10 jaar na de introductie van IFRS: is de kwaliteit van de ...
Een nieuwe standaard voor leases IFRS 16 -...
Transcript of Een nieuwe standaard voor leases IFRS 16 -...
EEN NIEUWE STANDAARD VOOR LEASES: IFRS 16 Aantal woorden/ Word count: 10.972
Helena Claeys & Laura Claeys Stamnummer/ student number: 01302598 & 01302597 Promotor/ Supervisor: Prof. dr. Philippe Van Cauwenberge
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:
Master’s Dissertation submitted to obtain the degree of:
Master of Science in Business Economics
Academiejaar/ Academic year: 2016 - 2017
EEN NIEUWE STANDAARD VOOR LEASES: IFRS 16 Aantal woorden/ Word count: 10.972
Helena Claeys & Laura Claeys Stamnummer/ student number: 01302598 & 01302597 Promotor/ Supervisor: Prof. dr. Philippe Van Cauwenberge
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:
Master’s Dissertation submitted to obtain the degree of:
Master of Science in Business Economics
Academiejaar/ Academic year: 2016 - 2017
I
Permissie
Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd
worden, mits bronvermelding.
Laura Claeys & Helena Claeys
II
Abstract
Op 13 januari 2016 publiceerde ‘the International Accounting Standards Board’ (IASB) de langverwachte
nieuwe standaard voor leases: IFRS 16. Deze standaard is in voege vanaf 1 januari 2019. Een vroegtijdige
toepassing is mogelijk indien het desbetreffende bedrijf reeds IFRS 15 toepast.
IFRS 16 vervangt IAS 17, welke reeds lang met problemen als een te grote flexibiliteit, te weinig transparantie
en een gebrek aan vergelijkingsmogelijkheden met andere bedrijven te kampen heeft. De nieuwe standaard zal
een impact hebben op de financiële gegevens van leasingnemers verspreid over bijna de hele wereld. De
leasingnemers zijn voortaan verplicht elk geleased item, andere dan korte termijn leases en leases van activa
van lage waarde, op te nemen in de balans. Op deze manier verdwijnt het onderscheid tussen een financiële en
een operationele lease. Voor de leasinggevers zijn de veranderingen minimaal en blijft het voorgenoemde
onderscheid behouden. Leasingnemers met een groot aandeel in operationele leases zullen de meeste impact
ondervinden van IFRS 16. Deze impact zal zich in een toename van activa en schulden vertalen en in een ‘front
loaded’ kostenpatroon. Overeenkomstig zullen belangrijke financiële ratio’s, afgeleid van deze activa en
schulden, wijzigen. Naast de impact op de financiële gegevens van een onderneming, wordt ook een
verandering verwacht in de onderhandelingsstrategie en leasingpolitiek van leasingnemers en leasinggevers.
De implementatiekosten en het vele werk veroorzaken een eerder negatieve houding bij bedrijven. Niettemin
biedt IFRS 16 vele voordelen zoals meer transparantie, een betere vergelijkbaarheid en een correcter beeld van
de onderneming. Vanuit dit perspectief komt IFRS 16 tegemoet aan de problematieken van IAS 17. Toch blijkt
de nieuwe standaard niet volledig te voldoen aan de vooropgestelde doelstellingen. Het is geen wereldwijde
standaard en biedt ruimte voor flexibiliteit en subjectiviteit.
Sleutelwoorden: nieuwe standaard, leases, kapitalisatie leases, impact, lease accounting, IFRS 16, IAS 17,
IASB
III
Woord vooraf
Als laatstejaarsstudenten in de graad Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen stellen
wij graag onze masterproef voor. Het betreft een beschrijvende studie over de nieuwe standaard voor leases:
IFRS 16.
Alvorens dit werk aangevat wordt, willen wij graag een aantal mensen bedanken die een belangrijke bijdrage
geleverd hebben bij de totstandkoming van deze masterproef.
In het bijzonder gaat onze dank uit naar professor Dr. Philippe Van Cauwenberge. Zijn talrijke feedback,
deskundige begeleiding en kritische bemerkingen waren van uitzonderlijk belang bij de voltooiing van dit werk.
Een hartelijke dankjewel aan Mevr. Carolien Redant en Dhr. Fouad Elouch die zich bereid stelden om samen
met ons de nieuwe standaard vanuit de praktijk te bekijken.
Een welgemeende dankjewel aan Mevr. Lucia Lavent en Dhr. Domien Claeys voor het nalezen van deze
masterproef en het bijhorende advies.
Een knipoog naar al onze vrienden en familie die ons gesteund hebben bij het maken van deze masterproef.
We zijn er ons van bewust dat ook hun bijdrage een invloed heeft uitgeoefend op de kwaliteit van deze
masterproef.
Helena & Laura Claeys
Juni 2017
IV
Inhoudsopgave
Permissie ............................................................................................................................................................. I
Abstract ............................................................................................................................................................. II
Woord vooraf .................................................................................................................................................. III
Inhoudsopgave ................................................................................................................................................ IV
Lijst met gebruikte afkortingen ..................................................................................................................... VI
Lijst met figuren, tabellen en bijlagen ........................................................................................................ VII
1. Inleiding .................................................................................................................................................. 1
2. De huidige (oude) standaard voor leases: IAS 17 ............................................................................... 4 2.1. Financiële of operationele leasing ........................................................................................................ 4 2.2. Het duaal boekhoudkundig verwerkingsmodel .................................................................................... 5
2.2.1. Financiële leasing .......................................................................................................................... 5 2.2.2. Operationele leasing ...................................................................................................................... 5
2.3. Sales and leaseback .............................................................................................................................. 5 2.4. Problematieken – IAS 17 ..................................................................................................................... 6
2.4.1. Ondernemingen verkiezen operationele leasing ........................................................................... 6 2.4.2. Conflicten met het Conceptual Framework .................................................................................. 7 2.4.3. Een toetsing in de praktijk ............................................................................................................ 8
3. De komst van een nieuwe standaard .................................................................................................. 10
4. De nieuwe standaard: IFRS 16 ........................................................................................................... 12 4.1. Het bereik van IFRS 16 ...................................................................................................................... 12
4.1.1. Uitzonderingen ............................................................................................................................ 13 A. Korte termijn leases ........................................................................................................................ 14 B. Leasecontracten van activa met kleine waarde ............................................................................... 14
4.2. Individuele versus portfolio contracten .............................................................................................. 15 4.3. Sales and leaseback ............................................................................................................................ 15 4.4. Gecombineerde overeenkomsten ....................................................................................................... 16 4.5. De stap naar het enkelvoudig boekhoudkundig verwerkingsmodel ................................................... 16
4.5.1. Kernbegrippen ............................................................................................................................. 17 A. Termijn van de leasing .................................................................................................................... 17 B. Vergoedingen .................................................................................................................................. 17 C. Lease-elementen ............................................................................................................................. 17
4.5.2. De grootste verandering: boekhoudkundige verwerking leasingnemer ...................................... 19 4.5.3. Boekhoudkundige verwerking leasinggever ............................................................................... 20 4.5.4. Kritische reflectie ........................................................................................................................ 21
5. Kostenbaten-analyse ............................................................................................................................ 23 5.1. Baten ................................................................................................................................................... 23
A. Voordelen voor investeerders en analisten ..................................................................................... 23
V
B. Voordelen voor de betrokken bedrijven ......................................................................................... 23 C. Betere vergelijkbaarheid ................................................................................................................. 24
5.2. Kosten ................................................................................................................................................. 24
6. Impact en effecten wegens IFRS 16 .................................................................................................... 26 6.1. Effect op financiële gegevens ............................................................................................................. 26
A. Effect op de balans .......................................................................................................................... 26 B. Effect op de resultatenrekening ...................................................................................................... 27 C. Effect op de cashflow(s) ................................................................................................................. 28 D. Effect op de ratio’s .......................................................................................................................... 28
6.2. Impact op sectoren .............................................................................................................................. 28
7. Een wereldwijde standaard ................................................................................................................. 30
8. Een stand van zaken anno 2016 .......................................................................................................... 31 8.1. Basis van het onderzoek ..................................................................................................................... 31 8.2. Een blik op de BEL20 ........................................................................................................................ 32
8.2.1. Kwalitatieve rapportering ........................................................................................................... 32 8.3. Conclusie ............................................................................................................................................ 33
9. Conclusies, beperkingen en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek ........................................ 34
Referenties ....................................................................................................................................................... IX
Bijlagen ......................................................................................................................................................... XIII
VI
Lijst met gebruikte afkortingen
ASC Accounting Standards Codification
D/E Debt to Equity
EBIT Earnings Before Interest and Taxes
EBITDA Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization
ESMA
EFRAG
European Securities and Markets Authority
European Financial Reporting Advisory Group
FAS Financial Accounting Standards
FASB Financial Accounting Standards Board
IAS International Accounting Standards
IASB International Accounting Standards Board
IFRIC International Financial Reporting Interpretation Committee
IFRS International Financial Reporting Standards
KMO Kleine of Middelgrote Onderneming
PPE Property, Plant and Equipment
ROA Return on Assets
ROE Return on Equity
SEC Securities and Exchange Commission
US GAAP United States General Accepted Accounting Principles
VII
Lijst met figuren, tabellen en bijlagen
Figuur 1: 2 types van leasing onder IAS 17 ........................................................................................................ 4Figuur 2: Definitie van een lease, volgens IFRS 16 ......................................................................................... 12Figuur 3: Onderscheid tussen een leasing en een service contract (IFRS 16) .................................................. 13Figuur 4: Sales and leaseback conform IFRS 16 (gebaseerd op Deloitte) ....................................................... 15Figuur 5: De kern van IFRS 16 ......................................................................................................................... 16Figuur 6: De balans van een leasingnemer, conform IFRS 16 ......................................................................... 19Figuur 7: ‘Front-loaded lease expense pattern’ onder IFRS 16 ........................................................................ 20Figuur 8: Kostenpatroon leases – IFRS 16, IAS 17 .......................................................................................... 27Figuur 9: Verschilpunten ASC 842 – IFRS 16 ................................................................................................. 30
Tabel 1: Kwaliteitsnormen waartegen IAS 17 faalt ............................................................................................ 7Tabel 2: Kwalitatieve rapportering (Impact IFRS 16) – BEL20 - Resultaten .................................................. 32
Bijlage 1: ‘Classification guidance IAS 17’ ................................................................................................... XIIIBijlage 2: ‘Sales and leaseback – IAS 17’ ..................................................................................................... XIVBijlage 3: ‘Flowchart – Leasing IFRS 16’ ....................................................................................................... XV
1
1. Inleiding
Leasing is een belangrijke en wereldwijd gebruikte financieringsmethode. Het stelt bedrijven in staat om
toegang te krijgen tot het gebruik van vast actief, zonder deze zelf aan te kopen.
De financieringskeuze van bedrijven werd, doorheen de jaren, aan reeds heel wat onderzoek onderworpen. In
de ‘perfecte wereld’, beschreven door Modigliani en Miller (1958), zijn financieringsbeslissingen irrelevant.
