Disciplines Bodem en Water · 2016. 4. 12. · *stalsysteem P-6.4 (lijst AEA-stalle v Wa uteisselaa...

38
Antwerp (HQ) Kontichsesteenweg 38 B-2630 Aartselaar Tel. +32 (0) 3 871 09 00 Fax. +32 (0) 3 871 09 01 Brussels Keizer Karellaan 292 B-1083 Brussel Tel. +32 (0)2 800 00 10 Fax +32 (0)2 411 83 52 Ghent Derbystraat 55 B-9051 Gent Tel. +32 (0)9 242 88 66 Fax +32 (0)9 245 23 51 Hasselt Mevrouwhofstraat 1a B-3511 Hasselt Tel. +32 (0)11 89 10 00 Fax +32 (0)11 32 43 23 Namur Rue Haigniaux 23 B-5300 Namêche Tel. +32 (0)81 25 32 70 Fax. +32 (0)81 73 90 01 Member of www.ecorem.be [email protected] ING 320-0246525-21 IBAN BE17 3200 2465 2521 BIC BBRUBEBB OND. NR. 0448 696 957 B.T.W. BE 0448 696 957 K.B.O. 2.059.805.292 ISO 9001:2008 certified NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER Slachtkuikenbedrijf Rudy Van der Linden Meer (Hoogstraten) Januari 2016 Opdrachtgever: Rudy Van der Linden Bieshof 9, 2321 Meer KBO-nummer 0767.133.408 VE-nummer 2.225.885.328 Projectlocatie: Bieshof 9 2321 Meer Uitvoerend studiebureau: Ecorem nv Kontichsesteenweg 38 2630 Aartselaar Tel. 03/87.10.900 M.e.r.-deskundigen: Disciplines Bodem en Water Rob Wuyts (Ecorem nv, coördinator MER) erkenning AMV/LNE/MER/2015/0009, onbepaalde duur Discipline Lucht Kris Van Dijck erkenning EDA-524-V4, onbepaalde duur Medewerker(s) MER: Patricia Moons (Ecorem nv)

Transcript of Disciplines Bodem en Water · 2016. 4. 12. · *stalsysteem P-6.4 (lijst AEA-stalle v Wa uteisselaa...

  • Antwerp (HQ) Kontichsesteenweg 38

    B-2630 Aartselaar

    Tel. +32 (0) 3 871 09 00

    Fax. +32 (0) 3 871 09 01

    Brussels Keizer Karellaan 292

    B-1083 Brussel

    Tel. +32 (0)2 800 00 10

    Fax +32 (0)2 411 83 52

    Ghent Derbystraat 55

    B-9051 Gent

    Tel. +32 (0)9 242 88 66

    Fax +32 (0)9 245 23 51

    Hasselt Mevrouwhofstraat 1a

    B-3511 Hasselt

    Tel. +32 (0)11 89 10 00

    Fax +32 (0)11 32 43 23

    Namur Rue Haigniaux 23

    B-5300 Namêche

    Tel. +32 (0)81 25 32 70

    Fax. +32 (0)81 73 90 01

    Member of

    www.ecorem.be

    [email protected]

    ING 320-0246525-21

    IBAN BE17 3200 2465 2521

    BIC BBRUBEBB

    OND. NR. 0448 696 957

    B.T.W. BE 0448 696 957

    K.B.O. 2.059.805.292

    ISO 9001:2008 certified

    NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

    MER

    Slachtkuikenbedrijf Rudy Van der Linden – Meer (Hoogstraten)

    Januari 2016

    Opdrachtgever:

    Rudy Van der Linden

    Bieshof 9,

    2321 Meer

    KBO-nummer 0767.133.408

    VE-nummer 2.225.885.328

    Projectlocatie:

    Bieshof 9

    2321 Meer

    Uitvoerend studiebureau:

    Ecorem nv

    Kontichsesteenweg 38

    2630 Aartselaar

    Tel. 03/87.10.900

    M.e.r.-deskundigen:

    Disciplines Bodem en Water Rob Wuyts (Ecorem nv, coördinator MER)

    erkenning AMV/LNE/MER/2015/0009, onbepaalde duur

    Discipline Lucht Kris Van Dijck

    erkenning EDA-524-V4, onbepaalde duur

    Medewerker(s) MER: Patricia Moons (Ecorem nv)

    http://www.ecorem.be/mailto:[email protected]

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 2

    S_MER_R.1_v1

    Doel van de niet-technische samenvatting

    Dit is de niet-technische samenvatting van het milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte

    samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden.

    Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces

    of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het

    milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de

    vergunningverlener die hierbij rekening houdt met milieueffectrapport.

    De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante

    informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de

    publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische

    informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.

    Inhoudstafel

    1. Project ..........................................................................................................................3

    1.1 Beschrijving en doel project ..............................................................................3

    1.2 Nulalternatief .....................................................................................................3

    1.3 Waarom een MER? ............................................................................................3

    1.4 Situering project ................................................................................................4

    2. Bedrijfsinfrastructuur ...................................................................................................5

    3. Bedrijfsexploitatie ........................................................................................................9

    4. Milieueffecten ........................................................................................................... 12

    Lucht 12

    Water 14

    Bodem ....................................................................................................................... 18

    Geluid ........................................................................................................................ 20

    Mens 21

    Fauna en flora ........................................................................................................... 23

    Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie ..................................................... 25

    5. Monitoring ................................................................................................................ 28

    6. Leemten in de kennis ................................................................................................ 29

    7. Eindconclusie ............................................................................................................ 31

    8. Bijlagen ...................................................................................................................... 33

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 3

    S_MER_R.1_v1

    1. PROJECT

    1.1 BESCHRIJVING EN DOEL PROJECT

    Het project omvat de uitbreiding en hervergunning van het bestaande slachtkuikenbedrijf Van

    der Linden, gelegen in de Bieshof 9 te 2321 Meer (Hoogstraten).

    Het bedrijf is momenteel vergund voor het houden van 60.000 slachtkuikens in 2 bestaande

    traditionele stallen waarin 30.000 dieren per stal vergund zijn.

    In de toekomstige situatie wenst de initiatiefnemer een uitbreiding van het vergunde

    dierenaantal aan te vragen. Hiervoor zal een nieuwe ammoniakemissiearme stal volgens

    stalsysteem P- . a te isselaa ijge ou d o den. Ook de 2 bestaande stallen zullen omgevormd worden van traditioneel naar AEA door deze te voorzien van een warmtewisselaar

    dat een aanzienlijke reductie van ammoniakemissie met zich meebrengt t.o.v. een traditionele

    stal. Voor de bouw van de nieuwe infrastructuren wordt een bouwvergunningsaanvraag

    ingediend.

    De stalbezetting in de toekomstige situatie zal 30.000 en 28.000 slachtkuikens bedragen in de

    bestaande stallen 1 en 2. In de nieuwe stal zullen 53.000 slachtkuikens gehuisvest worden. In

    totaal zullen er in de toekomstige situatie aldus 111.000 slachtkuikens gehouden kunnen worden

    op het bedrijf.

    Het bedrijf is momenteel vergund voor één grondwaterwinning met een totaal debiet van 4.000

    m³/j. In de toekomstige situatie wenst de exploitant een tweede grondwaterwinning te voorzien

    van 4.300 m³/j, zodat het totale debiet 8.300 m³/j bedraagt.

    In kader van voorliggend project, zal een hernieuwing van de milieuvergunning worden

    aangevraagd.

    1.2 NULALTERNATIEF

    Het nulalternatief is het scenario waarbij geen uitbreiding gerealiseerd wordt. Volgens dit

    scenario kan het bedrijf verder uitgebaat worden tot 25/09/2028 (i.e. tot de huidige

    milieuvergunning verloopt).

    Voor het nulalternatief zijn de milieueffecten zoals deze verder in hoofdstuk 6 worden

    beschreven voor de vergunde situatie van toepassing tot het verlopen van de huidige vergunning.

    Vanaf dan dient het bedrijf (volgens dit alternatief) de bedrijfsactiviteiten stop te zetten en zullen

    de bestaande milieueffecten ten gevolge van het bedrijf verdwijnen.

    1.3 WAAROM EEN MER?

    Een milieueffectrapport (MER) is een openbaar document, waarin van een voorgenomen

    activiteit en van redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten

    gevolgen voor het milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en zo objectief

    mogelijke wijze beschreven worden. Een MER is een informatief, beslissingsondersteunend

    instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die genomen wordt door de bevoegde

    overheid omtrent het al dan niet toelaten of vergunnen van een m.e.r.-plichtig project, houdt ook

    rekening met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare

    inspraak.

    Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de

    categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage vermeldt de categorieën

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 4

    S_MER_R.1_v1

    van projecten die aan de project-m.e.r.-plicht worden onderworpen (bijlage I lijst) of waarvoor

    de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen (bijlage II lijst). Naar

    aanleiding van het uitvoeringsbesluit van 1 maart 2013 (B.S. 29 april 2013) is er eveneens een

    bijlage III-lijst met projecten. Wanneer een project onder één van de rubrieken van bijlage III van

    het project-m.e.r.-besluit valt, kan de initiatiefnemer een project-MER opmaken, maar hij kan er

    ook voor opteren om de project-m.e.r.-screeningsprocedure te doorlopen.

    De initiatiefnemer van het voorliggende project vraagt een milieuvergunning aan voor een bedrijf

    et ee totaal a . sla htkuike s. Dit p oje t alt i u iek a I stallaties oo intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: 85.000 plaatsen voor mesthoenders

    a de ge ogelte da legkippe a de ijlage I lijst a ee de aa gege e esluit. Bijge olg is voorliggend project MER-plichtig.

    1.4 SITUERING PROJECT

    De ligging van het bedrijf wordt op de stratenatlas gesitueerd op figuur 2.1 (bijlage). Het bedrijf

    beschikt niet over eigen cultuurgronden.

    Het bedrijf wordt volgens het gewestplan gesitueerd op figuur 2.3 (bijlage).

    Volgens het gewestplan is het bedrijf volledig gelegen in agrarisch gebied (0900). In de ruime

    omgeving rondom het bedrijf zijn volgende andere gewestplanbestemmingen gelegen:

    Landschappelijk waardevol agrarisch gebied op minimaal 250 meter (O);

    Gebied voor dagrecreatie op minimaal 382m (O);

    Natuurgebied op minimaal 892 m (O)

    Industriegebied op minimaal 255m (W)

    Transportzone op minimaal 255m (W)

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 5

    S_MER_R.1_v1

    2. BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR

    HUIDIGE SITUATIE

    De huidige bedrijfsinfrastructuur wordt weergegeven op figuur 3.1 (zie bijlage 1, boekdeel II).

    Stallen

    In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de stallen met vergunde dierenaantallen,

    stalsysteem en aantal ventilatoren.

    Tabel 1 Overzicht stallen - huidige situatie

    Bestaande kippenstal 1 Bestaande kippenstal 2

    Stalsysteem traditioneel traditioneel

    slachtkuikens 30.000 30.000

    Opslag mengmest (m³) 40 m3 40 m3

    Aantal ventilatoren: 16 nokventilatoren

    (allen vergund voor 1993)

    12 nokventilatoren

    (allen vergund na 1993)

    Loodsen

    Pluimveestal 2 beschikt over een ingebouwde loods aan de zuidelijke zijde. Er is eveneens een

    berging aanwezig aan de noordelijke zijde van het bedrijf.

    Mestopslag

    De mest van de dieren wordt gedurende de opkweek opgevangen in de strooisellaag en wordt

    na elke ronde afgevoerd van het bedrijf. Er is in elke stal wel een beperkte mestopslag van 40

    m³ voor de opvang van 1 ronde. Alle mest uit de stallen gaat naar een externe mestverwerking.

    Het kuiswater van de stallen wordt opgevangen in 4 citernes van elk 10 m3 en daarna

    uitgereden op het land.

    Voederopslag

    I totaal zij e op het ed ijfste ei oede silo s aa ezig, die a hte aa gelege zij tusse de 2 bestaande stallen:

    - silo s et k a ht oede a elk 8 3

    - 1 silo met tarwe van 40m3

    Opslagtanks brandstof

    Op het bedrijf zijn in totaal 3 tanks voor de opslag van fossiele brandstoffen aanwezig:

    2 * 4.000 l petroleum (bovengronds, enkelwandig en ingekuipt)

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 6

    S_MER_R.1_v1

    1 * 1.000 l mazout (bovengronds, ingekuipt) + 1 verdeelinstallatie

    Watervoorziening

    Voorliggend bedrijf beschikt over 1 vergunde grondwaterwinning:

    put 1 is vergund voor het winnen van grondwater op een diepte van 200 meter uit het

    Mio ee A uife systee A uife ode ee epaald De za de a Be he e /of Voo t ode met een max. debiet van 15 m³/dag en 4.000 m³/jaar.

    Het grondwater wordt gebruikt voor menselijke consumptie (220 m³/j), dierlijke consumptie en

    als reinigingswater. Momenteel wordt er geen hemelwater opgevangen. Het hemelwater dat

    terecht komt op de verharde oppervlakten kan infiltreren in het naastgelegen grasland.

    Terreinverharding

    Ter hoogte van de oprit en aan de achtergevel van pluimveestal 2, aan de bedrijfsingang en aan

    de voorgevels van de stallen is een betonnen verharding aanwezig. De totale betonverharding

    bedraagt ca. 1.067 m². Rondom het bedrijfsterrein zijn voornamelijk akkers (niet-verhard)

    gelegen.

    De 2 bestaande stallen van het bedrijf hebben een gezamenlijke dakoppervlakte van ca. 2.958

    m².

    Kadaveropslag

    Er is een gekoelde kadaveropslag met een betonnen ondergrond aanwezig aan de bedrijfsingang.

    Momenteel is er geen opvang voor sappen aanwezig.

    Groenscherm

    Er zijn momenteel groenschermen aanwezig. Langsheen de aangrenzende percelen, alsook aan

    de straatkant en langs de noordgevel van pluimveestal 1 zijn hagen van beuk aanwezig. Langs de

    bedrijfsinrit bevinden zich een aantal fruitbomen. De bedrijfswoning is voorzien van een

    aangelegde privétuin. Het weilandje aan de voorzijde van het bedrijf is omringd door een haag in

    haagbeuk aan de straatzijde, een haag in beuk en een bomenrij van leibomen langs de inrit en

    een haag in beuk aan de bestaande verharding aan de voorzijde van de stallen. De straatzijde zelf

    is eveneens voorzien van een bomenrij.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 7

    S_MER_R.1_v1

    TOEKOMSTIGE SITUATIE

    Naar de toekomst toe voorziet het voorliggende project in de uitbreiding van het dierenaantal

    door de bouw van nieuwe slachtkuikenstal.

    Stallen

    In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de stallen met vergunde dierenaantallen,

    stalsysteem en aantal ventilatoren in de toekomstige situatie.

    Tabel 2 Overzicht stallen - toekomstige situatie

    Bestaande

    kippenstal 1

    Bestaande

    kippenstal 2

    Nieuwe stal 3

    Stalsysteem Omgevormd naar

    P-6.4*

    Omgevormd

    naar P-6.4*

    P-6.4*

    slachtkuikens 30.000 28.000 53.000

    Opslag mengmest (m³) 360 m3

    Aantal ventilatoren: 16

    nokventilatoren

    (allen vergund voor

    1993)

    12

    nokventilator

    -en

    (allen vergund

    na 1993)

    1 centrale

    uitlaatkoker

    waar ca. 10

    ventilatoren

    binnen de

    koker zijn

    opgesteld

    (allen te

    vergunnen na

    1993)

    *stalsysteem P-6.4 (lijst AEA-stalle Wa te isselaa et lu ht e gsystee oo d ogi g st ooisellaag .

    De reden waarom geopteerd wordt voor AEA-stalsysteem P- . Wa te isselaa et lu ht e gsystee oo d ogi g st ooisellaag et eft het hoge NH -reductie-rendement, de relatief eenvoudige installatie/onderhoud en de energiebesparing.

    Daarenboven overweegt de initiatiefnemer om enkele bijkomende noodventilatoren

    (nokventilatie) te plaatsen. Deze noodventilatoren zijn in normale omstandigheden nooit in

    werking, enkel bij extreem hoge temperaturen kunnen deze tijdelijk aangewend worden als

    noodoplossing.

    Loodsen

    De loods zal in de toekomstige situatie 7 landbouwvoertuigen stallen. De berging zal van 60 m³

    stro-opslag voorzien worden.

    Mestopslag

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 8

    S_MER_R.1_v1

    De mest afkomstig van de nieuwe stal wordt eveneens opgevangen in de strooisellaag en na elke

    ronde afgevoerd naar een externe mestverwerking. Er zal wel een mestvaalt voorzien worden

    voor de opslag van 360 m³ vaste mest voor de beperkte opslag van één ronde.

    Opslagtanks brandstof

    In de toekomstige situatie wordt een extra tank van 4.000 l petroleum voorzien zodat er in totaal

    12.000 l petroleumopslag aanwezig zal zijn in 3 tanks. De mazoutopslag wordt niet gewijzigd.

    - 3 * 4.000 l petroleum (bovengronds, ingekuipt)

    - 1 * 1.000 l mazout (bovengronds, ingekuipt) + 1 verdeelslang

    Voederopslag

    Aa de ieu te ou e kippe stal zulle oede silo s a elk oo zie o de . De estaa de oede silo s ijzige iet.

    Watervoorziening

    De exploitant wenst een tweede boorput van 4.300 m³/j te voorzien om te kunnen voldoen aan

    de bijkomende drinkwaterbehoefte. Het totale debiet van de grondwaterwinning zal aldus 8.300

    m³/j bedragen.

    Aan de nieuwe pluimveestal zal een hemelwateropvang van 80 m³ voorzien worden. Het

    regenwater op de daken van de nieuwe stal en de bestaande stal 2 zal hierin opgevangen worden.

    Het water zal aangewend worden voor laagwaardige toepassingen (reinigingswater stallen en

    spoelwater voor de warmtewisselaars).

    Het overige regenwater kan infiltreren langs de verharde oppervlakten.

    Terreinverharding

    De nieuwe kippenstal zal een dakoppervlakte hebben van ca. 2.400 m². Achteraan de nieuwe stal

    komt een strook betonverharding bij waar de nieuwe mestvaalt zal voorzien worden. De

    bijkomende oppervlakte betonverharding bedraagt ca. 2.483 m². Langs de oostgevel van de

    nieuwe stal komt eveneens een strook steenslagverharding (ca. 482 m²).

    Kadaveropslag

    Er zal een opvang voor de sappen voorzien worden aan de kadaveropslag.

    Groenscherm

    De initiatiefnemer heeft een beplantingsplan aangevraagd bij de provincie Antwerpen (zie bijlage

    4 beplantingsplan). Het bestaande groenscherm zal uitgebreid worden. Er zal een bomenrij van

    hoogstammige, inheemse bomen aangeplant worden langs de bestaande haag in beuk langs de

    zuidoostzijde van de bedrijfsite. Achter de nieuwe mestvaalt zal een heesterbeplanting van

    Amelanchier lamarckii (krentenboompje) voorzien worden als onderbeplanting van de

    hoogstammige bomen. Rondom de kadaverplaats en langs de betonverharding zal een haag in

    beuk aangeplant worden om het weiland mooi te ontsluiten. Er zal een dreefje van hoogstammige

    bomen voorzien worden in de privézone ter versterking van de zichtas vetrekkende vanuit de

    woning door de privétuin met zicht op het achterliggend landschap. In het vooraan gelegen

    weilandje zullen een drietal bomengroepjes zodanig geplaatst worden dat ze bij het voorbijrijden

    van het bedrijf de kopgevel van de nieuwe pluimveestal als het ware breken en in een groen

    kleedje steken.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 9

    S_MER_R.1_v1

    3. BEDRIJFSEXPLOITATIE Het bedrijf is momenteel gespecialiseerd in het houden van slachtkuikens.

    HUIDIGE EXPLOITATIECYCLUS

    Exploitatiecyclus kippen

    Het bedrijf is een gespecialiseerd in het afmesten van slachtkuikens. Het bedrijf bezit een

    certificaat voor het keurmerk voor Integrale Keten Beheersing (IKB) (pluimveecertificatie B). Het

    keurmerk voor Integrale Keten Beheersing (IKB) geeft aan dat er bij de productie, transport en

    verwerking van kip extra controles plaatsvinden. Er wordt gekeken naar of voldaan wordt aan de

    wettelijke eisen voor veevoer, dierenwelzijn, medicijngebruik, gebruik verboden stoffen, hygiëne

    en voedselveiligheid en transport.

    De exploitatiecyclus op het bedrijf start bij de aankoop van eendagskuikens. De kuikens worden

    aangevoerd vanaf de broeierij en worden vervolgens ondergebracht in de pluimveestallen. Het

    bedrijf werkt volgens het all-in-all-out systeem (de stallen worden gelijktijdig opgezet en de

    dieren worden eveneens gelijktijdig afgevoerd).

    De uitval tijdens de kweekperiode bedraagt

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 10

    S_MER_R.1_v1

    aanvoer

    brandstof

    Beerse gans het jaar Tussen

    6h en

    22h

    vrachtwagen 8

    afvoer

    slachtrijpe

    dieren

    Vlaanderen gans het jaar Tussen

    20h en

    7h

    vrachtwagen 70

    afvoer mest Buitenland gans het jaar Tussen

    6h en

    22h

    vrachtwagen 21

    afvoer kadavers Denderleeuw gans het jaar Tussen

    6h en

    22h

    vrachtwagen 7

    Totaal per jaar 188

    Gemiddeld aantal transporten per week 3,6

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 11

    S_MER_R.1_v1

    TOEKOMSTIGE EXPLOITATIECYCLUS

    In de toekomstige situatie wenst de exploitant een groter aantal dieren om af te mesten op eigen

    bedrijf door de bouw van een nieuwe slachtkuikenstal, waartoe hij nu een vergunningsaanvraag

    indient.

    In de toekomst zal het bedrijf op dezelfde wijze geëxploiteerd worden als dat in de huidige situatie

    het geval is.

    Transporten

    Verscheidene transporten zijn vereist voor het voeren van de exploitatiecyclus. Het aantal

    transporten gepaard gaand met de exploitatie van de inrichting wordt als volgt ingeschat door de

    exploitant:

    Tabel 4 Transporten toekomstige situatie

    Jaarlijks aantal

    transporten

    (enkele richting)

    herkomst/bestemming Bepaalde

    periode/maand

    uren type transport

    (tractor,

    vracht age …

    Aantal

    transporten

    TOEKOMSTIG

    aanvoer

    ééndagskuikens

    Merksplas gans het jaar Tussen

    14h en

    17h

    vrachtwagen 7

    aanvoer voeder Antwerpen gans het jaar Tussen

    6h en

    22h

    vrachtwagen 135

    aanvoer

    brandstof

    Beerse gans het jaar Tussen

    6h en

    22h

    vrachtwagen 8

    afvoer

    slachtrijpe

    dieren

    Vlaanderen gans het jaar Tussen

    20h en

    7h

    vrachtwagen 126

    afvoer mest Buitenland gans het jaar Tussen

    6h en

    22h

    vrachtwagen 35

    afvoer kadavers Denderleeuw gans het jaar Tussen

    6h en

    22h

    vrachtwagen 7

    Totaal per jaar 318

    Gemiddeld aantal transporten per week 6,1

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 12

    S_MER_R.1_v1

    4. MILIEUEFFECTEN In het MER werd vertrekkende vanuit een gedetailleerde beschrijving van het project en de

    referentiesituatie van het gebied een inschatting gemaakt van de huidige en toekomstige

    effecten die het project veroorzaakt en zal veroorzaken. Daar waar noodzakelijk en/of mogelijk

    werden milderende maatregelen voorgesteld om de begrote effecten te milderen tot een

    aanvaardbaar niveau.

    De beoordeling in het MER is gebeurd op basis van een 7-delige waardeschaal, gaande van

    negatieve, matig negatieve, gering negatieve, geen of verwaarloosbare, gering positieve, matig

    positieve tot positieve effectbeoordeling.

    In onderstaande punten wordt per discipline bondig de referentiesituatie beschreven en wordt

    aangegeven wat de voornaamste beoordelingen zijn. Voor een gedetailleerde beschrijving van de

    methodologische werkwijze wordt verwezen naar het MER.

    LUCHT

    REFERENTIESITUATIE

    Voor de discipline lucht werd in de referentiesituatie aandacht besteed aan de aspecten geur,

    stof, verzuring en broeikaseffect.

    De bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. In de omgeving bevinden

    zich nog verschillende andere veeteeltbedrijven alsook akker- en weilandpercelen.

    Geurwaarneming ten gevolge van de agrarische activiteiten (veeteelt, alsook bemesting van

    cultuurgronden) is dan ook te verwachten in de bedrijfsomgeving.

    Zwevende stof is een mengsel van deeltjes van uiteenlopende samenstelling en afmeting in de

    lucht. De deeltjes worden ingedeeld in fracties op basis van hun grootte, een onderscheid wordt

    gemaakt tussen PM10, PM2,5 en PM0,1 (PM = particulate matter).

    Op basis van een interpolatie per 4x4 km gridcel van de resultaten van de PM10-meetgegevens

    kan een inschatting gemaakt worden van de PM10-concentratie ter hoogte van het studiegebied.

    Deze geïnterpoleerde concentraties werden berekend via de RIO-corine interpolatietechniek. De

    RIO- corine interpolatietechniek werd ontwikkeld door de VITO in samenwerking met de IRCEL

    (Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu).

    Ter hoogte van Bieshof in Hoogstraten bedraagt de jaargemiddelde concentratie 24

    microgram/m³. Het aantal overschrijdingen van de norm van de PM10 daggemiddelde

    concentratie bedroeg 19.

    In het jaarverslag van VMM van 2012 worden op basis van meetresultaten aan een aantal

    meetstations de gemodelleerde PM2.5-jaargemiddeleden in 2012 weergegeven (Jaarverslag

    Immissiemeetnetten 2012, VMM). Voor het studiegebied geeft dit een geïnterpoleerd PM2.5-

    jaargemiddelde tussen 11 en 15 microgram/m³. Voor de aanmaak van de interpolatiekaart

    gebruikt men de RIO-AOD/CORINE interpolatietechniek die de VITO samen met de IRCEL

    ontwikkelde. Deze techniek maakt gebruik van satellietgegevens van AOD (aerosol optical

    depth) en landgebruik (CORINE dataset) om de PM2,5verontreiniging in te schatten op plaatsen

    waar geen PM2,5- metingen gebeuren (VMM, 2013).

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 13

    S_MER_R.1_v1

    In 2012 (VMM 2013a) bedroeg de totale verzurende depositie 3.810 Zeq./(ha.jaar) ter hoogte

    van het projectgebied. Voor de totale vermestende depositie was dit 43,27 kg N/(ha.jaar).

    Met betrekking tot broeikasgasemissie zijn slechts weinig gedetailleerde emissiewaarden bepaald

    op gemeentelijk niveau. Ook zijn er geen gegevens beschikbaar op basis van specifieke

    meetpunten. Onderstaande tabel geeft de totale emissie in Vlaanderen weer aan

    broeikasgasemissie in 2010 (voorlopige cijfers), alsook het aandeel van de veeteelt (VMM,

    2012b).

    Tabel 5 Broeikasgasemissie in Vlaanderen en aandeel

    veeteeltsector in 2010 (VMM 2012)

    Vlaanderen Broeikasgasemissie (Mton CO2-equiv.)

    Totale broeikasgasemissie veeteelt 5,96

    Totale broeikasgasemissie al de sectoren 83,56

    EFFECTEN

    Inzake discipline lucht werd de impact van het bedrijf bekeken inzake geurhinder, stofhinder,

    ammoniakemissie en CO2-uitstoot.

    In de huidige situatie gaat het bedrijf gepaard met:

    een geuremissie van 14.400 OUe/s. Deze geuremissie veroorzaakt samen met de

    emissies van andere bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster een negatief

    effect ter hoogte van 9 woningen, een matig negatief effect ter hoogte van 5 woningen

    en een gering negatief effect ter hoogte van 22 woningen.

    een jaarlijkse PM10-emissie van. 1.320 kg (stalemissies). Ten gevolge hiervan wordt bij

    toetsing aan 31,3 µg/m³ op 6 woningen een gering negatief effect verwacht.

    een jaarlijkse PM2,5-emissie van 96 kg (stalemissies). Ten gevolge hiervan wordt bij

    toetsing aan aan 25 µg/m³ geen effecten berekend.

    Een ammoniakemissie van 4.800 kg NH3/jaar op basis van de Vlaamse cijfers. Voor de

    verzurende & vermestende impact van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline

    Fauna & Flora.

    Een elektriciteitsverbruik van 61.000 kWh per jaar waaraan een CO2-uistoot van 38 ton

    kan gekoppeld worden.

    In de toekomstige situatie gaat het bedrijf gepaard met:

    een geuremissie van 26.640 OUe/s. Deze geuremissie veroorzaakt samen met de

    emissies van andere bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster een negatief

    effect ter hoogte van 11 woningen, een matig negatief effect ter hoogte van 6 woningen

    en een gering negatief effect ter hoogte van 29 woningen.

    een jaarlijkse PM10-emissie van 2.109 kg. Ten gevolge hiervan wordt bij toetsing aan 31,3

    µg/m³ een gering negatief effect begroot ter hoogte van 14 woningen en een matig

    negatief effect ter hoogte van 2 woningen.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 14

    S_MER_R.1_v1

    een jaarlijkse PM2,5-emissie van 177,6 kg (stalemissies). Ten gevolge hiervan wordt bij

    toetsing aan aan 25 µg/m³ geen effecten berekend.

    Een ammoniakemissie van 4.995 kg NH3/jaar. Voor de verzurende & vermestende impact

    van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline Fauna & Flora.

    Een elektriciteitsverbruik van 135.000 kWh per jaar, waaraan een CO2-uistoot van 84 ton

    gekoppeld worden.

    MILDERENDE MAATREGELEN

    De nieuwe pluimveestal wordt gebouwd volgens AEA-systeem P- . a te isselaa . Ook de twee bestaande stallen worden omgevormd worden naar AEA-systeem P-6.4. Buiten deze

    project-geïntegreerde maatregelen worden onderstaande mitigeerde maatregelen aangehaald.

    Reeds toegepaste maatregelen

    Bij het ulle a de silo s o dt ge uik ge aakt a stofzakken;

    Het aantal transporten door het bedrijf wordt geoptimaliseerd, waardoor stofopwaaiing en het verbruik van brandstoffen wordt beperkt;

    Het bedrijfsterrein wordt zo goed als kan proper en stofvrij gehouden;

    Er is geen afzonderlijke mestopslagruimte aanwezig buiten de stal, waardoor de mest minimaal verladen wordt.

    De mest wordt na iedere ronde onmiddellijk afgevoerd.

    Geplande maatregelen

    De exploitant voorziet in de aanleg van een volwaardig groenscherm, opgemaakt door de provincie.

    Verdere mogelijkheden of aanbevelingen

    Verder wordt aanbevolen om op het bedrijf een energieaudit te laten uitvoeren.

    WATER

    REFERENTIESITUATIE

    Oppervlaktewater

    Hydrografisch gezien maakt het studiegebied deel uit van het Maasbekken.

    De meest nabij gelegen waterloop kan teruggevonden worden aan de overkant van de straat op

    13m ten westen van de bedrijfspercelen. Het betreft een niet-geklasseerde waterloop die in

    westelijk richting samenvloeit met de Eyntische Meirloop (waterloop 2e categorie) op ca. 385 m

    ten zuidwesten van de bedrijfspercelen. De Eyntsche Meirloop vloeit op haar beurt uit in de

    Meerloop (waterloop van 2e categorie), gelegen op ca. 640 m ten westen van het bedrijf, die

    verder uitvloeit in de Blauwputten en Leiloop (waterloop 2e categorie) op ca. 880 m ten

    noordwesten van het bedrijf.

    Het meest nabij VMM-meetpunt (nr. TR76800.2) bevindt zich op de ate loop Blau putte e Leiloop op a. te oo d este a de stalge ou e . Op zo e de i oo delijke

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 15

    S_MER_R.1_v1

    i hti g e i dt zi h het eetpu t . Ook aan de zwemvijver van het recreatiedomein De Mosten zijn twee VMM-meetpunten gelegen. Het betreft de meetpunten 79310 en 79300 op

    respectievelijk 450m ten oosten en 645m ten ONO van de stalgebouwen.

    De BBI op meetpunt 78000 werd als laatste in 1993 gemeten en bedroeg toen 4, wat duidde op

    een slechte biologische waterkwaliteit. De Prati-index werd enkel nagegaan in 1989 en bedroeg

    2,47 wat als matig verontreinigd wordt geklasseerd. De Prati-index op meetpunt 79300

    (zwemvijver in het recreatiedomein) wordt sinds 2003 geklasseerd als niet-verontreinigd met een

    waarde van 0,84 in 2015.

    De fysische, chemische en microbiologische eigenschappen waaraan het oppervlaktewater in

    Vlaanderen dient te voldoen zijn terug te vinden in bijlage 2.3.2 van Vlarem-II. Alle waterlopen

    binnen het studiegebied oete oldoe aa de i ht aa de oo atego ie i ieren, type kleine eek .

    Op basis van de kaart van overstromingsgevoelige gebieden, opgesteld in functie van de

    Watertoets, kan aangegeven worden dat het projectgebied gelegen is in niet-

    overstromingsgevoelig gebied.

    Het huishoudelijk afvalwater gaat momenteel naar een septische put met overloop naar de

    gracht. Het bedrijf ligt volgens het zoneringsplan in het gebied waar riolering voorzien wordt.

    Grondwater

    De grondwaterkwetsbaarheidskaarten van Vlaanderen geven de risicograad aan van

    e o t ei igi g a het g o d ate i de o e ste ate oe e de laag doo stoffe die a het aa doppe lak de ode i d i ge . Als ate oe e de laag o de de e zadigde zo es et voldoende dikte en uitbreiding beschouwd, die waterwinning op een economisch verantwoorde

    wijze toelaten.

    De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft de bedrijfslocatie aan als afwisselend zee k ets aa en weinig kwetsbaar. De bovenste watervoerende laag is een zandlaag.

    De watervoerende lagen die van belang zijn in het studiegebied zijn: de Kempische

    Aquifersystemen, meer bepaald de Zand van Berchem en/of Voort en Zanden van Braschaat en/of Merksplas . Binnen een straal van 1 km rondom de bedrijfseigen grondwaterwinning

    bevinden zich 18 andere (vergunde) grondwaterwinningen. Deze winningen putten uit het

    Pleistoceen en Plioceen Aquifersysteem of het Mioceen Aquifersysteem. De dieptes van de

    vergunde grondwaterwinningen in de omgeving variëren tussen 58 - 188 meter.

    De exploitant beschikt over 1 bedrijfseigen grondwaterwinning:

    Deze put is vergund voor het winnen van freatisch, plaatselijk semi-freatisch grondwater op een diepte van 200m uit het Mioceen Aquifersysteem A uife ode 50) (meer

    epaald De za de a Be he e /of Voo t ode met een maximum debiet van 15m³/dag en 4.000 m³/jaar.

    De bodemserie ter hoogte van de projectlocatie betreft een matig droge zandbodem met dikke

    antropogene humus A horizont. Aan deze bodemserie (zandige bodem met matige drainage)

    wordt een gemiddelde hoogste voorjaarsgrondwaterstand van ± 70 cm onder maaiveld en een

    gemiddelde laagste voorjaarsgrondwaterstand van ± 160 cm onder maaiveld gekoppeld worden.

    Het dichtstbijzijnde meetpunt van het grondwatermeetnet (bron Databank Ondergrond

    Vlaanderen) is ca. 1.330m ten zuidwesten van de stallen gelegen en duidt op een gemiddelde

    grondwaterstand van ca. 1,9 m onder het maaiveldniveau.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 16

    S_MER_R.1_v1

    Op basis van de kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden opgesteld in functie van de

    Watertoets kan aangegeven worden dat het bedrijf gelegen is in gebied dat matig gevoelig is voor

    grondwaterstroming.

    Het bedrijf is niet gelegen in een gebied voor grondwaterwinning. Het meest nabije

    waterwingebied bevindt zich op een afstand van ca. 13 km ten zuidwesten van het bedrijf.

    EFFECTEN

    Inzake de discipline water werd de impact beoordeeld van het bedrijf en van het geplande project

    op de drie watersysteemcomponenten: oppervlaktewater, grondwater en watergebruik.

    Volgens de kaart met overstromingsgevoelige gebieden komen de nieuwe stallen en de

    bijkomende verhardingen in niet-overstromingsgevoelig gebied te liggen.

    Achter de nieuwe stal wordt een hemelwateropvang voorzien van 80 m3. Het water zal

    aangewend worden als reinigingswater voor de stallen en de warmtewisselaars. De nieuwe stal

    en de bestaande stal 2 zullen voorzien worden van dakgoten met overloop naar de

    hemelwateropvang. Het overige regenwater kan infiltreren langs de verharde oppervlakten.

    Het project dient te voldoen aan de GSV. Hiervoor wordt aan de voorzijde van de nieuwe stal een

    hemelwateropvang van 80m³ voorzien die hemelwater opvangt van de nieuwe stal en de

    estaa de stal . O. . . het Te h is h a hte g o ddo u e t ij de ge estelijke stede ou ku dige e o de i g he el ate die t de te oo zie e i filt atie oo zie ing, rekening houdend met een meer dan gemiddeld hergebruik van hemwelwater en een

    hemelwaterput van 80 m³, in volgende grootte-orde gedimensioneerd te zijn:

    infiltratieoppervlakte van ca. 58m² en infiltratievolume van ca. 37.000L

    Het huishoudelijk afvalwater gaat momenteel naar een septische put met overloop naar de

    gracht. Momenteel wordt uitgegaan van een matig negatief effect. Het bedrijf ligt volgens het

    zoneringsplan in gebied war riolering voorzien wordt

    Lozing van bedrijfsmatig afvalwater vindt niet plaats op het bedrijf. Het reinigingswater van de

    bestaande kippenstallen wordt opgevangen in 4 citernes van elk 20m3 en uitgereden op het land.

    Het reinigingswater van de nieuwe kippenstal in de toekomstige situatie zal eveneens

    opgevangen worden in 4 bijkomende citernes van elk 10m3. Er wordt uitgegaan van een

    verwaarloosbaar effect.

    Het project gaat niet gepaard met ingrepen aan of kruisingen van een waterloop. Bijgevolg treden

    structuureffecten niet op.

    Voor de aanleg van de nieuwe stal dient tot op ca. 60 cm diepte gegraven te worden. Gezien deze

    relatief geringe uitgravingsdiepte, wordt bemaling wordt in eerste instantie niet nodig geacht.

    Wel wordt aangeraden om de werken te laten plaats vinden in een periode waarin de

    grondwaterstand normaliter laag is (met name zomerperiode).

    De bedrijfseigen grondwaterwinningen veroorzaken zowel in huidige als toekomstige situatie

    geen of verwaarloosbare effecten of naburige grondwaterwinningen.

    In de huidige situatie zijn op het bedrijf 3 tanks voor de opslag van fossiele brandstof op het bedrijf

    aanwezig waarbij alle tanks bovengronds en ingekuipt zijn. In de toekomstige situatie wordt 1

    bijkomende petroleumtank van 4.000l voorzien. De aanwezige en toekomstige tanks op het

    bedrijf zijn uitgerust volgens de in Vlarem II gestelde veiligheidsvoorzieningen (ingekuipt met

    lekdetectiesysteem), waardoor het aanwezige risico op het bedrijf maximaal beperkt wordt. Ook

    laat de initiatiefnemer periodieke controles van de tanks (voorgeschreven door Vlarem)

    uitvoeren. Ten minste om de drie jaar moet de tank aan een beperkt onderzoek onderworpen

    worden (inzage vorig attest, controle goede staat overvulbeveiliging, onderzoek algemene staat

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 17

    S_MER_R.1_v1

    tank, onderzoek inkuiping, enz.). De huidige en toekomstige situatie (beveiligde opslag +

    periodieke controle) worden beoordeeld als een gering negatief effect.

    Op het bedrijf is in de huidige situatie een opvang voor 40 m³ reinigingswater voorzien. In de

    toekomst wordt nog bijkomende opvang voorzien (4 x 10m³) zodat in totaal 80 m³ reinigingswater

    kan opgevangen worden. De vaste mest in het stalgebouw, zijnde de strooisellaag waaronder de

    uitwerpselen van de dieren zich vermengen, is geen vergunningsplichtige mestopslag. De mest

    wordt na elke ronde uit de stal verwijderd en onmiddellijk afgevoerd van het bedrijf. Er is geen

    afzonderlijke mestopslagruimte buiten de stal voorzien. Aangezien naast de opvang voor

    reinigingswater enkel volgens de voorschriften opgerichte stallen met vaste mestopslag aanwezig

    zijn, wordt uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect.

    Het huidig vergunde debiet van bedraagt 4.000 m³/j, waarbij bij de toenmalige begroting werd

    uitgegaan van zeer lage drinkwaterbehoeftecijfers. De theoretisch berekende waterbehoefte

    o.b.v. de VMM-kengetallen bedraagt 5.040 m³/j. Het huishoudelijk waterverbruik wordt

    ingeschat op 220 m³/j.

    Het toekomstig aangevraagde debiet (4.000m³j + 4.300³/j) stemt overeen met de toekomstige

    theoretisch berekende waterbehoefte (drinkwater) o.b.v. de VMM-kengetallen van 7.992 m³/j en

    het huishoudelijk waterverbruik van 220 m³/j. Merk op dat er in de toekomstige situatie een

    hemelwateropvang voorzien wordt van 80m3 waaruit naar schatting jaarlijks 1.490 m3

    hemelwater voor laagwaardige toepassingen (vb. reinigingswater) kan gebruikt worden. Er wordt

    uitgegaan van een verwaarloosbaar effect.

    In de huidige situatie wordt er, omwille van het gebruik van grondwater als kuiswater rekening

    gehouden met een negatief effect. In de toekomstige situatie zal het hemelwater uit de

    hemelwaterput van 80m³ aangewend worden voor laagwaardige toepassingen. Hierdoor wordt

    het effect gemilderd, zodat in de toekomstige situatie uitgegaan wordt van een matig negatief

    effect.

    MILDERENDE MAATREGELEN

    Aanbveling

    Het controleren van het herstel van de grondwatertafel tussen 2 pompbeurten wordt in dit mer

    opgenomen als aanbeveling. Indien blijkt dat de grondwatertafel zich niet volledig herstelt, dient

    verder gezocht te worden naar oplossingen.

    Reeds toegepaste maatregelen

    ○ Het reinigingswater wordt opgevangen en afgevoerd conform de regels van het mestdecreet. Huishoudelijk afvalwater gaat naar een septische put met overloop.

    ○ Gebruik van erkende producten. ○ Voorafgaand aan elke natte reinigingsbeurt wordt het grof vuil eerst met behulp van een

    borstel verwijderd. Daardoor is er minder water vereist in de daaropvolgende natte

    reinigingsstap. Deze werkwijze wordt als BBT beschouwd.

    Geplande maatregelen

    ○ In de toekomstige situatie een hemelwateropvang voorzien wordt van 80m3. Deze hemelwateropvang zal het hemelwater dat op de daken van de nieuwe stal en de bestaande

    stal 2 valt opvangen. Dit opgevangen hemelwater zal aangewend worden voor laagwaardige

    toepassi ge zoals kuis ate a de stalle e de a te isselaa s, … . Het o e ige regenwater kan infiltreren langs de verharde oppervlakten.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 18

    S_MER_R.1_v1

    ○ Het project voorziet 4 bijkomende citernes van elk 10 m³ voor de opvang van reinigingswater van de nieuwe stal.

    BODEM

    REFERENTIESITUATIE

    Geologie

    Tijdens het Quartair startte de opbouw van het huidige landschap. Bovenop de tertiaire formaties

    werden door de wisselwerking tussen zee, wind en rivieren, nieuwe afzettingen gevormd. Het

    Quartair wordt gekenmerkt door een opeenvolging van ijstijden en tussenijstijden. Tijdens de

    opeenvolgende ijstijden daalde het zeepeil sterk en sneden rivieren zich in in de tertiaire

    afzettingen. Gedurende de tussenijstijden steeg het zeepeil en werden grote hoeveelheden puin

    afgezet en werden brede alluviale vlakten gevormd.

    Deze Quartaire afzettingen ter hoogte van het studiegebied hebben een dikte van ca. 60 meter.

    De Tertiaire afzettingen, die onmiddellijk onder het Kwartaire dek worden teruggevonden, maken

    onderdeel uit van de Formatie van Merksplas. Twee facies worden in deze afzettingen

    onderscheiden. Het eerste facies bestaat uit grijs medium tot grof heteromorf zand, mogelijks

    grindhoudend, met silteuze en kleiige intercalaties in de vorm van lenzen, brokken en lagen,

    organisch materiaal en houtfragmenten. Het geheel is glauconiethoudend. Het tweede facies

    bestaat uit halffijn tot grof zand, met een dominantie van halffijn zand. Silteuze tot kleiige lagen

    komen in beperkte mate voor. Opvallend is de aanwezigheid van schelpfragmenten van o.a.

    Pygocardia, Corbula. De schelpfragmenten zijn soms herleid tot gruis. Beide facies zijn afgezet in

    een getijden omgeving. De dikte schommelt van 2 m tot meer dan 15 m.

    De totale dikte van de Formatie van Merksplas bedraagt ter hoogte van het studiegebied ruwweg

    een 25-tal meter.

    Pedologie

    Het studiegebied wordt getypeerd door lemige-zandbodems en zandbodems, gekoppeld aan

    eerder natte bodemprofielen terug.

    De bodemserie ter hoogte van de projectlocatie betreft een matig droge zandbodem met dikke

    antropogene humus A horizont (Zcm). Aan deze bodemserie (zandige bodem met matige

    drainage) wordt een gemiddelde hoogste voorjaarsgrondwaterstand van ± 70 cm onder maaiveld

    en een gemiddelde laagste voorjaarsgrondwaterstand van ± 160 cm onder maaiveld gekoppeld

    worden.

    Het dichtstbijzijnde meetpunt van het grondwatermeetnet (bron Databank Ondergrond

    Vlaanderen) is ca. 1.330m ten zuidwesten van de stallen gelegen en duidt op een gemiddelde

    grondwaterstand van ca. 1,9 m onder het maaiveldniveau.

    EFFECTEN

    Voor de bouw van de nieuwe stal zal naar schatting 1.440 m³ grond uitgegraven worden.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 19

    S_MER_R.1_v1

    Deze afgegraven grond zal deels gebruikt worden op eigen terrein gebruikt ter nivellering en deels

    afgevoerd worden. Aangezien er meer dan 250 m³ grond uitgegraven wordt, moet er een

    technisch verslag opgesteld worden.

    De mest afkomstig van het bedrijf gaat volledig naar een mestverwerking in het buitenland. Na

    iedere ronde wordt geëxporteerd. In de toekomstige situatie zal de bijkomende mest eveneens

    voor 100 % naar een externe mestverwerking gaan. De afzet naar mestverwerkingsbedrijven

    wordt als BBT beschouwd. Er wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbaar effect.

    De nieuwe stal wordt gebouwd op bedrijfseigen percelen, aansluitend aan de huidig bebouwde

    percelen. Qua bodemgebruik wordt deze locatie momenteel gebruikt als grasland. Deze percelen

    hebben op de landbouwtyperingskaart (opgemaakt door de VLM) een matige waardering voor

    landbouw. Gezien het gaat om de uitbreiding van een bestaand bedrijf, wordt een gering negatief

    effect begroot.

    MILDERENDE MAATREGELEN

    Reeds toegepaste maatregelen

    ○ Het bedrijf ziet er op toe dat al de risicostoffen optimaal beveiligd zijn en blijven. ○ Jaarlijks wordt een mestaangifte gedaan. ○ De stallen zijn uitgerust met een mestdichte volle betonvloer zodat inspoeling van

    mestdeeltjes naar de bodem en het grondwater verhinderd wordt.

    ○ Alle mest wordt afgevoerd naar externe verwerkingsinstallaties, er is wel een beperkte opslag van 40 m³ per stal voor 1 ronde.

    Verdere mogelijkheden

    ○ De nieuwe stal en alle bestaande stallen worden omgevormd naar stalsysteem P-6.4 Wa te isselaa et lu ht e gsystee oo d ogi g st ooisellaag , hierdoor wordt de

    droging van de mest/strooisellaag in de stal begunstigd.

    ○ Er dient voldaan te worden aan de Vlarebo- en Vlarea-wetgeving. ○ De uitbreiding in dierenaantal wordt op het bedrijf gerealiseerd door het bekomen van

    nutriëntenemissierechten door mestverwerking. M.a.w. de extra mest die geproduceerd

    wordt op het bedrijf wordt afgevoerd naar een externe mestverwerking.

    Indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk

    de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen.

    E o dt e de e eze aa de dis ipli es Wate i zake ode - en grondwaterveront ei igi g e de dis ipli e Fau a & Flo a i zake e zu e de e e este de deposities).

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 20

    S_MER_R.1_v1

    GELUID

    REFERENTIESITUATIE

    Binnen het studiegebied vinden voornamelijk agrarische activiteiten plaats. Deze activiteiten

    leveren een bijdrage aan de geluidsbelasting. Op ca. 190m ten westen van het bedrijf loopt de

    autostrade E19 die verantwoordelijk is voor een aanzienlijke bijdrage van de achtergrond

    geluidsbelasting.

    Er werden geen geluidsmetingen uitgevoerd. Voor de referentiewaarde voor het oorspronkelijk

    omgevingsgeluid dient dus een inschatting gemaakt te worden. Voor immissiepunten op meer

    dan 200 m van bedrijven- en industrieterreinen kunnen voor het LA95,1h volgende waarden

    gehanteerd worden: voor de dagperiode 35 dB(A), voor de avondperiode 30 dB(A) en voor de

    nachtperiode 25 dB(A). Deze waarden liggen 10 dB(A) lager dan de milieukwaliteitsnormen voor

    agrarische gebieden. Dit zijn echter normale waarden voor het oorspronkelijke omgevingsgeluid

    in agrarisch gebied zonder stoorbronnen in de onmiddellijke omgeving.

    EFFECTEN

    In de vergunde situatie zijn 28 nokventilatoren aanwezig, waarvan de 16 nokventilatoren van stal

    1 vergund zijn vóór 1993 en de 12 nokventilatoren van stal 2 vergund zijn na 1993.

    In de toekomstige situatie zullen de bestaande ventilatoren ongewijzigd blijven en zal de nieuwe

    stal voorzien worden van een centrale uitlaatkoker met ca. 10 stuks ventilatoren die binnen in de

    koker worden opgesteld. De nieuwe ventilatoren zullen geluidsarm zijn met een geluidsvermogen

    van 61 dB(A) (bijlage 5: productfiche ventilatoren). Bovendien zorgt de opstelling binnen in de

    koker voor een geluidsdempend effect. Bij het geplande project zullen aldus 22 ventilatoren (12

    bestaande ventilatoren vergund na 1993 + 10 nieuwe geluidsarme ventilatoren) geëvalueerd

    worden als nieuwe inrichting.

    Wat betreft de beoordeling van de continue bronnen, werd gedurende alle beoordelingsperiode

    (dag, avond, nacht) en gering negatief effect berekend, zowel bij toetsing van de bestaande

    continue bronnen (bestaande inrichting, vergund vóór 1993), als bij toetsing van de nieuwe

    continue bronnen (nieuwe inrichting, vergund na 1993). Deze beoordeling geldt zowel ter hoogte

    van de meest nabijgelegen woning als op 200m van de perceelsgrens een gering negatief effect

    berekend wordt.

    Wat betreft de beoordeling van de incidentele bronnen, werd gedurende de dagperiode voor

    zowel voor het laden/lossen van dieren, als voor het leveren van voeder, als voor het stationair

    draaien van een moter voldaan aan de richtwaarden. Tijdens de avond- en nachtperiode wordt

    worden zowel voor het leveren van voeder als voor het laden/lossen van dieren overschrijdingen

    berekend. Daarom wordt, zoals nu het geval is, aanbevolen om het leveren van veevoeder en het

    laden/lossen van dieren zoveel als mogelijk overdag te laten plaatsvinden. De exploitant dient

    goede afspraken maken met de leveranciers om de motor zo snel mogelijk stil te leggen en het

    vermijden van het onnodig dichtslaan van de laadklep. In de toekomstige situatie komen er geen

    nieuwe incidentele geluidsbronnen bij.

    Merk op dat bij de inschatting wordt uitgegaan van een worst-case-scenario waarbij

    bovenstaande vereenvoudigde berekeningen geen rekening gehouden met afschermingen (zoals

    gebouwen) die op het bedrijf aanwezig zijn en die sowieso al een (moeilijk te kwantificeren)

    dempende invloed op het geluid zullen hebben. De 10 nieuwe ventilatoren zullen geluidsarm zijn

    met een geluidsvermogen van 61 dB(A) (bijlage 5: productfiche ventilatoren). Bovendien zorgt de

    opstelling binnen in een centrale uitlaatkoker (ventilatoren zitten omkapseld) voor een aanzienlijk

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 21

    S_MER_R.1_v1

    geluidsdempend effect, dat niet in rekening kan gebracht worden in onderstaande berekeningen.

    Bovendien zal de exploitant zijn groenscherm verder uitbreiden. Dit alles maakt dat de berekende

    effecten een aanzienlijke overschatting zullen zijn van de reële situatie.

    MILDERENDE MAATREGELEN

    Door het bedrijf genomen maatregelen

    ○ De ventilatoren zijn computergestuurd. ○ Tijdens het laden worden de motoren van de bedrijfsvoertuigen stilgelegd.

    Geplande maatregelen

    ○ De ventilatoren van de nieuwe stal zullen opgesteld worden binnen een centrale uitlaatkoker, wat zorgt voor een geluiddempend effect.

    ○ De nieuwe ventilatoren zullen geluidsarm zijn (61 dB(A), bijlage 5: productfiche ventilatoren) en computergestuurd.

    ○ De exploitant voorziet in de uitbreiding van zijn groenscherm (bijlage 4: beplantingsplan)

    Verdere mogelijkheden

    ○ Het leveren van veevoerder en laden/lossen van de dieren dient, zoals nu het geval is, naar de toekomst toe zoveel als mogelijk te blijven gebeuren. Er dienen goede afspraken met

    leveranciers gemaakt te worden om onnodig dichtslaan van de laadklep te vermijden.

    ○ Tijdens de werkzaamheden dient de initiatiefnemer er op te letten dat de aannemer de geluidshinder ten gevolge van de werken zo goed mogelijk beperkt en dat het onnodig laten

    draaien van machines en motoren voorkomen wordt.

    ○ Er moet rekening gehouden worden met een schappelijk start- en eindduur van de bouwwerken, enz. Dit opdat de hinder naar omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt.

    MENS

    REFERENTIESITUATIE

    Als voornaamste antropogene elementen wordt aandacht besteed aan wonen, recreatie,

    landbouw, verkeer en industrie.

    Woonfunctie

    Het studiegebied bestaat voornamelijk uit agrarisch, landschappelijk waardevol agrarisch gebied,

    gebied voor dagrecreatie, en industriegebied.

    Het meest nabij gelegen woongebied betreft woongebied met landelijk karakter gelegen op ±

    1.548 m ten zuidzuidoosten van de stallen. De dichtstbijzijnde bedrijfsvreemde woning bevindt

    ten zuidoosten van het bedrijf (op ca. 167 m van het bedrijfscentrum).

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 22

    S_MER_R.1_v1

    Recreatie

    Op ca. 382 m ten oosten van het bedrijf bevindt zich een gebied voor dagrecreatie. Het betreft

    het recreatiedomein De Mosten. Er passeren geen fietsknooppunten langsheen het bedrijf.

    Landbouw

    De omgeving van het bedrijf wordt gekenmerkt door een agrarisch grondgebruik. Voornamelijk

    vinden we hier een afwisseling van akkers en weilanden terug. Verspreid binnen het studiegebied

    bevinden zich verschillende andere landbouwbedrijven.

    Verkeer

    De Bieshof is een rustige straat in landelijk gebied waar de verkeersintensiteit normalerwijze laag

    is.

    Via de Bieshof kan aansluiting gevonden worden met de E19 via Hoogeind en N146. Via deze

    Europese weg kan verder aansluiting gevonden worden met andere gewestwegen en

    autostrades.

    Industrie

    Op ca. 255 m ten westen van het bedrijf bevindt zich een industriegebied.

    EFFECTEN

    Uit navraag bij de milieudienst van de gemeente Hoogstraten blijkt dat voor het bedrijf Van der

    Linden geen klachten gekend zijn. Vermits de transporten zowel in de huidige als in de

    toekomstige situatie voornamelijk langsheen gewestwegen en beperkt langsheen lokale wegen

    in niet-gevoelig gebied verlopen, zal de hinder ten gevolge van het bedrijf over het grootste deel

    van de trajecten eerder beperkt zijn. Er wordt dan ook uitgegaan van geen of verwaarloosbaar

    effect.

    MILDERENDE MAATREGELEN

    De exploitant kan het aantal benodigde transporten proberen te beperken door te vermijden dat

    niet-volle transporten gebeuren.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 23

    S_MER_R.1_v1

    FAUNA EN FLORA

    REFERENTIESITUATIE

    Biologische waarderingskaart

    De locatie waar de bestaande stallen zich bevinden, wordt op de BWK (Biologische

    Waarderingskaart) geka tee d als e ou i g i ag a is h o ge i g u iologis h i de waardevol). Net ten westen van de bestaande stallen wordt een klein lijnvormig element

    geka tee d als o e ij et do i a tie a zo e eik Que us o u k iologis h waardevol). Ten zuidoosten van het bedrijf wordt een perceel gekarteerd is als

    aaldhoutaa pla t et o de g oei a st uike e o e p iologis h aa de ol .

    De bedrijfsomgeving bestaat voorna elijk uit aa pla t a G o e de et o de g oei a st uike e o e pp .

    Aandachtsgebieden

    Het bedrijf is niet gelegen in een Speciale Beschermingszones (SBZ) zoals habitatrichtlijngebied

    of vogelrichtlijngebied. Het meest nabijgelegen SBZ betreft het habitatrichtlijngebied

    Heesbossen, Vallei van Marke en Merkse en Ringven met valleigronden langs de Heerlese

    loop (BE2100020) en is op ca. 2,5 km ten noordoosten van het bedrijf gelegen. Dit habitatrichtlijngebied is gelegen in de Noorderkempen tegen de Nederlandse grens. Het is

    volledig gelegen binnen de provincie Antwerpen en bestaat uit 5 deelgebieden op het

    grondgebied van de gemeenten Hoogstraten, Rijkevorsel en Merksplas. De totale oppervlakte is

    678 ha.

    In de ruime omgeving bevindt zich het VEN-gebied (bestaande uit meerdere deelgebieden), dat

    gedeeltelijk gelegen is in dit habitatrichtlijngebied. Het betreft het VEN-ge ied De vallei van de Mark dat kan teruggevonden worden dat op ca. 830 m ten oosten van het bedrijfscentrum.

    Binnen dit VEN-gebied bevindt zich het erke d atuurreservaat Hals he Bee de e Pi per elgrasla de op ca. 1,1 km ten oosten van het bedrijf en het Vlaams natuurreservaat Mark ea ders op ca. 1,5 km ten oosten van het bedrijf.

    Habitatkaart

    Op de Habitatkaart, opgesteld door INBO d.d. 2014, worden in de omgeving (straal 1km) van

    het bedrijf geen habitats gekarteerd In de ruimere omgeving (straal > 1km) van het bedrijf

    worden volgende habitats teruggevonden:

    9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten

    91E0_va Beekbegeleidend vogelkers-essenbos en essen-iepenbos

    91E0_vo Oligotroof broekbos inclusief elzen-berkenbroekbos en berkenbroekbos

    91E0_vm Mesotroof broekbos

    9120

    Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae

    of Ilici-Fagetum)

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 24

    S_MER_R.1_v1

    7140_oli Natte heide en venoevers met hoogveensoorten

    Rbbso Regionaal belangrijk biotoop vochtig wilgenstruweel op venige en zure grond

    Gh_ae Geen habitat uit de habitatrichtlijn (eutrofe plas, potentieel habitat)

    Zoekzones

    Op basis van de kaart met voorlopige Zoekzones worden in de ruimere omgeving van het bedrijf

    olge de zoekzo es i het ha itat i htlij ge ied Heesbossen, Vallei van Marke en Merkse en Ringven met valleigronden langs de Heerlese Loop te ugge o de :

    91E0 Bossen op alluviale grond met Alnion glutinosaz en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

    6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecuruis pratensis, Sanguisorba officinales)

    Verzurende en vermestende depositie

    Het bedrijf op zich zal een bijdrage leveren aan de verzurende depositie in het studiegebied.

    Figuur 6.6.2 (bijlage 1 boekdeel II) geeft de verdeling weer van de totale verzurende deposities

    in Vlaanderen in 2011, berekend aan de hand van het OPS-model (Operationeel Prioritaire

    Stoffen model). Vooral de verzurende bijdrage van de intensieve veeteelt inzake NH3-emissie is

    als relevant te beschouwen. De bijdrage t.g.v. SO2 & NOx(NO2)-emissie blijft beperkt (VMM,

    MIRA-T, 2006).

    In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verzurende depositie (Zeq/ha.jaar)

    in de gemeente Wuustwezel voor het jaar 2011 (berekend op basis van het OPS-model).

    Tabel 7 Verzurende deposities SO2, NOX

    en NH3 (Zeq/ha.jaar) te Hoogstraten in 2011 (VMM, 2013b)

    SOx

    (zeq/ha.j)

    NOx

    (zeq/ha.j)

    NH3

    (zeq/ha.j)

    Totale

    verzurende

    depositie

    (zeq/ha.j)

    Totale

    vermestende

    depositie

    (kg N/ha.j)

    718 743 2.348 3.810 43,27

    EFFECTEN

    Het bedrijf is niet gelegen in een Speciale Beschermingszones (SBZ) zoals habitatrichtlijngebied

    of vogelrichtlijngebied. Het meest nabijgelegen SBZ betreft het habitatrichtlijngebied

    Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese Loop (BE2100020) en is op ca. 2,5 km ten noordoosten van het bedrijf gelegen. Dit habitatrichtlijn is

    gelegen in de Noorderkempen en is opgesplitst in 5 deelgebieden binnen de provincie Antwerpen

    en omvat een totale oppervlakte van 678 ha. In de ruime omgeving bevindt zich het VEN-gebied

    (bestaande uit meerdere deelgebieden), dat gedeeltelijk gelegen is in dit habitatrichtlijngebied.

    Het betreft het VEN-ge ied De vallei va de Mark dat kan teruggevonden worden dat op ca. 830 m ten oosten van het bedrijfscentrum. Binnen dit VEN-gebied bevindt zich het erkend

    atuurreservaat Hals he Bee de e Pi per elgrasla de op ca. 1,1 km ten oosten van het bedrijf en het Vlaa s atuurreservaat Mark ea ders op ca. 1,5 km ten oosten van het bedrijf.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 25

    S_MER_R.1_v1

    De locatie waar de nieuwe stal komt, is momenteel grasland dat wordt weergegeven als

    iologis h i de aa de ol . De i pa t o dt als e aa loos aa gezie .

    Het voornaamste effect op Fauna & Flora is de verzurende en vermestende invloed van het bedrijf

    op zijn omgeving door zijn ammoniakemissie. De verzurende en vermestende depositiecontouren

    van 3%, 5%, 10% en 50% van de kritische lasten voor de habitattypes in het studiegebied worden

    berekend (zie figuren 6.6.3a-b-c-d).

    Merk in eerste instantie op dat bij uitvoering van het project de nieuwe stal en alle bestaande

    stallen omgevormd worden naar AEA-systeem P-6.4, dat een aanzienlijke reductie van

    ammoniakemissie met zich meebrengt t.o.v. traditionele stallen.

    De figuren tonen dat de berekende depostiecontouren van 3%, 5%, 10% en 50% van de kritische

    last (waarbinnen volgens het significantiekader respectievelijk een beperkte bijdrage,

    relevantebijdrage, belangrijke bijdrage en een negatief effect toegekend wordt) nergens reiken

    tot aan habitat- of vogelrichtlijngebied of de beoogde grasland- en loofhabitats. Er worden dan

    ook geen negatieve effecten berekend t.h.v. deze habitats. Aangezien de depositiecontouren

    nergens reiken tot aan habitatrichtlijngebied, worden er ook aan de voorlopige zoekzones geen

    effecten berekend.

    Ten gevolge van de grondwaterwinning op het bedrijf wordt zowel in de huidige, als toekomstige

    situatie een verwaarloosbaar effect begroot.

    Effecten ten gevolge van rustverstoring werden als verwaarloosbaar ingeschat.

    MILDERENDE MAATREGELEN

    De nieuwe pluimveestal wordt gebouwd volgens AEA-systeem P- . a te isselaa . Een warmtewisselaar zorgt voor een aanzienlijke ammoniakreductie t.o.v. een traditionele stal. Ook

    alle andere bestaande stallen worden omgevormd worden naar AEA-systeem P-6.4. Buiten deze

    project-geïntegreerde maatregelen worden onderstaande mitigeerde maatregelen aangehaald.

    De exploitant voorziet in de aanleg van een volwaardig groenscherm, opgemaakt door de provincie (bijlage 4: beplantingsplan).

    LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE

    REFERENTIESITUATIE

    Traditionele Landschappen

    Rekening houdende met de indeling van Vlaanderen in Traditionele Landschappen (Antrop et

    al., 2002) bevindt het studiegebied te Hoogstraten zich in het traditionele landschap

    Noo de ke pe 310000). Bovendien maakt Hoogstraten onderdeel uit van het regionaal landschap Land van Brecht .

    Landschapsatlas

    De Landschapsatlas is met zijn aanduiding van de verschillende relictzones te beschouwen als een

    landschappelijk referentiekader voor Vlaanderen. Voor het gehele Vlaamse grondgebied werden

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 26

    S_MER_R.1_v1

    relicten gekarteerd en beoordeeld op basis van hun gaafheid, samenhang en herkenbaarheid.

    Een relict dient hierbij beschouwd te worden als een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt

    van de toestand die toenmaals was.

    Voorliggend bedrijf is niet gelegen in een landschappelijke relictzone. De dichtstbijzijnde

    eli tzo e is gelege op a. te ooste a het ed ijf. Het et eft de eli tzo e Mee selse Be ge e ‘o e os ‘ . Deze landschappelijke relictzone is een hoger gelegen gesloten landschap palend aan de Markvallei.

    Op te ooste a het ed ijf loopt het lij eli t Oude eg Mee - B eda L . Bi e een straal van 1 km komen geen puntrelicten voor.

    Bouwkundig erfgoed, monumenten en archeologische waarde

    Binnen het studiegebied komen geen beschermde dorps- of stadsgezichten voor.

    Binnen een straal van 1km zijn geen relicten opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed.

    Inzake archeologisch erfgoed zijn er volgens de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) tot op

    heden geen vindplaatsen te melden op de projectlocatie zelf, er is tot nu ook geen systematische

    prospectie gebeurd.

    EFFECTEN

    Door de uitbreiding zal 1 nieuwe stal met een dakoppervlakte van 2.400m³ gerealiseerd worden

    op grasland. Gezien de toename in het bedrijfsvolume, wordt uitgegaan van een matig negatief

    effect.

    Inzake landschappelijk erfgoed wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbaar effect.

    De bedrijfsuitbreiding heeft geen of verwaarloosbare effecten op bouwkundig erfgoed.

    De kans op archeologische vondsten wordt weinig waarschijnlijk geacht.

    In geval van vondsten wordt ervan uitgegaan dat het art. 4§2 van het archeologiedecreet, dat de

    zorgplicht van de eigenaar en de gebruiker omschrijft, wordt toegepast. In navolging van dit

    artikel dient de eigenaar en gebruiker, in geval van vernietiging van archeologisch patrimonium,

    de nodige tijd en middelen ter beschikking te stellen om het terrein te onderwerpen aan een

    archeologisch vooronderzoek en opgraving. Er wordt uitgegaan van een potentieel gering

    negatief effect.

    Inzake landschapsperceptie wordt uitgegaan van een gering negatief effect, gezien het bedrijf

    een gesloten, compact en geordend geheel vormt en de huidige en geplande aanplantingen het

    negatieve visuele effect vanaf de straatkant erg beperken.

    MILDERENDE MAATREGELEN

    Reeds toegepaste maatregelen

    ○ Het bedrijf vormt een verzorgd uitziend onderdeel van het agrarische landschap. ○ Rondom en op het bedrijf zijn reeds een aantal groenelementen aanwezig.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 27

    S_MER_R.1_v1

    Geplande maatregelen

    ○ De nieuwe stal wordt opgetrokken in dezelfde stijl als de bestaande stallen. ○ In januari 2016 is de tuin-en landschapsarchitecte van de provincie Antwerpen op

    plaatsbezoek geweest om in samenspraak met de initiatiefnemer een beplantingsplan op

    te stellen om het huidig aanwezige grond uit te breiden tot een volwaardig groenscherm.

    De initiatiefnemer verbindt zich ertoe om de aanplanten te realiseren het eerst volgende

    plantseizoen na voltooiing van de werken.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 28

    S_MER_R.1_v1

    5. MONITORING Door de overheid, als mede door de geldende wetgevingen, zijn er verschillende maatregelen

    opgelegd en gegevens opgemeten en/of gerapporteerd, welke het (gedeeltelijk) mogelijk maken

    op te volgen hoe het bedrijf ten opzichte van bepaalde milieueffecten evolueert. Hier worden de

    verschillende relevante elementen aangehaald en bondig toegelicht.

    Geurhinder - klachtenopvolging op gemeentelijk niveau

    Met betrekking tot geurhinder worden eventuele klachten geregistreerd op de gemeentelijke

    milieudienst. Indien noodzakelijk worden de klachten doorgegeven aan de milieu-inspectie, die

    deze klachten verder onderzoekt.

    Verzuring - sectorale opvolging op gewestelijk niveau

    Voor opvolging van de verzuringsproblematiek wordt specifiek op bedrijfsniveau geen

    monitoring voorgesteld. De verzuringsproblematiek dient eerder sectoraal en op gewestelijk

    niveau opgevolgd te worden (Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015 (MINA-plan 4)).

    Verstoring waterhuishouding - debietmeter grondwater

    Sinds 1 juli 1997 moet iedere heffingsplichtige grondwaterwinning uitgerust zijn met een

    debietmeter, die het opgepompte volume grondwater bepaalt. Deze teller moet geplaatst

    worden voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. VLAREM II bepaalt de

    voorwaarden waaraan deze meetinrichting moet voldoen (afdeling 5.53.3). Deze maatregel en

    de vergunningsplicht hebben tot doel de kwaliteit en de kwantiteit van de grondwaterreserves

    en de omgeving van de waterwinning (waterpomp) voor schade te behoeden.

    De initiatiefnemer dient te zorgen voor een goede opvolging van het waterverbruik uit de

    grondwaterwinning.

    Vermesting – MAP-meetpunten

    De exploitant dient verder mee de evolutie van de nitraatconcentratie binnen het deelbekken

    waarin hij actief is op te volgen.

    Bodemverstoring – grondverzet

    Rekening houdende met een grondverzet van meer dan 250 m³ dient de initiatiefnemer volgens

    Vlarebo een technisch verslag te laten uitvoeren ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten

    grond.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 29

    S_MER_R.1_v1

    6. LEEMTEN IN DE KENNIS Geurhinder

    ○ Over de gehanteerde emissiecoëfficiënten van geur bestaat nog wetenschappelijke onzekerheid.

    ○ In het MER werd de geuremissie ten gevolge van het bedrijf ingeschat op basis Nederlandse emissiecijfers.

    ○ Met betrekking tot de geurnormering zelf werd een toetsing uitgevoerd aan de hand van nieuw bepaalde basisbeschermingsniveaus voor Vlaanderen. Deze

    beschermingsniveaus zijn echter slechts voorlopig voorgestelde niveaus (voorgesteld

    i het og i op aak zij de isiedo u e t: De eg aa ee duu zaa geu eleid en mogen aldus nog niet als definitief vastgelegde niveaus geïnterpreteerd worden.

    ○ Kwantitatieve inschatting van cumulatieve effecten is moeilijk. Op basis van informatie inzake de vergunde dierenaantallen van omliggende veeteeltbedrijven

    wordt getracht een ruwe inschatting te maken van de aanwezige hinder (slechts een

    beperkt aantal bedrijven kan binnen de scoop van de MER-studie mee in rekening

    worden gebracht; over deze bedrijven zijn geen detailgegevens gekend i.v.m.

    gebruikte stalsystemen, aantal dieren per diercategorie en aantal niet-vergunde

    dierenaantallen ... ).

    ○ Het inschatten van het exacte effect van groenelementen is niet mogelijk.

    Verzuring

    ○ Over de gehanteerde emissiecoëfficiënten van ammoniak bestaat nog wetenschappelijke onzekerheid. Naast de uitgestoten hoeveelheden ammoniak

    staan ook de depositiefactoren in functie van de afstand tot het bedrijf nog ter

    discussie.

    ○ Het inschatten van het exacte effect van groenelementen is niet mogelijk.

    Geluidshinder

    ○ De geluidsniveaus van geluidsbronnen worden niet gemeten. Toch kan naar verwachting op basis van geluidsniveaus uit de literatuur, technische brochures en

    eerdere metingen in combinatie met mathematische wetmatigheden een vrij

    realistisch beeld van de geluidsniveaus bekomen worden.

    ○ Bij de inschatting van de geluidsproductie door ventilatoren kan enige overschatting optreden wegens het feit dat het drempeleffect van de stal zelf niet gekend is. De

    gebruikte berekening is dan ook een slechtste geval benadering.

    Stofhinder

    ○ De simulatie van de PM10- en PM2,5-immissie is eveneens gebaseerd op algemene waarden. Bedrijfsspecifieke metingen zijn niet beschikbaar.

    ○ De achtergrondwaarde inzake de PM10-stofemissie binnen het studiegebied kan slechts benaderend bepaald worden.

    ○ Over de gehanteerde stofemissiecoëfficiënten bestaat nog wetenschappelijke onzekerheid.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 30

    S_MER_R.1_v1

    ○ Ook voor het effect van de luchtgeleidingsbakken op de stofemissie zijn geen concrete cijfers beschikbaar.

    ○ Het inschatten van het exacte effect van groenelementen is niet mogelijk.

    Samenvattend kan gesteld worden dat de aanwezige leemten zo goed mogelijk ingevuld werden.

    Ingeval van onzekerheden is hiervoor uitgegaan van een worstcasescenariobenadering. Deze

    leemten hebben echter geen wezenlijke invloed gespeeld op de algemene besluitvorming voor

    het voorliggende project.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 31

    S_MER_R.1_v1

    7. EINDCONCLUSIE Het project omvat de uitbreiding en hervergunning van het bestaande slachtkuikenbedrijf Van

    der Linden, gelegen in Bieshof 9, 2321 Hoogstraten.

    Het bedrijf is momenteel vergund voor het houden van 60.000 slachtkuikens in 2 bestaande

    traditionele stallen waarin 30.000 dieren per stal vergund zijn.

    In de toekomstige situatie wenst de initiatiefnemer een uitbreiding van het vergunde

    dierenaantal aan te vragen. Hiervoor zal een nieuwe ammoniakemissiearme stal volgens

    stalsysteem P- . a te isselaa ijge ou d o den. Ook de 2 bestaande stallen zullen omgevormd worden van traditioneel naar AEA door deze te voorzien van een warmtewisselaar

    hetgeen een aanzienlijke reductie van ammoniakemissie met zich meebrengt t.o.v. een

    traditionele stal. In de bestaande stallen 1 en 2 zal de stalbezetting in de toekomstige situatie

    respectievelijk 30.000 en 28.000 slachtkuikens bedragen. In de nieuwe stal zullen 53.000

    slachtkuikens gehuisvest worden. In totaal zullen er in de toekomstige situatie aldus 111.000

    slachtkuikens gehouden kunnen worden op het bedrijf.

    Het bedrijf is momenteel vergund voor één grondwaterwinning met een totaal debiet van 4.000

    m³/j. In de toekomstige situatie wenst de exploitant een tweede grondwaterwinning te voorzien

    van 4.300 m³/j, zodat het totale debiet 8.300 m³/j bedraagt.

    De voorziene uitbreiding van het groenscherm zal een positieve invloed hebben op zowel de

    geuremissie, stofemissie als de ammoniakemissie. Hiervoor werd reeds een erfbeplantingsplan

    aangevraagd door de provincie Antwerpen. Bovendien zal het bedrijf door dit volwaardig

    groenscherm op een goede manier geïntegreerd worden in het landschap.

    De voornaamste effecten van de bedrijfsexploitatie zijn de bijdrages van het bedrijf aan

    geurimmissies, stofconcentratie, verzurende/vermestende deposities (door ammoniakemissie).

    Als projectgeïntegreerde maatregel wordt de nieuwe pluimveestal gebouwd volgens AEA-

    systeem P- . a te isselaa . Ook alle a de e estaa de stalle o de o ge o d worden naar AEA-systeem P-6.4. Een warmtewisselaar zorgt voor een aanzienlijke

    ammoniakreductie t.o.v. een traditionele stal.

    Voorliggend project wordt als haalbaar voor de draagkracht van het milieu beschouwd, mits in

    acht name van volgende maatregelen. Deze maatregelen worden haalbaar en noodzakelijk

    geacht:

    De exploitant voorziet in de aanleg van een volwaardig groenscherm dat hoofdzakelijk bestaat uit streekeigen soorten, opgemaakt door de provincie. Bovendien kan door dit

    groenscherm een bijkomende geurreductie, stofreductie en ammoniakinvang verwacht

    worden.

    Bij het ulle a de silo s o dt ge uik ge aakt van stofzakken.

    In de toekomstige situatie een hemelwateropvang voorzien wordt van 80m³. Deze hemelwateropvang zal het hemelwater dat op de daken van de nieuwe stal en de

    bestaande stal 2 valt opvangen. Dit opgevangen hemelwater zal aangewend worden voor

    laag aa dige toepassi ge zoals kuis ate a de stalle e de a te isselaa s, … . Het overige regenwater kan infiltreren langs de verharde oppervlakten.

    Het project voorziet 4 bijkomende citernes van elk 10 m³ voor de opvang van reinigingswater van de nieuwe stal.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 32

    S_MER_R.1_v1

    Het controleren van het herstel van de grondwatertafel tussen 2 pompbeurten wordt in dit mer opgenomen als aanbeveling. Indien blijkt dat de grondwatertafel zich niet volledig

    herstelt, dient verder gezocht te worden naar oplossingen.

    Er dient voldaan te worden aan de Vlarebo- en Vlarema-wetgeving.

    De uitbreiding in dierenaantal wordt op het bedrijf gerealiseerd door het bekomen van nutriëntenemissierechten door mestverwerking. M.a.w. de extra mest die geproduceerd

    wordt op het bedrijf wordt afgevoerd naar een externe mestverwerking.

    De ventilatoren van de nieuwe stal zullen opgesteld worden binnen een centrale uitlaatkoker, wat zorgt voor een geluiddempend effect. De nieuwe ventilatoren zullen

    tevens computergestuurd en geluidsarm zijn (61 dB(A)) en computergestuurd.

    Tijdens het laden worden de motoren van de bedrijfsvoertuigen stilgelegd.

    Het lossen van de dieren dient, zoals nu het geval is, naar de toekomst toe overdag te blijven gebeuren. Ook het laden van de dieren en lossen van het voeder dient zoveel

    mogelijk overdag te gebeuren. Het onnodig dichtslaan van de laadklep dient vermeden

    te worden door goede afspraken te maken met leveranciers.

    Tijdens de werkzaamheden dient de initiatiefnemer er op te letten dat de aannemer de geluidshinder ten gevolge van de werken zo goed mogelijk beperkt en dat het onnodig

    laten draaien van machines en motoren voorkomen wordt.

    Er moet rekening gehouden worden met een schappelijk start- en einduur van de bouwwerken, enz. Dit opdat de hinder naar omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt.

    Het aantal benodigde transporten proberen dient zoveel als mogelijk beperkt te worden door niet-volle transporten te vermijden.

    De nieuwe stal worden opgetrokken in dezelfde stijl als de bestaande stallen.

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/

  • Antwerp ● Brussels ● Ghe t ● Hasselt ● Na ur [email protected] – www.ecorem.be 33

    S_MER_R.1_v1

    8. BIJLAGEN - Figuur 2.1 (Stratenplan)

    - Figuur 2.3 (Gewestplan)

    - Figuur 3.1 (Uitvoeringsplan – huidige situatie)

    - Figuur 3.2 (Uitvoeringsplan – geplande situatie)

    mailto:[email protected]://www.ecorem.be/