Docentenhandleiding Sterk naar...

50

Transcript of Docentenhandleiding Sterk naar...

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

2

Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................................... 4

2. Kenmerken ...................................................................................................................................... 5

2.1 Doelgroep ................................................................................................................................ 5

2.2 Eindniveau ............................................................................................................................... 5

2.3 Urenlast ................................................................................................................................... 6

2.4 Samenstelling van het pakket ................................................................................................. 6

2.5 Uitgangspunten lesstofkeuze .................................................................................................. 7

3 Opbouw van de methode ................................................................................................................ 9

3.1 Overzicht van de thema’s ........................................................................................................ 9

3.2 Opbouw van een thema ........................................................................................................ 10

4 Sterrensysteem ............................................................................................................................. 12

5 Diagnostische toets ....................................................................................................................... 13

6 Didactische principes ..................................................................................................................... 16

6.1 Algemene didactische principes ............................................................................................ 16

6.1.1 Algemene didactische benadering ................................................................................ 16

6.1.2 Het ABCD-model van Neuner ........................................................................................ 16

6.2 Didactische principes per onderdeel ..................................................................................... 17

6.2.1 Schrijven ........................................................................................................................ 17

6.2.2 Spreken .......................................................................................................................... 18

6.2.3 Lezen .............................................................................................................................. 19

6.2.4 Luisteren ........................................................................................................................ 20

6.2.5 Grammatica ................................................................................................................... 21

6.2.6 Woordenschat ............................................................................................................... 22

6.2.7 Studie- en examenvaardigheden ................................................................................... 23

7 Differentiëren ................................................................................................................................ 24

8 De e-learningomgeving van Sterk naar Staatsexamen.................................................................. 26

8.1 Een gebruikersaccount aanmaken ........................................................................................ 26

8.2 Inloggen ................................................................................................................................. 28

8.3 Cursussen bekijken ................................................................................................................ 28

8.4 Opdrachten maken ................................................................................................................ 30

8.5 Hoe begint de cursist? ........................................................................................................... 32

8.6 Groepen aanmaken en inschrijven voor een groep .............................................................. 32

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

3

8.6.1 Groepen aanmaken ....................................................................................................... 32

8.6.2 De cursist voegt zichzelf toe aan de groep .................................................................... 34

8.7 Resultaten van cursisten bekijken ......................................................................................... 37

8.8 Resultaten niet mee laten tellen ........................................................................................... 39

8.9 Resultaten exporteren ........................................................................................................... 40

8.10 Eigen resultaten inzien .......................................................................................................... 40

8.11 Systeemvereisten .................................................................................................................. 42

8.12 De helpdesk ........................................................................................................................... 42

9 Bijlagen .......................................................................................................................................... 44

Bijlage I: Informatie over het Staatsexamen NT2 Programma I ........................................................ 44

Bijlage II: Niveaustappen in teksten, zinnen en woorden ................................................................. 46

Bijlage III: Overzicht van grammatica-, spellings- en Studexonderwerpen ....................................... 48

10 Bronvermelding ......................................................................................................................... 50

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

4

1. Inleiding Deze docentenhandleiding hoort bij de lesmethode ‘Sterk naar Staatsexamen’, dé complete methode voor middenopgeleide anderstalige volwassenen die zich willen voorbereiden op het Staatsexamen NT2, programma I. De lesmethode bestaat uit twee boeken (Deel A en Deel B) en het materiaal op de website. Met deze lesmethode nemen cursisten de grote stap van niveau A2 naar niveau B1 en worden ze specifiek voorbereid op het Staatsexamen NT2 Programma I. Er is natuurlijk veel aandacht voor de vier vaardigheden: lezen, luisteren, schrijven en spreken. Maar ook grammatica en spelling komen aan bod. Daarnaast werkt de cursist aan zijn studievaardigheden, waardoor hij beter en zelfstandiger leert leren. Ook is er aandacht voor specifieke examenvaardigheden, waardoor hij weet waar hij op moet letten tijdens het examen. Zo is deze methode compleet om de middenopgeleide cursist tot het Staatsexamen NT2 Programma I te leiden.

Aan de opbouw van de methode liggen verder de actuele didactische inzichten ten grondslag:

Er worden maar liefst 2.000 woorden aangeboden en geoefend, die elk ongeveer zeven keer terugkomen in teksten en opdrachten. Nog eens 500 woorden extra kunnen apart online geoefend worden. Bij de selectie van de woorden is rekening gehouden met frequentie, nut en het concrete doel: het Staatsexamen NT2 Programma I.

Alle opdrachten zijn opgebouwd volgens het ABCD-model van Neuner.

Grammatica heeft een ondersteunende rol, en is geïntegreerd in de thema’s. Hierdoor is de context steeds betekenisvol, en zijn de opdrachten functioneel en communicatief van aard. De grammaticaonderwerpen komen cyclisch aan bod, met een geleidelijke opbouw en veel herhaling. De uitleg volgt het principe van Focus on Form.

Teksten zijn levensecht, afwisselend en aansprekend. Nieuwe woorden en structuren komen er gedoseerd in voor, en worden vervolgens behandeld en geoefend.

De lesmethode is geschikt voor leren in lesverband, in kleine groepjes of individueel. De grote hoeveelheid online opdrachten kunnen cursisten zelfstandig en thuis doen. In het boek staan deels opdrachten die geschikt zijn voor zelfstandig werken, deels opdrachten die juist gemaakt zijn voor werkvormen in tweetallen of groepjes.

Het is mogelijk om cursisten trajecten van verschillend tempo aan te bieden, door de sterren in het boek. Elke opdracht heeft nul, één of twee sterren. Als een cursist de online diagnostische toets heeft gedaan, kun je gemakkelijk bepalen welke opdrachten hij wel en niet moet doen. Zo kun je eenvoudig en doeltreffend differentiëren.

Online zijn alle opdrachten te vinden die bij Deel A en B horen. Ook vind je hier een lijst met onregelmatige werkwoorden en andere informatie. Als docent kun je bovendien je cursisten gemakkelijk volgen en de resultaten inzien. Ook is deze docentenhandleiding op de website te vinden.

In de docentenhandleiding vind je een overzicht van de onderdelen waaruit het lespakket bestaat, evenals de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan Sterk naar Staatsexamen. Ook wordt de opbouw van ieder thema toegelicht en krijg je uitleg over de diverse mogelijkheden van de online leeromgeving. Achter in de docentenhandleiding vind je diverse bijlagen met onder andere informatie over het Staatsexamen NT2 programma I.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

5

2. Kenmerken

2.1 Doelgroep Sterk naar Staatsexamen is bedoeld voor middenopgeleide anderstalige volwassenen die zich willen voorbereiden op het Staatsexamen NT2 Programma I. De methode begint op niveau A2 en bouwt langzaam op naar niveau B1. Er is veel aandacht voor studie- en examenvaardigheden, een aspect waar juist middenopgeleiden vaak moeite mee hebben. De instructies zijn makkelijk geformuleerd, evenals de grammaticaonderwerpen, waarbij de grammaticale termen niet in het Latijn maar in het Nederlands worden aangeboden. De vier vaardigheden (lezen, schrijven, spreken, luisteren) worden in een vaste structuur aangeboden. De onderwerpen van de thema’s zijn herkenbaar voor de cursist, grappig en betekenisvol. En door het gebruik van ‘blended learning’ is er een aangename afwisseling tussen boek- en computeropdrachten (60/40). Natuurlijk kunnen ook hogeropgeleiden zich met Sterk naar Staatsexamen voorbereiden op Staatsexamen NT2 Programma I, aangezien de methode alle onderdelen bevat waarmee een taalleerder zich op Staatsexamen I kan voorbereiden! De methode is overigens goed te gebruiken in groepen met verschillende niveaus, omdat er goed gedifferentieerd lesgegeven kan worden met Sterk naar Staatsexamen. Cursisten kunnen namelijk voorafgaand aan ieder thema een diagnostische toets op de computer maken, waarna zij advies krijgen over welke opdrachten ze wel of niet hoeven te maken. Cursisten kunnen op die manier zelfstandig of in kleine groepjes aan de slag met het boek, zodat je als docent de cursisten en/of groepjes kunt begeleiden waar nodig.

2.2 Eindniveau Sterk naar Staatsexamen leidt naar niveau B1 van het Common European Framework of Reference, het niveau van het Staatsexamen NT2 Programma I. Na het afronden van Sterk naar Staatsexamen zal de cursist in staat zijn om:

de hoofdpunten te begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaardtaal wordt gesproken over vertrouwde zaken die hij* regelmatig tegenkomt op zijn werk, school, vrije tijd etc. Hij kan de hoofdpunten van veel radio- of tv-programma’s over actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt;

teksten te begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan zijn werk gerelateerde taal. Hij kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen;

de meeste situaties aan te kunnen die zich voordoen tijdens een reis in het gebied waar de betreffende taal wordt gesproken. Hij kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn of zijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby’s, werk, reizen en actuele gebeurtenissen);

uitingen op een simpele manier aan elkaar te verbinden, zodat hij ervaringen, gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Hij kan in het kort redenen en verklaringen geven voor zijn meningen en plannen. Hij kan een verhaal vertellen of de plot van een boek of film weergeven en zijn reacties beschrijven;

eenvoudige, samenhangende teksten te schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Hij kan persoonlijke brieven schrijven waarin hij zijn ervaringen en indrukken beschrijft.

Deze doelstellingen zijn terug te vinden in de Matrix voor zelfevaluatie van het Portfolio NT2: Raamwerk NT2, juni 2002. * Waar in deze docentenhandleiding met ‘hij’ wordt verwezen naar de cursist, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

6

2.3 Urenlast Een belangrijk punt voor de lesorganisatie is de urenlast die gemoeid is met het doorwerken van de methode. Het niveau, de leerbaarheid, de aanwezige voorkennis en motivatie van de cursisten spelen hierbij uiteraard een grote rol. Een gemiddelde cursist met niveau A2 kan in zo’n 300 uur de gehele methode doorlopen. Bij gebruik in een klas is de ideale verdeling: 160 contacturen en 140 zelfstudie-uren. Om effectief en efficiënt met de lesmethode te werken, kan de cursist voorafgaand aan ieder thema een diagnostische toets maken. Op basis van de uitkomsten hiervan wordt een advies gegeven over het soort opdrachten dat de cursist het beste kan maken. In hoofdstuk 5 van deze docentenhandleiding staat uitgebreid beschreven hoe deze diagnostische toets werkt en in hoofdstuk 7 kun je lezen hoe je met Sterk naar Staatsexamen kunt differentiëren.

2.4 Samenstelling van het pakket Sterk naar Staatsexamen bestaat uit:

twee boeken (Deel A en Deel B) Elk boek is onderverdeeld in tien aansprekende thema’s. Elk thema bevat een uitgebreide woordenlijst, lees- en luisterteksten, gevarieerde opdrachten in zowel het boek als online, grammatica en studie- en examenvaardigheidstraining. Alle vier de vaardigheden, lezen, luisteren, spreken en schrijven, worden in een vaste structuur aangeboden. De boeken zijn na elkaar te gebruiken en hebben beide een cyclische opbouw. Deel A start op niveau A2 en leidt tot niveau B1- en Deel B leidt van niveau B1- tot niveau B1. Achter in de boeken kun je in een overzicht zien welke grammatica in welk thema aan bod komt.

een online leeromgeving Online vindt de cursist onder de knop ‘Wat kun je al?’ de diagnostische toets voorafgaand aan ieder thema. Verder bevat de online leeromgeving: alle luisterteksten en diverse opdrachten behorende bij de thema’s uit het boek. Daarnaast kan de cursist onder de knop ‘Extra woorden’ in ieder thema 25 extra woorden leren en oefenen om zijn woordenschat uit te breiden.

divers online materiaal Verder vind je online het volgende materiaal dat je kunt downloaden en/of printen: o deze docentenhandleiding o het antwoordenboek o diverse printbladen, zoals lijsten met onregelmatige werkwoorden en een lijst met de 500 extra

leerwoorden.

proefexamens Naast de lesmethode Sterk naar Staatsexamen NT2 is er een pakket proefexamens beschikbaar. Dit pakket bevat voor elke vaardigheid drie proefexamens. Het is qua opbouw en inhoud precies hetzelfde als het echte Staatsexamen. Wat bij het Staatsexamen op papier wordt getoetst, wordt in dit proefexamenpakket op papier aangeboden en wat bij het Staatsexamen online wordt getoetst, wordt online aangeboden. Kijk voor meer informatie op www.taalsterk.nl. Hier kun je de proefexamens ook bestellen.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

7

Deel A Deel B Online

Omvang 10 thema’s (320 pagina’s). Per thema 7 a 10 teksten.

10 thema’s (320 pagina’s). Per thema 5 a 8 teksten.

Woordenschat Gemiddeld 100 leerwoorden per thema.

Gemiddeld 100 leerwoorden per thema. In thema 20 geen nieuwe woorden, is een herhaalthema.

Opdrachten bij alle 2.000 woorden (meta en inhoud).

500 extra woorden met opdrachten (adaptief).

Grammatica In elk thema 2 of 3 grammaticaonderwerpen.

In thema 11 t/m 17 2 of 3 grammaticaonderwerpen. In thema 18, 19, 20 geen nieuwe onderwerpen, maar herhaling van voorgaande.

Opdrachten erbij volgens ABCD-model.

Spelling In totaal 6 spellingskaders. Geen spelling. Opdrachten erbij.

Studie- en examen-vaardigheden

M.n. studievaardigheden. M.n. examenvaardigheden. Opdrachten erbij volgens ABCD-model.

Moeilijkheidsgraad Van niveau A2 in kleine stappen naar B1-

Thema 11 t/m 15 van niveau B1- in kleine stappen naar B1. Thema 16 t/m 20 alles op B1 niveau a la Staatsexamen.

Opdrachten erbij volgens ABCD-model.

Thema 16 t/m 18 vragen en opdrachten à la Staatsexamen.

Fig. 1 Overzicht van de inhoud van beide boeken en de online leeromgeving

2.5 Uitgangspunten lesstofkeuze Teksten De lees- en luisterteksten vormen de basis van iedere paragraaf en daarom zijn de onderwerpen betekenisvol, herkenbaar, concreet, afwisselend en vaak grappig. Terugkerend in de gehele lesmethode is de familie Schoenmaker. De leden van deze familie komen in ieder thema weer langs, wat de methode een verhalend karakter geeft. Ook zijn in ieder thema één of meerdere teksten opgenomen over een werk- en/of studiesituatie. Dit is gedaan, omdat dergelijke onderwerpen standaard op het Staatsexamen aan de orde komen. Verder zijn de teksten opbouwend qua niveau op tekst-, zins- en woordniveau. De opbouw hiervan kun je bekijken in een uitgebreid schema in bijlage II ‘Niveaustappen in teksten, zinnen en woorden’. Leerwoorden De methode bevat in totaal 2.500 leerwoorden. De keuze voor deze woorden is op een aantal zaken gebaseerd. Als leidraad bij het schrijven van de teksten is de frequentielijst van Hazenberg en Hulstijn (1992) gebruikt. Deze lijst bevat de 5.000 meest gebruikte woorden uit geschreven taal. Taalleerders met niveau A2 zouden de eerste 2.000 woorden van deze lijst moeten beheersen. Bij het schrijven van de teksten voor Sterk naar Staatsexamen zijn daarom de woorden van plaats 2.001 t/m 5.000 van de lijst gebruikt. (thema 1 t/m 5 bevat woorden van plaats 2.001 tot 3.000, thema 6 t/m 15 bevat woorden van plaats 2.001 tot 4.000 en thema 16 t/m 19 bevat woorden van plaats 3.001 t/m 5.000). Aangezien de lijst gebaseerd is op geschreven taal, is er een groot aantal woorden uit de spreektaal aan toegevoegd. Om te bepalen of de toegevoegde woorden al dan niet B1 waren, zijn het Van Dale Pocketwoordenboek NT2 en de website www.eenvoudigewoorden.nl geraadpleegd. Verder is er gelet op de tekstdekking van 90%. Dat wil zeggen dat maximaal één op de tien woorden nieuw/onbekend mag zijn om een tekst te kunnen begrijpen. Zie bijlage II ‘Niveaustappen in teksten, zinnen en woorden’ om per thema te zien aan welke eisen de leerwoorden voldoen. De leerwoorden van ieder thema zijn te vinden in de woordenlijsten aan het begin van een thema en staan per paragraaf op alfabetische volgorde. De 500 extra woorden staan in een woordenlijst die te downloaden is op www.taalsterk.nl. Ook deze woorden staan per thema op alfabetische volgorde.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

8

Grammatica en spelling In ieder thema worden twee of drie grammaticaonderwerpen behandeld die relevant zijn voor Staatsexamen I. De grammatica wordt middels de didactiek ‘Focus on form’ aangeboden. Dit houdt in dat de grammaticale structuren helder en met visuele kenmerken (zoals kleur en onderstreping) duidelijk worden gemaakt in een context en niet middels losse rijtjes of regels. Het eerste grammaticaonderwerp in een thema is steeds een bekend verondersteld onderwerp en het tweede (en eventueel derde) onderwerp is een verdiepend onderwerp dat nodig is voor niveau B1. In een aantal thema’s wordt aandacht besteedt aan de spelling van woorden met een moeilijke, afwijkende schrijfwijze, zoals woorden op –lijk en –isch en woorden met –uw, –ieuw, –eeuw, –aai, –ooi, –oei. In het overzicht in bijlage III kun je zien welke grammatica- en spellingsonderwerpen waar in het boek behandeld worden. Achter in de lesboeken tref je een index met de grammaticale termen en zie je in welke paragrafen de onderwerpen aan bod komen. Verder staan online een aantal printbladen ter ondersteuning van de grammatica, zoals een woordenlijst onregelmatige werkwoorden tegenwoordige tijd en een woordenlijst onregelmatige werkwoorden verleden en voltooide tijd. Studie- en examenvaardigheden Speciaal voor de middenopgeleide cursist is er veel aandacht voor studie- en examenvaardigheden, in het boek aangeduid met ‘Studex’. In ieder thema wordt in een kader een Studexonderwerp behandeld, uiteenlopend van ‘Woorden leren’ tot ‘Examentijd verdelen’. Ook de Studexonderwerpen vind je in bijlage III. Opdrachten Alle opdrachten zijn communicatief, contextrijk, zinvol, afwisselend en creatief. In Deel B gaan de opdrachten steeds meer lijken op Staatsexamenachtige opdrachten, zodat de cursist al gewend raakt aan deze opdrachtvormen. In iedere paragraaf zijn de opdrachten volgens Neuners ABCD-model opgebouwd. Zie paragraaf 6.1 Algemene didactische principes. Verder zijn de opdrachten gemarkeerd met nul, één of twee sterren, waarmee het niveau en de relevantie van de opdrachten wordt aangegeven. Hoe het sterrensysteem precies werkt, kun je lezen in hoofdstuk 4 van deze docentenhandleiding. Door middel van ‘blended learning’ is er een aangename afwisseling tussen boek- en computeropdrachten. De verhouding boek versus e-learning is 60/40. Alle vier de vaardigheden komen in verhouding aan bod: lezen, spreken, schrijven (zowel in het boek als online waarbij typvaardigheid wordt getraind) en luisteren (middels luisterteksten en verstavaardigheidsopdrachten online). Alle reeds behandelde leerwoorden, grammatica- en Studexonderwerpen worden in volgende thema’s herhaald.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

9

3 Opbouw van de methode

3.1 Overzicht van de thema’s Sterk naar Staatsexamen bestaat uit twee boeken, die ieder tien thema’s bevatten. Hieronder zie je een overzicht van de twintig thema’s:

Deel A

1. Thuiskomen Teksten en opdrachten over o.a. trouwen, het huishouden, opvoeden, klussen en huisdieren

2. Werk zoeken Teksten en opdrachten over o.a. eindexamen, toekomstplannen, het uitzendbureau en solliciteren

3. Vrije tijd Teksten en opdrachten over o.a. het weekend, uitjes, sporten, recepten en hobby’s

4. Gezondheid Teksten en opdrachten over o.a. de huisarts, biologisch eten, suikerziekte en hulpverlening

5. Media Teksten en opdrachten over o.a. Facebook, de roddelpers, het nieuws en contactadvertenties

6. Wonen Teksten en opdrachten over o.a. kopen of huren, een huis zoeken, wonen in Nederland en de inrichting van je huis

7. Reizen Teksten en opdrachten over o.a. favoriete bestemmingen, vakantiegeld, toerisme, op vakantie in Nederland en bijzondere reisverhalen

8. Nederland Teksten en opdrachten over o.a. Koninginnedag, heimwee, regels, dieren en muziek

9. Dromen Teksten en opdrachten over o.a. dagdromen, keuzes maken, horoscoop, de toekomst en verandering

10. Verhalen Teksten en opdrachten over o.a. wonderen, sprookjes, strips, dagboeken en reisverhalen

Deel B

11. Milieu Teksten en opdrachten over o.a. recyclen, werken met dieren, afvalverwerking en aardbevingen

12. Vervoer Teksten en opdrachten over o.a. de tomtom, de Taxipas en het station

13. Opleiding Teksten en opdrachten over o.a. mbo-onderwijs, open dagen en stage lopen

14. Veiligheid Teksten en opdrachten over o.a. beveiliging, aangifte doen, buurtvaders en werkplekken

15. Instanties Teksten en opdrachten over o.a. de politie, studiefinanciering en diplomawaardering

16. Werken Teksten en opdrachten over o.a. werkoverleg, contracten en collega’s

17. Feest Teksten en opdrachten over o.a. bruiloften en tradities in het buitenland, buurtfeesten en zelf een feest organiseren

18. Geld Teksten en opdrachten over o.a. de geschiedenis van geld, schulden en monopoly

19. Ondernemen Teksten en opdrachten over o.a. zelf een bedrijf beginnen, een lening regelen en boekhouding

20. Sterk naar Staatsexamen Teksten en opdrachten die lijken op het echte Staatsexamen, herhaling van grammaticaonderwerpen, samenvattingen van de Studexonderwerpen en algemene en extra tips voor het examen

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

10

Grammatica en Studex In de inhoudsopgave van ieder thema zijn de grammatica- en de Studexparagrafen te herkennen aan het cursieve lettertype. Achter in elk boek kun je in een overzicht zien welke grammatica in welke paragraaf aan bod komt. Icoontjes In de boeken staan verschillende opdrachten. Hieronder zie je wat de icoontjes betekenen.

3.2 Opbouw van een thema Voorafgaand aan ieder thema kan de cursist inloggen op www.taalsterk.nl en onder de knop ‘Wat kun je al?’ een diagnostische toets maken. Aan het einde van deze toets krijgt hij een advies over het soort opdrachten die hij het beste nog kan maken om beslagen ten eis te komen op het Staatsexamen NT2 Programma I. Over het Sterrensysteem en de Diagnostische toets kun je meer lezen in respectievelijk hoofdstuk 4 en 5 van deze docentenhandleiding. Ieder thema* is volgens een vaste structuur opgebouwd. Een thema bestaat uit vijf tot tien teksten, twee of drie grammaticaonderwerpen, een Studexonderwerp en een eventueel een spellingsonderwerp. Ieder onderdeel bevat opdrachten, die tevens volgens een vaste structuur worden aangeboden. In de inhoudsopgaven herken je de grammatica- en Studexonderwerpen aan het cursieve lettertype. Teksten en leerwoorden Aan het begin van ieder thema worden de woorden van het desbetreffende thema aangeboden. De woorden staan op alfabet per tekst in een overzichtelijke woordenlijst. Vervolgens gaat de cursist aan de slag met de eerste tekst. Voorafgaande aan de tekst worden twee open vragen gesteld over het onderwerp van de tekst. Dit wordt gedaan om de voorkennis te activeren en de cursist te prikkelen over het onderwerp. Na elke tekst (dit kan een leestekst in het boek zijn of een luistertekst online) volgen tekstbegripvragen: online staan gesloten vragen, zoals waar/niet waar-vragen en meerkeuzevragen. In het boek staan vervolgens open vragen over dezelfde tekst, die de ene keer mondeling en de andere keer schriftelijk te maken zijn. Na het behandelen van de tekst, gaat de cursist met de leerwoorden aan de slag. Hij wordt gestimuleerd om de betekenis van de woorden op te schrijven in de woordenlijst. Daarna gaat hij oefenen met de woorden. Dit gebeurt zowel online als in het boek en altijd eerst receptief, dan meta en ten slotte productief. De leerwoorden komen daarna nogmaals terug in spreek- en schrijfopdrachten, grammaticaonderwerpen, extra opdrachten en in volgende thema’s. Iedere tekst die vervolgens in een thema aan bod komt, wordt volgens de bovengenoemde structuur behandeld. De teksten in Deel A zijn korter en bevatten daardoor minder leerwoorden dan de teksten in Deel B. Vanaf thema 14 bevatten de teksten steeds meer Staatsexamenachtige elementen. De thema’s 18 t/m 20 bevatten zelfs alleen maar teksten en bijbehorende vragen in de vorm van het echte Staatsexamen Lezen en Luisteren, zodat de cursist goed kan wennen aan de vorm van het echte examen. * Een uitzondering op deze vaste structuur is thema 20, dat een herhaalthema is, waarin geen nieuwe leerwoorden worden aangeboden, maar waarin grammatica en Studex worden herhaald en waarin de vier vaardigheden op een manier worden geoefend zoals deze op het echte examen worden getoetst.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

11

Zie bijlage II ‘Niveaustappen in teksten, zinnen en woorden’ voor de opbouw in moeilijkheidsgraad wat teksten en leerwoorden betreft. Spreken en schrijven In ieder thema staan 10 à 18 schrijf- en/of spreekopdrachten. Dit zijn altijd C- en D-opdrachten volgens het ABCD-model. De opdrachten gaan over het thema waarin ze staan en zijn functioneel en communicatief. In schrijf- en spreekopdrachten worden behandelde leerwoorden en grammatica geoefend. Grammatica en spelling Een grammaticaonderwerp volgt altijd na een tekst waarin de grammatica is verwerkt. De grammatica-opdrachten zijn volgens het ABCD-model opgebouwd. De A-opdracht is altijd ‘Zoek de grammatica’ in de voorgaande tekst. De B-opdrachten zijn online te vinden en de C- en D-opdrachten kunnen zowel online als in het boek staan, en zijn altijd spreek- of schrijfopdrachten. Een enkele keer staan er twee C-opdrachten bij een grammaticaonderwerp, altijd gevolgd door een D-opdracht. In Deel A komt in zes thema’s een spellingsonderwerp aan de orde. Een spellingsonderwerp volgt ook altijd na een tekst waarin woorden met de desbetreffende spelling zijn verwerkt. Studex In ieder thema wordt een studie- of examenvaardigheid (in het boek ‘Studex’ genoemd) uitgelicht en geoefend. In Deel A komen hoofdzakelijk de studievaardigheden aan bod en in Deel B de examenvaardigheden. Extra opdrachten Extra opdrachten zijn leuke, maar zeker ook leerzame opdrachten, zoals puzzels maken, websites bezoeken, liedjes beluisteren en filmpjes bekijken op o.a. www.youtube.com. Bij dergelijke opdrachten worden diverse soorten vragen gesteld (begrip, mening, discussie, verstavaardigheid etc.). De extra opdrachten zijn ook allemaal themagerelateerd.

Fig. 2 Opbouw van een thema

Extra woorden Ieder thema behandelt gemiddeld 100 leerwoorden in het boek. Online staan nog eens 25 extra leerwoorden. Deze extra leerwoorden met hun omschrijving staan in een woordenlijst die te downloaden is op www.taalsterk.nl. Klik op ‘Producten’, dan op ‘Sterk naar Staatsexamen’ en vervolgens op ‘Downloads’. De opdrachten bij de 25 extra woorden staan in de online leeromgeving in het mapje ‘Extra woorden’ in het thema waarbij ze horen. Deze woorden kunnen aan het einde van een thema geoefend en geleerd worden, maar een cursist kan ook halverwege het thema al met de opdrachten aan de slag. In hoofdstuk 8 van deze docentenhandleiding lees je hoe je moet inloggen in de online leeromgeving van Sterk naar Staatsexamen.

Teksten en leerwoorden

Bij élke tekst (lezen/luisteren) zijn begripsvragen (zowel online als in het boek). In elke tekst staan leerwoorden, die volgens een vaste structuur worden geoefend en zodoende ingeslepen.

Spreken en schrijven

Na ieder grammaticaonderwerp volgen er 1 of 2 schrijf- en/of spreekopdracht(en) (C- en D-opdrachten volgens het ABCD-model). In totaal bevat ieder thema 10 à 18 schrijf- en spreekopdrachten.

Grammatica en spelling

Ieder thema bevat 2 of 3 grammaticaonderwerpen. Na elk grammaticaonderwerp volgen opdrachten volgens Neuners ABCD-model. Zes thema’s in Deel A bevatten een spellingsonderwerp.

Studex In ieder thema wordt 1 studie- of examenvaardigheid getraind.

Extra opdrachten Elk thema bevat 4 extra opdrachten.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

12

4 Sterrensysteem Alle opdrachten, teksten of paragrafen zijn voorzien van nul, één of twee sterren. De hoeveelheid sterren geeft de moeilijkheidsgraad en de mate van relevantie van de opdracht met betrekking tot de voorbereiding op het Staatsexamen aan:

0 sterren betekent niet zo relevant in het licht van het examen; 1 ster betekent enigszins relevant in het licht van het examen; 2 sterren betekent zeer relevant in het licht van het examen. Een cursist die weinig uren beschikbaar heeft of al zeer gevorderd is, zou zich bijvoorbeeld kunnen beperken tot de opdrachten en informatieteksten waaraan twee sterren zijn toegekend. In het volgende hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de diagnostische toets gebruikmaakt van de sterren. Dit systeem zorgt ervoor dat de methode zeer flexibel inzetbaar is op alle vlakken: hoeveelheid uren, verdeling tussen uren in een groep en uren zelfstandig, wel of geen studie- en examenvaardigheden, allemaal zaken die nog tijdens het traject kunnen worden aangepast.

Voorbeeld uit het boek van opdrachten met nul, één en twee sterren:

Fig. 3 Aantal sterren per soort opdracht

0 sterren (meestal Neuner A)

Receptieve opdrachten die vooral gericht zijn op herkenning van woorden, taalhandelingen of een grammaticaonderwerp

Grammatica C theoriegedeelte (wisselend 0, 1 of 2 sterren)

Extra opdrachten (enkele uitzonderingen daargelaten)

Alle overige opdrachten

1 ster * (meestal Neuner B en C)

Online vragen over een tekst

Woordenschat meta

Grammatica A theoriegedeelte

Grammatica C theoriegedeelte (wisselend 0, 1 of 2 sterren)

Vraag en Antwoord bij grammatica Spelling

Voorgestructureerde schrijf- en spreekopdrachten

Studievaardigheden van Studex

2 sterren ** (meestal Neuner D)

Teksten (lezen en luisteren)

Woordenschat productief

Grammatica B theoriegedeelte

Grammatica C theoriegedeelte (wisselend 0, 1 of 2 sterren)

Eigen productie in schrijf- en spreekopdrachten

Examenvaardigheden van Studex

Staatsexamenvragen na teksten die in het boek zijn geplaatst (vanaf thema 15)

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

13

5 Diagnostische toets Bij ieder thema van Sterk naar Staatsexamen hoort een diagnostische toets. Deze toets toetst per thema de vaardigheden en de woordenschat van de cursist en kan hiermee een uitspraak doen over welke opdrachten er wel en niet gedaan moeten worden binnen een thema. Bij het juist toepassen van de diagnostische toets kan er dus heel veel tijd bespaard worden. De diagnostische toets is voor de cursist te vinden in de online leeromgeving op www.taalsterk.nl en heeft als titel ‘Wat kun je al?’. Zie voor informatie over het aanmaken van een gebruikersaccount hoofdstuk 8 ‘De e-learningomgeving’ van deze docentenhandleiding. Wanneer je bent ingelogd, kom je op de ‘Home’-pagina. Daar zie je een overzicht van de producten (cursussen) waar je toegang toe hebt.

Als je klikt op ‘Wat kun je al?’, krijg je een boomstructuur die er zo uitziet:

……………….. etc. …………………….

Een diagnostische toets bestaat uit vijf delen: deel A tot en met E. Deze delen zijn gebaseerd op de verschillende vaardigheden die de cursist moet verwerven en op de verschillende niveaus van de opdrachten die er zijn in het boek. Deel A, B en C bestaan uit meerkeuzevragen en worden door de computer nagekeken. Deel D en E moeten door een docent, begeleider of taalmaatje worden nagekeken. Deze onderdelen kunnen in ieder geval niet geautomatiseerd worden nagekeken.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

14

Deel A, B en C In deel A van de diagnostische toets zitten zowel woordenschat- als grammaticavragen. Dit zijn receptieve opdrachten, die in het boek geen ster hebben. Deel B van de diagnostische toets bevat eveneens woordenschat- en grammaticavragen. Deze opdrachten hebben één ster in het boek. Daarnaast worden hier vragen gesteld bij lees- en luisterteksten. In deel C van de diagnostische toets zitten alleen woordenschatvragen. Dit zijn productieve opdrachten, die in het boek twee sterren hebben. De cursist kan deel A, B en C zes keer maken. Voordat hij aan een thema begint, kan hij toetsen wat hij al kan. Na het maken van een thema kan hij deze delen opnieuw maken om zo zijn vooruitgang te meten. Ten slotte kan de cursist de diagnostische toets gebruiken ter herhaling als hij aan het eind van het boek is gekomen. Doordat het toetsalgoritme iedere keer dat de toets gemaakt wordt, willekeurig vragen selecteert uit een groot bestand, krijgt de cursist telkens een andere toets.

Deel D en E

Deel D en E bestaan uit twee delen: Schrijven en Spreken. De opdrachten van deel D hebben in het boek één ster, de opdrachten van deel E hebben twee sterren. Deel D is beschikbaar bij ieder thema en kan drie keer gemaakt worden. Aangeraden wordt echter dit deel van de toets slechts één keer te maken: het heeft weinig zin om dezelfde spreek- en schrijfopdrachten meerderen keren te maken. Er zit weinig opbouw in de moeilijkheidsgraad van deze opdrachten door het boek heen. De cursist kan zijn vooruitgang meten door deel D van meerdere thema’s te maken en de resultaten met elkaar te vergelijken. Deel E is niet beschikbaar bij ieder thema, maar gaat steeds over vijf thema’s. Dit heeft eveneens als reden dat er weinig opbouw in deze opdrachten zit. Bovendien bespaart dit de cursist en docent tijd, doordat ze niet bij ieder thema deel E hoeven te maken en na te kijken. Deel E kan zes keer gemaakt woorden door de cursist. Het advies is deze toets twee keer te maken: bijvoorbeeld een keer na twee thema’s en een keer na vier thema’s. Van alle opdrachten in de delen D en E is een pdf beschikbaar, zodat de opdrachten ook geprint kunnen worden. Deze printbladen zijn te vinden in de online leeromgeving. Log in op www.taalsterk.nl. Ga naar ‘Wat kun je al?’. Onder thema 20 vind je het mapje ‘Printbladen Deel D en E’.

Tijd en aantal opdrachten

Alle D-toetsen hebben een tijdslimiet volgens onderstaand schema:

Thema 1 t/m 5 Thema 6 t/m 10 Thema 11 t/m 20

Deel A, B en C 90 minuten 75 minuten 60 minuten

Spreken Schrijven Spreken Schrijven Spreken Schrijven

Deel D 8 min 22 min 6 min 19 min 5 min 15 min

Deel E 15 min 30 min 12 min 28 min 10 min 20 min

In het begin hebben cursisten ruim de tijd om de opdrachten te maken. Vanaf thema 6 is de tijd iets korter. In thema 11 tot en met 20 hebben cursisten naar verhouding net zo veel tijd voor het maken van de diagnostische toets als voor het eigenlijke Staatsexamen. Deel A, B en C bevatten in thema 1 tot en met 17 elk twintig meerkeuzevragen. In thema 18 tot en met 20 zijn er tien meerkeuzevragen in deel A en dertig in deel B en deel C heeft net als de andere thema’s twintig vragen. Dit heeft te maken met het feit dat er in deze laatstgenoemde thema’s geen nieuwe grammatica meer wordt aangeboden. In deze thema’s wordt grammatica uit voorgaande thema’s herhaald. Deze opdrachten hebben in het boek allemaal één ster, waardoor er geen grammatica in deel A van de diagnostische toets meer zit. In deel B zit daarom extra veel grammatica.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

15

Deel D Schrijven en Spreken bevat twee tot vier opdrachten die onderverdeeld kunnen zijn in meerdere vragen. Deel E bestaat uit één grote schrijfopdracht (bijvoorbeeld een e-mail of brief) en ongeveer vier spreekopdrachten.

Advies

De diagnostische toets is zo opgebouwd dat de cursist na ieder deel een advies krijgt of hij nog een onderdeel van de toets moet maken en welke opdrachten hij uit het boek moet maken. Dit advies verschijnt in de vorm van een pop-upscherm aan het einde van ieder deel van de toets. Hieronder staat een beschrijving van de verschillende adviezen bij de verschillende scores:

Wanneer de cursist bij deel A minder dan 70% goed heeft, krijgt hij het advies om te stoppen met de toets en alle opdrachten van het thema te maken (advies I). Wanneer een cursist deel A van de toets niet voldoende maakt, zal hij op deel B en C ook niet voldoende scoren. Wanneer de cursist meer dan 70% goed heeft van deel A, krijgt hij het advies om deel B van de toets te maken.

Wanneer de cursist vervolgens op deel B minder dan 70% scoort, krijgt hij het advies om te stoppen met de toets en alle opdrachten met één en twee sterren in het boek te maken (advies II). Maakt de cursist deel B wel voldoende, dan krijgt hij het advies om deel C te maken.

Wanneer de cursist deel C van de toets met minder dan 70% goed afrondt, krijgt hij het advies om alle opdrachten met twee sterren in het boek te maken (advies III). Dit advies geldt niet voor de schrijf- en spreekopdrachten met twee sterren. Om te weten of de cursist ook de schrijf- en spreekopdrachten met twee sterren moet maken, wordt hem geadviseerd om deel D van de toets te maken. Wanneer de cursist meer dan 70% scoort op deel C, krijgt hij het advies om deel D en E van de toets te maken en in het boek alleen de Studex-opdrachten met twee sterren (advies IV).

Zoals gezegd krijgt de cursist na het maken van deel D en E niet automatisch een advies. Deze toetsen moeten worden nagekeken door de docent, die hem vervolgens kan adviseren over welke opdrachten hij wel of niet hoeft te maken. Schematisch gezien ziet bovenstaande er zo uit:

Deel A

<70

%

>70%

Deel B

Deel C

Deel E

Advies III

Deel D

Advies I

Advies II

<70%

<70

%

<70

%

>70% >70%

Advies

IV

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

16

6 Didactische principes

6.1 Algemene didactische principes

6.1.1 Algemene didactische benadering

Sterk naar Staatsexamen is een blended learningmethodiek die staat voor een communicatieve en doelgerichte manier van werken. Sterk naar Staatsexamen richt zich namelijk concreet op het toewerken naar en het voorbereiden op het Staatsexamen NT2 Programma I. Iedere cursist kan op zijn eigen tempo en niveau met de methode aan de slag om zijn niveau te verhogen tot niveau B1 (het benodigde niveau voor Staatsexamen NT2 Programma I). De methode is speciaal ontwikkeld voor de middenopgeleide volwassen taalleerder. Vandaar dat het niveau geleidelijk opgebouwd wordt, er een vaste structuur binnen elk thema is, er veel aandacht is voor studie- en examenvaardigheden en de opdrachten aansluiten bij de leefwereld van de cursist. Verder is afwisseling in aanpak, werkvormen en hulpmiddelen gewenst (auditief, visueel, mondeling, schriftelijk, expliciete instructie en impliciete verwerving). Sterk naar Staatexamen is ontwikkeld volgens een communicatieve benadering, waarbij Neuners ABCD-model constant de basis vormt (zie paragraaf 6.1.2). Om de woordenschat te vergroten, is het principe van herhaling toegepast met als doel beklijving en automatisering te bewerkstelligen. Deze automatisering is van belang om vloeiend te communiceren. Ook schenkt Sterk naar Staatsexamen aandacht aan grammaticale structuren, uitspraak, spelling en taalhandelingen. Dit alles gebeurt in een zinvolle context van een rijk, begrijpelijk en interessant taalaanbod, en met veelvuldige herhaling in allerlei soorten didactische werkvormen. Om te leren communiceren, is interactie noodzakelijk. Daarom zijn er naast zelfstandige opdrachten ook veel opdrachten die in kleine groepjes uitgevoerd moeten worden.

6.1.2 Het ABCD-model van Neuner

Door het ABCD-model in praktijk te brengen, is er een opbouw in moeilijkheidsgraad binnen de thema’s en zelfs binnen de paragrafen, en werkt de cursist geleid van receptief naar productief toe. Er wordt gewerkt van delen naar gehelen. In iedere paragraaf worden als het ware bouwstenen (leerwoorden en grammatica) aangeboden die bij de spreek- en schrijfopdrachten in een geïntegreerde opdracht gebruikt moeten worden.

Fase A: Aanbod en uitleg van nieuwe woorden. Opdrachten ter ondersteuning en controle van begrip. Voorbeelden in Sterk naar Staatsexamen:

waar/niet waar-vragen en meerkeuzevragen bij lees- en luisterteksten zinnen of tekstdelen in de goede volgorde zetten schema’s invullen Fase B: Inslijpen. Opdrachten waarbij de aangeboden woorden meerdere keren langskomen in verschillende contexten. Voorbeelden in Sterk naar Staatsexamen:

bij elkaar zoeken van woorden en beschrijvingen het juiste woord bij een plaatje zoeken invulopdrachten teksten puzzels Fase C: Gestuurde productie. Opdrachten gericht op mondelinge en schriftelijke communicatie, waarbij een groot deel van de inhoud en de structuur vooraf gegeven is. Voorbeelden in Sterk naar Staatsexamen:

zinnen afmaken zinnen maken met gegeven woorden open vragen beantwoorden voorgestructureerde rollenspelen schrijfopdrachten die deels al zijn ingevuld

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

17

Fase D: Vrije productie. Opdrachten als voorbereiding op praktijksituaties. Voorbeelden in Sterk naar Staatsexamen:

open rollenspelen authentiek(e) bronmateriaal/formulieren zelf invullen zelf zinnen maken zelf brieven en e-mails schrijven

6.2 Didactische principes per onderdeel

6.2.1 Schrijven

Bij de schrijfopdrachten komen zowel de functionele schrijfvaardigheid als wel de instrumentele

schrijfvaardigheid voldoende aan bod.

Bij de instrumentele schrijfopdrachten wordt de cursist uitgedaagd om zijn taalvaardigheid verder te

ontwikkelen. De cursist schrijft teksten om te oefenen met grammaticale regels en spelling en om woorden en

woordcombinaties goed te leren gebruiken.

Bij de functionele schrijfopdrachten staat vooral het doel van de schrijftaak centraal, zoals het geven van

informatie, een verzoek doen en het beschrijven van dingen of zaken.

Er is aandacht voor briefconventies, opbouw van teksten en het invullen van formulieren. Vanaf het eerste

thema wordt er geoefend met diverse schrijfvormen zoals ze op het Staatsexamen terug te vinden zijn. Zowel

de aanvulzinnen, de tussenzinnen invullen en het schrijven van korte en langere teksten wordt vanaf begin af

aan geoefend.

De schrijfopdrachten worden in het boek én op de computer gemaakt. Zo wordt de cursist al goed voorbereid

op de nieuwe vorm van het examen: binnen korte tijd zal het examen Schrijven namelijk geheel digitaal worden

afgenomen.

Voorbeelden van schrijfopdrachten uit het boek:

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

18

6.2.2 Spreken

Bij de spreekopdrachten is rekening gehouden met het onderscheid tussen de vaardigheden ‘spreken’ en ‘gesprekken voeren’ zoals genoemd in het CEF. Zo wordt er gewerkt aan de benodigde woorden en uitdrukkingen, uitspraak, register en spreektempo. Ook worden er per thema diverse routines en formules geoefend en ingeslepen bij het onderdeel ‘Vraag & Antwoord’. Meer informatie hierover vind je in paragraaf 6.2.5 van deze docentenhandleiding. Er worden spreekopdrachten online aangeboden, groepsgewijs of in tweetallen. Deze zijn ingebed in de woordenschatopdrachten, de grammaticaopdrachten of staan op zichzelf als verwerkingsopdracht. Voorbeelden van spreekopdrachten uit het boek:

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

19

6.2.3 Lezen

Lezen wordt geoefend met behulp van leesteksten en verwerkingsopdrachten daarbij. Voorafgaand aan elke leestekst zijn voorbereidende vragen te vinden. De inhoudelijke vragen staan online (waar/niet waar-vragen, meerkeuzevragen etc.) en in het boek (open vragen). Tijdens het lezen wordt geoefend met diverse strategieën: oriënterend lezen, globaal lezen, intensief of studerend lezen. De tekstdekkingsgraad is terug te vinden in bijlage II (niveaustappen in teksten, zinnen en woorden).

Voorbeelden van leesteksten met voorbereidende vragen uit het boek:

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

20

6.2.4 Luisteren

Luisteren wordt geoefend met behulp van luisterteksten en verwerkingsopdrachten daarbij. In de online opdrachten wordt aandacht besteed aan verstavaardigheid. Er wordt geoefend met diverse luistersituaties: de ene keer zal de cursist alleen als luisteraar luisteren (denk aan luisterteksten online) en de andere keer als gesprekspartner binnen een dialoog. Binnen de verwerkingsopdrachten wordt gewerkt met intensief luisteren, globaal luisteren en gericht luisteren.

Voorbeelden van luisteropdrachten uit het boek:

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

21

6.2.5 Grammatica

Het aanbieden en oefenen van grammatica is op de volgende didactische principes gebaseerd:

Cyclisch De meeste onderwerpen komen meerdere keren terug. De eerste keer is relatief makkelijk, vaak een onderwerp dat op A2 bekend verondersteld is, of een herhaling van wat eerder behandeld is. De tweede keer wordt deze basiskennis uitgebreid.

Geïntegreerd Grammatica is onderdeel van de methode en zit geïntegreerd in de thema’s. Er is eerst aandacht voor inslijpen en daarna wordt de grammatica ook toegepast in combinatie met andere vaardigheden en woordenschat. Grammaticaopdrachten zijn zo veel mogelijk communicatief en gericht op het gebruik.

Focus on form Er is weinig moeilijke terminologie, maar de structuren worden helder en overzichtelijk getoond, door met visuele kenmerken (kleur, onderstreping etc.) de aandacht op de structuur te richten.

Makkelijke terminologie Moeilijke terminologie is waar mogelijk vermeden. Moeilijke termen zijn vervangen door makkelijkere. Een lijst met Latijnse termen is achter in Deel A en B te vinden. In de meeste gevallen sluit Sterk naar Staatsexamen wel aan bij algemeen geldende terminologie, zodat opgedane kennis in andere methodes toch gebruikt kan worden. Eventuele moeilijke termen staan in een losse cartoon bij de theorie.

Veel opdrachten Er is een ruime hoeveelheid opdrachten, zodat je als docent geen aanvullend materiaal hoeft in te zetten.

Zorgvuldige selectie onderwerpen Bij de selectie van de te behandelen grammaticaonderwerpen is rekening gehouden met:

waar bij de beoordeling van het Staatsexamen NT2 Programma I wel en niet op gelet wordt; hoe frequent een structuur is; hoe onvermijdelijk een structuur is; hoe breed inzetbaar een structuur is; het feit dat compactheid en overzichtelijkheid soms belangrijker is dan compleet te zijn.

Op diverse grammaticaonderwerpen volgt een ‘Vraag & Antwoord’-opdracht. Hiermee oefenen de cursisten om snel te antwoorden op korte vragen en direct de geleerde grammatica toe te passen. Deze ‘Vraag & Antwoord’-opdrachten bieden alleen gesloten vragen aan, waarop een duidelijk (en vaak eenduidig) antwoord gegeven kan worden. Aan het einde van het boek wordt de grammatica systematisch herhaald in thema 18, 19 en 20. Je vindt hier verwijzingen naar de bijbehorende paragrafen, en online zijn veel herhalingsopdrachten te vinden.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

22

Voorbeelden van grammaticaopdrachten uit het boek:

6.2.6 Woordenschat

Voor niveau B1 is een woordenschat van 5.000 woorden nodig. De 2.000 frequentste woorden worden bekend verondersteld, vanwege het instapniveau A2, waarbij immers 2.000 woorden horen. In Sterk naar Staatsexamen worden 2.000 nieuwe woorden geleerd. Bovendien worden naast deze 2.000 woorden in het boek ook 500 extra woorden online aangeboden.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

23

De efficiëntste manier om kennis te maken met een woord is de betekenis krijgen, waarna een inprentfase volgt. Daarom staat er na een lees- of luistertekst, waarin de woorden voor het eerst gehoord of gelezen worden, de opdracht ‘Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst’. De woordenlijsten staan altijd aan het begin van het thema. Tevens bevat de woordenlijst vervoegingen van onregelmatige werkwoorden, meervouden en belangrijke en voor de hand liggende uitdrukkingen en collocaties als des te meer etc. Elk thema behandelt ongeveer 100 nieuwe woorden. In de daaropvolgende modules worden deze woorden ook regelmatig herhaald of komen terug in de teksten.

Online worden enorm veel woordenschatopdrachten aangeboden, zodat de cursist minstens zeven keer met het woord in aanraking komt. Zo kan het woord beklijven.

1. Tekst beluisteren/lezen (online of boek) 2. Woordenlijst, betekenis opzoeken en opschrijven (boek) 3. Vragen over de tekst (online en boek) 4. Woordenschatopdrachten receptief (online) 5. Woordenschatopdrachten meta (online) 6. Woordenschatopdrachten productie (online en/of boek) 7. In grammatica / schrijf- en spreekopdrachten / extra opdrachten

6.2.7 Studie- en examenvaardigheden

Elk thema bevat een kader met daarin theorie en verwerkgingsopdrachten over een studievaardigheid of examenvaardigheid. De studie- en examenvaardigheden worden in de methode ‘Studex’ genoemd. De middenopgeleide taalleerder heeft vaak weinig of beperkte kennis van studievaardigheden. Deze worden daarom geleerd, zodat men ook zelfstandig (zowel tijdens als na het traject) kan (verder) leren. Ook het Staatsexamen vraagt, behalve een bepaald taalniveau, een aantal specifieke vaardigheden zoals tijd indelen, strategisch denken en lezen en luisteren tegelijk. In Sterk naar Staatsexamen worden deze vaardigheden behandeld en geoefend.

Fig. 4 Studie- en examenvaardigheden in Sterk naar Staatexamen (S = studievaardigheid, E = examenvaardigheid)

Boek A Boek B

1. Instructies S 11. Meerkeuzevragen beantwoorden E

2. Het woordenboek S 12. Eigen tekst nakijken E

3. Woorden leren S 13. Vlot spreken S

4. Tips bij het huiswerk maken S 14. Antwoorden horen in de tekst S

5. Actief luisteren E 15. E-mails en brieven E

6. Actief lezen E 16. Vragen bij de luistertekst E

7. Zinnen afmaken E 17. Examentijd goed verdelen E

8. Tekst opbouwen E 18. Concentratie bij spreken E

9. Antwoorden zoeken in de tekst E 19. Concentratie bij luisteren E

10. Soorten opdrachten herkennen E 20. Tips voor het Schrijfexamen, het

Luisterexamen, het Spreekexamen en het

Leesexamen

Informatie over het Staatsexamen

S

S

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

24

7 Differentiëren Iedere cursist heeft zijn eigen beginniveau en leert in zijn eigen tempo de nieuwe taal. Lesgeven aan een heterogene groep vraagt daarom om differentiatie. Daarnaast vervult een docent in de huidige tijd meer en meer de functie van taalcoach dan van de leraar die klassikaal lesgeeft. In die coachende rol begeleidt een docent cursisten daar waar nodig. Een voorwaarde voor deze werkwijze is dat cursisten zelfstandig kunnen (leren) werken. De docent loopt de groepjes af en beantwoordt vragen van cursisten, geeft uitleg over een nieuw grammaticaonderwerp, of beoordeelt spreekopdrachten. Het is voor een docent niet makkelijk om het lesdoel, het niveau van het taalaanbod en de soort opdracht aan iedere individuele cursist aan te passen. Daarom helpt Sterk naar Staatsexamen de docent hier onder andere bij door het aanbieden van diagnostische toetsen voorafgaand aan ieder thema. Na het maken van deze toetsen ‘Wat kun je al?’ krijgt iedere cursist advies op maat. Zie voor uitgebreide informatie over de diagnostische toets hoofdstuk 5 van deze docentenhandleiding. Op basis van de adviezen aan het einde (van ieder onderdeel) van de diagnostische toets ‘Wat kun je al?’, kan de docent de klas in groepjes verdelen en cursisten met dezelfde uitslag met elkaar laten samenwerken bij het maken van o.a. de bespreek- en spreekopdrachten. Een voordeel van het werken in deze niveaugroepjes is dat de drempel voor cursisten om te spreken lager is. Ook komt iedere cursist zo meer aan de beurt dan bij spreekopdrachten in een grote groep. Gesprekken tussen twee niet-moedertaalsprekers bevatten bovendien veel vragen om verduidelijking, vragen naar betekenis, herhaling, parafrase etc. (Handboek Nederlands als tweede taal, Uitgeverij Coutinho, 2010). Een voorwaarde hiervoor is echter wel dat je cursisten met verschillende moedertalen laat samenwerken. Doordat de instructietaal in de hele lesmethode eenvoudig en eenduidig is, kunnen cursisten het grootste deel van de stof zelfstandig doorlopen. Er is zelfs vermeden om in het boek te verwijzen naar een docent, zodat cursisten zelfstandig (mits zij een taalmaatje hebben voor de spreekopdrachten) of in groepjes de stof kunnen doorlopen. Om een thema af te sluiten, kan een cursist de toets ‘Wat kun je al?’ nogmaals maken om te zien of hij nu op alle onderdelen voldoende scoort. Vervolgens maakt hij de diagnostische toets van het nieuwe thema en kun je aan de hand van de uitslag de cursist opnieuw indelen in een (reeds bestaand) groepje. Het kan dus voorkomen dat de samenstelling van de groepjes verandert in de loop van de tijd, aangezien de ene cursist sneller leert dan de andere. Mocht het zo zijn dat een cursist op een gegeven moment geen gesprekspartner heeft voor de bespreek- en spreekopdrachten, dan kun je ervoor kiezen om deze opdrachten met een cursist te laten doen die in een hoger thema werkt. Herhaling van opdrachten is goed voor het leerproces, aangezien iemand hierdoor een succeservaring zal hebben waardoor hij zich zelfverzekerder voelt. Bovendien kan een cursist die al iets verder is een ander uitleg geven, waarmee hij zijn spreekvaardigheid oefent. In figuur 5 is te zien welke opdrachten cursisten zelfstandig, in groepjes of met de docent kunnen maken. E-learning Differentiatie wordt ook mogelijk gemaakt door het grote aantal computeropdrachten dat Sterk naar Staatsexamen bevat. Cursisten kunnen deze opdrachten zelfstandig doorlopen en doordat de computer de gemaakte opdrachten nakijkt, kan de docent extra aandacht geven aan een groepje dat bijvoorbeeld een spreekopdracht maakt of een grammaticaal onderwerp niet goed begrijpt. De docent kan de resultaten en vorderingen van cursisten volgen via het volgsysteem dat aan een docenteninlogcode is verbonden. Je kunt als docent de resultaten bekijken per module, per opdracht of per cursist. In het volgende hoofdstuk kun je alles lezen over de e-learningomgeving en het volgen van je cursisten. Antwoordenboek Door middel van het uitgebreide antwoordenboek, dat online te downloaden en te printen is, kunnen cursisten zelf hun opdrachten nakijken. De docent heeft daardoor wederom zijn handen vrij om aandacht te geven aan cursisten of groepjes waar nodig. Je vindt het antwoordenboek op www.taalsterk.nl. Klik op ‘Producten’, dan op ‘Sterk naar Staatsexamen’ en dan op ‘Downloads’. In het antwoordenboek staan alle antwoorden op de vragen bij de lees- en luisterteksten, puzzels en schrijfopdrachten (behalve daar waar om een duidelijke mening van de cursist wordt gevraagd) en er staan antwoordsuggesties in voor de open schrijfopdrachten uit de e-learning.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

25

Wanneer je als docent een schrijfopdracht nakijkt, is het van belang dat je alleen de grammatica beoordeelt die reeds behandeld is. Een overzicht van alle grammaticaonderwerpen vind je in bijlage III.

Soort opdracht Zelfstandig In tweetallen / groepjes Met de docent

Diagnostische toets online X X (voor beoordeling deel D en E)

Voorbereidende vragen bij teksten (X) X (X)

Lezen X

Luisteren X

Open bespreekvragen bij teksten (X) X (X)

Betekenis van woorden opzoeken X (X)

Online opdrachten X

Online open schrijfopdrachten X X (voor beoordeling)

Grammatica X X (X)

Spreken (X) X X (voor feedback)

Schrijven X X (voor beoordeling)

Studex X (X) (X)

Extra opdrachten X (X)

Fig. 5 Overzicht van de opdrachten: zelfstandig, in groepjes of met de docent?

De opdrachten die zelfstandig gedaan kunnen worden, zoals aangegeven in het overzicht, kunnen cursisten thuis, individueel in de klas of in een open leercentrum maken. Je kunt er uiteraard voor kiezen om deze opdrachten te begeleiden wanneer je daar tijd en ruimte voor heeft. In de meeste gevallen zul je je tijd echter gebruiken om grammatica- en Studexonderwerpen uit te leggen en om spreek- en schrijfopdrachten te beoordelen. Nieuwe instroom Wanneer je nieuwe cursisten in de groep krijgt, laat je de diagnostische toets van thema 1 maken. Afhankelijk van de uitslag en het advies van deze toets, plaats je deze cursisten in een (reeds bestaand) groepje. Wanneer deze cursist de stof van thema 1 al goed blijkt te beheersen, kun je hem meteen de volgende diagnostische toets laten maken. Herhaal dit net zo lang tot het programma aangeeft met welke stof de cursist moeite heeft en plaats hem vervolgens bij cursisten met hetzelfde niveau. Weet je bij aanvang al dat je nieuwe cursist reeds ‘op weg naar B1’ is, kun je hem ook de diagnostische toets van thema 11 laten maken en hem met boek Deel B laten starten.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

26

8 De e-learningomgeving van Sterk naar Staatsexamen

8.1 Een gebruikersaccount aanmaken Iedere docent of cursist krijgt voor elk product een registratiecode. Met deze registratiecode kan een gebruikersaccount aangemaakt worden. Dit gebeurt eenmalig voor elk product en gaat voor docenten en cursisten op dezelfde manier. Ga naar www.taalsterk.nl, vul je registratiecode in en klik op ‘Registreren’.

Kies ‘Ik wil een nieuwe account maken’ en klik op ‘Volgende’.

Je komt op je persoonlijke pagina. Je kunt hier je gegevens invullen en een gebruikersnaam en wachtwoord

kiezen. Klik daarna op ‘Inschrijven’.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

27

Je komt op je ‘Home’-pagina. Daar zie je een overzicht van de producten (cursussen) waar je toegang toe hebt.

Het gebruikersaccount dat je hebt aangemaakt, gebruik je de volgende keer weer om in te loggen. Je kunt dit account ook gebruiken wanneer je een nieuw product registreert. Klik in dat geval op ‘Ik wil mijn bestaande account gebruiken’ nadat je de registratiecode hebt ingevoerd.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

28

8.2 Inloggen Een docent of cursist die al geregistreerd is, kan inloggen met behulp van de zelfgekozen inloggegevens. Je vult de gebruikersnaam en het wachtwoord in en klikt op ‘Aanmelden’.

8.3 Cursussen bekijken Nadat je bent ingelogd, kun je cursussen bekijken en de opdrachten ervan maken. Dit werkt hetzelfde voor cursisten als voor docenten. Klik op het product dat je wilt bekijken.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

29

Je komt nu in het startscherm van de cursus. Hier zie je ook ‘Uitleg voor de docent’. Onder deze kop vind je informatie over de meeste functies van de online leeromgeving.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

30

8.4 Opdrachten maken Om zelf een opdracht te maken, klik je in de linker balk op een module en vervolgens op een opdracht.

Je ziet dan de opdracht en kunt de vragen maken.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

31

Als je het antwoord op een vraag aanklikt, ga je door naar de volgende vraag.

Zodra je een opdracht hebt afgemaakt, kun je in het overzicht zien wat de goede antwoorden zijn.

Als je een opdracht niet afmaakt en op een andere opdracht klikt, worden de resultaten niet opgeslagen. Er verschijnt een vinkje naast de opdracht. De opdracht heeft een score van 0% en oefent dus invloed uit op het gemiddelde resultaat.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

32

Sommige opdrachten bevatten een geluidsfragment. Bij een luisteropdracht kun je op de onderstreepte zin of op het muzieknootje klikken.

Dan verschijnt rechtsboven een afspeelbalkje. Het geluid speelt automatisch af. Om het geluid nog een keer te beluisteren, klik je op de afspeelknop.

8.5 Hoe begint de cursist? De cursist heeft een eigen registratiecode. Daarmee kan hij voor zichzelf een gebruikersaccount aanmaken en

dit account gebruiken om in te loggen. Dit gaat op dezelfde manier als voor de docent (zie paragraaf 8.1 Een gebruikersaccount aanmaken en 8.2 Inloggen).

Na het inloggen kan de cursist een product aanklikken. Hij komt dan in het startscherm met daarop de ‘Uitleg voor de cursist’. In de linker balk kan hij vervolgens op een module klikken om opdrachten te maken.

8.6 Groepen aanmaken en inschrijven voor een groep Als de docent toegang wil krijgen tot de resultaten van een cursist, moet de cursist deel uitmaken een ‘groep’ waar de docent ook deel van uitmaakt. Deze groepen maak je zelf aan. Hier zie je eerst hoe je een groep kunt maken. Daarna zie je hoe de cursist zichzelf kan toevoegen aan de groep. Ten slotte zie je hoe je cursisten naar een andere groep kunt kopiëren of uit een groep kunt verwijderen.

8.6.1 Groepen aanmaken

Klik op het tabblad ‘Studenten’.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

33

Je ziet dan een overzicht van de groepen.

Om een nieuwe groep te maken, klik je op ‘Nieuw’.

Er verschijnt een nieuw schermpje, waar je een naam voor de groep kunt intypen. Klik daarna op ‘OK’.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

34

Nadat je de groep hebt gemaakt, geef je de groep een code. Deze code is later nodig als cursisten zich voor de groep willen inschrijven. Je geeft de groep een code door de juiste groep te selecteren en op de knop ‘Bewerken’ te klikken. Je ziet dan het schermpje ‘Eigenschappen groep’, waar je bij ‘Code’ de code intypt. In het voorbeeld: ‘KR’.

Je hebt nu een groep aangemaakt waar je de eigenaar van bent. Log uit en log opnieuw in om de groep te kunnen bekijken.

8.6.2 De cursist voegt zichzelf toe aan de groep

De cursist logt eerst in met zijn zelfgekozen gebruikersnaam en wachtwoord.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

35

Daarna klikt hij op het juiste product.

Dan gaat de cursist naar ‘Profiel’.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

36

Bij profiel gaat de cursist naar ‘Mijn groepen’. Daar vult hij de code van de groep in en klikt op ‘Inschrijven’. Hij gebruikt de code die de docent heeft toegekend aan de groep, zoals uitgelegd in paragraaf 8.6.1. In het voorbeeld: ‘KR’.

De groep verschijnt bij ‘Mijn groepen’ onder ‘U bent lid van de volgende groepen’. De docent kan vanaf nu de resultaten van de cursist zien.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

37

8.7 Resultaten van cursisten bekijken Als docent kun je de resultaten bekijken van je cursisten. Je kunt de resultaten bekijken per module, per opdracht of per cursist. Om de resultaten te zien, log je eerst in en kies je een cursus. Klik daarna op ‘Resultaten’.

In de linker balk kies je een cursus of een module waarvan je de resultaten wilt zien.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

38

Bij ‘Mijn groepen’ kies je een groep.

Je ziet dan de resultaten van alle cursisten in deze groep. Klik op de naam van een cursist om meer details van de cursist te zien.

Je ziet dan alle opdrachten die een cursist gemaakt heeft en kunt per opdracht de resultaten bekijken. Als een cursist de opdracht meerdere keren gemaakt heeft, staat de opdracht meerdere keren in de lijst.

Klik op een opdracht om de resultaten per vraag te bekijken.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

39

8.8 Resultaten niet mee laten tellen Soms heeft een cursist een opdracht wel bekeken, of hij is eraan begonnen, maar hij heeft hem niet afgemaakt. Dan zie je achter de opdracht 0% staan. Om deze opdrachten niet mee te laten tellen bij het gemiddelde, kun je op het vinkje onder ‘Som’ klikken.

Vervolgens klik je op ‘Bereken’, om het nieuwe gemiddelde te berekenen.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

40

8.9 Resultaten exporteren Je kunt de resultaten van een groep exporteren. Daarvoor selecteer je eerst de juiste groep in het tabblad ‘Resultaten’. Daarna klik je op ‘Exporteren’. Het programma maakt een bestand dat de resultaten van alle individuele cursisten bevat, en een samenvatting met het gemiddelde van de cursisten.

8.10 Eigen resultaten inzien De cursist kan zijn eigen resultaten bekijken. Daarvoor logt de cursist eerst in met zijn zelfgekozen gebruikersnaam en wachtwoord. Zie paragraaf 8.1 voor meer informatie over het gebruikersaccount en paragraaf 8.2 voor informatie over het inloggen.

Vervolgens klikt hij op het juiste product.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

41

Daarna klikt hij op het tabblad ‘Resultaten’ en daarna op ‘Mijn resultaten’.

Als hij daarna in de linker balk op de naam van het product klikt, ziet hij alle resultaten voor dat product. Door op de naam van een module of opdracht te klikken, kan hij specifiekere resultaten zien.

De cursist klikt bijvoorbeeld op ‘Module 1’.

Dan krijgt hij de resultaten van alle opdrachten die hij van Module 1 gemaakt heeft. Zijn gemiddelde score voor Module 1 is 20%.

Of de cursist klikt op opdracht 5.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

42

Dan ziet hij dat hij opdracht 5 twee keer gemaakt heeft. Eén keer met een score van 50%, en één keer met een score van 0%. Zijn gemiddelde resultaat voor deze opdracht is dus 25%.

8.11 Systeemvereisten Om met de online leeromgeving van Sterk naar Staatsexamen te kunnen werken, moet je computer aan een aantal voorwaarden voldoen. Hieronder zie je welk besturingssysteem en welke browser je nodig hebt, en op welke instelling je beeldscherm moet staan.

PC - Windows XP of hoger - Internet Explorer 7.0 of hoger / Firefox 3.0 of hoger - Schermresolutie 1024 x 768 of hoger

Macintosh - Mac OS X of later - Firefox 3.0 of hoger - Schermresolutie 1024 x 768 of hoger

8.12 De helpdesk Indien je specifieke inhoudelijke, logistieke en/of didactische vragen over het programma hebt, kun je het beste contact opnemen met de medewerkers op het kantoor van KleurRijker, bereikbaar op tel. 035-5432491. Of door een e-mail te sturen naar [email protected].

De helpdesk helpt bij het oplossen van technische problemen, zoals inlogproblemen, of wanneer een wachtwoord vergeten is. De helpdesk helpt bij het beantwoorden van vragen, zoals vragen over het volgen van de voortgang.

Ook vind je op verschillende plaatsen op de website een helpfunctie. Bij het inlogscherm is een helppagina voor het aanmelden en inloggen.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

43

Nadat je ingelogd bent en een product hebt aangeklikt zie je de ‘Uitleg voor de docent’, en daaronder ook een

link voor ‘Uitleg voor de cursist’. Hier vind je uitleg over de meeste onderwerpen.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

44

9 Bijlagen

Bijlage I: Informatie over het Staatsexamen NT2 Programma I

Het Staatsexamen NT2 Programma I bestaat uit vier onderdelen: schrijven, luisteren, spreken en lezen. In de volgende tabel zie je wat elk onderdeel inhoudt, hoeveel tijd je ervoor krijgt en of je wel of niet een woordenboek mag gebruiken.

Inhoud examen Tijd Woordenboek?

Schrijven 2 onderdelen (A en B) Onderdeel A: zinnen afmaken en korte schrijfopdrachten (boekje) Onderdeel B: korte schrijfopdrachten (boekje)

120 minuten Ja Maximaal 3 - Geen elektronisch woordenboek! - Geen Van Dale Synoniemen woordenboek of woordenboek met uitgebreide uitleg en voorbeelden! - Geen aantekeningen in het woordenboek!

Luisteren 3 onderdelen (A, B en C) met in totaal 40 tekstfragmenten (computer) en 40 meerkeuzevragen (computer)

ongeveer 70 minuten

Nee

Spreken 2 delen (I en II) Deel I: 12 korte spreekopdrachten Deel II: 9 langere spreekopdrachten (meelezen in boekje, luisteren en inspreken via computer)

ongeveer 30 minuten

Nee

Lezen 8 teksten (boekje) met ongeveer 40 meerkeuzevragen (computer)

100 minuten Ja Maximaal 3 Geen elektronisch woordenboek

Vooraf: Naar het examen moet je een aantal dingen meenemen:

de oproepbrief (verplicht);

een geldig legitimatiebewijs met pasfoto (verplicht);

een zwarte pen (verplicht bij het examen Schrijven);

je eigen woordenboeken (alleen bij Schrijven en Lezen. Let op: niet alle boeken zijn toegestaan en er mogen geen aantekeningen in staan.);

eten en drinken voor in de pauzes;

een horloge om de tijd in de gaten te houden. Kom op tijd! In de oproepbrief staat hoe laat je aanwezig moet zijn. Zorg dat je er dan ook bent, want als je te laat komt, mag je niet meer naar binnen. Kijk dus van tevoren goed hoe je op de locatie moet komen en zorg dat je ruim de tijd hebt. Als je kinderen hebt, zorg dan op tijd voor een oppas, want je kind mag niet mee naar binnen. Telefoons mogen ook niet mee de zaal in. Je moet je telefoon uitdoen en in een kluisje achterlaten. Let op: tijdens het examen mag je niet naar de wc. Ga dus van tevoren.

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

45

Het examen: Voor het examen begint, moet je je legitimatiebewijs laten zien en een handtekening zetten. Dat is het bewijs dat je aanwezig was. Je woordenboeken worden ook gecontroleerd. Op de tafels in de examenzaal liggen bladen met examennummers. In de oproepbrief staat wat je examennummer is. Zoek je nummer en ga aan die tafel zitten. Er is altijd een examenleider in de zaal die je kan helpen. Als iedereen zit, deelt de examenleider de examens uit en geeft hij instructies over het examen. Hij bespreekt de informatie die op de examenboekjes staat. Je kunt dan nog vragen stellen. Controleer ook of je het juiste opgavenboekje en/of antwoordblad hebt, en of je naam en examennummer op de boekjes staan (bij Lezen en Schrijven). Als het examen begonnen is, mag je geen vragen meer stellen. Tijdens het examen moet je doen wat de examenleider zegt. Als je bij het examen Lezen en Schrijven meer dan 15 minuten voor het einde van het examen klaar bent, mag je weg. Je moet dan wel stil zijn, zodat je de andere deelnemers niet stoort. Je moet al het examenmateriaal inleveren, ook je kladpapier. Kijk altijd eerst je examen nog eens rustig door. Controleer of je alle vragen gemaakt hebt. Controleer ook of er op de achterkant van het opgavenboekje nog teksten of opgaven staan. Tip: Als je heel zenuwachtig bent, kun je iemand meenemen die je kent. Hij/zij mag niet de zaal in, maar diegene kan wel op je wachten en in de pauzes met je praten. Ook kun je ontspanningsoefeningen of ademhalingsoefeningen doen, om rustig te worden. Kijk voor meer tips op de volgende website: . www.staatsexamensnt2.nl

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

46

Bijlage II: Niveaustappen in teksten, zinnen en woorden

THEMA 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Teks

t

Aantal teksten 8-10 8-10 8-10 7-9 7-9 6-9 6-9 6-8 6-8 6-8

Tekstlengte gemiddeld aantal woorden

210-230 220-240 230-250 240-260 250-270 270-290 280-300 290-320 300-340 310-350

Inhoud dagelijks leef- en werkomgeving (90% of meer) dagelijks leef- en werkomgeving (60% of meer) + wat breder dagelijks maatschappelijk leven + dagelijkse leef- en werkomgeving

Alinea's kort medium van medium tot lang

Hoofdgedachte begin van de tekst(deel) meestal aan het begin v/d tekst(deel) niet per se aan het begin van de tekst

Zin

ne

n

Gemiddeld aantal woorden per zin minimaal

8 8,2 8,4 8,6 8,8 9 9,3 9,6 9,9 10,2

Gemiddeld aantal woorden per zin maximaal

9,5 9,7 9,9 10,1 10,3 10,5 10,7 11 11,3 11,6

% Lange zinnen (13+) 0-20% lang 2-22% lang 4-24% lang 6-26% lang 8-28% lang 10-30% lang 12-32% lang 14-34% lang 16-36% lang 18-38% lang

Hoofdgedachte begin v/d zin meestal aan het begin v/d zin

% Samengestelde zinnen 0-20% 0-20% 10-30% 10-30% 10-30% 20-40% 20-40% 20-40% 20-50% 30-60%

Passiefconstructie nee zeldzaam hier en daar, maar moet duidelijk interpreteerbaar zijn

Tangconstructies nee zeldzaam

Wo

ord

en

Frequentiebereik Nieuwe woorden (richtlijn)

2.001-3.000 2.001-3.000 2.001-3.000 2.001-3.000 2.001-3.000 2.001-4.000 2.001-4.000 2.001-4.000 2.001-4.000 2.001-4.000

Nieuw/oude woorden tekstdekking min. 90% - tekstdekking min. 90% - tekstdekking min. 90% - tekstdekking min. 90% - min. 90% -

Variëren in woordgebruik nee Alleen als beide synoniemen bekend zijn

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

47

THEMA 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

Teks

t

Aantal teksten 6-8 6-8 5-7 5-7 5-7 5-7 5-6 5-6 5-6 5-6

Tekstlengte gemiddeld aantal woorden

320-360 330-370 345-385 360-400 370-410 380-420 Lengte 200-1.000

390-440 Lengte 200-1.000

400-460 Lengte 200-1.000

410-480 Lengte 200-1.000

420-510 Lengte 200-1.000

Inhoud dagelijks maatschappelijk leven + dagelijkse leef- en werkomgeving

dagelijks maatschappelijk leven + dagelijkse leef- en werkomgeving + daarbuiten

Alinea's van medium tot lang geen voorschrift

Hoofdgedachte niet per se aan het begin van de tekst

Zin

ne

n

Gemiddeld aantal woorden per zin minimaal

10,5 10,8 11 11.2 11,4 11,4 11,4 11,4 11,4 11,4

Gemiddeld aantal woorden per zin maximaal

11,9 12,2 12,4 12,6 12,8 13 13,2 13,4 13,6 13,6

% Lange zinnen (13+) 20-40% lang 22-42% lang 25-45% lang 28-48% lang 31-51% lang 33-53% lang 38-58% lang 41-61% lang 44-81% lang 44-81% lang

Hoofdgedachte hoeft niet per se aan het begin v/d zin

% Samengestelde zinnen 30-60% 40-70% 40-70% 40-80% 40-80% 50-90% 50-90% 50-90% 60-100% 60-100%

Passiefconstructie af en toe, moet duidelijk interpreteerbaar zijn

mag, maar redelijk duidelijk mag gewoon voorkomen (wordt behandeld in thema 16)

Tangconstructies mag voorkomen, maar niet te veel mag voorkomen

Wo

ord

en

Frequentiebereik Nieuwe woorden (richtlijn)

2001-4000 2.001-4.000 2.001-4.000 2.001-4.000 2.001-4.000 3.001-5.000 3.001-5.000 3.001-5.000 3.001-5.000 geen aanbod nieuwe woorden

Nieuw/oude woorden tekstdekking min. 90% - tekstdekking min. 90%

Variëren in woordgebruik Alleen als beide synoniemen bekend zijn

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

48

Bijlage III: Overzicht van grammatica-, spellings- en Studexonderwerpen

THEMA GRAMMATICA + SPELLING STUDEX

1 Thuiskomen Grammatica A tegenwoordige tijd regelmatig instructies begrijpen

Grammatica B tegenwoordige tijd onregelmatig

Grammatica C imperatief

Spelling 1 woorden op –ig

2 Werk zoeken Grammatica A meervoud zelfstandig naamwoord regelmatig

woordenboek gebruiken

Grammatica B meervoud zelfstandig naamwoord onregelmatig

Grammatica C samenstellingen: kledingzaak e.d.

3 Vrije tijd Grammatica A hoofdzin woorden leren

Grammatica B hoofdzin en inversie

Spelling 2 woorden op –lijk

4 Gezondheid Grammatica A verleden tijd regelmatig tips bij het huiswerk maken

Grammatica B verleden tijd onregelmatig

5 Media Grammatica A bezittelijk voornaamwoord actief luisteren

Grammatica B persoonlijk voornaamwoord als lijdende voorwerp en na voorzetsels

Spelling 3 woorden op –isch

6 Wonen Grammatica A voltooide tijd regelmatig actief lezen

Grammatica B voltooid deelwoord onregelmatig

Grammatica C gebruik van voltooide tijd versus verleden tijd

7 Reizen Grammatica A hoofdzinstructuur na: ‘en’, ‘want’, ‘maar’ en ‘dus‘

zinnen afmaken

Grammatica B bijzinsstructuur na: ‘omdat‘, ‘als‘, ‘toen‘ en ‘terwijl‘

Spelling 4 woorden met –ti en –tie

8 Nederland Grammatica A vaste combinaties met een werkwoord tekst opbouwen

Grammatica B scheidbare werkwoorden (incl. voltooid deelwoord)

9 Dromen Grammatica A modale werkwoorden (basis) soorten opgaven herkennen (lezen)

Grammatica B gebruik van ‘zullen‘

Spelling 5 woorden met –uw, –ieuw en –eeuw

10 Verhalen Grammatica A hoofdzin/bijzin (herhaling thema 7) opdracht herkennen (spreken)

Grammatica B moeilijke voegwoorden: ‘zodat’, ‘sinds’, ‘zodra’, ‘hoewel’, ‘aangezien en ‘tenzij’

Spelling –aai, –ooi en –oei

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

49

THEMA GRAMMATICA + SPELLING STUDEX

11 Milieu Grammatica A ‘geen’ en ‘niet’ (basis) meerkeuzevragen beantwoorden

Grammatica B ‘geen’ en ‘niet’ (uitgebreider)

12 Vervoer Grammatica A werkwoorden 'met niks' eigen tekst nakijken

Grammatica B werkwoorden met ‘te’ en ‘om te’

13 Opleiding Grammatica A er is / er zijn vlot spreken

Grammatica B er

14 Veiligheid Grammatica A vergelijken: groter dan gericht het antwoord zoeken (luisteren)

Grammatica B vergelijken: het grootst, even groot als

Grammatica C bijv. nw.: groot/grote, welk/welke

15 Instanties Grammatica A werkwoorden gewoon e-mails en brieven schrijven

Grammatica B werkwoorden met ‘zich’

Grammatica C ‘Ik ben aan het...’

16 Werken Grammatica A passief (basis) in één pauze antwoord geven en nieuwe vraag lezen (luisteren)

Grammatica B passief i.c.m. modale werkwoorden

‘er’ als onderwerp van passief

17 Feest Grammatica A bijzinsverwijzen: ‘die’ en ‘dat’ (de man die lacht)

examentijd verdelen (lezen, schrijven)

Grammatica B verwijzen: wat, waarmee

Grammatica C dit is / dit zijn / dat is / dat zijn

18 Geld Grammatica herhaling grammatica

concentratie bij spreken

19 Ondernemen Grammatica herhaling grammatica

concentratie bij luisteren

20 Sterk naar Staatsexamen

Grammatica herhaling grammatica tips en de regels voor het examen

Docentenhandleiding Sterk naar Staatsexamen

50

10 Bronvermelding

Bossers, B., Kuiken, F., Vermeer, A. (red.) (Bussum, 2010, Uitgeverij Coutinho b.v.), Handboek Nederlands als tweede taal.

Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Bezocht op 31 juli 2012 op http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties.

Raamwerk NT2, juni 2002, gebaseerd op het Common European Framework of Reference, Raad van Europa 2001. Bezocht op 31 juli 2012 op http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties/