Een opmerkelijke scheepsinventaris

136
0 Een opmerkelijke scheepsinventaris Een studie naar de objecten van een vrachtschip in de bodem van de gemeente Dronten A.M. van der Velde Master Maritieme Archeologie Rijksuniversiteit Groningen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Transcript of Een opmerkelijke scheepsinventaris

Page 1: Een opmerkelijke scheepsinventaris

0

Een opmerkelijke scheepsinventaris

Een studie naar de objecten van een

vrachtschip in de bodem van de

gemeente Dronten

A.M. van der Velde

Master Maritieme Archeologie

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Page 2: Een opmerkelijke scheepsinventaris

1

Page 3: Een opmerkelijke scheepsinventaris

2

Een opmerkelijke scheepsinventaris

Een studie naar de objecten van een vrachtschip in de

bodem van de gemeente Dronten

A.M. van der Velde (s2255731), Master Maritieme Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider Rijksuniversiteit Groningen: prof. dr. A.F.L. van Holk

Tweede lezer Rijksuniversiteit Groningen: prof. dr. D.C.M. Raemaekers

Lelystad, 2014

Page 4: Een opmerkelijke scheepsinventaris

3

Colofon

Een opmerkelijke scheepsinventaris

Plaats van onderzoek:

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Oostvaardersdijk 01-04

8242PA Lelystad

Tekst en samenstelling:

A.M. van der Velde – masterstudente Maritieme Archeologie

Afbeelding omslag: Compilatie van een deel van het drinkservies.

Foto omslag: A.M. van der Velde & W. Stellingwerf

Foto’s: A.M. van der Velde (tenzij anders vermeld)

Page 5: Een opmerkelijke scheepsinventaris

4

Samenvatting

In 1959 wordt op kavel OL79 in Oostelijk Flevoland een scheepswrak aangetroffen, geladen met

leisteen. In 1985 vindt een verkenning plaats en het uiteindelijke onderzoek in 2013. Het wrak lag 10

kilometer ten westen van Kampen. De voormalige gemiddelde laagwaterstand op deze positie is 2,6

meter.

In deze masterscriptie staat het onderzoek naar de functie en vaargebied van het schip, de

leefomstandigheden aan boord en de samenstelling van de lading en opvarenden centraal. In dit

onderzoek is gebruik gemaakt van de functionele indeling van Reinders (1988).

De houten constructie van het schip verkeerde door post-depositionele processen in zeer slechte

staat. Een deel van het achterschip ontbreekt. Er zijn ruim 400 vondstnummers uitgeschreven en in

totaal zijn meer dan 500 vondsten geborgen. Deze vondsten vormen de basis voor dit onderzoek.

In het voorschip zijn de kombuis, woonruimte en werkruimte gelegen. In het achterschip is mogelijk

ook een werk- en woonruimte. De laadruimte is in het midden van het schip en is geladen met 954

kilogram leisteen en 112 kilogram groen vlakglas.

Zowel de lading als de inventaris zijn niet compleet. Een groot deel van de inventaris bestaat uit

kombuisgoed, eet- en drinkgerei en persoonlijke uitrusting. De scheeps- en bedrijfsuitrusting,

navigatiemiddelen, gereedschap en huisraad ontbreken bijna geheel. Dit kan zijn veroorzaakt door

degradatie van het materiaal zelf en doordat na de ramp mogelijk berging heeft plaatsgevonden.

Toch zijn vier verschillende serviezen aan boord. Eén van de serviezen is mogelijk als handelswaar of

op bestelling aan boord geweest.

Het vaargebied besloeg Noord-Nederland, de Zuiderzee, West-Nederland en Zeeland. De bemanning

bestond uit drie of vier mannen waaronder jongemannen en mannen op leeftijd. De opvarenden

hadden een gemiddelde welstand.

Door archiefonderzoek kan een mogelijke schipper worden aangewezen: Pieter Jacobszoon

Pondman.

Page 6: Een opmerkelijke scheepsinventaris

5

Page 7: Een opmerkelijke scheepsinventaris

6

Summary

In 1959 a vessel loaded with slate was found om kavel OL79 in Oostelijk Flevoland. In 1985 took an

investigation place and the final excavation in 2013. The shipwreck was situated 10 kilometres west

of Kampen. The water had a depth of 2,6 meters, before impoldering the Zuiderzee.

This masterthesis has produced information about the function and sailing zone of the vessel, the

living conditions, the assembly of the cargo and crew on board of the vessel. The functional

classification of Reinders (1988) is used for this.

As a result of post-depositional processes the wooden construction of the vessel was in very bad

condition. A part of the back of the ship is missing. More than 400 findnumbers were written and in

total more than 500 finds were salvaged. Those finds are used for this study.

In the front of the ship there is a galley, a working or storage place and the living quarters. Probably

there is a second working place and living quarter at the back of the ship. The cargo-space is in the

middle of the vessel and loaded with 954 kilograms of slates and 112 kilograms of green sheet glass.

Both cargo and inventory were not complete. A large part of the inventory is kitchen utensils, eat-

and drinkware and personal belongings. The ship’s working equipment, navigational equipment,

tools and houshold effects were barely not present. This most likely happened through the

degradation of the material. Because the waterdepth was quite undeep, perhaps a salvage took

place.

There were four different tableware aboard. One of the tableware was propably on a request as

merchandise aboard.

The sail zone covers the northern en western part of the Netherlands, the Zuiderzee and Zeeland.

The crew were three or four young men and men at age. The crew belonged to the average social

layer of the population.

Thanks to archive-visitation there could be indication an possible skipper: Pieter Jacobszoon

Pondman.

Page 8: Een opmerkelijke scheepsinventaris

7

Page 9: Een opmerkelijke scheepsinventaris

8

Inhoud

Samenvatting

Summary

Inleiding

Inleiding 12

1 Scheepswrak OL79 14

1.1 Vondstmelding 15

1.2 Verkenning 16

1.3 Programma van Eisen 16

1.3.1 Reden en doel 17

1.3.2 Archeologische

verwachting 18

1.3.3 Onderzoekskader

en vraagstellingen 18

1.4 Uitvoering veldwerk 19

1.5 Conservering vondsten 20

2 Opbouw van het onderzoek 21

2.1 Methoden van onderzoek 22

Analyse

3 Functionele indeling 26

3.1 Scheepsuitrusting 28

3.2 Bedrijfsuitrusting 30

3.3 Militaire uitrusting 30

3.4 Administratie 30

3.5 Navigatiemiddelen 33

3.6 Gereedschap 33

3.7 Huisraad 35

3.8 Kombuisgoed 36

3.8.1 Stookplaats 36

3.8.2 Kookgerei 38

3.9 Eet- en drinkgerei 39

3.9.1 Vaatwerk en serviesgoed 40

3.9.2 Bestek 40

3.9.3 Drinkgerei 41

3.10 Victualie 44

3.11 Persoonlijke uitrusting 46

3.11.1 Schoenen 46

3.11.2 Naaigerei 47

3.11.3 Rookgerei 47

3.11.4 Ontspanning 52

3.11.5 Persoonlijke

eigendommen 53

3.12 Variabel 55

3.12.1 Recent 55

3.12.2 Niet geïdentificeerde

objecten 56

3.12.3 Onbekend gebruik 57

4 Lading en handelswaar 60

4.1 Leisteen 60

4.2 Vlakglas 61

4.3 Goudse pijpen 62

4.4 Aziatisch porselein 63

Page 10: Een opmerkelijke scheepsinventaris

9

Synthese

5 Gegevens en compleetheid 68

5.1 Dendrochronologische

datering 68

5.2 Conditie van de

scheepsconstructie 68

5.3 Compleetheid 70

5.3.1 Materiaalsoort 70

5.3.2 Functionele indeling 72

5.3.3 Schriftelijke bronnen 72

5.3.4 Conclusie 74

6 Functionele indeling 75

6.1 Scheepsuitrusting 75

6.2 Bedrijfsuitrusting 75

6.3 Militaire uitrusting 75

6.4 Administratie 75

6.4.1 Datering van de

ondergang 75

6.4.2 Vaargebied 76

6.4.3 Scheepstype 80

6.4.4 Opvarenden 81

6.5 Navigatiemiddelen 82

6.6 Gereedschap 82

6.7 Huisraad 83

6.7.1 Ruimtegebruik 83

6.7.2 Opvarenden 83

6.8 Kombuisgoed 84

6.8.1 Datering van de

ondergang 84

6.8.2 Opvarenden 84

6.8.3 Sociale stratificatie 84

6.8.4 Ruimtegebruik 85

6.9 Eet- en drinkgerei 85

6.9.1 Sociale stratificatie 86

6.9.2 Ruimtegebruik 89

6.9.3 Samenstelling 89

6.10 Victualie 90

6.10.1 Datering van de

ondergang 91

6.11 Persoonlijke uitrusting 91

6.11.1 Samenstelling 91

6.11.2 Opvarenden 94

6.11.3 Sociale stratificatie 94

6.11.4 Datering van de

ondergang 94

6.12 Variabel 95

7 Lading en handelswaar 96

7.1 Leisteen 96

7.2 Vlakglas 96

7.3 Goudse pijpen 97

7.4 Handelswaar 97

Conclusie

Conclusie 102

Bibliografie 108

Lijst van figuren 113

Lijst van tabellen 115

Bijlagen

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage V

Page 11: Een opmerkelijke scheepsinventaris

10

Inleiding

Page 12: Een opmerkelijke scheepsinventaris

11

Page 13: Een opmerkelijke scheepsinventaris

12

Inleiding

Deze scriptie is tot stand gekomen in het kader van de masterstudie aan het Groninger Instituut voor

Archeologie, onderdeel van de faculteit der Letteren, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Het onderwerp betreft een scheepswrak in de bodem van de gemeente Dronten, dat in het kader

van de International Fieldschool Maritime Archaeology Flevoland1 is opgegraven. Ik ben betrokken

geweest bij de aanloop naar het veldonderzoek en het veldonderzoek zelf in 2013. In het veld zijn

een groot aantal vondsten geborgen. De eerste indruk was dat het een zeer diverse en complete

inventaris leek te zijn. Mijn interesse was gewekt. Na overleg met André van Holk en Laura Koehler

heb ik mij het afgelopen jaar bezig gehouden met de verwerking van de vondsten. De informatie van

deze vondsten vormen de basis van deze scriptie.

Figuur 1 Vondsten in situ (foto: IFMAF).

Door de drooglegging van een deel van de voormalige Zuiderzee, zijn honderden scheepswrakken in

de bodem van het nieuw gevormde land aangetroffen. Het is uniek in de wereld dat er in Nederland

een groot aantal scheepswrakken op land liggen.

De wijze van opgraven van een scheepswrak op land verschilt echter van andere terrestrische

opgravingen. De archeoloog heeft te maken met een schip dat in principe één vondstcomplex is,

namelijk het schip. Alleen als het doel is om het scheepswrak tentoon te stellen, heeft het de

voorkeur het scheepswrak in één geheel te lichten. Alle onderdelen worden zodanig

1 In het vervolg IFMAF genoemd.

Page 14: Een opmerkelijke scheepsinventaris

13

gedocumenteerd, dat een reconstructie kan worden gemaakt. Aan de hand van de verzamelde

gegevens kunnen ook bouwvolgorde, rompvorm en scheepstype worden bepaald. Ook kunnen

hydrostatische berekeningen worden gemaakt. Met behulp van deze gegevens kan bijvoorbeeld

worden vastgesteld of het schip zeewaardig was of juist voor het binnenwater was bestemd.

Ook de lading kan inzicht geven in de functie van het schip en de route die het heeft gevolgd.

Scheepsarcheologen kunnen aan de hand daarvan iets zeggen over de rol van het schip in de

samenleving. De inventaris van het schip geeft informatie over de opvarenden, het leven aan boord

en de samenstelling van de materiële cultuur op een bepaald moment in de tijd.

Page 15: Een opmerkelijke scheepsinventaris

14

1 Scheepswrak OL79

In totaal zijn 435 scheepswrakken aangetroffen in de provincie Flevoland, waarvan één scheepswrak

OL79 is. Na het vergaan zinkt een schip vaak snel in de slappe kleiige bodem weg, waardoor veel

voorwerpen op de plaats liggen waar ze zijn achtergelaten. Scheepswrakken worden daarom ook wel

vergeleken met een tijdcapsule, omdat ze een bevroren moment in de tijd representeren. Het

wrakvormingsproces is in een aantal stappen omschreven door Muckelroy (1976, pp. 281-283)

(Figuur 2).

Figuur 2 Muckelroy's schema voor wrakvormingsprocessen (Muckelroy, 1976, p. 282 (fig. 6)).

De eerste stap is het zinken van het schip, waarbij objecten wegdrijven. Scheepswrak en inventaris

worden in de loop van de tijd aangetast door natuurlijke en antropogene factoren, waardoor ze

degraderen en langzaam verdwijnen. Natuurlijke factoren zoals de aanwezigheid van

(micro-)organismen of een sterke stroming, waardoor het scheepswrak bijvoorbeeld regelmatig vrij

spoelt, spelen een rol bij degradatie en het verdwijnen van objecten. Factoren waar de mens invloed

op uitoefent, antropogene processen genoemd, zijn bijvoorbeeld bergingswerkzaamheden en de

Page 16: Een opmerkelijke scheepsinventaris

15

visserij in het verleden. Na de drooglegging kunnen bodemingrepen en schatgraven het scheepswrak

en de objecten aantasten. Tenslotte heeft ook de wijze van opgraven invloed op de compleetheid

van het vondstmateriaal.

Als gevolg van de drooglegging van de voormalige Zuiderzee liggen nu veel scheepswrakken in de

akkers van de huidige provincie Flevoland. Tot op heden zijn 435 vindplaatsen bekend.

In de afgelopen decennia zijn tientallen scheepswrakken in de bodem van de provincie Flevoland

opgegraven en onderzocht. De inventaris van een schip wordt na de opgraving ondergebracht bij het

Nationaal depot voor Scheepsarcheologie, van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, afdeling

Scheepsarcheologie2. Dit is het grootste scheepsarcheologisch depot ter wereld (Gijsbers, et al.,

2010, p. 13). De vondsten in het depot bevatten veel informatie over het leven en werken aan boord

van deze schepen. In het proefschrift van van Holk wordt hier aandacht aan besteed (1996).

Onderhavige studie richt zich op een scheepswrak dat in 2013 in het kader van de IFMAF is

opgegraven. In Archis heeft het scheepswrak twee waarnemingsnummers: 28974 en 551073 (Archis

II, 1959; Archis II, 2005). Het monumentnummer is 12524 (van Holk & van der Velde, 2013, p. 2). Het

grondgebruik van de vindplaats wordt beschreven als landbouwgrond. Hierin ligt een wrak van een

klein vrachtschip, dat dateert uit de tweede helft van de 18e eeuw.

1.1 Vondstmelding

Als gevolg van de drooglegging van Oostelijk Flevoland is een groot gebied met vruchtbare

landbouwgrond ontstaan. Tijdens de beginperiode van de drooglegging zijn veel scheepswrakken

aangetroffen. Op 19 oktober 1959 wordt het scheepswrak op kavel L794 in Oostelijk Flevoland

gemeld (Bendijk, 1959). Naar aanleiding van deze vondstmelding heeft op 26 oktober 1959 een korte

verkenning plaatsgevonden. Men concludeert dat het een schip betreft van 18 meter lang en 4,5

meter breed, geladen met leisteen. Op dat moment wordt geadviseerd het schip te reserveren voor

systematisch onderzoek in de toekomst (van Dalen, 1959).

In 1961 worden drainagebuizen gelegd in de buurt van het schip. Op aandringen van G.D. van der

Heide, toenmalig hoofd van de Archeologische Afdeling van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders,

wordt de drainage aangesloten op een nabij gelegen drainagestelsel (van der Heide, 1961). Hierdoor

wordt het wrak behoed voor ‘recente’ schade.

2 In het vervolg RCE Lelystad genoemd.

3 In het Programma van Eisen wordt uitgegaan van 55107, omdat dit het laatst ingevoerde nummer is.

4 Door een administratieve wijzigingen bij RCE Lelystad wordt het scheepswrak nu OL79 genoemd.

Page 17: Een opmerkelijke scheepsinventaris

16

1.2 Verkenning

In 1985 is het eindelijk zo ver, een uitgebreide verkenning vindt plaats en bestaat uit het graven van

proefsleuven. De verkenning is uitgevoerd door werknemers van de Rijksdienst voor de

IJsselmeerpolders, afdeling Scheepsarcheologie (Folkertsma, 1986).

Het wrak heeft de RD-coördinaten: 180.360/506.2005 . Daarnaast is de ligging ook als volgt

beschreven: 612 meter vanuit de Hanzeweg, 25 meter vanuit de kavelsloot L78/L79. Het schip is

oost-west georiënteerd en is gezonken op ongeveer 10 kilometer westelijk van Kampen. De

voormalige waterstand is circa 2.6 meter bij gemiddeld laag water6. De grondsoort is een zwaar

kleipakket. Tijdens de opgraving in augustus 2013 is het bodemprofiel nauwkeurig gedocumenteerd.

Het bodemprofiel is beschreven in §1.4. Na de verkenning zijn geen aanvullende

beschermingsmaatregelen getroffen.

Tijdens de verkenning is naar de compleetheid van de constructie gekeken. Geconcludeerd wordt dat

het binnenboord aan bakboordzijde en de vermoedelijke voorsteven nog aanwezig zijn. Het schip ligt

onder slagzij in de bodem. Op sommige plaatsen ligt het hout maar 40 centimeter onder het

maaiveld waardoor de houtkwaliteit van vooral deze hoog liggende delen zeer slecht is. De diepe

scheepsdelen liggen op 1,20 meter –mv. Het schip heeft een geschatte lengte van 16,50 meter en

een breedte van 4,50 meter.

Het zou gaan om een onbekend type vrachtschip, geladen met leisteen. Tijdens het

proefsleuvenonderzoek zijn grote hoeveelheden aardewerkscherven, twee complete kruiken, een

zilveren horloge en horlogeketting, tien vuur- en bakenloodjes en ongeveer 450 munten gevonden.

Op basis van deze vondsten concludeerden de onderzoekers destijds dat het schip aan het eind van

de 18e eeuw op de voormalige Zuiderzee voer. Het jongste bakenloodje dateert uit 1795; het schip is

waarschijnlijk kort daarna vergaan.

1.3 Programma van Eisen

Voorafgaand aan een veldonderzoek wordt een Programma van Eisen (PvE) opgesteld, een

verplichting vanuit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (Stichting Infrastructuur

Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012, p. 2).

5 Topografische kaart: Roggebotsluis 21C.

6 Volgens de Hydrografische Kaart van 1921.

Page 18: Een opmerkelijke scheepsinventaris

17

Het PvE is het basisdocument voor een archeologisch onderzoek. In het PvE zijn gegevens over het op

te graven scheepswrak verzameld, zoals zij staan vermeld in verschillende databases en documenten.

Gebaseerd op het vooronderzoek worden het doel, de reden en de archeologische verwachting

geformuleerd. Verder worden het onderzoekskader en de uitvoeringswijze van het onderzoek

beschreven. In het onderzoekskader komen onder andere de vraagstellingen en aanbevelingen aan

bod (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012, p. 2). Het PvE van OL79 is

opgenomen in bijlage I.

1.3.1 Reden en doel

Na de verkenning in 1985 wordt geadviseerd om het scheepswrak in 1986 op te graven (Folkertsma,

1986). Als gevolg van verschillende omstandigheden kon dit geen doorgang vinden met als gevolg dat

in 2013 het scheepswrak nog steeds in de bodem ligt. Besloten wordt het schip op kavel L79 in

Oostelijk Flevoland op te graven in het kader van de IFMAF. De IFMAF is een samenwerkingsverband

tussen het Nieuw Land Erfgoedcentrum, de RCE Lelystad, de provincie Flevoland, de gemeente

Lelystad en de Rijksuniversiteit Groningen. Eén van de doelstellingen van de IFMAF is studenten

kennis te laten maken met de praktijk van het scheepsarcheologisch onderzoek op land. Onder

leiding van bijzonder hoogleraar prof. dr. André van Holk en medeprojectleider drs. Laura Koehler

worden (inter)nationale archeologiestudenten en leden van AWN Flevoland opgeleid tijdens de

scheepsopgraving.

Figuur 3 De International Fieldschool of Maritime Archaeology Flevoland is een samenwerkingsverband tussen meerdere partijen.

Het waarderend en wetenschappelijk onderzoek, waarvoor informatie over het scheepswrak, de

inventaris en de lading wordt verzameld, is daarnaast ook een noodonderzoek. Door de slechte

fysieke kwaliteit van het hout en de hoge ligging in de bodem, is behoud in situ geen reële

mogelijkheid (van Holk & van der Velde, 2013, p. 4).

Page 19: Een opmerkelijke scheepsinventaris

18

1.3.2 Archeologische verwachting

Op basis van het vooronderzoek is de archeologische verwachting beschreven. Uit de verkenning is

gebleken dat het gaat om een scheepswrak waarvan al onderdelen ontbreken. Toch is de

verwachting dat onderdelen van de inventaris en de lading nog voor het overgrote deel aanwezig

kunnen zijn. Verwacht wordt dat de kans op het aantreffen van objecten vooral onder het

grondwaterniveau groot is.

1.3.3 Onderzoekskader en vraagstellingen

Onderzoek naar scheepswrakken geeft inzicht in de ontwikkeling van de scheepsbouw en de

organisatie van het transport over water en de visserij7. Die informatie kan worden verkregen door

het beantwoorden van vooraf gestelde vragen. In het Programma van Eisen zijn tien vragen

opgenomen:

Hoe zien de details van de constructie van het wrak er uit? Speciale aandacht zal worden

besteed aan het vastleggen van de constructie en constructiedetails.

Hoe heeft de oorspronkelijke rompvorm van het schip er uit gezien, wat was de

laadcapaciteit en welke zeileigenschappen had het vaartuig?

Wat was de functie van het schip?

Wat was het vaargebied?

Hoe zag het ruimtegebruik aan boord er uit?

Welke positie neemt dit wrak in binnen de ontwikkeling van scheepstypen op de voormalige

Zuiderzee?

Is door het nemen van meerdere jaarringmonsters een nadere bepaling mogelijk van de

(verschillende) herkomst(en) van het gebruikte hout voor de bouw van het schip? Zegt die

herkomst ook iets over de herkomst van het schip? Tien houtmonsters worden genomen

t.b.v. de aanscherping van de dendrochronologische datering van de bouwdatum en de

herkomstbepaling van het schip.

Wat is de fysieke toestand van het scheepswrak wat betreft compleetheid en de mate van

conservering van het wrak, afgezien van wat uit het IVO naar voren is gekomen?

Is er nog meer van de inventaris bewaard gebleven? Zo ja, wat zegt de inventaris over de

functie van het schip, ondergangsdatering, samenstelling en herkomst bemanning,

ruimtegebruik aan boord en sociale stratificatie?

7 In de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie is Maritieme Archeologie momenteel nog niet opgenomen,

hier wordt aan gewerkt (Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, 2014).

Page 20: Een opmerkelijke scheepsinventaris

19

Is er nog meer lading aanwezig? Zo ja, wat zegt de lading over de herkomst, bestemming en

functie van het schip?

1.4 Uitvoering veldwerk

Om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden is besloten het gehele scheepswrak op te graven.

In de uitvoering is het Programma van Eisen zo goed mogelijk gevolgd.

Tijdens het veldwerk in 2013 is vastgesteld dat het hoger gelegen hout inderdaad volledig is

uitgedroogd. Behoud in situ of het bergen van het scheepswrak is uitgesloten. Ondanks de slechte

staat van het hout is de scheepsconstructie vanzelfsprekend zo goed mogelijk gedocumenteerd. Dit is

gedaan door handmatig en digitaal schaaltekeningen te maken, de constructie uitgebreid te

beschrijven en foto’s te maken. Door landbouwwerkzaamheden en uitdroging van het hout, is een

deel van de scheepsconstructie verdwenen of in slechte staat. In overleg met de eigenaar van het

terrein, is besloten het scheepswrak te bergen.

Figuur 4 Bovenaanzicht van scheepswrak OL79. Links op de foto ligt het voorschip (foto: LookDown Luchtfotografie & IFMAF)

Tijdens het blootleggen van de scheepsconstructie zijn honderden vondsten geborgen. Elke vondst

krijgt een uniek vondstnummer. Het vondstnummer bestaat uit de werknaam van het schip (OL79)

en een volgnummer tussen de 38 en 430. De vondstnummers OL79-1 tot en met OL79-37 zijn al

toegekend aan vondsten die zijn aangetroffen tijdens de verkenning in 1985.

Verder is de bodemopbouw en verstoring van het bodemprofiel gedocumenteerd. Daaruit blijkt dat

het schip waarschijnlijk op het vaste veen ligt, waardoor het niet verder in de bodem kan zakken. Het

veen is mogelijk onderdeel van een veenrug tussen Elburg en Schokland. De verspoelingslaag rondom

Page 21: Een opmerkelijke scheepsinventaris

20

het schip lijkt in twee fases te zijn ontstaan. Dit heeft vermoedelijk te maken met het afbreken van

het boord. Daarnaast ontbreekt de kenmerkende schelpenlaag die de scheiding tussen de

Almerelagen en de Zuiderzeeafzetting aangeeft. Dit is mogelijk veroorzaakt door de aanwezigheid

van de IJssel, waardoor zoet water werd aangevoerd en de schelpdieren niet plotseling zijn

gestorven. Rondom het schip zijn enkele ongeïdentificeerde sporen aangetroffen. Mogelijk zijn dit

sleepsporen van ankers.

Voor het bepalen van de datering en de herkomst van het hout, zijn jaarringmonsters genomen.

Verder zijn monsters genomen voor paleobotanisch onderzoek.

1.5 Conservering vondsten

Vanuit het veld zijn de vondsten direct naar de RCE Lelystad overgebracht. Daar zijn de objecten, die

overwegend in een goede staat verkeren, schoongemaakt, geconserveerd en indien dat nodig wordt

geacht gerestaureerd. Van de objecten is een catalogus gemaakt, die als naslagwerk voor deze

scriptie dient.

Tijdens het schoonmaken en de conservering van de vondsten, blijken sommige vondstnummers

meerdere vondsten te bevatten. In dat geval is besloten om een volgletter aan het vondstnummer

toe te voegen. Dit is een tijdelijke oplossing, ten behoeve van de beschrijving van de vondsten in de

catalogus. Momenteel bestaat de inventaris uit ruim 500 vondstnummers8. Na deponering krijgt

iedere vondst een uniek inventarisnummer toegewezen.

Gewoonlijk wordt onderzoek waarvan een scheepsinventaris de basis vormt pas uitgevoerd na

deponering van de vondsten. De complete inventaris kan dan overzichtelijk worden uitgestald en

onderzocht. Tijdens dit onderzoek is gewerkt met niet gedeponeerde vondsten, die door de

conserveringswerkzaamheden niet allemaal gelijktijdig beschikbaar waren. Dit maakte het onderzoek

af en toe extra gecompliceerd.

8 Sommige volgnummers horen bij elkaar, waardoor het daadwerkelijke aantal artefacten minder is dan 500.

Page 22: Een opmerkelijke scheepsinventaris

21

2 Opbouw van het onderzoek

De standaardrapportage, zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), is

het eindverslag van een opgraving. In de KNA zijn verschillende kwaliteitseisen aan een

eindrapportage gesteld, zodat de auteur ook aandacht besteedt aan zaken die weinig informatie

bevatten (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012, pp. 29-30). Deze

scriptie moet niet worden gezien als een standaardrapportage, maar als een uitgebreide

deelrapportage.

In deze scriptie staat het scheepswrak met de werknaam OL79 centraal. Het Programma van Eisen en

het veldwerk dat in 2013 heeft plaatsgevonden zijn in hoofdstuk 1 beschreven. Voor een goed

onderzoek zijn vraagstellingen essentieel. Gekozen is voor het beantwoorden van een deel van de

vragen, zoals zij staan vermeld in het Programma van Eisen.

Wat was de functie van het schip?

Wat was het vaargebied?

Hoe zag het ruimtegebruik aan boord eruit?

Is er nog meer van de inventaris bewaard gebleven? Zo ja, wat zegt de inventaris over de

functie van het schip, datering van de ondergang, samenstelling en herkomst bemanning,

ruimtegebruik aan boord en sociale stratificatie?

Is er nog meer lading aanwezig? Zo ja, wat zegt de lading over de herkomst, bestemming en

functie van het schip?

Een deel van de scheepsconstructie is verdwenen of zeer slecht bewaard gebleven, waardoor

sommige vragen nauwelijks zijn te beantwoorden. Daarnaast was het niet mogelijk om in de

beschikbare tijd ook het schip als constructie te analyseren.

Niet alleen de constructie geeft informatie over de functie en het vaargebied van het schip.

Informatie hierover is soms ook af te leiden uit de inventaris. Om het scriptie-onderwerp af te

bakenen, is besloten het onderzoek te richten op de vondsten uit het scheepswrak. Het lijkt op het

eerste gezicht een vrij complete inventaris, maar is dit ook daadwerkelijk zo? En hoe was het

ruimtegebruik aan boord? Kan dat worden bepaald aan de hand van de vondsten? En hoe compleet

Page 23: Een opmerkelijke scheepsinventaris

22

is de lading? De laatste twee vragen van het PvE overlappen deels met de eerste drie vragen, die hier

zijn geformuleerd.

De hoofdvraag van deze scriptie luidt als volgt:

Wat vertellen de geborgen objecten ons over het leven en werken aan boord

van scheepswrak OL79?

Om deze vraag te beantwoorden, worden de volgende subvragen gesteld:

Wat was de datering van het schip?

Wat was het vaargebied?

Wat was de functie van het schip?

Hoe compleet is de aangetroffen lading?

Wat was de herkomst en bestemming van de lading?

Hoe compleet is de aangetroffen inventaris?

Hoe zag het ruimtegebruik aan boord eruit?

Wat was de samenstelling van de opvarenden?

Wat was de herkomst van de opvarenden?

Hoe zag de sociale context van het schip en haar opvarenden eruit?

2.1 Methoden van onderzoek

Na het schoonmaken, conserveren en restaureren zijn zo veel mogelijk vondsten ingedeeld in de

functionele indeling, zoals beschreven door Reinders in Flevobericht nr. 292; de ‘Lutina’ (Reinders,

1988). Van Holk gebruikt een iets aangepaste functionele indeling om de compleetheid van

verschillende scheepsinventarissen te kunnen beoordelen (van Holk, 1996).

Het tweede deel van deze scriptie behandelt de analyse van de vondsten. Hoofdstuk 3 gaat over de

functionele categorieën. In hoofdstuk 4 worden de lading en handelswaar beschreven.

Het derde deel vormt de synthese. In hoofdstuk 5 wordt de compleetheid van het schip, inventaris

en lading vast gesteld. Daarnaast komt ook de dendrochronlogische datering aan de orde. Hoofdstuk

6 beschrijft per functionele categorie de samenhang tussen de verschillende vondsten. Lading en

handelswaar wordt beschreven in hoofdstuk 7. In de conclusie worden de subvragen en de

hoofdvraag beantwoord.

Page 24: Een opmerkelijke scheepsinventaris

23

Page 25: Een opmerkelijke scheepsinventaris

24

Analyse

Page 26: Een opmerkelijke scheepsinventaris

25

Page 27: Een opmerkelijke scheepsinventaris

26

3 Functionele categorieën

Voor 1988 worden scheepswrakken en hun inventarissen ingedeeld naar materiaalsoort of de

vindplaats in het schip (Reinders, 1988, p. 26). Deze werkwijze biedt geen houvast om vergelijkend

onderzoek tussen scheepsinventarissen te kunnen uitvoeren. Reinders deelt de inventaris in naar

functie. In het rapport over de ‘Lutina’ beschrijft hij de functionele indeling voor het eerst uitgebreid.

Tot op heden is dit nog steeds een veelgebruikte manier om inzicht in scheepsinventarissen te

krijgen.

Reinders onderscheidt vijf categorieën:

A. Schip met rondhout en staand en lopend want

B. Uitrusting

C. Inventaris

D. Persoonlijke bezittingen en skeletten

E. Lading, handelswaar of vangst

Het schip (A) zelf wordt in deze studie niet verder behandeld. Een aantal voorwerpen behoren echter

wel tot het schip, zoals beslag, spijkers en bouten. De voorwerpen met een vondstnummer zijn

vanzelfsprekend opgenomen in de vondstcatalogus.

De uitrusting (B) wordt onderverdeeld in drie hoofdcategorieën:

1. Scheepsuitrusting

2. Bedrijfsuitrusting

3. Militaire uitrusting

Onder uitrusting worden voorwerpen verstaan die het schip vaar- en bedrijfsklaar maken, zoals

touwen, zeilen en reserveonderdelen. Voorwerpen die dienen voor het besturen en het

onderhouden van het schip en de huishoudelijke voorwerpen voor het leven aan boord, vallen onder

de inventaris (C). De inventaris wordt onderverdeeld in zeven hoofdcategorieën, namelijk:

4. Administratie

5. Navigatiemiddelen

Page 28: Een opmerkelijke scheepsinventaris

27

6. Gereedschap

7. Huisraad

8. Kombuisgoed

9. Eet- en drinkgerei

10. Victualie

De persoonlijke bezittingen en de skeletten van de opvarenden van het schip (D) vormen een aparte

groep. Deze groep wordt soms ook gezien als de elfde hoofdcategorie:

11. Persoonlijke uitrusting

De hoofdcategorieën zijn weer ingedeeld in subcategorieën. De volgende paragrafen beschrijven de

hoofdcategorieën, zodat duidelijk is wat onder elke categorie wordt verstaan. De voorwerpen

afkomstig uit OL79 zijn ingedeeld in de verschillende (sub)categorieën die door Reinders zijn

onderscheiden. De meeste voorwerpen zijn aan de hand van Reinders ingedeeld in een subcategorie.

