Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een...

69
1 Demoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’

Transcript of Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een...

Page 1: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

1

Demoveldbezoeken najaar 2012

‘Groenbedekkers, een brongerichte

maatregel’

Page 2: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

2

Voorwoord

Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit en de afname

van het organisch stofgehalte in de bodem kunnen ertoe leiden dat de bodem

degradeert en zijn voornaamste functies niet meer naar behoren kan vervullen.

Dergelijke degradatieprocessen kunnen het gevolg zijn van verkeerde

landbouwpraktijken zoals een ondoordacht gebruik van bemesting en/of

gewasbeschermingsmiddelen, het gebruik van zware machines, bewerking van

de bodem wanneer deze het nog niet toelaat, het opgeven van bepaalde

landbouwpraktijken (zoals de inzaai van groenbedekkers),...

Landbouwers kunnen inspelen op dit fenomeen door het inzaaien van

groenbedekkers na de oogst van de hoofdteelt. Hierdoor is de bodem tijdens de

winter bedekt, waardoor hij beschermd wordt tegen de nadelige invloed van de

weersomstandigheden. Naast deze beschermende functie hebben

groenbedekkers nog heel wat andere voordelen, zowel voor de landbouwer, als

voor het milieu (verhoging van het organische stofgehalte, vasthouden van

nutriënten, beperken van stikstofverliezen tijdens de winter, verbeteren van de

bodemstructuur,…).

Binnen het Interreg IVa-project ‘Kaderrichtlijn Water’ werden, binnen het

samenwerkingsverband van het departement Landbouw en Visserij (ADLO),

Inagro vzw, het Provinciaal Centrum voor de Groententeelt vzw en RATO vzw

verschillende groenbedekkers uitgezaaid. Hiervan wordt de N-opname capaciteit

en groeicapaciteit van diverse groenbedekkers in de tijd opgevolgd.

In deze brochure vind je een omschrijving van de troeven en beperkingen van

de verschillende soorten groenbedekkers.

Page 3: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

3

1 Inhoudsopgave

Voorwoord ............................................................................................................................................. 1

1 Inhoudsopgave ............................................................................................................................... 3

2 Waarom groenbedekkers uitzaaien? .............................................................................................. 5

2.1 Goede humustoestand ............................................................................................................. 5

2.2 N-uitspoeling vermijden .......................................................................................................... 5

2.3 Erosiebestrijding...................................................................................................................... 5

2.4 Behoud van de bodemstructuur ............................................................................................... 6

2.5 Onkruidbestrijding .................................................................................................................. 6

2.6 Bestrijding van ziekten en plagen ........................................................................................... 7

3 Ziektepreventie met groenbedekkers ............................................................................................ 9

3.1 Bestrijding van aaltjes ............................................................................................................. 9

3.2 Lokgewassen ......................................................................................................................... 10

3.3 Biofumigatiegewassen .......................................................................................................... 12

4 Groenbedekkers, een geducht wapen binnen MAP4 ................................................................... 16

4.1 Kan een groenbedekker het nitraatresidu beheersen? ........................................................... 16

4.1.1 Inleiding ......................................................................................................................... 16

4.1.2 Factoren die het nitraatresidu beïnvloeden .................................................................... 17

4.2 Groenbedekkers binnen MAP 4 ........................................................................................... 19

4.2.1 Lagere bemestingsnormen bij niet-inzaai van groenbedekkers ................................... 19

4.2.2 Derogatie ........................................................................................................................ 19

4.2.3 Overschrijding van de normen ....................................................................................... 20

4.2.4 Bemesting na de oogst van hoofdteelt ........................................................................... 20

4.3 Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) ............... 21

5 Bespreking per gewas .................................................................................................................. 22

5.1 Grasachtige groenbedekkers ................................................................................................. 22

5.1.1 Italiaans raaigras (Lolium multiflorum) ......................................................................... 22

5.1.2 Zomerhaver (Avena sativa) ............................................................................................ 24

5.1.3 Japanse haver (Avena strigosa) ...................................................................................... 25

5.1.4 Snijrogge (Secale cereale) .............................................................................................. 26

5.2 Vlinderbloemige groenbedekkers ......................................................................................... 27

5.2.1 Wikke (Vicia sativa) ...................................................................................................... 27

5.2.2 Alexandrijnse klaver (Trifolium alexandrinum) ............................................................ 28

5.3 Andere bladrijke groenbedekkers.......................................................................................... 29

5.3.1 Facelia (Phacelia tanacetifolia) ...................................................................................... 29

Page 4: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

4

5.3.2 Gele mosterd (Sinapis alba) ........................................................................................... 30

5.3.3 Bladrammenas (Raphanus sativus) ................................................................................ 31

6 Wat kost het inzaaien van een groenbedekker? ........................................................................... 32

6.1 Zaaizaad ................................................................................................................................ 32

6.2 Grondbewerking .................................................................................................................... 33

7 Subsidiemogelijkheden ................................................................................................................ 35

7.1 Gemeentelijke stimulansen ................................................................................................... 35

7.2 Tussenkomst GMO groenten en fruit .................................................................................... 36

8 Demonstratievelden ................................................................................................................... 377

8.1 Proefopzet............................................................................................................................ 377

8.1.1 Soortenkeuze ................................................................................................................ 377

8.1.2 Zaaitijdstip ................................................................................................................... 377

8.1.3 Zaaidichtheid................................................................................................................ 388

8.1.4 Bodembewerking ......................................................................................................... 399

8.1.5 Bemesting ...................................................................................................................... 39

8.2 Perceel kenmerken Oostkamp ............................................................................................. 411

8.3 Perceel kenmerken Kruishoutem ........................................................................................ 411

8.4 Teeltomstandigheden .......................................................................................................... 422

8.5 Resultaten ............................................................................................................................ 433

8.5.1 Proefperceel te Oostkamp ............................................................................................ 433

8.5.2 Proefperceel te Kruishoutem.......................................................................................... 50

9 Projectvoorstelling ..................................................................................................................... 572

10 Demonstratie brandstofbesparing .............................................................................................. 583

10.1 Brandstofbesparing zonder GPS ........................................................................................ 58

10.1.1 Rijgedrag ...................................................................................................................... 594

10.1.2 Frontgewichten ............................................................................................................ 605

10.1.3 Bandenspanning ........................................................................................................... 616

10.1.4 Afstelling...................................................................................................................... 627

10.2 Brandstofbesparing met GPS ........................................................................................... 627

11 Inlichtingen .................................................................................................................................. 62

12 Dankwoord ................................................................................................................................... 63

Page 5: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

5

2 Waarom groenbedekkers uitzaaien?

Het inzaaien van groenbedekkers is vanuit verschillende oogpunten interessant.

Hierna volgt een kort overzicht van enkele belangrijke voordelen van

groenbedekkers.

2.1 Goede humustoestand

Door het onderwerken van groenbedekkers vindt een verrijking plaats van het

organische stofgehalte in de bodem. Deze organische stof ondergaat in de

bodem een verteringsproces waarbij een donkere massa overblijft, humus

genaamd. Een goede humustoestand van de bodem is bevorderlijk voor de

bodemvruchtbaarheid. Bij een hoog humusgehalte zal de bodem gemakkelijker

verkruimelen waardoor ze beter bewerkbaar wordt en de wateropslagcapaciteit

toeneemt.

2.2 N-uitspoeling vermijden

Doordat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem, wordt het verlies van

bodemstikstof gedurende de winter beperkt. Voor een optimale opname wordt

een tijdige zaai aangeraden. Hierbij wordt ook het nitraatresidu in de bodem

beperkt.

2.3 Erosiebestrijding

Groenbedekkers dragen bij tot het beperken van afstroming en bodemerosie

door water. Dit enerzijds doordat ze eerst met hun bladerdek en vervolgens

met hun gewasresten de bodem bedekken, anderzijds door het bodemprofiel

met hun wortelstelsel te koloniseren. Groenbedekkers zorgen zo voor een

brongerichte aanpak van erosie

Page 6: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

6

Figuur 1: Reactie van de bodem op een artificiële regenbui op een bedekt en onbedekt perceel

Naast watererosie zal het inzaaien van groenbedekkers ook winderosie

beperken. Gedurende de winter en in het vroege voorjaar kan op braakliggende

percelen de bouwvoor immers gedeeltelijk verstuiven. Ziekten als wortelbrand

en aardappelmoeheid kunnen op die manier snel verspreid worden. Wanneer de

bodem echter bedekt is met een (al dan niet afgestorven) groenbedekker krijgt

de wind minder de kans de bodem rechtstreeks te beïnvloeden.

2.4 Behoud van de bodemstructuur

Groenbedekkers hebben een beschermende werking op de bodem tegen het

dichtslempen, wat vooral bij zwaardere gronden voorkomt. De wortels van de

planten verbeteren de grondstructuur via de vele kleine kanaaltjes in de bodem.

Hierdoor laat de bodem zich beter bewerken.

2.5 Onkruidbestrijding

Groenbedekkers met een snelle beginontwikkeling en een snelle

bodembedekking bieden een bijkomend voordeel. Ze belemmeren de kieming

van onkruiden of onderdrukken deze alleszins sterk.

Page 7: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

7

2.6 Bestrijding van ziekten en plagen

Bij de keuze van een groenbedekker zal men rekening dienen te houden met de

eigenschappen van de gewassen in het teeltplan. Zo kunnen groenbedekkers

waardplanten zijn voor aaltjes die meehelpen de populatie aaltjes te verhogen.

Dit moet vermeden worden. Gelukkig bestaan er resistente rassen die

meehelpen de populatie van sommige soorten aaltjes te beperken (bv.

resistente rassen gele mosterd en bladrammenas tegen het bietencystenaaltje).

Daarom is er bij het inpassen van een groenbedekker in het teeltplan voldoende

alertheid nodig. Men dient rekening te houden met aantastingen waaraan de

teelten in het teeltplan gevoelig zijn (meer info op www.aaltjesschema.nl).

In dit opzicht wordt het afgeraden een groenbedekker uit te zaaien die tot

dezelfde familie behoort als de volgteelt. Zo past gele mosterd niet in een

teeltplan met koolsoorten vanwege het gevaar op knolvoet. Sommige

groenbedekkers, zoals Facelia, zijn niet verwant aan andere cultuurgewassen en

vormen daarom geen gevaar op aanverwante ziekten en plagen in de volgteelt.

Door de teelt van groenbedekkers kunnen er in een aantal gevallen problemen

met slakken optreden in de volggewassen. Dit vanwege de beschutting die de

groenbedekkers bieden aan de slakken. Deze beschutting is sterk afhankelijk

van de vorstgevoeligheid van de groenbedekker. Wil je een toename van de

slakkenpopulatie vermijden, kies dan voor een vorstgevoelige groenbedekker of

vernietig uw groenbedekker vroeg genoeg. Vermijd daarnaast een te grote

zaaidichtheid.

Page 8: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

8

Tabel 1. Aaltjesschema: vatbaarheid van groenbedekkers (bron: Wageningen UR, 2012)

Page 9: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

9

3 Ziektepreventie met groenbedekkers

Bodemgezondheid is een belangrijk item in alle teelten. Het vormt

letterlijk en figuurlijk de basis van een gezonde teelt. Door de vernauwing

van de vruchtwisseling in de akkerbouw en toenemende specialisatie in

bepaalde tuinbouwsectoren nemen de problemen met bodempathogenen

echter toe. Bepaalde (vooral kruisbloemige) groenbedekkers kunnen een

positieve impact hebben op bodempathogenen en dat is winst voor de

teler.

3.1 Bestrijding van aaltjes

Voor het bestrijden van aaltjes springen vooral 2 soorten groenbedekkers

in het oog. Tagetes patula (lage tuinafrikaantje) kan ingezet worden ter

bestrijding van wortellesieaaltjes. Avena strigosa (Japanse haver) is geen

waardplant voor het wortellesiaaltje Pratylenchus penetrans. Dat wil

zeggen dat het telen van dit gewas hetzelfde effect op de aaltjes heeft als

een zwarte braak: alleen natuurlijke afname.

Tagetes is een heel ander verhaal. De Pratylenchus-aaltjes dringen de

wortels van de Tagetes patula binnen, waar deze aaltjes vervolgens

afgedood worden via een chemische reactie. De dodende werking van

afrikaantjes op wortellesieaaltjes (Pratylenchus-soorten) berust op de

reactie van wortelcellen in de endodermis. In deze endodermis komen

zwavelverbindingen (thiofenen) voor. Als een aaltje deze wortelcellen

binnendringt vormt de plant peroxidase. De combinatie van peroxidase en

de zwavelverbinding zorgt ervoor dat er ozon-radicalen worden gevormd.

Deze agressieve vorm van zuurstof leidt tot 'verbranding' van het aaltje.

Dit betekent dat Tagetes patula de aaltjes actief bestrijdt. Het effect van

Tagetes is vergelijkbaar met een natte grondontsmetting, beter zelfs. Dit

komt doordat het tot grotere diepte werkt en het effect meerjarig is.

Page 10: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

10

Voor een optimale doding is het wel van belang Tagetes patula te

gebruiken en niet één van de andere Tagetes-soorten; die werken

beduidend minder goed.

Tagetes moet ook lang genoeg op het veld staan om een goede werking te

hebben, dwz 3 maanden zodat de planten volledig gegroeid zijn en de

bouwvoor intensief doorworteld is om de afdodende werking te realiseren.

Onkruidbestrijding is een belangrijk aandachtspunt bij de teelt van

Tagetes, daar wortellesieaaltjes zich kunnen vermeerderen op onkruiden

en zo het effect van Tagetes teniet doen.

Daarnaast is het belangrijk dat de Tagetes uiterlijk half juli gezaaid wordt

en dat onkruid goed onder controle gehouden wordt.

Meer info omtrent beide groenbedekkers vind je verder in de brochure

terug.

3.2 Lokgewassen

Bij de teelt van bladrammenas als lokgewas dient in het (late) voorjaar

gezaaid te worden om een optimale lokking van de aaltjes te kunnen

realiseren. Een hoge graad van resistentie tegen bietencysteaaltje (bca) is

voor dit gewas gewenst.

Resistente rassen lokken de larven uit de cysten. De larven dringen de

wortels binnen maar kunnen er zich niet of slechts zwak

vermenigvuldigen. Op die wijze wordt de besmettingsgraad

teruggedrongen.

De resistentiegraad tegen bietencysteaaltje (bca) wordt weergegeven als

een pf/pi-waarde, die is bepaald in een potproef. Rassen met een pf/pi-

waarde kleiner dan 0.1 (d.w.z. meer dan 90% afbraak van de

aaltjespopulatie) worden geclassificeerd als BCA 1 rassen. Rassen met een

pf/pi-waarde tussen 0.1 en 0.3 worden geclassificeerd als BCA 2 rassen.

Rassen met een pf/pi-waarde groter dan 0.3 worden als onvoldoende

resistent beschouwd en niet toegelaten.

Page 11: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

11

Bij de teelt als stoppelgewas in het najaar is de bestrijding van

bietencystenaaltje minder effectief dan in het voorjaar. In het veld is in de

nazomer de bodemtemperatuur meestal belangrijk lager dan de

optimumtemperatuur voor bietencysteaaltjes, waardoor de lokking en dus

de afname van de aaltjes minder is dan bij vroege zaai. Bij uitzaai na 1

augustus mag daarom niet worden verwacht dat een belangrijke

biologische bestrijding van het bietencysteaaltje zal worden verkregen.

Mogelijke verschillen in resistentie tegen bca zijn dan ook minder

belangrijk.

Boodschap is dus om zo vroeg mogelijk uit te zaaien, hoe vroeger, hoe

beter de werking.

Onderstaand lokgewas werd opgenomen bij de aanleg van het demoveld:

Soort: Bladrammenas

Ras: Doublet

Verdeler: Limagrain

Info: Doublet is het eerste multiresistente

bladrammenas-ras. Naast de hoogste

resistentie tegen het bietencysteaaltje

(BCA 1) is het ras namelijk ook resistent

tegen Meloidogyne chitwoodi en fallax,

Prathylenchus scripnerie en het

Tabaksratelvirus en is het een niet

waardplant voor diverse nematoden. (bron:

Limagrain)

Foto 1: Doublet.

Page 12: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

12

3.3 Biofumigatiegewassen

Biofumigatie vormt als middel van biologische grondontsmetting een goed

alternatief voor het bestrijden van schadelijke en grondgebonden ziekten.

Door het fijnhakselen en onderwerken van de plantenresten van

kruisbloemigen (bladrammenas, gele mosterd, …) en vervolgens

dichtrollen van de bodem, kan deze techniek bijdragen tot een bestrijding

of reductie van ziekteverwekkers en schimmels in de bodem.

De meeste kruisbloemigen bevatten vrij hoge concentraties aan

zwavelhoudende verbindingen, glucosinolaten, in hun plantencellen. Bij

het fijn verhakselen van de planten komen deze zwavelverbindingen vrij

en worden door het enzym myrosinase omgezet in isothiocyanaten. Deze

gasvormige verbindingen zijn giftig voor verschillende insecten,

bodemschimmels en aaltjes. De effectiviteit van de biofumigatie zou

mede afhankelijk zijn van de concentratie van deze isothiocyanaten in de

bodem en de tijd dat deze verbindingen aanwezig blijven in de bodem.

Het zeer fijn verhakselen en snel inwerken is hiervoor nodig. Het

dichtrollen van de bodem en (be)regen(en) zou het proces bevorderen.

Daarn aast zouden ook bodemtemperatuur, vochtgehalte en bodemsoort

een invloed hebben op de effectiviteit.

Page 13: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

13

Foto 2: Klepelen en inwerken van een biofumigatiegewas (bron:

www.hermansloonbedrijf.nl)

Onderstaande biofumigatiegewassen werden opgenomen bij de aanleg

van het demoveld:

Soort: Zwaardherik

Ras: Nemat

Verdeler: Alliance

Info: Bij Nemat bevindt de hoogste concentratie Glucosinolaten zich in de

wortel. Zodra de nematoden de wortel aanprikken en de cellen

beschadigen, treedt de reactie in werking. Hierdoor worden de nematoden

direct en zeer lokaal bestreden. (bron: Alliance)

Page 14: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

14

Soort: Caliente mosterd - Zwaardherik

Ras: Blend (Caliente – Nemat)

Verdeler: Alliance

Info: Blend wordt gekenmerkt door z’n afdodende werking zowel via de

wortels als bij het inwerken van het gewas. Heel wat bodemgebonden

pathogenen (Verticillium, Rhizoctonia, Pythium, Fusarium, Sclerotinia,

Aphanomyces) als nematoden (cyste-, wortelknobbel- en vrijlevende

aaltjes) worden onderdrukt. (bron: Alliance)

Het effect van een groenbedekker op het reduceren van de ziektedruk kan

variëren vanwege verschillen in grondsoort, teelttechniek, weers-

omstandigheden en reeds aanwezige ziektedruk. Het is hierbij van groot

belang dat landbouwers hun eigen situatie en teeltrotatie dienen te

evalueren vooraleer keuzes te maken voor een bepaalde groenbedekker.

Foto 3: links: Gele mosterd / rechts: Caliente

Foto 4: Zwaardherik (Nemat)

Page 15: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

15

Foto 5: Links: gele mosterd / rechts: Caliente mosterd.

Page 16: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

16

4 Groenbedekkers, een geducht wapen binnen

MAP4 Doordat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem, wordt het verlies

van bodemstikstof gedurende de winter beperkt. Voor een optimale

opname wordt een tijdige zaai aangeraden. In de verplichte maatregelen

bij overschrijding van nitraatresidu in MAP 4 wordt de inzaai van een

groenbedekker als vanggewas ten stelligste aangeraden.

4.1 Kan een groenbedekker het nitraatresidu beheersen?

4.1.1 Inleiding

Het nitraatresidu is de hoeveelheid

reststikstof in de vorm van nitraat in

het bodemprofiel tot een diepte van 90

cm gemeten in het najaar (1 oktober-15

november) en uitgedrukt in kg NO3-

N/ha. Uit wetenschappelijk onderzoek

blijkt dat er een verband is tussen het

nitraatresidu in de bodem op het einde

van het groeiseizoen en het risico op

uitspoeling van nitraten in het

oppervlakte- en grondwater tijdens de

winter. Deze uitspoeling heeft een

rechtstreekse invloed op de

waterkwaliteit.

Foto 6: Het nemen van een

stikstofstaal (lagen 0-30,30-60

en 60-90 cm).

Page 17: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

17

4.1.2 Factoren die het nitraatresidu beïnvloeden

4.1.2.1 Stikstofbemesting

Het nitraatresidu zal sterk beïnvloed worden door de toegediende

stikstofbemesting. De stikstofdosis die wordt toegediend staat in

rechtstreeks verband met het rendement (productkwaliteit) van de teelt.

Hierdoor is het van groot belang dat je de optimale stikstofdosis toedient,

en dit zowel in functie van het gewas als in functie van het perceel. Een

bodemanalyse vlak voor de teelt kan hierover uitsluitsel geven.

Bij het gebruik van dierlijke of andere organische meststoffen kennen we

een grote variatie in samenstelling en bemestingswaarde. Om te komen

tot een beredeneerd gebruik zal een mestanalyse meer informatie geven

over de stikstofinhoud en bemestingswaarde van de mest die je op jouw

percelen gebruikt.

4.1.2.2 Stikstofopname door het gewas

De opname door het gewas vormt de belangrijkste afvoerpost van

stikstof. Een goede opbrengst (gezond gewas) resulteert voor de meeste

teelten in een goede stikstofafvoer. Deze opbrengst wordt vooral bepaald

door een goede bodemstructuur en een goede bodemvruchtbaarheid van

de percelen. Een voldoende en evenwichtige reserve aan mineralen is

hierbij heel belangrijk, evenals een optimale zuurtegraad (pH) van de

bodem.

4.1.2.3 Stikstofvrijstelling uit oogstresten

Sommige teelten laten grote hoeveelheden oogstresten achter op het

perceel. De stikstof die aanwezig is in deze oogstresten zal bij vernietiging

gedurende het najaar vrijkomen en zo het nitraatresidu verhogen. Om

deze vrijgestelde stikstof gedeeltelijk op te nemen zal best zo snel

mogelijk na de oogst een groenbedekker (of volgteelt) ingezaaid worden.

Page 18: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

18

4.1.2.4 Mineralisatie

De mineralisatie uit de reserves die aanwezig zijn in de bodem kan op

jaarbasis schommelen van 120 tot meer dan 250 kg N/ha. Zelfs wanneer

er geen teelt op het veld staat, loopt de mineralisatie verder (vooral in

relatief warme en vochtige omstandigheden). Hierdoor kan de

mineralisatie leiden tot toenemende nitraatconcentraties in de bodem,

vooral na teelten die vroeg op het seizoen geoogst worden. Elke

bodembewerking zal zorgen voor een betere verluchting en daaruit

volgend, een verhoogde vrijstelling van nitraat.

Door de inzaai van een groenbedekker zal deze nitraatvrijstelling

gecompenseerd worden. De groenbedekker zal de nitraatstikstof opnemen

en zo het nitraatgehalte in de bodem verminderen. Hierdoor zal de

uitspoeling van nitraten naar het grondwater tijdens de herfst en winter

dalen. Na het onderwerken in het voorjaar zal deze stikstof terug

vrijkomen en gedeeltelijk benut kunnen worden door het volggewas. Ook

vanuit financieel oogpunt vormt de inzaai van een groenbedekker daarom

een absoluut pluspunt.

Foto 7: Inwerken van oogstresten.

Page 19: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

19

Meer informatie over de mineralisatiehoeveelheden van verschillende

percelen in Vlaanderen kunt u terugvinden op www.stikstofmeetnet.be.

4.2 Groenbedekkers binnen MAP 4

4.2.1 Lagere bemestingsnormen bij niet-inzaai van

groenbedekkers

Binnen de vierde versie van het mestactieplan spelen groenbedekkers een

belangrijke rol. In eerste instantie wordt bij een aantal gewassen de

bemestingsnorm aangepast aan het al dan niet inzaaien van een

groenbedekker. Voor wintertarwe is de maximaal toegelaten

stikstofbemesting vastgelegd op 180 kg N/ha/jaar op zandbodems, 195 kg

N/ha/jaar op niet zandbodems (Systeem werkzame stikstof), indien een

groenbedekker ingezaaid wordt. Bij niet inzaaien van een groenbedekker

daalt de bemestingsnorm naar respectievelijk 160 kg N/ha/jaar en 175 kg

N/ha/jaar. Ook bij wintergerst en andere graangewassen daalt de

bemestingsnorm met 20kg N/ha/jaar indien geen groenbedekker

ingezaaid wordt. Tevens wordt de hoeveelheid dierlijke mest die mag

toegediend worden bijna gehalveerd indien een groenbedekker wordt

ingezaaid.

4.2.2 Derogatie

Bij de inzaai van gras of snijrogge als groenbedekker kan derogatie

aangevraagd worden indien de volgteelt maïs betreft. Indien van het gras,

na 1 april, of van de snijrogge, na 15 maart, een snede gemaaid en

afgevoerd wordt, vooraleer mais in te zaaien, kan derogatie aangevraagd

worden. Na goedkeuring van die derogatie kan op dit perceel meer

dierlijke mest gevoerd worden. De maximaal toe te dienen hoeveelheid

stikstof uit dierlijke mest stijgt dan van 170 naar 250 kg N/ha (Systeem

totale stikstof).

Page 20: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

20

4.2.3 Overschrijding van de normen

Bij overschrijden van de nitraatresidunormen met een bepaalde

hoeveelheid stikstof, die afhankelijk is van het bodemtype en van de teelt,

kan de landbouwer naast andere sancties, de verplichte inzaai van een

groenbedekker op elk perceel in overtreding opgelegd krijgen. Deze inzaai

moet gebeuren voor 15 oktober, op percelen waar de teelt het toelaat.

4.2.4 Bemesting na de oogst van hoofdteelt

Op akkers is het verboden om na de oogst van de hoofdteelt, vloeibare

dierlijke mest of kunstmest op of in de bodem te brengen tenzij voor 31

augustus een vanggewas ingezaaid wordt. In dit geval is de hoeveelheid

stikstof beperkt tot 30 kg/ha als de bemesting wordt uitgevoerd met

kunstmest of met effluent uit de mestverwerking.

Op zware kleigronden moet u een nateelt inzaaien als u nog vloeibare

dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen wilt toedienen na de

oogst van de hoofdteelt. Als de nateelt een vanggewas is, moet dat

vanggewas binnen de dagen na de bemesting ingezaaid worden.

Op alle andere gronden moet u één van de volgende maatregelen

toepassen als u nog vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere

meststoffen wilt toedienen na de oogst van de hoofdteelt: een vanggewas

inzaaien na 31 juli en uiterlijk op 31 augustus. In dit geval is de

toegelaten hoeveelheid stikstof beperkt tot maximum 60 kg N/ha voor

dierlijke mest en andere meststoffen of tot maximum 30 kg N/ha voor

kunstmest of effluenten van de mestverwerking.

Een vanggewas is één van de volgende teelten: Gele mosterd,

Bladrammenas, Facelia, Tagetes, Voederkool, Bladkool, Festulolium,

Niger, gras, Japanse haver, Zomerhaver of snijrogge.

Page 21: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

21

4.3 Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding

duurzame Bemesting (CVBB)

Begin 2012 startte de werking van het CVBB met als enige doel voor

ogen: het aantal rode MAP-meetpunten naar omlaag brengen. Verspreid

over de 5 Vlaamse provincies zijn er regelmatig infovergaderingen met

land- en tuinbouwers, meetpunten worden frequent opgevolgd en bij

negatief resultaat wordt de bron van vervuiling gezocht. De

verantwoordelijke wordt aangesproken en kan, net als elke land- of

tuinbouwer, een beroep doen op bedrijfsbegeleiding om vervuiling te

voorkomen.

Hierbij is ook het belang van tijdig inzaaien van een groenbedekker van

belang. Een goed ontwikkelde groenbedekker kan immers veel reststikstof

opnemen en zo beletten dat deze stikstof gaat uitspoelen naar

oppervlakte- en grondwater. Inzaaien van een groenbedekker waar

mogelijk is alvast een steevast argument dat door het CVBB wordt

ondersteund en aangehaald op de waterkwaliteitsgroepen of bij

individuele bedrijfsbegeleiding.

Page 22: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

22

5 Bespreking per gewas Volgende groenbedekkers werden uitgezaaid op het demonstratieveld:

Italiaans raaigras, Zomerhaver, Japanse haver, Wikke, Rogge, Gele

mosterd, Bladrammenas, Facelia en Fix Azote.

5.1 Grasachtige groenbedekkers

Deze groenbedekkers zorgen voor een homogene doorworteling en zijn

daarom zeker aan te raden op hellende en slempgevoelige percelen. De

beworteling van raaigrassen gaat dieper dan deze van andere

grassoorten. Grassen kunnen uitgezaaid worden op alle gronden. Ze

hebben allemaal een matig tot goede grondbedekking.

5.1.1 Italiaans raaigras (Lolium multiflorum)

Italiaans raaigras kan men inzaaien als groenbedekker vanaf april tot

begin oktober. Men geeft de voorkeur aan tetraploïde rassen. Deze

worden gekenmerkt door een vlotte start, een betere groeiherneming na

de winter (interessant voor de oogst van een eerste snede) en de vorming

van een snel bedekkend en gezond gewas. Door de vorming van een

graszode worden de onkruiden verstikt. De toe te passen zaaidichtheid

bedraagt 25 tot 40 kg/ha, voornamelijk afhankelijk van zaaitijdstip.

Italiaans raaigras is slechts weinig gevoelig voor vorst. In het voorjaar zal

men meestal het gewas vernietigen met een herbicide. Daarnaast kan het

gras ook gemaaid of beweid worden. Bij de teelt van gras als

groenbedekker dient men rekening te houden met de aaltjespopulatie en

het gevaar voor het optreden van kroonroest. Daarnaast bestaat er een

grote kans op een toename van de slakkenpopulatie.

Page 23: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

23

Figuur 1. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Italiaans raaigras

Page 24: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

24

5.1.2 Zomerhaver (Avena sativa)

Zomerhaver is in feite een (zomer)graangewas dat in het voorjaar

uitgezaaid wordt. Bij uitzaai in het najaar fungeert zomerhaver als

groenbedekker. De uitzaai kan gebeuren tot in oktober. De zaaidichtheden

kunnen nogal variëren in functie van tijdstip en omstandigheden (50-80

kg/ha bij vroege zaai en tot 120 à 150 kg/ha bij late zaai).

Het kent een snelle begingroei en kan sterk uitgroeien. In tegenstelling tot

Italiaans raaigras of snijrogge vertoont zomerhaver een bepaalde

vorstgevoeligheid. Hierdoor verloopt het inwerken in het voorjaar vrij

eenvoudig. Zomerhaver zorgt voor een goede doorworteling van de

bodem, mede dankzij de snelle beginontwikkeling.

Figuur 2. Zaadmengsel (zomerhaver – zonnebloem), zaailing en volgroeid

gewas van zomerhaver.

Page 25: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

25

5.1.3 Japanse haver (Avena strigosa)

Japanse haver, geteeld als groenbedekker, kan uitgezaaid worden vanaf

juli tot eind september. Afhankelijk van het tijdstip van de zaai worden

verschillende zaaidichtheden toegepast (nl. 50 tot 80 kg/ha). Vanwege

de snelle start en de goede bodembedekking is het gewas sterk onkruid-

onderdrukkend. Japanse haver ontwikkelt zich in quasi alle (weers-

)omstandigheden.

Japanse haver zou een onderdrukkende werking hebben voor het

wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans en kan daarom een alternatief

voor tagetes vormen. In tegenstelling tot tagetes kan Japanse haver later

ingezaaid worden, waardoor hij beter inpasbaar is in het teeltplan. De

plant heeft een hoog opbrengstvermogen en een sterke impact op de

opname van reststikstof.

Japanse haver is vorstgevoelig. Na het afsterven is er nog altijd een goede

bodembedekking. Inwerken van de strooisellaag na de winter levert

weinig problemen op.

Figuur 3. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Japanse haver

Page 26: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

26

5.1.4 Snijrogge (Secale cereale)

Rogge kan ingezaaid worden vanaf augustus tot eind oktober. Het wordt

daarom veel toegepast na gewassen die laat het veld verlaten. De

zaaidichtheid bedraagt 75 - 100 kg/ha tot 150 kg/ha bij late zaai.

Onkruiden vormen weinig problemen. De vezelige wortels zorgen voor een

zeer goede doorworteling van de bouwvoor.

Meestal gaat de voorkeur naar winterrogge. Deze kan later worden

gezaaid en is niet vorstgevoelig. Na de winter is tijdig onderwerken

aanbevolen vanwege het sterk onttrekken van water aan de bodem

(minder watervoorraad voor het volggewas) en het vlug doorschieten van

het gewas in het voorjaar. Een andere manier is een chemische

bestrijding of maaien gecombineerd met onderwerken. Het maaisel kan

eventueel dienen als groenvoeder. Rogge is geen goede groenbedekker

vanuit aaltjesoogpunt. Er kunnen ook hoge dichtheden slakken

opgebouwd worden.

Figuur 4. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van snijrogge

Page 27: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

27

5.2 Vlinderbloemige groenbedekkers

5.2.1 Wikke (Vicia sativa)

Wikke behoort tot de vlinderbloemigen en legt dus stikstof vast uit de

lucht via Rhizobium-bacteriën in de wortelknolletjes. Zodoende moet er

weinig tot geen stikstofbemesting gebeuren. Alleen gezaaid in een stoppel

die stikstof vastlegt, is een startgift van 25 tot 30 kg aan te bevelen.

Doordat wikke de grond verrijkt met stikstof heeft het een gunstige

invloed op de vertering van organische stof en speciaal de vertering van

een graszode. Wikke is een N-rijk gewas dat na onderploegen een

aanzienlijke hoeveelheid stikstof kan leveren aan het volggewas. Omdat

het echter een makkelijk vergankelijk gewas is (lage C/N verhouding)

komt de vertering snel op gang. Hierdoor bestaat de kans dat een

gedeelte van de stikstof uit het gewas al tijdens de winter en het vroege

voorjaar vrijkomt en verloren gaat.

Wikke kan tot eind augustus gezaaid worden; het beste zaaitijdstip is juli.

Het zaaibed bij wikke dient vrij fijn te zijn. Het zaad heeft veel vocht nodig

om te kunnen kiemen en moet daarom voldoende diep (2-5 cm) gezaaid

worden in een voldoende vochtig zaaibed. De zaaizaadhoeveelheid

bedraagt, afhankelijk van de zaadgrootte, 90 tot 125 kg/ha.

Net gekiemde wikke heeft weinig concurrentievermogen; een wat ouder

gewas is echter wel een goede onkruidonderdrukker doordat er een sterk

samenhangend gewas ontwikkeld wordt. Als er wortelonkruiden in de

grond voorkomen kan beter geen wikke worden geteeld. Als waardplant

voor aaltjes is voederwikke de minst negatieve onder de

vlinderbloemigen. Het is geen waardplant voor Meloidogyne chitwoodi en

een slechte waardplant voor Trichodoriden. Helaas is de keerzijde dat

Pratylenchus penetrans onder voederwikke zich extreem kan

vermeerderen. Verder is wikke een goede waardplant voor het

erwtencysteaaltje.

Page 28: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

28

Figuur 5. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van wikke

5.2.2 Alexandrijnse klaver (Trifolium alexandrinum)

Alexandrijnse klaver wordt voornamelijk uitgezaaid in mengsels, hier in

combinatie met Japanse haver. Als mengsel heeft het een sterk

onkruidonderdrukkend effect. Het zorgt voor een activatie van het

bodemleven en levert een bevredigende biomassaproductie. Alexandrijnse

klaver kan zeer goed tegen nattere omstandigheden. Alexandrijnse klaver

is een vorstgevoelige klaversoort en groeit zeer snel.

In mengsels is 15 kg/ha nodig. Wanneer Alexandrijnse klaver alleen

wordt uitgezaaid, is 25 kg/ha nodig. Alexandrijnse klaver vertoont naast

een snelle groei ook een bevredigende bodembedekking en een goede

doorworteling. Er zijn één- en meersnedige onderrassen. Eénsnedige

Alexandrijnse klaver is het meest gevoelig voor vorst. Alexandrijnse klaver

is goed te mengen met snelgroeiende grassen of granen. Zaaien kan tot

eind augustus.

Figuur 6. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Alexandrijnse klaver

Page 29: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

29

5.3 Andere bladrijke groenbedekkers

5.3.1 Facelia (Phacelia tanacetifolia)

Facelia behoort tot de bosliefjesfamilie en is zeer populair als

groenbedekker, voornamelijk in rotaties met groentegewassen. Dit gewas

kan uitgezaaid worden vanaf april tot half augustus. Tot aan het

vierdebladstadium is de groei eerder langzaam. Daarna vormt de stengel

zich en gaat de ontwikkeling stormachtig met een snelle bodembedekking

tot gevolg. Hierdoor zullen de opkomende onkruiden snel verstikken. De

vooropgestelde zaaidichtheid bedraagt 8 tot 12 kg/ha. Het zaad mag

niet te diep komen te liggen maar moet wel goed bedekt worden. Een

fijnkruimelig zaaibed en het gebruik van een aandrukrol is aan te raden.

De doorworteling van de bovenste laag is behoorlijk intensief.

Bij een heel vroege zaai kan opslag in de volgteelt voorkomen worden

door het gewas tijdig te rollen. Hierdoor sterft het gewas af, maar blijft de

bodem toch nog bedekt. Facelia is zeer vorstgevoelig en vriest bij het

begin van de winter volledig af. Onderwerken in het voorjaar vormt

daarom weinig problemen.

Daarnaast is het gewas ook geliefd door de bijenhouders vanwege de

productie van zeer veel nectar. Door de inzaai van perceelranden met

facelia worden de natuurlijke vijanden van bladluizen en andere

schadeverwekkers op het perceel bevorderd.

Figuur 7. Zaden , zaailing en volgroeid gewas van Facelia

Page 30: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

30

5.3.2 Gele mosterd (Sinapis alba)

Gele mosterd is de laatste jaren de meest gezaaide groenbedekker in de

Benelux. Omdat gele mosterd vrijwel uitsluitend na 1 augustus gezaaid

wordt, mag er van bestrijding van bietencystenaaltje niet veel verwacht

worden. Gele mosterd kan later gezaaid worden dan bladrammenas, nl.

tot begin-half september. Als zomergewas op braakpercelen is gele

mosterd niet geschikt. Het gewas komt namelijk te snel in bloei en

vertoont geen hergroei na maaien. Voor gele mosterd wordt een

zaaidichtheid van 10 à 20 kg/ha aangeraden afhankelijk van zaaitijdstip

en weersomstandigheden. Vanwege de snelle beginontwikkeling en goede

bodembedekking krijgen onkruiden weinig kans. Gele mosterd bezit een

penwortel die zich niet verdikt. Het onderwerken na de winter vormt

weinig problemen. Het gewas vervriest gemakkelijk en is dan ook volledig

afgestorven na de winter.

Figuur 8: Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Gele mosterd.

Page 31: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

31

5.3.3 Bladrammenas (Raphanus sativus)

Bladrammenas kan uitgezaaid worden tot eind augustus. Meestal gaat

men laatbloeiende en vorstgevoelige rassen toepassen. Dit om problemen

met opslag in de volgteelt te vermijden. Men kan een onderscheid maken

tussen een vroege en een late zaai. Onder een vroege zaai verstaan we

een zaaidatum vóór 1 augustus. Deze is vooral bedoeld om naast

bodembedekking nog enige bestrijding van bietencystenaaltje te hebben.

Bij een latere zaai is de bodemtemperatuur reeds te laag. Bij een vroege

zaai zal het gewas gemaaid dienen te worden wanneer het gewas voor

70% in bloei staat. De zaaidichtheid van bladrammenas bedraagt 12-20

kg/ha. Vanwege de snelle ontwikkeling en de vorming van een hoog

gewas krijgen probleemonkruiden weinig kans om zich te ontwikkelen.

Bladrammenas wordt gekenmerkt door een

diepe penwortel die de bodem openbreekt en

welke zorgt voor een goede doorlaatbaarheid.

Op slempgevoelige percelen wordt

bladrammenas minder toegepast vanwege de

beperkte samenhang van de bodem. In vergelijking met

grasgroenbedekkers is de doorworteling van de (bovenste) bodemlaag

heel wat minder. Bladrammenas is iets minder gevoelig voor vorst dan

gele mosterd. Na een strenge winter is het gewas volledig afgestorven.

Hierdoor ondervindt het onderwerken slechts weinig problemen. Tijdens

een zachte winter vervriest het gewas niet.

Figuur 9: Zaden, zaailing en volgroeid gewas van bladrammenas.

Page 32: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

32

6 Wat kost het inzaaien van een groenbedekker?

6.1 Zaaizaad

In tabel 3 vind je een overzicht van de richtinggevende gemiddelde

prijs/kg voor zaaizaad van groenbedekkers. Met betrekking tot de

verschillende zaaidichtheden die op de demovelden werden toegepast,

hebben we een prijs per hectare berekend.

Tabel 2: Richtinggevende gemiddelde kostprijs zaaizaad zomer

2011

Soort Prijs/kg

(€)

Zaaidichtheid Prijs/ha

(€)

Relatieve kostprijs/ha

(It. gras = 100 %)

(kg/ha)

Facelia 7,5 8 € 60 83%

12 € 90 125%

Gele mosterd 2,1

10 € 21 29%

20 € 42 58%

Gele mosterd - aaltjes reducerend

2,4 10 € 24 33%

20 € 48 67%

Bladrammenas 3,2

12 € 38 53%

20 € 64 89%

Bladrammenas -

aaltjes reducerend 4

12 € 48 67%

20 € 80 111%

Wikke 2,3 90 € 207 288%

125 € 288 399%

Italiaans raaigras 1,8 25 € 45 63%

40 € 72 100%

Snijrogge 0,75 75 € 56 78%

100 € 75 104%

Japanse haver 2,25 50 € 113 156%

80 € 180 250%

Zomerhaver 0,7 50 € 35 49%

80 € 56 78%

Page 33: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

33

6.2 Grondbewerking

Na de oogst van het hoofdgewas is een oppervlakkige bewerking van de

bodem voor het zaaien reeds voldoende. Bewerking en zaaien kan ook in

één werkgang gebeuren. Dit kan met bv. een cultivator in combinatie met

een zaaimachine. Bij inzaai van een groenbedekker wordt meestal niet-

kerende bodembewerking toegepast. Bij deze methode wordt de grond

niet-kerend bewerkt met behulp van een erosieploeg, een grondbreker,

een cultivator,… Hierbij worden de gewasresten slechts lichtjes

ondergewerkt en blijven ze in de bovenste bodemlaag aanwezig. De

aanwezige resten beschermen de bodem tegen de erosieve werking van

regendruppels en afstromend water. Na het zaaien, tot het onderwerken,

is het perceel in winterrust en vraagt het weinig aandacht.

0% 50% 100% 150% 200% 250% 300% 350% 400% 450%

L Facelia

H Facelia

L Gele mosterd

H Gele mosterd

L Gele mosterd reducerend

H Gele mosterd reducerend

L Bladrammenas

H Bladrammenas

L Bladrammenas reducerend

H Bladrammenas reducerend

L Wikke

H Wikke

L Italiaans raaigras

H Italiaans raaigras

L Snijrogge

H Snijrogge

L Japanse haver

H Japanse haver

L Zomerhaver

H Zomerhaver

Relatieve kostprijs / It. raaigras = 100%

H = hoge dichtheid L = lage dichtheid

Page 34: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

34

In het voorjaar zullen, in bepaalde gevallen, de gewasresten eerst

verkleind dienen te worden. Meestal zijn de groenbedekkers reeds door de

vorst afgestorven tijdens de winter en vormt het onderwerken weinig

problemen.

Er zijn vandaag de dag heel wat mogelijkheden om groenbedekkers

machinaal te vernietigen. Een doordacht gebruik van groenbedekkers in

aanvulling met de juiste methode van vernietiging en daarbij rekening

houdende met de aangehouden bedrijfsvoering dient problemen zoals

opslag in de volgteelt, verstopping van machines, e.d. te vermijden.

Foto 8: Inzaai groenbedekker.

Foto 9: Vernietiging groenbedekker.

Page 35: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

35

7 Subsidiemogelijkheden

In 2012 en 2013 wordt specifieke steun verleend aan landbouwers die na

hun hoofdteelt een groenbedekker inzaaien. Deze groenbedekkers moeten

ervoor zorgen dat de bodem tijdens de winter bedekt blijft tot in het

voorjaar om zo uitspoeling van nutriënten te vermijden, bij te dragen aan

het bodembehoud (door erosie te verhinderen) en de bodemstructuur te

verbeteren.

De aanvraag gebeurt via de Verzamelaanvraag (21/04). Wijzigingen zijn

mogelijk tot 31/5. Nadien en dit tot uiterst 31 oktober kan er via wijziging

binnen de aangevraagde totaaloppervlakte gewisseld worden van percelen

of percelen geschrapt worden. Via de code ‘GB2’ duidt men in de

verzamelaanvraag de percelen aan die uitgezaaid zullen worden. Het

inzaaien kan gebeuren tot 15/10, behalve in de landbouwstreken ‘Polders’

en ‘Leemstreek’ waar de inzaai kan gebeuren tot 1/9. Het behoud van de

groenbedekker is tot 15/10 in de ‘Polders’ en 15/12 in de Leemstreek

noodzakelijk, terwijl in de andere landbouwstreken de groenbedekker

minstens behouden dient te worden tot 1 februari.

De subsidie per ha is variabel, namelijk wordt achteraf bepaald op de

totaal aangevraagde en subsidiabele oppervlakte en bedraagt maximaal

€100/ha.

Meer info: www.vlaanderen.be/landbouw >subsidies > plantaardige sector

7.1 Gemeentelijke stimulansen

Een aantal gemeenten stimuleren de inzaai van groenbedekkers binnen

hun gemeente. Vanuit het oogpunt van erosiebeheersing,

landschapsbeleving of andere doelstellingen willen een aantal gemeenten

hierin hun landbouwers een duwtje in de rug geven.

Page 36: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

36

7.2 Tussenkomst GMO groenten en fruit

In kader van de Gemeenschappelijke Marktordening Groenten en Fruit

(GMO) hebben de Producentenorganisaties (PO) de mogelijkheid om de

actie ‘inzaai van groenbedekker’ op te nemen in hun programma. Hiermee

kunnen de Producentenorganisaties hun telers stimuleren om een

groenbedekker in te zaaien op percelen met groenten. Momenteel heeft

ondermeer de producentenorganisatie INGRO deze actie reeds

opgenomen in hun programma. Hierdoor kan er jaarlijks een kost van

60€/ha ingezaaide groenbedekker ingebracht worden door de aangesloten

telers.

Meer info:

INGRO: www.ingrocvba.be of [email protected]

GREENFARM: www.greenfarm.be of [email protected]

Page 37: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

37

8 Demonstratievelden

8.1 Proefopzet

8.1.1 Soortenkeuze

Op de demonstratievelden willen we een aanbod geven van een aantal

courant ingezaaide groenbedekkers. Volgende soorten werden opgenomen

in het proefplan: Facelia, Gele mosterd, Bladrammenas, Fix Azote, Wikke,

Zomerhaver, Japanse haver, Italiaans raaigras en Rogge.

8.1.2 Zaaitijdstip

Op het proefperceel in Oostkamp werd drie maal ingezaaid, in

Kruishoutem twee maal. Onderstaand de verschillende zaaidata:

Oostkamp Kruishoutem

1e inzaai 9 augustus 2012 20 augustus 2012

2e inzaai 7 september 2012 10 september 2012

3e inzaai 2 oktober 2012 -

Op 2 oktober werden in Oostkamp enkel de grasachtigen Italiaans

raaigras, Rogge, Japanse haver en Zomerhaver ingezaaid.

Er wordt aangeraden zo snel mogelijk na de oogst van de hoofdteelt een

groenbedekker in te zaaien. Een vroege zaai zorgt er immers voor dat de

groenbedekker van een langere ontwikkelingsperiode kan genieten en bijgevolg

een hogere stikstofopname kan realiseren. Daarnaast is een vroege inzaai extra

van belang voor aaltjesreducerende (bv. Tagetes) en vorstgevoelige soorten (bv.

Facelia) daar deze zich voldoende moeten kunnen ontwikkelen vooraleer de vorst

Page 38: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

38

optreedt. We kunnen aannemen dat een groenbedekker een groeiperiode behoeft

van minstens 6 à 8 weken om voldoende effectief te werken (Tagetes 12 weken).

Vaak is een vroege inzaai in onze streken niet mogelijk daar vele gewassen laat

het veld verlaten, denken we maar aan maïs en bieten in de akkerbouw, of

bloemkolen en prei in de tuinbouw. Veel zal namelijk afhangen van de

weersomstandigheden waarbij de oogst plaatsvindt.

8.1.3 Zaaidichtheid

Een correcte zaaidichtheid van de ingezaaide groenbedekker resulteert in een

homogeen dichtgegroeid gewas waarbij de kieming van onkruiden wordt

verhinderd en waarbij de afzonderlijke planten zich voldoende sterk kunnen

ontwikkelen. Bij de inzaai van een groenbedekker vormt het zaaizaad de grootste

kost. Belangrijk is dus deze kost zo laag mogelijk te houden.

De proefresultaten van de laatste jaren toonden aan dat de aan te wenden

zaaidichtheid gelinkt kan worden aan het zaaitijdstip. Bij een vroege zaai,

indien de weersomstandigheden optimaal zijn, kan een lagere

zaaidichtheid aangehouden worden. De planten zullen zich namelijk

voldoende snel en sterk kunnen ontwikkelen. Bij een late inzaai wordt

beter een wat hogere zaaidichtheid gehanteerd. De ontwikkelingsperiode

is in dit geval korter, waardoor kleinere en meer planten zullen moeten

zorgen voor een voldoende bodembedekking gedurende de niet-beteelde

periode.

Volgende zaaidichtheden werden toegepast op de demonstratievelden:

soort 1e zaai 2e en 3e zaai

Italiaans raaigras 25 kg/ha 40 kg/ha

Zomerhaver 50 kg/ha 80 kg/ha

Japanse haver 50 kg/ha 80 kg/ha

Wikke 80 kg/ha 100 kg/ha

Rogge 75 kg/ha 100 kg/ha

Gele mosterd 10 kg/ha 20 kg/ha

Bladrammenas 12 kg/ha 20 kg/ha

Facelia 8 kg/ha 12 kg/ha

Fix Azote 10 kg/ha 25 kg/ha

Page 39: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

39

8.1.4 Bodembewerking

Het bewerken van de grond brengt lucht in de bodem wat het

stikstofmineralisatieproces stimuleert. Zodoende kunnen groenbedekkers

gedurende hun ontwikkeling beïnvloed worden door de uitgevoerde

bodembewerkingen. Na een diepe grondbewerking kan de stikstof die bijkomend

in de bodem terecht komt ten gevolge van mineralisatie, hetzij de N-reserve in

het voorjaar verhogen, hetzij opgenomen worden door de groenbedekker.

Om de invloed van verschillende bodembewerkingen op het

mineralisatieproces na te gaan werden op de proefpercelen meerdere

bodembewerkingen toegepast, telkens met een verschillende werkdiepte.

Oostkamp Kruishoutem

Vaste tand cultivator + rotoreg Vaste tand cultivator

Schijveneg + rotoreg Vaste tand cultivator + rotoreg

Rotoreg Directe zaai

8.1.5 Bemesting

In MAP IV wordt er veel aandacht besteed aan groenbedekkers als

vanggewassen van stikstof. De stelregel bij inzaai van groenbedekkers is dan ook

dat een extra bemesting niet moet. Enkel bij een vroege zaai en bij lage N-

voorraad in de bodem kan overwogen worden om een beperkte bemesting uit te

voeren. Na een teelt waar er nogal wat (groene) oogstresten achterblijven, zal

de mineralisatie hiervan samen met de reststikstof in de bodem vaak voldoende

zijn voor een snelle groei van de groenbedekker. Dus oppassen dat een mestgift

geen extra problemen veroorzaakt inzake nitraatresidu.

Om na te gaan welke hoeveelheden stikstof opgenomen kunnen worden

door de groenbedekkers werd op beide demovelden een extra meststofgift

Page 40: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

40

uitgevoerd. Zo werd op het veld in Oostkamp zo’n stalmest op de stoppel

gebracht. Eveneens werd bij de 1e zaai telkens de helft van het object

bijbemest met 50 E ammoniumnitraat. Op het veld in Kruishoutem werd

een bemesting uitgevoerd van 50 E ammoniumnitraat; dit vanwege de

lage concentratie reststikstof op moment van inzaai.

Page 41: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

41

8.2 Perceel kenmerken Oostkamp

Textuur: Zand (natte lemig zandbodem zonder profiel)

Voorvrucht: Wintergerst oogst: 11/7/2012

N-reserve:

14/8/2012 Kg/ha NH4-N DS Kg/ha NO3-N DS

0-30 cm 6 27

30-60 cm <6 12

60-90 cm <6 12

Bemesting: stalmest 20/7/2012

8.3 Perceel kenmerken Kruishoutem

Textuur: Matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont

Voorvrucht: wintergerst oogst: 10/8/2012

N-reserve:

14/08/2012 Kg/ha NH4-N DS Kg/ha NO3-N DS

0-30 cm 5 18

30-60 cm 7 10

60-90 cm 6 8

Bemesting: Ammoniumnitraat 50 E 20/8/2012

Page 42: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

42

8.4 Teeltomstandigheden

De groenbedekkers uitgezaaid in augustus konden profiteren van een

vochtig kiembed en eerder warme omstandigheden. Hierdoor konden ze

zich allen goed ontwikkelen. Vanaf begin september kenden we een droge

periode waardoor de groenbedekkers uitgezaaid in Oostkamp op 7

september eerder een trage kieming en beginontwikkeling kenden. Dit

resulteert momenteel in een duidelijk verschil in ontwikkeling tussen

eerste en tweede inzaai. De groenbedekkers uitgezaaid begin oktober

konden zich tot op heden nauwelijks ontwikkelen. Voor de vorstgevoelige

soorten Zomerhaver en Japanse haver betekent dit een te laat zaaitijdstip

daar zij, wanneer de vorst optreedt, reeds zullen afsterven. De niet

vorstgevoelige soorten zullen zich, weliswaar langzaam, gedurende het

najaar/winter verder ontwikkelen, doch slechts beperkt restnitraat

opnemen. Sinds eind september en vooral in oktober was er vrij veel

neerslag in combinatie met een koudere periode wat de groei van de

groenbedekkers afgeremd heeft.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

T°(°

C)

nee

rsla

g (m

m)

neerslag

temperatuur

Page 43: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

43

8.5 Resultaten

8.5.1 Proefperceel te Oostkamp

Op 4 oktober 2012 werd, op alle objecten ingezaaid op 9 augustus 2012

(1e inzaai), een bepaling van de hoeveelheid reststikstof en een bepaling

van de stikstofinhoud van de bovengrondse biomassa uitgevoerd. Op de

objecten ingezaaid op 7 september 2012 (2de zaai) en 2 oktober 2012 (3de

zaai) werd een mengstaal genomen over alle objecten heen.

Uit bovenstaande grafiek kunnen we de hoeveelheid reststikstof (op 4

oktober 2012) afleiden per soort, al dan niet bijbemest. Zo zien we dat op

alle ingezaaide objecten de norm van 90 kg nitraatstikstof per hectare

wordt gehaald. Het nitraatresidu op de bijbemeste objecten ligt bij de

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

onbemest bemest

kg/h

a N

O3

-N D

S

facelia

gele mosterd

fix azote

bladrammenas

wikke

italiaans

raaigras

zomerhaver

japanse haver

rogge

braak

90 kg/ha NO3-N DS

14/8/2012

Page 44: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

44

grasachtigen iets hoger dan op de niet-bijbemeste objecten, bij de

bladachtige groenbedekkers is dit net andersom. De extra meststofgift

van 50 E kon dus bij de bladachtige groenbedekkers ten volle benut

worden . Algemeen is de extra bemesting (50 E N) optimaal gebruikt door

de groenbedekkers en resulteert in een over het algemeen hogere

drogestof opbrengst per hectare (grafiek: Invloed bemesting op

drogestofopbrengst). Enkel op het object ingezaaid met wikke ligt deze

drogestof opbrengst lager bij het bemeste object. Bij rogge is dit

nagenoeg gelijk.

Op bovenstaande grafiek worden de mengstalen afgebeeld die genomen

werden per zaaitijdstip. Zo zien we dat enkel de groenbedekkers gezaaid

begin augustus het nitraatresidu in het najaar van 2012 voldoende kon

drukken. Groenbedekkers ingezaaid begin september konden zich

vanwege de droogte slechts beperkt ontwikkelen en zo ook, slechts een

beperkte hoeveelheid restnitraat opnemen. Het mengstaal genomen op de

objecten waar begin oktober werd ingezaaid resulteert in een iets lager

residu vanwege de onkruidgroei die verkregen werd in de periode tussen

0

20

40

60

80

100

120

mengstaal eerste zaai mengstaal tweedezaai

mengstaal derde zaai braak

kg N

O3

-N/h

a

Nitraatresidu (0-90cm)

90 kg/ha NO3-N DS

Page 45: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

45

oogst van de gerst en de inzaai van de groenbedekkers. Op het object

‘braak’, waar geen groenbedekker werd ingezaaid en eveneens geen extra

mestgift werd toegepast verkregen we een nitraatresidu gelijklopend met

de norm van 90 kg NO3-N/ha. Rekening houdende met de bodemanalyse

die na de teelt, halfweg augustus, werd uitgevoerd, kunnen we uitgaan

dat er zo’n 40 E stikstof werd vrijgesteld door mineralisatie uit de reserves

die aanwezig zijn in de bodem.

Op 30 oktober 2012 werd een tweede staalname uitgevoerd.

Onderstaand de resultaten:

Na de natte oktobermaand kunnen we ervan uitgaan dat tamelijk wat

nitraat werd uitgespoeld naar de onderliggende lagen. Het nitraatresidu

bij de groenbedekkers die het eerst werden uitgezaaid is gedurende de

maand oktober slechts minimaal gewijzigd. Het residu bij de

groenbedekkers begin september uitgezaaid is daarentegen fors

afgenomen. Wegens de droogte begin september konden deze zich weinig

ontwikkelen. Vanaf eind september kregen deze voldoende water te

slikken waardoor de groei, en daarmee gepaard gaande, de

0

20

40

60

80

100

120

mengstaal eerstezaai

mengstaaltweede zaai

mengstaal derdezaai

braak

kg N

O3

-N/h

a

Nitraatresidu (0-90cm)

4/10/2012

29/10/2012

90 kg/ha NO3-N DS

Page 46: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

46

stikstofopname op gang kwam. Het nitraatresidu die begin oktober 2012

nog werd overschreden, is nu teruggedrongen tot zo’n 50 E in de laag 0-

90 cm. Het nitraatresidu gemeten in de objecten ingezaaid begin oktober

is iets gedaald; weliswaar is dit eerder te wijten aan uitspoeling vanwege

de tot op heden minimale ontwikkeling van de groenbedekkers.

Wanneer we de N-reserves vergelijken tussen de verschillende

bodembewerkingen (zie onderstaande grafiek) is dit over het algemeen

vrij gelijklopend. Een duidelijk onderscheid tussen minimale

bodembewerking (enkel rotor+zaai), een schijvenegbewerking en een

intense bodembewerking met een cultivator is er niet te maken inzake de

nitraatresiduen.

Ook de groei van de groenbedekkers en dus de drogestofopbrengst bij de

verschillende groenbedekkers is dit jaar weinig afhankelijk van de

toegepaste bodembewerking (zie onderstaande grafiek). Op een

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

cultivator +rotoreg /onbemest

cultivator +rotoreg /bemest

schijveneg +rotoreg /onbemest

schijveneg +rotoreg /bemest

rotoreg /onbemest

rotoreg /bemest

kg N

O3

-N/h

a

nitraatresidu i.f.v. bodembewerking

0-30

30-60

60-90

0-90

Intensief Minder intensief

BODEMBEWERKING

Page 47: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

47

gewasstaalname (bovengrondse massa) op 4 oktober 2012 leverde voor

de objecten ingezaaid op 9 augustus (1ste zaai) meer verschillen op tussen

de groenbedekkers onderling dan tussen de drie verschillende

bodembewerkingen.

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

3500

4000

4500

kg D

S/h

a

Invloed bodembewerking op drogestofopbrengst

cultivator + rotoreg schijveneg + rotoreg rotoreg

Page 48: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

48

Sta

aln

am

e

d

d.

4/

10

/2

01

2

Page 49: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

49

Sta

aln

am

e

d

d.

4/

10

/2

01

2

Page 50: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

50

Beworteling

Wanneer we eerder in deze brochure

spraken over gewasontwikkeling had dit

betrekking op de bovengrondse

gewasmassa. Niettemin kan een

groenbedekker ook ondergronds heel wat

massa produceren. Daarom werd op het

demoveld in Oostkamp op 28 november

een analyse uitgevoerd van de

ondergrondse gewasmassa, nl. de

beworteling, geproduceerd door de

verschillende groenbedekkers. De

bladachtigen, met uitzondering van

bladrammenas met z’n verdikte penwortel,

scoren in ondergrondse ontwikkeling lager in vergelijking met de

grasachtigen die tot zo’n 4000 kg en in geval van Italiaans raaigras tot

zo’n 14000 kg drogestof aan wortels kunnen produceren. Kruisbloemigen,

zoals gele mosterd en vooral bladrammenas, worden gekenmerkt door

een indrukwekkende penwortel waarmee ze eventuele storende lagen

kunnen opheffen. Anderzijds, door het geringe aantal zijwortels is de

totale wortelmassa heel wat minder in vergelijking met sommige

grasachtigen. Hun bijdrage aan

de organische stof voorziening en

het tegengaan van verslemping

is daarom geringer. Ook voor

facelia is deze bijdrage eerder

beperkt. Enkel de bovenste 15

cm kent een behoorlijk

intensieve doorworteling. Het

wortelgestel van wikke bestaat

Figuur 11: Verdikte penwortel van

bladrammenas.

Figuur 10: Intensieve oppervlakkige beworteling van

haver.

Page 51: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

51

uit een omvangrijk stelsel van dunne maar soms toch diep reikende

wortels.

Binnen een teeltrotatie van ondiep wortelende teelten is het aangeraden

een diep wortelende groenbedekker aan te wenden om de reststikstof in

de diepere grondlagen alsnog te benutten en vast te leggen in het gewas.

Tabel 3: Stikstofopname/ drogestof productie van de verschillende groenbedekkers (2012).

Drogestof-

productie

gewas

(kgDS/ha)

Drogestof

-productie

wortel

(kgDS/ha)

Stikstof-

opname

gewas

(kgN/ha)

Stikstof-

opname

wortel

(kgN/ha)

TOTAAL

drogestof-

productie

najaar 2012

(kgDS/ha)

TOTAAL

stikstof-

opname

najaar

2012(kgN/ha)

facelia 4077 534 97 5 4611 102

gele mosterd 5691 860 152 8 6551 160

fix azote 4014 1014 124 15 5028 139

bladrammenas(*)

Nov.2012:

2716

Feb.2013:

6372

4140

-

Nov.2012 :63

Feb.2013:165

61

-

5218

-

99

-

wikke 2545 56 111 1 2601 112

Italiaans

raaigras(*)

Nov.2012:

2235

Feb.2013:5908

13766

-

Nov.2012 :58

Feb.2013:

127

61

-

16001

-

119

-

zomerhaver 2662,2 2613 64 8 5275 72

Japanse haver 4234 1714 80 10 5948 90

rogge(*)

Nov.2012:

2803

Feb.2013:

2761

4140

-

Nov.2012 :81

Feb.2013:76

61

-

6943

-

142

-

Page 52: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

52

Vorstgevoeligheid

Vorstgevoeligheid is een voordeel voor een groenbedekker, maar enkel

wanneer nachtvorst niet te vroeg optreedt. Vorst vergemakkelijkt het

onderwerken en de kans voor opslag in het volgend jaar daalt (geen

zaadzetting). De groenbedekkers die de vrieskou goed weerstaan, in ons

geval Italiaans raaigras en rogge, moeten op andere manieren vernietigd

worden. Vaak grijpen landbouwers hiervoor naar spuitmiddelen, maar

mechanische vernietiging kan evengoed een oplossing bieden.

Na de eerste vrieskou eind januari waren reeds alle vorstgevoelige

groenbedekkers afgestorven. Opmerkelijk is dat bladrammenas dat eerder

in het najaar geen extra meststofgift kreeg, opvallend minder

vorstgevoelig is dan het object dat deze wel kreeg. Begin maart 2013 kon

dan ook een hergroei worden waargenomen.

Op 20 februari 2013 werd een laatste bodem- en gewasstaal genomen.

Daar de vorstgevoelige groenbedekkers reeds afgestorven waren,

bemerkten we in deze objecten een iets hogere stikstofreserve dan in de

Figuur 13: Hergroei bladrammenas voorjaar

2013.

Figuur 12: Afgestorven gewas Japanse haver na

periode met nachtvorst.

Page 53: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

53

objecten ingezaaid met de niet-vorstgevoelige soorten. Door

oppervlakkige vertering van de gewasresten wordt de opgenomen stikstof

namelijk terug vrijgegeven vroeg in het voorjaar. Bij de grasachtigen start

dit proces bij het inwerken ervan en zal de stikstof bijgevolg reeds later in

het voorjaar terug vrijgesteld worden ten gunste van de volgteelt. De

keuze van de in te zaaien groenbedekker hangt daarom eveneens af van

de volgteelt. Indien het een teelt betreft dat pas later in het jaar wordt

ingezaaid/ geplant wordt het best geopteerd voor een niet-vorstgevoelige

groenbedekker omdat op die manier de nutriëntenverliezen tot een

minimum worden herleid. Grasachtige groenbedekkers kunnen hierbij een

extra snede opleveren wat zowel financieel als praktisch bij het inwerken

voordelig is.

De grootste nutriëntenverliezen vinden we terug in het braakliggend

object waar geen groenbedekker werd ingezaaid. Van de 90 eenheden

stikstof, aanwezig bij de start van de sperperiode, vinden we daarvan eind

februari 2013 slechts 20 eenheden terug verspreid over de laag 0-90cm.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

vorstgevoeligegroenbedekkers

niet-vorstgevoeligegroenbedekkers

braak

stis

kto

fres

erv

e (k

gN/h

a)

4/10/2012

20/02/2013

Page 54: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

54

8.5.2 Proefperceel te Kruishoutem

Op 9 oktober 2012 werd op alle objecten, ingezaaid op 20 augustus

2012, een bepaling van de hoeveelheid reststikstof in de bodem en een

bepaling van de stikstofinhoud van de bovengrondse biomassa uitgevoerd.

Vooraleer de inzaai werd het volledige perceel bemest met 50 E

ammoniumnitraat. Er zal daarom geen onderscheid gemaakt worden

tussen ‘bemest’ en ‘onbemest’.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

stik

sto

fop

nam

e au

g.2

01

2-f

eb.2

01

3 (

KgN

/ha)

2/10/2012 onbemest 2/10/2012 bemest 28/11/2012 onbemest

28/11/2012 bemest 20/02/2013 onbemest 20/02/2013 bemest

Page 55: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

55

Uit bovenstaande grafiek kunnen we de N-reserve afleiden per soort.

Opvallend zijn de hoge waarden; nl. binnen het object Italiaans raaigras

en Japanse haver werd de norm van 90 kg restnitraat/ha niet gehaald. In

vergelijking met het perceel gelegen in Oostkamp konden de

groenbedekkers het nitraatresidu hier minder doen dalen. De oorzaak

hiervan is vooral de latere inzaai (én een te hoge meststoftoediening

vooraleer de inzaai van de groenbedekker).

Op de objecten ingezaaid op 10 september werd momenteel nog geen

staalname uitgevoerd vanwege de beperkte ontwikkeling van de

groenbedekkers.

0

20

40

60

80

100

120

140K

g N

O3

-N/h

a

90 kg/ha NO3-N DS

Page 56: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

56

In tegenstelling tot het perceel in Oostkamp zien we op het perceel in

Kruishoutem toch wel een opvallend verschil naar restnitraat bij de

verschillende bodembewerkingen. In de objecten waar direct werd

ingezaaid zonder voorafgaande bodembewerking werd heel wat minder

verse massa geproduceerd wat wijst op enerzijds een lager gehalte aan

reststikstof (weinig mineralisatie omdat geen bodembewerking werd

uitgevoerd) maar eveneens op een lager opkomstpercentage van de

groenbedekkers (vanwege het ontbreken van een fijn zaaibed).

0500

10001500200025003000350040004500

kg D

S/h

aInvloed bodembewerking op

drogestofopbrengst

vaste tand cultivator + rotoreg vaste tand cultivator directe inzaai

Page 57: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

57

9 Projectvoorstelling Beide demomomenten werden mede mogelijk gemaakt dankzij de

financiële steun van het Interreg project ‘KaderRichtlijn Water’.

Eind 2015 zullen alle lidstaten van de Europese Unie moeten zorgen dat

het oppervlakte- en grondwater een goede kwaliteit heeft. Ondanks

alle inspanningen blijkt dat de waterkwaliteitsnormen nog steeds

worden overschreden. In een drietal polders wordt via een integrale

aanpak, die er op gericht is om meer dan de wettelijk voorgeschreven

maatregelen uit te voeren, nagegaan of een dergelijke aanpak wel tot het

voorgeschreven resultaat leidt. Deze drie geselecteerde polders liggen in

de provincies Zeeland en Oost- en West-Vlaanderen en kennen ieder hun

eigen problematiek.

De bedoeling is om door intensieve voorlichting, begeleiding en het

geven van premies voor bovenwettelijke maatregelen de

inwoners/eigenaren van de drie polders te bewegen om hun emissies te

verminderen. Dat is maatwerk en zal in het ene geval leiden tot de

installatie van zuiveringsinstallatie en in het andere geval tot andere

manieren van grondbewerking en zo leiden tot de gewenste

waterkwaliteit.

Naast de waterkwaliteit zal ook de nog steeds doorgaande verlaging het

grondwaterpeil worden aangepakt. Gekeken zal worden naar

alternatieve waterbronnen. De inzet van de partners is er ook op

gericht om de betrokkenen er van te overtuigen dat een goede

waterkwaliteit ook voor hen voordelen oplevert.

Page 58: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

58

10 Demonstratie brandstofbesparing

Project: “Brandstofbesparing zichtbaar maken”

Proefopzet: Een tractor met schijveneg zal twee maal 8 werkgangen

afleggen één maal handmatig en één maal met GPS (RTK). De tractor is

uitgerust met 2 glazen buizen gevuld met brandstof, waaruit de trekker

zijn brandstof haalt. Op die manier kan vergeleken worden of er extra

bespaard kan worden door gebruik te maken van GPS. Daarnaast wordt

ook gekeken naar het verschil in oppervlakte tussen de twee, door minder

te overlappen zou de bewerking met GPS met evenveel werkgangen meer

oppervlakte moeten bewerken.

Afbeelding 1: tractor met 2 glazen buizen die dienen als

brandstofreservoir

10.1 Brandstofbesparing zonder GPS

Jaarlijks wordt in Vlaanderen heel wat grond bewerkt en aangezien tijdens

grondbewerking relatief veel brandstof wordt verbruikt, telt dit voor een

groot stuk voor het brandstof verbruik in de landbouw. Talrijke factoren

Page 59: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

59

hebben een invloed op het verbruik tijdens de grondbewerking. De

belangrijkste factoren zijn:

10.1.1 Rijgedrag

Uit onderstaande grafiek blijkt dat het brandstofverbruik van deze tractor

het laagst ligt bij 1600 toeren/min. Bij dit toerental van de motor, blijkt

dat het koppel (weerstand tegen belasting) nog iets kan stijgen. De

trekker heeft met andere woorden nog wat reserve voor plotse pieken.

Stijgt het toerental van de motor dan gaat het vermogen van de trekker

stijgen maar het koppel gaat dalen en het brandstofverbruik stijgt. Het

vermogen van de trekker wordt bij het rijden met een motortoerental van

1600 toeren niet maximaal benut, maar het verbruik ligt hier wel het

laagst.

Afbeelding 2: toerental vs brandstofverbruik, vermogen en koppel

Page 60: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

60

Uit voorgaande testen met een ploeg blijkt dat, enkel en alleen door te

rijden bij een toerental van om en bij de 1600 toeren/min, voor ongeveer

7% aan brandstof kan bespaard worden.

10.1.2 Frontgewichten

De ideale gewichtsverdeling van de trekker op het veld is 40% van het

gewicht op de vooras en 60% op de achteras. Tijdens grondbewerking

komen grote lasten op de achterbrug van de trekker. Door die ontlasting

gaan de voorwielen minder in de bodem grijpen en meer doorslippen. Wat

resulteert in wielslip.

Onderstaande foto’s geven een goed beeld welke verbrokkeling van het

wielspoor er ontstaat bij een bepaald percentage dat het wiel slipt. Uit dit

onderzoek blijkt dat bijvoorbeeld het dieselverbruik al snel oploopt tot

150% bij een slippercentage van slechts 30% (bron: www.reiferegler.de ).

Daarnaast resulteert wielslip ook in het dichtslempen van de bodem.

20% slip = 100% brandstofverbruik

30% slip = 150% brandstofverbruik

40% slip = 200% brandstofverbruik >50% slip = > 250%

brandstofverbruik

Page 61: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

61

Afbeelding 3: % wielslip vs % dieselverbruik

Dit kan opgelost worden door extra frontgewichten te gebruiken,

waardoor de voorwielen terug grip krijgen, wielslip vermindert en het

brandstofverbruik zal dalen. Uit proeven in het buitenland blijkt dat tot

2% kan bespaard worden door een zwaarder frontgewicht te gebruiken, in

eigen testen was dit 1%.

10.1.3 Bandenspanning

Naast frontgewichten kan wielslip ook voorkomen worden door gebruik te

maken van een lagere bandenspanning. Door te werken met lage

bandenspanning op het veld, gaat eerst en vooral de productiviteit van

het gewas stijgen (minder dichtslempen van de bodem, …). Bovendien zal

bij het werken in nattere omstandigheden of op zwaardere bodems de

banden steeds zichzelf reinigen en niet dichtkleven. Dit komt doordat de

band doorbuigt en flexibel wordt. De banden houden zo hun maximale

grip in de bodem. De wielslip zal hier lager zijn waardoor de trekker zijn

snelheid langer zal aanhouden en ook zijn krachten beter zal benutten. Dit

heeft opnieuw brandstofbesparing tot gevolg.

Uit Duitse proeven blijkt dat tot 20% brandstof kan bespaard worden. Dit

enkel door de bandendruk op het veld van 1,6 bar naar 0,8 bar te laten

dalen. Wanneer je dit doet, moet je wel rekening houden of het type band

dit toelaat en welke massa de band moet dragen. Iedere fabrikant heeft

hiervoor tabellen waarop je kan controleren hoever je de spanning van de

band kan laten zakken zonder de band te beschadigen. Uit eigen

metingen, tijdens zeer droge omstandigheden, werd toch 4% brandstof

bespaard door de banden van transportspanning tot de minimaal

toegelaten spanning.

Page 62: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

62

10.1.4 Afstelling

Tijdens de grondbewerking wordt er een grote hoeveelheid grond

verplaatst. Het is belangrijk dat dit gebeurt met zo weinig mogelijk

weerstand. Het onderhoud is hiervoor zeer belangrijk. Werken met

versleten scharen zorgt niet alleen voor smeren van de bodem, maar doet

ook de trekkracht stijgen. Daarop volgt dat de wielslip en dus ook het

verbruik van de trekker toeneemt.

Ook de diepte bepaalt hoeveel grond er wordt verplaatst, hoe dieper de

machine wordt ingesteld hoe meer inspanning de trekker zal moeten

leveren en hoger het verbruik zal liggen.

Afbeelding 4: arbeidsdiepte (cm) vs brandstofverbruik (%) voor 3 types

scharen (top Agrar 4/2010)

10.2 Brandstofbesparing met GPS

Daarnaast kan door gebruik te maken van GPS nog extra bespaard

worden op brandstofverbruik, en dit door twee zaken. Al naargelang de

graad van nauwkeurigheid van de GPS zal de besparing groter worden. Bij

een stuurautomaat met RTK precisie zullen de besparingen dus groter zijn

dan bij een stuurhulp met EGNOS, een stijgende nauwkeurigheid

resulteert echter ook in flink hogere kostprijs.

Page 63: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

63

Een eerste punt is dat er doordat er nauwkeuriger gewerkt wordt minder

overlapping zal optreden. Er wordt met andere woorden meer oppervlakte

bewerkt met eenzelfde aantal werkgangen (en brandstof). Op die manier

kan op het einde van het perceel 1 of meerdere werkgangen uitgespaard

worden. Dit is vooral van belang bij machines met beperkte werkbreedtes

(naoogstbewerking, zaaibedbereiding, zaaien en planten, …), hoe groter

de overlapping tussen de verschillende werkgangen hoe meer werkgangen

uitgespaard kunnen worden. Aangezien de overlapping in grondbewerking

relatief hoog is (gemiddeld 13% bron: Arvalis) kunnen hierbij wel een

aantal besparingen gebeuren. Door een werkgang uit te sparen wordt

immers niet enkel bespaard op brandstof, ook op onderhoud, slijtage en

afschrijving van de tractor en de machine en de uitgespaarde arbeidsuren

wordt bespaard.

Een tweede punt is dat er ook effectief kan bespaard worden op brandstof,

doordat tijdens het keren met een machine met smalle werkbreedte

(grondbewerking, zaaien en planten, …) steeds gemanoeuvreerd moet

worden op de kopakker, vooral het telkens stoppen en terug vertrekken

kost veel brandstof. Door gebruik te maken van GPS kunnen er

werkgangen overgelaten worden, waardoor er niet meer gemanoeuvreerd

dient te worden om naar de volgende werkgang te rijden. Door niet meer

te moeten manoeuvreren zijn er naast brandstofbesparing nog een aantal

andere voordelen: de belangrijkste is dat de bodem op de kopakker niet

meer dichtgereden wordt, daarnaast wordt er een beetje tijd uitgespaard

en is het eenvoudiger werken voor de chauffeur.

Page 64: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

64

Afbeelding 5: werkgangen overlaten met GPS

De besparing op brandstof wordt in een aantal artikels (cijfers tot een

totale besparing van 10% op brandstof) serieus overschat. Volgens enkele

voorlopige metingen en voorzichtigere schattingen zal dit enkel in

grondbewerking oplopen tot enkele percenten. Grondbewerking is

natuurlijk wel een belangrijke bron van brandstofverbruik binnen de

akkerbouw.

INFO

PCLT Roeselare, Tim Willem Zuidstraat 25

8800 Roeselare Tel. 051/24 58 84

Page 65: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

65

Page 66: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

66

Page 67: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

67

11 Inlichtingen

Vlaamse Overheid – Bart Debussche

Departement Landbouw en Visserij (ADLO) Tel: 050/24 77 11 – 0473/827 014

E [email protected]

Inagro – Franky Coopman/ Pieter Declercq Kenniscentrum bodem voor de land- en

tuinbouw Tel: 051/27 33 45

Fax: 051/24 00 20 E [email protected]

Provinciaal Centrum voor de Groenteteelt – Elise Vandewoestijne

Tel: 09/381 86 86 Fax: 09/381 86 99

E elise.vandewoestijne@proefcentrum-

kruishoutem.be

RATO vzw – Jeroen Verstraete

Tel: 09 267 86 05 Fax: 09 267 86 97

E [email protected]

Page 68: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

68

12 Dankwoord

Ter gelegenheid van deze demonstratie willen wij de proefveldhouders Marc Verhegge en Raf De Paepe bedanken voor het ter beschikking stellen

van hun veld.

Verder bedanken wij het INTERREG IV-Programma Vlaanderen Nederland

voor de mogelijkheden die gegeven worden via het project KaderRichtlijn Water om deze werking te realiseren.

Tenslotte dank aan alle partners betrokken in deze organisatie,

Departement Landbouw en Visserij (ADLO), Inagro, Provinciaal Centrum voor de Groententeelt (PCG), RATO vzw en de besturen van Oostkamp en

Kruishoutem, voor de constructieve samenwerking.

Page 69: Demoveldbezoeken najaar 2012 - InagroDemoveldbezoeken najaar 2012 ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ 2 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit

69