Demografie en migratie - European...

7
Demografie en migratie De bevolking van de EU staat op het punt te gaan dalen ... Begin 2000 waren er in de EU 376 miljoen mensen, veel minder dan in China (1,2 miljard) of India (1 mil- jard), maar aanzienlijk meer dan in de VS (272 miljoen) of Japan (126 miljoen). Bij ongewijzigde ontwikkelin- gen in geboorte- en sterftecijfers en migratie, zal de bevolking van de EU volgens de projectie tussen 2000 en 2005 langzaam groeien (met 0,2% per jaar) en daarna tot 2022 nauwelijks meer (met minder dan 0,1% per jaar), om vervolgens te dalen. In 2010 wordt

Transcript of Demografie en migratie - European...

Page 1: Demografie en migratie - European Commissionec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/... · 2018-10-04 · patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatie zal

heid de laatste jaren is gestabiliseerd, is het aan-deel blijven afnemen – en stijgende in dedienstverlening. Deze trend is, zoals bleek, in veelregio’s, vooral in achtergebleven regio’s, nog langniet uitgewerkt, maar ook in de welvarendste gebie-den groeit de werkgelegenheid in de dienstverle-ning nog steeds. Tussen 1990 en 1999 nam in de EUde werkgelegenheid in de diensten toe met ong-eveer 12 miljoen, terwijl die in de rest van de econo-mie afnam met 9 miljoen. Het grootste deel van diedaling trad op in de recessie van begin jaren negen-tig, maar in de landbouw is de werkgelegenheid na1994 blijven dalen (met ongeveer 1,3 miljoen) en inde industrie min of meer constant gebleven. In deachtergebleven regio’s zal er in de komende jarensprake blijven van een omvangrijk vertrek van werk-gelegenheid uit de landbouw, maar niet noodzake-lijkerwijs van banenverlies in de industrie. Insommige regio’s kan de werkgelegenheid in de in-dustrie, met name waar het aandeel onder hetEU-gemiddelde ligt, zelfs stijgen, zoals dat ook delaatste jaren het geval was. In de centrale industrie-gebieden zal de werkgelegenheid in veel gevallenechter wel gaan dalen, of in ieder geval het aandeelervan in het totaal, al is er al vaak een verschuivingopgetreden naar activiteiten met een hoge toege-voegde waarde, zoals hierna wordt beschreven.

De herstructurering van de werkgelegenheid zal in detoekomst waarschijnlijk nog groter zijn in de kandidaat-landen, waar in veel regio’s de banen zijn geconcen-treerd in landbouw en/of industrie.

Hierbij moet worden opgemerkt dat in de meer welva-rende regio’s van de EU de verschuiving van werkge-legenheid uit de industrie, en in mindere mate uit delandbouw (zie de kaarten van werkgelegenheid enproductiviteit per sector) niet altijd gepaard is gegaanmet een corresponderende daling van het aandeel inde toegevoegde waarde van deze sectoren. Vaak isde productiviteit in de industrie sterk toegenomen doorconcentratie van werkgelegenheid in activiteiten meteen hoge toegevoegde waarde. Dit illustreert de mo-gelijkheid van een kleine, maar goed concurrerendeverwerkende industrie als kernonderdeel van de regio-nale economie.

Verschuivingen binnen sectoren zijneven belangrijk als tussen sectoren

Een belangrijk aspect van de achterblijvende ont-wikkeling in de minder welvarende gebieden van de

Unie is de concentratie van bedrijvigheid in secto-ren met een lage toegevoegde waarde, waarbij deproductiviteit in een sector aanzienlijk kan verschil-len, omdat er zowel verschil in efficiëntie is bij hetuitvoeren van de zelfde activiteiten, als verschil insamenstelling binnen dezelfde (brede) sector vanactiviteiten met een hoge en met een lage toege-voegde waarde.

Zo heeft de financiële en zakelijke dienstverlening inde cohesielanden (evenals in enkele kandidaatlan-den) een relatief hoge toegevoegde waarde per werk-zame persoon, voor een deel door hoge rentestanden(die de toegevoegde waarde in de financiële dienstenvergroten) en geringe concurrentie, voor een deel mis-schien ook door de onderontwikkeling van dezedienstverlening ten opzichte van de potentiële vraag.De verwerkende industrie met in de meeste landeneen meer dan gemiddelde toegevoegde waarde perpersoon, heeft in de drie cohesielanden daarentegen(zoals in de meeste kandidaatlanden) een lage pro-ductiviteit. Dit is mede het gevolg van de neiging omhoogwaardige en high-tech delen van de verwerken-de industrie in de meer welvarende lidstaten te vesti-gen4.

In de landbouw is in de meer welvarende landen detoegevoegde waarde per werkzame persoon onge-veer 80-90% van het EU-gemiddelde over alle sec-toren, maar in Spanje slechts 40%, in Griekenland25% en in Portugal maar net 13% (en 16% in Oosten-rijk), terwijl in de kandidaatlanden het percentagenog lager is. Uit deze cijfers volgt de behoefte aandiversificatie met activiteiten met een hogere toege-voegde waarde en de mogelijkheid van een aan-zienlijke productiviteitsgroei in de sector op langeretermijn.

Demografie en migratie

De bevolking van de EU staatop het punt te gaan dalen ...

Begin 2000 waren er in de EU 376 miljoen mensen,veel minder dan in China (1,2 miljard) of India (1 mil-jard), maar aanzienlijk meer dan in de VS (272 miljoen)of Japan (126 miljoen). Bij ongewijzigde ontwikkelin-gen in geboorte- en sterftecijfers en migratie, zal debevolking van de EU volgens de projectie tussen 2000en 2005 langzaam groeien (met 0,2% per jaar) endaarna tot 2022 nauwelijks meer (met minder dan0,1% per jaar), om vervolgens te dalen. In 2010 wordt

41

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Page 2: Demografie en migratie - European Commissionec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/... · 2018-10-04 · patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatie zal

de bevolkingsomvang voorspeld op 385 miljoen en in2025 maar op iets meer (388 miljoen). Na 2008 wordthet natuurlijk verloop negatief, maar wordt dat nog eenpaar jaar gecompenseerd door een positief migratie-saldo.

De bevolkingstrends tonen echter duidelijke ver-schillen tussen de diverse delen van de Unie. Terwijlde bevolking in de meeste regio’s nog groeit, zij hetlangzaam, is er al sprake van een daling in andereregio’s, voornamelijk in Spanje, Italië, Duitsland ende Scandinavische landen (Kaart A.11). Tussen2000 en 2010 zullen volgens de projectie meer re-gio’s in Duitsland en Italië een daling van de bevol-king laten zien, samen met enkele gebieden inFrankrijk, het VK en Oostenrijk. Aan de andere kantwordt een relatief hoge voortgaande groei verwachtin sommige regio’s in het zuiden van Spanje, het zui-den van Frankrijk en Griekenland en ook in delenvan Duitsland, Nederland en het VK.

Tegen het jaar 2025 zullen bijna 90 van de ongeveer200 regio’s op NUTS-2 niveau, met bijna de helft vande bevolking van de EU, volgens de projectie wordengeconfronteerd met een dalende bevolking; dat zijnalle Italiaanse regio’s, maar ook enkele in vrijwel elkelidstaat.

... evenals die in de kandidaatlanden

De demografische ontwikkeling in de kandidaatlandenis nog minder gunstig. Groeide in het grootste deel vande twaalf landen de bevolking in de jaren zeventig entachtig relatief hard door hoge vruchtbaarheid en toe-nemende levensduur, in de jaren negentig is het ge-boortecijfer drastisch teruggelopen en de levensver-wachting gedaald. Daarbij kwam nog een aanzienlijkeemigratie; alleen de Tsechische Republiek, Malta enCyprus vertoonden tussen 1990 en 1999 een positief(im)migratiesaldo (zie Kaart A.12).

Als gevolg hiervan is de bevolkingsgroei in de meestelanden al begonnen te dalen. In acht van de 12 landendaalde de bevolking in de jaren negentig. Tussen 1995en 1997 was er een daling in 32 van de 52 regio’s opNUTS-2 niveau, en een negatief migratiesaldo in 31van die regio’s. In breder EU verband, met inbegripvan deze landen en de bestaande lidstaten, zal de be-volkingsdaling dus waarschijnlijk al jaren eerder inzet-ten, dan hierboven werd aangegeven (projecties voorde 12 landen zijn gebaseerd op voorspellingen van deVN5).