Enkele objecten kunnen niet worden ingedeeld in de functionele indeling van Reinders. Daarnaast

worden sommige objecten onterecht ingedeeld in een bepaalde subcategorie. Dit heeft verschillende

redenen:

Het object heeft meerdere functies gekend door hergebruik;

Het object heeft gediend als reservemateriaal;

Het object is na ondergang in het schip terecht gekomen;

Het object is onbekend of nooit eerder aangetroffen;

De toepassing van het object kan niet worden vastgesteld.

De oplossing voor de eerste reden is de vondst te plaatsen in de categorie van de laatst bekende

functie. Bij deze vondsten wordt een korte uitleg gegeven over hun oorspronkelijke gebruiksfunctie.

Een scheepswrak kan worden gezien als een tijdscapsule en daardoor een momentopname in de tijd.

Ten tijde van de ondergang was het object dan ook in gebruik in de laatst bekende functie. Het

vermoedelijke reservemateriaal is ingedeeld in de categorie waar het waarschijnlijk voor was

bestemd. Men moet echter bedenken dat reserveonderdelen mogelijk ook op andere wijze kunnen

worden gebruikt.

De objecten die na de ondergang in het schip terecht zijn gekomen, de onbekende objecten en

degene waarvan de toepassing niet is vastgesteld, zijn ingedeeld in de groep: ‘Variabel’. Deze

categorie is verdeeld in drie subcategorieën, namelijk Recent, Niet geïdentificeerd en Onbekend

gebruik. Door de resterende objecten op deze wijze in te delen, kunnen onduidelijkheden worden

Page 29: Een opmerkelijke scheepsinventaris

28

voorkomen. Sommige recente objecten hebben een vondstnummer gekregen in het veld.

Bijvoorbeeld doordat niet direct duidelijk was, dat het om een recent object ging. Reinders noemt

deze objecten ook wel: ‘Non-related Artifacts’ (mond. med. André van Holk, 2014).

Van een aantal objecten is niet bekend wat het is, omdat het mogelijk een onderdeel is van een

groter geheel of de archeoloog heeft het object nog niet eerder aangetroffen9. Dan blijven nog een

aantal objecten over waarvan de toepassing niet vastgesteld is. Er zijn dan drie keuzes:

Het object wordt niet genoemd;

Het object wordt ingedeeld in een functionele groep waarvan wordt gedacht dat mogelijk

past;

Het object wordt ingedeeld in een functionele groep met objecten waarvan de toepassing

niet is vastgesteld is.

In dit onderzoek is voor de derde optie gekozen. Hierdoor wordt de lezer niet geleid naar een

denkrichting, maar blijft open minded.

Lading, handelswaar of vangst (E) vormt de laatste groep. Aangezien het onderzochte schip zeer

waarschijnlijk een vrachtschip is geweest, zal er geen visvangst aan boord zijn. Het volgende

hoofdstuk beschrijft de lading en handelswaar.

Om de functie van bepaalde objecten te verduidelijken, is er voor gekozen om soms de interpretatie

toch in de analyse te plaatsen.

3.1 Scheepsuitrusting

Voorwerpen die worden gebruikt om het schip vaarklaar te maken, vallen onder de

scheepsuitrusting. Zonder deze voorwerpen, is het schip niet compleet en onbetrouwbaar om mee te

varen. In totaal zijn acht fragmenten touw aangetroffen. De touwfragmenten zijn op verschillende

wijze geslagen. OL79-357-b bestaat uit acht dunne strengen, OL79-358-a en OL79-384 bestaan uit

dikke en dunne strengen.

Ook is een lap leer met afdrukken van een touw (OL79-420) aangetroffen. Een vergelijkbaar stuk leer

is gevonden in ‘de Lutina’ (Figuur 5). In de database van de RCE wordt het leer omschreven als

leerbekleding van bijvoorbeeld de verstaging. Mogelijk heeft de leerbekleding van OL79 dezelfde

functie gehad. Verder kunnen in deze categorie verschillende onderdelen van een pomp en in totaal

vijf pikhaken worden geplaatst.

9 In het veld of de literatuur.

Page 30: Een opmerkelijke scheepsinventaris

29

Figuur 5 Leerbekleding van het scheepswrak 'de Lutina'. Aan boord van OL79 is een vergelijkbaar stuk leer aangetroffen (foto: Collectie RCE).

De (onderdelen van) blokken zijn ingedeeld bij de categorie scheepsuitrusting. Alleen de blokken

waarvan duidelijk is dat ze tot de bedrijfsuitrusting horen, zijn in die categorie geplaatst.

Tabel 1 Scheepsuitrusting.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

1.1 Grondtakel - - - 1.2 Zeilen - - -

1.3 Touwwerk Touw 1: OL79-257-g 2: OL79-257-h 3: OL79-341-a 4: OL79-314 5: OL79-357-b 6: OL79-358-a 7: OL79-358-b 8: OL79-384

Bakboord Voorschip

Leer om touw 1: OL79-420 2: OL79-344 Bakboord 1.4 Spillen - - - 1.5 Pompen Pompzuiger 1: OL79-354 2: OL79-414-a Voorschip

Pompleer OL79-291-a Voorschip 1.6 Boten - - - 1.7 Hulpmiddelen Pikhaak 1: OL79-258

2: OL79-299 3: OL79-423-b 4: OL79-423-c 5: OL79-427

Bakboord Voorschip Onbekend

1.8 Reserveonderdelen Schijf van een blok 1: OL79-26-a

2: OL79-291-b

Onbekend

Voorschip

As van een blok 1: OL79-26-b

2: OL79-286-a 3: OL79-378-b 4: OL79-398-f

5: OL79-403

Onbekend

Voorschip

Enkelschijfsblok OL79-26-c Onbekend

Schakel 1: OL79-239-b

2: OL79-257-b

Achterschip

Bakboord

Blok OL79-267-a Voorschip

Haak S-vorm OL79-389 Voorschip

Jufferblok OL79-65 Achterschip

Kous OL79-418 Achterschip

Haakblok OL79-430 Onbekend

1.9 Vlaggen - - -

Page 31: Een opmerkelijke scheepsinventaris

30

3.2 Bedrijfsuitrusting

Onder de bedrijfsuitrusting verstaan we voorwerpen die dienen om het schip bedrijfsklaar te maken.

De voorwerpen uit deze categorie verschillen van schip tot schip, omdat niet elk schip dezelfde

functie heeft. Bij OL79 gaat het om een vrachtschip en treffen we vooral laad- en losgerei voor de

lading aan. De lasthaak en de metalen lager behoren daarom zeker tot de bedrijfsuitrusting.

Tabel 2 Bedrijfsuitrusting.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

2.1 Laad- en losgerei Lager 1: OL79-212-d

2: OL79-428

Bakboord

Onbekend

Lasthaak 1: OL79-287 2: OL79-379-a

3: OL79-379-b 4: OL79-394-b 5: OL79-148

Voorschip

Achterschip

2.2 Aanvullende uitrusting Brede ring OL79-379-c Voorschip

3.3 Militaire uitrusting

Er zijn geen wapens aan boord van OL79 aangetroffen. Volledigheidshalve is deze categorie wel

vermeld.

3.4 Administratie

Tot de categorie administratie behoren voorwerpen die zijn gebruikt voor het lezen en schrijven van

bijvoorbeeld brieven of het bijhouden van de bedrijfsadministratie. Maar ook scheepspapieren, zoals

laad- en loscontracten, vallen hieronder. Helaas worden die maar zelden teruggevonden.

Tijdens de verkenning zijn 332 zilveren munten en 141 koperen munten aangetroffen (van Dijk, 1986,

p. 5). De munten zijn tussen 1581 en 1788 geslagen. De 23 munten die tijdens het veldwerk in 2013

zijn aangetroffen, zijn nog niet allemaal behandeld, waardoor verdere gegevens nog ontbreken.

Naast de munten zijn tijdens de verkenning ook tien bakenloodjes gevonden. Daar zijn tijdens de

opgraving in 2013 nog twaalf loodjes bijgekomen. In Tabel 3 staan alle loodjes gesorteerd op jaartal.

Schippers betaalden vuur- en bakengeld, voor het onderhoud van tonnen en bakens op de Zuiderzee

(Wijsenbeek, 1996, pp. 18-19). De Zuiderzee was verdeeld in verschillende vaargebieden, waarvoor

apart bakengeld werd betaald. De schippers kregen een loodje als bewijs van betaling.

Page 32: Een opmerkelijke scheepsinventaris

31

Tabel 3 Bakenloodjes gesorteerd op jaartal.

Jaartal Vaarwater Nummer Opmerkingen

1786 West Zuiderzee Leiden

OL79-28 OL79-229-d

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP Twee gekruiste sleutels

1787 West Zuiderzee Leiden

OL79-29 OL79-225-d

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP Twee gekruiste sleutels

1788 West Zuiderzee Amelander Zeegat

OL79-30 OL79-85

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP AK

1789 West Zuiderzee Amelander Zeegat

OL79-31 OL79-118

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP AK

1790 West Zuiderzee Amelander Zeegat Leiden

OL79-32 OL79-33 OL79-36

Suyderzeese Vuurbakens, klop PP AK Twee gekruiste sleutels

1791 - - - 1792 Leiden OL79-225-g Twee gekruiste sleutels

1793 - - - 1794 Amelander Zeegat

Leiden OL79-34 OL79-225-e

AK Twee gekruiste sleutels

1795 Amelander Zeegat Sluis Spaarndam Willemstad Middelburg Sint Maartensdijk Sas van Gent

OL79-35 OL79-37 OL79-225-n OL79-225-o OL79-56-a OL79-229-a

AK RL Voorzijde: WW 12. Achterzijde: wapen met leeuw +++ Voorzijde: M 10 S. Achterzijde: eenhoorn MD 4 SAS 18

1796 Amelander Zeegat Leiden

OL79-230 OL79-225-f

AK Twee gekruiste sleutels

Het gebied rondom het Amelander Zeegat werd beheerd door het Armenbestuur van Harlingen. Er

werden ronde (16 stuivers) en driehoekige (28 stuivers) loodjes uitgereikt, afhankelijk van de

scheepsgrootte (Wijsenbeek, 1996, p. 35). In dit schip zijn ronde loodjes uit de jaren 1788, 1789,

1790, 1794, 1795 en 1796 aangetroffen.

In 1699 werd besloten om aan de westkant van de Zuiderzee vuurbakens te plaatsen (Wijsenbeek,

1996, p. 38). Ook hiervoor werd bakengeld betaald en de schipper kreeg een loodje met een

afbeelding van de Suyderzeese Vuurbakens als kwitantie. In 1791 werd door ontvanger-generaal

D.W. Deen een fikse tariefstijging doorgevoerd. Daarnaast benadrukte hij nogmaals dat de verjaarde

loodjes moesten worden ingeleverd en dat de initialen van de schipper in het lood moesten worden

geklopt (Deen, 1790). Tijdens de verkenning werden vijf geklopte loodjes met een afbeelding van de

Suyderzeese Vuurbakens aangetroffen uit 1786, 1787, 1788, 1789 en 1790 met daarop de letters PP.

Figuur 6 Verschillende soorten loodjes aan boord van OL79.

Page 33: Een opmerkelijke scheepsinventaris

32

Naast het vuur- en bakengeld werd in sommige steden ook sluisgeld geheven. In Spaarndam stond

een lantaarn nabij de sluis (Wijsenbeek, 1996, p. 44). Het Hoogheemraadschap van Rijnland ontving

het verschuldigde sluisgeld bij de eerste sluisgang. De schipper kreeg als bewijs van betaling een

vierkant loodje met de letters RL en het jaartal. Er is één loodje aangetroffen met deze opdruk uit het

jaar 1795. Uit 1795 zijn nog twee loodjes met een enkelzijdige opdruk. Het eerste loodje heeft de

opdruk SAS en het getal 18. Mogelijk is dit een sluistoegang bij Sas van Gent. De 18 zou dan staan

voor achttien stuivers (Kussendrager, 2014). Eén loodje met de opdruk MD en het getal 4, is zeer

waarschijnlijk aan Sint Maartensdijk toe te schrijven (Kussendrager, 2014). Ook nu staat het cijfer

voor het aantal stuivers. De functie van dit loodje is onbekend. De andere twee losse loodjes hebben

een opdruk op de voor- en achterzijde. Het eerste loodje heeft op de voorzijde de letters WW en het

getal 12 staan. Op de achterzijde staat een wapen met een leeuw met daaronder drie plussen. Het

betreft het bakenlood van 12 stuivers voor Willemstad (Kussendrager, 2014). Ook hiervan is de

functie onbekend. Het tweede loodje heeft op de voorzijde de letter M en het cijfer 10 S staan. Ook

nu staan de cijfers weer voor 10 stuivers, opvallend is dat hier expliciet de S van stuivers is te zien. Op

de achterzijde staat een eenhoorn, al is de afbeelding helaas niet heel goed bewaard gebleven. Dit

loodje is mogelijk afkomstig uit Middelburg (Kussendrager, 2014).

Verder zijn nog zes loodjes gevonden met een jaartal (1786, 1787, 1790, 1792, 1794 en 1796) en een

afbeelding van twee gekruiste sleutels. Het lijkt op het wapen van de stad Leiden: de ‘Leidse

Sleutels’. De sleutels op het wapen van Leiden wijzen echter met de baarden omhoog terwijl de

sleutels op de loodjes juist omlaag wijzen. In §6.4.2 wordt hier dieper op ingegaan.

Aan boord zijn ook zegellak, een penhouder en diverse brokjes gedroogde Oost-Indische inkt

aangetroffen. Door de brokjes op te lossen in water, krijgt men vloeibare inkt die gewoonlijk in

inktpotjes wordt bewaard. Een inktpotje is niet teruggevonden. De penhouder is fraai gedecoreerd.

Het is bijna volledig voorzien van een gedraaid motief (Figuur 7).

Figuur 7 Penhouder, zegellak en brokjes Oost-Indische inkt horen bij het schrijfgerei.

Page 34: Een opmerkelijke scheepsinventaris

33

Tabel 4 Administratie.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

4.1 Scheepspapieren - - -

4.2 Financiën Munten 1: OL79-74-a 2: OL79-102 3: OL79-122 4: OL79-125 5: OL79-132-a 6: OL79-144 7: OL79-168 8: OL79-225-b 9: OL79-227-f 10: OL79-236-a 11: OL79-50 12: OL79-1 13: OL79-3 14: OL79-53-d 15: OL79-55-a 16: OL79-55-b 17: OL79-55-c 18: OL79-60-a

Achterschip

4.3 Schrijfgerei Zegellak OL79-141 Voorschip Inkt 1: OL79-163-c 2: OL79-218

3: OL79-229-c 4: OL79-377-b

Bakboord Onbekend Voorschip

Penhouder OL79-416 Achterschip

4.4 Vuur- en bakengeld Suyderzeese Vuurbakens

1: OL79-28 2: OL79-29 3: OL79-30 4: OL79-31 5: OL79-32

Achterschip

Amelander Zeegat 1: OL79-33 2: OL79-34 3: OL79-35, 4: OL79-85 5: OL79-118-a 6: OL79-230

Achterschip

Leidse sleutels 1: OL79-36 2: OL79-225-d 3: OL79-225-e 4: OL79-225-f 5: OL79-225-g 6: OL79-229-d

Achterschip

Rijnland OL79-37 Achterschip Middelburg OL79-225-o Achterschip Willemstad OL79-225-n Achterschip

Sint Maartensdijk OL79-56-a Achterschip Sas van Gent OL79-229-a Achterschip

3.5 Navigatiemiddelen

Er zijn geen navigatiemiddelen aan boord van OL79 gevonden.

3.6 Gereedschap

Om het schip en de inventaris te onderhouden en reparaties uit te voeren was gereedschap aan

boord. Vanwege de minimale informatiewaarde voor dit onderzoek wordt deze categorie kort

behandeld. Er zijn twee delen van een booromslag gevonden, die weliswaar niet aan elkaar passen,

maar waarschijnlijk wel van dezelfde booromslag zijn. In een brok concretie bevindt zich mogelijk een

zaag. Röntgenanalyse geeft geen uitsluitsel en pas na mechanisch reinigen kan worden vastgesteld of

het daadwerkelijk om een zaag gaat.

In totaal zijn vier kwasten aangetroffen, waarvan twee met een korte steel en één met een lange

steel. Van één kwast is alleen de kop bewaard gebleven. Het zijn zeer waarschijnlijk allemaal

verfkwasten. Verder zijn zes driehoekskrabbers geborgen, waarvan één met een korte steel en één

met een lange steel. Drie krabbers missen een deel van de steel. Van één krabber is alleen het ijzeren

gereedschapsdeel bewaard gebleven.

Page 35: Een opmerkelijke scheepsinventaris

34

Voor het zeilmaken en het touwsplitsen waren drie marlpriemen aan boord. Een borsteltje, boender,

bezem en heideboender waren aan boord om het schip schoon te kunnen maken. Ook is een houten

emmer met ijzeren banden geborgen. In totaal waren drie wetstenen aan boord voor het slijpen van

messen en ander gereedschap.

Een zalfpot (OL79-225) is waarschijnlijk hergebruikt. Op de bodem zijn resten rode oker

aangetroffen. Oker is een natuurlijk pigment en een bestanddeel van verf (mond. med. Luc Megens,

2014). Ook een soep- of papkop (OL79-2-e) is hergebruikt als verfbakje.

Tijdens het veldwerk lagen aan bakboordzijde grote brokken concretie. Met behulp van

röntgenanalyse werd duidelijk dat het om een grote hoeveelheid spijkers gaat van verschillend

formaat; waarschijnlijk reservespijkers.

Tabel 5 Gereedschap.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

6.1 Timmergereedschap Booromslag 1: OL79-286-b 2: OL79-308 Voorschip Hamer (bank-) OL79-346 Onbekend Vijl 1: OL79-381 2: OL79-383 Voorschip

Rattenstaart OL79-376-a Voorschip Zaag OL79-401 Voorschip

6.2 Breeuw- en onderhoudsmateriaal

Driehoekskrabber 1: OL79-317-b 2: OL79-425 3: OL79-340-b 4: OL79-365 5: OL79-386 6: OL79-411

Onbekend Voorschip

Breeuwijzer OL79-398-a Voorschip Verfkwast 1: OL79-220

2: OL79-367 3: OL79-412-a 4: OL79-340-a

Bakboord Voorschip

6.3 Gereedschap voor zeilmaken en touwsplitsen

Marlpriem 1: OL79-338-b 2: OL79-356 3: OL79-338-c Voorschip

6.4 Schoonmaakgereedschap Borsteltje OL79-21-d Onbekend Bezem OL79-177 Voorschip Heideboender OL79-310-a Voorschip

Boender OL79-355 Voorschip 6.5 Diversen Soldeertin OL79-429 Onbekend Rode oker OL79-95-a Achterschip Wetsteen 1: OL79-228

2: OL79-340-d 3: OL79-343-a Bakboord Voorschip

Wig OL79-268 Midden Emmer OL79-251 Voorschip

Kop (soep- of pap-) (hergebruikt)

OL79-2-e, OL79-15-a, OL79-46-b, OL79-74-c, OL79-227-q

Achterschip

Zalfpot (hergebruikt) OL79-225 Onbekend Spijkers (reserve) 1: OL79-390-b 2: OL79-339-c 3: OL79-339-e

4: OL79-387-b 5: OL79-239-a 6: OL79-243-a 7: OL79-163-e 8: OL79-178-c 9: OL79-257-a 10: OL79-225-c

Voorschip Achterschip Bakboord Onbekend

Page 36: Een opmerkelijke scheepsinventaris

35

3.7 Huisraad

Onder de categorie huisraad vallen voorwerpen die worden gebruikt om het leven aan boord

aangenamer te maken, zoals verlichting of verwarming. Een in zeer slechte staat verkerend object is

mogelijk een snotneus. Andere aanwijzingen voor verlichting aan boord zijn niet aangetroffen. In de

categorie ‘verwarming’ waren twee Friese testen aan boord, die werden gebruikt om in een

(voet)stoof te zetten (Stellingwerf, in prep.). Ook is de helft van een Friese pispot aangetroffen.

Verder zijn een schuifdekseltje, deurklamp, haakje en twee spijltjes geborgen.

Aan boord waren drie majolica sierborden met drie verschillende florale decoraties. Twee borden zijn

geproduceerd in Harlingen, de derde in Makkum (van den Akker, 2007, pp. 51-52, 104). Daarnaast

zijn nog twee fragmenten van verschillende faience sierborden aangetroffen.

In het voorschip lag een ovale spanen doos van naaldhout. De grootste lengte is 52 centimeter en de

breedte is 32 cm. In de spanen doos zaten diverse soorten knopen en restanten van wol. In de buurt

van de spanen doos lag een kleiner rechthoekig doosje, waarvan de functie niet bekend is.

OL79-239-c is een kleine brok concretie bestaande uit twee spijkers en een sleutel. De baard van de

sleutel is in redelijke staat, maar het oog is volledig gecorrodeerd (Figuur 8). Alleen op de

röntgenbeelden zijn de contouren nog te zien. Bij welk soort slot de sleutel hoort is onduidelijk. Met

behulp van röntgenanalyse is ook een compleet hangslot (OL79-426) ontdekt. Het hangslot is

voorzien van een gewone sleutel: een veelvoorkomende combinatie (Meindersma, 1986, p. 64).

Helaas ontbreekt het oog van de sleutel. Het gaat om een schildvormig hangslot met een

scharnierende beugel. Waarschijnlijk heeft het hangslot een sleepveer als vergrending van de schoot

(Meindersma, 1994, pp. 215, 219). Hierbij wordt de vergrendeling door een veer op zijn plaats

gehouden. Door de sleutel te draaien en vast te houden, ontsluit de vergrendeling. Doordat de

sleutel vastgehouden moet worden, zijn dit soort sloten minder geschikt voor deuren en worden

daarom veel gebruikt als sluiting voor een berging (Meindersma, 1994, p. 148).

Figuur 8 Röntgenopnames van sleutel OL79-239-c en slot OL79-426.

Page 37: Een opmerkelijke scheepsinventaris

36

Tabel 6 Huisraad.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

7.1 Meubilair Strip van glas in lood 1: OL79-195-b 2: OL79-214 3: OL79-339-a 4: OL79-360-a 5: OL79-363 6: OL79-393 7: OL79-257-c 8: OL79-24

Midden Voorschip Bakboord Onbekend

Transparant vlak glas 1: OL79-111-b 2: OL79-60-c 3: OL79-63-b 4: OL79-163-d 5: OL79-71-a 6: OL79-23-c

Achterschip Bakboord Voorschip Onbekend

7.2 Slaapplaats - - -

7.3 Verlichting Snotneus OL79-374-b Onbekend 7.4 Verwarming Test 1: OL79-211-b, OL79-377-i, OL79-380-j,

OL79-392-a, OL79-407-b 2: OL79-257, OL79-278-b, OL79-284, OL79-344-e, OL79-377-x

Voorschip

7.5 Opberging en afsluiting Doos met deksel OL79-222 Voorschip Spanen doos OL79-223-d Voorschip

Sleutel OL79-239-c Achterschip Schuifdekseltje OL79-298 Bakboord Deurklamp OL79-309 Voorschip Haakje OL79-398-e Voorschip

Beugel hangslot OL79-374-c Onbekend Hangslot OL79-426 Onbekend

Beslag kist OL79-374-d Onbekend

7.6 Stoffering - - - 7.7 Siervoorwerpen Bord 1: OL79-375-d, OL79-377-d, OL79-380-c,

OL79-390 2: OL79-327 3: OL79-375-n, OL79-377-y

Voorschip Onbekend

Fragment bord 1: OL79-229-f 2: OL79-241-b

Onbekend Achterschip

7.8 Sanitair Pispot 1: OL79-2-c, OL79-46-a, OL79-53-i, OL79-109-e, OL79-120, OL79-225, OL79-227-p, OL79-229-g, OL79-238-b

Achterschip

7.9 Huishouding - - -

3.8 Kombuisgoed

Voorwerpen die gebruikt worden om vuur te stoken en te koken vallen onder het kombuisgoed.

3.8.1 Stookplaats

Twee gietijzeren haardplaten en in totaal 28 tingeglazuurde tegels behoren tot de stookplaats. De

gietijzeren haardplaten zijn aan elkaar gekoekt. In totaal zijn achttien complete tegels geborgen,

waarvan twee tegels zijn voorzien van een afbeelding in Delfts Blauw. Daarnaast zijn nog elf

incomplete tegels geborgen, waarvan één tegel met van een afbeelding in Delfts Blauw. De tegels

hebben afmetingen van 13 cm x 13 cm x 0,7 cm, een veelvoorkomende grootte en dikte in de 18e

eeuw (Pluis, 1997, pp. 57, 71).

Page 38: Een opmerkelijke scheepsinventaris

37

De tegels met afbeeldingen hebben een cirkel-omlijsting (B.01)10 met twee cirkels (Pluis, 1997, p.

511). Het hoekmotief is de zogenaamde spin (C.08);: het is een vierbladig bloempje met twee

krulletjes (Pluis, 1997, p. 538). De drie afbeeldingen vallen onder het tafereeldecor (A.03). Op twee

afbeeldingen staat een landschap (A.03.01) afgebeeld en op één tegel een afbeelding van een

herderin (A.03.03). Een landschap is een landelijk tafereel, inclusief molens en gebouwen met weinig

of geen omgeving. (Pluis, 1997, pp. 364-376, 378-379). Bij de reconstructie (Figuur 9) is uitgegaan van

een tegelplateau van 5 x 6 tegels, met een lengte van 65 centimeter en een hoogte van 78 cm. Uit de

reconstructie blijkt dat waarschijnlijk één witte tegel en één Delfts Blauwe tegel ontbreekt.

Als brandstof is turf gebruikt. Er is ook een doofpot en een deel van een vuurtang gevonden. Met een

vuurtang werd brandende turf uit het vuur gehaald en in de doofpot gestopt. Dit gebeurde

waarschijnlijk na het koken en voor het slapen in verband met brandgevaar. De doofpot stond

waarschijnlijk in de buurt van de stookplaats.

Figuur 9 Reconstructie van de tegelwand, onderdeel van de stookplaats.

10 Type-codering volgens Pluis (1997).

Page 39: Een opmerkelijke scheepsinventaris

38

3.8.2 Kookgerei

Aan boord zijn twee komforen aangetroffen, die werden gebruikt om bereid voedsel warm te

houden. In totaal zijn vier steelgrapen van verschillend formaat gevonden en zes bakpannen. Ook de

bakpannen zijn verschillend in afmeting. De bakpannen hebben beroete bodems en bestekkrassen

aan de binnenzijde. Het kookgerei is geproduceerd in Bergen op Zoom (Stellingwerf, in prep.). Er is

één steelkom aan boord, die nauwelijks beroet is. De steelkom is geproduceerd in Nederland, maar

de specifieke productieplaats is niet vastgesteld.

De geborgen tuitpot is geproduceerd in het Westerwald (Duitsland). Een tuitpot werd waarschijnlijk

gebruikt om kleine hoeveelheden vloeistof bij een beslag te gieten (Ruempol & van Dongen, 1991, p.

221).

Er waren ook enkele koperen voorwerpen aan boord, zoals een aker, een ketel, een waterketel en

een koperen deksel. Verder is een gietijzeren pot en een ronde treeft geborgen.

Ook zijn metalen onderdelen van een koffiemolen aangetroffen, waaronder een deel van een

maalschroef en bolvormige trechter. Via een bolvormige trechter komen de koffiebonen bij een

maalschroef. Door aan de slinger aan de bovenzijde van de koffiemolen te draaien, worden de

koffiebonen vermalen. De maalschroef zit in een houten behuizing. De gemalen koffie komt in een

laatje aan de onderzijde terecht (Reinders & Wijsenbeek, 1994, p. 71). Er was koffie aan boord, want

op diverse concreties zijn de afdrukken van koffiebonen herkend.

Tabel 7 Kombuisgoed.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

8.1 Stookplaats Tegels OL79-73 Voorschip Aspot 1: OL79-292-f, OL79-338-l, OL79-339-l, OL79-

371-f, OL79-377-l, OL79-385-a, OL79-399-c Voorschip

Haardplaat OL79-369-b Voorschip 8.2 Stookplaatsgereedschap Vuurtang 1: OL79-406-a

2: OL79-344-e Voorschip Onbekend

8.3 Brandstof Turf 1: OL79-68-b 2: OL79-170 3: OL79-197 4: OL79-262 5: OL79-278-a 6: OL79-281 7: OL79-289 8: OL79-294 9: OL79-302 10: OL79-311-a 11: OL79-313 12: OL79-316 13: OL79-324 14: OL79-328 15: OL79-332 16: OL79-338-a 17: OL79-344-d 18: OL79-369-a 19: OL79-378-d 20: OL79-395 21: OL79-399-a 22: OL79-414-l 23: OL79-274 24: OL79-279 25: OL79-280 26: OL79-301 27: OL79-190 28: OL79-264 29: OL79-265-a 30: OL79-205 31: OL79-250 32: OL79-285

Voorschip Bakboord Midden Onbekend

Page 40: Een opmerkelijke scheepsinventaris

39

8.4 Kookgerei Bakpan 1: OL79-74-e, OL79-374-d, OL79-375-f, OL79-377-za, OL79-380-p 2: OL79-278-d, OL79-295, OL79-339-i, OL79-377-z 3: OL79-292-i, OL79-338-v, OL79-339-n, OL79-349-d, OL79-371, OL79-377-zb 4: OL79-292-j, OL79-338-v, OL79-339-o, OL79-371-j, OL79-374-f, OL79-377-zc, OL79-380-q 5: OL79-68-a 6: OL79-212-e, OL79-239-d, OL79-292-c, OL79-338-i, OL79-371-d, OL79-377-j, OL79-380-h, OL79-392-e, OL79-414-h

Achterschip Voorschip Achterschip, bakboord

Steelkom 1: OL79-74-b, OL79-338-p, OL79-377-q, OL79-398-g, OL79-400-k 2: OL79-2-i, OL79-45, OL79-227-t

Voorschip Achterschip

Steelgrape 1: OL79-109-c, OL79-338-k, OL79-344-h, OL79-371-e, OL79-375-g, OL79-377-k, OL79-380-i, OL79-400-i, OL79-407-c 2: OL79-292-e, OL79-339-r, OL79-344-g, OL79-371-k, OL79-377-zf, OL79-380-s, OL79-400-o 3: OL79-338-o, OL79-339-j, OL79-374-g, OL79-375-j, OL79-377-p, OL79-380-k, OL79-414-j 4: OL79-338-y, OL79-371-l, OL79-374-h, OL79-375-p, OL79-377-zg, OL79-380-r

Voorschip

Aker OL79-247 Voorschip Ketel met deksel 1: OL79-277, OL79-330 Voorschip

Gietijzeren pot OL79-293-b Onbekend Ketel OL79-311-b Voorschip Koperen deksel 1: OL79-423-a

2: OL79-277 Onbekend Voorschip

Tuitpot OL79-380-n, OL79-385-c, OL79-392-f, OL79-400-f

Voorschip

8.5 Keukengereedschap - - -

8.6 Schoonmaakgereedschap - - - 8.7 Diversen Komfoor 1: OL79-278-c, OL79-312,

OL79-321-c 2: OL79-292-d, OL79-338-j, OL79-349-e

Voorschip

Koffiemolen OL79-212-b, OL79-329-b, OL79-343-b Voorschip Treeft OL79-364 Voorschip

3.9 Eet- en drinkgerei

Tot deze categorie behoren voorwerpen die gebruikt worden bij het nuttigen van de maaltijd, zoals

bestek en vaatwerk. In totaal zijn acht borden, tien kannen, twee theepotten, één kom, één

steengoed beker en één fragment van een drinkglas geborgen. Een deel van het thee- en/of

koffieservies is mogelijk handelswaar. Dit wordt beschreven in §4.4. De serviezen die voor eigen

gebruik zijn geweest, zijn beschreven in §3.9.3.

Page 41: Een opmerkelijke scheepsinventaris

40

3.9.1 Vaatwerk en serviesgoed

Het vaatwerk bestaat uit vijf eet- en drie opdienborden. De diameter van eetborden varieert tussen

de 19 en 24 centimeter, terwijl opdienborden een diameter tussen de 27 en 31 centimeter hebben.

Alle borden zijn van roodbakkend aardewerk. De zichtzijde is geglazuurd en hebben bestekkrassen

Drie eetborden zijn geproduceerd in Nederland, maar het specifieke productiecentrum is niet

vastgesteld. Twee opdienborden zijn vervaardigd in het Nederrijns gebied. Eén van de twee

opdienborden is voorzien van een gemarmerd decor, dat vaak als decoratie in het Nederrijns gebied

werd gebruikt (Gawronski, 2012, p. 278). Het marmerdecor komt echter ook voor op 18e- een 19e-

eeuws Fries aardewerk (Bartels, 1999, p. 139). Twee eetborden en één opdienbord zijn waarschijnlijk

vervaardigd in West-Duitsland (mond. med. Hemmy Clevis & Jan Thijssen, 2014).

3.9.2 Bestek

Tijdens het veldwerk zijn lepels, vorken en messen aangetroffen. Er zijn twee complete messen, een

heft en drie lemmeten geborgen. Dat brengt het totaal aantal messen aan boord op zes. Eén van de

lemmeten, heeft mogelijk op een heft 11 gepast, maar dit is niet zeker. Met behulp van

röntgenanalyse zijn drie vorken in brokken concretie herkend. Van vork OL79-376-a zijn de twee

buitenste, van de oorspronkelijke vier tanden, volledig omgezet in ijzercorrosie. Van vork OL79-340-c

ontbreken alle tanden. Vork OL79-244 heeft geen handvat meer.