De ‘echte wereld’ wordt echter gekenmerkt door verschillende imperfecties (bijv. belastingen) waardoor een
bepaalde financieringskeuze, afhankelijk van de situatie, de voorkeur geniet. In de historie van de verschillende
onderzoeken naar de financieringskeuze van bedrijven werden reeds heel wat determinanten [belastingvoordeel
(Lasfer & Levis, 1998); vermindering van het financieel risico (Graham, 2000); lagere faillissementskosten
(Barclay & Smith, 1995 – Krishnan & Moyer, 1994)] in het voordeel van leasing aangetoond.
Andere onderzoeken besloten dat leasing in België (BLV, Belgische Leasingvereniging, 2015) en Europa een
positieve evolutie kent. In 2010, opteerden 40% van alle KMO’s in Europa voor leasing, welk percentage groter
is dan het gebruik van elk ander individueel financieringsalternatief. Bovendien bedroeg de penetratiegraad1
van leases in Europa 13,9% in 2015, dewelke de populariteit van deze financieringsvorm bevestigt. (Leaseurope
– European Leasing, 2015)
In overeenstemming met de huidige boekhoudnorm, IAS 17, wordt een lease gecategoriseerd als een financiële
of een operationele lease. In tegenstelling tot financiële leases, dienen leases van operationele aard niet in de
balans opgenomen te worden. Operationele leases resulteren in betere financiële ratio’s (Marton et al., 2013)
en gaan gepaard met een betere uitstraling van de balans (Lim et al., 2003). Bedrijven ervaren vanuit
boekhoudkundige doeleinden een stimulans om te opteren voor operationele leases. Beattie et al. (2000) raamde
de omvang van operationele leases tot dertien keer groter dan deze van financiële leases.
De flexibiliteit verbonden aan de categorisering binnen IAS 17 maakt het ondernemingen mogelijk een eigen
‘boekhoudkundige fictie’ te creëren. Het gebrek aan een consistente en uniforme behandeling voor leases maakt
het voor investeerders moeilijk om soortgelijke bedrijven met elkaar te vergelijken. Bovendien werd de FAS
13, Amerikaanse equivalent van IAS 17, tot slechtste standaard ooit gestemd2 (Reither, 1998).
1 De verhouding tussen het totaal volume (bedrag) aan nieuwe leases en de totale investeringen. Het is een maatstaf voor het bedrag aan investeringen dewelke gefinancierd werden d.m.v. leasing. 2 Deze beoordeling werd gemaakt door de leden van The American Accounting Association/FASB financial reporting issues conference in 1996.
2
“For information to be comparable, like things must look alike and different things must look different.”
(Hoogervorst H.)
De nood aan meer transparantie en vergelijkbaarheid zette de ‘International Accounting Standards Board’
(IASB) en de ‘Financial Accounting Standards Board’ (FASB) ertoe aan om alle leases op een uniforme manier
te behandelen. Stap voor stap werd een nieuwe standaard ontwikkeld: IFRS 16.
IFRS 16 bevat een uitgebreid model voor de identificatie van leaseovereenkomsten en hun behandeling in de
jaarrekening voor zowel leasinggevers als leasingnemers. Voor de leasinggever blijft het onderscheid tussen
een financiële en operationele lease behouden. Dit onderscheid is echter niet meer van toepassing voor de
leasingnemer. Voortaan zullen alle leasecontracten opgenomen worden op de balans van de leasingnemer, met
inbegrip van enkele uitzonderingen. IFRS 16 tracht op deze manier een antwoord te bieden aan de
problematieken waarmee de huidige standaard, IAS 17, te kampen heeft.
Voorafgaand aan deze scriptie werden reeds heel wat onderzoeken gevoerd en papers geschreven omtrent de
hervorming naar IFRS 16. Deze papers focussen zich voornamelijk op het ontwikkelingsproces en de mogelijke
gevolgen gerelateerd aan de nieuwe standaard. Deze masterproef vormt een vervolg op deze onderzoeken. Het
betreft een beschrijvend onderzoek waarbij de effectieve standaard wordt toegelicht en wordt benaderd vanuit
een kritische invalshoek. Theoretische aspecten en gesprekken met IFRS-experts uit het veld vormen de
fundamenten van deze scriptie.
Vanuit een beschrijving en de problematiek van de oude standaard wordt het ontstaan van de nieuwe standaard
toegelicht en bekrachtigd. Tevens wordt er dieper ingegaan op de verandering ten opzichte van de oude
standaard en de boekhoudkundige verwerking. De bijhorende gevolgen gerelateerd aan IFRS 16 zijn een
logisch vervolg binnen deze bespreking. Deze laatste sectie wordt uitgebreid m.b.v. een kostenbaten-analyse.
Een kleine toetsing in de praktijk belicht de stand van zaken anno 2016. Deze scriptie wordt afgesloten a.d.h.v.
een bundeling van kerngedachten en aanbevelingen voor eventueel verder onderzoek.
Doorheen deze scriptie is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van Nederlandstalige termen. Dit om de
uniformiteit van de masterproef te garanderen. Er zijn echter uitzonderingen waarbij er geen pasklare vertaling
voor de hand ligt of waarbij een eventuele vertaling mogelijks tot verwarring kan leiden. In dergelijke gevallen
is gekozen voor het gebruik van de Engelstalige term. In andere gevallen is ervoor gekozen om de
Nederlandstalige term te hanteren, maar het Engelse equivalent in de voetnoot weer te geven ter
verduidelijking.
3
In wat volgt worden bepaalde theoretische aspecten onderbroken om een eigen mening of kritische bedenking
toe te voegen. Deze bedenkingen worden steeds ingeleid door middel van een kalligrafische hoofdletter.
4
2. De huidige (oude) standaard voor leases: IAS 17
Sedert 1 januari 2005 worden alle leases, met uitzondering van deze vermeld in IAS 17.23, verwerkt volgens
de regels en procedures van IAS 17. IAS 17 definieert een lease als ‘een overeenkomst in dewelke de
leasinggever het gebruiksrecht van een actief, voor een vooraf bepaalde periode, verleent aan de leasingnemer
in ruil voor betaling (eenmalige betaling of een reeks van betalingen)’. Verder categoriseert deze standaard een
lease als een operationele of financiële lease. Het is deze opsplitsing die de kern van IAS 17 vormt.
Figuur 1: 2 types van leasing onder IAS 17
2.1. Financiële of operationele leasing
Een leasing wordt gecategoriseerd als een financiële lease indien alle risico’s en voordelen, met betrekking tot
het eigenaarschap, substantieel overgedragen worden naar de leasingnemer gedurende de leasingperiode (IAS
17.4). Risico’s verbonden aan het eigenaarschap omvatten o.a. verlies bij een latere verkoop, onbenutte
capaciteit, verlies door technologische veroudering,… Voordelen hebben betrekking op het gebruik van het
actief, winst door verkoop, etc.
De voorwaarde voor een financiële lease kan worden afgetoetst m.b.v. een handleiding, opgemaakt door de
IASB. Deze handleiding omschrijft situaties waarin er onder meer sprake is van een expliciete of impliciete
overdracht van het eigenaarschap en werd als bijlage (Bijlage 1: ‘Classification guidance IAS 17’) toegevoegd.
3 Vallen buiten het bereik van IAS 17: 'Huurovereenkomsten voor mineralen, olie, aardgas en soortgelijke regeneratieve bronnen en licentieovereenkomsten voor films, video's, toneelstukken, manuscripten, octrooien, auteursrechten en dergelijke; eigendom gehouden door huurders die worden beschouwd als beleggingseigendom (IAS 40) waarvoor de huurder het beleggingseigendom waardeert m.b.v. het ‘fair value model’ en het eigendom verhuurd wordt door verhuurders onder operationele leases (IAS 40); biologische activa in handen van huurders onder financiële leaseovereenkomsten (IAS 41); biologische activa verstrekt door verhuurders onder operationele leases (IAS 41). (IAS Plus)
5
Alle andere leases worden geclassificeerd als operationele leases. De classificatie van een leasing gebeurt bij
aanvang van de overeenkomst en wordt zowel door leasingnemer als leasinggever gemaakt.
2.2. Het duaal boekhoudkundig verwerkingsmodel
2.2.1. Financiële leasing
In het geval van een financiële lease schetst men de situatie alsof de leasingnemer het vast actief werkelijk
bezit, eigenaar is:
Ü ‘Actief’ en bijhorende ‘schuld’ op de balans (= Reële waarde van het geleasede item, inclusief directe
kosten, of indien lager, de huidige waarde van alle toekomstige betalingen ter vergoeding van het
gebruik)
Ü Afschrijven
Ü Betaling weerspiegelt zich als een interestkost en een daling in de schuld
Voor een leasinggever weerspiegelt een financiële lease zich als een reeks van inkomsten die gelijk zijn aan de
netto-investering in de betreffende leasing.
2.2.2. Operationele leasing
In tegenstelling tot een financiële lease is de verwerking van een operationele lease voor de leasingnemer een
stuk eenvoudiger. Betalingen aan de leasinggever worden louter erkend als een periodieke kost en worden
bijgevolg ook meteen opgenomen in de resultatenrekening. De periodieke kost omvat een proportionele
spreiding van de betalingen over de leasingperiode, tenzij een andere basis meer relevant is.
De leasinggever fungeert als de eigenaar van het vast actief en weerspiegelt dit in zijn balans (vast actief, netto-
investering, afschrijven). Verder registreert hij de periodieke betalingen van de leasingnemer als een inkomst
in de resultatenrekening.
2.3. Sales and leaseback
Een sales and leaseback transactie is een transactie waarbij een actief door een verkoper X verkocht wordt, en
datzelfde actief aan de verkoper X teruggeleased wordt. De boekhoudkundige verwerking van de sales and
leaseback is afhankelijk van de classificatie van de ‘leaseback’. Deze kan van operationele of financiële aard
zijn en bepaalt of het resultaat van de verkooptransactie mag opgenomen worden.
6
Het resultaat (winst/verlies) wordt gecreëerd door de reële waarde van het actief en de betreffende verkoopprijs
in de transactie met elkaar te vergelijken.
Bij een financiële lease wordt de winst opgenomen in de jaarrekening en gespreid over de leaseperiode ten
gunste van de winst- en verliesrekening (Verhoeye, J., 2013). Voor een sales and leaseback transactie met een
operationele ‘teruglease’ zijn de regels gecompliceerder. Het al dan niet opnemen van het resultaat is situatie
gebonden en wordt in bijlage 2 (Bijlage 2: ‘Sale and leaseback – IAS 17’) toegelicht.
2.4. Problematieken – IAS 17
Er bestaan veel verschillende manieren om een vast actief te verwerven. De meest gekende methode is de
aankoop van het actief door de onderneming zelf. Een gebrek aan voldoende financiële middelen kan dit echter
belemmeren waardoor de voorkeur uitgaat naar bijvoorbeeld de huur of leasing van het betreffende vast actief.
