wetenschap dat de activeringsmaatrege-

len geen enkel effect hebben indien er

niet voldoende werkaanbiedingen zijn

en/of aangepaste opleidingen23;

> toenemende dualisering van de werkloos-

heid tussen “inzetbare” en “niet inzetba-

re” personen, te meer daar de BGDA zijn

hele optreden concentreert tijdens de eer-

ste vijftien maanden van inactiviteit;

> en tot slot geen enkele werkelijke impact

te hebben op het zwartwerk, maar dat

fenomeen integendeel nog te doen toene-

men, omdat het de toevlucht wordt voor

de gesanctioneerde werklozen.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 31

22 Koninklijk Besluit

van 4 juli 2004

houdende de wijziging

van de werkloosheids-

reglementering ten

aanzien van volledig

werklozen die actief

moeten zoeken naar

werk (BS 9 juli 2004).23 Een evaluatie

van de weerslag van

de afschaffing van

artikel 80 in de werk-

loosheidsverzekering

op herinschakeling

en armoede, Lieve

DE LATHOUWER,

Kristel BOGAERTS,

Karen VAN DEN

BOSCH, Centrum

voor Sociaal Beleid,

Universiteit

Antwerpen, 2004.

De jacht op werklozen

Page 32: Een toekomst voor Brussel

24 Brussel die

schone… Een

politiek en

syndicaal project

voor Brussel;

ABVV-Brussel,

september 2004.

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

In samenwerking met de vzw Centrale Culturel-le Bruxelloise is het ABVV-Brussel gestart meteen dienst die bijstand verleent aan de werk-lozen die door de RVA worden opgeroepen.

Deze bijstand kan verschillende vormen aannemen: > goede informatie over de nieuwe controle-

procedures,

> voorbereiding van de gesprekken met de

RVA,

> aanwezigheid van een ABVV-afgevaardig-

de bij deze gesprekken,

> het opmaken van een professionele balans,

oriëntatie naar opleiding,

> bijwerken van de kennis en algemene

vorming.

32

D e j a c h t o p we r k l o z e n

Het standpunt van het ABVV-Brussel

Op 22 september 2004 heeft het ABVV-Brussel zich nogmaals verzet tegen mogelijkontaarden van de nieuwe begeleidings-maatregelen in een jacht op werklozen engeëeist dat de nieuwe federale minister van werk daarop zou toezien.

Het ABVV-Brussel is van mening dat priori-teit eerder dient gegeven aan de jacht opwerkgevers die een beroep doen op zwart-werk en ook aan betere loonvoorwaarden.Te lage vergoedingen en lonen drijven al teveel werknemers tot zwartwerk, om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.

Het is onrechtvaardig om de zwakste werk-nemers verantwoordelijk te stellen voordeze evolutie. In zijn politiek en syndicaalproject voor Brussel24, dat het aan de nieu-we Brusselse gewestregering voorstelde,eist het ABVV-Brussel concrete maatrege-len voor de actieve bestrijding van deze illegale praktijken waarvan de werknemersde eerste slachtoffers zijn: systematische studie van de ondergrondse economie inBrussel, versterking van de inspectiedien-sten voor illegaal werk, strengere sanctiesvoor werkgevers die niet aangegevenarbeidskrachten te werk stellen, het invoeren van vakbondsafvaardigingen in deKMO’s, enz.

In verband met het contract voor beroeps-project en de koppeling ervan aan de nieuwe federale maatregelen, zal het ABVV-Brussel zeer nauwlettend toezien op de volgende punten:

1. de vertrouwensrelatie tussen de BGDAen de werkzoekenden moet volledigbewaard blijven;

2. de BGDA moet over de nodige middelenbeschikken om een doeltreffende bege-leiding te bieden;

3. elke werkloze moet ervoor kunnen kiezenom zijn actieve zoektocht op eigen houtjete voeren, zonder verplichting om daar-over een contract voor beroepsproject afte sluiten met de BGDA;

4. deze verplichting mag hem slechts opge-legd worden tijdens de controlegesprek-ken bij de RVA, indien zijn inspanningengedurende de laatste 12 maanden onvol-doende werden geacht door de geweste-lijk directeur;

5. de tewerkstellingszone voor de Brusse-laars, die bij de evaluatie van de inspan-ningen in aanmerking wordt genomen,mag het gewestgebied niet overschrijden,zolang de BGDA voor bijstand en begelei-ding van Brusselse werklozen om eenbaan te vinden buiten het territorium van

Page 33: Een toekomst voor Brussel

het gewest, niet op de medewerking van

beide andere gewesten kan rekenen.

(Zo moet het ontwerpakkoord voor

samenwerking tussen de gewesten inzake

mobiliteit van de werkzoekenden

onverwijld een echte overeenkomst

worden, zoals gepland op de Nationale

Werkgelegenheidsconferentie);

6. Tot slot mag de RVA de werklozen die

een contract voor beroepsproject met

de BGDA hebben afgesloten, die op alle

uitnodigingen zijn ingegaan en die steeds

de actievoorstellen positief hebben beant-

woord, in geen geval negatief beoordelen,

ook al kon het actieplan dat in hun

contract voor beroepsproject is voorzien,

nog niet starten bij gebrek aan

beschikbare plaatsen.

Bovendien bestaat er enorme discrepantietussen de drie gewesten en de verschillen-de subregio’s wat de omvang van de werkloosheid en het proportionele werk- en opleidingsaanbod betreft dat de overheden kunnen bieden. Hierdoor ontstaat een duidelijke rechtsongelijkheidonder werklozen ten opzichte van de werk-loosheidsverzekering. Van deze rechtsonge-lijkheid zijn de Brusselse werklozen metlengten voorsprong de grootste slachtoffers.

Het ABVV-Brussel klaagt deze ongelijkebehandeling door de nieuwe federale maatregelen aan. Wij zullen niet nalaten allemogelijkheden te onderzoeken om beroepaan te tekenen bij de Raad van Stateomwille van ongelijke behandeling, voor dewerklozen die bij de toepassing van de nieuwe reglementering een sanctie oplopen.

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 33

Page 34: Een toekomst voor Brussel

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Vandaag probeert de Belgische rege-ring, daarin gesteund door Europa,de jongerenproblematiek te vervan-

gen door die van de vergrijzing van de bevol-king. Er wordt nu ingezoomd op de uitzonder-lijk lage werkzaamheidsgraad van devijftigplussers in België. Eenvoudiger gezegd,zou het groeiend aantal ouderen die niet ofniet meer werken, financieel ondraagbaargeworden zijn en onze economische ensociale toekomst in gevaar brengen.

De vergrijzing van de Belgische bevolking isgeen sociale ramp, maar het tastbare bewijsvan een geweldige vooruitgang die het resul-taat is van sociale strijd in het verleden. Datwe langer leven, is het rechtstreekse gevolgvan de doeltreffendheid van ons sociale-zekerheidsstelsel!

De gedwongen verlenging van de loopbaanis onaanvaardbaar. Elke oudere werknemermoet kunnen werken tot de pensioenleeftijdvan 65 jaar, maar als hij dit wenst moet hij

34

Actief ouder worden en het nieuwe

25 Voor meer informa-

tie over het begrip

vrijwillig/verplicht

werk, verwijzen we

naar de teksten van

Bernard Friot:

Puissances du salariat

(1998) , Et la

cotisation sociale

créera l’emploi (1999),

uitgegeven bij

La Dispute. Veel

van deze teksten zijn te

vinden op de website:

http://membres.lycos.fr/

samu.26 Federale beleids-

verklaring, Federale

Overheid, 12 oktober

2004.27 Federale beleids-

verklaring, op. cit.

ook de kans krijgen om brugpensioen tenemen vanaf 58 jaar. Is zijn taak bijzonderlastig geworden, wordt zijn werk geherstruc-tureerd of dreigt hij zijn baan te verliezen,dan moet hij het einde van zijn loopbaan fat-soenlijk kunnen organiseren. Hij moet zichgeleidelijk aan en zonder schaamte van dearbeidsmarkt kunnen terugtrekken en zijnplaats afstaan aan een jongere.

Ook zijn beroepservaring moet voor de jonge-ren kunnen worden aangewend, hij kan henbegeleiden bij hun intrede in het actieve leven.

Er zijn talrijke collectieve behoeften te lenigenen zijn bijdrage daartoe moet gewaardeerdworden, zo kan hij zich actief inzetten vooreen sportclub of eenvoudigweg zijn kleinkin-deren opvangen na schooltijd. Naast hetbetaalde werk, dat men moet uitvoeren, is erook wat men het vrijwillig werk noemt. Ook ditdraagt bij tot de productie van rijkdom25.

Met de voorstellen van de federale regeringvoor actief ouder worden26, wordt een nieuwloopbanenbeleid geschetst, een nieuwe kijkop het verband tussen leeftijd en werk dieniet beperkt blijft tot de hervorming van depensioenen en de brugpensioenen.

In grote lijnen wil dit model de oudere werk-nemers “inzetbaar” en “mobieler” maken opde arbeidsmarkt. De geplande nieuwe maat-regelen moeten “vervroegde uittredingbeperken door oudere werknemers te stimu-leren om langer aan de slag te blijven of bijverlies van hun job makkelijker een nieuwejob te vinden”27.

De regering wil dit realiseren door: > het opdrijven van de investeringen in

opleiding en vorming gedurende de ganseloopbaan met bijzondere aandacht voorde oudere werknemers;

> het integreren van de leeftijdsdimensiein de bedrijfs- en sectoropleidingsplan-nen via carrière check-ups, erkenningvan verworven competentie en loop-baanplanning;

Page 35: Een toekomst voor Brussel

> een aanpassing van de regels inzake debeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.

Er valt wel fundamenteel voorbehoud temaken tegen deze nieuwe organisatie vande loopbanen.

Is het, om te beginnen, op menselijk vlak welrealistisch om van personen die ver van dewereld van die nieuwe technologie, de infor-matica, zijn opgegroeid en hun loopbaan heb-ben uitgebouwd, te vragen – te eisen – dat zedit nog leren? Dit gaat wellicht niet meer zovlot op 55 jaar, als wanneer men 25 is!

Organisatorisch vergt dit model trouwens ookdat uitgebreide structuren voor begeleidingen oriëntering worden opgezet; dat daarvoordus ook heel veel middelen worden vrijge-maakt. En dat terwijl het onderwijs en deopleiding van de jongeren lijdt onder zwaretekorten. Het gevaar dreigt ook dat hoge kos-ten doorgeschoven worden naar de gewes-ten, die nu al voor de uitdaging van het Bege-leidingsplan voor werklozen staan. Ook al zoude federale overheid voldoende middelen vrij-maken, toch zullen de gewesten met ver-zwaarde procedures worden opgezadeld.

Kan men niet beter alle krachten bundelenom de jongeren aan het werk te krijgen en deouderen zo vroeg mogelijk laten vertrekken?

We wezen er al op dat, anders dan in deandere gewesten, de demografische curveeen verjonging van de Brusselse bevolkingaangeeft. In Brussel is de jeugdwerkloosheidheel wat hoger dan in de andere gewesten.

Rekening houdend met de eigen kenmerkendie nauw verband houden met de massalejeugdwerkloosheid, lijkt het dat er voor hetBrussels Gewest niet veel te winnen valt bijde plannen rond “actief ouder worden”.Investeren in de opleiding en de tewerkstel-ling van de jonge Brusselaars zal ook opnationaal gebied bijdragen tot een betereverhouding tussen actieven en gepensio-neerden. Nu schermt men met deze wanver-houding om langere loopbanen op te drin-

gen. En vooral: voor de financiering van depensioenen betekenen de jonge Brusselaarstienduizenden bijdragebetalers: het heleland en vooral Vlaanderen (waar de vergrij-zing van de bevolking aanzienlijker is)heeft er belang bij dat de 95.000 werklozeBrusselaars aan werk geraken.

loopbanenbeleid

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 35

Het standpunt van het ABVV-Brussel

Gezien de bijzondere situatie waarin Brussel zich bevindt en naast het feit dat we elke aanslag op de verworven brugpensioen- en pensioenrechten verwerpen, heeft het ABVV-Brussel op 15 december2005 het volgende standpunt ingenomen:

1. het hoofddoel moet de tewerkstelling van de Brusselaars zijn en dan vooral de jongeren– dit is op termijn de enige waarborg voor definanciering van de pensioenen;

2. de lasten voor het nieuwe loopbanenbeleid, die van de openbare instellingen voor tewerkstelling en opleiding nieuwe middelen zullen vergen, mogen niet naar de gewesten engemeenschappen worden doorgeschoven – dan worden de Brusselse werknemers opnieuw benadeeld;

3. voor een dergelijk project is een sterkere nationale solidariteit en een betere coördinatietussen het tewerkstellings- en opleidingsbeleidvan de drie gewesten nodig om de mobiliteit van de Brusselse werknemers te bevorderen.

Bovendien dringt het ABVV-Brussel er bij degewestregering, bij de executieve van de Franse Gemeenschapscommissie en bij de regering van de Vlaamse Gemeenschap, die bevoegd zijn voor opleiding en vorming, op aan om vooraf overleg te plegen met de Brusselse socialegesprekspartners, alvorens deel te nemen aan besprekingen over de “nieuwe loopbanen” met de federale regering.

Page 36: Een toekomst voor Brussel

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Na onderhandelingen hebben de

Brusselse sociale gesprekspart-

ners, op 3 maart laatstleden, met

de gewestregering het Contract Economie -

Tewerkstelling in Brussel afgesloten. Dit

contract is erop gericht om, over een perio-

de van 5 jaar (2005-2010) een hele reeks

acties te ondernemen met als doel de werk-

loosheid in Brussel in te dijken door het

creëren van arbeidsplaatsen, door de Brus-

selaars meer toegang te bieden tot werk

dank zij meer en betere opleiding en door

de ondernemingen weer een plaats te geven

in de stad.

In dit tripartiete akkoord worden 27 terrei-nen aangegeven waaraan in de loop van delegislatuur moet gewerkt worden. Deze steu-nen op drie strategische pijlers: de toegangtot tewerkstelling voor de Brusselaars (pijler1), de economische herstructurering vanBrussel (pijler 2) en de aanpassing van deopenbare instrumenten (pijler 3).

Over de uitwerking van dit alles dienen deregering, de werkgevers en de vakbondennog besprekingen te voeren. In elk gevalmoeten alle acties in elke fase de Brusse-laars ten goede komen, voornamelijk voorhet vinden van werk en ook de Brusselsebedrijven in alle fasen van hun ontwikkeling.

36

De prioritaire werkterreinen voor de

Van deze samenwerking tussen de economische en sociale krachten in Brussel verwacht men het volgende resultaat:VOOR DE BRUSSELAARS

> Ondersteuning op maat vanwege de BGDA bij de zoek-tocht naar werk (screenen van competenties, contractvoor beroepsproject, “coaching”, toegang tot aange-paste opleidingen of korte gerichte opleidingen diesneller tot een vast werk leiden) – werkterrein 1 ;

> Geïndividualiseerde toegang tot een bredere waaier vanwerkaanbiedingen, ook buiten Brussel – werkterrein 2 ;

> Voor werkzoekenden die daarvoor kiezen, toegang toteen gemeentedienst op maat (eerste contact, ver-scheidene diensten, doorverwijzen naar andere instel-lingen) – werkterrein 3 ;

> Dynamische en professionele aanpak van de onderne-mingen door de BGDA, die hen moet helpen hunbehoefte aan arbeidskrachten doeltreffend in te vul-len – werkterrein 4 ;

> Ontwikkeling van pilootprojecten waarbij jongeren eeneerste baan kunnen krijgen en zo de wachttijd kunnenontlopen – werkterrein 5 ;

> Uitbreiding van de buurtdiensten door middel van dedienstencheques – werkterrein 6 ;

> Meer kwalificerende of korte opleidingen voor dewerkzoekenden met uitzicht op werk dank zij deoprichting van tussenschakels en door samenwer-

kingsverbanden tussen werk, opleiding en onderwijs –

werkterrein 7 ;

> Meer bruikbare opleidingen die samen met de beroeps-

sectoren worden georganiseerd door het oprichten van

nieuwe Beroepsreferentiecentra – werkterrein 8 ;

> Toegang tot specifieke opleidingen voor het verwerven

van een tweede taal en basiskennis informatica met

het oog op de toegang tot werk via uitbreiding van de

taal- en ICT-cheques – werkterrein 9 ;

> Vlottere toegang tot werk voor Brusselaars van buiten-

landse afkomst via opleidingsinitiatieven, pilootprojec-

ten en sensibiliseringscampagnes tegen discriminatie

bij aanwerving – werkterrein 10 ;

> Een groter aantal banen in de gewestelijke en

gemeentelijke overheidssector toegankelijk maken

voor Brusselaars – werkterrein 11 ;

> Meer banen voor Brusselaars in de overheidsonderne-

mingen en de federale besturen die in Brussel geves-

tigd zijn – werkterrein 12 ;

> Betere dienstverlening van de BGDA, Bruxelles Forma-

tion, de VDAB en de andere, vooral plaatselijke tewerk-

stellings- en opleidingsorganisaties – werkterrein 26.

Page 37: Een toekomst voor Brussel

VOOR DE BRUSSELSE ONDERNEMINGEN

> Nieuwe en gebundelde ondersteuningsmechanismenvoor de oprichting en uitbreiding van ondernemingen,vooral voor KMO’s en ZKO’s – werkterreinen 16 tot 22 ;

> Meer ruimte ter beschikking stellen van ondernemin-gen die perspectieven bieden voor Brussel – werkter-rein 16 ;

> Meer steun en gecoördineerde dienstverlening voorveelbelovende ondernemingen die zich (opnieuw) inBrussel willen vestigen – werkterrein 17 ;

> Meer steun en gecoördineerde dienstverlening voorveelbelovende bedrijven door de economische steunsamen te bundelen en contractgebonden te maken –werkterrein 18 ;

> Stabilisering van de gewest- en gemeentebelastingvoor economische bedrijvigheid – werkterrein 19 ;

> Gerichte afschaffing, in welbepaalde zones, van degemeentebelasting die schadelijk is voor de ontwikkelingvan voor Brussel interessante bedrijven – werkterrein 19 ;

> Voorkeursbehandeling voor 3 vernieuwende sectoren:actie op lange termijn en bundeling van de steun. Voor-keursbehandeling voor 3 sectoren die banen scheppenvoor de Brusselaars: bundeling van de middelen envan het voorrangsbeleid – werkterreinen 20 & 21 ;

> Gepersonaliseerde en professionele dienstverleningvan de BGDA bij het aanwerven van personeel voor deondernemingen – werkterrein 4 ;

> Versterking van het economische herstructureringsbe-leid voor de handel en ontwikkeling van handelsker-nen – werkterrein 22 ;

> Ondersteuning van de sociale economie – werkterrein 23 ;

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 37

economie en de tewerkstelling in Brussel

ALGEMEEN

> Strijd tegen zwartwerk en sociale fraude- werkterrein 14 ;

> Meer tewerkstelling in het kader van het huisvestings-plan – werkterrein 15 ;

> Een gecoördineerd beleid voor het economisch bek-ken van Brussel – werkterrein 24 ;

> Herdynamisering van het sociaal en economisch overleg – werkterrein 25 ;

> Gecoördineerde actie van de economische pararegio-nale instellingen – werkterrein 27 ;

Page 38: Een toekomst voor Brussel

Wat het ABVV al bereikt heeft

Bij de onderhandelingen over het contractheeft het ABVV-Brussel al een aantal strate-gisch belangrijke punten in de wachtgesleept.

In de eerste plaats heeft het ABVV geëist datde Brusselse gewestregering, de werkgeversen de vakbonden er zich, al dadelijk in deinleiding van het Contract, formeel toe verbin-den om van de sociale dialoog één van deessentiële hefbomen voor de ontwikkelingvan de economie en de tewerkstelling inBrussel te maken. Zo werden de verbintenis-sen die in 2002 reeds waren aangegaan bijde afsluiting van het Sociaal Pact voor deWerkgelegenheid van de Brusselaars,opnieuw bevestigd en hebben de onderteke-naars beloofd dit in de beroepssectoren, opinterprofessioneel vlak en vooral binnen deBrusselse ondernemingen, te bevorderen. Ditbetekent een doorbraak naar de KMO’s diehet ABVV wel zal weten te benutten als denieuwe steun aan de KMO’s wordt besproken.

Bovendien heeft het ABVV bekomen dat ergewerkt zou worden op drie bijzondere terrei-nen, namelijk:

1. de strijd tegen zwartwerk en socialefraude vooral in verband met onderaan-nemers die maffiapraktijken hanteren(werkterrein 13);

2. het stimuleren van de tewerkstellingdoor een gewestelijk beleid van woning-bouw en -renovatie waarbij geput wordtuit het KYOTO-fonds voor de verbeteringvan het energierendement van de gebou-wen (werkterrein 14) en

3. onderhandelingen met beide anderegewesten over een gecoördineerd beheervan het economisch bekken van Brusseldat, zoals we al zagen, het territorium vande 19 gemeenten ruim te buiten gaat(werkterrein 24).

38

De prioritaire werkterreinen voor de economie en de tewerkstelling in Brussel

Page 39: Een toekomst voor Brussel

Het standpunt van het ABVV-Brussel

De ondertekenaars van het contract hebben beloofd vóóreind 2007 de werkterreinen van het contract af te werken en al deze plannen in concretemaatregelen om te zetten. De buit is dus nog niet binnen,er moet nog over alles onderhandeld worden.

Het ABVV-Brussel zal zich bijzonder toeleggen op het verstevigen van het formelekader van de economische en sociale dialoog waar de regering, de werkgevers en devakbonden vurig naar verlangen.Het overleg met de Brusselsedrijvende krachten (dit is denieuwe geijkte formule) moetgeorganiseerd worden vanuit deEconomische en Sociale Raad(ESRB) die de vertegenwoordi-gers van de Brusselse werk-gevers en de werknemerssamenbrengt.

Wij zullen erop toezien dat devertegenwoordigers van de werk-gevers en van de middenstandhun beloften met betrekking tothet bevorderen van de socialedialoog in de sectoren en debedrijven nakomen. Alle steunvan het gewest aan de onderne-mingen is op zijn minst gebon-den aan de voorwaarde dat de conventionele proceduresvoor informatie en raadplegingvan de werknemers en voor con-flictpreventie worden nageleefd.

Een voorwaarde voor de steun

van het ABVV aan het initiatief

van de gewestregering is ook

dat de openbare diensten

verdedigd worden, meer in

het bijzonder de opdracht

als openbare dienst van de

gewestelijke tewerkstellings-

en opleidingskantoren als de

BGDA en Bruxelles Formation.

Het ABVV en zijn vakcentrales

zullen ook de interventiemidde-

len van de sectoren inzetten om

het openbaar opleidingsaanbod

voor de Brusselse werknemers

te versterken en eventueel

deelnemen aan de oprichting

van de nieuwe sectorale

opleidingscentra (beroeps-

referentiecentra).

De uitbreiding van het oplei-

dingsaanbod moet bovenal de

95.000 werklozen ten goede

komen, maar ook de werkne-

mers die aan het werk zijn en

ook blootstaan aan

het gevaar van werkloosheid.

De beroepssectoren en meer

in het bijzonder de Brusselse

werkgevers, worden ook

aangespoord om alle jonge

Brusselaars startbanen te

bezorgen en in het bedrijf

opleiding voor hen te voorzien.

De beroepssectoren worden

gevraagd actiever mee te werken

aan de strijd tegen discriminatie

bij aanwerving en om het

opstellen van diversiteits-plannen in de bedrijven en de openbare diensten te bevorderen.

Tot slot moet de regering allemaatregelen van het contractsystematisch doorlichten zodatvrouwen en mannen gelijke kansen krijgen.

Het Contract voor Economie en Tewerkstelling omvat zoalsgezegd ook een aantal maat-regelen ten voordele van debedrijven. Die zijn onontbeerlijkom de tewerkstelling in Brusselte behouden en uit te breiden;dit geldt ook voor de maatrege-len van fiscale harmonisatie.

In een sociale woestijn kan mengeen economische bloei totstand brengen, maar sociaal welzijn is al evenmin mogelijk in een economische woestijn...dat is duidelijk.

Men mag de geweldige bundeling van rijkdommen inBrussel evenwel niet ontkennen.Net zo goed als alle anderekrachten in het gewest en in het land, hebben ook de Brusselse werknemers recht op hun wettig aandeel!

10 kernpunten voor meer inzicht en een dynamische aanpak van de werkloosheid 39

Page 40: Een toekomst voor Brussel

pie

zo.b

e

“Brussel is een stad van tegenstellingen. In de tweede rijkste stad van Europa,

economisch gezien het vierde zakencentrum, de grootste investeringspool van het land,

met meer dan 650.000 arbeidsplaatsen... is meer dan één Brusselaar op vijf werkloos

en ligt het gemiddeld inkomen lager dan in beide andere gewesten van het land.

Alhoewel in Brussel één vijfde van de Belgische rijkdom geproduceerd wordt

(dit betekent per inwoner dubbel zoveel als in Vlaanderen), ontvangen de Brusselaars

minder dan één tiende van het Belgische inkomen.