De vier gevonden lepels zijn gemaakt van tin en voorzien van een tinmerk. Het gaat om een

zogenaamde gekroonde Tudorrose. In de eerste helft van de 16e eeuw is het van oorsprong Engelse

roosmerk via Antwerpen in Nederland terecht gekomen. Het meesterteken, de beginletters van de

voor- en achternaam van de tingieter, is meestal gecombineerd met het roosmerk. De kroon is in de

17e eeuw open aan de bovenzijde. In de 18e eeuw is deze vaak gesloten en is de roos onderdeel van

een groter geheel. De naam en woonplaats van de tingieter is duidelijk aangegeven. Rond 1800 zijn

ook gestileerde rozen in omloop. Een letter in het hart van de roos geeft het tinalliage12 aan (Dubbe

& Nyendaal, 1965, pp. 68-73). In de lepels van OL79 staan in een gesloten kroon de letters I·K. In een

compendium, samengesteld door Dubbe (2009), staan vele tingieters met hun tinmerken vermeld.

De initialen I·K behoren bij tenminste zes tingieters, waarvan bij vier de betekenis van de initialen

onbekend is (Dubbe, 2009, p. 467). Drie onbekende meesters kunnen niet de maker van de lepels

zijn, omdat zij werkzaam waren vanaf respectievelijk 1550, 1600 en 1650. De laatste onbekende

tingieter was werkzaam vanaf 1750, maar het afgebeelde tinmerk komt niet overeen met het merk

op de lepels (Dubbe, 2009, p. 423). De bekende tingieters zijn J. Kesseling, die het stadsmerk van

11

De heften zijn in de categorie ‘Onbekend gebruik’ (§3.12) ingedeeld. 12 Verhouding van metalen in een legering (alliage).

Page 42: Een opmerkelijke scheepsinventaris

41

Amsterdam als tinmerk gebruikt en Jan Koers (Dubbe, 2009, p. 265). Van 1770 tot ongeveer 1804 is

Jan Koers werkzaam als tingieter in Leeuwarden. In totaal zijn vijf verschillende tinmerken van hem

bekend, waarvan één het roosmerk is. Het gaat hier echter om een gestileerde roos. Mogelijk is het

tinmerk op de lepels wel van deze Jan Koers, maar gaat het om een nog onbekend merk van deze

tingieter.

3.9.3 Drinkgerei

De geborgen kannen zijn onder te verdelen in schenkkannen en melk- of roomkannen. De enige

schenkkan is waarschijnlijk gemaakt in Gennep (Stellingwerf, in prep.). De tien melk- en roomkannen

zijn geproduceerd in Friesland. De steengoed beker is afkomstig uit het Westerwald. In totaal zijn vijf

Friese pap- of soepkoppen geborgen.

De kopjes en schoteltjes springen in het oog. In totaal zijn vier verschillende serviezen aan boord.

Twee serviezen bestaan uit ieder zes stellen, één servies bestaat uit drie stellen en één servies

bestaat uit twee stellen, ook wel een tête-à-tête genoemd. Het is onduidelijk of al het servies

behoort tot het eet- en drinkgerei (zie §4.4 en §7.4). De serviezen, die waarschijnlijk voor eigen

gebruik zijn, bestaan uit industrieel aardewerk. Industrieel aardewerk wordt voornamelijk in de

Engelse steden Staffordshire, Worcester, Sunderland en Newcastle upon Tyne geproduceerd (Bartels,

1999, pp. 238-239). Het industrieel aardewerk aan boord van OL79 kan worden verdeeld in

creamware en pearlware.

Drie creamware kopjes hebben een klein

formaat. De grootste diameter bedraagt 5,5

centimeter. Daarnaast zijn twee grotere

koppen (10 cm) en één schotel (17,5 cm)

geborgen. Op basis van de grootte wordt

gedacht aan een koffie- of chocoladekop en

schotel, terwijl het kleine serviesgoed

waarschijnlijk voor het drinken van thee wordt

gebruikt. Het servies is waarschijnlijk niet

compleet (zie §6.9).

De grootste groep serviesgoed is het pearlware. Dit serviesgoed komt vanaf ongeveer 1790 voor in

Nederland (Stellingwerf, in prep.). Het pearlware uit OL79 heeft twee verschillende decoraties. Er zijn

Figuur 10 Deel van het creamware servies.

Page 43: Een opmerkelijke scheepsinventaris

42

drie kopjes en zes schoteltjes met een handgeschilderde13 blauwe guirlande decoratie en een

bloemmotief op de bodem. Bij de schoteltjes is de decoratie aan de zichtzijde aangebracht. Bij de

kopjes zijn de guirlandes aan de buitenzijde en het bloemmotief op de bodem aangebracht. Op basis

van het aantal schoteltjes, bestond dit servies waarschijnlijk oorspronkelijk uit zes kopjes en

schoteltjes.

Het tête-à-tête-servies heeft een decoratie van

de Hollandsche Vrijheidsmaagd. De maagd

houdt een piek vast, met daarop de

Vrijheidshoed. Zij leunt op de Biblica. Links

staat de Hollandsche Leeuw met een zwaard in

de rechterpoot. In zijn linkerpoot houdt hij

zeven pijlen vast. Ze staan in de Hollandse Tuin.

Onder de afbeelding staat in een sierlijke

banier de tekst ‘Voor Vrijheid en Vaderland’.

Ook de rand is voorzien van een sierlijke banier

omgeven met een florale decoratie. De decoratie van de schoteltjes bevindt zich aan de zichtzijde, bij

de kopjes aan de buitenzijde. Bij de kopjes staat de Hollandsche Leeuw ook op de bodem en is de

rand aan de binnenzijde voorzien van het sierlijke banier.

De decoratie is een zogenaamde transferprint. Door middel van een drukproces kan een voorstelling

oneindig vaak overgebracht worden op het aardewerk. Hierdoor ontstaan aardewerksets met exact

dezelfde afbeelding (Clevis & Smit, 1990, p. 28). Het transfer printen wordt in het midden van de 18e

eeuw uitgevonden. In eerste instantie worden de prints over het glazuur heen geplaatst, maar na

1780 wordt de decoratie gedrukt voordat het glazuur wordt aangebracht (Clevis, 2007, pp. 52-53).

Ook de decoratie van de Hollandsche Vrijheidsmaagd is onder het glazuur aangebracht.

Verder waren aan boord twee theepotten aanwezig. De eerste theepot (OL79-253) is gemaakt van

tin en verkeert in zeer slechte staat. De oorspronkelijke zwarte en rode beschildering is nog net

zichtbaar. De tweede theepot (OL79-14) is gemaakt van blackware14. De theepot heeft een golvend

oor en een deksel dat is voorzien van een luchtgaatje. De tuit ontbreekt.

13

Op basis van de ongelijkheid van de decoratie (Stellingwerf, 2014, inprep.). 14 Industrieel aardewerk.

Figuur 11 Pearlware kop en schotel met een transferprint van de Hollandsche Vrijheidsmaagd.

Page 44: Een opmerkelijke scheepsinventaris

43

Tabel 8 Eet- en drinkgerei.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

9.1 Tafellinnen - - -

9.2 Vaatwerk, serviesgoed Eetbord 1: OL79-2-f, OL79-53-j, OL79-108-c, OL79-225-q, OL79-227-r, OL79-338-t, OL79-339-m 2: OL79-2-g, OL79-297-r, OL79-225, OL79-227-s, OL79-229-h, OL79-242, OL79-417-h 3: OL79-126, OL79-321-b, OL79-339-k, OL79-377-h 4: OL79-211-a, OL79-380-d, OL79-407-a, OL79-410-a, OL79-414-f 5: OL79-338-x, OL79-339-q, OL79-377-ze, OL79-400-n 6: OL79-349-a, OL79-400-e

Achterschip Voorschip

Opdienbord 1: OL79-74-d, OL79-257-i, OL79-275-e, OL79-284, OL79-331-c, OL79-338-h, OL79-371-c, OL79-374-e, OL79-375-m, OL79-377-w, OL79-380-o, OL79-400-l 2: OL79-275-d, OL79-375-e, OL79-377-u

Achterschip, voorschip Voorschip

9.3 Bestek Mes 1: OL79-378-a 2: OL79-390-a Voorschip

Heft van mes 1: OL79-204 Onbekend Blad van mes 1: OL79-345 2: OL79-400-a 3: OL79-400-b Voorschip Lepel 1: OL79-221 2: OL79-317 3: OL79-351

4: OL79-415 Voorschip

Vork 1: OL79-244 Onbekend Heft van vork 1: OL79-376-a 2: OL79-340-c Voorschip 9.4 Drinkgerei Melk- of roomkan 1: OL79-2-a, OL79-39-a, OL79-60-g,

OL79-93-d, OL79-95-b, OL79-99, OL79-100, OL79-110, OL79-124-b, OL79-128-a, OL79-225-k, OL79-227-m,OL79-229, OL79-232-b, OL79-269-a, OL79-417-f 2: OL79-2-b, OL79-108-b, OL79-109-d, OL79-115-a, OL79-225-p, OL79-227-n, OL79-238-a, OL79-417-j 3: OL79-2-d, OL79-93-e, OL79-114-b, OL79-131, OL79-225-s, OL79-227-o, OL79-254, OL79-417-j 4: OL79-74-b, OL79-338-p, OL79-377-q, OL79-398-g, OL79-400-k 5: OL79-2-h, OL79-55-e, OL79-225-n 6: OL79-292-b, OL79-338-e, OL79-371-b, OL79-375-c, OL79-377-f, OL79-392-d 7: OL79-331-a, OL79-338-r, OL79-339-g, OL79-341-b, OL79-371-h, OL79-375-k, OL79-377-s, OL79-400-h 8: OL79-338-s, OL79-275-b, OL79-344-e, OL79-349-c, OL79-371-i, OL79-375-l, OL79-377-t, OL79-380-l, OL79-399-b 9: OL79-338-w, OL79-339-p, OL79-375-q, OL79-377-zd, OL79-400-m 10: OL79-284, OL79-296, OL79-325, OL79-338-q, OL79-377-r, OL79-413

Achterschip Onbekend Voorschip Midden, bakboord

Schenkkan OL79-292-h, OL79-338-n, OL79-366, OL79-371-g, OL79-375-i, OL79-377-o, OL79-380-f, OL79-410-b

Voorschip

Soep- of papkop 1: OL79-321-a 2: OL79-187-a, OL79-257-j, OL79-377-n, OL79-380-g, OL79-414-i 3: OL79-187-b 4: OL79-187-c 6: OL79-319

Voorschip Onbekend

Soep- of papkom OL79-68-d Voorschip Steengoed beker OL79-109-a, OL79-380-m, OL79-405-e,

OL79-414-g Achterschip

Page 45: Een opmerkelijke scheepsinventaris

44

Theepot 1: OL79-14, OL79-53-f, OL79-60-b, OL79-115-b, OL79-225-m en OL79-227-a 2: OL79-253

Achterschip

Drinkglas OL79-163-b Bakboord Kopje Ø6cm, pearlware 1: OL79-13-a, OL79-227-u

2: OL79-71-e, OL79-80-b

3: OL79-71-c, OL79-193-a, OL79-243-b

4: OL79-196 5: OL79-71, OL79-80, OL79-82,

OL79-186 6: OL79-260

7: OL79-101, OL79-227-zd, OL79-229-j, OL79-269-e

Onbekend

Voorschip

Achterschip

Kopje Ø5,5cm, creamware 1: OL79-191 2: OL79-202 Voorschip Kopje Ø10cm, creamware 1: OL79-397

2: OL79-13-b, OL79-225-s, OL79-227-v,

OL79-229-i

Voorschip

Onbekend

Schotelje Ø10,5cm,

pearlware

1: OL79-8 2: OL79-13-c, OL79-227

3: OL79-19 4: OL79-104, OL79-128-b,

OL79-225-j, OL79-227-ze, OL79-245-b 5:

OL79-71-b, OL79-80-a 6: OL79-71-d

7: OL79-71-f 8: OL79-185

Onbekend

Achterschip

Voorschip

Schoteltje Ø11,5cm creamware

1: OL79-225-l, OL79-263, OL79-269-d,

OL79-471

2: OL79-375-b

Achterschip Voorschip

Schoteltje Ø17,5cm,

creamware

OL79-377-c, OL79-283, OL79-331-b,

OL79-338-f, OL79-339-h, OL79-400-g

Voorschip

3.10 Victualie

Voorwerpen die worden gebruikt om eten en drinken in op te slaan, vallen

onder de categorie victualie. In totaal zijn tien wijnflessen geborgen van het

type ‘paardenhoef’ (Figuur 12). Bij enkele wijnflessen van OL79 is de kurk in de

hals aangetroffen.

In twee steengoed flessen zijn de letters ‘H·D’ aangebracht. De flessen werden

geproduceerd voor de opslag van mineraalwater uit Hessen Darmstadt. Drie

steengoed voorraadkannen hebben de vorm van een baardmankruik, maar de

karakteristieke baardman-applique ontbreekt (Figuur 13). De kannen zijn

geproduceerd in het Duitse Frechen. De kwaliteit van de kannen is matig. Bij twee kannen staat een

‘2’ of een ‘Z’ op de schouder . Op de derde kan staat een ‘A’. Dit kan een aanwijzing voor de inhoud

of inhoudsmaat zijn. De grote kannen werden gebruikt voor de opslag van vloeistoffen, zoals bier en

olie (Bartels, 1999, p. 83). Een kleinere kan is geproduceerd in West-Duitsland.

Figuur 12 Wijnfles van het type 'paardenhoef'. (Foto: W. Stellingwerf).

Page 46: Een opmerkelijke scheepsinventaris

45

Figuur 13 Steengoed kruiken en flessen voor de voorraad van water en drank (Foto: W. Stellingwerf).

In de categorie victualie kunnen ook drie voorraadpotten worden ingedeeld. Eén pot heeft een

dekselgeul om de pot met een houten deksel of ronde steen af te sluiten (Bartels, 1999, p. 80).

Verspreid over het schip lagen gedroogde pruimen. De vele viswervels die geborgen zijn, zijn

afkomstig van 16 tot 19 stokvissen. Het betreft gedroogde kabeljauw. Op basis van de

onbeschadigde15 viswervels kan worden vastgesteld dat de stokvis als voorraad aan boord was

(mond. med. Frits Laarman, 2014).

Tabel 9 Victualie.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

10.1 Watervoorraad Voorraadkan 1: OL79-9 2: OL79-16 3: OL79-219-a 4: OL79-338-n 5: OL79-304, OL79-338-g, OL79-339-f, OL79-371-a, OL79-377-e, OL79-380-e, OL79-392-b

Onbekend Voorschip

Mineraalwaterfles 1: OL79-252 2: OL79-335

Achterschip Voorschip

10.2 Drankvoorraad Wijnfles 1: OL79-76-f, OL79-227-c, OL79-229-e, OL79-303, OL79-374, OL79-377-a, OL79-400-d, OL79-405-d, OL79-419-a 2: OL79-68-c, OL79-137, OL79-180, OL79-396-a 3: OL79-114-a, OL79-227-e 4: OL79-225, OL79-227, OL79-266-a, OL79-419 5: OL79-67, OL79-76-f, OL79-178-a, OL79-183, OL79-229 6: OL79-179 7: OL79-76-a 8: OL79-76-b 9: OL79-76-c 10: OL79-76-d

Voorschip Achterschip Achterschip, bakboord Bakboord Voorschip, bakboord

10.3 Levende have - - -

10.4 Etensvoorraad Zoutpot OL79-181 Voorschip

15

Stokvis wordt gebeukt (geklopt en gehamerd) zodat het meer vocht kan opnemen. Hierbij beschadigen de wervels. Stokvis wordt daarna enkele dagen in water gelegd, voordat het gebakken of gekookt wordt.

Page 47: Een opmerkelijke scheepsinventaris

46

Voorraadpot 1: OL79-107, OL79-124-a, OL79-232-a, OL79-241-a, OL79-269-g, OL79-417-g, OL79-423-g 2: OL79-257-k, OL79-275-a, OL79-333, OL79-338-d, OL79-375-a 3: OL79-257-l, OL79-292-g, OL79-338-m, OL79-375-h, OL79-377-m

Achterschip Voorschip Onbekend

Pruimen 1: OL79-62 2: OL79-166 3: OL79-257-e

Midden Voorschip Bakboord

Visresten 1: OL79-21-a 2: OL79-146 3: OL79-92 4: OL79-112 5: OL79-140 6: OL79-164-b 7: OL79-172-b 8: OL79-266-b 9: OL79-417-a

Onbekend Achterschip

10.5 Diversen - - -

3.11 Persoonlijke uitrusting

Onder persoonlijke uitrusting vallen voorwerpen die het persoonlijk eigendom zijn van de

opvarenden, zoals kleding of rookgerei. Maar ook voorwerpen die dienen als ontspanning of ter

overdenking, vallen onder persoonlijke uitrusting. Tijdens het veldwerk zijn een medicijnflesje, twee

kledinghaakje en een rond houten potje met deksel geborgen. Het houten potje lijkt op een huidig

melktandendoosje.

3.11.1 Schoenen

In totaal zijn vijf min of meer complete schoenen, één stuk bovenleer, drie schoenzolen en een

fragment van een schoen geborgen. Daarnaast zijn vijf schoengespen verzameld (Figuur 14). De

gespen zijn voor dit onderzoek niet verder onderzocht. Verder is nog één klomp geborgen. Schoen

OL79-164-c en bovenleer OL79-199 behoren tot hetzelfde schoentype. De schoenen OL79-306 en

OL79-422 zijn beide een veter of gespschoen. Schoen OL79-213 is dubbelgeslagen, maar op basis van

de schoenzool hoort deze schoen zeer waarschijnlijk bij de enkelpins gespschoen OL79-275-c (mond.

med. Lisette Verspay-Frank, 2013). OL79-290 is een klomp die in slechte staat verkeerd. Het hout is

zacht waardoor de klomp is vervormd en een deel ontbreekt.

Figuur 14 Deel van de schoengespen.

Page 48: Een opmerkelijke scheepsinventaris

47

3.11.2 Naaigerei

Tijdens de verkenning zijn een fragment van een vingerhoedje en een naald aangetroffen. Er zijn in

totaal zeventien vondstnummers met knopen. Een deel lag in de spanen doos, samen met een restje

wol. Het zijn verschillende typen knopen. Eén knoop is gemaakt van een koperlegering en ingelegd

met emaille. De andere knopen zijn gemaakt van been.

3.11.3 Rookgerei

In totaal zijn zestien vondstnummers met gerookte Goudse pijpenkopjes opgenomen, met een totaal

van 21 (zie Tabel 10). De vorm van de pijpenkopjes is volovaal, een vorm die tussen 1730 en 1815

voorkomt (Duco, 1987, pp. 44-45). Eén pijpenkop (OL-380-e) heeft geen hiel en is dan ook van een

ander type: de rondbodem, die ook vanaf 1730 voorkomt. De belangrijkste onderdelen van de

kleipijp worden in Figuur 15 aangegeven.

Figuur 15 De belangrijkste onderdelen van de kleipijp (Afbeelding : T van Baar, 2014).

Op vijf stuks na, zijn alle pijpen voorzien van een hielmerk. Het gaat om acht verschillende

hielmerken. Net als bij het tingoed gebruikt de pijpenmaker het hielmerk als ‘handtekening’.

Daarnaast dient het ter bescherming van het product. De pijpenmaker kan maar één merk tegelijk

voeren. Na 1778 wordt het mogelijk om meerdere merken te voeren. Een merk kan soms een

aanzienlijke marktwaarde vertegenwoordigen. Aan het eind van de 17e eeuw staat het merk niet

altijd op de hiel, maar ook wel op de zijkant van de kop. Het merk kan dan namelijk groter worden

afgebeeld. Dit leidt tot een slechtere afwerking, waardoor de pijp als grof wordt aangewezen en dus

goedkoper is (van der Meulen, 2003, pp. 29-31).

Van een groot deel van de hielmerken is bekend wie de merkhouder was. Vanaf 1660, de oprichting

van het Goudse pijpenmakersgilde, wordt dit bijgehouden in de gildeboeken. In Tabel 10 staan de

aangetroffen gerookte pijpen beschreven. Met behulp van het register is geprobeerd om de maker te

achterhalen (Duco, 2003; van der Meulen, 2003).

Page 49: Een opmerkelijke scheepsinventaris

48

Er bestaan drie soorten hielmerken: beeldmerken, lettermerken en cijfermerken. Beeldmerken zijn

vaak gerelateerd aan de eigennaam of het pand waarin de pijpen zijn geproduceerd (van der Meulen,

2003, pp. 32-33). Pijpenmakers merken hun pijpen niet alleen met een hielmerk, maar ook met hun

naam. Vanaf 1735 kan de naam en de plaatsnaam rondom in de steel zijn gestempeld. Indien de

naam te lang was, werd deze afgekort. Door een letter te wijzigen, kunnen ook hiervan weer

vervalsingen worden gemaakt (van der Meulen, 2003, p. 100). Op de gerookte pijp OL79-273-a staat

rondom de steel de naam L.SLOBBE INGOU(DA). Het hielmerk op de pijp is een haan. Leendert

Slobbe gebruikt tussen 1766 en 1823 dit hielmerk. Een opmerkelijk lange tijd.

Op OL79-77-k16 staat een Goudse Toren afgebeeld. Daarnaast is de pijpensteel voorzien van de tekst

‘GOUDA’. De weduwe van Jan Woerlee, Ariaantje Verschoor, gebruikt dit merk tussen 1772 en 1812.

De laatste pijp met een beeldmerk is OL79-406-c. Het merk is ‘Turfmand gekroond’, dat door Teunis

van Son tussen 1786 en 1813 is gebruikt.

Lettermerken verwijzen vaak naar de initialen van de pijpenmaker (van der Meulen, 2003, pp. 58-59).

De tweelettermerken zijn meestal voorzien van een kroontje. Ook in het geval van de gerookte

pijpen OL79-22-a, OL79-53-i, OL79-77-j. De twee eerstgenoemde hebben het merk ‘DP gekroond’.

Martinus Vlak gebruikt dit merk van 1796 tot 1806. Pijp OL79-77-j is gemerkt met ‘VH gekroond’.

Tussen 1776 en 1808 gebruikt Barend de Jong dit merk voor zijn pijpen.

Vanaf 1650 komen drielettermerken voor, waarbij één letter boven de andere twee letters geplaatst

staan. Hierdoor is geen ruimte meer voor een kroon. Na 1740 moeten deze drielettermerken

allemaal van links naar rechts gelezen worden, waarbij de tweede letter boven de andere twee staat

(van der Meulen, 2003, pp. 58-59). Vóór 1740 kan het merk ook van boven naar beneden worden

gelezen. Pijp OL79-22-b is voorzien van een drielettermerk: ‘DHS’. Adrianus Stolwijk gebruikt dit merk

tussen 1786 en 1806.

Vanaf het einde van de 17e eeuw wordt het zeer populaire cijfermerk gebruikt. Bijna alle cijfers zijn

gekroond (van der Meulen, 2003, p. 87). Behalve op de gerookte pijp OL79-380-e na, zijn alle

cijfermerkpijpen voorzien van ‘90 gekroond’. Tussen 1768 en 1811 gebruikt Gerrit Pieterszoon van

der Want dit merk. Pijp OL79-380-e is onduidelijk gemerkt met ‘16 gekroond’. Het merk ‘16

gekroond’ wordt zeer veel gekopieerd in Alphen aan den Rijn en Gorinchem (van der Meulen, 2003,

p. 87). Door de schijnbaar onzorgvuldige plaatsing van het hielmerk lijkt het hier dan ook om een

imitatie te gaan. Eind 18e eeuw gebruikt een pijpenmaker uit Aarlanderveen17, Pieter van Rijk, het

16

In de rapportage van Stellingwerf wordt gesproken over OL79-78. Dit is echter incorrect. 17 Onderdeel van Alphen aan den Rijn.

Page 50: Een opmerkelijke scheepsinventaris

49

merk ’16 gekroond’ voor zijn pijpen (Stellingwerf, in prep.). Indien het hier wel om een Gouds

exemplaar gaat, is tussen 1791 en 1814 Geertruij Stomman de eigenaar van het merk.

Tabel 10 Gerookte pijpen (Tekeningen hielmerk: W. Stellingwerf).

Nummer Aantal Hielmerk Wapen van Gouda Pijpenmaker

OL79-22-a 2 DP gekroond

Ja + S + stip Martinus Vlak (1796 – 1808)

OL79-22-b 1 DHS

Ja + S Adrianus Stolwijk (1786 – 1806)

OL79-53-i 4 DP gekroond

Ja + S Martinus Vlak (1796 – 1808)

OL79-77-a 1 90 gekroond

Ja Gerrit Pzn. Van der Want (1768 – 1811)

OL79-77-g 1 - - - -

OL79-77-h 1 - - - -

OL79-77-j 1 VH gekroond

Ja Barend de Jong (1776 – 1808)

OL79-77-k 1 Goudse Toren

Ja Wed. Jan Woerlee (1772 – 1812)

OL79-103 1 - - - -

OL79-225-p 1 - - - -

OL79-227 1 - - - -

OL79-273-a 1 Haan

Ja + S Leendert Slobbe (1766 – 1815)

OL79-380-b 1 90 gekroond

Ja + S Gerrit Pzn. Van der Want (1768 – 1811)

OL79-380-e 1 16 gekroond

- Pieter van Rijk (1755-1808?)

OL79-406-c 1 Turfmand

gekroond

Ja Teunis van Son (1786 – 1813)

OL79-423-e 2 90 gekroond

Ja + S Gerrit Pzn. Van der Want (1768 – 1811)

Vanwege de hoge marktwaarde maken malafide pijpenmakers, buiten Gouda, pijpen met hielmerken

die sterk lijken op de Goudse pijp. Om imitaties zo veel mogelijk te weren, wordt op ‘porceleijne

pijpen’18 vanaf 1739 het wapen van Gouda op één zijde van de hiel gestempeld. Vanaf 1740

verschijnt het wapen van Gouda ook op de ‘fijne en groffe pijpen’19. OL79-380-e is niet voorzien van

een Gouds wapen. Dit ondersteunt de aanname dat het om een imitatiepijp gaat. Om onderscheid te

maken tussen de beste en mindere kwaliteit pijpen, wordt de letter ‘S’ bij het wapen gestempeld, dat

staat voor ‘Slegt’ (Duco, 1987, p. 77). Vanaf 1791 is het verboden om buiten Gouda pijpen met

Goudse merken en op het Gouda-lijkende wapen te produceren (van der Meulen, 2003, p. 30). Van

de gerookte pijpen aan boord zijn zeventien pijpen met een S gestempeld. De pijpen zijn dus

voornamelijk van ‘slegte’ kwaliteit. De aanwezigheid van een steeldecoratie in de vorm van

steelraderingen afgewisseld met parelranden en een fijne afwerkingsrand van de kop (filtradering)

wijst op een ‘fijne’ kwaliteit (Stellingwerf, in prep.).

18

Pijpen van de beste kwaliteit. 19 Pijpen van mindere kwaliteit.

Page 51: Een opmerkelijke scheepsinventaris

50

Behalve de gerookte pijpen is nog ander rookgerei geborgen. Twee koperen tondeldoosjes en drie

koperen20 tabaksdozen. Eén tondeldoos is voorzien van een kettinkje. Van de andere tondeldoos

ontbreekt het kettinkje. Wel is nog een los kettinkje geborgen, dat mogelijk afkomstig is van de

tweede tondeldoos. De tondeldozen en tabaksdozen zijn in gesloten toestand geborgen. Tijdens de

conservering en restauratie zijn de dozen voorzichtig geopend en is de inhoud bemonsterd. Kort na

de vondst van de tabaksdozen bleek dat er afbeeldingen op stonden. Vanwege de mogelijkheid dat

dit extra informatie over de opvarenden kon opleveren , heb ik ervoor gekozen om de tabaksdozen

uitgebreid te beschrijven. De tabaksdozen met de vondstnummers OL79-421-a en OL79-424 zijn

identiek. Ze zijn rechthoekig van vorm met halfronde uiteinden (Figuur 16). De rand van de deksel en

de bodem zijn omgebogen. De wand is uit één plaat koper gemaakt. De deksel is met drie

scharnieren bevestigd aan de wand. De afbeelding op de deksel stelt de stad Amsterdam voor gezien

vanaf het IJ. Op de voorgrond zijn twee grote en twee kleine schepen afgebeeld. Verder zijn een

aanlegsteiger, een kademuur met diverse huizen en in totaal elf (kerk)torens afgebeeld (Dierks, 2014,

pp. 12-13). De voorstelling lijkt op een in 1706 vervaardigde prent van Vincenzo Coronelli (bijlage II).

Dikwijls wordt een prent als voorbeeld voor een afbeelding op een tabaksdoos gebruikt (Duco, 2014).

Het aantal torens op de doos is groter dan op de prent. Zeer waarschijnlijk zijn er (kerk)torens in

Amsterdam bij gebouwd na het vervaardigen van de prent. Hierdoor zijn torens wel op de

tabaksdozen gegraveerd en niet op de prent zichtbaar.

Figuur 16 Boven- en onderzijde van de tabaksdozen OL79-421-a en OL79-424. De lijnen zijn schematisch wit gemarkeerd (Foto en bewerking: M. Dierks).

20 Koper-zinkegering: CuZn20. Meer informatie is beschreven in het stageverslag van Dierks (2014, p. 12).

Page 52: Een opmerkelijke scheepsinventaris

51

Op de onderzijde staat het stadswapen van Amsterdam: drie Andreaskruisen onder elkaar. Het

wapen is met slingerende bladeren omgeven. Op de zijden van de tabaksdozen is een eenvoudig

golvende versiering van gestileerde bladeren gegraveerd (Dierks, 2014, pp. 12-13). In een van deze

tabaksdozen lag een pijpenstamper. De pijpenstamper is gemaakt van hardhout en been Dit zou een

aanwijzing kunnen zijn dat deze doos daadwerkelijk als tabaksdoos in gebruik was (Dierks, 2014, p.

15).

De derde tabaksdoos is rechthoekig van vorm met afgeschuinde hoeken (zie Figuur 17). Zowel de

randen van de deksel als de bodem zijn omgebogen. In het verleden heeft de bodem waarschijnlijk

(gedeeltelijk) losgelaten, want op de rand is een reparatie met vier klinknagels zichtbaar. Deze

reparatie is zorgvuldig uitgevoerd, waarschijnlijk door een vakman. De deksel is in vijf vakken

verdeeld. In het midden staan in een vierkant vlak de woorden ‘Overvloed’, ‘Geregthijd’, ‘Deugd’ en

‘Vrede’ onder elkaar. Aan weerszijden van het vierkant zijn twee ovale medaillons gegraveerd. De

verbeelding van de woorden ‘Overvloed’ en ‘Geregthijd’ zijn herkenbaar, de voorstelling op de twee

andere medaillons is nog niet duidelijk (Dierks, 2014, pp. 14-15).

Rondom de medaillons en op de lange zijden zijn sierlijke krullen aangebracht. Op de korte zijden zijn

driehoeken zichtbaar. Op de onderzijde staat de tekst: ‘Tabak kan geeven Geest en Leeven’. In

Museum Rotterdam is een vergelijkbaar exemplaar aanwezig21. Op het deksel van die tabaksdoos zijn

echter vijf medaillons gegraveerd in plaats van vier (Dierks, 2014, p. 15).

Figuur 17 Boven- en onderzijde tabaksdoos OL79-409. De lijnen zijn schematisch wit gemarkeerd (Foto en bewerking: M. Dierks).

21 Inventarisnummer 659, gedateerd tussen 1781 en 1800.

Page 53: Een opmerkelijke scheepsinventaris

52

3.11.4 Ontspanning

Aan boord van OL79 zijn drie schaatsen aangetroffen. Het gaat om één paar en één losse schaats.

Schaatsen zijn door Reinders (1988) ingedeeld bij ontspanning, maar schaatsen werden ook gebruikt

om naar de wal te kunnen gaan als het schip was ingevroren. Natuurlijk kon men ook lopend over het

ijs naar de wal. Schaatsen zijn in maritiem archeologische context niet vaak uitgebreid beschreven. In

de hoop dat het onderzoek naar de schaatsen extra informatie oplevert, heb ik dat wel gedaan.

Een schaats bestaat uit drie onderdelen: een glij-ijzer, een zogenaamd houtje om op te staan en een

montuur. Het glij-ijzer heet ook wel een schenkel. Er bestaan twee typen schenkels: de Friese schaats

en de krulschaats. De bevestiging van de Friese schaats bevindt zich alleen aan het uiteinde van de

schenkel , terwijl de bevestiging van de krulschaats zowel op een derde als aan het uiteinde van de

schenkel zit. Vóór de voorste bevestiging is dan ruimte voor een krul. De schenkel is gemaakt van

ijzer. De onderste rand is van gemaakt van staal. Staal heeft een hogere hardheid, waardoor het

beter bestand is tegen slijtage (Blauw, 2001, pp. 30,32).

Het houtje is het onderdeel waar de voet op rust en heet ook wel de stapel. De toon en hakschroef22

verbinden de stapel met de schenkel. In de stapel is een gleuf voor de schenkel gemaakt (Blauw,

2001, pp. 33,34). De stapel is er in vier vormen: de vioolvorm, de rechte vorm, de tapse vorm en het

uitgewerkte voetblad. De stapel is vaak gemaakt van hout van de els, populier, beuk, iep of eik en

soms van noten- of kersenhout. Het hout moet hard en sterk zijn, bestand tegen rot en niet werken

bij kou of water (Blauw, 2001, p. 31). De schaatsen OL79-343-c en OL79-344-c, hebben een

vioolvormige stapel. Een vioolvorm komt vaak voor bij krulschaatsen. Schaats OL79-342 heeft een

rechte stapel. Dit komt vooral voor bij Noord- en Zuid-Hollandse schaatsen.

