dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer...

8
Bestuursforum april 2015 10 | Welnu, de transitie is een feit, de kortingen dus ook: gemeenten gaan gemiddeld 250 euro per inwoner tekort komen. Dit volgens berekeningen van het Coelo (Centrum Onderzoek Economie Lokale Overheid) … en natuurlijk bij ongewijzigd beleid. Helaas zijn er tegelijk diverse studies verschenen waaruit blijkt dat het met de beleidswijziging zacht uitgedrukt nog niet zo’n vaart loopt. Of om het wat harder te formuleren: verreweg de meeste gemeenten zijn tot nu toe vooral bezig geweest met de organisatie van inkoop. En de analyses op dat terrein laten zien dat daarin eigenlijk niet zo gek veel is veranderd, in ieder geval niet op het niveau van het ‘systeem’. In vrijwel alle contracten die gesloten zijn rond jeugdzorg bijvoorbeeld, meestal in regionaal verband, gaat het om prijsafspraken over ‘groepen producten’. Net zoals het bij de inkoop van zaken als thuiszorg om uren met tarieven gaat … waarbij om de kortingen te realiseren de ‘leveranties’ aan inwoners met bepaalde percen- tages gekort worden. Een praktijk die in sommige gemeenten overigens al door rechters verboden is, omdat zij individuele taxatie nodig achten. Met andere woorden: het zijn intussen rechters die gemeenten erop wijzen dat ze – zoals beloofd! – aan de keukentafel moeten verschijnen. Natuurlijk zijn er gemeenten die dat wel doen: er wordt (heel) veel aandacht besteed aan de vorming van de ‘sociale teams’ die bedoeld zijn om de vraag van inwoners in kaart te brengen en daar integraal mee om te gaan, te voorkomen dat veel hulpverleners naast elkaar werken, etc. Ook dit is intussen onderzocht … met een redelijk pijnlijk resultaat. De door bureau lpbl in opdracht van bzk uitgevoerde meta-analyse laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief model’. Sterker nog: voorlopig kosten de teams meer dan ze opleveren, al blijft het rapport hoopvol over de langere termijn. Wel is de nogal harde conclusie dat geen enkele gemeente een serieuze nulmeting gedaan heeft, zodat het nauwelijks mogelijk zal zijn om op enig moment echt in kaart te brengen of de teams echt efficiënter werken, dan wel minder geld kosten. Voor de goede orde, in deze fase van de decentralisaties is het all-in the game dat er nog wordt ‘gezocht’. De media staan intussen vol van verhalen uit de praktijk, maar journalisten kunnen daarbij naar believen kiezen uit rampverhalen of successstory’s, want ze zijn er allebei in ruime mate. Het werkt namelijk net zoals in het onderwijs: je kunt als bestuurder van een onderwijsmoloch zoveel geld uitgeven aan nieuwbouw als je wilt en je personeel gek maken met protocollen en cursussen, de kwaliteit van het onderwijs hangt uiteindelijk af van degene die voor de klas staat, en zich niet zoveel aantrekt van al dat papier, maar gewoon gepassioneerd lesgeeft. En in de zorgsector geldt al jaren hetzelfde: de hulp achter de voordeur hangt (gelukkig) niet alleen af van het protocol. Al wordt het voor professionals in de zorg wel steeds moeilijker om de bureaucratie te ontwijken. Vandaar dat veel professio- nals de transitie wel degelijk toejuichen of minstens hoopvol tegemoet zien. Ik vind het dan ook van het grootste belang dat cda-bestuur- ders deze paradoxale constatering, die voor onderwijs en zorg al decennia als ‘buffer’ fungeert tegen de Haagse (re)organisa- ties, als uitgangspunt nemen, nu zij in de unieke positie gekomen zijn dat ze over het brede scala van middelen voor zorg en steun gaan. Ik benadruk dit punt, omdat er in de afgelopen jaren op bestuurlijk niveau nogal wat kritiek is geuit op het ‘systeem van hulpverlening’, waarin mensen niet zouden (willen) samenwerken, de bekende verhalen van tien of meer hulpverleners per gezin. Vorig jaar heb ik zelf een studie afgerond in de Drechtsteden naar enkele tientallen van deze multiprobleemgezinnen … met als toch tamelijk schokkende constatering dat het bij de meeste van deze gezinnen echt goed fout ging terwijl de hulpverleners wél prima samenwerkten. Hun probleem was echter dat ze de systeemfouten niet op konden lossen. Systeem- fouten die ervoor zorgen dat mensen die recht hebben op uitkeringen maanden zonder geld zitten, dat het niet mogelijk is om snel indicaties te geven in crisissituaties, dat routineus uitgevoerde huisuitzettingen tot gigantische kosten en veel Weet u het nog? De decentralisaties zouden niet alleen een ‘transitie’ zijn, waarbij de ene bestuurslaag het beheer van een paar lastige sectoren overnam, maar vooral een ‘transformatie’. Het stelsel van ondersteuning van inwoners op de terreinen werk, inkomen en zorg zou worden gekanteld. Niet meer het aanbod van instellingen, maar de vraag van de inwoners zou centraal komen te staan. En dat was tegelijk de essentie van de efficiencyslag die de forse kortingen zou moeten compenseren. door Peter Cuyvers drs. P. Cuyvers is beleidsadviseur en auteur van o.a. diverse WI-rapporten over jeugd en gezin. dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Transformatie vergt transparantie Tips voor CDA-bestuurders om (echt) subsidiair beleid te voeren

Transcript of dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer...

Page 1: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 201510 |

Welnu, de transitie is een feit, de kortingen dus ook: gemeenten gaan gemiddeld 250 euro per inwoner tekort komen. Dit volgens berekeningen van het Coelo (Centrum Onderzoek Economie Lokale Overheid) … en natuurlijk bij ongewijzigd beleid.

Helaas zijn er tegelijk diverse studies verschenen waaruit blijkt dat het met de beleidswijziging zacht uitgedrukt nog niet zo’n vaart loopt. Of om het wat harder te formuleren: verreweg de meeste gemeenten zijn tot nu toe vooral bezig geweest met de organisatie van inkoop. En de analyses op dat terrein laten zien dat daarin eigenlijk niet zo gek veel is veranderd, in ieder geval niet op het niveau van het ‘systeem’. In vrijwel alle contracten die gesloten zijn rond jeugdzorg bijvoorbeeld, meestal in regionaal verband, gaat het om prijsafspraken over ‘groepen producten’. Net zoals het bij de inkoop van zaken als thuiszorg om uren met tarieven gaat … waarbij om de kortingen te realiseren de ‘leveranties’ aan inwoners met bepaalde percen-tages gekort worden. Een praktijk die in sommige gemeenten overigens al door rechters verboden is, omdat zij individuele taxatie nodig achten. Met andere woorden: het zijn intussen rechters die gemeenten erop wijzen dat ze – zoals beloofd! – aan de keukentafel moeten verschijnen.

Natuurlijk zijn er gemeenten die dat wel doen: er wordt (heel) veel aandacht besteed aan de vorming van de ‘sociale teams’ die bedoeld zijn om de vraag van inwoners in kaart te brengen en daar integraal mee om te gaan, te voorkomen dat veel hulpverleners naast elkaar werken, etc. Ook dit is intussen onderzocht … met een redelijk pijnlijk resultaat. De door bureau lpbl in opdracht van bzk uitgevoerde meta-analyse laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief model’. Sterker nog: voorlopig kosten de teams meer dan ze opleveren, al blijft het rapport hoopvol over de langere termijn. Wel is de nogal harde conclusie dat geen enkele gemeente een serieuze nulmeting gedaan heeft, zodat het nauwelijks mogelijk zal zijn om op enig moment echt in kaart te brengen of de teams echt efficiënter werken, dan wel minder geld kosten.

Voor de goede orde, in deze fase van de decentralisaties is het all-in the game dat er nog wordt ‘gezocht’. De media staan intussen vol van verhalen uit de praktijk, maar journalisten kunnen daarbij naar believen kiezen uit rampverhalen of successstory’s, want ze zijn er allebei in ruime mate. Het werkt namelijk net zoals in het onderwijs: je kunt als bestuurder van een onderwijsmoloch zoveel geld uitgeven aan nieuwbouw als je wilt en je personeel gek maken met protocollen en cursussen, de kwaliteit van het onderwijs hangt uiteindelijk af van degene die voor de klas staat, en zich niet zoveel aantrekt van al dat papier, maar gewoon gepassioneerd lesgeeft. En in de zorgsector geldt al jaren hetzelfde: de hulp achter de voordeur hangt (gelukkig) niet alleen af van het protocol. Al wordt het voor professionals in de zorg wel steeds moeilijker om de bureaucratie te ontwijken. Vandaar dat veel professio-nals de transitie wel degelijk toejuichen of minstens hoopvol tegemoet zien.

Ik vind het dan ook van het grootste belang dat cda-bestuur-ders deze paradoxale constatering, die voor onderwijs en zorg al decennia als ‘buffer’ fungeert tegen de Haagse (re)organisa-ties, als uitgangspunt nemen, nu zij in de unieke positie gekomen zijn dat ze over het brede scala van middelen voor zorg en steun gaan. Ik benadruk dit punt, omdat er in de afgelopen jaren op bestuurlijk niveau nogal wat kritiek is geuit op het ‘systeem van hulpverlening’, waarin mensen niet zouden (willen) samenwerken, de bekende verhalen van tien of meer hulpverleners per gezin.

Vorig jaar heb ik zelf een studie afgerond in de Drechtsteden naar enkele tientallen van deze multiprobleemgezinnen … met als toch tamelijk schokkende constatering dat het bij de meeste van deze gezinnen echt goed fout ging terwijl de hulpverleners wél prima samenwerkten. Hun probleem was echter dat ze de systeemfouten niet op konden lossen. Systeem-fouten die ervoor zorgen dat mensen die recht hebben op uitkeringen maanden zonder geld zitten, dat het niet mogelijk is om snel indicaties te geven in crisissituaties, dat routineus uitgevoerde huisuitzettingen tot gigantische kosten en veel

Weet u het nog? De decentralisaties zouden niet alleen een ‘transitie’ zijn, waarbij de ene bestuurslaag het beheer van een paar lastige sectoren overnam, maar vooral een ‘transformatie’. Het stelsel van ondersteuning van inwoners op de terreinen werk, inkomen en zorg zou worden gekanteld. Niet meer het aanbod van instellingen, maar de vraag van de inwoners zou centraal komen te staan. En dat was tegelijk de essentie van de efficiencyslag die de forse kortingen zou moeten compenseren.

door Peter Cuyvers

drs. P. Cuyvers is

beleidsadviseur en

auteur van o.a. diverse

WI-rapporten over

jeugd en gezin.

dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties

Transformatie vergt transparantie

Tips voor CDA-bestuurders om (echt) subsidiair beleid te voeren

Page 2: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 2015 | 11

DOSSIER VINGER AAN DE POLS BIJ DE DECENTRALISATIES

ellende voerden, zonder enige verbetering (of terugbetaling van huurschuld).

En dit nu is exact het punt waarop politieke controle dan wel sturing nodig is, het punt waarop cda-politici in gemeente-raden bijvoorbeeld enorm veel kunnen betekenen voor hun bevolking … en ook aan die bevolking kunnen laten zien dat zij echt in een gemeente het verschil kunnen maken. Ik wil in dat kader een zeer concrete en praktische ‘tip’ geven die overigens niet alleen werkt voor gemeenteraadsleden in de oppositie, maar ook voor cda-bestuurders die in hun eigen gemeente echt willen weten of hun beleid werkt, inwoners echt helpt, en echt effectief is.

Vergeet even het papier, de begroting, de prognoses, de ambtelijke rapportages en volg (letterlijk) een paar gezinnen met complexe problemen. Daarvoor moet u wel zelf even met ze communi-ceren, toestemming vragen … maar ik mag ervan uitgaan dat de gemiddelde cda-politicus niet bang is voor een probleemgezin. Stel u op de hoogte van de hele situatie, vooral ook datgene wat in de afgelopen jaren gebeurd is en bespreek vervolgens de situatie met de betrokken hulpverleners. Idealiter tegelijk met hen samen. (En mocht u dat allemaal lastig vinden, dan stuur ik u graag persoonlijk een paar documenten waarmee u in samenwerking met het gezin volledig gerechtigd bent om alles te vragen en te doen.) Dit alles met het doel om erachter te komen hoe de werkelijkheid in elkaar zit. En vooral: waar in die werkelijkheid de echte problemen zitten, de problemen die eigenlijk bij alle betrokkenen bekend zijn, maar waar iedereen intussen zo een eigen oplossing of omweg voor gevonden heeft … in het ‘oude systeem’.

Het zijn precies die zaken die voor u als politicus een ideaal uitgangspunt vormen voor datgene wat ik een subsidiaire aanpak wil noemen. Een aanpak die niet begint met het formuleren van leuke doelen en vervolgens wachten tot er een keurig rapport komt dat ze zijn gerealiseerd … maar een aanpak die eenvoudigweg een hardnekkig knelpunt voor inwoners en/of hun hulpverleners transparant maakt. Ik schrijf dat in vette letters, omdat ik niet de illusie wil wekken dat u dat soort knelpunten even oplost. Als het zo eenvoudig was …

Mijn stelling is dat transparantie de noodzakelijke eerste stap is naar de transformatie. In het al genoemde onderzoek in de Drechtsteden bleek dat op een ongelooflijk eenvoudige manier: op het moment dat we namelijk aan alle betrokkenen, inclusief het gezin zelf, het complete plaatje, inclusief alle kosten, van de hulp in de afgelopen jaren op tafel legden sloeg de verbijstering collectief toe. Omdat er jarenlang tiendui-zenden euro’s ‘versnipperd’ waren uitgegeven, met de beste bedoelingen, maar zonder enig effect. Op basis van alle kennis bleek het vervolgens zeer eenvoudig om samen met het gezin een plan te maken dat wel tegemoetkwam aan hun belang-rijkste problemen (tegen substantieel lagere kosten en dan bedoel ik voor minder dan de helft!) Voor meer informatie verwijs ik naar de recente brochure van de vng over innova-ties in decentralisaties.

De vraag kan gesteld worden of er zoveel aandacht zou moeten gaan naar een zo kleine groep van huishoudens. Terwijl na de decentralisaties niet minder dan de helft van de inwoners op de een of andere manier nu ‘klant’ is van de gemeente. Maar voor de overgrote meerderheid geldt dat het om relatief lage of tijdelijke kosten gaat, dat de zelfredzaamheid van inwoners snel terugkomt, etc. In dat kader een pijnlijke constatering: hoe goed bedoeld het principe van vergroting van ‘eigen kracht’ en inzet op sociaal netwerk ook is, verreweg de meeste hulp in gemeenten is al informeel. Het idee dat langs die weg veel bezuinigd zou kunnen worden is dan ook een illusie, meer ideologie dan realiteit … maar helaas wel een ideologie die zo goed past bij het idee van subsidiariteit van het cda dat ‘we’ er met beide benen intrappen.

Ik roep u derhalve op om de praktijk van de subsidiariteit toe te gaan passen. Door concreet een of meerdere huishoudens in uw gemeente, die met structurele problemen zitten, te gaan ‘volgen’. Niet om als Samaritaan of Reddende Engel op te treden, dat is vaak een gevaarlijke illusie – de problemen zijn niet voor niets structureel – maar om samen met deze inwoners in kaart te brengen waar de ‘systeemfouten’ zitten waar uw hulpverleners en ambtenaren (kennelijk) ook op zijn vastgelopen. • Reageren? [email protected]

Het zijn intussen rechters die gemeenten erop wijzen dat ze –

zoals beloofd! – aan de keukentafel moeten verschijnen

Page 3: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 201512 |

dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties

De instroom in de huidige sociale werkvoorziening is stopgezet. De voorziening zoals we die kennen zal in zijn huidige vorm verdwijnen. Schenderling noemt het een ‘spannende ontwikke-ling dat het doel van de wet is om mensen met een arbeids-beperking naar een reguliere baan te begeleiden. Maar het past wel bij de christendemocratische gedachte om dit in samen-werking met andere spelers tot een succes te maken.’De gemeente zal hiervoor samen moeten werken met lokale werkgevers. ‘Ik zie veel kansen voor een informele samenwer-king’, zegt Schenderling. ‘De oplossing ligt – heel christen-democratisch – bij het maatschappelijk middenveld. De gemeente kan bijvoorbeeld de samenwerking met bestaande verbanden, zoals een winkeliersvereniging, zoeken of nieuwe samenwerkings verbanden organiseren. Denk aan de bakker op de hoek. Die wil misschien best wel iemand aannemen met een arbeidsbeperking, maar heeft te weinig mogelijkheden om iemand genoeg uren te bieden. De bakker kan dan bijvoorbeeld samenwerken met de slager en de groenteboer die ook alleen niet voldoende uren in de aanbieding hebben.’Een samenwerkingsverband kan dan mensen in dienst nemen en detacheren aan kleine ondernemers. ‘Je ziet bijvoorbeeld dat de sociale werkvoorziening of maatschappelijke onder-nemingen deze rol op zich nemen.’

ReservepotDe wet is nu drie maanden van kracht en Schenderling ziet iets bijzonders gebeuren bij gemeenten: ‘Veel gemeenten opereren enorm risicomijdend.’ Hij licht toe wat hij daarmee bedoelt: ‘Vaak is het re-integratiebudget leidend bij de uitvoering van de Participatiewet, want hieruit moeten gemeenten de begeleiding en ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking betalen. Gemeenten beginnen heel voorzichtig, met weinig inspanning aan het begeleiden van mensen naar werk. Als het re-integratiebudget op is, stoppen ze voor die periode met het

plaatsen van mensen. Terwijl het voor gemeenten juist enorm lonend is om mensen te plaatsen bij reguliere werkgevers. In de eerste plaats voor de mensen zelf, werk geeft een gevoel van eigenwaarde. Maar het loont ook voor de gemeente, want hoe meer mensen je succesvol weet te plaatsen, hoe lager de uitgaven aan uitkeringen zullen worden.’Dat risicomijdende gedrag is volgens Schenderling te verklaren doordat gemeenten bang zijn dat mensen snel weer terugvallen in een uitkering. ‘Wanneer je de besparing op de uitkering al hebt uitgegeven aan re-integratie van anderen, kom je aan het eind geld tekort. cda-fracties kunnen daarom – bijvoorbeeld bij de behandeling van de Kadernota – voorstellen om een zogenaamd revolverend fonds in het leven te roepen.’Een revolverend fonds is een ingewikkelde term voor ‘reser-vepot’. Schenderling: ‘Het idee is dat je een reserve opbouwt vanuit de besparing, in dit geval de besparing op uitkeringen. Het geld uit het fonds investeer je weer in de doelgroep. Als het goed werkt, groeien de reserves telkens aan, omdat de uitke-ringen afnemen, zodat er steeds meer mensen geholpen kunnen worden.’

Een ander punt dat cda’ers in kunnen brengen in de raad is om te investeren in een goed plaatsingsbeleid. Schenderling: ‘Het is belangrijk om mensen langdurig te plaatsen bij een werkgever. Dat lukt alleen als de gemeente goed zicht heeft op wat mensen kunnen en als de begeleiding bij de werkgever goed geregeld is. Pas als het lukt om mensen met een arbeidsbeperking duur-zaam te plaatsen bij reguliere werkgevers kun je spreken van een succesvolle uitvoering van de Participatiewet.’ •Reageren? [email protected]

‘De belangrijkste nieuwe taak van de Participatiewet is om mensen met een arbeidsbeperking naar werk te begeleiden’, zegt Paul Schenderling. Schenderling, in 2012 winnaar van de eerste Jan Peter Balkenende-award, is adviseur bij Beren-schot en houdt zich daar onder meer bezig met de nieuwe wetgeving rondom de decentralisaties. ‘Mensen met een arbeidsbeperking naar werk begeleiden is niet nieuw, maar met de nieuwe wetgeving is de verantwoordelijkheid grotendeels bij gemeenten komen te liggen. Dat is wel nieuw.’ Eerst viel die verantwoordelijkheid onder verschillende instanties: een deel lag bij de sociale werkvoorziening, een deel bij het UWV (de Wajong) en veel mensen met een bijstandsuitkering hebben ook een arbeidsbeperking (de bijstand valt overigens al sinds 2004 onder de verantwoordelijkheid van gemeenten).

Eén kwartaal Participatiewet. Aanbevelingen voor CDA’ers

door Marjolijn van

der Stel

Interview met Paul Schenderling

Page 4: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 2015 | 13

DOSSIER VINGER AAN DE POLS BIJ DE DECENTRALISATIES

Laten we beginnen met de redenen waarom de transitie of transformatie van de jeugdzorg, ruim tien jaar geleden, is ingezet. De transitie is in gang gezet door échte kinderen, door overleden kinderen. In 2006 en 2007 werd Nederland opgeschrikt door ten minste drie dossiers van ernstige kinder-mishandeling met de dood van het kind tot gevolg.Het meisje van Nulde, een door haar moeder en stiefvader doodgemarteld kind dat in delen werd teruggevonden in en om het strand Nulde; Savannah, het driejarig meisje dat ondanks dat er een ondertoezichtstelling was uitgesproken en jeugdzorg dus betrokken was, dood werd teruggevonden in de achterbak van de auto van haar moeder. En het Maasmeisje waarvan de verschillende lichaamsdelen in sporttassen rond de Maas werden teruggevonden.

We zien natuurlijk het liefst dat geen enkel kind (in onze stad of ons dorp) ditzelfde lot moet ondergaan. Geen mishandelde kinderen onder onze verantwoordelijkheid en daarvoor zoeken we naar de juiste instrumenten. Wij kunnen ons afvragen: wat hadden deze meisjes nodig om veilig en gezond te (over)leven? En: draagt de transitie van de jeugdzorg in onze gemeente daartoe bij? En hoe kun je dat controleren? Daar wil ik op inzoomen in dit artikel.De vraag naar de controle op goede jeugdzorg zal ik beant-woorden aan de hand van een casus uit het verleden...

Het meisje van NuldeHet meisje van Nulde was wel uitgeschreven uit de ene school vanwege een verhuizing naar een andere stad en niet inge-schreven op een nieuwe school. Het heeft mede daarom maanden geduurd voordat haar vermissing werd opgemerkt. Door een tv-uitzending waarop een reconstructie van haar hoofd was te zien, heeft een onderwijzer (van haar oude school) haar herkend.En dát heeft ons ertoe gebracht om de jeugdzorg te willen vernieuwen en deze ‘dichter bij de burger te brengen’, zodat kinderen die worden mishandeld of op een andere manier lijden, op tijd worden opgemerkt en van de juiste hulp worden voorzien. Kinderen worden nu pas uitgeschreven uit de oude school als

ze op een nieuwe school zijn ingeschreven. Zorgelijke signalen (moeten) worden uitgewisseld.

De casus van het meisje van Nulde toont aan dat er een goede verbinding moet ontstaan tussen onderwijs en hulpverlening. Tevens moet de hulpverlening op elkaar worden afgestemd zodat zorgelijke signalen ook hier en op tijd en met alle betrokkenen worden gedeeld en aangepakt.Ook heel belangrijk is natuurlijk dat (zorgen)kinderen worden gevonden op voor de hand liggende vindplaatsen zoals in de school, bij de huisarts, door het consultatiebureau etc. en dat deze professionals min of meer verplicht zijn om signalen te melden via de meldcode kindermishandeling,Later zijn er meer doelen voor de transitie bijgekomen zoals het terugdringen van zogenoemde ‘perverse prikkels’. Dit zijn financiële prikkels die hulpverleningsorganisaties stimuleren om een aanbod te doen aan kinderen die niet in hun systeem thuishoren, teneinde vooral het organisatiebelang te dienen.

Logische stappenBovenstaande stappen zijn enorm logisch, als ze tien jaar geleden hadden gewerkt, dan had Rowena mogelijk gered kunnen worden, zou je denken. Door de inzet van laagdrempe-lige hulp dus en het vroegtijdig ontdekken, melden en goed aanpakken van deze situaties. En bij het goed aanpakken van deze situaties denk ik aan een goed getrainde hulpverlener met een excellent inschattingsvermogen van de situatie die, als het moet, persoonlijke moed laat zien om een kind te redden. Of dat nu wel of niet binnen de regels past. Een hulpverlener die samen werkt zonder onderscheids des persoons. Hij/zij neemt ook de buurvrouw serieus en niet alleen een collega-professional met eenzelfde status als hij/zij.

Meer inzet zou moeten gaan naar de toevoer en preventieve hulp en een hoge inzet op excellente jeugdzorg dus voor deze kinderen. Voor de kinderen die dit echt nodig hebben (tussen de 5 en 15 procent van de kinderen met ernstige problematiek). 15 procent maximaal dus, omdat we aan de andere kant van het spectrum al jaren een (wild)groei zien van het aantal kinderen in de jeugdzorg met een diagnose. De zaken die mogelijk door

Tijdens de Bsv-bijeenkomst over de Wmo van twee maanden geleden werd, naar aanleiding van de aanpak van Janny Bakker gediscussieerd over de vraag of het voor raadsleden goed is meer op basis van casuïstiek te sturen, en dus minder (alleen) kaderstellend. Is het met andere woorden goed om voorbeelden uit de praktijk in te brengen tijdens een raads- of commissievergadering om op basis daarvan aan te tonen waar het beleid verbetering behoeft?

Schoenmaker, blijf bij je leest!door

Ineke van Geenen

Gemeenteraadslid

CDA Delft

Hoe controleer je de uitvoering van de jeugdzorg

Page 5: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 201514 |

dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties

de ‘perverse prikkel’ ‘dossiers’ zijn geworden. Terwijl het aller grootste deel van de kinderen min of meer gezond op zou groeien als wij ze als zodanig benaderen.

Veel kinderen zijn druk en vervelend in de klas, brutaal misschien, zelfs onhandelbaar. Kinderen die opvallen en daardoor het risico lopen (te) snel te worden aangemeld voor professionele hulp. Terwijl de oorzaak van hun gedrag mogelijk in de te grote klassen kan schuilen of omdat ze te intelligent zijn voor de aangeboden stof. Een enorme toename van geestelijk of neurologisch ziek verklaarde kinderen is hiervan een gevolg. De transitie jeugdzorg moet hier verandering in brengen, het terugdringen van dit fenomeen verdient hoge prioriteit.

Preventie in plaats van pillen, dat zou ons motto moeten zijn. Met een zoektocht naar een (ouderwets) gezonde benadering van onze jeugd met het accent op hun vermogen. Daarom moeten we ons concentreren op het behoud en de groei van

sportactiviteiten, cultuur, muziek voor de jeugd. In plaats van kinderen te snel te diagnosticeren zouden we in eerste instantie de vraag moeten beantwoorden ‘wat heeft dit kind nodig om fijner te functioneren?’ Die vraag is officieel opgenomen in de toevoer (het passend onderwijs) en zou leidend moeten zijn en blijven. Dus ook in de toegang en eventuele hulpverlening in een later stadium.

Minder aanbod Paradoxaal genoeg betekent bovenstaande dat er een kleiner aanbod vanuit specialistische hulp moet komen. Echter, de inzet die we willen behouden, moet ruimhartig zijn. Bij de inkoop van de jeugdzorg kunnen we het kader meegeven dat de jeugdzorg niet meer dan 15 procent van de kinderen mag helpen. De kinderen die bij jeugdzorg in zorg zijn, zijn aantoon-baar ofwel mishandeld (verwaarloosd), getuigen van huiselijk geweld, met een psychiatrische diagnose of vertonen (ernstig) crimineel gedrag.Voor het helpen van deze kinderen kunnen we de financiële ondersteuning verhogen om de kwaliteit van de zorg op het niveau van excellentie te brengen. Dus met een beperkte caseload per hulpverlener, ruime mogelijkheden voor bijscholing, verplichte supervisie, controle op de uitvoering

We moeten ons concentreren op het behoud en de groei van sportactiviteiten, cultuur, muziek voor de jeugd.

Preventie in plaats van pillen, dat zou ons motto moeten zijn

Page 6: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 2015 | 15

DOSSIER VINGER AAN DE POLS BIJ DE DECENTRALISATIES

van individuele hulpverleners door (collega) hulpverleners. De gemeente heeft controle op de uitvoering door de kaders en outcome-criteria die vooraf zijn vastgesteld en eventueel met mysteriecliënten die een check op de alledaagse werkelijkheid kunnen doen.Uit dit laatste kunt u misschien al opmaken dat ik casuïstieke bespreking in de raad niet zie als een manier om onze controle-rende taak te optimaliseren ook al zouden dat dan geanonimi-seerde cases zijn.

PrivacyIn de jeugdhulpverordening van onze stad (Delft) staat dat het college opdracht geeft tot hulpverlening, daarvoor verantwoor-delijk is en zelfs mag checken of de hulpvraag al dan niet legitiem is op straffe van het terugbetalen van de kosten voor deze hulpverlening, mocht de hulpvraag niet legitiem blijken. Een zorgelijke ontwikkeling omdat er bij de beschrijving van taken en verantwoordelijkheden van het college niets staat geschreven over de privacybescherming van burgers/ hulp-vragers ten aanzien van het stadsbestuur. Ik maak me hier zorgen over omdat mijn ervaring met een groot aantal gemeen-tebestuurders heeft geleerd dat niet iedere wethouder afdoende vertrouwd is met de grenzen van zijn of haar vak(gebied).

Sommigen nemen teveel afstand tot de hulpverleningspraktijk en sturen uitsluitend op het reduceren van financiële middelen. Anderen daarentegen komen te dichtbij en werpen zich op als de moeder (of vader) Theresa voor de burger. In beide gevallen kan schade worden toegebracht.

Als we – wethouders, ambtenaren én raadsleden – te vertrouwd raken met reële casuïstiek als controle-instrument voor goede hulpverlening, dan vrees ik voor de broodnodige afstand tussen bestuur en kwetsbare burger.Sturen doen we door het controleren van vooraf gestelde kaders en outcome-criteria. Als we dat niet helemaal vertrouwen dan zijn er andere instrumenten door bijvoorbeeld de inzet van een mysteriecliënt om te checken of de cliënt op tijd wordt geholpen, er geen wachtlijsten zijn, de juiste soort hulp wordt voorgesteld en ook daadwerkelijk wordt aangeboden. Outcome-criteria en kaders kunnen worden geformuleerd op basis van de ervaringen uit het verleden. De casuïstiek van de overleden kinderen dus.

Hoe controleer je?Dat we aanbieders van jeugdhulp willen controleren via het bespreken van casuïstiek in de gemeenteraad lijkt op het eerste gezicht een legitieme wens. Toch zou ik dit afraden omdat hulpverleners vanuit hun professionele autonomie, kennis en kunde hun werk moeten kunnen doen. Besturen vraagt een eigen professionaliteit. Ieder gremium heeft een unieke rol in dit proces en kan alleen als afgeronde entiteit een schakel vormen in de ketting die nodig is om onze jeugd gezond en veilig op te laten groeien. De grenzen van ieders vakgebied en aandeel moeten duidelijk zijn zodat we op elkaar kunnen vertrouwen.Het allerbelangrijkste is dat iedereen de ambitie heeft om excellente jeugdhulp te organiseren voor kinderen die in een uiterst kwetsbare situatie leven. Er is helaas meer dan genoeg casuïstiek uit het (recente) verleden voorhanden om outcome en kaders te formuleren. Alle betrokkenen ‘beperken’ zich dus tot hun kerntaak.

Iedere betrokkene laat persoonlijke moed zien en dat geldt ook voor de stadsbestuurders. Immers, de wethouder die de jeugdzorg durft in te perken (tot een aanbod van maximaal 15 procent van de kinderen) loopt het risico dat hij/zij in de krant komt als de bestuurder die onverantwoorde bezuinigen ten koste van de kwetsbare jeugd doorvoert. Toch moeten we dit durven. Want alleen op deze manier kunnen we nu en in de toekomst de (financiële) middelen behouden om kinderen die het echt moeilijk hebben te vinden en te beschermen.Over criteria en kaders moet desnoods hard worden onderhan-deld met de (gespecialiseerde) jeugdhulp, omdat de veiligheid en de gezondheid van onze jeugd op het spel staat. •Reageren? [email protected]

Sturen doen we door het contro-leren van vooraf gestelde kaders

en outcome-criteria

Page 7: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 201516 |

‘Deze transitie moet je niet willen’, stelde Jos de Blok, directeur van Buurtzorg Nederland onlangs in het Tijdschrift voor Verpleegkundig Experts. Argumenten die hij daarbij aanvoerde, gingen vooral over de grotere complexiteit en de onderliggende ideeën, die nog hetzelfde zouden zijn. Dat laatste bestrijd ik. Ik denk dat de onderliggende ideeën wel degelijk bijdragen aan betere zorg en een betere samenleving, en dat ze bovendien heel dicht bij ons CDA-gedachtegoed staan. Maar dat de praktijk weerbarstig is, en de transformatie nog lang niet overal zichtbaar, lijkt me evident. In het afgelopen jaar zijn veel gemeenten wel bezig geweest met de transitie, maar zeker niet met transformatie. Continuïteit van zorg, borgen van randvoorwaarden, en vooral de deadline van 1 januari halen, hielden de aandacht af van de werkelijke transformatie die nodig is. Maar hoe ziet die transformatie er eigenlijk uit? Graag doe ik u een aantal suggesties waar je als CDA-raadslid op kunt letten.

Rianca Evers-den Ouden,

Raadslid CDA

Twenterand, daarnaast

zelfstandig trainer/

adviseur

De transformatie in het sociaal domein zou ruimte moeten geven

voor nieuwe initiatieven en dus ook nieuwe spelers op de markt

aanbesteden, contracteren en financiering van zorg zou moeten ontstaan. In de praktijk hoor ik van een aantal zorginstellingen dat ze nu juist meer papierwerk hebben, in plaats van minder. Daar gaat dus iets niet goed. Informeer ook eens binnen uw gemeente en bij zorgaanbieders hoe het staat met de administra-tieve lasten en verantwoordingseisen. En bespreek welke informatie écht nodig is om te verantwoorden dat er kwalitatief goede en kostenefficiënte zorg wordt verleend.

3. Een goede balans tussen formele en informele zorgVrijwilligers en mantelzorgers gaan een nog belangrijker rol spelen in zorg en welzijn. Bij de toetsing van bijvoorbeeld subsidieaanvragen kan worden bekeken of er binnen het project een goede balans is tussen de inzet van vrijwilligers en profes-sionals. Het is belangrijk hierbij niet alleen naar kosten te kijken, maar ook elementen als overvraging van mantelzorgers en vrijwilligers in de gaten te houden. Naarmate de problematiek complexer en langduriger wordt, moet de inzet van professio-nals naar rato toenemen. Organiseer en faciliteer vrijwillige zorg, maar respecteer ook de grenzen van de informele zorg.

Samenredzaamheid en sociale innovatie zijn de waarden die richting geven aan de beoogde transformatie in het sociaal domein (Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, december 2014). Deze waarden komen m.i. tot uiting in een viertal facetten. Ik bespreek ze alle kort.

1. Integrale aanpakOm de zorg beter en goedkoper te maken, is verbinding tussen de jeugdhulp, wmo, Participatiewet en passend onderwijs essentieel. Als er in een gezin verschillende problemen spelen, komen dienst- en hulpverleners niet ver als ze ieder op hun eigen eilandje opereren. Stel, in gezin X zit vader zonder werk, moeder kampt met fysieke beperkingen, en beide kinderen hebben leer- of ontwikkelingsproblemen, waarvan één kind in het regulier onderwijs verblijft en het andere in het speciaal onderwijs. In het verleden was het zo dat een dergelijk gezin soms meer dan tien verschillende professionals over de vloer kreeg. Dat zou nu niet meer het geval mogen en kunnen zijn. Nu moet sprake zijn van één gezinsregisseur, één loket voor toegang tot zorg en integraal georganiseerde zorg- en dienst-verlening. Dit is een van de ijkpunten voor transformatie in de zorg. Is dit in uw gemeente al georganiseerd?

2. Vereenvoudiging van aanbestedings- en financieringsstructuur, minder bureaucratieDe regie neerleggen bij de gemeente en het samen laten vloeien van verschillende potjes zou ertoe moeten leiden dat er minder administratieve lasten, en een eenvoudiger structuur voor

dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties

Hoe herken je als raadslid werkelijke transformatie in het sociaal domein?

Page 8: dossier vinger aan de pols bij de decentralisaties Tips ... · laat zien dat bij de ongeveer vijftig in kaart gebrachte projecten nog bepaald geen sprake is van een echt ‘effectief

Bestuursforum • april 2015 | 17

4. Mate van ruimte en beschikbare ondersteu-ning voor nieuwe (burger)initiatievenDe transformatie in het sociaal domein zou ruimte moeten geven voor nieuwe initiatieven en dus ook nieuwe spelers op de markt. Veel sociale professionals die zelfstandig zijn gaan werken, hebben uitstekende ideeën over hoe de zorg beter en goedkoper kan worden georganiseerd. Echter, veel gemeenten kopen nog conservatief in en vallen vooral terug op bestaande overeenkomsten met grote zorg- en welzijnsorganisaties. Overigens kan sociale innovatie ook heel goed komen van een groep burgers, bijvoorbeeld familieleden of buurtgenoten. En het kan wel degelijk ook komen van bestaande (grote) zorg-organisaties die anders durven te organiseren. Een sociale innovatie is op zichzelf niet per se nieuw, maar is nieuw voor deze situatie met dit probleem, deze mogelijkheden en deze

Oplossingsgericht werken en de decentralisatiesHet principe van oplossingsgericht werken ligt besloten in de achtergrond van de decentralisaties. Mensen moeten meer gebruik maken van hun eigen competenties en hulpbronnen. Wat er naar mijn idee echter vreselijk mis gaat op veel plekken, is dat we denken dat wij moeten bepalen wat de cliënt zelf kan. En daarmee druis je rechtstreeks in tegen de principes van oplossingsgericht werken. Je smoort dan het initiatief in plaats van dat je het stimuleert. Waar wat mij betreft de winst is te behalen, is om heel erg goed te luisteren in het keukenta-felgesprek naar wat er écht gewerkt heeft in het verleden. En om te onderzoeken welke factoren maken dat de problemen niet veel erger zijn geworden. Bovenal moeten mensen hun eigen oplossingen kunnen bedenken, die gefaciliteerd worden vanuit gemeente en zorg. Want eigen oplossingen zijn over het algemeen het best en goed-koopst! Als je die goed kunt begeleiden, wordt de transformatie van de zorg een kans om met elkaar meer mens te zijn.

DOSSIER VINGER AAN DE POLS BIJ DE DECENTRALISATIES

Op donderdag 14 mei zal om 24:00 ’s avonds het startschot klinken op de Erasmusbrug in Rotterdam. Honderden mensen lopen deze nacht veertig kilometer, van Rotterdam naar Den Haag, voor noodhulp aan vluchtelingen. Het Midden-Oosten is een gebied met een grote historische en religieuze betekenis. Het is de laatste jaren echter vooral het toneel van onnodig veel bloedvergieten. Stichting Vluchteling verleent noodhulp aan vluchtelingen en ontheemden die zich in een humanitaire crisis bevinden. Een van de initiatieven is de Nacht van de Vluchte-

ling. Het cdja loopt mee met als doel om zo veel mogelijk geld op te halen voor de slachtoffers van het Syrische conflict. Zo kan Stichting Vluchteling noodhulp bieden aan volwassenen en kinderen die alles kwijt zijn. Zoals medische zorg, onderdak en toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen.

Helpt u, help jij mee? Sponsor team cdja via: http://nachtvan-devluchteling.nl/cdja

mensen (RMO, dec 2014). Bij de inkoop moeten maatschappelijke doelstellingen leidend zijn, en wordt niet vrijblijvend, maar resultaatgericht gefinancierd. In hoeverre is dit in uw gemeente al het geval?

DoelTransformeren is loslaten, schreef ik vorig jaar in een blog voor www.kennisnetjeugd.nl De uitdaging voor raadsleden in het licht van de transformatie is om heldere, op maatschappelijke doelstel-lingen gebaseerde kaders te stellen, waarbinnen het College kan loslaten en ruimte geven voor nieuwe initiatieven en partners. •Reageren? [email protected]

t: @RiancadenOuden, l: nl.linkedin.com/in/riancaeversdenouden,

w: www.toolsfortransformatie.nl

CDjA doet mee aan sponsorloop voor vluchtelingen. Sponsort u mee?