In deze situatie bezit de onderneming het vast actief niet, maar heeft ze het recht om het actief gedurende een
vooraf bepaalde periode, mits betalingen, te gebruiken. Leasing biedt op die manier een handige oplossing ter
financiering. Andere voordelen verbonden aan leasing zijn de bijhorende flexibiliteit voor de leasingnemer en
de vermindering van het risico omtrent de restwaarde en de veroudering van het vast actief (Deloitte, 2016).
Bovendien is leasing een meer toegankelijkere financieringsvorm, omdat, in tegenstelling tot het huren van
geld bij de bank, een lagere kredietwaardigheid vereist wordt (Ooghe et al. ,2004, Schmit, 2004, Barclay &
Smith, 1995). Deze lagere kredietwaardigheidseisen zijn het gevolg van het feit dat het juridisch eigenaarschap
bij de leasinggever blijft. Refererend naar deze voordelen van leasing als financieringsmethode, ligt het voor
de hand dat deze methode zeer populair is en frequent gehanteerd wordt.
In overeenstemming met de huidige boekhoudnorm voor leases, kan een financiële lease beschouwd worden
als een ‘met schulden gefinancierde aankoop van een vast actief’. Dit in tegenstelling tot een operationele lease
waarbij men de lease niet erkent in de balans van de onderneming. Enkel periodieke betalingen in de
resultatenrekeningen zijn hier zichtbaar. Vanuit dit gegeven is het meteen ook duidelijk dat operationele leases
(financiële leases) tevens benoemd worden als ‘Off-balance sheet leases’ (‘On-balance sheet leases’). Het is de
classificatie van IAS 17 die een belangrijke rol speelt in de problematiek van de huidige standaard.
2.4.1. Ondernemingen verkiezen operationele leasing
Een onderneming zal betere financiële ratio’s behalen indien men gebruik maakt van een operationele lease in
plaats van een financiële lease (Marton et al., 2013). Dit heeft alles te maken met het feit dat een operationele
7
lease niet weerspiegeld wordt in de balans. In tegenstelling tot een financiële lease, waarbij men simuleert dat
de leasingnemer het vast actief aankoopt, zal een operationele lease onder andere de schuldgraad en ROA van
de onderneming een betere uitstraling geven. De onderneming kan leasing dus gebruiken om de balans mooier
te presenteren dan ze in werkelijkheid is (Lim et al., 2003).
De negatieve implicaties van een financiële lease op de financiële gegevens van een onderneming
(leasingnemer) creëren een motivatie om operationele leases te verkiezen.
Een grondige analyse van de huidige standaard leert ons dat de classificatie [§2 (2.1. ‘Financiële of operationele
leasing)] te veel ruimte biedt voor flexibiliteit. Kleine contractuele wijzigingen kunnen een verandering in
classificatie veroorzaken. Hierdoor worden gelijkaardige transacties op verschillende manieren verwerkt.
Ondernemingen hebben op die manier de mogelijkheid om hun eigen financiële gegevens en ratio’s te
‘controleren’ (McGregor, W. 1996). Het gevaar ontstaat dat de onderliggende economische realiteit niet correct
wordt weergegeven (McGregor, W. 1996).
Voor investeerders is het een moeilijke opgave om soortgelijke bedrijven op een gelijkaardige basis te
vergelijken, daar assumpties en keuzes omtrent de leases bedrijfsafhankelijk zijn. Investeerders zijn
genoodzaakt om hun eigen aanpassingen aan te brengen aan de financiële gegevens van een onderneming om
een vergelijkbaar beeld te creëren.
2.4.2. Conflicten met het Conceptual Framework
Een tweede zorg betreft de conflicten tussen IAS 17 en het ‘Conceptual Framework’ ontwikkeld door de IASB
(IASB. CF, 2010). De huidige standaard slaagt er niet in om tegemoet te komen aan de kwaliteitsnormen
vooropgesteld door het framework. De verwachting dat financiële gegevens betrouwbaar zijn en op een
betrouwbare manier worden voorgesteld kan onvoldoende worden gegarandeerd. Bovendien faalt de standaard
ook op verschillende kwalitatieve aspecten (infra tabel 1).
Kwaliteitsnorm Bijhorende vereiste (IASB. CF 2010) IAS 17 Vergelijkbaarheid (‘comparability’)
De informatie die gerapporteerd wordt, moet vergeleken kunnen worden met gelijkaardige informatie van een ander bedrijf
Niet mogelijk ten gevolge van de ‘flexibele’ classificatie
Controleerbaarheid (‘verifiability’)
De gerapporteerde informatie moet de onderliggende economische gegevens op een betrouwbare manier weergeven, zodat onafhankelijke partijen tot gelijke conclusies kunnen komen
Voorbeeld: Door het erkennen van een operationele lease i.p.v. een financiële lease, wordt de economische waarde/realiteit van een onderneming niet altijd correct voorgesteld
Tabel 1: Kwaliteitsnormen waartegen IAS 17 faalt
8
2.4.3. Een toetsing in de praktijk
Reeds heel wat werkstukken en onderzoeken namen de financieringskeuze van een onderneming onder de loep.
Hieruit blijkt dat leasing tot op heden een zeer populaire financieringsvorm is. Verschillende argumenten
verklaren deze populariteit:
Mogelijks gerelateerd belastingsvoordeel; ondernemingen met financiële moeilijkheden zoeken vaak hun
heil in leasing als laatste mogelijkheid om aan financiering te geraken (Cottrel et al., 1996; Krishnan en
Moyer, 1994; Merton en Upton, 1976); groeiondernemingen grijpen sneller naar leasing in plaats van
schuldfinanciering (Lasfer en Levis, 1998); bij leasing wordt zelden om aanvullende waarborgen gevraagd
(Graham, 2000; Ooghe et al., 2003).
Volgens verschillende onderzoeken, wordt het merendeel van de leases niet gerapporteerd op de balans van
ondernemingen (Beattie et al., 2000; Goodacre & Thomson, 2006). In sommige ondernemingen en sectoren
omvatten deze operationele leases zelfs het grootste gedeelte in proportie met de financiële leases.
Gebaseerd op een onderzoek van de US Securitities and Exchange Commission (US SEC, 2005), waarin
30.000 beursgenoteerde ondernemingen, dewelke rapporteren conform IFRS of US GAAP, werden
opgenomen, kan er geconcludeerd worden dat ongeveer de helft van de ondernemingen operationele leases
publiceren. De beursgenoteerde bedrijven rapporteerden in totaliteit US$ 3,34 triljoen aan
leaseovereenkomsten, waarvan 85% (m.n. US$ 2,85 triljoen) behoorden tot de operationele categorie
(IASB, 2015). Dit bedrag is equivalent aan meer dan ¼ van een onderneming zijn gerapporteerde
langetermijn schulden op de balans (Bloomberg Data, dezelfde vergelijkingsbasis).
“I can guarantee almost all of you have never flown in a plane that has appeared in the airline’s balance
sheet. And the reason is they tend not to buy them, they lease them.” (Tweedie D.)
De significantie en juistheid van deze ‘onzichtbare informatie’ varieert echter naargelang de regio, de industrie,
het land en het bedrijf. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat het gebruik van operationele leases
een sterke concentratie kent in een kleine groep van ondernemingen die actief zijn in volgende sectoren:
vliegtuigmaatschappijen, handel, reizen & vrije tijd en de transportmarkt. Deze sectoren behalen een
gemiddelde score van meer dan 10% bij de verhouding operationele leases t.a.v. totaal actief6.
4 Niet-verdisconteerde basis 5 Niet-verdisconteerde basis 6 Achtereenvolgende ratio van: 23%(vliegtuigmaatschappij); 21%(handel); 20%(reizen&vrije tijd); 10% (transport)
9
De toetsing in de praktijk toont aan dat de besproken problematieken m.b.t. IAS 17 relevant zijn. Het is voor
investeerders en andere geïnteresseerden een moeilijke opgave om: een juist beeld te verwerven over de
geleasede activa en bijhorende leaseverplichtingen van ondernemingen; ondernemingen te vergelijken die vast
actief aankopen ten aanzien van leasen; het bijgevolg schatten van het bedrag aan ‘off-balance sheet’ leases.
De komst van een nieuwe standaard is vanuit dit perspectief een must. Niettemin dient vermeld te worden dat
rechtstreekse aanpassingen van de standaard richting operationele leases een impact zal hebben die wereldwijd
en door heel veel bedrijven ervaren zal worden. Deze impact wordt in §6. (6.2. ‘Impact op sectoren’) in meer
detail besproken.
10
3. De komst van een nieuwe standaard
Er kan geconcludeerd worden dat de huidige boekhoudnorm te kampen kreeg met heel wat onderbouwde en
terechte punten van kritiek. Hierdoor voegde de IASB een verandering, maar vooral verbetering van deze
standaard al snel aan hun ‘takenlijst’ toe. In samenwerking met de FASB vond de afgelopen jaren dan ook een
veelzijdig proces plaats dat uiteindelijk zou leiden tot de lang verwachte nieuwe standaard voor leases: IFRS
167.
De samenwerking, tussen de IASB en de FASB, fundeerde op een gemeenschappelijk doel: alle leases (zowel
het gebruiksrecht als de bijhorende schuld) moeten voortaan op de balans zichtbaar zijn. Refererend naar de
huidige standaard, IAS 17, betekent dit dat operationele leases verdwijnen. Zodoende kunnen investeerders een
transparanter beeld over de schuldgraad van ondernemingen verwerven en kunnen operationele bedrijven beter
vergeleken worden.
Door het frequente gebruik van operationele leases door een substantieel groot aantal bedrijven, was de IASB
zich ervan bewust dat de verandering in de boekhouding heel wat teweeg zou brengen. Een voorzichtige aanpak
en een doordachte analyse waren een must. Vanaf 2009 startte een behoedzaam proces waarbij men externe
feedback zocht binnen elke mogelijke fase. Verder ontwikkelden de IASB en de FASB een ‘Lease Accounting
Working Group’ die instond voor het verzamelen van informatie uit het veld, ervaringen en kennis. Doorheen
het ontwikkelingsproces van IFRS 16 verzamelde men feedback via 3 publieke opiniepeilingen8 en
verschillende vergaderingen en conferenties. De grootste zorgen van het publiek situeerden zich rond de kost
en complexiteit voor het implementeren van de nieuwe standaard. Publieke opinies, kritieken en zorgen werden
grondig geanalyseerd door de instellingen en via aanpassingen opgenomen in de standaard.
Op 13 januari 2016 werd ‘IFRS 16 – leases’ gepubliceerd door de IASB. Deze volledige standaard biedt een
gedetailleerd en volledig beeld m.b.t. de erkenning (recognition), waardering (measurement) en toelichtingen
(disclosures) voor leasingnemer en leasinggever. De FASB publiceerde de Amerikaanse equivalent (ASC 842)
van deze standaard later, in het eerste kwartaal van 2016.
Voor een verschil tussen deze equivalente standaarden verwijzen we naar §7 (7. ‘Een wereldwijde standaard’)
dewelke terug te vinden is op pagina 30 van deze masterproef.
7 IFRS 16 vervangt IAS 17 en de bijhorende interpretaties: IFRIC 4 ‘Determining whether an agreement contains a lease’, SIC 15 ‘Operating leases - incentives’, SIC 17 ‘Evaluating the substance of transactions in the legal form of a lease’. 8 Discussion paper (2009) ; Exposure draft (2010) ; Revised exposure draft (2013)
11
De nieuwe standaard is in voege vanaf 1 januari 2019. Een onderneming kan ervoor kiezen de nieuwe standaard
reeds vroeger toe te passen, op voorwaarde dat deze onderneming ook IFRS 15, m.n. ‘Revenue from contracts
with customers’ hanteert. De nieuwe standaard werd tot op heden nog niet bekrachtigd door de Europese
Commissie, maar kreeg in het eerste kwartaal van 2017 reeds een positief ‘endorsement advice’ van de
European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG). De bekrachtiging wordt verwacht vóór 1 januari
2019.
De overgang naar de nieuwe standaard is niet te onderschatten en vergt het nodige werk. De overgangsperiode
van 3 jaar heeft als doel ondernemingen de tijd te geven om de nodige informatie, veranderingen en plannen
omtrent deze wijziging te verzamelen en intern te bespreken. In België kunnen bedrijven beroep doen op de
diensten van revisoren en accountants om hen bij te staan in deze verandering. Interviews met IFRS-experts
van bedrijven zoals Ernst & Young, Deloitte,… bevestigden de enorme werklast verbonden aan de
implementatie van IFRS 16. Deze experts verwachten dat de omzetting naar IFRS 16 uitbesteed zal worden
daar er intern te weinig kennis voorhanden is.
12
4. De nieuwe standaard: IFRS 16
4.1. Het bereik van IFRS 16
De nieuwe standaard is van toepassing op alle leasingcontracten, met uitzondering van deze vermeld in IFRS
16.39. Deze uitzonderingen liggen in dezelfde lijn als deze vastgelegd in IAS 17.
Om na te gaan of een overeenkomst valt onder de categorie van ‘leasing’, dient men na te gaan of het contract
een lease bevat (infra fig. 2). Deze bepaling gebeurt bij ondertekening van het contract.10 Er zijn slechts weinig
aanpassingen in de ‘vernieuwde’ definiëring terug te vinden. De focus wordt verlegd van ‘recht om te
gebruiken’ naar ‘recht om te controleren’. Met deze verschuiving van de focus verlaten we de risk- en
rewardbenadering. Deze kleine wijzigingen zullen nagenoeg geen impact hebben op de bepaling van nieuwe
leasecontracten.
Figuur 2: Definitie van een lease, volgens IFRS 16
De bepaling is in de meeste gevallen voor de hand liggend en éénduidig. Doch voorziet de IASB een flowchart
die helpt bij de bepaling of het al dan niet om een lease gaat. Deze flowchart kan als bijlage (Bijlage 3:
‘Flowchart – leasing IFRS 16’) geraadpleegd worden.
9 Overeenkomsten die buiten het bereik van IFRS 16 vallen: Leasing m.b.t. mineralen, olie, natuurlijke grondstoffen en gelijkaardige bronnen; leases m.b.t. biologische activa (IAS 41); zij die vallen onder IFRIC 12, IFRS 15, IAS 38 10 ‘Inception date’
13
Daarenboven dient een onderscheid gemaakt te worden tussen leasecontracten en servicecontracten. Service-
contracten zijn niet verplicht te worden opgenomen in de balans.
Het grote onderscheid tussen een lease- en een servicecontract situeert zich in wie het recht van controle over
het item bezit:
Figuur 3: Onderscheid tussen een leasing en een service contract (IFRS 16)
Vertrekkend vanuit deze basis is het onderscheid tussen een ‘leasing’ en ‘servicecontract’ klaar en duidelijk.
Echter, in het merendeel van de gevallen bevat een contract zowel lease- als service-elementen (niet-lease
elementen).
Voorbeeld: een leasing van een auto met het bijhorend onderhoud als service-element.
De nieuwe standaard vereist dat voortaan elk lease-element afzonderlijk behandeld wordt. De opsplitsing tussen
lease-elementen onderling en niet-lease-elementen met lease-elementen is dermate van belang. Voor een
correcte beschrijving van deze opsplitsingen en hun belang verwijzen we naar §4. (4.5.1. ‘C. Lease-
elementen’).
4.1.1. Uitzonderingen
Tijdens de ontwikkeling van de nieuwe standaard, ontstonden veel vragen uit hoofde van ondernemingen en
accountants over de complexiteit en de kosten verbonden aan de implementatie. Men was er zich al snel van
bewust dat voortaan alle leasecontracten, inclusief de vereiste informatie, van A tot Z vermeld zouden moeten
worden. Binnen de samenwerking van de IASB en de FASB werd hiermee rekening gehouden en trachtte men
de kosten van implementatie te reduceren door 2 uitzonderingen aan de standaard toe te voegen. Voor deze 2
uitzonderingen dient de leasingnemer geen actief en schuld op de balans te rapporteren. Het volstaat dat de
betalingen, op lineaire wijze, worden opgenomen in de resultatenrekening.
14
A. Korte termijn leases
Leases waarbij de leasingperiode maximaal 12 maanden bedraagt vallen onder de noemer ‘Korte termijn
leases’. Om deze vrijstelling toe te kunnen passen dient de leasingperiode bepaald te worden. Deze bepaling
wordt in §4. (4.5.1. ‘A. Termijn van de leasing’) meer in detail besproken. Daarnaast is elke leasing die een
aankoopoptie omvat, geen korte-termijn leasing.
B. Leasecontracten van activa met kleine waarde
De nieuwe standaard omvat een uniforme verwerkingsmethode voor alle leases. Het verwerken van alle
geleasede items zou de standaard in complexiteit laten toenemen. Vanuit dit perspectief werden de zogenaamde
‘small ticket’ items (bijv. tablets, computers, bureaumeubelen,…) buiten beschouwing gelaten. Bijgevolg
worden leases met een waarde11 kleiner dan US$5,000 niet opgenomen. Naast deze hoofdvereiste dient aan
volgende 3 voorwaarden voldaan te worden:
Ü Het onderliggend actief is niet sterk afhankelijk van, of niet sterk verbonden met andere activa
Ü De leasingnemer kan genieten van de voordelen van het individuele item of in combinatie met andere
beschikbare items
Ü De lease is geen hoofdlease in een sublease-overeenkomst
De toevoeging van deze tweede uitzondering biedt, naar onze mening, ruimte voor discussie en
scepticisme: De lage grenswaarde van US$5,000 zorgt ervoor dat maar weinig items buiten het bereik van IFRS
16 vallen. Hierdoor is onvoldoende tegemoetgekomen aan de zorg omtrent de grote werklast voor
ondernemingen. Verder verwachten we dat de beperkte richtlijnen voor de bepaling van een ‘actief met kleine
waarde’ voor mogelijkse problemen kunnen zorgen. Daar de standaard zelf tablets, computers, kleine meubels
en dergelijke als voorbeelden aanreikt, bestaat de mogelijkheid dat sommige leasingnemers binnen de bepaling
meer aandacht schenken aan de aard van het onderliggende actief i.p.v. de waarde. Waar ligt het consensus
onder de hypothese dat een onderneming een computer ter waarde van meer dan US$5,000 leaset? Het ziet
ernaar uit dat dit een belangrijk twistpunt binnen het bereik van IFRS 16 zal zijn, dewelke pas duidelijk zal
worden naarmate de praktijk zich ontwikkelt.
Naast de concrete implementatie dienen bedrijven een manier te vinden om deze ‘short-term leases’ en ‘leases
of low value’ te bepalen en een proces te ontwikkelen om deze op te nemen in de jaarrekening. Deze zoektocht
kan, naast de nieuwe standaard op zich, extra kosten en tijd met zich meebrengen.
11 De bijhorende waarde van het actief moet bepaald worden alsof het actief ‘nieuw’ is, ongeacht de toestand en leeftijd van het actief.
15
4.2. Individuele versus portfolio contracten
IFRS 16 specifieert de boekhoudnormen voor individuele leasecontracten. De standaard kan echter ook worden
toegepast op een portfolio van leases met vergelijkbare kenmerken, op voorwaarde dat de verwachte effecten
op de jaarrekening van dezelfde impact zijn als wanneer elke lease uit het portfolio afzonderlijk behandeld
wordt.
4.3. Sales and leaseback
Voortaan dienen beide partijen, verkoper-leasingnemer en koper-leasinggever, te bepalen of de transactie een
verkoop omvat. Deze bepaling dient te gebeuren op basis van IFRS 15. Naargelang de transactie al dan niet
een verkoop omvat worden specifieke regels voorgeschreven. Deze boekhoudkundige verwerking wordt in
figuur 4 (infra) schematisch weergegeven. Het dient opgemerkt te worden dat ook hier, in tegenstelling tot IAS
17, geen onderscheid gemaakt wordt tussen een operationele en een financiële leasing.
Figuur 4: Sales and leaseback conform IFRS 16 (gebaseerd op Deloitte)
16
4.4. Gecombineerde overeenkomsten
Binnen de regels van IFRS 16, dienen 2 of meer onafhankelijke contracten gecombineerd te worden en
bijgevolg verwerkt te worden als 1 contract indien men voldoet aan de voorwaarden beschreven in IFRS 16.
B212. Op deze manier tracht men een meer correcte impact weer te geven in de jaarrekening.
4.5. De stap naar het enkelvoudig boekhoudkundig verwerkingsmodel
Op het basisniveau betekent IFRS 16 dat de boekhoudkundige verwerking voor leasingnemers en leasinggevers
wijzigt. Het duaal verwerkingsmodel voor leasingnemers, dewelke een onderscheid maakt tussen operationele
(off-balance) en financiële (on-balance) leases wordt vervangen door een enkelvoudig model.
Figuur 5: De kern van IFRS 16
Dit enkelvoudig verwerkingsmodel is gelijkaardig aan de huidige verwerking van financiële leases en plaatst
alle leases op de balans. Voor leasinggevers is de verandering in de boekhoudkundige verwerking aanzienlijk
kleiner. Zij blijven een onderscheid maken tussen operationele en financiële leases. Doch zullen bij deze
ondernemingen ook kleine wijzigingen waar te nemen zijn in de boekhoudkundige verwerking.
12 Voorwaarden voor gecombineerde contracten: de contracten zijn afgesloten rond dezelfde periode en met dezelfde tegenpartij; de contracten zijn als ‘groep’ besproken; de vergoedig in het ene contract wordt beïnvloedt door de vergoeding in het andere contract; het recht om het betreffende actief te gebruiken loopt over de verschillende contracten heen.
17
4.5.1. Kernbegrippen
A. Termijn van de leasing
Krachtens IFRS 16 omvat de leasingtermijn de niet-opzegbare periode in dewelke de leasingnemer het recht
van gebruik heeft. Deze termijn is inclusief periodes verbonden aan het verlengen (vroegtijdig beëindigen) van
de leasing, als deze optie uit het standpunt van de leasingnemer hoogstwaarschijnlijk (hoogst onwaarschijnlijk)
is. Bovendien worden ook ‘vergoedingsvrije’ perioden, verleend door de leasinggever aan de leasingnemer,
opgenomen binnen de termijn. Deze termijn start op het ogenblik dat de leasinggever het actief ter beschikking
stelt13. (Deloitte, 2016)
B. Vergoedingen14
Ter compensatie van het gebruiksrecht dient de leasingnemer op frequente basis een betaling uit te voeren ten
aanzien van de leasinggever. Bij de bepaling van het bedrag dienen volgende elementen in acht genomen te
worden: (KPMG, 2016)
Ü Vaste betalingen (inclusief ‘in-substance fixed payments’) verminderd met ‘lease incentives’
Ü Variabele betalingen, verbonden aan een index of percentage
Ü De uitoefenprijs van een aankoopoptie (wanneer het uitoefenen ervan hoogstwaarschijnlijk)
Ü Betalingen verbonden aan het vroegtijdig beëindigen
Ü Restwaardegaranties, dewelke gedragen worden door de leasingnemer
Voortaan hebben deze vergoedingen enkel betrekking op de lease-elementen. De niet-lease-elementen dienen
behandeld te worden als service-elementen en zullen normaliter als een kost in de resultatenrekening
opgenomen worden. De leasingnemer dient de tegenprestatie in een contract toe te wijzen aan deze
verschillende elementen. Deze toewijzing gebeurt o.b.v. de ‘relative stand-alone price15’ voor de
leasecomponenten en de ‘aggregate relative stand-alone price’ voor de niet-leasecomponenten.
C. Lease-elementen
Zoals reeds eerder vermeld moet, volgens IFRS 16, elk contract opgesplitst worden in zijn verschillende
onderdelen. Hetzij een opsplitsing tussen (1) lease-elementen en niet-lease-elementen (service-elementen) en
een opsplitsing tussen de lease-elementen onderling (2). (Deloitte, 2016)
13 ‘Commencement date’ 14 ‘Lease payments’ 15 De prijs die de leasinggever, of elke andere gelijkaardige aanbieder, zou aanrekenen voor het individuele component
18
Na de opsplitsing van het contract in zijn verschillende onderdelen, moeten de bijhorende bedragen, op basis
van de beschikbare informatie of schattingen, via de overeenstemmende boekhoudregels verwerkt worden:
Ü Elk lease-component dient afzonderlijk behandeld te worden, conform IFRS 16
Ü Service-elementen (niet-lease-elementen) worden als een kost verwerkt in de resultatenrekening
Bij opsplitsing 1 voorziet de nieuwe standaard de leasingnemer van de mogelijkheid om deze opsplitsing niet
te maken en alles onder leasing te plaatsen. Voor leasinggevers is de opsplitsing altijd vereist.
De opsplitsing tussen de lease-elementen (2) onderling is van groot belang, daar de regels voorschrijven om
elk lease-element afzonderlijk in de boekhouding te rapporteren. Er is sprake van een afzonderlijk lease-
element indien het element voldoet aan volgende vereisten: (Deloitte, 2016)
Ü De leasingnemer kan genieten van het gebruik van het item op zich, of in combinatie met andere
middelen16 die reeds geleverd of ter beschikking zijn (via leasing of aankoop)
Ü Onderliggende items zijn onafhankelijk van andere onderliggende items in het contract of dergelijke
Bovengenoemde opsplitsing tussen lease-elementen en service-elementen biedt ruimte voor
flexibiliteit. Op deze manier wordt een nieuwe vorm van subjectiviteit in de standaard ingebouwd. Onder IAS
17 situeerde het zwakke punt zich rond de classificatie tussen operationele leases en financiële leases [§2.
(2.4.1. ‘Ondernemingen verkiezen operationele leasing’)]. Onder IFRS 16 verschuift dit zwakke punt,
ongewild, naar de definitie van een lease.
Een contractuele overeenkomst wordt beschouwd als een lease wanneer er sprake is van een specifiek vast
actief en de leasingnemer de controle erover uitoefent. Via Kleine contractuele wijzigingen ontstaat de
opportuniteit een overeenkomst te classificeren als een service. Bijgevolg wordt deze overeenkomst niet
opgenomen in de balans. Leasingnemers kunnen op deze manier de impact op de balans, onder IFRS 16,
beperken.
16 Andere middelen kunnen verkregen zijn via de (zelfde) leasinggever of via andere leveranciers
19
4.5.2. De grootste verandering: boekhoudkundige verwerking leasingnemer
Krachtens IFRS 16 wordt de leasingnemer geacht elke erkende leaseovereenkomst op te nemen in de balans
bij aanvang17 van de overeenkomst.
In hoofde van de leasingnemer ontstaat een schuld, gelijk aan de huidige waarde van de toekomstige
vergoedingen over de volledige leasingperiode. [§4. (4.5.1. ‘A. Termijn van de leasing’ & ‘B. Vergoedingen’)]
Ter berekening van de huidige waarde dient men de toepasselijke verdisconteringsvoet te bepalen. De
voorkeur gaat uit naar de impliciete verdisconteringsvoet, opgenomen in het leasingcontract. Bij
onvoldoende informatie kan er gebruik gemaakt worden van de marginale rentevoet, dewelke van
toepassing is op de financiële markt.
Overeenkomstig de schuld wordt het gebruiksrecht geactiveerd. Deze kapitalisatie gebeurt via het kostenmodel
en bevat naast de waarde van de schuld nog enkele andere kosten (infra Fig. 6).
Figuur 6: De balans van een leasingnemer, conform IFRS 16
Op het einde van elke rapporteringsperiode wordt, in overeenstemming met het kostenmodel, een afschrijving18
en een mogelijke waardevermindering op het gebruiksrecht verwerkt. Op de passiefzijde van de balans kent de
leasingschuld een afname met het bedrag van de periodieke terugbetaling en een toename met het bedrag van
17 ‘Commencement date’ 18 Deze afschrijving wordt berekend overeenkomstig IAS 16: Property, plant and equipment. De termijn waarover de afschrijving wordt berekend is de leasingtermijn/ (economische levensduur) wanneer het onderliggende actief niet/ (wel) overgedragen wordt op het einde van de overeenkomst en/of er geen/ (wel een) aankoopoptie beschouwd werd.
20
de interest. Overeenkomstig worden volgende zaken gerapporteerd in de resultatenrekening: interest,
afschrijving, betaling met betrekking tot niet-lease-elementen, etc.
De trend in de interestkosten, in combinatie met een rechtlijnige afschrijving van het gebruiksrecht resulteert
in een ‘front-loaded expense recognition pattern’ (Fig. 7).
Figuur 7: ‘Front-loaded lease expense pattern’ onder IFRS 16
4.5.3. Boekhoudkundige verwerking leasinggever
In tegenstelling tot de leasingnemer zijn er nauwelijks veranderingen waar te nemen voor de leasinggever. Deze
wordt nog steeds geacht een lease te classificeren als hetzij een financiële lease, hetzij een operationele lease.
Deze classificatie werd in §2. (2.1. ‘Financiële of operationele leasing’) in meer detail besproken.
Voor de specifieke boekhoudkundige verwerking wordt er bijgevolg gerefereerd naar IAS 17. De belangrijkste
kerngedachten worden hier alsnog kort samengevat:
Onder een financiële lease wordt een vordering aangelegd ter waarde van de netto- investering (huidige
waarde). Het is vereist gebruik te maken van de impliciete interest opgenomen in het contract. De
daaropvolgende periodieke ontvangsten worden opgesplitst in een financiële opbrengst en een gedeeltelijke
aflossing van het openstaand saldo.
Onder een operationele lease vindt er geen kapitalisatie van een netto-investering plaats. Gedurende de
leaseperiode ontvangt de leasinggever periodieke vergoedingen en bijkomstige betalingen, dewelke
opgenomen worden in de resultatenrekening.
21
Het dient gezegd dat door de asymmetrische behandeling van de leasinggever en leasingnemer er gebrek aan
consistentie ervaren kan worden.
Zowel voor leasingnemers als leasinggevers vereist IFRS 16 extra toelichtingen, op kwalitatief en kwantitatief
vlak.
4.5.4. Kritische reflectie
De leasingperiode wordt verwacht een belangrijke determinant te zijn in toekomstige leasecontracten. Om de
impact van IFRS 16 te minimaliseren kunnen leasingnemers ervoor kiezen om contracten af te sluiten met een
kortere levensduur. Op deze manier slagen ze erin om de leaseverplichtingen op hun balans te beperken.
Onder IAS 17 maakten investeerders gebruik van wiskundige modellen om de impact van de classificatie
te minimaliseren en tot vergelijkbare cijfers te komen. Er kan dan ook verwacht worden dat in de toekomst
soortgelijke aanpassingen gemaakt zullen worden om leasecontracten met een significant kortere
leasetermijn te vergelijken.
Bovendien is de korter wordende leasingperiode een trend die reeds jaren gaande is (De Weerdt, 2016).
Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in de kortere levensduur van bedrijven, onder invloed van
snelle technologische ontwikkelingen. Bedrijven die verwachten snel te groeien hebben geen zin in lange
contracten. De duur van een contract blijft naast een boekhoudkundige ook een economische beslissing.
Bovendien bestaat de mogelijkheid dat leasingnemers hun heil zoeken in contracten met variabele
vergoedingen die niet verbonden zijn aan een index of een bijhorend percentage [§4 (4.5.1. ‘B. Vergoedingen)].
Er kan gestreefd worden naar contracten met variabele vergoedingen die bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het
gebruik van het onderliggend actief of de omzet gerelateerd aan het actief. Zo kan ook op deze manier de impact
van leaseverplichtingen gereduceerd worden.
Het verschil tussen de financiële gegevens van bedrijven die activa aankopen en deze van bedrijven die activa
leasen wordt onder IFRS 16 kleiner. Dit kan door bedrijven als een stimulans ervaren worden om voortaan de
voorkeur te geven aan de aankoop van een vast actief. Deze mogelijke verandering in het gedrag van
leasingnemers kan een impact hebben op de bestaande leasingmarkt. Deze impact dient met de nodige
voorzichtigheid benaderd te worden en is zeker niet éénduidig te bepalen.
Recentelijk onderzoek (Europe Economics, 2016) peilde naar de verandering in het gedrag van
leasingnemers en de bijhorende gevolgen op de markt. Dit onderzoek verwacht geen significante impact
op het aantal leases binnen de volledige Europese leasing industrie. Schommelingen op een lager niveau
22
zijn wel mogelijk. Het is het toekomstig dialoog tussen leasingnemers en leasinggevers die hierin een
cruciale rol zal spelen.
Voorts dient het concept leasing in een ruimere context dan louter dat van het boekhoudkundige aspect
bekeken te worden. De keuze om een actief te verwerven via leasing wordt door vele andere determinanten,
dan enkel de impact op de balans, gestuurd. Leasing biedt een grote service aan tegen een vaste prijs. Het
is een relatief goedkope, gemakkelijk beschikbare en efficiënte bron van financiering voor nieuwe
investeringen. Dit als gevolg van de zekerheid dat het eigenaarschap van het actief de leasinggever biedt.
23
5. Kostenbaten-analyse
De komst van de nieuwe standaard brengt, voornamelijk uit hoofde van bedrijven, veel vragen omtrent de
kosten en voordelen ervan met zich mee. Een analyse leert ons dat deze kosten voornamelijk eenmalig zullen
zijn in tegenstelling tot de voordelen die op lange termijn zullen blijven bestaan.
“The conclusion about the effect analysis can only be that the benefits outweight the costs.”
(Hoogervorst H.)
5.1. Baten
De nieuwe standaard werd ontwikkeld vanuit de idee om een significante verbetering van de kwaliteit van de
gerapporteerde gegevens na te streven. Een verbetering van de kwaliteit dewelke zich moet vertalen in een
betere vergelijkbaarheid tussen gelijkaardige ondernemingen en een transparanter beeld van de onderneming.
A. Voordelen voor investeerders en analisten
De consistente behandeling van alle leases, waarbij steeds een actief en een schuld ontstaat, draagt bij tot een
meer getrouwe weergave van de financiële positie van een bedrijf. De investeerder beschikt over meer
transparante informatie omtrent de schuldgraad en het gebruik van kapitaal, om alzo een goede
investeringskeuze te maken. De aanpassingen die de investeerder geacht wordt te maken onder IAS 17 zullen
dan ook verdwijnen/reduceren. Het is een utopie te veronderstellen dat de investeerders en analisten geen
aanpassingen meer zullen maken, maar voortaan zullen deze aanpassingen wel op ‘betere’ informatie gebaseerd
zijn, welke de beslissingen ten goede zal komen.
B. Voordelen voor de betrokken bedrijven
Daar het bedrijf de nodige informatie omtrent de lease zelf zal verstrekken en weerspiegelen in de balans en
resultatenrekening, zal het risico op foute inschattingen en aanpassingen vanuit het standpunt van de
investeerders dalen. Bovendien wordt er verwacht dat onder de nieuwe standaard bedrijven bewuster zullen
omgaan met de relevante informatie, waardoor financiële en operationele keuzes verder geoptimaliseerd
kunnen worden.
24
C. Betere vergelijkbaarheid
Onder IFRS 16 leunt de boekhoudkundige verwerking van een lease voortaan veel dichter aan bij deze van
‘borrowing to buy assets’. Een vergelijking die voor vele investeerders en analisten niet onbelangrijk is (IASB,
2016). Verder ontstaat er via het enkelvoudig boekhoudkundig verwerkingsmodel een uniforme methode ter
verwerking van leases. Deze uniforme verwerkingsmethode levert een verbetering van de vergelijkbaarheid
tussen gelijkaardige ondernemingen.
5.2. Kosten
De overgang van IAS 17 naar IFRS 16 gaat gepaard met een aantal implementatiekosten. Deze kosten kunnen
samengevat worden onder: kosten voor het opzetten van systemen en processen, kosten voor het bepalen van
de verdisconteringsratio en kosten voor communicatie en vorming (IASB – Effect Analysis, 2016). De grootte
van deze kosten is bedrijfsafhankelijk19. Naast deze implementatiekosten zullen ondernemingen tevens
geconfronteerd worden met herhaaldelijke kosten rond het gebruik van IFRS 16. De kapitalisatie van leases
vergt een frequente bepaling van de bijhorende verdisconteringsvoeten, het herzien van leasecontracten, etc.
Naast de financiële kost op zich brengt de overgang een grote werklast met zich mee. Ondernemingen
dienen inzicht te krijgen in hun huidige leaseactiviteiten, bestaande contracten af te toetsen aan de nieuwe
richtlijnen, bestaande IT-systemen aan te passen of nieuwe systemen op te bouwen om aan de gewijzigde
informatie-eisen te voldoen, etc. Dit transitieproces heeft een verreikende impact waarin vele departementen
van een bedrijf betrokken zijn. Vooral voor kleine bedrijven, die niet of moeilijk kunnen terugvallen op een
goede ondersteuning van bestaande IT-systemen, staan voor een grote uitdaging. Evenwel biedt het
transitieproces de opportuniteit om het bestaand leaseportfolio te herstructureren en de huidige leasepolitiek
verder te optimaliseren.
De IASB tracht tegemoet te komen aan de werklast verbonden aan de inventarisatie van de huidige
leaseactiviteiten. Contracten die onder toepassing van IFRIC 420 geen lease omvatten, moeten niet herbekeken
worden en vallen buiten het bereik van IFRS 16.
19 Afhankelijk van de grootte van het lease portfolio, leasevoorwaarden, reeds aanwezige systemen, etc. 20 IFRIC 4: ‘Determining whether an arrangement contains a lease’ (IAS 17)
25
Naast bedrijven ondervinden ook andere partijen kosten verbonden aan de implementatie van IFRS 16.
Stakeholders verwerven andere, nieuwe informatie en dienen hun analyses, assumpties en processen hierop aan
te passen. De kosten die deze periode met zich meedraagt worden eerder verwacht éénmalig te zijn en op
termijn overtroffen te worden door de lange termijn voordelen van meer transparante en accurate informatie.
26
6. Impact en effecten wegens IFRS 16
“The changes which the standard brings will be an eye-opener for management and their CEO’s. They will
be surprised at how many leases they have on the balance sheet and the knock-on effect it will have in terms
of finance and key-ratio’s.”
(Hoogervorst H.)
Met deze uitspraak wordt de impact van de nieuwe standaard op een zeer krachtige manier aangehaald. Zoals
elke medaille een keerzijde heeft, heeft deze nieuwe standaard dit ook. Het transparanter en duidelijker beeld
van een onderneming zal ervoor zorgen dat financiële gegevens ‘op papier’ veranderd zijn. Het management
van de onderneming zal stappen moeten ondernemen om betrokken partijen een verklaring te bieden voor deze
‘nieuwe’ cijfers.
In deze sectie wordt een korte beschrijving voorzien over ‘waarom en hoe’ de cijfers verwacht worden te
veranderen. De beschreven wijzigingen21 worden hoofdzakelijk geschreven vanuit het standpunt van de
leasingnemer, daar er nauwelijks boekhoudkundig gerelateerde veranderingen voor de leasinggever optreden.
6.1. Effect op financiële gegevens
A. Effect op de balans
Als gevolg van het verdwijnen van de operationele leases, zal het aantal gekapitaliseerde leases toenemen. Het
rechtstreekse gevolg hiervan uit zich in een toename van het activa (lange termijn, vast actief) en een toename
in de schulden (zowel korte als lange termijn). Verder veroorzaken deze 2 gewijzigde balansposten een daling
in het eigen vermogen van de onderneming. Deze daling in het eigen vermogen kan verklaard worden vanuit
het gegeven dat de boekwaarde van het actief gewoonlijk sneller zal dalen dan de boekwaarde van de bijhorende
schuld. De waarde van het actief neemt elke periode af met het bedrag van de afschrijving, in tegenstelling tot
de schuld dewelke periodiek afneemt met de waarde van de terugbetaling en toeneemt met de in omvang
afnemende interest.
Bij aanvang en einde van de leaseperiode zullen actief en schuld aan elkaar gelijk zijn, terwijl de waarde van
het actief doorheen de periode lager zal zijn. Ratio’s gerelateerd aan deze drie effecten worden in een latere
sectie, in meer detail besproken.
21 Beschreven wijzigingen en bevindingen in deze sectie zijn zowel van toepassing voor individuele leases als voor portfolio’s.
27
Door de kapitalisatie van leases wordt een ‘boekhoudkundige fictie’ gecreëerd. Ook wanneer een
bedrijf nooit van plan is een actief daadwerkelijk aan te kopen, verschijnt dit actief op de balans als ‘eigendom’.
Bovendien kan de meerwaarde van de kapitalisatie in vraag gesteld worden. Wat is bijvoorbeeld de meerwaarde
dat de huur van een kleine ruimte in een kantoorgebouw op de balans als vast actief gerapporteerd wordt?
Bij de ontwikkeling van IFRS 16 lag de focus op het creëren van een transparant en vergelijkbaar beeld van de
ondernemingen. Hierbij werd er te veel conceptueel nagedacht en te weinig gekeken naar het resultaat in de
werkelijkheid. Door de kapitalisatie van alle leases wordt in tegenstelling tot IAS 17 te niet gedaan aan de
oorsprong en de achtergrond van een leasing. Enerzijds had men onder financiële leases eerder het doel een
vast actief te financieren en dit later te verwerven. Anderzijds had men onder operationele leases het doel een
vast actief gedurende een bepaalde periode te gebruiken, zonder het eigenaarschap daadwerkelijk te verwerven
(bijvoorbeeld: leasing van het wagenpark voor de werknemers). Onder IFRS 16 is deze achterliggende intentie
niet langer afleidbaar.
B. Effect op de resultatenrekening
Wanneer de effecten op de resultatenrekening over de hele leasingperiode beschouwd worden, kan nagenoeg
geen wijziging in het resultaat waargenomen worden. De totale kosten die erkend worden onder IFRS 16 zijn
van dezelfde omvang als deze onder IAS 17. Niettemin verschilt de kost per rapporteringsperiode, wanneer
beide standaarden vergeleken worden [Cf. Front-loaded expenses (IFRS 16) en straight-line expenses (IAS 17)]
(Fig. 8).
Figuur 8: Kostenpatroon leases – IFRS 16, IAS 17
28
Bij toepassing van IAS 17 wordt de volledige kost als een operationele kost erkend in de resultatenrekening.
Conform IFRS 16 valt deze kost uiteen in een financiële kost (interest) en een afschrijvingskost. Dit verschil
resulteert, onder IFRS 16, in een significante toename van de EBITDA en een toename van de EBIT. De grootte
van deze toename is bedrijfsafhankelijk daar de termijn van de leasing, de toegepaste verdisconteringsvoet en
de significante proportie van een leasing varieert per leasingnemer.
C. Effect op de cashflow(s)
De veranderingen in boekhoudvereisten, die de nieuwe standaard met zich mee brengt, hebben geen impact op
de effectieve transactie tussen de leasinggever en leasingnemer. Het totale bedrag dat in de cashflow wordt
gerapporteerd blijft onveranderd. Toch wijzigt de voorstelling van de verschillende cashflows: een stijging in
de cashflow van de operationele activiteiten en een equivalente daling in de financiële cashflow.
D. Effect op de ratio’s
Daar IFRS 16 een impact heeft op verschillende financiële gegevens van de onderneming, wordt ook een impact
op de gerelateerde ratio’s verwacht (Durocher, 2008; Fülbier et al., 2009; Imhoff et al.,1991; Branswijck et al.
2011). In de eerste plaats zal de kapitalisatie van alle leases leiden tot een afname van de ‘Return on Assets’,
een afname van de ‘current ratio’ en een toename van de ‘D/E-ratio’ (Everaert, 2011). Daarenboven zullen ook
andere ratio’s (bijv. ROE, interest coverage…) een impact ondervinden. De richting van deze impact is echter
situatie afhankelijk (IASB – Effect Analysis, 2016).
Vanuit de praktijk wordt de toename van de D/E-ratio als negatief ervaren. Onderzoek bevestigt dat
bedrijven een negatieve impact verwachten op hun onderhandelingspositie met financiële instellingen (Europe
Economics, 2017). Deze negatieve visie dient volgens ons enigszins genuanceerd te worden. De ratio’s
wijzigen als gevolg van een gewijzigde boekhoudregel, maar de situatie waarin het bedrijf zich bevindt blijft
onveranderd. Het betreft dus louter een optische verslechtering. Het is aan de financiële instellingen om hier
rekening mee te houden en hun modellen op aan te passen.
6.2. Impact op sectoren
Naast de soort impact is het ook belangrijk een blik te werpen op de ondernemingen dewelke een impact zullen
ondervinden. In het algemeen wordt een lineair verband tussen de grootte van het leaseportfolio en de grootte
van de impact voorspeld (Europe Economics, 2017).
29
Gebaseerd op een studie van de IASB (2016), zal gemiddeld 50% van alle ondernemingen, die onder het bereik
van IFRS vallen, een impact ondervinden. Deze impact blijkt na onderzoek sector- en bedrijfsafhankelijk en
wordt vooral verwacht in de retail-, vliegtuig- en transportsector.
Deze verwachting ligt in lijn met een onderzoek gevoerd door PWC (2015). Dit onderzoek kapitaliseerde de
off-balance sheet leases van ruim 3.000 bedrijven. In de retail-, vliegtuig- en transportsector werd na
kapitalisatie de grootste procentuele stijging van de EBITDA vastgesteld.
De effectieve soort impact en de in realiteit getroffen bedrijven biedt ruimte voor verder onderzoek, van zodra
deze nieuwe standaard effectief is.
30
7. Een wereldwijde standaard
Het opstellen van de nieuwe standaard voor leases was een samenwerking tussen de IASB en de FASB. Deze
2 organisaties streefden samen naar een gemeenschappelijk doel: financiële gegevens van de ondernemingen
conform IFRS of US GAAP transparanter en betrouwbaarder voorstellen. Dit gemeenschappelijk doel
vertaalde zich in de idee om voortaan alle leases te rapporteren op de balans.
Na de publicatie van de nieuwe standaard door beide instellingen is het echter duidelijk dat niet alle richtlijnen
en procedures met elkaar overeenstemmen. (KPMG, 2016)
Het grootste verschil situeert zich in de boekhoudkundige verwerking voor de leasingnemer. Desondanks
leasingnemers volgens beide richtlijnen verplicht worden om alle leases voortaan te rapporteren in de
balans, kunnen leasingnemers die rapporteren volgens US GAAP nog steeds een onderscheid maken tussen
een operationele en een financiële lease. Het behoud van deze classificatie weerspiegelt zich louter in een
verschillende voorstelling van de kost(en) in de resultatenrekening, in vergelijking met IFRS 16.
Andere verschillen worden geïllustreerd a.d.h.v. figuur 9:
Figuur 9: Verschilpunten ASC 842 – IFRS 16
Van bij de start heeft de IASB een wereldwijde standaard beoogd. Om die reden werd de Amerikaanse
regelgever FASB in het proces betrokken. Daar beide partijen niet tot een sluitend consensus kwamen,
vervolledigden ze elk afzonderlijk hun eigen standaard. De publicatie van IFRS 16 en ASC 842 zijn hiervan
het gevolg. Daarenboven bekrachtigde de Europese Commissie IFRS 16 nog niet. Ook al kende de EFRAG
een positief advies toe aan de Europese Commissie, de mogelijkheid tot 3 verschillende standaarden blijft open.
Van een wereldwijde standaard is dus geen sprake.
31
8. Een stand van zaken anno 2016
Daar de nieuwe standaard pas van kracht is vanaf 2019 en bedrijven zich momenteel focussen op de
implementatie van andere standaarden (m.n. IFRS 15, IFRS 9) is onderzoek richting effectieve resultaten en
effecten nog niet aan de orde. Evenwel biedt dit aspect in de toekomst heel wat ruimte voor verder onderzoek.
In de praktijk wordt een toenemende druk ervaren om vandaag reeds aandacht te geven aan de toepassing van
IFRS 16 (Carolien Redant, EY). Om inzicht te verwerven in hoeverre bedrijven daadwerkelijk staan met de
implementatie van IFRS 16 werd een empirisch onderzoek uitgevoerd.
8.1. Basis van het onderzoek
Het vooropstellen van ordelijke en stabiel financiële markten is een belangrijk gegeven binnen de bescherming
van beleggers en investeerders. Sedert 2011 neemt de European Securities and Markets Authority (ESMA)
deze taak binnen Europa op zich. Deze onafhankelijke instelling is actief op domeinen als risicoanalyse,
politieke strategieën, controle t.a.v. consistente toepassing van de regels, etc. Jaarlijks voorziet de ESMA de
Europese bedrijven van een document waarin prioriteiten omtrent de financiële gegevens van een bedrijf, voor
de afsluiting van het huidig boekjaar, vermeld worden. Via deze prioriteiten streeft de ESMA onder meer naar
een consistente en tijdige behandeling van de IFRS-standaarden. De publieke uitgifte van 2016 vormt de basis
van dit ‘empirisch’ onderzoek:
De IASB staat een vervroegde toepassing van IFRS 16 toe, op voorwaarde dat IFRS 15 reeds toegepast
wordt. Bij een vroegtijdige implementatie van IFRS 16 vereist de ESMA dezelfde toelichtingen als voor
IFRS 15 (ESMA - Public Statement paragraaf 7, 2016). Dit betekent dat voor boekjaren eindigend op
31/12/2016 reeds een kwalitatieve toelichting22 m.b.t. IFRS 16 in de jaarrekening aanwezig moet zijn. Voor
boekjaren eindigend op 31/12/2017 dient een kwantitatieve toelichting opgenomen te worden in de
jaarrekening.
Bedrijven die deze vervroegde implementatie niet toepassen, worden pas voor boekjaren eindigend op
31/12/2017 verwacht een kwalitatieve toelichting toe te voegen.
22 ‘Disclosure(s)’
32
8.2. Een blik op de BEL20
Als benchmark worden de jaarrekeningen van de BEL20 naderbij bekeken. Er wordt gekeken in hoeverre
bedrijven reeds toelichtingen vrijgeven omtrent de verwachte impact van IFRS 16, conform de ESMA
vereisten.
8.2.1. Kwalitatieve rapportering
Op basis van een eerste analyse van de betreffende jaarrekeningen kunnen 2 categorieën onderscheiden worden.
Bedrijven behorende tot ‘Categorie 1’ vermelden naast de inhoud van IFRS 16 slechts weinig over de te
verwachten impact. Deze bedrijven geven aan dat ze reeds intern een impactanalyse startten, maar dat deze nog
verder vervolledigd dient te worden. ‘Categorie 2’ omvat bedrijven waarbij de besproken kwalitatieve impact
gedetailleerder is. Deze bedrijven vermelden vandaag reeds specifieke balansposten en ratio’s waarop de
meeste impact verwacht wordt.
Kwalitatieve rapportering (impact IFRS 16)
Naam Bel20 Categorie 1 Categorie 2 AB Inbev X Ackermans & v.H X Ageas X Aperam X Bekaert X Bpost X Confinimmo* Colruyt X Engie X Galapagos X GBL X ING X KBC Groep X Ontex X Proximus X Sofina X Solvay X Telenet Group X UCB X Umicore X
*Van het Bel20 bedrijf ‘Confinimmo’ werden geen gegevens omtrent de nieuwe standaard IFRS 16
teruggevonden in de jaarrekening van 2016.
Tabel 2: Kwalitatieve rapportering (Impact IFRS 16) – BEL20 - Resultaten
33
8.3. Conclusie
Ondanks de waargenomen druk vanuit de praktijk en publicaties van de ESMA, wordt er vandaag slechts
weinig aandacht besteed aan de kwalitatieve rapportering van IFRS 16. Deze rapportering beperkte zich tot de
vermelding van de nieuwe standaard voor leases met de bijhorende datum van bekrachtiging en een theoretisch
abstract ervan. Toelichtingen omtrent de verwachtte impact van deze standaard waren nauwelijks aanwezig en
zullen pas in een later stadium (jaarverslag 2017) gerapporteerd worden.
Deze bevinding ligt in lijn van de verwachtingen, daar de huidige focus vooral uitgaat naar de implementatie
van IFRS 15. Deze standaard voor ‘Revenu from contracts with customers’ is reeds vroeger van toepassing en
behandelt met de ‘opbrengstenverantwoording van een bedrijf’ een belangrijke en veelomvattende verandering.
Bovendien verklaarde elk BEL20 bedrijf om niet over te gaan tot een vervroegde toepassing van IFRS 16.
34
9. Conclusies, beperkingen en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek
Deze masterproef werd opgebouwd rond de nieuwe standaard voor leases, IFRS 16. De standaard werd
gepubliceerd door de IASB. Bij aanvang werd een wereldwijde standaard vooropgesteld, dewelke een
transparanter en duidelijker beeld van de financiële verplichtingen van een onderneming weergeeft.
Een wereldwijde standaard werd het niet. De FASB publiceerde zijn Amerikaanse equivalent, ASC 842,
waarbinnen het onderscheid tussen een operationele en financiële lease behouden blijft. IFRS 16 schrijft voor
dat enkel leasinggevers dit onderscheid behouden waardoor een asymmetrische behandeling bij leasingnemer
en leasinggever ontstaat. De kapitalisatie van leases, onder IFRS 16, draagt bij tot de vooropgestelde
transparantie van financiële gegevens. Desalniettemin zijn de meningen hieromtrent verdeeld. Verscheidene
partijen argumenteren dat analisten, onder IAS 17, reeds voldoende inzicht hebben in de leaseverplichting van
een bedrijf. Het gebruik van assumpties en modellen stelt hen reeds in de mogelijkheid om bedrijven onderling
te vergelijken. Bovendien kan deze vergelijkbaarheid in het gedrang komen daar de nieuwe standaard een
verandering in leasingstrategie en leasingpolitiek met zich meebrengt.
De nieuwe standaard leidt tot implementatiekosten die hoofdzakelijk eenmalig zullen zijn. Deze
implementatiekosten gaan gepaard met een grote werklast dewelke een verreikende impact kent. Er wordt een
eerder negatieve impact op de financiële gegevens verwacht. Verder wordt de impact sector- en
ondernemingsafhankelijk geacht. Anno 2016 blijkt IFRS 16 gekend maar nog niet toegepast of geanalyseerd
door de BEL20 ondernemingen. De standaard is van toepassing vanaf 1 januari 2019.
Dit beschrijvend onderzoek bevat een aantal beperkingen die meteen ook als suggestie kunnen dienen voor
toekomstig onderzoek. Het centrale onderwerp van deze masterproef, de nieuwe standaard voor leases IFRS
16, is een zeer recent gegeven binnen de economische wereld. Relatief weinig onderzoeken en werkstukken
waren bijgevolg ter beschikking. Enerzijds zorgde dit voor heel wat mogelijkheden en potentiële invalshoeken
waaruit dit onderwerp benaderd kon worden. Anderzijds zorgde dit voor een beperkt aantal mensen en
ondernemingen die correct en gedetailleerd op de hoogte waren. Deze tweede implicatie had tot gevolg dat
weinig experts en bedrijfsleiders toegankelijk waren voor mogelijke cases, empirische onderzoeken, diepte-
interviews, etc. IFRS 16 biedt nog heel wat ruimte voor verder onderzoek, van zodra deze effectief in voege is.
Onderzoeken naar de effectieve impact op financiële gegevens (m.n. omvang, richting, …), wijzigingen in het
gedrag van leasingnemers en leasinggevers, wijzigingen op de leasingmarkt, … behoren tot de mogelijkheden.
In een volgende fase kunnen deze onderzoeken afgetoetst worden aan de voorspellingen en verwachtingen
dewelke onder meer in dit beschrijvend onderzoek gebundeld werden.
IX
Referenties
Barclay, M.J., &Smith, C.W. (1995). The priority structure of corporate liabilities. The Journal of Finance, 50
(3), p. 899-917.
Beattie, V., &Goodacre, A., &Thomson, S. (2002). Operating leases and the assessment of lease-debt
substitutability. Journal of banking and finance, 24 (3), p. 427-470.
Belgische leasingvereniging (2015). Statistieken 2015 – De leasingmarkt in 2015. Geraadpleegd via www.blv-
abl.be/nl/cijfers-statistieken/leasing-belgië
Buchanan, P., &Donkersley, K., &Ravelli, R., (2016). IFRS 16 – Leases. United Kingdom: London IFRS-
foundation
Brolin, D., &Petterson, S., (2014). Proposed new lease standard (“Masterproef”, University of Gothenburg,
Göteborg, Zweden).
Cottrell, M., &De Bodt, E., &Henrion, E.F. (1996). Understanding the leasing decision with the help of a
Kohonen Map: An empirical study of the Belgian market. Geraadpleegd via http://ieeexplore.ieee.org.
Declerk, Y., &Van Dorpe, J. (2013). Leasing: Een kritische evaluatie (“Masterproef”, HoGent, Gent, België).
Deloitte (2016). Leases – A guide to IFRS 16. Geraadpleegd via
https://www2.deloitte.com/content/dam/Deloitte/sg/Documents/audit/sea-audit-IFRS-16-guide.pdf
Deloitte (2016). IFRS in your pocket. Geraadpleegd via https://www.iasplus.com/en/publications/global/ifrs-
in-your-pocket/2016
Deloitte - Buto.tv (Video platform) (2016). Robert Bruce interviews - Bringing greater clarity to leases: IFRS
16. Geraadpleegd via https://play.buto.tv/BQqnZ
Donkersley, K., &Buchanan, P. (2016). Transition to IFRS 16. United Kingdom: London IFRS-foundation
X
Ernst&Young (2013). Applying IFRS: A closer look at the new leases standard. Geraadpleegd via
http://www.ey.com/Publication/vwLUAssets/ey-applying-ifrs-a-closer-look-at-the-new-leases-standard-
2016/$FILE/ey-applying-ifrs-a-closer-look-at-the-new-leases-standard-2016.pdf
Ernst&Young (2016). Leases: A summary of IFRS 16 and its effects. Geraadpleegd via
http://www.ey.com/Publication/vwLUAssets/ey-leases-a-summary-of-ifrs-16-and-its-effects-may-
2016/$FILE/ey-leases-a-summary-of-ifrs-16-and-its-effects-may-2016.pdf
ESMA (press release). (28 oktober 2016). ESMA sets enforcement priorities for listed companies’ 2016
financial statements. Geraadpleegd via https://www.esma.europa.eu/sites/default/files/library/esma-2016-
1527_press_release_enforcement_priorities_2016.pdf
Europe Economics. (2017). Ex ante Impact Assessment of IFRS 16. Londen. Geraadpleegd via
https://www.efrag.org/Assets/Download/pdf
Everaert, P. (2011). The financial impact of the proposed amendments to IAS 17: Evidence from Belgium and
The Netherlands. België (Gent): Universiteit Gent.
Graham, J.R. (2000). How big are the tax benefits of debt? Journal of finance, 55 (5), p. 1901-1942.
Hendrie, R. (2016). The difference between IAS 17 and IFRS 16: How lease accounting is changing.
Geraadpleegd via http://blog.innervision.co.uk/blog/the-difference-between-ias-17-and-ifrs-16-how-lease-
accounting-is-changing (Internetblog – Innervision)
IFRS-foundation (2015). Leases: Definition of a lease. United Kingdom: London IFRS-foundation
IFRS-foundation, (2016). Effects analysis. United Kingdom: London IFRS-foundation
Ihlenfeldt B., (2016). IFRS 16 – the new lease accounting standard. Germany (Berlin): LucaNat AG.
Geraadpleegd via https://www.lucanet.com/nl/resources/whitepaper/ifrs-16-the-new-lease-accounting-
standard-1/
XI
Irvine, J. (13 januari 2016). IFRS 16 will bring $2.8trn on to companies’ balance sheets. Economia.
Geraadpleegd via http://economia.icaew.com/news/january-2016/ifrs-16-will-bring-2trn-pounds-on-balance-
sheet (online krantenartikel)
KPMG (2016). First impression: IFRS 16 Leases. Geraadpleegd via
https://home.kpmg.com/content/dam/kpmg/pdf/2016/01/leases-first-impressions-2016.pdf
KPMG (2016). Getting ready for IFRS 16 - 10 key question on the new leases standard. Geraadpleegd via
https://www.slideshare.net/kpmg/getting-ready-for-ifrs-16.html (Powerpoint presentatie)
KPMG (2016). IFRS 16 Leases – A more transparent balance sheet. Geraadpleegd via
https://www.slideshare.net/kpmg/ifrs-16-leases-a-more-transparent-balance-sheet-56984678 (Powerpoint
presentatie)
KPMG (2016). Leases transition options. Geraadpleegd via
https://assets.kpmg.com/content/dam/kpmg/xx/pdf/2016/11/Leases-Transition-Options-Nov-2016.pdf
Krishnan, V.S., &Moyer, R.C. (1994). Bankruptcy costs and the financial leasing decision. Financial
Management, 23 (2), p. 31-42.
Lamberts, S.W.J. (2007). Operationele leases in de toelichting op de jaarrekening (“Doctoraatsverhandeling”,
Universiteit Rotterdam, Rotterdam, Nederland).
Lasfer, M.A., &Levis, M. (1998). The determinants of the leasing decision of small and large companies.
European Financial Management, 55 (5), p. 159-184.
Leaseurope (2015). Key facts and Figures. Geraadpleegd via
www.leaseurope.org/uploads/documents/leaseuropeFF_15.pdf
Lim, S.C., &Mann, S.C., &Mihow, V.T. (2003). Market evaluation of off-balance sheet financing: You can
run but you can’t hide.
Geraadpleegd via http://sbufaculty.tcu.edu/mann/papers/LimMannMihov_OBSLeaseDebt.pdf
XII
Marton, &Jan, &Lumsden, &Pettersson, &Lundqvist. (2013). IFRS i teori och praktik. Stockholm: Samoma
Utbildning.
McGregor, W. (1996). Accounting for leases: a new approach. Financial Accounting Series, NO 163-A.
O’Donovan, B., &Capdevila, A.C. (2015). IFRS newsletter Leases – Preparing for 2019. Geraadpleegd via
https://home.kpmg.com/content/dam/kpmg/pdf/2015/10/ifrs-newsletter-leases-2015-18.pdf (Online
‘brochure’)
Ooghe, H., &Deloof, M., &Manigart, S., &Van Hulle, C. (2012). 4e druk. Handboek bedrijfsfinanciering:
theorie en praktijk. Antwerpen: Intersentia.
Picker, R., et al. (2015) Applying IFRS Standards (4e editie). Verenigde Staten: Wiley (Handboek IFRS)
PWC (2016). IFRS 16: The leases standard is changing – Are you ready? Geraadpleegd via
https://www.pwc.se/sv/pdf-reports/ifrs-16-the-leases-standard-is-changing-are-you-ready.pdf
Reither, C.L., (1998). ‘What are the best and worst accounting standards?’ Accounting horizons 12 (3), p. 283-
292.
Silvia, M. (2017). How the lease accounting changed. Geraadpleegd via http://www.ifrsbox.com/ifrs-16-ias-
17-leases/ (Internetblog – IFRS box)
Van Vollenhoven, J. (20 juli 2016) IFRS 16 in de praktijk: 10.000 leaseauto’s op de balans. Executive Finance.
Geraadpleegd via http://executivefinance.nl/2016/07/ifrs-16-praktijk-10-000-leaseautos-op-balans/ (online
krantenartikel)
Verhoeye, J., (2003). IAS 17 – leaseovereenkomsten. Geraadpleegd via
http://www.ddv.be/studenten/bord/IAS17.pdf
XIII
Bijlagen
Bijlage 1 Bijlage 1: ‘Classification guidance IAS 17’
Bron: Handboek – Applying IFRS Standards, 4th edition
XIV
Bijlage 2 Bijlage 2: ‘Sales and leaseback – IAS 17’
Als een sales and leaseback transactie tot een operationele lease leidt
Ü En deze transactie tegen reële waarde is uitgevoerd, moeten eventuele winsten of verliezen onmiddellijk worden opgenomen.
Ü En de verkoopprijs lager is dan de reële waarde, moeten eventuele winsten of verliezen onmiddellijk worden opgenomen.
• Tenzij het verlies door toekomstige leasebetalingen onder de marktprijs wordt gecompenseerd. In dit geval moet het verlies evenredig afgeschreven worden met de leasebetalingen over de leaseperiode
Ü En de verkoopprijs hoger is dan de reële waarde, moet het surplus evenredig afgeschreven worden met de leasebetalingen over de periode.
Bron: De Deyne, Verhoeye. Geraadpleegd via www.ddv.be