DUOS-jaarsymposium Bundeling van krachten binnen de uro...

2
20 2013 - vol 4 - nummer 6 DUOS-jaarsymposium De Stichting DUOS, in 2011 mede dankzij een startsubsidie van KWF Kankerbestrijding opgericht, bundelt medisch specialisten uit 33 Neder- landse ziekenhuizen die werkzaam zijn binnen het uro-oncologisch onder- zoek. Deze multidisciplinaire studie- groep is nauw betrokken bij de initiatie en uitvoering van een aantal klinische studies en onderhoudt goede contac- ten met vergelijkbare groepen in het buitenland zoals het Spaanse SOGUG. Niet-invasief blaas- carcinoom Het niet-invasieve blaascarcinoom om- vat ongeveer 70% van de blaascarci- nomen en wordt gekenmerkt door een gelokaliseerde groei in het blaasslijm- vlies, die bij een niet-tijdige behandeling eventueel kan doorgroeien in de blaas- spier. Afhankelijk van het stadium en de graad recidiveert 30 tot 80% van deze blaastumoren binnen twee jaar, wat, vanwege de frequente behande- lingen, een grote belasting voor de pa- tiënten betekent. Daarnaast kan fre- quente behandeling van deze tumoren leiden tot een verlies van blaascapaciteit. Voor de behandeling van het niet-in- vasieve blaascarcinoom presenteerde uroloog drs. Luc Roelofs (Radboud- umc, Nijmegen) een veelbelovende techniek: electromotive drug admini- stration (EMDA). Door het creëren van een elektrisch potentiaal over de blaas, bevordert EMDA tijdens een blaasinstallatie de penetratie van cy- tostatica, zoals mytomicine C (MMC), in de blaaswand. Hoewel de techniek niet nieuw is, presenteerde Roelofs onderzoeksresultaten die de opzet van een Nederlandse studie lijken toe te juichen. Zo blijkt bijvoorbeeld uit een gerandomiseerde studie van Di Stasi en collegae dat transurethale resectie van blaastumoren (TURT) voorafgegaan door EMDA-MMC vergeleken met enkel TURT of TURT plus éénmalig MMC zonder EMDA leidt tot significant minder recidieven en een langer ziekte- vrij interval. 1 Bovendien is EMDA-MMC goed uitvoerbaar, kostenbesparend en geeft het relatief weinig bijwerkingen. Naar aanleiding van deze resultaten presenteerde Roelofs, mede uit naam van collega dr. Toine van der Heijden (Radboudumc), een voorstel om, on- der de vleugels van DUOS, de effecti- viteit van EMDA in een gerandomi- seerde studie te testen. De studie zou dan gaan bestaan uit drie gerandomi- seerde groepen, te weten pre-TURT EMDA-MMC, pre-TURT MMC en post- TURT MMC. In de daaropvolgende discussie, geleid door ochtendvoorzitter dr. Michiel Sedelaar (Radboudumc), werden onder andere de kosten, type studie, uitvoerbaarheid en beschikbaar- heid van voldoende patiënten bespro- ken. Toekomstig overleg zal uitwijzen of DUOS daadwerkelijk dit studie- voorstel zal ondersteunen. Vervolgens presenteerde uroloog dr. Bas van Rhijn (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) een nieuwe methode om de substadia van het niet-invasief blaas- carcinoom stadium T1 te definiëren. “Het probleem bij T1-carcinomen is dat deze op de grens van niet-spierin- vasieve en spierinvasieve tumoren zit- ten. Dat betekent dan ook dat, afhan- kelijk van de variabelen, 25-55% van de T1-tumoren progressie vertoont. We weten uit eerder onderzoek dat pro- gressieve T1 in verband worden gebracht met een slechtere prognose dan tumo- ren die primair spierinvasief zijn. De vraag is dan of er een rol kan zijn voor T1-substadieëring”, aldus Van Rhijn. Met een nieuw classificatiesysteem, gebaseerd op de mate van invasie (micro versus extensive), meent Van Rhijn de prognose van patiënten met een T1-blaascarcinoom beter te kunnen voorspellen. Dit is gebleken uit onder- zoek gedaan in Nederland, Duitsland en Canada waarin een discovery set van 443 T1-tumoren werd onderzocht. In dat kader verzocht hij de toehoor- ders deel te nemen aan een validatie- studie waarin reeds veertien landen participeren. Tijdens de discussie werd Van Rhijn met name aan de tand gevoeld over de gebruiksvriendelijk- heid en implementatie van het nieuwe classificatiesysteem door de patholo- gie. “Ik begreep van de pathologen dat het nieuwe systeem veel makkelijker is dan het oude”, reageerde Van Rhijn. Invasief blaascarcinoom Vervolgens besprak Van Rhijn als voorzitter van de werkgroep Spier- invasief blaascarcinoom, de huidige therapieën voor het invasieve blaas- carcinoom, waarbij de tumor zowel in het blaasslijmvlies als in de blaasspier groeit, en de gang van zaken in de des- betreffende DUOS-werkgroep. Tevens introduceerde hij twee uitgewerkte stu- dievoorstellen: een opvolging van een fase 1-studie die door radiotherapeut dr. Floris Pos (Antoni van Leeuwen- hoek) werd toegelicht en een gerela- teerde fase 2-studie die door uroloog drs. Richard Meijer (UMC Utrecht) werd besproken. In beide studies worden de mogelijkheden bestudeerd om door middel van radiotherapie bij patiënten met een invasief blaascarcinoom de blaas te kunnen behouden. Waar echter voor de opvolger van de fase 1-studie, die een combinatie van panitumumab (Vectibix ® ) en radiotherapie zou onder- zoeken, binnen DUOS weinig draagvlak werd gevonden, bestond dit draagvlak er mogelijk wel voor de fase 2-studie. Het doel van deze studie is om de ef- fectiviteit van neoadjuvante chemo- therapie in combinatie met chirurgie of radiotherapie op het lokaal-gevorderd (T3-4 en/of N+) blaascarcinoom te vergelijken. Tijdens de discussie wer- den onder andere de toepassing van de lymfeklierdissectie, de waarde van neoadjuvante chemotherapie en het effect van de behandeling op de kwaliteit van leven besproken. Tevens verzochten enkele toehoorders om een scherpere omkadering van de voorgestelde behan- delschema’s, bijvoorbeeld met MVAC of gemcitabine/cisplatine als standaard- chemotherapie. Dr. Joost Boormans (uroloog in het Erasmus MC, Rotterdam) presenteer- de een recent geopende prospectieve studie waarin onderzocht wordt of detectie van circulating tumor cells (CTC’s) behulpzaam kan zijn bij de bepaling of neoadjuvante chemothera- pie al dan niet gegeven dient te worden. Ook hij nodigde de aanwezige specia- listen uit om aan deze multicenter studie, waarvoor 260 patiënten nodig zijn, deel te nemen. De discussie con- centreerde zich met name rond de vraag of het wel wenselijk is om CTC-nega- tieve patiënten neoadjuvante therapie te onthouden, omdat eerder onderzoek liet zien dat bij een deel van de patiën- ten met gevorderde blaastumoren (ex- travesicale of klierpositieve tumoren) geen CTC’s detecteerbaar waren. Prostaatcarcinoom Na een uiteenzetting van Suzan Stolk en ir. Margriet van Hövell (beiden IKNL) over de ondersteuning van kli- nische studies door het IKNL, presen- teerde Robert van Soest (promovendus, Erasmus MC) preklinische gegevens met betrekking tot de kruisresistentie tussen de huidige middelen bij het prostaatcarcinomen. Gebruikmakend van een humane prostaatcarcinoom- cellijn, waarbij een kloon resistent ge- maakt was voor abirateron (Zytiga ® ) en een tweede kloon voor enzalutamide (Xtandi ® ), toonde hij aan dat indien deze tumorcellen resistent worden tegen de behandeling met een andro- Bundeling van krachten binnen de uro-oncologie Op 1 november jl. ontmoetten urologen, medisch oncologen en radiotherapeuten elkaar op het derde jaarsymposium van de Stichting Dutch Uro-Oncology Studygroup (DUOS). In Utrecht bediscussieerden ruim honderd professionals de opzet en resultaten van (pre-) klinische studies op het gebied van blaas-, prostaat- en testiscarcinoom. Dr. R. van der Voort, wetenschapscorrespondent Figuur 1. Deelnemende ziekenhuizen DUOS. Stichting DUOS Dutch Uro-Oncology Studygroup “Progressieve T1-blaascarcinomen worden in verband gebracht met een slechtere prognose dan tumoren die primair spierinvasief zijn”

Transcript of DUOS-jaarsymposium Bundeling van krachten binnen de uro...

Page 1: DUOS-jaarsymposium Bundeling van krachten binnen de uro ...stichtingduos.nl/wordpress/wp-content/uploads/duosoncologie.pdfbuitenland zoals het Spaanse SOGUG. Niet-invasief blaas-carcinoom

20 2013 - vol 4 - nummer 6

DUOS-jaarsymposium

De Stichting DUOS, in 2011 mede dankzij een startsubsidie van KWF Kankerbestrijding opgericht, bundelt medisch specialisten uit 33 Neder-landse ziekenhuizen die werkzaam zijn binnen het uro-oncologisch onder-zoek. Deze multidisciplinaire studie-groep is nauw betrokken bij de initiatie en uitvoering van een aantal klinische studies en onderhoudt goede contac-ten met vergelijkbare groepen in het buitenland zoals het Spaanse SOGUG.

Niet-invasief blaas-carcinoomHet niet-invasieve blaascarcinoom om-vat ongeveer 70% van de blaascarci-nomen en wordt gekenmerkt door een gelokaliseerde groei in het blaasslijm-vlies, die bij een niet-tijdige behandeling eventueel kan doorgroeien in de blaas-spier. Afhankelijk van het stadium en de graad recidiveert 30 tot 80% van deze blaastumoren binnen twee jaar, wat, vanwege de frequente behande-lingen, een grote belasting voor de pa-tiënten betekent. Daarnaast kan fre-quente behandeling van deze tumoren leiden tot een verlies van blaascapaciteit.

Voor de behandeling van het niet-in-vasieve blaascarcinoom presenteerde uroloog drs. Luc Roelofs (Radboud- umc, Nijmegen) een veelbelovende techniek: electromotive drug admini-stration (EMDA). Door het creëren van een elektrisch potentiaal over de blaas, bevordert EMDA tijdens een blaasinstallatie de penetratie van cy-tostatica, zoals mytomicine C (MMC), in de blaaswand. Hoewel de techniek niet nieuw is, presenteerde Roelofs onderzoeksresultaten die de opzet van een Nederlandse studie lijken toe te juichen. Zo blijkt bijvoorbeeld uit een gerandomiseerde studie van Di Stasi en collegae dat transurethale resectie van blaastumoren (TURT) voorafgegaan door EMDA-MMC vergeleken met enkel TURT of TURT plus éénmalig MMC

zonder EMDA leidt tot significant minder recidieven en een langer ziekte-vrij interval.1 Bovendien is EMDA-MMC goed uitvoerbaar, kostenbesparend en geeft het relatief weinig bijwerkingen. Naar aanleiding van deze resultaten presenteerde Roelofs, mede uit naam van collega dr. Toine van der Heijden (Radboudumc), een voorstel om, on-der de vleugels van DUOS, de effecti-viteit van EMDA in een gerandomi-seerde studie te testen. De studie zou dan gaan bestaan uit drie gerandomi-seerde groepen, te weten pre-TURT EMDA-MMC, pre-TURT MMC en post-TURT MMC. In de daaropvolgende discussie, geleid door ochtendvoorzitter dr. Michiel Sedelaar (Radboudumc), werden onder andere de kosten, type studie, uitvoerbaarheid en beschikbaar-

heid van voldoende patiënten bespro-ken. Toekomstig overleg zal uitwijzen of DUOS daadwerkelijk dit studie-voorstel zal ondersteunen.

Vervolgens presenteerde uroloog dr. Bas van Rhijn (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) een nieuwe methode om de substadia van het niet-invasief blaas-carcinoom stadium T1 te definiëren. “Het probleem bij T1-carcinomen is dat deze op de grens van niet-spierin-vasieve en spierinvasieve tumoren zit-ten. Dat betekent dan ook dat, afhan-kelijk van de variabelen, 25-55% van de T1-tumoren progressie vertoont. We weten uit eerder onderzoek dat pro-gressieve T1 in verband worden gebracht met een slechtere prognose dan tumo-

ren die primair spierinvasief zijn. De vraag is dan of er een rol kan zijn voor T1-substadieëring”, aldus Van Rhijn. Met een nieuw classificatiesysteem, gebaseerd op de mate van invasie (micro versus extensive), meent Van Rhijn de prognose van patiënten met een T1-blaascarcinoom beter te kunnen voorspellen. Dit is gebleken uit onder-zoek gedaan in Nederland, Duitsland en Canada waarin een discovery set van 443 T1-tumoren werd onderzocht. In dat kader verzocht hij de toehoor-ders deel te nemen aan een validatie-studie waarin reeds veertien landen participeren. Tijdens de discussie werd Van Rhijn met name aan de tand gevoeld over de gebruiksvriendelijk-heid en implementatie van het nieuwe classificatiesysteem door de patholo-gie. “Ik begreep van de pathologen dat het nieuwe systeem veel makkelijker is dan het oude”, reageerde Van Rhijn.

Invasief blaascarcinoomVervolgens besprak Van Rhijn als voorzitter van de werkgroep Spier- invasief blaascarcinoom, de huidige

therapieën voor het invasieve blaas-carcinoom, waarbij de tumor zowel in het blaasslijmvlies als in de blaasspier groeit, en de gang van zaken in de des-betreffende DUOS-werkgroep. Tevens introduceerde hij twee uitgewerkte stu-dievoorstellen: een opvolging van een fase 1-studie die door radiotherapeut dr. Floris Pos (Antoni van Leeuwen-hoek) werd toegelicht en een gerela-teerde fase 2-studie die door uroloog drs. Richard Meijer (UMC Utrecht) werd besproken. In beide studies worden de mogelijkheden bestudeerd om door middel van radiotherapie bij patiënten met een invasief blaascarcinoom de blaas te kunnen behouden. Waar echter voor de opvolger van de fase 1-studie, die een combinatie van panitumumab

(Vectibix®) en radiotherapie zou onder-zoeken, binnen DUOS weinig draagvlak werd gevonden, bestond dit draagvlak er mogelijk wel voor de fase 2-studie. Het doel van deze studie is om de ef-fectiviteit van neoadjuvante chemo-therapie in combinatie met chirurgie of radiotherapie op het lokaal-gevorderd (T3-4 en/of N+) blaascarcinoom te vergelijken. Tijdens de discussie wer-den onder andere de toepassing van de lymfeklierdissectie, de waarde van neoadjuvante chemotherapie en het effect van de behandeling op de kwaliteit van leven besproken. Tevens verzochten enkele toehoorders om een scherpere omkadering van de voorgestelde behan-delschema’s, bijvoorbeeld met MVAC of gemcitabine/cisplatine als standaard-chemotherapie.

Dr. Joost Boormans (uroloog in het Erasmus MC, Rotterdam) presenteer-de een recent geopende prospectieve studie waarin onderzocht wordt of detectie van circulating tumor cells (CTC’s) behulpzaam kan zijn bij de bepaling of neoadjuvante chemothera-pie al dan niet gegeven dient te worden. Ook hij nodigde de aanwezige specia-

listen uit om aan deze multicenter studie, waarvoor 260 patiënten nodig zijn, deel te nemen. De discussie con-centreerde zich met name rond de vraag of het wel wenselijk is om CTC-nega-tieve patiënten neoadjuvante therapie te onthouden, omdat eerder onderzoek liet zien dat bij een deel van de patiën-ten met gevorderde blaastumoren (ex-travesicale of klierpositieve tumoren) geen CTC’s detecteerbaar waren.

ProstaatcarcinoomNa een uiteenzetting van Suzan Stolk en ir. Margriet van Hövell (beiden IKNL) over de ondersteuning van kli-nische studies door het IKNL, presen-teerde Robert van Soest (promovendus, Erasmus MC) preklinische gegevens met betrekking tot de kruisresistentie tussen de huidige middelen bij het prostaatcarcinomen. Gebruikmakend van een humane prostaatcarcinoom-cellijn, waarbij een kloon resistent ge-maakt was voor abirateron (Zytiga®) en een tweede kloon voor enzalutamide (Xtandi®), toonde hij aan dat indien deze tumorcellen resistent worden tegen de behandeling met een andro-

Bundeling van krachten binnen de uro-oncologieOp 1 november jl. ontmoetten urologen, medisch oncologen en radiotherapeuten elkaar op het derde jaarsymposium van de Stichting Dutch Uro-Oncology Studygroup (DUOS). In Utrecht bediscussieerden ruim honderd professionals de opzet en resultaten van (pre-) klinische studies op het gebied van blaas-, prostaat- en testiscarcinoom.

Dr. R. van der Voort, wetenschapscorrespondent

Figuur 1. Deelnemende ziekenhuizen DUOS.

Stichting DUOSDutch Uro-Oncology Studygroup

“Progressieve T1-blaascarcinomen worden in verband gebracht met een

slechtere prognose dan tumorendie primair spierinvasief zijn”

Page 2: DUOS-jaarsymposium Bundeling van krachten binnen de uro ...stichtingduos.nl/wordpress/wp-content/uploads/duosoncologie.pdfbuitenland zoals het Spaanse SOGUG. Niet-invasief blaas-carcinoom

2013 - vol 4 - nummer 6 21

DUOS-jaarsymposium

geenreceptor targeted drug de taxanen veel minder effectief zijn. Vervolgens liet Van Soest zien dat taxanen een remmende werking hebben op het transport van de androgeenreceptor naar de celkernen en dat daarmee de taxanen inderdaad ook deels een hor-monale werking hebben. De middelen hebben dus gedeeltelijk een overlap-pende werking en zijn over en weer kruisresistent. In de modellen was duidelijk te zien dat abirateron en enzalutamide na elkaar gegeven nauwe-lijks effectief zijn. De volledige onder-zoeksgegevens zijn onlangs verschenen in de European Journal of Cancer.2 Deze resultaten lijken betekenisvol voor klinische protocollen waarin opvolgen-de behandelingen met verschillende taxanen of geneesmiddelen die aan-grijpen op de androgeenreceptor, zoals enzalutamide en abirateron, gegeven worden.Aansluitend nam medisch oncoloog prof. dr. Ronald de Wit (Erasmus MC)

het roer over met een presentatie over klinische studies waarin de pre- en post-docetaxelbehandelingen voor ge-metastaseerd castratieresistent pros-taatcarcinoom (mCRPC) met elkaar werden vergeleken. Zo haalde De Wit een aantal studies aan die een verbe-terde overleving lieten zien van post-docetaxelbehandeling met cabazitaxel (Jevtana®), abirateron, enzalutamide of radium-223 (Xofigo®) ten opzichte van placebo. “De vraag anno 2013 is nu welk middel je het beste kunt kiezen en in welke sequentie de verschillende behandelingen het beste gegeven kun-nen worden”, stelde De Wit. Er zijn ook klinische gegevens die wijzen op verminderde effectiviteit van met name docetaxel indien gegeven na abirateron. Misschien is het dan ook beter eerst de taxanen in te zetten al-vorens patiënten te behandelen met een middel als abirateron. De Wit legde ook uit waarom de Commissie BOM van de NVMO tot een negatief advies

omtrent het gebruik van abirateron pre- docetaxel was gekomen. In zijn opinie is het gebruik van abirateron pre-doce-taxel alleen te overwegen bij een eerdere langdurige respons op de castratie-therapie en een lage Gleasonscore.

Vervolgens vatte De Wit de geplande gerandomiseerde fase 2/3-PARITAX-studie samen. In deze internationale studie, die gecoördineerd zal gaan worden door het Erasmus MC, worden mCRPC-patiënten na progressie op abirateron gerandomiseerd over twee groepen: docetaxel plus prednison ver-sus cabazitaxel plus prednison. Deze studie moet inzicht geven wel taxaan het meest effectief is na een andro-geenreceptor targeted drug.

De presentatie van internist-oncoloog dr. André Bergman (Antoni van Leeu-wenhoek) betrof ook de behandeling van mCRPC. Hij toonde de uitkomsten van het Nederlandse named-patient-

programma met enzalutamide. In het kader van de door DUOS beoogde in-stelling van een werkgroep voortge-schreden prostaatkanker opperde hij enkele voorstellen in de post-docetaxel-setting, zoals supportive-care-, indica-tie-, sequentie- en biomarkerstudies. De Wit en drs. Paul Hamberg stelden voor dat Bergman wellicht een goede trekker voor de werkgroep zou zijn. Bergman was graag bereid en aldus werd door de aanwezigen besloten.

TestiskankerTijdens de laatste presentatie van het jaarsymposium introduceerde medisch oncoloog prof. dr. Jourik Gietema (UMC Groningen) de huidige behan-delschema’s voor de verschillende stadia van het testiscarcinoom, wat een stijgende incidentie kent. Ook besprak hij een aantal late effecten waar over-levers van testiskanker mee te maken kunnen krijgen, zoals het metabolic syndrome en hart- en vaatziekten.

Veel aandacht besteedde Gietema aan een shared-carestudie die door middel van de app ‘Survivor Care’ een follow-up na testiskanker samen met de huisarts uitvoert. Deze app helpt de patiënten om de vaak complexe en langdurige follow-upschema’s beter te kunnen overzien, inplannen en be-grijpen. Een artikel over de toepassing van de app verschijnt binnenkort in de Journal of Clinical Oncology.3

Referenties1. Di Stasi SM, et al. Lancet Oncol 2011;

12:871-9.

2. Van Soest RJ, et al. Eur J Cancer 2013

Oct 24. pii: S0959-8049(13)00906-4.doi:

10. 1016/j.ejca.2013.09.026. [Epub ahead

of print]

3. Boer H, et al. J Clin Oncol 2013; in

press.