Regio’s met een dalende bevolking

Demografische ontwikkelingen ondergaan de invloedvan sociale en economische ontwikkelingen. Migratie-stromen met name hangen af van regionale arbeids-marktverschillen en mensen die van gebieden metweinig banengroei verhuizen naar streken waar dekans op een baan groter is, terwijl op langere termijnook geboorte- en sterftecijfers daardoor kunnen wor-den beïnvloed.

Gebieden met afnemende bevolking worden derhalvegekenmerkt door lage inkomens, hoge werkloosheiden een relatief groot deel van de werkgelegenheid inlandbouw en industrie (zie Figuur A.9). Bovendien zijner naar verhouding meestal weinig jongeren, omdatdie zijn weggetrokken naar andere gebieden, lagevruchtbaarheidscijfers en een lage bevolkingsdicht-heid, gegeven het plattelandskarakater van een grootdeel van deze regio’s. Op dat laatste zijn er echter dui-delijke uitzonderingen, want sommige dichtbevolktegebieden (bijvoorbeeld Brussel en Attika met Athenein Griekenland) hebben de laatste jaren eveneens meteen daling van de bevolking te maken gekregen. Er istrouwens in veel grotestadsgewesten in Europa eenontwikkeling van suburbanisatie waarneembaar, vanvertrek uit de stad naar voorsteden en aangrenzenderegio’s, vaak omschreven met het begrip van ‘de uitdij-ende stad’.

De vergrijzing van de bevolking zal sneller gaan ...

De bevolking van de EU vergrijst in snel tempo. Metlage geboortecijfers is het aandeel van jongeren onderde 15 al jaren aan het dalen en gaat dat volgens deprojectie zo door in de toekomst, van 17% in 1998 tot14,5% in 2025. Het aandeel van de 65-jarigen en ouderneemt daarentegen aanzienlijk toe en zal na 2010 nogsneller toenemen, wanneer de baby-boom generatiedie leeftijd bereikt. Dit aandeel zal naar verwachtingdan ook toenemen van ongeveer 16% van de totalebevolking in 1998 tot 22% in 2025. Hierbinnen neemtverder het aantal van 80-jarigen en ouder nog sterkertoe.

Deze ontwikkelingen zullen overal in de EU belangrijkegevolgen hebben voor het maatschappelijk welzijn enhet belastingstelsel. In het bijzonder zal een groeiendaantal gepensioneerden ondersteund moeten wordendoor de werkenden. In alle lidstaten zal de afhankelijk-heidsratio van ouderen (het aantal 65-jarigen en ouderals percentage van de 15-64 jarigen) toenemen, maarvermoedelijk in sterk verschillende mate. De grootstestijgingen worden verwacht in Italië, Zweden, Finland

42

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Page 3: Demografie en migratie - European Commissionec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/... · 2018-10-04 · patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatie zal

en Duitsland en de kleinste in Ierland, Portugal andLuxemburg.

De ontwikkeling in de totale afhankelijkheidsratio(jonger dan 15 plus 65 en ouder in verhouding tot de15-64 jarigen) is niet anders, alleen minder gepronon-ceerd, ondanks de geprojecteerde daling van het aan-tal kinderen6 (zie Kaart 10). Op dit moment zijn er 49 af-hankelijken op elke 100 15-64 jarigen in de EU en in2025 naar schatting 58. Het aantal zal vooral hoog zijnin het merendeel van de regio’s in Frankrijk, Zweden enFinland.

Pensionering van de ‘baby-boomers’ en afneming vanhet aantal jongeren zal de bevolking van 15-64 jaar inde EU vanaf ongeveer 2010 doen dalen, van 251 mil-joen thans tot ongeveer 243 miljoen in 2025. Tegelijker-tijd zal de gemiddelde leeftijd van de 15-64 jarigen toe-nemen.

