Een tatoeage, een unieke eigenschap met een negatieve bijklank? … · 2015-11-08 · 2003;...
Transcript of Een tatoeage, een unieke eigenschap met een negatieve bijklank? … · 2015-11-08 · 2003;...
,
Universiteit Gent
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Academiejaar 2014-2015
Eerste Examenperiode
Een tatoeage, een unieke eigenschap met een negatieve
bijklank? Bevestiging van visueel stigma op CV selectie
in een veldonderzoek.
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de
psychologie, afstudeerrichting bedrijfspsychologie & personeelsbeleid
door Louise Heylen
Voorwoord
Ik wil graag iedereen bedanken die mij heeft geholpen om mijn masterproef tot een
goed einde te brengen.
Bedankt aan Eva Derous, mijn promotor, voor de richtlijnen en begeleiding.
Graag wil ik een speciaal dankwoordje richten aan Alexander Buijsrogge, mijn
begeleider. Zijn feedback en tips waren onmisbaar om mijn masterproef te
optimaliseren.
Charlotte Christiaens en ik voerden in samenwerking het onderzoek uit, ik wil haar dan
ook bedanken voor deze vlotte samenwerking.
Daarnaast wil ik ook Sabine Claeys en Greet Vandendriessche bedanken om mijn
masterproef verschillende keren na te lezen.
Ten slotte wil ik ook mijn ouders, zussen en vrienden bedanken voor de steun.
Louise Heylen,
Kortrijk, januari 2015
Abstract
In de huidige samenleving ziet men steeds meer mensen, van verschillende leeftijden en
met verschillende achtergronden, die een zichtbare tatoeage nemen. Ondanks deze
ontwikkeling bestaat er een algemeen beeld dat tatoeages in de bedrijfscontext, tot op
zekere hoogte, negatief worden gepercipieerd. Meer specifiek worden tatoeages gezien
als één van de factoren die het verkrijgen van een job mogelijks bemoeilijken. Omdat
CV-screening de eerste horde is die men moet nemen om kans te maken op een job,
werd in dit onderzoek op deze fase van de selectieprocedure gefocust. Aan de hand van
een correspondentietest werd er naar 205 bedrijven in Vlaanderen gesolliciteerd voor
administratief bediende, boekhouder en vertegenwoordiger. Er werd nagegaan of
sollicitanten met een tatoeage meer discriminatie ondervinden tijdens de CV-selectie.
Daarnaast werd er onderzocht of het erkennen van de tatoeage, een techniek die
ontwikkeld werd om discriminatie in interviews te verminderen, mogelijke
discriminatie in CV-selectie zou laten afnemen. Tenslotte werd ook nagegaan of de
mate van klantencontact een invloed zou hebben op discriminatie. Binaire logistische
regressie geeft aan dat sollicitanten met een tatoeage niet meer gediscrimineerd worden
tijdens CV-screening dan sollicitanten zonder tatoeage. De implementatie van erkenning
op het CV heeft geen significant effect op discriminatie. Daarnaast blijkt ook
klantencontact geen verschil te maken. Dus blijkt het algemeen beeld dat tatoeages in de
bedrijfscontext tot op zekere hoogte negatief gepercipieerd worden, niet bevestigd.
Inhoudstabel
Literatuurstudie ............................................................................................................................. 4
CV-screening ......................................................................................................................... 4
Stigma ................................................................................................................................... 6
Discriminatie bij stigma’s. ............................................................................................ 8
Compensatiestrategieën. .............................................................................................. 11
Klantencontact. ............................................................................................................ 13
Methode....................................................................................................................................... 14
Correspondentietest ............................................................................................................. 14
Participanten ........................................................................................................................ 15
Opzet ................................................................................................................................... 15
Materiaal ............................................................................................................................. 16
Pilootstudie 1 ................................................................................................................... 17
Demografische gegevens. ........................................................................................... 17
Studieachtergrond....................................................................................................... 18
Werkervaring. ............................................................................................................. 19
Hobby’s en competenties. .......................................................................................... 20
Pilootstudie 2. .................................................................................................................. 21
Foto. ........................................................................................................................... 21
CV lay-out. ................................................................................................................. 21
Manipulatie van het stigma ................................................................................................. 22
Manipulatie van de bevestiging ........................................................................................... 22
Procedure ............................................................................................................................. 22
Resultaten .................................................................................................................................... 23
Beschrijvende statistiek ........................................................................................................... 23
Hypothesetoetsing ................................................................................................................... 26
Hypothese 1: Discriminerend effect van tatoeage op uitnodiging. ................................. 26
Hypothese 2: effect van erkenning. ................................................................................. 26
Hypothese 3: Het modererend effect van klantencontact. ............................................... 27
Bespreking en conclusie .............................................................................................................. 27
Discussie ................................................................................................................................. 27
Effect van tatoeage. ......................................................................................................... 28
Effect van Erkenning. ...................................................................................................... 29
Effect van klantencontact. ............................................................................................... 29
Praktische implicaties .............................................................................................................. 30
Sterktes en beperkingen .......................................................................................................... 30
Toekomstig onderzoek ............................................................................................................ 32
Conclusie ................................................................................................................................. 33
Referenties ................................................................................................................................... 34
Bijlagen ....................................................................................................................................... 41
1
Inleiding
Een overgrote meerderheid van de studenten gaat tijdens of na het afronden van
hun studies op zoek naar een job. Dit doet men veelal door het opzoeken van vacatures
in vacaturedatabanken, waarop men kan reageren door het opsturen van hun Curriculum
Vitae (CV). Het CV wordt vervolgens gescreend door de recruiter van het bedrijf om te
bepalen of de sollicitant de kennis, vaardigheden, bekwaamheden en andere
eigenschappen bezit die worden vereist voor het uitvoeren van de functie (Cole et al.,
2008). Dit is voordelig voor de organisatie omdat deze eigenschappen kunnen bepaald
worden vooraleer de organisatie moet investeren in duurdere selectietechnieken als
interviews of tests.
Ondanks dat CV-screening één van de selectietechnieken is die door veel
organisaties gebruikt wordt in een vroeg, zo niet het eerste, stadium van het
selectieproces (Piotrowski & Armstrong, 2006), blijkt uit onderzoek dat dit niet altijd
objectief gebeurt. Zo werd er aangetoond dat bepaalde irrelevante eigenschappen van de
sollicitant, zoals leeftijd, geslacht, huwelijksstatus en etniciteit (Bennington & Wein,
2000), de uitkomst van de selectie beïnvloeden. Ook een zichtbare tatoeage heeft een
invloed op de uitkomst van de selectie. Onderzoek naar de perceptie van mensen met
tatoeages is schaars, hoewel de aanwezigheid van een tatoeage vaak wordt gelinkt aan
het toekennen van negatieve kenmerken (Martin & Dula, 2010; Swami & Furnham,
2007). Het hebben van een tatoeage als sollicitant wordt gezien als een ongewenste
eigenschap (Ruetzler et al., 2012). Managers staan weigerachtig tegenover het
aannemen van sollicitanten met een tatoeage. Onderzoek toont aan dat 81.92% van de
managers aangeven dat ze een sollicitant met een zichtbare tatoeage of piercing niet
zouden aannemen, zelfs niet als de job geen contact met anderen inhield (Dale et al.,
2009). Echter, alvorens sollicitanten aangenomen of voor een interview uitgenodigd
worden hebben zij eerst nog een horde te nemen in de vorm van de CV-screening.
Daarom wordt er in de huidige studie nagegaan of sollicitanten met een tatoeage ook
discriminatie ondervinden bij CV-screening.
De werkgever screent het CV van een sollicitant in overeenstemming met
zijn/haar eigen attitudes en waarden maar ook in overeenstemming met attitudes en
waarden van de mensen waarmee de sollicitant professioneel zou mee moeten
2
interageren. Onderzoek toont aan dat rekruteringsdiscriminatie ten aanzien van personen
met een gezichtsmisvorming, in het bijzonder voorkomt in jobs die veel klantencontact
bevatten (Stone & Wright, 2013). Huidig onderzoek gaat na of dit ook geldt voor
personen met een zichtbare tatoeage.
Eén van de doelen die discrimintatiewetenschappers formuleerden is om
discriminiatie bij selectie en rekrutering terug te dringen. (Bennington & Wein, 2002).
Om dit te verkrijgen werden verschillende technieken getest die mogelijk leidden tot
een verlaging van stereotypering en discriminatie. Meestal werden deze technieken
ontwikkeld en getest in een interview-setting. Zo deden Hebl en Kleck (2002)
onderzoek naar de bevestiging van een stigma bij sollicitanten tijdens een interview. Er
werd besloten dat, wanneer een sollicitant met een stigma (zoals een wijnvlek) dit
vroegtijdig in het interview erkende door er zelf over te spreken, dit positieve reacties
als sympathie en empathie met zich meebracht. De sollicitant werd dan meer gezien als
“open” en “zelf-accepterend”, en dit leidde tot een meer gunstige beoordeling van de
sollicitant. Als een sollicitant met een controleerbaar stigma (zoals overgewicht) deze
erkende, werd de sollicitant minder goed beoordeeld. Dergelijke sollicitanten kregen
meer negatieve karakteristieken toegeschreven dan aan een sollicitant die het
controleerbaar stigma niet erkende. Hebl en Kleck (2002) besloten dus dat
waargenomen controle van het stigma fungeert als een moderator bij stigma-erkenning.
In huidig onderzoek worden de negatieve resultaten ten aanzien van erkenning
van controleerbare stigma’s uit de studie van Hebl en Kleck (2002) genuanceerd. Er
wordt uitgegaan van een positief effect bij erkenning van een controleerbaar stigma als
tatoeages. Overgewicht, het controleerbaar stigma dat zij hanteerden in hun studie, is
namelijk niet eenduidig controleerbaar. Dit omwille van het feit dat er verschillende
oorzaken aan de basis kunnen liggen van overgewicht zoals bv. erfelijkheid, beweging
en het eetpatroon. Een tatoeage is echter wel eenduidig controleerbaar; het wordt in
essentie aangebracht als een lichaamsversiering (om je lichaam mooier te maken). Deze
twee controleerbare stigma’s, overgewicht en tatoeages, kunnen dus op een
verschillende manier worden gepercipieerd. Daarom wordt er in deze studie nu
nagegaan of het erkennen van een tatoeage eerder zou kunnen leiden tot gunstige
reacties ten aanzien van een sollicitant in plaats van de veronderstelde negatieve
3
reacties. Hebl en Kleck (2002) onderzochten erkenning tijdens het selectie-interview,
deze studie onderzoekt erkenning tijdens een vroeger stadium van het selectieproces,
namelijk het CV. Om dit te onderzoeken wordt in de huidige studie gebruik gemaakt
van een correspondentietest (Pager, 2007) waarbij op bestaande vacatures wordt
gesolliciteerd.
4
Literatuurstudie
CV-screening
De selectie van personeel vormt één van de oudste domeinen in de Arbeids- en
Organisatiepsychologie (Lievens & De Soete, 2011). Personeelsselectie is het proces dat
bestaat uit een groot aantal activiteiten dat betrekking heeft op het screenen van
potentiële medewerkers (Derous, van der Velde & Born, 2011). De eerste fase in het
proces van personeelsselectie is veelal de CV-screening.
Het CV is één van de meest gebruikte informatiebronnen voor het screenen van
sollicitanten (Knouse, Giacalone, & Pollard, 1988; Ray, Stallard, & Hunt, 1994).
Traditionele CV’s bevatten drie eigenschappen die het vormen van indrukken over de
geschiktheid van de sollicitant met betrekking tot de vacature beïnvloeden (Cole et al.,
2007). Deze drie eigenschappen zijn (1) de academische prestaties, (2) de werkervaring
en (3) de buitenschoolse activiteiten. Recruiters richten zich op deze objectieve bronnen
van informatie om de inzetbaarheid van een sollicitant te evalueren.
Het bestuderen van CV’s vanuit het perspectief van een recruiter is om
verschillende redenen belangrijk. Eerst en vooral is de screening van CV’s
fundamenteel in het selectieproces omdat het ongekwalificeerde sollicitanten uitsluit om
verder te gaan en het de recruiter helpt om impressies te vormen (Cole, Feild, & Giles,
2003; Kristof-Brown, 2000). Ten tweede, wanneer CV’s worden gebruikt als een pre-
screeningsinstrument, gaan werkgevers er van uit dat de informatie op het CV gelinkt is
aan belangrijke relevante jobattributen zoals competenties. Omdat sollicitanten hun
CV’s mailen of elektronisch versturen, besparen organisaties omdat ze het investeren in
dure, tijdrovende selectietechnieken voorkomen.
Ten derde zijn de drie eigenschappen van een CV (academische kwalificaties,
werkervaring, buitenschoolse activiteiten) een rijke bron van informatie voor de
werkgever. De informatie kan historisch gemakkelijk gecontroleerd worden en heeft
zodoende minder kans op vervalsing en vervorming (Becker & Colquitt, 1992).
Er kan gesteld worden dat er zich bij CV-screening een tegenstrijdigheid
voordoet. Enerzijds wordt verondersteld dat de CV-screening van sollicitanten door
recruiters op een objectieve wijze gebeurt. Ze baseren zich op duidelijk omschreven
5
criteria die functierelevant zijn (Derous, 2010). Anderzijds leiden recruiters uit het CV
ook subjectieve informatie af die de beslissing mee gaan bepalen. Een voorbeeld
hiervan is persoonlijkheid. Recruiters leiden persoonlijkheid af uit het CV en baseren
zich hierop om de aanvankelijke geschiktheid te bepalen van de kandidaat terwijl dit
eigenlijk niet observeerbaar is (Brown & Campion, 1994; Cole et al., 2004). Onderzoek
omtrent personeelsselectie paste reeds de “signaaltheorie” toe om te onderzoeken hoe
recruiters niet-observeerbare informatie afleiden uit observeerbare attributen van
sollicitanten (Bangerter, Rouline, & Konig, 2012). Deze theorie stelt dat
personeelsselectie een uitwisseling betreft van informatie tussen sollicitanten en
organisaties. Aanwerving is vanuit het standpunt van de werkgever een onzekere
investering aangezien hij nooit beschikt over alle informatie betreffende de kwaliteiten
van een sollicitant. Sollicitanten zullen de werkgever enkel van informatie voorzien die
in hun voordeel speelt (Spence, 1973). Een signaalsysteem omvat een zender, een
ontvanger en een signaal. De zender verstuurt een signaal (bv. een sollicitant met een
zichtbare tatoeage voegt een foto toe op zijn CV) naar de ontvanger. Dit signaal
correleert met een niet-observeerbaar kenmerk van de zender (bv. persoonlijkheid).
Signaalsystemen laten de actoren toe te bepalen welke info betrouwbaar is om een
beslissing te maken (bv. kiezen uit sollicitanten) (Bangerter, Roulin, & Konig, 2012)
Een tweede belangrijke theorie naast de signaaltheorie is de “attributietheorie”
welke veronderstelt dat mensen beroep doen op bepaalde informationele signalen om te
bepalen of de ultieme oorzaak van gedrag te wijten is aan interne of externe factoren
(Fiske en Taylor, 1991). Het CV is de eerste informatie die een recruiter krijgt over een
sollicitant. Deze gegevens hebben uiteraard een grote invloed op recruiters. Volgens
deze theorie zullen recruiters op basis van het CV actief op zoek gaan naar informatie
over de vaardigheden en competenties van sollicitanten. Er wordt geïmpliceerd dat
recruiters deze informatie zullen gebruiken om causale oordelen te vormen over
bepaalde werkgerelateerde vaardigheden en competenties die sollicitanten al dan niet
bezitten. Dit betekent dat recruiters informatie van op het CV gebruiken om conclusies
te trekken over de competenties, motivatie, persoonlijkheid en job-fit van de sollicitant
(Cole et al., 2007).
Recruiters en sollicitanten streven verschillende doelen na door middel van CV-
screening. Enerzijds trachten recruiters tijdens een CV-screening uit alle ingezonden
6
CV’s te selecteren welke sollicitant een potentiële werknemer blijkt en welke sollicitant
buiten beschouwing moet worden gelaten (Higgins & Judge, 2004). Deze eerste fase is
cruciaal omdat de beslissing van recruiters of een sollicitant al dan niet aanmerking
komt enkel gebaseerd is op het CV van de sollicitant. Deze beslissing komt uiteindelijk
neer op het weigeren in naam van de organisatie. Anderzijds proberen sollicitanten aan
de hand van het aanbieden van hun CV een uitnodiging voor een interview te
bemachtigen. Sollicitanten voegen persoonlijke informatie (zoals een foto) toe om hun
CV persoonlijker te maken en zo hun kansen te vergroten (Hill, 1995), zelfs wanneer
reeds werd aangetoond dat dit type informatie discriminatie voortbrengt bij
preselectiebeslissingen (Oliphant & Alexander, 1982). Vooroordelen en discriminatie
komen veelvoudig voor bij gestigmatiseerde individuen (Deitch et al., 2003).
Stigma
Goffman was de grondlegger van de theorie omtrent stigma’s. In zijn
oorspronkelijke definitie wordt een gestigmatiseerd individu als minderwaardig aanzien
ten opzichte van een andere ‘normale’ persoon (Goffman, 1963, p3). Een stigma kan
worden gepercipieerd als een relatie tussen een attribuut en een stereotype. Op basis van
deze visie werd een stigma gedefinieerd als een “mark” dat een persoon linkt aan een
ongewenste eigenschap (Jones et al., 1984).
Goffman’s theorie gaf de aanzet tot veel veranderingen en verfijningen in
onderzoek en theorie betreffende de negatieve impact van stigma’s (Link & Phelan,
2001; Major & O’Brien, 2005). Bijgevolg is zijn definitie slechts één van vele
definities, er is namelijk een grote variabiliteit (Link & Phelan, 2001). Er bestaan
verschillende verklaringen waarom deze variëren, maar twee verklaringen treden op de
voorgrond. Ten eerste werd het stigmaconcept al op een reeks omstandigheden
toegepast. Elk van de omstandigheden is uniek en leidt er toe dat onderzoekers het
concept “stigma” op een verschillende manier zullen conceptualiseren. Ten tweede is
het stigma-onderzoek multidisciplinair: het bevat bijdragen van psychologen,
sociologen, antropologen, politieke wetenschappers en sociaal geografen. Hoewel deze
disciplines overlappen, wordt de klemtoon verschillend gelegd. Zelfs binnen de
disciplines wordt het concept uit verschillende theoretische oriëntaties benaderd. Dit
leidt tot verschillende visies over wat het concept moet bevatten. Verschillende
7
referentiekaders leidden dus tot verschillende conceptualisaties. Gezien de complexiteit
van de term stigma, wordt variabiliteit van definities aanvaard, op voorwaarde dat de
onderzoekers duidelijk aangeven wat een stigma voor hen betekent wanneer de term
wordt gebruikt.
Een meer recente definiëring van stigma is de discrepantie tussen de virtuele
sociale identiteit (hoe een persoon wordt gekenmerkt door de maatschappij) en de
werkelijke sociale identiteit (de attributen die een persoon bezit) (Yang et al., 2007).
Een persoon wordt gestigmatiseerd op basis van die discrepantie. Dit houdt in dat
gestigmatiseerde individuen worden gepercipieerd als atypisch, afwijkend of abnormaal
(Miller, Nicols, & Eure, 2009). Stigmatiserende kenmerken kunnen zichtbaar of niet
zichtbaar zijn, controleerbaar (bv. tatoeage) of oncontroleerbaar (bv. wijnvlek), gelinkt
worden aan uiterlijk, gedrag of lidmaatschap in een groep. Belangrijk is dat een stigma
relatie- en contextspecifiek is: het berust niet op een persoon maar op een sociale
context (Major, & O’Brien, 2005).
Er bestaan verschillende stigma’s waaronder overgewicht, ras, geslacht, mentale
stoornissen. Ook personen met tatoeages worden gezien als een gestigmatiseerde groep.
Ze worden gestereotypeerd als slechte beslissers, slechte studenten, mensen die een
slechte jeugd hebben gehad en als rebellen (Miller, Nicols, & Eure, 2008). Tevens
worden ze meer gelinkt aan stereotypes, zoals het meer kans hebben om betrokken te
zijn bij geweld, een zwaar drugs- en alcoholgebruik te hebben, mentaal ziek te zijn of
seksueel promiscue te zijn (Martin & Dula, 2010; Swami & Furnham, 2007).
Stereotypen representeren generalisaties die doorgaans worden toegeschreven
aan mensen op basis van hun lidmaatschap in een gestigmatiseerde groep of een
gestigmatiseerde eigenschap bezitten. Stereotypes en vooroordelen zijn geassocieerd
met elkaar, doch zijn het verschillende psychologische processen voortkomend uit een
sociaal stigma (Frost, 2011). Hoewel psychologen al lange tijd geïnteresseerd zijn in de
oorzaken van stereotypering, vooroordelen, alsook discriminatie, is er slechts recent een
focus op het begrijpen van de psychologische effecten van deze processen (Major &
O’Brien, 2005). Vooroordelen doen zich voor wanneer mensen geloven dat een
stereotype waarheidsgetrouw is en de overeenstemmende generalisatie toepassen
wanneer hun attitudes en beoordeling van anderen corresponderen met het stereotype
(Allport, 1954; Devine, 1989). Vooroordelen zijn complex en spelen zich ook af op een
8
onbewust en impliciet niveau (Greenwald & Banaji, 1995). Aangezien stigma’s
geworteld zijn in verschillende aspecten van de maatschappij, zijn er impliciete vormen
van vooroordelen die buiten het bewustzijn van mensen opereren en zo hun gedrag
kunnen vormen ten aanzien van gestigmatiseerde individuen op een onbedoelde manier.
Vooroordelen kunnen dus leiden tot discriminatie (Frost, 2011).
Discriminatie bij stigma’s. Discriminatie kan men onderverdelen in “directe”
discriminatie en “indirecte” discriminatie. Directe discriminatie wordt gedefinieerd als
het anders behandelen van een persoon op basis van geslacht, ras of een andere
classificatie (Collins, 2003). Discriminatie op basis van tatoeages valt in deze categorie.
Daarnaast doet indirecte discriminatie zich voor als een individu, instituut of praktijk
zich op een dergelijke manier gedraagt dat de belangstelling in bepaalde individuen
systematisch wordt bevoordeeld en er geen directe discriminatie bij betrokken is
(Lippert-Rasmussen, 2006).
Globaal gezien bestaat er een aanzienlijke consensus dat discriminatie bij
tewerkstelling moet worden vermeden (Bennington & Wein, 2002).
Tewerkstellingsdiscriminatie blijft bestaan, ondanks een beleid voor gelijke kansen en
antidiscriminatiewetgeving (Crow, Fok, & Hartman, 1998; Perry & Bourhis, 1998).
Discriminatie bestaat en overleeft in een gecompliceerd systeem waarbij vele spelers
betrokken zijn. Werknemers, werkgevers, consultants en sollicitanten zijn enkele
voorbeelden van spelers. Niettegenstaande schrijven de meeste beleidsinstrumenten de
exclusieve verantwoordelijkheid voor discriminatie toe aan de rol van de werkgever.
Werkgevers discrimineren sollicitanten vaak op basis van persoonlijke informatie zoals
leeftijd, geslacht, huwelijksstatus en etniciteit (Bennington & Wein, 2000).
Een aantal demografische groepen worden getroffen door discriminatie op de
arbeidsmarkt (Weichselbaumer, 2003). Vrouwen, etnische minderheden, nationale
minderheden, invalide werknemers en religieuze minderheden werden reeds
geobserveerd. Deze groepen vertegenwoordigen slechts een fractie van de mogelijk
gediscrimineerde populatie. Bij de meeste studies betreffende discriminatie lag de focus
op loonverschillen ten gevolge van ras of geslacht. Discriminatie op de arbeidsmarkt
kan in verschillende vormen voorkomen. Zowel tijdens aanwerving, bij promotie als bij
ontslag kan discriminatie optreden. Hoewel de tendens om mensen met een afwijkend
9
uiterlijk te discrimineren gevestigd is, blijkt dat er relatief weinig theoretische
overweging is over waarom dit voorkomt (Thompson & Kent, 2001).
Sollicitanten die door een organisatie geweigerd worden op basis van hun
uiterlijk, ervaren een subtiele maar onaanvaardbare vorm van
tewerkstellingsdiscriminatie. De groei van discriminatie ten aanzien van het uiterlijk
van een persoon veronderstelt dat fysieke aantrekkelijkheid en persoonlijk voorkomen
een belangrijke invloed hebben op de tewerkstellingsbeslissingen van de organisatie op
het gebied van aanwerving en promotie (Hurley-Hanson & Giannantonio, 2006). Een
jeugdig en aantrekkelijk voorkomen wordt veel gebruikt in alle soorten communicatie
waaronder de media, literatuur en marketing. Degene die afwijken van de norm hebben
minder waarde omdat schoonheid wordt gezien als het ideale uiterlijk. Er is substantiële
evidentie dat een aantrekkelijk en normaal gezicht een centrale rol speelt bij een gezond
persoonlijk aanpassingsvermogen en succes op school en in de carrière (Rankin &
Borah, 2003).
Het uiterlijk speelt een belangrijke rol in de hedendaagse maatschappij,
wijziging, versiering en beschilderen van het lichaam zijn drie types van
lichaamsdecoratie. Het lichaam beschilderen is tijdelijk, een voorbeeld hiervan is het
dagelijks aanbrengen van make-up. Versieren van het lichaam slaat op praktijken als
juwelen dragen. Wijzigen van het lichaam is de meest extreme en permanente vorm van
de drie, bijvoorbeeld het plaatsen van een tatoeage op het lichaam (Selekman, 2003).
Lichaamswijzigingen zoals tatoeages worden dan ook zelden impulsief uitgevoerd, ze
worden zorgzaam gepland op voorhand (Forbes, 2001).
Tatoeages zijn vlekken die ontstaan door het invoegen van een gekleurd pigment
in de huid (Swami & Furnham, 2007). Ze kunnen verschillen in vorm en stijl (Ruetzler
et al., 2012). Er wordt geschat dat 3% tot 5% van de populatie in de westerse
maatschappij een tatoeage heeft (Braverman, 2006). In de moderne westerse
gemeenschap variëren de motieven voor het plaatsen van een tatoeage. Redenen zijn
controle hebben over het lichaam (Carroll& Anderson, 2002), plezier, de esthetica, als
symbool van verbintenis tot een relatie (Stewart, 2000), het accentueren van de
zelfidentiteit (Young & Atkinson, 2001), het behoren tot een groep (Wohlrab, Stahl, &
Kappeler, 2007) en zelfexpressie (Forbes, 2001). Onafhankelijk van het motief, trekken
tatoeages die visueel zichtbaar zijn aandacht van anderen en die is niet altijd positief.
10
De voorbije jaren vonden er twee transities plaats betreffende tatoeages. De
eerste transitie vond plaats op vlak van populariteit. Tatoeages wonnen de afgelopen
jaren sterk aan populariteit in de westerse maatschappij (Wohlrab, Fink, Kappeler, &
Brewer, 2009). De populariteit in het Westen vertaalde zich niet enkel in het aantal
personen met een tatoeage maar ook in het voorkomen in een groter aantal sociale
klassen (DeMello, 2000). De tweede transitie was een culturele shift. Traditioneel
werden tatoeages gelinkt aan afwijkend gedrag en subgroepen zoals criminelen.
Tatoeages werden gezien als sociaal onwenselijk. Er vond een overgang plaats van deze
traditionele houding ten aanzien van tatoeages naar een visie op tatoeages als een
uitdrukking van identiteit (Atkinson, 2004), of als een vorm van kunst (Vail, 2000).
Niettegenstaande deze transities naar een positiever beeld, halen de negatieve attitudes,
stereotypes en vooroordelen ten aanzien van tatoeages nog steeds de bovenhand (Martin
& Dula, 2010; Swami & Furnham, 2007; Wohlrab et al., 2009).
Toegespitst op de arbeidscontext werd er opgemerkt dat de verhoogde
zichtbaarheid van tatoeages een aspect is van het voorkomen van de werknemer dat
schijnt te veranderen (Dean, 2010). Dit is een gevolg van het stijgend aantal
werknemers van de generatie Y op de arbeidsmarkt en de prevalentie van tatoeages in
dit cohort. Ten tweede werd er evidentie gevonden dat een werkplek een ongeschikte
omgeving is voor zichtbare tatoeages (Dean, 2010). Ten derde werd er aangetoond dat
de aanwezigheid van een zichtbare tatoeage de kans op het verkrijgen van een job
significant vermindert. Deze laatste studie bevroeg telefonisch de attitudes van
werkgevers over potentiële werknemers met een zichtbare tatoeage (Bekhor, Bekhor, &
Gandrabur, 1995). Nu wordt nagegaan of de conclusie van het telefonisch onderzoek
ook geldt bij CV-screening.
Hypothese 1: Sollicitanten zonder tatoeage zullen meer uitgenodigd worden op verder
gesprek (selectie-interview) dan sollicitanten met een tatoeage. Er treedt dus
discriminatie op ten opzichte van sollicitanten met een tatoeage.
11
Compensatiestrategieën. Literatuur geeft aan dat discriminatie in de interviewcontext
kan gereduceerd worden aan de hand van compensatiestrategieën.
Compensatiestrategieën worden gedefinieerd als gedragingen die worden aangenomen
in een poging om interpersoonlijke discriminatie ten aanzien van gestigmatiseerde
individuen te verminderen of te elimineren. Deze strategieën worden gebruikt door
gestigmatiseerde individuen om gewenste resultaten te verkrijgen tijdens sociale
interacties (Singletary & Hebl, 2009).
De eerste strategie betreft verhoogde positiviteit. Dit houdt in dat
gestigmatiseerde individuen hun gedrag veranderen op een manier die positiviteit
verhoogt tijdens een interactie (Singletary & Hebl, 2009). Deze strategie is moeilijk
toepasbaar aangezien er tijdens CV-screening geen directe interactie plaatsvindt tussen
de recruiter en de sollicitant. De tweede strategie is de strategie met betrekking tot
individualiserende informatie. Deze strategie komt voor wanneer gestigmatiseerde
individuen informatie onthullen die toelaat dat anderen hen eerder zien als een individu
dan als een vertegenwoordiger van een stigma. Wanneer waarnemers een gebrek hebben
aan informatie over een individu zullen ze zich beroepen op stereotypen. Er is evidentie
dat individualiserende informatie leidt tot minder beroep doen op stereotypes, maar er is
nog geen onderzoek gedaan of individualiserende informatie effectief is om
interpersoonlijke discriminatie te verminderen (Singletary & Hebl, 2009). De laatste
strategie, de erkenningsstrategie, verwijst naar het openlijk behandelen van het stigma
van een persoon. Eerder onderzoek toont aan dat deze strategie voordelig kan zijn om
percepties ten aanzien van gestigmatiseerde individuen te wijzigen (Hebl & Kleck,
2002). In deze studie maakt men gebruik van een combinatie van de tweede en derde
strategie.
De erkenningsstrategie is afhankelijk van de fysieke zichtbaarheid van het
stigma. Stigma’s kunnen dus gecategoriseerd worden op basis van de fysieke
zichtbaarheid ten aanzien van anderen (Hagiwara, Wessel, & Ryan, 2012). Seksuele
voorkeur en psychische aandoeningen zijn voorbeelden van onzichtbare stigma’s terwijl
ras, geslacht en tatoeages voorbeelden zijn van zichtbare stigma’s. Personen met een
onzichtbaar stigma moeten de beslissing nemen of ze hun stigma zullen onthullen of
verbergen (Ragins, Singh, & Cornwell, 2007). Personen met een zichtbaar stigma
moeten de beslissing nemen of ze hun gestigmatiseerde identiteit zullen erkennen of
12
negeren. Er werd reeds onderzoek gedaan naar de bevestiging van een stigma bij
sollicitanten tijdens een interview (Hebl & Kleck, 2002). Uit de resultaten bleek dat,
wanneer een sollicitant met een stigma (zoals een wijnvlek) dit vroegtijdig in het
interview erkende door er zelf over te spreken, dit positieve reacties als sympathie en
empathie met zich meebrengt. De sollicitant werd dan meer gezien als “open” en “zelf-
accepterend”, en leidde tot een gunstigere beoordeling van de sollicitant. Een sollicitant
die een controleerbaar stigma (zoals overgewicht) erkende, werd minder goed
beoordeeld. Er werden meer negatieve stereotype karakteristieken toegeschreven dan bij
een sollicitant die het stigma niet erkende. Deze auteurs stellen dus dat waargenomen
controle fungeert als een moderator bij stigma-erkenning. In dit onderzoek werden de
negatieve resultaten ten aanzien van erkenning van controleerbare stigma’s uit de studie
van Hebl en Kleck (2002) genuanceerd. Er werd uitgegaan van een positief effect bij
erkenning van een controleerbaar stigma als tatoeages. Overgewicht, het controleerbaar
stigma dat zij hanteerden in hun studie, is namelijk niet eenduidig controleerbaar. Dit
omwille van het feit dat er verschillende oorzaken aan de basis kunnen liggen van
overgewicht zoals erfelijkheid, beweging en het eetpatroon. Een tatoeage is echter wel
eenduidig controleerbaar; het wordt in essentie aangebracht als een lichaamsversiering
(om je lichaam mooier te maken). Deze twee controleerbare stigma’s, overgewicht en
tatoeages, kunnen dus op een verschillende manier worden gepercipieerd. Daarom
wordt er in deze studie nu nagegaan of het erkennen van een tatoeage eerder zou kunnen
leiden tot gunstige reacties ten aanzien van een sollicitant in plaats van de
veronderstelde negatieve reacties. Hebl en Kleck (2002) onderzochten erkenning tijdens
het selectie-interview, deze studie onderzoekt erkenning tijdens een vroeger stadium
van het selectieproces, namelijk het CV. Om dit te onderzoeken wordt in de huidige
studie gebruik gemaakt van een correspondentietest (Pager, 2007) waarbij op bestaande
vacatures wordt gesolliciteerd.
Hypothese 2: Wanneer sollicitanten met een zichtbare tatoeage deze gaan erkennen in
het CV zal er minder discriminatie optreden in vergelijking met sollicitanten die dit niet
erkennen.
13
Klantencontact. Er werd geobserveerd dat personen met een beperking of misvorming
die als onaantrekkelijk werden waargenomen, minder vaak een taak werden toegewezen
met klantencontact (Eagly et al., 1991). Een studie van succesvolle rechtszaken tegen de
werkgever met betrekking tot discriminatie rapporteerde bovendien dat discriminatie ten
aanzien van mensen met een misvorming zich vooral voordeed in de dienstensector en
kleinhandel. Deze laatstgenoemden worden gekenmerkt door een hoog niveau van
extern klantencontact (Tartaglia et al., 2005). Dit onderzoek gaat na of dit ook geldt
voor personen met een tatoeage.
Het evalueren van een sollicitant op basis van de essentiële jobvereisten wordt
doorgaans beschouwd als een goede zaak. Dit in tegenstelling tot het evalueren op basis
van het abstracte begrip ‘de ideale kandidaat’. Personen kunnen impliciet beoordeeld
worden tegenover een standaard of norm (Dembo, Leviton, & Wright, 1975; Stone &
Wright, 2013). Die standaard of norm representeert de vereisten van wat een rol
inhoudt. “De ideale kandidaat” als impliciet concept bevat onwaarschijnlijk een
zichtbare tatoeage en op die manier beïnvloeden overwegingen met betrekking tot het
uiterlijk de rekruteringsbeslissingen. De toekomstige werkgever overloopt een
sollicitatieformulier in overeenstemming met zijn/haar eigen attitudes en waarden maar
ook in overeenstemming met attitudes en waarden van de mensen waarmee de
sollicitant professioneel zou mee moeten interageren. Als de werkgever erin gelooft dat
een persoon met een ongewoon uiterlijk een aantal ongewenste reacties zou uitlokken,
kan dit een voldoende reden zijn om een sollicitant te weigeren. Onderzoek
veronderstelt dat rekruteringsdiscriminatie ten aanzien van personen met een
gezichtsmisvorming in het bijzonder voorkomt in jobs die veel klantencontact bevatten
(Stone & Wright, 2013). In deze studie wordt nagegaan of dit ook geldt voor personen
met een tatoeage.
Hypothese 3: Vacatures waar klantencontact centraal staat zullen meer gaan
discrimineren tussen een persoon met tatoeage en zonder tatoeage. Bij vacatures die
klantencontact centraal stellen zal de discriminatie ten opzichte van de persoon met een
tatoeage dus nog groter zijn.
14
Methode
Correspondentietest
Het doel van dit onderzoek is nagaan of er discriminatie is van visueel
gestigmatiseerde personen, namelijk personen met een zichtbare tatoeage op basis van
het CV. Dit gaan we doen door middel van een CV audit studie (Pager, 2007).
Veldexperimenten die specifiek ontworpen zijn om discriminatie te meten worden audit
studies genoemd. Drie soorten audit studies bieden een nuttige aanpak bij
tewerkstellingsdiscriminatie: correspondentietests, telefonische audits en in-person
audits.
In deze studie werd gebruik gemaakt van een correspondentietest. Deze test
houdt in dat de communicatie tussen sollicitant en een werkgever zal worden
gesimuleerd op basis van gepaarde fictieve CV’s die verstuurd worden naar werkgevers.
Deze CV’s worden verstuurd via mail. Twee of meer CV’s werden voorbereid die gelijk
zijn qua ervaring en opleiding. De reacties van de werkgevers, worden typisch gemeten
via geschreven antwoorden of het terugbellen voor elke sollicitant.
Het feit dat er geen daadwerkelijke sollicitanten vereist zijn (aangezien er met
fictieve sollicitanten wordt gewerkt) is een voordeel van de correspondentietest. Dit is
methodologisch voordelig omdat het toelaat sollicitantenparen te matchen zonder zich te
moeten aanpassen aan de complexiteit van echte mensen. De onderzoeker heeft dus
meer controle over de precieze inhoud van de behandeling en de controlecondities.
Praktisch gezien is het logistieke gemak waarmee het sollicitatieproces kan worden
uitgevoerd gunstig. De correspondentietest methode vereist slechts dat de CV’s worden
uitgestuurd op specifieke intervallen. Er moeten geen werkelijke sollicitatiegesprekken
worden gecoördineerd met echte personen. Bovendien is de kost op deze manier kleiner
dan wanneer men individuen moet inhuren om als sollicitant op gesprek te gaan.
Naast deze voordelen heeft deze methode ook enkele nadelen. Ten eerste baseert
deze methode zich enkel op sollicitatiebrieven en alle relevante informatie moet
daardoor worden overgebracht, zonder beroep te kunnen doen op visuele cues van
face-to-face contact. Als men geslacht of etniciteit wil onderzoeken kan men gebruik
maken van identificeerbare namen (Lahey, 2008; Riach & Rich, 2002).
Geslachtspecifieke – of etnisch identificeerbare namen kunnen dan gemakkelijk de
noodzakelijke informatie overbrengen. Dit kan ook gebeuren via “buitenschoolse
15
activiteiten” of “vrijwillig lidmaatschap” (bv. bij een politieke partij) (Pager, 2007).
Onafhankelijk van welke strategie er wordt gebruikt, is het van groot belang dat er eerst
gepretest wordt.. Namen, buitenschoolse activiteiten en dergelijke kunnen een bijklank
hebben die niet onmiddellijk zichtbaar zijn voor de onderzoeker. Een tweede beperking
is dat de soort sollicitatieprocedure die gebruikt wordt in correspondentie testen (CV’s
uitsturen via mail) typisch is voor het bestuderen van administratieve en andere blanke
beroepen.
Participanten
De steekproef bestond uit 205 bedrijven gelegen in Brussel, Oost- en West-
Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant welke zijn verkozen op basis van
openstaande vacatures voor boekhouder, administratief bediende of
vertegenwoordiger/account manager. Bedrijven waarbij de rekrutering en selectie
verliep in samenwerking met interim-bureaus werden niet weerhouden. Dit omdat het
doel was zo veel mogelijk verschillende recruiters mee te nemen in deze studie, en niet
veelvuldig dezelfde recruiter (zoals bij een interim-bureau het geval zou zijn).
Tussen juli 2013 en februari 2014 werd er naar 88 boekhouderfuncties, 68
administratief bediendefuncties en 49 vertegenwoordiger en account managersfuncties
gesolliciteerd. De keuze van boekhouder, administratief bediende en
vertegenwoordiger/accountmanager werd gebaseerd op de gelijkenis in het gevraagde
profiel van de sollicitant. De bedrijven naar waar gesolliciteerd werd zijn actief in
verschillende sectoren, onder meer in de voedingssector, non-profit sector en
verkoopsector.
Opzet
Deze veldstudie had als doel te onderzoeken of het hebben van een visueel
stigma (tatoeage) leidt tot discriminatie tijdens CV-screening. Daarbij werd ook
nagegaan of het bevestigen van het stigma de discriminatie kon verminderen. Ten slotte
werd ook onderzocht of er meer discriminatie optrad wanneer gesolliciteerd werd naar
functies waarbij klantencontact centraal stond in de vacature.
Om dit te doen werd er gebruik gemaakt van een correspondentietest procedure
(Pager, 2007) welke gebruikt werd voor het testen van een mixed-model design.
16
Een mixed-model design kan gezien worden als een design dat bestaat uit 2 tests met
een globaal gelijkaardig design. Correspondentietest 1 heeft als design een 2 (Stigma:
tatoeage zonder erkenning v.s. geen tatoeage) x 2 (klantencontact: wel of niet) en
correspondentietest 2 heeft als design een 2 (Stigma: tatoeage met erkenning v.s. geen
tatoeage) x 2 (klantencontact: wel of niet). Met andere woorden, de mate van
klantcontact en de aanwezig/afwezigheid van een tatoeage zijn within-subject
variabelen, terwijl het erkennen van de aanwezigheid van de tatoeage (i.e., erkenning) in
deze testen een between subject variabele is omdat deze gekoppeld is aan de
aanwezigheid van een tatoeage. Als onafhankelijke variabelen onderscheiden we: een
controleconditie (CV zonder tatoeage), en 2 experimentele condities bestaande uit een
CV met stigma (tatoeage) en een CV met stigma en bevestiging (tatoeage en
bevestiging van de tatoeage). De afhankelijke variabele is de respons van de bedrijven.
Deze respons op iedere sollicitatie werd gecodeerd volgens: (0) afwijzing, (1)
uitnodiging voor interview. Het design van het onderzoek wordt in Figuur 1
schematisch weergegeven.
Figuur 1. Schematische Weergave van het Design van het Onderzoek
Materiaal
Voor het huidig onderzoek werden CV’s aangemaakt voor twee fictieve
sollicitanten (Zie Bijlage 1, Bijlage 2). Standaard is een CV opgebouwd uit een
onderdeel met foto, demografische variabelen, studie- en werkervaring, en hobby’s.
17
De CV’s werden aangemaakt in twee lay-outs waarin gematchte informatie werd
ingebracht. Er was enkel verschil tussen de CV’s op basis van het stigma
(aanwezigheid/afwezigheid tatoeage).
Het werd op deze manier uitgevoerd omdat het bij een correspondentietest
belangrijk is om deze eigenschappen inhoudelijk gelijk te houden, maar in het kader van
de test de CV’s niet identiek de zelfde vorm (i.e., lay-out) te geven. Immers zouden
recruiters onmiddellijk opmerken dat er, behalve de manipulatie, twee identieke CV’s
werden toegestuurd, en zouden zij dit meteen linken aan deelname aan een onderzoek.
Er werden twee pilootstudies ontwikkeld. In pilootstudie 1 werden de demografische
gegevens, studieachtergrond, werkervaring en hobby’s en competenties bevraagd.
In pilootstudie 2 werden de foto’s en CV lay-out bevraagd.
Pilootstudie 1. Deze pilootstudie bestond uit 96 participanten met een
gemiddelde leeftijd van 24 jaar.
Demografische gegevens. Voor beide sollicitanten werd een gelijkaardig profiel
opgesteld van een werkzoekende Vlaamse man. De leeftijd varieerde, afhankelijk van
de functievereisten en gevraagde ervaring, tussen de 23 en 28 jaar. Beide sollicitanten
waren geboren in België, West-Vlaanderen, dit in Menen of Kortrijk en hebben dan ook
de Belgische nationaliteit. Dat beiden de Belgische nationaliteit hebben is van belang
om discriminatie op grond van etnische redenen te kunnen uitsluiten. De woonplaats
van de sollicitanten was afhankelijk van de regio waarin het bedrijf was gelegen. Als het
bedrijf was gevestigd in de regio West- en Oost- Vlaanderen en Brussel, dan waren de
sollicitanten woonachtig te Gent (Oost-Vlaanderen). Wanneer er gesolliciteerd werd
naar functies gelegen in de regio Antwerpen en Vlaams-Brabant, werd in beide
profielen als woonplaats Antwerpen aangegeven.
Uit vorig onderzoek is reeds gebleken dat de naam van de sollicitant aanleiding
kan geven tot discriminatie tijdens CV screening (Derous & Ryan, 2012). In het huidige
onderzoek hebben we hiervoor zo veel mogelijk gecontroleerd en de namen uitgekozen
aan de hand van een piloot test. In deze piloot test (n=96) beoordeelden de deelnemers
in welke mate deze naam prototypisch is voor een Belg/Vlaming, en in welke mate ze
de naam associëren met sociaal persoon en een blanke persoon. Dit werd beoordeeld
door gebruik te maken van een 5-punt Likert schaal (1 = helemaal oneens,
18
5 = helemaal eens). Uit de pilootstudie kwamen twee voornamen (Ruben en Thomas) en
twee achternamen naar voren (Verstraete en Van Den Broecke), deze verschilden op
geen enkele van deze bevraagde kenmerken (alle p > 0.05), en hebben een hoge score
op de drie kenmerken.
Onder demografische gegevens staan veelal ook het adres, woonplaats, en
contactinformatie (e-mail en telefoonnummer) van de sollicitant. De adressen van de
sollicitanten waren bestaande adressen van bekenden omdat er op die manier toegang
was tot deze postadressen en zo gemakkelijk de post dagelijks kon nagekeken worden.
Er werden nieuwe gsm-nummers aangevraagd bij providers zodat elke sollicitant per
conditie een eigen gsm nummer had. Per sollicitant sprak een verschillende man alle
voicemails voor de verschillende condities in. Ook werd voor de twee sollicitanten een
e-mailadres aangemaakt. Dit werd gedaan aan de hand van hun voor –en achternaam
zodat het e-mailadres een professionele indruk gaf. De e-mailadressen en gsm nummers
werden speciaal aangemaakt voor de studie en werden dus niet gebruikt voor andere
doeleinden. Iedere sollicitant had ook een Facebook-profiel om de fictieve sollicitanten
zo realistisch mogelijk te doen lijken.
Studieachtergrond. Om alternatieve verklaringen voor verschillen te
minimaliseren is het verder ook van belang dat de studie achtergrond gelijklopend was.
Vandaar dat voor de functie boekhouder en vertegenwoordiger/accountmanager beide
sollicitanten in het middelbaar een studie Economie Moderne Talen volgden, dit aan een
verschillende middelbare school te Kortrijk. Voor de functie administratief bediende
werd geopteerd voor de studie secretariaat-talen, tevens aan een verschillende
middelbare school te Kortrijk.
Verder werd ook nagegaan via vacaturesites welk hoger onderwijs diploma voor
boekhouder en administratief bediende vereist was. Hieruit blijkt dat voor de functie
boekhouder vaak gevraagd werd naar een diploma Accountancy & Fiscaliteit (Bachelor
niveau). Op het CV werd dan ook aangegeven dat beide sollicitanten beschikten over
een diploma Accountancy & Fiscaliteit, behaald aan een hoge school in Gent of Brussel.
Voor de functie administratief bediende wordt er vaak gevraagd naar het diploma
Bachelor Officemanagement: Management assistent, en deze werd dan ook aangegeven
op het CV. Ten slotte werd gekozen voor een diploma Marketing voor de functie van
19
vertegenwoordiger/accountmanager, omdat deze achtergrond meest frequent wordt
gevraagd voor deze functie.
Werkervaring. Op het CV werd aangegeven dat beide sollicitanten reeds vast
werk hadden in de functie waarvoor ze solliciteren. Om er voor te zorgen dat er geen
discriminatie optrad op basis van het bedrijf waarin de sollicitant tewerkgesteld was,
werden een aantal bedrijven in de pilootstudie beoordeeld op verschillende kenmerken.
In de piloot studie (n=96) werden een aantal in België gevestigde bedrijven
beoordeeld op: bekendheid, grootte, positief beeld van het bedrijf en het feit dat mensen
die hier werken heel wat ervaring kunnen opdoen. Deelnemers aan de piloot-studie
gaven hun mening weer door middel van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens,
5 = helemaal eens). Op basis van deze pilootstudie kwamen twee bedrijven naar voren
die op geen enkel van bevraagde eigenschappen verschilden (p > 0.05). Met een
gemiddeld/hoge score op deze bevraagde eigenschappen. Het ging om de bedrijven
‘Thermote & Vanhalst’ en Balta.
Aangezien er verschillende vereisten werden gesteld inzake jaren ervaring
doorheen de verschillende vacatures, werd er variatie in de CV’s aangebracht. Het
aantal jaar ervaring van de sollicitant werd aangepast aan de gevraagde ervaring in de
vacature. Op die manier kon er goed worden ingespeeld op de wensen van de vacature
en werd de fit tussen de sollicitant en het bedrijf vergroot. Bijvoorbeeld wanneer de
vacature specifiek aangaf dat er geen ervaring was vereist of deze niet van belang was,
werd er geopteerd om een CV te versturen met één jaar ervaring. Wanneer bijvoorbeeld
twee jaar ervaring werd gevraagd, werden CV’s uitgestuurd met 2 of 3 jaar ervaring.
Het takenpakket van de huidige job van de sollicitant werd verduidelijkt om
vragen van recruiters omtrent functie-inhoud van de huidige job te vermijden. Er werd
gebruik gemaakt van O*net om het takenpakket samen te stellen. Voor administratief
bediende werd het takenpakket beschreven als; onthaal, planning, telefonisch contact,
administratieve opvolging. Het takenpakket van boekhouder werd beschreven als;
meewerken in de financiële administratie (inclusief BTW aangifte en budgettering) en
het opstellen van de resultatenrekening. Voor vertegenwoordiger/accountmanager werd
gekozen voor: o.a. beheer klantenportefeuille, prospectie, opmaken van contracten en
opvolging van lopende bestellingen.
20
Hobby’s en competenties. Een CV wordt in België vaak aangevuld met hobby’s
en competenties. Op deze manier probeert de sollicitant zich te onderscheiden van
andere kandidaten.
Er werd gekozen voor een creatieve, sportieve en sociale hobby. Om niet op elke
CV dezelfde specifieke hobby te plaatsen werd er via een pilootstudie (n=96) een aantal
hobby’s beoordeeld op enkele eigenschappen: de hobby is typisch voor
creatief/sociaal/sportief persoon, rapporteren van de hobby wordt als positief ervaren, de
hobby toont aan dat persoon creatief/sociaal/sportief is. Deze eigenschappen werden
beoordeeld aan de hand van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens,
5 = helemaal eens). Hieruit volgden voor elke categorie (creatief, sportief, sociaal)
hobby’s die op voorgaande eigenschappen niet significant verschilden (p > 0.05). Voor
een creatieve hobby werden dat toneel en photoshop. Voor een sportieve hobby werden
dat fietsen en tennis. En voor een sociale hobby werden dat reizen en wijndegustaties
organiseren.
Om het CV verder aan te vullen, werden ook competenties toegevoegd. Een
competentie kan gezien worden als een kwaliteit waarover de sollicitant beschikt. Hier
werd gekozen voor volgende competenties: nauwkeurig, volhoudend en sociaal. Om
ook hier niet in beide CV’s dezelfde woorden te moeten gebruiken werden een aantal
synoniemen van nauwkeurig, volhoudend en sociaal beoordeeld op: woorden betekenen
het zelfde, woorden hebben dezelfde positieve lading. Deze vragen werden beantwoord
aan de hand van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens).
Uiteindelijk werd via de piloot-studie (n=96) voor elke eigenschap (nauwkeurig,
volhoudend en sociaal) een passend synoniem naar voren gebracht. Deze synoniemen
verschilden niet significant op inhoud alsook niet op positieve lading (p > 0.05).
Op het CV werden verder ook de taalvaardigheden aangegeven. Voor elke
sollicitant werd gekozen om Nederlands als moedertaal (5) aan te geven. Verder werd
het CV nog aangevuld met Frans en Engels. Voor de boekhouderfunctie werd Frans en
Engels op het CV met een 3 gescoord. Voor de vertegenwoordiger/accountmanager en
administratief bediende werd gekozen om het Frans en het Engels met een 4 te scoren
omdat is gebleken uit verschillende vacatureteksten dat talen bij deze functies
belangrijk zijn.
21
Pilootstudie 2. Deze pilootstudie bestond uit 50 participanten met een
gemiddelde leeftijd van 22 jaar.
Foto. In België en Nederland wordt een foto op het CV vaak toegevoegd, en
wordt dit zelfs door verschillende carrière websites aangehaald als de mogelijkheid om
je sollicitatie persoonlijk te maken. In het huidige onderzoek werd de foto dan ook
gebruikt om het stigma te manipuleren (zie Bijlage 2, Bijlage 3). Om alternatieve
verklaringen voor eventuele effecten, zoals aantrekkelijkheid, te minimaliseren was het
van belang dat de foto’s zo min mogelijk van elkaar verschilden op deze eigenschappen.
Daarom werd in de selectie van de foto een procedure gevolgd die deze verschillen
trachtte te minimaliseren.
Voor de foto werden in eerste instantie 12 blanke acteurs (Zie Bijlage 4)
gerekruteerd met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar. Van deze acteurs werd een
pilootfoto genomen waarin zij poseerden in zakelijke klederdracht (wit hemd, stropdas)
voor een neutrale achtergrond. Deze foto’s werden in een pilootstudie (n=50)
beoordeeld op aantrekkelijkheid, professionele uitstraling en intelligentie (bijvoorbeeld
“Dit is een [aantrekkelijk] persoon”) op basis van een 5-punt Likert schaal (1=
helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Uit deze pilootstudie kwamen twee acteurs naar
voren die op geen enkel van de bevraagde eigenschappen verschilden (alle p > 0.05)
(Zie Bijlage 4). Deze twee acteurs scoorden gemiddeld op aantrekkelijkheid,
hoog/gemiddeld scoorden op intelligentie en gemiddeld op professionaliteit. De twee
acteurs hadden een respectievelijke leeftijd van 29 en 30 jaar.
CV lay-out. Beide CV’s beschikten over een eigen lay-out. Om alternatieve
verklaringen voor verschillen tussen de CV’s zo minimaal mogelijk te houden moest de
lay-out van beide CV’s op verschillende eigenschappen (zoals overzichtelijkheid) op
elkaar gelijken. Hiervoor werden 11 lay-outs gecreëerd die in een piloot-studie (n = 50)
werden beoordeeld op professionaliteit, overzichtelijkheid, design, rustgevendheid,
creativiteit en vormgeving, dit door gebruik te maken van een 5 punt Likert schaal
(1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Verder werd ook bevraagd in welke mate
men de lay-out zelf zou gebruiken, ook hier moest worden geantwoord aan de hand van
de 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Uit deze piloot-studie
22
bleken twee lay-outs op geen enkel bevraagde eigenschap significant te verschillen (alle
p > 0.05).
Manipulatie van het stigma
De aanwezigheid van het stigma werd gemanipuleerd op de foto. Van beide
acteurs werden foto’s gemaakt met en zonder tatoeage. Voor het plaatsen van de
tatoeage werd gebruik gemaakt van een professioneel gemaakte plak-tattoo welke
speciaal voor dit onderzoek werd ontwikkeld. De tatoeage werd aangebracht in de nek
(zie Bijlage 2, Bijlage 3)
Manipulatie van de bevestiging
In deze studie werd ook onderzocht of het erkennen van het stigma een positief
effect had op de reacties van recruiters. In de CV met bevestiging werd onder de sectie
‘persoonlijke gegevens’ een opmerking toegevoegd “Ik heb tatoeages die soms
zichtbaar zijn”. Er werd gekozen voor de sectie ‘persoonlijke gegevens’ omdat dit aan
de recruiter duidelijk maakte dat de ‘tatoeage’ gezien werd als onderdeel van de persoon
zelf.
Klantencontact
Er werd nagegaan of er meer discriminatie optrad wanneer er gesolliciteerd werd
naar functies met klantencontact. Het onderscheid tussen vacatures met klantencontact
en zonder klantencontact werd gemaakt op basis van de vermelding van klantencontact
in de vacaturetekst. Zo kon op een objectieve manier bepaald worden of klantencontact
centraal stond in de functie.
Procedure
Op de voornaamste Belgische jobsites (i.e., www.vdab.be, www.jobat.be,
www.monster.be , www.vacature.be) werden vacatures gezocht gedurende de periode
juli 2013 tot en met februari 2014. Er werd gezocht naar vacatures voor de functie van
boekhouder, administratief bediende en vertegenwoordiger/account manager, dit in de
regio’s Brussel, West- en Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant.
Vacatures die voldeden aan de toelatingseisen voor dit onderzoek (i.e., functie en
regio) werden gedownload voor latere analyse van klantcontact. Er werd vervolgens
twee keer gereageerd op deze vacature, een keer door een sollicitant zonder tatoeage, en
23
een keer door een sollicitant met een tatoeage. Tevens werd ook vooraf random bepaald
of de sollicitant met tatoeage deze wel of niet erkende in het CV. De twee CV’s werden
verstuurd met een kleine tussenpauze van minimaal 3, maximaal 7 dagen om
verdenking bij recruiters te voorkomen. De volgorde van verzenden (geen/wel tatoeage)
werd afgewisseld tussen bedrijven om volgorde specifieke effecten te voorkomen.
Tevens werd ook afgewisseld tussen de acteur op de foto die de tatoeage had zodat ook
dit geen invloed kon hebben op de resultaten.
Voor beide fictieve sollicitanten werd een e-mail adres aangemaakt op hun naam.
De CV’s werden dan ook hier vandaan verstuurd. Er werden twee inhoudelijk
vergelijkbare teksten opgesteld die telkens werden gebruikt in de e-mail waarin de CV
werd verstuurd (zie Bijlage 5). Reacties op de sollicitatie werden verwacht via e-mail,
telefoon, of per post. Wanneer de werkgever de sollicitant uitnodigde voor een gesprek
werd deze vriendelijk afgewezen om zodoende het bedrijf geen onnodige schade aan te
brengen in hun selectieprocedure. Er werden twee afwijzingsteksten opgesteld, die
inhoudelijk dezelfde zijn, maar louter op een verschillende manier geformuleerd zijn
(zie Bijlage 6).
Resultaten
Beschrijvende statistiek
In de periode van mei 2013 tot en met februari 2014 werd gesolliciteerd op
online vacatures voor de functies administratief bediende, boekhouder en
vertegenwoordiger/account manager. De totale steekproef bestond uit 205 vacatures van
bedrijven uit de regio’s West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Brussel, Antwerpen en
Vlaams-Brabant. Naar elk bedrijf werd een controleconditie (sollicitant zonder tatoeage)
en een experimentele conditie (sollicitant met tatoeage) verstuurd. In totaal werden dus
410 CV’s uitgestuurd, waaronder 176 CV’s voor administratief bediende, 136 CV’s
voor boekhouder en 98 CV’s voor vertegenwoordiger (zie Tabel 1).
24
Tabel 1.
Frequentieverdeling volledige steekproef: functie – respons (n = 410)
Functie Afwijzing Uitnodiging Geen
antwoord Vragen
Totaal
verstuurde
CV’s
Administratief
bediende
53
(30.1%)
5
(2.8%)
116
(65.9%)
2
(1.1%)
176
(100%)
Boekhouder 31
(22.8%)
16
(11.8%)
85
(62.5%)
4
(2.9%)
136
(100%)
Vertegenwoordiger 19
(19.4%)
15
(15.3%)
59
(60.2%)
5
(5.1%)
98
(100%)
Totaal 103
(25.1%)
36
(8.8%)
260
(63.4%)
11
(2.7%)
410
(100%)
Wanneer er geen antwoord werd ontvangen (63.4%) of wanneer er bijkomende
vragen werden gesteld (2.7%), werden deze verder niet in rekening gebracht
(Zie Tabel 1). Verdere analyses werden uitgevoerd op basis van de resterende 139
verstuurde CV’s of 70 vacatures waarbij er een uitnodiging of een afwijzing werd
ontvangen (33.9%).
Op basis van de 70 vacatures die werden gebruikt voor verdere analyse, kan er
worden besloten dat de meerderheid van de vacatures uit Oost-Vlaanderen (57.1%) en
West-Vlaanderen (22.9%) afkomstig was (zie Bijlage 7).
Om zo goed mogelijk op de eisen van de openstaande vacature in te spelen, werd
er ook rekening gehouden met de gevraagde ervaring. Ervaring werd ingedeeld in vier
categorieën. Geen ervaring, beperkte ervaring (0 jaar tot en met 2 jaar ervaring),
gemiddelde ervaring (3 tot en met 4 jaar ervaring) en uitgebreide ervaring (meer dan 5
jaar ervaring). Er werd hoofdzakelijk naar beperkte ervaring (54.3%) en geen ervaring
(30.0%) gevraagd over de verschillende functies heen (Zie Bijlage 8).
In correspondentietest 1 (Zie Tabel 2) werd er een reactie ontvangen op 66
CV’s. In correspondentietest 2 (Zie Tabel 3) werd er een reactie ontvangen op 73 CV’s.
25
Beide controlecondities kregen 35 antwoorden. Bij erkenning van de tatoeage werden
proportioneel gezien meer CV’s afgewezen dan wanneer er geen erkenning was.
Tabel 2.
Aantallen CVs (absoluut/percentage) dat finaal weerhouden/afgewezen werden per conditie
(Correspondentietest 1)
Extern klantencontact
Geen Wel
Afwijzing Uitnodiging Afwijzing Uitnodiging Totaal
Tattoo
Geen
(controle)
10
(15.2%)
3
(4.5%)
14
(21.2)
8
(12.1)
35
(53%)
Wel (geen
erkenning)
10
(15.2%)
1
(1.5%)
15
(22.7%)
5
(7.5%)
31
(47.0%)
Totaal 20
(30.3%)
4
(6.1%)
29
(43.9%)
13
(19.6%)
66
(100%)
Tabel 3.
Aantallen CVs (absoluut/percentage) dat finaal weerhouden/afgewezen werden per conditie
(Correspondentietest 2)
Extern klantencontact
Geen Wel
Afwijzing Uitnodiging Afwijzing Uitnodiging Totaal
Tattoo
Geen
(controle)
9
(12.3%)
2
(2.7%)
16
(21.9%)
8
(10.9%)
35
(47.9%)
Wel (wel
erkenning)
10
(13.7%)
5
(6.8%)
19
(26.0%)
4
(5.5%)
38
(52.1%)
Totaal 19
(26.0%)
7
(9.6%)
35
(47.9%)
12
(16.4%)
73
(100%)
26
Hypothesetoetsing
Er werd gebruikt gemaakt van binaire logistische regressie in SPSS (IBM SPSS
v.21) om de hypothesen te onderzoeken. Er werd voor deze techniek geopteerd
aangezien de afhankelijke variabele in deze studie dichotoom is en de onafhankelijke
variabelen numeriek of categorisch mogen zijn.
Hypothese 1: Discriminerend effect van tatoeage op uitnodiging. Deze
hypothese onderzocht of sollicitanten zonder tatoeage meer uitgenodigd werden op
verder gesprek (interview) dan sollicitanten met een tatoeage. Er werd geen significant
effect gevonden (p = 0.93). Hypothese 1 werd verworpen aangezien uit de resultaten
bleek dat er niet meer gediscrimineerd werd ten aanzien van een sollicitant met een
tatoeage tijdens CV-screening (Zie Tabel 4).
Tabel 4.
Binaire logistische regressie voor afwijzing van CV's met tatoeage t.o.v. CV's zonder tatoeage
bij vacatures met klantencontact (N = 139)
Model Variabele B S.E. B [95% C.I.] Wald Sig. (p) ² (df)
Model 1
1.24 (1)
Conditie a -0.43 0.39 [0.30, 1.40] 1.23 0.27
Model 2
1.29 (2)
Conditie a -0.43 0.39 [0.30, 1.40] 1.20 0.27
Klantencontact b 0.09 0.42 [0.48, 2.50] 0.05 0.83
Model 3
2.03(3)
Conditie a 0.07 0.70 [0.27, 4.18] 0.01 0.93
Klantencontact b
0.44 0.60 [0.48, 4.99] 0.54 0.46
Conditie
x
Klantencontact
-0.73 0.85 [0.09, 2.54] 0.74 0.39
a 0 = Geen Stigma, 1 = Stigma (tatoeage)
b 0 = Geen Klantencontact, 1 = Klantencontact
Hypothese 2: effect van erkenning. In deze hypothese worden de gegevens van
correspondentietest 1 en correspondentietest 2 bekeken. Er werd verondersteld dat
wanneer sollicitanten met een zichtbare tatoeage deze gaan erkennen in het CV er
minder discriminatie zal optreden in vergelijking met sollicitanten die deze niet
erkennen. Gezien deze hypothese enkel gericht is op de experimentele conditie, werd de
27
controleconditie weg gelaten uit de analyse. Uit de resultaten werd geen significant
effect afgeleid. Erkenning van het hebben van een tatoeage leidt dus niet tot minder
discriminatie. Hypothese 2 wordt dus niet aanvaard (zie Tabel 5).
Tabel 5.
Binaire logistische regressie voor afwijzing van CV's met tatoeage zonder bevestiging t.o.v.
CV's met tatoeage en bevestiging , met opneming van interactieterm (N = 80)
Hypothese 3: Het modererend effect van klantencontact. Deze hypothese gaat na of
discriminatie ten aanzien van sollicitanten met een tatoeage groter is wanneer
klantencontact centraal staat in de vacature. Om dit te testen word het interactie-effect
(conditie en klantencontact) in de analyse opgenomen. Klantencontact blijkt geen
significante moderator in de relatie tussen tatoeage en respons (Zie Tabel 4), hypothese
3 wordt dus niet bevestigd (p = .39).
Bespreking en conclusie
Discussie
Huidig onderzoek onderzocht via een correspondentietest het discriminerend
effect van een sollicitant met een tatoeage tijdens CV screening, de eerste fase van het
selectieproces. Er werd toegespitst op deze fase aangezien deze fase determinerend is
voor het verder verloop van het selectieproces. Er werd ten eerste nagegaan of een
Model Variabele B S.E.
B [95% C.I.] Wald
Sig.
(p) ² (df)
Model 1
0.19 (1)
Erkenning a 0.26 0.59 [0.40, 4.14] 0.19 0.67
Model 2
0.42 (2)
Erkenning a 0.26 0.59 [0.40, 4.18] 0.19 0.66
Klantencontact
b -0.29 0.60 [0.23, 2.43] 0.24 0.63
Model 3
3.75 (3)
Erkenning a 1.83 1.19 [0.60, 64.86] 2.36 0.13
Klantencontact
b 1.20 1.17 [0.34, 32.96] 1.06 0.30
Erkenning x
Klantencontact
-2.39 1.41 [0.01, 1.45] 2.88 0.09
a 0 = Geen erkenning 1 = Erkenning
b 0 = Geen Klantencontact 1 = Klantencontact
28
sollicitant met een tatoeage minder werd uitgenodigd op gesprek in vergelijking met een
sollicitant zonder tatoeage. Ten tweede werd het effect van erkenning onderzocht,
gezien dit reeds significante effecten aantoonde tijdens het selectie-interview
(Hebl & Kleck, 2002). Ten derde werd ook onderzocht of klantencontact effect had. De
resultaten liggen niet in lijn met eerder onderzoek naar tatoeages.
Effect van tatoeage. Hypothese 1 werd verworpen wat er op duidt dat
sollicitanten met een tatoeage niet meer gediscrimineerd werden dan sollicitanten
zonder een tatoeage tijdens CV-screening. Dit resultaat stemt niet overeen met eerder
onderzoek. Onderzoek op basis van telefonische interviews stelde dat de aanwezigheid
van een zichtbare tatoeage de kans op het verkrijgen van een job significant vermindert
(Bekhor, Bekhor, & Gandrabur, 1995). Daarnaast stemmen de resultaten ook niet
overeen met transities die werden vastgesteld. Niettegenstaande de transitie van een
stijgende populariteit en een positiever beeld ten aanzien van tatoeages, halen de
negatieve attitudes, stereotypes en vooroordelen ten aanzien van tatoeages nog steeds de
bovenhand (Martin & Dula, 2010; Swami & Furnham, 2007; Wohlrab et al., 2009).
Het soort tatoeage kan een verklaring bieden. In de huidige studie kozen we voor
een eerder neutrale soort tatoeage, ‘tribal’ genoemd (zie Bijlage 2 en Bijlage 3), dit is
een tatoeage zonder betekenis. Wanneer men gebruik zou maken van een tatoeage die
iets aangenaam weergeeft (bv. zon) of van een tatoeage die iets onaangenaam weergeeft
(bv. doodskop) zou dit tot meer uitgesproken reacties kunnen leiden. Daarnaast kan ook
de grootte van de tatoeage een rol spelen. In de huidige studie werd een eerder subtiele
tatoeage gebruikt.
De groei van discriminatie ten aanzien van het uiterlijk van een persoon
veronderstelt dat fysieke aantrekkelijkheid en persoonlijk voorkomen een belangrijke
invloed hebben op de tewerkstellingsbeslissingen van de organisatie op het gebied van
aanwerving en promotie (Hurley-Hanson & Giannantonio, 2006). Discriminatie bestaat
en overleeft in een gecompliceerd systeem waarbij vele spelers betrokken zijn.
Niettegenstaande schrijven de meeste beleidsinstrumenten de exclusieve
verantwoordelijkheid voor discriminatie toe aan de rol van de werkgever. Daarentegen
moeten we de populatie bewust maken van de gevolgen die een tatoeage kan hebben bij
het zoeken naar een job.
29
Effect van Erkenning. Deze studie ging na of het erkennen van een tatoeage
zou kunnen leiden tot gunstige reacties ten aanzien van een sollicitant bij CV-screening.
Huidige resultaten geven geen significant effect aan van erkenning. Het feit dat de
huidige resultaten niet overeenstemmen met eerder onderzoek kan worden
toegeschreven aan de gebruikte onderzoeksmethode, de correspondentietest. Het
onderzoek van Hebl en Kleck (2002) waar deze hypothese zich op baseerde, ging
erkenning na tijdens een interview. Het nadeel van de correspondentietest, is dat er geen
face-to-face interactie is, alle relevante informatie moet worden overgebracht via het
CV. Bij een mondelinge erkenning kan de recruiter verder ingaan op dit onderwerp, wat
er toe leidt dat men zich het beter zal kunnen herinneren. Bij een schriftelijke erkenning
zit de kans er zelfs in dat de recruiter de erkenning niet leest of er over kijkt. Een
schriftelijke erkenning heeft hoogstwaarschijnlijk dus minder impact dan een
mondelinge erkenning. Gezien in huidige studie de identiteit van de recruiter onbekend
is, kan er niet worden nagegaan of de recruiter de erkenning zeker gelezen heeft.
Effect van klantencontact. Onderzoek gaf aan dat rekruteringsdiscriminatie ten
aanzien van personen met een gezichtsmisvorming in het bijzonder voorkwam in jobs
die veel klantencontact bevatten (Tartaglia et al., 2005). Huidig onderzoek ging dit na
voor tatoeages, maar klantencontact bleek geen significant modererend effect te hebben.
Dit resultaat kan te wijten zijn aan het feit dat er slechts op een beperkt aantal functies
(nl. administratief bediende, boekhouder, vertegenwoordiger) in een beperkt aantal
sectoren werd gesolliciteerd. Een uitbreiding in functies en sectoren zou tot andere
resultaten kunnen leiden.
Een tweede verklaring voor het niet significant effect zou kunnen toe te
schrijven zijn aan de codering van klantencontact. Wanneer klantencontact vermeld
werd in de vacaturetekst werd dit aanzien als een vacature met klantencontact. Maar
recruiters kunnen klantencontact op een verschillende manier percipiëren. Wanneer een
recruiter bv. klantencontact niet had vermeld omdat hij de vacaturetekst zo summier
mogelijk wou houden, kan dit een vertekend beeld geven in de resultaten van huidig
onderzoek.
30
Het niet significant effect kan ook te wijten zijn aan de attitudes en waarden van
de recruiter. Het overlopen van een sollicitatieformulier gebeurt in overeenstemming
met zijn/haar eigen attitudes en waarden maar ook in overeenstemming met attitudes en
waarden van de mensen waarmee de sollicitant professioneel zou mee moeten
interageren. Als de werkgever erin gelooft dat een persoon met een ongewoon uiterlijk
een aantal ongewenste reacties zou uitlokken, kan dit een voldoende reden zijn om een
sollicitant te weigeren. (Dembo, Leviton, & Wright, 1975; Stone & Wright, 2013).
Praktische implicaties
Ondanks er een trend blijkt te zijn dat tatoeages meer aanvaard worden, geldt dit
niet als sollicitant op de arbeidsmarkt. Tatoeages blijken nog steeds taboe te zijn op de
werkvloer (Benita, 2013). Onderzoek toonde reeds aan dat 81.92% van de managers
aangeven dat ze een sollicitant met een zichtbare tatoeage of piercing niet zouden
aannemen, zelfs niet als de job geen contact met anderen inhield (Dale et al., 2009). De
resultaten van dit onderzoek waren tegenstrijdig met deze verwachtingen.
We moeten in rekening brengen dat elke recruiter oordeelt vanuit een andere
context. De correspondentietest, het onderzoeksmechanisme die in huidig onderzoek
werd gebruikt, houdt hier geen rekening mee. De identiteit van de recruiter is onbekend
en dit leidt er toe dat de context niet onder controle kan worden gehouden.
Daarnaast moet ook de bedenking worden gemaakt dat onder andere de leeftijd van de
recruiter een belangrijke rol kan spelen. Een studie toonde reeds aan dat de oudere
generaties minder tolerant zijn voor tatoeages (Benita, 2013).
Sterktes en beperkingen
De sterktes van deze uitdagende en vernieuwende studie mogen zeker benadrukt
worden. De focus op CV-screening in deze studie is een eerste sterkte die kan worden
aangehaald. Het CV is één van de meest gebruikte informatiebronnen voor het screenen
van sollicitanten (Knouse, Giacalone, & Pollard, 1988; Ray, Stallard, & Hunt, 1994).
Hoewel CV-screening weinig tijdsintensief is, speelt het een cruciale rol in het verdere
verloop van de selectieprocedure.
Ten tweede is dit een innovatief onderzoek. Het is namelijk het eerste onderzoek
dat nagaat of interventie in een CV kan plaatsvinden. De meeste interventiestudies
31
focusten zich namelijk op het selectie-interview. Het onderzoek van deze studie was een
vooruitstrevend idee, het was een enorme uitdaging om de studie op poten te zetten.
Ten derde werd elk onderdeel van het CV aan een pilootstudie onderworpen. Op
die manier werd verzekerd dat de verschillen die werden gevonden tussen CV’s enkel
toe te schrijven waren aan de manipulatie.
Een vierde sterkte is de proactiviteit waarmee werd gehandeld. Er werd
ingespeeld op de beperkte respons door de regio’s waar gesolliciteerd werd uit te
breiden. Het onderzoek startte initieel met de regio’s West-Vlaanderen, Oost-
Vlaanderen en Brussel. Deze regio’s werden de laatste maand nog uitgebreid met
Antwerpen en Vlaams-Brabant om de respons als nog te verhogen. Daarnaast werden
ook CV’s aangemaakt met verschillende ervaring om de fit met de vacature te
vergroten.
Naast deze sterktes heeft dit onderzoek uiteraard ook beperkingen. Een eerste
beperking van deze studie is de lage respons, ondanks de 410 CV’s die werden
uitgestuurd. Een eerste mogelijke verklaring hiervoor kan de keuze in profielen zijn. Er
werd geopteerd om hogere profielen te bestuderen. Aangezien er meer concurrentie
heerst bij hogere profielen dan bij de lagere profielen is de kans op respons kleiner. Een
tweede verklaring zou men kunnen toewijzen aan de hedendaagse technologieën.
Misschien zijn enkele mails in de spam terecht gekomen van recruiters en werden ze
niet bekeken. Een derde verklaring kan gelinkt worden aan de regio’s waarin
gesolliciteerd werd. Hoewel de regio’s werden uitgebreid, is er geen volledige dekking
van België en kan er niet gegeneraliseerd worden naar de volledige Belgische
arbeidsmarkt.
Een tweede beperking van dit onderzoek was het onvermogen om na te gaan wie
de recruiter was die het CV beoordeelde. Eventueel waren er zelf meerdere recruiters
die het CV gescreend hebben. Gezien de onbekende identiteit van de recruiter kon
bijgevolg ook de reden voor afwijzing en de perceptie ten aanzien van tatoeages bij een
sollicitant niet worden bevraagd. Een follow-up studie zou hier duidelijkheid kunnen
over scheppen.
Een derde en laatste beperking is het beperkt aantal openstaande vacatures. Deze
beperking kan vooral worden toegeschreven aan de economische crisis. Ten gevolge
32
van deze crisis is het aantal openstaande vacatures gering waardoor intensief uitsturen
niet altijd mogelijk was. Ten tweede werd er geopteerd om enkel te solliciteren op
vacatures die rechtstreeks afkomstig waren van het bedrijf zelf en niet van een
interimkantoor. Dit leidde er toe dat de keuze van vacatures beperkter was. Maar deze
keuze was een doordachte beslissing gezien er gesolliciteerd werd voor verschillende
profielen. Een interimkantoor zou al snel een vermoeden hebben dat er iets niet klopt.
Toekomstig onderzoek
Op basis van de resultaten kan de vraag worden gesteld of een CV de dag van
vandaag nog voldoende is voor recruiters. Uit huidig onderzoek blijkt dat er nood is aan
nog meer specifieke informatie dan dat er op een klassiek CV wordt weergegeven.
Er werd in huidig onderzoek geopteerd om geen motivatiebrief op te stellen. Deze keuze
werd gemaakt omdat er werd verondersteld dat een motivatiebrief vrij generiek is en het
CV het zwaartepunt is van een sollicitatie. Maar er werden telefonisch en via mail
geregeld gedetailleerde vragen gesteld door recruiters (betreffende loon, specifieke
ervaring, enz.). Informatie waar recruiters blijkbaar nood aan hadden om te bepalen of
een sollicitant werd uitgenodigd voor een interview. Toekomstig onderzoek kan
eventueel een motivatiebrief bijvoegen om vragen van recruiters te beperken.
Daarnaast zou in toekomstig onderzoek ook de identiteit van de recruiter gekend
moeten zijn zodat een gedetailleerde analyse van zijn keuze mogelijk kan worden
gemaakt. Op die manier kan de recruiter aangeven wat de doorslag gaf voor het al dan
niet weerhouden van de kandidaat. En kan de perceptie van de recruiter bevraagd
worden ten aanzien van tatoeages. Ook kan worden nagevraagd of de recruiter de zin
met erkenning heeft gelezen op het CV (in de experimentele conditie van
correspondentietest 2).
Een andere suggestie naar toekomstig onderzoek toe is het in rekening brengen
van de sector en het type bedrijf. Gezien bedrijven die zich nadrukkelijk richten op een
jong publiek toleranter blijken voor tatoeages (Gabalda, 2014), zou een grondigere
analyse mogelijk zijn.
Gezien discriminatie in tijdens verschillende fasen (aanwerving, promotie,
ontslag,…) kan voorkomen op de arbeidsmarkt (Thompson & Kent, 2001), zou het in
toekomstig onderzoek interessant zijn om de verdere fasen van het selectieproces op te
33
volgen. Het niet gediscrimineerd worden tijdens de CV-screening sluit niet uit dat er
discriminatie kan optreden tijdens face-to-face contacten in de volgende fasen.
Conclusie
CV-screening is de eerste cruciale fase bij selectie. De keuze die de recruiter
maakt op basis van het CV is allesbepalend voor het verdere verloop van de
selectieprocedure. De resultaten van huidige studie geven aan dat sollicitanten met een
zichtbare tatoeage niet worden gediscrimineerd tijdens CV-screening, ook niet bij
vacatures voor functies met een grote mate van extern klantencontact. Gezien de
beperkte respons en de niet significante resultaten van huidige studie is het aan te raden
blijvend onderzoek te doen. Ook de bevestigingstechniek moet nog aan verder
onderzoek worden onderworpen. Gezien discriminatie bestaat en overleeft in een
gecompliceerd systeem waarbij vele spelers betrokken zijn en aangezien tatoeages
populairder worden in de westerse maatschappij (Wohlrab, Fink, Kappeler, & Brewer,
2009), is dit een actueel onderwerp waar men onderzoeksmatig moet blijven in
investeren.
34
Referenties
Allport, G. W. (1954). The Nature of Prejudice. Reading, MA: Addison-Wesley.
Atkinson, M. 2004. ‘‘Tattooing and Civilizing Processes: Body Modification as Self-
Control.’’ The Canadian Review of Sociology and Anthropology,41,125–146.
Bangerter, A., Roulin, N., & Konig, C. J. (2012). Personnel selection as a signaling
game. Journal of Applied Psychology, 97, 719-738
Becker, T. E., & Colquitt, A. L. (1992). Potential versus actual faking of a biodata
form: An analysis along several dimensions of item type. Personnel
Psychology, 45, 389-406. Geraadpleegd via http://apps.webofknowledge.com
Bekhor, P. S., Bekhor, L., & Gandrabur, M. (1995). Employer attitudes toward persons
with visible tattoos. Australasian Journal of Dermatology, 36(2), 75–77.
doi:10.1111/j.1440-0960.1995.tb00936.x
Benita, M. (2013). Science World report. Geraadpleegd op
http://www.scienceworldreport.com/articles/9274/20130905/tattoos-lower-
chances-getting-job-study.htm
Bennington, L., & Wein, R. (2000). Anti-discrimination legislation in Australia: Fair,
effective, efficient or irrelevant? International Journal of Manpower Planning,
21, 21–33. doi:10.1108/01437720010319435
Bennington, L., & Wein, R. (2002). Aiding and Abetting Employer Discrimination: The
Job Applicant’s Role. Employee Responsibilities and Rights Journal, 14(1), 3–
16. doi:10.1023/A:1015710311395
Braverman, P. K. (2006). Body art: piercing, tattooing, and scarification. Adolescent
medicine clinics, 17(3), 505. Geraadpleegd via http://scholar.google.be/
Brown, B.K. & Campion, M.A. (1994). Biodata phenomenology: Recruiters perceptions
and use of biographical information in resume screening. Journal of Applied
Psychology, 79, 897-908.
Carroll, L., & Anderson, R. (2002). Body piercing, tattooing, self-esteem, and body
investment in adolescent girls. Adolescence, 37(147), 627–37. Geraadpleegd via
http://apps.webofknowledge.com
Cole, M. S., Feild, H. S., & Giles, W. F. (2003). What can we uncover about applicants
based on their resumes? A field study. Applied HRM Research, 8(2), 51–62.
Geraadpleegd via http://scholar.google.be/
35
Cole, M. S., Feild, H. S., Giles, W. F., & Harris, S. G. (2004). Job Type and
Recruiters’ Inferences of Applicant Personality Drawn from Resume
Biodata: Their Relationships with Hiring Recommendations. International
Journal of Selection and Assessment, 12(4), 363–367. doi:10.1111/j.0965-
075X.2004.00291.x
Cole, M. S., Feild, H. S., Giles, W. F., & Harris, S. G. (2008). Recruiters’ Inferences
of Applicant Personality Based on Resume Screening: Do Paper People have a
Personality? Journal of Business and Psychology, 24(1), 5–18.
doi:10.1007/s10869-008-9086-9
Cole, M. S., Rubin, R. S., Feild, H. S., & Giles, W. F. (2007). Recruiters’
perceptions and use of applicant résumé information: Screening the recent
graduate. Applied Psychology, 56(2), 319–343. doi:10.1111/j.1464-
0597.2007.00288.x
Collins, H. (2003). Discrimination, Equality and Social Inclusion. The Modern Law
Review, 66(1), 16–43. doi:10.1111/1468-2230.6601002
Crow, S. M., Fok, L. Y., & Hartman, S. J. (1998). Who is at Greatest Risk of Work-
Related Discrimination—Women, Blacks, or Homosexuals? Employee
Responsibilities and Rights Journal, 11(1), 15–26.
doi:10.1023/A:1027319915725
Dale, L. R., Bevill, S., Roach, T., Glasgow, S., & Bracy, C. (2009). Body Adornment: A
Comparison of the Attitudes of Businesspeople and Students in Three States.
Academy of Educational Leadership Journal, 13(1), 69–77.
Dean, D. H. (2010). Consumer perceptions of visible tattoos on service personnel.
Managing Service Quality, 20(3), 294–308. doi:10.1108/09604521011041998
Deitch, E. A., Barsky, A., Butz, R. M., Chan, S., Brief, A. P., & Bradley, J. C. (2003).
Subtle Yet Significant: The Existence and Impact of Everyday Racial
Discrimination in the Workplace. Human Relations, 56(11), 1299–1324.
doi:10.1177/00187267035611002
Dembo, T., Leviton, G. L., & Wright, B. A. (1975). Adjustment to misfortune: A
problem of social-psychological rehabilitation. Rehabilitation Psychology, 22,
1–100. Geraadpleegd via http://scholar.google.be/.
DeMello, M. (2000). Bodies of inscription: A cultural history of the modern tattoo
36
community. Durham: Duke University Press.
doi: 10.1016/j.bodyim.2006.12.001
Derous, E. (2010). Screen in of screen out? Onderzoek naar discriminatie bij CV-
screening. In HRM : werken aan evenwicht (pp. 35–52). De Boeck.
Geraadpleegd van http://hdl.handle.net/1854/LU-994814
Derous, E., & Ryan, A. M. (2012). Documenting the Adverse Impact of Résumé
Screening: Degree of ethnic identification matters. International Journal of
Selection and Assessment, 20(4), 464-474. doi: 10.1111/ijsa.12009
Derous, E., van der Velde, M.E.G., & Born, M.P. (2011). Terug van nooit weggeweest.
Gedrag en Organisatie, 24(1),3-17
Devine, P. G. (1989). Stereotypes and prejudice: Their automatic and controlled
components. Journal of Personality and Social Psychology, 56(1), 5–18, doi:
10.1037/0022-3514.56.1.5.
Eagly, A., Makhijani, M., Ashmore, R., & Longo, L. (1991). What Is Beautiful Is Good,
but - a Meta-Analytic Review of Research on the Physical Attractiveness
Stereotype. Psychological Bulletin, 110(1), 109–128. doi:10.1037/0033-
2909.110.1.109
Fiske, S.T., & Taylor, S.E. (1991). Social cognition (2 edn.). Ney Tork: McGraw-Hill.
Forbes, G. B. (2001). College students with tattoos and piercings: Motives, family
experiences, personality factors, and perception by others. Psychological
Reports, 89, 774–786. doi:10.2466/pr0.2001.89.3.774
Frost, D. M. (2011). Social stigma and its consequences for the socially stigmatized.
Social and Personality Psychology Compass, 5(11), 824–839.
DOI: 10.1111/j.1751-9004.2011.00394.x
Gabalda R. (2014, augustus 19). Tatoeages nog altijd taboe op de werkvloer. De Metro.
p.7
Goffman, E. (1963). Stigma: Notes on the management of spoiled identity. Englewood
Cliffs, NJ: Prentice-Hall.
Greenwald, A. G., & Banaji, M. R. (1995). Implicit social cognition: Attitudes,
self-esteem, and stereotypes. Psychological Review, 102(1), 4–27,
doi: 10.1037/0033-295X.102.1.4.
Hagiwara, N., Wessel, J. L., & Ryan, A. M. (2012). How Do People React to Stigma
37
Acknowledgment? Race and Gender Acknowledgment in the Context of the
2008 Presidential Election. Journal of Applied Social Psychology, 42(9), 2191–
2212. doi:10.1111/j.1559-1816.2012.00936.x
Hebl, M. R., & Kleck, R. E. (2002). Acknowledging One’s Stigma in the Interview
Setting: Effective Strategy or Liability? Journal of Applied Social Psychology,
32(2), 223–249. doi:10.1111/j.1559-1816.2002.tb00214.x
Higgins, C. A., & Judge, T. A. (2004). The effect of applicant influence tactics on
recruiter perceptions of fit and hiring recommendations: A field study. Journal
of Applied Psychology, 89(4), 622–632. doi:10.1037/0021-9010.89.4.622
Hill, S. J. (1995). Get that job—form filling and CV preparation. Librarian Career
Development, 3, 24–27. doi:10.1108/09680819510092903
Hurley-Hanson, A. E., & Giannantonio, C. M. (2006). Recruiters’ perceptions of
appearance: the stigma of image norms. Equal Opportunities International,
25(6), 450–63. doi:10.1108/02610150610713755
Jones, E. E., Farina, A., Hastorf, A. H., Markus, H., Miller, D.T., & Scott, R.A. (1984).
Social stigma: The psychology of marked relationships. New York: Freeman.
Knouse, S. B. (1989). The Role of Attribution Theory in Personnel Employment
Selection: A Review of the Recent Literature. Journal of General Psychology,
116(2), 183.
Knouse, S. B., Giacalone, R. A., & Pollard, H. (1988). Impression Management in the
Resume and Its Cover Letter. Journal of Business & Psychology, 3(2), 242–249.
doi:10.1007/BF01014492
Lahey, J. N. (2008). Age, Women, and Hiring An Experimental Study. Journal of
Human Resources, 43(1), 30–56. doi:10.3368/jhr.43.1.30
Lievens, F., & De Soete, B. (2011). Instrumenten om personeel te selecteren in de 21ste
Eeuw: Onderzoek en praktijk. Gedrag En Organisatie, 24(1), 18.
Link, B. G., & Phelan, J. C. (2001). Conceptualizing Stigma. Annual Review of
Sociology, 27(1), 363–385. doi:10.1146/annurev.soc.27.1.363
Lippert-rasmussen, K. (2006). The badness of discrimination. Ethical Theory & Moral
Practice, 9(2), 167–185. doi:10.1007/s10677-006-9014-x
Major, B., & O’Brien, L. T. (2005). The Social Psychology of Stigma. Annual Review
of Psychology, 56(1), 393–421. doi:10.1146/annurev.psych.56.091103.070137
Martin, B.A., & Dula, C.S. (2010). More than skin deep: perceptions of, and stigma
38
against,tattoos. College Student Journal, 44 (1), 200–206. Geraadpleegd via
http://scholar.google.be/.
Miller, B. K., Nicols, K. M., & Eure, J. (2009). Body art in the workplace: piercing the
prejudice? Personnel Review, 38(6), 621–640.
Oliphant, V. N., & Alexander, E. R. (1982). Reactions to resumes as a function of
resume determinateness, applicant characteristics, and sex of raters. Personnel
Psychology, 35(4), 829–842. doi:10.1111/j.1744-6570.1982.tb02225.x
Pager, D. (2007). The use of field experiments for studies of employment
discrimination: Contributions, critiques, and directions for the future. The Annals
of the American Academy of Political and Social Science, 609(1), 104–133.
doi:10.1177/0002716206294796
Perry, E. L., & Bourhis, A. C. (1998). A Closer Look at the Role of Applicant Age in
Selection Decisions. Journal of Applied Social Psychology, 28(18), 1670–1697.
doi:10.1111/j.1559-1816.1998.tb01340.x
Piotrowski, C., & Armstrong, T. (2006). Current recruitment and selection practices: A
national survey of Fortune 1000 Firms. North American Journal of Psychology,
8(3), 489–496.
Ragins, B. R., Singh, R., & Cornwell, J. M. (2007). Making the invisible visible: Fear
and disclosure of sexual orientation at work. Journal of Applied Psychology,
92(4), 1103–1118. doi:10.1037/0021-9010.92.4.1103
Rankin, M., & Borah, G. L. (2003). Perceived functional impact of abnormal facial
appearance. Plastic and reconstructive surgery, 111(7), 2140–2146.
doi:10.1097/01.PRS.0000060105.63335.0C
Ray, C. M., Stallard, J. J., & Hunt, C. S.. (1994). Criteria for business graduates’
employment: Human resource managers’ perceptions. Journal of education for
business, 69(3), 140–144. doi:10.1080/08832323.1994.10117672
Riach, P. A., & Rich, J. (2002). Field Experiments of Discrimination in the Market
Place. The economic journal, 112(483), F480–F518. doi:10.1111/1468-
0297.00080
Ruetzler, T., Taylor, J., Reynolds, D., Baker, W., & Killen, C. (2012). What is
39
professional attire today? A conjoint analysis of personal presentation attributes.
International Journal of Hospitality Management, 31(3), 937–943.
doi:10.1016/j.ijhm.2011.11.001
Selekman, J. (2003). A new era of body decoration: What are kids doing to their
bodies? Pediatric Nursing, 29(1), 77–9. Geraadpleegd via
http://apps.webofknowledge.com
Singletary, S. L., & Hebl, M. R. (2009). Compensatory strategies for reducing
interpersonal discrimination: The effectiveness of acknowledgments, increased
positivity, and individuating information. Journal of Applied Psychology, 94(3),
797-805. doi:10.1037/a0014185
Spence, M. (1973). Job market signaling. Quarterly Journal of Economics,
87, 355–373. doi:10.2307/1882010
Stewart, C., 2000. Body piercing: dangerous decoration? Emergency Medicine, 32 (2),
92–98.
Stone, A., & Wright, T. (2013). When your face doesn’t fit: employment discrimination
against people with facial disfigurements. Journal of Applied Social Psychology,
43(3), 515–526. doi:10.1111/j.1559-1816.2013.01032.x
Swami, V., & Furnham, A. (2007). Unattractive, promiscuous and heavy drinkers:
Perceptions of women with tattoos. Body Image, 4(4), 343–352.
doi:10.1016/j.bodyim.2007.06.005
Tartaglia, A., McMahon, B. T., West, S. L., & Belongia, L. (2005). Workplace
discrimination and disfigurement: The national EEOC ADA research project.
Work, 25(1), 57–65. Geraadpleegd via http://apps.webofknowledge.com
Thompson, A., & Kent, G. (2001). Adjusting to disfigurement: processes involved in
dealing with being visibly different. Clinical Psychology Review, 21(5), 663–
682. doi:10.1016/S0272-7358(00)00056-8
Vail, D. Angus. (2000). ‘‘Slingin’ Ink or Scratching Skin? Producing Culture
and Claiming Legitimacy Among Fine Art Tattooists.’’ Current Research on
Occupations and Professions, 11, 55–73.
Weichselbaumer, D. (2003). Sexual orientation discrimination in hiring. Labour
Economics, 10(6), 629–642. doi:10.1016/S0927-5371(03)00074-5
Wohlrab, S., Fink, B., Kappeler, P. M., & Brewer, G. (2009). Differences in Personality
40
Attributions Toward Tattooed and Nontattooed Virtual Human Characters.
Journal of Individual Differences, 30(1), 1–5. doi: 10.1027/1614-0001.30.1.1
Wohlrab, S., Fink, B., Kappeler, P. M., & Brewer, G. (2009). Perception of human body
modification. Personality and Individual Differences, 46(2), 202–206.
doi:10.1016/j.paid.2008.09.031
Wohlrab, S., Stahl, J., & Kappeler, P. M. (2007). Modifying the body: Motivations for
getting tattooed and pierced. Body Image, 4(1), 87–95.
doi:10.1016/j.bodyim.2006.12.001
Yang, L. H., Kleinman, A., Link, B. G., Phelan, J. C., Lee, S., & Good, B. (2007).
Culture and stigma: Adding moral experience to stigma theory. Social Science &
Medicine, 64(7), 1524–1535. doi:10.1016/j.socscimed.2006.11.013
Young, M., Atkinson, K. (2001). flesh journeys: neo primitives and the contemporary
rediscovery of radical body modification. Deviant Behavior, 22(2), 117–146.
doi:10.1080/016396201750065018
41
Bijlagen
Bijlage 1: CV - Controleconditie
42
Bijlage 2: Experimentele CV zonder bevestiging
43
Bijlage 3: CV – Experimentele CV met bevestiging
44
Bijlage 4: Acteurs pilootstudie
- De 2 gekozen acteurs
- De andere acteurs
45
Bijlage 5: Tekst bij verstuurde e-mail
Thomas Van den Broecke:
Beste (naam van contactpersoon),
Ik vond jullie vacature voor (functietitel) op (plaats gevonden), deze trok meteen mijn
aandacht en ik ben dan ook sterk geïnteresseerd in deze functie. De functie leunt sterk
aan bij mijn persoonlijke interesses en opleiding. In de bijlage kan u mijn cv
terugvinden.
Ik kijk alvast uit naar een persoonlijk gesprek om verder mijn motivatie te komen
toelichten.
Met vriendelijke groeten,
Thomas Van Den Broecke
Ruben Verstraete:
Beste (naam van contactpersoon),
Via deze mail wil graag solliciteren voor (naam van de functie). Ik ben zeer geboeid
door deze vacature, mijn interesses en capaciteiten liggen dan ook in de lijn van het
gevraagde profiel.
Mijn CV biedt u de mogelijkheid om verdere info over mij te verkrijgen.
Met vriendelijke groeten en hopend op een positief antwoord,
Ruben Verstraete
46
Bijlage 6: Afwijzingstekst e-mail
Thomas Van den Broecke:
Beste,
Vriendelijk bedankt voor de uitnodiging maar aangezien ik reeds in een vergevorderd
stadium zit voor een andere functie zal ik niet op uw uitnodiging ingaan.
Vriendelijke groeten,
Thomas Van Den Broecke
Ruben Verstraete:
Beste,
Aangezien ik een andere functie op het oog heb, zal ik niet kunnen ingaan op uw
verzoek.
Toch hartelijk dank voor de uitnodiging.
Met vriendelijke groeten,
Ruben Verstraete
47
Bijlage 7: Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – regio
Tabel
Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – regio (n = 70)
Functie
West-
Vlaander
en
Oost-
Vlaander
en
Brussel Antwerpen
Vlaams
-
Brabant
Totaal
vacatures
Adm bediende 10
(35.7%)
14
(50.0%)
0
(0.0%)
3
(10.7%)
1
(3.6%)
28
(100%)
Boekhouder 3
(13.0%)
15
(65.2%)
1
(4.3%)
3
(13.0%)
1
(4.3%)
23
(100%)
Vertegenwoordiger 3
(15.8%)
11
(57.9%)
1
(5.3%)
2
(10.5%)
2
(10.5%) 19
(100%)
Totaal 16
(22.9%)
40
(57.1%)
2
(2.9%)
8
(11.4%)
4
(5.7%) 70
(100%)
48
Bijlage 8: Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – ervaring
Tabel
Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – ervaring (n = 70)
Functie Geen
ervaring
Beperkte
ervaring
Gemiddelde
ervaring
Uitgebreide
ervaring
Totaal
Vacatures
Administratief
bediende
13
(46.4%)
14
(50.0%)
0
(0.0%)
1
(3.6%)
28
(100%)
Boekhouder 3
(13.0%)
11
(47.8%)
4
(17.4%)
5
(21.7%)
23
(100%)
Vertegenwoordiger 5
(26.3%)
13
(68.4%)
0
(0.0%)
1
(5.3%) 19
(100%)
Totaal 21
(30.0%)
38
(54.3%)
4
(5.7%)
7
(10.0%) 70
(100%)
49