Figuur 18 Houten schaats met uitleg van een montuur (Afbeelding: A. Kers, 2014).

22 Borgschroef in de tekening van Figuur 15.

Page 54: Een opmerkelijke scheepsinventaris

53

Met het riemsysteem, ook wel montuur genoemd (Figuur 18) wordt de schaats onder de voet

gebonden. Het leren riemsysteem bestaat uit een teenleer, een hakleer en een leren veter, riem of

linten om het teenleer en het hakleer met elkaar te verbinden. Er bestaan zes verschillende

monturen: Oud Fries, Nieuw Fries, Hollands, Zuid-Hollands, Koninginne- en schoenmontuur (Blauw,

2001, pp. 40-42). Er is te weinig leer teruggevonden om het type riemsysteem te kunnen bepalen. Op

basis van de vorm van de stapel zijn twee krulschaatsen en één Noord- of Zuid-Hollandse schaats

geborgen. De twee krulschaatsen zijn zeer waarschijnlijk een paar geweest.

3.11.5 Persoonlijke eigendommen

Tijdens de verkenning zijn onderdelen van een horloge en een

horlogeketting geborgen (Figuur 19). Het horloge behoort tot de

mechanische uurwerken, die vanaf de 13e eeuw worden

geproduceerd. Het horloge is in Engeland vervaardigd door Thomas

Swetman. De kast heeft vier merken. De vier merken staan voor de

stad, jaar, maker en het zilvergehalte van het horloge. De kast is

tussen juni 1729 en mei 1730 vervaardigd in Londen. De maker is niet

met zekerheid vast te stellen, omdat het meestermerk niet goed

leesbaar is. De kast heeft een zilvergehalte van 92,5% en een

kopergehalte van 7,5% 23 . Aan de horlogeketting hangen een

horlogesleutel, een signet24 en een bedeltje van een schip. De maker van de ketting is niet bekend.

Het signet is blanco (Wijshake & Kropp, in prep.).

Verder zijn drie brillenglazen gevonden. Brillenglas OL79-229-b bestaat uit twee delen en is niet

compleet. OL79-225-a bestaat uit twee complete brillenglazen (Figuur 20). Beide glazen zijn nog

gedeeltelijk gevat in resten van een koperen montuur. Eén van de glazen van OL79-229-b heeft een

gekartelde rand, terwijl de ander glad is. De brillenglazen zijn naar de Flevo Optiek in Dronten

gebracht, voor onderzoek van de sterkte van de glazen.

Figuur 20 Twee brillenglazen, die gezamenlijk een leesbril hebben gevormd (Foto: Collectie RCE).

23

Ook wel Sterling .925 genoemd. 24 Zegelstempeltje

Figuur 19 Geconserveerde en gerestaureerde horloge en horlogeketting (Foto: Collectie RCE).

Page 55: Een opmerkelijke scheepsinventaris

54

De metingen zijn uitgevoerd met een Shin Nippon SLM 5000 auto lensmeter. De meting van de

brillenglazen levert een gemiddelde sterkte op van +4.00. Opvallend is dat een cilinder is gemeten bij

deze brillenglazen van OL79. Dit kan niet correct zijn, aangezien het produceren van een cilinder in

een brillenglas rond 1800 nog niet mogelijk was (mond. med. Medewerkers Flevo Optiek, 2014). Zeer

waarschijnlijk is de meting van een cilinder het gevolg van het onvoldoende heldere glasoppervlak,

omdat het glas langere tijd heeft blootgestaan aan post-depositionele processen.

Tabel 11 Persoonlijke uitrusting.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

11.1 Kleding Kledinghaakje 1: OL79-93-b 2: OL79-227-d Onbekend 11.2 Schoeisel Schoengesp 1: OL79-5-a 2: OL79-5-b 3: OL79-6-a

4: OL79-12-d 5: OL79-6-b 6: OL79-405-a

Onbekend Voorschip

Schoenzool 1: OL79-160 2: OL79-163-a 3: OL79-235 4: OL79-423-i

Voorschip Bakboord Achterschip Onbekend

Schoen 1: OL79-164-c 2: OL79-213 3: OL79-275-c 4: OL79-306 5: OL79-422

Midden Bakboord Voorschip Onbekend

Bovenleer 1: OL79-199 Bakboord Fragment schoen OL79-408 Voorschip Klomp OL79-290 Voorschip 11.3 Brei- en naaldgerei Knoop 1: OL79-12-c 2: OL79-21-b 3: OL79-344-a

4: OL79-184 5: OL79-223-a 6: OL79-223-b 7: OL79-223-c 8: OL79-284 9: OL79-359 10: OL79-382-a 11: OL79-382-b 12: OL79-382-c 13: OL79-382-d 14: OL79-382-e 15: OL79-382-f 16: OL79-406-b 17: OL79-406-e 18: OL79-419-c

Onbekend Midden Voorschip Achterschip

Vingerhoedje OL79-12-e Onbekend

Naald OL79-21-c Onbekend Schaar OL79-227-g Onbekend 11.4 Gereedschap Messchede OL79-276 Onbekend

11.5 Rookgerei Pijpenkop, gerookt 1: OL79-22-a 2: OL79-22-b 3: OL79-423-e 4: OL79-225-p 5: OL79-227 6: OL79-53-i 7: OL79-77-a 8: OL79-380-b 9: OL79-406-c 10: OL79-77-g 11: OL79-77-h 12: OL79-77-j 13: OL79-380-e 14: OL79-77-k 15: OL79-103 16: OL79-135 17: OL79-273-a

Onbekend Voorschip Achterschip Midden

Pijpensteel, gerookt 1: OL79-225-n 2: OL79-225-o 3: OL79-229-g 4: OL79-51-j 5: OL79-53-k 6: OL79-93-e 7: OL79-227-m 8: OL79-380-c

Onbekend Voorschip

Ketting tondeldoos OL79-53-b Onbekend

Tondeldoos 1: OL79-362 2: OL79-391 Voorschip Tabaksdoos 1: OL79-409

2: OL79-421-a 3: OL79-424 Voorschip Onbekend

Pijpenstamper OL79-421-c Onbekend

Page 56: Een opmerkelijke scheepsinventaris

55

11.6 Toiletgerei Medicijnflesje 1: OL79-23-e, OL79-53-e 2: OL79-23-d 3: OL79-53-h

Onbekend

11.7 Zakgeld - - - 11.8 Ontspanning Schaats 1: OL79-342 2: OL79-343-c

3: OL79-344-c Voorschip Onbekend

11.9 Geschriften - - - 11.10 Huisdieren - - - 11.11 Diversen Houten potje OL79-293-a Voorschip Horloge OL79-7 Onbekend

Horlogeketting OL79-11 Onbekend Brillenglas 1: OL79-225-a 2: OL79-229-b Onbekend Brilmontuur OL79-233 Achterschip

3.12 Variabel

In de inleiding van dit hoofdstuk is beschreven dat enkele objecten moeilijk zijn in te delen in de

functionele indeling zoals Reinders (1988) die heeft opgesteld. Dit heeft geleid tot deze 12e categorie.

De categorie is ingedeeld in drie subcategorieën: recent, niet geïdentificeerd object en onbekend

gebruik.

3.12.1 Recent

Tijdens een opgraving worden soms objecten geborgen waarvan niet meteen duidelijk is dat het om

recent materiaal gaat. Ook objecten die recenter zijn dan het scheepswrak dat wordt opgegraven,

krijgen dan een vondstnummer. Soms geven deze vondsten informatie over het scheepswrak.

Reinders noemt deze objecten ook wel non-related artefacts (mond. med. André van Holk, 2014).

Deze term is niet altijd passend, omdat sommige objecten wel degelijk kunnen worden gerelateerd

aan het scheepswrak.

De netloodjes en netverzwaarder die zijn aangetroffen tijdens de opgraving in 2013, zijn hier een

goed voorbeeld van. Ze behoren zeer waarschijnlijk niet tot de uitrusting van het schip zelf. De

relatief zware netloodjes en de netverzwaarders zijn gebruikt om de visnetten over de voormalige

Zuiderzeebodem te slepen. De visnetten zijn waarschijnlijk stukgetrokken, doordat ze bleven steken

achter omhoogstekende constructieonderdelen van het scheepswrak OL79. De netloodjes en

netverzwaarder vormen een aanwijzing voor het feit dat het scheepswrak nog enige tijd deels boven

de zeebodem heeft uitgestoken. Ze kunnen dus informatie geven over het wrakvormingsproces.

Tijdens het reinigen van vondstnummer OL79-53 zijn verschillende objecten tevoorschijn gekomen,

waaronder enkele kleine loden bolletjes. Het lijkt hier te gaan om hagel voor in een geweer. Hagel

wordt vaak gebruikt voor het jagen op klein wild (Wikipedia, 2014).

Page 57: Een opmerkelijke scheepsinventaris

56

Eén benen knoop (OL79-225-i) lijkt ook recent. De vorm wijkt af ten opzichte van de andere benen

knopen en de conditie is opvallend goed. Daarnaast is de knoop ook nauwelijks aangetast door het

verblijf in de bodem.

Opvallend is de vondst van een glazen pijpje (OL79-270) met een lengte van 8 centimeter. Het glas is

nauwelijks aangetast door het verblijf in de bodem. Bovendien lijkt het glas machinaal vervaardigd te

zijn. Uit literatuuronderzoek blijkt, dat het mogelijk om een halffabricaat voor het maken van glazen

kralen gaat. Het getrokken staafje zou dan in kleinere stukken moeten worden gesneden om het

formaat van een kraal te krijgen (Henkes, 1994, pp. 315-316).

3.12.2 Niet geïdentificeerde objecten

De niet geïdentificeerde objecten zijn objecten waarvan ik geen vergelijkbaar exemplaar in de

literatuur en in de collectie van het Scheepsarcheologisch Depot van de RCE Lelystad heb gevonden.

Objecten waarvan een vermoedelijke functie kan worden vastgesteld, zijn hieronder wel beschreven.

Een koperen ornament (OL79-169) is niet compleet en heeft nu een afmeting van ongeveer drie bij

drie centimeter. Het doet denken aan een deel van een kleine sleutel. In het ovale oog is een dier

afgebeeld, mogelijk een paard. Volgens Thijssen (mond. med. Jan Thijssen, 2014) betreft het een

horlogesleutel, maar deze hangt al aan de horlogeketting van het zilveren horloge (OL79-7 en OL79-

11). Het kan natuurlijk een sleutel zijn van een uurwerk, dat niet is teruggevonden, maar het object

zou ook een onderdeel van een horlogestandaard kunnen zijn. Aan een dergelijk standaard kan een

dergelijk horloge hangen, als het niet wordt gedragen (Figuur 21).

Figuur 21 Voorbeeld van een dergelijk standaard om een horlogeketting aan op te hangen (Foto: `t Hoeckhuys, 2014).

Een tweede niet goed te identificeren object is een doorboord houten bolletje (OL79-225-h) met een

diameter van 2 centimeter. Het gat heeft een diameter van 5 tot 8 millimeter. Het lijkt op een kraal.

Page 58: Een opmerkelijke scheepsinventaris

57

Van het gietijzeren schaalvormige object (OL79-348) is de functie eveneens onduidelijk. De diameter

is 24 centimeter en de hoogte bedraagt 5 cm. Het lijkt op een bord met een opstaande rand of een

deel van een koekenpan.

Een interessant object is OL79-370. Het heeft de vorm van een grote pijlpunt. De totale lengte is 27

centimeter en het aangepunte deel is 7,5 cm lang. Het is een zwaar uitgevoerd ijzeren voorwerp. Een

vergelijking met de objecten in het scheepsarcheologisch depot levert één match op. Het zou kunnen

gaan om een pijlpunt van een harpoen, die gebruikt werd voor de walvisvangst. De vraag is dan

natuurlijk wat dit object op een vrachtschip doet.

Verder zijn twee ronde loden objecten aangetroffen, die lijken op delen van textielloodjes. OL79-402

heeft een diameter van 2,2 centimeter en het opschrift ‘K4’. Gewoonlijk bestaat een ongebruikt

textiellood uit twee ronde plaatjes die verbonden zijn met een stripje lood. Het ene plaatje heeft een

gat in het midden, het andere plaatje heeft aan de binnenzijde een pin. Om het textiellood te

gebruiken, wordt het textiel tussen de beiden plaatjes geklemd en dubbelgevouwen met een tang,

waarbij de pin in het gat valt. Met behulp van een tang wordt essentiële informatie in het lood

gestempeld, zoals een jaartal, stadswapen of het soort textiel (Boon, 2013, pp. 11-12). Het opschrift

‘K4’ is opvallend. K4 is niet als lakenloodmerk bekend. Mogelijk betreft het een vleeslood en is het

opschrift een aanduiding voor koosjer vlees (mond. med. Alex Kussendrager, 2014). Het andere

loodje (OL79-227-b) heeft een diameter van 4 centimeter en is vermoedelijk met opzet gedeeltelijk

omgebogen. Het opschrift is onduidelijk.

Tenslotte zijn meerdere ‘boetnaalden’ geborgen zoals OL79-231, maar tijdens het reinigen van de

objecten, bleek het om takjes te gaan in de vorm van een boetnaald.

3.12.3 Onbekend gebruik

Tijdens het veldwerk is door de kraan een fles met een olie-achtige vloeistof

(OL79-52-a) geraakt (Figuur 22). Van de inhoud is een monster genomen om de

exacte samenstelling vast te stellen. De olie is een mengsel van copaiva en

vetzuren (mond. med. Luc Megens, 2014). Copaiva wordt verkregen door de

sappen van de boom Copaifera officinalis te tappen. In Europa wordt al eeuwen

lang copaiva gebruikt ter behandeling van diverse ontstekingen aan de huid en

ingewanden (Anthémis Aromatherapie, 2014; Taylor, 1996). Naast een brede

medicinale werking, wordt copaiva ook gebruikt in verf om de binding van

pigment te verbeteren (Wikipedia, 2013).

Figuur 22 OL79-52-a (Foto: W. Stellingwerf).

Page 59: Een opmerkelijke scheepsinventaris

58

De toepassing van de fragmenten vuursteen is niet duidelijk. Sommige fragmenten zijn klein

(diameter van 2 centimeter) en andere fragmenten zijn een stuk groter (diameter tot ongeveer 8

cm). Twee fragmenten passen aan elkaar. Mogelijk zijn alle fragmenten van één vuursteenknol

geweest en missen nog een aantal fragmenten. De kleinere fragmenten zijn mogelijk gebruikt voor

het maken van vuur.

Een object is een heft genoemd als het ijzeren ‘gereedschap’ niet meer aanwezig was. Er zijn

verschillende heften geborgen. Van de heften is niet met zekerheid vast te stellen of het tot een stuk

gereedschap behoort of bij het eetgerei. Dit is dan ook de reden geweest om alle heften onder

‘Onbekend gebruik’ te plaatsen.

De toepassing van de soldeerrand (OL79-217) is niet bekend. Het lijkt op een soldeerrand van een

schenktuit. Bij de geborgen tinnen theepot zit de schenktuit nog aan de pot vast. Dit kan betekenen

dat de schenktuit eerder los heeft gelaten en het een oude soldeerrand betreft. Het kan ook

betekenen dat de soldeerrand bij een ander niet aangetroffen object hoort.

De tonduig en de hoepel kunnen zowel van een emmer of een ton zijn geweest. Omdat de exacte

functie niet duidelijk is, is ook nu gekozen om beide objecten onder de categorie ‘Onbekend gebruik’

te plaatsen.

Tijdens de verkenning is een kleine koperen treeft (OL79-12-a) geborgen. De functie hiervan is

onduidelijk. Mogelijk is het een sierobject of kinderspeelgoed geweest.

Tabel 12 Variabel.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

12.1 Recent Netlood 1: OL79-58 2: OL79-127 3: OL79-145 4: OL79-147 5: OL79-60-d 6: OL79-81 7: OL79-136 8: OL79-119 9: OL79-162 10: OL79-113 11: OL79-173

Achterschip Onbekend Voorschip Midden Voorschip, stuurboord Voorschip, bakboord Bakboord

Hagel OL79-53-c Onbekend Netverzwaarder OL79-64 Voorschip

Knoop OL79-225-i Onbekend Glazen pijpje OL79-270 Achterschip 12.2 Niet geïdentificeerd Koperen ringetje OL79-12-b Onbekend

Dun stuk koper OL79-84 Voorschip Onbekend object 1: OL79-154

2: OL79-206 3: OL79-288 4: OL79-323-b 5: OL79-394-c

Achterschip Voorschip

Koperen versiersel OL79-169 Achterschip

Doorboort bolletje OL79-225-h Onbekend IJzerconcretie 1: OL79-256 2: OL79-323-a Bakboord

Page 60: Een opmerkelijke scheepsinventaris

59

Schaalvormig object OL79-348 Voorschip

Pijlpunt OL79-370 Voorschip Langwerpig plakje

koper OL79-380-a Voorschip

Ring 1: OL79-387-a 2: OL79-237

Voorschip Achterschip

L-vormig hout OL79-414-e Onbekend Leer 1: OL79-282 2: OL79-320 3: OL79-347

4: OL79-414-c Voorschip Onbekend

Sierstokje OL79-93-a Onbekend Rond loden object 1: OL79-227-b

2: OL79-402 Onbekend Voorschip

Boetnaald OL79-231 Voorschip Dunne plankjes OL79-329-a Voorschip 12.3 Onbekend gebruik Baksteen OL79-41 Onbekend Fles met vloeistof OL79-52-a Bakboord

Heft 1: OL79-344-b 2: OL79-352 3: OL79-372-a 4: OL79-388-a 5: OL79-388-b 6: OL79-357-a

Onbekend Voorschip

Fragment textiel OL79-318 Voorschip Leren riempje OL79-378-c Voorschip

Soldeerrand OL79-217 Voorschip Spijltje 1: OL79-259 2: OL79-261 Voorschip Koperen treeftje OL79-12-a Onbekend

Knop OL79-414-b Onbekend Deel gereedschap? OL79-372-b Voorschip Gereedschapssteel? OL79-297 Onbekend Vuursteen 1: OL79-23-b 2: OL79-375-0 3: OL79-414-d

4: OL79-53-a 5: OL79-257-d 6: OL79-269-f 7: OL79-417-b 8: OL79-54 9: OL79-56-b 10: OL79-149 11: OL79-150 12: OL79-224 13: OL79-198

Onbekend Bakboord Achterschip Midden

Tonduig 1: OL79-156-a 2: OL79-307 3: OL79-353

Onbekend Voorschip

Hoepel 1: OL79-251 2: OL79-305 Voorschip

Page 61: Een opmerkelijke scheepsinventaris

60

4 Lading en handelswaar

Voorwerpen die tegen betaling worden vervoerd vallen onder vracht of lading. Vaak betreft het grote

hoeveelheden, ook wel bulkgoederen genoemd. Onder bulkgoederen worden bijvoorbeeld

grondstoffen of bouwmaterialen verstaan. Bij scheepswrak OL79 is leisteen en vlakglas als lading aan

boord.

Als handelswaar zijn ongerookte pijpen aan boord. Onder handelswaar verstaat van Holk

voorwerpen waarvan veertig stuks of meer aan boord van een schip zijn (mond. med. André van

Holk, 2014).

Naar mijn mening kunnen goederen die voor ruil of verkoop zijn bestemd ook tot handelswaar

worden gerekend en dus ook partijen van minder dan veertig stuks. Van Holk stelt, dat materiële

accumulatie op schepen (van Holk, 1996, p. 179), de oorzaak is van de meer dan de gemiddelde

aanwezigheid van een verzameling van dezelfde voorwerpen. Dit is een mogelijkheid, maar gezien de

beperkte ruimte aan boord van een schip en de aanwezigheid van een behoorlijke grote hoeveelheid

serviesgoed, kan het idee dat deze objecten voor de ruil of verkoop waren bestemd ook niet worden

uitgesloten. Er is voor gekozen om het Aziatisch porselein in dit hoofdstuk te beschrijven.

4.1 Leisteen

Tijdens de verkenning is vastgesteld dat het schip was geladen met leisteen. Op basis van het

verkenningsrapport werd een grotere hoeveelheid lading verwacht dan tijdens de opgraving in 2013

is aangetroffen. Een aantal leisteenfragmenten heeft een uniek vondstnummer gekregen. Tijdens de

vondstverwerking is besloten om alle leistenen onder vondstnummer OL79-42 te plaatsen, het eerste

vondstnummer dat in het veld aan leisteen is toegekend. De leisteen is tijdelijk opgeslagen in big

bags25. Om het gewicht van de leisteen te bepalen is aan de vork van de heftruck een digitaal

meetinstrument (unster) gehangen. Door de big bag hieraan te haken en de zak op te hijsen is het

gewicht bepaald. Het gewicht van de modderresten en een lege zak zijn vervolgens bij benadering

van het totaalgewicht afgetrokken. Het totale gewicht van de aangetroffen leisteen is 954 kilogram.

Dit betreft niet de totale lading, omdat het laadvermogen van schepen over het algemeen hoger ligt.

25 Volume: 1m3.

Page 62: Een opmerkelijke scheepsinventaris

61

In §6.4.3 wordt dieper op het laadvermogen in gegaan. Er zijn geen resten van verpakkingsmateriaal

aangetroffen.

De leisteen is vergeleken met de vergelijkingscollectie (mond. med. Hendrik Jan Tolboom, 2013), die

ondergebracht is bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, locatie Amersfoort26. Door de leisteen

te polijsten27 en nat te maken, heeft Tolboom28 de structuur duidelijk zichtbaar gemaakt. Uit de

vergelijking van deze structuur en het gehalte aan ijzersulfides van andere leisteensoorten blijkt dat

de leisteen uit de Katzenberg afkomstig is. De Duitse Katzenberg-groeve ligt aan de Moezel, bij

Mayen, niet ver van Koblenz. Via de Rijn is de leisteen waarschijnlijk naar Nederland gekomen. In

Nederland wordt deze leisteen vooral gebruikt om daken met een Rijndekking te maken. De

leistenen zijn schubvormig en worden met de ronde zijde van de overheersende windrichting af

gedekt (Lei-import, 2010, p. 5). De mogelijke toepassing van de leisteen uit van OL79 wordt

beschreven in §7.1.

4.2 Vlakglas

In het voorschip werden scherven groen vlakglas aangetroffen. In eerste instantie werd gedacht aan

het glas van een kastje. De hoeveelheid vlakglas bleef echter toenemen. Op sommige plaatsen was

meer glas dan grond aanwezig. Het groene vlakglas kreeg het vondstnummer OL79-72. Enkele

glasscherven die een uniek vondstnummer hebben gekregen, zijn toegevoegd aan OL79-72. Net als

het leisteen is het glas geborgen in big bags. Het gewicht is op dezelfde wijze als de lading leisteen

bepaald. Het totale gewicht aan vlakglas is 112 kilogram. Ook hier geldt, dat dit niet de volledige

lading kan betreffen. In §6.4.3 staat beschreven hoeveel lading het schip mogelijk kon vervoeren.

Het glas behoort tot het sodaglas (mond. med. Bertil van Os, 2014), waarvan soda het

hoofdbestanddeel vormt. Het aangetroffen glas is niet sterk aangetast door het verblijf in de bodem.

Mogelijk komt dit doordat sodaglas beter bestand is tegen milieu-invloeden dan andere soorten glas

(Henkes, 1994, p. 13).

Het vlakglas is geproduceerd volgens de cilindermethode (Figuur 23) (mond. med. Taco Hermans,

2014). Het vloeibare glas wordt, met een schommelende beweging, tot een cilinder geblazen. De

glasblazer heeft de zware taak de glascilinder tot een gelijke dikte te blazen. Vervolgens wordt de

bolle onderzijde (kap genoemd) opnieuw verwarmd, waarbij de blaaspijp gesloten blijft en de kap

open springt. De cilinder wordt nu rondgedraaid, waardoor de kap de cilindervorm aanneemt.

26

In het vervolg RCE Amersfoort genoemd. 27

De leisteen is opgeschuurd tot korrel 10000. 28 Specialist natuursteen, beeldhouwwerk en leisteen, verbonden aan de RCE Amersfoort.

Page 63: Een opmerkelijke scheepsinventaris

62

Daarna wordt de bovenkap verwijderd door een gloeiende glasdraad om

de kap heen te leggen en die met nat koud ijzer aan te raken. Hierdoor

springt de kap van de cilinder. De cilinder wordt opengesneden met een

gloeiende ijzeren punt. De open cilinder wordt vervolgens verwarmd in

een strekoven (600°C), waardoor beide zijden naar buiten buigen.

Tenslotte wordt de glasplaat naar een koeloven gebracht. De afmeting

van vlakglas, dat op deze manier wordt geproduceerd, is maximaal 200

bij 120 centimeter (Trossèl, 1955, pp. 60-62).

In het voorschip is een dikke laag grond aanwezig die duidelijk anders is

dan de bodemopbouw rondom het scheepswrak. Uit de genomen

monsters blijkt dat het om boekweitdoppen gaat (mond. med. Yftinus

van Popta, 2014). Boekweitdoppen worden gebruikt om kwetsbaar materiaal te beschermen,

bijvoorbeeld tijdens het transport (de Koning, 2009, p. 288). Mogelijk verklaart dat waarom het

boekweit tussen het glas verspreid lag.

4.3 Goudse pijpen

Aan bakboordzijde is een grote hoeveelheid ongerookte Goudse pijpen aangetroffen, die

waarschijnlijk onderdeel van de handelswaar zijn. Tijdens de verwerking van deze vondstcategorie is

besloten alle ongerookte pijpen met het hielmerk ’78 gekroond’ en ‘PIB’ toe te schrijven aan de

lading Goudse pijpen met vondstnummer OL79-77.

Het hielmerk ’78 gekroond’ behoort van 1789 tot 1824 aan Goudse pijpenmaker Matthijs

Boot toe (Boot, 2014; Duco, 2003, p. 196). In totaal zijn 43 ongerookte pijpen en één

gerookte pijp met dit merk aangetroffen. Mogelijk heeft een opvarende een pijp gebruikt uit de

lading of is deze toevallig al in zijn of haar bezit. Gemakshalve is de gerookte pijp ook bij de lading

opgenomen.

Daarnaast is een lading ongerookte pijpen met lettermerk ‘PIB’ aan boord. Andries Belonje

en zijn vrouw Cornelia Kingwel gebruiken van 1781 tot 1825 dit hielmerk (Duco, 2003, p.

172). In totaal zijn 82 pijpen met dit merk aangetroffen.

Net als het glas lagen de pijpen tussen de boekweitdoppen. Omdat de pijpensteel dun is, breekt deze

makkelijk van de kop af. Om breuk van de Goudse pijpen tijdens het transport te voorkomen, is net

als bij het vlakglas mogelijk ook hier gebruik gemaakt van boekweitdoppen als verpakkingsmateriaal.

Figuur 23 Schets van het maken van vensterglas met de cilinder methode (Afbeelding: http://jansimons.nl/levoland/wereldorienterendedossiers/glas/afbeeldingen/cilinderglas.jpg).

Page 64: Een opmerkelijke scheepsinventaris

63

4.4 Aziatisch porselein

Zoals aan het begin van dit hoofdstuk is beschreven wordt het Aziatisch porselein ook onder

handelswaar geplaatst. De interpretatie van het Aziatisch porselein is beschreven in §7.4.

In het achterschip zijn zes kopjes en zes schoteltjes van Aziatisch porselein geborgen. De kopjes en

schoteltjes zijn voorzien van een kobaltblauwe decoratie. De kobaltblauwe decoratie kan de hoge

baktemperatuur, die nodig is voor het bakken van porselein, verdragen en wordt daarom onder het

glazuur aangebracht (Schölvinck, 2010, p. 13).

Aziatisch porselein wordt in de 17e en 18e eeuw door de

Verenigde Oost-Indische Compagnie29 en particuliere handelaren

en opdrachtgevers naar Nederland geïmporteerd. In totaal zijn

meer dan vijftig miljoen stuks vervoerd (Schölvinck, 2010, p. 9).

De belangrijkste decoraties zijn flora, fauna en

(rivier)landschappen. De Oosterse decoratie wordt in die periode

zeer gewaardeerd in het Westen (Schölvinck, 2010, p. 22). Ook

worden vaak (belangrijke) personen vastgelegd op het porselein

(Schölvinck, 2010, p. 26). De decoratie op het Aziatisch

serviesgoed aan boord van OL79 bestaat uit verschillende elementen (Figuur 24). Aan de zichtzijde

van de schoteltjes staat linksboven een bloemenvaas. De vaas is door middel van een tuin verbonden

met een gestileerd katachtig dier dat op een kleed ligt (rechtsonder). Linksonder is een bloem

getekend, rechtsboven een vlinder. De rand is voorzien van een krulmotief. Deze decoratie staat ook

op de buitenzijde van de kopjes. Op de bodem van de binnenzijde van de kopjes is een floraal motief

afgebeeld.

Een zevende schotel behoort tot het zogenaamde Imari-

porselein. Vanaf het begin van de 18e eeuw wordt in China het

Japanse Imari-porselein nagemaakt. Chinees Imari is vooral

bestemd voor de exportmarkt (Schölvinck, 2010, p. 39). De

decoratie aan de zichtzijde bestaat uit een florale voorstelling

met een vogel en servetwerk aan de rand (Figuur 25). De

buitenzijde heeft een lichtbruine kleur, ook wel zeemleer

genoemd.

29 In het vervolg VOC genoemd.

Figuur 25 Schotel van Chinees Imari porselein (Foto: W. Stellingwerf).

Figuur 24 Schotel van Aziatisch porselein (Foto: W. Stellingwerf).

Page 65: Een opmerkelijke scheepsinventaris

64

Tabel 13 Lading, bijlading en handelswaar.

Onderdeel Voorwerp Nummer Vindplaats

Lading Groen vlakglas OL79-72 Voorschip

Leisteen OL79-42 Achterschip Bijlading Goudse pijpen OL79-77 Voorschip

Handelswaar Kop Ø7,8cm, Aziatisch

porselein

2: OL79-20-b, OL79-121-c, OL79-227-y

3: OL79-20-d 4: OL79-20, OL79-225-g

11: OL79-20-a, OL79-91, OL79-129, OL79-229

13: OL79-20-c, OL79-98, OL79-225-v,

OL79-227-z

Onbekend

Achterschip

Schotel Ø12,5cm,

Aziatisch porselein

1: OL79-20-e 2: OL79-20-h,

OL79-60-f, OL79-225-x, OL79-227-zc

3: OL79-20-i, OL79-225-w, OL79-227-za

4: OL79-20-k, OL79-60-h, OL79-118-b,

OL79-225-y, OL79-227-zf 5: OL79-20,

OL79-225-g

6: OL79-269-c, OL79-20,

OL79-116, OL79-225, OL79-227, OL79-229

7: OL79-20-f, OL79-78-a, OL79-133-b, OL79-

227-zb

Onbekend

Achterschip

Page 66: Een opmerkelijke scheepsinventaris

65

Page 67: Een opmerkelijke scheepsinventaris

66

Synthese

Page 68: Een opmerkelijke scheepsinventaris

67

Page 69: Een opmerkelijke scheepsinventaris

68

5 Gegevens en compleetheid

In de vorige hoofdstukken zijn de vondsten beschreven. Om de subvragen uit dit onderzoek te

kunnen beantwoorden, is het belangrijk een goed overzicht van de verzamelde gegevens te krijgen.

Voordat de synthese is uitgevoerd, is eerst gekeken naar de conditie van de scheepsconstructie, de

compleetheid van het schip, de inventaris en de dendrochronologische datering. Hiervoor is OL79

vergeleken met drie andere schepen, waarvan de ondergangsdatum in de vierde kwart van de 18e

eeuw ligt. Deze drie schepen zijn samen met een aantal scheepswrakken, uit andere perioden, door

Van Holk (1996) onderzocht op de compleetheid van de inventaris. Het betreft de scheepswrakken

OE14, NB6 en ZA71.

Helaas kan dit deel van het onderzoek niet volledig worden uitgevoerd, doordat de methode die van

Holk (1996, pp. 58-59) heeft toegepast, niet gereproduceerd kan worden. Hij heeft gebruik gemaakt

van het computerprogramma FISHER, dat niet meer beschikbaar was ten tijde van dit onderzoek.

Vergelijkbare computerprogramma’s kunnen de gebruikte methode niet nabootsen. Omdat het

scriptie-onderzoek reeds ver gevorderd was, is besloten het onderzoek door te zetten.

5.1 Dendrochronologische datering

Ten behoeve van het dendrochronologisch onderzoek zijn tijdens de opgraving acht houtmonsters

genomen. Het onderzoek is uitgevoerd door RING. De uitkomst is opgenomen in bijlage III. Vier

monsters kunnen worden gedateerd. Monster 2 en 3 zijn afkomstig van één boom, net als monster 4

en 5. Het spinthout ontbreekt en daarom is de uitkomst een terminus post quem30 datering. De

kapdatum van de monsters is 1757 na Christus.

5.2 Conditie van de scheepsconstructie

Het is belangrijk om de conditie van het wrak vast te stellen, aangezien dit onderhevig is aan

wrakvormingsprocessen. In hoofdstuk 1 is kort het wrakvormingsproces beschreven.

30 Moment vanaf wanneer gerekend kan worden.

Page 70: Een opmerkelijke scheepsinventaris

69

Op de plaats van de ondergang is de waterdiepte 2,6 meter bij gemiddeld laag water. Bij springtij is

het waterpeil tussen de 15 en 78 centimeter lager dan normaal (Figuur 26 en Figuur 27). Als het schip

op de bodem ligt (zie §1.4) kan het dus niet diep onder water hebben gelegen en ligt het bij springtij

waarschijnlijk gedeeltelijk boven water. Bij een combinatie van springtij en een stevige wind, is het

mogelijk dat het Zuiderzeewater weg vloeit naar de Noordzee, waardoor het schip zeer waarschijnlijk

makkelijk kan worden bereikt (mond. med. Frank Dallmeijer, 2014).

Figuur 26 Waterstand bij verschillende situaties (Afbeelding: H. van Woerik, 2014).

Figuur 27 Schets van het schip met de verschillende waterstanden. Bij hoog springtij heeft het scheepswrak deels boven water gelegen.

Door de ligging op een veenrug in de bodem, kon het schip niet verder wegzakken en is het onder

slagzij dicht onder het maaiveld aangetroffen (mond. med. André van Holk, 2014). Doordat het schip

onder slagzij ligt, is de stuurboordzijde geraakt met ploegen en grotendeels verdwenen. Alleen in het

voorschip is een deel bewaard gebleven, maar dit verkeert in zeer slechte staat. De bakboordzijde

verkeert in betere conditie, maar ook deze zijde is niet volledig bewaard gebleven. Het achterschip

ontbreekt; het schip is langer geweest. Als men uitgaat van de huidige lengte-breedte verhouding

voor tjalken31 (Vereniging voor zeilers Ronde en Platbodemjachten (VSRP), 2014) zou OL79 ongeveer

een lengte van 20 meter en een breedte van ongeveer 4,5 meter moeten hebben gehad. In §6.4.3

wordt uitgelegd waarom hier voor dit type schip is gekozen. Over een lengte van 16,5 meter is

scheepshout aangetroffen. Het hout van OL79 was van een dermate slechte kwaliteit dat het

documenteren van de constructie moeilijk was.

Ondanks dat een deel van het achterschip ontbreekt, kan worden geconcludeerd dat OL79 in een

redelijke conditie is aangetroffen (zie Tabel 14). Wat betreft de conditie ligt OL79 tussen ZA71 en

OE14 in. De bakboordzijde van OE14 is completer dan die van OL79. Daarom is besloten dat OL79

een ‘D’ scoort en geen C in Tabel 14.

31 Lengte-breedte verhouding voor tjalken: 1:4 tot 1:5.

Page 71: Een opmerkelijke scheepsinventaris

70

Tabel 14 Slagzij, mate van constructieve samenhang en conditie van de scheepsromp (Naar van Holk, 1996, pp. 54, 57).

Slagzij BB-zijde SB-zijde Voordek Achterdek Conditie schip

OL79 + +/- - - - D

NB6 +/- + +/- - - B

ZA71 + - - - - F

OE14 + +/- - - - C

+ aanwezig +/- gedeeltelijk (aanwezig) - niet aanwezig A Goede conditie F Slechte conditie

5.3 Compleetheid

Er zijn drie manieren waarop de compleetheid van een scheepsinventaris kan worden vastgesteld:

Door de vergelijking van het aantal objecten per materiaalsoort;

Door de vergelijking van het aantal objecten per functionele indeling;

Door de vergelijking met schriftelijke bronnen.

5.3.1 Materiaalsoort

De eerste methode is op basis van de materiaalsoort van de objecten. Indien bepaalde

materiaalsoorten niet of nauwelijks aanwezig zijn in de inventaris, kan dit wijzen op een onvolledige

inventaris (van Holk, 1996, p. 57).

Figuur 28 Verdeling met absolute aantallen van de aangetroffen materialen in de schepen OL79, NB6, ZA71 en OE14. Alleen objecten zijn meegeteld, fragmenten zijn buiten beschouwing gelaten.

0 50 100 150 200 250 300 350 400

OE14

ZA71

NB6

OL79 Aardewerk

Glas

IJzer

Koper

Tin

Hout

Leer

Bot

Textiel

Touw

Page 72: Een opmerkelijke scheepsinventaris

71

De indeling van de objecten uit scheepswrakken per materiaalsoort is weergegeven in Figuur 28.

Duidelijk is dat zowel OE14 als ZA71 laag scoren. Geen enkele keer hebben deze scheepswrakken het

grootste aantal objecten per materiaalsoort. ZA71 heeft het minst aantal objecten per

materiaalsoort. Opvallend is het vele aardewerk aan boord van OL79.

Figuur 29 Verdeling van percentages van de aangetroffen materialen in de schepen OL79, NB6, ZA71 en OE14.

Dit is minder opvallend als men naar de percentages kijkt, omdat ZA71 in deze grafiek ongeveer

hetzelfde percentage heeft als OL79 (zie Figuur 29). OL79 scoort verhoudingsgewijs de hoogste

percentages bij de materiaalgroepen aardewerk, glas, koper en touw. Het leer uit OL79 is in

percentages uitgedrukt ook hoger, maar niet veel meer dan bij NB6. Bot en hout verschilt ongeveer

20% met NB6, waarbij NB6 de hoogste percentages heeft. De verschillen tussen het ijzer en tin van

NB6 zijn kleiner, maar ook dan scoort NB6 het hoogst. Het percentage textiel is hetzelfde als NB6,

terwijl in ZA71 en OE14 geen textiel en touw is aangetroffen.

Op basis van de materiaalsoorten zijn NB6 en OL79 dus beter vertegenwoordigd dan de andere twee

schepen. OL79 scoort zes keer het grootste percentages en NB6 vijf keer. Zoals eerder vermeld

hebben OL79 en NB6 één keer beiden het hoogste percentage, namelijk in de materiaalgroep textiel.

Op basis van materiaalsoorten is OL79 dus iets beter vertegenwoordigd dan NB6.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

OE14

ZA71

NB6

OL79 Aardewerk

Glas

IJzer

Koper

Tin

Hout

Leer

Bot

Textiel

Touw

Page 73: Een opmerkelijke scheepsinventaris

72

5.3.2 Functionele indeling

De tweede methode is gebaseerd op de aan- of afwezigheid van een bepaalde functionele categorie

(van Holk, 1996, p. 65). Alle objecten zijn ingedeeld in functionele categorieën, zoals deze in

hoofdstuk 3 zijn beschreven. De fragmenten zijn buiten beschouwing gelaten.

Figuur 30 Aantal aangetroffen voorwerpen per functionele categorie.

Als men naar Figuur 30 kijkt, kan worden geconcludereerd dat de voorwerpen uit OL79 gelijkmatig

zijn verdeeld over de functionele categorieën. Het is onduidelijk waardoor dit wordt veroorzaakt.

5.3.3 Schriftelijke bronnen

Het vergelijken van de scheepsinventaris met de schriftelijke bronnen is de laatste methode om de

compleetheid van een scheepsinventaris vast te stellen (van Holk, 1996, p. 75). Voor OL79 is de

standaardinventaris van 1790 van toepassing. Een standaardinventaris beslaat voorwerpen die in

minstens een kwart van de schriftelijke scheepsinventarissen voorkomen (van Holk, 1996, p. 80).

De scheepsinventaris van OL79 maakt een redelijk volledige indruk (Bijlage IV en Figuur 31). OL79 lijkt

wat betreft compleetheid overeen te komen met NB6. ZA71 en OE14 zijn duidelijk onvolledig. NB6

heeft in totaal 33 voorwerpen van de 123 die staan vermeld in de standaardinventaris. Aan boord

van OL79 zijn 25 voorwerpen aangetroffen die in de standaardinventaris vermeld staan.

Een groot deel van de beschreven standaard scheepsuitrusting bestaat uit houten voorwerpen en

voorwerpen van textiel. Door post-depositionele processen zijn de meeste organische materialen

0 100 200 300 400 500 600

OE14

ZA71

NB6

OL79

Scheepsuitrusting

Bedrijfsuitrusting

Militaire uitrusting

Administratie

Navigatiemiddelen

Gereedschap

Huisraad

Kombuisgoed

Eet- & drinkgerei

Victualie

Page 74: Een opmerkelijke scheepsinventaris

73

vergaan of weggedreven. De bedrijfsuitrusting heeft ook te lijden gehad onder de

wrakvormingsprocessen. Alleen de ijzeren voorwerpen, zoals de schinkelhaak en een hangslot met

sleutel zijn aanwezig.

Net als bij de schepen die van Holk heeft vergeleken, ontbreken ook nu de navigatiemiddelen. Van

Holk (1996, p. 85) merkt terecht op dat het opvallend is dat hand- en dieploden slecht

vertegenwoordigd zijn in de archeologische inventarissen. Vanwege het relatief zware gewicht, zou

je verwachten dat dit soort voorwerpen wel aanwezig zouden zijn in een archeologische inventaris.

Ook bij scheepswrak OL79 ontbreken deze navigatiemiddelen. Opvallend is de afwezigheid van de

huisraad. Alleen de mogelijke resten van een snotneus zijn aan de categorie huisraad toe te wijzen.

Uit de categorieën victualie en de persoonlijke uitrusting zijn ook geen voorwerpen aangetroffen, die

ook in de standaardinventaris wordt genoemd.

Figuur 31 Totaal aantal aangetroffen voorwerpen uit de scheepswrakken OL79, NB6, ZA71 en OE14 die vermeld staan in de standaardinventaris van 1790. Het getal tussen haakjes is het totaal aantal voorwerpen, dat vermeld staat in de standaardinventaris.

In de categorie scheepsuitrusting zijn weinig houten voorwerpen bewaard gebleven, omdat deze

waarschijnlijk boven het grondwaterniveau lagen. Een deel van het gereedschap is juist wel bewaard

is gebleven. De materialen waarvan het gereedschap is gemaakt, lopen uiteen van hout tot

natuursteen. Het gereedschap lag bij elkaar in het dieper gelegen deel van het voorschip. Zeer

waarschijnlijk lagen deze voorwerpen dan ook onder grondwaterniveau, waardoor het hout in beter

conditie verkeert dan de houten voorwerpen uit de categorie scheepsuitrusting.

0

2

4

6

8

10

OL79 NB6 ZA71 OE14

Scheepsuitrusting (48) Bedrijfsuitrusting (8) Navigatie (9)

Gereedschap (18)

Huisraad (7)

Kombuisgoed (19)

Eet- & drinkgerei (8) Victualie (5)

Persoonlijke uitrusting (1)

Page 75: Een opmerkelijke scheepsinventaris

74

Van het kombuisgoed zijn enkele voorwerpen bewaard gebleven, zoals de (giet)ijzeren voorwerpen.

Het is moeilijk een vergelijking van kombuisgoed te maken, omdat niet duidelijk is hoe het er uit

heeft gezien (van Holk, 1996, p. 85). Dit geldt echter niet voor het eet- en drinkgerei, dat nagenoeg

compleet is aangetroffen in vergelijking met de standaardinventaris. Alleen de koffiekan ontbreekt.

5.3.4 Conclusie

Op basis van de vergelijking van het aantal objecten per materiaalsoorten, per functionele indeling

en de schriftelijke standaarduitrusting uit 1790, kan worden geconcludeerd dat de vergelijking met

de standaardinventaris in dit geval de beste weergave van de compleetheid geeft. De reden hiervoor

is dat alleen de absolute aantallen en percentages zijn gebruikt bij OL79. De conclusie over de drie

andere schepen is gebaseerd op het computermodel dat niet meer beschikbaar is.

Op basis van bovenstaande vergelijking is de inventaris van OL79 redelijk compleet (Tabel 15). Toch

ontbreken veel voorwerpen, waarschijnlijk ten gevolge van wrakvormingsprocessen. Op basis van de

voormalige waterdiepte op de locatie van het scheepswrak is het ook zeer aannemelijk dat na de

ramp een bergingspoging is gedaan, waardoor nu een deel van de scheepsinventaris ontbreekt.

Tabel 15 Overzicht van de resultaten van het onderzoek op de compleetheid van de verschillende inventarissen (Naar: van Holk, 1996).

Conditie Materiaal-soort

Totaal aantal voorwerpen

Totaal aantal items

Vergelijking met schriftelijke inventarissen

Conclusie

OL79 D - + + +/- +/-

NB6 B - + + +/- +/-

ZA71 F - - - - -

OE14 C - - - - -

Page 76: Een opmerkelijke scheepsinventaris

75

6 Functionele groepen

Net als de analyse is de synthese (Hoofdstuk 6 en 7) ook opgebouwd volgens dezelfde functionele

indeling van de scheepsinventaris.

In hoofdstuk 5 is de compleetheid van het schip en de inventaris beschreven. Bij het trekken van

conclusies moet rekening worden gehouden dat de scheepsinventaris niet compleet is en een deel

van het achterschip ontbreekt.

6.1 Scheepsuitrusting

De scheepsuitrusting is niet compleet. Op basis van de gevonden voorwerpen, kan helaas geen van

de subvragen worden behandeld.

6.2 Bedrijfsuitrusting

Ook de bedrijfsuitrusting is niet compleet. De enige duidelijke aanwijzing voor aanwezigheid van

laad- en losgerei zijn vijf lasthaken. Daarvan zijn vier haken in het voorschip en één haak in het

achterschip gevonden. De aanwezigheid van laad- en losgerei wijst op de functie van een vrachtschip.

6.3 Militaire uitrusting

Zoals in §3.3 is vermeld zijn voorwerpen die tot de militaire uitrusting behoren niet aangetroffen.

6.4 Administratie

De bakenloodjes en het schrijfgerei liggen in het achterschip. In totaal zijn 22 loodjes aangetroffen.

Zoals in §3.4 is beschreven, dienen de loodjes als bewijs van betaling voor het verschuldigde baken-

of sluisgeld. De loodjes vormen een schat aan informatie. Aan de hand van de loodjes kan worden

geprobeerd het scheepstype, het vaargebied, de datering van de ondergang en in sommige gevallen

de identiteit van een schipper te bepalen (Wijsenbeek, 1996, p. 49).

6.4.1 Datering van de ondergang

De bakenloodjes zijn geldig voor één jaar. Naast informatie over het vaarwater, staan op een loodje

ook een jaartal en soms het aantal stuivers dat moet worden betaald. In Tabel 3 staan de loodjes op

Page 77: Een opmerkelijke scheepsinventaris

76

jaartal gerangschikt. Het oudste loodje komt uit 1786 en het jongste uit 1796. Opmerkelijk is dat

redelijk veel ongeldige loodjes aan boord zijn. In principe gold de regel dat verjaarde loodjes moesten

worden ingeleverd. Voor de Suyderzeese Vuurbakens wordt in december 1790 hier nog extra op

gewezen door ontvanger-generaal D.W. Deen (1790). Op basis van de loodjes kan worden

geconcludeerd dat het schip in of kort na 1796 moet zijn vergaan, omdat dit het jaartal op het

jongste bakenloodje is.

6.4.2 Vaargebied

Bakenloodjes geven niet alleen informatie over de datering van de ondergang of het scheepstype.

Een belangrijk aspect van bakenloodjes is de informatie over het vaargebied. Omdat de loodjes

geldig zijn voor een beperkt gebied, kan worden bepaald waar het schip heeft gevaren. Figuur 32 is

een kaart uit 1798 waarop, bij benadering, de vaargebieden zijn aangegeven met een blauwe ster. De

rode ster geeft de vindplaats in de huidige gemeente Dronten aan.

In het uiterste noorden, tussen Terschelling en Ameland, ligt het Amelander Zeegat. De eerste

betonning in het Amelander Zeegat wordt uitgevoerd in 1655 door de Admiraliteit van Friesland.

Geleidelijk breidt het betonde vaarwater van Harlingen zich uit en in de 18e eeuw valt het Amelander

Zeegat onder gezag van Harlingen. Het bakengeld wordt niet alleen in Harlingen geïnd, maar ook in

de havens van Hindelopen, Makkum, Staveren en Workum (Wijsenbeek, 1996, pp. 31-33). De Jetting,

de vaargeul tussen Harlingen en de Vliestroom, wordt betond door de stad Harlingen. Deze vaargeul

is van meer algemene betekenis, terwijl het Amelander Zeegat vooral door de Admiraliteit wordt

gebruikt. Op deze routes wordt ook Klein Bakengeld geheven, maar hierover is tot op heden weinig

bekend. Mogelijk zijn de ronde loodjes met het wapen van Harlingen geflankeerd door de letters ID

en HM of CZ en HM32, bestemd voor deze geulen (Wijsenbeek, 1996, p. 36). Aan boord van OL79 zijn

deze loodjes niet aangetroffen.

Vanwege verschillende ondieptes in de voormalige Zuiderzee, werd in 1699 besloten om langs de

westwal van de Zuiderzee vuurtorens te plaatsen, de Suyderzeese vuurbakens. De lichten zijn vooral

voor de kleine binnenvaart bedoeld. Grotere schepen, van bijvoorbeeld de VOC, zijn verplicht om via

de diepere vaargeulen, langs het toenmalige eiland Urk, naar de westwal te varen. De binnenschepen

kunnen gebruik maken van de minder diepe vaargeulen, bijvoorbeeld langs de westkust (Wijsenbeek,

1996, pp. 37-38). In de havens van Amsterdam, Durgerdam, Muiden, Monnikendam, Edam, Hoorn,

Enkhuizen, Medemblik, Spaarndam en Zaandam kan de schipper het verschuldigde vuurgeld betalen.

32

Versie 1: ID en HM, aangetroffen met de jaartallen 1730 en 1759. Versie 2: CZ en HM, aangetroffen met de jaartallen 1784 en 1786.

Page 78: Een opmerkelijke scheepsinventaris

77

Als bewijs van betaling krijgt de schipper in de eerste jaren een papieren bewijs. Al snel wordt dit

verruild voor een loden kwitantie, omdat deze watervast is (Wijsenbeek, 1996, p. 39).

Het Ensser geld, bedoeld voor het licht op het eiland Schokland, wordt telkens opnieuw voldaan bij

het aandoen van één van de volgende havens: Kampen, Zwolle, Hasselt, Blokzijl, Zwartsluis en

Kuinre. Omdat de schipper het vuurgeld elke keer opnieuw moet betalen, krijgt de schipper geen

kwitantie (Wijsenbeek, 1996, p. 41). Het is dus niet mogelijk om te onderzoeken of OL79 in één van

deze havens is geweest.

Figuur 32 Nieuwe kaart der Bataafse Republiek verdeeld in departementen en ringen, volgens de acte van staatsregeling voor het Bataafsche volk. Te Amsterdam bij J. Allart, 1798. De blauwe sterren vertegenwoordigen de vaargebieden behorende bij de aangetroffen loodjes. De rode ster representeert de vindplaats van het scheepswrak, in de huidige gemeente Dronten.

Ten westen van Amsterdam, aan het IJ en de monding van het Spaarne, ligt Spaarndam. Via het IJ en

het Spaarne kan het schip naar de steden Haarlem en Leiden varen. De Rijn en Maas kunnen via

Gouda worden bereikt. Sinds 1676 schijnt een licht bij de toegang van de schutsluis in het Spaarne

(Wijsenbeek, 1996, p. 44). Om gebruik te mogen maken van de sluis moet men een vergoeding

betalen voor de sluislantaarn. In ruil voor dit zogenaamde lantaarngeld krijgt de schipper een

Page 79: Een opmerkelijke scheepsinventaris

78

betalingsbewijs in de vorm van een vierkant loodje met de letters RL. RL staat waarschijnlijk voor

Rijnland, omdat het Hoogheemraadschap van Rijnland verantwoordelijk is voor het sluizencomplex.

Eenmaal door de sluis van Spaarndam, kan de schipper via het Spaarne op het Haarlemmermeer

komen. Het Haarlemmermeer is bij de bevolking ook wel bekend als ‘de Waterwolf’. Om aan de

zuidwal te komen, vaart men dicht langs de oost- en westwal in verband met de verraderlijke

winden. Beruchte vaargebieden zijn, zoals de naamgeving al aanduidt, de Ruige Hoek en het

Hellemeer33 . Via het Kagermeer en de Zijl kan de stad Leiden per schip worden bereikt. Aan boord

van OL79 zijn zes loodjes gevonden met twee gekruiste sleutels met daaronder een jaartal. Op het

wapen van de stad Leiden zijn twee rode gekruiste sleutels op een wit wapenschild afgebeeld.

Opvallend is de wijze waarop de sleutels op de loodjes zijn afgebeeld. Indien het loodje zo wordt

gehouden dat het jaartal leesbaar is, wijzen de sleutels met de baarden omlaag. De ‘Leidse sleutels’

wijzen echter met de baarden omhoog. Toch zijn deze loodjes niet de enige voorwerpen waarbij de

sleutels op de onjuiste manier zijn afgebeeld. In de collectie van Museum De Lakenhal in Leiden zijn

zinken penningen opgenomen, waarbij de baarden van de sleutels ook omlaag wijzen (Museum De

Lakenhal, 2014). Er lijkt dus wel een relatie tussen de loodjes en de stad Leiden te bestaan.

Tot op heden is niet bekend waarvoor het Leidse betalingsbewijs diende. Verschillende opties zijn

onderzocht, maar geen enkele kan met zekerheid worden vastgesteld. Ten eerste is onderzoek

gedaan naar de trekvaart van Haarlem naar Leiden. Omdat de vaart via het Haarlemmermeer niet

zonder gevaar was, wordt een kanaal gegraven. Dit kanaal wordt geopend in 1657. Bij het tolhuis in

Oegstgeest wordt de tol geheven. Toch zullen de loodjes aan boord van OL79 niet hebben gediend

voor deze tol, omdat op de trekvaart alleen personenvervoer mocht plaatsvinden. Vervoer van

handelswaren wordt geweerd en moest over het Haarlemmermeer blijven varen (Pots, 2007;

Smitsloo-de Graaff, 2007).

Een andere optie is de aanwezigheid van een licht of ton nabij het Kagermeer. Op een kaart van het

Haarlemmermeer, gedrukt in 1746, zijn twee tonnen en één licht weergegeven (Bijlage V). De tonnen

hebben een naam: ‘De Haspel’ gelegen nabij Lisse, en ‘De Ton’ gelegen op het toenmalige eiland

Abbenes. De Haspel is een kruisbaken34 en stond tegenover de ton van Abbenes. Deze combinatie

markeerde de toegang van het Lange Rak naar Leiden. De Haspel en de Ton worden op initiatief van

de stad Leiden geplaatst. Bij de toegang naar het Braasemermeer is eveneens een lantaarn

weergegeven (Bakker, 2013, pp. 11-12). Een zoektocht in de archieven van het Hoogheemraadschap

Rijnland heeft helaas geen verdere informatie opgeleverd. Mogelijk zijn in het Regionaal Archief

33

Na inpoldering van het Haarlemmermeer is het Hellemeer onderdeel geworden van het grondgebied van het vliegveld ‘Schiphol’, afgeleid van scheeps-hel. 34 Een verticale paal met op de top twee horizontale balken.

Page 80: Een opmerkelijke scheepsinventaris

79

Leiden wel archiefstukken aanwezig, die nadere informatie bevatten over deze tonnen en de

mogelijke baken- of vuurgelden die hiervoor betaald moesten worden.

Een laatste mogelijkheid die is onderzocht, zijn de sluizen en bruggen in de stad Leiden zelf. Ook

hierover is helaas weinig informatie in de archieven van het Hoogheemraadschap te vinden. In het

stadsarchief van Haarlem, ondergebracht in het Noord-Hollands Archief, zijn enkele stukken die

wijzen naar een Leidse overtoom. Op een overtoom wordt een schip met behulp van een takel over

land getrokken naar de andere zijde van de overtoom. De schutsluis ‘De Naakte Sluis’, gelegen nabij

de voormalige Koepoort in het zuiden van Leiden, is operationeel vanaf de tweede helft van de 15e

eeuw en dient voor de beheersing van de waterhuishouding in het Rijnland. De sluis ligt in de Vliet

(Wikipedia, 2014). De kans is groot dat de schipper voor het gebruik van de sluis moest betalen.

Helaas zijn hier geen verdere aanwijzingen voor gevonden.

Via de Vliet kan naar het zuiden, zoals Delft of Rotterdam, worden gevaren. De eerstvolgende plaats

waarvan een loodje aan boord is, is het Zeeuwse Willemstad. Hier komen het Volkerak, de

Haringvliet en het Hollands Diep bijeen. Overdag kan genavigeerd worden op de verschillende

herkenningspunten aan land, maar in de nacht is dat niet mogelijk. Een vuurbaken moest uitkomst

bieden. In 1722 wordt het oude baken afgebroken en een 18 voet-hoge lantaarn geplaatst (van

Mastrigt, 1985). Elk schip dat voorbij voer, is verplicht om bakengeld te betalen. In ruil daarvoor krijgt

de schipper een bakenloodje.

De toepassing van de loodjes van Sint Maartensdijk en Middelburg is niet bekend. Mogelijk dient het

Middelburgse loodje voor de tol van de straatweg van Middelburg naar Vlissingen (Bingen, 1973).

Opvallend is dat dit loodje dan in een schip is aangetroffen. Kussendrager geeft als optie een

vuurbaken op ‘De Mijl’, gelegen op de huidige Krabbepolder, nabij Dordrecht. Op het wapen van de

voormalige gemeente De Mijl stond een steigerende eenhoorn (naar links) afgebeeld. De afbeelding

op het loodje is een staande eenhoorn (naar rechts). Mogelijk is het wapen aangepast aan het

formaat van het loodje (Kussendrager, 2014). Dit zou betekenen dat het schip via Dordrecht naar het

Hollands Diep is gevaren. Het loodje zou dan niet bij Middelburg horen, maar aan ‘De Mijl’ moeten

worden toegeschreven.

Tegen de grens van het huidige Nederland-België ligt Sas van Gent. In de 16e eeuw wordt de

Sassevaart van Gent naar zee gegraven, waarbij de ‘landdijk’ moest blijven bestaan. Hier komt een

overslagplaats. De goederen worden van zeeschepen, die buitengaats liggen te wachten,

overgeslagen naar binnenvaartschepen, binnendijks. Al snel komt men tot de conclusie dat dit

tijdrovend en kostbaar is, waarop wordt besloten om een schutsluis in de dijk te bouwen. Aan elk

schip dat door de sluis wil varen, wordt sluisgeld gevraagd (van Hecke, 2011). Vanaf 1750 werd voor

Page 81: Een opmerkelijke scheepsinventaris

80

elke passagier aan boord passagegeld geheven (Kussendrager, 2014). Dit passagegeld bedroeg 4 of 2

stuivers per keer. Het loodje aan boord van OL79 heeft als opschrift 18 stuivers. Zeer waarschijnlijk

diende dit loodje als sluisgeld en niet als passagegeld.

6.4.3 Scheepstype

Het bovenstaande geeft nog geen informatie over het scheepstype. De aanwezigheid van de ronde

bakenloodjes voor het Amelander Zeegat wel. Afhankelijk van de scheepsgrootte worden ronde of

driehoekige loodjes uitgereikt. Deze heffing wordt in de eerste kwart van de 18e eeuw ingevoerd en

wordt het Klein Bakengeld genoemd (Wijsenbeek, 1996, p. 35). In Tabel 16 is het scheepstype en het

verschuldigde aanslagtarief genoteerd. De schepen die de lage aanslag moeten betalen, krijgen in ruil

een rond loodje als bewijs van betaling. In §6.4.1 wordt geconcludeerd dat de ondergang in of kort

na 1796 heeft plaatsgevonden. Het schip zal dus geen galjoot, kof of vreemd jacht zijn geweest,

omdat de schippers van deze schepen een driehoekig loodje als bewijs krijgen. Het schip kan dan een

kaag, damschuit, smack, schuit, snab of snick zijn geweest (Wijsenbeek, 1996, pp. 49-50). Vanwege

het feit dat namen van scheepstypen in het verleden door elkaar heen zijn gebruikt, is het moeilijk

om te bepalen welk scheepstype wordt bedoeld. De voorgenoemde schepen vallen in ieder geval

onder de kleinere binnenvaartschepen.

Tabel 16 Klein Bakengeld ten behoeve van het Amelander Zeegat tussen 1727 en 1799 (Wijsenbeek, 1996, p. 35).

Jaartal Scheepstype Aanslag Bewijs

1727 Hek- of gaffelschuyten 3 stuivers per jaar Driehoekig loodje

Kleinder schuyten als kaag of damschuit 2 stuivers per jaar Rond loodje

1743 Galjoot, koffen en vreemde jaghten 6 stuivers per jaar Driehoekig loodje

Smacken, schuijten, snabben, kaagen, snicken en

damschuijten

3 stuivers per jaar Rond loodje

1799 Galjoot, koffen en vreemde jaghten 28 stuivers per jaar Driehoekig loodje

Smacken, schuijten, snabben, kaagen, snicken en

damschuijten

16 stuivers per jaar Rond loodje

De loodjes van de Suyderzeese Vuurbakens zijn ook rond. De voorzijde is voorzien van een afbeelding

van drie vuurtorens met rondom het opschrift SUYDERZEESE VUURBAKENS. Op de keerzijde staat

een afbeelding van een staande leeuw en de tekst IN HOLLt EN WEST VLt en het jaartal. Grote

schepen (> 12 last) krijgen een groter loodje35 dan de kleinere schepen (< 12 last). Indien het schip

een vissersschip, loodsschuit of waterschip van Pampus is, wordt een deel van het loodje

35

Groot vuurlood: diameter 25-40mm, diameter kralenlijst 22-26mm. Klein vuurlood: 25-30mm, diameter kralenlijst 15-18mm.

Page 82: Een opmerkelijke scheepsinventaris

81

weggesneden (Wijsenbeek, 1996, p. 39). Aan boord van OL79 zijn de complete grote vuurloden

aangetroffen. Dit betekent dus dat OL79 meer dan 12 last kon vervoeren.

Naast de Suyderzeese Vuurbakens worden enkele andere bakenloodjes voorzien van het

verschuldigde bedrag. Zo ook het loodje uit Willemstad. Aan het begin van de 18e eeuw gelden de

tarieven zoals vermeldt in Tabel 17. Op het loodje staat het getal 12, hetgeen staat voor 12 stuivers.

Het schip is mogelijk een Pleyt, Drimmelaar, Bylander, Aarsvelder of Smalfchip geweest of heeft meer

kunnen vervoeren dan 20 last. Ook nu weer geldt dat de naamgeving van schepen door elkaar heen

is gebruikt en dat de exacte scheepstype niet kan worden vastgesteld. Aangezien de lading bestaat

uit leisteen, glas en Goudse pijpen, is het turfschip uitgesloten.

Tabel 17 Tarieven voor het bakengeld te Willemstad, zoals vermeldt in de 'Instructie en Ordonnantie van Willemstad' in 1716.

Scheepstype Aanslag

Yder Raey-Zeyl Schip 24 stuivers per jaar

Item van yder Pleyt, Drimmelaar, Bylander, Aarsvelder, Smalfchip of andere

20 of meer Hollantfe laften konnende voeren

Item van alle Turf-Schepen 500 Tonnen of meer konnende voeren, gelijcke

12 stuivers per jaar

En laatfelijk van alle mindere ’t zy Turf of andere Schepen en Schuyten halfgelt

en fulx var yder maar

6 stuivers per jaar

Aalle Schuyten geen twee Laften konnende voeren Vrije doorvaart

Zowel een kaag, damschuit, smak, schuit, pleit en smalschip vallen onder de tjalkachtigen (Crone,

1926, pp. 161-190). Samenvattend kan worden aangenomen dat OL79 waarschijnlijk meer dan 20

last heeft kunnen vervoeren en een tjalkachtig schip is geweest. De scheepsvorm, zoals in het veld is

aangetroffen, lijkt ook op een tjalkachtig schip.

6.4.4 Opvarenden

Soms is het mogelijk aan de hand van bakenloodjes de identiteit van de schipper te achterhalen,

zoals bij scheepswrak OL79. Het was namelijk voor de Suyderzeese Vuurbaken-loodjes verplicht om

de eerste letter van voor- en achternaam in het loodje te kloppen. In §3.4 worden vijf geklopte

loodjes met de letters PP beschreven. Archiefonderzoek door Maarten Streefkerk, vrijwilliger bij de

RCE Lelystad, en mijzelf, levert twee namen op. In de archieven van het Hoogheemraadschap van

Rijnland zijn grote delen van de sluisboeken van Spaarndam bewaard gebleven. Onderzoek leert dat

in 1795 twee schippers met de initialen PP door de sluis zijn gevaren.

Pieter Pieterse is in totaal vier keer de sluis gepasseerd. In de archieven van het Klein

Binnenvaardersgilde (ook wel Groot Schippersgilde genoemd) worden de volgende gegevens

Page 83: Een opmerkelijke scheepsinventaris

82

gevonden: op 25 augustus 1778 heeft Pieter Pieterse (van der Knokke) een kraakschip aangeschaft

op de leeftijd van 24 jaar. Via stamboomonderzoek dat beschikbaar is op internet, vinden we Pieter

Pieterszoon van der Knokke. Hij is geboren in 1722 in Hoorn. Zijn sterfdag is niet bekend. Zijn oudste

zoon heet Pieter van der Knokke en is geboren in 1754 en gedoopt op 14 juli van datzelfde jaar in

Hoorn (van der Cnocke, 2013). Ook zijn sterfdag is niet bekend. Omdat de voornaam en achternaam

strikt wordt toegepast en niet het patroniem (mond. med. Pem Kalshoven, 2013), zouden de initialen

van beide heren PK moeten zijn.

Pieter Jacobszoon Pondman is in 1795 wel 35 keer de sluis bij Spaarndam gepasseerd. Dit gebeurt

altijd tegelijkertijd met Gerrit Pondman. Pieter Pondman is geboren in 1751 in Westzaan en op 75-

jarige leeftijd (1826) overleden in Zaandam. Dit zou betekenen dat hij de scheepsramp heeft

overleefd. Zijn beroep is schipper. Verdere informatie over hem is niet bekend. Gerrit Pontman is

waarschijnlijk zijn broer, want de vader van Pieter Pontman heet Jacob Jansz. Pondman en geen van

de kinderen van Pieter Pondman heet Gerrit (Kalshoven, 2014; Alers, 2014).

Geen van beide personen kan met zekerheid de schipper van OL79 worden genoemd, daar is meer

archief onderzoek voor nodig. Wel lijkt op basis van de initialen Pieter Pondman meer voor de hand

te liggen.

Naast de bakenloodjes is schrijfgerei aangetroffen aan boord van OL79. De aanwezigheid van een

penhouder, Oost-Indische inkt en zegellak zegt mogelijk iets over de geletterdheid van één of meer

opvarenden. Twintig procent van de jongens die rond 1800 wordt geboren zou niet leren lezen en

schrijven (Boonstra, 2009, p. 10). Aan het eind van de 18e eeuw neemt de aanwezigheid van

schrijfgerei aan boord toe. Waarschijnlijk kan een groot deel van de opvarenden aan boord van een

schip dan ook schrijven (van Holk, 2013, p. 178). Dit geldt ook voor de opvarenden van OL79.

Waarschijnlijk kan tenminste één opvarende lezen en schrijven.

6.5 Navigatiemiddelen

Zoals in §3.5 is vermeldt zijn geen navigatiemiddelen aangetroffen.

6.6 Gereedschap

Het gereedschap is vooral in het voorschip aangetroffen. Zeer waarschijnlijk is hier dan ook een

werkruimte of in ieder geval een opbergruimte voor het gereedschap gesitueerd. De als verfbakjes

hergebruikte zalfpotten zijn in het achterschip aangetroffen. Mogelijk is hier een tweede werkruimte

of opbergruimte voor het gereedschap geweest. Dit is niet met zekerheid vast te stellen, omdat het

achterschip niet compleet is (zie hoofdstuk 5).

Page 84: Een opmerkelijke scheepsinventaris

83

6.7 Huisraad

De huisraad is zeer waarschijnlijk niet compleet. Meubilair is bijvoorbeeld niet aangetroffen. Mogelijk

komt dit doordat vanaf 1700 steeds vaker meubilair in het schip wordt ingebouwd (van Holk, 1996, p.

157).

De aanwezigheid van twee fragmenten van verschillende sierborden is mogelijk het gevolg van

materiële accumulatie. Als een schip lang in de vaart is, kunnen meer gebruiksvoorwerpen dan nodig

is, worden aangetroffen in een scheepswrak (van Holk, 1996, p. 179). Een goed voorbeeld hiervoor

zijn de twee fragmenten. Mogelijk zijn de sierborden kapot gevallen en is een fragment tussen de

spanten geraakt.

6.7.1 Ruimtegebruik

Het voorschip heeft waarschijnlijk als woonruimte gediend. De meeste voorwerpen die tot de

huisraad behoren, zijn in het voorschip aangetroffen. De glas in lood strips zijn bijna allemaal

aangetroffen in het voorschip. Mogelijk heeft hier een vitrinekastje met glas in lood gestaan. Glas in

lood kon echter ook deel uit maken als onderdeel van een kaarslantaarn (Gijsbers, et al., 2010, p. 74).

De pispot is afkomstig uit het achterschip. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn voor een tweede

woonruimte in het achterschip, maar dan zou men meer gebruikswoorwerpen in het achterschip

verwachten. Er moet natuurlijk wel rekening worden gehouden met het feit dat, zoals in hoofdstuk 5

wordt beschreven, een deel van het achterschip ontbreekt. Er kan dus niet met zekerheid worden

vastgesteld of er al dan niet een tweede woonruimte in het achterschip was.

6.7.2 Opvarenden

De aanwezigheid van meerdere sierborden kan wijzen op vrouwelijke invloeden op de inrichting. Het

hoeft niet te betekenen dat een vrouw ook daadwerkelijk aan boord verbleef (van Holk, 1996, p.

188). Ook de spanen doos wijst niet direct in de richting van een vrouw. Een dergelijke doos wordt

vaak gebruikt om onderdelen van de klederdracht in te bewaren. Grote exemplaren zijn echter ook

wel gebruikt als scheepskist (van Holk, 1996, p. 192). Een mannelijke opvarende kan dus ook de doos

hebben gebruikt.

Mogelijk is de thuisbasis van de schipper gelegen in de Zuiderzee-regio. De Friese sierborden werden

onder andere verspreid in deze regio (Bartels, 1999, p. 215).

Page 85: Een opmerkelijke scheepsinventaris

84

6.8 Kombuisgoed

Opvallend is de hoeveelheid kombuisgoed aan boord (zie §3.8.2). Dit komt mogelijk door materiële

accumulatie. Doordat een schip lang in de vaart is, verzamelen de opvarenden in de loop der jaren

steeds meer gebruiksvoorwerpen. Desondanks moet niet worden vergeten dat aan boord van een

schip maar een beperkte (woon)ruimte is en dus voor de opslag van spullen.

Een andere mogelijkheid is dat een deel van het kombuisgoed handelswaar is. In hoofdstuk 4 staat

beschreven dat een partij goederen van minder dan veertig stuks, ook tot handelswaar kan zijn.

Toch wijzen bij deze objecten de duidelijke gebruikssporen, zoals bestekkrassen en roet, eerder op

materiële accumulatie. Ook de verspreiding van de steelgrapen en bakpannen in het voor- en

achterschip ondersteunen deze interpretatie.

6.8.1 Datering van de ondergang

Eén van de sierborden is waarschijnlijk vervaardigd door pottenbakkersbedrijf ‘Kingma’, dat in bedrijf

was tussen 1784 en 1812 (van den Akker, 2007, p. 104). Dit kan een aanwijzing zijn dat het schip

mogelijk na 1784 is vergaan, omdat anders het bord niet aanwezig zou kunnen zijn.

Het aangetroffen aardewerken kombuisgoed is vervaardigd in Bergen op Zoom (Ruempol & van

Dongen, 1991, p. 174). Vanaf 1798 wordt de ovale stempel BOZ veelvuldig aangebracht op dit

aardewerk (Bartels, 1999, p. 132). Omdat het aardewerk uit OL79 niet voorzien is van een stempel,

ligt de datum van de ondergang dan waarschijnlijk ook voor het moment dat het aardewerk uit

Bergen op Zoom wordt voorzien van een stempel: dus voor 1798.

6.8.2 Opvarenden

De hoeveelheid kombuisgoed kan een indicatie zijn voor het aantal opvarenden dat aan boord van

OL79 was. Als meer opvarenden aan boord zijn, zal er meer kombuisgoed zijn. Het is echter ook

aannemelijk dat grotere pannen zijn gebruikt, in plaats van meer pannen (van Holk, 1996, p. 182).

Aan boord van OL79 zijn zowel grote als kleine bakpannen, grapen en komforen aanwezig. In dit

geval geeft het kombuisgoed dus geen aanwijzing voor het aantal opvarenden.

6.8.3 Sociale stratificatie

Het aardewerk uit Bergen op Zoom geeft geen indicatie over een herkomst van de opvarenden. Ook

al wordt het aardewerk vooral afgezet in Amsterdam, Gouda en Haarlem, vanuit deze steden zijn de

producten verder verspreid (Clevis & Smit, 1990, p. 25). In alle lagen van de bevolking wordt het

Page 86: Een opmerkelijke scheepsinventaris

85

aardewerk uit Bergen op Zoom gebruikt voor de bereiding van voedsel op een open vuur (Ruempol &

van Dongen, 1991, p. 227).

Vanaf de 17e eeuw worden naast de aardewerken kookpotten en steelpannen bronzen en koperen

kookpotten gebruikt (Ruempol & van Dongen, 1991, p. 174). Door de opkomst van metalen fornuizen

bij de gegoede burgerij, komen steeds meer metalen pannen en aardewerken pannen zonder pootjes

in gebruik (Ruempol & van Dongen, 1991, p. 227). Aan boord van OL79 zijn zowel verschillende

koperen ketels als aardewerken kombuisgoed op pootjes gevonden. Toch kan niet met zekerheid

worden vastgesteld welke sociale status de opvarenden hadden, omdat de materiële cultuur op

schepen vaak achterliep op de gebruiken op het land (Van Holk, 1996, …). De aanwezigheid van een

stookplaats duidt er in ieder geval op dat een metalen fornuis nog niet aan boord was.

6.8.4 Ruimtegebruik

De stookplaats is aangetroffen in het voorschip. Enkele tegels zaten nog op hun oorspronkelijke

positie genageld (zie Figuur 9). De haardplaten lagen horizontaal in het voorschip. Zeer waarschijnlijk

zijn de platen omgevallen tijdens het vergaan of kort daarna. De turf lag verspreid in het voorschip.

Ook het meeste kookgerei lag in het voorschip, slechts enkele voorwerpen en fragmenten zijn in het

achterschip gevonden (zie §3.8). De aanwezigheid van kombuisgoed in het achterschip kan mogelijk

een aanwijzing zijn dat hier een woonruimte is geweest. Niets wijst erop dat in het achterschip ook

een stookplaats is geweest, hoewel natuurlijk een deel van het achterschip ontbreekt.

6.9 Eet- en drinkgerei

In de 18e eeuw ontwikkelden zich nieuwe eet- en drinkgewoonten, waardoor een groot arsenaal aan

eet- en drinkgerei ontstaat.

Volgens van Holk wordt een servies per twaalf sets verkocht (mond. med. André van Holk, 2014). Dit

zou betekenen dat een groot deel van de kopjes en schoteltjes niet zijn aangetroffen. Vanaf de 18e

eeuw zijn echter ook serviezen bestaande uit zes sets verkocht (Adriaensens, 1993, p. 13).

Waarschijnlijk zijn de creamware en pearlware serviezen als zes-delig servies verkocht en ontbreken

maar enkele sets. Uitzondering hierop is het twee-delig pearlware servies dat is versierd met de

Hollandsche Vrijheidsmaagd (zie §3.9.3).

Doordat deze decoratie door middel van een transferprint onder het glazuur is aangebracht, kan

worden vastgesteld dat het aardewerk na 1780 is vervaardigd (zie §3.9.3). Dit betekent dat het schip

in ieder geval na 1780 is vergaan, anders kon dit aardewerk niet aan boord zijn.

Page 87: Een opmerkelijke scheepsinventaris

86

Het andere pearlware servies bestaat uit zes kopjes en schoteltjes en is met de hand beschilderd.

Mogelijk is het tête-à-tête servies door de schipper tegelijkertijd met het handbeschilderde servies

gekocht, als een soort samengesteld servies.

Pearlware is duurder in aanschaf dan creamware, omdat pearlware, zeker met transferprint, relatief

nieuw is in het laatste kwart van de 18e eeuw (mond. med. Wytze Stellingwerf, 2014). Niet alleen dit,

maar ook de aanwezigheid van creamware serviezen in andere scheepswrakken, leidt tot de

conclusie dat het creamware waarschijnlijk voor eigen gebruik is geweest. De mogelijkheid dat het

pearlware servies als handelswaar aan boord is, wordt tegengesproken door de verspreiding in het

voor- en achterschip. Dit geldt ook voor de tien melk- of roomkannen. Misschien is een deel van de

kannen hergebruikt.

Waarschijnlijk dienen de tien melk- of roomkannen voor de opslag van etenswaren. Ondanks de

afwezigheid van deksels, die vaak van hout zijn gemaakt, kunnen de kannen mogelijk zijn afgesloten

met textiel of een bord. De zes eetborden en twee opdienborden uit OL79, vertonen geen

slijtagesporen aan de onderzijde, waardoor deze mogelijkheid minder waarschijnlijk is.

6.9.1 Sociale stratificatie

De afbeelding van de Hollandsche Vrijheidsmaagd wordt toegeschreven aan de Patriotten. De

Patriotten waren tegen de steeds groter wordende macht van stadhouder Willem V (van Oranje) en

stimuleerden democratisering (Wikipedia, 2014). In 1795 wordt de Bataafsche Republiek

uitgeroepen. De nationale vlag is rood-wit-blauw van kleur en in het rode deel is de Hollandsche

Vrijheidsmaagd afgebeeld (Figuur 33).

Figuur 33 De Hollandsche Vrijheidsmaagd met piek en Vrijheidshoed. Zij stond afgebeeld op de vlag van de Bataafsche Republiek (1795-1801) (Afbeelding: http://www.tuks.nl/img/Bataafse_Republiek_model_vlag_small.jpg).

Page 88: Een opmerkelijke scheepsinventaris

87

De patriottische voorstelling op het pearlware zal zeker niet algemeen in gebruik zijn geweest.

Waarschijnlijk is de eigenaar van het servies een aanhanger van het patriottisch gedachtengoed

geweest.

Dat thee en koffie aan boord worden gedronken, is niet alleen door de aanwezigheid van serviezen

aannemelijk. De aanwezigheid van een koffiemolen aan boord van OL79 is opmerkelijk, omdat

koffiemolens in de 18e eeuw nog niet veelvuldig voorkomen. De bonen zijn waarschijnlijk al bij de

verkoper gemalen voor thuisgebruik (Reinders & Wijsenbeek, 1994, p. 71). Ten opzichte van thee en

chocolade, vergt het zetten van koffie de meeste voorbereidingstijd, omdat de bonen moeten

worden gebrand en gemalen. De bonen worden veelal in een aardewerken pan verwarmd totdat ze

een kastanjebruine kleur krijgen (Reinders & Wijsenbeek, 1994, pp. 110-111). De afdrukken van

koffiebonen in ijzerconcreties zijn een bevestiging dat dat hele koffiebonen aan boord waren.

In de 18e eeuw drinkt de gewone man steeds vaker thee in plaats van koffie (Laan, 2003, p. 184). In

de 18e eeuw zijn er regionale verschillen tussen koffie- en theedrinkers. In het noorden van

Nederland drinkt men waarschijnlijk meer koffie dan thee. Op basis van een onderzoek naar koffie-

en theegebruik in Delft aan het einde van de 18e eeuw, is geconcludeerd dat iedereen een

theeservies bezit. De verklaring hiervoor is dat voor de armen bier door belastingverhogingen te duur

is geworden en de koffieprijs nog te hoog is (Reinders & Wijsenbeek, 1994, p. 115).

Toch daalt de koffieprijs in de 18e eeuw flink. Aan het begin van de 18e eeuw kost een Amsterdams

pond koffie ruim 2,5 gulden, terwijl aan het einde van de 18e eeuw iets meer dan een halve gulden

wordt betaald (Reinders & Wijsenbeek, 1994, p. 27). Hierdoor komt het zwarte goud binnen het

bereik van veel meer huishoudens. In de Frans-Bataafse periode wordt koffie weer duurder. In 1799

wordt de VOC opgeheven, waardoor export vanuit Azië naar Nederland bijna niet meer plaats vindt.

Koffie wordt daarom via andere landen geïmporteerd. Hierdoor stijgt de koffieprijs weer (Reinders &

Wijsenbeek, 1994, p. 32).

Koffie wordt vooral in de ochtend gedronken, terwijl het thee drinken in de middag plaats vindt

(Laan, 2003, pp. 190-191). Zowel thee als koffie worden voornamelijk in huiselijke kring gedronken.

De waterketel voor de thee staat vaak op een komfoor in de buurt van de plek waar de thee wordt

gedronken. Zowel koffie als thee worden in kopjes op schoteltjes geserveerd. Thee- en

koffieserviezen komen dikwijls gezamenlijk voor in een huishouden, maar een koffieservies nagenoeg

nooit apart. Dit ondersteunt het idee dat koffie door de welgestelden werd gedronken.

Koffie heeft in eerste instantie een lagere status dan thee en komt vaker voor in de minder

representatieve ruimtes van het huis. Thee daarentegen treft men aan in de representatieve kamers

Page 89: Een opmerkelijke scheepsinventaris

88

(Laan, 2003, pp. 188-189). Zilveren koffie- en theeserviezen zijn vooral bestemd voor de

welgestelden, maar het Aziatisch porselein maakt ook flink indruk op bezoekers (Reinders &

Wijsenbeek, 1994, p. 117).

Op een klein fragment na, zijn de glazen afwezig. Dit is mogelijk een aanwijzing voor de geringe

welstand van de opvarenden (van Holk, 1996, p. 164). De aanwezigheid van een steengoed beker

wijst mogelijk op het drinken van bier, maar de beker kan ook voor andere dranken zijn gebruikt.

Bier, al dan niet verwarmd, werd gedronken bij alle maaltijden. Licht bier wordt gezien als gezond

levensmiddel en zelfs gezonder dan thee, koffie of chocolade. Bier wordt in de loop van de 18e eeuw

alleen gedronken door de lagere klassen van de bevolking. Omstreeks 1750 wordt dit gebruik echter

verdrongen door de opkomst van thee en koffie. De stijgende bierprijs en dalende thee- en

koffieprijzen zorgen ook voor een afname in het biergebruik (Laan, 2003, p. 181).

Aan land wordt de warme maaltijd in de middag gegeten en dikwijls geserveerd op tinnen en

majolica schoteltjes en borden (Ruempol & van Dongen, 1991, p. 178). Er zijn echter geen

aanwijzingen dat de aangetroffen majolica borden gebruikt zijn als eetborden. Fries aardewerk wordt

in alle lagen van de bevolking gebruikt. Het Friese aardewerk uit OL79 is daarom geen aanwijzing

voor de status van de opvarenden.

Figuur 34 Bestek.

De heften van de vorken en messen zijn van hout (Figuur 34). Het bestek van de eenvoudige

huishoudens bestaat in de 18e eeuw uit houten of tinnen lepels en messen met houten, benen of

metalen heft (Ruempol & van Dongen, 1991, p. 245). Eén mes heeft een decoratie op het heft.

Gedecoreerd bestek is duurder dan onversierd bestek (van Holk, 1996, p. 222). Eén mes en vork zijn

Page 90: Een opmerkelijke scheepsinventaris

89

voorzien van hetzelfde koperen versiersel op de kopse kant van het handvat. Zeer waarschijnlijk

vormden het mes en de vork een set. Vanaf de 17e eeuw bestaan er bestekstellen waarbij mes en

vork (en soms lepel) voorzien zijn van identieke heften. Veel mensen hebben hun eigen bestekset

(Ruempol & van Dongen, 1991, p. 196). Mogelijk doet het bezit van een eigen bestekset later zijn

intrede aan boord, zoals met nieuwe gebruiksvoorwerpen vaker voorkwam (Van Holk, 1996). In de

18e eeuw wordt bestek steeds meer gemaakt van tin en zilver. De mesheften zijn gemaakt van been,

ivoor of porselein. Bij de gegoede burgerij eet men binnen één huishouden met een bestekset. Op

basis van het bestek aan boord kan worden vastgesteld dat de opvarenden niet welgesteld zijn.

6.9.2 Ruimtegebruik

Al het bestek is aangetroffen in het voorschip. De serviezen van creamware en pearlware en de melk-

of roomkannen zijn in zowel het voorschip als in het achterschip aangetroffen (zie §3.9). Op basis van

de verspreiding van de serviezen en de kannen is er mogelijk ook een woonruimte in het achterschip

gesitueerd. Omdat een deel van het achterschip ontbreekt, is dit niet met zekerheid vast te stellen.

6.9.3 Samenstelling

Koffie wordt vaak gezien als een mannendrank. Dit komt doordat de drank in de zogenaamde

koffiehuizen vaak werd geserveerd met sterke drank. Thee zou vooral door de dames, tijdens de vele

theevisites, worden gedronken. Toch berust dit niet geheel op waarheid. Thee en koffie worden door

mannen en vrouwen gedronken, zowel binnenshuis als op bijvoorbeeld feestelijkheden (Reinders &

Wijsenbeek, 1994, p. 118). Daarom zegt de aanwezigheid voorwerpen die gerelateerd zijn aan thee-

of koffiedrinken niets over de samenstelling van de opvarenden aan boord.

Chocolade wordt alleen bij bijzondere gelegenheden gedronken (Ruempol & van Dongen, 1991, pp.

204, 250). Chocolade wordt gemaakt met water of melk en wordt vaak tot de melkspijzen gerekend,

ook omdat chocolade als voedsel wordt gezien. Vooral kinderen krijgen melkspijzen. Toch lijkt het

niet aannemelijk dat chocolade ook daadwerkelijk door kinderen wordt gedronken. Chocoladekopjes

komen nauwelijks voor, hetgeen er op wijst dat chocolade niet veel wordt gedronken (Laan, 2003, p.

192). Chocoladekopjes maken vaak onderdeel uit van het theeservies. Mogelijk zijn de kopjes uit

OL79 gebruikt voor het drinken van koffie, bij gebrek aan een koffieservies (Reinders & Wijsenbeek,

1994, p. 92). Omdat het onduidelijk is of kinderen chocolade dronken, vormt de vondst van

chocoladekoppen geen aanwijzing voor de aanwezigheid van kinderen aan boord (zie §3.9.3).

Page 91: Een opmerkelijke scheepsinventaris

90

Aan de hand van het aantal lepels kan het aantal opvarenden worden bepaald (van Holk, 1996, p.

114). Er zijn vier lepels aangetroffen, die aangegeven dat vier volwassenen en eventuele oudere

kinderen aan boord zijn.

Indien een tweede woonruimte in het achterschip was gesitueerd, is het niet uit te sluiten dat er

twee (deels) gescheiden huishoudens aan boord zijn geweest. Uit onderzoeken naar andere

scheepswrakken blijkt dat dit vaker voorkwam (Van Holk, 1996). De knecht had dan bijvoorbeeld de

woonruimte zonder stookplaats. De schipper en eventueel zijn vrouw en kinderen woonden dan in

het voorschip. In het geval van OL79 is dit niet vast te stellen, omdat een deel van het achterschip

ontbreekt. Maar gezien de samenstelling van de bemanning, is dit niet waarschijnlijk.

6.10 Victualie

Vloeistoffen, zoals olie of bier, zijn veelal opgeslagen in steengoed kruiken (Bartels, 1999, p. 83).

Tonnen zijn gebruikt voor de watervoorraad. De waterton stond waarschijnlijk aan dek, waardoor de

ton waarschijnlijk niet bewaard is gebleven (van Holk, 1996, p. 165). Tijdens de ondergang is namelijk

de kans groot dat de ton van dek slaat en wegdrijft.

In de 18e eeuw wordt wijn steeds populairder. Vooral

de gegoede burgerij drinkt wijn (Laan, 2003, p. 184).

Wijn is thuis opgeslagen in gekurkte glazen flessen. De

flessen zijn veelal geproduceerd in België, Noord-

Duitsland, Engeland en Frankrijk (Ruempol & van

Dongen, 1991, p. 237). De geborgen kurken allemaal

nog intact. Om een kurk uit de fles te krijgen, is een

kurkentrekker nodig. Destijds ziet de trekker eruit als

een priem met een oog (Figuur 35) (Soetens, 2001, p. 29). Een dergelijk voorwerp is niet

aangetroffen, mogelijk doordat het nog niet als zodanig is herkend of het zich nog mogelijk in een

brok concretie bevindt.

Mogelijk zijn de wijnflessen als extra voorraad aan boord. Maar het is ook niet uit te sluiten dat de

wijnflessen als handelswaar aan boord zijn geweest. Tien afgesloten flessen lijkt mij namelijk een

behoorlijke hoeveelheid aan boord van een binnenvaartschip. Of dit daadwerkelijk geen gebruikelijke

hoeveelheid is, moet met meer onderzoek naar gebruiksgoederen op soortgelijke schepen uit

dezelfde periode worden vastgesteld.

De aanwezigheid van pruimpitten wijst niet op een specifieke sociale status, omdat in alle lagen van

de bevolking dit fruit, naast peren, appels en kersen wordt gegeten. Meestal wordt één keer per

Figuur 35 Kurkentrekker tussen 1600 en 1700 (Foto: Museum Rotterdam, inventarisnummer 32537).

Page 92: Een opmerkelijke scheepsinventaris

91

week vlees gegeten. Door de kustbewoners wordt in het seizoen schol en schelvis gegeten. De vis

wordt gedroogd, gezouten of gerookt (Ruempol & van Dongen, 1991, p. 231). De grote hoeveelheid

gedroogde kabeljauw (stokvis) aan boord wijst erop dat de opvarenden meer vis eten dan de

gemiddelde mens aan land.

6.10.1 Datering van de ondergang

De mineraalwaterflessen zijn voorzien van de letters HD, die voor Hessen Darmstadt staan. Tot 1803

is deze lettercombinatie gebruikt om de herkomst van het mineraalwater aan te geven (Stellingwerf,

in prep.). De aanwezigheid van deze flessen betekent niet dat het schip voor 1803 moet zijn vergaan.

Het is aannemelijk dat de flessen zijn nagevuld met water of een andere drank.

6.11 Persoonlijke uitrusting

De persoonlijke uitrusting kan informatie verschaffen over de bemanning. Aan de hand van deze

informatie kan bijvoorbeeld worden gekeken naar de samenstelling, de herkomst en de sociale status

van de opvarenden.

In §3.11.1 en §3.11.3 zijn de tabaksdozen en schaatsen beschreven, omdat deze mogelijk extra

informatie zouden geven over de opvarenden. In dit hoofdstuk is te lezen welke informatie de

tabaksdozen en schaatsen hebben opgeleverd. Naar mijn mening is de informatie van de

tabaksdozen en schaatsen bruikbaar voor het onderzoek naar de opvarenden.

6.11.1 Samenstelling

Van een aantal schoenen is de lengte van de zool gemeten. Door de lengte te vermenigvuldigen met

1,5 is de schoenmaat36 bepaald (Goubitz, 2001, p. 11; de Koning, 2009). Maten groter dan maat 38

zijn aan volwassen mannen toe te schrijven. Schoenen met maten tussen 34 en 36 zijn vaak van

vrouwen en jongemannen. Schoenen met maten kleiner dan maat 33 worden gedragen door

kinderen (Bitter, 1986, p. 139).

In Tabel 18 zijn de schoenen en schaatsen op aflopende schoenmaat geordend. Opvallend zijn de

grote maten. De maten variëren tussen de 37.5 en 43.5. De schoenen en schaatsen wijzen niet op de

aanwezigheid van een vrouw en kinderen aan boord.

De veter- en gespschoenen verschillen zodanig van schoenmaat, dat het niet mogelijk is dat dit één

paar is geweest. De enkelpins-gesp-schoenen verschillen in schoenmaat, maar kunnen mogelijk wel

36 Het gaat om de Franse schoenmaat, de standaard die gebruikt wordt in o.a. Nederland.

Page 93: Een opmerkelijke scheepsinventaris

92

één paar zijn geweest. Omdat in de 18e eeuw schoenen nog met de hand worden geproduceerd, is

het mogelijk dat de lengte van de schoenzolen verschilt. Daarnaast kan krimp, door droogte of een

behandeling met PEG37, ook van invloed zijn op de afmetingen van de zool. Dit geldt ook voor

schaatsen.

De stapels van de schaatsen OL79-343-c en OL79-344-c hebben respectievelijk een lengte van 28 en

28,3 centimeter. Omdat de lengte van de buitenzool van een schoen ongeveer gelijk is aan de lengte

van een stapel, is ook van de schaatsen een schoenmaat vastgesteld (van Holk, 1996, p. 184). Het

paar schaatsen (OL79-343-c en OL79-344-c) is geschikt voor schoenmaat 42-42.5. Schaats OL79-342

heeft een stapellengte van 25 centimeter. Dit is gelijk aan schoenmaat 37.5. Deze schoenmaat is

beduidend kleiner dan de aangetroffen schoenen.

Zowel van de klomp als de schoen die uit twee vondstnummers bestaat, kan geen schoenmaat

worden bepaald. Van de overige schoenen, zoals vastgelegd in Tabel 18, kan zowel geen type als

schoenmaat worden vastgesteld, als gevolg van onvolledigheid van de schoenen.

Tijdens de ondergang van OL79 waren ten minste twee paar veter- of gespschoenen, één of twee

paar enkelpins-gesp-schoenen, één paar klompen en twee paar schaatsen aan boord. Daarnaast was

een paar schoenen aan boord waarvan het type niet is vast te stellen. De schaatsen kunnen alleen

zijn gebruikt als het water rondom het schip is bevroren. De opvarenden kunnen dan op schaatsen

snel naar de kust toe schaatsen om bijvoorbeeld vers voedsel te halen. Waarschijnlijk heeft niet elke

opvarende een eigen paar schaatsen.

Op basis van de schoensoorten, de schaatsen en schoenmaten lijkt de aanwezigheid van drie of vier

opvarenden aan boord het meest waarschijnlijk. De schoenmaten duiden op drie opvarenden.

Daarbij zouden de schoenen tussen 40.5 en 43.5 van twee opvarenden zijn en de schoen met maat

37.5 van een derde.

Indien één individu één paar veter- of gespschoenen, één paar enkelpins-gesp-schoenen en één paar

klompen aan boord had, zijn drie opvarenden aan boord geweest. Eén paar schoenen zal dan

mogelijk tot de ‘zondagse kleding’ behoren. De schoenencollectie van de persoon met de kleine

schoenmaat moet dan zijn vergaan of weggespoeld. Het bezit van twee paar schoenen en een paar

klompen lijkt mij echter vrij veel voor één persoon.

37 Polyethyleenglycol.

Page 94: Een opmerkelijke scheepsinventaris

93

Tabel 18 Overzicht schoenen en schaatsen, gesorteerd op aflopende maat.

Nummer Type Lengte zool Schoenmaat

OL79-422 Veter- of gespschoen 29 cm 43.5

OL79-213 Enkelpins gespschoen 28,5 cm 42.5

OL79-163-a Onbekend 28,5 cm 42.5

OL79-344-c Krulschaats 28,5 cm 42.5

OL79-343-c Krulschaats 28 cm 42

OL79-275-c Enkelpins gespschoen 27,5 cm 41

OL79-306 Veter- of gespschoen 27 cm 40.5

OL79-342 Noord- of Zuid-Hollandse schaats 25 cm 37.5

OL79-160 Onbekend Niet gemeten i.v.m. incompleet

OL79-164-c Onbekend Niet gemeten i.v.m. incompleet

OL79-199 Onbekend Niet gemeten i.v.m. incompleet

OL79-235 Onbekend Niet gemeten i.v.m. incompleet

OL79-290 Klomp Niet gemeten i.v.m. incompleet

OL79-408 Onbekend Niet gemeten i.v.m. incompleet

OL79-414-c Onbekend Niet gemeten i.v.m. incompleet

OL79-423-i Onbekend Niet gemeten i.v.m. incompleet

Indien één individu één paar gespschoenen (veter- of gespschoen of enkelpins-gespschoen) en één

paar klompen aan boord had, zijn vier opvarenden aan boord geweest. Het paar gespschoenen zal

dan mogelijk tot de ‘zondagse kleding’ behoren. De klompen kunnen dan werkschoenen zijn.

Misschien heeft één van de opvarenden, tijdens het verlaten van het schip, zijn klomp verloren of is

deze weggedreven.

In de spanen doos zijn alleen knopen en een restje wol gevonden. Er zijn ook knopen op andere

locaties in het schip aangetroffen. De knopen zullen deels aan kleding hebben vastgezeten. Een deel

kan reserve zijn geweest, zodat een afgevallen knoop kon worden vervangen. Opvallend is de knoop

van parelmoer en de knoop van een koperlegering ingelegd met emaille. Alle andere knopen zijn

gemaakt van been. Mogelijk horen deze twee knopen bij een vrouwelijk kledingstuk. Dit zou dan

duiden op de aanwezigheid van een vrouw aan boord. Het is ook mogelijk dat vóór de ondergang van

het schip een vrouw aan boord is geweest en een knoop heeft verloren. De vrouw was ofwel op

bezoek in een haven ofwel als bemanning op eerdere reizen aan boord.

Tijdens de verkenning zijn een vingerhoed en een naald geborgen, maar die wijzen niet direct op de

aanwezigheid van een vrouw aan boord. Indien het nodig is om kleding te repareren aan boord doen

mannen dit zelf.

Page 95: Een opmerkelijke scheepsinventaris

94

De brillenglazen hebben een sterkte van +4.00. Dit betekent dat de eigenaar van de bril zeer

waarschijnlijk verziend was. Een bril met deze sterkte wordt vaak gebruikt als leesbril, hetgeen vaak

wordt gekoppeld aan een persoon op leeftijd (van Holk, 1996, pp. 179, 195, 198). De medewerkers

van de Flevo Optiek stellen dat een dergelijke sterkte vaak voorkomt bij personen ouder dan 50 – 55

jaar (Flevo Optiek, 2014). Hieruit blijkt dat tenminste één oudere opvarende aan boord was.

Tabak werd vaak door volwassen gerookt. De drie tabaksdozen wijzen dan ook op drie volwassen

mannen aan boord (van Holk, 1996, p. 181).

6.11.2 Opvarenden

De herkomst van de opvarenden is op basis van de aangetroffen persoonlijke uitrusting niet vast te

stellen. Op basis van de tabaksdozen met het havengezicht van Amsterdam hebben de eigenaren

mogelijk een band met deze stad. Of zij daadwerkelijk ook uit deze stad komen, blijft onduidelijk.

6.11.3 Sociale stratificatie

De sociale status is onder andere af te leiden uit de samenstelling van de persoonlijke eigendommen

aan boord. Het horloge en de horlogeketting zijn hiervan een duidelijk voorbeeld. Vanaf de 18e eeuw

beginnen boeren en vissers hun horloge met een ketting aan hun kleding vast te dragen, als

siervoorwerp en statussymbool. Het zou daarom logisch zijn dat een horloge zoals dit, niet wordt

aangetroffen in een scheepswrak. Mogelijk hoort het horloge tot de ‘zondagse kleding’ en was het

mogelijk opgeborgen (Wijshake & Kropp, in prep.). Het vervaardigingsjaar (1730) ligt 65 jaar voor de

ondergang. Het horloge kan ook een erfstuk zijn.

Uit het onderzoek van Wijshake en Kropp (in prep.) blijkt dat het horloge waarschijnlijk waardevol is.

In 1830 is een dergelijk horloge negen keer zo duur als een broek. Deze verhouding neemt in de loop

der tijd af. Het is daardoor aannemelijk dat het horloge ten tijde van vervaardiging (1730) nog veel

kostbaarder was in 1830.Omdat dergelijke horloges na 1730 in prijs afnemen en het horloge een

erfstuk kan zijn, hoeft het horloge geen indicatie te zijn voor de status van de eigenaar.

De schoengespen zijn voor dit onderzoek niet onderzocht op type. Wel kan worden gesteld, dat de

eigenaar van gespschoenen over het algemeen een hogere status heeft dan gemiddeld (mond. med.

André van Holk, 2014).

6.11.4 Datering van de ondergang

Naast de bakenloodjes geven ook de gerookte pijpen een indicatie over de datering van de

ondergang. Op basis van de bakenloodjes vond de ondergang omstreeks 1796 plaats. De

Page 96: Een opmerkelijke scheepsinventaris

95

aangetroffen hielmerken van de pijpen aan boord van OL79 zijn aan de hand van de gildeboeken van

het pijpenmakersgilde achterhaald (zie §3.11). Pijpen worden vaak gedurende een korte periode

gebruikt, omdat de steel snel breekt. Hierdoor zijn pijpen een veelgebruikt hulpmiddel bij de datering

in terrestrische opgravingen, maar ook in dit onderzoek. Pijpenkop OL79-273-a heeft een haan als

hielmerk en de steelversiering ‘L.SLOBBE INGOU(DA). Zoals beschreven in §3.11 gebruikt Slobbe dit

merk tussen 1766 en 1823. Er kan dus worden vastgesteld dat het schip in de tweede helft van de 18e

of eerste kwart van de 19e eeuw is vergaan. Bovendien kan dan worden geconcludeerd dat de andere

pijpen ook correct zijn gedateerd.

Nu dit is vastgesteld, kan worden geprobeerd de grote tijdspanne waarin het schip kan zijn vergaan

te verkleinen. Het gebruik van ‘DP gekroond’ wordt in 1796 hervat, nadat dit merk enkele jaren niet

gebruikt is. Dit bevestigd dat het schip in ieder geval in 1796 of later moet zijn vergaan, anders was

de aanwezigheid van een pijp met dit hielmerk niet mogelijk.

De pijpen met het hielmerk ‘DP gekroond’ zijn tot 1808 geproduceerd. Daarna is dit hielmerk tot

1810 niet gebruikt (Duco, 2003; van der Meulen, 2003).Op basis van de productie van deze pijpen en

gezien de kwetsbaarheid van het materiaal zal OL79 niet veel later dan 1808 zijn vergaan.

6.12 Variabel

De mogelijke aanwezigheid van een horlogestandaard ondersteunt het idee dat het horloge niet

continu hoeft te worden gedragen. Het kan dus zijn opgeborgen, voordat de ramp plaats vond.

De kleine koperen treeft is mogelijk kinderspeelgoed of een siervoorwerp geweest, maar dit is niet

met zekerheid vast te stellen.

Page 97: Een opmerkelijke scheepsinventaris

96

7 Lading

De lading is verre van compleet (zie §6.4.3). De 954 kilogram leisteen en 112 kilogram en het

verwaarloosbare gewicht van de Goudse pijpen en eventueel het servies, maakt dat nog geen 1 last38

is aangetroffen. Deze hoeveelheid lading is zeer waarschijnlijk onvoldoende om veilig de Zuiderzee

over te steken. Dit ondersteunt het idee dat niet alle lading is aangetroffen.

7.1 Leisteen

Tijdens de opgraving is Hendrik Jan Tolboom uitgenodigd om uitleg te geven over de leisteenlading.

De leistenen hebben diepe krassen en zijn voorzien van gaten. Deze gaten ontstaan doordat de lei op

het dak wordt vastgezet met een stalen nagel. Het gat wordt pas gemaakt op het dak, omdat de

leidekker dan pas weet waar de lei en dus het gat moet komen. Dakleien kunnen honderd jaar mee

en worden vaak op belangrijke gebouwen gebruikt, bijvoorbeeld kerken. Het gaat hier dus om een

gebruikte partij, die blijkbaar toch nog geschikt is voor hergebruik.

7.2 Vlakglas

Vensterglas wordt geproduceerd in Nederland, Frankrijk (Charleroi en Rouen), Duitsland en Tsjechië

(Bohemen). Nederlands en Boheems vensterglas wordt vanuit de fabriek in kisten verzonden, waar 5

of meer ‘schoven’ in gaan. Eén schoof bestaat uit 1 tot 60 bladen, afhankelijk van de grootte. De prijs

van één schoof was hetzelfde, ongeacht de grootte en hoeveelheid van de bladen. Gewoon Frans en

Duits vensterglas worden per 64 stuks verzonden in kisten. De afmetingen van dit Franse glas is rond

de 55 duim39. Glas uit Rouen wordt verzonden in korven per 15 of 16 schijven. Het glas uit Charleroi

is vierkant van vorm en van ongelijke kwaliteit en grootte (Brade, 1827, pp. 133-134). Door breuk en

degradatie van het materiaal, kan het oorspronkelijk formaat van het aangetroffen vensterglas niet

worden gereconstrueerd. Er zijn geen aanwijzingen van het gebruik van kisten of korven

aangetroffen. De afwezigheid van kisten komt mogelijk doordat het hout in de bodem is vergaan. Er

kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat de herkomst van het glas is.

In het begin van de 18e eeuw is vensterglas alleen beschikbaar voor de rijken, vanwege de hoge

kostprijs. In de loop van de 18e eeuw krijgen steeds meer huishoudens toegang tot vensterglas. In

38

1 last is 2000 kilogram. 39 1 Franse duim = 2,7 centimeter.

Page 98: Een opmerkelijke scheepsinventaris

97

1770 zijn bijna alle huizen voorzien van vensterglas (Trossèl, 1955, p. 21). Groen vensterglas wordt

gebruikt voor burgerhuizen, stallen, broeikassen en schuren (Brade, 1827, p. 133). Er kan niet worden

vastgesteld of het misschien, zoals bij de leien, ook om een gebruikte partij gaat.

7.3 Goudse pijpen

De ongerookte pijpen geven geen extra informatie ten opzichte van de gerookte pijpen. Mogelijk

gaat het om één gros; vier dozijn met het hielmerk ’78 gekroond’ en acht dozijn met het hielmerk

‘PIB’. Het verpakkingsmateriaal bestaat mogelijk uit de grote hoeveelheid boekweitdoppen die zijn

teruggevonden.

7.4 Handelswaar

De aanwezigheid van het Aziatisch porselein en nog drie andere serviezen aan boord van OL79 kan,

zoals in hoofdstuk 4 wordt beschreven op verschillende manieren worden geïnterpreteerd.

Er kan sprake zijn van materiële accumulatie (mond. med. André van Holk, 2014) of van handelswaar.

Clevis en Thijsen gebruiken voor het feit dat het hier mogelijk om handelswaar gaat, het argument

dat gebruikssporen op het servies ontbreken (mond. med. Hemmy Clevis & Jan Thijsen, 2014). Het is

ook mogelijk, dat het servies enkel voor speciale gelegenheden werd gebruikt en met zorg werd

behandeld.

Indien het Aziatisch porseleinen servies tot het gebruiksgoed van de opvarenden hoort, kan dit een

aanwijzing zijn voor de sociale status van de eigenaar (Clevis & Smit, 1990, p. 27). Rond 1700 wordt

namelijk voor één Chinese schotel één gulden betaald, terwijl twaalf nette Delftse borden zestig tot

tachtig cent kosten (Schölvinck, 2010, p. 26). Na 1750 neemt de prijs voor een porseleinen koffie- en

theeservies af. Hierdoor kunnen de lagere standen ook kopjes en schoteltjes aanschaffen. Het

gebruik van zilveren serviezen blijft vooralsnog beperkt tot de hogere standen (Laan, 2003, pp. 188-

189).

Overigens is het bezit van porselein in de late 18e eeuw niet echt een aantoonbare aanwijzing voor

rijkdom, vooral de hoeveelheid die men in huis had pleit voor een arm of welvarend huishouden. Uit

boedelinventarissen in Weesp blijkt dat men in de rijke huishoudens tot wel 700 stuks porselein bezit

(Stellingwerf, in prep.).

Een andere verklaring voor de aanwezigheid van het Aziatisch porselein is dat het servies op

bestelling is meegenomen. Het Aziatisch porselein wordt namelijk door de VOC geïmporteerd en

voornamelijk verkocht in West-Nederland. Hierdoor kan niet iedereen in andere delen van Nederland

direct aan porselein komen.

Page 99: Een opmerkelijke scheepsinventaris

98

Aziatisch porselein wordt in de 17e en 18e eeuw steeds populairder (Ruempol & van Dongen, 1991,

p. 220). In eerste instantie heeft het een pronkfunctie, maar vanaf 1650 wordt het steeds meer

gebruiksgoed (Ruempol & van Dongen, 1991, pp. 9,11).

Samenvattend betekent dit, dat de beschikbare verkoopmarkt en de prijs van Aziatisch porselein een

incidentele handel, zoals bijvoorbeeld serviesgoed op bestelling, lucratief kan zijn voor een schipper.

Uit het bovenstaande blijkt dat de functie van het Aziatisch porselein op dit schip niet volledig

duidelijk is. Om meer over het porselein aan boord van OL79 te kunnen zeggen, zal verder onderzoek

naar de aanwezigheid en de functie van serviesgoed op vergelijkbare schepen in dezelfde periode

nodig zijn.

Page 100: Een opmerkelijke scheepsinventaris

99

Page 101: Een opmerkelijke scheepsinventaris

100

Conclusie

Page 102: Een opmerkelijke scheepsinventaris

101

Page 103: Een opmerkelijke scheepsinventaris

102

Conclusie

Het leven en werken aan boord van scheepswrak OL79 staan in deze scriptie centraal. Om overzicht

te krijgen van de meer dan 500 geborgen objecten, zijn ze naar functie ingedeeld. De

onderzoeksvragen met betrekking tot de inventaris en lading van dit schip zijn vervolgens

beantwoord.

Uit het dendrochronologisch onderzoek blijkt dat het schip kort na 1757 in de vaart is gekomen.

Gezien het jaartal op het jongste bakenloodje ligt de datering van de ondergang in of kort na 1796.

Het aardewerk uit Bergen op Zoom is ongestempeld en is dus voor 1798 aangeschaft. De

mineraalwaterflessen worden tot 1803 met H·D gestempeld. Zowel het aardewerk uit Bergen op

Zoom als de mineraalwaterflessen kunnen langere tijd zijn hergebruikt en vormen daarom geen

aanwijzing voor de datering van de ondergang van het schip. De Goudse pijpen daarentegen wel, in

verband met de korte gebruiksduur. Het hielmerk ‘DP gekroond’ is van 1796 tot 1808 in gebruik.

Daarom kan de uiterste ondergangsdatering worden vastgesteld op 1808.

Tabel 19 Datering van de ondergang gebaseerd op objecten van OL79.

Object Datering

Pearlware met transferprint Na 1780

Sierbord Na 1784

Bakenlood Na 1796

Aardewerk uit Bergen op Zoom Voor 1798

Mineraalwaterflessen Voor 1803

Goudse pijp ‘DP gekroond’ 1796-1808

In het achterschip lagen bakenloodjes van het Amelander Zeegat, de Suyderzeese Vuurbakens,

Spaarndam, Leiden, Willemstad, Middelburg, Sint Maartensdijk en Sas van Gent. Het schip had dus

een omvangrijk vaargebied: Noord-Nederland, de Zuiderzee, West-Nederland en Zeeland. Er kan niet

worden vastgesteld of het schip in Oost-Nederland is geweest, omdat de schipper voor de oostelijke

vaarwateren geen kwitantie kreeg als hij het verschuldigde bakengeld had betaald.

Het schip is niet compleet aangetroffen. Enkele meters van het achterschip en de stuurboordzijde

ontbreken. Op basis van de informatie op de bakenloodjes en het aangetroffen laad- en losgerei kan

worden geconcludeerd dat het waarschijnlijk om een tjalkachtig vrachtschip gaat (Tabel 20).

Page 104: Een opmerkelijke scheepsinventaris

103

Tabel 20 Scheepstype, gebaseerd op de bakenloodjes van OL79.

Bakenlood Scheepstype

Amelander Zeegat Smak, schuit, snab, kaag, snik of damschuit

Suyderzeese Vuurbakens Groter dan 12 last

Willemstad Groter dan 20 last of pleit, drimmelaar, bijlander, aarsvelder of smalschip

Er was totaal één last lading bestaande uit leisteen en groen vlakglas aan boord. Op basis van de

informatie op de bakenloodjes kon het schip in totaal meer dan 20 last vervoeren. De lading is dus

niet compleet.

De Goudse pijpen zijn als handelswaar aan boord. Het Aziatisch serviesgoed waarschijnlijk ook. Het

zou kunnen dat het serviesgoed een speciale bestelling is geweest, want het kon namelijk alleen in

West-Nederland worden gekocht.

De leisteen komt uit de Katzenberg-groeve in Duitsland. De leisteen is gebruikt als dakbedekking,

voordat het als lading aan boord van OL79 is gekomen. Het gaat hier dus om een tweedehands partij.

De bestemming van de leisteen is onbekend.

Het is ook onbekend waar het vlakglas is geproduceerd en welke bestemming het glas heeft gehad.

Het is daarnaast onduidelijk of het om een nieuwe of gebruikt partij glas gaat. Het glas lag tussen de

boekweitdoppen, die waarschijnlijk als verpakkingsmateriaal hebben gediend.

Omdat het Aziatisch porselein alleen in West-Nederland kon worden gekocht, zal het daar

waarschijnlijk niet aangeschaft. De bestemming van het Aziatisch porselein is waarschijnlijk Noord- of

Oost-Nederland geweest.

De compleetheid van de inventaris is het beste te beoordelen door de aangetroffen inventaris te

vergelijken met schriftelijke bronnen. Ondanks de afwezigheid van voorwerpen, is de inventaris

redelijk compleet. Bij het ontbreken van een deel van de inventaris en lading spelen mogelijk

wrakvormingsprocessen een rol.

Door het ontbreken van een deel van het achterschip, kan het ruimtegebruik niet met zekerheid

worden vastgesteld. Duidelijk is wel dat het schip in drie delen was verdeeld: voorschip, midden- en

achterschip. In het midden lag grotendeels de lading. De kombuis, woon- en werkruimte waren

gesitueerd in het voorschip. Op basis van de aanwezigheid van huisraad, eet- en drinkgerei en

kombuisgoed in het achterschip, is het zeer waarschijnlijk dat hier een tweede woonruimte is

geweest. Het valt niet uit te sluiten dat aan boord twee huishoudens zijn geweest, maar gezien de

samenstelling van de opvarenden is hier waarschijnlijk geen sprake van.

Page 105: Een opmerkelijke scheepsinventaris

104

Tabel 21 Aantal opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79.

Object Aantal opvarenden

Lepels 4

Schoeisel 3 of 4

Tabaksdozen 3

In Tabel 22 en 23 zijn de objecten genoteerd die informatie geven over de leeftijd en het geslacht van

de opvarenden. Er zijn vier lepels en drie tabaksdozen geborgen, waarschijnlijk in gebruik bij (jong)

volwassenen. Er is schoeisel van drie of vier personen aangetroffen. Een kleine schoen en schaats

wijzen op in ieder geval één jong volwassene. De brillenglazen met een sterkte van +4.00 behoorden

waarschijnlijk toe aan een man op leeftijd. Een kleine koperen treeft en de chocoladekop zouden ook

kunnen hebben toebehoord aan een kind. Maar slechts twee objecten die respectievelijk ook als een

siervoorwerp en voor het drinken van een andere drank kunnen zijn gebruikt, vormen geen

overtuigend bewijs voor de aanwezigheid van een kind. Er is ook geen overtuigend bewijs voor de

permanente aanwezigheid van een vrouw aan boord. Veel voorwerpen die aan een vrouw kunnen

toegewezen, waren ook bij mannen in gebruik. De aanwezigheid van schrijfgerei wijst erop dat

tenminste één van de opvarenden kon lezen en schrijven.

De herkomst van de opvarenden is niet duidelijk vast te stellen. De tinnen lepels zijn mogelijk in

Leeuwarden vervaardigd en ook de sierborden komen uit Friesland. De sierborden werden echter

afgezet in het gehele Zuiderzeegebied. Op twee tabaksdozen staat een afbeelding van Amsterdam,

mogelijk hadden de eigenaren een band met deze stad.

Tabel 22 Leeftijd van de opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79.

Object Kind Jong volwassen Op leeftijd

Lepels - + +

Speelgoed + - -

Schoeisel - + +

Tabaksdozen - + +

Chocolade + - -

Brillenglazen (+4.00) - - +

Totaal 2/6 3/6 4/6

Er is meer onderzoek nodig, maar de schipper zou Pieter Jacobszoon Pondman, geboren in Westzaan,

kunnen zijn. Zijn naam kwam uit archiefonderzoek naar voren. Zijn initialen zijn PP en dit komt

overeen met de klop op de bakenloodjes van de Suyderzeese Vuurbakens. Ten tijde van de

ondergang van het schip was hij 45 jaar. Als hij de schipper was, heeft hij de ramp overleefd, want uit

archiefonderzoek blijkt dat hij op 75-jarige leeftijd in Zaandam is overleden.

Page 106: Een opmerkelijke scheepsinventaris

105

Tabel 23 Geslacht van de opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79.

Object Kind Vrouw Man

Sierborden - + +

Spanen doos - + +

Koffie - + +

Thee - + +

Schoeisel - - -

Knopen - + +

Vingerhoed - + +

Naald - + +

Speelgoed + - -

Totaal 1/9 7/9 7/9

In Tabel 24 staan de gegevens genoteerd die informatie geven over de sociale status van de

opvarenden. De sociale status van de opvarenden is niet eenduidig, omdat er veel variabelen zijn die

hier invloed op hebben. De geborgen objecten wijzen zowel naar een arm, gemiddeld als rijk

bestaan. Mogelijk ligt materiële accumulatie ten grondslag aan de grote hoeveelheden gebruiksgoed.

Hierbij kan wel worden opgemerkt dat de ruimte aan boord beperkt is. Daarnaast is misschien meer

handelswaar aan boord dan aanvankelijk werd gedacht. Verder is het ook mogelijk dat de materiële

cultuur aan boord anders is dan op het land. Een deel van de gegevens komt namelijk uit literatuur

over huishoudens op het land. Het meest waarschijnlijk is dat de opvarenden een gemiddelde

welstand hebben gehad.

Tabel 24 Welstand van de opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79.

Object Arm Gemiddeld Rijk Handelswaar

Aardewerken kombuisgoed + + -

Afwezigheid glazen + + -

Bier + - -

Bestek + + -

Fries aardewerk + + +

Pruimen + + +

Wijn - - + Mogelijk

Schoeisel (en gespen) - + +

Thee + + +

Koffie - - +

Porselein - + + Ja

Totaal met handelswaar 7/12 8/12 7/12

Totaal zonder handelswaar 7/12 7/12 7/12

Page 107: Een opmerkelijke scheepsinventaris

106

Dit onderzoek is gestart met de hoofdvraag:

Wat vertellen de geborgen objecten ons over het leven en werken aan boord

van scheepswrak OL79?

De hoofdvraag kan kort maar krachtig worden beantwoord:

Kort na 1757 is een tjalkachtig vrachtschip gebouwd, dat in of na 1796 is vergaan op de Zuiderzee.

Het kon 20 last vervoeren. Het was geladen met tweedehands leisteen, groen vlakglas en Goudse

pijpen. De bemanning bestond uit drie of vier jongemannen en/of mannen op leeftijd. Vrouwen en

kinderen waren waarschijnlijk niet aan boord. De bemanning hadden een gemiddelde welstand. Al

met al kunnen de objecten van OL79 terecht een opmerkelijke scheepsinventaris worden genoemd.

Page 108: Een opmerkelijke scheepsinventaris

107

Page 109: Een opmerkelijke scheepsinventaris

108

Bibliografie

Adriaensens, A.M., 1993. Driemaal exotisch drinken; Cacao, thee en koffie. Antwerpen: Museum

Sterckshof – Zilvercentrum.

Akker, M. van den, 2007. Fries Aardewerk: majolica, faience, kerfsnee. Harlingen: Harlingen

Aardewerk Museum.

Bakker, A., 2013. Tonnen en lantaarns langs het Haarlemmermeer. Meer Historie, december, pp. 10-

12.

Bartels, M., 1999. Steden in scherven: Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en

Tiel (1250 – 1900). Zwolle: Stichting Promotie Archeologie (SPA).

Bitter, P., 1986. Archeologisch bodemonderzoek in het bouwterrein van C&A Nederland aan de

Haarlemmerstraat en Spijkerboorsteeg te Leiden. Bodemonderzoek in Leiden; Archeologisch

jaarverslag, pp. 85-152.

Blauw, W., 2001. Van glis tot klapschaats: schaatsen en schaatsenmakers in Nederland, 1200 tot

heden. Franeker: Van Wijnen.

Boon, R., 2013. Lakenloodjes, een studie naar de toepasbaarheid van stadswapens voor de datering

van Hollandse lakenloden uit de 13e tot en met de 19e eeuw. Leiden: Universiteit Leiden.

Boonstra, O., 2009. Regionale verschillen in de daling van het analfabetisme in Nederland 1775 -

1900, Leuven: Centrum voor Sociologisch Onderzoek.

Brade, W., 1827. Theoretisch en practisch bouwkundig handboek. 's Gravenhage: A.J. van Weelden.

Clevis, H., 2007. Opgeruimd staat netjes. Keukengoed en tafelgerei van een bouwhuis van de

Kranenburg (1840-1865). Zwolle: Stichting Promotie Archeologie (SPA).

Clevis, H. & Smit, M., 1990. Verscholen in vuil; Archeologische vondsten uit Kampen 1375-1925.

Kampen: Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek.

Crone, G., 1926. Nederlandsche jachten, binnenschepen, vischersvaartuigen en daarmee verwante

kleine zeeschepen 1650 - 1900. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.

de Koning, M., 2009. Rapport A03-338-K / Archeologisch onderzoek Groenmarkt 8 te Gorinchem

(standaardrapportage opgraving), Capelle aan den IJssel: Archeo Media.

Dierks, M., 2014. Vergleichende Betrachtung der Freilegungstechnologien von archäologischen

Objekten aus Kopfer-Zink-Legierung am Beispiel von Tabaksdosen (Ende 18. Jahrhundert) aus dem

Schiffswrack von Dronten, Erfurt: FR Konservierung und Restaurierung.

Page 110: Een opmerkelijke scheepsinventaris

109

Dijk, L. van, 1986. Het reinigen van een muntvondst uit het scheepswrak L79 in Oostelijk Flevoland,

Lelystad: Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.

Dubbe, B., 2009. Nederlandse Tingieters en Tinmerken. 's Hertogenbosch: Drukkerij BibloVanGerwen.

Dubbe, B. & Nyendaal, J., 1965. Tin en tingieters in Nederland. Zeist: De Haan.

Duco, D., 1987. De Nederlandse kleipijp. Handboek voor dateren en determineren. Leiden: Stichting

Pijpenkabinet.

Duco, D., 2003. Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda. Amsterdam: Stichting

Pijpenkabinet.

Gawronski, J., red., 2012. Amsterdam Ceramics. A city’s history and an archaeological ceramics

catalogue 1175-2011. Amsterdam: Bureau Monumenten & Archeologie.

Gijsbers, W., Koehler, L. & Morel, J., 2010. Licht aan boord. Amersfoort: Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed.

Goubitz, O., 2001. Stepping through time. Zwolle: Stichting Promotie Archeologie (SPA).

Henkes, H., 1994. Glas zonder glans; Vijf eeuwen gebruiksglas uit de bodem van de Lage Landen 1300

- 1800. Herent: Orientaliste.

Holk, A.F.L. van, 2013. Brillen & bijbels. Lezen en schrijven in de binnenvaart. In: Nieuwland in

vogelvlucht. Cultureel Historisch jaarboek 2013. Lelystad: Nieuw Land/Stichting Uitgeverij de

Twaalfde Provincie Lelystad, pp. 160- 179.

Holk, A. F.L. van., 1996. Archeologie van de binnenvaart. Wonen en werken aan boord van

binnenvaartschepen (1600-1900). Scheepsarcheologie IV. Lelystad: Nederlans Instituut voor

onderwaterArcheologie.

Holk, A.F.L. van & van der Velde, A.M, 2013. Programma van Eisen. Groningen: Rijksuniversiteit

Groningen.

Laan, C., 2003. Drank & Drinkgerei. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw.

Mastrigt, C. van, 1985. Het vuurbaken te Willemstad. Ravelyn, 4(2), pp. 8-15.

Meindersma, K., 1986. 450 jaar sluittechniek nader belicht. Slottypen in Nederland vanaf eind 14e tot

begin 19e eeuw.. In: A. van Daalen & K. Meindersma, red. Open Slot. Delft: Stedelijk Museum Het

Prinsenhof, pp. 29-70.

Meindersma, K., 1994. Achter slot en grendel. Zeist: Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

Meulen, J. van der, 2003. Goudse pijpenmakers en hun merken. Leiden: Labor Vincit.

Muckelroy, K., 1976. The integration of historical and archaeological data concerning an historic

wreck site: the ‘Kennemerland'. World Archaeology, 7(3), pp. 280-290.

Pluis, J., 1997. De Nederlandse Tegel; decors en benamingen; 1570-1930. Leiden: Primavera Pers.

Page 111: Een opmerkelijke scheepsinventaris

110

Pots, R., 2007. Blauwe ader van de Bollenstreek: 350 jaar Haarlemmertrekvaart-Leidsevaart 1657-

2007. Leiden: Primavera Pers .

Reinders, P. & Wijsenbeek, T., 1994. Koffie in Nederland. Zutphen: Walburg Pers.

Reinders, R., 1988. Uitrusting, inventaris en persoonlijke bezittingen. In: P. Zwier & K. Vlierman, red.

Flevobericht nr. 292. Lelystad: Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, pp. 29-54.

Ruempol, A. & van Dongen, A., 1991. Pre-industriële Gebruiksvoorwerpen. Amsterdam: De

Bataafsche Leeuw.

Schölvinck, L., 2010. Kostbaar Goed van Grote Pracht. Zwolle: Uitgeverij Waanders.

Smitsloo-de Graaff, M., 2007. Tussen tol en trekvaart: 350 jaar het monument, het water en de

mensen, Haarlem-Leiden. Oegstgeest: Tolhuysch.

Soetens, J., 2001. In glas verpakt. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw.

Stellingwerf, W., in prep. Rapportage OL79 - Beschouwing van het vondstmateriaal (stageverslag),

Leiden: Universiteit Leiden.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012. Protocol 4001 Opstellen

Programma van Eisen. In: De KNA op zak, versie 3.2. Gouda: SIKB, pp. 1-18.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2012. Protocol 4004

Standaardrapportage Opgraven. In: De KNA op zak; versie 3.2. Gouda: SIKB, pp. 1-31.

Trossèl, H., 1955. Glas en Marmer. Utrecht: Uitgeverij 'Ons Huis'.

Wijsenbeek, A., 1996. Vuur- en bakenloodjes voor een veilige vaarweg op de Zuiderzee. Ketelhaven:

Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwaterArcheologie.

Wijshake, E. & Kropp, A., in prep. Het zilveren horloge uit scheepswrak OL79. PaleoAktueel.

Archief en database documenten

Archis II, 1959. Uitgebreide Rapportage Waarnemingen, Amersfoort: Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed.

Archis II, 2005. Uitgebreide Rapportage Waarnemingen, Amersfoort: Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed.

Bendijk, C., 1959. Brief naar G.D. van der Heide. Oostelijk Flevoland: Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed.

Dalen, B. van, 1959. Scheepsvondstmelding L79 O.Fl.. Schokland: Rijksdienst voor de

IJsselmeerpolders.

Deen, D., 1790. Inv.nr. 121 (brief). Amsterdam: Regionaal Archief Noord-Holland.

Page 112: Een opmerkelijke scheepsinventaris

111

Folkertsma, F., 1986. Verkenning scheepswrak L79 in Oostelijk Flevoland. Ketelhaven: Rijksdienst voor

de IJsselmeerpolders.

Heide, G. D. van der, 1961. Scheepvondst L79, Oostelijk Flevoland. Schokland: Rijksdienst voor de

IJsselmeerpolders.

Digitale documenten

Alers, M., 2014. Inwoners Zaanstreek. [Online]

Available at: http://www.katerstede.nl/zaanstreek/f4886.htm#f20909

[Geopend 15 juli 2014].

Anthémis Aromatherapie, 2014. Copaiva. [Online]

Available at: http://www.anthemis.nl/aroma/copaiva.htm

[Geopend 4 juli 2014].

Bingen, F., 1973. Old Toll Road and Bridge Toll Tokens of The Netherlands. [Online]

Available at:

http://home.kpn.nl/loodjes/Old%20toll%20road%20and%20bridge%20toll%20tokens%20off%20The

%20Netherlands.pdf

[Geopend 17 juli 2014].

Boot, G. T., 2014. Genealogie van de familie Boot. [Online]

Available at: http://www.familieboot.com/niet-genealogisch_gerelateerd/booten-als-

pijpenmaker/jacob-matthijsz-boot/

[Geopend 20 mei 2014].

Cnocke, M. van der, 2013. Genealogie Van de Cnocke. [Online]

Available at: http://www.genealogieonline.nl/genealogie-van-de-cnocke/I1031.php

[Geopend 6 juni 2014].

Duco, D., 2014. De Hollandse tabaksdoos. [Online]

Available at: http://www.pijpenkabinet.nl/Artikelen/hollandse-tabaksdoos/art-hollandse-

tabaksdoos.html

[Geopend 13 augustus 2014].

Hecke, J. van, 2011. De Geschiedenis van Sas van Gent. [Online]

Available at: http://www.heemkundigekringsasvangent.nl/verhalen/de-geschiedenis-van-sas-van-

gent/2

[Geopend 6 juni 2014].

Kalshoven, P., 2014. Genealogie Snikkers en Van het Hof. [Online]

Available at: http://www.genealogieonline.nl/genealogie-snikkers-en-van-het-hof/I367.php

[Geopend 6 juni 2014].

Kussendrager, A., 2014. De Mijl. [Online]

Available at: http://www.loodjes.nl/Mijl/Mijl%20de.html

[Geopend 4 juni 2014].

Page 113: Een opmerkelijke scheepsinventaris

112

Kussendrager, A., 2014. Loodjes. [Online]

Available at: www.loodjes.nl

[Geopend 27 maart 2014].

Kussendrager, A., 2014. Tekst gedeelte. [Online]

Available at: http://www.loodjes.nl/Tekst%20gedeelte.html

[Geopend 6 juni 2014].

Lei-import, 2010. Lei-import BV.. [Online]

Available at: http://www.lei-import.nl/files/downloads/informatie%20leisteen.pdf

[Geopend 21 mei 2014].

Museum De Lakenhal, 2014. Penning voor een emmer duinwater, 1877. [Online]

Available at: http://lakenhal.nl/nl/collectie/758-2

[Geopend 3 juni 2014].

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, 2014. NOaA hoofdstukken. [Online]

Available at: http://archeologieinnederland.nl/noaa-hoofdstukken

[Geopend 16 juli 2014].

Taylor, L., 1996. Raintree Tropical Plant Database; Copaiba. [Online]

Available at: http://www.rain-tree.com/copaiba.htm

[Geopend 7 juli 2014].

Vereniging voor zeilers Ronde en Platbodemjachten (VSRP), 2014. Scheepstypen - Tjalk. [Online]

Available at: https://www.vsrp.nl/10/52

[Geopend 25 juni 2014].

Wikipedia, 2013. Copaibahars. [Online]

Available at: http://nl.wikipedia.org/wiki/Copaibahars

[Geopend 4 juli 2014].

Wikipedia, 2014. Hagelgeweer. [Online]

Available at: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hagelgeweer

[Geopend 1 juli 2014].

Wikipedia, 2014. Neksluisbrug. [Online]

Available at: http://nl.wikipedia.org/wiki/Neksluisbrug

[Geopend 6 juni 2014].

Wikipedia, 2014. Patriotten. [Online]

Available at: http://nl.wikipedia.org/wiki/Patriotten

[Geopend 22 augustus 2014].

Woerik, H. van, 2014. De ontwikkeling van de Zuiderzeestanden. [Online]

Available at: http://www.zuiderzeehoorn.nl/pg-27093-7-70602/pagina/waterstaatgeschiedenis.html

[Geopend 13 augustus 2014].

Page 114: Een opmerkelijke scheepsinventaris

113

Lijst van figuren

Omslagfiguur Compilatie van een deel van het drinkservies.

Figuur 1 Vondsten in situ. 12

Figuur 2 Muckelroy's schema voor wrakvormingsprocessen. 14

Figuur 3 De International Fieldschool of Maritime Archaeology Flevoland is een

samenwerkingsverband tussen meerdere partijen. 17

Figuur 4 Bovenaanzicht van scheepswrak OL79. Links op de foto ligt het voorschip. 19

Figuur 5 Leerbekleding van het scheepswrak 'de Lutina'. Aan boord van OL79 is een

vergelijkbaar stuk leer aangetroffen. 29

Figuur 6 Verschillende soorten loodjes aan boord van OL79. 31

Figuur 7 Penhouder, zegellak en brokjes Oost-Indische inkt horen bij het schrijfgerei. 32

Figuur 8 Röntgenopnames van sleutel OL79-239-c en slot OL79-426. 35

Figuur 9 Reconstructie van de tegelwand, die onderdeel is van de stookplaats. 37

Figuur 10 Deel van het creamware servies. 41

Figuur 11 Pearlware kop en schotel met een transferprint van de Hollandsche Vrijheidsmaagd. 42

Figuur 12 Wijnfles van het type 'paardenhoef'. 44

Figuur 13 Steengoed kruiken en flessen voor de voorraad van water en drank. 45

Figuur 14 Deel van de schoengespen. 46

Figuur 15 De belangrijkste onderdelen van de kleipijp. 47

Figuur 16 Boven- en onderzijde van de tabaksdozen OL79-421-a en OL79-424. De lijnen zijn

schematisch wit gemarkeerd. 50

Figuur 17 Boven- en onderzijde tabaksdoos OL79-409. De lijnen zijn schematisch wit

gemarkeerd. 51

Figuur 18 Houten schaats met uitleg van het montuur. 52

Figuur 19 Geconserveerde en gerestaureerde horloge en horlogeketting. 53

Figuur 20 Twee brillenglazen, die gezamenlijk een leesbril hebben gevormd. 53

Figuur 21 Voorbeeld van een dergelijk standaard om een horlogeketting aan op te hangen. 56

Figuur 22 OL79-52-a. 57

Figuur 23 Schets van het maken van vensterglas met de cilinder methode. 62

Figuur 24 Schotel van Aziatisch porselein . 63

Figuur 25 Schotel van Chinees Imari porselein. 63

Page 115: Een opmerkelijke scheepsinventaris

114

Figuur 26 Waterstand bij verschillende situaties. 69

Figuur 27 Schets van het schip met de verschillende waterstanden. Bij hoog springtij heeft het

scheepswrak deels boven water gelegen. 69

Figuur 28 Verdeling met absolute aantallen van de aangetroffen materialen in de schepen OL79,

NB6, ZA71 en OE14. Alleen objecten zijn meegeteld, fragmenten zijn buiten

beschouwing gelaten. 70

Figuur 29 Verdeling van percentages van de aangetroffen materialen in de schepen OL79, NB6,

ZA71 en OE14. 71

Figuur 30 Aantal aangetroffen voorwerpen per functionele categorieën. 72

Figuur 31 Totaal aantal aangetroffen voorwerpen van de schepen OL79, NB6, ZA71 en OE14 die

vermeldt staan in de standaardinventaris van 1790. Het getal tussen haakjes is het

totaal aantal voorwerpen dat vermeld staan in de standaardinventaris. 73

Figuur 32 Nieuwe kaart der Bataafse Republiek verdeeld in departementen en ringen, volgens de

acte van staatsregeling voor het Bataafsche volk. Te Amsterdam bij J. Allart, 1798. De

blauwe sterren vertegenwoordigen de vaargebieden behorende bij de aangetroffen

loodjes. De rode ster representeert de vindplaats van het scheepswrak, in het huidige

Dronten. 77

Figuur 33 De Hollandsche Vrijheidsmaagd met piek en Vrijheidshoed. Zij stond afgebeeld op de

vlag van de Bataafsche Republiek (1795-1801). 86

Figuur 34 Bestek. 88

Figuur 35 Kurkentrekker tussen 1600 en 1700. 90

Page 116: Een opmerkelijke scheepsinventaris

115

Lijst van tabellen

Tabel 1 Scheepsuitrusting. 29

Tabel 2 Bedrijfsuitrusting. 30

Tabel 3 Bakenloodjes gesorteerd op jaartal. 31

Tabel 4 Administratie. 33

Tabel 5 Gereedschap. 34

Tabel 6 Huisraad. 36

Tabel 7 Kombuisgoed. 38

Tabel 8 Eet- en drinkgerei. 43

Tabel 9 Victualie. 45

Tabel 10 Gerookte pijpen. 49

Tabel 11 Persoonlijke uitrusting. 54

Tabel 12 Variabel. 58

Tabel 13 Lading, bijlading en handelswaar. 64

Tabel 14 Slagzij, mate van constructieve samenhang en conditie scheepsromp. 70

Tabel 15 Overzicht van de resultaten van het onderzoek op de compleetheid van de

verschillende inventarissen. 74

Tabel 16 Klein Bakengeld ten behoeve van het Amelander Zeegat tussen 1727 en 1799. 80

Tabel 17 Tarieven voor het bakengeld te Willemstad, zoals vermeldt in de 'Instructie en

Ordonnantie van Willemstad' in 1716. 81

Tabel 18 Overzicht schoenen en schaatsen, gesorteerd op aflopende maat. 93

Tabel 19 Ondergangsdatering gebaseerd op objecten van OL79. 102

Tabel 20 Scheepstype, gebaseerd op de bakenloodjes van OL79. 103

Tabel 21 Aantal opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79. 104

Tabel 22 Leeftijd van de opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79. 104

Tabel 23 Geslacht van de opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79. 105

Tabel 24 Welstand van de opvarenden, gebaseerd op de objecten van OL79. 105

Page 117: Een opmerkelijke scheepsinventaris

116

Page 118: Een opmerkelijke scheepsinventaris

117

Page 119: Een opmerkelijke scheepsinventaris

118

Bijlagen

Page 120: Een opmerkelijke scheepsinventaris

119

Lijst van bijlagen

Bijlage I Programma van Eisen – Opgraving OL79.

Bijlage II Ets van Vincenzo Coronelli.

Bijlage III Uitslag dateringsonderzoek vrachtschip OL79.

Bijlage IV Vergelijking standaardinventaris 1790 met OL79.

Bijlage V Kopergravure van Melchior Bolstra en David Coster

Page 121: Een opmerkelijke scheepsinventaris

120

PROGRAMMA VAN EISEN LOCATIE OL79, Hanzeweg 19 Dronten, Flevoland

PROJECT IFMAF 2013, OL 79, GIA projectnummer 132

PLAATS BINNEN ARCHEOLOGISCH PROCES

o Inventariserend veldonderzoek (IVO) : proefsleuven

● Opgraven

o Archeologische Begeleiding

OPSTELLER Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf

Auteurs

Projectleider (senior

archeoloog) Prof. dr. A.F.L. van Holk Postbus 73, 8200 AB Lelystad, 0320-225937 [email protected] [email protected]

Mede-opsteller(s) A.M. van der Velde BA Ridderspoorlaan 95, 2343TW Oegstgeest, 0718-8895126 [email protected] [email protected]

OPDRACHTGEVER Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Nieuw Land Postbus 8200 AB Lelystad Groninger Instituut voor Archeologie (GIA), RUG

Poststraat 6, 9712 ER Groningen

RCE Lelystad Postbus 510, 8200 AM Lelystad

BEVOEGD GEZAG Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf

Gemeente Dronten o Provincie Universiteit

40 Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut

voor Archeologie (GIA) Prof. dr. A.F.L. van Holk (Contact: zie boven)

o Overig / onbekend (toelichten)

RACM (beschermd

monument/ projectvergunning/Grote Projecten)

UITVOEREND BEDRIJF / INSTELLING41 Naam Nieuw Land, GIA, RCE Lelystad

Contactpersoon A.F.L. van Holk

Telefoon / e-mail 0320-225937/ 050-3639082/ 06-23859583 [email protected]/[email protected]

DATUM ONDERZOEK o Start 05-08-2013

o Duur 4 weken (t/m 30-8-2013)

40

Aankruisen indien een universiteit het onderzoek uitvoert op basis van haar eigen vergunning tot het doen van opgravingen. 41

Vaak is bij het opstellen van een PvE het uitvoerend bedrijf of instelling (nog) niet bekend; bij de melding ex art. 41 Mw is dit echter wel het geval. Op laatstgenoemd moment moet dit onderdeel zijn ingevuld.

Bijlage I: Programma van Eisen – Opgraving OL79

Page 122: Een opmerkelijke scheepsinventaris

121

BASISGEGEVENS

Projectnaam Scheepswrak OL 79

Provincie Flevoland

Gemeente Dronten

Plaats Dronten

Toponiem Kavel L 79 (Hanzeweg)

Gemeente code Dronten

Kaartblad Roggebotsluis 21C Topografische Dienst Delft

X – coördinaat x: 180.333,60 en 180.359,73

Y – coördinaat y: 506.183,27 en 506.196,17

Kadaster-nr 1744 sectie B

CMA/AMK-status n.v.t.

CAA-nr. n.v.t.

CMA-nr. n.v.t.

ARCHIS-monument-nr 12524

ARCHIS-waarnemings-nr 55107

CIS-code

(onderzoeksmeldingsnummer)

57075

Oppervlakte plan- of

onderzoeksgebied

Ca. 44 x 34 m

Huidig grondgebruik

Akkerbouw

PERIODE(N)

COMPLEXTYPE

o vroege prehistorie (paleo/meso/neo)

o late prehistorie (brons/ijzer)

o Romeinse tijd

middeleeuwen (vroeg/laat/NT)

NTB: ESCH (scheepvaart)

Page 123: Een opmerkelijke scheepsinventaris

122

1. Doel en reden van het onderzoek

Doel Het onderzoek dient drie doelen: Waarderend onderzoek: het verzamelen van informatie over (de

compleetheid van) het wrak, inventaris en lading. Tevens vaststellen wat de staat van het hout is m.b.t. conservering

Wetenschappelijk onderzoek: het verzamelen van informatie over het wrak (constructiedetails, inventaris, lading, datering, type, afmetingen).

Opleiding: studenten participeren i.h.k.v. de IFMAF.

Reden 1. Noodonderzoek; behoud van een bedreigde vindplaats ex situ. Toelichting: het scheepswrak is verkend en gewaardeerd in 1985. Het scoort hoog op het onderdeel inhoudelijke kwaliteit. De fysieke kwaliteit van de vindplaats is echter laag. De belevingswaarde van het schip lijkt potentieel aanwezig, maar bescherming in situ is vanwege de slechte fysieke kwaliteit en de ligging midden op een kavel niet aan de orde. De informatiewaarde van het wrak is dusdanig hoog, dat alleen al op grond daarvan het schip als behoudenswaardig aangemerkt moet worden, ondanks de slechte score op de fysieke kwaliteit en belevingsaspecten. Uit het verkennende onderzoek blijkt dat behoud in situ (c.q. bescherming) geen effect zal hebben als gevolg van de slechte conditie van de hooggelegen scheepsdelen. 2. wetenschappelijk onderzoek. Het vaartuig dateert, op basis van de samenstelling van de inventaris, uit de 18

e eeuw.

3. Door middel van het veldwerk kunnen studenten van de IFMAF, onder toezicht van specialisten, kennis nemen van diverse unieke aspecten die bij maritiem archeologisch veldwerk een rol spelen.

Selectiebesluit (alleen na IVO)

Scheepswrak scoort hoog op het onderdeel inhoudelijke kwaliteit, maar behoud op de vindplaats is niet mogelijk, omdat het wrak aan sterke degradatie (zowel fysiek (ploegen) als biologisch (bacteriën, schimmels) bloot staat.

2. Resultaten van het tot dusver uitgevoerde onderzoek

Administratieve gegevens

Bureauonderzoek

Uitvoerder N.v.t.

Uitvoeringsperiode N.v.t.

Publicatie N.v.t.

Overig onderzoek

Uitvoerder RuG, Provincie Flevoland, IFMAF

Uitvoeringsperiode 2013

Uitvoeringsmethode Verkenning

Publicatie Volgt na afronding

Overig onderzoek

Uitvoerder R.IJ.P.

Uitvoeringsperiode 26 t/m 30 september 1985

Uitvoeringsmethode Proefsleuven

Publicatie Dossier OL79, RCE Lelystad

Overig onderzoek

Uitvoerder R.IJ.P.

Uitvoeringsperiode 27 oktober 1959

Uitvoeringsmethode Verkenning n.a.v. vondstmelding

Page 124: Een opmerkelijke scheepsinventaris

123

Publicatie Dossier OL79, RCE Lelystad

Bewaarplaats van vondsten en documentatie De documentatie van het uitgevoerde onderzoek bevindt zich bij de RCE-Lelystad, Oostvaardersdijk 01-04, 8242 PA Lelystad. De vondsten van het uitgevoerde onderzoek bevinden zich eveneens daar.

Resultaten: landschappelijke en aardwetenschappelijke context

Huidig grondgebruik; (sub) recente ingrepen en verstoringen

Het huidige gebied is in gebruik als akker. Tot de aanleg van Oostelijk Flevoland maakte het gebied onderdeel uit van de voormalige Zuiderzee.

NAP-hoogte maaiveld Gemiddeld -3,7m NAP Grondwatertrap VI

Fysiek-landschappelijke, geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken

Onbekend.

Cultuurlandschappelijke en historisch-geografische kenmerken

Het gebied maakte vroeger deel uit van de voormalige Zuiderzee. De voormalige waterstand was 2,6 m (gemiddeld laagwater, Hydrografische kaart 1921). Het schip is gezonken op 10 km ten westen van Kampen.

Resultaten: perioden en sites

Regionale archeologische context

Flevoland is het grootste scheepskerkhof op land ter wereld. Scheepswrakken van 1250 tot 1932 worden hier aangetroffen.

Aard en ouderdom van de vindplaats

Het gaat om een wrak van een nog onbekend type vrachtschip. De datering is eind 18

e eeuw, gebaseerd op de vondst van munten en

bakenloodjes tijdens de verkenning in 1985.

Gaafheid en conservering (structuren, sporen, vondsten, paleo-ecologische resten)

In 1985 is een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. Doordat het scheepswrak ondiep onder het maaiveld ligt, de kwaliteit van het hout slecht is en er unieke vondsten zijn gedaan, was de aanbeveling in 1985 het scheepswrak zo spoedig mogelijk op te graven. De constructie was in 1985 niet herkenbaar. In het achterschip zijn veel aardewerkscherven, een kruik en ongeveer 450 koperen en zilveren munten aangetroffen. In het voorschip is een horloge, horlogeketting, schoteltje, tegeltje en een kruik gevonden.

Begrenzing en oppervlakte van de totale vindplaats (dus ook buiten het plangebied -

De omvang van het onderzoeksgebied betreft de vindplaats van het wrak (voorlopig bepaald op 44 m x 34 m).

Begrenzing en oppervlakte van (het deel van) de vindplaats binnen het plangebied

voorlopig bepaald op 25,80 m x 12,10 m.

Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen

De diepste delen zitten op ca 1,20 m onder het maaiveld, de ondiepste op ongeveer 40 cm.

Archeologische verwachting op basis van het vooronderzoek

Structuren en sporen Op basis van het onderzoek is duidelijk dat een vrijwel compleet scheepswrak aanwezig is, waarvan de stevens (deels) ontbreken.

Page 125: Een opmerkelijke scheepsinventaris

124

Artefacten: anorganisch Het is mogelijk dat delen van de inventaris of lading aangetroffen zullen worden. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld metaal (delen lading, gereedschappen ed.) aardewerk, (natuur)steen. Tijdens de verkenning is een grote hoeveelheid leisteen aangetroffen. Dit is mede afhankelijk van de conserveringsomstandigheden in het dieper gelegen deel van het wrak.

Artefacten: organisch Mogelijk zijn organische artefacten nog aanwezig in de diepere delen van het vaartuig, bijvoorbeeld houten voorwerpen, resten van touw of leren objecten, zoals schoeisel.

Paleo-ecologische resten Voor de (preciezere) datering en herkomstbepaling van het schip zullen ca. 10 dendromonsters worden genomen. Indien aanwezig zal het breeuwsel worden bemonsterd.

Complexiteit Verwacht wordt dat het om een complexe vindplaats gaat.

3. Vraagstelling

Onderzoekskader, relatie met NOA, synergie.

Over het overgrote deel van de scheepswrakken in Flevoland is een minimale hoeveelheid aan informatie aanwezig. Het deel van het wrak dat nog op de locatie aanwezig is, is in 1985 aan een verkennend onderzoek onderworpen. Daarbij is het vermoeden uitgesproken dat het gaat om een vrachtschip. Door middel van dit onderzoek wordt geprobeerd vast te stellen om wat voor type schip het gaat. Ook gaat de aandacht uit naar de constructiedetails van het gevonden wrak. Aan boord van veel middelgrote vrachtschepen woonden gezinnen in deze periode. Speciale aandacht wordt besteed aan de vraag naar de sociale organisatie aan boord van OL 79: was hier aan boord ook sprake van gezinsbewoning? Een tweede aspect waar speciale aandacht naar uit zal gaan is de reconstructie van het voedingspatroon aan boord. Het wrak zal intensief worden bemonsterd mbt paleobotanische en archeozoölogische resten. Het derde aandachtspunt is het bepalen van de relatieve houtkwaliteit (onder en boven de gemiddelde grondwaterstand). Het onderzoekskader is de algemene vraagstelling naar ontwikkeling, kenmerken en aard van scheepvaart op de voormalige Zuiderzee. Dit maakt deel uit van het onderzoek dat vanuit de RuG in samenwerking met de RCE en Nieuw Land wordt uitgevoerd. Het hoofdstuk maritieme archeologie is nog niet opgenomen in de NOA, dit verkennend onderzoek levert in ieder geval een bijdrage aan de kennislacune die er op maritiem archeologisch terrein in Nederland bestaat.

Onderzoeksvragen Hoe zien de details van de constructie van het wrak er uit? Speciale aandacht zal worden besteed aan het vastleggen van de constructie en constructiedetails.

Hoe heeft de oorspronkelijke rompvorm van het schip er uit gezien, wat was de laadcapaciteit en welke zeileigenschappen had het vaartuig?

Wat was de functie van het schip? Wat was het vaargebied? Hoe zag het ruimtegebruik aan boord er uit? Welke positie neemt dit wrak in binnen de ontwikkeling van

scheepstypen op de voormalige Zuiderzee? Is door het nemen van meerdere dendromonsters een nadere

bepaling mogelijk van de (verschillende) herkomst(en) van het gebruikte hout voor de bouw van het schip? Zegt die herkomst ook iets over de herkomst van het schip? Tien houtmonsters worden genomen t.b.v. de aanscherping van de

Page 126: Een opmerkelijke scheepsinventaris

125

dendrochronologische datering van de bouwdatum en de herkomstbepaling van het schip.

Wat is de fysieke toestand van het scheepswrak wat betreft compleetheid en de mate van conservering van het wrak, afgezien van wat uit het IVO naar voren is gekomen?

Is er nog meer van de inventaris bewaard gebleven? Zo ja, wat zegt de inventaris over de functie van het schip, ondergangsdatering, samenstelling en herkomst bemanning, ruimtegebruik aan boord en sociale stratificatie?

Is er nog meer lading aanwezig? Zo ja, wat zegt de lading over de herkomst, bestemming en functie van het schip?

Aanbevelingen Compleet opgraven van het wrak om informatie ex situ veilig te stellen.

Beperkingen Geen.

4. Veldwerk

Strategie Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zal het wrak in zijn geheel worden ontgraven. Aangezien tijdens het verkennend onderzoek de opbouw van het bodemprofiel niet tot in detail kon worden vastgelegd, zal tijdens de opgraving extra aandacht aan de opbouw en verstoring van het bodemprofiel worden besteed. De constructie zal worden gedocumenteerd in de vorm van tekeningen, foto’s en een beschrijving, met speciale aandacht voor details van de constructie. Tijdens de opgraving zal het schip zullen de scheepsonderdelen individueel worden getekend en gedocumenteerd. Na documentatie wordt het scheepshout afgevoerd of blijft in overleg met de eigenaar in situ liggen. Vondsten en lading worden in situ gedocumenteerd en geborgen. Tijdens het onderzoek aan het wrak zal het hout continu vochtig worden gehouden om uitdroging te voorkomen. ’s Nachts wordt het wrak met worteldoek afgedekt.

Fysisch-geografisch onderzoek

Bepaling bodemopbouw en verstoring van het bodemprofiel door het wrak. Als gevolg van grondbewerking boven het wrak is het bodemprofiel verstoord.

Methoden en technieken Het wrak opgegraven en zijn delen van de lading en uitrusting geborgen. Verder ligt de nadruk op het handmatig en digitaal vastleggen van de constructie, zowel de delen in verband als losse delen. Tekenen en fotograferen van dagzomende constructie. Het tekenen zal zowel handmatig (overzichtstekeningen) alsmede met behulp van een digitale tekenarm (vnl. losse constructiedelen en overzichtstekening) worden uitgevoerd. Datering en herkomst van het hout: tien dendromonsters voor precisering bouwdatum schip en herkomst scheepshout. Conservering wrak: visuele inspectie en bepaling houtkwaliteit van twee houtmonsters (een diep en een ondiep monster).

Structuren en grondsporen

Het scheepswrak zelf.

Artefacten: anorganisch Inmeten en bergen volgens KNA specificaties.

Artefacten: organisch Inmeten en bergen volgens KNA specificaties.

Paleo-ecologische resten Indien aanwezig zullen breeuwsel en andere paleo-ecologische resten worden bemonsterd.

Beperkingen Geen.

Page 127: Een opmerkelijke scheepsinventaris

126

5. Uitwerking en conservering

Analyse fysische-geografie

Wordt uitgewerkt tot bodemprofieltekening en geïnterpreteerd m.b.t. datering.

Structuren en grondsporen

De in het veld gemaakte tekeningen worden uitgewerkt om de aard van het vondstcomplex te kunnen bepalen.

Artefacten: anorganisch Artefacten zullen geborgen worden en zoveel mogelijk in het veld worden gewassen. Indien dat niet lukt of gewenst is (i.g.v. fragiele materialen) zullen de vondsten bij de RCE Lelystad indien nodig, geconserveerd worden.

Artefacten: organisch Artefacten worden geborgen. Indien dat niet lukt of gewenst is (i.g.v. fragiele materialen) zullen de vondsten bij de RCE Lelystad uitgewerkt en indien nodig, geconserveerd worden.

Paleo-ecologische resten Eventuele geborgen paleo-ecologische resten zullen worden geconserveerd.

Beeldrapportage (objecttekeningen, foto’s, kaarten, e.d.)

De blootgelegde delen van de vindplaats zullen vastgelegd worden m.b.v. foto’s, overzichtstekeningen en detailtekeningen. De losgehaalde scheepsdelen worden individueel getekend.

Conservering geselecteerd materiaal (zie CvAK-leidraad nr. 1)

Gezien de slechte conserveringsomstandigheden is niet duidelijk hoeveel vondstmateriaal kan worden verwacht. Mogelijk bevinden zich in het dieper liggende deel van het schip meerdere artefacten. Indien de toestand daarvan het toelaat zullen deze worden geconserveerd.

Beperkingen Geen.

6. Eindproduct: rapportage en deponering

Te leveren product De resultaten van het onderzoek zullen in de vorm van een intern rapport, volgens KNA-specificatie OS 15 en volgens onderstaande bepalingen in dit hoofdstuk van dit PvE.

Inhoud eindrapport Beschrijving van de constructie, inventaris en lading conform de richtlijnen van de RCE Lelystad. Indien mogelijk wordt een reconstructie van de rompvorm gemaakt.

Verschijning en oplaag eindrapport

De resultaten van het onderzoek zullen in de vorm van een intern rapport verschijnen, uitgegeven door NLE/GIA/RCE Lelystad.

Deponering Het rapport zal worden toegevoegd aan het dossier OL 79, aanwezig in het archief van RCE Lelystad. De tekst van het onderzoeksverslag wordt elektronisch aangeleverd bij EDNA. Beeldmateriaal, tekeningen en monsters worden na afsluiting van het onderzoek overgedragen aan RCE Lelystad.

Beperkingen Geen.

7. Randvoorwaarden

Personele randvoorwaarden

De eindverantwoording van het onderzoek ligt in handen van André van Holk (GIA). Daarnaast zal gekwalificeerd personeel van RCE Lelystad en Nieuw Land deelnemen aan het onderzoek. Daarnaast zullen studenten archeologie van het GIA, de Universiteit Leiden, Saxion Next en Universiteit van Helsinki aan het onderzoek deelnemen. Een tiental vrijwilligers van de AWN heeft zich ook aangemeld om te assisteren bij de werkzaamheden.

Uitvoeringsperiode en opleveringstermijn veldwerk

Het onderzoek in het veld zal maximaal vier weken in beslag nemen (start 5 augustus 2013).

Uitvoeringscondities veldwerk

Ter plaatse van de opgravingsput wordt de bovengrond verwijderd. Naast de putten worden twee schaftketen en twee 10-voets containers geplaatst. De opgravingslocatie bevindt zich op kavel

Page 128: Een opmerkelijke scheepsinventaris

127

OL 79 in eigendom van Fam. Van der Eijk.

Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie

De eindverantwoording van het onderzoek ligt in handen van André van Holk (GIA), veldtechnici is Gert Schreurs (RCE-Lelystad) en scheepsarcheoloog / specialist maritieme materialen Laura Koehler (RCE-Lelystad). Geodetische ondersteuning wordt verleend door Erwin Bolhuis (GIA).

Selectieprocedure tijdens het veldwerk (i.h.b. bij archeologische begeleiding)

Het wrak wordt in zijn geheel opgegraven en daarna worden de scheepsdelen afgevoerd/ blijven in situ liggen, terwijl de artefacten naar de werkplaats van de afdeling scheepsarcheologie van de RCE worden overgebracht.

Uitvoeringsperiode uitwerking; opleveringstermijn (concept)eindrapport

De resultaten van onderzoek zullen binnen twee jaar na afsluiting van het veldwerk worden opgeleverd.

Termijn overdracht van vondsten, monsters en documentatie

Het vondstmateriaal en documentatie zullen eind december 2014 worden overgedragen.

Procedure toetsing eindproduct door bevoegd gezag

Toetsing vindt intern plaats bij RCE, GIA en Nieuw Land.

8. Wijzigingen na evaluatie

Wijzigingen tijdens het veldwerk

Alle wijzigingen zullen eerst worden overlegd met het bevoegd gezag en betrokkenen van de RCE.

Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk

Alle wijzigingen zullen eerst worden overlegd met het bevoegd gezag betrokkenen van de RCE.

Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering

Alle wijzigingen zullen eerst worden overlegd met het bevoegd gezag betrokkenen van de RCE.

9. Literatuur en bijlagen

Literatuur A.F.L. van Holk, 2011, International Fieldschool for Maritime Archaeology Flevoland (IFMAF). In: Bolle, L. et al (red.), Sterke Verhalen, Cultuurhistorisch Jaarboek voor Flevoland. Nieuw Land/ Stichting Uitgeverij De Twaalfde Provincie, Lelystad, 178-181.

Lijst van bijlagen Fig.1. Locatie van het wrak.

Page 129: Een opmerkelijke scheepsinventaris

128

Bijlage

Figuur 1. Locatie van het scheepswrak OL79

Page 130: Een opmerkelijke scheepsinventaris

129

Afbeelding: Stadsprofiel van Amsterdam vanaf het IJ gezien.

Afkomst: Teatro della Guerra

Techniek: Ets

Vervaardiger: Vincenzo Coronelli

Jaar van vervaardiging: 1706

URL: http://www.edward-wells.nl/catalogus/index.php?productID=3582

Bijlage II: Ets van Vincenzo Coronelli

Page 131: Een opmerkelijke scheepsinventaris

130

Aan: Andrea Otte-Klomp en Laura Koehler

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Postbus 1600

3800 BP Amersfoort

Betreft: uitslag dateringsonderzoek vrachtschip OL79, DCCD Onderzoeksnummer P:2014003

14 maart 2014

Amersfoort

Beste collega’s,

Hierbij de resultaten van een dendrochronologisch onderzoek van acht houtmonsters,

afkomstig van het wrak van vrachtschip OL79. Uit de bijgeleverde documentatie blijkt dat de

ondergangsdatum op basis van bakenloodjes en munten is gedateerd net na 1796. Wij konden vier van de acht houtmonsters dateren. Aannemende dat de gedateerde elementen

tot de originele constructie behoren, dateert het wrak na AD 1757 (tabel 1-3; Afb. 1-3). Dit is

een terminus post quem datering, aangezien aan de gedateerde houtmonsters het spinthout

ontbreekt. Met vriendelijke groeten,

Prof.dr. E. Jansma (directeur RING)

Bijlage III: Uitslag dateringsonderzoek vrachtschip OL79

Page 132: Een opmerkelijke scheepsinventaris

131

Dendrochronologisch onderzoek van het scheepswrak OL79 14 maart 2014

Van de acht onderzochte eiken houtmonsters van OL79 konden er vier worden gedateerd. De eerste stap

was de relatieve datering, op basis van goede onderlinge overeenkomsten. Vastgesteld werd dat

OLZ00020 en OLZ00030 afkomstig zijn uit dezelfde boom (tabel 1). OLZ00040 en OLZ00050 zijn

beide uit een tweede boom afkomstig (tabel 1). De middelcurven van beide sets konden gedateerd

worden tegen Duitse kalenders (noordelijke deel; tabel 2, afb. 1 en 2). Aannemende dat de gedateerde

elementen tot de originele constructie behoren, dateert het wrak na AD 1757. Dit is een terminus post

quem datering, aangezien aan de vier gedateerde houtmonsters het spinthout ontbreekt

Tabel 1. Matches tussen elementen die afkomstig zijn uit dezelfde boom.

Dendrocode Dendrocode Lengte van

overlap (n)

%PV t Visuele weergave van de

overeenkomst OLZ00020 OLZ00030 86 93,0% 17,7

OLZ00040 OLZ00050 111 81,5 15,3

Tabel 2. Samenvatting van de onderzoeksresultaten.

Monster Beschrijving Dendro-code Datering

van de

jaar- ringen

Spint-

hout Periode

waarin de

boom is omgehakt

Statistische

zekerheid

(probability), gebaseerd op %PV

Referentie-

chronologie

1 Binnen-

betimmering

OLZ00010 - 10 - - -

2, 3 Wegeringen kim (een boom)

OLZ_020_03 0_T

1653-1746 - Na 1757 (1762 ± 5)

P ≤ 0.0001 (99,99%)

NLNSA401

P ≤ 0.005 (99,5%)

EUNLDE01

4, 5 Wegeringen

(een boom)

OLZ_040_05

0_T

1567-1722 - Na 1735

(1743 ± 8) P ≤ 0.0001

(99,99%)

DENSA501

6 Wegering OLZ00060 - - - - -

7 OLZ00070 - 7 - - -

8 OLZ00080 - - - - -

Tabel 3. Statistische onderbouwing van de dateringen.

Dendrocode Kalender Auteur van de kalender

Regionale herkomst van de

kalender

Datering laatste jaarring

Lengte van overlap (n)

%PV t

OLZ_020_030_T NLNSA401 Van Daalen &

Van der Beek 2004

Toepassingsgebied: regio Nedersaksen

1746 94 71,8 4,74

EUNLDE01 Leuschner et al., unpublished

chronology created in EU- project ADVANCE 10K (1990’s)

Toepassingsgebied: centraal en Noord Nederland en Duitsland

66,5 5.56

OLZ_040_050_T DENSA501 Leuchner, unpublished

chronology

Toepassingsgebied: regio Nedersaksen

1722 156 67,3 7,07

Page 133: Een opmerkelijke scheepsinventaris

132

Schriftelijke inventaris (1790) OL79 Schriftelijke inventaris (1790) OL79

Scheepsuitrusting Bedrijfsuitrusting anker - takel - werpanker - leng - dreg - schinkelhaak schinkelhaak plechttouw - balkhaak - dagelijks touw - ballastschop - kabeltouw - presenning - boeireep - sluitboom - boei - slot hangslot, sleutel fok - kluiver - Navigatiemiddelen kleine kluiver - kompas - grote kluiver - handlood - middel kluiver - dieplood - jager - loodlijn - zeil - plechtgaard - bezaan - uursglas - grootbonnet - lantaarn - topzeil - vat - tros - roeper - lijn - paardelijn - Gereedschap windboom - timmergereedschap - pompemmer - bijl - pomphart pompleer koevoet - pomphaak - dommekracht - pompstok - hamer hamer boot - zaag zaag riem - schraper - roer - verfkwast kwast zwaard - teerkwast - mast - teerputs - spriet - zwartselpot - bootzeil - harpuispot - bootfok - pekpot - haak - marlpriem marlpriem trap op zij - puts - leer in 't ruim - luiwagen heideboender landgang - slijpsteen wetsteen kleed over de touwen - slijpsteenbak - handlantaarn - blok blok Huisraad blokschijf blokschijf tafel - touw touw stoel - prinse vlag - lamp snotneus geus - kaarsblaker - wimpel - kaarssnuiter - vleugel - stoffer - hekje - blik -

Bijlage IV: Vergelijking standaardinventaris 1790 met OL79

Page 134: Een opmerkelijke scheepsinventaris

133

Kombuisgoed Victualie treeft treeft watervat - vuurtang vuurtang waterpomp - vuurslagla - trommer - blaasbalg - theebus - vleesketel koperen ketel trechter - visketel - keteldeksel - Persoonlijke uitrusting ortpot - tabakskomfoor - gortpot - Eet- en drinkgerei bord bord kom kom lepel lepel bierglas bierglas theegoed theegoed theeketel theeketel koffiekan - trekpot theepot

Page 135: Een opmerkelijke scheepsinventaris

134

Afbeelding: Afbeeldinge van Rhynlands waterstaat ten opzigte van 't vergrooten der Haarlemmer of

Leydse Meer met de byna gecombineerde en omleggende veenplassen, op ordre van de Wel Eedele

Heeren Dykgraaf en Hoog Heemraden van Rhynland

Afkomst: Bijlage bij de in atlas uitgegeven overzichtskaart van Rijnland van 1746

Techniek: Kopergravure

Vervaardiger: Melchior Bolstra, David Coster

Jaar van vervaardiging: 1746

URL:http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=42&miadt=319&milang=nl&misort=last_

mod%7Cdesc&miview=ldt&mizk_alle=haarlemmermeer&miej=1850&mif1=70142&mif2=27309

Bijlage V: Kopergravure van Melchior Bolstra en David Coster

Page 136: Een opmerkelijke scheepsinventaris

135