... ook in de kandidaatlanden

Het tempo waarin de bevolking veroudert zal in de uit-gebreide EU, dat wil zeggen in de kandidaatlanden ende bestaande lidstaten, misschien wel iets maar nietveel lager liggen. In de meeste kandidaatlanden werdhet beleid van bevordering van bevolkingsgroei uit dejaren zeventig en tachtig teruggedraaid in de jaren ne-gentig. Hoewel de gemiddelde leeftijd van de bevol-king er lager ligt dan in de huidige EU, zal dit verschil inde komende 25 jaar waarschijnlijk verdwijnen als er re-latief minder jongeren onder de 15 jaar komen door af-nemende geboortecijfers in alle landen, behalve Mal-ta. Omstreeks 2025 wordt het aandeel van de jongerenin de bevolking er zelfs lager geschat dan in de huidigeEU.

Anderzijds is het aandeel van de 65-jarigen en ouder indeze landen gemiddeld lager dan in de huidige EU.Dientengevolge zijn de afhankelijkheidsratio’s van ou-deren er ook lager en in veel regio’s lager dan in deEU-lidstaten, uitgezonderd Ierland (Kaart 10).

De ouderen zullen relatief gezien aanmerkelijk toene-men, maar naar verwachting alleen in de TsjechischeRepubliek omstreeks 2020 boven het EU-gemiddeldeuitkomen. Niettemin zullen de afhankelijksratio van ou-deren en van jongeren plus ouderen maar marginaallager zijn in de uitgebreide EU dan hierboven beschre-ven.

Dat geldt ook voor de verwachte afneming van de be-volking van 15-64 jaar, die in de kandidaatlanden opongeveer hetzelfde moment wordt verwacht als in de

huidige EU. Het aantal 15-64 jarigen zal van de huidige72 miljoen naar verwachting tot 2009 licht toenemen endan afnemen tot 66 miljoen in 2025. De potentieel ar-beidzame bevolking van 15-64 jaar in een uitgebreideEU zal daarmee in 2010 een piek van 328 miljoen be-reiken en tot 309 miljoen dalen in 2025. Zoals in de EUzal de gemiddelde leeftijd van de 15-64 jarigen ooktoenemen, zij het iets minder dan in de huidige lidsta-ten.

De beroepsbevolking van de EU zalgaan afnemen en ouder worden ...

De geschetste ontwikkeling in de bevolking van 15-64jaar zal ongetwijfeld van invloed zijn op de groei enleeftijdssamenstelling van de beroepsbevolking vande EU, al werken daar evenzeer verandering in partici-patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatiezal worden bepaald door een reeks van economischeen maatschappelijke factoren, en het meest door debeschikbaarheid van banen, maar ook door ontwikke-lingen in het onderwijs, de opvattingen over werkendevrouwen, de aanwezigheid van kinderopvang, de pen-sioengerechtigde leeftijd, de huishoudenssamenstel-ling, enz.

Bij voortzetting van de huidige ontwikkelingen in de-mografie en participatie zal de beroepsbevolking vande EU in de projectie groeien tot 2010 en dan 183 mil-joen mensen tellen7. Vervolgens treedt een daling optot circa 175 miljoen in 2025. Het moment waarop deberoepsbevolking gaat dalen verschilt echter aanzien-lijk tussen regio’s (Kaart 11). Toch zal omstreeks 2025in vrijwel alle regio’s van de EU de omvang gaan dalen,zij het in zeer verschillend tempo. De daling is naar ver-wachting groot in Italië, Duitsland en Spanje, waar deberoepsbevolking vermoedelijk met meer dan een mil-joen in elk land zal afnemen.

Door de demografische ontwikkelingen en de mogelij-ke verandering in arbeidsparticipatie zal het aandeelvan de 50-jarigen en ouder in de beroepsbevolkingvolgens schatting overal in de EU toenemen, van ge-middeld ongeveer 20% nu tot 30% in de vroege jarentwintig. In de Scandinavische landen, waar de ar-beidsparticipatie niet geacht wordt veel te veranderen,zal hun aandeel waarschijnlijk weinig veranderen,maar in Italië en Spanje, waar het geboortecijfer laagligt en de arbeidsparticipatie van vrouwen nog aan-zienlijk kan toenemen, zou de verandering aanzienlijkkunnen zijn.

