Een godvergeten crisis

17
Een godvergeten crisis

description

Een inkijkexemplaar

Transcript of Een godvergeten crisis

Page 1: Een godvergeten crisis

Een godvergeten crisis

Page 2: Een godvergeten crisis

www.uitgeverijmeinema.nl

Ontwerp omslag: Mulder van Meurs

Illustratie omslag: Jawek Kwakman, Cornucopia, 2009 c/o

Pictoright Amsterdam 2012

isbn 978 90 211 4331 6

nur 612; 700

© 2013 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden

verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-

bestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,

hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen

of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke

toestemming van de uitgever.

Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier

dat het keurmerk Forest Stewardship Council (FSC) draagt.

Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernieti-

ging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij

gebleekt.

Page 3: Een godvergeten crisis

Matthias Smalbrugge

Een godvergeten crisisEen theologisch essay over het gat

in ons cultureel geheugen

Uitgeverij Meinema, Zoetermeer

Page 4: Een godvergeten crisis

Inhoudsopgave

Inleiding 6

Deel 1. Crisis, het licht van de herinnering

I Mateloos, het verlies van een kind 13

II De redelijke Verlichting 18

III Kanttekening 23

IV Morele ambivalentie en begeerte 29

V Toegepaste begeerte, geld en seks 33

VI Rationeel en irrationeel, Plato versus de kunst 39

VII Een reactie, perfectionisme en de christelijke herkomst 47

VIII Conclusie 55

Deel 2. Godvergeten. De God die vergeten en herinnerd moet worden

I De scholastiek, het moment van Berengarius 59

II Het brood dat geen brood is. Of juist toch wel? 64

III De rede in ballingschap, de splitsing van theologie en wijsbegeerte 69

IV Moderne theologie als oude scholastiek. De afstand tussen theologie en cultuur 72

V Het christendom heeft geen kern 80

VI Theologie in persoonlijke zin 83

VII Het beeld. Zelfbeeld in plaats van zelf 93

VIII Christelijke beelden, de voorlopers van de beeldcultuur 100

IX Beeldvorming 109

X Conclusie 115

Page 5: Een godvergeten crisis

Deel 3. God vergeten om Hem te vinden

I Petrarca, dwalen met de erfenis van het christendom 119

II Pretrarca, een tweede poging verder te komen dan christelijk gedachtegoed 126

III Niet meer God. Een andere keuze 129

IV Verlangen 134

V Onbestemd verlangen 136

VI Verlangen als vermoeden van aanwezigheid 142

VII Persoonlijk verlangen: naar een ander 147

VIII Verbeelding 153

IX Theologie als cultuur 159

X Verbeelding, een verhaal 162

XI Slot 172

Noten 174

Page 6: Een godvergeten crisis

6

Inleiding

Vergeten, dat is het woord dat bij me opkomt. Vergeten, vergeten en nog eens vergeten. Vergeten zelfs dat we vergeten. Wat dan? Bijvoorbeeld dat we zo langzamerhand rondtollen in een dance macabre, waar walging, angst en begeerte elkaar aflossen. Of dat de ijsschotsen van verdriet, teleur-stelling en wrok ons hart steeds meer doen verkillen, zowel in de politiek als in het privéleven. Ten slotte, dat we de financiële wereld voorlopig echt niet onder controle krijgen en dat elk volgend schandaal toch net weer iets erger is dan het vorige. Misschien draait dit alles daar om, deze crisis waar-van we de naam niet meer kunnen vinden. Want wat is zij? Een financiële crisis, een morele, een psychische, of toch vooral een politieke? Draait het om vergeten? Goede kans.

