DURFKAPITAAL ONDER HET OUDE EN NIEUWE ......Het injecteren van kapitaal en bijgevolg verwerven van...
Transcript of DURFKAPITAAL ONDER HET OUDE EN NIEUWE ......Het injecteren van kapitaal en bijgevolg verwerven van...
DURFKAPITAAL ONDER HET OUDE EN NIEUWE VENNOOTSCHAPSRECHT Aantal woorden: 33.981.
Loïc Matthys Studentennummer: 014.07.119
Promotor: Prof. dr. Kristof Maresceau
Commissaris: mw. Charlotte De Cort
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in de Rechten
Academiejaar: 2018 - 2019
Pagina ! van !1 113
INHOUD
DURFKAPITAAL ONDER HET OUDE EN NIEUWE VENNOOTSCHAPSRECHT 1
I. DEEL I: INLEIDING 8
I.I. WOORD VOORAF 9 _____________________________________________________
I.II. ONDERZOEK 9 _________________________________________________________
II. DEEL II: ACHTERGROND 12
II.I. TOTSTANDKOMING VAN HET WVV 12 ______________________________________
II.II. OVERGANGSREGELING IN HET WVV 15 ____________________________________
II.III. START-UPS, DURFKAPITAAL EN WAARDERING 17 ____________________________
II.IV. TERM SHEET 22 ________________________________________________________
II.V. INVESTERINGSFONDSEN 24 _____________________________________________
III. DEEL III: DE KEUZE VOOR DE NV ONDER HET W.VENN. 28
III.I. HYPOTHESE 28 _________________________________________________________
III.II. FLEXIBELE OVERDRAAGBAARHEID VAN AANDELEN 28 _______________________
III.II.I. ︎︎︎︎︎︎Ratio 28-----------------------------------------------------------------------------------------------------
III.II.II.Algemeen wettelijk kader 29--------------------------------------------------------------------------
III.II.III.Statutair of extra-statutair? 31-----------------------------------------------------------------------
III.II.IV.Onvervreemdbaarheidsclausules 35--------------------------------------------------------------
III.II.IV.I.Wettelijk kader van onvervreemdbaarheidsclausules 35......................................
III.II.IV.II.Redactie van onvervreemdbaarheidsclausules 38..............................................
III.II.V.Voorkoopclausules 40----------------------------------------------------------------------------------
III.II.V.I.Wettelijk kader van voorkoopclausules 40.............................................................
III.II.V.II.Redactie van voorkoopclausules 44.....................................................................
III.II.VI.Volgrechten en -plichten 51--------------------------------------------------------------------------
III.II.VI.I.Wettelijk kader van volgrechten en -plichten 51...................................................
III.II.VI.II.Redactie van volgrechten en -plichten 52...........................................................
Pagina ! van !2 113
III.II.VII.Leaver-scenario's 58----------------------------------------------------------------------------------
III.III.WARRANTS 60 _________________________________________________________
III.III.I.Wettelijk kader van warrants 60----------------------------------------------------------------------
III.III.II.Redactie van warrants 64-----------------------------------------------------------------------------
IV. DEEL IV: DE IMPACT VAN HET WVV OP DE DURFKAPITAAL-PRAKTIJK 70
IV.I. BEGRIPPENKADER VAN HET WVV 70 ______________________________________
IV.II. AFSCHAFFING VAN HET KAPITAAL 71 ______________________________________
IV.II.I.Kapitaal onder het oude en nieuwe recht 71------------------------------------------------------
IV.II.II.Algemeen 74----------------------------------------------------------------------------------------------
IV.II.III.Inbreng van nijverheid 75-----------------------------------------------------------------------------
IV.II.IV.Alarmbelprocedure 79---------------------------------------------------------------------------------
IV.III.EFFECTEN 81 __________________________________________________________
IV.III.I.Effecten onder het oude en nieuwe recht 81-----------------------------------------------------
IV.III.II.Uitgifte en Overdracht van effecten 85------------------------------------------------------------
IV.III.III.Uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen 86-------------------------------------------
IV.III.IV.Wijziging van rechten verbonden aan aandelen 88-------------------------------------------
IV.IV.RECHTEN VAN EFFECTEN 89 _____________________________________________
IV.IV.I.Rechten van effecten onder het oude en nieuwe recht 89------------------------------------
IV.IV.II.Positieve inspraakmogelijkheid 91-----------------------------------------------------------------
IV.IV.III.Betonnering founders? 94---------------------------------------------------------------------------
IV.V. SAMENSTELLING BESTUURSORGAAN 94 __________________________________
IV.V.I.Bestuursorgaan onder het oude en nieuwe recht 94--------------------------------------------
IV.V.II.Fondsvorming 99----------------------------------------------------------------------------------------
V. CONCLUSIE 102
VI. BIBLIOGRAFIE 103
WETGEVING 103 ____________________________________________________________
Pagina ! van !3 113
Europese regelgeving 103--------------------------------------------------------------------------------------
Interne regelgeving 103------------------------------------------------------------------------------------------
Voorbereidende documenten 103-----------------------------------------------------------------------------
RECHTSPRAAK 104 _________________________________________________________
RECHTSLEER 104 __________________________________________________________
Boeken 104---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tijdschriften 106---------------------------------------------------------------------------------------------------
Verzamelwerken 108---------------------------------------------------------------------------------------------
Bijdragen in verzamelwerken 109-----------------------------------------------------------------------------
Online bronnen 111-----------------------------------------------------------------------------------------------
Krantenartikels 113------------------------------------------------------------------------------------------------
Pagina ! van !4 113
Pagina ! van !5 113
Ruim een jaar geleden vertrouwde een vermaarde Gentse durfkapitalist me toe dat de clichévergelijking tussen een nieuwe aandeelhouder zoeken en in het huwelijk treden met reden gemaakt wordt. “Van een huwelijkspartner geraak je weliswaar gemakkelijker af”,
nuanceerde hij bijdehand.
Pagina ! van !6 113
Pagina ! van !7 113
I. DEEL I: INLEIDING
Graag wil ik professor MARESCEAU (UGent) oprecht bedanken voor het vertrouwen. De
opvolging van een masterproef waarvan het thema door de student zelf wordt gesuggereerd, is geen sinecure.
Voorts een welgemeende shout-out naar de mensen die ik sinds 2014 ergens aan 't begin
(of 't einde; te zien hoe je het bekijkt) van de Universiteitstraat heb mogen leren kennen. De talloze babbels, lach-, snik-, hoest- en proestbuien deden afgelopen vijf jaren als sneltreinen voorbij denderen.
Mijn bijzondere dank gaat uit naar Rik, Arno, Jan, Alexander, Valerie, Eva en jullie kritische
geesten.
Tot slot wil ik mijn ouders, grootouders en zus bedanken voor bewezen diensten. You’re great.
Loïc Matthys,
- 19 augustus 2019
Pagina ! van !8 113
I.I. WOORD VOORAF
Een vennootschap refereert aan het juridisch instrument dat beantwoordt aan de
economische behoefte om het vermogen van een onderneming af te zonderen en te identificeren. Vennootschappen stellen investeerders in staat een deel van hun vermogen
af te zonderen en te besteden aan een bepaalde activiteit. Hoewel elke aandeelhouder in 1
beginsel als investeerder (sensu lato) te beschouwen is, gaan investeerders (sensu stricto)
in deze masterproef door als verstrekkers van kapitaal aan start-ups. Die gelden kunnen de ondernemers of founders van de start-up gevolglijk aanwenden met het oog op een verdere
expansie van hun bedrijf. Het injecteren van kapitaal en bijgevolg verwerven van maatschappelijke rechten in jonge, sterkgroeiende bedrijven, wordt sinds de jaren vijftig “durfkapitaal” en in het Engels “venture capital” gedoopt. 2
In de negentiende eeuw besluit een zekere DARWIN C. dat evolutie van soorten gedreven wordt door natuurlijke selectie. Zijn theorie luidt dat overerfbare, “fitness-
verlagende” kenmerken afnemen, niet doorgegeven worden en naderhand uit de populatie verdwijnen. Hoewel DARWIN het over het evolueren en overleven van een soort had, kan 3
de “survival of the fittest"-theorie naar analogie toegepast worden op het evolueren en overleven van vennootschapsvormen. Meer dan ooit hadden ondernemers en investeerder
immers baat bij een juridisch wendbare omkadering waarin maatwerk de regel is. In februari 2019 gingen heel wat rigiditeiten overboord, werd flexibiliteit troef.
Deze masterproef gaat in op aspecten van de Belgische durfkapitaal-praktijk in het licht van
het (vroegere) W.Venn. en (huidige) WVV.
I.II. ONDERZOEK
De voorliggende masterproef bestudeert de durfkapitaal-praktijk onder het oude en nieuwe vennootschapsrecht en omvat drie grote delen.
L. VAN CANEGHEM, “Statuten en aandeelhoudersovereenkomsten”, RW 2006, 462.1
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 2
2016, 1.
ECOPEDIA, “Natuurlijke selectie”, https://www.ecopedia.be/encyclopedie/natuurlijke-selectie 3
(geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Pagina ! van !9 113
Deel II (“Achtergrond”) verkent een aantal concepten die mijns inziens dienstig zijn bij het lezen van de delen III (“De keuze voor de NV onder het W.Venn.”) en IV (“De impact van het WVV op de durfkapitaal-praktijk”). Naast de krachtlijnen van het WVV wordt om
pragmatische redenen bondig ingegaan op de overgangsregeling vervat in het WVV. In hoofdstuk II.III staat beknopt te lezen wat we in deze masterproef onder “start-ups”,
“durfkapitaal” en de “waardering” van start-ups begrijpen. Hoofdstukken II.IV. en II.V. verschaffen inzicht in respectievelijk de dynamiek rond een “term sheet” en de structuur van
een investeringsfonds. Deel III beantwoordt de vraag waarom voor start-ups de omvorming van BVBA naar NV onder het W.Venn. tot standaardpraktijk is verworden. In 2017 begon
het tijdens een stage in een advocatenkantoor, gefocust op VC-transacties, te dagen dat iedere extern gefinancierde start-up een naamloze vennootschap was of werd. Deze vaststelling toen was de aanzet voor wat later het derde deel mijn masterproef zou worden.
De flexibiliteit omtrent de overdraagbaarheid van aandelen en de mogelijkheid tot uitgifte van bepaalde effecten worden gekaderd en hun toepassing in de durfkapitaal-praktijk
besproken. Merk op dat dit een beschouwing onder het ‘oude’ vennootschapsrecht betreft, d.i. conform het wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999. Deel IV behelst een
beoordeling van de impact van het WVV op een aantal vigerende venture capital-technieken. Overwegende de pas recentelijke inwerkingtreding van het nieuwe wetboek en
de hoofdzakelijk op praktijk gestoelde redactie van gemaakte afspraken, wordt eerder sporadisch naar bestaande literatuur verwezen. In dit vierde deel komen om die redenen bovenal eigen analyses van, naar mijn aanvoelen, belangrijke wijzigingen in het Belgische
vennootschapsrecht aan bod. Tot slot besluit een conclusie, zoals vaak, deze masterproef.
Doorheen de vier delen hanteerde ik enkele onderzoekmethoden. Zo werden bij het
verwerken van hoofdstukken II.I. en II.II. voornamelijk primaire bronnen geraadpleegd (d.i. de Gedachtewisseling met de minister van Justitie over de modernisering van het
vennootschapsrecht, het aangenomen wetsontwerp, de Memorie van Toelichting e.a.). Hoofdstuk II.III. werd geschreven aan de hand van een literatuurstudie. Hoofdstuk II.IV.
kreeg vorm na een eigen analyse (infra) terwijl voor hoofdstuk II.V. een beroep werd gedaan op bestaande literatuur en openbaar gemaakte statuten. Voor de delen III en IV bracht ik negentien term sheets, eenentwintig aandeelhoudersovereenkomsten, vijf
inschrijvingsovereenkomsten en vijf overeenkomsten voor de koop van aandelen
Pagina ! van !10 113
systematisch voor mezelf in kaart. De overeenkomsten werden door zeven verschillende
(prominente) Belgische advocatenkantoren geredigeerd. De hypothesen, voorbeelden en “common practices” waaraan wordt gerefereerd zijn derhalve getrouw afgeleid uit een significant aantal aan confidentialiteit onderworpen documenten. In deze masterproef zal
met de voetnoot “Eigen Analyse op basis van Vijftig Confidentiële Documenten” naar voornoemd onderzoek worden verwezen. Het leeuwendeel van de aangereikte
documenten werd in het Engels opgemaakt. Dit wat waarom een aantal termen letterlijk wordt overgenomen. Vertalen dekt immers soms wel, maar meestal niet de ware lading van
een begrip. In onderafdelingen III.II.IV.II. en III.II.V.II. en afdeling IV.II.III. wordt viermaal naar een afgenomen interview verwezen daar geen andere bronnen voorhanden waren om
de desbetreffende stelling verder te onderbouwen. Een kritische houding van de lezer is aanbevelingswaardig.
Deze masterproef kent ook haar beperkingen. De contracten die een private equity- of venture-capital-transactie formaliseren, zijn vertrouwelijk. De hand leggen op voldoende
representatieve overeenkomsten, bleek een arbeidsintensieve opdracht. Zoals vermeld,
kon ik de hand leggen op een totaal van vijftig documenten. Onder het “the-more-the-merrier”-credo, waren méér documenten geen overbodige luxe geweest. Voorts ondervond ik dat dat de pool van juridische bronnen die contracten die gepaard gaan met het kader
van venture Capital-transacties beschrijven niet onuitputtelijk is. Dit noopte niet zelden tot eigen reflecties. Bij het lezen en interpreteren van deze thesis is kritische zin geboden.
Verder trok ik regelmatig een parallel tussen durfkapitaal en private equity gezien de inherent gelijkaardige insteek. Ik ben me ervan bewust dat de klemtoon op de financiering
van start-ups ligt en dat sommige bedenkingen niet opgaan voor gevestigde of a fortiori genoteerde vennootschappen. Tot slot is het van belang om indachtig te zijn en blijven dat
ik als rechtenstudent juridisch-technisch ben geschoold en niet bedrijfseconomisch. Ik koester een gezonde interesse, doch bezit een kleine expertise als het op vlak van corporate finance aankomt.
Pagina ! van !11 113
II. DEEL II: ACHTERGROND
II.I. TOTSTANDKOMING VAN HET WVV
1. In zijn ‘Stand Van Zaken’ van 6 december 2016 laat huidig minister van Justitie Koen Geens optekenen dat een hervorming van de Belgische basiswetgeving nuttig en
nodig is: de lees- en vindbaarheid van regels met algemene gelding was al geruime tijd geen sinecure meer. Voorspelbaarheid van rechtsregels is een noodzakelijke 4
voorwaarde voor een functionerend rechtsstelsel. Het credo “nemo censetur ignorare 5
legem” geldt tenslotte a fortiori voor de basiswetgeving . Naast het strafrecht en
burgerlijk recht wordt ook het ondernemingsrecht aan een stevige make-over onderworpen. Relevant voor deze masterproef zijn de geplande wijzigingen binnen het ondernemingsrecht, meer bepaald het rechtspersonenrecht en het
vennootschapsrecht in het bijzonder. De laatste doortastende ingreep in het vennootschapsrecht dateerde immers van de invoering van het wetboek van
vennootschappen in 1999. De wetgever codificeerde destijds vigerende praktijk en liet na om trends van rond de eeuwwisseling mee in rekenschap te nemen: aan de
BVBA bleef élk open karakter ontzegd en aan de wildgroei van (vijftien) vennootschapsvormen werd evenmin geraakt. 6
2. Daarom vatte het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht (“BCV") in 2014, twee jaar vóór die ‘Stand Van Zaken’, onder impuls van diezelfde Koen Geens de werkzaamheden aan ter modernisering van het vennootschapsrecht. Het BCV is een
denktank waarin een interuniversitair consortium professoren in het vennootschapsrecht zich verenigde. Het opzet van het centrum was geen
academische verandering: het moest “werkelijk efficiënte werkinstrumenten ter beschikking stellen van ondernemingen en verenigingen en op die manier België
aantrekkelijker te maken als vestigingsplaats voor ondernemingen én
K. GEENS, “De sprong naar het recht voor morgen”, 6 december 2016, 5, https://4
www.koengeens.be/policy/hercodificatie.
A. SCALIA, "The Rule of Law as a Law of Rules", University of Chicago Law Review 5
1989, afl. 4, 1179.
K. GEENS, “De sprong naar het recht voor morgen”, 6 december 2016, 69, https://6
www.koengeens.be/policy/hercodificatie.
Pagina ! van !12 113
investeringen”. , Het had bovenal tot doel als klankbord te fungeren bij de 7 8
modernisering van het vennootschapsrecht. Tijdens een colloquium in maart 2014 9
werden haar eerste hervormingsvoorstellen aan het publiek voorgesteld en naderhand werden ze gebundeld tot het lijvige verslagboek “De modernisering van
het vennootschapsrecht / La modernisation du droit des sociétés”. , Dit colloquium 10 11
was voor een delegatie vertegenwoordigers van het BCV het startschot om
voorstellen te bediscussiëren met middenveldorganisaties en belangengroepen. Deze oefening resulteerde in een aantal hervormingsvoorstellen die op 6 oktober 2015
werden voorgesteld aan de Kamercommissie handels- en economisch recht. Met 12
het oog op de uitwerking van voorstellen naar ontwerpteksten deed minister van
justitie Koen Geens een beroep op experten in het vennootschapsrecht, bijgestaan door medewerkers van de FOD Justitie en zijn kabinet. , Een voorontwerp werd op 13 14
8 november 2017 gepresenteerd aan onder meer magistraten, advocaten en
bedrijfsrevisoren op de studiedag ‘Het voorliggend ontwerp Wetboek van
Verslag namens de commissie voor handels- en economisch recht uitgebracht door de heer F. 7
DELPEREE, gedachtewisseling met de minister van justitie en met deskundigen van het Belgisch centrum voor vennootschapsrecht over de modernisering van het vennootschapsrecht, Parl.St. Kamer 2015-2016, nr. 1500/1, 6.
K. GEENS, "de sprong naar het recht voor morgen", 6 december 2016, 70, https://8
www.koengeens.be/policy/hercodificatie.
K. MARESCEAU, "Op naar een grondige hervorming van het vennootschapsrecht?”, TEP 2015, 9
afl. 4, 336.
H. BRAECKMANS, O. CAPRASSE, Y. DE CORDT, H. DE WULF, X. DIEUX, P.A. FORIERS, A. 10
FRANÇOIS, K. GEENS, F. HELLEMANS, G. HORSMANS, K. MARESCEAU, J.-M. NELISSEN GRADE, P. VAN OMMESLAGHE en M. WYCKAERT, De modernisering van het vennootschapsrecht / La modernisation du droit des sociétés, Brussel, Larcier, 2014, 446 p.
D. BRULOOT, “De Kapitaalloze BVBA: Een Eerste Verkenning.” in F. BUYSSENS (ed.), Notariële 11
Actualiteit 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2016.
Verslag namens de commissie voor handels- en economisch recht uitgebracht door de heer F. 12
DELPEREE, gedachtewisseling met de minister van justitie en met deskundigen van het Belgisch centrum voor vennootschapsrecht over de modernisering van het vennootschapsrecht, Parl.St. Kamer 2015-2016, 6.
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 6.13
Tot het kerncomité behoorden Hans De Wulf, Paul-Alain Foriers, Jean-Marie Nelissen-Grade en 14
Marieke Wyckaert. Ze werden bijgestaan door Roman Aydogdu, David Ballegeer, Diederik Bruloot, Eric De Bie, Luc De Broe, Stijn De Dier, Felix Dobbelaere, Alain François, Daniel Garabedian, Frank Hellemans, Thierry L’Homme, Kristof Maresceau, Ivan Peeters, Robbie Tas, Matthias Wauters en Didier Willermain.
Pagina ! van !13 113
vennootschappen en verenigingen’, georganiseerd door uitgeverij Larcier. Op 25 15
mei 2018 heeft de Ministerraad de hervorming goedgekeurd. 28 februari 2019 tot 16
slot gaf het federale parlement in plenaire zitting haar fiat en bezegelde zo, 279 dagen na de goedkeuring in de Ministerraad, het lot van een gloednieuw wetboek van
vennootschappen (“WVV”). 17
3. Het WVV streeft na het vennootschaps- en verenigingsecht te vereenvoudigen,
flexibiliseren en moderniseren. Sterk verouderde wetgeving, complexe en 18
onsamenhangende wettelijke bepalingen en het laakbare “goldplating-effect”
dwongen de wetgever dus tot ingrijpen. Het WVV beoogt een pragmatisch werkinstrumenten ter beschikking stellen van ondernemingen en verenigingen
teneinde België aantrekkelijker te maken als vestigingsplaats voor ondernemingen en voor investeringen. De insteek is dubbel: (i) enerzijds komt de wetgever tegemoet 19
aan de noden van Belgische ondernemers die genoodzaakt waren zich op
buitenlandse vennootschapsvormen te beroepen (d.i. een “corporate inversion transaction”), (ii) anderzijds poogt ze buitenlandse ondernemers warm te maken voor
een Belgisch en mogelijk breder gebruik van de Belgische rechtsvormen. Dit moet
BCV/CDS, “Het voorliggend ontwerp Wetboek van vennootschappen en verenigingen/ Le projet 15
actuel du nouveau Code des sociétés et des associations”, 2017, http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
S. DELAFORTRIE en C. SPRINGAEL, “Hervorming van het vennootschapsrecht - Tweede 16
lezing”, 2018, https://www.presscenter.org/nl/print-pdf-full/91637 (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Parl.St.Kamer 2018-19, nr. 3119/022 zoals aangenomen in de Kamer op 28 februari 2019 17
(Parl.St.Kamer 2018-19, nr. 3119/024).
Gedachtewisseling met de minister van Justitie en met deskundigen van het Belgisch centrum 18
voor vennootschapsrecht over de modernisering van het vennootschapsrecht, Parl.St.Kamer 2015-16, 54K1500, 4.
Verslag namens de commissie voor handels- en economisch recht uitgebracht door de heer F. 19
DELPEREE, gedachtewisseling met de minister van justitie en met deskundigen van het Belgisch centrum voor vennootschapsrecht over de modernisering van het vennootschapsrecht, Parl.St. Kamer 2015-2016, nr. 1500/1, 4-7.
Pagina ! van !14 113
worden behaald door "vereenvoudiging, innovatie en creativiteit, coherentie, waar
nodig radicaliteit en flexibiliteit”. 20
4. Deze masterproef gaat in op de modernisering in het domein van de kapitaalvennootschappen en de potentiële impact daarvan op de durfkapitaal-praktijk.
Vooreerst betreft een ingreep bij uitstek de kanalisering van het aantal vennootschapsvormen met beperkte aansprakelijkheid naar drie basisvormen: de NV,
BV en CV. Hierbij fungeert de vernieuwde NV als natuurlijke rechtsvorm voor 21
genoteerde en grote ondernemingen. De bestuursmodaliteiten in de NV verfijnd en
aangevuld met de mogelijkheid om een al dan niet gebetonneerde ‘enige bestuurder’ aan te stellen. Van de ad nutum herroepbaarheid van bestuurders wordt afscheid
genomen. Kleine en middelgrote en ondernemingen kiezen gemakkelijker voor de flexibele BV. Die flexibiliteit dankt de BV in eerste instantie aan de afschaffing van het kapitaal. Het kapitaalregime werd de laatste jaren immers onder vuur genomen als
een complex en rigide, maar weinig doeltreffend regime. Thans kunnen de rechten en plichten van aandeelhouders vrijelijk bepaald worden wat ook een vrije overdracht
van aandelen voortaan mogelijk maakt. Tot slot wordt aan de CV haar eigenheid teruggeven door het coöperatief gedachtegoed wettelijk te verankeren. 22
II.II. OVERGANGSREGELING IN HET WVV
5. Wat betreft het overgangsregime voorziet het WVV dat op de vennootschappen, verenigingen en stichtingen die worden opgericht vanaf de datum van
inwerkingtreding van het WVV (1 mei 2019) het WVV onmiddellijk en automatisch van toepassing is. Op de vennootschappen die reeds bestonden (d.i. de dag waarop zij
rechtspersoonlijkheid verkregen) op 1 mei 2019 is de nieuwe wet voor het eerst van
Verslag namens de commissie voor handels- en economisch recht uitgebracht door de heer F. 20
DELPEREE, gedachtewisseling met de minister van justitie en met deskundigen van het Belgisch centrum voor vennootschapsrecht over de modernisering van het vennootschapsrecht, Parl.St. Kamer 2015-2016, nr. 1500/1, 33.
Art. 1:5, §2 Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, BS 4 april 2019 21
(hierna “WVV”).
Verslag namens de commissie voor handels- en economisch recht uitgebracht door de heer F. 22
DELPEREE, gedachtewisseling met de minister van justitie en met deskundigen van het Belgisch centrum voor vennootschapsrecht over de modernisering van het vennootschapsrecht, Parl.St. Kamer 2015-2016, nr. 1500/1, 35-36.
Pagina ! van !15 113
toepassing op 1 januari 2020. Er wordt evenwel bepaald dat die vennootschappen, 23
verenigingen en stichtingen vanaf de bekendmaking van de wet via een statutenwijziging kunnen beslissen om de bepalingen van het WVV toe te passen vóór 1 januari 2020 (“opt-in”). Als een vennootschap hiertoe beslist, dient ze de
statuten casu quo aan de bepalingen van het WVV aan te passen en wordt het nieuwe wetboek van toepassing vanaf de dag van de bekendmaking van deze
statutenwijziging, maar ten vroegste op 1 mei 2019. Aan een vennootschap die een opt-in wenst door te voeren, behoort het derhalve een buitengewone algemene
vergadering bijeen te roepen om tot voormelde statutaire wijzigingen te besluiten. 24
6. De algemene vergadering vindt plaats overeenkomstige de regels onder het oude
recht: (i) de voorgestelde wijzigingen zijn aangegeven in de oproeping, (ii) de aanwezigen vertegenwoordigen minstens de helft van het maatschappelijk kapitaal en (iii) de wijziging wordt met drie vierde van de uitgebrachte stemmen aanvaard. 25
Ook de regels omtrent oproeping moeten worden gevolgd. Onthoudingen worden 26
vooralsnog als tegenstem geteld. Vennootschappen, verenigingen en stichtingen 27
zijn gehouden hun statuten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ter gelegenheid van de
eerstvolgende statutenwijziging na 1 januari 2020, tenzij deze statutenwijziging voortvloeit uit de toepassing van het toegestane kapitaal, de uitoefening van
inschrijvingsrechten of de conversie van converteerbare obligaties. Vanaf 1 januari 2020 of, voor de vennootschappen, verenigingen of stichtingen die tot opt-in hebben besloten vanaf de dag van de bekendmaking van statutenwijziging, zijn de dwingende
bepalingen van het WVV van toepassing. Statutaire bepalingen die in strijd zijn met deze dwingende bepalingen worden vanaf die dag voor niet geschreven gehouden.
De aanvullende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden slechts van toepassing in zoverre zij niet door statutaire clausules worden
Art. 39, §1 WVV.23
Art. 558, eerste lid wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999, BS 6 augustus 1999 (hierna: 24
“W.Venn.”).
Art. 558, tweede lid W.Venn.25
Art. 532 W.Venn.26
Art. 558, vierde lid W.Venn.27
Pagina ! van !16 113
uitgesloten. In ieder geval moeten de statuten uiterlijk op 1 januari 2024 met de
bepalingen van hetzelfde Wetboek in overeenstemming worden gebracht.
II.III. START-UPS, DURFKAPITAAL EN WAARDERING
7. Van Dale bestempelt de begrippen “starter” en “start-up” onterecht als synoniemen. 28
Een onderscheid tussen beiden is zelfs cruciaal. Een starter brengt een bestaand product op een bestaande markt; de levensvatbaarheid van het voorgenomen
businessplan werd eerder bewaarheid. De klemtoon bij starters ligt op de uitvoering van een reeds bewezen bedrijfsmodel. Een start-up is “een organisatie, opgericht 29
om te zoeken naar een repeteerbaar en schaalbaar bedrijfsmodel”, dixit Steve Blank, gevierd ondernemer in Silicon Valley. Zijn student Eric Ries definieert het als “een 30
instituut in het leven geroepen om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen
onder extreem onzekere omstandigheden”. Het zijn noties als “het zoeken naar”, 31
“schaalbaarheid” en “extreme onzekerheid’ die start-ups én durfkapitaal
bestaansreden geven.
8. Ondernemers kunnen een beroep doen op een breed gamma van
financieringsinstrumenten. Naast het uitgeven van aandelen, kan een start-up gebaat zijn bij klassieke schuldfinanciering (“leverage”), “quasi-equity” zoals achtergestelde
schuld, crowdfunding, subsidies e.a. De “Belgian Venture Capital & Private Equity Association” (“BVA”) definieert “private equity-financiering” als eigen vermogen verschaft aan niet-genoteerde ondernemingen waarmee onder meer de ontwikkeling
van nieuwe technologieën en synergieën door overnames worden gerealiseerd. In 32
de ruime zin kan private equity als noemer worden gehanteerd voor financiële
X, Van Dale Woordenboek, VBK Media.28
O. MOHOUT, De ultieme gids voor het Belgische startuplandschap, Brugge, Die Keure, 2015.29
C. O’BRIEN, “O'Brien: “The Influencers of Silicon Valley””, 12 December 2009, https://30
www.mercurynews.com/2009/12/12/obrien-the-influencers-of-silicon-valley/ (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
E. RIES, “The lean startup”, ht tp: / /www.lse.ac.uk/assets/r ichmedia/channels/31
publicLecturesAndEvents/slides/20120112_1830_theLeanStartup_sl.pdf (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
BVA, “The Industry”, https://www.bva.be/the-industry/ (geraadpleegd op 19 augustus 2019).32
Pagina ! van !17 113
investeringen gekoppeld aan managementexpertise in niet-beursgenoteerde
bedrijven. Durfkapitaal (“venture capital”) is een vorm van private equity-financiering 33
die specifiek wordt opgehaald door snelgroeiende, risicovolle ondernemingen. Het 34
betreft een inbreng in het eigen vermogen van start-ups met als doel de oprichting,
vroege ontwikkeling en expansie van jonge ondernemingen te faciliteren. De BVA 35
omschrijft durfkapitaal dan weer als “de gelden die, in de vorm van eigen vermogen,
door investeringsvennootschappen of investeringsfondsen te tijdelijke titel ter beschikking worden gesteld van ondernemingen uit de meest uiteenlopende
bedrijfstakken, in de mate dat er een meer dan gemiddeld groeipotentieel aanwezig is. Wat groeipotentieel betreft, spant de technologie-sector overigens de kroon. De 36
‘FT 1000’ somt Europese bedrijven op die tussen 2014 en 2017 de hoogste samengestelde jaarlijkse groeisnelheid behaalden. Van de tien snelstgroeiende 37
bedrijven bieden negen ervan technologische producten of diensten aan. Gezien 38
hun sleutelrol bij de creatie van werkgelegenheid en welvaart in de huidige informatiemaatschappij, zijn het vaak nieuwe, op technologie gebaseerde bedrijven,
die gegeerd zijn op de (transnationale) private equity- en venture capital-markt. , 39
Internationale accountants- en adviesorganisatie KPMG publiceerde eerder dit jaar
een rapport waaruit blijkt dat in 2018 wereldwijd niet minder dan honderddrieëntwintig
C. MICHIELS, “Private equity - vennootschapsrechtelijke aandachtspunten” in R. HOUBEN en S. 33
RUTTEN (eds.), Actuele problemen van financieel, vennootschaps- en fiscaal recht, Mortsel, Intersentia, 2007, 273.
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 42.34
S. MANIGART en O. WITMEUR, Venture Capital; Gids in België, losbl., 6.35
BVA, “The Industry”, https://www.bva.be/the-industry/ (geraadpleegd op 19 augustus 2019).36
De berekening van de groeicijfers van bedrijven is gebaseerd op de omzetcijfers die zijn 37
ingediend door de bedrijven in de respectieve nationale valuta. Voor een betere vergelijkbaarheid in de ranglijst werden de omzetcijfers omgezet in euro's. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de gemiddelde wisselkoers voor het boekjaar zoals aangegeven door het bedrijf.
X., “The FT 1000: third annual list of Europe’s fastest-growing companies”, 1 maart 2019, https://38
www.ft.com/content/238174d2-3139-11e9-8744-e7016697f225 (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
M. COLOMBO en L. GRILLI, “Founders’ human capital and the growth of new technology-based 39
firms: A competence-based view”, Research Policy 2005, 797–799.
Pagina ! van !18 113
miljard dollar door software- en biotech start-ups werd opgehaald. Tezamen trokken 40
de twee sectoren net geen vijftig procent van het globaal geïnvesteerde extern durfkapitaal naar zich toe.
9. Deze masterproef gaat de impact van het WVV na op ‘formeel durfkapitaal’, d.i.
financiering van eigen vermogen via een tussenpersoon. Vaak voorkomende voorbee lden van tussenpersonen z i j n ins t i tu t ies in de vo rm van
investeringsmaatschappijen en kapitaalfondsen, doorgaans geleid door een investeringsmanager. ‘Informeel risicokapitaal’ wordt verschaft wanneer een private
investeerder, ook business angel genoemd, rechtstreeks in een bedrijf investeert. 41
Binnen de fondsen en maatschappijen die formeel durfkapitaal verschaffen, wordt
naargelang van de doeleinden die met de investeringen worden beoogd, een indeling gemaakt tussen (i) onafhankelijke fondsen, (ii) corporate fondsen en (iii) publieke fondsen. , Ondanks een gelijkaardige investeringstechniek, verschilt de finaliteit 42 43
substantieel. Een onafhankelijk fonds mikt op waardecreatie op korte en 44
middellange termijn. Corporate fondsen participeren in innoverende sectorbedrijven
ofschoon publieke fondsen op sociale impact en maatschappelijk engagement focussen. , 45 46
10. Via de waardering van een start-up wordt de prijs berekend die een investeerder betaalt voor zijn participatie. “Valuation is an art, not a science”, stelde Mohandas
Pai op de TechSparks conferentie in 2014. Zeker voor jonge bedrijven gaat een zuivere toepassing van meer traditionele waarderingsmethoden moeilijk op. Wel tot
KPMG Enterprise, “Venture Pulse, Q4'18, Global Analysis of Venture Funding”, 15 januari 2019, 40
https://assets.kpmg/content/dam/kpmg/xx/pdf/2019/01/kpmg-venture-pulse-q4-2018.pdf (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
R. AERNOUDT, Financieel management toegepast: Hoe financier ik mijn onderneming?, 41
Antwerpen, Intersentia, 2016, 201.
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 48.42
S. MANIGART en O. WITMEUR, Venture Capital; Gids in België, losbl., 14.43
P. TEMPLE, Private equity: examining the new conglomerates of European business, Chichester, 44
Wiley, 1999, 58.
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 48.45
A. METRICK en A. YASUDA, VENTURE CAPITAL & THE FINANCE OF INNOVATION, Hoboken, 46
New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 2010, 6.
Pagina ! van !19 113
nut en vaak toegepast zijn de zogeheten veelvouden of multiples. De onderneming 47
wordt gewaardeerd door de waarde van een financiële parameter (e.g. omzet, marge, winst) met een bepaalde factor te vermenigvuldigen. Die factor is afhankelijk van variabelen als de aard van de activiteiten, industrie, locatie en groeipotentieel en is
daarom moeilijk te voorspellen. Bovendien duidt een logische gevolgtrekking dat (i) 48
hoe dichter een waardering zich bij de oprichting van de start-up situeert, (ii) hoe
minder objectieve gegevens voorhanden zijn en (iii) hoe meer beoordelingsvrijheid aan de partijen toekomt. Aldus moet gezegd dat de multiples (en dus de waardering
zelf) het voorwerp van onderhandeling uitmaakt en in grote mate afhangt van de conjunctuur, vraag- en aanbod en de impact hiervan op de onderhandelingsposities
van de partijen. Een waardering wordt pre-money dan wel post money uitgedrukt. In 49
het eerste geval reflecteert dit de waarde die de investeerder de start-up toedicht vóór zijn investering plaatsvindt. In het laatste geval wordt bij de pre money waardering
simpelweg het investeringsbedrag opgeteld. Als de waarde van een start-up op een 50
“fully-diluted” basis wordt berekend, brengt de investeerder de totale waarde van de
converteerbare effecten (waarvan preferente aandelen, warrants en converteerbare leningen de belangrijkste zijn) in mindering op de waardering. Dit maakt de start-up
intrinsiek goedkoper voor de investeerder. Voor eenzelfde inbreng krijgt hij nu dus méér aandelen dan wanneer de waarde op een “non fully-diluted” basis wordt
berekend. In die laatste hypothese zou de investeerder tezamen met de ondernemer verwateren ten belope van de waarde van de onderliggende effecten waarop de preferente aandelen, inschrijvingsrechten en obligaties betrekking hebben.
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 148.47
The International Private Equity and Venture Capital Valuation (IPEV), 48
“International Private Equity and Venture Capital Valuation Guidelines”, December 2018, 22, http://www.privateequityvaluation.com/Portals/0/Documents/Guidelines/IPEV%20Valuation%20Guidelines%20-%20December%202018.pdf?ver=2018-12-21-085233-863 (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
J. GILLIGAN en M. WRIGHT, “Private equity demystified”, 2014, 61, https://www.icaew.com/-/49
m e d i a / c o r p o r a t e / f i l e s / t e c h n i c a l / c o r p o r a t e - f i n a n c e / f i n a n c i n g - c h a n g e /tecplm12976_privateequityiii_full-edition.ashx?la=en (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
H.F. DE VRIES, M.J. VAN LOON en S. MOL, Venture capital deal terms - a guide to negotiating 50
and structuring venture capital transactions, Utrecht, HMS Media Vof, 2016, 59.
Pagina ! van !20 113
11. Gevoelsmatig geniet een hoge waardering steeds de voorkeur. Iedere aandeelhouder
streeft immers een zo hoog mogelijke “return on investment” na. Toch is een ongeremde maximalisatie van de waardering niet altijd opportuun. Naast een hoog geschapen verwachtingspatroon, weegt het verhoogde risico op een down-round
soms zwaar op de schouders van het management. Zoals reeds uiteengezet, is een kapitaalronde in durfkapitaal-context vaak maar één van vele. Als de waarde van een
start-up (té) hoog wordt wordt ingeschat, blijkt het geen sinecure om die waardering op te krikken tegen de volgende ronde (hetgeen normaliter verwacht wordt). In het
geval waarin de waarde van de onderneming stagneert in de volgende ronde, spreken we van een flat-round. Als de start-up lager wordt gewaardeerd dan in de
eerdere kapitaalronde, spreekt men van een down-round. Beide scenario’s plaatsen zowel de ondernemers als bestaande investeerders in slecht daglicht en kunnen nefaste gevolgen hebben voor de toekomst van de onderneming.
12. In een term sheet wordt het investeringsbedrag evenals de (pre money) waardering door de partijen geëxpliciteerd. Zelden vermeldt dit document het percentage
aandelen dat de investeerder zal verwerven na zijn of haar investering. Teneinde dat percentage te berekenen dient het investeringsbedrag te worden gedeeld door de
post money waardering van de onderneming. Een overzicht van de machtsverhoudingen pre en post money (d.i. een “capitalization table”) werd in de
bestudeerde documenten menigmaal als annex aan de term sheet gehecht. De omvang van dat investeringsbedrag verraadt reeds in zekere zin het doel dat het investeringsfonds met haar kapitaalinjectie nastreeft. De invloed die een investeerder
uitoefent in de start-up staat ‘minstens’ in verhouding met het geld dat hij of zij dienaangaande op tafel legt. ‘Minstens’ omdat, onafhankelijk van het de facto
verworven aandelenpercentage, bijkomende garanties in de investerings- en aandeelhoudersovereenkomst ten gunste van de investeerder(s) worden verleend.
Een investeerder wil wegen op de werkzaamheden van de portfolio-bedrijven. Bij het onderhandelen dwingt ze dienaangaande controlemechanismen af teneinde
beslissingen positief dan wel negatief te kunnen beïnvloeden. Hoewel verschaffers van durfkapitaal doorgaans minder dan vijftig procent van de aandelen van een start-up aanhouden, vrijwaren voornoemde contractuele clausules in investerings- en
Pagina ! van !21 113
aandeelhoudersovereenkomsten hun controlemogelijkheden in de vennootschap.
Wat dit laatste betreft springen vooral de veto- en voordrachtsrechten in het oog.
II.IV. TERM SHEET
13. Aan elke storting van kapitaal op de rekening van de start-up gaat een langgerekt
proces vooraf. Founders stellen in beginsel een shortlist van geschikte investeerders samen ( “vendor due d i l igence” ) en leggen hen desgeval lend een
confidentialiteitsovereenkomst ter ondertekening voor. Daaropvolgend verdiepen de kandidaat-investeerders zich in het reilen en zeilen start-up aan de hand van
informatiememoranda, management-presentaties, demo’s en data room-analyses (“buyer due dilligence”). Na een selectieprocedure te hebben doorlopen, beslist de investeerder internwelke start-ups wél – en vooral niet – op zijn financiële steun,
netwerk en know-how mogen rekenen. Eens de kandidaat-investeerder zulks heeft besloten, presenteert hij een term sheet aan de founders van de onderneming. Een
term sheet is een intentieverklaring waarbij dikwerf de vennootschap zelf, de bestaande aandeelhouders én kandidaat-investeerder partij zijn. De tekst stipuleert 51
intenties en is, behoudens andersluidend beding, niet bindend van aard. De verklaring fungeert als basistekst voor een latere juridisch afdwingbare
investeringsovereenkomst. Term sheets zijn niet nodig, wel nuttig. Afspraken rond waardering, bestuur of verwatering kunnen ook mondeling of per mail worden gerond, al werkt dit de voorspelbaarheid van rechtsgevolgen niet in de hand.
14. Een term sheet beoogt de belangen van beide contractpartijen reeds in een vroeg stadium op elkaar af te stemmen. Zo verlaagt een performante intentieverklaring de
transactiekosten die gepaard gaan met het creëren van een standvastige relatie tussen ondernemer en investeerder. Onder transactiekosten wordt onder meer 52
verstaan het geld dat en de tijd die collectief aan meetings, wederzijdse due diligence en het formaliseren van afspraken wordt gespendeerd. Een ondertekende,
D. GLADSTONE en L. GLADSTONE, Venture Capital Investing: The Complete Handbook for 51
Investing in Private Businesses for Outstanding Profits, New Jersey, Financial Times Prentice Hall, 2004, 209-210.
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 52
2016, 199.
Pagina ! van !22 113
gedetailleerde term sheet voorkomt dat dezelfde, intense onderhandelingen
meerdere malen worden doorploegd. , Terugkomen op voorheen gemaakte 53 54
afspraken wordt per slot van rekening niet in dank afgenomen en bezorgt de conformerende partij een drukkingsmiddel bij het onderhandelen van de latere
investeringsovereenkomst. Inhoudelijk bepaalt dit soort intentieverklaringen dus in grote mate de krijtlijnen van de definitieve investeringsovereenkomst en moet om die
reden grondig worden bediscussieerd. 55
15. De investeringsovereenkomst kristalliseert de afspraken die de investeerder(s)
overeenkwam(en) met de vennootschap om tot een investering te komen. Opdat de bestaande vennoten die afspraken na de investering niet stante pede uithollen, wordt
naast de investeringsovereenkomst een aandeelhoudersovereenkomst opgesteld. Hierin bedingen de partijen nauwgezet de rechten en plichten die tussen de vennootschap, de bestaande én nieuwe aandeelhouder(s) zullen spelen post
investment. Op de keper beschouwd zijn twee aspecten van primordiaal belang wanneer een investeerder zijn positie in een start-up onderhandelt: ’control’ en
‘return’. ‘Control’ duidt op de mechanismen die investeerders toelaten positief dan 56
wel negatief te wegen op de besluitvorming van de start-up. ‘Return’ refereert aan het
rendement dat een investeerder wil en moét maken wanneer zich een zogeheten "exit” aandient.
16. Wanneer een start-up een beroep doet op financiering via eigen vermogen, geeft het in ruil voor de inbreng een gedeelte van de aandelen uit handen. Een ‘inbreng’ beduidt traditioneel het door een aandeelhouder ter beschikking stellen van een deel
van zijn of haar vermogen en dat deel te onderwerpen aan het ondernemingsrisico. Aandelen verlenen de houder een aantal rechten in de vennootschap, waaronder (i)
het stemrecht op de algemene vergadering van aandeelhouders, (ii) het recht op
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 53
2016, 200.
J.A. TIMMONS en D.A. SANDER, “Everything You (Don’t) Want to Know About Raising Capital”, 54
Harv. Bus. Rev. 1989, 70-71.
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 55
2016, 37.
D. CUMMING en S. JOHAN, Venture capital and private equity contracting: an international 56
perspective, Burlington, Elsevier, 2009, 292.
Pagina ! van !23 113
winstuitkering en (iii) de mogelijkheid om een minderheidsvordering in te stellen.
Hoewel een betrokken investeerder initieel gebaat is bij het bezitten van aandelen, hoeft dit niet zo te blijven. We citeren vier gevallen waarin aandeelhouders verworven aandelen opnieuw kunnen omzetten in liquide middelen (hierna “realisatiemoment”):
(i) een andere investeerder koopt de absolute meerderheid van de uitstaande aandelen over; (ii) een andere onderneming koopt direct dan wel indirect de activa
van de vennootschap over met als doel synergieën te creëren (d.i. een zogenaamde “trade sale” (iii) de onderneming trekt naar de beurs en (iv) de onderneming wordt
ontbonden, vrijwillig vereffend of belandt in een insolventieprocedure waarna het resterend saldo terugkeert naar de aandeelhouders. Ingeval deze masterproef
melding maakt van een “exit”, wordt de tegeldemaking volgens scenario’s (i), (ii) en (iii) bedoeld.
II.V. INVESTERINGSFONDSEN
17. Fondsen die formeel durfkapitaal verschaffen zijn in te delen in drie, al naargelang van de fase waarin ze waarde willen creëren. (i) Een “Seed Capital 57
Fund” (zaaikapitaalfonds) participeert in zeer jonge start-ups met een sterk groeiperspectief. Vaak is dit de eerste maal dat een externe aandeelhouder aandelen
verwerft in het bedrijf. De kapitaalverhoging wordt dan als A-ronde bestempeld. (ii) “Early Stage Funds” zijn fondsen die zich toespitsen op “B-rondes” of “tweede-ronde-financiering”. Tot slot schrijven (iii) “Development funds” (“ontwikkelingsfondsen”) in
op aandelen van start-ups die met een expansie bezig zijn, ook “scale-up’s” genoemd.
18. Teneinde inzicht te verwerven in de juridische aspecten van een private equity- of venture capital-deal is het nuttig de structuur van een investeringsfonds summier toe
te lichten. De investeringsmanager investeert immers geen (niet louter) eigen geld, maar evenzeer de gelden die de aandeelhouders van het fonds inbrengen. Naast
individuen (“High Net Worth Individuals”) beleggen ook institutionele beleggers en
R. AERNOUDT, Financieel management toegepast: Hoe financier ik mijn onderneming?, 57
Antwerpen, Intersentia, 2016, 204.
Pagina ! van !24 113
overheden in investeringsfondsen. Dit wil zeggen dat investeringsmanagers net als 58
ondernemers evenmin vrijgeleide krijgen naar financiering. Beleggers kunnen inschrijven op kapitaalrondes zolang het fonds niet “fully funded” is. Menig fonds nam onder het oude Belgische W.Venn. de vorm aan van commanditaire vennootschap op
aandelen. De commanditaire vennootschap op aandelen was “een vennootschap die wordt aangegaan tussen een of meer hoofdelijk aansprakelijke vennoten, beherende
vennoten genoemd en één of meer stille vennoten die de hoedanigheid hebben van aandeelhouder en die slechts een bepaalde inbreng verbinden”. In voorgaande 59
definitie kwalificeren de beleggers als ‘stille vennoten’ ("limited partners” of “LP’s”) en de managementvennootschap van de investeringsmanager als ‘beherende
vennoot’. 60
19. De beherende vennoot (“general partner” of “GP”) is een afzonderlijke rechtspersoon waarvoor de investeringsmanager en analisten werken. Beiden werken niét
rechtstreeks voor het fonds. De GP is hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de 61
verbintenissen van de vennootschap. Deze regel is dwingend van aard en 62
rechtvaardigt de potentieel verregaande autonomie voor de beherende vennoot. Zo beschikt de GP over een veto-recht wat de “handelingen die de belangen van de
vennootschap ten opzichte van derden betreffen of die de statuten wijzigen” aangaat. Tenzij de statuten anders bepalen, kan de GP beslissingen omtrent de 63
eigen ambt doorkruisen en zo een feitelijke onafzetbaarheid bewerkstelligen. De “fund formation practice” wijst uit dat van voornoemde statutaire vrijheid dikwijls gebruik wordt gemaakt. De gevallen waarin en meerderheden waarmee GP’s door de
vennoten kunnen worden afgezet, vormen dikwerf het voorwerp van negotiatie. Als uitgangspunt geldt dat hoe zwaarder het mistasten van de GP wordt beoordeeld, hoe
lager de benodigde meerderheid van stemmen die wordt vereist ter afzetting van de
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 58
2016, 131.
Art. 654 W.Venn.59
Eigen analyse o.b.v. publiek beschikbare statuten van investeringsfondsen.60
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 59.61
Artt. 207, 655 W.Venn.62
Art. 659 W.Venn.63
Pagina ! van !25 113
GP. De wet laat trouwens toe dat een vordering tot afzetting van de GP om wettige
reden door elk van de LP’s kan worden ingesteld. Vanzelfsprekend dient de GP 64
naar de richtlijnen bedongen van de beheersovereenkomst of Reglementen van Inwendige Orde te handelen. LP’s zijn aansprakelijk in verhouding tot hun inbreng 65
op voorwaarde dat ze “geen enkele daad van bestuur verrichten, zelfs niet krachtens een volmacht”. De LP’s storten de opgehaalde gelden gefaseerd op de rekening 66
van de commanditaire vennootschap op aandelen (dit is het eigenlijke ‘fonds’) en dit telkens op vraag van de investeringsmanager. Het fonds houdt doorgaans weinig 67
cash aan waardoor de investeringsmanager de LP’s via zogeheten “capital calls” verzoekt een bepaald bedrag over te maken wanneer de hij of zij een investering voor
ogen heeft. De GP wordt door het fonds via verscheidene pistes vergoed: (i) een jaarlijkse managementfee van 1,5% à 2,5% van het geïnvesteerde of opgehaalde bedrag, (ii) een commissie (tot 20%) op de meerwaarde die wordt gerealiseerd (op
voorwaarde dat een vooraf bepaalde drempelwaarde (“hurdle rate”) wordt bereikt) bij een exit (d.i. de “carried interest”), (iii) een compensatie uitbetaald door de portfolio-
bedrijven in ruil voor de werkzaamheden die de venture capitalist verricht (adviesverstrekking, deelname aan raad van bestuur e.a.). , , , 68 69 70 71
Art. 33 W.Venn.64
N. KAPLAN en P. STRÖMBERG, “Leveraged Buy-outs and Private Equity”, Journal of Economic 65
Perspectives, 2008, 5.
Art. 656 W.Venn.66
H. LAMON, Financial buy-outs: value drivers, deal structuring, financial instruments and funds: 67
analysis from investor and management standpoints in Belgian practice, Brussel, Larcier, 2005, 156.
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 68
2016, 135.
N. DE CEULAER, What the fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 59.69
S. MANIGART en M. MEULEMAN, Financing entrepreneurial companies : How to raise private 70
equity as a high-growth company, Gent, Larcier, 2004, 110.
J. GILLIGAN en M. WRIGHT, “Private equity demystified”, 2014, 39, https://www.icaew.com/-/71
m e d i a / c o r p o r a t e / f i l e s / t e c h n i c a l / c o r p o r a t e - f i n a n c e / f i n a n c i n g - c h a n g e /tecplm12976_privateequityiii_full-edition.ashx?la=en (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Pagina ! van !26 113
20. Een investeringsfonds kan closed-end dan wel open-end worden opgericht. Closed-72
end fondsen worden vóór een bepaa lde e inddatum vere f fend. In beheersovereenkomsten kan dit in functie van twee concepten worden uitgedrukt: (i) de ‘investeringsperiode’ is de termijn waarbinnen het fonds beloftevolle start-ups
identificeert en erin participeert (doorgaans de eerste vijf jaar), (ii) de ‘looptijd' komt overeen met de levensduur van een fonds, d.i. de duurtijd tijdens dewelke de
vennootschap volgens haar statuten rechtsgeldig bestaat (doorgaans tussen tien en twaalf jaar onder voorbehoud van een eventuele verlenging indien statutair
voorzien). In beginsel kunnen aandeelhouders een closed-end fonds niet voor 73
einddatum verlaten.
21. De fase waarin een closed-end fonds verkeert op het moment van participatie in een start-up bepaalt in grote mate de snelheid waarmee waardecreatie dient te gebeuren. De bestaansreden van een investeringsfonds is immers het creëren van 74
meerwaarde op participaties bij exits. Dat investeringsfondsen van meet af aan 75
anticiperen op en toewerken naar exits hoeft dan ook niet te verbazen. In de praktijk 76
staan ondernemers hier sceptisch tegenover. Founders behoeden zich namelijk voor financiële verwatering, inperking autonomie of zelfs ontslag bij de intrede van een
nieuwe investeerder. Een exit is - zelfs voor ondernemers - evenwel niet altijd nefast. Zo kan een nieuwe investeerder aanvullende expertise aan de dag leggen en helpen
om een nieuw klantenbestand of distributienetwerk aan te boren. Als een goed getimede waardering in een up-round resulteert, realiseren de bestaande aandeelhouders, inclusief de founders, overigens een in de regel niet geringe
meerwaarde op de aangehouden participatie.
N. KAPLAN en P. STRÖMBERG, “Leveraged Buy-outs and Private Equity”, Journal of Economic 72
Perspectives, 2008, 4.
N. DE CEULAER, What the fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 61.73
S. MANIGART en M. MEULEMAN, Financing entrepreneurial companies : How to raise private 74
equity as a high-growth company, Gent, Larcier, 2004, 110.
S. MANIGART en M. WRIGHT, “Venture Capital Investors and Portfolio Firms” in X, Foundations 75
and Trends in Entrepreneurship 9 (4-5), Boston, Now, 2013, 367.
N. DE CEULAER, What the fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 62.76
Pagina ! van !27 113
III. DEEL III: DE KEUZE VOOR DE NV ONDER HET W.VENN.
III.I. HYPOTHESE
22. Een doeltreffende juridische structuur voor deze veelbelovende ondernemingen is onontbeerlijk. Zowel investeerder als ondernemer hebben baat bij een juridisch
wendbare omkadering waarin maatwerk de regel is. De Belgische NV en BVBA bieden die mogelijkheid vooralsnog niet. Het nationaal vennootschapsrecht wordt te
vaak als hindernis, te weinig als katalysator ervaren. Uit cijfers gepubliceerd door Unizo, Graydon en UCM blijkt dat in 2017 ruim zeventien procent van de startende
ondernemingen voor de BVBA kiest. Hiermee is de BVBA ruimschoots de meest populaire onder de vennootschapsvormen onder het Wetboek van Vennootschappen, daterend van 7 mei 1999. Samen met de eenmanszaak vertegenwoordigt de BVBA
maar liefst achtenzeventig procent van de starters. Slechts één procent van de starters opteert voor de NV. Tóch ondervond ik dat de omvorming naar de NV 77
standaardpraktijk is geworden wanneer een start-up extern kapitaal ophaalt. , In dit 78 79
deel worden twee voorname redenen voor die omzetting systematisch beschreven:
de flexibelere overdraagbaarheid van aandelen enerzijds en de mogelijkheid tot uitgifte van warrants anderzijds.
III.II. FLEXIBELE OVERDRAAGBAARHEID VAN AANDELEN
III.II.I. ︎︎︎︎︎︎Ratio
23. Bij een investering wordt wat betreft de identiteit van de partijen niet over een nacht ijs gegaan. Een investeerder belegt in een markant team, gedreven door eigenheid
en lef. Ondernemers zoeken op hun beurt welbepaalde expertise en bedrevenheid in de persoon van de investeerder. Het kan niet de bedoeling zijn dat investeerders dan wel ondernemers zonder meer hun participatie aan derde partijen kunnen
R. DEMAN, C.TCHINDA en E. VAN DEN BROELE, Startersatlas 2018, UNIZO – Graydon 77
Belgium – UCM, 2018, 20.
Eigen Analyse op basis van Vijftig Confidentiële Documenten (zie hoofdstuk I.II voor meer info).78
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 101.79
Pagina ! van !28 113
overmaken. Daarom wordt vastgelegd dat vennoten geen aandelen kunnen verkopen
zonder goedkeuring van of aanspraken voor (een deel van) de andere aandeelhouders. De geldigheid van conventionele, op maat gemaakte beperkingen op de overdracht van aandelen is dé meest voorname reden waarom BVBA’s bij een
eerste kapitaalronde stante pede omgevormd worden naar naamloze vennootschap, althans onder toepassing van het oude vennootschapsrecht. Het merendeel van de
overdrachtsbeperkingen in de verhouding tussen ondernemer en investeerder neemt de vorm aan van (i) onvervreemdbaarheidsclausules, (ii) voorkoopclausules en (iii)
clausules die hetzij in een volgrecht, hetzij in een volgplicht voorzien. Er wordt 80
stilgestaan bij het wettelijk kader en de de facto redactie van deze clausules in de
durfkapitaal-praktijk. Steeds voor ogen te houden is het feit dat elke clausule de resultante is van een onderhandeling waarin de onderhandelingsposities van ondernemer en investeerder per definitie casus-specifiek zijn. De redactie verschilt
derhalve van contract tot contract en mag niet gegeneraliseerd worden.
III.II.II.Algemeen wettelijk kader
24. De vrije verhandelbaarheid van aandelen is een van de wezenskenmerken van de NV als kapitaalvennootschap bij uitstek. , De inbreng en niet de identiteit van de 81 82
aandeelhouders staat centraal. Artikel 476 W.Venn. bepaalt dat in de naamloze 83
vennootschap verkregen aandelen “vrij overdraagbaar {zijn}, al dan niet met stemrecht, en met of zonder vermelding van waarde”. Deze vrije overdraagbaarheid 84
is de toepassing van de regel dat alles wat in de handel is, verkocht kan worden
W. DEJONGHE en W. VAN DE VOORDE, M&A in Belgium, The Hague, Kluwer Law 80
International, 2001, 37-38.
H. GEINGER, “Continuïteitsverzekerende constructies in de naamloze vennootschap: 81
overdrachtsbeperkingen m.b.t. de aandelen en stemafspraken” in A. FRANÇOIS, K. BYTTEBIER en R. FELTKAMP (eds.), De gewijzigde Vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1996, 410.
J.-M. NELISSEN-GRADE, “Goedkeurings- en voorkoopclausules in de naamloze vennootschap” 82
in I. JAN RONSE (ed.), De NV en BVBA na de Wet van 18 juli 1991, verslagboek van de Leuvense Vennootschapsdag van 4 november 1991, Kalmthout, Biblio, 1992, 58.
M. ALLIJNS, J. BATS, M. DE BIE, I. DE LEENHEER, M. HEENE, D. MERTENS, F. RYSMAN, S. 83
SABLON, C. VAN BIERVLIET, L. VANDAMME, H. VANDAMME, F. VANDEN HEEDE en T. VERMEERSCH, Dé gids voor vennootschappen 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 203.
Art. 476 W.Venn.84
Pagina ! van !29 113
wanneer geen bijzondere wetsbepalingen de vervreemding ervan verbieden. 85
Statuten en aandeelhoudersovereenkomsten kunnen deze overdraagbaarheid aldus kneden al naargelang van de contractpartijen en hun voorkeuren.
25. In de BVBA is het zo dat de wettelijke bepaling vervat in art. 249 W.Venn. omtrent de
overgang van aandelen énkel verstrengd kan worden en derhalve de ondergrens vormt. Contracteren kan enkel teneinde de aandelenoverdracht méér te beperken. 86
De wet bepaalt dat een aandelenoverdracht enkel kan plaatsvinden “mits instemming van ten minste de helft van de vennoten die ten minste drie vierde van het kapitaal
bezitten, na aftrek van de rechten waarvan de overdracht is voorgesteld”. Een conventionele beperking op de overdraagbaarheid van effecten zou een versoepeling
van art. 249 W.Venn. betekenen en is dus niet toelaatbaar in de BVBA.
26. De aandelenoverdracht in de NV geschiedt door “een verklaring van overdracht, ingeschreven in het register van de betrokken effecten en gedagtekend en
ondertekend door de overdrager en de overnemer of door hun gevolmachtigden {of} volgens de bepalingen van art. 1690 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de
overdracht van schuldvorderingen”. In de naamloze vennootschap dienen de 87
overige aandeelhouders derhalve niet akkoord te gaan met de geplande overdracht.
De aandelenoverdracht binnen de NV is dus vrij, doch is niet absoluut. Zowel de wetgever als de aandeelhouders kunnen een beperking stellen aan die vrije
overdraagbaarheid: niettegenstaande de wetgever restricties in de wet inschrijft, kunnen vennoten indien gewenst én binnen de contouren van art. 510 W.Venn. het open karakter van de NV conventioneel beperken. Vooreerst lichten we kort het
materieel toepassingsgebied van art. 510 W.Venn. toe. De documenten waarvan sprake behelst de “statuten, authentieke akten betreffende de uitgifte van
converteerbare obligaties of van warrants én alle andere overeenkomsten kunnen perken stellen aan de overdraagbaarheid {...}”. Overdrachtsbeperkingen zijn dus te 88
incorporeren in zowel statutaire als extra-statutaire bedingen zoals
Art. 1598 Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”).85
Art. 249 W.Venn.86
Art. 504 W.Venn.87
Art. 510, eerste lid W.Venn.88
Pagina ! van !30 113
aandeelhoudersovereenkomsten. Het type effecten waarvan de overdracht aan 89
banden kan worden gelegd, wordt in art. 510 W.Venn. benoemd. De wetgever dicht het soort effect een ruime invulling toe: “aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen, tot warrants of tot alle andere effecten die recht geven op de verkrijging
van aandelen, {inclusief} converteerbare obligaties, de obligaties met voorkeurrecht of de in aandelen terugbetaalbare obligaties.” Opmerkelijk is de wetgever geen gewag
heeft gemaakt van winstbewijzen en gewone obligaties. De term “overdracht” krijgt 90
een ruime invulling. Het omvat iédere vorm van overdracht onder levenden ongeacht
de onderliggende rechtshandeling die er aanleiding toe geeft. Meer specifiek komt 91
een overdracht in de regel tot stand door een verkoop, ruil, schenking of legaat. 92
Verder kan ook de overdracht wegens overlijden conventioneel beperkt worden. 93
Daarbij mogen bepalingen van openbare orde niet miskend worden. , 94 95
III.II.III.Statutair of extra-statutair?
27. Men kan zich afvragen of het statutair dan wel conventioneel stipuleren van overdrachtsbeperkingen de voorkeur geniet. Centraal staan een aantal vragen rond
het bindend karakter en de tegenstelbaarheid van beide instrumenten. Hoewel een aantal auteurs reeds poogde het begrip exhaustief te definiëren, beschouwen we een
aandeelhoudersovereenkomst in wat volgt generiek als een overeenkomst met
M. WYCKAERT, “Overdrachtsbeperkingen en stemrecht” in F. BOUCKAERT, K. GEENS en F. 89
HELLEMANS (eds.), De nieuwe vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995, Kalmthout, Biblio, 1995, 97.
J. PATTYN, “Goede afspraken maken goede aandeelhouders”, Not.Fisc.M. 2015, 166.90
B. VAN BRUYSTEGEM, “Art. 510 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT en 91
J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 2.c.
M. ALLIJNS, J. BATS, M. DE BIE, I. DE LEENHEER, M. HEENE, D. MERTENS, F. RYSMAN, S. 92
SABLON, C. VAN BIERVLIET, L. VANDAMME, H. VANDAMME, F. VANDEN HEEDE en T. VERMEERSCH, Dé gids voor vennootschappen 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 203.
B. VAN BRUYSTEGEM, “Art. 510 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT en 93
J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 2.c.
Art. 510, eerste lid W.Venn.94
P. REMELS, "Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen", Jur.Falc. 95
1997-1998, 409.
Pagina ! van !31 113
betrekking tot de rechten van aandeelhouders. Onder ‘statuten’ verstaan we het
geheel van regelen die van toepassing zijn op iedereen die op enerlei wijze met de vennootschap in aanraking komt. Een vennootschap is immers een juridische fictie waarvan de statuten haar persoonlijkheid veruitwendigen. 96
28. Essentieel voor een aandeelhoudersovereenkomst is dat tenminste één partij bij de overeenkomst aandeelhouder van de vennootschap is, op wiens aandelen de
gemaakte afspraken betrekking hebben. , Hoewel niet verplicht, kunnen alle 97 98
aandeelhouders van de vennootschap partij zijn. In de regel verbindt een statutaire
bepaling minstens alle aandeelhouders en de vennootschap zelf. Ook derden 99
kunnen in beide vormen worden betrokken. Zoals het de relativiteit van
overeenkomsten betaamt, hebben de in de overeenkomst opgenomen afspraken louter uitwerking tussen de partijen. Als de vennootschap hier geen deel van 100
uitmaakt, is zij niet gebonden door die overeenkomst. Partijen blijven gebonden
gedurende de in de aandeelhoudersovereenkomst bepaalde tijdspanne. De vennootschap is wél steeds gebonden door afspraken vervat in haar statuten.
29. Principieel binden statutaire bepalingen de vennootschap, haar organen en aandeelhouders voor zover en zolang ze deel uitmaken van de vennootschap. Een
andersluidende statutaire bepaling kan hiervan, al dan niet in het licht van een wettelijke beperking, afwijken. Niettemin ligt de transactiekost van het statutair
stipuleren hoger dan het geval is bij haar onderhands alternatief. Zo kruipt veel energie in het “activeren van een vennootschapsorgaan” (lees: papierwerk ingeval van een pro forma bijeenkomst) en valt ook de kost van notariële akten niet te
overzien. Statutaire provisies worden, in tegenstelling tot onderhandse akten, onderworpen aan publiciteitsvoorschriften. De statuten van een naamloze
L. VAN CANEGHEM, “Statuten en aandeelhoudersovereenkomsten”, RW 2006, 465.96
F. HELLEMANS en F. JENNÉ, “Aandelen/Aandeelhoudersovereenkomsten” in A. VERBEKE, H. 97
DERYCKE, P. LALEMAN en D. VAN GERVEN (eds.), Handboek Estate Planning. Algemeen deel 3. Vermogensplanning met effect bij leven: Rechtspersoon , Gent, Larcier Stichting Vermogensplanning, 2009, 32.
L. LERUT, “De aandeelhoudersovereenkomst bij notariële akte: why not?”, Not.Fisc.M. 2010, 274.98
L. LERUT, “De aandeelhoudersovereenkomst bij notariële akte: why not?”, Not.Fisc.M. 2010, 274.99
Art. 1165 BW.100
Pagina ! van !32 113
vennootschap moeten op de g r i f f i e van de te r r i to r iaa l bevoegde
ondernemingsrechtbank worden neergelegd. Ook publicatie bij uittreksel in het 101
Belgisch Staatsblad is bij heel wat statutaire bepalingen voorgeschreven. Statuten z i jn per de f in i t i e pub l iek raadp leegbaar te rw i j l i n he t geva l van
aandeelhoudersovereenkomsten een heimelijk karakter is gegarandeerd. Soms zijn beperkingen dermate persoonlijk dat partijen het belang van discretie prioriteren. 102
30. De discussie of overdrachtsbeperkingen in een overeenkomst dan wel statuten moeten worden opgenomen, gaat in se over de rechtsgevolgen van een miskenning
van statutaire overdrachtsbeperkingen door een overnemer te goeder trouw. 103
Overdraagbaarheidsbeperkingen in aandeelhoudersovereenkomsten verbinden enkel
de aandeelhouders-partijen en kunnen niet aan een derde-verkrijger, te goeder trouw, worden tegengeworpen. Een contract creëert enkel rechtsgevolgen in hoofde van de partijen en is geen bron van rechten, laat staan plichten voor derden. Wél kan het
bestaan van de overeenkomst als rechtsfeit worden tegengeworpen aan derden. Derden bij het contract ontsnappen met andere woorden niet per direct aan derde
medeplichtigheid bij contractbreuk. Wat de tegenstelbaarheid van statutaire 104
overdrachtsbeperkingen betreft, is de doctrine verdeeld. Zowel voor- als
tegenstanders van de principiële tegenwerkelijkheid beargumenteren duchtig hun gelijk. Tot de medestanders behoren onder meer auteurs die menen dat de
tegenwerkelijkheid van een statutaire overdrachtsbeperking volgt uit het “intuitu personae karakter” van de vennootschap: de overdraagbaarheidsbeperking wordt geïncorporeerd in de aandeelhoudersrechten zelf, implicerende dat ze
A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 25.101
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 102
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 7.
D . VA N G E R V E N , “ D e d r a a g w i j d t e v a n d e n i e u w e r e g e l i n g i n z a k e 103
overdraagbaarheidsbeperking”, TRV 1992, 302.
V. DE CORT, “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, 104
T.Not. 1999, 349.
Pagina ! van !33 113
geïndividualiseerd zijn en niet vatbaar voor overdracht op derden. , 105 106
Tegenwerkelijkheid jegens derden gaat op die manier gebukt onder de principiële onmogelijkheid om aandelen überhaupt wettig over te dragen. Andere auteurs nemen afstand van het intuitu personae argument en gaan uit van verhoogde
tegenstelbaarheid op grond van een verregaande zakelijke werking van de beperkende provisie. Rechtspraak aanvaardt doorgaans gemakkelijker de sanctie 107
van niet-tegenwerkelijkheid van de overdracht na het miskennen van lock-up- en goedkeuringsclausules dan ze dat bij de voorkoopclausule doet. De tegenstanders 108
weigeren aan statutaire afspraken een vorm van tegenwerkelijkheid toe te kennen die ruimer is dan afspraken in onderhandse afspraken genieten. Volgens deze
traditionele strekking creëren statuten louter verbintenissen tussen de betrokken partijen, maar niet voor derden.
31. Hoewel de traditionele strekking naar de niet-tegenwerkelijkheid van statutaire
bedingen neigt, lijken de voorstanders van verhoogde tegenstelbaarheid jegens derden gestaag terrein te winnen. In beide gevallen kan de overnemer die benadeeld
wordt door miskenning van een overdrachtsbeperking optreden tegen de vermeende overdrager. Deze laatste is aansprakelijk voor de schade die door het niet 109
conformeren aan de overdrachtsbeperking veroorzaakt wordt. Dezelfde aansprakelijkheid rust op de overdrager indien de begunstigde van de clausule
schade ondervindt van een schending. Een raming van die schade is geen 110
sinecure. Gebruik maken van een strafbeding is om die reden aangewezen. Een overdracht in strijd met een statutaire overdrachtsbeperking is niét tegenwerpelijk aan
I. PEETERS, “Kunnen beperkingen van de overdraagbaarheid van aandelen van een N.V. 105
jegens een derde-verkrijger enkel afgedwongen worden op grond van het leerstuk van de derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk?”, TRV, 1991, 512.
K. GEENS, “Vooronderstelt een aanvaardingsclausule in een naamloze vennootschap dat de 106
aandelen op naam zijn?”, TRV, 1989, 421.
J.-P. BLUMBERG en J. VAN LANCKER, “De overdracht van aandelen op naam en het nieuwe 107
artikel 1690 B.W”, TRV, 1995, 362.
A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 28.108
A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 28.109
P. REMELS, "Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen", Jur.Falc. 110
1997-1998, 409.
Pagina ! van !34 113
de vennootschap. De vennootschap mag de overdrager als gevolg als vennoot blijven
beschouwen. 111
32. We stellen vast dat aandeelhouders in de praktijk hun afspraken eerst in een aandeelhoudersovereenkomst gieten en deze nadien in de statuten van de
vennootschap verwerken. Die a posteriori doublure wordt typisch overeengekomen in de eerste overeenkomst. De reden van het naderhand in de statuten inschrijven 112
kan worden gevonden in de tegenstelbaarheid, het bindende karakter ten aanzien van nieuwe vennoten en de permanente geldingsduur van de afspraak.
III.II.IV.Onvervreemdbaarheidsclausules
III.II.IV.I.Wettelijk kader van onvervreemdbaarheidsclausules
33. De principiële vrije overdracht van aandelen behoort tot de wezenskenmerken van de NV. Een onvervreemdbaarheidsclausule tracht exact het tegenovergestelde te
bewerkstelligen. Een onvervreemdbaarheidsclausule - tevens “lock-up-clausule” 113
genoemd - heeft namelijk tot doel de vrije overdraagbaarheid van effecten gedurende
een bepaalde tijdsperiode hetzij ten aanzien van alle derden, hetzij ten aanzien van bepaalde partijen, te verbieden. , Het behoeft geen betoog dat de wetgever het 114 115
nodig achtte de toepassing van dergelijke clausules om die reden te reguleren. Of e e n b e d i n g d a t d e o v e r d r a c h t v a n a a n d e l e n b e p e r k t a l s
‘onvervreemdbaarheidsclausule’ in de zin van het tweede lid van art. 510 W.Venn. kwalificeert, is een feitenkwestie en onderhevig aan een beoordeling in concreto.
V. DE CORT, “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, 111
T.Not. 1999, 350.
Typisch wordt dit als volgt bedongen; “(“... de partijen verbinden zich ertoe om de gemaakte 112
afspraken binnen een termijn van X maanden na datum van ondertekening dan wel op eerste verzoek daartoe van één van de partijen in de statuten van de vennootschap te verwerken”).
J. PATTYN, “Goede afspraken maken goede aandeelhouders”, Not.Fisc.M. 2015, 167.113
V. DE CORT, “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, 114
T.Not. 1999, 355.
G E S Q U I E R E , M . , " O p t i e s o p a a n d e l e n b i n n e n h e t r u i m e r e k a d e r v a n 115
aandeelhoudersovereenkomsten" in F. MOEYKENS, K. CREYF, S. DE MEULENAER, M. VERWILGHEN, R. LANDUYT, F. JODTS, M. GESQUIERE, L. CORNELIS en A. DE NAUW (eds.), De Praktijkjurist XVI, Gent, Story Publishers 2010, 122.
Pagina ! van !35 113
Daar de wetgever stilzwijgt over de constitutieve bestanddelen, zagen verscheidene
s t rekk ingen he t l i ch t wa t be t re f t de d raagw i jd te van he t beg r ip ‘onvervreemdbaarheidsbeding’.
34. Sommigen menen dat énkel die clausules die een directe onvervreemdbaarheid
jegens iedere derde bewerkstelligen binnen het toepassingsgebied van art. 510 W.Venn. vallen. De wet is volgens hen niet toepasselijk wanneer de partijen een 116
overdrachtsverbod ten aanzien van welbepaalde personen stipuleren. , Aldus 117 118
dient die pool van personen voldoende beperkt te worden opdat de daadwerkelijke
overdraagbaarheid niet in het gedrang komt. Is die kring van personen dusdanig 119
ruim bepaald dat aandelen niet langer vrijelijk over te dragen zijn, vindt de wet wél
ingang. Bedingen kunnen ook indirect de overdraagbaarheid van aandelen aan banden leggen. In dat geval gaat het om clausules die de overdraagbaarheid niet verbieden, maar die wel de facto tot gevolg hebben; de onoverdraagbaarheid vloeit
voort uit een beding, doch de stipulerende partijen hebben dit niet beoogd. Voorbeelden van bedingen met een onrechtstreekse weerslag op de
overdraagbaarheid zijn koopopties (ook call-opties) en afspraken die de overdracht beperken tot welbepaalde pakketten van aandelen (e.g. volgrechten en-plichten). 120
Bij afwezigheid van eensgezindheid in de rechtsleer, onttrekken sommige auteurs het beding integraal en anderen geenszins aan de toepassing van de wet. 121
M. WYCKAERT, “Overdrachtsbeperkingen en stemrecht” in F. BOUCKAERT, K. GEENS en F. 116
HELLEMANS (eds.), De nieuwe vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995, Kalmthout, Biblio, 1995, 108.
H. GEINGER, “Continuïteitsverzekerende constructies in de naamloze vennootschap: 117
overdrachtsbeperkingen m.b.t. de aandelen en stemafspraken” in A. FRANÇOIS, K. BYTTEBIER en R. FELTKAMP (eds.), De gewijzigde Vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1996, 417.
D. VAN GERVEN, “Overdrachtsbeperkingen van aandelen” in A. VERBEKE, H. DERYCKE, P. 118
LALEMAN en D. VAN GERVEN (eds.), Handboek Estate Planning. Algemeen deel 3. Vermogensplanning met effect bij leven: Rechtspersoon, Gent, Larcier, 2009, 35.
M. WYCKAERT, “Overdrachtsbeperkingen en stemrecht” in F. BOUCKAERT, K. GEENS en F. 119
HELLEMANS (eds.), De nieuwe vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995, Kalmthout, Biblio, 1995, 108.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 120
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 37.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 121
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 39.
Pagina ! van !36 113
35. In het W.Venn. Is verankerd dat een geldige onvervreemdbaarheidsclausule steeds in
de t i jd beperkt is en s teeds te verantwoorden op grond van het vennootschapsbelang. Een verbod geldend voor onbeperkte tijd kan derhalve, mits 122
inachtname van redelijke opzeggingstermijn, te allen tijde worden opgezegd. Uit de
parlementaire werkzaamheden blijkt wél dat de wetgever heeft beoogd om onvervreemdbaarheidsclausules met "relatief lange looptijd" toe te laten. Zo haalt ze
zelf het voorbeeld aan van twee vennoten die wederkerig stipuleren tien jaar lang hun effecten niet te vervreemden. Hoewel de wetgever zelf geen maximale duurtijd 123
vastlegt, beargumenteren sommigen de toelaatbaarheid van een looptijd tot twintig jaar. De rechter beoordeelt de geldigheid van de bedongen duurtijd in concreto, d.i. 124
rekening houdend met de feitelijke omstandigheden die van geval tot geval kunnen verschi l len. Naast een wettel i jke beperking in de t i jd, moet een 125
onvervreemdbaarheidsclausule ‘steeds’ ‘te verantwoorden’ zijn in het
‘vennootschapsbelang’. Deze begrippen werden niet gedefinieerd in het wetboek van vennootschappen. Volgens A. FRANÇOIS moet onder het ‘vennootschapsbelang’
worden begrepen “de resultante van de verschillende belangen die bij de onderneming, juridisch kader van de vennootschap, betrokken zijn, zoals dat van de
aandeelhouders, werknemers, kapitaalverstrekkers, schuldeisers, financiers, cliënten, en zelfs dat van de Regio waar het bedrijf wordt uitgeoefend, of het algemeen
belang". 126
36. Bi j een schending van voornoemde wette l i jke voorschr i f ten, is de onvervreemdbaarheidsclausule vatbaar voor nietigheid voor zover de clausule
bedongen is in een aandeelhoudersovereenkomst. Merk op dat deze bepaling een 127
Art. 510, tweede lid W.Venn.122
Ontwerp van wet tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 123
30 november 1935, Parl.St.Senaat 1993-94, 1086/2, 46.
J. CERFONTAINE, “Beperkingen inzake de vrije overdraagbaarheid van aandelen en 124
stemafspraken”, Gandaius Actueel II 1997, 84-86.
V. DE CORT, “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, 125
T.Not. 1999, 356.
A. FRANÇOIS, "Het wankele evenwicht tussen vennootschaps- en groepsbelang", TRV 1994, 126
228.
Art. 551 §2 W.Venn.127
Pagina ! van !37 113
onwettige statutair onvervreemdbaarheidsbeding in eerste instantie onverlet laat.
Doch men kan redeneren dat artikelen 510 en 511 W.Venn. aan een wezenlijk kenmerk van een kapitaalvennootschap als de naamloze vennootschap tornen. Om die reden beschouwt menige auteur beide artikelen als regels van openbare orde en
bij schending aldus vatbaar voor absolute nietigheid. Niet onbelangrijk voor de 128
durfkapitaal-praktijk is de wettelijke restrictie die stelt dat aandelen waarop is
ingeschreven door het personeel niet kunnen worden overgedragen gedurende een periode van vijf jaar te rekenen van het moment van inschrijving. Deze wettelijke
overdrachtsbeperking is niet van toepassing als het gaat om afdanking of pensionering van het betrokken personeelslid, noch bij zijn overlijden of dat van zijn
echtgenoot en evenmin bij zijn invaliditeit of invaliditeit van zijn echtgenoot. 129
III.II.IV.II.Redactie van onvervreemdbaarheidsclausules
“Behoudens wat de Vrije Overdrachten betreft, mogen de Effectenhouders geen overdracht verrichten van enige door hen aangehouden Kapitaalaandelen of Effecten gedurende een
periode die verstrijkt op de eerdere datum van enerzijds (i) het plaatsvinden van een Exit en (ii) de vierde verjaardag van het ondertekening van deze Overeenkomst.”
37. Ieder jaar zien Belgische investeerders honderden ondernemers de revue passeren. Een prominent Oost-Vlaams zaaikapitaalfonds illustreert deze weelde door jaarlijks in
amper 0,2 procent van de uitgenodigde start-ups te participeren. Dit waarmerkt de 130
stelling dat aandelenfinanciering gebaseerd is op wederzijds vertrouwen en dat kapitaal enkel wordt verschaft aan ondernemers die in staat zijn hun bedrijf in waarde
te laten toenemen; alleen zo kan de investeerder zijn participatie met winst verkopen. De ondernemer op zijn beurt kiest een investeerder wiens toekomstvisie 131
en expertise-domein strookt met de behoeften en strategie van het bedrijf.
V. SIMONART, “L’ordre public et le droit de sociétés”, TBH 1994, 126.128
Art. 609 §1 W.Venn.129
Dit blijkt uit een interview met de investeringsmanager en medewerker van het Oost-Vlaams 130
zaaikapitaalfonds.
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 17.131
Pagina ! van !38 113
38. Men kan dus verdedigen dat de samenwerking tussen ondernemer en investeerder
hoofdzakelijk ingegeven is door de identiteit van de partijen. Desondanks blijkt uit 132
onderzoek dat een op vier ondernemers hun participatie verkoopt, nog vóór het bedrijf drie kaarsjes mag uitblazen. Om aan deze problematiek tegemoet te komen, 133
voorziet menige aandeelhoudersovereenkomst dat investeerders en vaker de ondernemers hun aandelen niet zomaar van de hand kunnen doen zonder dat de
a n d e r e a a n d e e l h o u d e r s k u n n e n i n t e r f e r e r e n . H e t z i j n 134
onvervreemdbaarheidsclausules die dienaangaande worden aangewend. In een
durfkapitaal-context spreekt men niet over ‘onvervreemdbaarheidsclausule’, maar over het meer courante ‘lock-up-beding’. De ratio van een lock-up-clausule komt neer
op een garantie dat de partijen gedurende een overeengekomen periode samenwerken teneinde collectief de waarde van het bedrijf te verhogen. Een 135
vroegtijdige verkoop verraadt dat er (te) weinig meerwaarde gecreëerd wordt, wat
negatief aftekent op de onderneming en de overige aandeelhouders. Het is overigens gebruikelijk, zo valt te lezen, dat na een lock-up-periode een bepaalde groep
aandeelhouders de exit kan initiëren. Wanneer na een bepaalde periode geen exit-procedure op gang wordt gebracht, voorzien aandeelhoudersovereenkomsten vaak in
verregaandere maatregelen. Zo kan de uitoefening van volgplichten worden versoepeld of het aantal aandeelhouders dat nodig is om een exit in te leiden, omlaag
gebracht. Dit zijn voorbeelden van maatregelen die de initiatie stimuleren en eventuele exit op die manier faciliteren.
39. Voor een goed begrip dient het onderscheid met de zogeheten stand-still-clausule te
worden benadrukt. Een onvervreemdbaarheidsclausule heeft als doel te voorkomen dat een vennoot zijn aandelen vervreemdt binnen een bepaalde tijdsperiode. Een
stand-still-clausule sensu stricto daarentegen legt partijen op om tijdens de gestipuleerde periode geen bijkomende aandelen te verwerven en dit noch van
F. BEERNAERT MOURLON, “Intuitus personae et sociétés”, TRV-RPS 2017, 273.132
VLERICK BUSINESS SCHOOL en DELOITTE BELGIUM, “Can Belgian start-ups conquer the 133
world?”, 8 maart 2018, https://www.vlerick.com/en/research-and-faculty/knowledge-items/knowledge/can-belgian-start-ups-conquer-the-world (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 173.134
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 174.135
Pagina ! van !39 113
mede-vennoten, noch van de vennootschap zelf. , Dit is dus een spiegelbepaling 136 137
en geen synoniem zoals sommige auteurs beweren. Een stand-still-clausule heeft 138
als finaliteit het machtsevenwicht binnen de vennootschap te vrijwaren. Enkel het 139
verbod om de aandelen, reeds in bezit, over te dragen valt onder het
toepassingsgebied van art. 510 W.Venn. 140
III.II.V.Voorkoopclausules
III.II.V.I.Wettelijk kader van voorkoopclausules
40. Wat de BVBA betreft, is het vanzelfsprekend dat het dwingend karakter omtrent de overdracht van aandelen opnieuw een afwijkende contractuele regeling in de weg
staat. Daar de vennootschapsrechtelijke regels omtrent overdracht van aandelen in de BVBA louter verstrengd kunnen worden, maakt afdeling III.II.V.II. duidelijk dat wie bedingen betreffende goedkeurings- en voorkooprechten wil redigeren (opnieuw) op
de naamloze vennootschap aangewezen is. In de naamloze vennootschap moet men rekening houden met het derde en vierde lid van art. 5 W.Venn. De wetgever bepaalt
dat “wanneer een beperking voortvloeit uit een goedkeuringsclausule of uit een clausule die in een voorkooprecht voorziet, de toepassing van die clausules niet tot
gevolg {mag} hebben dat de onoverdraagbaarheid verlengd wordt met meer dan zes maanden, te rekenen van de datum van het verzoek om goedkeuring of van de
uitnodiging om het recht van voorkoop uit te oefenen". Ingeval de partijen dit 141
wettelijk voorschrift schenden door een conventionele termijn langer dan zes
A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 64.136
D. LECLERCQ, Les conventions de cession d’actions; analyse juridique et conseils pratique de 137
redaction, Brussel, Larcier, 2009, 352.
”Standstill provisions {...} completely bar share transfers and are valid if they are (i) limited in 138
time and (ii) always in the interest of the Company” in W. DEJONGHE en W. VAN DE VOORDE, M&A in Belgium, The Hague, Kluwer Law International, 2001, 37.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 139
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 41.
B. VAN BRUYSTEGEM, “Art. 510 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT 140
en J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 2.f.
Art. 510, derde lid W.Venn.141
Pagina ! van !40 113
maanden te stipuleren, wordt dit van rechtswege ingekort tot zes maanden. Deze 142
regel geniet als lex specialis voorrang op de lex generalis die stelt dat aandeelhoudersafspraken in strijd met art. 510 W.Venn. vatbaar zijn voor absolute nietigheid. 143
41. Bijwijlen bestaat verwarring rond de begrippen ‘voorkooprecht’ en ‘voorkeurrecht’. 144
Het wettelijke voorkeurrecht komt toe aan bestaande aandeelhouders bij de initiatie
van een nieuwe kapitaalverhoging. Zij hebben een recht om krachtens de wet bij 145
voorrang in te schrijven op een gedeelte van de uitgifte “naar evenredigheid van het
deel van het kapitaal door hun aandelen vertegenwoordigd”, middels een inbreng in geld. De uitoefening van dit recht biedt de bestaande aandeelhouders de kans een 146
de effecten van een mogelijks dilutieve uitgifte af te wenden. Een conventioneel 147
voorkeurrecht verleent de begunstigde het recht om als eerste een aanbod aan de kandidaat-overdrager te formuleren. Op de belover rust dienaangaande de plicht 148
om de begunstigde kennis te geven van iedere intentie tot overdracht. Een voorkooprecht sensu lato duidt op een clausule die de begunstigde toelaat de
effecten van de kandidaat-overdrager over te nemen tegen nader te bepalen voorwaarden. Die voorwaarden staan los van de condities die een geïnteresseerde 149
kandidaat-overnemer eerder had aanvaard. Het voorkooprecht sensu stricto behelst de mogelijkheid voor de begunstigde van het voorkooprecht om de aandelen van de
kandidaat-overdrager te verwerven tegen dezelfde prijs en voorwaarden als
Art. 510, vierde lid W.Venn.142
Art. 551 §2 W.Venn.143
H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 144
2012, 586.
Art. 592 W.Venn.145
Artt. 309, 592 W.Venn.146
M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblo, 1995, 419, nr. 608.147
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 148
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 62.
A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 60.149
Pagina ! van !41 113
voorgesteld door de kandidaat-overnemer. Het is het voorkooprecht sensu stricto 150
waar verder op wordt ingegaan.
42. De wetgever heeft nagelaten de begrippen ‘voorkoop-‘ en ‘goedkeuringsclausule’ en ‘clausule die in een voorkooprecht voorziet’ materieel te definiëren. Een
goedkeuringsclausule is een overdrachtsbeperkende afspraak die de geviseerde overd rach ten onderwerp t aan een voora fgaand akkoord van een
vennootschapsorgaan (doorgaans de Raad van Bestuur), één of meerdere van de overige aandeelhouders, een speciaal daartoe opgericht comité of zelfs een derde. 151
Als voorbeeld van een derde kan men denken aan een vroegere oprichter of een op basis van overeenkomst aangestelde syndicus. In het geval van een 152
vennootschapsorgaan moet zij bij de uitoefening van het goedkeuringsrecht te allen tijde de belangen van de vennootschap in acht nemen, doch de clausule an sich moet géén expliciete toetsing aan het vennootschapsbelang doorstaan. Een 153
voorafgaand fiat voorkomt dat ongewenste kandidaat-kopers (e.g. concurrenten, personen die de bedrijfsstrategie danig zouden impacteren) een vrijgeleide krijgen
naar en in de vennootschapsstructuur. Een voorkoopclausule houdt een 154
verplichting in voor hij die zinnens is zijn participatie aan een ander over te dragen.
Zo moet de belover zijn aandelen voorafgaandelijk aan de overdracht en conform de met de kandidaat-koper onderhandelde voorwaarden aanbieden aan de begunstigde
van de voorkoopclausule. Zodoende verleent een dergelijke clausule de 155
begunstigde een recht om de aandelen over te nemen vóór de kandidaat-koper. 156
P. REMELS, "Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen", Jur.Falc. 150
1997-1998, 403.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 151
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 53.
V. DE CORT, “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, 152
T.Not. 1999, 358.
A. FRANÇOIS, Vennootschapsbelang, Antwerpen, Intersentia, 1999, 748.153
A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 84.154
E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal 155
toepassingen”, Brussel, Larcier, 2010, 46.
P. REMELS, "Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen", Jur.Falc. 156
1997-1998, 402-403.
Pagina ! van !42 113
Een begunstigde mag zowel één aandeelhouder, meerdere aandeelhouders als een
derde betreffen. Beide bedingen werken de handhaving van stabiel en evenwichtig 157
aandeelhouderschap in de hand. 158
43. In zowel het geval van de goedkeuringsclausule als in het geval van de
voorkoopclausule heeft men met eenzelfde begrenzing in de tijd te maken. In beide gevallen moet het voor diegene die zijn aandelen wil overdragen uiterlijk zes
maanden na de respectieve data van 'verzoek om goedkeuring’ en ‘uitnodiging om het recht van voorkoop uit te oefenen’ mogelijk zijn om over te gaan tot de
aandelenoverdracht en derhalve uittreding uit de vennootschap. De zes-maanden-159
periode van toepassing op een goedkeuringsbeding neemt halt op het ogenblik van
kennisname van goedkeuring van de kandidaat-koper als nieuwe vennoot. Bij een 160
weigering van de geplande overdracht, blijft de termijn onverminderd lopen. De wet vereist niet dat die weigering moet worden gemotiveerd. Bij het verstrijken van zes
maanden, worden de effecten opnieuw vrij overdraagbaar en kan de overdrager er onvoorwaardelijk over beschikken ten voordele van de kandidaat-koper. In het licht 161
van de voorkoopprocedure determineert het moment waarop de koop-verkoop tot stand komt het eindpunt van de termijn. Het Burgerlijk Wetboek preciseert dat zich 162
een koop-verkoop voltrekt van “zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, hoewel de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald is". Vóór de afloop 163
van voornoemde periode dient het voorkooprecht dus uit te monden in de verkoop
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 157
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 60.
B. VAN BRUYSTEGEM, “Art. 510 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT 158
en J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 2.f.
A. COIBION, Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 45.159
J. PATTYN, “Goede afspraken maken goede aandeelhouders”, Not.Fisc.M. 2015, 169.160
B. VAN BRUYSTEGEM, “Art. 510 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT 161
en J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 2.f.
B. TILLEMAN, “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze 162
vennootschappen” in I. JAN RONSE (ed.), Knelpunten van dertig jaar vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblo, 1999, 277.
Art. 1583 BW.163
Pagina ! van !43 113
aan de begunstigde. Ook hier valt de overdrachtsbeperking zonder meer weg eens
een termijn van zes maanden zonder wilsovereenstemming overschreden wordt. Conform de regeling omtrent onvervreemdbaarheidsclausules, kan een overeenkomst van onbepaalde duur op grond van gemeenrecht, mits naleving van
redelijke opzegtermijn, ad nutum worden opgezegd. Teneinde de voorspelbaarheid van rechtsgevolgen te waarborgen, is het stipuleren voor een bepaalde duur dus
aangewezen. De dwingende wachttermijn van zes maanden in acht genomen, vormt een beding van stilzwijgende verlenging dienaangaande en wetsconform in beide
gevallen een nuttige aanvulling. Merk op dat sommige advocaten hier pragmatisch 164
mee omspringen en lange(re) onvervreemdbaarheidsperiode bedingen teneinde die
zes-maanden-problematiek tot minstens de afloop van de onvervreemdbaarheid uit te stellen.
III.II.V.II.Redactie van voorkoopclausules
“Na de Onvervreemdbaarheidsperiode en met uitzondering van de Vrije Overdrachten of in
het geval van een Exit, is elke overdracht van Aandelen door een Aandeelhouder onderworpen aan een Voorkooprecht ten voordele van {...}, met prioriteit voor de
Aandeelhouders van dezelfde Klasse van Aandeelhouders als de Overdragende Aandeelhouder en verder overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.”
44. Zoals hierboven beschreven, geven het derde en vierde lid van art. 510 W.Venn. het wettelijk kader vorm waarbinnen partijen voorkoop- en goedkeuringsclausules vrij mogen moduleren. Om interpretatiemoeilijkheden te vermijden, lijkt maatwerk
essentieel. Wanneer de kandidaat-koper wordt aanvaard als nieuwe aandeelhouder, is de spreekwoordelijke kous af en zal de geplande overdracht doorgang vinden. In
de durfkapitaal-praktijk is het gebruik van voorkoopclausules, ook “right of first refusal-” (“ROFR”) of “right of first offer-” (“ROFO”)clausules genoemd, schering en
inslag. Een ROFR sluit aan bij de wijze waarop in paragraaf 41 een voorkooprecht sensu stricto wordt ingevuld. Een ROFR-clausule creëert namelijk een recht op basis
waarvan de begunstigde als eerste op een aandelenoverdracht kan intekenen. Dit
B. VAN BRUYSTEGEM, “Art. 510 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT 164
en J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 2.f.
Pagina ! van !44 113
intekenen strekt zich uit tot de contouren van de voorgenomen overdracht. Een 165
ROFR is een sterk (overdrachtsbeperkend) instrument in het licht van venture capital-financing. Het feit dat een overdracht bezwaard is met een voorkooprecht ten gunste van een andere aandeelhouder, doet menige potentiële kandidaat-koper
terugdeinzen. Kandidaat-kopers doorploegen immers geen onderhandelingen en kostelijke due diligence onderzoeken in de wetenschap dat zij - buiten de eigen wil
om - zonder meer opzij gezet kunnen worden. Daartegenover staat evenwel dat 166
het voor mede-vennoten niet altijd evident is om binnen die korte periode van zes
maanden afdoende financiering te vinden om de effecten zelf te kopen. Vandaar wordt als reactie op een ROFR niet zelden een “right of first notice (“ROFN")-clausule
afgedwongen. Hierin wordt afgesproken dat van zodra een aandeelhouder gesprekken aanknoopt of zelf benaderd wordt met het oog op de overname van zijn aandelen, de mede-aandeelhouders hier onmiddellijk van op de hoogte worden
gesteld. Op die manier weten de mede-vennoten vroeg genoeg of ze al dan niet op 167
zoek moeten naar een alternatieve investeerder. De voorbereiding van een
aandelentransactie heeft immers heel wat voeten in de aarde. Een ROFO stelt de begunstigde juridisch in staat om het eerste aanbod te doen. Dit komt overeen met
het conventionele voorkeurrecht zoals beschreven in paragraaf 41. Een ROFO-clausule als dusdanig is eerder zeldzaam. Vaak wordt de clausule gecombineerd met
een ROFR om te verhelpen aan de situatie waarin de begunstigde van de ROFO-clausule zijn of haar recht niet uitoefent waarna de belover een bod ontvangt van een derde. De belover zal dit bod op grond van een complementaire ROFR aan de 168
begunstigde moeten presenteren.
45. Gezien de vele moduleringsmogelijkheden dient omzichtig met de redactie van het
voorkooprecht te worden omgesprongen. Zo is, afgezien van voormelde
H. GEINGER, “Continuïteitsverzekerende constructies in de naamloze vennootschap: 165
overdrachtsbeperkingen m.b.t. de aandelen en stemafspraken” in A. FRANÇOIS, K. BYTTEBIER en R. FELTKAMP (eds.), De gewijzigde Vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1996, 115.
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 174.166
N. DE CEULAER, What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 174.167
E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal 168
toepassingen”, Brussel, Larcier, 2010, 46.
Pagina ! van !45 113
maximumtermijn van zes maanden, de gehele vormgeving conventioneel te
stipuleren. Vooreerst moet het concrete verloop van de voorkoopprocedure worden uiteengezet. De partijen dienen tot een consensus te komen over onder meer de wijze van kennisgeving van uitnodiging tot uitoefening van het voorkooprecht en
tegen welke prijs die voorkoop dan wel dient plaats te vinden. Aspecten als (i) de 169
omvang van het pakket van de aangeboden aandelen, (ii) de gevolgen van het niet
uitoefenen van het voorkooprecht op de totaliteit van de aangebonden aandelen en (iii) de draagwijdte van het recht van de begunstigde zijn cruciaal bij het formaliseren
van de afspraken. Wat het eerste betreft, wordt verwezen naar paragraaf 34. Het is 170
betwist of de voorwaarde waaronder een overdracht steeds betrekking moet hebben
op alle aandelen in het bezit van de overdrager de voorgenomen overdracht bemoeilijkt, dan wel daadwerkelijk onmogelijk maakt. Enkel in dit tweede geval dreigt de herkwalificatie naar onvervreemdbaarheidsbeding. Ten tweede is het uitgangspunt
dat het voorkooprecht uitgeoefend wordt op de totaliteit van de door de overdrager aan de kandidaat-overnemer aangeboden aandelen. De partijen kunnen aldus 171
stipuleren dat indien de begunstigde weigert een aantal van de aangeboden aandelen over te nemen, de kandidaat-overnemer alsnog op alle aandelen kan
intekenen. Ten derde kan de draagwijdte van het recht van de begunstigden 172
variëren. Zo mogen de begunstigden contractueel verplicht worden hun recht ten
belope van het geheel van de aangeboden aandelen uit te oefenen. Soms mogen begunstigden naar eigen goeddunken beslissen om hun recht op een gedeelte (al dan niet pro rata) van de aangeboden aandelen te laten gelden. Uit voorgaande
overwegingen blijkt dat de evenwichtsoefening tussen het vrijwaren van het recht van de begunstigde en het preserveren van de overdrachtsmogelijkheden voor de
overdrager niet vanzelfsprekend is.
E. JANSSENS en F. KESKIN, Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal 169
toepassingen”, Brussel, Larcier, 2010, 47.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 170
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 72.
V. DE CORT, “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, 171
T.Not. 1999, 368.
B. TILLEMAN, “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze 172
vennootschappen” in I. JAN RONSE (ed.), Knelpunten van dertig jaar vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblo, 1999, 297.
Pagina ! van !46 113
46. Normalerwijs wordt in de voorkoopclausule afgesproken volgens welke formule de
aandelen van de belover zullen gewaardeerd worden. Dit is voornamelijk relevant voor het moment waarop de koop-verkoop plaatsvindt en de zes-maanden termijn een einde neemt (supra). De prijs moet minstens bepaalbaar zijn. Een prijs is 173
bepaalbaar wanneer ze afhankelijk wordt gemaakt van parameters waarover de partijen later nog een akkoord moeten bereiken. Een prijsherzieningsclausule kan
worden gestipuleerd, maar mag niet tot onbepaalbaarheid leiden. Verder zijn betalingsmodaliteiten en de mate van overdraagbaarheid van het recht zelf, niet
onbelangrijk. Voor de durfkapitaal-praktijk in het bijzonder is het tot nut om te bedingen dat de overdragende aandeelhouder naar een bevestiging van toetreding
tot de bestaande aandeelhoudersovereenkomst moet polsen. Zulks engagement kan de beslissing van de begunstigden over het al dan niet uitoefenen van het voorkooprecht immers beïnvloeden. Op de figuur van de sterkmaking na, blijft het
moeilijk een dergelijke afspraak juridisch af te dwingen. Daarenboven is het betwist of een verplichting überhaupt geldig is daar zij de overdraagbaarheid van effecten
verder inperkt. 174
47. Een voorkoopprocedure kan in verschillende rondes worden georganiseerd. Een
verloop via rondes maakt mogelijk dat bepaalde (groepen van) aandeelhouders (bijvoorbeeld de founders, participerend management, investeerders of ad nominatim
aangewezen personen) bij voorrang de aan hen toegekende voorkooprechten uitoefenen. Zo zouden aandeelhouders uit dezelfde klasse als de overdrager zich 175
eerder op hun voorkooprecht kunnen beroepen dan aandeelhouders uit andere
klassen. Deze laatsten kunnen later hun rechten uitoefenen voor zover niet reeds op de totaliteit van aandelen werd ingeschreven. Bijzonder is de situatie waarin zich een
aantal begunstigden niét op het voorkooprecht beroept. In zulke gevallen is de vraag wat dit voor de overige begunstigden tot gevolg heeft. Kunnen zij ook op deze
pakketten pro rata inschrijven en zo ja per ronde dan wel éénmalig? Vennoten kunnen immers bereid zijn aandelen éénmaal pro rata over te nemen, maar niet per
Art. 1591 BW.173
Art. 551 §2 W.Venn.174
B. TILLEMAN, “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze 175
vennootschappen” in F. BUYSSENS en L. WEYTS (eds.), Liber amicorum Prof. Dr. Luc Weyts, Brussel, Larcier, 2012, 320.
Pagina ! van !47 113
se een twee- of driemaal in de hypothese dat naderhand meer en meer begunstigden
afzien van hun recht. Als alternatief kan reeds bij de start van de procedure aan alle begunstigde personen worden gevraagd wie het voorkooprecht plant uit te oefenen. Nadien zal aan die begunstigden eenmalig en pro rata de totaliteit van aangeboden
aandelen worden toegekend. Dit alternatief verplicht begunstigden om slechts één (fikse) som op tafel te leggen. Tezelfdertijd riskeren de begunstigden met minder
financiële slagkracht via deze laatste regeling op geen enkel aandeel te kunnen inschrijven en uit de boot te vallen. In de praktijk wordt het aantal rondes trouwens
beperkt in het licht van de dwingende zes-maanden-termijn. Ook vanuit 176
pragmatisch oogpunt installeert men rondes beter niet nodeloos. Een langgerekte
voorkoopprocedure remt het overnameproces zienderogen af. Hoe uitvoeriger de procedure, hoe langer de kandidaat-overnemer zijn of haar aanbod moet consolideren. 177
48. Bij het redigeren van een goedkeuringsclausule dient men daarentegen bijzondere aandacht te besteden aan de feitelijke en juridische gevolgen van een weigering van
goedkeuring van die kandidaat-koper. Zo kan aan een - al dan niet te motiveren - 178
weigering een voorkooprecht ten gunste van bepaalde aandeelhouders worden
gekoppeld of een nieuwe kandidaat-koper worden voorgesteld door de Raad van Bestuur. Goedkeurings- en voorkoopbedingen kunnen naast elkaar bestaan, maar 179
evenzeer complementair werken. Een beding dat beide aspecten behelst zou kunnen aangeven dat “aandelen slecht kunnen overgedragen worden onder levenden na aanvaarding van de overnemer (d.i. de goedkeuringsclausule) of overgaan ingevolge
overlijden, na aanvaarding van de erfgenaam van de overleden aandeelhouder door de algemene vergadering, doch nadat de aandelen bij voorkeur voor de overname
Art. 510, derde lid W.Venn.176
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 177
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 75.
P. REMELS, "Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen", Jur.Falc. 178
1997-1998, 435.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 179
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 55.
Pagina ! van !48 113
zijn aangeboden aan de bestaande aandeelhouders (d.i. de voorkoopclausules)”. 180
Merk op dat de voorkoopprocedure volgend op een goedkeuringsprocedure de wettelijke termijn niet stuit. De twee procedures moeten desgevallend zes maanden na het verzoek om goedkeuring afgerond zijn. De koppeling van weigering tot 181
goedkeuring aan een lock-up-beding is creatief, doch conflicteert met de ratio legis van de dwingende termijn. Het installeren van een onvervreemdbaarheid langer dan
zes maanden na het verzoek om goedkeuring is ook op deze manier aldus onderhevig aan de sanctie vervat in het vierde lid van art. 510 W.Venn.
49. Ondanks bovenstaande analyses moet gezegd dat de impact van het dwingend karakter van de zes-maanden-termijn enige nuance behoeft. Een blik op de
durfkapitaal-praktijk doet vermoeden dat een aandelenoverdracht ook na de termijn de facto onmogelijk is. Dit volgt uit de fundamenteel risicovolle en onvoorspelbare activiteit die start-ups aan de dag leggen. “Durfkapitaal dient om de verliezen van het
bedrijf te compenseren”, vertrouwt de investeringsmanager in een vooraanstaand Oost-Vlaams zaaikapitaalfonds me toe. Veel start-ups - a fortiori diegene actief in de
technologie sector - rekenen op nieuwe kapitaalrondes om hun opgebouwde schuldenberg af te lossen. Het leeuwendeel van startende ondernemingen kunnen
niet op een positieve EBITDA (operationele cashflow) teren. Ook de hoge “burn 182
rate” en beperkte “runway” wijzen in die richting. De burn rate weerspiegelt het
cashbedrag dat de onderneming elke maand opgebruikt. De runway geeft aan hoeveel maanden het bedrijf aan die burn rate kan blijven functioneren. Het aantal start-ups met runway van hoogstens drie maand valt niet te overzien. Aldus is de 183
praktijk van early-stage start-ups geënt op een cumul van kapitaalrondes waarop bestaande en nieuwe investeerder kunnen inschrijven.
V. SAGAERT en J. DEL CORRAL, “Enkele vermogensrechtelijke twistpunten bij de overdracht 180
van aandelen” in F. BUYSSENS en L. WEYTS (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat; Liber Amicorum Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 181
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 64.
K. BERMAN en J. KNIGHT, “How EBITDA Can Mislead”, 19 november 2009, https://hbr.org/182
2009/11/how-ebidta-can-mislead (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Dit blijkt uit een interview met een partner van een Antwerps advocatenkantoor gefocust op 183
venture capital-transacties.
Pagina ! van !49 113
50. “But... there is no such thing as a free lunch”, zou wijlen Robert Heinlein opmerken.
Zoals in hoofdstuk II.III. geschetst, mikken zaaikapitaalfondsen op groei-georiënteerde start-ups die in staat zijn om op korte termijn vergaand op te schalen. Dat ‘risicokapitaal’ als courant synoniem voor ‘durfkapitaal’ doorgaat, is niet te
verwonderen. Kredietinstellingen staan veelal sceptisch tegenover kredietverstrekking aan jonge bedrijven met ambitieuze groeiprojecties aan een meer dan gemiddelde
burn rate. Als compensatie van de risico’s waar risicokapitaalverschaffers mee te maken krijgen, participeren ze exclusief in start-ups met een hoge rentabiliteit. 184
Fondsen zijn het aan zichzelf verplicht steeds de optimale return on investment na te jagen wetende dat weinig portfolio-bedrijven een lang leven beschoren zijn. Om die
reden is maatwerk bij het instappen in een bedrijf voor élke investeringsmanager van cruciaal belang. De delicate, juridische evenwichtsoefening tussen garanties in worst-case scenario en return in best-case scenario bepaalt het succes en indirect de
uiteindelijke de levensduur van het investeringsfonds. Dit wezenskenmerk van V.C.-financiering heeft een voortdurend wijzigende aandeelhoudersstructuur tot gevolg:
waar élke kapitaalronde eerdere aandeelhoudersovereenkomsten naar het verleden kan verwijzen, dwingt een investeerder bij iedere machtsverschuiving een
aangepaste, spreekwoordelijke set veto-rechten dan wel nieuwe stock-optieplannen af.
51. Een jong bedrijf dat zich beroept op externe investeerders onderwerpt zich aldus en per definitie aan een opeenvolging van wijzigingen, niet in het minst van winst- en vooral stemrechten. Dit is te verklaren door het inherent risicovolle karakter waarvan
in de vorige paragraaf gewag werd gemaakt. We vertrekken van de hypothese dat een vennoot zijn aandelen - buiten elk realisatiemoment om - wil overdragen aan een
kandidaat-koper en om die reden een goedkeurings- of voorkoopprocedure lanceert. Rekening houdend met hetgeen hierboven wordt beschreven, wil de kandidaat-koper
het aandelenpakket niet onveranderd overnemen. Zelden aanvaardt de overnemende aandeelhouder een aandelenpakket met de daaraan verbonden rechten zoals
bedongen doo r de ove rd ragende aandee lhoude r i n een ee rde re aandeelhoudersovereenkomst. De kans is dus reëel dat de overnemende partij niet
VLAIO, “Risicokapitaal - Venture Capital”, https://www.vlaio.be/nl/begeleiding-advies/financiering/184
mogelijke-financieringsbronnen/risicokapitaal-venture-capital (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Pagina ! van !50 113
akkoord is met de voorliggende overeenkomst of een aantal clausules minstens
geamendeerd wil zien. De aandeelhoudersovereenkomst waarvan sprake kan naar gemeen recht enkel worden gewijzigd mits goedkeuring van alle andere contracterende aandeelhouders. Een dergelijke goedkeuring wordt pas gegeven 185
na intense onderhandelingen waarin ook de overige contractpartijen zichzelf voldoende garanties willen voorbehouden. Rationele kandidaat-kopers ervaren deze
transactiekosten als te hoog met een de facto structurele onvervreemdbaarheid van aandelen voor de bestaande vennoten tot gevolg.
52. In de kantlijn te vermelden, zijn de zogeheten fire sale scenario’s; situaties waarin de voornoemde de facto onoverdraagbaarheid niet speelt. Een fire sale scenario voltrekt
zich wanneer hetzij de activa in, hetzij de aandelen van een bedrijf(stak) noodgedwongen aan een lage prijs worden verkocht. Zo komt het voor dat 186
wanneer een investeringsfonds wordt geliquideerd, de investeringsmanager zijn
participatie aan voordelige tarieven (“discounts”) van de hand moet doen. In dat geval wegen de baten op tegen de kosten en aanvaardt de overnemer de door zijn
voorganger bedongen rechtspositie zoals ze is.
III.II.VI. Volgrechten en -plichten
III.II.VI.I. Wettelijk kader van volgrechten en -plichten
53. Art. 510 W.Venn. maakt geen gewag van de term ‘volgrecht’ (ook “tag-along-recht”) als dusdanig. Indien de tag-along-clausule indirect een onvervreemdbaarheid 187
bewerkstelligt, dient volgens sommigen wel degelijk aan de wettelijke voorwaarden in
het tweede lid van art. 510 W.Venn. te worden voldaan. De volgplicht is niét aan 188
dw ingend rech t onderhev ig . Hoewe l een vo lg rech t moge l i j ks a l s
Art. 1134 BW.185
B. BOYER, T. NADAULD, K. VORKINK en M. WEISBACH, “Private equity indices based on 186
secondary market transactions”, 2018, https://www.nber.org/papers/w25207.pdf, 1 (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Art. 510, tweede lid W.Venn.187
M. WYCKAERT, “Overdrachtsbeperkingen en stemrecht” in F. BOUCKAERT, K. GEENS en F. 188
HELLEMANS (eds.), De nieuwe vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995, Kalmthout, Biblio, 1995, 108.
Pagina ! van !51 113
onvervreemdbaarheidsbeding wordt gekwalificeerd, werkt een drag-along-recht
o v e r d r a c h t s b e v o r d e r e n d w a a r d o o r e e n h e r k w a l i f i c a t i e n a a r onvervreemdbaarheidsbeding niet aan de orde is.
III.II.VI.II.Redactie van volgrechten en -plichten
“Ingeval een Aandeelhouder wenst over te gaan tot een Overdracht van alle of een deel
van zijn Aandelen en ten gevolge daarvan één of meerdere in gezamenlijk overleg handelende (derde) partij(en) een aandeelhouderschap in de Vennootschap verwerft of
verwerven van minstens {...}% en voor zover het Voorkooprecht niet werd uitgeoefend, zal deze Aandeelhouders niet overgaan tot dergelijke Overdracht tenzij hij van de kandidaat-
overnemer het recht voor de andere Aandeelhouders heeft bekomen om aan deze kandidaat-overnemer al hun Aandelen over te dragen op hetzelfde moment, aan dezelfde
prijs en tegen dezelfde modaliteiten en voorwaarden als deze van toepassing op de door de overdragende Aandeelhouder voorgestelde Overdracht".
54. Volgrechten kennen een begunstigde, veelal minderheidsaandeelhouder, het recht
toe om aandelen gelijktijdig en aan dezelfde voorwaarden over te dragen met een andere aandeelhouder, doorgaans houder van meerderheidsparticipatie. Bij een 189
gewijzigd zeggenschap in de vennootschap dreigt de minderheidsaandeelhouder immers achter de blijven met een uitgehold belang. Ten aanzien van van de 190
overdragende partij geldt dit als verplichting en is dit niet vrijblijvend. Dit is het ‘ambivalent karakter’ van een volgrecht: afhankelijk van de positie werkt een tag-along-beding overdrachtsfaciliterend, dan wel -beperkend. Het volgrecht vindt haar 191
grondslag in het principe van gelijke behandeling van aandeelhouders, het zogenaamde "jus fraternatis", op grond waarvan de controlepremie aan alle
B. TILLEMAN, “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze 189
vennootschappen” in I. JAN RONSE (ed.), Knelpunten van dertig jaar vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblo, 1999, 287.
B. TILLEMAN, en L. VERBEKE, Knelpunten Opties, Mortsel, Intersentia, 2013, 151.190
B. TILLEMAN, “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze 191
vennootschappen” in I. JAN RONSE (ed.), Knelpunten van dertig jaar vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblo, 1999, 287.
Pagina ! van !52 113
aandeelhouders toekomt en niet louter de meerderheidsaandeelhouders. Wanneer 192
een meerderheidsaandeelhouder zijn participatie wil overdragen, verkeert een minderheidsaandeelhouder niet per se over een feitelijk bevoorrechte positie in het licht van de op til zijnde controlewijziging. Niet elke minderheidsaandeelhouder
beschikt over de financiële middelen om een bedongen voorkooprecht uit te oefenen of wil überhaupt de meerderheid van een aandelenarsenaal verwerven. Men denke
aan de ‘stille’ vennoot met louter financiële incentives die zijn of haar vertrouwen stelt in het zittend management. 193
55. Een tag-along-clausule kan technisch worden vormgegeven op verscheidende wijzen, waaronder een conditionele onvervreemdbaarheidsclausule. De ene
aandeelhouder kan zijn of haar participatie overdragen onder de opschortende voorwaarde dat, indien de begunstigde aandeelhouder dit wenst, het voor deze begunstigde mogelijk is om zijn aandelen tegen dezelfde voorwaarden aan de
meerderheidsaandeelhouder over te dragen. De ratio van deze soort directe onvervreemdbaarheidsclausules is anders dan besproken in afdeling I.I.III. Eerder
stond de clausule in het teken van het verbieden van de overdracht van de aandelen gedurende een bepaalde termijn. Hier streeft men een gelijkwaardige
overdraagbaarheid en liquiditeit ten voordele van de minderheidsaandeelhouder na. Niettegenstaande moet ook deze onvervreemdbaarheidsclausule tegen het licht van
de twee wettelijke voorwaarden worden gehouden en aldus “beperkt {zijn} in de tijd” en “steeds verantwoord door het maatschappelijk belang”. 194
56. Vaker worden volgrechten gestructureerd als verkoopoptie (ook put-optie) van de
minderheidsaandeelhouder ten laste van (de) meerderheidsaandeelhouder(s). Deze eenzijdige (ver)koopbelofte wordt bedongen tussen vennoten onderling en creëert
geen plichten in hoofde van de derde-overnemer. De optie wordt conventioneel 195
B. VAN BRUYSTEGEM, “Art. 510 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT 192
en J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 2.i.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 193
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 79.
Art. 510, tweede lid W.Venn.194
Art. 1134 BW.195
Pagina ! van !53 113
vormgegeven. Zo kunnen de partijen stipuleren dat het verkoop-recht kan worden
uitgeoefend op het moment dat een controlerend belang wordt overgedragen. Zoals beschreven in paragraaf 31 kunnen ook bedingen die in een de facto, indirecte onvervreemdbaarheid resulteren, onderworpen worden aan art. 510 W.Venn. Dat call-
opties buiten het toepassingsgebied van art. 510 W.Venn. vallen wordt breed gedragen. Ook een uitgebalanceerde put-optie op basis waarvan de begunstigde 196
zich tegen de overdracht kan verzetten indien de kandidaat-koper niet bereid zou zijn de aandelen van de begunstigde meer over te nemen, is géén indirect
onvervreemdbaarheidsbeding. Een onevenwichtige verkoopoptie waarin 197
bijvoorbeeld een absurd hoge uitoefenprijs werd bedongen, leidt wél indirect tot
onvervreemdbaarheid van aandelen. Het is overigens aangewezen om stil te te staan bij de vraag wanneer het volgrecht kan worden uitgeoefend. Zoals in paragraaf 26 uiteengezet, dekt de term ‘overdracht’ immers meerdere ladingen en kan naast de
koop-verkoop onder meer aan overdracht door ruil of schenking worden gedacht. Men mag niet verwachten dat een derde als begunstigde van een transactie om niet
per definitie inschikt met de overname ten bezwarende titel van (een deel van) de aandelen van de titularis van het volgrecht. Wat indien de derde-overnemer niet
instemt met het overnemen van de aandelen van de begunstigde? Is de belover in dat geval gehouden de aandelen van de begunstigde te kopen als deze laatste de
optie licht? Zo ja, aan welke voorwaarden?
57. Wat de overige modaliteiten betreft, speelt de contractvrijheid ten volle. Het specificeren van het voorwerp van een tag-along-clausule is daarin van belang. Zo 198
anticiperen partijen op de vraag ten belope van welk aantal aandelen de begunstigde zijn volgrecht kan uitoefenen. In de praktijk zijn twee varianten gebruikelijk. Een 199
“prorated tag-along-right” geeft de begunstigde het recht om dezelfde proportie van hun aandelen ‘aan te haken’ als de proportie die door de overdragende
V. DE CORT, “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, 196
T.Not. 1999, 38.
L. LERUT, “De aandeelhoudersovereenkomst bij notariële akte: why not?”, Not.Fisc.M. 2010, 197
284.
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 198
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 82.
N. DE CEULAER, What the fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 175.199
Pagina ! van !54 113
aandeelhouder wordt verkocht. Een” total tag-along-right” daarentegen verleent aan
de begunstigde het recht om alle aandelen mee over te maken, ongeacht het pakket dat door de overdragende aandeelhouder wordt overgedragen. Partijen vermijden trouwens best dat de door hen ingebrachte gelden of goederen door middel van een
volgrecht vrijgesteld worden van iedere bijdrage in het verlies. Begunstigden 200
kunnen immers eenzijdig besluiten om hun participatie aan een vooraf bepaalbare
prijs over te maken. Het zogenaamd leonijns beding behelst een verbod dat volgens de meerderheid van de rechtsleer beschouwd wordt als van dwingend recht en aldus
vatbaar voor relatieve nietigheid. , , Enkel de clausule zelf wordt aangetast. Het 201 202 203
is nuttig te verwijzen naar een Cassatiearrest waarin de principiële geldigheid van
opties op aandelen tegen een uitoefenprijs die minstens gelijk is aan de intekenprijs wordt bevestigd. 204
Art. 32 W.Venn.200
N. GOOSSENS, “Commentaar bij artikel 32 W.Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. 201
WYMEERSCH (eds.), Vennootschapsrecht. Artikelsgewijze commentaar, Mechelen, Kluwer, 2003, 18.
R. HOUBEN, “Het risicovrij aandeelhouderschap in een NV - Vragen vanuit het verbod op 202
leonijns beding en empty voting”, RW 2009, 1540.
Gezien hier in deel IV niet op teruggekomen wordt, brengen we nu wijziging van art. 32 W.Venn. 203
ter sprake. Het vroegere leonijns beding blonk niet uit in soepelheid - zeker in vergelijking met andere jurisdicties - omdat het niet toeliet om ondernemers of investeerders uit te sluiten van deelname in het verlies. De wetgever liet in de MvT optekenen dat dit “onverenigbaar is met het wezen zelf van de vennootschapsovereenkomst. (Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, Parl.St.Kamer 2018-19, nr. 3119/001, 117-118 (hierna “Wetsontwerp”). Onder de nieuwe regeling verdwijnt dit verbod. Zo zal het voortaan bijvoorbeeld mogelijk zijn om een put-optie te voorzien waardoor een investeerder principieel zijn volledige inbreng kan recupereren ongeacht geleden verliezen.
Cass. 29 mei 2008, AR C.07.0321.N.204
Pagina ! van !55 113
“Ingeval een Aandeelhouder wenst over te gaan tot een Overdracht van Aandelen ten
gevolge waarvan een (directe of indirecte) wijziging van de Controle van Vennootschap plaatsvindt, heeft de Begunstigde Aandeelhouder het recht om de andere Aandeelhouders die niet al hun Aandelen hebben overgedragen krachtens het Volgrecht te verplichten al
hun Aandelen over te dragen aan deze kandidaat-overnemer op hetzelfde moment, aan dezelfde prijs en tegen dezelfde modaliteiten en voorwaarden als deze van toepassing op
de voorgestelde Overdracht.”
58. In tegenstelling tot een volgrecht, houdt de volgplicht (ook drag-along-recht) in dat de
begunstigde meerderheidsaandeelhouder (of verschillende aandeelhouders die tezamen een meerderheid vormen) de minderheidsaandeelhouder-belover kan
dwingen zijn of haar effecten mee over te dragen. Dit heeft tot doel te vermijden dat de houder van een minderheidsparticipatie over een de facto veto-recht beschikt heeft ingeval een derde louter interesse vertoont in de totaliteit van de effecten. 205
Een volgplicht faciliteert en voorziet in hulpmiddelen ter realisatie van de overdracht van meerderheidsparticipatie. Men kan een drag-along-clausule bedingen aan de
hand van een klassieke koopoptie. De belover is gehouden effecten over te maken 206
aan de begunstigde wanneer deze laatste zich op dit recht beroept. De effecten
komen hierdoor in het vermogen van de begunstigde (niét in dat van de derde-overnemer) waarna hij alle effecten kan verkopen aan een geïnteresseerde derde. De
uitoefening van een drag-along-clausule triggert een dubbele eigendomsoverdracht, wat vanuit fiscaal oogpunt suboptimaal is. Een drag-along-provisie kan ook 207
uitgewerkt worden als beding ten gunste van een derde. Een derdenbeding is “een
overeenkomst waardoor een persoon, de belover, verbonden is tegenover een medecontractant, de bedinger, die handelt in eigen naam en voor eigen rekening, tot
een voordeel uit de overeenkomst ten gunste van een derde, de begunstigde, met de
B. TILLEMAN en L. VERBEKE, Knelpunten Opties, Mortsel, Intersentia, 2013, 151.205
J. PATTYN, Aandeelhoudersovereenkomsten: Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een 206
niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 86.
P. LEFEBVRE, “Een autopsie van een drag along clausule samen met een aantal internationaal 207
privaatrechteljke beschouwingen” in X, Van alle markten. Liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 625.
Pagina ! van !56 113
strekking dat die derde daaraan een recht ontleent“. Hier creëert de overeenkomst 208
wél rechten ten aanzien van de derde-begunstigde. In tegenstelling tot een optie-overeenkomst gaan de effecten via een beding ten gunste van een derde wél rechtstreeks vanuit het vermogen van de minderheidsaandeelhouder(s) naar de
derde.
59. Wat betreft de verdere modulering van de volgplicht, genieten de partijen van een
ruime appreciatiemarge. Opnieuw dienen ze conventioneel weliswaar een aantal zaken grondig te overwegen. Onder meer het moment waarop, door en ten aanzien
van wie de volgplicht kan worden ingeroepen en de soorten vervreemdingen die het recht afroepbaar maken, zijn van belang. Het stipuleren van een bodemprijs helpt
verhinderen dat de gedwongen overdracht aan onbillijke voorwaarden kan plaatsvinden (men denke aan de hypothese waarin de meerderheidsaandeelhouder een entiteit opricht waaraan hij zijn aandelen aan een erg lage prijs overmaakt en
hierdoor de minderheidsaandeelhouder substantieel benadeelt). Het gaat dan om een drempelwaarde beneden dewelke de meerderheidsaandeelhouder van zijn recht
geen gebruik kan maken. Bij ontstentenis zal de figuur van de rechtsmisbruik uitweg bieden. Vaak komt aan belovers daarop een voorkooprecht toe. Dit voorkooprecht
werkt matigend op de rechtsgevolgen van de volgplicht. In een scenario waarin de begunstigde meerderheidsaandeelhouder zinnens is zijn of haar participatie
goedkoop te verkopen, kan de minderheidsaandeelhouder de effecten aan die aantrekkelijke prijs overnemen.
60. Naar analogie met afdeling III.II.III. kunnen overdrachtsbeperkende clausules in de
regel in aandeelhoudersovereenkomsten en/of statuten worden opgenomen. Wat betreft een clausule die in een volgplicht voorziet, kan hier een kanttekening bij
worden gemaakt. In het geval waarin dit in een aandeelhoudersovereenkomst wordt bedongen, aanvaarden de partijen individueel en per definitie de inhoud van de drag-
along- clausule. Contracterende minderheidsaandeelhouders oordelen dat de baten (d.i. de controlepremie) opwegen tegen de kosten (d.i. de gedwongen verkoop). Zo
ook wanneer dit in de statuten bij oprichting van de vennootschap wordt ingeschreven. De oprichters hebben per definitie kennis van die statutaire afspraken
N. CARETTE, Derdenbeding, Antwerpen, Intersentia, 2011, 142.208
Pagina ! van !57 113
als onderdeel van de goedgekeurde oprichtingsakte. Twijfelachtiger is het statutair
v a s t l e g g e n v a n e e n d r a g - a l o n g - r e c h t t e n g u n s t e v a n b e p a a l d e meerderheidsaandeelhouders. Dit is immers mogelijk met een (loutere) statutaire meerderheid op een buitengewone algemene vergadering. In dit scenario worden 209
verregaande lasten op bepaalde minderheidsaandeelhouders gelegd en dit potentieel tegen hun wil in.
III.II.VII.Leaver-scenario's
61. In menige aandeelhoudersovereenkomst wordt een beperkt aantal overdrachten naar
bepaalde (rechts-)personen onttrokken van het toepassingsgebied van de clausules die in een recht van voorkoop, volgrecht of volgplicht voorzien. Men denke aan de overdracht aan de eigen managementvennootschap of de overdracht door de
uitoefening van een contractueel bepaalde optierecht. Doorwinterd in het kader van risicokapitaal-financiering is het gebruik van leaver-clausules. Aan de hand van
leaver-opties treffen partijen een regeling betreffende de aandelen van een (vaak prominente) in de start-up werkzame vennoot die de start-up verlaat. Het gaat dus om
medewerkers (in de ruime zin: zowel werknemer als zelfstandigen) die actief zijn in de start-up en tezelfdertijd participeren in het kapitaal waarbij in eerste instantie aan
oprichters en (andere) managers kan worden gedacht. Bij de redactie van leaver-210
clausules staan koop- en verkoopopties centraal. De invulling en rechtsgevolgen van de hieronder beschreven scenario’s vormen het voorwerp van onderhandelingen
tussen de partijen. In wat volgt, wordt een doorsnede van de geanalyseerde aandeelhoudersovereenkomsten beschreven.
62. We ontleden drie scenario’s. (i) “Good leavers” zijn personen die de start-up 211
verlaten omwille van een vooraf als dusdanig omschreven verantwoorde reden. Zo
kan het om de beëindiging omwille van een overlijden, ziekte of ontslag (op een andere grond dan dewelke een bad leaver-scenario uitmaakt) van de overdrager
Art. 558 W.Venn.209
J. GILLIGAN en M. WRIGHT, “Private equity demystified”, 2014, 137, https://www.icaew.com/-/210
m e d i a / c o r p o r a t e / f i l e s / t e c h n i c a l / c o r p o r a t e - f i n a n c e / f i n a n c i n g - c h a n g e /tecplm12976_privateequityiii_full-edition.ashx?la=en (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Eigen Analyse op basis van Vijftig Confidentiële Documenten (zie hoofdstuk I.II voor meer info).211
Pagina ! van !58 113
gaan of nog, élk scenario waarin de leaver géén bad leaver is. Op basis van een call-
optie hebben de begunstigde mede-aandeelhouders het recht om het geheel van de aandelen van de leaver over te nemen. De prijs waartegen dit gebeurt, komt typisch neer op de hogere waarde van enerzijds de inschrijfprijs en anderzijds de
marktwaarde op het moment van overdracht. Bijwijlen wordt in een beperkt aantal gevallen (e.g. het overlijden, de permanente ongeschiktheid, het aangebroken
pensioen van de leaver) met een put-optie gewerkt ten gunste van de leaver hetgeen deze laatste het recht heeft de aangehouden aandelen aan vooraf bepaalde
vennoten te verkopen. (ii) “Bad leavers” (sensu stricto) zijn de personen die de start-up moeten verlaten ter wille van zwaarwichtige feiten zoals een grove of opzettelijke
contractuele fout, een strafrechtelijk misdrijf of frauduleus gedrag. Afhankelijk van de wil van de partijen kunnen ook zij die niet als good leaver vertrekken als bad leaver (sensu lato) worden beschouwd. De begunstigden van de call-optie verkrijgen het
recht de aandelen van de bad leaver over te nemen aan een prijs die courant overeenkomst met de lagere waarde van enerzijds de inschrijfprijs en anderzijds de
marktwaarde op het moment van overdracht. Op die marktwaarde wordt in een bad leaver-scenario (sensu stricto) niet zelden een discount aangerekend. Deze sanctie is
te rechtvaardigen daar een aandeelhouder in dergelijke omstandigheden de waarde van de vennootschap denkelijk negatief heeft beïnvloed. Tot slot voorzien
aandeelhoudersovereenkomsten sporadisch in een regeling voor zogeheten “early leavers”. (iii) Early leavers zijn aandeelhouders die vrijwillig een punt zetten achter hun professionele betrokkenheid vóór het aanbreken van een bepaalde
conventioneel overeengekomen datum (e.g. "vóór de vierde verjaardag van de datum van deze Overeenkomst”). Early leaver-clausules worden potentieel als alternatief
voor én aanvulling op good leaver-provisies geredigeerd. De prijsbepaling is analoog aan de bad leaver-regeling. Ook hier hanteren de partijen discounts, ditmaal
gekoppeld aan een vesting scheme (infra): de op de marktprijs aangerekende discount vermindert naargelang de vennoot langer actief blijft en de overeengekomen
datum benadert.
Pagina ! van !59 113
III.III.WARRANTS
III.III.I.Wettelijk kader van warrants
63. Aandelen en obligaties zijn effecten die door de vennootschap worden uitgegeven. Aandelen worden toegekend naar aanleiding van het verrichten van een inbreng,
terwijl obligaties worden toegemeten na het verstrekken van een lening. Waar de 212
vennootschap in het eerste geval haar maatschappelijk kapitaal verhoogt, trekt ze in
het tweede geval schuldfinanciering aan. Een obligatielening is een “collectieve lening die wordt opgesplitst in meerdere effecten (obligaties) waarop één of meerdere
partijen kunnen inschrijven”. Hoewel klassieke leningen aan (één) enkele perso(o)n(en) worden toegekend, betreft het in het geval van een obligatielening per definitie een collectief instrument. De schuldvordering op grond van een klassieke
lening is overdraagbaar, doch is niet belichaamd in een effect zoals dat voor de obligatielening wel het geval is. 213
64. In de voorbereidende werken wordt de warrant (onder het WVV “inschrijvingsrecht”) gedefinieerd als “het effect dat de houder ervan de mogelijkheid biedt om tegen de
voorwaarden bepaald op het ogenblik van de uitgifte in te schrijven op aandelen die zijn uitgegeven in het kader van een kapitaalverhoging”. Sommige van die 214
voorwaarden zijn voorgeschreven door de wet. Zo stelt de wet onder meer dat de periode tijdens dewelke warrants kunnen worden uitgeoefend niet langer mag zijn dan vijf of tien jaar te rekenen vanaf hun uitgifte. De vennootschap beslist op het 215
moment van uitgifte reeds tot een kapitaalverhoging. Tot die kapitaalverhoging wordt
C. MICHIELS en M. SCHURMANS, “Hoofdstuk 3: afbakening ten opzichte van andere 212
financieringstechnieken” in K. MARESCEAU en D. BRULOOT (eds.), De obligatielening, Mortsel, Intersentia, 2017, 55.
C. MICHIELS en M. SCHURMANS, “Hoofdstuk 3: afbakening ten opzichte van andere 213
financieringstechnieken” in K. MARESCEAU en D. BRULOOT (eds.), De obligatielening, Mortsel, Intersentia, 2017, 60.
Ontwerp van wet tot wijziging van de wetten betreffende de handelsvennootschappen 214
gecoördineerd op 30 november 1935, in het kader van een doorzichtige organisatie van de markt van de ondernemingen en van de openbare overnameaanbiedingen, Parl.St. Senaat 1990-91, nr. 1107/1, 96.
Artt. 499, 500 W.Venn.215
Pagina ! van !60 113
echter besloten onder de opschortende voorwaarde waarin de warranthouder zijn
conversierecht uitoefent. Soms volstaat één warrant om in te schrijven op een 216
aandeel aan de voorwaarden bepaald bij uitgifte, al kunnen ook meerdere nodig zijn om op een uit te geven aandeel te kunnen inschrijven. Het creëren en toekennen 217
van warrants komt in beginsel toe aan de algemene vergadering van aandeelhouders. Er heerst een strikt verbod op de uitgifte van warrants in de 218
BVBA. In de naamloze vennootschap, commanditaire vennootschap op aandelen 219
en coöperatieve vennootschap is de uitgifte van warrants wél toegelaten. Voor een 220
goed begrip dienen de verschillende verschijningsvormen te worden onderscheiden. De summa divisio is die van autonome warrants enerzijds en aangehechte warrants
anderzijds.
65. Een warrant als autonoom inschrijvingsrecht (ook “naakte warrant”) is een effect dat de houder ervan de mogelijkheid biedt om tegen bepaalde voorwaarden in te
schrijven op nieuw uitgegeven aandelen. Het is geen schuldtitel, maar een middel 221
om een investering uit te stellen. De uitoefening van de warrant vereist een 222
bijkomende geldinbreng. De uitoefenprijs van de warrant wordt vastgesteld op het ogenblik van de uitgifte van het effect. De warranthouder zal voormelde som
inbrengen wanneer hij zijn warrant uitoefent. Warrants verschillen op twee manieren
P. ERNST en D. HERBOSCH, “De uitgifte van warrants of de wondere wereld van de warrant: 216
financieringsmiddel, beschermingsconstructie, instrument voor stock option-plannen en personeelsparticipatie” in B. TILLEMAN en B. DU LAING (eds.), Onderneming en effecten, Brugge, Die Keure, 2001, 76.
G. POPPE, “Art. 496 W. Venn. (oude art. 101bis Venn. W.)” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. 217
BLOMMAERT en J. CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechts leer , Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 1.
Art. 581, tweede lid W.Venn.218
Art. 232, derde lid W.Venn.219
Artt. 460 eerste lid, 657 W.Venn.220
J.P. BLUMBERG, “De uitgifte van naakte warrants of autonome inschrijvings-rechten op 221
aandelen in de naamloze vennootschap”, TRV 1989, 122.
Ontwerp van wet tot wijziging van de wetten betreffende de handelsvennootschappen 222
gecoördineerd op 30 november 1935, in het kader van een doorzichtige organisatie van de markt van de ondernemingen en van de openbare overnameaanbiedingen, Parl.St. Senaat 1990-91, nr. 1107/1, 33.
Pagina ! van !61 113
van opties. Ten eerste verleent een warrant het recht op een nieuw gecreëerd
aandeel wat een verwaterend effect voor de bestaande aandeelhouders impliceert. Een optie geeft recht op het verwerven van een reeds bestaand effect van een bestaande aandeelhouder of van de vennootschap zelf. Het uitoefenen van een optie
leidt derhalve niet tot verwatering van het bestaande aandeelhoudersbestand. Wel triggert de uitoefening al naargelang van de hoedanigheid van de optie-verstrekker
hetzij een inkoop van eigen aandelen, hetzij een contractueel recht jegens een of meerdere mede-vennoten. Het sluiten van een optie-overeenkomst, noch het lichten
van de optie leidt tot een kapitaalverhoging. Ten tweede is het in het geval van warrants de onderneming zelf die ze uitgeeft, daar waar een optie ook toegekend kan
worden door derden.
66. Niet-autonome warrants vallen uiteen in twee soorten van hybride effecten. (i) Een obligatielening met warrant (ook “obligatiewarrant” of “obligatie cum warrant”) is een
obligatielening waaraan een of meerdere warrants worden gehecht. Beiden staan los van elkaar waardoor de uitoefening van het conversierecht het recht op terugbetaling
van de obligatie onverlet laat; de obligatiehouder behoudt de hoedanigheid van schuldeiser jegens de vennootschap. Bij de uitoefening van het inschrijvingsrecht
wordt de dubbele hoedanigheid van obligatiehouder én aandeelhouder verkregen. Door de uitgifte van van obligaties cum warrant kan de vennootschap gemakkelijk
vreemd vermogen aantrekken met de mogelijkheid om de investeerder later tegen voordelige condities te laten intekenen op nieuwe aandelen. Het is overigens niet 223
verplicht dat bij uitoefening van de warrant aandelen van de emittent worden
verkregen. De uitoefening van de warrant vergt wel een bijkomende geldinbreng. 224
Obligaties cum warrant kunnen in de NV, Comm.VA en CV worden uitgegeven. In 225
de BVBA geldt een absoluut verbod op de uitgifte van warrants dat evenzeer van toepassing is op aan obligaties gekoppelde warrants. De wetgever dicht de 226
G. POPPE, “Art. 496 W. Venn” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT en J. 223
CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 4.a.
Art. 498 W.Venn.224
Art. 502 W.Venn.225
Art. 232, derde lid W.Venn.226
Pagina ! van !62 113
algemene vergadering van aandeelhouders de bevoegdheid toe om te beslissen tot
uitgifte van warrants en obligaties met warrant. De voorbereidende stukken 227
beschrijven (ii) converteerbare obligaties als “obligaties die onder voorwaarden en op tijdstippen, die vooraf zijn bepaald, kunnen worden geconverteerd in aandelen van de
vennootschap die ze uitgeeft”. Converteerbare obligaties kunnen worden omgezet 228
naar gewone dan wel preferente aandelen, al dan niet met stemrecht. Aan de 229
houder van de converteerbare obligatie wordt de mogelijkheid tot kapitaalparticipatie geboden op het moment van een op een later tijdstip door te voeren kapitaalronde. 230
Via een kapitaalverhoging brengen obligatiehouders het geleende bedrag in het eigen vermogen van de vennootschap. Tot die kapitaalverhoging werd reeds beslist op het
moment van uitgifte. De kapitaalverhoging als dusdanig vindt weliswaar plaats onder de opschortende voorwaarde van omzetting van de converteerbare lening door de houder. Ten belope van de ophoging van het maatschappelijk kapitaal, vermindert de
uitstaande schuld die de vennootschap op grond van de obligatielening had. De obligatiehouder voert als het ware een ruiloperatie door waarin obligaties voor
aandelen worden ingewisseld en derhalve geen bijkomende geldinbreng vereist is. Het is vereist dat na conversie aandelen van de emittent zélf worden verkregen en
geen aan haar verwante entiteit. Een rationele houder zal tot conversie besluiten 231
wanneer de werkelijke waarde van de te verkrijgen nieuwe aandelen hoger ligt dan
het door de emittent terug te betalen kapitaal. Na conversie verliest de houder de hoedanigheid van schuldeiser/obligatiehouder en dus zijn recht op terugbetaling van
Art. 581, tweede lid W.Venn.227
Ontwerp van wet tot wijziging van de wetten betreffende de handelsvennootschappen 228
gecoördineerd op 30 november 1935, in het kader van een doorzichtige organisatie van de markt van de ondernemingen en van de openbare overnameaanbiedingen, Parl.St. Senaat 1990-91, nr. 1107/1, 31.
D. BRULOOT en K. MARESCEAU, “Hoofdstuk 2: converteerbare obligaties” in K. MARESCEAU 229
en D. BRULOOT (eds.), De obligatielening, Mortsel, Intersentia, 2017, 360.
G. POPPE, “Art. 496 W. Venn” in H. BRAECKMANS, P. BAERT, D. BLOMMAERT en J. 230
CERFONTAINE (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, nr. 3.a.
C. MICHIELS en M. SCHURMANS, “Hoofdstuk 3: afbakening ten opzichte van andere 231
financieringstechnieken” in K. MARESCEAU en D. BRULOOT (eds.), De obligatielening, Mortsel, Intersentia, 2017, 362.
Pagina ! van !63 113
de obligatie. De obligatiehouder verwordt prompt tot volwaardige aandeelhouder. 232
Het conversierecht houdt voor de houder een mogelijkheid in om zich al dan niet op zijn of haar recht te beroepen en kan hier niet toe worden verplicht. De wetgever 233
bevestigt de bevoegdheid van de algemene vergadering van aandeelhouders om te
beslissen over de uitgifte van converteerbare obligaties. 234
III.III.II.Redactie van warrants
67. Warrants of inschrijvingsrechten zijn effecten die de houder het recht verlenen om tegen vooraf bepaalde condities en tegen inlevering ervan één of meer effecten te
verwerven in het raam van een te verwezenlijken kapitaalverhoging. Warrants kunnen als autonome inschrijvingsrechten, maar ook als aanhechting bij converteerbare obligaties worden gecreëerd. De creatie van warrants betekent echter niet per
definitie de toekenning ervan. Zo kunnen warrants in een warrant-pool worden gereserveerd en naderhand toegekend. Het uitoefenen van een warrant doet de
bestaande aandeelhouders verwateren ten belope van het aantal aandelen waarop de warrant recht geeft. De vennootschap geeft bij uitoefening van de warrant immers
bijkomend aandelen uit waardoor de bestaande aandeelhouders percentueel gezien over minder effecten beschikken. Voor elke soort warrant die wordt uitgegeven, stelt
de vennootschap een afzonderlijk warrantplan op. Een dienstig warrantplan bevat minstens afspraken omtrent de uitoefenperiode, uitgifte- en uitoefenprijs, vesting-modaliteiten en overdraagbaarheid van de warrant. Wat dat laatste betreft, dienen
warrantplannen op straffe van nietigheid aan art. 510 W.Venn. te conformeren (supra). 235
68. Warrants worden in het licht van durfkapitaal-financiering voor meerdere doeleinden aangewend. Ten eerste zijn inschrijvingsrechten nuttige instrumenten ter incentivering
L. CORNELIS en J. PEETERS, “De verkrijging van eigen aandelen en winstbewijzen, het nemen 232
van wederzijdse deelnemingen, de uitgifte van aandelen zonder stemrecht, van obligaties” in E. WYMEERSCH en H. BRAECKMANS (eds.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1991, Antwerpen, Maklu, 1992, 242.
Art. 589, tweede lid W.Venn.233
Art. 581, tweede lid W.Venn.234
Art. 551 §2 W.Venn.235
Pagina ! van !64 113
van het personeel. We spreken in dit geval over “employee pool-warrants” (ook
“stock-opties”). Wanneer medewerkers participeren in het eigen vermogen van de vennootschap, impliceert dit deelname in het financieel succes van de onderneming. Op die manier stemmen warrants de belangen tussen werknemers 236
en aandeelhouders af. Betwist is of de ‘juiste’ belangen van het personeel worden gediend en of dit niet ten grondslag ligt aan winstbejag op korte termijn. Hoe dan ook
zijn warrants, in het bijzonder voor start-ups waar nauwelijks cash in omloop is, de tool bij uitstek om reeds in een vroeg stadium geschikt “human capital” aan te
trekken. Dit is uiteraard niet risicoloos voor het personeel daar zij thans een deel van het ondernemingsrisico dragen. Dit soort inschrijvingsrechten voorzien vaak in
zogeheten “vesting"-modaliteiten (infra). Ten tweede biedt een warrantplan soms uitweg tijdens verhitte discussies over de waardering van een start-up. Zo kunnen partijen disputeren over de slaagkansen van een rechtszaak of het al dan niet in staat
achten om een bepaalde groeiprojectie aan te houden. Dergelijke “adjustment-warrants” laten toe dat wanneer de toekomst duidelijkheid brengt over bepaalde
twistpunten, de benadeelde partij zich op zijn of haar warrants beroept. Zulke warrants functioneren als correctiemechanisme op een eerdere, foutieve beoordeling
(in se doen de partijen aan een vorm van “hineininterpretierung”). (iii) Ten derde helpen “anti-dilution warrants” het hoofd te bieden aan verwatering als gevolg van
een dilutieve uitgifte door de vennootschap. De uitgifte van dit soort warrants wordt 237
per definitie voorbehouden aan een beperkte groep van aandeelhouders waardoor het incidenteel beperken van het voorkeurrecht van bestaande aandeelhouders in elk
geval nodig is. 238
69. Zoals hierboven vermeld, is een zijsprong naar het concept “vesting” aangewezen.
Het “vesten” (letterlijk: ‘toekennen’) van effecten is een verzamelterm voor een aantal contractuele technieken dat gericht is op het stelselmatig verwerven dan wel
R. HOUBEN, “Standpunt. De duurtijd van warranten uitgegeven ten behoeve van één of meer 236
bepaalde externe investeerders”, TRV 2012, 649.
C. MICHIELS, “Private equity - vennootschapsrechtelijke aandachtspunten” in R. HOUBEN en S. 237
RUTTEN (eds.), Actuele problemen van financieel, vennootschaps- en fiscaal recht, Mortsel, Intersentia, 2007, 314.
J. MALHERBE, Y. DE CORDT, P. LAMBRECHT en P. MALHERBE, Droit des sociétés. Précis, 238
Brussel, Bruylant, 2011, 867.
Pagina ! van !65 113
behouden van de eigendom van bepaalde effecten. Vesten heeft - analoog aan de 239
ratio van de lock-up-clausule - tot doel om prominente medewerkers aan boord van de start-up te houden. Het fungeert op die manier als retentie-mechanisme bij uitstek en stimuleert partijen om te blijven samenwerken teneinde gezamenlijk de waarde
van het bedrijf op te hogen.
70. De bestudeerde Belgische praktijk hanteert twee onderscheiden regimes al
naargelang het om warrants of aandelen als dusdanig gaat. (i) Warrants worden 240
gewoonlijk goedkoper dan aandelen aan begunstigden aangeboden. (ii) Aandelen
worden uitgegeven naar aanleiding van het plaatsen van een inbreng die correspondeert met de waardering van de vennootschap. Dit prijsverschil indachtig is
een verschil in benadering raadzaam. (i) In warrantplannen is dikwerf een titel gewijd aan een tijdschema (“vesting scheme”) volgens dewelke de warrants definitief worden verworven. Het definitief verwerven is een noodzakelijke voorwaarde opdat
begunstigden de warrants later kunnen uitoefenen. Wanneer een begunstigde zijn of haar professionele betrokkenheid voortijdig zou beëindigen, zal conform voornoemd
tijdbestek een deel van de warrants als niet gevest worden beschouwd. Optioneel en vooral bij early-stage start-ups maken de partijen gebruik van een “vesting cliff”: geen
enkele warrant wordt geacht te zijn gevest indien de beoogde partij het bedrijf vóór dit moment verlaat. (ii) Aandelen worden daarentegen reeds bij het plaatsen van de
inbreng definitief verworven. Ergo, wanneer het gaat over ‘aandelen’ staat het gebruik van vesting schemes op gespannen voet met ons eigendomsbegrip. In casu werd over de bestudeerde aandeelhoudersovereenkomsten heen met leaver-clausules en
desgevallend discounts gewerkt. Afhankelijk van de omstandigheden waarin een leaver vertrekt, kunnen de begunstigde mede-vennoten een contractuele aanspraak
op de aandelen van de leaver doen gelden overeenkomstig de afgesproken modaliteiten. De techniek waarmee via koop-opties een aandeelhouder kan verplicht
worden diens eerder verworven aandelen te verkopen, gaat gebukt onder het begrip “reverse vesting”.
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 239
2016, 56.
Eigen Analyse op basis van Vijftig Confidentiële Documenten (zie hoofdstuk I.II voor meer info).240
Pagina ! van !66 113
71. Hoewel converteerbare leningen als dusdanig buiten de scope van dit onderzoek
vallen, maken we kort gewag van een specifieke toepassing van het effect in de durfkapitaal-praktijk. Converteerbare obligaties bieden voor zowel de uitgevende vennootschap als de houder een aantal voordelen bovenop die van gewone
obligaties. Daar houders van converteerbare obligaties via de conversie over een extra winstmogelijkheid beschikken, kan de vennootschap een lager(e) rente
bepalen. Ook de houders van converteerbare obligatie zélf zijn niet afkerig van een dergelijk converteerbare effect. Zolang de houder zijn of haar conversierecht niet
uitoefent, geniet deze van een interest. Na conversie realiseert de houder een meerwaarde door de obligatie in te ruilen voor aandelen die werkelijk meer waard zijn
dan de nominale waarde van de obligaties.
72. In durfkapitaal-praktijk bieden converteerbare obligaties namelijk soelaas (zoals adjustment-warrants) bij moeizame waarderingsdiscussies. In een scenario waarin
een vennootschap aandelen uitgeeft, dilueren de bestaande aandeelhouders stante pede. Het totale aantal aandelen verhoogt waardoor een percentuele én financiële
verwatering van de bestaande vennoten onvermijdelijk is. Bij het gebruik van 241
converteerbare obligaties daarentegen verwateren de bestaande aandeelhouders in
mindere mate. Normaal gesproken ligt de pre-money valuation van de vennootschap bij uitoefening van het conversierecht hoger dan ten tijde van de uitgifte van de
converteerbare obligatie. De vennootschap heeft met name, mede dankzij de ter beschikking gestelde gelden via de converteerbare lening, langer groei kunnen verwezenlijken. De houder die finaal zijn obligatie converteert aan een hogere pre-242
money waardering, verwerft absoluut gezien - ondanks de vaak toegekende discount - minder aandelen dan wanneer hij ten belope van de ter beschikking gestelde gelden
aandelen had gekocht. Desgevallend dwingt de obligatiehouder een individuele 243
valuation cap (een geplafonneerde waardering) af ingeval de start-up een nieuwe
kapitaalronde organiseert. Zulks plafond wordt typisch bedongen in seed-rounds waarin zaaikapitaalfondsen anticiperen op een aanzienlijke waardevermeerdering van
D. A. FATER, Essentials of Corporate and Capital Formation, Hoboken, New Jersey, John Wiley 241
& Sons, Inc., 2010, 91.
N. DE CEULAER, What the fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 188.242
M. A. WORONOFF en J. A. ROSEN, “Understanding Anti-Dilution Provisions in Convertible 243
Securities”, Fordham L. Rev. 2005, afl. 74, 134.
Pagina ! van !67 113
de start-up. Een geïndividualiseerde valuation cap valt evenwel niet zelden in goede
aarde bij nieuwe investeerders. Deze laatsten verwerven immers aandelen tegen een hogere prijs dan hetgeen de investeerder-obligatiehouder na conversie voor zijn aandelen betaalt. Vandaar beschouwen nieuwe investeerders een tussen de
zaaikapitaal-investeerder en ondernemer bedongen valuation cap als zijnde de hoogste waardering waar bij uitgifte van de converteerbare obligatie van uit kon
worden gegaan. Een valuation cap heeft derhalve een remmend effect op de waardering bij het aanbreken van volgende kapitaalrondes.
73. Op het moment van de uitgifte van converteerbare aandelen is aldus geen waardering vereist hetgeen de duurtijd en kost van de onderhandelingen tussen
nieuwe en bestaande aandeelhouders ten goede komt. Toch snijdt dit mes aan 244
twee kanten. De reden waarom menige investeerder in eerste instantie kiest om aandelen te verwerven is precies die capaciteit om de start-up mee te waarderen
naar aanleiding van de kapitaalverhoging. Investeringsmanagers van durfkapitaalfondsen hebben immers alle belang bij een gedrukte (doch eerlijke) prijs.
‘Gedrukt’ teneinde in navolgende kapitaalrondes een considerabele return op hun respectieve participaties te realiseren. Een ‘eerlijke’ inschatting van de waarde van de
start-up is nodig om de ondernemers en eventuele medewerkers te blijven stimuleren én te belonen voor reeds geleverd werk. Bij de uitgifte van converteerbare obligaties
moet men een aantal elementen rekening worden gehouden. Zowel het conversiemoment (d.i. het tijdstip waarop/voorwaarden waaronder de houder zijn of haar conversierecht kan uitoefenen) als de conversiewaarde zijn essentieel. Wat dit
laatste betreft, zijn verschillende wijzen voorhanden om het aantal aandelen waarop de omzetting van de obligatie recht geeft, vast te stellen. Als in de
uitgiftevoorwaarden van de converteerbare obligatie een vaste prijs per aandeel wordt bepaald, kan de houder ervan aanspraak maken op (ter beschikking gestelde
som via de converteerbare lening)/(vaste prijs per aandeel) aantal aandelen. Als de conversie plaatsvindt op het moment van een kapitaalronde, kan die vaste prijs
bijvoorbeeld worden afgeleid van de pre-money waardering bij die kapitaalronde. Bij ontstentenis van pre-money waardering, zal met waarderingsformules worden
B. FELD en J. MENDELSON, Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 244
2016, 108.
Pagina ! van !68 113
gewerkt waarin financiële graadmeters (EBIT, EBITDA,...) met een toepasselijke
factor worden vermenigvuldigd
Pagina ! van !69 113
IV. DEEL IV: DE IMPACT VAN HET WVV OP DE DURFKAPITAAL-PRAKTIJK
IV.I. BEGRIPPENKADER VAN HET WVV
74. Het WVV assimileert een aantal begrippen die in het licht van dit deel ter zake doen. Een vennootschap wordt voortaan “opgericht bij een rechtshandeling door één of
meer personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen en stelt zich de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Een
van haar doelen is aan haar vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen”. De wetgever verlaat de 245
contractgedachte en neemt eenhoofdigheid als uitgangspunt in de besloten vennootschap (“BV") en naamloze vennootschap (“NV”). Artificiële constructies waarbij één aandeel van een dochtervennootschap door een aanverwante
vennootschap wordt aangehouden teneinde eenhoofdigheid (inclusief rechtsgevolgen) te vermijden, vormen niet langer een noodzakelijk kwaad. Van nu af
aan kan een moedervennootschap legi t iem al le aandelen van een dochtervennootschap aanhouden. Het “doel” van de vennootschap blijft 246
winstverdeling, daar waar het “voorwerp” slaat op de activiteiten van de vennootschap. In tegenstelling tot het vroegere ‘statutair doel’, spreekt men nu over
‘statutair voorwerp’ wat betreft de in de statuten omschreven activiteiten die de vennootschap of vereniging stelt. Verder wordt de ‘inbreng’ in het eerste boek van het eerste deel van het WVV autonoom onder de tweede titel ondergebracht. Met het 247
oog op de verwerving van aandelen blijft ook in de toekomst een verschuiving van economische substantie vanuit het eigen vermogen naar het vermogen van de
vennootschap teneinde die substantie aan het ondernemingsrisico te onderwerpen noodzakelijk. De wetgever expliciteert ‘inbreng’ als de “handeling waarbij een 248
persoon iets ter beschikking stelt van een op te richten of een bestaande vennootschap, met het oogmerk vennoot ervan te worden of zijn aandeel in de
Art. 1:1 WVV.245
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 21.246
Art. 1:8 e.v. WVV.247
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 21.248
Pagina ! van !70 113
vennootschap te vergroten, en derhalve deel te nemen in de winst”. Verder kan zowel
de BV als NV alle effecten uitgeven die niet door of krachtens de wet zijn verboden. Op die manier wordt afstand genomen van de numerus clausus die bestaat voor het creëren van nieuwe varianten van effecten. Ook wordt het vervaagde onderscheid
tussen de concepten ‘genoteerde vennootschap’ en ‘vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet’ niet langer gemaakt. Onder toepassing van het 249
WVV wordt nog uitsluitend het begrip ‘genoteerde vennootschap’ gehanteerd. ‘Genoteerd’ zijn de vennootschappen “waarvan de aandelen, winstbewijzen of
certificaten die betrekking hebben op deze aandelen toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt als bedoeld in {...}”. De notering op een 250
gereglementeerde markt van aandelen - en dus niet de notering van alleen maar obligaties - resulteert in de kwalificatie met toepassing van het bijhorende afwijkend vennootschapsrecht (onder meer over de bijeenroeping en werking van de algemene
vergadering van aandeelhouders). Terminologisch maakt “warrant” plaats voor 251
“inschrijvingsrecht” (infra). Tot slot wordt de BV, in tegenstelling tot de BVBA niet
langer bestuurd door ‘zaakvoerders’, maar door “één of meer bestuurders die al dan niet een college vormen, en die natuurlijke of rechtspersonen zijn”. 252
IV.II. AFSCHAFFING VAN HET KAPITAAL
IV.II.I.Kapitaal onder het oude en nieuwe recht
75. W.Venn. De wetgever erkent zowel de BVBA als NV als vennootschappen met
rechtspersoonlijkheid op basis waarvan ze van een afgescheiden vermogen genieten. , De volkomen rechtspersoonlijkheid van beiden impliceert een 253 254
Artt. 4, 438 W.Venn. j° art. 1:11 WVV.249
Art. 1:11 WVV.250
H. DE WULF, “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En 251
Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy 2017, 10.
Art. 256 W.Venn. j° art. 5:70 WVV.252
Art. 2 §2 W.Venn.253
H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 254
2012, 20.
Pagina ! van !71 113
afscheiding tussen het privé- en vennootschapsvermogen van de aandeelhouders. 255
Rechtspersoonlijkheid vereist een maatschappelijk vermogen. Schulden van de 256
vennootschap kunnen niet worden verhaald op het privé-vermogen van die aandeelhouders. De ‘volkomen rechtspersoonlijkheid’ ligt aldus aan het beginsel van
de beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders ten grondslag. Naderhand 257
werden wat betreft de samenstelling en instandhouding van de inbrengen verricht
door de aandeelhouders wettelijke regels ingeschreven. Bij oprichting gaat de som 258
van de geschatte waarde van die geplaatste inbrengen gebukt onder de term
'maatschappelijk kapitaal’. De inbreng vormt als het ware de brug tussen het boekhoudkund ige en he t j u r i d i sche . Men neemt aan da t he t de
aansprakelijkheidsbeperking is die een beroep op de kapitaalfiguur noodzakelijk maakt. ‘Kapitaal' functioneert als aanknopingspunt voor gedragsnormen waaraan 259
een vennootschap zich moet houden ter bescherming van zowel de eigen
rechtspositie als die van haar aandeelhouders en schuldeisers. Concreet is 260
‘kapitaal' het getal op de passiefzijde van de balans dat correspondeert met het deel
van het eigen vermogen van de vennootschap dat niet direct of indirect uit te keren is (behalve via het doorvoeren van de procedure van de kapitaalvermindering). 261
Gemeenlijk is het aantal functies van het kapitaal tot twee gewichtige te herleiden. E n e r z i j d s d r a a g t h e t k a p i t a a l b i j t o t d e b e s c h e r m i n g v a n d e
vennootschapsschuldeisers. De kapitaalbeschermende regels dienen als waardemeters in tal van positiefrechtelijke voorschriften. Anderzijds drukt het 262
kapitaal de contouren van de rechten en plichten van de aandeelhouders uit. Zo
H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 255
2012, 43.
D. BRULOOT, Vennootschapskapitaal en schuldeisers, Antwerpen, Intersentia, 2013, 11.256
Art. 210, eerste lid W.Venn.257
Artt. 214, 216, 217, 218, 223 W.Venn.258
D. BRULOOT, Vennootschapskapitaal en schuldeisers, Antwerpen, Intersentia, 2013, 10.259
H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 260
2012, 533.
H. DE WULF, “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En 261
Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy 2017, 17.
O.m. artt. 332, 333, 617, 633, 634 W.Venn.262
Pagina ! van !72 113
belichaamt het kapitaal de beperking van aansprakelijkheid van de aandeelhouders
en bepaalt het kapitaal de onderling machtspositie van de vennoten. Dit laatste 263
volgt uit het feit dat de proportionaliteit van het stemrecht tot de kapitaaldeelname in de NV en BVBA dwingend werd opgelegd. 264
76. W.Venn. Hoewel initieel bedoeld voor NV heeft een overijverige Belgische wetgever bij het omzetten van de Tweede Europese Richtlijn nagenoeg alle regelen betreffende
vorming en behoud van kapitaal óók van toepassing gemaakt op de BVBA en andere, kleine(re) vennootschapsvormen. De twee meest voorname sets van 265
regelen betreffende de kapitaalvorming hebben betrekking op het minimumkapitaal en de realiteit van het kapitaal. Wat betreft het kapitaalbehoud wordt gerefereerd aan
bepalingen over winstuitkering, inkoop van eigen aandelen, financiële bijstand, inpandneming van eigen aandelen, kapitaalvermindering en aanmerkelijke verliezen. Ondanks haar relatief veeleisend karakter, is de batterij regelen inzake 266
kapitaalvorming en vooral kapitaalbehoud weinig effectief gebleken in het vervullen van de functies waarvoor ze werd ontwikkeld. , 267 268
77. WVV. Het WVV maakt korte metten met het kapitaalconcept zoals dat in de BVBA bestond. In tegenstelling tot andere Europese landen (onder meer Nederland,
Duitsland, Frankrijk en Spanje), gaat de Belgische wetgever een stap verder dan de loutere afschaffing van het minimumkapitaal en trekt het in de BV een radicale streep
door het gehele vennootschapsrechtelijke kapitaalbegrip. Voortaan gelden geen 269
Artt. 210, 437 W.Venn.263
Artt. 275, 541 W.Venn.264
Tweede Richtl. Raad nr. 77/91/EEG, 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de 265
waarborgen welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, als- ook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken, Pb.L. 31 januari 1977, afl. 26, 1 (hierna: “Tweede Richtlijn”).
D. BRULOOT, Vennootschapskapitaal en schuldeisers, Antwerpen, Intersentia, 2013, xiv-xviii.266
D. BRULOOT, “De Kapitaalloze BVBA : Een Eerste Verkenning.” in F. BUYSSENS (ed.), 267
Notariële Actualiteit 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2016, 168.
Voor een uitgebreide analyse van de effectiviteit van kapitaalregels uit de Tweede Richtlijn, zie 268
hierover D. BRULOOT, Vennootschapskapitaal en schuldeisers, Antwerpen, Intersentia, 2013.
D. BRULOOT, K. MARESCEAU en H. DE WULF, “Hervorming vennootschapsrecht. Overzicht 269
en evaluatie”, NjW 2018, 418.
Pagina ! van !73 113
minimumvereisten meer en wordt de som van alle inbrengen vennootschapsrechtelijk
niet langer als ‘kapitaal' gekwalificeerd. Inbrengen vormen in het vervolg een deel van het 'eigen vermogen’ van de vennootschap. Per slot van rekening is het niet langer het 'kapitaal’, maar het eigen vermogen dat het werkelijke beschermingskussen voor
schuldeisers vormt. 270
IV.II.II.Algemeen
78. Generiek beschouwd stelt de loskoppeling van het kapitaal van de rechten verbonden aan aandelen start-ups in staat om in moduleringen te voorzien tussen de groepen
van haar aandeelhouders. Wat dat betreft, viert creativiteit onder het WVV hoogtij. De afschaffing van het kapitaalbegrip in de BV werkt in de durfkapitaal-praktijk door op een aantal fronten. Ten eerste draagt een verhoogde flexibiliteit bij tot de geboden
incentivering van het management van start-ups. De keerzijde van de waardecreatie via up-rounds is immers de verwatering van de aandelenparticipatie van werkzame
founders en (andere) managers. In een opiniestuk in De Tijd beschrijven B. BAECK en P. CAPIAU apert dat actieve aandeelhouders “de incentive kunnen verliezen nog
hard te gaan voor de onderneming omdat ze het gevoel hebben dat de aandeelhoudersstructuur niet meer evenwichtig is”. Ze dopen dit tot ‘zombiekapitaal’
en laten optekenen dat een onevenwicht tussen de actief en passief betrokken aandeelhouders de verdere uitbouw van een start-up danig kan bemoeilijken. “Een ondernemer moedig je {tenslotte} echt niet aan door een miniwortel voor zijn neus te
houden met het vooruitzicht op een iets grotere wortel later”, aldus BAECK en CAPIAU. Het afdoende belonen en triggeren van de actief betrokken sleutelfiguren 271
is dé levenslijn voor startende bedrijven en voorkomt dat start-ups al te vroeg aan buitenlandse vennootschappen verkocht worden. Concreet vergemakkelijkt het WVV
bijvoorbeeld het toekennen van hogere dividendrechten aan het gedilueerde management wanneer vooraf bepaalde targets (e.g. verhoogde opbrengst, verlaagde
emissie, verbeterde opleidingen voor het personeel) worden gehaald. Voor de nuttige
D. BRULOOT, “De Kapitaalloze BVBA : Een Eerste Verkenning.” in F. BUYSSENS (ed.), 270
Notariële Actualiteit 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2016, 170.
B. BAECK en P. CAPIAU, “Zombiekapitaal maakt groeibedrijven kapot”, 28 februari 2019, https://271
www.tijd.be/nieuws/archief/Zombiekapitaal-maakt-groeibedrijven-kapot/10102716 (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
Pagina ! van !74 113
en nodige analyse omtrent de fiscale gevolgen hiervan wordt naar andere bronnen
verwezen daar dit niet tot de scope van dit onderzoek behoort.
IV.II.III.Inbreng van nijverheid
79. Ten tweede valt in de BV het de facto verbod op de inbreng van nijverheid weg.
Onder het oude regime van het W.Venn. was bepaald dat een inbreng in natura slechts in aanmerking komt voor vergoeding met aandelen die het maatschappelijk
kapitaal vertegenwoordigen, wanneer het bestaat uit vermogensbestanddelen die naar economische maatstaven kunnen worden gewaardeerd, met uitsluiting van
verplichtingen tot het verrichten van werk of diensten. De inbreng van nijverheid 272
kon bijgevolg uitsluitend met winstbewijzen worden vergoed, iets wat in de BVBA uitdrukkelijk verboden was. Het WVV bepaalt dat het voor de BV voortaan mogelijk 273
wordt om een inbreng van nijverheid met aandelen te vergoeden. Wat de NV 274
betreft, blijft het compenseren met aandelen die het maatschappelijk kapitaal
vertegenwoordigen, verboden. Het belang van de inbreng van nijverheid voor de praktijk tekent zich reeds af in de beginfase van de onderneming. Het fungeert
namelijk als mechanisme om waarde te creëren wanneer het eerste externe risicokapitaal wordt opgehaald. Ondernemers zien hun reeds geleverde en a fortiori
toekomstige inbreng van nijverheid gereflecteerd in een pre-waardering die op de start-up wordt geplakt bij het aanbreken van een eerste kapitaalronde. Zodoende gaat de waardering inherent gepaard met de mate van engagement die de founders
na de geld-ophaling aan de dag zullen leggen. 275
80. Ingeval een founder beslist - dan wel door de omstandigheden gedwongen wordt -
diens professioneel engagement op te zeggen, bepaalden voornamelijk de eerder besproken leaver-provisies tegen welke prijs de betrokken aandelen kunnen worden
overgenomen. Dit kan worden vormgegeven door call-opties ten gunste van mede-vennoten of bijvoorbeeld door een uitgifte van winstbewijzen (in de NV) in ruil voor de
Artt. 218, 443 W.Venn.272
Art. 232 W.Venn.273
Art. 5:7 WVV.274
Dit blijkt uit een interview met de CFO van een Vlaams-Brabants investeringsfonds waarin het 275
team achter een start-up steevast als niet te overzien investeringscriterium wordt bestempeld.
Pagina ! van !75 113
aandelen in kwestie tegen een bepaalde conversie-ratio (supra). Opmerkelijk is dat in
de praktijk de uitoefening van voornoemde koopopties door de begunstigden (doorgaans de investeerders) vaak uitblijft. We distilleren een verklaring uit het feit 276
dat externe investeerders niet geneigd zijn om bestaande aandelen als dusdanig over
te nemen. Investeerders hebben namelijk belang bij groei en bijgevolg een expansie van het eigen vermogen, eerder dan het uitkopen van een medevennoot. Financiële
middelen worden desgevallend aan een derde en niét aan de vennootschap zelf ter beschikking gesteld. De inbreng van nijverheid kan aan dit euvel tegemoet komen.
Founders kunnen voortaan hun participatie in het vermogen van de vennootschap ‘verdienen’ (in de ruime zin van het woord) indien en in de mate waarin zij nijverheid
verrichten gedurende een bepaalde periode, conform de in de statuten ingeschreven modaliteiten. Zo kunnen onder meer de aard van de prestaties, het ritme waarop de levering moet geschieden en de overdracht van tegen een inbreng van nijverheid
toebedeelde aandelen statutair worden vastgelegd. Wat dat laatste betreft, is het 277
tot nut te beklemtonen dat de inbreng van nijverheid een intuitu personae karakter
heeft, maar de loutere overdracht van aandelen de schuldenaar van een inbreng van nijverheid niet van zijn of haar verbintenissen ontslaat. Dit is een toepassing van 278
het nieuwe art. 5:66 WVV, hetgeen stelt dat in de BV overdrager én overnemer na overdracht van een niet-volstort aandeel hoofdelijk gehouden zijn tot volstorting van
dat aandeel en dit jegens de vennootschap én derden. Daarnaast stelt de wetgever 279
nog dat hij voor de schuldenaar van een inbreng van nijverheid de vennootschap niet rechtstreeks of onrechtstreeks mag beconcurreren, noch enige activiteit ontwikkelen
die de vennootschap nadeel zou kunnen berokkenen of de inbreng zou kunnen devalueren. Het is de uiteindelijke levering van de beloofde prestaties die als 280
volstorting geldt. Leaver-provisies in de vorm van koop-opties lijken prima facie in de BV niet langer noodzakelijk daar de betrokken oprichter slechts over die rechten
Dit blijkt uit een interview met een partner van een Brussels advocatenkantoor gefocust op fusies 276
en acquisities van KMO’s en jonge bedrijven.
Wetsontwerp, 131.277
Wetsontwerp, 132.278
Art. 5:66, eerste lid WVV.279
Art. 1:8 §3, 3° WVV.280
Pagina ! van !76 113
beschikt die hem daadwerkelijk toekomen, uitgaande van het vertrouwde voor-wat-
hoort-wat-principe. Na een meer diepgaande analyse kunnen daarentegen drie kanttekeningen worden gemaakt.
81. Ten eerste is vooralsnog onduidelijk hoe de praktijk zal reageren op de situatie waarin
een founder zijn of haar beloofde prestaties, al dan niet moedwillig, nalaat op te leveren en de geplaatste inbreng van nijverheid aldus niet volstort. De wet
onderschrijft drie default mechanisms voor de gevallen waarin een niet-foutieve niet-nakoming van de verbintenissen voortvloeit uit een inbreng van nijverheid. Van 281
voormelde standaardregelingen kan thans statutair worden afgeweken. (i) De wetgever stipuleert dat wanneer de schuldenaar van een inbreng van nijverheid
definitief in de onmogelijkheid verkeert zijn verbintenissen na te komen - ten gevolge van een vreemde oorzaak - diens aandelen, uitgereikt tegen zijn inbreng, komen te vervallen. (ii) In het geval van een tijdelijke onmogelijkheid - ook hier ex vreemde 282
oorzaak - worden zijn of haar maatschappelijke rechten verbonden aan de aandelen, opgeschort voor de hele duur van de onmogelijkheid die de periode van drie
maanden overstijgt. Aldus besluit het WVV dat, naar analogie met de inbreng in 283
natura sensu stricto, reeds bij de plaatsing van de inbreng alle maatschappelijke
rechten verbonden aan aandelen, uitoefenbaar zijn en dit onafhankelijk van de eigenlijke levering van de beloofde prestaties. (iii) Het WVV beschrijft tot slot dat bij 284
faillissement van de vennootschap in hoofde van de schuldenaar van de inbreng van nijverheid de verplichting geldt diens volstortingsschuld bij equivalent te voldoen. 285
Niettemin bevat de nieuwe vennootschapswet géén regeling voor het geval van een
foutieve uitvoering die het voorwerp zou kunnen uitmaken van een gedwongen uitvoering in natura of bij equivalent. De memorie van toelichting maakt daarop
duidelijk dat het raadzaam is in een statutair, uitdrukkelijk ontbindend beding te voorzien waardoor de aandelen die een inbreng van nijverheid vertegenwoordigen
Wetsontwerp, 131.281
Art. 5:10, eerste lid WVV.282
Art. 5:10, tweede lid WVV.283
Art. 5:10 WVV (a contrario).284
Wetsontwerp, 131.285
Pagina ! van !77 113
voor de toekomst geheel of gedeeltelijk “ophouden te bestaan”. Daarenboven kan 286
men zich vragen stellen bij de dynamiek tussen de inbreng van nijverheid en leaver-provisies. Paragraaf 80 formuleerde de inbreng van nijverheid immers als antwoord op de problematiek van de niet-uitoefening van call-opties in leaver scenario’s. Tot
dusver zagen we dat een niet-foutieve niet-levering van de beloofde prestaties tot het verval van de aandelen, dan wel de schorsing van de rechten verbonden aan de
aandelen kan leiden. Overwegende (i) de suppletieve aard van deze regeling omtrent niet-foutieve niet-volstorting en (ii) het gebrek aan default mechanismen wat betreft
de foutieve niet-volstorting van de inbreng van nijverheid, moet gezegd dat een samenspel tussen de inbreng van nijverheid en leaver-bedingen bijgeval dienstig kan
zijn. Anders gezegd sluit het inbrengen van nijverheid de leaver-clausules niet uit. Vraagtekens kunnen evenwel rijzen wanneer een leaver provisie betrekking heeft op niet-volstorte aandelen, uitgegeven tegen een inbreng van nijverheid. Immers, ingeval
een leaver-scenario zich voltrekt en de begunstigde van de koop-optie (veelal investeerder) zijn aanspraak op de aandelen van de leaver (veelal founder) laat
gelden, is het op grond van art. 5:66 WVV nog steeds twijfelachtig of de overdrager hoofdelijk tot volstorting in nijverheid dan wel volstorting bij equivalent kan worden
gehouden. Daarnaast is ook de draagwijdte van het impliciete concurrentie-verbod bij de overdracht van niet-volstorte aandelen onvoldoende afgelijnd.
82. Ten tweede poneert het WVV dat de schuldenaar van een inbreng van nijverheid aan de vennootschap rekenschap verschuldigd is van alle winsten die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de activiteit die hij heeft ingebracht. Men kan 287
zich omtrent de winsten waarvan sprake afvragen of, en zo ja in welke mate, de vennoot vergoed kan worden voor de ingebrachte diensten. De toestand waarin de
schuldenaar van een inbreng van nijverheid maanden werkt zonder vergoeding is suboptimaal bij ontstentenis van inkomstenstroom voor de betrokken vennoot. De
uitsplitsing van het leveren van nijverheid als inbreng als dusdanig en als dienst in ruil voor remuneratie doet dienst als duurzamer alternatief.
83. Ten derde is af te wachten welke draagwijdte de fiscale implicaties van de inbreng van nijverheid zullen aannemen. In de definiëring van zowel ‘kapitaal' als van 'gestort
Wetsontwerp, 131.286
Art. 1:8 §3, 3° WVV.287
Pagina ! van !78 113
kapitaal’ wordt de inbreng in nijverheid uitgesloten. De regering voert aan dat 288
hoewel de inbreng in nijverheid in de BV een volwaardige inbreng vormt en met aandelen kan worden vergoed, dit moeilijk waardeerbaar blijft. Nog duidt ze dat in de praktijk de ingebrachte arbeid niet onder de activa van de balans wordt opgenomen
en dat overwaardering en misbruik om die redenen lonkt. Dit staat in contrast met 289
de realiteit. Niet alleen biedt het WVV voldoende waarborgen voor correcte
waarderingen, het beperkt ook de mogelijkheid tot overwaardering en misbruik via de geüpdate definitie van ‘gestort kapitaal’. De fiscale wetgever heeft nagelaten de 290
inbreng in nijverheid te verzoenen met de nieuwe vennootschapsrechtelijke werkelijkheid die met het WVV geschapen is. Bovendien gebeurde het dat founders
onder het oude regime prestaties leverden zonder zichzelf hiervoor een salaris uit te keren. Naderhand zouden ze, nadat extern kapitaal werd opgehaald, de opgespaarde schuldvorderingen inbrengen in natura in ruil voor aandelen. Alsdan dienen fiscale
adviseurs aan te merken dat hier een prijs wordt voor betaald in de vorm van een opgedreven belastbare omzet en dit ten belope van de nominale waarde van die
onbetaalde facturen. De wetgever gaf reeds te kennen het WVV fiscaal-neutraal te willen uitrollen. Gezien de fiscale wetgever het WVV fiscaal-neutraal wil uitrollen, is 291
de inbreng in nijverheid behept met dezelfde problematiek. Casu quo, zal van de mogelijkheid van inbreng van nijverheid waarschijnlijk eerder incidenteel worden
gebruik gemaakt.
IV.II.IV.Alarmbelprocedure
84. Tot slot lijkt het WVV een aantal voor de risicokapitaal praktijk niet te overziene
formaliteiten, gekoppeld aan het kapitaalbegrip, aan te zullen scherpen. Op grond van het W.Venn. was in de NV reeds op straffe van nietigheid voorgeschreven dat een
bestuurder naar aanleiding van een uitgifte van nieuwe aandelen onder pari een
Artt. 8, 23, Wet van 17 maart 2019 tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan 288
het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen, BS 10 mei 2019.
Wetsontwerp tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek 289
van vennootschappen en verenigingen, Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 3367/, 31-32.
L. BROSENS, M. DHAENE, W. VANDE VELDE, “{Fiscaal vs. Vennootschapsrecht} WIB 290
aangepast aan nieuw vennootschapsrecht, Fisc.act. 2018, afl. 43, 5.
Wet van 17 maart 2019 tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe 291
Wetboek van vennootschappen en verenigingen, BS 10 mei 2019.
Pagina ! van !79 113
omstandig verslag opstelde. Dit verslag had inzonderheid betrekking op de
uitgifteprijs en op de financiële gevolgen van de bewuste verrichting voor de aandeelhouders. De nieuwe wet legt de bestuursorganen in BV én NV op bij iédere 292
uitgifte voortaan minstens (i) de uitgifteprijs te verantwoorden en (ii) de gevolgen van
de verrichting voor de vermogens- en lidmaatschapsrechten van de aandeelhouders te beschrijven. Verder dwong de wetgever zichzelf door het afwijzen van het 293
kapitaalconcept in de BV tot herziening van de alarmbelprocedure. De 294
alarmbelprocedure wordt geherdefinieerd, thans losgekoppeld van het
kapitaalconcept en aangepast aan de nieuwe dubbele uitkeringstest. Het WVV stipuleert namelijk dat het bestuursorgaan de algemene vergadering moet
bijeenroepen (i) wanneer het nettoactief negatief dreigt te worden of is geworden of (ii) indien het niet langer vaststaat dat de vennootschap, volgens redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, in staat zal zijn om gedurende minstens de twaalf
volgende maanden haar schulden te voldoen naarmate deze opeisbaar worden. 295
Eens het bestuursorgaan haar verplichtingen in het kader van de alarmbelprocedure
voor de eerste maal heeft nageleefd, is ze gedurende de twaalf maanden volgend op de aanvankelijke bijeenroeping niet verplicht de algemene vergadering om dezelfde
reden een tweede maal bijeen te roepen. Bij het verstrijken van die twaalf-296
maanden-termijn zal het bestuursorgaan desgevallend om dezelfde reden wél een
nieuwe algemene vergadering moeten laten plaatsvinden.
85. Waar de alarmbelprocedure onder het oude regime als een technische, bijwijlen formalistische ‘check-the-box’ aangelegenheid doorging, lijkt dit onder het WVV niet
langer het geval. De liquiditeitstest noopt bestuurders tot een inhoudelijk analyse van de impact van redelijkerwijs te verwachten gebeurtenissen op de capaciteit van de
vennootschap om aan al haar kortlopende betalingsverplichtingen te voldoen. Het kennelijk miskennen van deze onderzoeksplicht stelt de bestuurders aldus bloot aan
het risico van bestuurdersaansprakelijkheid. We merken op dat zulks afwenden van
Art. 582 W.Venn.292
Artt. 5:121, 7:179 WVV.293
Artt. 332, 333 W.Venn.294
Artt. 2:52, 5:153 §§1-2 WVV.295
5:153 §3 WVV.296
Pagina ! van !80 113
aansprakelijk voor de bestuurders van menige (tech-) start-up allerminst
vanzelfsprekend is. Paragraaf 50 maakte reeds gewag van de beperkte visibiliteit waar startende bedrijven doorgaans mee kampen. Bovendien brengen we in herinnering dat start-ups het aangetrokken risicokapitaal noodzakelijkerwijs (moeten)
aanwenden om boekhoudkundige verliesposten te stelpen. In het geval waarin de noodzakelijke kapitaalverhoging uitblijft en een faillissement of gecontroleerde
vereffening wenkt, riskeren de bestuurders een aansprakelijkheidsvordering indien zij de continuïteitstest kennelijk met de voeten traden. Daar het opstapelen van die
verliezen in de beginfase vaak bewust gebeurt, is niet gezegd dat rechters steeds tot ongegrondheid van de vordering zullen beslissen. Dit maakt dat het risico op
aansprakelijkheid voor bestuurders in een start-up onder het WVV aanzienlijk hoger is dan het geval was onder het W.Venn.
IV.III.EFFECTEN
IV.III.I.Effecten onder het oude en nieuwe recht
86. W.Venn. Conform het W.Venn. kon de aandelenoverdracht in de BVBA in beginsel
niet vrij geschieden De wet bepaalde immers dat een overdracht slechts kon plaatsvinden “mits instemming van ten minste de helft van de vennoten die ten minste
drie vierde van het kapitaal bezitten, na aftrek van de rechten waarvan de overdracht is voorgesteld”. Een conventionele beperking op de overdraagbaarheid van 297
effecten zou een versoepeling van art. 249 W.Venn. betekenen. De wettelijk
vastgestelde afwijkingen gaven gestalte aan de demarcatie tussen het besloten karakter van de BVBA en inherent open karakter van de NV. Verder werd de uitgifte
van winstbewijzen uitdrukkelijk verboden, wat de inbreng van nijverheid de facto onmogelijk maakte. Aandelen zonder stemrecht konden wel worden uitgegeven, 298
daar waar de uitgifte van warrants dan weer niet tot de mogelijkheden behoorde. 299
87. WVV. Hoewel de twee letters van ‘BV’ anders doen vermoeden, is de ‘besloten vennootschap’ niet langer een ‘besloten’ vennootschap als dusdanig. Het
Art. 249 W.Venn.297
Artt. 232, 439, 441, 442, 443, 448 W.Venn.298
Artt. 238, 240, 241 W.Venn.299
Pagina ! van !81 113
uitgangspunt is immers dat in het geval geen dwingende regel nodig is om de
belangen van stakeholders (zoals schuldeisers of minderheidsaandeelhouders) te beschermen, die regel onverwijld suppletief dient te worden gemaakt. In casu was 300
niet langer duidelijk welke belangen de dwingende beperking van de
overdraagbaarheid van aandelen vrijwaarde. Om die reden heeft de wetgever met vijf gevleugelde woorden (“tenzij de statuten anders bepalen”) de besloten vennootschap
vertaald naar een suppletief besloten vennootschapsvorm en zo het stringente art. 249 W.Venn. naar het verleden verwezen. Relevant is dat de BV in de toekomst 301
nieuwe varianten van effecten creëren, zolang deze niet door of krachtens de wet zijn verboden. De mogelijkheid tot uitgifte van inschrijvingsrechten (d.i. de wettelijke 302
benaming voor de vroegere ‘warrants’) die al dan niet aan een ander effect worden verbonden, wordt nu uitdrukkeli jk geboden. De periode waarin de 303
inschrijvingsrechten kunnen worden uitgeoefend, mag niet langer zijn dan vijf of tien
jaar te rekenen vanaf hun uitgifte. Nieuw is dat wanneer alle vennoten afstand 304
doen van hun wettelijk voorkeurrecht op effecten die aan één of meerdere bepaalde
personen, andere dan leden van het personeel, werden voorbehouden, de uitoefenperiode van het inschrijvingsrecht een duur van vijf jaar mag overschrijden. 305
Bovendien mogen partijen voorkoop- en goedkeuringsclausules redigeren zonder door een restrictieve zes-maanden-termijn te worden gefnuikt. Hiermee beantwoordt
de wetgever aan de rigiditeit die in en door de praktijk niet zelden werd ervaren in het kader van overdrachtsbeperkende clausules. Immers, het verlenen van goedkeuring en a fortiori het vinden van een koper binnen een tijdspanne van zes maanden na
respectievelijk het verzoek om goedkeuring en uitnodiging ter uitoefening van het recht van voorkoop, is geen evidentie. Alle vormen van meervoudig stemrecht en
H. DE WULF, “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En 300
Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy 2017, 9.
Art. 5:63 §1 WVV.301
Art. 5:18 §1 WVV.302
Art. 5:55 WVV.303
Artt. 5:57, 5:58 WVV.304
Art. 5:58 WVV.305
Pagina ! van !82 113
preferentiële dividenden behoren thans tot de keuzemogelijkheden. 306
Niettegenstaande kunnen houders van aandelen zonder stemrecht op grond van het WVV niet langer dwingend aanspraak maken op dit preferentiële dividend. Het bestuursorgaan is evenwel verplicht om bij elke uitgifte van nieuwe aandelen,
converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten een verslag op te stellen waarin het de uitgifteprijs wettigt. Merk op dat de nood tot invoering van winstbewijzen in de 307
BV niet langer bestaat vermits een ‘winstbewijs’ valt of staat met het kapitaalbegrip. Voorts beoogt het WVV de coöperatieve vennootschap in de toekomst voor te
behouden aan die vennootschappen die een onderneming voeren op basis van het coöperatief gedachtegoed. Veel vrije beroepers organiseerden zich echter als 308
CVBA ter wille van de statutaire soepelheid en de mogelijkheid om vennoten ten laste van het vennootschapsvermogen uit te sluiten en te laten uittreden - dit zonder statutenwijziging en buiten regels over inkoop van eigen aandelen om. Om die 309
reden exporteerde de wetgever de figuren van de uitsluiting en uittreding lastens het vennootschapsvermogen naar de besloten vennootschap. Hoewel de vennootschap
en coöperanten zich in de CV van rechtswege op voormelde mechanieken kunnen beroepen, is dit in de BV het geval indien en voor zover de statuten in een opt-in
voorzien. 310
88. W.Venn. In beginsel gaf de NV aandelen uit in ruil voor inbrengen. De aandelen die
bijdroegen tot de vorming van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap werden ‘kapitaalaandelen’ genoemd. Rechten verleend in ruil voor een inbreng die buiten het kapitaal werd toegekend (vaak immateriële inbrengen zoals ‘inbreng van
nijverheid’ of ‘inbreng van geleverde prestaties’) kwalificeerden als ‘winstbewijzen’. 311
De vrije verhandelbaarheid van die aandelen en winstbewijzen was een van de
H. DE WULF, “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En 306
Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy 2017, 23.
Artt. 5:121, 5:122 §1 WVV.307
Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende 308
diverse bepalingen, Parl.St.Kamer 2018-19, nr. 3119/001, 14.
H. DE WULF, “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En 309
Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy, 2017, 15.
Artt. 5:154 §1, 5:155 §1 WVV.310
Artt. 460, 483 W.Venn.311
Pagina ! van !83 113
wezenskenmerken van de NV als kapitaalvennootschap bij uitstek. , , De 312 313 314
inbreng en niet de identiteit van de aandeelhouders stond centraal. De aandelenoverdracht binnen de NV was in beginsel vrij, maar niet absoluut. Zo de wetgever wettelijke restrictief inschreef, mochten aandeelhouders binnen de wijdte
van art. 510 W.Venn. het open karakter van de NV conventioneel inperken. Verder kon de NV meerdere categorieën, d.i. met onderscheiden rechten, aandelen
uitgeven. Ook de uitgifte van aandelen zonder stemrecht en naakte, dan wel aan 315
een ander effect verbonden, warrants was mogelijk. Wanneer een NV besliste tot 316
een uitgifte van aandelen onder pari, was de raad van bestuur gehouden die prijs te verantwoorden in een omstandig verslag dat de financiële gevolgen van die
verrichting voor de aandeelhouders in kaart bracht. 317
89. WVV. Het wezenlijk open karakter van de NV blijft onder het WVV gewaarborgd. 318
De regeling betreffende onderhandse en statutaire overdrachtsbeperkingen wordt op
enkele uitzonderingen na gehandhaafd. Een nuance is dat het WVV afziet van de 319
voorwaarde waaronder conventionele overdrachtsbeperkingen “steeds verantwoord
{moeten} zijn op grond van het belang van de vennootschap”. , De regel die 320 321
inhoudt dat de toepassing van een voorkoop- of goedkeuringsclausule niet tot gevolg
kan hebben dat de onoverdraagbaarheid meer dan zes maanden duurt, blijft
Artt. 504, 505 W.Venn.312
H. GEINGER, “Continuïteitsverzekerende constructies in de naamloze vennootschap: 313
overdrachtsbeperkingen mb.t. de aandelen en stemafspraken” in A. FRANÇOIS, K. BYTTEBIER en R. FELTKAMP (eds.), De gewijzigde Vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen België, s.d., 410.
J.-M. NELISSEN-GRADE, “Goedkeurings- en voorkoopclausules in de naamloze vennootschap” 314
in I. JAN RONSE (ed.), De NV en BVBA na de Wet van 18 juli 1991, verslagboek van de Leuvense Vennootschapsdag van 4 november 1991, Kalmthout, Biblio, 1992, 58.
Art. 463 W.Venn.315
Artt. 476, 480-482, 496 W.Venn.316
Art. 582 §2 W.Venn.317
Art. 7:73 WVV.318
Artt. 7:78 e.v. WVV.319
Art. 510, tweede lid W.Venn.320
Artt. 5:67, 7:67 WVV.321
Pagina ! van !84 113
onverkort gelden. Verder stelt het WVV nu uitdrukkelijk dat een overdracht in strijd 322
met overdrachtsbeperkingen die in regelmatig openbaar gemaakte statuten zijn opgenomen, noch aan de vennootschap, noch aan derden kunnen worden tegengeworpen, ongeacht de goede of kwade trouw van de kandidaat-overnemer. 323
Ook de naamloze vennootschap kan alle effecten uitgeven die niet door of krachtens de wet zijn verboden. De aandelen zonder stemrecht - waaraan onder het W.Venn. 324
volgens de praktijk te vaak tóch dwingend stemrecht werd gekoppeld - winnen onder het WVV aan authenticiteit. Wat inschrijvingsrechten betreft, werd, parallel aan de 325
BV, de uitzondering op de vijf-jaren-beperking ingeschreven. Ook in de NV wordt 326
de raad van bestuur verplicht een verslag op te stellen over de gevolgen van de
uitgifte en meer in het bijzonder de uitgifteprijs van nieuwe aandelen, converteerbare obligaties en inschrijvingsrechten. 327
IV.III.II.Uitgifte en Overdracht van effecten
90. De BV kan voortaan nieuwe varianten van effecten creëren zolang en in de mate de effecten niet door of krachtens de wet verboden worden. Dienaangaande kan in het
kader van start-up-financiering de optie tot uitgifte van (zeer) hybride vormen van effecten worden aangehaald. De toepassing van het W.Venn. dwong de praktijk tot
het gebruik van inschrijvingsrechten als correctiemechanisme wanneer zich een omstandigheid voordeed die het onderhandelde evenwicht tussen de aandeelhouders verstoort (zie hoofdstuk III.III.). Men denke onder meer aan een dilutieve uitgifte van
aandelen, “litigation exposure” of schending van gestipuleerde verklaringen en waarborgen’. Bijkomend inschrijvingsrechten stipuleren, brengt onlosmakelijk extra
kosten mee voor jonge bedrijven. Het desgevallend in de statuten inbouwen van correctiemechanismen in het aandeel zelf werkt, naar analogie met de
Angelsaksische “convertible preferred share" kostenbesparend. Theoretisch kunnen
Art. 7:78 §1, derde lid WVV.322
Art. 7:78 §2 WVV.323
Art. 7:22 WVV.324
Art. 7:57 WVV.325
Art. 7:70 WVV.326
Art. 7:179 §1 WVV.327
Pagina ! van !85 113
partijen in de BV aandelen voortaan vrijelijk verregaande eigenschappen en
maatschappelijke rechten toemeten (zie hoofdstuk IV.IV). Illustratief zouden de statuten van de BV kunnen bepalen dat wanneer een verwaterende uitgifte plaatsvindt, aandelen van soort X conform een bepaalde conversie-ratio splitsen dan
wel samenvoegen teneinde de dilutie zonder gebruik van inschrijvingsrechten te neutraliseren. Alsdan wordt een verwatering van de bestaande aandeelhouders
opgevangen door hun aandelenaantal te vermeerderen zonder dat een nieuwe inbreng moet geschieden. Merk op dat in de NV onder het W.Venn. de
rechtsgeldigheid van dergelijke techniek niet vaststond en het risico bestond dat de splitsing van een bepaalde soort aandelen beschouwd werd als een uitgifte van
aandelen zonder daar een inbreng aan voorafging. Naast dergelijke features, kan in de BV ook de aanspraak op stem- en winstrechten verbonden aan aandelen van welomlijnde gebeurtenissen afhankelijk worden gesteld.
91. Het voorgaande sluit logischerwijs niet uit dat de BV naakte of aan een ander effect verbonden inschrijvingsrechten uitgeeft. Meer nog; daar de founders niet langer de
noodzakelijke conversie van de voormalige ‘BVBA’ naar NV moeten afwachten teneinde inschrijvingsrechten uit te geven, kunnen ze reeds vroéger dan onder het
W.Venn. het geval was, geschikt talent aantrekken of exploiteren.
IV.III.III.Uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen
92. Ook de uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen lijken een rol van
betekenis te zullen spelen in de risicokapitaal-praktijk. Concreet is de vormgeving van de eerder besproken leaver-provisies gebaat bij de uitsluiting lastens het
vennootschapsvermogen. Op dit moment worden leaver-scenario’s aan de hand van koop- en verkoopopties opgemaakt. We zagen dat het common practice is dat in good
leaver-situaties (vaak beperkt tot de situaties waarin het engagement een einde kent door rechtsfeiten als het overlijden of de permanente ongeschiktheid van de leaver) de
betrokken vennoot het recht heeft het aandelenpakket tegen marktwaarde (“fair market value”) - al dan niet pro rata, dan wel bepaalde aandelensoorten bij voorrang - aan de medevennoten te verkopen. Een aankooprecht ten gunste van de medevennoten
wordt daarentegen toegekend in het leeuwendeel van de gevallen waarin een leaver omwille van àndere reden zijn bedrijvigheid in de start-up stopzet. Al naargelang van
de concrete omstandigheden van het vertrek heeft de call-optie betrekking op het
Pagina ! van !86 113
geheel dan wel een deel van het aangehouden aandelenpakket. Ook de overnameprijs
die de begunstigden aan de leaver verschuldigd zijn, correleert direct met de kwalificatie als good, bad of early leaver. Samengevat zijn leaver-provisies c o n t r a c t u e l e c l a u s u l e s d i e t e r u g t e v i n d e n z i j n i n o n d e r h a n d s e
aandeelhoudersovereenkomsten en de begunstigde(n) het recht geven op het (ver-)kopen van (een pars van) de aandelen van diegene die aandeelhouderschap niet
langer aan professioneel engagement koppelt.
93. Paragraaf 80 ontleedde de tendens naar de niet-uitoefening van koop-opties door
investeerders bij het zich voltrekken van een leaver-situatie. In het geval waarin (i) een investeerder wél beslist de aandelen over te nemen en (ii) zowel investeerders als
oprichters een pro-rata aankooprecht hebben op het aandelenpakket van de leaver is een machtsverschuiving binnen de start-up schijnbaar onvermijdelijk. Dit is te verklaren door het feit dat oprichters in de seed-fase zelden over de financiële slagkracht
beschikken om hun mede-oprichter pro rata uit te kopen. Aldus dreigt acute dilutie van de founders als collectief bijgeval een van hen de handdoek werpt. Aan dit euvel wordt
verholpen door statutair in de mogelijkheid van uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen te voorzien. Het onderscheid tussen de uitkoop van een
founder door een investeerder-vennoot enerzijds en door de vennootschap anderzijds is er tenslotte een van louter theoretische aard. De statuten van de BV kunnen
bepalen dat de vennootschap een aandeelhouder om een wettige reden of omwille van een andere in de statuten vermelde reden kan uitsluiten. De uitsluiting geeft 328
recht op de uitbetaling van een scheidingsaandeel dewelke door de vennootschap zelf
en niét haar vennoten wordt afgedragen. Na zulks uitbetalen vernietigt de 329
vennootschap de overgekochte aandelen met als gevolg dat het totale aantal
uitstaande aandelen onverwijld terugvalt. Deze techniek resulteert in een conditie 330
waarin iedereen, inclusief de oprichters, pro rata stijgen ten belope van het (naderhand
vernietigde) aandelenpakket van een vennoot die door de vennootschap zelf, mét vennootschapsmiddelen werd uitgekocht. Kortom, de uitsluiting lastens het
vennootschapsvermogen creëert een opportuniteit voor de resterende oprichters van
Art. 5:155 §1, eerste lid WVV.328
Art. 5:155 §1, eerste lid WVV.329
Art. 5:155 §3 WVV.330
Pagina ! van !87 113
start-ups om niet te hoeven verwateren wanneer het hen in de beginfase van de start-
up aan financiële draagkracht ontbreekt. Vermeldenswaardig is dat enkel de algemene vergadering van aandeelhouders bevoegd is om de uitsluiting uit te spreken en dit op grond van wettige en andere in de statuten geëxpliciteerde redenen. Het is dus van 331
belang om statutaire provisies op te stellen waarin de verschillende leaver-scenario’s (lees: uitsluitingsscenario’s”) secuur en vooral exhaustief worden beschreven.
IV.III.IV.Wijziging van rechten verbonden aan aandelen
94. We maakten reeds melding van de flexibilisering van het gebruik van aandelen
zonder stemrecht. Zo maakte de wetgever komaf met het voorheen dwingend karakter van het compensatoire preferentieel dividend en beperkte ze het aantal gevallen waarin de aandelen alsnog van stemrecht genoten (d.i. enkel bij de
beslissing omtrent fusies, omzettingen, grensoverschrijdende zetelverplaatsingen én wijzigingen van de rechten verbonden aan aandelen). Een voor de durfkapitaal-
praktijk relevante kanttekening kan worden gemaakt rond voormelde wijziging van rechten verbonden aan aandelen en de impact van het voormalige art. 560 W.Venn.
Zo was dwingendrechtelijk voorgeschreven dat wanneer verschillende soorten aandelen bestaan, de algemene vergadering hun respectieve rechten kan wijzigen.
Elk van de winstbewijzen gaf dienaangaande stemrecht in zijn soort, niettegenstaande elke daarmee andersluidende bepaling in de statuten. De algemene vergadering moest daarop voor élke soort voldoen aan de vereisten van
aanwezigheid en van meerderheid die voor een statutenwijziging werden voorgeschreven. Het WVV neemt deze regeling over en incorporeert ze zo goed 332
als intact in artikelen 5:102 en 7:155 WVV. Het behoud van deze bepaling doet 333
vermoeden dat de invoering van aandelen zonder stemrecht in venture backed
vennootschappen - ondanks goede intenties van de wetgever - dode letter zal blijven. Immers, de opeenvolging van kapitaalrondes gaat noodzakelijkerwijs gepaard met
een permanent veranderende, onderlinge machtsverhouding tussen vennoten; nieuwe investeerders formuleren nieuwe eisen, zich baserend op nieuwe (lees: veelal
Art. 5:155 §1, tweede lid WVV.331
Art. 560 W.Venn.332
Artt. 5:102, 7:155 WVV.333
Pagina ! van !88 113
‘hogere’) prijzen van nieuwe aandelen. Zo is bij wijze van illustratie sprake van een
‘wijziging van de rechten verbonden aan een soort van aandelen’ zodra een investeerder de creatie van een “senior class of preferred stock” bekomt - iets wat in de praktijk thans zeer vaak voorkomt. Aldus is de creatie hiervan onderworpen aan 334
een formele goedkeuring binnen élke andere soort effecten. Ook employee pool-warrants of stock-opties (zie paragraaf 69) kunnen in theorie als een afzonderlijke
soort effecten worden gestructureerd. In de situatie waarin die opties sléchts recht zouden geven op aandelen zónder stemrecht, beschikken de betrokken begunstigden
niettemin over een feitelijk veto-recht waarmee zij de creatie of wijziging van andere soorten kunnen afwenden (e.g. naar aanleiding van een op korte termijn ongunstige
down-round). Het voorgaande maakt dat bij uitgifte van nieuwe aandelen de creatie van een nieuwe soort effecten beter vermeden wordt. In plaats daarvan brengt men in de praktijk een stock-optieplan niet zelden onder bij het soort effecten dat aan de
founders van de start-up toebehoort.
IV.IV.RECHTEN VAN EFFECTEN
IV.IV.I.Rechten van effecten onder het oude en nieuwe recht
95. W.Venn. Wat betreft de BVBA bepaalde het W.Venn. dat het kapitaal wordt verdeeld in gelijke aandelen en dat "elk aandeel recht heeft op één stem”. Elk aandeel had boekhoudkundig eenzelfde kapitaalwaarde. Aldus dienden alle aandelen dezelfde rechten te verlenen en in het bijzonder de rechten nopens zeggenschap, winstdeling en deelname in de verdeling van het vereffeningssaldo waardoor van soortvorming geen sprake kon zijn. , 335 336
96. WVV. Het nieuwe wetboek stapt af van die verplichte gelijkheid van aandelen in de BV en installeert de antipool. Meervoudig stemrecht, hetgeen voorheen louter in de
Onder senior class of preferred stock begrijpen we een aparte soort preferente aandelen 334
waarvan de houders bij liquidatie van de start-up vóór de houders van gewone aandelen worden uitbetaald.
Artt. 238, 239, 275 W.Venn.335
D. BRULOOT “Krachtlijnen van het nieuwe bv-recht” in X., Vennootschappen en verenigingen. 336
Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Inleidende beschouwingen bij het nieuwe Wetboek Vennootschappen, Kluwer, 2018, 63.
Pagina ! van !89 113
coöperatieve vennootschap bestond, is nu ook in de BV mogelijk en niet in het minst alle variaties op vlak van stem- en winstrechten. , Door het schrappen van de 337 338
kapitaalfiguur in de besloten vennootschap, valt per definitie mede het doek over de kapitaalvertegenwoordigende waarde, meer bepaald de nominale waarde en fractiewaarde. Deze waarden dienden als maatstaf bij de bepaling van de stem- en 339
winstrechten waar een aandeel recht op gaf. Onder het WVV worden deze rechten bepaald in de statuten.
97. W.Venn. Het stemrecht in de NV werd bepaald in verhouding tot het bedrag van de kapitaaldeelname. De bewoording van art. 541 W.Venn. liet geen twijfel: “Wanneer 340
de aandelen gelijke waarde hebben, geven zij elk recht op één stem. Zijn zij niet van gelijke waarde {...}, dan geven zij elk van rechtswege recht op een aantal stemmen naar evenredigheid van het gedeelte van het kapitaal dat ze vertegenwoordigen {...}”. Inbrengen die ‘buiten kapitaal’ werden geboekt, (in ruil voor uitgiftepremies en geen kapitaalaandelen) werden dienaangaande niet in aanmerking genomen. Wat het winstrecht betrof, konden de statuten wél afwijken van die proportionaliteit ten aanzien van de bijdrage in het kapitaal.
98. WVV. Het vlaggenschip van de geüpdate NV is het feit dat meervoudig stemrecht mogelijk wordt. Enerzijds kan een bestaande niet-genoteerde naamloze 341
vennootschap nieuwe aandelen uitgeven waaraan meervoudig stemrecht verbonden is. Anderzijds kan meervoudig stemrecht worden toegekend aan reeds bestaande aandelen. In beide gevallen is hiervoor een statutaire basis vereist. Statutaire 342
vrijheid is troef. De algemene vergadering kan een eerder klassiek meervoudig stemrecht installeren dan wel een op-maat-gemaakte vorm waarbij bijvoorbeeld veto-rechten tegen bepaalde soorten beslissingen aan bepaalde aandeelhouders worden
Art 5:42 WVV.337
D. BRULOOT, “De Kapitaalloze BVBA : Een Eerste Verkenning.” in F. BUYSSENS (ed.), 338
Notariële Actualiteit 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2016, 173.
H. DE WULF, “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En 339
Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy 2017, 18.
Art. 541 W.Venn.340
Art. 7:52. WVV.341
J. DELVOIE en S. DECLERCQ, “De invoering van meervoudig stemrecht en loyauteitsstemrecht 342
in bestaande vennootschappen”, TRV-RPS 2019, 130.
Pagina ! van !90 113
toegekend. Het is aan te raden de aandeelhoudersovereenkomsten naar 343
aanleiding van de invoering van het meervoudig stemrecht na te kijken en aan te passen aan de nieuwe realiteit van het meervoudig stemrecht. 344
IV.IV.II.Positieve inspraakmogelijkheid
99. De impact van het voortaan suppletiefrechtelijke “one share, one vote” beginsel dient in VC-context niet te worden overschat. Eerder dan een rigide of artificiële constructie, creëert het een transparante aandeelhoudersstructuur waarin het aantal aandelen evenredig correleert met de zeggenschap die aan een aandeelhouder - ondernemer dan wel investeerder - toekomt. De omvang van een aangehouden participatie dient aldus als graadmeter voor de invloed die een individuele vennoot potentieel op het reilen en zeilen van de start-up uitoefent. De term sheet en meer nauwkeurige investeringsovereenkomst reflecteren apert de belangenafweging die zich bij het onderhandelen over de voorwaarden van de investering tussen ondernemer en investeerder ontspon. Zoals in elke andere vennootschap situeert de besluitvorming in de start-up zich naast het niveau van de algemene vergadering van aandeelhouders en a fortiori op dat van de raad van bestuur. Ter bescherming van zijn of haar belangen, dwingt de investeerder graag en vaak een bestuursmandaat af. Dit stelt hem of haar in staat om de processen en strategie van de start-up te beïnvloeden. Het aantal zitjes in en samenstelling van de raad van bestuur (we gaan uit van een monistisch bestuursmodel, maar dit is te extrapoleren naar het duaal model) hangt af van de hoeveel externe investeerders, ondernemers en andere referentieaandeelhouders zich op het bestuursniveau laten gelden. In grote lijnen valt de ambtsverdeling samen met de respectieve aandeelhoudersbelangen. De raad van bestuur is evenwel een collegiaal bestuursorgaan dat doorgaans beslist met een zogenaamde “onderhandelde unanimiteit” doch bij ontstentenis hiervan met gewone meerderheid. , 345 346
H. DE WULF, “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En 343
Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy 2017, 23.
J. DELVOIE en S. DECLERCQ, “De invoering van meervoudig stemrecht en loyauteitsstemrecht 344
in bestaande vennootschappen”, TRV-RPS 2019, 130.
N. DE CEULAER, What the fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 172.345
Artt 7:85, 7:101,7:105, 7:107 WVV.346
Pagina ! van !91 113
100. Daar durfkapitalisten veelal minderheidsparticipaties aanhouden en om die reden geen aanspraak maken op de meerderheid van (i) de uitgebrachte stemmen binnen de algemene vergadering van aandeelhouders, dan wel de meerderheid van (ii) de bestuurders binnen het bestuursorgaan, voorzien aandeelhoudersovereenkomsten in contractuele beschermingsmaatregelen ten gunste van bepaalde investeerders op beide niveau’s. Een reeks veto-rechten blijkt dienaangaande een populair instrument. In dergelijke clausules stipuleren de partijen voor welk(e) (soort) beslissingen de letterlijke én figuurlijke ‘stem’ van de betrokken investeerder te allen prijze vereist is. Dit voorkomt dat venture capitalists lijdzaam moeten toezien hoe in hun ogen nefaste beleidskeuzes worden gemaakt. Op het niveau van de aandeelhoudersvergadering kan bij wijze van voorbeeld aan een voorafgaandelijk fiat van een investeerder onderhevig worden gemaakt: (i) het besluiten tot fusie, overname, ontbinding, vereffening, (ii) het opheffen van het wettelijk voorkeurrecht van bestaande aandeelhouders, (iii) het inkopen van eigen aandelen, (iv) het uitkeren van dividenden, (v) het toekennen van een vergoeding aan bestuurders, (vi) het aanvatten van een beursgang (vii) het goedkeuren van een stock-optieplan en (viii) het amenderen van de statuten van de vennootschap. Op het niveau van de raad 347
van bestuur worden veto-rechten onder meer gekoppeld aan: (i) het goedkeuren van het businessplan, (ii) het verplaatsen van de statutaire zetel, (iii) het registreren van een nieuw intellectueel eigendomsrecht, (iv) het benoemen, schorsen of ontslaan van een senior manager, (v) het voorstellen van een fusie, overname, ontbinding, (vi) het contracteren ten belope van een hoger bedrag dan EUR X en (vii) het aangaan van een schuld ten belope van een hoger bedrag van EUR X. Het onderhands 348
bedingen van veto-rechten die de minderheidsaandeelhouder (de jure) op een algemene vergadering of raad van bestuur kan uitoefenen, is elegant, flexibel en op maat. Immers, deze conventioneel bedongen veto-rechten zijn geldig van zodra wilsovereenstemming tussen de partijen blijkt. Van de wettelijk voorzien afwijking 349
op het “one share, one vote” principe kan gebruik worden gemaakt na statutenwijziging. Dit impliceert dat ingeval aandeelhouders rechten willen 350
toevoegen, schrappen of modifiëren een statutenwijziging, buitengewone vergadering
Eigen Analyse op basis van Vijftig Confidentiële Documenten (zie hoofdstuk I.II voor meer info).347
Eigen Analyse op basis van Vijftig Confidentiële Documenten (zie hoofdstuk I.II voor meer info).348
Art. 1134 BW.349
Art. 5:42 WVV.350
Pagina ! van !92 113
én notariële akte onvermijdbaar zijn. Wat de raad van bestuur betreft, moet gezegd dat ‘onderhandelde unanimiteit’ de regel blijft voor beslissingen die in de schoot van de raad worden genomen. Overgaan tot een formele stemming waarin veto-rechten daadwerkelijk een rol van betekenis spelen, is een veeg teken. Een veto-recht is de spreekwoordelijke reddingsboei die houvast biedt wanneer het stormt binnen het bestuursorgaan. Het is af te raden om beslissingen in de raad ruwweg door te drukken zonder op een afdoende draagvlak bij de overige bestuurders én aandeelhouders terug te kunnen vallen.
101. Tot dusver werd uitgegaan van een ‘negatieve’ beschermingsmechaniek: Minderheidsaandeelhouders konden tot nader order op twee niveau’s een al dan niet onderbouwde ‘neen’ bepleiten en juridisch afdwingen. Actief ‘positieve’ beslissingen doordrukken was voor minderheidsaandeelhouders onder het W.Venn. niet weggelegd. Doch “kan’t verkeren”, zei Bredero; zo ook het engagement van de founders. Diverse factoren zoals financiële verzadiging, precaire gezinssituatie of fysieke kwalen kunnen namelijk een gedaalde betrokkenheid van een ondernemer in de hand werken. In het geval waarin die founder mettertijd minder goede of ronduit zwakke prestaties laat optekenen (zonder iets te hebben misdaan, e.g. ‘bad leaver-clauses’), kan het in het belang van de start-up zijn deze ondernemer te ontzetten uit zijn of haar ambt als lid van de raad van bestuur. Daarnaast zou men, los van het engagement van een founder en gelet op het belang van returns voor investeerders, voormelde techniek kunnen aanwenden ter initiëring van exits. Het gebeurt immers dat aandeelhouders (veelal founders) halsstarrig - en bijwijlen tegen het vennootschapsbelang in - exi ts belet ten. Een weloml i jnde, act ieve inspraakmogelijkheid voor investeerders kan in zulks geval hun belangen helpen vrijwaren. Onder het oude W.Venn. dienden minderheidsaandeelhouders in voornoemde situaties hun onmacht te bekennen. In casu kan het nieuwe WVV soelaas bieden door de minderheidsaandeelhouder a priori en in welbepaalde omstandigheden statutair meervoudig stemrecht toe te kennen. Zo kan de investeerder, ondanks zijn of haar bescheiden aandelenbezit, positief bijdragen aan het bestuur en de bedrijfsvoering van de start-up, zonder te worden gefnuikt door quora en meerderheden in de aandeelhoudersvergadering.
Pagina ! van !93 113
IV.IV.III.Betonnering founders?
102. Voorts kan men zich de vraag stellen of afwijken van het “one share, one vote” principe ten gunste van de founders van een start-up raadzaam is. Principieel kan worden beargumenteerd dat het aan founders toekomt steeds een zekere mate van controle te behouden na uitgifte van nieuwe aandelen. Zo wordt in menig Angelsaksisch, beursgenoteerd technologie-bedrijf de macht van en voor de founders geconsolideerd in de statuten of “articles of association” van de vennootschap. , 351 352
Een duidelijke illustratie hiervan is de beursintroductie van Snap Inc., het moederbedrijf van de wijdverspreide en bij tieners populaire Snapchat-applicatie. Op 2 maart 2017 ging Snap Inc. openbaar zonder aandelen met stemrecht uit te geven. Ergo, Evan Spiegel en Robert Murphy, respectievelijk CEO en CTO van Snap Inc. mochten zowel voor als na de beursgang prat gaan op hun feitelijke onafzetbaarheid; participerend in 45 procent van het kapitaal, beschikken ze vandaag de dag over ruim 70 procent van het totale aantal stemmen. Hoewel dit theoretisch mogelijk is onder 353
de nieuwe vennootschapswet, is af te wachten of in de praktijk het stellen van dergelijke verstrekkende eisen in goede aarde valt bij geïnteresseerde investeerders. Men kan vermoeden dat dit enkel is weggelegd voor ondernemers die op een (hoogst-)uitzonderlijke belangstelling van durfkapitalisten kunnen rekenen.
IV.V. SAMENSTELLING BESTUURSORGAAN
IV.V.I.Bestuursorgaan onder het oude en nieuwe recht
103. W.Venn. In de vroegere BVBA beschikte elke zaakvoerder over de volheid van bevoegdheid wat betreft de vertegenwoordiging van de vennootschap, al kon dit
M. INGRAM, “At Alphabet, There Are Only Two Shareholders Who Matter.”, 7 juni 2017, http://351
fortune.com/2017/06/07/alphabet-shareholders-meeting/ (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
X, “Facebook and the meaning of share ownership”, 30 September 2017, https://352
www.economist.com/business/2017/09/30/facebook-and-the-meaning-of-share-ownership (geraadpleegd op 19 augustus 2019).
K. BERTSCH, “Snap and the Rise of No-Vote Common Shares.”, 26 mei 2017, https://353
corpgov.law.harvard.edu/2017/05/26/snap-and-the-rise-of-no-vote-common-shares/ (geraadpleegd op 19 augustus 2019)
Pagina ! van !94 113
statutair (bijvoorbeeld via een meerhandtekeningenclausule) worden gemoduleerd. 354
Doch de zaakvoerders van een BVBA vormden in beginsel géén college. Ze 355
werden door de aandeelhouders benoemd voor bepaalde dan wel onbepaalde duur en participeerden zelf al dan niet in het kapitaal van de vennootschap. De
belangenconflictregeling in de BVBA mét bestuurscollege liep parallel aan aan die van de NV (infra) onder het W.Venn. Wanneer één zaakvoerder of meerdere 356
zaakvoerders over individuele vertegenwoordigingsbevoegdheid beschikten, moest de betreffende zaakvoerder de aandeelhouders in kennis stellen en kon de
verrichting enkel doorgevoerd worden door een lasthebber die de vennootschap ad hoc vertegenwoordigde. 357
104. WVV. Qua governance laat het WVV de positie van de ‘zaakvoerders’ (“bestuurders”) in de BV quasi onverlet. De BV kan analoog aan het W.Venn. statutaire bestuurders aanstellen. Ook onder de nieuwe regelgeving beschikken ze over een individuele of
collegiale vertegenwoordigingsbevoegdheid al naargelang de statuten bepalen. Verder kan ook in de besloten vennootschap een orgaan van dagelijks bestuur
worden ingesteld. Verregaande statutaire flexibiliteit is troef. 358
105. W.Venn. Onder het oude recht kende de NV een monistisch bestuurssysteem waarin
de raad van bestuur wél als college fungeerde en minstens drie leden telde. 359
Behoudens wet te l i jke beperk ingen, kon de raad van bestuur haar
bestuursbevoegdheden overdragen aan een directiecomité. Het dagelijks bestuur 360
van de NV kon worden uitbesteed aan een of meer personen, al dan niet aandeelhouders, die alleen of gezamenlijk optreden. Als ‘dagelijks bestuur’ 361
kwalificeerden handelingen die “geboden zijn door de noden van het dagelijks leven
Art. 255 W.Venn.354
Artt. 257, 521 W.Venn.355
Artt. 259, 264 W.Venn.356
Art. 260 W.Venn.357
Art. 5:79 WVV.358
Art. 522 W.Venn.359
Art. 524bis W.Venn.360
Art. 525 W.Venn.361
Pagina ! van !95 113
en die welke zowel wegens het geringe belang als wegens de noodzaak van een
snelle oplossing, het optreden van de raad van bestuur zelf overbodig maken”. Wat 362
conflicterende vermogensrechtelijke belangen betreft, diende de bestuurder wiens persoonlijke belangen met deze van de vennootschap interfereerden, dit terstond aan
zijn of haar medebestuurders ter kennis te brengen. De raad van bestuur diende 363
daarop een verslag ten behoeve van de algemene vergadering van aandeelhouders
op te stellen waarin onder meer de aard van de verrichtingen en de vermogensrechtelijke gevolgen van de verrichting voor de vennootschap werd
uiteengezet. Een schending van art. 523 W.Venn. leidde tot persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van alle bestuurders voor schade geleden door de
vennootschap of derden. Maar ook zonder schending riskeerden de bestuurders 364
aansprakelijkheid indien één van hen op grond van een verrichting als bedoeld in art. 523 W.Venn. een "onrechtmatig financieel voordeel” had verkregen. 365
106. WVV. Het WVV stelt NV’s in staat te kiezen tussen drie verschillende bestuursmodellen. Primo, kan voor een monistische raad van bestuur worden
gekozen. De eigenschappen van dit model lopen grotendeels gelijk met het 366
bestuurssysteem zoals dat onder het oude W.Venn. ingeburgerd geraakte. Merk op
dat het installeren van een directiecomité niet langer mogelijk is. De vennootschap die een dergelijke algemeen bij wet georganiseerde bevoegdheidstoewijzing wil
installeren, is aangewezen op een organisatie via het duaal bestuursmodel (infra). 367
Algemeen genomen zijn de contouren van het monistische bestuursmodel onder het W.Venn. vergelijkbaar met haar equivalent onder het WVV. Secundo, introduceert het
nieuwe wetboek het zogeheten duaal bestuursmodel. In deze constellatie wordt het 368
bestuur waargenomen door de raad van toezicht, bestaande uit niet-uitvoerende
bestuurders, enerzijds en de directieraad, bestaande uit (top-)managers), anderzijds.
Cass. 26 februari 2009, AR F.07.0043.F.362
Art. 523 W.Venn.363
Art. 528 W.Venn.364
Art. 529 W.Venn.365
Artt. 7:85 e.v. WVV.366
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 58.367
Artt. 7:104 e.v. WVV.368
Pagina ! van !96 113
De leden van de raad van toezicht worden door de algemene vergadering van
aandeelhouders benoemd. De directieraad is niet te verwarren met het 369
directiecomité uit het W.Venn. en verschilt fundamenteel op twee punten. Ten eerste houdt het WVV een strikt verbod in op het tegelijkertijd zetelen in beide raden. 370
Anders dan conform W.Venn. verbiedt het WVV dat pakweg CEO’s in zowel de raad van toezicht als directieraad van eenzelfde vennootschap zetelen. Ten tweede 371
ontleent de directieraad een aantal exclusieve bevoegdheden aan het WVV. Deze 372
bevoegdheidsoverdracht contrasteert met de concurrerende bevoegdheid die het
directiecomité onder het W.Venn. geniet. , De volheid van bevoegdheid ligt bij de 373 374
directieraad daar ofschoon de raad van toezicht de werkzaamheden van de
directieraad superviseert en haar leden aanstelt of ontslaat. De raad van toezicht is 375
overigens exclusief bevoegd voor de materies die in het monistisch systeem uitsluitend aan de raad van bestuur toekomen. Men denke aan de bijeenroeping 376
van de algemene vergadering en de bepaling van haar agenda, de vaststelling van de jaarrekening, de opstelling van het jaarverslag, het gebruik van het toegestaan
kapitaal, de in- en verkoop van eigen aandelen, de toepassing van de procedure rond financiële bijstand en de opstelling van de wettelijk voorgeschreven verslagen bij
kapitaalbewegingen en bij herstructureringen. Tertio, is een monistisch 377
bestuursmodel met één bestuurder voorhanden. Een naamloze vennootschap kan op
grond van het nieuwe recht haar raad van bestuur laten vervangen door een één enkele bestuurder, natuurlijke persoon of rechtspersoon, al dan niet in de statuten
Art. 7:105 §3 WVV.369
Artt. 7:105 §1, 7:107, tweede lid WVV.370
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 59.371
Art. 7:109 WVV.372
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 59.373
S. DE GEYTER, “De toezichtstaak van de raad van bestuur [in de naamloze vennootschap]”, 374
TPR 2012, 1179.
Artt. 7:107 §1, 7:109 §1, 7:110, eerste lid WVV.375
Art. 7:109 §1 WVV.376
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 61.377
Pagina ! van !97 113
benoemd. De enige bestuurder kan, indien in de statuten ingeschreven, hoofdelijk 378
en onbeperkt aansprakelijk worden gesteld voor de verbintenissen aangegaan door de vennootschap. Verder kunnen statutair veto-rechten aan de enige bestuurder 379
worden toegekend tot nut bij beslissingen rond statutenwijziging, dividenduitkering of
zijn of haar ontslag. Desalniettemin kan de algemene vergadering van 380
aandeelhouders ondanks dit veto-recht een einde stellen aan zijn mandaat mits
naleving van de aanwezigheids- en meerderheidsvereisten voor een statutenwijziging ingeval daartoe wettige redenen bestaan. 381
107. Hoewel de ad nutum afzetbaarheid van een bestuursmandaat in de naamloze vennootschap de default regeling blijft, houdt het WVV niet langer vast aan het
openbareordekarakter (en aldus de vatbaarheid voor (absolute) nietigheid) van de ad nutum afzetbaarheid van haar bestuurders. De statuten kunnen nu legitiem de 382
verplichte inachtneming van opzegtermijn of toekenning van vertrekvergoeding
voorschrijven vooraleer de algemene vergadering tot beëindiging van het bestuursmandaat kan beslissen. Wat betreft het dagelijks bestuur komt de wetgever
terug op het sterk bekritiseerde Cassatie-arrest van 2009. Naast dagdagelijkse 383
beslissingen kan het orgaan van dagelijks bestuur voortaan beslissingen nemen van
gering belang óf omwille van hun spoedeisend karakter. 384
108. Verder schrijft Het WVV voor dat ingeval een rechtspersoon hetzij in de BV, hetzij in
de NV als bestuurder wordt aangesteld, die rechtspersoon een natuurlijke persoon als vaste vertegenwoordiger hoort aan te duiden. Dit wordt soms aangeduid met het beginsel van de transparantie van de bestuurder-rechtspersoon. De vaste 385
vertegenwoordiger kan daarop niet langer in eigen naam noch als vaste
Art. 7:101 §1 WVV.378
Art. 7:101 §2 WVV.379
Art. 7:101 §3 WVV.380
Art. 7:101 §4, tweede lid WVV.381
Art. 7:85 §3 WVV.382
Cass. 26 februari 2009, AR F.07.0043.F.383
Art. 7:121, tweede lid WVV.384
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 26.385
Pagina ! van !98 113
vertegenwoordiger van een andere rechtspersoon-bestuurder in het betreffende
orgaan zetelen waardoor de “schizofrenie van de vaste vertegenwoordiger” wordt ingedijkt. Tot slot moet gezegd dat de belangenconflictregeling voor niet-386
genoteerde NV’s wordt aangescherpt. De bestuurder met een persoonlijk,
vermogensrechtelijk belangenconflict wordt vanaf nu uitgesloten van deelname aan de beraadslaging over het heikele punt. 387
IV.V.II.Fondsvorming
109. In paragrafen 17 e.v. werd de structuur en oprichting van een investeringsfonds (“fund
formation practice”) summier uit de doeken gedaan. Onder toepassing van het W.Venn. bood de communautaire vennootschap op aandelen (Comm.VA) een flexibele bestuursvorm met de (al dan niet conditionele) onafzetbaarheid van de
beherende vennoot (GP) als voornaamste baat. Desondanks werd onder de noemer van vereenvoudiging komaf gemaakt met de Comm.VA. De vraag kan worden gesteld
waarom deze vennootschapsvorm absoluut moest verdwijnen, gelet op de bekendheid van de structuur in het binnen- en buitenland. Door haar verregaande 388
statutaire flexibiliteit leek de BV op het eerste zicht geschikt om het verliest van de Comm.VA op te vangen door haar in grote trekken te repliceren. In de BV beslist de
algemene vergadering van aandeelhouders over de voorwaarden van benoeming en ontslag van de leden van het bestuursorgaan, inclusief de al dan niet onafzetbaarheid van bestuurders. Behoudens een afwijkende statutaire regeling worden niet-389
statutaire bestuurders met gewone meerderheid benoemd en ontslagen. Statutair benoemde bestuurders kunnen enkel met statutaire meerderheid worden afgezet. 390
Noemenswaardig en enigszins merkwaardig is het artikel waarin het mandaat van zowel statutair als niet-statutair benoemde bestuurders beëindigd kan worden
wegens wettige reden, zonder opzeggingstermijn of vertrekvergoeding. Dé 391
Art. 2:55 WVV.386
Art. 7:96 §1, vierde lid WVV.387
K. MARESCEAU, De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 13.388
Art. 5:70 WVV.389
Art. 5:70 §2 WVV.390
Art. 5:70 §3, vierde lid WVV.391
Pagina ! van !99 113
hamvraag i.c. is met welke meerderheid hiertoe kan worden besloten. Het
verrassende antwoord is dat hier in beide gevallen met gewone meerderheid toe kan worden beslist. De memorie van toelichting stelt op niet mis te verstane wijze dat de “algemene vergadering in al deze gevallen bij gewone meerderheid een bestuurder
om wettige reden {kan} ontslaan ook al is hij statutair benoemd”. Een statutaire 392
bestuurder geniet aldus minder bescherming dan hij onder toepassing van het
W.Venn. deed. De situatie waarin een investeringsmanager weet dat hij bij wettige 393
reden te allen tijde, niettegenstaande enig andersluidende statutair beding, met
eenvoudige meerderheid kan worden afgezet, is problematisch voor de goede werking van het fonds. Bovendien wordt de 'wettige reden’ in het licht van recente
rechtspraak van onder meer het Hof van Beroep te Gent steeds beperkter ingevuld en is de statutaire zaakvoerder niet langer “een zonnekoning, die boven alles verheven is”. , In de NV behoort het installeren van een monistisch 394 395
bestuursmodel met één bestuurder voortaan tot de mogelijkheden. Dit stelt een investeringsfonds statutair in staat de GP, analoog aan de Comm.VA, veto-rechten
voor elke statutenwijziging toe te kennen en derhalve een feitelijk onafzetbare bestuurder te installeren. In tegenstelling tot de ietwat bizarre bepaling in de BV kan
de algemene vergadering van de NV, ondanks een toegekend veto-recht, een einde stellen aan een bestuurdersmandaat “mits naleving van de aanwezigheids- en
meerderheidsvereisten voor een statutenwijziging ingeval daartoe wettige redenen bestaan”. Houders van aandelen met stemrecht die minstens 10% van het kapitaal 396
vertegenwoordigen, zijn overigens gerechtigd met unanimiteit een bijzondere
Wetsontwerp,156.392
Art. 256, tweede lid W.Venn.393
D. SELLESLAGH, “Wie via maatschap schenkt, is niet langer zonnekoning”, 10 november 2018, 394
https://www.tijd.be/nieuws/archief/wie-via-maatschap-schenkt-is-niet-langer-zonnekoning/10068330.html (geraadpleegd 19 augustus 2019).
Gent 5 september, 2018, 2016/RK/34 2017/RK/28, onuitg., aangehaald door https://395
opleidingen.wolterskluwer.be/mdseminars/nieuws/artikels/qui-a-compagnon-a-maitre-ook-in-een-maatschap-gebruikt-voor-estate-planning/.
Art. 7:101 §4, tweede lid WVV.396
Pagina ! van !100 113
lasthebber aan te stellen die een vordering tot afzetting van de enige bestuurders
wegens wettige redenen kan stellen. 397
110. Tot slot voorziet art. 5:76 van het WVV in de BV in een strenger geworden belangenconflictregeling. Zo valt te lezen dat (i) wanneer de statuten een collegiaal
bestuur installeren en (ii) een bestuurder een (on)rechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met het vennootschapsbelang, de
bestuurder met het belangenconflict niet mag deelnemen aan de beraadslagingen noch aan de stemming in dat verband. Op de keper beschouwd zal van 398
voornoemde hypothese frequent sprake zijn. In een start-up die extern kapitaal ophaalt, is het bestuursorgaan samengesteld uit bestuurders die door de houders van
de respectievelijke soorten aandelen worden voorgedragen. De pool waaruit een kapitaalverschaffer naar zij meent geschikte kandidaten selecteert en naderhand op de algemene vergadering ter stemming brengt, is niet groot. Een vennoot van een 399
op durfkapitaal-transacties gericht advocatenkantoor merkt op dat "het juridische kader rond risicokapitaal, gericht op het vrijwaren van de nodige ‘checks and
balances’, substantieel verandert wanneer bestuurders niet langer mee mogen stemmen wanneer ze een potentieel belangenconflict hebben”. De kentering waarvan
sprake zal denkelijk neigen naar de overheveling van bevoegdheid omtrent het desbetreffende agendapunt van het bestuursniveau naar het niveau van de
aandeelhoudersvergadering binnen dewelke ook met veto-rechten of creatieve meerderheden zal worden gewerkt.
Art. 7:101 §4, derde lid WVV.397
Art. 5:76 §§1-2 WVV.398
Dit blijkt uit interviews met (i) de investeringsmanager van een Oost-Vlaams durfkapitaalfonds, 399
(ii) een partner van een Antwerps advocatenkantoor gefocust op venture capital-transacties.
Pagina ! van !101 113
V. CONCLUSIE
De BVBA werd onder het W.Venn. geheel terecht ongeschikt bevonden voor en door ondernemers die extern kapitaal verwachtten aan te trekken. Durfkapitaal-financiering is een delicate evenwichtsoefening waarbij solide contractuele clausules de belangen van
founders en investeerders dienen te aligneren. Het inherent besloten karakter van de BVBA maakte maatwerk onmogelijk. Zo liet de BVBA het moduleren van de overdraagbaarheid
van aandelen niet toe en ook de uitgifte van warrants werd verboden. Deze redenen noopten start-ups tot de omvorming van laagdrempelige BVBA naar venerabele NV. Mijns inziens heeft het er alle schijn van dat een extern-gefinancierde start-up, opgericht als
BV, niet noodzakelijk meer naar een NV hoeft te worden geconverteerd. Of bestaande NV’s de omvorming naar BV’s moeten overwegen, is meer twijfelachtig. Veel hangt af of, en zo ja in welke mate, de opportuniteiten die in het vierde deel worden geschetst, ingang vinden in
de realiteit.
Op 28 februari 2019 werd de nieuwe vennootschapswet goedgekeurd, met als meest
voorname doelstelling de vereenvoudiging en flexibilisering van het vennootschapsrecht. Het WVV brengt ingrijpende wijzigingen met zich mee en biedt ook voor de durfkapitaal-
praktijk perspectieven. In de BV kunnen de vennootschapsorganen van start-ups nu, zonder rekening te houden met de Tweede Richtlijn, de “one share, one vote”-regel
omzei len , n ieuwe e ffec ten u i tgeven en van de u i ts lu i t ing las tens het vennootschapsvermogen gebruik maken. Mijn aanvoelen is dat de praktijk zich in de BV weinig of niet naar de default-regeling zal schikken en dat juridische adviseurs dankbaar gebruik zullen maken van de verstrekkende
flexibiliteit die zich thans in vele clausules aandient.
Na het schrijven van deze masterproef ben ik ervan overtuigd dat het WVV België op
vennootschapsrechtelijk vlak aantrekkelijker maakt voor buitenlandse investeerders. Niettemin zijn, het moet gezegd, de fiscale implicaties minstens even doorslaggevend. Naar
ik vermoed maakt het fiscaal-neutraal uitrollen van het WVV sommige creativiteiten tot dode letter, al moet dit nader worden onderzocht.
Pagina ! van !102 113
VI. BIBLIOGRAFIE
WETGEVING
Europese regelgeving
Richtl. Raad nr. 77/91/EEG, 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, als- ook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken, Pb.L. 31 januari 1977, afl. 26, 1-13.
Interne regelgeving
Wet van 17 maart 2019 tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen, BS 10 mei 2019.
Wetboek van vennootschappen en verenigingen, BS 4 april 2019.
Wetboek van vennootschappen, BS 6 augustus 1999.
Voorbereidende documenten
MvT Wet tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen, Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 3367/001.
MvT Wetboek van vennootschappen en verenigingen, Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 3119/001.
Verslag namens de commissie voor handels- en economisch recht uitgebracht door de heer F. DELPEREE, gedachtewisseling met de minister van justitie en met deskundigen van het Belgisch centrum voor vennootschapsrecht over de modernisering van het vennootschapsrecht, Parl.St. Kamer 2015-2016, nr. 1500/1.
Verslag namens de bijzondere commissie (handelsvennootschappen) uitgebracht door de heer VANDENBERGHE, STROOBANT en LAVERGE over het ontwerp van wet tot wijziging
Pagina ! van !103 113
van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, Parl.St. Senaat 1993-1994, 1086/2.
MvT Wet tot wijziging van de wetten betreffende de handelsvennootschappen gecoördineerd op 30 november 1935, in het kader van een doorzichtige organisatie van de markt van de ondernemingen en van de openbare overnameaanbiedingen, Parl.St. Senaat 1990-1991, nr. 1107/1.
RECHTSPRAAK
Cass. 29 mei 2008, AR C.07.0321.N.
Cass. 26 februari 2009, AR F.07.0043.F.
Gent 5 september, 2018, 2016/RK/34 2017/RK/28, onuitg., aangehaald door https://opleidingen.wolterskluwer.be/mdseminars/nieuws/artikels/qui-a-compagnon-a-maitre-ook-in-een-maatschap-gebruikt-voor-estate-planning/.
RECHTSLEER
Boeken
AERNOUDT R., Financieel management toegepast: Hoe financier ik mijn onderneming?, Antwerpen, Intersentia, 2016, 399 p.
ALLIJNS M., BATS J., DE BIE M., DE LEENHEER I., HEENE M., MERTENS D., RYSMAN F., SABLON S., VAN BIERVLIET C., VANDAMME L., VANDAMME H., VANDEN HEEDE F. en VERMEERSCH T., Dé gids voor vennootschappen 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 600 p.
BRAECKMANS H. en HOUBEN R., Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 586, 924 p.
BRULOOT D., Vennootschapskapitaal en schuldeisers, Antwerpen, Intersentia, 2013, 824 p.
CARETTE N., Derdenbeding, Antwerpen, Intersentia, 2011, 892 p.
COIBION A., Les conventions d’actionnaires en pratique, Brussel, Larcier, 2010, 185 p.
Pagina ! van !104 113
CUMMING D. en JOHAN S., Venture capital and private equity contracting: an international perspective, Burlington, Elsevier, 2009, 742 p.
DE CEULAER N., What The Fund?, Brugge, Die Keure, 2017, 279 p.
DEJONGHE W. en VAN DE VOORDE W., M&A in Belgium, The Hague, Kluwer Law International, 2001, 228 p.
DEMAN R., TCHINDA C. en VAN DEN BROELE E., Startersatlas 2018, UNIZO – Graydon Belgium – UCM, 2018, 56 p.
DE VRIES H.F., VAN LOON M.J. en MOL, S.,Venture capital deal terms - a guide to negotiating and structuring venture capital transactions, Utrecht, HMS Media Vof, 2016, 452 p.
FATER D. A., Essentials of Corporate and Capital Formation, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, 2010, 352 p.
FELD B. en MENDELSON J., Venture Deals, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 2016, 219 p.
FRANÇOIS A., Het vennootschapsbelang, Antwerpen, Intersentia, 1999, 795 p.
GLADSTONE D. en GLADSTONE L., Venture Capital Investing: The Complete Handbook for Investing in Private Businesses for Outstanding Profits, New Jersey, Financial Times Prentice Hall, 2004, 485 p.
JANSSENS E., en KESKIN F., Aandelen: Een overzicht van de principes en een aantal toepassingen”, Brussel, Larcier, 2010, 70 p.
LAMON H., Financial buy-outs: value drivers, deal structuring, financial instruments and funds: analysis from investor and management standpoints in Belgian practice, Brussel, Larcier, 2005, 198.
LECLERCQ D., Les conventions de cession d’actions. Analyse juridique et conseils pratique de redaction, Brussel, Larcier, 2009, 587 p.
MALHERBE J., DE CORDT Y., LAMBRECHT P., en MALHERBE P., Droit des sociétés. Précis, Brussel, Bruylant, 2011, 1368 p.
Pagina ! van !105 113
MANIGART S. en MEULEMAN M., Financing entrepreneurial companies : How to raise private equity as a high-growth company, Gent, Larcier, 2004, 130 p.
MANIGART S., en WITMEUR O., Venture Capital; Gids in België, losbladig, 41 p.
MARESCEAU K., De vennootschap & haar nieuw ontwerp-Wetboek, Brussel, Larcier, 2018, 86 p.
METRICK A., en YASUDA A., VENTURE CAPITAL & THE FINANCE OF INNOVATION, Hoboken, New Jersey, John Wiley & Sons, Inc., 2010, 535 p.
MOHOUT O., De ultieme gids voor het Belgische startuplandschap, Brugge, Die Keure, 2015, 128 p.
PATTYN J., Aandeelhoudersovereenkomsten. Overdrachtsbeperkingen en stemafspraken in een niet-publieke NV, Brussel, Larcier, 2012, 183 p.
TEMPLE P., Private equity: examining the new conglomerates of European business, Chichester, Wiley, 1999, 186 p.
TILLEMAN B. en VERBEKE L., Knelpunten Opties, Mortsel, Intersentia, 2013, 266 p.
WYCKAERT M., Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblo, 1995, 804 p.
X, Van Dale Woordenboek, VBK Media, 2000 p.
Tijdschriften
BEERNAERT MOURLON F., “Intuitus personae et sociétés”, TRV-RPS 2017, 273-287.
BLUMBERG J.P., “De uitgifte van naakte warrants of autonome inschrijvings-rechten op aandelen in de naamloze vennootschap”, TRV 1989, 122-130.
BLUMBERG J.P. en VAN LANCKER J., “De overdracht van aandelen op naam en het nieuwe artikel 1690 B.W.”, TRV 1995, 357-376.
BROSENS L., DHAENE M., VANDE VELDE W., “{Fiscaal vs. Vennootschapsrecht} WIB aangepast aan nieuw vennootschapsrecht, Fisc.act. 2018, 3-10.
Pagina ! van !106 113
BRULOOT D., MARESCEAU K. en DE WULF H., “Hervorming vennootschapsrecht. Overzicht en evaluatie”, NjW 2018, 414-429.
CERFONTAINE J., “Beperkingen inzake de vrije overdraagbaarheid van aandelen en stemafspraken”, Gandaius Actueel II 1997, 75-95.
COLOMBO M. en GRILLI L., “Founders’ human capital and the growth of new technology-based firms: A competence-based view”, Research Policy 2005, 795–816.
DE CORT V., “Voorkoop- en aanvaardingsclausules in de Belgische naamloze vennootschap”, T. Not. 1999, 340-389.
DE GEYTER S., “De toezichtstaak van de raad van bestuur [in de naamloze vennootschap]”, TPR 2012, 1175-1221.
DE WULF H., “Het Voorontwerp Van Een Nieuw Wetboek Van Vennootschappen En Verenigingen : Een Eerste Overzicht.”, Tax, Audit & Accountancy 2017, 7-36.
DELVOIE J. en DECLERCQ S., “De invoering van meervoudig stemrecht en loyauteitsstemrecht in bestaande vennootschappen”, TRV-RPS 2019, 129-149.
FRANÇOIS A., "Het wankele evenwicht tussen vennootschaps- en groepsbelang", TRV 1994, 221-238.
GEENS K., “Vooronderstelt een aanvaardingsclausule in een naamloze vennootschap dat de aandelen op naam zijn?”, TRV, 1989, 414-422.
HOUBEN R., “Standpunt. De duurtijd van warranten uitgegeven ten behoeve van één of meer bepaalde externe investeerders”, TRV 2012, 649-654.
HOUBEN R., “Het risicovrij aandeelhouderschap in een NV - Vragen vanuit het verbod op leonijns beding en empty voting”, RW 2009, 1538-1554.
KAPLAN N. en STRÖMBERG P., “Leveraged Buy-outs and Private Equity”, Journal of Economic Perspectives, 2008, afl. 23, 121-146.
LERUT L., “De aandeelhoudersovereenkomst bij notariële akte: why not?”, Not. Fisc. M. 2010, 273-311.
Pagina ! van !107 113
MARESCEAU K., "Op naar een grondige hervorming van het vennootschapsrecht?”, TEP 2015, afl. 4, 336-339.
PATTYN J., “Goede afspraken maken goede aandeelhouders”, Not.Fisc.M 2015, afl.6, 162- 181.
PEETERS I., “Kunnen beperkingen van de overdraagbaarheid van aandelen van een N.V. jegens een derde-verkrijger enkel afgedwongen worden op grond van het leerstuk van de derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk?”, TRV 1991, 511-516.
REMELS P., “Overdrachtsbeperkende clausules in naamloze vennootschappen”, Jura Falc. 1997-1998, 401-447.
SCALIA A., "The Rule of Law as a Law of Rules", U Chi L Rev 1989, afl. 4, 1175-1188.
SIMONART V., “L’ordre public et le droit de sociétés”, TBH 1994, 96-130.
TIMMONS J.A. en SANDER D.A., “Everything You (Don’t) Want to Know About Raising Capital”, Harv. Bus. Rev. 1989, 70-74.
VAN CANEGHEM L., “Statuten en aandeelhoudersovereenkomsten”, RW 2006-2007, 462- 474.
VA N G E RV E N D . , “ D e d r a a g w i j d t e v a n d e n i e u w e r e g e l i n g i n z a k e overdraagbaarheidsbeperkingen”, TRV 1992, 302-310.
WORONOFF M. A. en ROSEN J. A., “Understanding Anti-Dilution Provisions in Convertible Securities”, Fordham L. Rev. 2005, afl. 74, 129-162.
Verzamelwerken
BRAECKMANS H., CAPRASSE O., DE CORDT Y., DE WULF H., DIEUX X., FORIERS P.A., FRANÇOIS A., GEENS K., HELLEMANS F., HORSMANS G., MARESCEAU K., NELISSEN GRADE J.-M., VAN OMMESLAGHE P. en WYCKAERT M., De modernisering van het vennootschapsrecht / La modernisation du droit des sociétés, Brussel, Larcier, 2014, 446 p.
Pagina ! van !108 113
Bijdragen in verzamelwerken
BRULOOT D., “De Kapitaalloze BVBA : Een Eerste Verkenning.” in F. BUYSSENS (ed.), Notariële Actualiteit 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2016, 159-177.
BRULOOT D. “Krachtlijnen van het nieuwe bv-recht” in X., Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Inleidende beschouwingen bij het nieuwe Wetboek Vennootschappen, Kluwer, 2018, 51-81.
BRULOOT D., en MARESCEAU K., “Hoofdstuk 2: converteerbare obligaties” in MARESCEAU K. en BRULOOT D. (eds.), De obligatielening, Mortsel, Intersentia, 2017, 359-399.
CORNELIS L., en PEETERS J., “De verkrijging van eigen aandelen en winstbewijzen, het nemen van wederzijdse deelnemingen, de uitgifte van aandelen zonder stemrecht, van obligaties” in WYMEERSCH E. en BRAECKMANS H. (eds.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1991, Antwerpen, Maklu, 1992, 143-251.
ERNST P. en HERBOSCH D., “De uitgifte van warrants of de wondere wereld van de warrant: financieringsmiddel, beschermingsconstructie, instrument voor stock option-plannen en personeelsparticipatie” in TILLEMAN B. en DU LAING B. (eds.), Onderneming en effecten, Brugge, Die Keure, 2001, 71-123.
GEINGER H., “Continuïteitsverzekerende constructies in de naamloze vennootschap: overdrachtsbeperkingen m.b.t. de aandelen en stemafspraken” in FRANÇOIS A., BYTTEBIER K. en FELTKAMP R. (eds.), De gewijzigde Vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1996, 409-423.
GESQUIERE M. , "Opt ies op aande len b innen he t ru imere kader van aandeelhoudersovereenkomsten" in MOEYKENS F., CREYF K., DE MEULENAER S., VERWILGHEN M., LANDUYT R., JODTS F., GESQUIERE M., CORNELIS L. en DE NAUW A. (eds.), De Praktijkjurist XVI, Gent, Story Publishers 2010, 121-163.
GOOSSENS N., “Commentaar bij artikel 32 W.Venn.” in BRAECKMANS H., GEENS K. en WYMEERSCH E. (eds.), Vennootschapsrecht. Artikelsgewijze commentaar, Mechelen, Kluwer, 2003, 1-25.
HELLEMANS F. en JENNÉ F., “Aandelen/Aandeelhoudersovereenkomsten” in VERBEKE A., DERYCKE H., LALEMAN P. en VAN GERVEN D. (eds.), Handboek Estate Planning.
Pagina ! van !109 113
Algemeen deel 3. Vermogensplanning met effect bij leven: Rechtspersoon, Gent, Larcier, 2009, 29-34.
LEFEBVRE P., “Een autopsie van een drag along clausule samen met een aantal internationaal privaatrechteljke beschouwingen” in X, Van alle markten. Liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 623-641.
MICHIELS C. en SCHURMANS M., “Hoofdstuk 3: afbakening ten opzichte van andere financieringstechnieken” in MARESCEAU K. en BRULOOT D. (eds.), De obligatielening, Mortsel, Intersentia, 2017, 55-67.
MICHIELS C., “Private equity - vennootschapsrechtelijke aandachtspunten” in HOUBEN R. en RUTTEN S. (eds.), Actuele problemen van financieel, vennootschaps- en fiscaal recht, Mortsel, Intersentia, 2007, 273-332.
NELISSEN-GRADE J.M., “Goedkeurings- en voorkoopclausules in de naamloze vennootschap. Overeenkomsten betreffende de uitoefening van het stemrecht”, in JAN RONSE I. (ed.), De NV en BVBA na de Wet van 18 juli 1991, verslagboek van de Leuvense Vennootschapsdag van 4 november 1991, Kalmthout, Biblio, 1992, 53-90.
POPPE G., “Art. 496 W. Venn. (oude art. 101bis Venn. W.)” in BRAECKMANS H., BAERT P., BLOMMAERT D. en CERFONTAINE J. (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, losbladig.
SAGAERT V., en DEL CORRAL, J., “Enkele vermogensrechtelijke twistpunten bij de overdracht van aandelen” in BUYSSENS F. en WEYTS L. (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat; Liber Amicorum Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, 359-382.
MANIGART S. en WRIGHT M., “Venture Capital Investors and Portfolio Firms” in X, Foundations and Trends in Entrepreneurship 9 (4-5), Boston, Now, 2013, 366-546.
TILLEMAN, B., “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze vennootschappen” in JAN RONSE, I., (ed.), Knelpunten van dertig jaar vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblo, 1999, 523-611.
TILLEMAN, B., “Statutaire variaties inzake overdrachtsbeperkingen bij niet-publieke naamloze vennootschappen”, in BUYSSENS F en WEYTS L. (eds), Liber amicorum Prof. Dr. Luc Weyts, Brussel, Larcier, 2012, 255-259.
Pagina ! van !110 113
VAN BRUYSTEGEM B., “Art. 510 W.Venn.” in BRAECKMANS H., BAERT P., BLOMMAERT D., en CERFONTAINE J. (eds.), Vennootschappen en verenigingen : artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 2000, losbladig.
VAN GERVEN, D., “Overdrachtsbeperkingen van aandelen” in VERBEKE A., DERYCKE H., LALEMAN P. en VAN GERVEN D. (eds.), Handboek Estate Planning. Algemeen deel 3. Vermogensplanning met effect bij leven: Rechtspersoon, Gent, Larcier, 2009, 35-39.
WYCKAERT M., “Overdrachtsbeperkingen en stemrecht” in BOUCKAERT F., GEENS K. en HELLEMANS F. (eds.), De nieuwe vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995, Kalmthout, Biblio, 1995, 93-123.
Online bronnen
BCV/CDS, “Het voorliggend ontwerp Wetboek van vennootschappen en verenigingen/ Le projet actuel du nouveau Code des sociétés et des associations”, 2017, http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf.
BERMAN K. en KNIGHT J., “How EBITDA Can Mislead”, 19 november 2009, https://hbr.org/2009/11/how-ebidta-can-mislead.
BERTSCH K., “Snap and the Rise of No-Vote Common Shares.”, 26 mei 2017, https://corpgov.law.harvard.edu/2017/05/26/snap-and-the-rise-of-no-vote-common-shares/.
BOYER B. NADAULD T., VORKINK K. en WEISBACH M., “Private equity indices based on secondary market transactions”, 2018, https://www.nber.org/papers/w25207.pdf.
BVA, “The Industry”, https://www.bva.be/the-industry/.
DELAFORTRIE S. en SPRINGAEL C., “Hervorming van het vennootschapsrecht - Tweede lezing”, 2018, https://www.presscenter.org/nl/print-pdf-full/91637.
ECOPEDIA, “Natuurlijke selectie”, https://www.ecopedia.be/encyclopedie/natuurlijke-selectie. GEENS K., De sprong naar het recht voor morgen, 6 december 2016, https://www.koengeens.be/policy/hercodificatie.
Pagina ! van !111 113
GILLIGAN J. en WRIGHT M., “Private equity demystified”, 2014, https://www.icaew.com/-/m e d i a / c o r p o r a t e / f i l e s / t e c h n i c a l / c o r p o r a t e - f i n a n c e / f i n a n c i n g - c h a n g e /tecplm12976_privateequityiii_full-edition.ashx?la=en.
INGRAM M., “At Alphabet, There Are Only Two Shareholders Who Matter.”, 7 juni 2017, http://fortune.com/2017/06/07/alphabet-shareholders-meeting/.
KPMG Enterprise, “Venture Pulse, Q4'18, Global Analysis of Venture Funding”, 15 januari 2019, https://assets.kpmg/content/dam/kpmg/xx/pdf/2019/01/kpmg-venture-pulse-q4-2018.pdf.
O’BRIEN C., “O'Brien: “The Influencers of Silicon Valley”, 12 December 2009, https://www.mercurynews.com/2009/12/12/obrien-the-influencers-of-silicon-valley/.
RIES E. “The lean startup”, http://www.lse.ac.uk/assets/richmedia/channels/publicLecturesAndEvents/slides/20120112_1830_theLeanStartup_sl.pdf.
The International Private Equity and Venture Capital Valuation (IPEV), “International Private Equity and Venture Capital Valuation Guidelines”, December 2018, http://w w w. p r i v a t e e q u i t y v a l u a t i o n . c o m / P o r t a l s / 0 / D o c u m e n t s / G u i d e l i n e s /I P E V % 2 0 Va l u a t i o n % 2 0 G u i d e l i n e s % 2 0 - % 2 0 D e c e m b e r % 2 0 2 0 1 8 . p d f ?ver=2018-12-21-085233-863.
VLAIO, “Risicokapitaal - Venture Capital”, https://www.vlaio.be/nl/begeleiding-advies/financiering/mogelijke-financieringsbronnen/risicokapitaal-venture-capital.
VLERICK BUSINESS SCHOOL en DELOITTE BELGIUM, “Can Belgian start-ups conquer the world?”, 8 maart 2018, https://www.vlerick.com/en/research-and-faculty/knowledge-items/knowledge/can-belgian-start-ups-conquer-the-world.
X, “Facebook and the meaning of share ownership”, 30 September 2017, https://www.economist.com/business/2017/09/30/facebook-and-the-meaning-of-share-ownership.
X., “The FT 1000: third annual list of Europe’s fastest-growing companies”, 1 maart 2019, https://www.ft.com/content/238174d2-3139-11e9-8744-e7016697f225.
Pagina ! van !112 113
Krantenartikels
BAECK B. en CAPIAU P., “Zombiekapitaal maakt groeibedrijven kapot”, 28 februari 2019, https://www.tijd.be/nieuws/archief/Zombiekapitaal-maakt-groeibedrijven-kapot/10102716.
SELLESLAGH D., “Wie via maatschap schenkt, is niet langer zonnekoning”, 10 november 2018, https://www.tijd.be/nieuws/archief/wie-via-maatschap-schenkt-is-niet-langer-zonnekoning/10068330.html.
Pagina ! van !113 113