43

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Page 4: Demografie en migratie - European Commissionec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/... · 2018-10-04 · patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatie zal

44

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

< 4

3

43 -

47

47 -

51

51 -

55

> 5

5

gee

n g

egev

ens

< 1

2

12 -

14

14 -

16

16 -

18

> 1

8

gee

n g

egev

ens

< 1

9

19 -

22

22 -

25

25 -

28

≥28

gee

n g

egev

ens

Sco

tland

: NU

TS1

Sco

tland

:NU

TS1

Sco

tland

: NU

TS1

Bro

n: E

uros

tat

IRL:

NU

TS0

IRL:

NU

TS0

IRL:

NU

TS0

250

012

50 k

Eur

oGeo

gra

phi

cs A

ssoc

iatio

n vo

or d

e b

estu

urlij

ke g

renz

en

10A

fhan

kelij

khei

dsra

tio'

s, 1

998

Tota

le a

fhan

kelij

khei

dsra

tio

Het

dee

l van

de

bevo

lkin

g va

n 65

jaa

r en

oud

erA

fhan

kelij

khei

dsra

tio

van

oude

ren

%%

%

Page 5: Demografie en migratie - European Commissionec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/... · 2018-10-04 · patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatie zal

45

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Guyane (F)

Guadeloupe

(F)

Martinique

(F)

Réunion

(F)

Canarias (E)

Açores (P)

Madeira

(P)

Perioden

Niet voor 2025

Tussen 2015 en 2025

Tussen en2005 2015

Tussen en1995 2005

0 100 500 km

11 Projectie van de afneming van de beroepsbevolking

Page 6: Demografie en migratie - European Commissionec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/... · 2018-10-04 · patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatie zal

... wat grote economischegevolgen zou kunnen krijgen

Zoals reeds vermeld kunnen deze ontwikkelingen ver-reikende economische gevolgen hebben, met namevoor de instandhouding van de sociale zekerheid ende gezondheidszorg, die onder toenemende druk ko-men te staan van de groei van het aantal ouderen.Daarom moet toenemende arbeidsparticipatie van ou-deren en van vrouwen aandacht krijgen; zij vormen debelangrijkste bron voor groei van de beroepsbevol-king in de toekomst.

Dat brengt tevens het probleem met zich mee vanhet op peil houden, actualiseren en uitbreiden vankennis en vaardigheden, wat op zichzelf al moeilijkis door het ouder worden van de beroepsbevolking.In veel landen kon dit probleem tot voor kort wordenontkend met een beleid van vervroegde uittreding.Ook is het idee dat het rendement van scholing vanoudere werknemers gering is, wat er ook van waarmag zijn, voor werkgevers vaak aanleiding om denodige investeringen achterwege te laten. Dezehouding wordt versterkt door de verondersteldeproblemen bij de opleiding en het leren van nieuwevaardigheden door oudere werknemers. De moei-lijkheden kunnen echter voor een groot deel wordenoverwonnen door de scholing van werknemers deelte laten uitmaken van een proces van levenslang le-ren, dat er op neerkomt dat mensen nieuwe kenniskrijgen gedurende hun hele arbeidzame leven endaaraan gewend raken. Zo’n proces, dat een veran-dering van opvattingen en van de werksituatie ver-eist, is essentieel voor een doelmatige inzet vanouderen en zou voor producenten in de EU van le-vensbelang kunnen zijn om te kunnen blijven con-curreren op de wereldmarkt.

Van even veel belang is het dat vrouwen – eventueelmannen – die na een periode van afwezigheid door ge-zinsomstandigheden weer gaan werken, in staat wor-den gesteld een opleiding te volgen om hun kennis opte frissen en nieuwe werkmethoden te leren, zodat zeeen passende baan kunnen vinden en wezenlijk bijkunnen dragen aan de ontwikkeling van de EU-econo-mie.

Daling van het aantal jongeren kan er toe leiden dat dejeugdwerkloosheid vermindert, al hangt dit op langeretermijn meer af van hun vakbekwaamheid en het tem-po van banengroei dan van hun aantal per se. De min-der grote toetreding van jongeren tot de arbeidsmarktis gepaard gegaan met een langer verblijf op school.In een kenniseconomie is het van belang dat deze

ontwikkeling doorzet. Tegelijkertijd neemt in een aantallanden de arbeidsparticipatie van jongeren toe met hetgroeiende besef van het belang van scholing op dewerkplaats naast een formele opleiding. Daarbij wordteen betaalde baan gecombineerd met voortgezet on-derwijs.

Welke maatregelen ook worden getroffen om de ar-beidsparticipatie te vergroten, de mate van succesvoor vrouwen, ouderen en jongeren, hangt uiteindelijkaf van het tempo van banengroei, dat weer afhangt vanhet tempo van economische groei (het proces, zo moetworden benadrukt, verloopt niet in één richting, omdatbeter opgeleide en meer ondernemingsgezinde deel-nemers aan het arbeidsproces zelf weer de concurren-tiekracht en economische groei versterken). Hiervanhangt af of werkloosheid verdwijnt en arbeidstekortenontstaan of dat ondanks een kleinere bevolking van15-64 jaar, de werkloosheid in de Unie weer zal stijgen.

Zo is in verschillende delen van Noord-Italië eenflinke daling van de beroepsbevolking geprojec-teerd op basis van ontwikkelingen in het verleden enzijn inmiddels inderdaad tekorten op de arbeids-markt ontstaan. Op langere termijn kan echter, mitseconomische groei en banengroei hoog blijven, eengroter aantal mensen worden gestimuleerd – metname vrouwen die in de meeste gebieden een lage-re arbeidsparticipatie hebben dan gemiddeld in deEU – om te gaan werken en de tekorten op te heffen(de arbeidsparticipatie van vrouwen in Noord-Italiëis de afgelopen 10-15 jaar duidelijk toegenomen,terwijl die in Zuid-Italië, waar de banengroei ont-brak, nauwelijks veranderde).

Immigratie zou kunnen toenemen,maar dat moet niet worden overdreven ...

Uit recente studies blijkt dat een massale immigratie-stroom uit de kandidaatlanden niet waarschijnlijk is enniet moeten worden overdreven in de discussie overuitbreiding. Aangezien convergentie van inkomen perhoofd in de ME-landen naar EU-niveau echter eenlangdurig proces is, zal de migratie vrijwel zeker toene-men, zo gauw vrij verkeer van arbeid mogelijk is.Schattingen van het migratiesaldo naar de EU lopenop tot zo’n 335.000 per jaar direct na de opheffing vangrenzen en dalen tot minder dan 150.000 binnen tienjaar8. Dan zou het aantal inwoners in de EU dat afkom-stig is van een ME-land 2,9 miljoen kunnen bedragenen nog eens tien jaar later 3,7 miljoen, om na 30 jaarvan vrij verkeer van arbeid een piek van 3,9 miljoen tebereiken. Dit impliceert een groei van het aantal inge-zetenen van de EU met een ME-nationaliteit van 0,2%

46

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Page 7: Demografie en migratie - European Commissionec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/... · 2018-10-04 · patie als in demografie op in. De arbeidsparticipatie zal

van de totale bevolking in 1998 tot ruim 1% 30 jaar la-ter. Op basis van deze schattingen is de vrees onge-grond dat migranten uit Midden-Europa de arbeids-markt van de EU zullen overspoelen.

Mensen die uit de ME-landen verhuizen gaan waar-schijnlijk voornamelijk naar Duitsland en Oostenrijk,waar er al veel zijn. Naar schatting gaat zo’n 65% naarDuitsland en 12% naar Oostenrijk, en daarbinnen voor-namelijk naar grensstreken en centra van economi-sche bedrijvigheid – in Duitsland naar regio’s in het zui-den die aan de Tsjechische Republiek grenzen en nietnaar de nieuwe deelstaten, in Oostenrijk naar gebie-den in het oosten. Regio’s die grenzen aan de ME-lan-den zullen waarschijnlijk eveneens tijdelijk te makenkrijgen met immigratie en pendel. Deze concentratiekan echter leiden tot maatschappelijke spanning in debetreffende gebieden.

... en zal tekorten aan arbeid niet oplossen

Misschien wel de meest interessante en mogelijk be-langrijkste conclusie uit recent onderzoek is dat, an-ders dan in de EU, in veel ME-landen gedurende dekomende tien jaar een flinke groei te verwachten is inhet aantal jongeren van 20 tot 35 jaar. Aangezien dezeleeftijdsgroep veel mobieler is en bereid te verhuizendan de rest van de bevolking, zullen ze een groot deeluitmaken van de migranten naar de EU, op zoek naarwerk. Dit biedt kansen en tegelijk een mogelijk toekom-stig probleem voor de huidige EU-lidstaten, waar werk-gevers jonge mensen kunnen aannemen met dezelfdescholingsniveaus als in de Unie op een moment dat inveel regio’s het aantal EU-inwoners van dezelfde leef-tijd afneemt. Wanneer de economische groei in hetthans verwachte tempo doorgaat, dan komt inderdaadde tijd dat het tekort aan vakbekwame arbeid acuterwordt.

Tegelijk zijn er tekenen van arbeidstekorten voor min-der geschoold werk in sommige regio’s van de EU,zelfs waar de werkloosheid relatief groot is, wat laatzien dat de mensen daar die banen niet willen. Immi-granten uit de ME-landen en van elders zouden ook indeze tekorten kunnen voorzien, maar dan moeten te-vens de juiste maatregelen worden genomen om hente laten integreren in de plaatselijke gemeenschap omuitsluiting te vermijden.

Wat dit betreft werd in een recente Mededeling vande Commissie over het immigratiebeleid van de Ge-meenschap (COM(2000)757) een beperkt immigra-tiebeleid voorgesteld als mogelijk antwoord op deproblemen die voortvloeien uit de demografische

ontwikkeling en gewezen op de mogelijke bijdragevan immigratie aan het Europese werkgelegen-heidsbeleid.

Hoewel de uitstroom van jonge mensen het ontwikke-lingspotentieel van de regio’s waar ze vandaan komenop korte en middellange termijn dreigt te schaden,vooral als het gaat om veel hoog opgeleiden, kan hunlatere terugkeer door de expertise en kennis die zehebben gekregen, een stimulans zijn voor de ontwik-keling van de ME-landen.

En de uitbreiding zal evenmin grote problemenveroorzaken op de arbeidsmarkt in de EU

Het is ook onwaarschijnlijk dat het verdwijnen vande laatste handelsbelemmeringen, naast het vrijeverkeer van arbeid, veel effect heeft op de arbeids-markt in de EU. De huidige ME-landen zijn econo-misch gezien klein, zodat een grotere import vanhun producten in de EU de prijzen op goederen-markten en daarmee lonen en werkgelegenheid,maar weinig zal beïnvloeden. Zo zal bijvoorbeeldvolgens een recent onderzoek een immigratie vanongeveer 200.000 per jaar in de komende 15 jaar delonen maar met bijna 1% verminderen9. In grensge-bieden kan het effect echter groter zijn, evenals insectoren die het meest moeten concurreren met im-porten uit ME-landen, al zitten er ook voordelen aande nabijheid van nieuwe markten.

Investeringen

Investeringen zijn de sleutel totgroei in de kandidaatlanden

Investeringen zijn een goede barometer van het groei-potentieel van een economie10 (Figuur A.10 en A.11).Gemeten als bruto investeringen in vaste activa zijn zein de kandidaatlanden in verhouding tot het BBP groterdan in de huidige lidstaten van de EU – 25% tegen 20%van het BBP in 1998. Dit verschil moet blijven of zelfsgroter worden om de kandidaatlanden hard genoeg telaten groeien en de EU-economieën in te halen. Hogeinvesteringen alleen zijn geen garantie voor succes –ze moeten ook goed gericht zijn en technische vooruit-gang incorporeren (zie verder) – maar ze zijn wel eennoodzakelijke voorwaarde.

Het investeringsniveau verschilt echter aanzienlijk tus-sen de kandidaatlanden. In de Tsjechische Republiek,Slowakije, Polen zijn de investeringen maar liefst 30%

47

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie