DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal...

114
[Geef tekst op] 2018 Frank Haemers Juridische dienst BIBF DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST BIBF

Transcript of DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal...

Page 1: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

[Geef tekst op]

2018

Frank Haemers

Juridische dienst BIBF

DEONTOLGIE EN DE

BOEKHOUDER-FISCALIST BIBF

Page 2: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 2

Inhoudsopgave

I. HET BEROEP EN HAAR ORGANISATIE ............................................................... 5

I.A. Even terug in de tijd ................................................................................... 5

I.B. De leden van het Instituut: ......................................................................... 9

I.C. Enkele bij wet ingstelde organen ................................................................ 9

I.D. Andere organen : ..................................................................................... 10

II. DEONTOLOGIE: ALGEMENE PRINCIPES EN TOEKOMST ................................ 11

II.A. Begrip ...................................................................................................... 11

II.B. Deontologie vandaag en in de toekomst ................................................... 12

II.C. Deontologie en de boekhouder - historiek ................................................ 14

II.D. Deontologie en de boekhouder: het basisartikel ....................................... 15

III. HOODSTUK I : ALGEMENE BEPALINGEN ........................................................ 16

III.A. Artikel 1: terminologie ............................................................................. 16

III.B. Artikel 2: Waaruit bestaat de plichtenleer? ................................................ 16

III.C. Artikel 3: Het beginsel van de persoonlijke verantwoordelijkheid ............. 17

III.D. Artikelen 4 – 5 : de bekwaamheid, rechtschapenheid, eerlijkheid en

waardigheid & onafhankelijkheid .......................................................... 19

IV. HOOFDSTUK II : DE BOEKHOUDER EN HET INSTITUUT ................................ 23

IV.A. Artikel 6 - De ledenbijdrage ..................................................................... 23

IV.B. Artikel 7 – 9: Communicatie .................................................................... 23

IV.C. Artikel 10: De samenwerking ................................................................... 24

V. HOOFDSTUK III : DE VERPLICHTINGEN VAN DE BOEKHOUDER .................. 26

V.A. Artikel 11 § 1 : de opdrachtbrief ............................................................... 26

V.B. Artikel 11, § 2 : het permanent dossier – de werkdocumenten .................. 31

V.C. Artikel 12 : Schorsing hoedanigheid ......................................................... 34

V.D. Artikel 13 :het ereloon ............................................................................. 34

V.E. Artikel 14 : De verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering .............. 35

V.F. Artikel 15 : De permanente vorming : ...................................................... 37

VI. HOOFDSTUK IV : DE BOEKHOUDER BIBF EN ZIJN CONFRATER. .................. 39

VI.A. Artikel 16: De hoffelijkheid tussen confraters ............................................ 39

VI.B. Artikel 17: Overdracht dossier - retentierecht ............................................ 41

VI.C. De stagiair en de stagemeester ................................................................. 44

VI.D. Tot slot nog dit ......................................................................................... 45

Page 3: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 3

VII. HOOFDSTUK V : DISCRETIEPLICHT EN BEROEPSGEHEIM .............................. 46

VII.A. Discretieplicht & artikel 19 van het Reglement van Plichtenleer ................ 46

VII.B. Het beroepsgeheim .................................................................................. 47

VII.C. Het beroepsgeheim en de huiszoeking ..................................................... 52

VII.D. Het beroepsgeheim en de fiscus ............................................................... 53

VIII. HOOFDSTUK VI : BEROEPSACTIVITEITEN EN ONVERENIGBAARHEDEN ....... 54

VIII.A. Artikel 20 : de verenigbare activiteiten ..................................................... 54

VIII.B. Artikel 21 : de onverenigbare activiteiten ................................................. 54

VIII.C. Artikel 22: tewerkstelling bij overheid ...................................................... 55

IX. Art 23-28 : INFORMATIEVERSPREIDING DOOR DE BOEKHOUDER BIBF ....... 56

IX.A. Inleiding .................................................................................................. 56

IX.B. Wat is toegelaten? .................................................................................... 56

IX.C. Wat is verboden? ..................................................................................... 57

IX.D. Wetboek Economisch recht : nieuwe verplichtingen ................................. 58

X. HET BOEKHOUDKANTOOR EN DE RECHTSPERSOON .................................... 59

X.A. Inleiding .................................................................................................. 59

X.B. De professionele vennootschap ................................................................ 59

X.C. Doel van de rechtspersoon ....................................................................... 62

X.D. Bijzondere samenwerkingsverbanden ...................................................... 64

X.E. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering ................................................ 67

X.F. Ondernemingsnummer & erkenningsnummer BIBF .................................. 68

X.G. De erkenningsprocedure .......................................................................... 69

X.H. Erkenning verplicht ? ................................................................................ 70

XI. KLANTENACCEPTATIEBELEID – INTERNE RISICOBEHEERSING ....................... 71

XI.A. Inleiding .................................................................................................. 71

XI.B. Het klantenacceptatiebeleid -Algemeen .................................................... 74

XI.C. Aanvaarding-weigering ............................................................................ 74

XI.D. Verderzetten of stoppen ? ......................................................................... 76

XI.E. Einde van de relatie ................................................................................. 78

XII. KLACHTEN- GESCHILLEN- INBREUKEN ............................................................ 79

XII.A. Inleiding .................................................................................................. 79

XII.B. Wat kan het Instituut NIET doen? ............................................................. 79

XII.C. Wat kan het Instituut WEL doen? : arbitrage - tucht ................................... 80

Page 4: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 4

XII.D. Tuchtsanctie: gevolgen ............................................................................. 84

XII.E. Eerherstel- uitwissing van straf .................................................................. 84

XII.F. Bemiddeling - een alternatief ? ................................................................. 85

XIII. REGLEMENT VAN PLICHTENLEER ..................................................................... 87

XIII.A. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen .................................................. 87

XIII.B. HOOFDSTUK II. - De Boekhouder BIBF, het Beroepsinstituut en haar leden

............................................................................................................. 89

XIII.C. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de Boekhouder BIBF .................... 90

XIII.D. HOOFDSTUK IV. - De boekhouder BIBF en zijn confraters ...................... 92

XIII.E. HOOFDSTUK V. - Het beroepsgeheim..................................................... 93

XIII.F. HOOFDSTUK VI. - Beroepsactiviteiten en onverenigbaarheden ............... 93

XIII.G. HOOFDSTUK VII. - De informatie naar het publiek. ................................. 96

XIV. GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSREGELS ECONOMISCHE VRIJE BEROEPEN

BETREFFENDE RECLAME EN ANDERE VORMEN VAN MARKETING ................. 99

XIV.A. INLEIDING .............................................................................................. 99

XIV.B. BEGINSELEN ......................................................................................... 100

XIV.C. UITLEG .................................................................................................. 101

XV. RICHTLIJN BETREFFENDE DE PERMANENTE VORMING VAN DE ERKENDE

BOEKHOUDERS(-FISCALISTEN) EN DE STAGIAIRS BOEKHOUDERS (-

FISCALISTEN) BIBF .......................................................................................... 103

XV.A. Reglementair kader ................................................................................ 103

XV.B. Welke vorming komt in aanmerking (onderwerpen van de bijscholing)? . 104

XV.C. Erkende vormingsinstellingen en organisaties bij het BIBF

(opleidingsverstrekkers) ....................................................................... 105

XV.D. Aantal uren jaarlijkse vorming en jaarlijkse rapportering door de BIBF leden

en stagiairs .......................................................................................... 108

XV.E. Sanctionering bij niet naleving van de vormingsverplichting ................... 109

XVI. GRATIS EERSTELIJNSADVIES - WET VAN 22 april 1999 .................................. 110

XVII. BIBF EN HET FINANCIEEL PLAN IN HET LICHT VAN DE WET VAN april

1999 112

Page 5: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 5

I. HET BEROEP EN HAAR ORGANISATIE

I.A. EVEN TERUG IN DE TIJD

1494: Publicatie in Venetië van de “Summa de Arithmetica, Geometrica, Proportioni et

Proportionalita”, geschreven door Luca Pacioli (°1445-1517).

Dit boek is niet alleen belangrijk omwille van de samenvatting (“summa”) van de stand

van zaken in de wiskunde van die tijd maar in het bijzonder omwille van het vijfde

hoofdstuk met als titel “De Computis et Scripturis”.

In dit hoofdstuk, opgedragen aan zijn toenmalige opdrachtgever de hertog van Urbino

(een steenrijk zakenman uit Venetië), beschrijft Luca Pacioli voor de eerste maal in de

geschiedenis, op wetenschappelijke wijze, een methode die een onderneming toelaat

om alle inkomsten en uitgaven, goederenstromen en dergelijke te registreren en dit

zowel op korte termijn (in boeken) als op langere termijn (balans). Wat wij nu zouden

omschrijven als dubbel boekhouden stond in die tijd bekend als de Venetiaanse

methode daar het handelaars uit Venetië waren die het systeem in de praktijk

ontwikkeld hadden.

Hoewel hij dus niet de “uitvinder” was van het dubbel boekhouden en de daarbij

horende technieken en begrippen die boekhoudkundige beoefenaars overal ter wereld

vandaag nog steeds gebruiken is Luca Pacioli wel de eerste geweest om er op een

wetenschappelijke manier een volledige beschrijving van te maken1.

1903: Oprichting van een “Syndicale Kamer van Boekhouders” met o.a. als doel het

beroep te omringen met alle waarborgen wensbaar uit het standpunt “bekwaamheid,

eerlijkheid en zedelijkheid” van de boekhouders.

1937: publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift van een ontwerp van wet voor de

reglementering van het boekhoudkundig beroep.

1953: oprichting van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren2

1959: Eerste poging om in het Parlement een ontwerp van wet tot regulering van het

boekhoudkundig beroep neer te leggen.

Ondanks dit vroege initiatief zou het nog tot 1976 duren voordat een beslissende stap

richting beroepsreglementering zal gezet worden. In het Belgisch Staatsblad verschijnt

dan de Kaderwet van 01 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de

1 Het leek het BIBF daarom logisch dat een tijdschrift gewijd aan het boekhouden en het boekhoudkundig

beroep de naam zou krijgen van diegene die voor de eerste maal over boekhouding heeft geschreven. Tot

vandaag werden al meer dan 400 Pacioli’s (sinds 1999 ook te raadplegen op www.bibf.be) gepubliceerd.

2 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de bedrijfsrevisoren en organisatie van

het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007 (B.S., 24.05.2007).

Page 6: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 6

beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen3. Deze

Kaderwet laat dienstverlenende intellectuele beroepen toe om zich te organiseren in een

beroepsinstituut en de uitoefening van het beroep aan bepaalde voorwaarden te

onderwerpen. De publicatie van de Kaderwet leidt echter niet onmiddellijk tot de

oprichting van enig Instituut.

In 1985 wordt in het kader van de hervorming van het bedrijfsrevisoraat overgegaan tot

oprichting van het Instituut der Accountants (IDAC) waarbij het beroep en de titel van

accountant werden gereglementeerd.

Deze oprichting zal een aantal personen en beroepsverenigingen inspireren om op basis

van voormelde Kaderwet een verzoek tot oprichting van een beroepsinstituut van

boekhouders in te dienen bij de minister bevoegd voor de middenstand en te publiceren

in het Belgisch staatsblad4.

Dit zal uiteindelijk leiden tot het Koninklijk Besluit van 19 mei 1992 houdende

oprichting van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders (BIB). Officieel begint het

Instituut haar werking dan op 01 juni 1993. Sinds die datum dient eenieder die als

zelfstandige het beroep van boekhouder wenst uit te oefenen of de titel van erkend

boekhouder wenst te voeren te zijn ingeschreven op het tableau of lijst van stagiairs

bijgehouden door het BIB.

De reglementering van de boekhoudkundige beroepen kon echter nooit als af

beschouwd worden zonder aandacht voor het fiscale luik van hun activiteiten. Wie

boekhouden zegt, zegt in één adem ook fiscaliteit.

De reglementering van dit fiscale luik heeft echter heel wat voeten in de aarde gehad.

De fiscaliteit is niet alleen op zich zelf al een gevoelig onderwerp maar tevens werd en

wordt het beoefend door tal van andere beroepen dan de boekhoudkundige beroepen,

zoals advocaten, notarissen maar ook banken of ondernemersverenigingen die aan hun

klanten of leden fiscale bijstand verlenen.

Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op

die dag wordt in het Belgisch Staatsblad de Wet van 22 april 1999 betreffende de

boekhoudkundige en fiscale beroepen gepubliceerd.

De belangrijkste innovatie van deze wet is uiteraard de reglementering en bescherming

van de beroepstitels van belastingconsulent en erkend boekhouder-fiscalist binnen

respectievelijk het Instituut der Accountants en het Beroepsinstituut van Boekhouders.

Beiden hebben dan in 1999 ook een naamsverandering ondergaan tot Instituut der

Accountants en Belastingconsulenten (IAB) en Beroepsinstituut van Boekhouders en

Fiscalisten (BIBF).

3 Ook gekend als de Kaderwet Verhaeghe 4 Belgisch staatsblad van 05 augustus 1987

Page 7: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 7

Beide titels worden zo onderworpen aan kennisvoorwaarden en aan een deontologisch

toezicht, zonder dat er evenwel een beroepsreglementering in het leven wordt

geroepen.

Concreet betekent dit dat de fiscale dienstverlening niet uitsluitend zal toekomen aan de

belastingconsulenten en de erkende boekhouders-fiscalisten, maar dat niemand deze

titels nog mag voeren of enige term die hiermee kan worden verward als hij niet bij één

van de twee Instituten is ingeschreven.

De functie van belastingconsulent en erkend boekhouder-fiscalist wordt gedefinieerd in

functie van volgende opdrachten5 die zij vervullen:

- advies verstrekken in alle belastingaangelegenheden;

- belastingplichtigen bijstaan bij de nakoming van hun fiscale verplichtingen;

- belastingplichtigen vertegenwoordigen (t.a.v. de administratie)

Het verschil tussen belastingconsulenten en erkende boekhouders-fiscalisten is dus geen

verschil inzake bevoegdheden, maar wordt bepaald door hun aanhorigheid tot hetzij

het IAB hetzij het BIBF.

De bescherming van fiscale beroeptitels is een grote stap geweest doch de praktijk leert

dat een volgende stap, nl. een gehele of gedeeltelijke beroepsreglementering

noodzakelijk is. Dit verlangen, aanwezig bij de drie beroepsinstituten, dateert niet van

vandaag doch tot op heden hebben pleidooien in die richting tot op heden nog maar

een beperkt 6 resultaat opgeleverd.

In het kader van de Taxcificatie van (toenmalig) Minister van Financiën, Koen Geens

hebben de Instituten in een gezamenlijk schrijven nogmaals hun verlangens terzake

geformuleerd7. De Minister heeft aandachtig geluister en verklaard:

“ Om de vertrouwensrelatie te versterken, zal onderzocht worden:

of wat het vertegenwoordigen van de belastingplichtige bij de administratie betreft,

exclusiviteit kan gegeven worden aan bepaalde economische en juridische

beroepsgroepen die daartoe voldoende kwalitatieve waarborgen bieden, met uitsluiting

van alle niet gekwalificeerde personen.

of aan bepaalde economische en juridische beroepsgroepen en/of personen die daartoe

voldoende kwalitatieve waarborgen bieden, bijzondere rechten kunnen worden

toegekend in de vorm van bijv. faciliteiten inzake aangifte, het vereiste mandaat, de

controledatum, de toezending van het controleverslag, de gevolgen die verbonden

5 Zie artikel 38 & 49 van de Wet van 22 april 1999 6 Zoals de bijkomende termijnen voor de aangiftes die de beroepsbeoefenaars indienen via Tax on Web. 7 Zie BIBF, Newsletter van 08 oktober 2013

Page 8: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 8

kunnen worden aan een door hen uitgevoerde contractuele audit, enz. “ ( persbericht

van 19 juli 2013). Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Een volgende grote stap in de geschiedenis van het BIBF betrof het Koninklijk Besluit

van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder

en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon”, waardoor in

uitvoering van artikel 47 van de Wet van 22 april 1999 ook de uitoefening van het beroep

via een rechtspersoon aan bepaalde voorwaarden onderworpen werd8.

Het voorlopige sluitstuk in de geschiedenis van de reglementering van het beroep en het

bestaan van het Instituut is van recente datum. Tot voor kort was de inschrijving op het

tableau van de erkende beroepsbeoefenaars of lijst van stagiairs voorbehouden, en

tegelijk ook verplicht, aan diegene die het beroep uitoefende als zelfstandige in hoofd-of

bijberoep.

Sinds de publicatie van de Wet van 25 februari 2013 (B.S. 19 maart 2013) tot wijziging

van de Wetten van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen

(I en II), die er is gekomen op initiatief van Minister Sabine Laruelle en met de steun van

het BIBF, kan voortaan ook een bediende/ambtenaar de beroepstitel van erkend

boekhouder (-fiscalist) bekomen·.

Via de aanpassing van de Wet van 22 april 1999 werd zo een dubbel doel bereikt:

enerzijds de aanpassing aan de bestaande regelgeving om een boekhoudkundige

bediende de mogelijkheid te bieden om BIBF- lid te worden en dus de beroepstitel van

“erkend boekhouder” of “erkend boekhouder-fiscalist” te dragen. Anderzijds de

incorporatie van de wettelijke bepalingen (die nog van toepassing waren op het BIBF)

van de “kaderwet Verhaegen” (Wet van 1 maart 1976 gecodificeerd door het KB van 3

augustus 2007) in de Wet van 22 april 1999.

Het beroep en de titel zijn dus thans volledig gereglementeerd via één homogene Wet

waarin sprake is van “externe leden en stagiairs” (die het beroep op zelfstandige basis

uitoefenen) en “interne leden en stagiairs” (die het beroep als bediende of in een

overheidsstatuut uitoefenen).

Door het verstrijken van de tijd en door laatste wijzigingen werd het ook noodzakelijk

een aantal andere teksten te updaten : eind 2013 was er al een nieuw Reglement van

Plichtenleer9 en in 2015 verschenen dan nieuwe versies van het Stagereglement10 en

het Examenreglement11.

8 Zie verder hoofdstuk X. 9 KB 22 oktober 2013, B.S. 21.11.2013 10 KB 10 april 2015, B.S. 19.05.2015 11 KB 27 september 2015, B.S. 23.11.2015

Page 9: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 9

I.B. DE LEDEN VAN HET INSTITUUT:

I.C. ENKELE BIJ WET INGSTELDE ORGANEN

Intern boekhouder(-fiscalist) BIBF - stagiair - lid

•Bediende/ambtenaar

•Bescherming van de titel

•Aansluiting niet verplicht

Extern boekhouder(-fiscalist) BIBF - stagiair - lid

•Zelfstandige in hoofd-of bijberoep

•Bescherming titel + beroepsuitoefening

•Aansluiting verplicht

De boekhoudvennootschap BIBF - lid

•Bescherming titel + beroepsuitoefening

•Aansluiting verplicht

BUREAU - KB 27.11.1985

•Uitvoerend orgaan - dagelijks bestuur

•Verkozen binnen en door Nationale Raad

•Voorzitter, ondervoorzitter en penningmeester

NATIONALE RAAD - W. 22.04.1985

•Wetgevend orgaan

•18 werkende leden (9 N+9F) - erkende beroepsboefenaars

•elke 4 jaar verkozen

•toezicht door Regeringscommissaris

UITVOERENDE KAMER & KAMER VAN BEROEP - KB 27.11.1985

•rechtsprekend & administratief orgaan - per taalrol

•3 (Uitvoerende Kamer)- 2 (beroep) werkende leden - erkende beroepsbeoefenaars - elke 4 jaar verkozen

•Voorzitter : magistraat of advocaat

•Rechtskundig assessor (uitvoerende Kamer) = openbaar ministerie

STAGECOMMISSIE-EXAMENJURY - KB 27.09.2018

•Voorzitter & ondervoorzitter BIBF

•leden van de Nationale Raad (max .10)

•externe leden : beroepsbeoefenaars - docenten

•elke 4 jaar opnieuw samengesteld

Page 10: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 10

I.D. ANDERE ORGANEN :

Consultatieve Commissie Beroepsverenigingen : De verantwoordelijken van het BIBF

hebben het van in het begin nuttig geacht om het contact tussen het Instituut (BIBF) en

de beroepsverenigingen te verzekeren en werd er een "Consultatieve Commissie

Beroepsverenigingen" opgericht. Er werd op die manier een forum gecreëerd voor

permanent en gestructureerd overleg tussen het BIBF en al de erkende boekhouders (-

fiscalisten) in de verschillende regio’s van het land. Deze Commissie stelt zich tot doel:

advies in te winnen over een aantal problemen, die het beroep van boekhouder

(-fiscalist) aanbelangen, en waartoe het BIBF een bijdrage kan leveren, zoals de

permanente vorming, de opvang van stagiairs, problemen i.v.m. de honoraria,

enz.

de erkende beroepsverenigingen te informeren over de werking en de

beleidsprioriteiten van het BIBF

Commissie Anti-witwassen : Op basis van artikel 39 van de Wet van 11 januari 199312 -

Anti-witwaswet – en artikel 30 van het anti-witwasreglement van januari 2011, heeft de

Nationale Raad op haar vergadering van 27 februari 2015 beslist om een permanent

autonoom orgaan op te richten onder de vorm van een commissie voor de preventieve

begeleiding en opvolging van de toepassing van de Anti-witwaswetgeving en de

organisatie van de boekhoudkantoren. Deze commissie, die bestaat uit erkende

boekhouders (-fiscalisten), heeft als opdracht :

interne werkgroep voor het uitwerken van o.a. regelementen en teksten inzake de

toepassing van de AWW-wetgeving

organisatie en uitvoeren van controles ter plaatse in de kantoren bij de leden

omtrent de toepassing van de AWW-wetgeving. Deze controles zijn gericht op

preventie en begeleiding en slechts in allerlaatste instantie op bestraffing.

12 Thans artikel 85 van de Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de

financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.

Page 11: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 11

II. DEONTOLOGIE: ALGEMENE PRINCIPES EN TOEKOMST

II.A. BEGRIP

Het is zo oud als de mensheid zelf dat groepen van mensen die een zelfde doel

voor ogen hebben binnen de groep gedragsregels maken en toepassen en dit met

als ultieme doel het succesvolle voortbestaan van die groep te waarborgen. Het

eigene hiervan is dat de overheid in beginsel niet tussenkomt bij de

totstandkoming en niet bij de handhaving van die regels.

Wanneer dit soort van gedragsregels zich in een beroepsmatig kader voordoet hanteert

men vaak de term deontologie13 als omschrijving van de gedragsregels en tuchtrecht als

het mechanisme om de naleving van die gedragsregels te waarborgen.

Aldus ontstaat een rechtssysteem met normaliserende, moraliserende en bestraffende

oogmerken14. Vooral het bestraffende aspect doet onmiddellijk denken aan het ons meer

bekendere strafrecht.

Verschillen en gelijkenissen met het strafrecht

Deontologie en tuchtrecht zijn beperkt tot die personen die zich vrijwillig geëngageerd

hebben zich te schikken naar de regels van de groep waarvan zij deel wensen uit te

maken. Het strafrecht is eigenlijk willens nillens op iedereen van toepassing.

Het strafrecht is gelet op haar alomvattend karakter gebonden aan een zeer belangrijk

principe: nl dat men alleen kan gestraft worden voor feiten die in de wet als strafbaar

zijn omschreven (het “nullem crimem sine lege” beginsel)15. Dit is een grondwettelijk

gewaarborgd recht op bescherming tegen de willekeur van de openbare macht.

Het tuchtrecht, met haar beperkt toepassingsgebied, zal niet noodzakelijk alleen juist

gedefinieerde tekortkomingen behandelen. Dit impliceert dat in beginsel eender welk

feitelijk gegeven het voorwerp kan uitmaken van een tuchtrechterlijk onderzoek.16

13 K. Geens, « Vrij beroep en mededinging: deontologie is een remedie tegen, tucht dikwijls een gevolg

van marktfalen « Tijdschrift voor Privaat Recht 2004/1, p.283 (p.290): « deontologie noemen we de regels

die de dienstverstrekker toelaten zo weinig als redelijk rekening te houden met zijn eigen belang, en het

evenwicht te vinden tussen loyauteit t.a.v. de cliënt en verantwoordelijkheidszin t.a.v. derden en de

maatschappij. » 14 Zie verder ”Rede van Procureur-generaal Du Jardin bij de opening van het gerechtelijk jaar 2001-2002”.

Deze tekst kan u downloaden via http://justitie.belgium.be 15 Zie artikel 12 van Grondwet 16 zie Arbitragehof, Arrest 07 december 1999, nr. 129/99 – www.const-court.be

Page 12: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 12

Gelet op het feit dat gedragsregels en beroepsethiek voortdurend in evolutie17 zijn zou

het ook zeer moeilijk zo niet onmogelijk zijn om een volledige en gedetailleerde lijst te

maken van de beroepsplichten en dus van de beroepsfouten en de sancties op

inbreuken.

Vandaar dat er ook geen “Wetboek deontologie” bestaat en dit ook nauwelijks zou

samen te stellen zijn. Er bestaat wel een evolutie waarbij ordes en instituten de

basisbeginselen van hun plichtenleer gaan vastleggen in een geschreven stuk zoals

“Reglement van Plichtenleer” of “Ethische code”, dat dan vaak bij Koninklijk Besluit

bekrachtigd wordt.

Dit impliceert echter niet dat de tuchtrechter over een onbegrensde vrijheid beschikt om

eender welke feitelijke gedraging op eender welke wijze te sanctioneren. Er bestaat nog

altijd een motiveringsverplichting waar Het Hof van Cassatie strikt op toeziet. Dit houdt

in dat de tuchtrechter verplicht is uit te leggen waarom een bepaalde gedraging

beschouwd wordt als een inbreuk op de deontologie en waarom daar die bepaalde

sanctie tegen over moet staan. Het Hof van Cassatie zal er ook op toezien dat de regels

betreffende o.a. de rechten van de verdediging correct worden toegepast.

Van een louter uit gebruiken en gewoontes bestaand systeem is deontologie thans

zich aan het ontwikkelen naar een hoogwaardig rechtssysteem dat niet meer

gekenmerkt wordt door willekeur maar door een bewust streven naar een goede

bescherming van de eer en waardigheid van het beroep zonder daarom de

fundamentele rechten van de verdediging uit het oog te verliezen

II.B. DEONTOLOGIE VANDAAG EN IN DE TOEKOMST

Als leverancier van wat men in de economische wetenschappen vaak omschrijft als

“vertrouwensgoederen” (goederen waarvan de afnemers wegens hun gebrek aan kennis

en/of ervaring de kwaliteit van de geleverde dienst moeilijk kunnen beoordelen) staan

de leden van publiekrechterlijke beroepsordes vandaag voor een aantal belangrijke

uitdagingen. Deze uitdagingen zijn het gevolg van interne en externe trends.

Intern wordt de beroepsbeoefenaar geconfronteerd met schaalvergroting.

De solopraktijk wordt steeds meer en meer de uitzondering t.a.v. allerhande

samenwerkingsverbanden die vaak de grenzen van landen en/of beroepen

overschrijden18. De organisatie van een interprofessionele vennootschap is één van

17 Zie J. Stevens, « Deontologie: van statica naar dynamica. Over de krachten die ontwikkelingen in de

advocatendeontologie teweeg brengen », Deontologie&Tuchtrecht, 2011/1, p.5, en J.De Blay,

« Deontologie », Mechelen, Kluwer, 2013 18 Zie bv het ontstaan van samenwerkingsverbanden tussen juridische en economische beroepen

Page 13: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 13

die belangrijke uitdagingen waarmee economische/juridische beroepsordes thans

geconfronteerd worden.

De nieuwe informatie- en communicatietechnologie heeft een grote impact op de

wijze waarop het beroep wordt uitgeoefend.

Dankzij de nieuwe technologiën is er voor de invoer en verwerking van financiële

data nauwelijks menselijke handeling meer nodig. Middels datavisualisatie

worden complexe financiële gegevens inzichtelijk gemaakt. Dit maakt de

ondernemers slimmer en slimmer. Het advies en de rol van de boekhouder

wijzigt hierdoor… Hoe zal de boekhouder meer tijd kunnen vrijmaken voor

advies en intensievere begeleiding van zijn cliënteel? Minder historisch zoals de

bespreking van de boekhouding of opmaak van het jaarverslag, maar resoluut

meer op de toekomst gericht, zoals de risico’s die de onderneming loopt.”

(J.Meens op www.Taxworld.be, 09.02.2012)

De ondernemer is immers niet geïnteresseerd in hoe de informatie tot stand komt,

maar wel in de waarde van die informatie en hoe hij die concreet kan toepassen.

De informatieverschaffer wordt een financiële coach die helpt bij de accurate

interpretatie van de informatie. De boekhouding zelf gebeurt zo goed als

virtueel.”(“Praktische leidraad bij een duurzame strategie rond de digitalisering van

uw financiële administratie” – Brochure VBO-BDO mei 2012- op

www.kmocockpit.be)

Externe trends.

De cliënt van vandaag is niet meer die van gisteren. De cliënt/consument van

vandaag is dankzij o.a. de verbeterde opleidingen, de grote hoeveelheid beschikbare

informatie, veel zelfbewuster en kritischer geworden t.a.v. de vrije beroepsbeoefenaar

waarop hij vandaag beroep doet.

Het dient opgemerkt te worden dat ook het tuchtrecht zelf de laatste 40 jaar

geëvolueerd is en blijft evolueren van een zeer gesloten en zeer beroepsgebonden

systeem naar een veel opener en zeer sterk gejuridiseerd systeem. De invloed van de

rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is hier zeker niet

vreemd aan.

Een daarbij aansluitende belangrijke evolutie is enerzijds de toenemende rol van de

overheid en anderzijds deze van de markt. De overheid komt steeds meer tussen in

de organisatie en werking van beroepsorganisaties en ook de markt vereist veel meer

openheid en transparantie. Ter zake kan bv verwezen worden naar de Europese

regelgeving en rechtspraak op het gebied van mededinging die beoefenaars van vrije

beroepen beschouwt als ondernemers en beroepsordes beschouwt als een

“ondernemersvereniging “ die enkel nog het absoluut noodzakelijke mag reguleren en

Page 14: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 14

onttrekken aan de werking aan de vrije markt.

Ook de gewone hoven rechtbanken worden zich stilaan bewust vanhet bestaan van

deontologische regels en zullen er in procedures soms zelf naar verwijzen :

“Als erkend boekhouder dient hij zich te houden aan de deontologie van het

Beroepsinstituut van Boekhouders” (Correctionele Rechtbank Gent, 17 november

2014, niet gepubliceerd)

De beroepsordes en –instituten zijn zich hier al enige tijd terdege van bewust zoals

blijkt uit het feit dat zij zich ook organiseren in een vereniging om deze zaken te

kunnen opvolgen : Federatie voor Vrije Beroepen (www.fvb.be ).

II.C. DEONTOLOGIE EN DE BOEKHOUDER - HISTORIEK

In 1903 een “Syndicale Kamer van Boekhouders” opgericht werd met o.a. als doel

het beroep te omringen met alle waarborgen wensbaar uit het standpunt

“bekwaamheid, eerlijkheid en zedelijkheid” van de boekhouders.

Bij de installatie van het Beroepsinstituut van Boekhouders op 01 juni1993 zal één van

de eerste prioriteiten van de Nationale Raad dan ook bestaan uit het opstellen van een

Reglement van Plichtenleer19. Al in juni 1996 wordt in de BIB-Revue (voorloper van

Pacioli) een ontwerp gepubliceerd20.

Het is op basis van dit ontwerp dat de Nationale Raad op 31 oktober 1997 het

“Reglement van Plichtenleer” aanneemt en ter goedkeuring voorlegt aan de

Ministerraad.

De Ministerraad heeft beslist het voorstel van de Nationale Raad te aanvaarden en het

bindende kracht te verlenen. Het Koninklijk besluit tot goedkeuring van 23 december

1997 werd op 29 januari 1998 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

De tijd heeft echter niet stilgestaan en in het bijzonder de integratie van de interne

boekhouders in het BIBF noodzaakte de Nationale Raad om de plichtenleer te herzien

en aan te passen. Een nieuw ontwerp van Reglement van Plichtenleer werd opgesteld en

bij Koninklijk Besluit van 22 oktober 201321 werd het goedgekeurd. De zaken kunnen

soms snel evolueren en in 2017 was het noodzakelijk een update uit te voeren. Bij

Koninklijk Besluit van 18 juli 2017 werd een nieuw Reglement van plichtenleer22

goedgekeurd en bekend gemaakt in het staatsblad op 14.08.2017.

19 Artikel 45/1, § 4 van de Wet van 22 april 1999, voorheen artikel 8 van de Kaderwet betreffende de

dienstverlenende intellectuele beroepen verleent die bevoegdheid aan de Nationale Raad 20 BIB-Revue, 1996/nr2 21 Belgisch staatsblad 21 november 2013 22 De tekst vindt u in Hoofdstuk XIII en natuurlijk ook op www.bibf.be .

Page 15: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 15

Het “Reglement van Plichtenleer” bevat regels over de verhouding tussen een

boekhouder en het Instituut, de boekhouder en zijn confrater en de boekhouder

en zijn cliënteel en dit in 26 artikelen, gegroepeerd in 7 hoofdstukken.

II.D. DEONTOLOGIE EN DE BOEKHOUDER: HET BASISARTIKEL

Het fundamentele beginsel is vervat in het eerste lid van artikel 4:

”DE BOEKHOUDER MOET ZIJN BEROEP UITOEFENEN MET DE VEREISTE

BEKWAAMHEID, RECHTSCHAPENHEID, EERLIJKHEID EN WAARDIGHEID.”

Dit beginsel23 ligt eigenlijk dan ook aan de grondslag van alle andere bepalingen van

het Reglement van Plichtenleer en aan de rechtspraak van de tuchtorganen (Uitvoerende

Kamer & Kamer van Beroep) die toezien op de naleving van de deontologie.

