Een methode voor het stimuleren van zelfregulatie …...Voor je ligt de docentinstructie van de...
Transcript of Een methode voor het stimuleren van zelfregulatie …...Voor je ligt de docentinstructie van de...
1
Een methode voor het stimuleren van
zelfregulatie en leefstijl in het vmbo
2
Inhoud Inleiding ........................................................................................................................................... 4
Leeswijzer ......................................................................................................................................... 5
1. Zelfregulatie- waarom, wat en hoe? ...................................................................................... 6
2.2 Vaardigheden van zelfregulatie .............................................................................................. 8
Reflecteren: ................................................................................................................................... 9
Planning: ........................................................................................................................................ 9
Monitoren: ................................................................................................................................... 10
Evalueren: .................................................................................................................................... 10
Inzet: ............................................................................................................................................. 10
Self-efficacy: ............................................................................................................................... 10
2.Opzet van de methode ............................................................................................................. 12
2.1 Opbouw in 4 blokken van 4 weken ....................................................................................... 12
2.2 Doelen in kleuren: geel, groen, blauw .................................................................................. 13
2.3 Werken met een buddy .......................................................................................................... 14
2.4 Voortgang monitoren met app (leerlingboekje) ................................................................. 14
2.5 Rol van de docent ................................................................................................................... 14
2. Sportles- blok 1. Frisbee of longboarden/ trickbiken .......................................................... 17
Voor de start: enthousiasmeren en sportkeuze .......................................................................... 17
Les 1 Niveau bepalen en doel stellen ......................................................................................... 19
Doel kiezen en planning maken............................................................................................... 20
Les 2: Plannen, monitoren ............................................................................................................. 21
Les 3: Plannen en monitoren ........................................................................................................ 23
Les 4: Doel behaald? Evalueren .................................................................................................. 24
3.Sportles- blok 2: Basketball en Freerunning ............................................................................. 25
Voor de start: enthousiasmeren en sportkeuze .......................................................................... 25
Les 1 Niveau bepalen en doel stellen ......................................................................................... 26
3
Wat is mijn niveau: kleur bepalen! ........................................................................................... 26
Doel kiezen en planning maken............................................................................................... 27
Les 2: Aan de slag met je gestelde doelen en planning .......................................................... 29
Les 3: Aan de slag met je gestelde doelen! ............................................................................... 31
Les 4: doel behaald? Evalueren! .................................................................................................. 32
Leefstijl blok 1- In beweging: actief transport, sport en bewegen en (niet!) zitten ................... 33
Voor de start: enthousiasmeren en verzamelen van basisgegevens ..................................... 33
Les 1. Bewustwording van leefstijl en fitheid ............................................................................... 35
Les 2: Belemmeringen en strategieën ......................................................................................... 37
Les 3: Doel monitoren en ontwikkelen campagne ................................................................... 41
Les 4: Uitvoering campagne en evaluatie van de doelen ...................................................... 43
Leefstijl blok 2: Actief op school! .................................................................................................. 45
Voorbereiding op les 1: ................................................................................................................. 45
Les 1: Bewustwording Fysieke activiteit gedurende schooltijd en het stellen van een doel
om meer te bewegen ................................................................................................................... 46
Les 2: Monitoren van de gestelde doelen (individueel en klassikaal). Brainstorm over de
“Actiefste Schooldag” ................................................................................................................... 49
Les 3: Monitoren van gestelde doelen(individueel en klassikaal). Starten met organisatie
“de actiefste schooldag”. ............................................................................................................ 52
Les 4: Evaluatie van het blok en uitvoering van “De actiefste schooldag”........................... 54
4
Inleiding
Een nieuw schooljaar, een nieuwe uitdaging! Voor je ligt de docentinstructie van de
interventie “Goalkeeper!”. Een interventie waarmee we zelfregulatie en daardoor de leefstijl,
van leerlingen in het vmbo willen stimuleren. Zelfregulatie is de mate waarin iemand zijn eigen
gedachten, gevoelens en gedrag kan beïnvloeden om een doel dat in de toekomst ligt, te
bereiken. Dat kan gaan om een doel in het onderwijs, in de sport, maar ook om een
gezondheidsdoel. Een flinke uitdaging voor de vmbo leerling. De rol van jullie als docenten is
hierin erg belangrijk.
In de afgelopen periode hebben we de interventie (door-)ontwikkeld met feedback van
docenten en leerlingen. In deze periode hebben we veel baat gehad bij jullie enthousiasme
en positief kritische houding. Ook in de komende periode zullen we die nog hard nodig
hebben. In vier blokken van vier weken gaan we aan de slag gaan met de interventie.
Gedurende deze periode zullen we de leerlingen en jullie intensief volgen om het effect van
de interventie te onderzoeken en te onderzoeken waar en hoe we de interventie kunnen
verbeteren. Er ligt een mooie basis, maar er zijn vast nog veel zaken die we moeten
aanpassen. Dat vraagt van jullie een flexibele houding, gezien het voortraject vast geen
probleem.
Veel succes en plezier met “Goalkeeper!”.
Het projectteam
Alien van der Sluis
Remo Mombarg
Ingrid van Aart
Simon Leistra
Arjan Pruim
5
Leeswijzer
Deze instructie voor de sportdocent start met een hoofdstuk over zelfregulatie, en uitleg over
hoe de (sport)docent dit in de les kan stimuleren aan de hand van concrete aanwijzingen en
voorbeelden.
In hoofdstuk 2 geven we een uitleg van de structuur van de interventie, die is opgebouwd uit
vier blokken van vier weken. Dit geldt zowel voor het sportdeel als voor het leefstijldeel,
hoewel er verschillen zijn in de uitwerking. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten een uitwerking voor
het sportdeel van de interventie, dat wordt uitgevoerd in de gymlessen. In hoofdstuk 5 en 6
volgt het leefstijldeel van interventie, dat parallel loopt aan de sportlessen
Voorbeeld van een conversatie tussen docent en leerling waarmee
zelfregulatie gestimuleerd kan worden, of voorbeelden van vragen
die de docent kan stellen om dit te stimuleren
Dit symbool houdt in dat leerlingen met de bij het programma
horende Goalkeeper boekje werken. Op termijn zal dit vervangen
worden door een app!
Tip die de les leuker, makkelijker of beter kan maken.
Waarschuwing voor dingen die de voortgang of het welslagen van
de methode in gevaar kunnen brengen.
Verwijzing naar een tool in de toolbox, bijvoorbeeld een
opdrachtformulier voor de leefstijllessen, of kijkwijzers voor de
sportlessen.
6
1. Zelfregulatie- waarom, wat en hoe?
Vmbo-leerlingen sporten en bewegen minder dan scholieren in het basisonderwijs èn dan
hun leeftijdsgenoten op de havo en het vwo. Ook roken en drinken ze meer en hebben ze
vaker psyhosociale problemen. Bovendien is het percentage leerlingen dat uitvalt uit het
onderwijs in het vmbo hoger dan op de havo en het vwo. Al deze factoren zijn van invloed
op de gezondheid en het welzijn van deze leerlingen op de lange termijn. Daar komt bij dat
schooluitval ook de kans op succes op arbeidsmarkt verkleint, wat ook van invloed is op het
welzijn op de lange termijn. Kortom, het is zaak om juist in deze periode de de leefstijl van
jongeren positief te beïnvloeden! Zelfregulatie speelt waarschijnlijk een rol in bovenstaande
problematiek, èn kan deel zijn van de oplossing. Kortgezegd is zelfregulatie:
Dat kan gaan om een doel in het onderwijs, in de sport, maar ook om een
gezondheidsdoel. Door zelfregulatie kan iemand zelfstandig, doelbewust en efficiënt leren.
Hierbij zet hij (of zij) verschillende vaardigheden in, die te zien zijn in figuur 1.
Uit onderzoek onder sporttalenten blijkt dat zelfregulatie voor hen van belang is,
omdat sporttalenten in een relatief korte periode veel moeten leren om de top te kunnen
halen. Ook in het onderwijs is zelfregulatie belangrijk voor succes. Goed presterende
leerlingen maken meer gebruik van de vaardigheid om zelfstandig, doelbewust en efficiënt
te leren. Uit recent onderzoek blijkt nu dat zelfregulatie ook een rol speelt bij het ontwikkelen
en behouden van een gezonde leefstijl. Veelal gaat het daarbij immers ook om het behalen
van lange termijn doelen, denk aan minder snoepen, meer water drinken, of meer bewegen.
Zelfregulatie is niet ‘domein gebonden’. Dit betekent dat het mogelijk is om zelfregulatie in
het ene domein (bijvoorbeeld de sport) te leren, en in een ander domein (bijvoorbeeld
leefstijl) toe te passen! Belangrijk daarbij is dat de situatie waarin de vaardigheden gebruikt
worden, herkenbaar zijn voor de leerling.
Zelfregulatie
~de mate waarin iemand zijn eigen gedachten, gevoelens
en gedrag kan beïnvloeden om zo een doel dat in de
toekomst ligt, te bereiken.
7
Figuur 1 Cyclus van zelfregulatie (Jonker et al.,2009)
Sport is een unieke context om zelfregulatie te stimuleren, vooral bij jongeren op lagere
onderwijsniveaus: het biedt de mogelijkheid om ervaring op te doen met het stellen van
doelen, omdat doelen in de sport vaak tastbaar, meetbaar en op korte termijn te richten zijn.
Hierdoor kunnen jongeren succeservaringen opdoen met het behalen van doelen. Deze
vaardigheden kunnen ze vervolgens ook in andere domeinen zoals het onderwijs of
gezondheid gebruiken.
Ook ‘reguliere’ jongeren (die geen topsporter zijn) kunnen in de uren die zij besteden
aan sport hun voordeel doen met het stellen van doelen en het krijgen van feedback vanuit
de sport. Uit analyses van Bewegingswetenschappen Groningen blijkt dat sportende
jongeren (zij die lid zijn van een sportvereniging) meer reflecteren dan hun niet-sportende
leeftijdsgenoten. Daarnaast kan ook sportonderwijs op school een omgeving vormen waarin
reflectie wordt ontwikkeld. Het sportonderwijs moet dan wel op een juiste wijze worden
gegeven. Het sportonderwijs moet gericht zijn op het stellen van doelen en verbetering van
de prestatie waarbij reflectie ook erg belangrijk is. Op jullie school willen we deze manier van
sportonderwijs geven, gaan uitvoeren.
8
2.2 Vaardigheden van zelfregulatie
Het proces van zelfregulatie bestaat uit zes verschillende vaardigheden, die in een cyclus aan
bod komen: reflecteren, planning, monitoren, evalueren, self-efficacy en inzet. Door
zelfregulatie nemen leerlingen controle over hun eigen leerproces om een taak te beheersen
en te verbeteren (Zimmerman, 1989,2006). Figuur 1 laat zien is dat zelfregulatie een cyclus is
en dat er dus geen begin en einde is, maar een zichzelf herhalend proces waarbij elke fase
steeds weer doorlopen wordt. De zelfregulatiecyclus is een dynamische cyclus. In figuur 2
geven we een voorbeeld van de cyclus van zelfregulatie toegepast op een sportdoel. In
figuur 3 geven we een voorbeeld van de cyclus toegepast op een leefstijldoel.
Figuur 2 Zelfregulatiecyclus voor basketball. Merk op dat het niveau in kleuren wordt benoemd (geel en blauw). Dit wordt
verderop in de methode uitgelegd.
9
Reflecteren: De fase van reflecteren is de fase waarin de leerling bedenkt wat hij of zij wil bereiken, wat hij
of zij al kan en wat moet er gebeuren om het doel te bereiken. De docent helpt de leerling
in deze fase door te praten met de leerling en vragen te stellen die zelfregulatie mogelijk
stimuleren. Hier moet worden gedacht aan vragen als: ‘welke sport vind je leuk?’, ‘Waar
ben je goed in?’ en ‘Wat moet je doen om je doelen te bereiken?’ De docent probeert de
leerling zover te krijgen dat de leerling juist wil verbeteren. Dat de leerling een realistisch doel
hiervoor stelt en gaat nadenken wat er moet gebeuren om het doel te bereiken. Hier komen
ook al de begrippen inzet en self-efficacy om de hoek kijken. De leerling moet erin geloven,
maar moet er ook energie in willen steken om het doel te bereiken.
Planning: In de fase van planning moet de leerling inzicht krijgen in de te volgen strategie om het doel
te halen. De docent vraagt aan de leerling wat wanneer wordt gedaan en hoe dit wordt
gedaan en waarom de leerling dit gaat doen. Ook kan het helpen om de leerling te laten
denken aan eerder succesvolle strategieën die hebben geholpen bij het doel te bereiken.
Of aan een eerder gemaakte planning voor het halen van een doel. Het is de bedoeling dat
de leerling de planning op papier zet. De planning moet realistisch zijn zodat de leerling ook
in zijn planning gelooft.
Figuur 3. Voorbeeld zelfregulatiecyclus voor leefstijl. Merk op dat de doelen in kleuren worden benoemd
(geel en blauw). Dit wordt verderop in de methode uitgelegd.
10
Monitoren: Door te monitoren gaat de leerling na of de planning nog klopt en of hij of zij op schema ligt
om het doel te halen dat hij of zij voor ogen heeft. Er wordt ook nagegaan of de planning
veranderd moet worden op basis van de huidige stand van zaken t.o.v. het doel. Ook gaat
de leerling na hoever hij op dit moment is met zijn doel. Hij analyseert of hij al verbeterd is. De
docent kan dit bewerkstelligen door vragen te stellen en te helpen met het tussentijds kijken
naar de prestatie op dat moment. Ook geeft de docent feedback op het proces tot nu toe.
Wat vindt de docent van het proces en geeft hierbij ook complimenten aan de leerling.
Evalueren: In deze fase gaat het erom om het gehele proces en het eindproduct te evalueren. Heeft de
gekozen planning en strategie geleid tot het halen van het doel? Zijn de prestaties verbeterd
en was de inzet voldoende en was er gedurende het gehele proces sprake van self-efficacy?
Ook op dit punt geeft de docent feedback op het proces en gaat na op welke punten de
leerling sterk was en waar nog verbetering mogelijk is.
Inzet: Inzet is de energie die de leerling wil leveren om het doel te bereiken. Inzet is eigenlijk bij alle
fases belangrijk. Het is niet een aparte fase maar is gedurende de hele cirkel van zelfregulatie
van belang is. De inzet houdt ook in dat de leerling zich wil verbeteren.
Self-efficacy: Self-efficacy is het geloof in eigen kunnen. Ook dit begrip speelt een rol gedurende de hele
cyclus van zelfregulatie en is dan ook niet een op zichzelf staande fase maar een onderdeel
van de andere fases. Het geloof in eigen kunnen moet er zijn om het doel te bereiken. De
docent moet dan ook proberen dat dit altijd aanwezig blijft, maar wel op een realistische
manier. Dit kan de docent bevorderen door positieve feedback en complimenten te geven
en de leerling te helpen als deze even niet meer weet hoe hij of zij het doel kan bereiken.
Zodra een leerling zegt of laat merken dat het geloof in eigen kunnen even minder is, is het
11
de taak van de docent om hierover met de leerling in gesprek te gaan om dit weer positief
te maken.
In het volgende hoofdstuk zetten we de opzet van de methode uiteen en hoe we die in de
sportlessen en de leefstijllessen zullen stimuleren.
12
2.Opzet van de methode
Gedurende vier blokken van vier weken worden de sportlessen ingevuld op een manier
waarbij zelfregulatie zoveel mogelijk wordt gestimuleerd (tabel 1). In de leefstijllessen hanteren
we een structuur die hierin grote mate mee overeenkomt. Tijdens de gymlessen gaan de
leerlingen ieder blok aan de slag met een doel in een door hen gekozen tak van sport. Ze
kunnen steeds kiezen uit twee aangeboden sporten. In de mentorlessen gaan ze aan de slag
met een door hen opgesteld leefstijldoel. Ook hierin mogen ze keuzes maken, maar in de
eerste twee blokken richt die keuze zich op het onderdeel beweging, en in de laatste twee
blokken op het onderdeel voeding.
2.1 Opbouw in 4 blokken van 4 weken Tabel 1 geeft de opbouw van de methode weer in vier blokken van steeds vier weken. We
gaan uit van één lesuur gym per week die volgens de methode wordt gegeven. Bij 50 minuten
reguliere lestijd, is het reëel om ongeveer 20 minuten effectieve lestijd aan het
zelfregulatiedeel te besteden. Meer mag uiteraard (bijvoorbeeld in geval van een blokuur),
maar 20 minuten moet voor iedereen haalbaar zijn. De leerlingen maken per blok een keuze
uit één van twee sporten, zoals te zien is in de tabel.
Voor het leefstijldeel gaan we ook uit van één lesuur per week. De tijd die daadwerkelijk
besteed wordt aan zelfregulatie varieert hier wat per les, en het komt regelmatig voor dat
leerlingen opdrachten (deels) buiten de les moeten uitvoeren.
Tabel 1 Globale opzet methode: vier blokken van vier weken
Inhoud Sportles Inhoud
Mentorles
Blok 1
Sport 1: Frisbee
Sport 2: Trickbiken of longboarden
Beweging
overdag
Blok 2
Sport 1: Freerunning
Sport 2: Basketball
Beweging op
school
Blok 3 Sport 1: Dans ?
Sport 2: Bootcamp?
Voeding
Blok 4 Sport 1:
Sport 2:
Voeding
Figuur 4 geeft de opbouw per blok weer: in week 1 bepalen leerlingen hun beginniveau en
stellen ze een doel voor over vier weken. Ook maken ze een planning voor hoe ze dat doel
13
gaan bereiken. In week 2 en 3 werken ze aan hun doel en monitoren ze hoe dit gaat. In
week 4 evalueren ze of ze hun doel hebben behaald.
Figuur 4 Opbouw van een blok van vier weken
2.2 Doelen in kleuren: geel, groen, blauw De leerlingen bepalen in week 1 hun niveau, dat weergegeven wordt in de kleur geel, groen
en blauw. Vervolgens werken ze toe naar een doel dat ze zichzelf stellen voor vier weken
later. In het leefstijldeel zal dit soms om doelen op de nog kortere termijn gaan (bijvoorbeeld
voor over een week). Voor het stellen van een beginniveau en een eindniveau maken we
gebruik van drie kleuren: geel, groen en blauw. Figuur 5 en 6 geven voorbeelden van de
niveaus per kleur voor respectievelijk het sportdeel en het leefstijldeel.
Figuur 5 Voorbeeld van sportniveaus voor de palm spin wall (freerunning)
Week 1
•Doel stellen en planning maken
Week 2
•Planning volgen, monitoren, evt. bijstellen
Week 3
•Planning volgen, monitoren, evt. bijstellen
Week 4
•Evalueren en reflecteren
Pa
m s
pin
wa
ll
•Rustige aanloop, afzetten, zitten op de kast
•voeten langs de muur draaien
•Landen op de mat
Pa
lm s
pin
wa
ll
•Aanloop
•steunen op je arm
•benen via de muur
•landen
Pa
lm s
pin
wa
ll
•Aanloop
•steunen op je arm
•benen langs de muur
•landen
14
Het bepalen van het startniveau in de sportlessen doen de leerlingen aan de hand van
voorbeeldfilmpjes en kijkkaarten. Vervolgens bepalen ze zelf welk niveau ze kunnen halen in
de komende vier weken (voor het leefstijldoel is de periode in het begin korter). Voor het
bereiken van het gestelde doel maken ze een planning.
Figuur 6 Voorbeeld niveaus leefstijldoel (aantal stappen per dag)
2.3 Werken met een buddy Gedurende de lessen werken de leerlingen veel samen met een buddy. De buddy’s helpen
elkaar met het bepalen van hun ‘kleur’, helpen elkaar bij het zien van vooruitgang en geven
elkaar tips om hun doelen te bereiken. De docent stimuleert dit. Verderop in de methode
geven we hiervoor tips.
2.4 Voortgang monitoren met app (leerlingboekje) Voor de methode wordt momenteel een app ontwikkeld waarin de leerling zijn beginniveau,
zijn doelen en de voortgang daarop kan bijhouden. Ook worden er in de app na elke les
vragen gesteld die de zelfregulatie van leerlingen stimuleren. De app is vanaf blok 3
beschikbaar. Daarom wordt in blok 1 en 2 nog gewerkt met de ‘papieren versie’ van de app.
2.5 Rol van de docent De methode is zo ontwikkeld, dat de kans op het stimuleren van zelfregulatie, en uiteindelijk
de leefstijl van leerlingen zo groot mogelijk is. Toch is de methode uiteraard ‘slechts’ een
hulpmiddel. De rol van de docent is cruciaal, en het stimuleren van zelfregulatie is voor een
groot deel van hem of haar afhankelijk. Tabel 1 geeft per les weer welke
zelfregulatievaardigheden centraal staan en hoe de docent deze kan stimuleren. Per les
Sta
pp
en
pe
r d
ag •5000-
7500 stappen
Sta
pp
en
pe
r d
ag
•7500-
10.000 stappen
Sta
pp
en
pe
r d
ag •meer dan
10.000 stappen
15
zullen we dit docentgedrag toelichten. In de volgende hoofdstukken zullen we
achtereenvolgens de de sportlessen voor blok 1 en 2, en de leefstijllessen voor blok 1 en 2
verder uitwerken.
16
Tabel 1 Zelfregulatie onderdeel en bijbehorend docent- en leerlinggedrag.
In de les Fase Docent gedrag Leerling gedrag
Les 1 Doel stellen Help de leerling met het stellen van een doel
Het doel moet haalbaar, maar uitdagend
zijn.
Hard op nadenken over het doel
Les 1 Reflecteren Help de leerling met het analyseren van het
doel dat is gesteld. Wat moet er gebeuren?
De leerling analyseert welk aspect hij of zij wil
verbeteren
Les 1 en 2 Planning Docent probeert de leerling hard op te laten
denken over wat er wanneer moet gebeuren
om het doel te bereiken
Welke inspanningen gedaan moeten
worden.
Leerling maakt een planning.
Hierin geeft de leerling aan wat hij wanneer
wil doen
Les 2 en 3 Monitoren Docent stimuleert de leerling om na te
denken of de leerling nog op schema ligt.
Geeft feedback op het proces
De leerling gaat na of hij of zij zich aan de
planning heeft gehouden.
Gaat na of de planning nog voldoet of dat er
aanpassingen nodig zijn.
Les 4 Evalueren Docent gaat een opendiscussie aan met de
vraag of de prestaties al zijn verbeterd
Of iedereen het doel gaat halen
-Docent vraagt aan de leerling om zijn eigen
proces te evalueren
Leerling gaat na hoe het proces is verlopen.
Of alles volgens plan is gegaan of dat er toch
aanpassingen nodig waren
Is de prestatie verbeterd?
Alle lessen Inzet Laat de leerling nadenken of er wel genoeg
inzet wordt getoond om het doel te bereiken.
Laat de leerling nadenken of hij zich wel echt
inzet voor het doel en of hij dit ook werkelijk
wil halen
Gaat na of hij het doel wil halen en of hij er
wel alles aan doet om dit doel te halen
Alle lessen Self-efficacy Docent vraagt aan de leerling of die nog
gelooft in het halen van het doel. Waarom
wel of niet?
Gaat na of de leerling trots is op wat is bereikt
Geeft aan of hij of zij geloof heeft in het halen
van het doel.
Of hij of zij trots is op wat er tot nu toe is
bereikt.
17
3. Sportles- blok 1. Frisbee of longboarden/
trickbiken
In dit hoofdstuk beschrijven we de uitvoering van het sportdeel van de lesmethode. In dit blok
worden de sportlessen veelal nog buiten gegeven en daarom worden de sporten frisbee en
longboarden of trickbiken aangeboden! Omdat er beperkt trickbikes en longboards
beschikbaar zijn, worden deze materialen over de scholen verdeeld. Sommige scholen
bieden dus de keuzen frisbee of longboarden, andere de keuze frisbee of trickbiken.
Voor de start: enthousiasmeren en sportkeuze Om de motivatie van de leerlingen hoog te houden, is het goed Goalkeeper! op een leuke
manier te introduceren. De lessen uit het eerste blok (frisbee of longboarden/trickbiken) lenen
zich hier bij uitstek voor, leerlingen zullen enthousiast zijn om deze nieuwe sporten uit te
proberen! Wanneer mogelijk introduceer je deze sporten daarom al een keer in een les
voordat blok 1 officieel begint. De leerlingen kunnen beide sporten dan uitproberen en in les
1 gefundeerd een keuze maken. Daarnaast worden er voor het leefstijldeel in de
mentorlessen ook al gegevens verzameld voor de start van de eerste les uit het blok.
Hieronder valt o.a. een mogelijk af te nemen conditietest.
Voor iedere leerling een Goalkeeper leerlingboekje (geprint). Verwijder
overbodige onderdelen (bv. trickbike als je alleen longboard aanbiedt)
Ca. 4 Ipads met filmpjes van de betreffende sporten
Kijkkaarten Frisbee uitprinten en ophangen bij betreffende onderdeel.
Kijkkaarten Longboarden of trick bike uitprinten en ophangen bij
betreffende onderdeel.
18
Belangrijk is dat leerlingen een sport kiezen waarvoor ze gemotiveerd zijn
en waarin ze beter willen worden. Hou wel in de gaten dat de verdeling
van de leerlingen over de sporten voor jou werkbaar is in de lessen!
Mocht je de beschikking hebben over een extra uur bewegingsonderwijs,
dan kun je de sporten extra aanbieden, zodat leerlingen alsnog de sport
van zijn of haar keuze kan doen. Dit kan buiten de methode om.
19
Les 1 Niveau bepalen en doel stellen
Doelstelling: Aan het eind van de les weten de leerlingen op welk beginniveau ze zich
bevinden voor de onderdelen van de sport die ze hebben gekozen (geel, groen of blauw)
en welk niveau ze willen bereiken in week 4 (geel, groen of blauw). Ook maken ze een globale
planning.
Activiteit frisbee: leerlingen spelen een eindspel frisbee om naderhand zelf hun niveau te
kunnen bepalen (beginsituatie). Dit kan zowel 3-3 (geel) 5-5 (groen) of 7-7 (blauw) zijn.
Na het spelen van het eindspel bepaalt de leerling zelf waaraan hij/zij wil werken. Deze keuze
is vooraf gestructureerd namelijk; Mikken en/of Passing. Een leerling kan beide
bovenstaande opties kiezen, ze hebben immers twee lessen de tijd om aan deze
vaardigheden te werken. Het programma zou er voor de leerling dan als volgt uit kunnen
zien;
Activiteit longboarden: Leerlingen gaan zelfstandig oefenen op het longboard. Je kunt
hiervoor een parcours uitzetten waarin de verschillende vaardigheden aanbod komen
(rijden, bochten, balance, tricks. Het is van belang dat er voldoende tijd is om even ‘feeling’
te krijgen met het board. Aan het eind van de les kunnen de leerlingen aan de hand van de
filmpjes hun niveau bepalen.
Activiteit trickbike: Leerlingen gaan zelfstandig oefenen op een trickbike. Je kunt hiervoor een
parcours uitzetten waarin de verschillende vaardigheden aanbod komen (op en af fietsen,
bochten, Hoppen, stilstaan & tricks). Het is van belang dat er voldoende tijd is om even
‘feeling’ te krijgen met de fiets. Aan het eind van de les kunnen de leerlingen aan de hand
van de filmpjes hun niveau bepalen.
Reflectie
Student gedrag: leerling analyseert op welk niveau hij zit en wat beter kan.
Docent: Kijk eens naar de filmpjes. Wat kun je al? Is dat de kleur geel, groen
of blauw? Bepaal dat voor de verschillende onderdelen. Vindt je buddy dat
ook? Wat gaat al goed? Wat wil je over 4 weken kunnen?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje in wat hun startkleur is per
onderdeel voor de door hen gekozen tak van sport. Ook denken ze vast na
over hun doel: welke kleur hebben ze over 4 weken bereikt op ieder
onderdeel?
20
Doel kiezen en planning maken In het tweede deel gaat de leerling bepalen welk doel hij of zij over vier weken wil bereiken
op ieder onderdeel. Ook maken leerlingen een globale planning voor hoe ze dat doel gaan
bereiken: hoeveel tijd moeten ze aan ieder onderdeel besteden? Laat de leerlingen met hun
buddy oefenen en ondertussen nadenken over bovenstaande.
Activiteit Frisbee: leerlingen bekijken soms de filmpjes nog eens, en gaan in tweetallen aan
de slag met de oefeningen die passen bij de kleur van hun keuze (zie posters).
Activiteit Longboarden/trickbike: leerlingen bekijken soms de filmpjes nog eens en gaan in
tweetallen met de kijkwijzers oefenen op de verschillende onderdelen.
Doel stellen
Leerlinggedrag: leerlingen denkt hardop na over de doelen die hij kan
bereiken
Docent: Welk doel zou je nu kunnen stellen voor over 4 weken? Is dat
realistisch? Is dat uitdagend (niet te gemakkelijk)? Probeer de oefeningen
eens en denk na hoever je kunt komen in de komende vier lessen.
Planning maken
Leerlinggedrag: leerlingen maken een realistische planning om hun doelen
te bereiken.
Docent: Hoeveel tijd heb je in de komende 3 weken om hieraan te werken?
Voor welke onderdelen heb je veel tijd nodig? Voor welke wat minder?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje in welke doelen ze nastreven
en hoeveel tijd ze hier ongeveer mee bezig zullen zijn in de komende 3
lessen.
Aan het eind van les 1 vullen ze de vragen in die horen bij les 1.
21
Les 2: Plannen, monitoren
Doelstelling: De leerlingen werken in deze les zelfstandig aan de door hen gestelde doelen in
hun tak van sport. Dit doen ze op basis van de planning die ze zelf gemaakt hebben.
Goalkeeper boekje bij de hand dus! Gedurende deze les zijn monitoren en evalueren
vaardigheden die centraal staan!
Activiteit frisbee: Aan de hand van de posters gaan leerlingen samen met hun buddy aan de
slag met de oefeningen ‘op hun eigen kleur’ (zie poster), of natuurlijk in de kleur waar ze
naartoe werken). Van tevoren denken ze na over wat ze deze les gaan doen.
Activiteit longboarden/trickbiken: Leerlingen gaan met hun buddy aan de slag met de
verschillende onderdelen. Van tevoren bedenken ze wat ze deze les gaan doen.
Laat leerlingen een deel van de les (in ieder geval 20 minuten) geconcentreerd aan hun
doelen werken. Leg de les af en toe stil om even te stil te staan bij aandacht te besteden
aan monitoren, inzet en self-efficacy en doe dat ook tussendoor (zie ook de tips hiervoor).
Stimuleer de leerlingen om elkaar ook als buddy te bevragen!
Doel en planning (bij aanvang van de les)
Leerlinggedrag: Bij aanvang van de les weten de leerlingen weer wat hun
doelen zijn en wat hun planning is voor deze les.
Docent: Wat waren je doelen ook alweer voor les 4? En waarop ging je veel
oefenen, en waarop wat minder? Overleg met je buddy: wat gaan we deze
les doen? Waar ga je aandacht voor hebben? Waar moet je buddy
opletten?
Monitoren (tijdens en aan het eind van de les)
Leerlinggedrag: leerling analyseert of hij zich aan de planning houdt, of er
aanpassingen nodig zijn.
Docent: Ben je op schema volgens je planning? Zie je vooruitgang richting
je doelen? Moet je dingen aanpassen in je planning? Of zelfs je doelen
bijstellen? Is het gelukt om vandaag een stap dichter bij je doelen te
komen?
Inzet (tijdens de les)
Leerlinggedrag: leerling gaat na of hij er wel alles aan doet om het doel te
halen
Docent: Wil je dit doel echt halen? Zet je je er voldoende voor in?
22
Self-efficacy (tijdens de les)
Leerlinggedrag: : leerling gaat na of hij of zij gelooft in het halen van het
doel?
Docent: Ben je trots op wat je tot nu toe hebt bereikt? Waarom wel of
niet? Zie je hoeveel vooruitgang je al hebt geboekt? Wat ziet je buddy dat
er al beter gaat?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje hun huidige behaalde
niveau in. Laat hen daarvoor nog eens naar de filmpjes kijken.
Aan het eind van les 1 vullen ze de vragen in die horen bij week 2.
Sluit de les af met een eindspel, bijvoorbeeld een potje frisbee, of laat
de frisbee groep eens longboarden/trickbiken of andersom.
23
Les 3: Plannen en monitoren
Doelstelling: De leerlingen werken in deze les zelfstandig aan de door hen gestelde doelen in
hun tak van sport. Dit doen ze op basis van de planning die ze zelf gemaakt hebben. Les 3
verloopt dus voor een groot gedeelte hetzelfde als les 2.
Laat de leerlingen voor ze van start gaan weer even kijken naar hun einddoel, dat aan het
eind van volgende week al behaald moet worden! Laat ze kort bespreken van ze vandaag
vooral nog moeten doen. Aan de slag!
Het kan leuk zijn om leerlingen elkaar aan het begin en eind van deze
les te laten filmen zodat ze zelf hun voortgang kunnen zien. Dit kan ook
concreet maken waarmee ze nog heel hard aan de slag moeten in de
komende twee lessen.
Monitoren, inzet en self-efficacy
Leerlinggedrag: leerling analyseert of hij zich aan de planning houdt, of er
aanpassingen nodig zijn, of hij voldoende gemotiveerd is en vertrouwen
heeft in dat hij het doel gaat halen.
Docent: Wat wil je in deze les bereiken? Gaat dat lukken? Is het vandaag
gelukt een stap dichter bij je einddoel te komen?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje hun huidige behaalde
niveau in. Laat hen daarvoor nog eens naar de filmpjes kijken.
Aan het eind van les 1 vullen ze de vragen in die horen bij week 3.
24
Les 4: Doel behaald? Evalueren
Doelstelling: de leerlingen werken nog één les hard aan hun doelen. Vervolgens gaat zijn
buddy bepalen of de doelen die in les 1 zijn gesteld, zijn behaald, in samenspraak met de
leerling zelf. Kondig aan: “In les 1 hebben we onszelf doelen gesteld waaraan we hard en
slim gewerkt hebben. Vandaag gaan we kijken wat dat heeft opgeleverd.”
Activiteit Frisbee/longboarden/trickbiken: de leerlingen oefenen het eerste deel van de les
nog zelfstandig. In het tweede deel laat de leerling aan zijn buddy zien op welk niveau hij
de vaardigheden heeft ontwikkeld. De buddy geeft dit aan en onderbouwt waarom dit het
volgens hem wel of niet is gelukt.
De buddy helpt de leerling om positief maar kritisch naar zichzelf zijn
eindkleur te behalen. Het is belangrijk dat de leerlingen zelf ook heel
goed nadenkt over of hij vindt dat zijn doelen zijn behaald, maar de
buddy helpt hem hierbij.
Evalueren
Leerlinggedrag: leerling gaat na hoe het proces is verlopen, of alles
volgens plan is gegaan en of het doel is bereikt.
Docent: Gaat open discussie aan of de prestaties zijn verbeterd. Heeft
iedereen het doel gehaald? Waarom wel of niet? Benadruk de
vooruitgang! Besteed ook aandacht aan wat men hiervan heeft geleerd!
Bedenk op basis van je kennis van de doelgroep hoe je deze
evaluatieles goed kunt invullen. Kunnen de leerlingen het aan om
terwijl de anderen toekijken te laten zien wat ze kunnen op het
longboard of de trickbike? Doen!
Voor de frisbee’ers kun je ook prima weer een eindspel spelen waarbij
leerlingen hun vooruitgang in de praktijk brengen.
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje hun eindniveau in, en de
bijbehorende vragen. Doe dit aan het eind van de les (of in de
mentorles) gezamenlijk!
25
4. Sportles- blok 2: Basketball en
Freerunning
In dit blok worden de sporten basketball en freerunning aangeboden. De opbouw is
globaal hetzelfde als in blok 1.
Voor de start: enthousiasmeren en sportkeuze Hiervoor geldt net als in blok 1: bied wanneer mogelijk beide sporten aan voorafgaand aan
les 1, zodat leerlingen alvast na kunnen denken over hun keuze. Opnieuw is het van belang
dat de verdeling van de leerlingen over beide sporten voor jou als docent werkbaar moet
zijn.
Voor iedere leerling een Goalkeeper boekje (geprint)
Kijkkaarten Freerunning. Print uit en hang deze op bij het betreffende
onderdeel.
Kijkkaarten basketball. Print groot uit (A0) en hang op in de buurt van de
baskets ca. 3 benodigde baskets.
De filmpjes voor het bepalen van de ‘kleur’ (niveau) zijn te vinden op
http://bit.ly/2a1q1bI (freerunning) en http://bit.ly/2amSc7E (basketball).
26
Les 1 Niveau bepalen en doel stellen
Doelstelling: Aan het eind van de les weten de leerlingen op welk beginniveau (kleur) ze zich
bevinden voor diverse basketbal of freerunning onderdelen (geel, groen of blauw) en welk
niveau ze willen bereiken in week 4 (geel, groen of blauw). Ook maken ze een globale,
realistische planning voor het behalen van dat doel.
Wat is mijn niveau: kleur bepalen! Activiteit basketball: leerlingen spelen een eindspel basketbal. Dit kan zowel 2-2 als 3-3, 4-4 of
5-5 zijn. Als het maar de kenmerken van een eindspel bevat. Na het spelen van het eindspel
bepaalt de leerling zelf waaraan hij wil werken. Hij kiest hierbij twee van de volgende opties.
Scoren set-shot
Scoren lay-up
Dribbel/passeeractie
Passing
Activiteit freerunning: Zet de freerunning onderdelen Bayo Flip, Cat Jump, Wall Traverse en
Palm Spin Wall klaar volgens onderstaande afbeeldingen. Laat leerlingen de filmpjes voor de
verschillende onderdelen eens zien , zodat ze een globaal beeld hebben van de kleuren. Zet
ze vervolgens aan de slag met de verschillende onderdelen, aan de hand van de kijkkaarten,
en met een buddy!
27
Doel kiezen en planning maken In het tweede deel gaat de leerling bepalen welk doel hij of zij over vier weken wil bereiken
op ieder onderdeel. Ook maken leerlingen een globale planning voor hoe ze dat doel gaan
bereiken: hoeveel tijd moeten ze aan ieder onderdeel besteden? Laat de leerlingen met hun
buddy oefenen en ondertussen nadenken over bovenstaande.
Activiteit basketball: leerlingen bekijken soms de filmpjes nog eens, en gaan in tweetallen
aan de slag met de oefeningen die passen bij de kleur van hun keuze (zie posters).
Activiteit freerunning: leerlingen bekijken soms de filmpjes nog eens en gaan in tweetallen
met de kijkwijzers oefenen op de verschillende onderdelen.
Om overvolle baskets te voorkomen kun je overwegen om
leerlingen te verbieden 2x de “scoren” variant te laten kiezen.
Bij beperkte ruimte kun je ervoor kiezen je te beperken tot 2 of
3 onderdelen van freerunning.
Reflectie
Student gedrag: leerling analyseert op welk niveau hij zit en wat beter
kan.
Docent: Kijk eens naar de filmpjes. Wat kun je al? Is dat de kleur geel,
groen of blauw? Bepaal dat voor de verschillende onderdelen. Vindt
je buddy dat ook? Wat gaat al goed? Wat wil je over 4 weken
kunnen?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje in wat hun startkleur is per
onderdeel voor de door hen gekozen tak van sport. Ook denken ze
vast na over hun doel: welke kleur hebben ze over 4 weken bereikt
op ieder onderdeel?
Doel stellen
Leerlinggedrag: leerlingen denkt hardop na over de doelen die hij
kan bereiken
Docent: Welk doel zou je nu kunnen stellen voor over 4 weken? Is dat
realistisch? Is dat uitdagend (niet te gemakkelijk)? Probeer de
oefeningen eens en denk na hoever je kunt komen in de komende
vier lessen.
28
Planning maken
Leerlinggedrag: leerlingen maken een realistische planning om
zhundoelen te bereiken.
Docent: Hoeveel tijd heb je in de komende 3 weken om hieraan te
werken? Voor welke onderdelen heb je veel tijd nodig? Voor welke
wat minder?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje in welke doelen ze
nastreven en hoeveel tijd ze hier ongeveer mee bezig zullen zijn in
de komende 3 lessen.
Aan het eind van les 1 vullen ze de vragen in die horen bij les 1.
29
Les 2: Aan de slag met je gestelde doelen en planning
Doelstelling: De leerlingen werken in deze les zelfstandig aan de door hen gestelde doelen in
hun tak van sport. Dit doen ze op basis van de planning die ze zelf gemaakt hebben.
Goalkeeper boekje bij de hand dus! Gedurende deze les zijn monitoren en evalueren
vaardigheden die centraal staan!
Activiteit basketbal: Aan de hand van de posters gaan leerlingen samen met hun buddy aan
de slag met de oefeningen ‘op hun eigen kleur’ (zie poster, of natuurlijk in de kleur waar ze
naartoe werken). Van tevoren denken ze na over wat ze deze les gaan doen.
Activiteit freerunning: Leerlingen gaan met hun buddy aan de slag met de verschillende
onderdelen. Van tevoren bedenken ze wat ze deze les gaan doen.
Laat leerlingen een deel van de les (in ieder geval 20 minuten) geconcentreerd aan hun
doelen werken. Leg de les af en toe stil om even te stil te staan bij aandacht te besteden
aan monitoren, inzet en self-efficacy en doe dat ook tussendoor (zie ook de tips hiervoor).
Stimuleer de leerlingen om elkaar ook als buddy te bevragen!
Doel en planning (bij aanvang van de les)
Leerlinggedrag: Bij aanvang van de les weten de leerlingen weer wat hun
doelen zijn en wat hun planning is voor deze les.
Docent: Wat waren je doelen ook alweer voor les 4? En waarop ging je veel
oefenen, en waarop wat minder? Overleg met je buddy: wat gaan we
deze les doen? Waar ga je aandacht voor hebben? Waar moet je buddy
opletten?
Monitoren (tijdens en aan het eind van de les)
Leerlinggedrag: leerling analyseert of hij zich aan de planning houdt, of er
aanpassingen nodig zijn.
Docent: Ben je op schema volgens je planning? Zie je vooruitgang richting
je doelen? Moet je dingen aanpassen in je planning? Of zelfs je doelen
bijstellen? Is het gelukt om vandaag een stap dichter bij je doelen te
komen?
Inzet (tijdens de les)
Leerlinggedrag: leerling gaat na of hij er wel alles aan doet om het doel te
halen
Docent: Wil je dit doel echt halen? Zet je je er voldoende voor in?
30
Self-efficacy (tijdens de les)
Leerlinggedrag: : leerling gaat na of hij of zij gelooft in het halen van het
doel?
Docent: Ben je trots op wat je tot nu toe hebt bereikt? Waarom wel of niet?
Zie je hoeveel vooruitgang je al hebt geboekt? Wat ziet je buddy dat er al
beter gaat?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje hun huidige behaalde
niveau in. Laat hen daarvoor nog eens naar de filmpjes kijken.
Aan het eind van les 1 vullen ze de vragen in die horen bij week 2.
Sluit de les af met een eindspel, bijvoorbeeld een potje basketbal, of
een rondje op het freerunning parcours voor iedereen.
31
Les 3: Aan de slag met je gestelde doelen!
Doelstelling: De leerlingen werken in deze les zelfstandig aan de door hen gestelde doelen in
hun tak van sport. Dit doen ze op basis van de planning die ze zelf gemaakt hebben. Les 3
verloopt dus voor een groot gedeelte hetzelfde als les 2.
Laat de leerlingen voor ze van start gaan weer even kijken naar hun einddoel, dat aan het
eind van volgende week al behaald moet worden! Laat ze kort bespreken van ze vandaag
vooral nog moeten doen. Aan de slag!
Het kan leuk zijn om leerlingen elkaar aan het begin en eind van
deze les te laten filmen zodat ze zelf hun voortgang kunnen zien.
Dit kan ook concreet maken waarmee ze nog heel hard aan de
slag moeten in de komende twee lessen.
Monitoren, inzet en self-efficacy
Leerlinggedrag: leerling analyseert of hij zich aan de planning houdt,
of er aanpassingen nodig zijn, of hij voldoende gemotiveerd is en
vertrouwen heeft in dat hij het doel gaat halen.
Docent: Wat wil je in deze les bereiken? Gaat dat lukken? Is het
vandaag gelukt een stap dichter bij je einddoel te komen?
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje hun huidige behaalde
niveau in. Laat hen daarvoor nog eens naar de filmpjes kijken.
Aan het eind van les 1 vullen ze de vragen in die horen bij week 3.
32
Les 4: doel behaald? Evalueren!
Doelstelling: de leerlingen werken nog één les hard aan hun doelen. Vervolgens gaat zijn
buddy bepalen of de doelen die in les 1 zijn gesteld, zijn behaald, in samenspraak met de
leerling zelf. Kondig aan: “In les 1 hebben we onszelf doelen gesteld waaraan we hard en
slim gewerkt hebben. Vandaag gaan we kijken wat dat heeft opgeleverd.”
Activiteit basketbal: en freerunning de leerlingen oefenen het eerste deel van de les nog
zelfstandig. In het tweede deel laat de leerling aan zijn buddy zien op welk niveau hij de
vaardigheden heeft ontwikkeld. De buddy geeft dit aan en onderbouwt waarom dit het
volgens hem wel of niet is gelukt.
De buddy helpt de leerling om positief maar kritisch naar zichzelf zijn
eindkleur te behalen. Het is belangrijk dat de leerlingen zelf ook heel
goed nadenkt over of hij vindt dat zijn doelen zijn behaald, maar de
buddy helpt hem hierbij.
Evalueren
Leerlinggedrag: leerling gaat na hoe het proces is verlopen, of alles
volgens plan is gegaan en of het doel is bereikt.
Docent: Gaat open discussie aan of de prestaties zijn verbeterd. Heeft
iedereen het doel gehaald? Waarom wel of niet? Benadruk de
vooruitgang! Besteed ook aandacht aan wat men hiervan heeft geleerd!
Bedenk op basis van je kennis van de doelgroep hoe je deze
evaluatieles goed kunt invullen. Kunnen de leerlingen het aan om
terwijl de anderen toekijken het freerunning parcours te doorlopen om
hun vooruitgang te laten zien? Doen!
Voor de basketballers kun je ook prima weer een eindspel spelen
waarbij leerlingen hun vooruitgang in de praktijk brengen.
Leerlingen vullen in hun goalkeeper boekje hun eindniveau in, en de
bijbehorende vragen. Doe dit aan het eind van de les (of in de
mentorles) gezamenlijk!
33
5. Leefstijl blok 1- Sport, bewegen en (niet)
zitten
De lessen leefstijl vinden plaats in de mentorlessen. Ook dit gebeurt steeds in blokken van
vier weken. De invulling en tijdsinvestering van elke les verschilt: variërend van 15 minuten tot
een volledige mentorles. In dit eerste blok is er aandacht voor onder andere actief
transport, sport en bewegen en sedentair gedrag. Tijdens alle lessen kan zelfregulatie
gestimuleerd worden. De opzet van de lessen en het werkboek voor de leerlingen bieden
hiervoor steeds de mogelijkheid. De docent dient zijn begeleiding zelf aan te passen aan
het niveau van de groep, waarbij verwacht wordt dat zijn actieve rol steeds meer af zal
nemen gedurende de weken.
Voor de start: enthousiasmeren en verzamelen van
basisgegevens Let op! Voorafgaand aan dit eerste blok wordt de docenten gevraagd om de leerlingen
te helpen een aantal gegevens te verzamelen om bewegen in hun dagelijks leven en hun
conditie in kaart te brengen. Hiervoor zijn de volgende dingen nodig:
Introduceer het onderwerp actieve leefstijl door middel van het volgende filmpje over de
gevolgen van teveel stil zitten en/of het nieuwsbericht van de NOS van 16 juli 2016:
“Nederlandse jongeren zijn kampioen zitten”.
https://www.youtube.com/watch?v=wUEl8KrMz14
Voor iedere leerling een Goalkeeper boekje (geprint)
Per leerling een telefoon met stappenteller (bv. Samsung: S-health,
Iphone (Gezondheid) of Pedometer (zelf te installeren)
Let op: de app Pedometer moet eerst aangezet worden voordat de
stappen geteld worden. S-health en gezondheid doen dit
automatisch al!
Kijkwijzer “Meten van de hartslag”
Wanneer mogelijk: cd shuttle run test. Het protocol is eventueel hier te
vinden: http://www.homeware.be/isrt.php. Een andere optie is na een
goede warming up 20-30 seconden maximaal te lopen en daarna het
aantal hartslagen direct na afloop en een minuut na afloop te meten.
Zie ook het Goalkeeper boekje en de kijkwijzer ‘meten van de hartslag’.
34
Help de leerlingen in de komende week/weken, maar in elk geval voorafgaand aan les 1
de volgende gegevens te verzamelen:
Een korte vragenlijst over sport en bewegen (zie Goalkeeper boekje)
Informatie over de mate van activiteit: laat de leerlingen met een stappenteller op
hun telefoon voor een aantal dagen (±4 dagen) het aantal stappen dat zij zetten
bijhouden.
Informatie over hun conditie: het zou interessant zijn om een shuttlerun test of korte
inspanningstest zoals beschreven in het kader op de vorige pagina te doen om de
conditie te meten. Laat de leerlingen hun hartslag direct na afloop meten met de
Kijkwijzer ‘meten van de hartslag’ en laat ze dat 1 minuut na afloop opnieuw doen.
De afname van het aantal hartslagen per minuut zegt iets over de conditie.
Na langere inspanningen
Slecht (minder dan 20 hartslagen minder na 1 minuut)
Redelijk (20-29 hartslagen minder na 1 minuut)
Goed (30-39 hartslagen minder na 1 minuut)
Zeer goed (40-49 hartslagen minder na 1 minuut)
Uitstekend (50-60) hartslagen minder na 1 minuut)
Uitmuntend (>60 hartslagen minder na 1 minuut)
Na kortere inspanningen
Slecht (<10 hartslagen minder na 1 minuut)
Redelijk (11-20 hartslagen minder na 1 minuut)
Goed (21-30 hartslagen minder na 1 minuut)
Zeer goed (31-40 hartslagen minder na 1 minuut)
Uitstekend (>41hartslagen minder na 1 minuut)
Voor leerlingen werkt het mogelijk motiverend als de docent zelf ook
deelneemt aan het project. Het zou interessant kunnen zijn om zelf ook
een vragenlijst in te vullen, stappen te tellen en de shuttle run test te doen.
Tijdens les 1 wordt het Goalkeeper boekje verder toegelicht, maar
laat de leerlingen nu alvast de eerste verzamelde gegevens invullen.
Help leerlingen bij het berekenen van het gemiddelde aantal stappen
per dag.
35
Les 1. Bewustwording van leefstijl en fitheid
Doel: Reflectie op eigen leefstijl en fitheid
Onderdeel A: Actieve Werkvorm ‘over de streep’. Duur: 20 minuten
Toelichting:
De leerlingen gaan aan één kant van het lokaal staan. Er worden vragen gesteld over
leefstijl en als kinderen er bevestigend op kunnen antwoorden lopen ze naar de andere
kant van het lokaal.
Mogelijke vragen:
Wie vindt het leuk om te sporten?
Wie gaat er dagelijks met de fiets naar school?
o Wie moet dagelijks meer dan 30 minuten fietsen (die leerlingen blijven staan)
Wie kiest er voor de roltrap of de lift als die aanwezig is i.p.v. de trap?
Wie sport er bij een sportvereniging?
o Wie sport er twee keer of meer per week? (die leerlingen blijven staan)
Wie zet er meer dan 10.000 stappen op een dag?
Wie zou er meer willen bewegen/sporten dan dat hij/zij nu doet?
……. Zelf te bedenken vragen
Onderdeel B: Goalkeeper boekje blok 1, les 1 invullen Duur: 20 minuten
Toelichting:
De leerlingen zijn zich door onderdeel A iets meer bewust geworden van hun leefstijl. Bij
onderdeel B kijken ze naar reeds verzamelde gegevens (vragenlijst, stappenteller en evt.
shuttle run test) en stellen op basis daarvan een doel voor 1 week op.
Inhoud:
De Goalkeeper boekjes worden uitgedeeld en (verder) toegelicht.
De Goalkeeper boekjes zijn persoonlijk
De Goalkeeper boekjes worden gedurende alle 8 lessen gebruikt
In de Goalkeeper boekjes worden doelen opgesteld, plannen gemaakt en wordt er
geëvalueerd
Reflecteren
De docent legt de werkvorm uit en stelt vragen
Het staat de docent vrij om andere vragen/ extra vragen te stellen
en/of de leerlingen zelf vragen te laten bedenken
De docent stelt zo nu en dan verdiepende vragen zoals (‘waarom
vindt je sporten wel of niet leuk?’/ ‘Wat voor sport doe je’?/ ‘Waarom
zou je meer willen bewegen’?
Aan het einde van de werkvorm kan er kort ingegaan worden op het
belang van een actieve leefstijl. Waarom is het goed voor je?
36
De leerlingen bepalen aan de hand van eerdere verzamelde gegevens
hun startkleur (geel, groen of blauw).
Geef uitleg over normen (60 minuten bewegen per dag en 10.000
stappen per dag)
Vervolgens kiezen ze hun doel voor de aankomende week. Dit kan een
doel zijn met stappen, met aantal minuten bewegen per dag of beiden.
(stappen heeft wel de voorkeur door iets grotere betrouwbaarheid van
gegevens door meetinstrument)
De leerlingen kiezen daarna een aanpak voor het bereiken van het
doel (hoe). Er worden opties gegeven, maar ook eigen bedachte
strategieën zijn mogelijk. De leerlingen geven ook aan wanneer ze die
strategie gaan toepassen. Samen vormt dit het plan.
Benadruk duidelijk dat de leerlingen hun telefoon zo veel mogelijk bij
zich houden om de stappen te kunnen tellen.
Let op mocht een leerling geen stappenteller kunnen downloaden,
deel dan een fitbit aan deze leerling uit. Deze zijn maar beperkt
beschikbaar. Alternatief is altijd nog om te kijken naar het aantal
bewogen minuten per dag (eigen schatting). Hier kunnen ook doelen
voor opgesteld worden (goalkeeper boekje).
Reflectie
Student gedrag: leerling analyseren hun eigen fitheid.
Docent: Op welke momenten lukt het wel wat meer te bewegen? En op welke
momenten niet?
Doel stellen
Student gedrag: leerling stellen een haalbaar maar uitdagend doel
Docent: Benadruk dat de norm gezet is op 10.000 stappen, zodat de
leerlingen uitgedaagd worden om richting die 10.000 stappen te gaan. Je
hebt nu een beeld van hoeveel stappen je meestal zet. Wat is een goed
doel?
Plan maken
Student gedrag: leerling bedenken hoe ze hun stappendoel gaan bereiken
Docent: Hoe zou je dit doel kunnen bereiken? Op welke momenten kun je
zonder dat het heel lastig is, meer bewegen?
37
Les 2: Belemmeringen en strategieën
Doel: Tot strategieën komen voor het overwinnen van belemmeringen.
Doel: bewustwording van eigen zitgedrag op school en mogelijkheden om dit te
veranderen
Onderdeel A: Werkboek 1, les 2. Evaluatie doel en strategieën
bedenken Duur: 20 minuten
Toelichting:
In deze les evalueren we het doel dat de leerlingen in les 1 hebben opgesteld. Ook kijken
we naar redenen voor het niet of niet helemaal halen van doelen: belemmerende
factoren/ barrières. Tot slot gaan we op zoek naar strategieën om doelen wel te behalen.
Achtergrond
Er zijn tal van redenen waarom kinderen (en volwassenen!) gezondheidsdoelen niet halen.
Vaak wordt hun motivatie om het doel te halen door iets of iemand belemmerd:
Te weinig tijd
Ongunstige weersomstandigheden
Kosten
Gezondheidsklachten
Leukere alternatieven (met vrienden zijn, tv kijken, etc.)
Sociale omgeving die het belang van bewegen niet inziet
Ook meer psychologische factoren kunnen een barrière zijn, zoals:
Een negatieve verwachting van de eigen effectiviteit het kind heeft geen
vertrouwen in zijn eigen kunnen voor het behalen van een gewenste uitkomst (bijv.
‘als hij het niet kan, kan ik het zeker niet’ of ‘het is me nog nooit gelukt, dus dat zal nu
ook zo zijn’)
Negatieve verwachtingen over de uitkomst van het gedrag als een kind denkt dat
er ongewenste effecten zullen zijn bij het uitvoeren van het gedrag, zal hij het minder
snel gaan uitvoeren (bijv. ‘na een rondje hardlopen voel ik me juist slechter dan
beter’)
De volgende dingen kunnen helpen om doelen meer haalbaar te maken:
Zorg dat het kind een doel stelt dat hij zelf wilt bereiken (motivatie is nodig)
Een leerlinggerichte benadering ze moeten niet perse de norm halen, maar stellen
een doel dat passend is voor hun eigen situatie
38
Op zoek naar barrières om het doel te behalen – wat weerhoudt je voor het
bereiken van het doel?
Strategieën die kunnen helpen om barrières te omzeilen zijn:
Andere manieren/ wegen bedenken om het gestelde doel te behalen
Als… dan…. formuleren
Ander doel stellen
Cognitieve aanpak van overtuigingen waarop zijn de overtuigingen gebaseerd?
Zijn ze juist? Probeer het eens uit (experimenten). Andere manier van kijken naar
barrières.
Inhoud:
Deel de werkboeken uit en laat leerlingen terugkijken naar het gestelde doel. Bespreek of
de doelen behaald zijn of niet. Laat leerlingen hun exacte aantal stappen/ minuten
bewegen opschrijven in het werkboek.
Vervolgens wordt een inventarisatie gemaakt van meegemaakte en mogelijke
belemmeringen voor het behalen van de doelen gericht op fysieke activiteit. Schrijf deze
belemmeringen op vellen papier en leg deze op verschillende plekken in het lokaal.
Kinderen gaan in groepjes nadenken over wat ze kunnen doen om de beschreven
belemmeringen te voorkomen. Kinderen kunnen zelf kiezen over welke belemmering ze
willen nadenken.
Leerlingen gaan aan de slag met Als… dan formuleringen.
Dus ‘als het regent op het moment dat ik naar school wil fietsen dan trek ik een regenpak
aan’ of ‘als vrienden een voorstel doen om in de middag samen iets te gaan doen dan prik
ik direct in mijn agenda een nieuw tijdstip om te gaan sporten’. Bespreek de verschillende
strategieën klassikaal en kijk hierbij ook naar de haalbaarheid van de gestelde strategie.
Mogelijk zijn er nog aanvullingen van andere leerlingen of vanuit jezelf.
Evalueren
Student gedrag: leerling gaat na of het proces goed is gegaan, of alles
volgens plan is verlopen en of het doel is bereikt.
Docent: Gaat open discussie aan of de prestaties zijn verbeterd. Heeft
iedereen het doel gehaald? Waarom wel of niet? Benadruk de vooruitgang!
Maar besteed ook aandacht aan belemmeringen aan barrières.
39
Onderdeel B: Campagne ‘kom in beweging’ Duur: 15/20 minuten
Toelichting:
De leerlingen gaan aan de slag met het ontwikkelen van een campagne voor het in
beweging komen van hun eigen medeleerlingen op school. Vandaag is de eerste
brainstormsessie, de volgende les gaan ze materialen/plannen maken en de laatste les
gaan ze het ook uitvoeren in de school. Hoe krijg je mensen in bewegen?
Inspiratievideo https://www.youtube.com/watch?v=TDM_nRg4bl4
(Trap is omgebouwd tot grote piano)
Andere ideeën om de trap te nemen:
Posters met Stimulerende teksten – ‘Je kan het, nog 10 treden’
Posters met gezondheidsvoordelen – ‘hierboven heb je 10 calorieën verbrand’
Kleurige voetstappen op vloer die leiden naar de trap
Posters met oefeningen die op een bepaalde plek gedaan kunnen worden.
QR codes die gescand kunnen worden met smartphones waarna opdrachten te
zien zijn
Wandelroutes voor tijdens de pauze
Traploopwedstrijden tijdens de pauze
Kinderen indelen in groepjes van 4/5 en ze op een vel papier een eerste brainstorm laten
maken over hoe ze anderen kunnen aanzetten (binnen de school) tot beweging.
De volgende vragen kunnen gesteld worden aan de leerlingen om ze op weg te helpen:
- Wat/ waar zijn de plekken in en om de school waar veel leerlingen zitten
Voor alle leerlingen de opdracht “Campagne kom in beweging!”, Tool 8.
Vandaag vooral aandacht voor stap 1 en 2.
Op basis van deze informatie kijken de leerlingen weer naar hun gestelde doel en
passen dit aan voor de komende twee weken. Daarnaast zetten ze hun
belangrijkste “als….dan” redeneringen in het werkboek. En vullen de “Tot slot”
vragen in.
Evalueren
Op het moment dat de leerlingen zelf met weinig voorbeelden komen, geef
dan zelf voorbeelden rondom mogelijk je eigen gestelde doel. Stel daarnaast
vragen aan de leerlingen om er achter te komen of er toch mogelijke
belemmeringen zouden kunnen zijn, die ze afgelopen week niet hebben
meegemaakt. Vragenderwijs de leerlingen dus proberen te betrekken.
40
- Op welke tijdstippen/ momenten zitten de leerlingen daar veel?
- Waardoor zouden ze zelf eerder in beweging komen op die plekken en die
momenten?
- Zijn dit haalbare ideeën?
Begeleiding vanuit de docent: Sta open voor de ideeën van de leerlingen, moedig dit aan
Stel vragen/ enthousiasmeer.
41
Les 3: Doel monitoren en ontwikkelen campagne
Doel: monitoren van het doel + verder gaan met ontwikkeling campagne
Onderdeel A: Werkboek Blok 1, les 3 invullen. Duur: 5/10 minuten
Toelichting:
De leerlingen staan kort stil bij hun doel en de mogelijke belemmeringen. Vervolgens stellen
ze hun doel en gekozen strategie (indien nodig) bij.
Inhoud:
De leerlingen vullen het aantal gezette stappen van de afgelopen week in.
Er wordt gekeken of met dit aantal stappen voldaan wordt aan het gestelde doel
Zo ja moet het doel uitdagender worden?
Zo nee wat zijn mogelijke belemmeringen geweest?
o Verandering van strategie
o Aanpassing van het doel
Naast dit invul gedeelte staat het de docent vrij om vragen te stellen over de afgelopen
week en mogelijk iets te vertellen over zijn eigen doel. Het is vooral interessant of de
leerlingen zich gehouden hebben aan de gekozen strategie in het geval dat de
belemmering zich daadwerkelijk voordeed. Wat ging moeilijk/ wat ging makkelijk?
Begeleiding vanuit de docent:
Het is aan de docent hoeveel tijd hij aan het monitoren kwijt wil zijn. Het kan kort door alleen
de leerlingen het werkboek te laten invullen en mogelijk een paar vragen te stellen, maar er
kan ook dieper in worden gegaan op de gebruikte strategieën.
Onderdeel B: Campagne ‘kom in beweging’ Duur: 40 minuten
Toelichting:
De verschillende groepjes hebben in de vorige les een eerste brainstormsessie gehouden
over hoe ze hun eigen medeleerlingen in beweging kunnen krijgen. Vandaag wordt de
campagne verder ontwikkelt (denk aan strategieën uitwerken/ materialen maken/ taken
verdelen).
42
Inhoud:
Stap 1 en 2 zijn ze vorige week mee gestart. Doel van vandaag is te komen tot en met stap
4. Eventueel kunnen ze de campagne als huiswerk afmaken.
Opdracht: zorg dat volgende week voor de nieuwe mentorles de materialen in de school
hangen (Dus de campagne wordt gevoerd). Zorg ervoor dat er allerlei knutselmaterialen
en computers beschikbaar zijn.
Aan het einde van de les kort de ontwikkelde campagnes met elkaar bespreken. Geef aan
wanneer de leerlingen de campagne daadwerkelijk gaan uitvoeren klaarzetten van de
campagne voor de volgende mentorles!)
Voordat de leerlingen de les verlaten ze nog even attenderen op hun eigen gestelde
leefstijldoel.
Begeleiding vanuit de docent:
Vooral vragenderwijs coachen. Stel vooral de vraag: wat zou jezelf in beweging brengen
hier op school?
Sta
p 1
: W
at
is h
et
do
el?
Sta
p 2
: K
eu
ze
ac
tivite
ite
n e
n
mid
de
len
Sta
p 3
: Ta
ke
n
ve
rde
len
Sta
p 4
: M
ate
ria
len
m
ake
n
Sta
p 5
: C
am
pa
gn
e
uitvo
ere
n
43
Les 4: Uitvoering campagne en evaluatie van de doelen
Onderdeel A: Campagne ‘Kom in beweging’ Duur: 40 minuten
Toelichting:
De leerlingen gaan elkaars campagne ‘ervaren’
Inhoud:
De leerlingen gaan in hun eigen groepjes de school door op zoek naar de campagnes van
de andere groepjes. Ze voeren de activiteiten uit en geven dan feedback op formulier. De
feedback is gericht op zichtbaarheid, originaliteit, duidelijkheid en effect. Hamvraag is:
denken ze dat de campagnes van de anderen effect hebben op het in beweging krijgen
van medeleerlingen? Zo nee wat ontbreekt er?
Duidelijke afspraken maken over de duur van deze activiteit en het tijdstip van verzamelen
op een locatie.
Begeleiding vanuit de docent:
Rondlopen, meekijken, zelf ervaren en vragen stellen.
Onderdeel B: Evaluatie blok 1 Duur: 10-15 minuten
Toelichting:
Stilstaan bij gestelde doel, belemmeringen en activiteiten die uitgevoerd zijn in de les.
Inhoud:
Evaluatie van de campagne:
Wat werkte goed/ wat niet
Conclusie: hoe krijgen we elkaar dus in beweging?
Evaluatie eigen leerdoelen.
Voor alle leerlingen het feedbackformulier van de campagne “Kom in
Beweging”. ( Tool 9).
44
Is het gelukt om het gestelde doel te behalen -> schrijf het aantal gezette
stappen weer op
Was het makkelijk/ moeilijk?
Wat zijn de grootste belemmeringen geweest?
Wat is de beste strategie voor jou om toch je doel te halen?
Wat neem je mee uit dit blok?
Begeleiding vanuit de docent:
Vragenderwijs proberen de leerlingen bij de evaluatie te betrekken en geef indien mogelijk
ook zelf antwoorden op de gestelde vragen. Wat is jouw best werkende strategie om je
doel te bereiken?
45
6. Leefstijl blok 2: Actief op school!
In dit blok gaan de leerlingen nog steeds aan de slag met lichamelijke activiteit gedurende
een schooldag.
Voorbereiding op les 1: Laat leerlingen op hun mobiele telefoon 1 schooldag (van binnenkomst tot vertrek) de
stappen tellen door:
1) Ze bij aankomst op school de stappenteller aan te zetten en voor vertrek het aantal
stappen te noteren
2) Het reeds gezette aantal stappen te noteren bij binnenkomst en bij vertrek (als de
stappenteller standaard aanstaat)
3) Als 1 of 2 niet mogelijk zijn of niet goed zijn gegaan Laat de leerlingen 20% van het
aantal gezette stappen over een hele dag (mogelijk al van een eerder moment
tijdens blok 1) berekenen en als uitgangswaarde opschrijven in het werkboek.
46
Les 1: Bewustwording Fysieke activiteit gedurende schooltijd
en het stellen van een doel om meer te bewegen
Onderdeel A Duur: 20 minuten
Toelichting:
Leerlingen denken terug aan blok 1 (wat nemen ze daaruit mee?) en gaan bewust stilstaan
bij hun fysieke activiteit gedurende een schooldag
Inhoud
Zet spullen aan de kant in het lokaal zodat de leerlingen rondjes kunnen lopen.
Laat de kinderen vervolgens lopen en stel ze ondertussen de volgende vragen over
bewegen vóór school:
Denk na over hoeveel je vandaag (vanaf het moment dat je wakker bent geworden
tot het moment dat je op school aankwam) hebt bewogen. Hoe vaak ben je een
trap op en af gelopen? Ben je heen en weer gelopen tussen de woonkamer en de
keuken? Ben je lopend naar school gekomen of op de fiets? Of heb je de bus
gepakt?
Laat de leerlingen naar een bepaalde hoek van het lokaal lopen:
o Hoek 1: Minder dan 15 minuten bewogen
o Hoek 2: Tussen de 15 en 30 minuten bewogen
o Hoek 3: meer dan 30 minuten bewogen
Laat de leerlingen weer rond lopen en stel ze de volgende vragen over bewegen tijdens
schooltijd:
Sinds het moment dat je op school bent gekomen tot nu hoeveel heb je bewogen? Ben
je gaan wandelen in een pauze? Hoeveel trappen heb je gelopen? Moest je van en naar
verschillende locaties? Etc.
Laat de leerlingen weer naar een hoek lopen
Hoek 1: Minder dan 15 minuten bewogen
Hoek 2: Tussen de 15 en 30 minuten bewogen
Hoek 3: meer dan 30 minuten bewogen
Laat de leerlingen weer rond lopen en stel ze de volgende vragen over bewegen na
schooltijd:
47
Sinds het moment dat je gisteren uit school kwam en je bed in ging. Hoeveel heb je toen
bewogen? Ben je weer naar huis gefietst/ gewandeld? Heb je de hond uitgelaten? Ben je
wezen sporten? Etc.
Laat de leerlingen weer naar een hoek lopen
Hoek 1: Minder dan 15 minuten bewogen
Hoek 2: Tussen de 15 en 30 minuten bewogen
Hoek 3: meer dan 30 minuten bewogen
De verwachting is dat je het volgende patroon zult zien:
Voor schooltijd is er matig sprake van bewegen (kinderen die verder weg wonen
zullen meer minuten bewegen)
Tijdens schooltijd (een dag zonder gymles) is er amper sprake van bewegen
Na schooltijd wordt er in verhouding het meeste bewogen.
Benoem het patroon wat zichtbaar is in de klas en laat de leerlingen berekenen hoeveel tijd
ze per dag op school zitten! Conclusie is eigenlijk dat het goed zou zijn om tijdens schooltijd
meer te gaan bewegen!
Begeleiding vanuit de docent:
De docent legt de werkvorm uit en stelt vragen
Kinderen beantwoorden de vragen in hun hoofd, dus niet hardop.
Het staat de docent vrij om andere vragen te stellen
De docent kan leerlingen ook vragen om wel hardop antwoord te geven of een
toelichting te geven bij de hoek waar ze gaan staan.
Onderdeel B: Werkboek blok 2, les 1 invullen in het werkboek Duur: 15 minuten
Toelichting:
De leerlingen zijn door onderdeel A bewuster geworden over de inactiviteit tijdens school. In
het werkboek gaan ze doelen opstellen voor meer bewegen op school en een gezamenlijk
doel met de klas.
Inhoud:
De werkboeken worden uitgedeeld.
48
Als de voorbereiding op les 1 goed is gegaan (punt 1 of 2) kunnen de leerlingen direct het
aantal gezette stappen gedurende schooltijd noteren in hun werkboek. Mocht dit niet zijn
gelukt dan is er de volgende optie:
Laat de leerlingen 20% van het aantal gezette stappen over een hele dag
(mogelijk al van een eerder moment tijdens blok 1) berekenen en als
uitgangswaarde opschrijven in het werkboek.
Laat de leerlingen vervolgens een doel kiezen (aantal stappen) dat ze gedurende schooltijd
willen behalen. Dit doel kunnen ze aankruisen in het werkboek:
Geel: 1000-2500 stappen
Groen:2500-4000 stappen
Blauw: meer dan 4000 stappen
Vervolgens wordt er een klassendoel gesteld door de kinderen op briefjes een ‘exact aantal
stappen’ te laten opschrijven en dit door 1 leerling te laten optellen. Dit aantal kan mogelijk
in overleg met de klas nog een beetje opgehoogd worden als uitdaging. Het zou mooi zijn
als de docent meedoet met dit doel. Zorg ervoor dat dit doel ergens genoteerd staat.
In kleine groepjes gaan de leerlingen nadenken over hoe ze het doel zouden kunnen
behalen (strategie), hierbij valt te denken aan:
Eerdere activiteiten die ze zelf bedacht hebben bij de campagne van blok 1
Rondje wandelen tijdens de lunch
Staand overleggen
Wedstrijdje traplopen
Etc.
Bespreek dit klassikaal. Bespreek ook hoe de leerlingen elkaar zouden kunnen motiveren om
het individuele- en klassendoel te behalen. Welke afspraken kunnen ze mogelijk al met
elkaar maken?
Uiteindelijk schrijven ze hun strategie op in het werkboek en wordt er gezamenlijk een dag
gekozen (een dag zonder gymles) waarbij de stappen die gezet worden op school worden
bijgehouden. Noteer bij het klassendoel mogelijk ook de gemaakte afspraken/ strategieën
om dat grotere doel te behalen.
Begeleiding vanuit de docent:
Help de leerlingen bij het berekenen van het aantal gezette stappen (de 20%)
Motiveer de leerlingen om een uitdagend doel te kiezen, maar wat wel realistisch
blijft
Maak indien mogelijk zelf ook afspraken met leerlingen (bijv. in plaats van een zittend
gesprek te voeren ga je samen staan)
49
Les 2: Monitoren van de gestelde doelen (individueel en
klassikaal). Brainstorm over de “Actiefste Schooldag”
Onderdeel A: Werkboek Blok 2, les 2 invullen Duur: 10 minuten
Toelichting:
Er wordt gekeken of de gestelde doelen zijn gehaald en voor de volgende week mogelijk
moeten worden bijgesteld.
Inhoud:
De werkboeken worden uitgedeeld. De leerlingen vullen het aantal gezette stappen in van
de dag die ze bijgehouden hebben en controleren zelf of ze hun eigen gestelde doel
gehaald hebben. Vervolgens worden alle stappen weer op briefjes gezet en opgeteld door
een leerling om te kijken of het klassendoel bereikt is. Op basis van de uitslag kan er met
onderstaande vragen gereflecteerd worden:
Zijn jullie bewust bezig geweest met het aantal gezette stappen op de
afgesproken dag? Wat ging hetzelfde en wat ging anders ten opzichte van de
dagen die niet gemeten zijn?
Hebben jullie je gehouden aan de gemaakte afspraken? Waarom wel/niet?
Was het lastig om uit te voeren? Welke belemmeringen kwamen jullie tegen?
Wat maakte het juist makkelijk om in beweging te komen? (succesverhalen)
Was het gestelde doel realistisch (of te makkelijk/ te moeilijk)?
Op basis van deze kennis welk doel wordt er voor de volgende week
opgesteld? (aantal stappen individueel en klassikaal)
Welke strategie blijft en welke afspraken kunnen mogelijk nieuw gemaakt
worden?
Laat de leerlingen eventuele aangepaste doelen en strategieën weer noteren in het
werkboek. Hierbij kunnen ze ook weer als….dan… formuleringen noteren voor de omgang
met barrières (zie blok 1). Als laatste zijn er weer ‘tot slot’ vragen die de leerlingen invullen.
Begeleiding vanuit de docent:
Het staat de docent vrij om andere vragen te stellen tijdens de monitoring.
50
Onderdeel B: Eerste brainstorm over: “De actiefste schooldag.” Duur: 40 minuten
Toelichting:
De leerlingen gaan aan de slag met het bedenken van ‘de actiefste schooldag’. Hierbij
wordt er gekeken hoe er tijdens en tussen lessen extra bewogen zou kunnen worden.
Achtergrond
Bewegen tussen en tijdens lessen is goed voor de concentratie en daarmee ook voor
schoolprestaties. In het basisonderwijs is hier afgelopen jaren een groot onderzoek naar
gedaan in Groningen. Video om een voorbeeld te geven van hoe er bewegen kan worden
tijdens de les. Deze video dient als inspiratie voor een mogelijke lesinvulling
Link video:
https://www.youtube.com/watch?v=rHmcgxvPLLM
Inhoud
De leerlingen gaan een start maken om de ‘actiefste schooldag’ te organiseren. Hierbij
gaat het om het organiseren van activiteiten die tijdens een reguliere schooldag uitgevoerd
kunnen worden. Het doel is dus geen sportdag. Met de klas wordt in de derde les een extra
uitdagend klassendoel neergezet voor die dag.
Als uitvoeringsdag is het het handigste om de dag te nemen waarin de vierde mentorles
van dit blok gepland staat. Deze dag wordt gezamenlijk bekeken, dus wat staat er op het
programma? Hoe laat begint de schooldag? Welke vakken worden er gegeven? Zijn er
tussenuren? Wanneer zijn er pauzes?
De volgende stap is om te kijken wat geschikte momenten zijn om te bewegen. De pauzes
en tussenuren zijn logische momenten, maar welke lessen zijn mogelijk ook geschikt om
meer te gaan bewegen? Misschien kan dat wel bij wiskunde of biologie. Of misschien zijn er
wel docenten die hier wel voor openstaan.
De verschillende mogelijke momenten om extra te bewegen worden opgeschreven op
vellen papier en deze worden op verschillende tafels neergelegd. Groepen leerlingen
krijgen vervolgens 5 minuten de tijd om ideeën voor de invulling van de momenten op te
schrijven, vervolgens wordt er door gewisseld. Afhankelijk van de tijd denken dus meerdere
groepjes na over meerdere beweegmomenten.
Aan het einde van de les worden de verschillende vellen klassikaal doorgenomen en
worden de leerlingen ingedeeld bij een onderdeel. Aan dit onderdeel gaan ze vanaf
volgende week meewerken. De docent kan de indeling zelf maken of de kinderen laten
kiezen.
51
‘Huiswerk’ de groepen die iets gaan organiseren tijdens andere lessen moeten voor de
volgende mentorles contact hebben gezocht met de betreffende leraar en de
mogelijkheden besproken hebben.
Voordat de leerlingen de les verlaten ze nog even attent maken op de gestelde doelen!
Begeleiding vanuit de docent:
Sta open voor de ideeën van de leerlingen, moedig dit aan
Stel vragen/ enthousiasmeer
Denk mee
52
Les 3: Monitoren van gestelde doelen(individueel en
klassikaal). Starten met organisatie “de actiefste
schooldag”.
Onderdeel A: Werkboek blok 2, les 3 invullen Duur: 5/10 minuten
Toelichting:
Er wordt gekeken of de gestelde doelen zijn gehaald en voor de volgende week mogelijk
moeten worden bijgesteld.
Inhoud:
De werkboeken worden uitgedeeld. De leerlingen vullen het aantal gezette stappen in van
de dag die ze bijgehouden hebben en controleren zelf of ze hun eigen gestelde doel
gehaald hebben. Vervolgens worden alle stappen weer op briefjes gezet en opgeteld door
een leerling om te kijken of het klassendoel bereikt is. Op basis van de uitslag kan er met
onderstaande vragen gereflecteerd worden:
Is het deze week anders gegaan dan de week ervoor?
Waren de gestelde doelen nu realistischer?
Welke afspraken/strategieën blijken goed te werken? En welke juist minder?
Ben je op de dagen die niet gemeten werden ook actiever geweest op school?
Als laatste stap van dit onderdeel proberen met de hele klas een mooi doel te maken voor
de laatste les die in het teken staat van ‘de actiefste schooldag’. Hoeveel stappen gaan ze
halen? Bedenk ook samen een ‘prijs’ voor als ze het gaat lukken. Laat de leerlingen
eventuele aangepaste doelen en strategieën weer noteren in het werkboek
Begeleiding vanuit de docent:
Het staat de docent vrij om andere vragen te stellen tijdens de monitoring.
Onderdeel B: De actiefste schooldag- deel 2 Duur: 40 minuten
Toelichting
De leerlingen gaan verder met hun uitwerking van de actiefste schooldag.
Werkblad “De actiefste schooldag.”
53
Inhoud
De groepen zoals ze de vorige les samen zijn gesteld gaan samen zitten en krijgen de vellen
papier met ideeën terug. Elke groep beslist welke activiteit of activiteiten ze willen
organiseren, daarbij rekening houdend met de beschikbare tijd en materialen. Als het goed
is hebben de leerlingen contact gehad met de betrokken docenten en weten ze of er
mogelijkheden zijn om iets te doen met beweging.
Begeleiding vanuit de docent:
Deze activiteit vraagt mogelijk veel begeleiding vanuit de docent. Leerlingen kunnen
moeite ervaren bij het bedenken van activiteiten en wat erbij komt kijken om het te regelen.
Het is de uitdaging voor de docent om ze door het stellen van vragen op weg te helpen.
Let er ook op dat de leerlingen allemaal bezig zijn met activiteiten voor 1 dag. Het risico
schuilt erin dat ze allemaal fanatieke dingen bedenken waardoor de dag bijna niet meer
uitvoerbaar wordt. Het is voor de docent dus belangrijk om overal te kijken wat de
leerlingen van plan zijn en dit klassikaal gedurende het uur terug te koppelen.
‘Dat groepje is van plan om een wedstrijd traplopen te organiseren in de pauze, hoe zorgen
jullie ervoor dat je erna ook nog iets kan doen? Waar moeten jullie dus rekening mee
houden?’
54
Les 4: Evaluatie van het blok en uitvoering van “De actiefste
schooldag”
Onderdeel A: Evaluatie blok 1 en 2 Duur: 15 minuten
Toelichting:
Stilstaan bij de gestelde doelen en alle activiteiten die er gedaan zijn gedurende de twee
blokken. Het is een reflectiemoment om terug te kijken hoe de leerlingen de blokken
ervaren hebben en wat ze er uit meenemen voor de toekomst.
Inhoud:
Pak voor de laatste keer de werkboeken erbij en zet het gestelde klassikale doel voor de
actieve dag neer. Vervolgens worden de stappentellers bekeken en de getallen bij elkaar
opgeteld. Afhankelijk van het moment op de dag kan er dus gekeken worden of het doel al
is gehaald of dat de klas goed op weg is!
Afsluiting zal vergelijkbaar zijn met de allereerste les: over de streep!
De volgende vragen kunnen hierbij gesteld worden:
Wie vond de afgelopen mentorlessen die in het teken stonden van leefstijl leuk?
Wie blijft er voor de aankomende periode een doel stellen om fysiek actiever te
blijven?
Wie zal meer gaan bewegen tijdens schooltijden (in tussenuren/pauzes/tijdens de
les)
Wie heeft er een strategie toegepast die in het geval van een belemmering
goed werkte? Wat was die strategie?
Andere vragen die in het algemeen gesteld kunnen worden zijn:
Wat vond je de leukste onderdelen van het project in de afgelopen 2 blokken
leefstijl?
Wat vond je de minst leuke onderdelen?
Wat neem je mee in de toekomst? (blijf je doen)
Indien mogelijk kan de prijs gegeven worden die in samenspraak met de groep bedacht is,
anders zou dit mogelijk bij de volgende mentorles nog aan bod kunnen komen.
Begeleiding vanuit de docent:
Het staat de docent weer vrij om deze vragen te stellen of zelf vragen te bedenken.
55
Tijdens het spel over de streep kunnen er weer verdiepende vragen gesteld worden om wat
meer te weten te komen over bijv. het doel wat iemand stelt voor de toekomst of een
strategie die goed heeft gewerkt.
Onderdeel B: Eindactiviteit/spel ter afsluiting van blok 2 Duur: 30 minuten
Toelichting:
Een deel van de kinderen heeft zelf een activiteit bedacht voor deze les (als opdracht van
het blok). Dit wordt nu uitgevoerd.
Inhoud:
Op basis van wat de leerlingen hebben bedacht wordt er ongeveer 30 minuten besteed
aan een actieve activiteit in en om de school. Dit is tegelijk een feestelijke afsluiting van
het blok.
Begeleiding vanuit de docent:
Zorg ervoor dat alles veilig verloopt, wat deels al gebeurd in de voorbereidingen door alert
te zijn op de plannen van de leerlingen. Het gaat vooral om de plezier beleving vandaag!