Maar als het een echte crisis is, dan zijn er twee kanten. Crises zijn nu eenmaal boodschappers van verlies én van kansen. Die andere kant, te-genover het vergeten, zou dan het herinneren zijn, wakker worden en niet meer herkennen, maar wel willen kennen. Want we willen ons wel degelijk herinneren wat er aan de hand is wanneer kerkleiders en bankiers ons bij ie-der nieuw schandaal maar blijven verzekeren dat het slechts om incidentele misstanden gaat. Nooit om een structureel probleem. We willen weten wat dat is, die immense greed en dat misbruik van kinderen. In het privéleven wagen we ons aan familieopstellingen om ons te herinneren waar de pijn en de breuken in de persoonlijke geschiedenis vandaan komen. Dat wil-len we in het groot ook eindelijk weten. We willen ons herinneren welke wegen ons in dit waste land brachten. Daarom is het een crisis van vergeten en zich herinneren. Wat dan de overhand heeft en of het herinneren uit-eindelijk sterker is dan het vergeten, weten we nog niet. Net zo min als we nu al kunnen vaststellen wat exact de kern is van al dat vergeten. De crisis blijft voorlopig nog even een anonieme crisis. Toch zou ik haar voorlopig toch een godvergeten crisis willen noemen. De spookbeelden van doem en ondergang, van angst voor een anoniem oordeel dat ons treft zonder dat we ons kunnen verweren, lijken te zeer op oude beelden die we van God

Page 7: Een godvergeten crisis

7

hadden. Beelden die in vergetelheid zijn geraakt en vaak terecht. Maar die blijkbaar toch, ontdaan van hun religieuze uitmonstering, terugkeren. Die dynamiek, van vergeten godsbeelden die toch weer terugkomen, die is fas-cinerend. Als dat de blik is waarmee je naar deze crisis kijkt, dan lijkt zij in vele opzichten op een geseculariseerde religie. Een Laatste Oordeel dat dit keer niet in de Sixtijnse Kapel speelt, maar op Wall Street. Tegelijkertijd, als dat zo is, dan kun je je ook afvragen of er wellicht vergeten godsbeelden zijn die een crisis niet duiden als ondergang, maar als allerdiepste aanwezigheid van God. Zoiets als Jezus misschien ervoer op weg naar zijn dood.

Hoewel. Neen. Ik heb geen enkele zin God meteen op te voeren als we het over deze ongrijpbare, wisselvallige tijd hebben. Het stuit me tegen de borst, ik vind het ongepast en gemakzuchtig. Alsof theologen een geheime uitweg uit de crisis zouden kennen en dat zou dan God zijn. God, de eeuwi-ge panacee voor elke moeilijkheid. Voordat je het weet sluit je je aan bij het monsterverbond van cultuurpessimisten en de Rooms-Katholieke Kerk, die stellen dat de huidige misère te wijten is aan het vergeten van God. Als we, bij wijze van spreken, ons maar weer houden aan de Tien Geboden en weer gewoon naar de kerk gaan, dan overwinnen we de crisis wel. Het zijn stem-men die zich nooit werkelijk iets hebben aangetrokken van Nietzsche toen die schreef dat wij God hebben weggevaagd en onze eigen horizon hebben uitgeveegd. Terwijl Nietzsche toch al weer enige tijd terug is en zijn diag-nose er alleen maar sterker op is geworden. We kunnen niet meer achter zijn woorden terug en het recept dat we maar gewoon weer in God moeten geloven, deugt niet.

Toch, in dat spanningsveld van vergeten, geloof en herinneren, van god en goud, ziel en zonde, moeten ergens de kiemen liggen van wat de huidige crisis is geworden. Dus houd ik het even op een godvergeten crisis, zonder dat ik op voorhand kan aangeven in welke mate de vlag de lading dekt. Wat me wel helder voor ogen staat, is een adequate analyse van het vergeten en het herinneren. Want die hebben een bijzondere dynamiek en het loont de moeite daarbij stil te staan. Denk aan het volgende. Vergeten wil eigenlijk altijd alleen maar groter worden, het kent geen grenzen. Het wil groter worden omdat het ons suggereert dat wij onbelast de toekomst in kunnen kijken en het verleden achter ons hebben gelaten. Vergeten

Page 8: Een godvergeten crisis

8

heeft heel veel bonussen. Wie vergeet, hoeft niet in het verleden te graven, te denken aan vroeger. Vroeger, dat zijn de momenten van vreugde en ple-zier die op onverklaarbare wijze een einde namen. Schoonheid, breuken en leugen die door elkaar lopen. Vroeger, dat is het land dat je eigenlijk ook maar ten dele kent. Dat ben je bijvoorbeeld zelf; zonder dat je jezelf herkent. Daarom wil vergeten groter worden. We willen immers niet we-ten dat we onszelf niet herkennen. Vergeten wil zelf vergeten worden, het wil zich verdubbelen, want zolang ik mij herinner dat ik iets vergeten ben, ben ik het niet echt vergeten. Tegelijkertijd: ook herinneren wil geen gren-zen kennen. Het wil dat immense gebied van de vergetelheid binnentrek-ken en niet halt houden bij deze of gene grens. Het wil verder en verder, het wil zoeken naar de aard van het vergeten om te begrijpen waar de ver-getelheid ophoudt. Herinneren is dus accepteren dat je jezelf niet herkent, maar toch zoeken naar een brug die leidt naar dat andere zelf. Herinneren wil voorkomen dat we de toekomst inkijken zonder te begrijpen wat we ongezien meezeulen.

Daarom dit boek. Over een crisis die we niet meer begrijpen en waar ver-geten en herinneren een hoofdrol in spelen. Krachten die beide een zekere mateloosheid in zich dragen en wellicht is ook dat een begrip dat van pas komt als we deze vreemde crisis iets naderbij willen komen. Dat ‘naderbij komen’ doe ik als theoloog. Deskundigheid op het vlak van financiën en economie is me dus vreemd, terwijl dat toch het voornaamste theater lijk te zijn waarop deze crisis zich afspeelt. De link die er echter voor mij bestaat tussen deze financiële en politieke crisis enerzijds en de theologie ander-zijds ligt in het feit dat we vergeten zijn hoezeer begrippen uit het politieke en financiële discours zijn gestempeld door een religieus verleden. Hoe wij tegen schuld aankijken heeft te maken met oude geloofsopvattingen over schuld. Niet anders is het met het najagen van rente en winst, ook daar tref je een religieuze achtergrond. Wie bijvoorbeeld ooit de gelijkenis van de ta-lenten van Mattheüs heeft gelezen (Mattheüs 25, 14-30), begrijpt hoe dat werkt. God wordt daar voorgesteld als een Heer die zo veel mogelijk winst wil behalen en die een gebrek aan ambitie hard afstraft. Dan kun je toch moeilijk anders denken dan dat onze huidige mentaliteit een geseculari-

Page 9: Een godvergeten crisis

9

seerde religie is zonder godsbegrip. Maar wel met alle bonussen die ooit door God werden uitgekeerd. Zo staat het er immers glashelder: wie winst behaalt, krijgt een forse bonus. Met als letterlijke conclusie: ‘Want wie veel heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen’ (Matt. 25,29, NBV). Je zou je kunnen voorstellen dat de minachting voor de arme, die eruit spreekt, naadloos past in onze samenleving. Het lijkt dus een verhaal dat helemaal past bij onze tijd en waar je God gemakkelijk uit kunt weglaten zonder dat je de betekenis van het verhaal aantast. Waarom zou je dan nog zo’n over-bodig element meezeulen? Zolang je de kern – het draait om winst, en ver-lies is eigen schuld; bovendien: wie heeft zal gegeven worden en wie niets heeft, hem zal ook dat ontnomen worden – maar vasthoudt. Zo lezen we het althans, omdat we een werkelijk andere betekenis niet meer weten te vinden. Die er wel is, maar die we zijn vergeten. Maar niet alleen dit soort bijbelse voorstellingen speelt een rol. De Griekse tragedie niet minder. Eu-ripides houdt zijn publiek voor dat je irrationele machten wel kunt willen beheersen – denkend dat je op de ratio kunt vertrouwen – maar dat die ratio drijfzand is. Irrationele krachten voeren de boventoon. Begeerte in allerlei vormen bijvoorbeeld. De begeerte een ander helemaal te kennen en hem te kunnen terugbrengen tot een beeld dat jij helemaal in kaart hebt gebracht. Dat is tenminste een van de drijfveren van het voyeurisme van koning Pentheus die zijn moeder gaat bespieden. Want waarom trekt zij er op uit om een feest te houden voor zo’n dwaze god als Dionysus? Wie even om zich heen kijkt zal die begeerte om te heersen, om zodanig te kennen dat de ander geen stukje meer van zichzelf overhoudt, herkennen in veel intieme relaties. Anders wel de begeerte naar een roes of de greed. Ten slotte de begeerte van de jaloezie die Medea zozeer in haar greep krijgt dat ze bereid is haar kinderen te vermoorden. Nog steeds actueel. Allemaal begeerten waar de ratio slechts zeer geringe invloed op lijkt te hebben. Bovendien krachten die ook al weer mateloos lijken te zijn. Begeerte wil niet getemd worden, maar wil heersen, onbelemmerd, vitaal. Daar begint dan ook de ambivalentie. Begeerte is niet louter afkeurenswaardig. Het is ook een positieve kracht. De wil heel erg diep van het leven te proeven, alle hoogten en diepten te verkennen. Als wijn die steeds verder je keel in

Page 10: Een godvergeten crisis

10

moet, langs alle smaakpapillen van je mond. Niet voor niets zagen de Grie-ken er een goddelijke macht in: Dionysus. Dus gaat het om krachten die je niet zomaar kunt moraliseren. Ze hebben immers evenzovele positieve als negatieve kanten. Je kunt begeerte wel verketteren op grond van de Tien Geboden (gij zult niet begeren...) of n’importe welke moraal, maar wie legt me dan uit waar ambitie – die ik volgens de gelijkenis van de talenten wel moet koesteren – overgaat in de begeerte die ik niet mag koesteren? Wie heel erg ambitieus is, begeert toch ook heel veel? Analyseren is dus belangrijk. Zelfs als de les van Euripides is dat de ratio zichzelf niet moet overschatten. Analyseren als herinneren.

Juist vanwege die religieuze achtergrond van al deze krachten die de hoofdrol lijken te spelen in de huidige crisis, wil ik er als theoloog over schrijven. Want we lijken de religieuze achtergrond van de crisis te heb-ben vergeten. Bovendien hebben we geen zicht op de mateloosheid die de crisis eigen lijkt te zijn, ook al zo’n religieus motief. Dus naast vergeten en herinneren speelt ook het motief van de mateloosheid een belangrijke rol.

De opzet van het boek is daarbij als volgt. Het eerste deel gaat over vergeten en over de mateloosheid die de ratio zich heeft aangemeten in onze tijd. Naar mijn mening is de ratio geen afzonderlijke macht tegenover het irrationele, maar is zij de beste verkleedtruc van het irrationele. Dan het tweede deel, over de insteek en de thema’s van de hedendaagse theologie. Komt die nog aan het woord in onze samenleving? Die hedendaagse theo-logie wil ik dan vervolgens benaderen aan de hand van het begrip ‘beeld’. Dat is enerzijds een klassieke theologische notie, anderzijds een van de kernwoorden waar onze moderne maatschappij om lijkt te draaien. We leven in een visuele samenleving, beelden bepalen onze kijk op elkaar, op het leven. Beeldvorming is bepalend bij alles wat we doen en het beeld, de perceptie, geldt als de waarheid. Waarheid ligt niet in een zaak zelf beslo-ten, zij is gebonden aan onze perceptie, definitief gesubjectiveerd tot in het hyperindividuele. Mijn stelling zou zijn dat onze mateloze behoefte aan beelden ook iets met ons christelijk erfgoed te maken heeft. Onze fascina-tie met het beeld komt niet nergens vandaan, ze heeft diepe wortels. Of het nu gaat om de theologie van de mens als beeld van God of om de lange geschiedenis van visuele verbeelding enerzijds en iconoclasme, beelden-

Page 11: Een godvergeten crisis

11

storm anderzijds. Misschien wordt mateloosheid ook wel in die geschie-denis van het beeld zichtbaar. Dan het derde en laatste deel. Dat zal gaan over het moderne zelfbesef. Als alles wordt bepaald door het beeld, gaat ons zelf dan op in dat beeld? Of is er ook een herinnering aan een ander zelf dan dat van het beeld? Misschien wel en dan zou je kunnen zeggen dat er een verborgen geschiedenis is van het zelf en dat het om de vraag gaat of we nog een geheugen hebben, herinneringen, die ons ‘zelf’ weer kunnen ophalen. Dan is er een verband tussen historia en memoria en moeten we proberen onze behoefte om te vergeten en steeds weer te vergeten, voorbij te komen.

Page 12: Een godvergeten crisis

Deel 1. Crisis, het licht van de herinnering

Page 13: Een godvergeten crisis

13

I Mateloos, het verlies van een kind

Goethe is al een beroemd schrijver als hij in 1782 een van zijn bekendste gedichten schrijft, Erlkönig. Vertaald met Elfenkoning of Elzenkoning. De kleine ballade beschrijft het late uur waarop een vader zich met zijn kind te paard door een bos haast. Het kind is doodziek, de vader houdt het vast en rijdt zo snel hij kan door het donkere woud. De kleine jongen, bevangen door koortsdromen, ziet de elfenkoning die hem mee wil lok-ken. Angstig vertelt het kind zijn vader over de beelden van zijn nachtmer-ries. De vader stelt hem gerust, hij ziet slechts mistslierten, hoort slechts de wind die ruist in de bladeren. De elfenkoning dringt zich sterker op. Als het kind niet goedschiks meegaat, dan maar met geweld. Want het is zo’n mooie jongen en de elfenkoning wil met hem spelen, hem meevoeren in de dansen van zijn dochters. De angst neemt toe, de vader rijdt zo mogelijk nog sneller, het kind heeft geen kracht meer om weerstand te bieden. Bij aankomst houdt de vader het dode kind in zijn armen.

Dit is de tekst met vertaling.

Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?

Es ist der Vater mit seinem Kind;

Er hat den Knaben wohl in dem Arm,

Er fasst ihn sicher, er hält ihn warm.

Mein Sohn, was birgst du so bang dein Gesicht?

Siehst, Vater, du den Erlkönig nicht?

Den Erlenkönig mit Kron’ und Schweif?

Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif.

“Du liebes Kind, komm, geh mit mir!

Gar schöne Spiele spiel’ ich mit dir;

Manch’ bunte Blumen sind an dem Strand,

Meine Mutter hat manch gülden Gewand”

Wie rijdt daar zo laat door nacht en wind?

Het is de vader, hij draagt zijn kind.

Hij houdt de jongen vast in zijn arm.

Hij draagt hem veilig, hij houdt hem warm.

Mijn zoon, verberg je nu bang je gezicht?

Maar vader, daar is Erlkonings licht.

De Erlenkoning, met kroon en sleep!

Mijn zoon, dat is een nevelstreep.

Och kom, lief kind, kom met mij mee.

Dan gaan wij samen spelen aan zee.

Op ’t strand staan bloemen bont bij de vleet,

Van mijn moeder krijg je ’n goudglanzend kleed.

Page 14: Een godvergeten crisis

14

Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,

Was Erlenkönig mir leise verspricht?

Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;

In dürren Blättern säuselt der Wind.

“Willst, feiner Knabe, du mit mir gehn?

Meine Töchter sollen dich warten schön;

Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn

Und wiegen und tanzen und singen dich ein.”

Mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dort

Erlkönigs Töchter am düstern Ort?

Mein Sohn, mein Sohn, ich seh’ es genau:

Es scheinen die alten Weiden so grau.

“Ich liebe dich, mich reizt deine schöne Gestalt;

Und bist du nicht willig, so brauch’ ich Gewalt.”

Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!

Erlkönig hat mir ein Leids getan!

Dem Vater grauset’s; er reitet geschwind,

Er hält in Armen das ächzende Kind,

Erreicht den Hof mit Mühe und Not;

In seinen Armen das Kind war tot.

Hoe bekend ook, het gedicht laat niet na steeds weer indruk te maken. Twee radeloze mensen, een vader en een kind. Een kind dat zijn vader ver-telt wat hij ziet, maar op geen enkel moment verstaat de vader de taal van zijn kind. De vader ziet zijn kind gevangen in koortsdromen, een web van nachtmerries. Hij zelf is niet minder gevangen in spookbeelden, maar zijn nachtmerries zijn concreter, tastbaarder, minder irrationeel. Zijn kind is doodziek en hij haast zich met zijn zoon naar een veilig huis. Het kind daar-

O vader, o vader, en hoor je dan niet,

Wat Erlenkoning mij zachtjes gebiedt?

Wees rustig, blijf rustig, mijn kind:

In dorre blaren ritselt de wind.

Kom, lieve jongen, ga met mij mee,

Want mijn dochters wachten jou op aan zee.

En zij willen dansen met jou, kleine knaap,

Zij zingen en wiegen op ’t strand jou in slaap.

Maar vader, o vader, en zie je daar niet

Erlkonings dochters bij ’t donk’re riet?

Mijn zoon, mijn zoon, ik zie het beslist:

Daar staan een paar wilgen grauw in de mist.

Ik hou van je, ik houd van je mooie figuur,

Maar als je niet meegaat, dan kom ik met vuur!

O vader, mijn vader, nu pakt hij mij aan!

Erlkoning heeft mij iets kwaads gedaan.

De vader huivert, hij rijdt als verblind,

Hij houdt in zijn armen het kreunende kind,

Bereikt het huis in grote nood,

Maar in zijn armen... het kind was dood.

vertaling Lau Kanen

Page 15: Een godvergeten crisis

15

entegen voelt zich belaagd door de elfenkoning, de vorst die hem eerst tracht te verleiden en als dat niet lukt, hem bedreigt. Vader en kind zijn in de greep van de angst, maar hun angst is geheel anders van aard. Bei-den voelen dat het erom spant; de vader jaagt in een dollemansrit door het bos, maar het mag niet baten. Bij zijn aankomst is het kind gestorven in zijn armen. Hij lijdt een mateloos verlies – want dat is het als je kind in je armen sterft. Tegelijkertijd heeft die mateloosheid voor hem slechts betrekking op de dood, niet op hemzelf. Dat tekent de tragiek die in het gedicht schuilt. Er is een mateloosheid die de vader ontgaat, ook al lijdt hij een mateloos verlies. Daarom voelt de lezer vanaf het begin van het gedicht een spanning opkomen die hem al snel de indruk geeft dat de afloop on-ontkoombaar is. Dit verhaal kan niet goed aflopen. Vader en zoon denken nog dat het een race is tegen de tijd, tegen het gevaar, maar hun nederlaag staat al vast. Ze lijken een hechte twee-eenheid, maar hun talen drijven hen steeds verder uit elkaar. Ze verstaan elkaars taal niet meer.

De noodlottige wending die het verhaal neemt, contrasteert sterk met het begin van het gedicht, waar de vader het kind nog sicher vasthoudt. Alsof het op dat moment nog echt beschermd kan worden en de vader het lot nog naar zijn hand kan zetten. Hij kan – denken wij, denkt hij – het kind nog redden van zijn dodelijke ziekte. Toch voelt hij ook dat een andere wending aanstaande is. Als zijn kind in paniek raakt, slaat die angst op hem over en hij spoort zijn paard eens te meer aan. Hij jaagt en jakkert door het bos, intussen trachtend zijn zoon gerust te stellen. Maar de zekerheid en bescherming die hij in het begin nog kon bieden aan het kind, zijn veilige armen, dat alles ontglipt hem al snel. Wat hij het kind nog kon geven – je ijlt, maar wat je ziet is niet meer dan een mistsliert – die ontmaskering verliest al haar kracht. Grotere krachten dan zijn verstand nemen het spel over, de rit wordt een dodemansrit. Voor beiden. Want dat is het ook: niet alleen het kind sterft, de vader loopt zichzelf ook dood op een ongrijpbare macht. Een macht die hij niet eens ziet. Hij kan zich sowieso geen voorstelling ma-ken van wat zijn zoon ziet en hoort; alleen diens angst is voelbaar voor hem. Hij heeft de derde speler wel in het vizier, maar ziet een ander gelaat dan het ware. Wat hij ziet, zijn mistflarden en ritselende bladeren, geen Erlkö-nig. Hij verliest zijn kind, maar is ook blind voor degene die hem zijn kind

Page 16: Een godvergeten crisis

16

afneemt. Mistflarden en ritselende bladeren zijn niet de enige aspecten van de werkelijkheid en het verschil tussen leven en dood wordt niet op dat niveau bepaald. Dat maakt de vader in zekere zin een tragische figuur. Hoe hard hij ook jaagt door dat bos, hoe zeker hij zijn kind denkt vast te houden, hij heeft geen zicht op de machten die het eindspel bepalen. Voor hem is er slechts die ene waarheid: zijn kind wordt steeds zieker en daarom jaagt hij door de nacht. De zekerheid die zo sterk aan het begin figureerde, heeft daarom ook een andere dimensie. Het gaat niet alleen om emotionele ge-borgenheid, de warme armen van de vader, het gaat ook om diens zeker-heid dat het hier om een ‘gewone’ ziekte gaat. Zijn rationele benadering van de werkelijkheid is dus ook een zekerheid. Wat we weten, onze kennis, dat is ons houvast. Dat bepaalt de route die we lopen. Tegelijkertijd is inder-daad al snel duidelijk dat deze rationele blik op de werkelijkheid ook een bepaalde blindheid met zich meebrengt. De ratio leidt aan een overstretch, een bepaalde mateloosheid. Naast de mateloosheid van het verlies van een kind is er dus ook deze mateloosheid, die van een volstrekt rationele opstel-ling. Je kunt het ook anders zeggen: de ratio is vergeten dat zij geboren is uit het irrationele. Ooit werd de logos uit de mythos geboren. Beide Griekse termen betekenen ‘woord’ en reikten elkaar van origine de hand. Zoals Plato zijn dialogen, zijn logische verhandelingen, nog kan afsluiten met een mythe. Maar blijkbaar is de ratio die eigen geboortegeschiedenis vergeten en is zij in die zin blind geworden. Oedipus is niet ver.

Dat wordt ook op andere wijze duidelijk en weer is er een woord aan het begin van het gedicht dat de lezer op scherp zet. Aan het begin hoor je dat het ‘laat’ is als je vader en kind op dat paard voorbij ziet galoppe-ren. Aan het eind is de conclusie duidelijk: het is te laat. De tijd is voorbij. Er is een andere tijd. Een tijd waarin je kunt terugkijken op de vorige tijd, toen het kind nog leefde, maar die terugblik haalt het kind niet terug.1 Zijn woorden hoor je nog, maar er is geen wegwijzer meer die je een blik gunt op de andere macht die het spel bepaalde. Je blijft even blind, ook in de te-rugblik. De nieuwe tijd versmalt je blik en blijft eendimensionaal. Dat zo’n vader op deze wijze wordt verslagen en zijn kind verliest, dat hij een gevecht moet aangaan waarvan hij de ware aard niet eens kan vermoeden en dat hij blind ingaat, dat maakt hem tragisch. Hij verliest, maar heeft geen flauw

Page 17: Een godvergeten crisis

17

idee van de aard van het verlies. Zeker, zijn kind heeft hij verloren, dat weet hij. Maar dat het verlies redeloos was, dat het geen verklaring had in de trant van een ziekte die de dood begrijpelijk maakt, dat ontgaat hem. Er was geen verklaring, geen reden, er was slechts een macht die hij niet zag, niet voelde, niet kende. Hij begint zijn rit midden in de nacht, maar eindigt daar ook: midden in het donker. In het geval van een happy end was hij een stralende morgen tegemoet gereden en had hij het gevoel gehad van een gelukkig ochtendgloren. In werkelijkheid begint hij midden in de nacht aan zijn rit en eindigt die op geen ander tijdstip, geen andere plaats. Toch is er een andere tijd aangebroken. Zonder dat het donker is veranderd, zijn vader en zoon van elkaar gescheiden; ze leven in andere tijden.

Zou je aan beiden vragen de geschiedenis van deze nacht te schrijven, er zouden twee verhalen zijn. Het verhaal van de zoon zou gebaseerd zijn op zijn herinnering aan de elfenkoning en die herinnering zou zijn geschie-denis schrijven. Beeld na beeld zou bovenkomen. Op de wijze waarop een kind een verhaal vertelt: en toen en toen, en toen. ‘En toen kwam hij dich-terbij en nam me mee.’ De vader zou de geschiedenis anders schrijven. Zijn herinnering zou zoeken naar een verklaring: ‘Ik haastte me, maar was te laat.’ Maar dat ‘te’ zelf zou hij niet kunnen verklaren. Hij kan niet vertellen waarom hij het kind heeft verloren. Gewoon, hij was ‘te’ laat. Er is geen verhaal, want geen verklaring. Zijn herinnering loopt dood op het ‘te’. Er is voor hem geen reden waarom dit is gebeurd en in die zin is er eigenlijk helemaal geen herinnering. Dat wil zeggen het omslagpunt van de tijden wordt niet zichtbaar in het verhaal van de vader. Waar het kind het omslag-punt nog ziet in de ontvoering door de elfenkoning, ziet de vader niets. Er is geen reden voor dit verlies, het is redeloos, mateloos. Dat zijn de kern-punten van het gedicht. Het gaat over zekerheden, tijden en verhalen. En over verlies.