Het dient hier dan ook beklemtoond te worden dat dit Reglement van Plichtenleer niet

alles omvat. Het gegeven dat er feitelijke gedragingen zijn die niet onmiddellijk aan een

bepaald artikel kunnen gelinkt worden, heeft niet tot gevolg dat deze daarom geen

tuchtrechterlijke inbreuk kunnen maken. Elk feit moet steeds afgetoetst worden aan de

overeenstemming met de waardigheid, rechtschapenheid, bekwaamheid en eerlijkheid.

23 En zullen we ook steeds terugvinden in de plichtenleer van andere vrije beroepen

Page 16: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 16

III. HOODSTUK I : ALGEMENE BEPALINGEN

III.A. ARTIKEL 1: TERMINOLOGIE

Zoals bij elke goede wetgeving/regelgeving worden in eerste instantie een aantal veel in

het Reglement gebruikte termen verklaard en toegelicht. Het is aangewezen om de bij

lectuur van een artikel uit het reglement ook steeds de definities te raadplegen.

III.B. ARTIKEL 2: WAARUIT BESTAAT DE PLICHTENLEER?

Het gaat om een geheel van regels (verplichtingen & verbodsbepalingen) die door de

leden24 bij de uitoefening van het beroep dienen nageleefd te worden. Dit betekent

echter niet dat enkel feiten gepleegd tijdens de uitoefening van het beroep het voorwerp

kunnen zijn van bv een tuchtrechtelijk onderzoek.

De professionele rechtschapenheid van een boekhouder kan ook in het gedrang worden

gebracht door feiten die plaatsvinden buiten het strikte kader van de uitoefening van het

beroep. Het is dus perfect mogelijk dat gedragingen die zich in beginsel afspelen in de

private sfeer van dien aard zijn dat zij afbreuk doen aan de eer en waardigheid waarmee

het beroep moet worden uitgeoefend25.

Wanneer bv een boekhouder strafrechtelijk veroordeeld wordt voor feiten betreffende

o.a. valsheid in geschrifte en oplichting van personen en verenigingen en ook al

gebeurden deze feiten buiten het boekhoudkantoor om, is het niet onmogelijk dat deze

veroordeling ook tuchtrechtelijke gevolgen kan hebben.

In dergelijke situatie oordeelde de Kamer van Beroep dat: “De cliënten, de diverse

overheden ten aanzien wie die cliënten bepaalde boekhoudkundige verplichtingen

hebben moeten erop kunnen vertrouwen dat de door een boekhouder opgestelde

boekhouding waarachtig en betrouwbaar is. Indien men zou aanvaarden dat een

boekhouder buiten zijn kantoor o.a. valsheid in boekhoudingen pleegt zal dit de

waardigheid van de boekhouder en het beroep zeer ernstig aantasten en de

bevoorrechte positie die de boekhouders BIBF vandaag hebben in het gedrang brengen”26.

24 Art 1, 7° omschrijft de leden als: alle natuurlijke personen en rechtspersonen die op het tableau van de

beroepsbeoefenaars of op de lijst van de stagiairs van het Beroepsinstituut zijn ingeschreven 25 Hof van Cassatie, arrest van 17 juni 2011 (http://justitie.belgium.be) 26 Kamer van Beroep, 20 april 2010 - niet gepubliceerd

Page 17: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 17

III.C. ARTIKEL 3: HET BEGINSEL VAN DE PERSOONLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

Een beoefenaar van vrij beroep dient steeds verantwoording27 af te leggen voor de door

hem/haar gestelde professionele daden.

Gelet op de bijzondere vertrouwensfunctie die de beoefenaar van een vrij beroep

geniet, werd algemeen aangenomen dat het hem/haar onmogelijk is zich van deze

verantwoordelijkheid te ontdoen door bv in een contract te bepalen dat “de

beroepsbeoefenaar na beëindigen van de overeenkomst décharge verleend wordt van

alle door deze in het kader van deze overeenkomst gestelde daden en handelingen”.

Dergelijke clausules werden in beginsel als onbestaande beschouwd.

Het “gemeen recht” waar artikel 3 van het Reglement van Plichtenleer naar verwijst is

bv het burgerlijk recht28 en het strafrecht.

Kan men aan deze persoonlijke verantwoordelijkheid ontkomen door bv uitoefening in

vennootschapsverband? Vanuit burgerrechtelijk en strafrechtelijk vlak kan hierop geen

eenduidig antwoord gegeven worden.29

Vanuit deontologisch oogpunt is het eenvoudiger omdat binnen een

boekhoudvennootschap er steeds minstens één persoon, die is ingeschreven op het

tableau of de lijst van stagiairs, moet aangeduid worden die instaat voor de uitvoering

van de opdracht en het zal dan ook hij of zij zijn die zich deontologisch zal moeten

verantwoorden30.

In onderstaand geval werd de deontologische verantwoordelijkheid onderzocht van een

boekhouder in zijn hoedanigheid zal zaakvoerder van twee

boekhoudvennootschappen. De vennootschappen waren nalatig geweest in het

verlenen van bepaalde diensten en werden door een Hof van beroep hiervoor ook

burgerlijk aansprakelijk geacht. De zaakvoerder was door het Hof van beroep niet

persoonlijk veroordeeld daar het niet hij persoonlijk was die nalatig was geweest. De

Kamer van Beroep van het BIBF diende zich uit te spreken over de deontologische

verantwoordelijkheid van deze zaakvoerder.

“…Uit de stukken blijkt dat appellant bestuurder/zaakvoerder was van de beide vennootschappen

op het ogenblik van de feiten en vaak ook de persoon was die de briefwisseling voerde met en voor de BVBA XYZ en dus voor deze laatste een belangrijk aanspreekpunt was.

27 Zie ook artikel 50, §1,1° Wet 22 april 1999 28 Zoals artikel 1382 ev. Burgerlijk Wetboek 29 Zie X. Thiebaut, “De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen”, Pacioli 2000, nr. 76 en

ook S. Moris, “Nieuwe regels inzake aansprakelijkheid van de beoefenaars van cijferberoepen”, Pacioli

2010, nr. 309 30 Zie artikel 50, §1, 1°, 3°lid van de Wet van 22 april 1999

Page 18: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 18

Het zijn de zaakvoerders van boekhoudvennootschappen die erop moeten toezien dat de vennootschap en al haar medewerkers tijdig en correct de opdrachten uitvoeren.

Het arrest toont duidelijk aan dat de zaakvoerders van de vennootschappen terzake tekort zijn geschoten wat betreft BVBA XYZ.

Het zijn inderdaad de vennootschapen die burgerrechtelijk zullen aangesproken worden doch dit sluit in het geheel niet uit dat de zaakvoerders deontologisch verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop de vennootschap de activiteiten uitvoert. Het is ook in die hoedanigheid dat appellant vervolgd werd en het is ook betreffende die hoedanigheid dat de Kamer van Beroep van oordeel is dat de tenlastelegging op deze onderdelen ontvankelijk en gegrond zijn31.”

Het dragen van deze verantwoordelijkheid is wel een mooi uitgangsprincipe maar kan

in de praktijk natuurlijk zeer ernstige gevolgen hebben voor de boekhouder.

Vanuit deze optiek heeft de Nationale Raad reeds bij de totstandkoming van het eerste

Reglement van Plichtenleer dan ook in artikel 14 voorzien dat elke boekhouder BIBF

verplicht is zich te verzekeren voor zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid en dat

deze verzekering aan bepaalde basisvoorwaarden dient te beantwoorden. De wetgever

is de Nationale Raad hierin gevolgd.32

Anderzijds heeft ook de wetgever het sinds 2010 mogelijk gemaakt voor boekhouders

om grenzen te stellen aan hun aansprakelijkheid. In gevolge een wijziging in artikel 50

van de Wet van 22 april 199933 is het mogelijk de aansprakelijkheid te begrenzen door

een bijzondere overeenkomst (bv in het model opdrachtbrief op www.bibf.be ). Dit mag

echter in het geheel niet voor fouten gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk

om te schaden. Ook een overeenkomst die de aansprakelijkheid volledig uitsluit is niet

aanvaardbaar34.

De wetgever heeft ter zake echter geen duidelijke grenzen getrokken en dus bijkomend

onderzoek en begrenzing door de rechtspraak zal noodzakelijk zijn.

Voor de interne boekhouders BIBF worden de grenzen van de aansprakelijkheid

vastgelegd door artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet: “‘Ingeval de werknemer

bij de uitvoering van zijn overeenkomst de werkgever of derden schade berokkent, is

hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.”

31 Nederlandstalige Kamer van Beroep van Beroep, 31 januari 2018. 32 Zie artikel 50, §1, 1° van de Wet van 22 april 1999 33 Wet van 18 januari 2010 – B.S. 17.03.2010 34 Zie Rb. Kh. Gent- Afd. Oostende, 6 oktober 2016, Rechtskundig Weekblad, 2017-2018, nr.29, p. 1151

en S. Moris, “Nieuwe regels inzake aansprakelijkheid van de beoefenaars van cijferberoepen”, Pacioli

2010, nr. 309

Page 19: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 19

III.D. ARTIKELEN 4 – 5 : DE BEKWAAMHEID, RECHTSCHAPENHEID, EERLIJKHEID EN

WAARDIGHEID & ONAFHANKELIJKHEID

III.D.1 Inleiding

Hoewel eigenlijk in alle professionele deontologiën deze termen voorkomen, zal men

nergens een concrete definitie terugvinden. Dit vloeit voort uit de bijzondere eigenheid

van deontologie als een binnen één groep voortdurende evoluerend gegeven. Wat

gisteren misschien onwaardig was is het vandaag niet meer en omgekeerd.

Een van de mooiste illustratie ter zake zijn de evoluerende houdingen betreffende

publiciteit (zie verder). Daar waar twintig jaar geleden het maken van publiciteit door de

beoefenaar van een vrij beroep als een doodzonde en dus in strijd met de waardigheid

werd beschouwd zijn er vandaag de dag nog nauwelijks vrije beroepen waar de

beoefenaars geen publiciteit mogen maken.

Het zal dus aan de bevoegde tuchtorganen zijn om uit te maken of een handeling van

een boekhouder al dan niet een inbreuk vormt op dit basisbeginsel en ook te motiveren

waarom dit zo is.

III.D.2 Onafhankelijkheid

Hoewel van fundamenteel belang wordt ook het beginsel van de onafhankelijkheid niet

concreet gedefinieerd. Het kan eigenlijk het best zoals hieronder omschreven worden:

“Wat mij treft in het begrip van “onafhankelijkheid” van de vrije beroeper is de

,”veelfacettigheid” ervan. Dit concept doelt niet enkel op de onafhankelijkheid van

de vrije beroeper tegenover belangengroepen, maar ook op zijn onafhankelijkheid

tegenover de overheid (justitie, fiscale administratie …), op zijn onafhankelijkheid

tegenover de eigen belangen (die ondergeschikt moeten blijven aan die van de

cliënt) en zelfs op zijn onafhankelijkheid jegens de cliënt zelf waarvan de vrije

beroeper niet de slaafse dienaar mag zijn en van wie hij bijwijlen afstand moet

nemen (bijvoorbeeld, voor de advocaat, afzien van nutteloze of roekeloze procedures).”35

Een klassiek voorbeeld is dat de doorverwijzing naar een andere gespecialiseerde

dienstverlener (verzekeringsmakelaar, sociaal verzekeringsfonds of andere) moet uitgaan

van het beste voor de cliënt en niet wat het beste is voor de doorverwijzer op het vlak

van de commissie die toegekend.

Terzake voorziet artikel 13 § 2 van het Reglement dat het mogelijk is een commissie te

ontvangen of te geven op voorwaarde dat de onafhankelijkheid niet in het gedrang

35 H. Cousy, « Het “Noblesse oblige” van het vrije beroep: van aansprakelijkheid naar

verzekering”, Tijdschrift voor Privaat Recht, 2004/1, p.89 (p.93)

Page 20: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 20

wordt gebracht, door bv aan het ontvangen of toekennen van de commissie

exclusiviteitvereisten te koppelen.

Evenzeer wordt het in dit kader soms aanbevolen om de prestaties voor nauwe familie

of vrienden en dergelijke te vermijden of te beperken tot het uiterste minimum,

minstens deze zeker niet anders te behandelen dan het andere cliënteel (bv op vlak van

aanrekenen ereloon).

Dergelijke nauwe persoonlijke banden zouden de beroepsbeoefenaar niet altijd

inspireren tot de meest objectieve adviezen. Omgekeerd zal bv de familiale cliënt soms

de relatie met zijn/haar boekhouder niet altijd kunnen zien buiten de familiale context.

Kleine meningsverschillen kunnen dan uitgroeien tot zeer ernstige disputen.

Het is binnen deze context dat ook het negatieve advies van de Nationale Raad

betreffende het domiciliëren van maatschappelijke zetels van vennootschappen (al dan

niet van cliënteel) op het kantoor van de boekhouder BIBF moet gesitueerd worden.36

Deze onafhankelijkheid impliceert tevens dat de boekhouder BIBF ook op financieel

vlak onafhankelijk37 dient te zijn en blijven. Wanneer een boekhouder voor het grootste

deel van zijn inkomen enkel kan terugvallen op één cliënt , ontstaat een situatie die zijn

onafhankelijkheid kan ondermijnen. Gelijkaardig is de situatie waarin de boekhouder

toelaat dat een deel van het cliënteel de erelonen niet betaalt doch wel verder prestaties

levert. Dergelijke achterstand zal vaak tot gevolg hebben dat de boekhouder niet meer

over voldoende middelen beschikt om o.a. te investeren in personeel, permanente

vorming en dergelijke. De ervaring met klachten leert dat dergelijke goodwill van de

boekhouder vaak op lange termijn zelf niets eens gewaardeerd wordt, zoals blijkt uit

onderstaand voorbeeld:

“…Omdat de klant na deze controle in financiële problemen was gekomen, heb ik met

de klant de afspraak gemaakt (om de klant in deze moeilijke situatie te helpen) dat wij

voorlopig onze uren niet meer zouden factureren op voorwaarde dat de klant bij ons

klant zou blijven en dat we alles zouden factureren op het ogenblik dat zij in een

betere financiële situatie zou komen. Half 2017 doet zij een beroep op een financieel

adviseur (die ze dan blijkbaar wel kan betalen) om haar bij te staan in

onderhandelingen met medeaandeelhouders in een werkvennootschap waar de klant

was ingestapt in 2016. Vanaf dan verslechtert de relatie tussen ons en onze klant, maar

wij blijven de verschillende taken vervullen desondanks onze klant onze telefoons en

mails nog amper beantwoordt. Omdat ik mij hierover steeds slechter begin te voelen,

maak ik een overzicht van onze uren die nog niet gefactureerd zijn. De financieel

adviseur begint te reageren op onze prestaties en ons uurtarief, maar om de relatie toch

nog te handhaven heb ik gemeld dat ik zou bekijken of een financiële tegemoetkoming

van ons kantoor mogelijk was. Ze laten ons nog een controle van belastingen over 2016

doen, de aangiften in de vennootschaps- en personenbelasting en de BTW-aangifte van

het derde en het vierde kwartaal 2017 doen. In februari 2018 krijgen wij een mail van

36Zie : 37 Zie ook art. 13§1 : Het ereloon dient… de onafhankelijke uitoefening van het beroep te verzekeren.

Page 21: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 21

een collega-boekhouder om het dossier van ons kantoor over te nemen. Wij hebben

aan onze collega-boekhouder onverwijld alle documenten, informatie en bestanden

bezorgd, maar daarna zijn wij ook overgegaan tot facturatie (factuur van 15.944,41

euro excl. BTW) voor al onze gepresteerde uren. Deze facturatie wordt nu

geprotesteerd door de klant en zijn financieel adviseur trekt onze prestaties in twijfel

inzake de tijdsduur (ondanks het feit dat dit uit een uur registratiesysteem komt die al

onze medewerkers en ikzelf moeten invullen) en de kwaliteit van het door ons

geleverde werk en gevoerde boekhouding.

III.D.3 In de praktijk

Onafhankelijkheid is dus geen vaag filosofisch concept doch een gegeven dat een grote

impact kan hebben op de dagdagelijkse werking van een boekhoudkantoor en waar dus

elke beroepsbeoefenaar regelmatig dient bij stil te staan.

Dit stilstaan kan men best op een concrete manier doen en dit bv door het te integreren

een degelijk klantenacceptatiebeleid38. Door middel van een klantenacceptatiebeleid

kan de externe boekhouder voor zichzelf en de medewerkers van het kantoor reeds de

grenzen van een conforme beroepsuitoefening vooropstellen.

De boekhouder, het personeel en medewerkers van het kantoor moeten steeds

voldoende vrij zijn om met een kritische ingesteldheid het dossier van de cliënt te

beoordelen

Tevens dient men erop toe te zien dat de cliënt ook de waarde hiervan leert en dus

leert accepteren dat de boekhouder hem/haar niet altijd naar de mond zal praten en dat

het zinloos is de boekhouder hiervoor onder druk te zetten.

In toepassing van artikel 5 heeft de externe boekhouder zelfs de plicht om een opdracht

te weigeren of terug te geven wanneer een uitoefening conform aan de plichtenleer

niet mogelijk is.

Uit een vraag van een lid:

Een goede cliënt van hem heeft twee vennootschappen. Hij heeft nu een factuur van

vennootschap A (gezonde toestand) op vennootschap B (gaat in faling).

De cliënt heeft de boekhouder expliciet gevraagd om deze verkoopfactuur niet in te boeken aangezien deze toch niet betaald zal worden en hij er dan enkel belasting op dient te betalen.

Hij wil hiervoor de verantwoordelijkheid nemen en zo nodig zelfs een papier ondertekenen dat dit zijn uitdrukkelijk verzoek is en dat de boekhouder geen schuld treft.

38 Zie hoofdstuk XI

Page 22: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 22

Het is duidelijk niet de taak van de boekhouder om positief te reageren op dergelijke

verzoeken. In dergelijk geval dient de boekhouder de opdracht te weigeren of terug te

geven. De verklaring van de cliënt heeft eigenlijk geen waarde en het is niet

onwaarschijnlijk dat de cliënt later zal verklaren dat hij “onder druk” werd gezet door

de boekhouder om dergelijke verklaring te tekenen.

Ook de interne boekhouder dient rekening te houden met het

onafhankelijkheidsbeginsel. Door de bijzonderheid van zijn hoedanigheid als

bediende/ambtenaar (en dus het bestaan van een ondergeschikt verband) zal het hier in

essentie gaan om een intellectuele onafhankelijkheid. Dit kan natuurlijk aanleiding zijn

tot het ontstaan van onverenigbaarheid tussen deontologische regels en instructies van

de werkgever. Dergelijke conflicten worden bij voorkeur intern opgelost maar

desgevallend dienen zij voorgelegd te worden aan de bevoegde Uitvoerende Kamer.

Page 23: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 23

IV. HOOFDSTUK II : DE BOEKHOUDER EN HET INSTITUUT

IV.A. ARTIKEL 6 - DE LEDENBIJDRAGE

Klare teksten behoeven geen verdere toelichting. De modaliteiten van de

ledenbijdrage39 worden steeds door de Nationale Raad bepaald en dit op basis van het

huishoudelijk reglement.

De Kamers zijn ter zake redelijk streng en behoudens uitzonderlijke omstandigheden,

zal de vaststelling van niet–betaling of laattijdige betaling door de Kamers steeds

tuchtrechterlijke gevolgen hebben.

Wij dienen er hier op te wijzen dat de ledenbijdragen de facto de enige bron van

inkomsten40 zijn voor het Instituut en de niet-tijdige betaling de werking van het Instituut

voor al haar leden in het gedrang kan brengen. Daarom is het belangrijk dat wanneer er

zich een ernstig betalingsprobleem voordoet dit dan ook tijdig te melden zodat er naar

een oplossing (bv gespreide betaling) kan gezocht worden.

IV.B. ARTIKEL 7 – 9: COMMUNICATIE

Artikel 7 : Het begrip “gerechtelijke procedure” heeft betrekking op alle procedures

voor de hoven en rechtbanken. Er moet wel een rechtstreekse of

onrechtstreekse band zijn met de uitoefening van het beroep. Procedures die

louter betrekking hebben op aangelegendheden die in het geheel niets te

maken hebben met de uitoefening van het beroep moeten niet gemeld

worden.

Artikel 8: Klare teksten behoeven geen verdere toelichting

Artikel 9: Hierin wordt een algemeen beginsel gesteld in zake de communicatie naar

het Instituut toe. Het niet of laattijdig beantwoorden van de brieven/e-mails

van het Instituut kan als een deontologische tekortkoming worden beschouwd.

In een aantal gevallen waren de Kamers van oordeel dat deze tekortkoming zo

ernstig was dat een tuchtsanctie niet kon uitblijven.

Concrete toepassingen zijn bv de jaarlijkse verzoeken tot het indienen van het

verslag betreffende de gevolgde permanente vorming. Er moet opgemerkt

worden dat het Instituut ter zake een wettelijke opdracht41 heeft en dat het niet

insturen van de verslagen de correcte uitvoering van deze opdracht

39 2018: Leden & stagiairs (na het derde jaar stage of na onwettige uitoefening)(NP) : 405,00 €, Stagiairs

(NP) : 160,00 €, Rechtspersonen: 200,00 €, € 40 Artikel 45/1, §3 Wet van 22 april 1999 41 Zie Artikel 44 van de Wet van 22 april 1999

Page 24: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 24

verhinderd, wat door de Kamers als een ernstige inbreuk op de deontologie

wordt beschouwd.

IV.C. ARTIKEL 10: DE SAMENWERKING

Artikel 10 bevat een aantal bepalingen omtrent samenwerking en in het bijzonder de

communicatie hierover.

Welke vormen van samenwerking worden beoogd ?

In eerste instantie moet het gaan om een duurzame samenwerking. De occassionele

samenwerking wordt dus niet beoogd.

Vervolgens dient ook gekeken te worden naar het doel van de samenwerking : dit kan

zijn :

de gemeenschappelijke uitoefening van het beroep van boekhouder met

boekhouders BIBF of met andere beroepsbeoefenaars : bv samenwerkingsverband

met een juridisch adviseur of een andere economische beroepsbeoefenaar

een middelenvennootschap : het in gemeenschap brengen van middelen

Vervolgens zal artikel 10 ook een aantal mededelingsverplichtingen opleggen en dit

zowel wat betreft de bij de start als bij bv veranderingen in de loop van de

samenwerking. Samenwerken is er niet alleen tussen zelfstandige beroepsbeoefenaars.

Zo vraagt artikel 10 § 7 dat de interne boekhouders BIBF de bevoegde Kamer

schriftelijk inlichten over elke wijziging van werkgever. !!

Tot zover het Reglement van Plichtenleer. Er zijn echter nog aantal andere belangrijke

wettelijke bepalingen waar rekening mee moet gehouden worden, zoals daar zijn.

1. De beroepsreglementering (Art. 46-47 Wet 22 april 1999) : wanneer de

samenwerking ook inhoudt dat de persoon waarmee wordt samengewerkt ook

boekhouding zal doen voor de cliënten zal moeten nagekeken of deze persoon

daartoe wel over een erkenning beschikt. Het Instituut moet soms vaststellen dat

erkende beroepsbeoefenaars soms voor bepaalde activiteiten, zoals inboekwerk,

er wordt samengewerkt met administratieve dienstverleners die echter in het

geheel niet over een erkenning beschikken. Wij brengen hier graag nogmaals in

herinnering dat allen die als zelfstandige boekhouding doen voor derden over

een erkenning moeten beschikken. De handtekening van een erkende

beroepsbeoefenaar kan een onwettige uitoefening van het beroep niet

opvangen42 en kan er zelfs toe leiden dat de erkende beroepsbeoefenaar vervolgd

42 Zie S. Andersen en F. Haemers, “Onwettige uitoefening van boekhoudactivititeiten-rechtspraak in

2014”, Pacioli, 2015, nr. 408 en S. Andersen en F. Haemers, “Onwettige uitoefening van

boekhoudactivititeiten-rechtspraak in 2016”, Pacioli 2017, nr. 450

Page 25: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 25

en veroordeeld wordt als mededader of medeplichtige aan onwettige uitoefening

van het beroep43.

2. Wanneer de samenwerking zal gebeuren via een vennootschap moet deze

laatste een eigen erkenning of toelating aan te vragen (K.B. 15.02.2005). zie

verder in hoofdstuk X

Over samenwerking in het algemeen kan verwezen worden naar de afzonderlijke

rubriek hierover op http://www.federatievrijeberoepen.be/ , waarmen o.a. de tekst van

een “handboek voor samenwerken in associatie” 44 kan raadplegen.

43 Zie Corr. RB Brugge, 02 november 2009. Niet gepubliceerd. Samenvatting :

, “selectie van

vonnissen en arresten”. 44 Paul De Hondt,” Handboek voor vrije beroepen, samenwerken in associatie”,

Page 26: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 26

V. HOOFDSTUK III : DE VERPLICHTINGEN VAN DE BOEKHOUDER

V.A. ARTIKEL 11 § 1 : DE OPDRACHTBRIEF

V.A.1 Van aanbeveling naar verplichting

Hoewel in beginsel de relatie tussen een boekhouder en de cliënt zal steunen op het

wederzijds vertrouwen tussen beide partijen, worden toch best bepaalde afspraken op

papier gezet. Artikel 11 van het Reglement van Plichtenleer (versie 1997) voorzag reeds

in de mogelijkheid dat de boekhouder(-fiscalist) en de cliënt hun wederzijdse

professionele rechten en plichten nader omschrijven in een “opdrachtbrief”. Het

gebruik ervan werd sterk aanbevolen.

Op basis van de ervaringen in tucht- en aansprakelijkheidsdossiers was de Nationale

Raad van oordeel dat het gebruik van een opdrachtbrief niet langer een optie kon zijn

doch de norm diende te worden voor elke externe boekhouder BIBF. Sinds 2013

voorziet het Reglement van Plichtenleer dan ook dat het opmaken van een

opdrachtbrief een deontologische verplichting is. Ook de wetgever is hierin gevolgd en

heeft er ook een wettelijke verplichting van gemaakt: “De externe boekhouder, de

externe boekhouder-fiscalist, de externe stagiair boekhouder, de externe stagiair

boekhouder-fiscalist maken, samen met hun cliënt, een opdrachtbrief op, die de

uitvoering van iedere prestatie voorafgaat. Deze opdrachtbrief omschrijft op een

evenwichtige wijze de wederzijdse rechten en plichten van de cliënt en de

beroepsbeoefenaar.”(artikel 49/1 Wet van 22 april 1999)

Noch de plichtenleer noch de wetgever voorzien een uitzondering. De opdrachtbrief is

dus verplicht:

ongeacht de aard van de opdracht

ongeacht de periodiciteit of regelmaat

ongeacht de hoogte van het ereloon

ongeacht de aard van de cliënt of de door deze uitgevoerde activiteit

ongeacht de wijze waarop de externe beroepsbeoefenaar het beroep uitoefent

V.A.2 De inhoud van de opdrachtbrief – een model

Artikel 11 § 1 van het Reglement omschrijft wat er in dergelijke opdrachtbrief45 dient

opgenomen te worden.

45 J-M Conter, “De opdrachtbrief: Goede afspraken maken goede cliënten”, Pacioli 2014, nr. 384, p.4

Page 27: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 27

Om de externe leden tegemoet te komen werd reeds in 2000 een model van dergelijke,

toen nog aanbevolen, opdrachtbrief voorgesteld. Deze tekst werd in 2008 inhoudelijk

gemoderniseerd en in een nieuw kleedje gestoken en kan men terugvinden op

www.bibf.be :

Deze tekst, werd opgevat als een kadertekst waaruit de externe erkende boekhouder(-

fiscalist) en de cliënt een opdrachtbrief op maat van het individuele dossier kunnen

maken en dit van bij de start van de samenwerking tot het einde ervan met de

overdracht van het dossier aan de cliënt of een confrater.

Tevens werd een hiervoor toepassing op het Extranet ontwikkeld :

V.A.3 Praktische afspraken-handleiding cliënt

Een vaak voorkomend probleem is gebrek aan duidelijkheid over wat de cliënt en de

beroepsbeoefenaar van elkaar mogen verwachten.

Het is dus noodzakelijk om heel goed de opdracht van de boekhouder af te lijnen en dit

na een grondige bespreking met de toekomstige cliënt. Men mag hier niet uit het oog

verliezen dat de boekhouder beschouwd wordt als een “specialist” en er ter zake op

een informatieplicht op zijn/haar schouders zal gelegd worden. De boekhouder dient

duidelijk kenbaar te maken wat wel en niet tot zijn/haar opdracht behoort. Het belang

hiervan blijkt o.a. uit volgende uitspraken.

Hof van Beroep Antwerpen – 08 september 201646

Het hof dient de aansprakelijkheid van een boekhouder voor het niet toepassen van

artikel 10 WCO47 (informatieplicht) waardoor een derde schade zou geleden hebben.

46 Zie K. Van Tilborg, “Cijferberoeper moet niet voortdurend continuïteit onderneming bewaken”, Balans,

2016, nr. 769 47 Thans art XX.23, §3 WER

Page 28: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 28

Het Hof wijst erop dat de informatieplicht enkel van toepassing is als de boekhouders

“in de uitoefening van de opdracht” bepaalde feiten vaststellen. Evenwel stelt het hof in

dit geval vast dat “De externe boekhouder had evenwel slechts een beperkte opdracht

en werd enkel gelast met de afsluiting van het boekjaar, opstellen van de jaarrekening

en aangifte in de vennootschapsbelasting”. Het is binnen deze contekst dat de het Hof

vervolgens de aansprakelijkheid van de boekhouder omtrent de informatieplicht

beoordeelt. In casu achtte het Hof de boekhouder niet aansprakelijk. Indien de opdracht

niet duidelijk was afgelijnd had de uitspraak mogelijks anders geweest.

Rechtbank van Koophandel – Oostende – 06 oktober 201648

De Rechtbank moet de aansprakelijkheid van een boekhouder voor fouten in een

belastingaaangifte onderzoeken: “D. heeft de aangifte voor het aanslagjaar 2014

ingediend. Hierdoor heeft zij de juridische verantwoordelijkheid op zich genomen om

deze zo correct mogelijk in te vullen. Indien zij haar opdracht wenste te beperken tot

het louter materiële werk van het ingeven van cijfers die zouden zijn opgesteld door de

vorige boekhouder had zij de cliënt hier uitdrukkelijk moeten op wijzen. Zij heeft dit

niet gedaan…”. De rechtbank achte de boekhoudster aansprakelijk voor haar fouten.

Een andere klassieker terzake betreft de jaarrekening en de neerlegging ervan. Maar al

te vaak gaat men uit van “veronderstellingen” wie wat en wanneer zal doen. Maak

duidelijke afspraken over de neerleggingskosten en de tijdige betaling ervan, wie zal

neerleggen ….

Teneinde toe te laten op optimale wijze samen te werken is het anderzijds essentieel dat

een aantal praktische afspraken gemaakt worden en dat die op papier gezet worden en

dat alle partijen goed de inhoud ervan begrijpen.

Dit betreft niet alleen afspraken over de wijze waarop en wanneer de documenten of

boekhouding bij de beroepsbeoefenaar aangebracht worden maar waar ook kort kan in

uiteengezet worden hoe de boekhouder omgaat met facturen die deels ook privé-

uitgaven betreffen (VAA, ….), gegevens die onvolledig of onduidelijk zijn

(wachtrekening, rekening courant …) en dergelijke.

De boekhouder zal hier bij de bespreking met de klant benadrukken dat antwoord op

dergelijke vragen essentieel zijn om het werk naar behoren te kunnen doen. De

boekhouder moet er dan wel toezien van die vragen dan vervolgens ook weldegelijk te

stellen en dit tijdig te doen. Vraag en antwoord kunnen in het permanent dossier

bewaard worden.

48 Rb. Kh. Gent- Afd. Oostende, 6 oktober 2016, Rechtskundig Weekblad, 2017-2018, nr.29, p. 1151

Page 29: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 29

Die praktische afspraken kunnen ook betrekking hebben op bv wanneer het kantoor kan

bereikt worden voor persoonlijke afspraken en dergelijke.

Dit hoeft geen uitgebreide tekst te zijn. Men kan dit gerust doen in de vorm van een

klantenhandleiding of webpagina onder de vorm van een aantal Veel Voorkomende

Vragen. De vorm is ter zake niet belangrijk doch wel het feit dat de klant hiervan heeft

kennis genomen en de inhoud ervan begrepen heeft.

V.A.4 Informatiefiche Wetboek Economisch Recht

Artikel III. 74-77 van het wetboek Econmisch recht vereist dat dat de beroepsbeoefenaar

ten allen tijde bepaalde gegevens omtrent zijn beroep en kantoor dient ter beschikking

te stellen van de cliënt49. Dit kan door bv info op de website doch ook als bijlage bij de

opdrachtbrief. Op deze manier kan men ook aantonen dat de cliënt er kennis heeft van

kunnen nemen.

V.A.5 Het einde van de relatie

Aan alle mooie liedjes komt ooit een einde en vaak ook zo aan de werkrelatie tussen

een boekhouder en zijn cliënt.

Hoewel de relatie tussen een boekhouder en de cliënt kan beschouwd worden als een

contractuele relatie gaat men er, zoals bij alle vrije beroepen, van uit dat deze

vertrouwensrelatie niet kan vertaald worden in een verlies of winst situatie.

Daarom moeten betrokken partijen steeds in de mogelijkheid verkeren een einde te

stellen aan hun professionele relatie wanneer om één of andere reden dat vertrouwen

geschonden is (minstens dit zo aangevoeld wordt).

Het beëindigen van die relatie kan al dan niet gepaard gaan met een opzegtermijn of –

vergoeding.

Het meest eenvoudige is natuurlijk om in de opdrachtbrief te voorzien dat beiden de

samenwerking op eender welk ogenblik kunnen beëindigen en dit zonder opzegtermijn

of –vergoeding te voorzien.

Wanneer men toch een opzeggingstermijn of –vergoeding wil voorzien mogen deze

niet buitensporig zijn.

Louter juridisch is het een normaal gegeven dat bij een ontijdige (d.w.z. zonder

inachtname van de opzeggingstermijn) verbreking van een overeenkomst de hierbij

ontstane schade vergoed wordt. In normale omstandigheden heeft de schadelijder recht

op vergoeding van het door hem geleden verlies en gederfde winst50.

49 Zie verder in Hoofdstuk IX. Punt D. 50 Zie bv artikel 1149 en 1151 Burgerlijk Wetboek

Page 30: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 30

Nu zal de schade die hierbij in hoofde van de beroepsbeoefenaar kan ontstaan eigenlijk

uitsluitend bestaan uit gederfde erelonen.

Indien echter de boekhouder BIBF een vergoeding zou vragen voor het derven van de

erelonen dan zou dit de facto neerkomen op het invorderen van erelonen voor niet

geleverde prestaties. Dergelijke vorm van handelen wordt algemeen beschouwd als een

inbreuk op de waardigheid waarmee het beroep dient uitgeoefend te worden.

Daarom zal een typeclausule zoals “dat bij vroegtijdige verbreking van de overeenkomst

de cliënt een schadevergoeding zal verschuldigd zijn die gelijk is aan het nog

verschuldigde ereloon voor het lopende boekjaar en dit met een minimum van 12

maanden” deontologisch niet aanvaardbaar is zijn.

Dit betekent echter niet dat elke vorm van schadevergoeding uit den boze is. Ze mag

louter niet buitensporig zijn. Of de gevorderde schadevergoeding buitensporig is kan

niet in abstracto bepaald worden en zal steeds in concreto beoordeeld worden.

De buitensporigheid volgt niet alleen uit de hoogte van de schadevergoeding doch ook

uit het gegeven dat in de overeenkomst geen alternatieven voorzien worden waardoor

partijen op een andere manier hun samenwerking kunnen beëindigen. Indien bv in de

opdrachtbrief er maar één mogelijkheid zou zijn de overeenkomst te beëindigen en

bovendien elke vorm van eenzijdige opzegging (tijdig of niet) een recht op dezelfde

schadevergoeding doet ontstaan dan kan de schadevergoeding “…niet meer gezien kan

worden als een vergoeding om kosten ten gevolge van een verbreking op te vangen

doch louter een straf is omdat gewoon de overeenkomst verbroken wordt en dit

ongeacht de reden of het tijdstip van de verbreking”51.

Men zal steeds onderzoeken of het gevorderde bedrag niet neerkomt op het innen van

erelonen voor niet-gepresteerde activiteiten.

Nu zal de overgang van een dossier naar de cliënt zelf of naar een confrater soms

gepaard gaan met bepaalde administratieve kosten. Zolang dit geen verdoken poging is

om toch nog wat erelonen te kunnen innen is er geen bezwaar dat dergelijk kosten

aangerekend worden. De vergoeding van deze kosten mag natuurlijk de concrete

overdracht van het dossier niet in de weg staan.

Het is dus uitgesloten dat men als voorwaarde stelt dat de overdracht van het dossier

slechts kan gebeuren dan na voldoening van de factuur voor administratieve kosten.

Men mag hier niet bij uit het oog verliezen dat een negatieve opstelling in deze op

termijn niet alleen schadelijk zal zijn voor de eigen reputatie, maar ook voor de

reputatie van uw confraters in het algemeen.

51 Kamer van Beroep, 27 april 2011, niet gepubliceerd

Page 31: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 31

V.A.6 Tot slot

Daar waar het opstellen en ondertekenen van een opdrachtbrief in het kader van reeds

lang bestaande professionele relaties mogelijks als moeilijk kan gezien worden leert de

ervaring dat het opmaken van een opdrachtbrief een bewijs is van de professionaliteit

van de leden van het Instituut die aan alle betrokkenen alleen maar voordelen biedt.

de AFSPRAKEN in zake uit te voeren opdrachten, geldelijke aspecten en te

respecteren termijnen dienen DUIDELIJK bepaald en toegepast te worden.

Hoewel dit evident schijnt stelt men in de praktijk regelmatig vast, in het

bijzonder wat betreft financiële afspraken, zeer veel vage clausules

voorkomen die ogenschijnlijk enkel in het nadeel van de cliënt spelen maar

op deontologisch vlak wel de waardigheid en eerlijkheid van de boekhouder

BIBF in het gedrang doen komen.

V.B. ARTIKEL 11, § 2 : HET PERMANENT DOSSIER – DE WERKDOCUMENTEN Wanneer in 2008 de Nationale Raad het model opdrachtbrief heeft herzien, is zij dan al

uitgegaan van het gegeven dat de opdrachtbrief niet op zichzelf staat maar deel uitmaakt

van een groter geheel. Dat geheel bevat eigenlijk alles wat te maken heeft met de relatie

met de cliënt, gaande van het begin (identificatie) tot en met het einde (inventaris

overdracht dossier). Binnen dit geheel horen ook het permanent dossier en de

werkdocumenten. Sinds het nieuwe Reglement van Plichtenleer is het bijhouden ervan

geen optie meer maar weldegelijk een verplichting.

V.B.1 De inhoud

Cconform artikel 11, §2, 2°lid moet het in ieder geval minstens alle gegevens bevatten

die de boekhouder moet bijhouden in toepassing Wet van 18 september 2017

(voorheen de Wet van11 januari 1993),zijnde de anti-witwaswetgeving52.

Daarnaast kunnen we alvast dit meegeven53:

In het permanent dossier besteden we o.a. aandacht aan de

identiteit van de klant;

documentatie;

uit te voeren taken

52 Zie hierover F. Haemers, “De nieuwe antiwitwaswetgeving: een eerste kennismaking”, Pacioli, 2018,

nr. 457; J. Van Droogbroeck, “De verplichtingen van de leden van het BIBF inzake de bestrijding van

witwassen na de wet van 18 januari 2010”, Pacioli 2010, nr. 301 en F. Haemers, “De

antiwitwaswetgeving: Reglement en Toelichtingsnota voor de leden van het BIBF”, Pacioli 2011, nr.328 53 Zie ook J-M Conter, “Het permanent dossier of klantendossier”, Pacioli 2014, nr.377, p.4 en J-M

Conter, “Het permanent dossier: een verplichte maar praktische tool”, Pacioli 2014, nr. 386, p.3

Page 32: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 32

1. De identiteit van de klant

De beroepsbeoefenaar moet weten voor wie hij zal werken.

De beroepsbeoefenaar zal hierbij in eerste instantie aandacht besteden aan de

identiteitsgegevens die moeten verzameld worden in het kader van de Anti-

witwaswetgeving.

maar ook aan gegevens zoals

telefoonnummer, gsm-nummer, faxnummer, e-mailadres en internetadres;

huwelijksstelsel (wettelijk of ander stelsel);

ondernemingsnummer en andere registratienummers

gegevens over de onderneming en haar organisatie: de bedrijfssector, het

organigram, een korte voorgeschiedenis van de onderneming, de personen die

gemachtigd zijn om de vennootschap te verbinden, notities over de

(boekhoudkundige) organisatie, de productie, het wettelijk en regelgevend kader

waarin de onderneming haar activiteiten uitoefent, het kapitaal achter de

onderneming, …;. Bij nieuwe klanten die al langer actief zijn kan via instrumenten

als Companyweb (zie Extranet) en dergelijke snel een eerste becijferd beeld

krijgen van de onderneming

2. De documentatie

gegevens en de kenmerken van de opdracht = takenlijst

boekhoudkundige en bedrijfseconomische gegevens: gebruikte

boekhoudmethodes, historiek van de rekeningen, kopieën van de door de klant

goedgekeurde rekeningen en balansen, de afschrijvingstabellen, het

boekhoudplan, interne controlenota’s, rapporteringen en boordtabellen …;

juridische gegevens: de statuten, de notulen van de raden van bestuur en van de

algemene vergaderingen, kopieën van de belangrijkste contracten

(huurcontracten), leasingcontracten, lening –en kredietovereenkomsten, contracten

met leveranciers, vervoerders, verzekeringsmaatschappijen, …), eventuele

hangende geschillen, de originele bekendmakingen in het Belgisch Staatsblad, …;

sociale gegevens: de arbeidsregelingen die van toepassing zijn op de verschillende

personeelscategorieën, de collectieve arbeidsovereenkomsten, …;

fiscale gegevens: kopieën van fiscale briefwisseling zoals aanslagbiljetten,

bezwaarprocedures, ter kennis gebrachte belastingherzieningen, de lijst van de

Page 33: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 33

aftrek van de verworpen uitgaven (VU) voor de natuurlijke personen, de lijst van

de voordelen van alle aard (VAA),

varia: het klassement van de briefwisseling tussen de beroepsbeoefenaar en zijn

cliënt, de berekening en de verantwoording van de erelonen, de brieven met

betrekking tot eventuele geschillen, de volmachten, , …

Alle documenten die hierboven werden opgesomd moeten nauwgezet worden

geïnventariseerd en geklasseerd in het permanent dossier zodat de beroepsbeoefenaar

(en de medewerkers) de opdracht zo goed mogelijk kan uitvoeren en onmiddellijk kan

reageren als zich een externe gebeurtenis voordoet die de situatie van zijn klant positief

of negatief kan beïnvloeden.

3. De uit voeren taken

In eerste instantie baseren we ons hiervoor op de opdrachtbrief en kunnen we dit dan

verder in detail uitwerken en koppelen aan de kantooragenda. Het is aangewezen om

per dossier een controlefiche op te maken waarop kan gevolgd worden wat gedaan is

(op basis van stukken) en wat nog niet gedaan is.

V.B.2 Een overbodige papierwinkel of toch iets meer ?

Indien deze drie aspecten goed en voortdurend wordt bijgehouden zal het permanent

dossier zowel een informatie-, synthese- als controle-instrument worden en dus een

meer dan geschikt instrument om het klantenacceptatiebeleid van het kantoor in

concreto toe te passen.

Informatie

Door het bijeenbrengen van relevante informatie krijgt de beroepsbeoefenaar van bij de

start van de opdracht een overzicht van de onderneming, van haar specifieke

kenmerken op boekhoudkundig, juridisch, fiscaal en sociaal vlak en kan hij haar sterktes

en zwaktes in kaart brengen en opvolgen.

Synthese

Het permanent dossier mag echter alleen die gegevens bevatten die nuttig en essentieel

zijn voor de uitoefening van de opdracht. Het heeft absoluut geen zin om het dossier te

overladen met omvangrijke en minder belangrijke documenten. Dergelijke documenten

kunnen na synthese gewoon gearchiveerd worden. Op die kopie moet de referentie

worden aangebracht van de pagina van het permanent dossier dat er betrekking op heeft

en vanuit de synthese dient een (hyper-)link te worden aangemaakt naar dat blad.

Controle

Page 34: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 34

Het permanent dossier vormt aldus een betrouwbare gegevensbank die te allen tijde

door de medewerkers kan worden geraadpleegd en zal toelaten om tijdig en op

geïnformeerde wijze beslissingen te nemen, in het belang van de cliënt en het kantoor.

V.C. ARTIKEL 12 : SCHORSING HOEDANIGHEID

Twee situaties waarin die regel kan toegepast worden.

1° in geval van tuchtrechterlijke schorsing van meer dan één maand

2° Bij toepassing van de artikelen 11 en 12 van het Stagereglement waarbij de

stageperiode geschorst wordt op gemotiveerd verzoek van de stagiair of na ambtshalve

beslissing de Kamer.

Het spreekt voor zich dat wanneer men gedurende bepaalde tijd in de onmogelijkheid

verkeert de werkzaamheden te verrichten, in andere dan deze situaties, men ook dan

het cliënteel hiervan op de hoogte brengt en helpt zoeken naar oplossingen ad hoc54.

V.D. ARTIKEL 13 :HET ERELOON

V.D.1 Inleiding

Ter zake kan niet genoeg herhaald worden dat veel problemen/klachten omtrent het

ereloon en/of de invordering ervan het gevolg zijn van ontbrekende of onduidelijke

afspraken tussen de boekhouder en de cliënt.

Het kan niet genoeg benadrukt worden dat de beroepsbeoefenaar de cliënt

voorafgaandelijk en duidelijk dient te informeren over de hoogte van het ereloon, de

wijze van berekening en invordering en de gevolgen bij laattijdige en/of niet betaling.

Het loutere feit dat een cliënt bij het eerste gesprek er niet naar vraagt, ontslaat de

boekhouder niet van zijn informatieplicht. Deze afspraken moeten thans ook vastgelegd

worden in de opdrachtbrief (artikel 11 § 1).

Elke vorm van geheimzinnigheid of onduidelijkheid zal op termijn niet alleen in uw

nadeel55 maar ook in dat van het beroep in het algemeen spelen.

V.D.2 Het bepalen van het ereloon

Het staat de externe boekhouder vrij de hoogte van het ereloon te bepalen. Er bestaan

terzake geen minima of maxima. Bij betwistingen omtrent de hoogte of laagte zal het

aangerekende ereloon afgetoetst worden aan de vereisten die gesteld worden door

54 Zie via www.bibf.be, met de zoekterm “bijstand bij overmacht” 55 Zie arrest 11.06.2012 Hof van Beroep te Brussel waarbij bij de beoordeling van het ereloon van een

advocaat rekening werd gehouden, en dit in het nadeel van de advocaat, met het gebrek aan informatie

hierover van de advocaat naar zijn cliënt. (Rechtskundig Weekblad, 2012-2013, nr4, p.147)

Page 35: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 35

artikel 13 §1.

Bij het bepalen van het ereloon kan o.a. rekening gehouden worden met de

complexiteit en omvang van de opdracht, eventuele bijzondere kwalificaties en de

algemene kosten van uw bedrijvigheid als boekhouder.

V.D.3 Het invorderen

Bij het bepalen van het ereloon zal men tevens aandacht moeten besteden aan de

invordering ervan. Het heeft weinig zin uren te besteden aan een kostprijsanalyse om

een ereloon te berekenen zonder gelijktijdig grondig te bepalen over hoe en wanneer

men zal invorderen, wat men als kantoor wil doen als er niet stipt betaald wordt en

dergelijke (= klantenacceptatiebeleid). Ook hier is het van essentieel belang duidelijke

afspraken te maken en deze vervolgens ook stipt en strikt toe te passen.

V.D.4 Uitstel van betaling geven ?

Het kan gebeuren dat een cliënt in de onmogelijkheid verkeert om de erelonen te

voldoen. In de mate dat men zou beslissen om de samenwerking niet stop te zetten en

bv de cliënt toe te laten het verschuldigde ereloon gespreid te betalen is het zeer

belangrijk om deze afspraken op papier te zetten en na ondertekening toe te voegen

aan de opdrachtbrief.

Het is niet-aangewezen om de facturatie van de geleverde prestaties op eigen initiatief

uit te stellen. Het gebeurt dat de cliënt beslist om van boekhouder te veranderen en als

men dan pas overgaat tot facturatie van geleverde prestaties dan wordt dit vaak opgevat

als een vom van “wraakfacturatie” en zal men alles betwisten. De ervaring leert dat de

menselijke houding van de boekhouder niet steeds in dank wordt afgenomen.

V.E. ARTIKEL 14 : DE VERPLICHTE BEROEPSAANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING

De verzekering beroepsaansprakelijkheid is een verplichting die opgelegd wordt aan ALLE

externe leden en stagiairs BIBF. Het doel hiervan is de cliënten van boekhouders, alsook

de BIBF leden zelf, beter te beschermen.

Het feit dat men het beroep van zelfstandig boekhouder slechts in bijberoep uitoefent,

men louter boekhouding doet van kleine zelfstandigen, dat men veel of weinig verdient

of dat men meer of minder cliënteel heeft, vermindert niet noodzakelijk het risico dat men

loopt. Niemand is onfeilbaar!

Hoewel reeds vastgelegd in eerste Reglement van Plichtenleer (1997) achtte ook de

wetgever deze verzekering van een zo groot belang dat zij bij het opstellen van de Wet

Page 36: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 36

van 22 april 1999 de beroepsaansprakelijkheidsverzekering als een basisvoorwaarde56

stelt om het beroep te mogen uitoefenen of zelfs de titel maar te dragen.

In de mate dat men de titel van extern boekhouder (-fiscalist) wenst te dragen MOET

men verzekerd zijn en blijven. Er zijn geen uitzonderingen!

Het niet onderschrijven van een dergelijke verzekeringspolis wordt door de uitvoerende

Kamers in beginsel beschouwd als een ernstige deontologische inbreuk en zal in

beginsel steeds ernstig gesanctioneerd worden.

56 Artikel 50, §1,1° Wet 22 april 1999

Page 37: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 37

V.F. ARTIKEL 15 : DE PERMANENTE VORMING :

Al van oudsher hechten de cijferberoepen zeer veel belang aan voortdurende

beroepsvervolmaking. Zo werden al aan het begin van de 20°eeuw

beroepsverenigingen, die soms vandaag nog actief zijn, opgericht met o.a. als doel de

organisatie van de bijscholing van de boekhouders. Het was dan ook logisch om deze

ongeschreven gedragsregel te bevestigen door uitdrukkelijke opname in het Reglement

van Plichtenleer.

Het is de Nationale Raad die jaarlijks via een in Pacioli & website gepubliceerde

richtlijn het minimum aantal uren bepaalt en ook gaat omschrijven welke onderwerpen

wel en niet in aanmerking komen. Op 01 juni 200657 is een nieuwe algemene richtlijn

betreffende de permanente vorming van kracht geworden. Deze richtlijn verandert niets

aan de basisverplichting en betreft vooral een aantal praktische modaliteiten ervan. U

vindt deze richtlijn achteraan deze syllabus58.

De Nationale Raad zal jaarlijks bepalen wat het aantal uren permanente vorming is die

elke erkende boekhouder(-fiscalist) BIBF en elke stagiair-boekhouder(fiscalist) in het

volgende jaar minstens moet volgen. Voor 2018 bedraagt het mijnimum aantal uren te

volgen bijscholing 40 uur.

In beginsel wordt aan de leden de vrijheid gelaten om hun programma vrij samen te

stellen in functie van hun persoonlijke nood tot vorming en/of specialisatie. De BIBF

norm laat evenwel ook toe dat de Raad van het Instituut bepaalde thema’s kan opleggen

die zij uiterst belangrijk en prioritair acht. Zo werd in 2013 door deNationale Raad

beslist dat in de periode 2014-2015:

> dat binnen de 40 uur minstens één seminarie verplicht moet worden gevolgd

betreffende de organisatie van een boekhoudkantoor alsook een seminarie over de E-

invoicing/E facturatie van in totaal 6 uur (voor beide seminaries samen) en dit voor

zover er nog geen seminarie hierover werd gevolgd in 2013.

Het is dus aangewezen om telkens de richtlijn van de Nationale Raad goed te lezen om

de te volgen bijscholing te kunnen plannen.

Voor de alle stagiairs BIBF voorziet artikel 17 van het Stagereglement alvast dat : "De

stagiair neemt nauwgezet deel aan de verplichte voordrachten en seminaries die door

de Raad ten behoeve van de stagiairs georganiseerd worden". Deze in dit kader

gevolgde bijscholingen worden ook beschouwd als permanente vorming59

57 Algemene richtlijn van19 mei 2006 – ook te vinden op www.bibf.be /homepagina 58 Hoofdstuk XIII 59 Zie hoofdstuk 12, Vademecum stage - www.bibf.be

Page 38: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 38

De controle op naleving van deze verplichting gebeurt door de bevoegde Uitvoerende

Kamers en dit aan de hand van de verslagen60 die jaarlijks moeten ingediend worden.

Ook wanneer men niet kan voldoen aan de minimale verplichting moet steeds een

verslag ingediend worden !

Het zal U niet verbazen dat de het Instituut en de Uitvoerende Kamers zeer veel belang

hechten aan deze verplichtingen.

De rechtspraak in de tuchtorganen toont zich streng t.a.v. zij die aan de permanente

vorming en de verslaggeving hierover onvoldoende of geen aandacht besteden, zoals

blijkt uit volgende uittreksels

“De Kamer is van oordeel dat een voortdurende bijscholing een absolute noodzaak en

onmisbare minimumvereiste is om het beroep van boekhouder-fiscalist naar behoren en

op bekwame wijze te kunnen uitoefenen in het belang van de klant en zijn

onderneming en dat herhaalde tekortkomingen op dit vlak onaanvaardbaar zijn en

streng moeten worden gesanctioneerd”. (Nederlandstalige Uitvoerende Kamer, 24

oktober 2013, onuitg.)

“De Kamer van Beroep wil geen afbreuk doen aan het belang van beroepservaring doch

in een professionele omgeving die zo veranderingsgevoelig is kan men zich niet meer

beroepen op ervaring alleen en is een minimum aan bijscholing een absolute noodzaak

voor elke beroepsbeoefenaar en dit ongeacht elementen zoals leeftijd en

beroepservaring” (Nederlandstalige Kamer van Beroep, 18 juni 2014, onuitg.)

Tenslotte nog dit:

Daarnaast moeten de beoefenaars van een vrij beroep niet alleen toezien over de eigen

vorming maar tevens op deze van hun medewerkers. Performante en goed

gedocumenteerde medewerkers maken immers deel uit van een kwaliteitsvolle

dienstverlening van het kantoor van de vrije beroepsbeoefenaar. In een aantal gevallen

zal zelfs de wetgeving hierin uitdrukkelijk voorzien. We denken hier in de eerste plaats

aan artikel 11 van de Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen

van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van

contanten. Hier wordt aan elke vrije beroepsbeoefenaar opgelegd om specifieke

opleidingsprogramma’s te voorzien voor zijn medewerkers in het kader van de

witwaspreventie.

60 Via de daarvoor voorziene toepassing op het Extranet

Page 39: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 39

VI. HOOFDSTUK IV : DE BOEKHOUDER BIBF EN ZIJN CONFRATER.

VI.A. ARTIKEL 16: DE HOFFELIJKHEID TUSSEN CONFRATERS

Hoffelijkheid speelt niet alleen in het dagdagelijkse leven doch ook in de relaties tussen

collega’s en dit niet alleen bij eenmalige contacten, zoals bij de overdracht van een

dossier.

Een situatie waarin de hoffelijkheid soms tot het uiterste getest kan worden is bij de

beëindiging van de samenwerking tussen twee confraters. Wanneer men een bepaalde

tijd op een kantoor heeft gewerkt61 is het een normaal gegeven dat men met een deel

van het cliënteel een vertrouwensband heeft opgebouwd en dat na beëindiging van de

samenwerking sommige van deze cliënten hun vertrouwde boekhouder zullen willen

volgen.

Het valt daarbij niet uit te sluiten dat hierdoor het kantoor dat men verlaat ernstig

nadeel, bv. omzetverlies, kan van ondervinden.

De deontologische verplichting tot hoffelijkheid en het zich onthouden van handelingen

of houdingen die schade kunnen veroorzaken heeft niet tot gevolg dat men niet meer

de vleugels kan uitslaan, doch wel dat wanneer men het nest uitvliegt men rekening

houdt met diegene die men verlaat.

Terzake verwijzen wij naar een uitspraak van de Nederlandstalige Kamer van Beroep62

in een situatie waarin een boekhouder BIBF, werkzaam als bediende, het kantoor waar

zij 10 jaar werkte na een korte opzegtermijn verlaat en waar kort daarna een deel van

het door haar bediende cliënteel naar haar nieuw kantoor overstapt. De door de

boekhouder BIIBF in die periode aangenomen houding, die weinig constructief was,

werd door haar vorige werkgever en thans confrater aangevoeld als “een dolksteek in de

rug”.

“De ontwikkeling als boekhouder en het uitbouwen van een boekhoudkantoor gebeurt

niet op één dag. Daar gaat altijd een opleiding en/of vorming rechtstreeks of

onrechtstreeks door een confrater aan vooraf. Deze cyclus laat toe dat er van generatie

op generatie boekhoudkantoren kunnen blijven ontstaan. Deze cyclus zal echter

stokken wanneer de vorige generatie zich voor haar inspanningen op geen enkele

manier gewaardeerd voelt en in tegendeel moet vaststellen dat na opleiding,

samenwerking met de nieuwe generatie gewoon verdwijnt en dit samen met het

cliënteel. Wanneer dit voortduurt, zal het ermee eindigen dat meer en meer confraters

61 Als bediende of zelfstandig medewerker 62 Uitspraak van 18/11/2009 – Deontologie&Tucht, 2011/1, p.84

Page 40: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 40

weigerachtig zullen worden om de volgende generatie op te leiden en te vormen.

Dergelijke ontwikkeling is niet goed voor het beroep in zijn geheel en niet voor de

individuele beroepsbeoefenaars.

Regels zoals in zake hoffelijkheid zijn er net voor om individuele beroepsbeoefenaars

maar ook het beroep in zijn geheel te beschermen tegen dergelijke negatieve

ontwikkelingen. Het is natuurlijk niet de bedoeling van die regels om de keuze om op

eigen benen te staan te verhinderen doch wel om ervoor te zorgen dat dit op een

correcte en respectvolle manier verloopt zodat de overdracht van generatie op

generatie op een correcte manier kan blijven verlopen.

Wanneer men uit onvrede met de werksituatie een werkplaats wil verlaten is het

begrijpelijk dat men de opzegtermijn liefst zo kort mogelijk wil houden.

Appellante kan als boekhouder BIBF niet onwetend zijn van het feit dat de relatie met

cliënteel rust op vertrouwen en dat als men een werkplaats verlaat de kans niet

onbestaande is dat minstens een deel van het cliënteel haar zal willen volgen en dit net

omwille van die vertrouwensband. Een band die cliënten niet noodzakelijk zullen

hebben met haar toenmalige werkgevers.

Het zou van een ontstellende naïviteit getuigen ervan uit te gaan indien men na 10 jaar

dienst het kantoor verlaat alle cliënten braaf bij dat kantoor zullen blijven. Zelfs zonder

zelf stappen te zetten zullen cliënten “hun” boekhouder willen volgen waarheen die

ook gaat.

Dat het verlaten van het kantoor na meer dan 10 jaar samenwerking hoe dan ook

negatieve gevolgen zal hebben voor dat kantoor is een vaststaand feit.

De hoffelijkheid en het beginsel om zich te onthouden van handelingen die een

confrater kunnen schaden vereisen dat in dergelijke omstandigheden de boekhouder

BIBF in kwestie natuurlijk dient na te laten om bewust schade te veroorzaken maar ook

moet trachten de onbewust schadelijke gevolgen te vermijden of zoveel mogelijk te

milderen. Aldus dient men er naar te streven te vermijden dat deze confrater door het

verlaten van het kantoor van een medewerker en in diens zog een aantal cliënten, zich

in de rug gestoken voelt.

Dit vereist van betrokken boekhouder dat deze begrip moet kunnen opbrengen voor de

confrater met wie men na meer dan 10 jaar samenwerking de relatie verbreekt. Dit

begrip houdt in dat men er vooraf rekening mee houdt dat door het verlaten van het

kantoor er cliënten zijn die zullen willen meegaan en dat dit kan gebeuren in aantallen

die voor de confrater nadelige gevolgen heeft in bv de vorm van ernstig omzetverlies en

dat men dit toont naar de confrater toe.

Page 41: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 41

In casu moet de Kamer vaststellen dat appellante zich beperkt heeft tot het geven van

haar opzeg en zelf geen enkel positief initiatief heeft genomen naar haar werkgever en

confraters toe om te bekijken wat er te doen staat als een deel van dit cliënteel naar

haar wil overstappen. Ter zake kan de Kamer enkel een uiterst stugge en afwijzende

houding vaststellen. Er is in hoofde van appellante duidelijk geen enkele vorm van

begrip aanwezig ten aanzien van X [haar vorige werkgever].”

Het beëindigen van een samenwerking zal niet altijd gemakkelijk zijn doch een

minimum aan hoffelijkheid blijft vereist. Eenvoudigweg het kantoor de rug toedraaien is

geen aanvaardbare methode.

VI.B. ARTIKEL 17: OVERDRACHT DOSSIER - RETENTIERECHT

Het is niet omdat de relatie tussen cliënt en beroepsbeoefenaar een vertrouwensrelatie

is, dat dit tot gevolg heeft dat men eeuwig en altijd zal samenblijven. Er kan altijd een

tijdstip komen waarop de boekhouder of de cliënt beslist de samenwerking stop te

zetten.

Ongeacht de reden, zal de cliënt al zijn boekhoudkundige stukken en boekhouding

willen verkrijgen. De recuperatie van documenten kan gebeuren hetzij rechtstreeks door

de cliënt, hetzij door toedoen van de opvolgende boekhouder of accountant of

bedrijfsrevisor.

Een vaak voorkomende oorzaak van de stopzetting zijn conflicten over het ereloon of

de wijze waarop de prestaties al dan niet uitgevoerd werden. Indien deze overdracht

gebeurt in een conflictuele sfeer zal vaak de vraag gesteld worden of men stukken mag

achterhouden, bv omdat de cliënt nog één of meerdere ereloonstaten moet betalen.

Geen enkele voorgeschiedenis kan het achterhouden van documenten door de vorige

boekhouder (overlater) rechtvaardigen, welk argument ook wordt ingeroepen, bv

betreffende onbetaalde erelonen.

Er kan immers in geen geval sprake zijn van enige compensatie tussen de betaling van

achterstallige erelonen en het overhandigen van het boekhouddossier. De cliënt is en

blijft eigenaar van het eigen dossier en moet er op elk moment kunnen over beschikken.

VI.B.1 Drie verschillende invalshoeken

VI.B.1.1 De algemene houding van elke boekhouder BIBF in de uitoefening van zijn beroep

Het Reglement van Plichtenleer zegt duidelijk in artikel 4 " boekhouder BIBF moet zijn

beroep uitoefenen met de vereiste bekwaamheid, rechtschapenheid, eerlijkheid en waardigheid.".

Zoals vooraf gesteld, komt het retentierecht het meest voor in het kader van een

betwisting van erelonen, die zelf het gevolg is van door de cliënt geuite verwijten naar

Page 42: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 42

de boekhouder m.b.t. zijn prestaties en vooral i.v.m. de eruit voortvloeiende - mogelijke

of werkelijke - financiële gevolgen.

Het achterhouden van documenten is helemaal niet bevorderlijk voor de, vaak dan al

moeilijke, onderlinge relatie. Zelfs indien de ontevredenheid van de cliënt niet gegrond

is, zal het achterhouden van stukken zeker niet van dien aard zijn om de erelonen

sneller betaald te krijgen. Het uitoefenen van enig retentierecht kan bovendien de

aansprakelijkheid van de boekhouder in gedrang brengen. Het achterhouden van

stukken kan de oorzaak zijn van bv het niet tijdig indienen van de aangiftes. De cliënt

zal dan niet aarzelen de schade te verhalen op de gewezen boekhouder. Bovendien zal

het instellen van een gerechtelijke procedure door de cliënt om de documenten terug te

krijgen, de boekhouder bovendien nog een slechte publiciteit bezorgen

VI.B.1.2 Het contact met de cliënt

In het kader van een stopzetting van activiteiten voor rekening van de cliënt,

onderstreept artikel 11, §3 dat "de boekhouder BIBF ertoe gehouden is alle boeken en

bescheiden die toebehoren aan de cliënt, onverwijld terug te bezorgen, wanneer deze er om verzoekt".

VI.B.1.3 Het contact met de confrater (BIBF, IAB, IBR), opvolger

Onafhankelijk van eventuele problemen die bij de beëindiging van de samenwerking

ontstaan, versterkt artikel 17 van het Reglement van plichtenleer de uitsluiting van enig

retentierecht in hoofde van de boekhouder. Daarin wordt bepaald dat " De voorganger

zal onverwijld en uiterlijk binnen de 15 dagen alle documenten, eigendom van de

cliënt alsmede deze die kaderen in de wederzijdse hulp en hoffelijkheid, ter beschikking stellen van de cliënt of van zijn opvolgende confrater.."

In artikel 16 wordt daaraan toegevoegd dat de boekhouder BIBF gehouden is tot

wederzijdse hulp en hoffelijkheid tegenover zijn confraters en dat hij zich moet

onthouden van elke houding of handeling die een confrater schade kan berokkenen.

Hieruit blijkt duidelijk een klimaat van "fair play"- moet heersen onder alle confraters,

ook deze van de andere instituten die gerechtigd zijn om boekhoudkundige activiteiten

uit te oefenen vóór derden. Dit klimaat van "fair play" overstijgt elke rigiditeit en legt

duidelijk de nadruk op een geest van verzoening.

Ter zake werd trouwens met beide andere Instituten een protocolakkoord

overeengekomen dat uitdrukkelijk voorziet dat geen van beide beroepsbeoefenaars bij

overdracht of overgave van een dossier zich kunnen beroepen op het retentierecht en

dat dezelfde procedure als in artikel 17 dient gevolgd te worden63.

63 Te vinden op www.bibf.be /plichtenleer/relatie met confraters

Page 43: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 43

VI.B.2 Wat & Hoe?

VI.B.2.1 De boekhoudkundige documenten van de cliënt

Hiermee wordt verwezen naar de facturen en allerlei stukken (boeken en bescheiden)

die door de cliënt werden overhandigd aan de boekhouder BIBF teneinde deze toe te

laten zijn opdracht te vervullen. Deze documenten worden geacht, in overeenstemming

met o.a. de fiscale wet64, steeds in het bezit te zijn van de cliënt (bv. op de

maatschappelijke zetel van de vennootschap). De overdracht van deze stukken aan de

boekhouder is dus enkel tijdelijk. De boekhouder heeft de stukken enkel in “bruikleen”

en dit met het oog op het opmaken van bv de boekhouding.

Officiële documenten (bv de boekhouding, balansen, fiscale aangiftes …) opgesteld

door de boekhouder op basis van stukken en inlichtingen overgemaakt door de cliënt en

uitsluitend betreffende de cliënt zijn dan ook de eigendom van de cliënt.

Ook al omvatten deze documenten tevens de intellectuele arbeid van de boekhouder,

dan nog heeft hij geen bezitsrecht op deze stukken die enkel bestaan door het

exclusieve verband ervan met de cliënt.

VI.B.2.2 E-overdracht

Daar waar vroeger de overdracht van een boekhouding urenlange printellende en hoge

kosten met zich kon meebrengen, kan deze overdracht vandaag op een elektronische

manier gebeuren. Het is niet uitgesloten dat er zich omstandigheden kunnen voordoen

waarin men toch nog moet teruggrijpen naar het papier doch dit zou eerder de

uitzondering dan de regel moeten zijn. In dezelfde geest zal men ook streven naar een

overdracht die de opvolgende confrater moet toelaten onmiddellijk verder te werken en

dus zonder genoodzaakt te worden opnieuw alle gegevens te moeten invoeren 65. De

gebruikte boekhoudsoftware zal niet altijd compatibel zijn maar biedt vaak

mogelijkheden om de gegevens bv te exporteren naar bv xml- bestanden. Indien die

mogelijkheid bestaat is het aangewezen hiervan gebruik te maken.

VI.B.2.3 Intellectuele arbeid van de boekhouder

Voor zover de boekhouder, voor de eindverwerking van de gegevens van de cliënt,

theoretische opzoekingen verricht of zelfs een eerste schets van zijn toekomstige

prestaties maakt, kan dit werk beschouwd worden als zuiver theoretische en

intellectuele arbeid waarop de cliënt geen bijzondere eisen kan laten gelden.

VI.B.3 Disciplinaire gevolgen

Naast de negatieve gevolgen voor de boekhouder, is het duidelijk dat dergelijk vonnis -

soms vergezeld van zware dwangsommen per dag van niet afgifte - benadrukt dat het

BIBF- lid in gebreke is gebleven t.a.v. de beroepsethiek van het Instituut. De rechtspraak

64 Zie art.315 WIB 65 Is niet alleen tijdrovend doch ook zeer kostelijk voor de cliënt

Page 44: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 44

van de Kamers in het Instituut is ter zake zeer duidelijk en elke vorm van uitoefening

van retentierecht leidt tot het opleggen van tuchtrechterlijke sancties.

VI.B.4 Quid het achterstallig ereloon?

Indien uw cliënt weigert te betalen kan U voorstellen gebruik te maken van de binnen

het Instituut bestaande arbitrageprocedure66 of andere vormen van bemiddeling. De

gerechtelijke invordering is natuurlijk ook steeds mogelijk.

Hou rekening met het gegeven dat de opvolgende confrater bij de nieuwe cliënt wel

dient aan te dringen op betaling doch niet verplicht is de start van zijn werkzaamheden

hieraan te koppelen..

VI.B.5 De overdracht zelf - inventaris

Wanneer men als boekhouder de boekhouding van een cliënt verzorgd heeft zal dit er

altijd toe leiden dat men na verloop van tijd over een bepaalde hoeveelheid data zal

beschikken (op papier en/of elektronisch). De beëindiging van de samenwerking zal een

overdracht van die data met zich meebrengen.

Bij die overdracht is het natuurlijk belangrijk te weten wat er nog bij de overdragende

boekhouder zit en wat er al bij de cliënt aanwezig is of zou moeten zijn). Indien bij

dergelijke overdracht geen gedetailleerde lijst (= inventaris) wordt opgemaakt van wat

precies wordt overgedragen kan dit al snel tot discussie leiden over het al dan niet

ontbreken van stukken. Dergelijke discussies zijn vaak tijdrovend, weinig bevorderlijk

voor de collegialiteit en vaak zonder gunstig resultaat.

Teneinde dergelijke overdrachten vlotter te laten verlopen en in het bijzonder een

zekerheid in te bouwen omtrent de inhoud van de overdracht werd in artikel 17 de

verplichting voorzien om een gedetailleerde INVENTARIS op te stellen die door de

betrokken partijen getekend wordt.

Het nut en het belang van een degelijke inventaris kan niet genoeg onderlijnd worden

en blijkt ook bv uit het feit dat de Nationale Raad van het BIBF in haar model

opdrachtbrief van28.11.2008 (te vinden op www.bibf.be ) een afzonderlijk model en

tevens een voorbeeld van dergelijke inventaris heeft voorzien.

VI.C. DE STAGIAIR EN DE STAGEMEESTER

In beginsel is de overname van dossiers vrij. Er is echter één situatie waarin een

schriftelijk akkoord een vereiste zal zijn. Artikel 6, §1 van het Stagereglement bepaalt

dat : "De stagiair en de stagemeester gaan de verbintenis aan om gedurende de stage en

66 Zie verder onder hoofdstuk XII

Page 45: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 45

twee jaar na het beëindigen van de stageovereenkomst geen dossiers over te nemen van

hun respectief cliënteel zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere

partij die bij de stageovereenkomst betrokken was."

VI.D. TOT SLOT NOG DIT

VI.D.1 De pseudo-confrater

Men zal bij de overname of overdracht van een dossier soms vaststellen dat men te

maken heeft met een pseudo-confrater, dwz een persoon die boekhouding voor derden

doet doch zonder over een erkenning te beschikken.

Artikel 17 van het Reglement van Plichtenleer bepaalt hier dat :" De externe

boekhouder BIBF die in een dossier een persoon opvolgt die niet gerechtigd is de

gereglementeerde beroepsactiviteiten van een erkend boekhouder uit te oefenen moet

het beroepsinstituut schriftelijk verwittigen van de identiteit van zijn voorganger. Een

externe erkende boekhouder BIBF aan wie gevraagd wordt om het boekhouddossier

van een cliënt over te dragen aan een persoon die niet gerechtigd is de

gereglementeerde beroepsactiviteiten van een erkend boekhouder uit te oefenen, moet

tevens het beroepsinstituut schriftelijk informeren van de identiteit van deze persoon

alvorens elke overdracht van het dossier aan de cliënt."Deze meldingen zijn zeer

belangrijk in het kader van de opsporing en vervolging voor onwettige uitoefening van

het beroep.67

VI.D.2 Kopie houden !

Onafhankelijk van de overhandiging door de boekhouder van alle uitgevoerde werken

(mits inventaris), en wijze van overhandiging aan zijn opvolger, dient de overlatende

boekhouder een bijkomende zekerheid inbouwen door een dubbel van de (e-)archieven

te bewaren teneinde elke verlies van stukken in hoofde van de cliënt te voorzien of om

bv te kunnen antwoorden op latere vragen van de opvolger of zich te kunnen

verdedigen bij betwisting over bepaalde prestaties68.

We zien jammergenoeg maar al te vaak dat de overdracht van het dossier heel letterlijk

wordt genomen en dat de overdragende boekhouder alles overdraagt en geen kopie

voor zichzelf maakt en zich nog soms met moeite kan verdedigen wanneer de

aansprakelijkheid in vraag wordt gesteld.

67 Zie Pacioli nr. 388, 30 juni 2014-13 juli 2014, p. 4-8; Pacioli nr. 408, 22 juni 2015-05 juli 2015, p. 3-

7., Pacioli nr.422, 28 maart-10 april 2016, p.1-6, Pacioli nr. 450, 18 september-01 oktober 2017, p. 5 68 Hou hier rekening met de 10-jarige aansprakelijkheidstermijn

Page 46: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 46

VII. HOOFDSTUK V : DISCRETIEPLICHT EN BEROEPSGEHEIM

Sinds de Wet van 22 april 1999 is het “beroepsgeheim”, zoals bepaald bij artikel

458 van het Strafwetboek ook van toepassing op boekhouders(-fiscalisten). We

omschrijven hier kort de voornaamste beginselen en bekijken een aantal concrete

toepassingen.

VII.A. DISCRETIEPLICHT & ARTIKEL 19 VAN HET REGLEMENT VAN PLICHTENLEER

“Onverminderd de voor de externe boekhouder BIBF door de wet opgelegde

verplichtingen het beroepsgeheim te bewaren in overeenstemming met artikel 458

van het Strafwetboek, is de boekhouder BIBF tevens gehouden tot naleving van

een beroepsdiscretieplicht.”

Deze discretieplicht omvat de geheimhouding van gegevens die hem uitdrukkelijk

of stilzwijgend in zijn hoedanigheid van boekhouder werden toevertrouwd en van

feiten met een vertrouwelijk karakter, die hij in de uitoefening van zijn beroep

heeft vastgesteld”. (artikel 19)

Deze discretieplicht steunt op het beginsel dat de band tussen de boekhouder en de

cliënt draait rond wederzijds vertrouwen. De cliënt moet in alle vertrouwen met zijn

boekhouder kunnen omgaan, net zoals een zieke met zijn huisarts.

Deze discretieplicht vindt men bv ook terug in het verbod voor de boekhouder om in

het kader van zijn publiciteit de namen van zijn cliënten kenbaar te maken69.

Belangrijk is te onthouden dat deze discretieplicht tevens gericht is naar elementen die

verbonden zijn aan het privé-leven van de cliënt doch die men vanuit zijn hoedanigheid

van boekhouder weet of toevertrouwd werden door de cliënt zelf. De externe

boekhouder dient erop toe te zien dat ook zijn medewerkers en personeel zich houden

aan deze discretieplicht (zie artikel 4 Reglement van Plichtenleer).

Hoewel de discretieplicht erop gericht is de cliënt te beschermen is er één belangrijke

uitzondering, waardoor de externe boekhouder gehouden is tot discretie ten op zichten

van zijn cliënt. De Antiwitwasgeving bepaalt uitdrukkelijk dat de beroepsbeoefenaar die

een melding gemaakt heeft bij de Cel voor Financiële Informatieverwerking hierover

geen enkele mededeling mag doen t.a.v. de cliënt70.

Er kan de boekhouder BIBF echter geen inbreuk op de tuchtvoorschriften

betreffende de discretieplicht ten laste worden gelegd:

a) wanneer hij geroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen;

69 Zie artikel 23 Reglement van Plichtenleer 70 Artikel 55 Wet 18 september 2017 (Anti-witwaswet)

Page 47: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 47

b) wanneer de wettelijke bepalingen hem tot mededeling van inlichtingen

verplichten; bv Antiwitwaswetgeving71 of mogelijk maken, zoals bv in het Wetboek

Insolventierecht72

c) in de uitoefening van zijn persoonlijke verdediging in rechterlijke of

tuchtaangelegenheden;

Maar opgelet : De boekhouder moet er zich dan natuurlijk van onthouden “melding

te maken van vetrouwelijke gegevens van de cliënt, en van feiten met een

vertrouwelijk karakter die in de uitoefening van het beroep werden vastgesteld, en

dit niet binnen de strikte perken van datgene waartoe de verdediging in de

tuchtprocedure noodzaakte.” (Nederlandstalige Uitvoerende Kamer, 24 oktober

2013, onuitg)

d) wanneer de toepassing van de voorschriften van de plichtenleer het vereist;

e) wanneer en in de mate waarin hij, betreffende aangelegenheden die zijn

opdrachtgever persoonlijk aanbelangen, door deze laatste uitdrukkelijk van zijn

discretieplicht ontslagen werd.

!! Tenslotte weze het opgemerkt dat door de beëindiging van de professionele

relatie in het geheel niet betekent dat de boekhouder vanaf dan deze

discretieplicht kan naast zich neerleggen. Ongeacht de reden van beëindiging

van de relatie dienen de boekhouder en zijn/haar medewerkers de discretie

blijven te bewaren.

Discretieplicht is van toepassing op de externe en op de interne boekhouders

BIBF

VII.B. HET BEROEPSGEHEIM

VII.B.1 De wetgeving

“Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers,

vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep

kennis dragen van geheimen die hen zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken

buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een

parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval

dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met

gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van 100 euro

tot 500 euro73” (artikel 458 Strafwetboek)

71 Artikel 47 Wet 18 september 2017 72 Art XX.23, §3 – en XX.25§ 3 van het Wetboek Economisch Recht 73 Bedragen te vermenigvuldigen met opdeciemen

Page 48: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 48

Gedurende lange tijd was er discussie over het feit of de erkende boekhouder nu al dan

niet onder het toepassingsgebied van deze bepaling viel. Het loutere feit dat eerst enkel

bij KB74 daarin voorzien werd was niet van dien aard het probleem onmiddellijk op te

lossen75.

Het heeft tot de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale

beroepen geduurd eer er een wettekst was die uitdrukkelijk verklaarde dat ook de externe

leden en stagiairs van het BIBF en de personen voor wie zij instaan (medewerkers en

bedienden) zich konden beroepen op artikel 458 van het strafwetboek.

Art.58 - lid 3 – Wet van april 1999 bepaalt dat:

“Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op externe accountants, externe

belastingconsulenten, externe erkende boekhouders, externe erkende boekhouders-

fiscalisten, externe stagiairs en de personen voor wie zij instaan.”

VII.B.2 De algemene principes

WAT ?

Het beroepsgeheim kan omschreven worden als het recht EN de plicht om zaken

waarvan men kennis heeft omwille van de professionele relatie met de cliënt geheim te

houden. Dit recht op een beroepsgeheim is eigen aan beroepen waarin de

vertrouwensrelatie tussen klant en beoefenaar van fundamenteel belang is.

Op dit beginsel mag slechts in de door de wet vastgelegde omstandigheden afgeweken

worden.

WAT VALT WEL ONDER HET BEROEPSGEHEIM?

In eerste instantie moet opgemerkt worden dat het beroepsgeheim kan slaan op zowel

materiële (bv brieven) als immateriële (bv mondeling overgedragen gegevens) stukken. Er

bestaat echter geen definitieve lijst van wat al dan niet onder het beroepsgeheim valt. Het

is uiteindelijk de taak van de rechter om geval per geval te beoordelen of een bepaald

element al dan niet onder het beroepsgeheim van de beroepsbeoefenaar in kwestie valt.76

In essentie beschermt het beroepsgeheim alle stukken met een vertrouwelijk karakter

zoals briefwisseling met de cliënt of andere vertrouwenspersonen (bv de advocaat van de

cliënt), werknota’s en dergelijke meer EN die bestemd zijn om geheim te blijven.

In de praktijk zal dit vaak leiden tot ernstige discussies en zal de rechtbank de knoop

moeten doorhakken om te oordelen of een stuk al dan niet onder het beroepsgeheim valt.

Bij de boekhoudkundige beroepen stelt zich het grote probleem dat veel van de gegevens

waar zij mee werken bestemd zijn voor een openbaarmaking bv in de fiscale aangifte of

in de jaarrekening. Dit betekent echter daarom niet dat deze informatie daarom als

openbaar moet beschouwd worden en zo mag doorgegeven worden aan derden.

Voorzichtigheid blijft geboden.77

74 Artikel 19 Reglement van Plichtenleer. 75 Strafbare feiten kunnen enkel door een wet of decreet omschreven worden 76 En zal dan ook verschillen van beroep tot beroep 77 Bovendien blijft ook de discretieplicht hier onverkort van toepassing

Page 49: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 49

WANNEER IS ER GEEN BEROEPSGEHEIM?

1. Het beroepsgeheim kan niet worden ingeroepen wanneer de boekhouder BIBF zelf in

verdenking gesteld wordt van het plegen van een misdrijf.

In deze situatie kan de boekhouder zich niet beroepen op een zwijgrecht volgende uit

het beroepsgeheim om niet te antwoorden op vragen of om bv bepaalde stukken niet te

overhandigen.

2. Het is tevens vaststaande cassatierechtspraak dat het beroepsgeheim ook niet geldt

tegen over de tuchtoverheid78. In een tuchtprocedure kan de boekhouder zich dus niet

beroepen op het beroepsgeheim. De tuchtoverheid echter zal wel gehouden zijn tot het

beroepsgeheim79.

3. De noodwendigheden van zijn verdediging kunnen ook in andere gevallen wettigen

dat de boekhouder bepaalde onthullingen doet. Dit zijn de gevallen waarin hetzij de

cliënt zich beroept op de burgerrechtelijke beroepsaansprakelijkheid van de boekhouder

of, wanneer de boekhouder een cliënt dagvaart tot invordering van honoraria. De

boekhouder BIBF zal echter maar gewag mogen maken van de gegevens die door het

beroepsgeheim zijn gedekt, binnen de strikte perken van wat noodzakelijk is om zijn

rechten te vrijwaren80 en als er geen andere mogelijkheden zijn.

4. Volgens rechtspraak en rechtsleer kan het beroepsgeheim worden opgeheven in geval

van een noodtoestand, zijnde een situatie met een “ernstig en dreigend gevaar voor een

andere persoon. Het gevaar moet zeker zijn; een mogelijkheid is niet voldoende81.” De

beroepsbeoefenaar mag hier het beroepsgeheim doorbreken om die andere persoon te

beschermen en als er geen andere mogelijkheden voorhanden zijn.

VII.B.3 De uitzonderingen - artikel 458 van het strafwetboek

Het strafwetboek heeft in twee uitzonderingen voorzien waarin het schenden van het

beroepsgeheim niet kan leiden tot strafrechtelijke sancties:

1. wettelijke verplichting

A.Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de

financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten82

Een van de enige wetten die de boekhouder soms verplichten zijn beroepsgeheim te

miskennen is de Antiwitwaswet. Immers volgens o. a de artikel 47 van de preventieve

anti-witwaswet moeten (spreekplicht) de externe accountants en externe

belastingconsulenten, de externe boekhouders(-fiscalisten) en de bedrijfsrevisoren,

kortweg de beroepsbeoefenaars geviseerd door de preventieve witwaswet die, bij de

uitoefening van hun beroep feiten vaststellen waarvan zij weten of redelijke gronden

78 In beginsel is er een vertrouwensrelatie en zijn er geen geheimen. 79 Zie art. 45/1, § 13 Wet van 22 april 1999 80 Zo kan in het kader van betwisting ereloon toelichting gegeven worden bij de verrichte

werkzaamheden 81 D. Van Gerven, « Het Beroepsgeheim van de advocaat », Tijdschrift voor Privaat Recht, 2012/4,

p.1415, (randnr.54) 82 Zie voor de meeste recente wetteksten www.ctif-cfi.be & www.bibf.be /documentatie

Page 50: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 50

hebben om vermoeden dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de

financiering van terrorisme, de Cel voor financiële informatieverwerking daarvan

onmiddellijk schriftelijk of elektronisch op de hoogte brengen.

Dit artikel 47 van de preventieve witwaswet vormt dus een belangrijke uitzondering op

het hoger gestelde principe van het beroepsgeheim. De genoemde verplichting tot

melding aan de CFI, wanneer een vermoeden of zekerheid van witwassen bestaat, staat

centraal in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme83.

Het is echter niet zo dat het beroepsgheim volledig uitgeschakeld wordt. Artikel 53 van

die wet voorziet namenlijk dat wanneer zij “…de rechtspositie van deze cliënt bepalen,

dan wel die cliënt in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of

vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een

rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk

geding wordt ontvangen of verkregen, tenzij de bedoelde onderworpen entiteiten zelf

hebben deelgenomen aan de witwasactiviteiten of de activiteiten voor financiering van

terrorisme, zij juridisch advies voor witwasdoeleinden of voor financiering van

terrorisme hebben verstrekt, of zij weten dat hun cliënt juridisch advies wenst voor

witwasdoeleinden of voor financiering van terrorisme”84 de onderworpen entiteiten

geen meldingsplicht hebben.

Dus onder bepaalde omstandigheden blijft het beroepsgeheim voorrang genieten.

B. De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen.

De tweede uitzonderingen is geen verplichtng tot spreken doch wel een mogelijkheid

en vinden we terug in artikel XX. 23,§3 en 25,§3 van het Wetboek Economisch recht

(wetboek Insolventierecht)85-86 .

Zo voorziet artikel XX.23 §3 dat “…. Indien de schuldenaar binnen een termijn van een

maand vanaf die kennisgeving [door de erkende boekhouder] niet de nodige

maatregelen treft om de continuïteit van de economische activiteit voor een

minimumduur van twaalf maanden te waarborgen, kan de externe accountant, de

externe erkend87 boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist, of de

bedrijfsrevisor de voorzitter van de rechtbank van koophandel daarvan schriftelijk

inlichten. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet van toepassing.”

83 Zie hierover www.ctif-cfi.be 84 Zie toelichtingsnota voor meldingsplichtigen op www.ctif-cfi.be 85 Voorheen artikel 10 en 12 Wet continuïteit ondernemingen 86 Over boek XX: D. Mertens en J. Bats, “Het nieuwe insolventierecht is in aantocht”, Pacioli (2017), nr

453, p.1 87 !! Dit is enkel voor de erkende boekhouder. De stagiair boekhouder valt hier niet onder

Page 51: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 51

Artikel XX.25, § 3 voorziet dat “… De kamer of de rechter verslaggever mag bij de

externe accountant, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-

fiscalist en de bedrijfsrevisor van de schuldenaar, inlichtingen inwinnen nopens de

aanbevelingen die zij gedaan hebben aan de schuldenaar en, in voorkomend geval,

nopens de maatregelen die genomen zijn om de continuïteit van de economische

activiteit te waarborgen. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet van

toepassing.”

2. de boekhouder wordt geroepen om in rechte of voor een parlementaire

onderzoekscommissie getuigenis af te leggen

De “getuigenis in rechte” is een getuigenis die in principe onder eed gebeurt en waarbij

de getuige onder straffe van meineed verplicht is om de waarheid te spreken. Dit zal bv

zo zijn in volgende situaties:

- tegenover een rechtbank

- voor een onderzoeksrechter/parlementaire onderzoekscommissie

- voor een Procureur des Koning in zake heterdaad

- voor een lid van de Federale politie die handelt bij volmacht van de

onderzoeksrechter

Daar waar een persoon die niet gebonden is door het beroepsgeheim in deze

omstandigheden verplicht is om de gestelde vragen te beantwoorden kan hij die houder

is van een beroepsgeheim een zwijgrecht inroepen. Het gaat hier wel degelijk om een

recht om te zwijgen doch geen verplichting.

Het is aan de boekhouder zelf om te beoordelen of men al dan niet het beroepsgeheim

zal inroepen. Deze appreciatiebevoegdheid behoort uitsluitend aan de boekhouder en

kan door de cliënt niet worden beïnvloed.

De bevoegdheid van de rechter is beperkt tot het beoordelen of een vraag al dan niet

valt onder het beroepsgeheim. Indien de rechter van oordeel is dat een vraag niet onder

het beroepsgeheim valt is men verplicht te antwoorden en dit onder straffe van een

veroordeling wegens het weigeren te getuigen. In het andere geval beoordeelt de

boekhouder zelf of hij al dan niet gebruikt maakt van zijn zwijgrecht.

Belangrijk is te onthouden dat in geval van getuigenis voor bv de onderzoeksrechter u

bv het recht heeft op een kopie van het proces-verbaal. Het is aangewezen om het PV

steeds grondig na te lezen en uw opmerkingen te laten registreren in een nieuw PV.

Page 52: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 52

VII.C. HET BEROEPSGEHEIM EN DE HUISZOEKING

Hoewel in beginsel de boekhouding zich moet bevinden op de zetel van de

onderneming is het vaak zo dat veel stukken zich op het kantoor van de boekhouder

bevinden. Het is dan logisch dat de gerechtelijke overheid zal aanbellen bij de

boekhouder om deze stukken te zoeken en eventueel in beslag te nemen.

Aldus zal de boekhouder geconfronteerd worden met de eisen van het gerechtelijk

onderzoek en met die van zijn beroepsgeheim. De centrale vraag is dan hoe kan

bepaald worden welke stukken al dan niet vallen onder het beroepsgeheim 88

Het is een gebruik89 dat de federale politie bij de uitvoering van een bevel tot

huiszoeking steeds het Instituut zal contacteren teneinde een lid van de Nationale Raad

uit te nodigen aanwezig te zijn bij de huiszoeking.

In beginsel zullen de stukken die vallen onder het beroepsgeheim, en als dusdanig zo

aangeduid werden door het raadslid, onder gesloten omslag aan de onderzoeksrechter

overhandigd worden. Indien de federale politie dit niet zou doen zal het raadlid vragen

dat zijn opmerkingen ter zake in het proces-verbaal van huiszoeking geacteerd worden.

Het is uiteindelijk aan een rechter om te beslissen of een stuk al dan niet onder het

beroepsgeheim valt.

In concreto is het aangewezen om bij een huiszoeking steeds te vragen dat het

bevel tot huiszoeking voorgelegd wordt. Indien dit niet kan voorgelegd worden

heeft u het recht om een mondeling verzoek tot huiszoeking te weigeren.90. Een

proces-verbaal in die zin zal dan opgemaakt worden.

Indien er een bevel tot huiszoeking is en er is geen lid van de Nationale Raad

aanwezig kan u vragen of u het Instituut mag contacteren. Behoudens

uitzonderlijke omstandigheden zal de politie geen bezwaar maken

Indien bepaalde stukken moeten in beslag genomen worden moet u ervoor zorgen

dat de afgegeven stukken geïnventariseerd worden en dat deze inventaris in het

proces-verbaal wordt opgenomen. U dient kopie te nemen91 van de stukken en dit

om uw werkzaamheden te kunnen verder zetten92. Indien dit niet mogelijk zou

88 Zie ook de zeer interessante brochure over dit onderwerp op www.ibr-ire.be /publicaties/brochures 89 Doch geen wettelijke verplichting en kan dus ook zonder aanwezigheid van een lid van de Nationale

Raad. 90 Artikel 15 van de Grondwet bepaalt dat de woning onschendbaar is en dat geen huiszoeking kan

plaatsvinden dan in de gevallen die de wet bepaalt en de vorm die zij voorschrijft 91 Minstens het te vragen en een eventueel negatief antwoord te laten opnemen in een PV 92 Het loutere feit dat de stukken in beslag zijn genomen is in se geen reden om bv niet tijdig de fiscale

aangiftes in te dienen

Page 53: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 53

zijn dient U de belanghebbende (fiscale, sociale) administraties hiervan op de

hoogte te brengen zodat bv uitstellen en dergelijke kunnen worden toegestaan.

De in beslag genomen documenten, computers of informaticabestanden worden

niet automatisch teruggegeven. U zal hiervoor regelmatig contact moeten nemen

met de onderzoeksrechter of de opheffing van het beslag vragen aan de Procureur

des Konings.

Het lid van de Nationale Raad heeft enkel een opdracht met betrekking tot de

documenten en is bv niet bevoegd bijstand te verlenen bij een ondervraging

Er bestaat geen handleiding om een huiszoeking op een “aangename manier” te

laten verlopen. Medewerking kan aangewezen zijn doch U moet ook niet meer

geven dan wat gevraagd wordt.

Sta in elk geval op uw recht op een nalezing van het proces-verbaal en het recht

op een kopie hiervan

In zake het beroepsgeheim zijn er nog zeer veel onduidelijkheden en dit in het

bijzonder omwille van het gebrek aan een duidelijke en een volledige wettelijke

regeling, in het bijzonder wat betreft bv huiszoekingen.

VII.D. HET BEROEPSGEHEIM EN DE FISCUS

In zake fiscale aangelegenheden wordt verwezen naar de toepasselijke wetgeving93-94.

Indien het beroepsgeheim betreffende de inkomstenbelasting wordt ingeroepen dient de

fiscale administratie in beginsel het Instituut te contacteren die dan moet beslissen of het

beroepsgeheim al dan niet kan worden ingeroepen (artikel 334 WIB).

Het beroepsgeheim mag er natuurlijk niet toe leiden dat een controle van de fiscale

toestand van de boekhouder (of eender welke drager van een beroepsgeheim) onmogelijk

wordt gemaakt95.

93 zie bv artikel 315 WIB ev. 94 Zie C. Lemaire” Help, er zit een controleur in de badkamer!”, Pacioli (2015), nr. 406, p.1 95 Zie C. Buysse,: “Accountant: contracten en time sheets voorleggen, maar “geanonimiseerd” Fiscoloog

2016, 22/06/2016

Page 54: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 54

VIII. HOOFDSTUK VI : BEROEPSACTIVITEITEN EN ONVERENIGBAARHEDEN

Inleiding

Vanuit de vaardigheid om met cijfers om te gaan kan een boekhouder BIBF tal van andere

dan louter boekhoudkundige en fiscale diensten verstrekken aan zijn cliënten.

Het is eigen aan vrije beroepen om echter bepaalde activiteiten als onverenigbaar met de

uitoefening van het vrij beroep te beschouwen. Meestal zal deze onverenigbaarheid

gericht zijn op “commerciële activiteiten”. Men gaat er vanuit dat deze onverenigbaar zijn

met deontologische beginselen zoals onafhankelijkheid, eerlijkheid en waardigheid.

Ook voor de boekhouders BIBF zijn er activiteiten die al dan niet verenigbaar zijn.

VIII.A. ARTIKEL 20 : DE VERENIGBARE ACTIVITEITEN

Hier worden de activiteiten omschreven die in elk geval verenigbaar zijn.

Twee van die activiteiten zijn slechts mogelijk mits aan de in artikel 20 omschreven

bepaalde voorwaarden te voldoen, nl de activiteit van syndicus en deze van onafhankelijk

bestuurder.

VIII.B. ARTIKEL 21 : DE ONVERENIGBARE ACTIVITEITEN

Het bestaande principiële verbod voor de externe boekhouder om commerciële

nevenactiviteiten uit te oefenen op zelfstandige basis blijft behouden maar wordt

genuanceerd.

I. Principe :

“Behoudens voor de activiteiten vermeld in paragraaf 2, wordt de uitoefening, als

natuurlijke persoon of als rechtspersoon, van multidisciplinaire activiteiten toegestaan

door de Kamers, op schriftelijk verzoek van een extern boekhouder BIBF, voor zover de

onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het lid niet in gevaar komen.”.

Hiervoor dient men een goed gedocumenteerde aanvraag in te dienen bij de bevoegde

Uitvoerende Kamer.

II. Uitzondering: Nooit (noch via de Kamer noch via de Raad) is uitzondering mogelijk

voor volgende activiteiten en zijn dus ALTIJD onverenigbaar :

- de activiteiten van verzekeringsmakelaar of –agent,

- deze van vastgoedmakelaar uitgezonderd de syndicusactiviteit,

- alle bancaire activiteiten en activiteiten van financiële dienstverlening waarvoor de

inschrijving bij de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) vereist is.

Page 55: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 55

Deze categorie van beroepsactiviteiten (onder III.) worden immers steeds geacht de

onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de externe boekhouder (-fiscalist) in het gedrang

te brengen.

VIII.C. ARTIKEL 22: TEWERKSTELLING BIJ OVERHEID

Personen, die tewerkgesteld zijn in de openbare of parastatale sector96, kunnen het

beroep van boekhouder BIBF slechts uitoefenen, mits schriftelijke toestemming van de

bevoegde overheid. Het is belangrijke om dergelijke aanstellingen en dit samen met de

toestemming steeds mede te delen aan het Instituut (zie artikel 9 Reglement van

Plichtenleer en artikel 6 huishoudelijk reglement).

96 En dit ongeacht het niveau: gemeente, provincie, gewest, federaal ….

Page 56: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 56

IX. ART 23-28 : INFORMATIEVERSPREIDING DOOR DE BOEKHOUDER BIBF

IX.A. INLEIDING

Na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 23 december 1997 tot goedkeuring

van het reglement van plichtenleer van het BIBF heeft de Raad het nuttig geacht een

richtlijn uit te vaardigen teneinde de grenzen van "het zich publiekelijk kenbaar maken

als boekhouder BIBF" duidelijk te omlijnen. Deze richtlijn werd goedgekeurd op de

raadsvergadering van 10 juli 1998.

Sinds de totstandkoming en publicatie97 van deze richtlijn is er op wetgevend en

rechtsprekend98 vlak en ook op mentaliteitsvlak een en ander gewijzigd. In het bijzonder

zijn er een aantal Europese richtlijnen gekomen die onder andere op het vlak van

publiciteit door beoefenaars van een vrij beroep een aantal grondige wijzigingen hebben

aangebracht.

In het kader van deze ontwikkelingen werd door het Interinstitutencomité99 reeds in

2000 een initiatief genomen om tussen de drie instituten (BIBF, IBR en IAB) een

gemeenschappelijke richtlijn betreffende publiciteit tot stand te brengen100.

Recente ontwikkelingen in de rechtspraak van het Europees hof van justitie alsook het

Grondwettelijk hof noopten de drie Instituten ertoe de gemeenschappelijke richtlijn van

2003 aan een grondige herziening te onderwerpen.

Deze herziening werd in de loop van 2012 door de Raden van de drie Instituten

goedgekeurd101. De tekst kan u vinden in hoofdstuk XII.

IX.B. WAT IS TOEGELATEN?

Overeenkomstig deze teksten is het toegelaten om op een publieke wijze (openbaar)

objectieve informatie te verspreiden over zijn diensten mits dit gebeurt op een discrete en

tactvolle manier. In concreto betekent dit dat aankondigingen in bv regionale of nationale

publicaties perfect mogelijk zijn.

Is geen objectieve informatie: bv de aankondiging dat men de goedkoopste en het beste

kantoor in de omgeving is of de vermelding van zaken/ links die geheel en geen uitstaans

hebben met het boekhoudkantoor.

Bij de beoordeling van een bepaalde publiciteit zal de Kamer natuurlijk rekening houden

met de precieze context waarin de publiciteit voorkomt. Zo heeft de Kamer in eerdere

tuchtzaken beoordeeld dat het al dan niet discreet karakter van een publiciteitsbord niet

97 Pacioli, 1998/nr35, p.6 98 Bv Apothekersarrest, Hof van Cassatie, 07 mei 1999: orde mag niet zomaar publiciteit verbieden 99 Zie artikel 53 van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen 100 Zie Pacioli/2003, nr. 141 101 BIBF op 09.07.2012, IBR op 06.07.2012 en IAB op 05.11.2012.

Page 57: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 57

louter op zichzelf moet bekeken worden doch moet gezien worden binnen het complete

straatbeeld.

IX.B.1 De boekhouder BIBF op het www?

Hoewel niet als dusdanig in de richtlijnen opgenomen is het houden van een website geen

enkel probleem mits bij het ontwerp rekening wordt gehouden met de inhoud van de

richtlijnen. Ter zake weze het opgemerkt dat men bij het ontwerp van uw website zeer

goed samenwerkt met de webdesigner102 en dat men regelmatig zorgt voor een update van

de beschikbare informatie103.

In geval van twijfel over een website of publiciteit, kan de boekhouder die steeds

voorleggen aan het Instituut.

IX.B.2 Mag men het logo van het BIBF op vermelden?

Het logo104 mag enkel gebruikt worden op persoonlijke documenten (bv. briefpapier,

naamkaartjes, ereloonnota's) en op het naambord overeenkomstig de artikelen 24 tot 27

van de plichtenleer.

IX.B.3 Verplichte vermeldingen

Bij het aanmaken facturen, briefpapier, website, publiciteit en dergelijke dient men

rekening te houden met de artikelen 24,§2 en 25,§2 van het Reglement van Plichtenleer

die een aantal verplichte vermeldingen oplegt.

identiteit (naam, voornaam, naam en rechtsvorm van de boekhoudvennootschap)

lidnummer BIBF

vermelding van "erkend boekhouder-(fiscalist) BIBF." of "stagiair boekhouder(-

fiscalist) BIBF."

Wettelijk105 verplichte vermeldingen, bv ondernemingsnummer

IX.C. WAT IS VERBODEN?

A) ronselen van cliënteel (bijvoorbeeld door middel van gepersonaliseerde brieven of

mailings toe te sturen naar "starters" of naar gevestigde ondernemingen zonder dat deze

hierom hebben verzocht).

Onder "ronselen" wordt verstaan:

" Elk persoonlijk initiatief dat rechtstreeks of onrechtstreeks gericht is op het verwerven van

een cliënt, onafhankelijk van het feit of deze laatste reeds beroep doet op de diensten van

102 Niets ergerlijker dan een slecht functionerende, ontoegankelijke site 103 Die ook conform dient te zijn aan o.a. Artikel 7 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde

juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij (Belgisch Staatsblad, 17.03.2003,

2°editie). Zo moet o.a. duidelijk zijn met de wie de bezoeker te maken heeft en bv bij welk Instituut de

dienstverlener is aangesloten enz. 104 U kan het in diverse formaten vinden op het Extranet/rubriek documenten 105 Zie bv-artikel 78 Wetboek vennootschappen

Page 58: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 58

een boekhoudkundige beroepsbeoefenaar, door middel van gepersonaliseerde brieven,

bezoeken aan huis of via elke andere methode.

Met ronselen wordt in het bijzonder gelijkgesteld: elke informatie die verspreid wordt op

initiatief van de boekhouder en die:

- melding maakt van tarieven, speciale diensten, of waarin zijn diensten vergeleken

worden met deze van een confrater,

- vermeldingen bevat die verband houden met de kwaliteit en de manier waarop de

prestaties worden verricht,

- melding maakt van de naam of het aantal klanten

B) Het samen vermelden van boekhoudactiviteiten met andere onverenigbare

(handels)activiteiten.

IX.D. WETBOEK ECONOMISCH RECHT : NIEUWE VERPLICHTINGEN

Het nieuwe Wetboek Economisch Recht (art III.74 tot 77) bepaalt dat de externe

beroepsbeoefenaar ten allen tijde bepaalde gegevens omtrent zijn beroep en kantoor

dient ter beschikking te stellen van de cliënt. Deze ter beschikking stelling kan ook

gebeuren aan de hand van een bijlage aan de opdrachtbrief. Op deze manier kan ook

bewezen worden dat de cliënt er kennis van heeft genomen.

Het BIBF stelt zo een model van dergelijke bijlage ter beschikking op www.bibf.be

Page 59: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 59

X. HET BOEKHOUDKANTOOR EN DE RECHTSPERSOON

X.A. INLEIDING

Artikel 46 van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale

beroepen bepaalt duidelijk dat niemand de activiteit van zelfstandig boekhouder mag

uitoefenen zonder te zijn ingeschreven op het tableau van de erkende boekhouders(-

fiscalisten) of de lijst van stagiairs.

Hoewel velen reeds het beroep uitoefenen via een vennootschap werden deze nog niet

afzonderlijk erkend. Artikel 47 van de Wet van 22 april 1999 voorzag wel in de

mogelijkheid om bij K.B. de voorwaarden voor uitoefening in het kader van een

rechtspersoon vast te leggen.

In het Belgisch Staatsblad van 16 maart 2005 werd in uitvoering van voormeld artikel 47

het Koninklijk Besluit van 15 februari 2005 “betreffende de uitoefening van het beroep van

erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon”

gepubliceerd. Dit KB is in werking getreden op 26 maart 2005.

Sinds 26 maart 2005 is dus ook de uitoefening van het beroep van boekhouder(-fiscalist)

en/of het voeren van de titel ervan door een rechtspersoon gereglementeerd en moeten

dus ook de rechtspersonen, via welke het beroep van boekhouder uitgeoefend wordt,

ingeschreven worden op een afzonderlijk tableau bijgehouden door het Instituut106.

Dit KB werd in 2009107 gewijzigd teneinde het aan te passen aan de Europese regelgeving

en in het bijzonder om de deur van de interprofessionele samenwerking met o.a. de

andere economische beroepen volledig te openen. Dit KB was een volgende stap in de

verdere professionalisering en omkadering van het beroep.

Hierna bespreken we de basisvoorwaarden waaraan dergelijke rechtspersoon moet

voldoen evenals de procedures voor de erkenning door het BIBF.

X.B. DE PROFESSIONELE VENNOOTSCHAP

In dit hoofdstuk lichten wij de voorwaarden toe waaraan een rechtspersoon die de in

artikel 49 van de wet 22 april 1999 en de daarmee deontologische verenigbare

werkzaamheden wil uitoefenen moet voldoen om erkend te worden door het BIBF.

106 Art. 2 en 4 van het KB 15 februari 2005 107 KB van 30 september 2009, B.S., 21 december 2009- zie ook Pacioli, 2010, nr. 288

Page 60: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 60

X.B.1 De vennootschapsvorm

Het moet gaan om een burgerlijke vennootschap108 of een andere rechtspersoon met

rechtspersoonlijkheid opgericht naar Belgisch recht.109. Het is aangewezen de burgerlijke

aard van de vennootschap uitdrukkelijk in de statuten te vermelden.

X.B.2 De oprichters

- één of meerdere erkende boekhouder(s)-fiscalist(en) BIBF110

- de stagiair boekhouder(-fiscalist): ! op voorwaarde dat een erkend boekhoudkundige

beroepsbeoefenaar als mede zaakvoerder wordt aangesteld111 !

- anderen = niet- BIBF-leden

X.B.3 De aandeelhoudersstructuur

De aandelen moeten, ongeacht de vennootschapsvorm, steeds op naam zijn.

De meerderheid van de stemrechten moet in het bezit zijn van leden (natuurlijke

personen of rechtspersonen) van het Instituut .

Het is nuttig ter zake aan de notaris of de opsteller van de oprichtingsakte te vragen een

verwijzing naar de bepalingen van het KB van 15 februari 2005 toe te voegen aan deze

rubriek. Een letterlijke overname van de tekst van het KB in de statuten is niet nodig. 112

X.B.4 Het bestuur

De meerderheid van de zelfstandige mandatarissen (=zaakvoerders, bestuurders, leden

van het directiecomité…) moeten lid zijn van het Instituut113.

In de mate dat een erkende rechtspersoon wordt aangeduid als bestuurder moet deze een

natuurlijke persoon, lid van het Instituut, aanstellen als permanente vertegenwoordiger.

Tevens is het zo dat de natuurlijke personen die de opdrachten zoals omschreven in artikel

49 van de wet uitvoeren in naam en voor rekening van de erkende vennootschap, de

hoedanigheid van boekhouder of boekhouder-fiscalist moeten hebben of een

hoedanigheid die als gelijkwaardig wordt erkend in België of in het buitenland. Dit

betekent dat mandatarissen die niet over dergelijke hoedanigheid beschikken voor de

vennootschappen geen handelingen kunnen stellen die de uitoefening van het beroep van

boekhouder betreffen.

108 Die de vorm van een handelsvennootschap heeft aangenomen – zie artikel 8,2° KB 15 februari 2005

en artikelen 2, §2 en 3, §4 Wetboek Vennootschappen 109 Voor een rechtspersoon naar buitenlands recht – zie verder 110 Artikel 8, 4°KB 15 februari 2005 111 Zie Artikel 51 § 3 Wet van 22 april 1999 112 En is niet nuttig daar bij eventuele latere wetswijziging dan ook de statuten moeten aangepast worden 113 Artikel 8, 5°KB 15 februari 2005

Page 61: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 61

Wanneer echter de raad van bestuur, het college van zaakvoerders of het directiecomité

slechts uit twee leden bestaat, moeten beide zaakvoerders erkend zijn om boekhouding te

doen voor derden en moet minstens één van hen benoemd worden onder de leden van

het BIBF. Het tweede lid mag benoemd worden onder de leden (met de hoedanigheid van

accountant) van het IAB of IBR of personen zijn die in het buitenland een hoedanigheid

bezitten die op grond van internationale verdragen of mits wederkerigheid als

gelijkwaardig wordt erkend met die van boekhouder of boekhouder-fiscalist in België. Het

lid van het BIBF moet echter steeds over een doorslaggevende stem beschikken bij de

beslissingen van het bestuursorgaan.

Voor de stagiairs wijzen wij hier nogmaals op artikel 51, §3 van de Wet van 22 april 1999:

“Een externe stagiair kan slechts een rechtspersoon oprichten via dewelke hij zijn

beroepsactiviteiten uitoefent of vennoot, zaakvoerder, bestuurder of lid van het

directiecomité van de rechtspersoon zijn, indien tevens een andere erkende

beroepsuitoefenaar, die gemachtigd is boekhoudactiviteiten uit te oefenen, bestuurder of

zaakvoerder van deze rechtspersoon is.”

X.B.5 De maatschappelijke benaming

In beginsel is de keuze van de naam vrij114.Wij stellen echter regelmatig vast dat in de

benaming van een boekhoudvennootschap er vaak sprake is van accountancy, account,

accounting en aanverwanten en/of belastingsconsultancy en dergelijke.

Artikelen 16 en volgende van de Wet van 22 april 1999 beschermen de titel van

accountant en/of belastingsconsulent alsook elke term die verwarring zou kunnen stichten

met de titel van accountant en/of belastingsconsulent. Conform artikel 17 van de Wet van

22 april mag een vennootschap in haar benaming enkel accountant of belastingsconsulent

gebruiken wanneer haar die hoedanigheid verleend werd door het IAB.

De boekhouders BIBF moeten er dan ook voor zorgen geen dergelijke titel of term te

gebruiken in hun handelsnaam of in de maatschappelijke benaming van hun

vennootschap.

Wij weten dat het IAB ook hier een statutenwijziging oplegt aan diegenen die deze

bepalingen negeren. Ter zake moeten wij wijzen op recente rechtspraak waarbij duidelijk

gesteld wordt dat het gebruik van de term accounting voorbehouden is aan zij die door het

IAB als dusdanig op het tableau ingeschreven zijn. Het loutere feit dat “accounting” als

begrip vele ladingen kan dekken doet hier geen afbreuk aan, net zomin als het feit dat

eigenlijk geen aan accountants voorbehouden werkzaamheden worden uitgevoerd. 115 116

114 Zie artikel 65 Wb. Venn. 115 zie Arbitragehof, arrest nr. 11/2001 van 07 februari 2001 – www.const-court.be en Gent, 3°Kamer, 20

december 2001, niet gepubliceerd 116 Zie ook Accountancy & Tax, 2004/nr. 3 op www.iec-iab.be

Page 62: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 62

De naam van de vennootschap is in beginsel vrij doch enige omzichtigheid is

aangewezen

X.B.6 De statuten

Het BIBF heeft geen modelstatuten die verplicht moeten gebruikt worden.

Teneinde de erkenningprocedure vlot te laten verlopen is het absoluut aangewezen om

echter steeds het ontwerp van statuten(-wijziging) voor nazicht117 voor te leggen aan de

juridische dienst van het BIBF. Na nazicht van het ontwerp kan men dan effectief overgaan

tot oprichting of omvorming en het indienen van de aanvraag tot erkenning bij de

bevoegde Uitvoerende Kamer (zie verder onder VII.A.).

X.C. DOEL VAN DE RECHTSPERSOON

Het doel van de rechtspersoon is deze van een professionele vennootschap nl. het

uitoefenen van de in artikel 49 van de wet 22 april 1999 en de daarmee deontologische

verenigbare werkzaamheden.

Betreffende de “verenigbare activiteiten” moet hier verwezen worden naar artikel 21

van het Reglement van Plichtenleer dat bepalende dat: “Het beroep van boekhouder is

onverenigbaar met elke ambachtelijke of handelsactiviteit welke rechtstreeks of

onrechtstreeks, individueel of in vereniging- of vennootschapsverband op zelfstandige

basis wordt uitgeoefend.” 118

Dit impliceert enerzijds dat in het maatschappelijk doel van de boekhoudvennootschap

geen verwijzing mag worden opgenomen naar commerciële activiteiten en anderzijds

ook dat een boekhouder B.I.B.F. of een erkende boekhoudvennootschap geen

rechtspersoon mag oprichten met commerciële activiteiten als doel119, laat staan er

rechtstreeks of onrechtstreeks bestuurder/zaakvoerder in zijn.

Het loutere feit dat de activiteit de facto niet zou worden uitgeoefend verandert niets aan

dit basisprincipe.

Gelet op het feit dat voor vennootschappen de doelbepaling doorslaggevend is voor het

bepalen van het karakter van de uitgeoefende activiteit binnen de vennootschap120 dienen

wij (en alle andere derden) ervan uit te gaan dat deze vennootschappen effectief de

activiteit zullen en/of kunnen uitoefenen.

Nochtans stellen wij regelmatig vast dat er nog boekhoudvennootschappen worden

opgericht waarvan de statuten bepalingen bevatten die op een directe of minstens op een

117 Het blijven natuurlijk enkel de Uitvoerende Kamers die bevoegd zijn om te beslissen over de

erkenning. 118 Zie hierover ook www.bibf.be /deontologie/onverenigbaarheden 119 Zie ook artikel 8,6° KB 15 februari 2005 betreffende deelnemingen in andere rechtspersonen 120 Artikel 3 § 2 Wb.Venn.

Page 63: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 63

indirecte manier verwijzen naar handels- en/of ambachtelijke activiteiten. We

onderscheiden diverse bepalingen:

1. Op directe manier gaat het om bepalingen die de vennootschap zelf toelaten duidelijk

omschreven commerciële activiteiten zoals personeelsselectie, verzekeringen, groot- en

kleinhandel in bepaalde goederen, plaatsingsbureau, marketingbureau, verhuring van

materieel, fabriekmerken en patenten nemen en te verhandelen … enz.

Rechtstreekse of onrechtstreekse opname van commerciële activiteiten kan absoluut

niet

2. Indirect gaat het om meer algemene activiteiten zoals optreden als tussenpersoon in de

handel, makelaar commissionair (al dan niet gespecificeerd …), bestuurder van

vennootschappen, ….

Ook een op algemene wijze omschreven commerciële activiteit hoort niet thuis in de

statuten van een boekhoudvennootschap

Men kan bij de oprichting steeds uitgaan van volgend model121 maatschappelijk

doel:

“De vennootschap heeft tot doel het uitoefenen van de burgerlijke beroepswerkzaamheid

van boekhouder en/of boekhouder-fiscalist zoals bepaald in artikel 49 van de Wet van

tweeëntwintig april negentienhonderd negenennegentig betreffende de boekhoudkundige

en fiscale beroepen, evenals alle werkzaamheden die ermee verenigbaar zijn en die

inzonderheid verenigbaar zijn met het Reglement van Plichtenleer en deontologie

vastgesteld door het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten, en onder

meer doch niet uitsluitend:

- de organisatie van boekhoudingsdiensten en raadgeving daaromtrent;

- het openen, het houden, het centraliseren en het sluiten van boekingen, geschikt voor

het opmaken van de rekeningen;

- het bepalen van de resultaten en het opmaken van de jaarrekening in de door de wet

bepaalde vorm;

- het belastingadvies, bijstand en vertegenwoordiging van belastingplichtigen in alle

belastingaangelegenheden;

- juridische adviesverlening, in het bijzonder de bijstand bij de oprichting en de

vereffening van vennootschappen;

- studie-, organisatie- en raadgevend bureau inzake financiële, fiscale en sociale

aangelegenheden.

De vennootschap mag rechtstreeks of onrechtstreeks via inbreng, fusie, inschrijving of

iedere andere manier deelnemen of belangen nemen in of optreden als bestuurder,

121 Dit is louter een model. Men is niet absoluut verplicht dit te gebruiken.

Page 64: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 64

zaakvoerder of lid van het directiecomité van andere rechtspersonen of burgerlijke

vennootschappen met een gelijkaardig doel.

De vennootschap mag optreden als vereffenaar van andere vennootschappen.

De vennootschap mag alle verrichtingen, met inbegrip van financiële, roerende en

onroerende verrichtingen, doen die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met het

doel van de vennootschap en voor zover die verrichtingen in overeenstemmingen zijn met

de plichtenleer die geldt voor het beroep van boekhouder en boekhouder-fiscalist.

De vennootschap mag uitsluitend in eigen naam en voor eigen rekening het uit haar

activiteiten voortkomende patrimonium in de ruimste zin van het woord beheren en

oordeelkundig uitbreiden. Zij mag haar patrimonium uitbreiden door alle onroerende

goederen, zowel in volle eigendom als in vruchtgebruik en/of blote eigendom, alle

onroerende zakelijke rechten zoals onder meer erfpacht- en opstalrechten en alle roerende

goederen als investering te verwerven, beheren, in stand houden en valoriseren; beheer

wordt in deze zin verstaan dat aankoop, verhuring, uitrusting, verbouwing en

vervreemding toegelaten zijn in zoverre zij nuttig of noodzakelijk zijn of bijdragen tot een

meer gunstige samenstelling van het vennootschapspatrimonium. Daartoe mag zij alle

onroerende, roerende en financiële handelingen verrichten, zoals ondermeer haar

onroerende goederen in hypotheek stellen en al haar andere goederen, in pand stellen. Dit

alles met inachtneming van het voorgaande en in overeenstemming met de plichtenleer

die geldt voor het beroep van boekhouder en boekhouder-fiscalist.

De vennootschap mag haar doel zowel in België als in het buitenland verwezenlijken,

onder voorbehoud van eventuele internationale bepalingen ter zake.”

Aldus omvat het maatschappelijk doel al de activiteiten die behoren tot het wettelijk

monopolie van de zelfstandig boekhouder (zie artikel 49 van de Wet van 22 april 1999) en

anderzijds laat het de ruimte om die activiteiten die verenigbaar zijn met het Reglement

van Plichtenleer en deontologie uit te oefenen.

X.D. BIJZONDERE SAMENWERKINGSVERBANDEN

Het koninklijk besluit voorziet ook in de mogelijkheid van een grens- en/of

beroepsoverschrijdende samenwerking of delen van middelen.

X.D.1 Samenwerking met een buitenlandse confrater

Hoewel het vandaag nog geen courante praktijk is, is het niet uitgesloten dat een erkend

boekhouder-(fiscalist) BIBF wenst samen te werken met een beroepsbeoefenaar uit een

ander land. Ook in dit geval kan de samenwerking gebeuren via een rechtspersoon.

Deze rechtspersoon moet aan dezelfde basisvoorwaarden voldoen als de rechtspersoon

die enkel bestaat uit erkende boekhouders -(fiscalisten) BIBF.

Page 65: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 65

De buitenlandse confraters mogen zowel aandelen hebben als een bestuursfunctie

uitoefenen122. Het is echter zo dat de meerderheid van de aandelen en de

bestuursmandaten in handen moet zijn en blijven van leden van het Instituut.

De erkenningsprocedure is in beginsel dezelfde als voor de rechtspersoon die enkel

bestaat uit erkende boekhouders -(fiscalisten) BIBF.

In geval van samenwerking in een vennootschap met een persoon uit het buitenland die

een gelijkwaardige hoedanigheid heeft, is echter wel de voorafgaande en steeds

herroepbare toelating van de Kamer vereist indien deze persoon krachtens zijn nationaal

statuut gemachtigd is opdrachten uit te voeren die in België niet verenigbaar zijn met de

functie van boekhouder of boekhouder-fiscalist123.

X.D.2 Samenwerking in een rechtspersoon naar buitenlands recht.

Artikel 9 van het Koninklijk Besluit omschrijft de voorwaarden waaraan een rechtspersoon

naar buitenlands recht dient te voldoen om erkend te worden.

De basisregels zijn dezelfde als voor een rechtspersoon naar Belgisch recht. De

meerderheid van de aandelen moet echter in het bezit zijn van leden van het Instituut.

Ook de bestuursmandatarissen moeten leden van het Instituut zijn of in het buitenland een

gelijkaardige hoedanigheid bezitten.

In de mate dat het gaat om een bijkantoor124 van een rechtspersoon opgericht naar

buitenlands recht moet de meerderheid van alle zelfstandige mandatarissen lid zijn van het

Instituut.125

Indien deze rechtspersoon een rechtsvorm zou aannemen die in België niet zou worden

toegelaten kan de oprichting van dergelijke rechtspersoon maar gebeuren dan na

voorafgaande toelating van de bevoegde Kamer126.

X.D.3 Samenwerking met een ander vrij beroep

Mits aan de onder IX.B. vermelde voorwaarden voldaan is kan men in

boekhoudvennootschap samenwerken met niet alleen accountants, belastingconsulenten

en bedrijfsrevisoren doch ook met andere vrije beroepen127. Deze niet BIBF-leden kunnen

zowel aandeelhouder/vennoot als bestuurder zijn.

122Zie art 8,4° en 5° KB 15 februari 2005 123 Zie art 5, § 2 KB 15 februari 2005 124Artikel 58 Wetboek Vennootschappen 125Artikel 10 KB 15 februari 2005 126Artikel 5 § 2,2°KB 15 februari 2005 127 Voor zover natuurlijk hun deontologie dit toelaat

Page 66: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 66

X.D.4 Middelenvennootschap

Een rechtspersoon mag ook worden opgericht, met de voorafgaande en steeds herroepbare

toelating van de Kamer met het oog op het in gemeenschap brengen van alle of een

gedeelte van de beroepsgebonden kosten, tussen een of meer boekhouders en/of

boekhouders-fiscalisten en personen die niet de titel van boekhouder en/of boekhouder-

fiscalist hebben of een in het buitenland als gelijkwaardig erkende titel mits aan volgende

voorwaarden wordt voldaan128 :

1° deze rechtspersoon mag noch in eigen naam, noch in naam van één van haar

vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen, noch op enige andere wijze, een functie,

mandaat of opdracht uitoefenen die behoort tot de beroepsactiviteit van haar

vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen : de middelenvennootschap kan dus niet

zelf het beroep uitoefenen en ook geen bestuursmandaat in een professionele

vennootschap opnemen.

Voorbeeld doel middelenvennootschap :

“Het ter beschikking stellen, zelfs tegen kostprijs, van immateriële, materiële en

menselijke middelen aan haar eigen vennoten of aan de vennootschappen van haar eigen

vennoten om de uitoefening van de beroepsactiviteiten van haar vennoten te

vergemakkelijken.

De vennootschap mag niet worden belast met het innen van de honoraria voor de

opdrachten die behoren tot de beroepsactiviteiten van haar leden. De vennootschap mag

op generlei wijze de onafhankelijkheid van haar leden in de uitoefening van hun opdracht

schaden.

De vennootschap mag in België en in het buitenland, alle industriële, handels-, financiële,

roerende en onroerende verrichtingen verwezenlijken die rechtstreeks of onrechtstreeks

haar onderneming kunnen uitbreiden of bevorderen en voor zover deze in

overeenstemming zijn met de plichtenleer die geldt voor de beroepen van de vennoten.

De vennootschap mag alle roerende en onroerende goederen verwerven en beheren, met

inbegrip van de onroerende leasing, zowel deze die rechtstreeks als onrechtstreeks

verband houden met het doel van de vennootschap.

De vennootschap kan, op welke wijze ook, belangen nemen in alle verenigingen, zaken,

ondernemingen of vennootschappen die eenzelfde, gelijkaardig of verwant doel nastreven

of die haar onderneming kunnen bevorderen en ermee kan samenwerken of fusioneren en

voor zover in overeenstemming met de plichtenleer die geldt voor de beroepen van de

vennoten.”

128 Artikel 6 KB 15 februari 2005

Page 67: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 67

2° deze rechtspersoon mag niet worden belast met het innen van de honoraria voor

opdrachten behorend tot de beroepsactiviteit van haar vennoten/aandeelhouders en/of

mandatarissen;

3° het gebruik van de maatschappelijke benaming door de vennoten/aandeelhouders en/of

mandatarissen mag geen aanleiding geven tot enige verwarring met een rechtspersoon die

gemachtigd is om in eigen naam het beroep van haar vennoten/aandeelhouders en/of

mandatarissen uit te oefenen. Bij elk gebruik van de maatschappelijke benaming wordt

steeds de term « middelenvennootschap » vermeld;

4° de voorwaarden betreffende aandeelhouderschap en bestuursstructuur van deze

middelenvennootschap zijn dezelfde als deze voorzien bij artikel 8 van het KB. Ter zake

kan dus verwezen worden naar punt IX.B.

De middelenvennootschap dient vóór de oprichting wel de toelating te vragen129 doch

krijgt geen afzonderlijk erkenningsnummer.

X.E. DE BEROEPSAANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING

In het geval u samen met één of meerdere confraters overgaat tot de oprichting van een

boekhoudvennootschap moet u aandacht besteden aan de uitbreiding van de dekking van

de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Volgende situaties kunnen zich voordoen

X.E.1 Alle mandatarissen zijn aangesloten bij de collectieve polis

Het Instituut zal na goedkeuring van de oprichtingsakte dit, op vraag van de vennootschap,

doorgeven aan de verzekeraar en er is een automatische uitbreiding naar de activiteiten

verricht via de vennootschap en dit zonder premieverhoging .130

X.E.2 Alle mandatarissen zijn aangesloten bij een andere dan de collectieve polis

U (en de mede mandatarissen) dienen zelf de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar om

een uitbreiding van de dekking te verzoeken.

X.E.3 Gemengd

a. Alle mandatarissen zijn leden van het BIBF doch individueel verzekerd via

verschillende verzekeraars. In dat geval zal men dan ofwel een afzonderlijke

verzekering moeten onderschrijven voor de vennootschap ofwel moeten alle betrokken

boekhouders de collectieve polis onderschrijven zodat de automatische uitbreiding kan

toegepast worden.

129 Modelformulier op www.bibf.be /beroep/boekhoudvennootschap 130 De tekst van de polis kan u terugvinden op het Extranet van het BIBF /rubriek documenten

Page 68: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 68

b. Interprofessionele samenwerking

In dit geval zal een afzonderlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering moeten

onderschreven worden voor de rechtspersoon.

Ter zake wijzen wij op het feit dat er in aanvulling op de collectieve polis de

mogelijkheid bestaat een polis te onderschrijven in naam van de vennootschap en er

een premie betaald wordt per mandataris (ongeacht het Instituut waar deze lid van is).

Voor meer details over de voorwaarden verwijzen wij naar de informatie hierover op

het Extranet van het BIBF (rubriek documenten).

X.F. ONDERNEMINGSNUMMER & ERKENNINGSNUMMER BIBF

Wanneer het een nieuw opgerichte rechtspersoon betreft moet de oprichtingakte

gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad en neergelegd (op papier of elektronisch

door de notaris) worden ter griffie van de Rechtbank van Koophandel. Het zijn ook deze

diensten die aan de vennootschap het ondernemingsnummer131 zullen toekennen.

! Sinds 01 juli 2009 dienen vennootschappen van vrije beroepers ook als dusdanig

geregistreerd te worden in de KBO !

De registratie in de KBO met de hoedanigheid van “niet-handelsonderneming naar

privaat recht” gebeurt via de ondernemingsloketten en dit na de neerlegging ter griffie. Het

ondernemingsloket zal ook de toepasselijke NACE-code en vestigingseenheden

registreren. Voor de boekhouders BIBF is de enige juiste NACE-code 69202.

Wanneer u een bestaande vennootschap overneemt & omvormt zal u via het

ondernemingsloket eventueel de nodige wijzigingen moeten laten uitvoeren.

! Deze inschrijving in de KBO betekent niet dat de vennootschap haar werkzaamheden

mag starten! Hiervoor is nog toekenning van een afzonderlijk BIBF-erkenningsnummer

noodzakelijk. Dit BIBF-erkenningsnummer moet trouwens ook op alle stukken van de

rechtspersoon vermeld worden132.

Teneinde dit BIBF-nummer te verkrijgen en het vooropgestelde maatschappelijk doel te

kunnen realiseren moet de rechtspersoon eerst de erkenning aanvragen bij het BIBF. De te

volgen procedure staat toegelicht onder IX.H. !

Zonder deze erkenning mag de rechtspersoon het vooropgestelde maatschappelijk doel

niet realiseren133 !

131 Zie artikel 78 Wetboek vennootschappen 132 Zie artikel 25 Reglement van Plichtenleer 133 Art.3 en 11, §3 KB 15 februari 2005

Page 69: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 69

Na de inschrijving op het tableau zal het Instituut de toelating registreren in de KBO.

X.G. DE ERKENNINGSPROCEDURE

X.G.1 Termijn

Artikelen 11 en 12 van het Koninklijk Besluit omschrijven de te volgen procedure voor de

leden van het Instituut die wensen over te gaan tot oprichting/omvorming van een

rechtspersoon voor het verlenen van boekhoudkundige diensten.

De aanvraag tot erkenning dient ingediend te worden binnen een termijn van één maand

na de ondertekening van de akte houdende de oprichting of omvorming van de

rechtspersoon.

Het formulier kan men vinden op www.bibf.be :

X.G.2 Bevoegde Kamer

De inschrijving gebeurt door de Kamer die bevoegd is voor het taalgebied van de

maatschappelijke zetel van de vennootschap.

Nederlands taalgebied : Nederlandstalige Uitvoerende Kamer

Frans taalgebied : Franstalige Uitvoerende Kamer

Duits taalgebied : Verenigde Uitvoerende Kamers

Brussel-hoofdstad : in functie van de taal gebruikt in de aanvraag tot inschrijving

X.G.3 Dossierkosten & ledenbijdrage

De Nationale Raad heeft de dossierkosten vastgelegd op 150,00 € per

boekhoudrechtspersoon. Deze dossierkosten worden gevraagd om de kosten, die

gepaard gaan met deze erkenning, ten dele te dekken. Zij omvatten ondermeer: de

kosten voor het onderzoek van de ontwerpstatuten door de juridische dienst en door de

respectieve Kamers van het BIBF (personeelskost, administratieve kosten, enz...).

Page 70: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 70

Het bewijs van betaling van de dossierkosten moet aan het dossier toegevoegd worden.

De dossierkosten zijn verschuldigd voor elke rechtspersoon waarvoor de erkenning

aangevraagd wordt.

Door de erkenning wordt de rechtspersoon ingeschreven op het tableau en wordt dus

volwaardig lid. Zoals de andere leden, natuurlijke personen, zal zij ook een ledenbijdrage

verschuldigd zijn. Het bedrag hiervan wordt jaarlijks134 door de Nationale Raad bepaald

en wordt ingevorderd op het zelfde tijdstip als de bijdrage voor de natuurlijke personen.

!!!De datum van inschrijving door de bevoegde Kamer is dan ook de datum vanaf

wanneer de rechtspersoon haar maatschappelijke benaming mag gebruiken en

opdrachten aanvaarden135.!!!

X.H. ERKENNING VERPLICHT ?

Wij wijzen er graag op dat een erkenning van de vennootschap via de welke

boekhouding voor derden gedaan wordt abslouut noodzakelijk is.

Elke rechtspersoon die niet op het Tableau van de titularissen is ingeschreven, bevindt zich in een

situatie waarin ze onwettig de titel van boekhouder voert en, in het geval dat ze

boekhoudactiviteiten uitoefent, onwettig het beroep uitoefent, ongeacht of haar vennoten,

aandeelhouders, zaakvoerders of bestuurders lid zijn van het BIBF.

Deze vennootschappen kunnen dus strafrechtelijk136 worden vervolgd, net als hun mandatarissen,

tegen wie bovendien een tuchtprocedure kan worden opgestart. De Uitvoerende Kamers

bestraffen de leden van het Instituut die activiteiten uitoefenen via dergelijke vennootschappen en

schrappen hen van het Tableau als ze hun situatie niet regulariseren.

De uitoefening van het beroep door middel van een niet-erkende vennootschap kan, behalve een

onwettige uitoefening van het beroep, een negatief imago van het beroep in ogen van derden (en

cliënten) en een ernstige tekortkoming aan de deontologische verplichtingen, aanzienlijke

financiële gevolgen hebben. Een dergelijke vennootschap kan immers niet door een

verzekeringspolis worden gedekt. Bovendien zouden bepaalde ontevreden cliënten bij een geschil

voor de hoven en rechtbanken kunnen aanvoeren dat de erelonen die ze hebben betaald nietig

zijn omdat de vennootschap niet is erkend.

134 Voor 2018 bedraagt de bijdrage 200,00€ 135 Art.3 en 11, §3 KB 15 februari 2005 136 Zie S. Andersen en F. Haemers, “Onwettige uitoefening van boekhoudactivititeiten-rechtspraak in

2015”, Pacioli 2016, nr. 422

Page 71: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 71

XI. KLANTENACCEPTATIEBELEID – INTERNE RISICOBEHEERSING

XI.A. INLEIDING

Elke onderneming wordt geconfronteerd met risico’s. Risico’s van buitenaf die eigen

zijn aan de sector. Maar ook risico’s binnen in de onderneming die eigen zijn aan de

aard en omvang van de onderneming. Als een onderneming haar doelstellingen wil

realiseren moet ze omgaan met deze risico’s en ze op een zo efficiënt mogelijke manier

proberen te beheersen.

Het is de taak van elke onderneming om de risico’s waarmee de zij geconfronteerd

wordt te identificeren en te evalueren. Dit is een dynamisch en voortdurend proces.

Veranderingen binnen en buiten de onderneming kunnen aanleiding geven tot het

ontstaan van nieuwe risico’s. Het intern controle systeem moet de organisatie

ondersteunen in het beheersen van deze risico’s. De ondernemer dient niet alleen de

risico’s te identificeren maar ook administratieve organisatie (interne controle) voor het

op te zetten, te implementeren en continu op te volgen en aan te passen in functie van

de omstandigheden.

Een boekhoudkantoor is ter zake een onderneming zoals alle andere ondernemingen.

“Frauduleus handelen is helaas een veel voorkomend fenomeen. Bij ondernemingen

komt het met een zekere regelmaat voor, dat het management de grenzen aftast van

wat wel en wat niet is toegestaan en daarbij worden deze grenzen regelmatig

overschreden.”137

Daar een boekhoudkantoor in hoofdzaak met ondernemingen werkt loopt zij ter zake

een bepaald risico. Het is aan het boekhoudkantoor om zich bewust te zijn van het

risico en het nodige te doen op het vlak van preventie. We mogen hierbij niet uit het

oog verliezen dat de boekhouder beschouwd wordt als een specialist en dat

rechtbanken niet of nauwelijks nog onwetendheid in hoofde van de boekhouder ten

aanzien van een frauderende cliënt zullen aanvaarden. Het zal aan de boekhouder zijn

om aan te tonen dat er inspanningen werden gedaan en dat ondanks die inspanningen

men de fraude toch niet gezien heeft.

“Hij [beroepsbeoefenaar] moet bij voortduring een professioneel kritische grondhouding

etaleren, waarbij hij kwesties ten aanzien van mogelijke wetovertreding, fraude en

onethisch handelen gericht moet aankaarten bij het management en het toezicht

houdende orgaan van zijn cliënt. Hij zal op basis van een gedegen risicoanalyse de

mogelijkheid van fraude en witwaspraktijken moeten vertalen naar een op maat

gesneden controleaanpak. En omdat de ook de accountant maar gewoon een mens is,

137 D. de Waard, “Als er opzet in het spel is, waar zet je dan op in?” Cahier Politiestudies 2013-4, p.301

Page 72: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 72

is toezicht op de kwaliteit van de door hem uitgevoerde werkzaamheden

onontbeerlijk”138

Hoewel de auteur vorige tekst schreef binnen de context van een controleopdracht

door een accountant kan dit in belangrijke mate ook toegepast worden op een

boekhoudkantoor doch dan binnen de context van de daar verrichte werkzaamheden.

Concepten als klantenacceptatiebeleid of interne controle waren tot voor een aantal

jaren zeker geen courante begrippen bij de boekhouders BIBF. Het waren begrippen die

enkel thuishoorden in de wereld van de audit en accountancycontrole.

De wet van 11 januari 1993139 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel

voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme zoals die ingrijpend werd

gewijzigd bij wet van 18 januari 2010140 heeft hier een grote verandering in gebracht.

In dit hoofdstuk wordt niet dieper ingegaan op de verschillende wijzigingen van de

bedoelde Wet. Daarvoor kan verwezen worden naar de teksten die men kan vinden op.

In het bijzonder wordt hier verwezen naar de “Toelichtingsnota”.

Eén van die ingrijpende wijzigingen van de wetswijziging betrof de verplichting voor

alle cijferberoepen om aandacht te hebben voor :

Klantenonderzoek (identificatie en nazicht ervan) ten aanzien van cliënten, hun

lasthebbers en de uiteindelijke begunstigden van de cliënten, de bewaring van de

gegevens en bewijsstukken verzameld bij de identificatie en verificatie.

Klantenonderzoek (voortdurende waakzaamheid) ten aanzien van de

verrichtingen en de zakelijke relaties en bewaring van de gegevens en

documenten bekomen naar aanleiding van dit onderzoek.

138 D. de Waard, “Als er opzet in het spel is, waar zet je dan op in?” Cahier Politiestudies 2013-4 “Illegale

en informele economie”, p.301 (315) 139 Thans de Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering

van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. Zie hierover: F. Haemers, “De nieuwe

antiwitwaswetgeving: een eerste kennismaking”, Pacioli, 2018, nr. 457 140 Wet 18 januari 2010 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik

van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en het Wetboek

van vennootschappen (BS 26 januari 2010), Zie hierover J. Van Droogbroeck, “De verplichtingen van de

leden van het BIBF inzake de bestrijding van witwassen na de wet van 18 januari 2010”, Pacioli 2010, nr.

301 en F. Haemers, “De antiwitwaswetgeving: Reglement en Toelichtingsnota voor de leden van het

BIBF”, Pacioli 2011, nr.328

Page 73: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 73

Dit is niet een louter informeel proces doch van de beroepsbeoefenaars wordt door de

wetgever141 tevens gevraagd dat zij ter zake hun processen, formulieren en criteria gaan

vastleggen in een “interne procedure”.

Terzake werd door de drie Instituten een “handleiding interne procedure” uitgewerkt.

Deze kan men terugvinden op:

Het doel van dergelijke interne procedure is om in elk kantoor toe te passen procedures

vast te leggen inzake de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van

terrorisme, met inbegrip van de te gebruiken werkdocumenten en aldus te voldoen aan

de vereisten van de Wet van 18 september 2017.

Als een kantoor reeds een eigen interne procedure of kwaliteitshandboek heeft, dan kan

de inhoud van het model gewoon ingevoegd worden. Het kan, maar het is dus zeker

niet vereist dat deze "Handleiding interne procedure" een afzonderlijke plaats krijgt op

kantoor.

De risico’s waarmee een boekhoudkantoor kan geconfronteerd worden beperken zich

namelijk niet tot witwassen of financiering van terrorisme alleen en het is daarom meer

dan aangewezen dat elk kantoor op een bewuste wijze omgaat met alle risico’s eigen

aan het beroep.

Elke deontologisch correcte uitoefening van het beroep zal beginnen en eindigen met

een goed opgesteld en toegepast klantenacceptatiebeleid.

De hierna volgende tekst142 is bedoeld als aanzet tot nadenken over deze problematiek

en niet als deontologische norm of richtlijn en moet de beroepsbeoefenaars inspiratie

bieden om zelf een klantenacceptatiebeleid op te stellen en implementeren.

Een dergelijk beleid zal de fraude op zich niet uit de wereld helpen doch het zal de

boekhouder wel toelaten aan de ingangsdeur van zijn of haar kantoor een efficiënte

drempel op te werpen tegen potentiële cliënten die willen misbruik maken van de

vaardigheden en het maatschappelijk vertrouwen dat de erkende beroepsbeoefenaar

heeft of te vermijden meegesleurd te worden in de val van de frauderende cliënten.

141 Zie thans artikel 8 van de Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en

de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. 142 Deze tekst is geïnspireerd op “Acceptation et maintien des missions”, Conseil supérieur de l’Ordre des

experts-comptables (France), 2014 – te vinden op http://www.conseil-sup-services.com

Page 74: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 74

XI.B. HET KLANTENACCEPTATIEBELEID -ALGEMEEN

In de relatie tussen een beroepsbeoefenaar kunnen drie cruciale fasen vastgelegd

worden : aanvaarding – verderzetting – beëindiging. Het zijn deze drie fasen die we in

een klantenacceptatiebeleid zullen vastleggen en toepassen.

Het is belangrijk dat een klantenacceptatiebeleid zonder uitzondering wordt toegepast :

Ongeacht de aard of duur (éénmalig of regelmatig) van de opdracht

Ongeacht de aard van de cliënt (natuurlijke persoon of rechtspersoon) of zijn/haar

activiteit

Ongeacht het ereloon

Ongeacht de wijze waarop men het beroep uitoefent

XI.C. AANVAARDING-WEIGERING

Teneinde een beslissing te kunnen nemen over het al dan niet aanvaarden van een

nieuwe opdracht of cliënt dienen we een aantal vragen te stellen en af te toetsen aan de

criteria die het kantoor daarvoor heeft uitgewerkt. Hierin kunnen we een aantal stappen

onderscheiden :

1. Kennismaken met onderneming

• Identificatie : juridische structuur, kapitaal en bestuur van de onderneming

• Hoofdactiviteit : wijze van uitbating,

• Organigram van de onderneming

• Algemene ondernemingsomgeving : sector, concurrentie, toepasselijke

reglementering

Ter zake kan het meer dan nuttig zijn om ter plaatse bij de ondernemer zelf ook een

kijkje te nemen.

2. Wat heeft de cliënt nodig ?

Voor welke diensten wil de cliënt beroep doen op ons kantoor. Is dit een volledig

pakket boekhouding/fiscaliteit ? of doet de cliënt veel zelf en is onze taak beperkt tot

een bepaald nazicht en afwerking. Wil de cliënt een op regelmatige tijdstippen zijn

resultaten bespreken ?

Page 75: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 75

3. De onafhankelijkheidsregels

Kijken of er mogelijks geen conflict kan ontstaan met bestaand cliënteel

Financiële belangen

Familiale relaties

o Beroepsbeoefenaar maar ook medewerkers

Financiële onafhankelijkheid : ereloon en het gewicht ervan in de totale omzet

van het kantoor

Mogelijkheid tot nemen van interne maatregelen om conflicten te voorkomen

4. Integriteit van de cliënt

• Identiteit en zakelijke reputatie eigenaars, bestuurders, verantwoordelijken

• Hierbij kunnen we gebruikmaken van instrumenten zoals Companyweb,

Google

• Houding van onderneming t.a.v. boekhoudkundige normen/samenwerking met

boekhouder. Laat de ondernemer ruimte voor ons kantoor om op onafhankelijke

wijze ons beroep uit te oefenen of ziet deze ons louter als een dienstverlener die

alleen mag doen wat hij beslist ?

• Druk op de hoogte van de ereloon

• Begrenzing van de opdracht.

• Bij overstap van een ander kantoor: waarom nu (“dringend”), waarom weg op

vorig kantoor en waarom naar ons kantoor ?

5. Willen en kunnen we de opdracht uitvoeren ?

De eerste vraag is natuurlijk of er binnen het kantoor in ons algemeen beleid bepalingen

hieromtrent zijn opgenomen rond het al dan niet uitsluiten van een bepaald cliënteel.

Het is belangrijk van hier een duidelijk, en risicogeoriënteerd, beleid uit te stippelen en

er zich ook aan te houden. Elk kantoor dient voor zichzelf de criteria uit te werken.

Deze criteria kunnen gebaseerd zijn op een bepaalde sector maar bv ook op

geografische ligging143. Het is niet noodzakelijk om uitsluitingsgronden te hebben doch

dit moet dan wel het resultaat zijn van een bewuste keuze en niet het gevolg van het

toeval.

Indien de algemene criteria niet leiden tot een weigering dient ook aandacht besteed te

worden aan het volgende:

143 Zie hoofdstuk 5 en 8 “Handleiding interne procedure”

Page 76: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 76

• Kennis van de sector binnen het kantoor

• Hebben we voldoende kennis of zal er extra vorming nodig zijn ?

• Werklastmeting : kunnen we de opdracht correct & tijdig uitvoeren met onze

beschikbare middelen & mankracht ?

• Is er geen risico van overbelasting door één dossier waardoor andere dossiers

minder aandacht krijgen

• Moeten/kunnen we beroep doen op externe ondersteuning ?

6. Toepassing van de AWW

Naast voorgaande vragen zal de aanvaarding van de nieuwe cliënt ook verplichtingen

met zich meebrengen inzake de formele identificatie van de nieuwe cliënt.

Wanneer identificatie/verificatie niet mogelijk zou zijn (bv potentiële cliënt weigert

kopie identiteitskaart te bezorgen) mag het kantoor de opdracht niet aanvaarden.

!! De toepassing van 1 tot 6 mag geen natte vingerwerk zijn. Men dient erop steeds

op toe te zien dit documenteren en dit bv ook wanneer aan het einde van dit proces

men beslist het dossier niet aan te nemen !!

Men kan bv voor het kantoor klantenfiches uitwerken waarop bepaalde vragen staan die

met een ja of neen kunnen beantwoord worden en aldus een overzichtelijk geheel

vormen op basis waarvan dan die belangrijke beslissing tot aanvaarding of weigering

kan genomen worden.

Wanneer beslist wordt het dossier te aanvaarden gaan we over tot het opmaken van de

opdrachtbrief en eventueel opvragen van het dossier bij de voorganger.

XI.D. VERDERZETTEN OF STOPPEN ?

De antiwitwaswetgeving en -reglementering verplicht de beroepsbeoefenaars om naast

de criteria voor klantenacceptatie ook criteria voor de opvolging ervan uit te werken. In

casu zullen deze criteria steunen op het risicoprofiel van de cliënt .

Artikel XX.23 WER. 144 verplicht de erkende externe boekhouders “…die in de

uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die

de continuïteit van de economische activiteit van de schuldenaar in het gedrang

kunnen brengen, lichten deze laatste hiervan schriftelijk op een omstandige wijze in, in

144 Wetboek insolventierecht - Voorheen Artikel 10,4° van de WCO.

Page 77: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 77

voorkomend geval via zijn bestuursorgaan.”. Daar de wetgever niet bepaald heeft wat

die feiten kunnen zijn zal de boekhouder dit zelf moeten inschatten. 145

De verplichting is door de wetgever enkel opgelegd aan de erkende externe

boekhouders. Dit betekent in het geheel niet dat externe stagiairs BIBF geen dergelijke

melding zouden mogen doen aan hen cliënten. In tegendeel zelfs.

Om deze diverse opvolgingen te kunnen realiseren zal de externe boekhouder dus op

regelmatige wijze het cliënteel moeten evalueren. Deze evaluatie heeft niet alleen

betrekking op de toepassing van de AWW of boek XX doch ook op de interne werking

van het kantoor. In dit kader kunnen o.a. volgende vragen gesteld worden.

Belangrijke gebeurtenissen afgelopen periode – invloed op professionele ?

Is het kantoor nog steeds onafhankelijk ?

Integriteit cliënt : medewerking, betaling ereloon

Is onze opdrachtbrief nog in overeenstemming met de actuele stand van

zaken/behoeften? Is ons ereloon nog gepast ?

Zijn onze beschikbare tijd, middelen en mankracht nog steeds afdoende ?

Actualisatie identiteitsgegevens – risicoanalyse

Aandachtspunten : boek XX WER– atypische verrichtingen146

Net zoals het onderhoud van een wagen gedocumenteerd wordt zullen we ook deze

evaluatie documenteren (permanent dossier !) en koppelen aan een beslissing tot

verderzetten (mits eventueel bv aanpassing opdrachtbrief of bv aanpassing van de

praktische afspraken met de cliënt) of stoppen van de professionele relatie.

Er bestaat geen één enkele formule om de regelmaat te bepalen. Dit zal dus geval per

geval moeten ingevuld worden. Het spreekt voor zich dat bij het bepalen van die

regelmaat rekening wordt gehouden met het risicoprofiel van de cliënt. Hoe hoger het

risico in bepaalde materie hoe groter de regelmaat. Een cliënt met een financieel slecht

profiel zal op dit onderdeel regelmatiger moeten worden geëvalueerd (bv in functie van

artikel XX. 23§3 WER) dan een cliënt die over meer dan voldoende financiële

draagkracht beschikt.

145 Zie B. Bekaert,”Responsabilisering van de economische beroepsbeoefenaar voor ondernemingen in

moeilijkheden”, Pacioli, 2013, nr. 371, p.1 en J.-M. Conter en V. Sirjacobs, "Eén van de vuistregels voor

het welslagen van de WCO : proactieve en vroegtijdige detectie van de «knipperlichten», Pacioli 2015,

nr.404

146 Zie hoofdstuk 6 “Handleiding interne procedure”- www.bibf.be

Page 78: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 78

XI.E. EINDE VAN DE RELATIE

Normaal zal de overeenkomst uitgevoerd worden voor de voorziene duur. Er kunnen

echter steeds omstandigheden zijn die noodzaken om vroegtijdig een einde te maken aan

de samenwerking.

Dit kan het gevolg zijn van een vertrouwensbreuk of een ernstige contractuele

tekortkoming (bv niet-betaling ereloon) of door omstandigheden die de onafhankelijkheid

in het gedrang brengen.147

Wanneer de noodzaak tot verbreking zich voordoet zullen we in eerste instantie de

omstandigheden goed documenteren en vervolgens zullen we tot de cliënt een schrijven

(bij voorkeur aangetekend) richten waarin we deze in kennis stellen van de beëindiging

van de samenwerking.

Ook wanneer een samenwerking beëindigd wordt blijven de deontologische regels van

toepassing. Zo dient men erop toe te zien dat de stopzetting niet ontijdig gebeurt. Zo zal

een onverwachte stopzetting één dag voor het verstrijken van de indieningsdatum van

BTW-aangifte als ontijdig kunnen beschouwd worden en kan de boekhouder zelfs

verantwoordelijk gesteld worden voor de hierdoor ontstane schade.

Een beëindiging zal ook een overdracht van het dossier aan de (ex-)cliënt of opvolgende

confrater met zich meebrengen. Hier moet dan in ons beleid aandacht besteed worden aan

het opmaken van een volledige inventaris.

Het is niet omdat de samenwerking werd beëindigd dat alle documenten naar de

papierversnipperaar mogen. Zo vereist bv de AWW dat alle documenten betreffende

identificatie en dergelijke minstens 10 jaar na het beëindigen van de samenwerking

moeten bewaard148 worden. We mogen hierbij ook niet uit het oog verliezen dat de

burgerlijke aansprakelijkheid slechts na 10 jaar verjaart.

Kortom, het kantoorbeleid dient tevens te voorzien in een archiveringsbeleid waardoor

zelfs jaren na het beëindigen van de relatie het dossier nog kan geraadpleegd worden.

147 Zie artikel 5 van het Reglement van Plichtenleer 148 Zie Artikel 60 en volgende van de Wet van 18 september 2017

Page 79: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 79

XII. KLACHTEN- GESCHILLEN- INBREUKEN

XII.A. INLEIDING

Ondanks alle mogelijke en onmogelijke voorzorgsmaatregelen kan het gebeuren dat de

relatie tussen een boekhouder en zijn cliënt of een confrater of een andere derde misloopt.

Wat kan het Instituut wel en niet doen?

XII.B. WAT KAN HET INSTITUUT NIET DOEN?

XII.B.1 Kan het Instituut een schadevergoeding toekennen?

De bevoegdheid om bij wijze van een afdwingbare uitspraak een schadevergoeding voor

bv een fout of een onregelmatige verbreking van de overeenkomst toe te kennen behoort

uitsluitend toe aan de gewone hoven en rechtbanken.

Het Instituut kan ter zake enkel vaststellen dat de boekhouder een deontologische fout

begaan heeft. Zal dit het eenvoudiger maken om een schadevergoeding te bekomen?

De rechtbanken zijn in beginsel niet gebonden door de tuchtuitspraken, maar het is niet

uitgesloten dat ze hiermee ernstig rekening zullen houden.

XII.B.2 Kan het Instituut een boekhouder veroordelen tot afgifte van stukken?

Ook hier ligt de bevoegdheid om afdwingbare uitspraken te doen bij de gewone hoven en

rechtbanken. Gelet op de hoogdringendheid die zich in deze vaak voordoet zal dit vaak

de Voorzitter van Rechtbank, zetelend in kortgeding zijn die de meest aangewezen

rechtbank is. Het zijn ook enkel de gewone hoven en rechtbanken die bv de afgifte

kunnen bevelen en de niet-afgifte sanctioneren met een dwangsom

XII.B.3 Kan het Instituut een boekhouder verplichten om iets te doen of niet te doen?

Vaak stelt zich de vraag of een boekhouder bv kan verplicht worden een aangifte in te

dienen of een boekhouding af te sluiten.

Net zoals bij het vorige heeft het Instituut geen enkele bevoegdheid om dit in rechte op te

leggen. Het zullen enkel de gewone rechtbanken zijn die ter zake een uitspraak kunnen

doen.

De niet-nakoming van een verbintenis iets te doen, bv indienen van aangifte, zal door de

rechtbank gesanctioneerd worden met een schadevergoeding.

Page 80: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 80

XII.C. WAT KAN HET INSTITUUT WEL DOEN? : ARBITRAGE - TUCHT

XII.C.1 Betwisting ereloon : arbitrage

Ter zake werd door de wetgever aan het Instituut een aantal belangrijke bevoegdheden

toegekend.149-150

1° Arbitrage:

Naast de reeds bestaande arbitrage (zie Ger.Wb) heeft men ook in een bijzondere arbitrage

voorzien bij betwistingen over het ereloon.

In casu werd aan de Uitvoerende Kamers de bevoegdheid toegekend om op gezamenlijk

verzoek van de betrokken partijen in eerste en laatste aanleg uitspraak te doen over een

betwist ereloon.

* op gezamenlijk verzoek: Het is belangrijk dat beide partijen akkoord zijn om hun geschil

aan een andere dan de gewone hoven en rechtbanken voor te leggen en de uitspraak te

aanvaarden.

Teneinde betwistingen te vermijden vraagt het Instituut altijd dat de partijen hun akkoord

hieromtrent in een geschreven stuk vastleggen.

* Eerste en laatste aanleg: Dit impliceert dat de uitspraak van de Kamer niet meer kan

bestreden worden met de gewone rechtsmiddelen zoals verzet of hoger beroep. Cassatie is

wel mogelijk. Dus de uitspraak van de Kamer kan dus de grondslag vormen bv voor een

beslagprocedure!

In concreto: Bij een ontvangst van een klacht betreffende erelonen zal men nagaan of er

nog mogelijkheid is om tot een arbitrageovereenkomst te komen. In bevestigend geval en

als het dossier duidelijk is worden beide partijen opgeroepen om te verschijnen voor de

Uitvoerende Kamer om hen respectievelijke standpunten toe te lichten. Indien nodig kan

de Rechtskundig assessor bij de bevoegde Uitvoerende Kamer eerst een verslaggever

aanduiden die o.a. zal onderzoeken welke prestaties aan de grondslag liggen van het

betwiste ereloon en alle andere elementen die de assessor vraagt te onderzoeken, waarna

de partijen opgeroepen worden om voor de Kamer te verschijnen.

Na het horen van alle betrokkenen (assessor, verslaggever en partijen) zal de Kamer het

bedrag van het te betalen ereloon bepalen. Dit kan inhouden dat de ereloonnota bevestigd

of verminderd wordt.

De uitspraak is definitief en kan enkel nog betwist worden via een procedure voor het Hof

van Cassatie.

2° Op verzoek van hoven en rechtbanken een advies uitbrengen

149 Zie artikel 45/1, §7 Wet 22 april 1999 – ook via www.bibf.be 150 Behoudens eigen kosten voor een advocaat en zo zijn de arbitrage en klachtenprocedure kosteloos

Page 81: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 81

In heel wat gevallen kunnen of willen de partijen geen arbitrage en hebben ze de zaak

voorgelegd aan de bevoegde rechtbank151. Deze kan hierbij het advies vragen aan de

Kamers.

Het na de betrokken partijen in openbare zitting gehoord te hebben uitgebrachte advies

wordt aan de rechtbank overgemaakt. Dit advies is niet-bindend doch zal in de meeste

gevallen gevolgd worden.

XII.C.2 Andere betwistingen/ inbreuken: tucht

De procedure wordt niet uitgewerkt in het Reglement van Plichtenleer doch wel in het

K.B. van 27 november 1985152. Dit aspect van de deontologie wordt vaak ook omschreven

als tuchtrecht of tuchtprocesrecht. Hierna volgt een summiere omschrijving.

Fase 1 Indienen van de klacht

De klacht moet schriftelijk (post, fax, mail) worden ingediend. De klacht kan ingediend

worden door de (ex-)cliënt153 (al dan niet via een advocaat), door de opvolgende

confrater of door een derde (fiscale administratie, openbaar ministerie, curator …). De

klacht kan echter ook komen van bv de Nationale Raad die vaststelt dat de

ledenbijdrage niet betaald werd of bv de Uitvoerende Kamer die vaststelt dat verslagen

permanente vorming niet werden ingevuld.

Fase 2 Ontvangst van de klacht door het Instituut

Men zal natuurlijk eerst onderzoeken of de aangebrachte klacht eigenlijk wel tot de

bevoegdheid (zowel naar persoon als naar voorwerp) van het Instituut behoort. In

ontkennend geval zal dit ook zo medegedeeld worden en wordt de klager

doorverwezen naar de bevoegde instantie.

Vervolgens zal de rechtskundig assessor de boekhouder in kwestie informeren

betreffende de klacht en om een reactie vragen. In functie hiervan kan dan het

aangebrachte probleem grondig onderzocht worden

Het Instituut neemt hier de rol van een neutrale waarnemer waar.

Fase 3 Aanvullend onderzoek of doorverwijzing

Na een eerste onderzoek en briefwisseling over het dossier kunnen er zich twee

situaties voordoen.

a. de feiten zijn voldoende duidelijk: onmiddellijk naar fase 4.

151 Zie artikel 45/1, §7 Wet 22 april 1999 – tekst op www.bibf.be 152 Tekst op www.bibf.be en in BIBF-codex 153 De boekhouder kan bij het Instituut echter geen klacht indienen tegen de cliënt

Page 82: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 82

b. De feiten vergen verder technisch onderzoek: in dit geval kan de Rechtskundig

assessor van de Kamer een verslaggever aanduiden om bepaalde boekhoudkundige of

fiscale aspecten verder te onderzoeken. Net zoals een gerechtsdeskundige zal de

verslaggever op een onpartijdige manier de zaak onderzoeken en de partijen horen.

Na ontvangst van het verslag zal het dossier dan opnieuw onderzocht worden zoals in

punt a.

Fase 4 Overdracht aan de Uitvoerende Kamer of seponeren

a. Er zal in eerste instantie onderzocht worden of op basis van de stukken er voldoende

elementen zijn voor het voortzetten van de procedure. In geval de klacht duidelijk

onvoldoende elementen bevat die een verderzetting kunnen rechtvaardigen kan de

klacht geklasseerd worden. Betrokken partijen worden hiervan middels een gemotiveerd

schrijven op de hoogte gebracht. De klassering van het dossier kan zowel zijn oorzaak

vinden in het feit dat uit de stukken van het dossier duidelijk blijkt dat er geen

tuchtrechtelijke overtreding begaan is als in het feit dat er bv onvoldoende stukken zijn

om een tuchtrechtelijke inbreuk te bewijzen of in het feit dat moet vastgesteld worden

dat de klacht in se niet tot de bevoegdheid van de Uitvoerende Kamer behoort.

b. De klacht bevat wel voldoende elementen die een verdere behandeling door de

uitvoerende Kamer rechtvaardigen. De Rechtskundig assessor zal dan aan de secretaris

vragen de betrokken partijen op te roepen om te verschijnen voor de Uitvoerende

Kamer (artikel 50 K.B. 27 november 1985).

De oproeping van de boekhouder zal een omschrijving bevatten van de tenlastegelegde

feiten evenals de bepalingen van het Reglement van Plichtenleer die geschonden zijn.

Tevens wordt ook toegelicht welke de mogelijke tuchtsancties zijn, evenals de wijze

waarop hij zich kan laten vertegenwoordigen of bijstaan ter zitting. Ook de klagende

partijen worden in kennis gesteld van de zittingsdatum.

Fase 5: De openbare zitting & de uitspraak:

Op deze zitting zullen beide partijen worden gehoord over de feiten en de neergelegde

stukken. De aanwezigheid van de klager is niet verplicht maar wordt als nuttig

beschouwd om tot een evenwichtig oordeel te komen.

De zittingen zijn altijd openbaar tenzij de boekhouder uitdrukkelijk vraagt voor een

behandeling achter gesloten deuren. Ook in een tuchtprocedure heeft de beklaagde

boekhouder recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Daarom voorziet

artikel 66 van het K.B. van 27 november 1985 voorziet in de mogelijkheid om één of

meerdere leden van een Kamer te wraken.

Page 83: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 83

De procedure volgt de ter zake toepasselijke bepalingen van het gerechtelijk wetboek.

Belangrijk is te onthouden dat de tussenkomst van een advocaat hier altijd vereist is.

Na dan verder de eventuele verslaggever, en de Rechtskundig assessor gehoord te

hebben neemt de Uitvoerende Kamer het dossier in beraad voor uitspraak. De

verslaggever en de rechtskundig assessor nemen niet deel aan de beraadslaging. De

uitspraak gebeurt steeds in openbare zitting.

De uitspraak wordt per aangetekend schrijven betekend aan de boekhouder. De

klagende partij wordt per brief in kennis gesteld van de inhoud van de uitspraak.

De volgende uitspraken zijn mogelijk:

a. de klacht is onontvankelijk

b. de klacht is ontvankelijk doch ongegrond

c. de klacht is ontvankelijk en gegrond doch er wordt geen tuchtsanctie uitgesproken

d. de klacht is ontvankelijk en gerond en de Kamer legt één van volgende sancties154 op:

waarschuwing / berisping / schorsing (max. 2 jaar) en definitieve schrapping van het

tableau.

De Kamers kunnen dus hier geen boetes opleggen, geen facturen nietig verklaren en

dergelijke. Ook een uitspraak met opschorting behoort niet tot de mogelijkheid.

Zowel de arbitrage/advies betreffende erelonen als de tuchtprocedure zijn voor alle

betrokken partijen kosteloos.155

Fase 6: De rechtsmiddelen:

In de huidige stand van de wetgeving kunnen enkel de beklaagde of de rechtskundig

assessor binnen de dertig dagen na de betekening van de uitspraak beroep aantekenen

bij de Kamer van Beroep. De procedure voor de Kamer van Beroep zal analoog

verlopen (art 52 en volgende K.B. 27 november 1985).

Tegen beslissingen van de Kamer van Beroep staat enkel nog een procedure bij het Hof

van Cassatie open (artikel 45/1, §14 Wet van 22 april 1999). Het Hof van Cassatie

onderzoekt echter niet de feitenkwestie doch enkel of de bestreden beslissing alle

wettelijke vorm&-procedure voorwaarden gerespecteerd heeft. In geval van cassatie zal

een anders samengestelde Kamer het dossier opnieuw ten gronde moeten beoordelen.

154 Zie artikel 45/2 van de Wet 22 april 1999. Andere dan hier vermelde sancties kunnen niet opgelegd

worden. 155 Behoudens eigen kosten voor een advocaat en zo

Page 84: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 84

XII.D. TUCHTSANCTIE: GEVOLGEN

De waarschuwing en berisping hebben geen onmiddellijke gevolgen voor wat betreft

de beroepsuitoefening. Deze sancties worden enkel vermeld in het persoonlijk dossier

van betrokkene.

De schorsing en schrapping hebben wel gevolgen naar de beroepsuitoefening toe.

Terzake kan verwezen worden naar artikel 12 van het Reglement van Plichtenleer. Hier

moet aan toegevoegd worden dat alle sancties van schorsing en schrapping ook

medegedeeld worden aan de Procureur-generaal van het bevoegde Hof van Beroep.

Alle sancties hebben tevens gevolgen voor zij die een mandaat hebben in één van de

organen van het Instituut156 of die willen deelnemen aan de 4-jaarlijkse verkiezingen157

binnen het BIBF. Deze sancties kunnen ook tot gevolg hebben dat een kandidatuur als

stagemeester geweigerd wordt158.

XII.E. EERHERSTEL- UITWISSING VAN STRAF

Deze sancties zullen echter niet eeuwig en altijd de boekhouder BIBF volgen. In artikel

61bis van het K.B. van 27 november 1985 is voorzien dat:

De sancties van waarschuwing en berisping worden na het verstrijken van een termijn van

vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de definitieve beslissing waarbij een tuchtstraf

wordt uitgesproken, uitgewist, op voorwaarde dat het lid in die tussentijd geen schorsing

noch enigerlei nieuwe sanctie opgelopen heeft.

Ieder lid dat een schorsing of schrapping heeft opgelopen, mag bij de Kamer van Beroep

een aanvraag tot eerherstel indienen. Deze aanvraag moet wel aan een aantal

basisvoorwaarden voldoen:

1° een termijn van vijf jaar is verstreken sedert de datum van de definitieve beslissing

waarbij de laatste tuchtstraf is uitgesproken;

2° betrokkene strafrechtelijk eerherstel heeft gekregen indien hij een tuchtstraf heeft

opgelopen voor een feit dat tot een strafrechtelijke veroordeling aanleiding heeft gegeven;

3° een termijn van twee jaar is verstreken sedert de beslissing van de Kamer van Beroep is

uitgesproken, ingeval deze een vorige aanvraag heeft afgewezen.

De beoordeling van de aanvragen gebeurt dus altijd door de Kamer van Beroep. Tegen

deze beslissingen is eventueel enkel cassatie mogelijk.

156 Art 5 KB 27.11.1985 voorziet dat een mandaat vervalt wanneer men in laatste aanleg een tuchtstraf

oploopt. 157 Art 3 KB 27.11.1985 voorziet o.a. dat enkel die leden die geen tuchtstraf hebben opgelopen

(behoudens eerherstel) kunnen deelnemen aan de verkiezingen als kandidaat 158 Zie Beslissing Nationale Raad van 28 juni 2013 betreffende de criteria om als stagemeester aanvaard te

worden

Page 85: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 85

De beslissing tot verlening van eerherstel, stelt voor de toekomst alle gevolgen buiten

werking van de sancties waarop deze bepaling of deze beslissing toepassing vindt. Dit

betekent dat een persoon die geschorst was weer kan deelnemen aan de volgende

verkiezingen binnen het BIBF of kan aanvaard worden als stagemeester. Een voorheen

geschrapt lid kan een aanvraag tot wederinschrijving doen.

XII.F. BEMIDDELING - EEN ALTERNATIEF ?

Geschillenregeling via tuchtprocedure of rechtbank heeft een aantal belangrijke nadelen:

in beide gevallen geven de bij het geschil betrokken partijen de controle over het geschil

uit handen en dragen ze het over aan een derde die eigenlijk in plaats zal beslissen. In

beide gevallen is er ook weinig zicht op uitkomst en op de tijd die het allemaal in beslag

zal nemen. Het meest nadelige gevolg is vooral het feit dat door de procedure de

professionele relatie tussen de betrokkenen komt onder druk te staan en zelfs mogelijks zal

verdwijnen en dit terwijl geen van de partijen dit bedoeld had. Op het einde van de rit zal

er misschien wel een “winnaar” en “verliezer” zijn maar eigenlijk hebben ze beiden

verloren, want ze zijn mekaar kwijt.

Daarom dat er in de loop der tijden gezocht werd naar alternatieve of aanvullende

geschillenregelingen zoals arbitrage, verzoening, bemiddeling, ... .

De Federale Bemiddelingscommissie omschrijft het als volgt : “De bemiddeling waar wij

het over hebben is een vrijwillig en vertrouwelijk proces voor het beheer van conflicten

waarbij de partijen een beroep doen op een onafhankelijke en onpartijdige derde, de

bemiddelaar. Zijn taak bestaat eruit de partijen te helpen om zelf, met volledige kennis

van zaken, tot een billijke overeenstemming te komen die de behoeften van alle

interveniërende partijen respecteert.” (http://www.fbc-cfm.be )

XII.F.1 Wat zijn de voordelen van bemiddeling ?

De Federale Bemiddelingscommissie omschrijft de voordelen als volgt : « Het is uiteraard

veel interessanter om een conflict in der minne op te lossen. Ieder van ons is zich hiervan bewust door zijn eigen dagelijkse ervaring.

Een gerechtelijke procedure leidt vaak tot een onherstelbare breuk in de betrekkingen,

vooral in conflicten met personen uit onze onmiddellijke omgeving, zoals familie,

buren of collega’s. Dit is grotendeels te verklaren door het afstandelijke, officiële en soms vijandige karakter van de procedure.

Bij het overleg onder begeleiding van een bemiddelaar gaan de partijen samen op

kalme en serene wijze op zoek naar een aanvaardbare oplossing voor hun conflict.

Bovendien gebeurt dit in een gezellige en vertrouwelijke ruimte. Als de uiteindelijke

oplossing door beide partijen wordt aanvaard, verhoogt dit de kansen op de toekomstige naleving ervan.

Bemiddeling is dus goedkoper, sneller en aangenamer dan een gerechtelijke procedure.

Page 86: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 86

XII.F.2 Instituut of boekhouder BIBF optreden als bemiddelaar ?

Het Instituut: neen, want een bemiddelaar volstrekt moet neutraal, onafhankelijk en

onpartijdig zijn : in conflict met een boekhouder BIBF zal, ongeacht de tegenpartij, het

Instituut niet voldoen aan die voorwaarden.

Het Instituut is echter wel een voorstander van de bemiddeling en van de boekhouder als

bemiddelaar.

Daarom heeft het Instituut de bemiddeling toegevoegd aan de collectieve polis. Er is aldus

voorzien in een tussenkomst in het ereloon erkend bemiddelaar : zie Pacioli 2014, nr 377,

p.7 voor meer details hierover

De deontologie voorziet daarom in artikel 20 uitdrukkelijk dat de boekhouder BIBF zich

wel kan laten registreren als erkend bemiddelaar. Ook worden de opleidingen daartoe

erkend als permanente vorming. Al een aantal boekhouders zijn geregistreerd bij de

Federale bemiddelingscommissie.

SLOT

Page 87: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 87

XIII. REGLEMENT VAN PLICHTENLEER

XIII.A. HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement van plichtenleer wordt verstaan onder :

1° de wet : de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale

beroepen, zoals gewijzigd bij de wetten van 25 februari 2013, inzonderheid titel VI;

2° het Beroepsinstituut : het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten,

opgericht bij artikel 43 van de wet, zoals laatst gewijzigd bij de wetten van 25 februari

2013;

3° de Raad : de Nationale Raad van het Instituut, bedoeld in artikel 45/1, § 4, van de

wet;

4° de Kamers : de uitvoerende kamers van het Beroepsinstituut zoals voorzien in

artikel 45/1, § 2, van de wet;

5° het tableau van de beroepsbeoefenaars : het tableau bedoeld in artikel 44 van de

wet, zoals laatst gewijzigd bij de wetten van 25 februari 2013;

6° de lijst van de stagiairs : de lijst bedoeld in artikel 44 van de wet, zoals laatst

gewijzigd bij de wetten van 25 februari 2013;

7° de leden : alle natuurlijke personen en rechtspersonen die op het tableau van de

beroepsbeoefenaars of op de lijst van de stagiairs van het Beroepsinstituut zijn

ingeschreven, zoals voorzien in artikel 45/1, § 1, van de wet;

8° de boekhouder BIBF:

- de erkende boekhouder en de erkende boekhouder-fiscalist, natuurlijke persoon

opgenomen op het tableau van de beroepsbeoefenaars van het beroepsinstituut zoals

voorzien in artikel 44 van de wet;

- de stagiair-boekhouder en de stagiair boekhouder-fiscalist, natuurlijke persoon,

opgenomen op de lijst van de stagiairs van het beroepsinstituut zoals voorzien in

artikel 44 van de wet;

- de natuurlijke persoon die de toelating heeft het beroep occasioneel uit te oefenen

ingevolge de bepalingen van artikel 52bis van de wet;

9° de externe boekhouder BIBF : de boekhouder BIBF die zijn beroep op zelfstandige

basis en voor rekening van derden uitoefent zoals bedoeld in artikel 44 van de wet;

Page 88: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 88

10° de interne boekhouder BIBF : de boekhouder BIBF die zijn beroep uitsluitend

uitoefent in ondergeschikt dienstverband via een arbeidsovereenkomst of een door de

overheid bezoldigde betrekking zoals bedoeld in artikel 44 van de wet;

11° confrater : de boekhouder BIBF alsook de leden en stagiairs van het Instituut van

de accountants en de belastingconsulenten en van het Instituut der Bedrijfsrevisoren

evenals de beroepsbeoefenaars die in het buitenland een gelijkwaardig erkende

hoedanigheid bezitten;

12° richtlijn: een door de Nationale Raad goedgekeurde beslissing in uitvoering of ter

verduidelijking van de wettelijke en/of reglementaire bepalingen die van toepassing

zijn op het beroep of het Beroepsinstituut. De richtlijn wordt aan de leden

bekendgemaakt via het ledenblad en/of op de website van het Beroepsinstituut.

Art. 2. De voorschriften van plichtenleer van het Beroepsinstituut bestaan uit een

geheel van regels, verplichtingen en verbodsbepalingen die de leden bij de uitoefening

van hun beroep dienen na te leven. De leden zijn tevens gehouden alle wettelijke en

reglementaire bepalingen van toepassing op het beroep na te leven alsook de

richtlijnen van de Raad.

Art. 3. De externe boekhouder BIBF draagt persoonlijk de verantwoordelijkheid

overeenkomstig het gemeen recht voor iedere bij de uitoefening van het beroep

gestelde daad. Hij kan zijn aansprakelijkheid slechts beperken binnen de grenzen

voorzien door de wet.

Art. 4. De boekhouder BIBF moet zijn beroep uitoefenen met de vereiste

bekwaamheid, rechtschapenheid, eerlijkheid en waardigheid.

De externe boekhouder BIBF dient over de nodige onafhankelijkheid te beschikken,

die de uitoefening van een vrij beroep kenmerkt, om zijn beroep uit te oefenen volgens

de voorschriften van de plichtenleer. Ambtenaren en contractueel tewerkgestelden van

een fiscale administratie worden niet geacht over de nodige onafhankelijkheid te

beschikken om de titel te voeren of het beroep van boekhouder BIBF uit te oefenen.

De interne boekhouder BIBF dient zich intellectueel onafhankelijk op te stellen ten

aanzien van zijn werkgever. In geval van onverenigbaarheid tussen de instructies van

zijn werkgever en de deontologische regels, heeft de interne boekhouder de plicht in

overleg met zijn werkgever voor dit probleem een oplossing na te streven die in

overeenstemming is met de deontologische regels. Als dergelijke oplossing niet kan

worden gevonden, dient hij dit probleem voor te leggen aan de bevoegde Uitvoerende

Kamer.

Page 89: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 89

De externe boekhouder BIBF dient eveneens te waken over de onafhankelijkheid, de

onpartijdigheid en de wils- en beoordelingsvrijheid van zijn medewerkers en de

personen waarop hij beroep doet.

Art. 5. De externe boekhouder BIBF zal elke opdracht weigeren of elk mandaat

teruggeven indien de onafhankelijke uitoefening van zijn beroep of de uitoefening

ervan volgens de plichtenleer in het gedrang komt. Hij dient rekening te houden met

de algemene richtlijnen door de Raad bepaald.

XIII.B. HOOFDSTUK II. - DE BOEKHOUDER BIBF, HET BEROEPSINSTITUUT EN HAAR LEDEN Art. 6. De leden zijn ertoe gehouden de door de Raad bepaalde en door de Minister

goedgekeurde jaarlijkse bijdrage, verhogingen en/of de bijdrage in de kosten voor de

stage, binnen de door de Raad bepaalde betalingstermijn te betalen.

Art. 7. De leden dienen de bevoegde Kamer zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de

maand per brief of mail op de hoogte te brengen zodra een gerechtelijke procedure

tegen hem werd geopend, die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met zijn

beroep. Zij bezorgen de bevoegde Kamer tevens een kopie van die beslissing die

kracht van gewijsde heeft en dit zodra zij hiervan in kennis worden gesteld.

Art. 8. De leden dienen de bevoegde Kamer zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de

maand per brief of mail te verwittigen wanneer ze in het kader van hun

beroepsuitoefening een burgerlijke, strafrechtelijke, commerciële, sociale of

administratieve vordering instellen tegen een confrater.

Art. 9. De leden zijn ertoe gehouden alle gevraagde inlichtingen zo snel mogelijk en

uiterlijk binnen de maand per brief of mail over te maken aan de bij wet of reglement

opgerichte organen van het beroepsinstituut, om hen toe te laten hun respectieve

wettelijk toevertrouwde bevoegdheden uit te oefenen.

De leden dienen tevens zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de maand spontaan elke

wijziging in hun adres- en/of contactgegevens alsook de wijziging met betrekking tot

hun sociaal statuut per brief of mail te melden aan het Beroepsinstituut.

Art. 10. § 1. De externe boekhouder BIBF dient de Kamer in te lichten over de

professionele samenwerkingsverbanden, die hij in het kader van zijn

beroepsuitoefening aangaat, teneinde de controle op de conformiteit met de

plichtenleer mogelijk te maken.

§ 2. Onder samenwerkingsverbanden wordt verstaan :

- elke vorm van duurzame samenwerking of vereniging met het oog op een

gemeenschappelijke uitoefening van het beroep van boekhouder BIBF met andere

boekhouders BIBF of met personen die een ander beroep uitoefenen;

Page 90: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 90

- de middelenvennootschappen.

§ 3. Ten laatste één maand na het sluiten van een samenwerkingsverband licht de

externe boekhouder BIBF de Kamer in over zijn samenwerkingsverband en/of elke

wijziging ervan, per brief of via mail gericht aan de zetel van het Instituut.

§ 4. Hij voegt bij zijn brief een kopie van de samenwerkingsovereenkomst of een

kopie van de briefwisseling die tot het samenwerkingsverband heeft geleid. Indien het

om een mondeling akkoord gaat, voegt hij bij zijn brief een uitvoerige beschrijving van

het voorwerp en van de partijen van de samenwerkingsovereenkomst.

§ 5. Wanneer de samenwerking plaatsvindt in het kader van een rechtspersoon, deelt

de boekhouder BIBF aan de Kamer de statuten, de wijzigingsakten van de statuten, de

benoemingen, ontslagen of ontzettingen van de leden van de beheersorganen mede

alsook de overdrachten van de aandelen of deelbewijzen en/of de hieraan verbonden

stemrechten.

§ 6. Alle externe boekhouders BIBF die in het kader van hun beroepsuitoefening een

samenwerkingsverband hebben aangegaan, dienen binnen de maand na elke

benoeming of wijziging aan de Kamer een geactualiseerde lijst te zenden met

vermelding van de naam, voornaam, beroep en nationaliteit van de zaakvoerders,

bestuurders en vennoten van de rechtspersoon of van de vereniging waarvan zij deel

uitmaken, evenals van de omvang van hun participatie in voormelde rechtspersoon of

vereniging.

§ 7. Alle interne boekhouders BIBF dienen de bevoegde kamer onmiddellijk en

uiterlijk binnen de maand per aangetekend schrijven of via elektronisch bericht met

ontvangstbevestiging in te lichten over elke wijziging van werkgever. Zij delen tevens

hun contactgegevens bij de nieuwe werkgever mee.

XIII.C. HOOFDSTUK III. - VERPLICHTINGEN VAN DE BOEKHOUDER BIBF

Art. 11. § 1.De externe boekhouder BIBF en zijn cliënt dienen een "opdrachtbrief" op

te maken voorafgaand aan de uitvoering van enige prestatie.

Deze opdrachtbrief moet op een evenwichtige wijze de wederzijdse rechten en

plichten van de cliënt en van de boekhouder BIBF bepalen. Desgevallend voorziet de

opdrachtbrief in duidelijke en evenwichtige bepalingen betreffende de beperking van

de aansprakelijkheid van de externe boekhouder BIBF. Tevens dient de opdrachtbrief

de berekening van de erelonen en de te respecteren termijnen duidelijk te bepalen.

De "opdrachtbrief" mag geen buitensporige schadebedingen en/of

opzeggingstermijnen bevatten bij opzegging van de samenwerking.

Page 91: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 91

Deze "opdrachtbrief" wordt in zoveel exemplaren opgemaakt en ondertekend als er

partijen zijn. Elke partij ontvangt een exemplaar.

§ 2. De externe boekhouder BIBF dient een permanent dossier voor elk van zijn

cliënten bij te houden dat beantwoordt aan de minimale vereisten vastgelegd door de

Raad en is tevens gehouden om al zijn werkdocumenten te bewaren en dit gedurende

10 jaar na het beëindigen van de opdracht. De werkdocumenten en het permanent

dossier kunnen worden bewaard op elke duurzame informatiedrager.

Dit permanent dossier bevat minstens alle gegevens die door de externe boekhouder

moeten bijgehouden worden in toepassing van de wet van 11 januari 1993 tot

voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en

alle uitvoeringsbesluiten ervan.

§ 3. De externe boekhouder BIBF is ertoe gehouden alle boeken en bescheiden die

toebehoren aan zijn cliënt, onverwijld terug te bezorgen, wanneer deze erom verzoekt.

Art. 12. In geval een externe boekhouder BIBF in de onmogelijkheid is zijn

beroepsactiviteit uit te oefenen ingevolge een schorsing van minstens één maand, dient

hij zijn cliënteel hiervan in kennis te stellen, wanneer die een beroep op hem doet

tijdens de schorsing.

Art. 13. § 1. Het ereloon van de externe boekhouder BIBF dient de rentabiliteit, de

waardigheid en de onafhankelijke uitoefening van het beroep te verzekeren.

§ 2. Het is de boekhouder BIBF verboden om op enigerlei wijze commissie- of

makelaarslonen of welkdanig voordeel ook toe te kennen of te ontvangen die verband

houden met zijn opdrachten en die zijn onafhankelijkheid in het gedrang brengen.

Art. 14. De externe boekhouder BIBF is verplicht om zijn burgerlijke

beroepsaansprakelijkheid te laten verzekeren door een verzekeringsovereenkomst. De

algemene basisvoorwaarden en de minimumwaarborgen waaraan de

verzekeringsovereenkomsten moeten voldoen, worden door de Raad vastgesteld.

Het bewijs van deze onderschrijving zal steeds aan het Beroepsinstituut moeten

kunnen voorgelegd worden.

Art. 15. De boekhouder BIBF zal de nodige zorg besteden aan zijn

beroepsvervolmaking. De Raad bepaalt het minimum aantal uren dat jaarlijks aan de

beroepsvervolmaking moet worden besteed en kan ook onderwerpen inzake

beroepsvervolmaking aanduiden. Het aantal uren en de onderwerpen, voor zover ze

werden bepaald, worden aan de boekhouders BIBF bekend gemaakt.

De boekhouder BIBF zal de gevolgde beroepsvervolmaking jaarlijks rapporteren aan

het Beroepsinstituut en zal op verzoek van de Kamer de nodige bewijzen dienen voor

Page 92: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 92

te leggen van de onderwerpen en de tijd, die hij aan zijn beroepsvervolmaking heeft

besteed.

Elke boekhouder BIBF, die zijn ontslag indient en door de Kamer van het tableau van

de beroepsbeoefenaars of de lijst van de stagiairs wordt weggelaten, moet binnen het

jaar volgend op zijn herinschrijving op het tableau van de beroepsbeoefenaars of op de

lijst van de stagiairs, een door de Raad bepaalde bijkomende beroepsvervolmaking

volgen, voor zover de uitschrijving langer dan twaalf maanden heeft geduurd.

De boekhouder BIBF, die tijdens de periode van zijn uitschrijving de door de Raad

vastgestelde regels inzake beroepsvervolmaking heeft nageleefd, is niet verplicht de

bijkomende beroepsvervolmaking te volgen bij zijn herinschrijving.

XIII.D. HOOFDSTUK IV. - DE BOEKHOUDER BIBF EN ZIJN CONFRATERS

Art. 16. De boekhouder BIBF is gehouden tot wederzijdse hulp en hoffelijkheid

tegenover zijn confraters en moet zich onthouden van elke houding of handeling, die

een confrater schade kan berokkenen.

Hij zal de betrokken confrater onmiddellijk schriftelijk op de hoogte brengen van de

punten, waarover een meningsverschil bestaat.

Art. 17. Vooraleer een opdracht te aanvaarden, moet de externe boekhouder BIBF, die

een opdracht van een confrater overneemt, volgende regels naleven :

1° hij moet zijn voorganger schriftelijk in kennis stellen van de overname van de

opdracht, zelfs indien de opvolging niet onmiddellijk is gebeurd;

2° indien de voorganger niet werd betaald voor zijn prestaties, dient de externe

boekhouder BIBF die het dossier overneemt bij de cliënt schriftelijk aan te dringen op

de betaling van de verschuldigde en onbetwiste honoraria van zijn voorganger.

De voorganger zal onverwijld en uiterlijk binnen de 15 dagen alle documenten,

eigendom van de cliënt alsmede deze die kaderen in de wederzijdse hulp en

hoffelijkheid, ter beschikking stellen van de cliënt of van zijn opvolgende confrater.

Hij is gehouden hiervan een gedetailleerde en gedagtekende inventaris in twee

exemplaren op te stellen, die door elke betrokken partij ondertekend wordt.

De externe boekhouder BIBF die in een dossier een persoon opvolgt die niet

gerechtigd is de gereglementeerde beroepsactiviteiten van een erkend boekhouder uit

te oefenen moet het beroepsinstituut schriftelijk verwittigen van de identiteit van zijn

voorganger. Een externe erkende boekhouder BIBF aan wie gevraagd wordt om het

boekhouddossier van een cliënt over te dragen aan een persoon die niet gerechtigd is

de gereglementeerde beroepsactiviteiten van een erkend boekhouder uit te oefenen,

Page 93: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 93

moet tevens het beroepsinstituut schriftelijk informeren van de identiteit van deze

persoon alvorens elke overdracht van het dossier aan de cliënt.

Art. 18. Met instemming van beide partijen of op verzoek van één van de partijen kan

een geschil tussen confraters of tussen de externe boekhouder BIBF en zijn cliënt

voorgelegd worden aan het Beroepsinstituut met het oog op een verzoeningspoging

tussen partijen.

XIII.E. HOOFDSTUK V. - HET BEROEPSGEHEIM

Art. 19. Onverminderd de voor de externe boekhouder BIBF door de wet opgelegde

verplichtingen het beroepsgeheim te bewaren conform artikel 458 van het

Strafwetboek, is de boekhouder BIBF tevens gehouden tot naleving van een

discretieplicht.

Deze discretieplicht omvat de geheimhouding van gegevens die hem uitdrukkelijk of

stilzwijgend in zijn hoedanigheid van boekhouder werden toevertrouwd en van feiten

met een vertrouwelijk karakter, die hij in de uitoefening van zijn beroep heeft

vastgesteld.

Er kan de boekhouder BIBF evenwel geen inbreuk op de tuchtvoorschriften inzake de

discretieplicht ten laste worden gelegd :

a) wanneer hij geroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen;

b) wanneer de wettelijke bepalingen hem tot mededeling van volledige of gedeeltelijke

inlichtingen verplichten;

c) in de uitoefening van zijn persoonlijke verdediging in rechterlijke of

tuchtaangelegenheden;

d) wanneer de toepassing van de deontologische regels het vereist;

e) wanneer en in de mate waarin hij, betreffende aangelegenheden die zijn

opdrachtgever persoonlijk aanbelangen, door deze laatste uitdrukkelijk van zijn

discretieplicht ontslagen werd.

XIII.F. HOOFDSTUK VI. - BEROEPSACTIVITEITEN EN ONVERENIGBAARHEDEN

Art. 20. Naast boekhoudactiviteiten oefent de boekhouder BIBF, behoudens wettelijk

bepaalde uitzonderingen, eveneens alle werkzaamheden uit die verband houden met

de externe adviesverlening en begeleiding van ondernemingen onder meer in fiscale,

vennootschapsrechtelijke en sociale materies evenals bij het opstellen van het

financieel plan en inzake het verkrijgen van openbare steunmaatregelen.

Page 94: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 94

De externe boekhouder BIBF kan eveneens optreden als syndicus van gebouwen. Hij

dient hiervoor volgende regels in acht te nemen:

- hij dient hiervoor over een afzonderlijke bankrekening te beschikken, waarvan hij de

enige verantwoordelijke is, geopend op naam van elke vereniging van mede-eigenaars

waarvan hij syndicus is;

- hij dient voorafgaandelijk aan enig mandaat of opdracht als syndicus, deze aan te

melden bij het BIBF;

- hij dient zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid voor deze activiteit via een apart

verzekeringscontract te verzekeren conform de minimale voorwaarden die voor syndici

gelden en hij maakt een kopie van dit contract alsook het betalingsbewijs van de

verzekeringspremie over aan het BIBF;

- hij moet de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en alle andere wettelijke

bepalingen inzake de mede-eigendom respecteren alsook de bepalingen van de

statuten en reglementen van de mede-eigendom, hierin begrepen zijn contractuele

opdracht met de opdrachtgever en dit tot het einde van zijn opdracht;

- hij volgt jaarlijks bijkomend en losstaand van zijn verplichte bijscholing als

boekhouder BIBF, 10 uur specifieke bijscholing erkend door het BIV in het kader van

zijn activiteit van syndicus;

- hij blijft strikt neutraal in elk mogelijk conflict tussen mede-eigenaars die geen

betrekking hebben op het beheer van de mede-eigendom;

- hij is onafhankelijk bij zijn advies aan de mede-eigendom inzake de keuze van een

leverancier. Hij kan onder geen enkele voorwaarde commissies of andere

vergoedingen ontvangen van leveranciers van de mede-eigendom;

- hij dient alles in het werk te stellen zodat de raad van beheer zijn controletaak op

hem kan uitoefenen en hem tevens kan bijstaan in het beheer conform de wettelijke

bepalingen terzake;

- hij dient alle bewijskrachtige stukken m.b.t. de afrekeningen, evenals een

gedetailleerde vermogensstaat ter beschikking houden in zijn kantoor en moet al deze

stukken bewaren gedurende een periode van vijf jaar na datum van de verkregen

kwijting;

- hij maakt jaarlijks een lijst van mede-eigendommen, waarvan hij syndicus is, over aan

het BIV;

Page 95: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 95

- hij is verplicht, volgens de modaliteiten vastgelegd door het BIV, de gelden en

waarden die hij bewaart of beheert in het kader van de uitoefening van zijn opdracht

van syndicus, te laten waarborgen.

De externe boekhouder BIBF kan optreden als bemiddelaar erkend door de federale

bemiddelingscommissie, als vereffenaar van vennootschappen, als gerechtelijk expert

en kan opdrachten uitvoeren en/of mandaten waarnemen in het kader van de

wetgeving betreffende de continuïteit van de ondernemingen en de faillissementswet.

De externe boekhouder BIBF kan benoemd worden als "onafhankelijk bestuurder"

binnen een vennootschap die geen boekhoudkundige diensten voor derden levert. In

elk geval zal de externe boekhouder BIBF slechts kunnen benoemd worden als

"onafhankelijk bestuurder" zoals voorzien in artikel 526ter van het Wetboek

vennootschappen en indien het een vennootschap betreft waar hijzelf noch zijn

medewerkers in de twee jaar die zijn benoeming voorafgaan en tijdens zijn

bestuursmandaat aandeelhouder, bedrijfsleider, zaakvoerder, bestuurder of werkend

vennoot zijn geweest.

Evenmin mag hij als onafhankelijk bestuurder boekhoudkundige, fiscale of andere

operationele prestaties leveren tijdens zijn bestuursmandaat of geleverd hebben in de

twee jaar die zijn benoeming voorafgaan voor deze vennootschap en beperkt zijn

mandaat van onafhankelijk bestuurder zich tot loutere bestuursdaden. Het is hem

bovendien niet toegestaan om benoemd te worden als "onafhankelijk bestuurder" in

een rechtspersoon waarbinnen zijn echtgeno(o)t(e), zijn wettelijk samenwonende

partner en/of zijn bloedverwanten tot en met de tweede graad aandeelhouder,

zaakvoerder, bestuurder, werkend vennoot of bedrijfsleider zijn of dit geweest zijn in

de twee jaar die zijn benoeming tot bestuurder voorafgaan.

Art. 21. § 1. Behoudens voor de activiteiten vermeld in paragraaf 2, wordt de

uitoefening, als natuurlijke persoon of als rechtspersoon, van multidisciplinaire

activiteiten toegestaan door de Kamers, op schriftelijk verzoek van een extern

boekhouder BIBF, voor zover de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het lid

niet in gevaar komen.

§ 2. Volgende beroepsactiviteiten, uitgeoefend als natuurlijk persoon of als

rechtspersoon, worden altijd beschouwd als activiteiten die de onafhankelijkheid en de

onpartijdigheid van de externe boekhouder BIBF in het gedrang brengen : de

activiteiten van verzekeringsmakelaar of -agent, deze van vastgoedmakelaar

uitgezonderd de syndicusactiviteit, alsook alle bancaire activiteiten en activiteiten van

financiële dienstverlening waarvoor de inschrijving bij de Autoriteit voor Financiële

Diensten en Markten vereist is.

Page 96: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 96

Art. 22. Personen, die tewerkgesteld zijn in de openbare sector, kunnen het beroep

van extern boekhouder BIBF slechts uitoefenen of de beroepstitel van intern

boekhouder BIBF slechts dragen, mits voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van

de bevoegde overheid.

XIII.G. HOOFDSTUK VII. - DE INFORMATIE NAAR HET PUBLIEK.

Art. 23. De externe boekhouder BIBF kan de nodige objectieve informatie bezorgen

over alsook reclame maken betreffende zijn beroepswerkzaamheden, zijn specifieke

beroepskennis, diensten en honoraria en dit ongeacht de gebruikte media. Hij moet dit

doen met respect van de regels inzake beroepsgeheim, confraterniteit, eerlijkheid,

onafhankelijkheid en de waardigheid eigen aan het beroep. De raad kan ter zake

aanvullende richtlijnen uitvaardigen.

Het is hem verboden zich bepaalde titels of deskundigheden ten onrechte toe te

eigenen.

Hij kan evenmin diensten gratis aanbieden, het vermoeden wekken dat bepaalde

diensten gratis aangeboden worden of de vergoeding afhankelijk stellen van andere

diensten door hem geleverd of door een persoon met wie een beroepsmatig

samenwerkingsverband bestaat, of die worden verstrekt in dezelfde onderneming of in

een verbonden onderneming.

In elk geval zal de externe boekhouder BIBF noch in het openbaar, noch op

schriftelijke wijze mogen gewag maken van de naam van zijn klanten.

Art. 24. § 1. De externe boekhouder BIBF die als natuurlijke persoon werkzaam is mag

slechts gebruik maken van de daartoe bestemde documenten zoals onder meer,

briefpapier, e-mails, naamkaartjes, ereloonnota's, werkdocumenten, het naambord en

andere media.

§ 2. Die documenten moeten verplicht vermelden :

- de naam en voornaam;

- de titel "erkend boekhouder BIBF" of "erkend boekhouder-fiscalist BIBF" en zijn

inschrijvingsnummer op het tableau of de titel "stagiair boekhouder of stagiair

boekhouder-fiscalist" en zijn inschrijvingsnummer op de lijst van de stagiairs;

- de door de wet opgelegde vermeldingen.

§ 3. Die documenten mogen één, meerdere of alle hierna opgesomde, vermeldingen

bevatten :

1° het logo van het BIBF;

Page 97: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 97

2° het logo van de boekhouder BIBF en de firmanaam waaronder hij zijn

boekhoudactiviteiten uitoefent;

3° de andere in artikel 20 van deze plichtenleer opgesomde activiteiten die hij

uitoefent;

4° de nummers van de financiële rekeningen;

5° het(de) beroepsadres(sen);

6° de telefoon-, GSM en faxnummers, alsook gelijkaardige communicatiemiddelen

zoals sociale media;

7° de spreekuren en openingsuren van het kantoor;

8° de academische titels;

9° aansluiting bij een beroepsvereniging van boekhouders en bij een nationale of

internationale organisatie;

10° zijn e-mailadres en/of de gegevens van zijn website.

§ 4. De interne boekhouder BIBF mag zijn beroepstitel en zijn erkenningsnummer bij

het Beroepsinstituut kenbaar maken op zijn persoonlijke naamkaartjes alsook op de

naamkaartjes van de werkgever. Hij waakt erover dat er geen verwarring kan ontstaan

waardoor derden de indruk zouden kunnen hebben dat het om een zelfstandige

beroepsbeoefenaar gaat die boekhouddiensten voor derden kan leveren.

Art. 25. § 1. De externe boekhouder BIBF die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent

via een door het Beroepsinstituut erkende rechtspersoon, mag slechts gebruik maken

van de daartoe bestemde documenten zoals onder meer briefpapier, naamkaartjes,

ereloonnota's, werkdocumenten, het naambord en andere media.

§ 2. Deze documenten moeten verplicht vermelden :

- de naam en voornaam van de externe boekhouders BIBF die deel uitmaken van de

vereniging of van de vennootschap alsook deze van de andere mandatarissen die

gemachtigd zijn het beroep uit te oefenen;

- de titel "erkend boekhouder BIBF" of "erkend boekhouder-fiscalist BIBF" en het

inschrijvingsnummer op het tableau of de titel "stagiair boekhouder of stagiair

boekhouder -fiscalist" en zijn inschrijvingsnummer op de lijst van de stagiairs;

- de firmanaam en juridische vorm van de vereniging of vennootschap, alsook het

erkenningsnummer waaronder deze rechtspersoon is ingeschreven op het tableau van

het Beroepsinstituut;

- alle door alle andere wettelijke bepalingen opgelegde vermeldingen.

Page 98: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 98

§ 3. Deze documenten mogen één, meerdere of alle volgende vermeldingen bevatten :

1 het logo van de erkende rechtspersoon;

2 de hierboven in artikel 24, § 3 opgesomde vermeldingen.

Art. 26. Wanneer de boekhouder BIBF zich kandidaat stelt voor een verkiesbaar

mandaat, mag hij zijn beroepshoedanigheid vermelden.

Page 99: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 99

XIV. GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSREGELS ECONOMISCHE VRIJE BEROEPEN BETREFFENDE RECLAME EN ANDERE VORMEN VAN MARKETING

XIV.A. INLEIDING

In zijn arrest van 5 april 2011159 heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat een

algemeen verbod op bepaalde vormen van commerciële communicatie in strijd is met

het Europees recht maar dat een gedeeltelijk verbod van bepaalde types van

commerciële communicatie behouden kan worden wanneer het:

- gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang, zoals de

bescherming van de onafhankelijkheid, de waardigheid en de integriteit van het

gereglementeerd beroep en van het beroepsgeheim;

- evenredig is met dat doel.

Volgens de bepalingen van de Dienstenrichtlijn160omvat het begrip "commerciële

communicatie" elke vorm van communicatie die is bestemd voor het direct of indirect

promoten van de goederen, de diensten of het imago van een onderneming, organisatie

of persoon die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een

gereglementeerd beroep uitoefent. Deze definitie omvat niet alleen klassieke reclame,

maar ook direct marketing, sponsoring en ronseling.

Ronseling is een vorm van informatieverstrekking, bedoeld om nieuwe cliënten te

zoeken en impliceert een gepersonaliseerd contact tussen de dienstverrichter en de

potentiële klant, om deze laatste een aanbod van diensten te doen. Ronseling kan dus

als direct marketing worden aangemerkt.

De Code of Ethics, aangenomen door de International Federation of Accountants

(IFAC), houdt geen verbod in om gebruik te maken van reclame en andere vormen van

marketing161. Er kan van worden uitgegaan dat deze termen hetzelfde toepassingsgebied

hebben als de termen "commerciële communicatie", toegepast op de beoefenaars van

vrije beroepen.

Het is niet wenselijk noch realiseerbaar om een lijst op te stellen die gemeenschappelijk

is voor de drie instituten en die uitvoerig alle acties opsomt inzake reclame of andere

vormen van marketing die verboden moeten worden omdat ze afbreuk doen aan de

voormelde beginselen.

159H.J.E.U., 5 april 2011, zaak. C-119/09, http://curia.europa.eu. 160Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende

diensten op de interne markt. 161Hoofdstuk 250.

Page 100: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 100

Het is evenwel in het belang zowel van de beoefenaar van een vrij beroep (natuurlijke

persoon of rechtspersoon) die ingeschreven is bij één van de drie instituten van de

economische beroepen (het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, het Instituut van de

Accountants en de Belastingconsulenten en het Beroepsinstituut van Erkende

Boekhouders en Fiscalisten) (hierna “de beroepsbeoefenaar” genoemd) als van zijn

cliënten en het publiek in het algemeen, dat de beroepsbeoefenaar in zijn reclame of

andere vormen van marketing de grondbeginselen naleeft die aan de basis liggen van

een vrij beroep, en in het bijzonder van een economisch vrij beroep.

Het is dan ook aangewezen om deze grondbeginselen te bevestigen in deze

gedragsregels, die dientengevolge van toepassing zijn op elke beroepsbeoefenaar162 en

elke reclame of andere vorm van marketing die hij aanwendt bij het (actief) zoeken van

cliënten.

XIV.B. BEGINSELEN

1. Bij het promoten van zijn diensten maakt de beroepsbeoefenaar vrij gebruik van elk

type van reclame of elke andere vorm van marketing die hij passend en geschikt

acht.

2. Bij elke reclame of marketingactie die door of in naam van de beroepsbeoefenaar

uitgevoerd wordt,dienen de van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire

bepalingen te worden nageleefd met name met betrekking tot het beroepsgeheim, de

vergelijkende reclame, elektronische communicatie, enz.

3. De beroepsbeoefenaar, natuurlijke persoon of rechtspersoon, draagt de volle

tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor de naleving van de deontologie en punt

2. en 4. van deze gedragsregels, voor elke reclame of andere vormen van marketing

die uitgevoerd wordt door hem, in zijn naam of voor zijn rekening, zonder zich ter

verdediging te kunnen beroepen op de eventuele tussenkomst van een

tussenpersoon of aangestelde.

4. Vooraleer een reclame of marketingactie in zijn naam en/of voor zijn rekening uit te

voeren of toe te laten, zal de beroepsbeoefenaar nagaan of deze geen afbreuk doet

aan de grondbeginselen die aan de basis liggen van de uitoefening van een

economisch vrij beroep, met behulp van de volgende vragen:

162 Deze gedragsregels gelden voor alle leden van de drie Instituten (BIBF, IAB en IBR)

Page 101: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 101

1°. Brengt de reclame of marketingactie een gevaar van misleiding

van de bestemmeling mee?

2°. Bestaat het gevaar dat de reclame of marketingactie door de

bestemmeling en/of het publiek waarop het is gericht, opgevat

wordt als niet gepast voor een beroepsbeoefenaar?

3°. Is de reclame of marketingactie oneerlijk ten opzichte van de

aangestelde confrater en/of andere confraters?

5. De beroepsbeoefenaar beantwoordt deze drie vragen op eerlijke wijze. Indien één

of meer van deze drie vragen bevestigend beantwoord wordt, dient de

beroepsbeoefenaar af te zien van de overwogen reclame of marketingactie.

XIV.C. UITLEG

1°. Brengt de reclame of marketingactie een gevaar van misleiding van de

bestemmeling mee?

De wet van 2 augustus 2002163stelt het volgende:

"Misleidende reclame is elke vorm van reclame die op enigerlei wijze, daaronder

begrepen de opmaak ervan, de personen tot wie ze zich richt of die ze aanbelangt,

misleidt of kan misleiden en die door haar misleidend karakter hun economisch

gedrag kan beïnvloeden, of die daardoor aan een concurrent schade toebrengt of

kan toebrengen."

Enkel het eindresultaat telt: de kwestie van de goede trouw van de auteur van een

misleidende reclame of marketingactie speelt geen rol.

Om deze vraag ontkennend te kunnen beantwoorden, moet de beroepsbeoefenaar

zich met name ervan vergewissen dat:

- er geen verwarring bestaat omtrent de aard van de reclame of marketingactie;

- de beroepsbeoefenaar in wiens naam of voor wiens rekening de reclame of

andere vorm van marketing uitgevoerd wordt duidelijk identificeerbaar is;

- de informatie verspreid door de reclame of marketingactie volledig, juist en

waarheidsgetrouw is.

163Artikel 4, lid 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame,

de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten, B.S., 20 november 2002.

Page 102: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 102

2°. Bestaat het gevaar dat de reclame of marketingactie door de bestemmeling en/of

het publiek waarop ze is gericht, opgevat wordt als niet gepast voor een

beroepsbeoefenaar?

Bepaalde elementen met betrekking tot zowel de vorm als de inhoud van een

reclame of marketingactie kunnen voor een publiek met normale kennis van zaken

voorkomen als zijnde onverenigbaar met de houding die een beoefenaar van een

economisch vrij beroep zou moeten aannemen om het vertrouwen en het aanzien

dat hij in de maatschappij geniet te behouden.

Men kan hier bijvoorbeeld aanhalen: de agressiviteit, de opdringerigheid, de

belaging, het herhaaldelijk en ongewenst aandringen per telefoon, fax, e-mail of

andere afstandsmedia, de grofheid en overdreven uitlatingen.

Daarenboven is strijdig met de waardigheid van het beroep,een aanbieding om een

opdracht uit te oefenen tegen een uurtarief dat kennelijk lager is dan de kostprijs.

3°. Is de reclame of marketingactie oneerlijk ten opzichte van de aangestelde

confrater en/of andere confraters

Om de goede uitvoering van de opdracht waarmee een beroepsbeoefenaar belast is

door of voor de rekening van een cliënt te verzekeren, zou zijn professionele relatie

met deze cliënt niet ongegrond of op een niet confraternele wijze ondermijnd

mogen worden tijdens de uitvoering van deze opdracht.

De reclame of elke andere vorm van marketing moet positief zijn, dit wil zeggen dat

deze het(/de) concurrerend(e) voordeel (voordelen)die de beroepsbeoefenaar naar

zijn mening bezit ten opzichte van andere vergelijkbare economische actoren op de

markt naar voren mag brengen, maar in geen geval tot doel of tot gevolg mag

hebben dat de aangestelde confrater noch andere confraters gedenigreerd worden, of

dat de (potentiële) cliënt in twijfel gebracht wordt over de bekwaamheid, de

kwaliteit van de geleverde dienst of de manier waarop de (aangestelde) confrater de

hem toevertrouwde opdracht uitvoert of zou uitvoeren.

***

Page 103: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 103

XV. RICHTLIJN BETREFFENDE DE PERMANENTE VORMING VAN DE ERKENDE BOEKHOUDERS(-FISCALISTEN) EN DE STAGIAIRS BOEKHOUDERS (-FISCALISTEN) BIBF

XV.A. REGLEMENTAIR KADER

Gelet op artikel 44 van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en

fiscale beroepen waarin bepaald wordt dat “Het Beroepsinstituut heeft als opdracht toe te

zien op de opleiding en de permanente organisatie van een korps van specialisten te

verzekeren, die bekwaam zijn de in artikel 49 bepaalde werkzaamheden uit te voeren met alle

vereiste waarborgen inzake bekwaamheid, onafhankelijkheid en professionele

rechtschapenheid. Het Beroepsinstituut ziet er tevens op toe dat de aan zijn leden

toevertrouwde opdrachten, behoorlijk worden uitgevoerd”.

Gelet op artikel 8 §1 punt 4 en artikel 8 § 2 van de Kaderwet betreffende de

dienstverlenende intellectuele beroepen164, waarin bepaald wordt dat “ De Nationale

Raad heeft bovendien als opdracht maatregelen te nemen inzake beroepsvervolmaking en

bijscholing van de leden. De Nationale Raad kan alle maatregelen nemen om zijn taak…….te

verwezenlijken”

Gelet op artikel 15 van het Koninklijk Besluit tot goedkeuring van het reglement van

plichtenleer van het Beroepsinstituut van Boekhouders (nu BIBF) waarin bepaald wordt

dat: “De boekhouder BIB(F) zal de nodige zorg besteden aan zijn beroepsvervolmaking. De Raad

bepaalt het minimum aantal uren dat jaarlijks aan de beroepsvervolmaking moet worden besteed en kan ook onderwerpen inzake beroepsvervolmaking aanduiden. Het aantal uren en de onderwerpen, voor zover ze werden bepaald, worden aan de leden van het Instituut bekend gemaakt.

De boekhouder BIB(F) zal op verzoek van de Kamer de nodige bewijzen dienen voor te leggen van de onderwerpen en de tijd, die hij aan zijn beroepsvervolmaking heeft besteed.

Elke boekhouder BIB(F), die zijn beroepsactiviteit van zelfstandige boekhouder stopzet en de Kamer om zijn tijdelijke uitschrijving van het tableau van de beroepsbeoefenaars heeft verzocht, moet binnen het jaar volgend op zijn herinschrijving op het tableau, een door de Raad bepaalde

bijscholing volgen, voor zover de uitschrijving langer dan twaalf maanden heeft geduurd. Het aantal uren bijscholing wordt in aanmerking genomen voor het bewijzen van de jaarlijkse verplichting inzake beroepsvervolmaking.

De boekhouder BIB(F), die tijdens de periode van zijn tijdelijke uitschrijving, de door de Raad vastgestelde regels inzake beroepsvervolmaking heeft nageleefd, is niet verplicht de bijscholing te volgen bij zijn herinschrijving”.

Gelet op het feit dat een permanente bijscholing noodzakelijk is voor de erkende

(stagiairs) boekhouders(-fiscalisten) rekening houdend met hun maatschappelijke

164 Thans artikelen 45/1, §4, 4° en §5 van de Wet van 22 april 1999

Page 104: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 104

verantwoordelijkheid en de snel wijzigende wetgeving betreffende de materies waarin

zij hun cliënteel bijstaan en adviseren;

Gelet op het feit dat onderstaande norm noodzakelijk is opdat elk BIBF lid alsook elke

organisator van vormingen perfect op de hoogte is welke vorming in aanmerking komt

in het kader van de bijscholingsverplichting van de BIBF leden;

Gelet op het adviezen van de Hoge Raad van Economische Beroepen, van 15 juni 2004

en van 18 januari 2006 betreffende deze norm.

Heeft de Nationale Raad op haar vergaderingen van 25 november 2005, 24 februari

2006 en 19 mei 2006 onderstaande norm goedgekeurd;

XV.B. WELKE VORMING KOMT IN AANMERKING (ONDERWERPEN VAN DE BIJSCHOLING)? a) Algemene erkenningscriteria betreffende de inhoud van de gevolgde vorming

Enkel de bijscholingsactiviteiten, die rechtstreeks verband houden met de dagdagelijkse

en specifieke beroepsactiviteit van een erkend boekhouder(-fiscalist)/stagiair

boekhouder(-fiscalist) en waarvoor een aanwezigheidsattest op naam van de deelnemer

werd uitgereikt aan het einde van de vormingssessie, dat overeenstemt met het aantal

effectief gevolgde uren vorming, komen in aanmerking.

Het essentiële criterium opdat een bepaalde vorming wordt erkend in het kader van de

huidige norm is dus de inhoud en de kwaliteit (via de opleidingsverstrekker: zie

hieronder) van deze vorming.

Een exhaustieve lijst met alle erkende seminaries en studiedagen (georganiseerd door de

opleidingsverstrekkers onder punt 3)a) 3° tot 5° van deze norm) kan worden

geraadpleegd op de website van het BIBF www.bibf.be (rubriek “seminaries”).

b) Specifieke omschrijving van de erkende vormingsmateries

In uitvoering van punt 2 a) komen, met name seminaries, studiedagen, congressen en

lessencycli in aanmerking die één van de volgende onderwerpen behandelen:

1° algemene boekhouding,

2° wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;

3° het financieel beheer;

4° het opstellen, de analyse en de kritische beoordeling van de jaarrekening;

5° organisatie van de boekhoudingdiensten en van de administratieve diensten van de

onderneming;

6° belasting op de toegevoegde waarde

7° personenbelasting;

Page 105: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 105

8° vennootschapsbelasting;

9° belastingsprocedures;

10°vennootschapsrecht en de wetgeving in verband met ondernemingen in

moeilijkheden;

11° registratie- en successierechten;

12° douane en accijnzen

13° het arbeids- en sociaal zekerheidsrecht

14° plichtenleer van de erkende boekhouders en boekhouders-fiscalisten.

15° handelsrecht

16° burgerlijk recht

17° economie van de onderneming

18° alle andere beroepsspecifieke domeinen die een rechtstreeks verband hebben met

de beroepspraktijk van een (stagiair) erkend boekhouder(-fiscalist)

c) Activiteiten die nooit in aanmerking komen voor de permanente vorming:

- De seminaries met een duidelijk commercieel karakter (vb. demonstratie gegeven door

een verdeler of producent van computers, de lancering van een financieel programma

door een bank, infosessies over computerprogramma’s, ... .)

- Het zetelen in een examenjury

- Het verbeteren van examens

- taalcursussen

XV.C. ERKENDE VORMINGSINSTELLINGEN EN ORGANISATIES BIJ HET BIBF

(OPLEIDINGSVERSTREKKERS) a) Algemeen

Voor zover de door hun georganiseerde vorming beantwoordt aan de hogervermelde

inhoudelijke criteria, komt de vorming van volgende organisatoren in aanmerking voor

de permanente vorming van de BIBF leden en stagiairs:

1° Het BIBF

2° Het IAB en het IBR

3° erkende onderwijsinstellingen (Universiteiten, Hogescholen, centra voor

middenstandsopleidingen)

4° De door het BIBF erkende beroepsverenigingen die zetelen in de consultatieve

commissie voor de beroepsverenigingen.

Page 106: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 106

5°.De overige beroepsverenigingen, Instituten, Ordes, organisaties, professionele

informatieverstrekkers, vennootschappen, VZW’s en andere ondernemingen met al dan

niet een direct of indirect commercieel doel.

b) Bijzondere bepalingen betreffende opleidingsverstrekkers

De vorming georganiseerd door de onder punt 3 a) 1° tot 2° vermelde

opleidingsverstrekkers, en uiteraard voor zover deze beantwoordt aan de

hogervermelde inhoudelijke criteria, komt zonder verdere formaliteiten in

aanmerking voor de permanente vorming van de BIBF leden of stagiair.

De vorming georganiseerd door de onder punt 3 a) 3° tot 5° vermelde

opleidingsverstrekkers komt slechts in aanmerking voor de permanente

vorming van de BIBF leden en stagiairs als volgende erkenningsvoorwaarden

worden gerespecteerd:

1. deze beantwoordt aan de hogervermelde inhoudelijke criteria onder punt 2.

2. minstens één maand voor aanvang van deze activiteit moet het BIBF het

volledige programma (onderwerp, spreker, duur …) ontvangen van de

organisator. Dit kan via elektronische weg gebeuren.

3. de syllabus van deze activiteit moet bezorgd worden aan het BIBF, eventueel

via elektronische weg

4. De erkenning moet aangevraagd en verkregen zijn voor elk seminarie dat

georganiseerd wordt en voor hetwelk de organisator een attest van

permanente vorming wenst af te leveren. Dit gebeurt via een elektronische

procedure (zie www.bibf.be).

5. de organisator dient op de uitnodiging en op het aanwezigheidsattest te

vermelden dat de erkenning BIBF bekomen is alsook het aantal uren dat in

aanmerking komt.

6. In het kader van de kwaliteitsbewaking kan het Instituut een persoon

afvaardigen om aanwezig te zijn op de bedoelde activiteit.

Vormingsactiviteiten die niet georganiseerd worden door de bovenvermelde

klassieke opleidingsverstrekkers maar die niettemin bijdragen tot de bijscholing

van de erkende BIBF leden en stagiairs, kunnen eveneens, en voor in totaal

maximaal 20 % van het totaal aantal vormingsuren per jaar ( vb. bij jaarlijkse

verplichting tot volgen van 40 uren: 8 uur maximaal ) in aanmerking komen in

het kader van de vormingsplicht.

Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan volgende vormingsactiviteiten:

Het schrijven van artikels of publicaties met betrekking tot beroepgerelateerde

domeinen. Hierbij kan 1 uur ingebracht worden per gepubliceerde pagina.

Het geven van lessen of seminaries. Hierbij wordt,rekening houdend met de

voorbereidingstijd, per onderwerp, het dubbele van het aantal gedoceerde uren

Page 107: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 107

in aanmerking genomen. Wanneer eenzelfde onderwerp meerdere malen wordt

gedoceerd, kan dit uiteraard maar éénmaal in rekening gebracht worden.

het volgen van vormingen via het internet of via Cd-rom (e- learning) op

voorwaarde dat deze voldoende betrouwbare controlemechanismen bevatten,

met name betreffende de zekerheid dat de aangeboden leerstof integraal

gevolgd werd, alvorens er enig attest wordt uitgereikt, hetzij rechtstreeks door

het betrokken programma hetzij via een opleidingsverstrekker. De

opleidingsverstrekker die dergelijke vorming wenst te laten erkennen dient dit

voorafgaandelijk aan de Raad voor te leggen. Het aantal uren dat in aanmerking

wordt genomen is gelijk aan het aantal effectief gevolgde en controleerbare uren

via deze vormingsmethode.

het deelnemen aan vaktechnische werkgroepen en commissies, ten belopen van

het aantal uren deelname, voor zover deze beantwoorden aan de algemene

criteria van punt 2 van deze norm en voor zover de Raad voorafgaandelijk

hiervoor zijn goedkeuring heeft verleend.

elke andere vormingsactiviteit, die in deze norm niet expliciet werd uitgesloten,

en mits voorafgaande erkenning door de Raad van het Instituut. Deze zal, naast

de inhoudelijke criteria conform punt 2, tevens nagaan of er voldoende

controlemechanismen mogelijk zijn opdat de door de beroepsbeoefenaar

voorgelegde vormingsactiviteit in aanmerking kan genomen worden. De

aanvraag tot erkenning moet steeds ingediend worden door de organisator van

de opleiding.

c) Erkenningsprocedure bij het BIBF

De voorafgaandelijke erkenningsprocedure van de bedoelde vormingsactiviteiten bij het

BIBF verloopt als volgt:

de aanvraag van de opleidingsverstrekker om een bepaalde vormingsactiviteit te

erkennen, dient steeds schriftelijk ingediend te worden ter attentie van de voorzitter

van het BIBF. Dit gebeurt via een elektronische procedure op de website

www.bibf.be

deze aanvraag dient uiterlijk één maand voor aanvang van deze vormingsactiviteit op

de zetel van het BIBF toe te komen.

Het BIBF zal zijn beslissing nemen op basis van de erkennings – en kwaliteitscriteria

vermeld in punt 2 van deze norm

het aantal uren dat in aanmerking zal genomen worden zal steeds gelijk zijn aan het

aantal uren dat de beroepsspecifieke vorming duurt of een gelijkgesteld aantal uren

die effectief besteed worden aan dergelijke vorming.

Page 108: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 108

binnen de 5 werkdagen nadat het BIBF een beslissing heeft genomen, wordt de

opleidingsverstrekker hiervan schriftelijk en indien mogelijk via elektronische weg op

de hoogte gebracht.

Indien het BIBF haar beslissing niet heeft meegedeeld aan de verzoeker uiterlijk twee

weken voorafgaandelijk aan de activiteit, dan wordt deze vormingsactiviteit geacht in

aanmerking te komen voor de permanente vorming.

XV.D. AANTAL UREN JAARLIJKSE VORMING EN JAARLIJKSE RAPPORTERING DOOR DE BIBF LEDEN

EN STAGIAIRS a) De boekhouder(-fiscalist) en de stagiair boekhouder(-fiscalist) moet jaarlijks minstens

het door de Raad vastgestelde aantal uren besteden aan de vervolmaking van zijn/haar

beroepskennis. De Raad bepaalt jaarlijks dit aantal uren en maakt dit kenbaar via de

nieuwsbrief “Pacioli” alsook via de website van het Instituut.

b) De boekhouder(-fiscalist)/stagiair boekhouder(-fiscalist) stelt het programma van

zijn/haar permanente vorming zelf samen. De gevolgde uren moeten verspreid zijn over

meerdere vakgebieden. Het spreekt voor zich dat de Nationale Raad de erkende

boekhouders(-fiscalisten) en de stagiairs sterk aanbeveelt om bijzondere aandacht te

besteden aan de actualiteit en specifiek aan die materies die in de loop van het

betreffende jaar gewijzigd werden.

c) De jaarlijks gevolgde bijscholing, die het minimum aantal te volgen uren overstijgt,

kan niet worden overgedragen naar een volgend kalenderjaar. De beoordeling van het

jaarlijks gemiddeld aantal gevolgde uren zal niettemin gebeuren over een driejaarlijkse

periode.

d) Voor meer algemene opleidingen die betrekking hebben op meerdere vakdomeinen,

kunnen enkel die uren in aanmerking genomen worden die betrekking hebben op de

beroepspraktijk van een zelfstandig boekhouder(fiscalist) conform punt 2 van deze

norm,

e) Aan de opleidingsverstrekkers wordt de mogelijkheid geboden om hun erkende

seminaries op de website www.bibf.be (onder rubriek seminaries) te publiceren. Deze

kunnen door toedoen van deze opleidingsverstrekkers zelf op de website geplaatst

worden nadat zij een paswoord ontvingen vanwege het Instituut.

f) De BIBF leden en stagiairs dienen de door hun gevolgde vorming jaarlijks aan het

Beroepsinstituut te rapporteren. Dit gebeurt via de door het Instituut speciaal daartoe

ontwikkelde module op het extranet (voorbehouden deel van de site voor BIBF leden en

stagiairs) van www.bibf.be. De originele aanwezigheidsattesten dienen door de

boekhouder(-fiscalist) gedurende 5 jaar bewaard te worden en slechts op vraag van de

bevoegde Uitvoerende Kamer, Kamer van Beroep of de diensten van het BIBF te

worden voorgelegd.

Page 109: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 109

XV.E. SANCTIONERING BIJ NIET NALEVING VAN DE VORMINGSVERPLICHTING

Het niet volgen van de permanente vorming of de verslaggeving dienaangaande conform

de regels van de plichtenleer, kan aanleiding geven tot tuchtrechterlijke procedures voor

de bevoegde tuchtkamers (Uitvoerende Kamer, Kamer van Beroep) van het BIBF. Deze

kunnen desgevallend één van de bij artikel 10 van de Kaderwet betreffende de

dienstverlenende intellectuele beroepen voorziene, tuchtstraffen opleggen.

Inwerkingtreding

Deze norm treedt in werking de dag waarop zij wordt gepubliceerd in Pacioli165 en

vervangt vanaf die datum alle voorheen gepubliceerde normen betreffende de

permanente vorming.

165 Zie Pacioli 2006, nr. 211

Page 110: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 110

XVI. GRATIS EERSTELIJNSADVIES - WET VAN 22 APRIL 1999

Artikel 51, §5 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en

fiscale beroepen bepaalt dat:

"De Nationale Raad kan tevens de regels bepalen volgens dewelke de leden een gratis eerstelijns

advies verstrekken aan ondernemingen die erom verzoeken in de loop van hun eerste

activiteitenjaar "

DOELSTELLING VAN DE WETGEVER

Gelet op de vaststelling dat startende ondernemers in de oprichtingsfase vaak struikelen

over o.a. boekhoudkundige en fiscale problemen achtte de wetgever het raadzaam een

mechanisme uit te werken waardoor starters zouden gestimuleerd worden beroep te doen

op externe deskundige adviseurs zoals bv de boekhouders, zonder echter in een

bijkomende financiële belasting te voorzien.

De wetgever heeft het aan de Nationale Raad overgelaten om de details vast te leggen.166

INTERPRETATIE VAN DE BASISCRITERIA

Wat moet verstaan worden onder:

"leden": die term omvat de leden, erkende boekhouders(-fiscalisten) van het BIBF.

"gratis eerstelijns advies":

Het gaat om een EERSTELIJNS ADVIES aan de startende ondernemer: Ter vergelijking kan

verwezen worden naar het systeem van eerste raad zoals het bestaat bij de Orde van

Advocaten, zoals advies betreffende de verschillende vennootschapsvormen. Onder

EERSTELIJNS ADVIES kan evenwel niet verstaan worden: bv het voeren van de

boekhouding of het verwerken van de fiscale aangiftes inzake directe en indirecte

belastingen.

Het advies wordt GRATIS verstrekt: er wordt dus geen ereloon aangerekend bv voor de

consultatie. Dit eigenlijk in afwijking van artikel 13 van het Reglement van Plichtenleer

dat o.a. bepaalt dat een onverantwoord laag ereloon eigenlijk niet kan.

"ondernemers die erom verzoeken"

Het verzoek om advies moet rechtstreeks van de ondernemer uitgaan en niet van een

andere tussenpersoon (bv financiële instelling).

Het is dus niet bedoeling dat de erkende boekhouders zelf de starters gaan aanschrijven

met het oog op het verstrekken van gratis eerstelijnsadvies. Het Instituut tracht in

samenwerking met de bevoegde federale en regionale ministeries zoveel mogelijk

kenbaarheid te geven aan deze regeling.

Het verstrekken van eerstelijnsadvies langs elektronische weg (e-mail, website en

dergelijke) moet nog grondig bekeken worden, vooral in het licht van de recente

wijzigingen inzake de erkenning van de elektronische handtekening. Onafhankelijk van

166 Een gelijkaardige regeling bestaat ook binnen het IAB

Page 111: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 111

de technische evoluties ter zake zal de boekhouder toch maar een goed advies kunnen

opstellen mits hij over alle gegevens kan beschikken.

"in de loop van hun eerste activiteitenjaar":

Worden alleen bedoeld, personen die nooit eerder zelfstandig zijn geweest

Worden daar bijgevolg van uitgesloten: bv:

- de zelfstandige die een nieuwe (bijkomende) activiteit start of die van

activiteitendomein verandert.

- de zelfstandige die zijn activiteit voordien als natuurlijke persoon uitoefende

en die beslist om over te schakelen op een vennootschap of omgekeerd

De boekhouder zal de cliënt vragen zich duidelijk te identificeren (naam, adres BTW-nr,

Ondernemingsnummer, aansluiting bij een sociale zekerheidskas voor zelfstandigen) en

te verklaren dat hij/zij voordien167 nooit zelfstandig is geweest en bijgevolg niet beschikte

over enig BTW-nummer en/of ondernemingsnummer, zowel in de hoedanigheid van

natuurlijke persoon als in die van zaakvoerder van een rechtspersoon".

VORMASPECTEN

1. Dit advies kan informeel mondeling advies zijn

2. Het kan resulteren in een geschreven stuk

Teneinde onduidelijkheden en discussies te vermijden is een geschreven weerslag nuttig

en dit voor beide partijen.

Rekening houdende met recente wetswijzigingen inzake rechtsgeldigheid van

elektronische handtekening kan de communicatie ter zake ook bv per e-mail gebeuren.

Het gaat om een eerstelijnsadvies. Dit impliceert dat de cliënt zich niet kan en mag

verwachten aan uitgebreide encyclopedische studie. Een kort en bondig advies zal

vaak ook veel duidelijker en nuttiger zijn dan een studie van 30 blz.

De waarde van het advies zal voor een deel ook afhangen van de medewerking van

de cliënt.

Een advies is maar een advies. Het is geen sleutel tot een verzekerd succes. Het

moet steeds geëvalueerd worden door de cliënt om te zien of het eigenlijk wel een

antwoord geeft op zijn vragen.

167 Bedoeld wordt het eerste activiteiten jaar

Page 112: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 112

XVII. BIBF EN HET FINANCIEEL PLAN IN HET LICHT VAN DE WET VAN APRIL 1999

Artikel 51,§4 van de wet van 22/04/1999 betreffende de boekhoudkundige en

fiscale beroepen bepaalt dat:

"...De Nationale Raad kan tevens de regels bepalen volgens dewelke de stagiair-

boekhouders worden belast met de opstelling, ten kosteloze titel en onder toezicht van

hun stagemeester, van een financieel plan zoals bedoeld bij artikel 440 van het

Wetboek van Vennootschappen voor de ondernemers in het kader van hun eerste

vestiging.”

DOELSTELLING

De wet wil de stagiair-boekhouders-(fiscalisten) belasten met de kosteloze opstelling van

een ontwerp van financieel plan voor de ondernemers die zich voor de eerste keer

vestigen. Die opdracht zou uitgevoerd moeten worden onder toezicht van de

stagemeester.

De wet laat aan de Nationale Raad van het Instituut de zorg om de regels op te stellen die

moeten worden gevolgd voor de organisatie van die kosteloze dienstverlening.

INTERPRETATIE VAN DE BASISCRITERIA

Wat moet verstaan worden onder:

"ondernemers die zich voor de eerste keer vestigen"

De inhoud van die termen dient verduidelijkt te worden aangezien:

Het financieel plan zou kunnen worden opgevat in de strikte betekenis van artikel 440

van het Wetboek van Vennootschappen. Bijgevolg zouden bv alle gevallen van een

overstap naar een vennootschap bedoeld worden, zelfs indien de ondernemer reeds

meerdere jaren gevestigd was als zelfstandige "natuurlijke persoon".

Maar de wet spreekt wel degelijk over "ondernemer" en over "eerste vestiging", zonder

enige verwijzing naar het begrip vennootschap.

COMMISSIE FINANCIEEL PLAN

De bedoeling is het op een efficiënte manier verwezenlijken van de doelstelling van de

wetgever en daarbij alle betrokken partijen een maximale zekerheid te bieden.

Bijgevolg heeft de Nationale Raad een "commissie -FINANCIEEL PLAN" opgericht die zal

optreden op meerdere niveaus teneinde hulp en logistieke ondersteuning te bieden aan

de stagiairs en hun stagemeesters.

Taak van de Commissie:

Deze Commissie zal als het ware de taak van de stagiair en de stagemeester

vergemakkelijken en aanvullen.

1) Creëren van een gegevensbank:

De commissie is op dit ogenblik bezig een gegevensbank te creëren waarin

cijferwaarden worden verzameld betreffende verschillende activiteitendomeinen.

Page 113: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 113

Die waarden zullen vergelijkingspunten bieden met het oog op het verstrekken

van nauwkeurigere evaluaties.

2) Een werkmethode bieden aan de stagiairs:

De Commissie zal de stagiairs en stagemeesters bijstaan door hen een

werkmethode aan te reiken samen met een checklist waarin alle basisinformatie

werd opgenomen die ze bij de "starter" dienen te verzamelen, evenals de

voorzorgsmaatregelen (briefwisseling ter bevestiging van de meegedeelde

gegevens) die moeten genomen worden ten overstaan van de klant.

De betrouwbaarheid van het financieel plan zal immers in grote mate afhangen

van de gegevens die door de klant worden meegedeeld.

3) Collegiale controle van het ontwerp van financieel plan opgesteld door de stagiair

Nadat het ontwerp door de stagiair werd opgesteld (in samenspraak met zijn

stagemeester)kunnen zij het voor te leggen aan de commissie die zal overgaan tot

een confraternele controle.

WAAROM EEN FINANCIEEL PLAN

Waarom heeft de wetgever deze regeling uitgewerkt en waarom zou een startende

ondernemer beroep doen op een boekhouder om dergelijk plan te laten opstellen?

De wetgever stelde vast dat de meeste faillissementen voorkomen in de eerste drie

levensjaren van een onderneming. De oorzaak lag zelden bij het gebrek aan

ondernemingszin van de starter maar vooral bij een gebrekkig inzicht in de

bedrijfseconomische situatie en evolutie van de onderneming. Typisch bv zijn de

totaal verkeerde inschattingen van kapitaalsbehoeften en dergelijke. Aldus worden

ondernemingen opgericht door een gebrek aan inzicht al snel uitzichtloos worden.

Teneinde de ondernemingszin in dit land op een blijvende wijze te stimuleren

werden reeds tal van initiatieven ontwikkeld. De uitwerking van een financieel plan

is er één van maar wel een belangrijke voor elke startende ondernemer.

Door een professioneel opgesteld financieel plan168 zal de startende ondernemer

inzicht bieden in de overlevingskansen van de het ondernemingsproject.

Nu had de wetgever evengoed elke startende169 ondernemer bij wijze van

vestigingsvoorwaarde kunnen verplichten dergelijk financieel plan op te stellen en

bv neer te leggen bij de Rechtbank van Koophandel. Verplichtingen worden door

ondernemers niet altijd goed onthaald en het risico was niet onbestaande dat vele

starters zich zouden laten verleiden om een uiterst rudimentair financieel plan op te

stellen.

Het opstellen van een degelijk financieel plan is echter geen kinderspel en wordt

dus bij voorkeur door bekwame en daartoe opgeleide mensen opgesteld. Aldus

168 De termen “business plan “of “ondernemingsplan” maken veel duidelijker waar het eigenlijk over gaat 169 Een eerste aanzet hiertoe werd recent gegeven met de BVBA Starter

Page 114: DEONTOLGIE EN DE BOEKHOUDER-FISCALIST · klanten of leden fiscale bijstand verlenen. Het zal uiteindelijk tot 11 mei 1999 duren voordat de eerste grote stap gezet wordt. Op die dag

Syllabus deontologie - 05/2018 Pagina 114

werd dan snel de link gelegd naar de economische beroepsbeoefenaars en in het

bijzonder de boekhouder170.

De boekhouder kan bij het opstellen van dergelijk plan beroep doen op zijn

scholing en praktijkervaring.

De boekhouder zal namelijk twee (liefst drie of meer) in de toekomst geprojecteerde

balansen en resultatenrekeningen uitwerken en die aanvullen met een tabel van

bronnen en bestedingen en eventueel ook ratio’s. Zo kan men bv inzicht verwerven in

de evolutie van de financiële middelen171.

Om een degelijk financieel plan172 uit te werken moet de boekhouder in het bezit gesteld

worden van gegevens, die alleen de cliënt kan bezorgen: geplande ontvangsten, uitgaven,

leningen, borgen, investeringen… .

Opnieuw zullen cliënt en boekhouder goed moeten samenwerken. De boekhouder moet

informatie vragen aan zijn cliënt en deze laatste moet alle informatie geven aan de

boekhouder. Zonder dergelijke uitwisseling van informatie kan nooit een goed financieel

plan worden opgesteld.

De werkwijze en houding van de betrokken partijen bij het opstellen van een financieel

plan geeft reeds een inzicht hoe zij in de toekomst zullen (samen)werken.

Het weze benadrukt dat het plan geen garantie inhoudt voor het toekomstig succes van

de onderneming en dat het plan enkel gebaseerd is op door de cliënt verstrekte

gegevens.

Het ondernemen is en blijft de verantwoordelijkheid van de ondernemer. Een

goed opgesteld en regelmatig geconsulteerd financieel plan kan hierbij helpen

170 Ook bij de accountants bestaat dergelijke regeling. 171 Een dergelijk plan zal vaak ook door banken gevraagd worden n.a.l.v. een kredietaanvraag 172 Voor een uitgewerkte technische nota & nuttige software: via www.bibf.be

/Documentatie/vennootschapsrecht