Deel 1 Methodieken

22
Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid Marlien De Coen WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING DEEL 1 METHODIEKEN

description

Wegwijzer in Feedbackgericht behandelen en uitkomstenmeting

Transcript of Deel 1 Methodieken

Page 1: Deel 1 Methodieken

Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid

Marlien De Coen

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING

DEEL 1METHODIEKEN

Page 2: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 12

Dit is een uitgave van de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke GezondheidTenderstraat 14 – 9000 Genttel. 09 221 44 34 – fax 09 221 77 25 – e-mail [email protected]

Wettelijk depot: D2015 / 2566 / 1

© Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het gebruik van cijfers en / of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld als volgt:

De Coen, M. (2014). Wegwijzer in feedbackgericht behandelen en uitkomstenmeting. Deel 1. Methodieken. Gent: VVGG

Page 3: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 3

INTRODUCTIE

Waarom deze wegwijzer?

Binnen de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) vinden we het recht op een menswaardig bestaan en kwaliteitsvolle behandeling van personen met een psychische problematiek belangrijk. Om dit te bereiken zetten we ons op verschillende manieren voor de geestelijke gezondheid in. Zo zijn we onder meer begaan met beeld-vorming en het bevorderen van de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Dit laatste doen we via het opzetten van projecten rond herstel, participatie en feedbackgericht behande-len. Hierbij stelden we vast dat de ggz nood heeft aan informatie en ondersteuning over methodieken die de kwaliteit van een behandeling verhogen evenals hulpverleners hel-pen nog beter te worden. Om hieraan tegemoet te komen, werkten we vier delen uit met de belangrijkste informatie over feedbackgericht behandelen en uitkomstenmeting. Uit onderzoek blijkt namelijk dat deze methodieken een belangrijke meerwaarde aan de kwaliteit van een behandeling bieden en tevens altijd, overal en ongeacht de cliënten-populatie toegepast kunnen worden. Aan de basis van deze twee methodieken ligt cliën-tenparticipatie. Bijgevolg wordt ook deze methodiek kort besproken. Echter is het niet de bedoeling om in deze wegwijzer alle aspecten van cliëntenparticipatie te bespreken, maar enkel deze die een relatie met feedbackgericht behandelen en uitkomstenmeting hebben.

Na het doornemen van deze bundel zal je als hulpverlener kennis verworven hebben over:

1. methodieken feedbackgericht behandelen en uitkomstenmeting (deel 1).2. best practices bij het implementeren van feedbackgericht behandelen en

uitkomstenmeting (deel 2).3. best practices bij het meten, interpreteren en bespreken van feedbackgericht

behandelen en uitkomstenmeting (deel 3).4. aandachtspunten bij specifieke populaties en settings (deel 3).5. meetinstrumenten voor uitkomstenmeting (deel 4).

Hoe gebruik je deze wegwijzer?

Het doel van deze wegwijzer is om hulpverleners binnen de ggz te helpen in het opbou-wen van basiskennis rond de methodieken feedbackgericht behandelen en uitkomsten-meting, evenals vaardigheden aan te reiken om deze zo optimaal mogelijk in de praktijk te introduceren en toe te passen. Daarom reiken we adviezen aan die de hulpverlener kan toespitsen op zijn persoonlijke werkwijze, doelgroep en / of organisatie. Het is niet de bedoeling om deze wegwijzer te gebruiken als een wijd toe te passen protocol. Wel is het van groot belang om als hulpverlener of organisatie steeds kritisch te blijven over de manier waarop deze methodieken binnen de eigen persoonlijke werkwijze geïm-plementeerd kunnen worden. Iedere cliënt, doelgroep, hulpverlener en organisatie is namelijk verschillend.

Page 4: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 14

Laat je begeleiden!

De VVGG ondersteunt graag bij het uitwerken van jullie plannen. Hulpverleners of organisaties die interesse hebben in of beslist hebben om deze methodieken te gebruiken, neem dan zeker contact op voor persoonlijk advies en praktische onder-steuning. Tot de mogelijkheden behoren onder andere in-service overlegmomenten en vormingen, een helpdesk, hulp bij de interpretatie van de verzamelde gegevens, ons LinkedIn-forum ‘Feedback in de ggz’, en nieuwsbrieven. Wij helpen graag bij al jullie vragen.

Als je bovendien – na het doornemen van deze bundel – nog vragen hebt over of feed-back op deze wegwijzer wilt geven, aarzel dan zeker niet om contact op te nemen via het e-mailadres [email protected].

Page 5: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 5

INHOUDSTAFEL

INTRODUCTIEWaarom deze wegwijzer?Hoe gebruik je deze wegwijzer?Laat je begeleiden!

INHOUDSOPGAVE

DEEL 1: METHODIEKEN

1. INLEIDING

2. WAT WERKT (NIET) IN THERAPIE?2.1 Onderzoeksbevindingen2.2 Wat werkt niet in therapie?2.3 Wat werkt wel in therapie?

3. DEFINIËRINGEN 3.1 Cliëntenparticipatie 3.1.1 Vormen van cliëntenparticipatie 3.1.2 Waarom cliëntenparticipatie?3.2 Feedbackgericht behandelen 3.2.1 Waarom feedbackgericht behandelen?3.3 Uitkomstenmeting 3.3.1 Vormen van uitkomstenmeting 3.3.2 Waarom uitkomstenmeting?

4. WAT VINDEN CLIËNTEN?

LITERATUUR

p. 3

p. 5

p. 6

p. 7

p. 7p. 7p. 8p. 9

p. 10p. 10p. 10p. 11p.12p. 13p. 14p. 14p. 15

p. 18

p. 19

Page 6: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 16

DEEL 1

METHODIEKEN

Page 7: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 7

1. INLEIDING

Psychotherapie bij het behandelen van personen met een psychische problematiek is complex maar effectief voor het verbeteren van psychisch leed en het functioneren van een individu (Bertolino & Miller, 2012a; Lambert & Ogles, 2004). De factoren die hier wel en niet toe bijdragen worden kort in het volgende hoofdstuk besproken. Echter is het voornamelijk interessant om zicht te krijgen op de factoren die de effectiviteit van een behandeling verhogen. Dit kan onder meer door een cliënt actief binnen zijn behande-ling te betrekken en hem de mogelijkheid te geven om aan te geven of hij de hulp krijgt die hij nodig heeft, of de hulp op het juiste moment werd ontvangen, en of de hulp aansluit bij zijn persoonlijke noden, wensen en verlangens. Kortom, de cliënt dient centraal binnen zijn behandeling te staan. Om hulpverleners hierin te ondersteunen worden in het derde hoofdstuk drie methodieken besproken die dit kunnen bevorde-ren, namelijk cliëntenparticipatie, feedbackgericht behandelen en uitkomstenme-ting. Uit onderzoek is gebleken dat deze de kwaliteit en effectiviteit van behandelingen bevorderen. Dit komt doordat ze op een flexibele manier inspelen op de complexe uitdagingen van de klinische praktijk en de behandeling zo optimaal mogelijk op de cliënt afstemmen. Daar de mening van een cliënt van groot belang is, wordt in het laatste hoofdstuk besproken hoe de cliënt zelf deze methodieken ervaart.

PRAKTIJKERVARINGVoor mij is het gezichtspunt van de cliënt steeds het belangrijkste!

Eric Herman, psycholoog CGG Eclips, Gent

2. WAT WERKT (NIET) IN THERAPIE?

Iedere hulpverlener in de ggz streeft naar eenzelfde doel, namelijk mensen met een psy-chische problematiek zo goed mogelijk helpen. De vraag is hoe men een cliënt het best kan behandelen en welke technieken hierbij kunnen gebruikt worden. In onderzoek werden reeds enkele werkzame factoren bevonden. We bespreken ze in dit hoofdstuk.

2.1 Onderzoeksbevindingen

In vergelijking met personen die niet in behandeling zijn, is de gemiddeld behandelde persoon in 80% van de gevallen beter af.Uit onderzoek is gebleken dat psychotherapie over alle populaties, leeftijden, geslachten en diagnoses heen een grote en consistente effectgrootte1 heeft, tussen 0.8 en 1.2 (Asay & Lambert, 1999; Lambert et al., 2004; Smith & Glass, 1977; Smith, Glass & Miller, 1980; Wampold, 2001).

Therapie werkt voornamelijk via gemeenschappelijke factoren die in verschillende hoe-veelheden doorheen het therapeutisch werk aanwezig zijn.Zo blijken niet de psychotherapie-specifieke factoren de meeste kans op een positieve uitkomst met zich mee te brengen (cfr. Dodo bird-effect) maar wel de niet-psychothera-pie specifieke factoren (+ / - 85%) (Duncan, 2011; Hubble, Duncan & Miller, 1999; Lambert,

1 Effectgrootte is een statistische maat die aangeeft hoe sterk het effect van een behandeling op een populatie is, waarbij vergeleken wordt met een controlegroep. Deze controlegroep kan een andere populatie zijn waarop die behandeling niet wordt toegepast of een vergelijking van de klinische status voor en na de behandeling. Effectgroottes in de buurt van de nul zijn klein, effectgroottes groter dan 0,8 of kleiner dan -0,8 worden als groot gezien.

Page 8: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 18

1992; Lambert, Shapiro & Bergin, 1986). Dit wil zeggen dat er over alle psychotherapiestro-mingen heen factoren zijn die een behandeling werkzaam maken. Hierbij is de cliënt de sterkste motor tot verandering. Door deze in de behandeling te betrekken, vergroot de kans op een succesvolle uitkomst (zie hoofdstuk 3; Duncan, Miller, Wampold & Hubble, 2010; Duncan, 2011). Hulpverleners hebben hierbij het vermogen om de hulpbronnen en medewerking van de cliënt te mobiliseren evenals een sterke therapeutische relatie op te bouwen (Duncan, 2011; Wampold & Brown, 2005). Dit laatste is belangrijk aangezien dit één van de sterkste factoren tot verandering is. Kortom, door op de gemeenschappelijke factoren in te spelen en zowel de cliënt als hulpverlener zo optimaal mogelijk te betrek-ken, hebben we als hulpverlener de kracht in handen om de kwaliteit van onze behande-lingen te optimaliseren.

Psychotherapie is kosteneffectiefZo zorgt therapie voor een daling van de opnameduur, het aantal consultaties met hulpverleners, de hoeveelheid medicatie, het gebruik van mantelzorg en de algemene gezondheidszorguitgaven (Chiles, Lambert & Hatch, 1999; Kraft, Puschner, Lambert & Kordy, 2006).

2.2 Wat werkt niet in therapie?

Er wordt van heel wat factoren verwacht dat ze invloed uitoefenen op de therapeuti-sche behandeling. Enkele factoren blijken weinig tot geen impact te hebben. Zo wordt er dikwijls gesteld dat bepaalde therapiestromingen werkzamer zijn dan andere. Onder-zoek toont aan dat, wanneer alle condities van een behandeling identiek zijn, er geen merkbare verschillen tussen de diverse therapiebenaderingen bestaan. Daarentegen zijn er wel substantiële variaties in uitkomsten tussen hulpverleners met gelijke training en ervaring (Benish, Imel & Wampold, 2008; Duncan & Miller, 2005; Imel, Wampold, Miller & Fleming, 2008; Miller, Wampold & Varhely, 2008; Safran & Muran, 2000; Wampold, Mon-din, Moody, Stich, Benson & Ahn, 1997; Wampold, Minami, Baskin & Tierney, 2002; Webb, DeRubeis & Barber, 2010). Verder komen tijdens een behandeling de volgende situaties regelmatig voor: cliënten die niet vooruitgaan, cliënten die een hoog risico op drop-out of negatieve uitkomsten kennen en cliënten die negatief evolueren. Uit onderzoek blijkt dat hulpverleners het moeilijk vinden om deze cliënten correct te identificeren (Han-nan et al., 2005). Bovendien wordt ook de kwaliteit van de therapeutische relatie binnen een behandeling dikwijls verschillend door de hulpverlener en cliënt ingeschat (Haf-kenscheid, Duncan & Miller, 2010; Horvath & Bedi, 2002), hebben hulpverleners weinig zicht op hoe effectief ze te werk gaan (Hansen, Lambert & Forman, 2002; Sapyta, Riemer & Bickman, 2005) en hebben ze een bias wanneer ze zich met elkaar vergelijken (Lambert, 2010). Ten slotte zijn er nog een aantal factoren die weinig tot geen invloed hebben. Zo maakt het wat betreft de cliënt niet uit hoe oud deze is, of hij man of vrouw is, welke diagnose hij heeft en welke behandelingen hij reeds in het verleden heeft doorlopen (Wampold et al., 2005). Voor een hulpverlener hebben de volgende factoren geen invloed: zijn leef-tijd, of hij een man of vrouw is, hoeveel jaar hij reeds in de praktijk staat, volgens welke therapeutische stroming hij werkt, welke graad hij heeft behaald, hoeveel training hij heeft gevolgd, of hij aan supervisie deelneemt, en of hij evidence-based practices toepast (Beutler, Malik, Alimohamed,, Harwood, Talebi & Noble, 2004; Hubble, Duncan, Miller & Wampold, 2010; Nyman, Nafziger & Smith, 2010; Miller, Hubble & Duncan, 2007; Safran & Muran, 2000; Wampold et al., 2005).

Page 9: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 9

2.3 Wat werkt wel in therapie?

Gelukkig zijn er ook factoren die binnen een behandeling wel werkzaam zijn voor het verbeteren van uitkomsten. Deze allemaal opsommen zou ons te ver brengen. Daarom focussen we in dit onderdeel op zeven factoren waarvan is gebleken dat ze de basis zijn van wat in een behandeling werkt. Een eerste factor is de lengte van de behandeling zonder dat er een positieve verandering optreedt. Hoe langer deze periode duurt, hoe groter de kans dat de cliënt een negatieve of neutrale uitkomst kent of dat er drop-out optreedt (Duncan et al., 2010). Verder zijn bij de cliënt ook vroege veranderingen belangrijk. Ondanks dat de snelheid van verandering afhankelijk is van cliënt tot cliënt, vormt een vroege verande-ring een sterke indicator van de uitkomst. Een derde factor is de verbetering van de thera-peutische relatie in de loop van de behandeling (Anker, Duncan & Sparks, 2009; Anker, Duncan, Owen & Sparks, 2010). Zo blijkt dat deze relatie vijf à negen keer meer invloed heeft op de uitkomst van een behandeling dan een specifiek model of techniek (Horvath & Symonds, 1991; Martin, Garske & Davis, 2000; Norcross, 2010 & 2011). Een volgende, en bij de vorige aansluitende, factor is de cliëntwaardering van de therapeutische relatie. Hierbij blijkt uit onderzoek dat een positieve therapeutische relatie – empathische, respecterende en echte therapeutische stijl – zoals waargenomen door de cliënt, één van de beste voor-spellers voor de uitkomst van een behandeling is (Horvath et al., 2002; Horvath et al., 1991; Martin et al., 2000; Miller, Sorrell & Brown, 2005). Het geeft de cliënt namelijk het gevoel dat hij gezien, begrepen en geholpen wordt (Safran & Muran, 2000). Bijgevolg laat het nagaan van de kwaliteit van de therapeutische relatie hulpverleners toe om problemen met de relatie te identificeren en te corrigeren, om zo de kans op een vroege drop-out of negatieve uitkomst te reduceren (Anker et al., 2009; Anker et al., 2010; Duncan et al., 2010; Harmon, Hawkins, Lambert, Slade & Whipple, 2005; Lambert, 2010; Miller et al., 2007). Een vijfde factor is het motivatieniveau van de cliënt. Ook hierbij is de therapeutische relatie de beste voorspeller. Het niveau van het leed van de cliënt bij de aanvang van de behandeling is een zesde factor. Hoe hoger het leed, hoe meer waarschijnlijk het is dat de cliënt voor-deel van de behandeling ondervindt. Kennis omtrent het leedniveau kan bijgevolg zor-gen voor geïnformeerde beslissingen over de hoeveelheid en intensiteit van een behan-deling (Duncan et al., 2010). Uit de beschrijving van deze zes factoren mag duidelijk zijn dat het belangrijk is om hier zicht op te krijgen. Dit kan langsheen de zevende factor, namelijk het verzamelen van systematisch feedback van een cliënt. Deze factor voorziet hulpverleners en het werkveld namelijk van een simpele, praktische en betekenisvolle methode voor het documenteren van de bruikbaarheid van een behandeling. Kortom, hulpverleners hebben methodieken nodig die helpen om op al de bovenstaan-de factoren in te spelen. Dit kan met het toepassen van cliëntenparticipatie, feedback-gericht behandelen en uitkomstenmeting. We bespreken ze in het volgende hoofdstuk.

Page 10: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 110

3. DEFINIËRINGEN

3.1 Cliëntenparticipatie

Binnen de ggz wordt dikwijls over cliënten gesproken. Echter, in de afgelopen decennia is de rol van cliënten tijdens hun behandeling aanzienlijk gegroeid. Men ziet meer en meer in dat cliënten vanuit een ander perspectief dan hulpverleners naar zorgverlening kijken. Zo bezitten ze unieke kennis die betrekking heeft op hun persoonlijke situatie, behandeling, ziekte en herstel maar ook op hun persoonlijke behoeften en wensen. Bij-gevolg is het belangrijk om cliënten centraal binnen hun behandeling te plaatsen door ze actief te betrekken en hen aan het woord te laten. Dit is wat cliëntenparticipatie inhoudt, namelijk ‘de actieve deelname van cliënten aan de totstandkoming, de voort-gang en de afronding van de hulpverlening’ (Brinkman, 2001). Wanneer men de cliënt mobiliseert, kan men zijn behandeling namelijk optimaal op zijn unieke wensen en noden afstemmen en wordt de cliënt gestimuleerd en gemotiveerd om zich actief in te zetten. Deze activering aan de hand van cliëntenparticipatie kan volgens Brinkman (2001) op negen facetten betrokken worden, namelijk het thema van de hulpverlening, de soort hulpverlening, de methode van hulpverlenen, de organisatie van de hulpverlening, de hulpverlener, het beoogde resultaat, de bijstelling van de hulpverlening, de context, en ten slotte de grondslagen van de behandeling.

3.1.1 Vormen van cliëntenparticipatieMet bovenstaande definiëring weten we echter niet hoe men deze methodiek concreet binnen de klinische praktijk kan toepassen. Vooreerst kan cliëntenparticipatie, afhan-kelijk van het doel, op verschillende niveaus plaatsvinden, namelijk op micro- (het individueel contact tussen hulpverlener en cliënt), meso- (de omgeving waarbinnen de hulpverlening georganiseerd wordt) of macroniveau (de organisatie als geheel / beleids-niveau) (Van Nuffel, 2006). Binnen het bestek van deze wegwijzer bespreken we enkel het microniveau, aangezien cliënten hier het meest belang aan hechten en dit niveau het belangrijkste is voor de uitkomsten van een individuele behandeling (van Staveren, 2014; Verkest, 2012). Indien u informatie wenst over de andere niveaus, kan u ons altijd contac-teren. Bij cliëntenparticipatie op microniveau wordt de cliënt actief binnen zijn behandeling betrokken. De mate waarin dit gebeurt kan men op een continuüm plaatsen, gaande van volledig passieve (hulpverlener geeft enkel informatie en uitleg) tot volledig actieve par-ticipatie (cliënt heeft doorslaggevende stem bij beslissingen). Dit continuüm kan vervol-gens verder opgedeeld worden in vijf niveaus onder de vorm van een participatieladder. De treden op deze ladder weerspiegelen de mate waarin zowel de cliënt als de hulpver-lener invloed hebben op de behandeling. Hoe hoger men zich op de ladder bevindt, hoe meer invloed een cliënt heeft. De eerste trede is informeren. Hierbij wordt de cliënt conti-nu op de hoogte gehouden en geïnformeerd. De hulpverlener neemt een positieve hou-ding ten opzichte van cliëntenparticipatie aan, maar er is geen sprake van echte betrok-kenheid. Op een tweede trede raadpleegt de hulpverlener de cliënt. Zo bevraagt hij actief zijn mening maar bepaalt de hulpverlener of er iets met deze resultaten wordt gedaan. Bij de volgende trede gaat de cliënt adviseren. Hier verbindt de hulpverlener zich met de resultaten maar kan hij er bij de uiteindelijke besluitvorming alsnog (beargumenteerd) van afwijken. Bij de trede partnerschap is er sprake van een gelijkwaardige samenwerking en gezamenlijke besluitvorming. De cliënt beslist dus mee. De hoogste trede is (mee)beslissen waarbij de cliënt de doelen en prioriteiten bepaalt, terwijl de hulpverlener een ondersteunende en adviserende rol inneemt. Figuur 1 geeft de participatieladder sche-matisch weer.

Page 11: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 11

Figuur 1: Participatieladder

Het is niet noodzakelijk om steeds een zo intensief mogelijke vorm van participatie te kiezen, of anders gezegd de participatieladder zo hoog mogelijk te beklimmen. Hierbij spelen verschillende factoren een rol, zoals het doel, de context van de specifieke situ-atie, de gewenste intensiteit, het niveau van de organisatie, de ontwikkelingsfase van het project of proces en de cliënt zelf (Raats, van den Brink & de Wit, 2013). Wat betreft deze laatste, de cliënt, zijn er variaties in hun draagvlak voor cliëntenparticipatie. Zo stellen meer passieve vormen van participatie minder hoge eisen aan cliënten, wat nuttig kan zijn voor personen met een lagere draagkracht. Het gevaar dat een deel van de inbreng van cliënten verloren gaat, wordt hierdoor zelf beperkt (van de Bovenkamp, Grit & Bal, 2008). Daarnaast hebben cliënten individuele behoeften. Zo nemen sommige van hen graag een dominante rol in tijdens hun behandeling terwijl anderen liever de controle volledig loslaten. De meesten kiezen echter voor een meer gebalanceerde rol waarin ze via een dialoog met hun hulpverlener tot een eensgezind besluit komen (Elwyn & Edwards, 2001 in Buwalda, Nugter, Tilburg & Beekman, 2013). Kortom, participatie werkt het best wanneer deze op maat wordt aangeboden en er een balans is tussen empower-ment en ondersteuning van de cliënt. Bij dit alles moet shared-decision making2 steeds voorop staan en moet er een dialoog tussen de cliënt en zijn hulpverlener(s) ontstaan. Om dit met een metafoor te verduidelijken, kunnen we stellen dat cliëntenparticipatie op microniveau gezien kan worden als een ‘gezamenlijke therapeutische autoreis’ (Jobes, 2006). Hierbij zit de cliënt aan het stuur en de hulpverlener is de bijrijder. Samen bepalen ze waar de reis heen gaat en hoe ze daar (veilig) kunnen geraken. Ten slotte kan men uit verschillende methoden voor cliëntenparticipatie kiezen, zoals een spiegelgesprek, shadowing3, focusgroep, klantenwenskaart, tevredenheidsonder-zoek, delphi-techniek4 en feedbackgericht behandelen. Wanneer welke methode gebruikt wordt, is afhankelijk van het doel, welke informatie van belang is en de populatie. Ver-mits de doelstelling van deze wegwijzer het optimaliseren van een individuele behande-ling is, wordt gefocust op de methodiek van feedbackgericht behandelen (zie sectie 3.2).

3.1.2 Waarom cliëntenparticipatie? Men kan zich afvragen welke voordelen je als hulpverlener bereikt door de cliënt actie-ver binnen zijn behandeling te betrekken. Uit verschillende onderzoeken komen heel wat positieve effecten naar boven. Als eerste verbetert het de zorg, wat inhoudelijke voordelen met zich meebrengt. Zo leidt cliëntenparticipatie tot een betere kwaliteit en effectiviteit van zorg, meer therapietrouw en betrokkenheid van de cliënt, een betere representatie van deze cliënt en een hogere cliënttevredenheid (Van de Bovenkamp et al., 2008, Stringer, Van Meijel, De Vree & Van Der Bijl, 2007; Tambuyzer, Gelder, Spruytte & Jacob, 2010). Doordat het ook de empowerment van cliënten bevordert, heeft participa-

5. (Mee)beslissen

4. Partnerschap

3. Adviseren

2. Raadplegen

1. Informeren

2 Shared-decision making is een interactief proces waarin cliënten en hun hulpverlener(s) samenwerken bij het maken van individuele behandelbeslissingen.

3 Shadowing is een methode waarbij een onbekende van de hulpverleners loopt met de cliënt mee.

4 Met de Delphi-techniek worden nieuwe ideeën en oplossingen verzameld gedurende meerdere gestructureerde sessies waarin cliënten ondervraagd worden, bijvoorbeeld middels vragenlijsten

Page 12: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 112

tie daarnaast ook een therapeutische waarde. Zo bevestigt het voor de cliënt dat er naar hem geluisterd wordt en dat zijn bijdrage van belang is. Op deze manier ontstaat gelijk-waardigheid tussen beide partijen. Bovendien leert het cliënten met hun ziekte omgaan, waardoor ze meer zelfvertrouwen krijgen, hun competenties (beter) benutten en ze nieuwe competenties ontwikkelen. Ten slotte mogen we niet vergeten dat cliëntenpar-ticipatie bijdraagt aan de legitimiteit van een behandeling. Aangezien cliënten directe betrokkenen in de gezondheidszorg zijn, wordt het als ideologisch juist gezien hen een stem te geven in de te nemen beslissingen.

3.2 Feedbackgericht behandelen

Als hulpverlener stellen we onszelf dikwijls vragen zoals ‘Doe ik het goed?’, ‘Wat kan ik beter doen?’, ‘Is de cliënt tevreden met zijn behandeling?’, ‘Ben ik voor deze cliënt de meest geschikte hulpverlener?’, ‘Gaat het beter / slechter met mijn cliënt?’, en ‘Kan ik de behandeling afsluiten?’. Feedbackgericht behandelen helpt om op deze vragen een ant-woord te krijgen. Zo is deze pan-theoretische methodiek bedoeld voor het nagaan en verbeteren van de kwaliteit en effectiviteit van behandelingen binnen de ggz. Specifiek krijgt men hiermee sneller zicht op het individuele verhaal van de cliënt en hun mening over de behandeling of specifieke elementen hierbinnen. Op deze manier kan men ook kijken naar de evolutie van de therapie, wat met de behandeling al werd bereikt, biedt het een signaalfunctie wanneer verandering uitblijft en geeft het de mogelijkheid om aanpassingen aan het therapieproces door te voeren. Daarenboven kunnen hulpverle-ners door middel van feedback tijdens de behandeling grondiger op bepaalde elementen ingaan, nagaan wat de hulpbronnen van de cliënt zijn, evenals achterhalen of de thera-peutische relatie werkzaam is en deze verder ondersteunen. Kortom, feedbackgericht behandelen is een manier om de uitdaging aan te gaan om te blijven zoeken naar hoe men een individuele cliënt het best kan helpen en hoe hij de behandeling ervaart.

PRAKTIJKERVARING“Het is een handige manier om meer gedetailleerde en sneller informatie van de cliënt te krijgen.”

Stijn Wolters, therapeut in groepspraktijk De Brug, Tienen

Om feedbackgericht behandelen te concretiseren, kunnen we verder bouwen op onze metafoor van de gezamenlijke autoreis (zie cliëntenparticipatie). Zo kunnen we deze methodiek vergelijken met een GPS-toestel, die telkens de best passende route beschrijft. Bij het opstarten gaat het toestel na wat de huidige positie is en brengt de omgeving in kaart. Als we de hulpverlener als GPS zien, betekent dit dat deze uitklaart wat de aanmeldingsklacht en beïnvloedende factoren waarmee een cliënt zich aan-meldt, zijn. Vervolgens dient men de eindbestemming of het doel van de behandeling te bepalen, waarop de GPS mee gaat beslissen welke route het meest geschikt is. Of anders gezegd beslist de hulpverlener aan de hand van zijn expertise wat het meest geschikte behandelplan is om het einddoel te bereiken. Hierbij gaat de hulpverlener nooit behan-delaspecten verplicht opleggen maar stemt hij de behandeling af op de noden en wensen van de individuele cliënt. Er wordt dus rekening gehouden met wie de cliënt is en wat hij belangrijk en haalbaar vindt. Dit is ook zo bij een GPS-toestel, waarbij je als bestuurder op ieder moment een andere weg kan inslaan en de GPS hier flexibel op inspeelt door

Page 13: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 13

zijn route aan te passen. Ook bij onverwachte obstakels kan men dit doen. Wel dient men in deze situaties steeds kritisch na te denken of de nieuwe weg geschikt is voor de betreffende cliënt. Ten slotte kan het ook voorkomen dat er onbekende of nieuwe wegen zijn die niet in het systeem van het GPS-toestel zitten. Binnen een therapeutische con-text betekent dit dat er nieuwe theoretische ontwikkelingen zijn, die nog niet (uitge-breid) zijn gekend of op hun effectiviteit zijn getest. Wanneer men hiermee in aanraking komt, kan de cliënt zelf kiezen of hij deze wenst toe te passen. We kunnen dus beslui-ten dat we ons als hulpverlener moeten gedragen zoals een GPS. Zo kan men adviezen en waarschuwingen geven, maar moet men steeds geduldig meegaan op de weg die de cliënt zelf verkiest.

3.2.1 Waarom feedbackgericht behandelen?Het is wetenschappelijk aangetoond dat het verzamelen van feedback bijdraagt tot meer kwaliteitsvolle en effectievere behandelingen. Zo is het op zichzelf een hoofd-factor tot therapeutische verandering (Duncan, 2011) maar heeft het ook een aantal indirecte voordelen. Zo blijkt feedbackgericht behandelen een krachtige therapeu-tische methodiek te zijn met een brede toepasbaarheid, geen theoretische ballast en onafhankelijk van enig instrument. Dit sluit aan bij de bevinding dat het minder van belang is dat een hulpverlener weet welke benadering voor welke psychische proble-matiek gebruikt moet worden maar wel dat hij weet of de gekozen benadering aansluit bij de unieke cliënt. Dit is te verklaren doordat feedback gezien kan worden als een koord die de gemeenschappelijke, werkzame factoren tezamen bindt (zie hoofdstuk 2; Duncan, 2011). Daarnaast biedt feedbackgericht behandelen ondersteuning bij het verbeteren van de behandeluitkomsten. Zo is aangetoond dat de effect sizes van een behandeling verdubbelen, het risico op drop-out halveert, het risico op een negatie-ve uitkomst daalt, de opnameduur verkort, en ten slotte de zorgkosten verminderen (Bertolino et al., 2012a; Warren, Nelson, Mondragon, Baldwin & Burlingame, 2010). Ook verbetert feedbackgericht behandelen de therapeutische processen, aangezien het de hulpverlener helpt bij het ontdekken van cliënten die niet (voldoende) reageren op de therapeutische interventies. Hierbij kan men de cliënt op een positieve en proactieve manier in zijn behandeling inschakelen door samen op zoek te gaan naar mogelijke aanpassingen in het behandelproces. Dit heeft invloed op het vierde voordeel van feed-backgericht behandelen, namelijk dat feedback het zelfvertrouwen van cliënten ver-hoogt. Zo is het systematisch peilen naar feedback een blijvend proces dat de partici-patie en motivatie van de cliënt bevordert, de hoop op verbetering verhoogt, tegemoet komt aan de voorkeuren van de cliënt, en zo de therapeutische relatie maximaliseert (Greenfield, et al., 1988 in Buwalda et al., 2013; Stewart & Brown, 2001). Dit laatste is van belang aangezien onderzoek heeft aangetoond dat de kwaliteit van de relatie tussen de cliënt en hulpverlener belangrijker is dan de rol van de hulpverlener op zich (Tanner, 1981 in Buwalda et al., 2013; Speedling & Rose, 1985 in Buwalda et al., 2013). Bijgevolg is de befaamde ‘klik’ tussen hulpverlener en cliënt van groot belang.

PRAKTIJKERVARING“Wat de hulpverlener denkt dat helpt is niet altijd hetzelfde als wat de cliënt denkt dat werkt. Het is van belang om hier zicht op te krijgen.”

Bob Magerman, psycholoog in CGG De drie stromen, Lokeren en zelfstandig psycholoog, Gent

Page 14: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 114

PRAKTIJKERVARING“De resultaten brengen soms aspecten aan het licht die anders niet aan bod zouden zijn gekomen. Hierdoor kan samen met de cliënt op zoek worden gegaan naar mogelijke oplossingen.”

Eric Herman, psycholoog CGG Eclips, Gent

3.3 Uitkomstenmeting

Feedback verkregen via feedbackgericht behandelen wordt dikwijls informeel verza-meld. Dit vergroot het gevaar op subjectieve informatie. Om de betrouwbaarheid van de feedback te verhogen dient men meer objectieve gegevens te verzamelen. Dit kan door feedbackgericht behandelen meer formeel en routineus toe te passen onder de vorm van uitkomstenmeting, ook wel monitoring of routine outcome measurement (ROM) genoemd (Boezen-Hilberdink, Janse, Van Dijk & Verbraak, 2014). Bij deze methodiek die-nen cliënten hun feedback door middel van een meetinstrument(en) te geven (vb. TUM, QIT, ORS / SRS, HoNOS, etc.; zie deel 4). De keuze van het instrument is persoonlijk en afhankelijk van de praktische toepasbaarheid binnen de betreffende setting evenals de vooraf bepaalde uitkomsten die men in kaart wil brengen. Een uitkomst dient hier geïn-terpreteerd te worden als een domein waarop de resultaten van een behandeling invloed hebben. Bijgevolg gaat het dus verder dan enkel de verbetering van psychische klachten. Zo selecteerde Walburg (2003) vier uitkomsten, namelijk klinische uitkomsten, functi-onele uitkomsten of kwaliteit van leven, waardering van het zorgproces door de patiënt en de omgeving, en de kosten van het zorgproces (Keymolen & Casselman, 2007). Men kan echter nog andere uitkomsten zoals de therapeutische relatie nagaan. Het uiteinde-lijke doel van uitkomstenmeting is, zoals bij feedbackgericht behandelen, achterhalen of de behandeling van een cliënt effectief is. Indien nodig kunnen dan aanpassingen aan het huidige behandelproces worden aangebracht (Bertolino & Miller, 2012b). Bij het meten van uitkomsten kan men twee verschillende aspecten in kaart brengen, namelijk het effect en het proces van een behandeling. Bij het eerste, het effect, hanteert men uitkomstenmeting als een evaluatie-instrument. Zo gaat men de scores van een cliënt voor en na de behandeling vergelijken. Wanneer men enkel naar het effect peilt, kan men niet tijdig inschatten wanneer een behandeling fout dreigt te lopen. Men krijgt namelijk enkel informatie na afloop van de behandeling, wanneer men dus niets meer aan het therapieproces kan veranderen. Echter ligt net hier de werkzaamheid van uit-komstenmeting. Zo kan men door tijdig op het therapieproces in te grijpen, de behan-deling optimaal op de individuele cliënt afstemmen en zo drop-out en / of negatieve uitkomsten vermijden. Bijgevolg zal het ook belangrijk zijn om met uitkomstenmeting het proces van een behandeling na te gaan. Wanneer men dit doet, gaat men uitkomsten-meting als een therapeutisch instrument hanteren. Ondersteund door de wetenschap-pelijke literatuur, raden wij vanuit de VVGG deze tweede vorm van uitkomstenmeting aan. Op deze manier kan men namelijk het best tegemoet komen aan de nood tot kwa-litatieve behandelingen, het beantwoorden van belangrijke vragen, het in kaart brengen van de complexe realiteit van een cliënt, het komen tot een dialogisch proces evenals het bevorderen van de therapeutische relatie.

3.3.1 Vormen van uitkomstenmetingUitkomstenmeting kan op verschillende manieren gebeuren. Zo kan men gebruik maken van een model- of sneltraject. Aanvankelijk gebruikte men vooral modeltrajecten

Page 15: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 15

onder de vorm van uitkomstenkompassen. Hierbij dient men voor elk van de uitkom-sten (zie sectie 3.3) een gepast meetinstrument te selecteren. Een belangrijk voordeel bij modeltrajecten is dat men uitkomsten gedetailleerd in beeld kan brengen. Echter kun-nen sommige vragenlijsten lang zijn, waardoor het proces veel tijd in beslag neemt. Bij-gevolg dient men erover te waken dat de belasting voor zowel hulpverlener als cliënt zo minimaal mogelijk wordt gehouden en de voordelen van uitkomstenmeting niet in gevaar komen. Om dit probleem te beperken, maakt men steeds vaker gebruik van snel-trajecten. Hierbij gaat men één kort en generiek maar veranderingsgevoelig instrument gebruiken. Op deze manier kan men de gespendeerde tijd beperken en toch systema-tisch de evolutie van een aantal uitkomsten opvolgen. Een nadeel is dat op deze manier de uitkomsten enkel algemeen in kaart worden gebracht. Als gevolg hiervan wordt het bespreken van de resultaten met de cliënt des te belangrijker. Daarnaast zou men er ook voor kunnen kiezen om de generieke vragenlijst aan te vullen met een welgekozen en bij de specifieke populatie aansluitend instrument (vb. een depressieschaal bij personen met een depressieve stoornis). Echter blijft het aangaan van een dialoog van groot belang!

3.3.2 Waarom uitkomstenmeting?Onderzoek toont aan dat uitkomstenmeting een positieve invloed op de behandeling heeft. Zo komt het tegemoet aan de complexiteit van de klinische praktijk, doordat het vanuit een bottom-up benadering rechtstreeks inspeelt en maximaal afstemt op de noden en verwachtingen van de unieke cliënt. Bijgevolg verhoogt het de effectiviteit van een behandeling, aangezien de klachten van de cliënt hierdoor sneller dalen, zijn functioneren sneller stijgt en de behandelduur verkort. Daarnaast ondersteunt het ook shared-decision making, wat op zich de empowerment van de cliënt bevordert.

PRAKTIJKERVARING“De methodieken houden je als hulpverlener scherp en geven de behandelingen meer structuur.”

Stijn Wolters, therapeut in groepspraktijk De Brug, Tienen

PRAKTIJKERVARING“Uitkomstenmeting biedt voor mij een belangrijke bijdrage aan en is een zeer belangrijk onderdeel van het opstellen van de behandelplannen en -doelen bij een behandeling.”

Eric Herman, psycholoog in CGG Eclips, Gent

Een tweede voordeel is dat het gebruik van een vragenlijst de kans vergroot om onder-werpen (eenvoudiger en uitgebreider) bespreekbaar te maken. Hierbij moet men er zich bewust van zijn dat met vragenlijsten andere informatie wordt verzameld dan tijdens een face-to-face gesprek. Deze laatste levert meer gedetailleerde gegevens op en stimu-leert tevens de therapeutische relatie. De therapeutische relatie is bijzonder belangrijk omdat het één van de voornaamste voorspellers voor het resultaat van een behandeling is (zie hoofdstuk 2). Specifiek in relatie met uitkomstenmeting betekent dit dat, wanneer de therapeutische relatie als ‘niet goed’ wordt gescoord, men hierop kan inspelen door samen met de cliënt naar mogelijke aanpassingen te zoeken. Ook groeit op deze manier een cultuur van ‘succesvol falen’ (zie deel 3) eerder dan het beschuldigen van zowel de cliënt als hulpverlener over het al dan niet slagen van een behandeling. Zo aanvaarden

Page 16: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 116

hulpverleners die werken vanuit een cultuur van feedback dat ze niet met alle cliënten een werkbare ‘klik’ maken. Bijgevolg wordt het dan ook aangeraden om een vragenlijst nooit op zichzelf te laten bestaan, maar deze steeds te concretiseren in een open dialoog tussen cliënt en hulpverlener. Kortom, de meerwaarde van uitkomstenmeting situeert zich eerder op betrekkingsniveau dan op inhoudelijk niveau.

PRAKTIJKERVARING“Er komt via uitkomstenmeting niet altijd nieuwe informatie naar boven, maar af en toe worden er dingen duidelijk waar je nog geen zicht op had. Bovendien is het een goede manier om het evolutiebeeld van de behandeling in kaart te brengen en aan de cliënt mee te delen.”

Eric Herman, psycholoog CGG Eclips, Gent

PRAKTIJKERVARING“Uitkomstenmeting kan veel informatie voor het vervolg van het gesprek of volgende gesprekken bieden.”

Stijn Wolters, Therapeut in groepspraktijk ‘De Brug’ te Tienen

Ten derde kan de hulpverlener via uitkomstenmeting korter op de bal spelen en wordt hij zo ondersteund in het detecteren en bijsturen van behandelingen die een negatieve uitkomst of drop-out dreigen te vertonen (De Jong, 2012; Snijders, 2008). Dit is namelijk één van de niet-werkzame factoren binnen een behandeling (zie hoofdstuk 2).

PRAKTIJKERVARING“Uitkomstenmeting biedt een goede manier om de problematiek rond drop-out aan te pakken, doordat men hier sneller zicht op krijgt en zo ook het probleem op tijd kan bijsturen.”

Eric Herman, psycholoog in CGG Eclips, Gent

Ook een andere niet-werkzame factor (zie hoofdstuk 2) wordt aan de hand van uitkom-stenmeting aangepakt, namelijk het bevorderen van de (zelf)reflectie bij zowel de hulp-verlener als binnen het team en de organisatie. Als gevolg van dit alles raadt de taakgroep van de American Psychological Association (APA) dan ook aan om uitkomstenmeting standaard tijdens behandelingen mee te nemen, om zo de uitkomsten van therapie te optimaliseren (Norcross & Wampold, 2011).

PRAKTIJKERVARING“Het kan een manier zijn om de eigen lacunes in het werken als hulpverlener te ontdekken maar in de eerste plaats moet het een instrument voor de cliënt zijn. Daarna pas kun je eruit leren over jezelf.”

Stijn Wolters, therapeut in groepspraktijk De Brug, Tienen

Page 17: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 17

PRAKTIJKERVARING“Het groot voordeel dat we binnen onze organisatie tijdens team-besprekingen ervaren is dat door uitkomstenmeting nu alle cliënten aan bod komen en niet enkel meer diegene die veel problemen hebben. Het brengt bovendien het gesprek onderling veel meer op gang. Hierdoor kunnen we van elkaar leren en kan er makkelijker teruggekoppeld worden.”

Ellen Leemans, woonbegeleider en beleidsmedewerker in BW Zagan, Gent

Al deze voordelen van uitkomstenmeting ontstaan doordat het cliëntenparticipa-tie ondersteunt en ervoor zorgt dat de behandeling rekening houdt met de cliënt zijn mening, noden en wensen. Het onderliggende mechanisme hierbij is dat zo de professi-onaliteit van de behandeling en hulpverlener wordt getoond, waardoor de motivatie van de cliënt stijgt.

PRAKTIJKERVARING“De methodiek werkt enthousiasmerend. Het zet de cliënten aan tot doen.”

Stijn Wolters, therapeut in groepspraktijk De Brug, Tienen

PRAKTIJKERVARING“Een belangrijk voordeel vind ik, is dat uitkomstenmeting ertoe bijdraagt dat het cliënten ondersteunt om hun behandeling en leven (opnieuw) zelf in handen te nemen. Hierbij is van belang dat je als hulpverlener een stap achteruit durft zetten.”

Eric Herman, psycholoog in CGG Eclips, Gent

Algemeen kunnen we dus besluiten dat uitkomstenmeting een belangrijke meerwaarde voor een behandeling vormt. Niettemin dient men bij deze methodiek bijzondere aan-dacht aan het einddoel te besteden. Zo is uitkomstenmeting in eerste instantie bedoeld als therapeutisch instrument (Van Hees, van der Vlist & Mulder, 2011; Zitman, 2011 in van der Feltz-Cornelis, Andrea, Kessels, Duivenvoorden, Biemans & Metz, 2014). Later kwam het idee om met de verzamelde uitkomsten aan benchmarking te doen. Het gevaar hier-bij is dat uitkomstenmeting een competitieve en evaluatieve waarde krijgt, waardoor minder positieve of negatieve uitkomsten als een bedreiging aanvoelen. Dit kan leiden tot strategisch gedrag en ondermijnt een eerlijke rapportage (Keymolen et al., 2007). Bovendien kan dit ervoor zorgen dat de therapeutische waarde van de methodiek niet meer wordt herkend. Langs de andere kant is het wel mogelijk om van uitkomsten te leren. Hierbij is het niet de bedoeling om onderling te gaan evalueren maar wel om zon-der consequenties aan reflectie te doen en zo als hulpverlener en organisatie verder te groeien.

PRAKTIJKERVARING“Uitkomstenmeting ervaren als een manier om kritische commentaar te geven op iemands werkwijze, is een grote barrière om uitkomstenmeting als meerwaarde voor de behandeling te gebruiken.”

Eric Herman, psycholoog in CGG Eclips, Gent

Page 18: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 118

4. WAT VINDEN DE CLIËNTEN ER ZELF VAN?

In de literatuur is er weinig geweten over hoe cliënten feedbackgericht behandelen en uitkomstenmeting ervaren. Uit de beperkte onderzoeken kan wel worden verondersteld dat cliënten deze methodieken ondersteunen en het als een positieve bijdrage aan hun behandeling zien (Graham et al., 2001). Zo geloven ze dat het kan zorgen voor een stijging van de kwaliteit van hun behandeling (Guthrie, McIntosh, Callaly, Trauer & Coombs, 2008). Bovendien vinden ze dat feedbackgericht behandelen en uitkomstenmeting de communicatie met hun hulpverlener verbetert en zo ook de therapeutische relatie ster-ker maakt. Ten slotte zien cliënten het als een mogelijkheid om actief invloed op hun behandeling te hebben en zo mede-eigenaar van hun behandeling te zijn. Enkele aandachtspunten volgens de cliënten zijn dat er meer informatie over het gebruik van meetinstrumenten gegeven moet worden en dat ze constructiever willen betrokken worden bij het toepassen ervan (Guthrie et al., 2008).

PRAKTIJKERVARING“Cliënten hebben er totaal geen probleem mee om op regelmatige basis een vragenlijst in te vullen. Integendeel, wanneer ik het eens dreig te vergeten, vragen ze er zelf naar.”

Eric Herman, psycholoog in CGG Eclips, Gent

PRAKTIJKERVARING“Sommige cliënten ervaren uitkomstenmeting als zeer positief omdat dit hen de kans geeft dieper op hun problemen in te gaan, terwijl anderen dit binnen een context van beschut wonen niet nodig vinden.”

Ellen Leemans, woonbegeleider en beleidsmedewerker in BW Zagan, Gent

Page 19: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 19

LITERATUUR

Anker, M.G., Duncan, B.L. & Sparks, J.A. (2009). Using client feedback to improve couple therapy outcomes: A randomized clinical trial in a naturalistic setting. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 77, 4, 693-704. Anker, M.G., Duncan, B.L., Owen, J. & Sparks, J.A. (2010). The alliance in couple therapy: Partner influence, early change, and alliance patterns in a naturalistic sample. Journal Consulting and Clinical Psychology, 78, 5, 635-645. APA presidential Tast Force on Evidence-Based Practice in Psychology (n.d.). American Psychologist, 61, 4, 271-285. Asay, T.P. & Lambert, M.J. (1999). The empirical care for the common factors in therapy: Quantitative findings. In M.A. Hubble, B.L. Duncan & S.D. Miller (Eds.), The heart and soul of change: What works in therapy (pp. 33-56). Washinton, DC: APA Press.Benish, S., Imel, Z.E. & Wampold, B.E. (2008). The relative efficacy of bona fide psychotherapies of post-traumatic stress disorder: A meta-analysis of direct comparison. Clinical Psychology Review, 28, 746-758.Bertolino, B. & Miller, S.D (Ed., 2012a). The ICCE Manuals on Feedback-Informed Treatment (FIT). Manual 1: What Works in Therapy: A Primer. International Center for Clinical Excellence. Bertolino, B. & Miller, S.D. (Ed., 2012b). The ICCE Manuals on Feedback-Informed Treatment (FIT). Manual 4: Documenting change: A primer on measurement, analysis, and reporting. International Center for Clinical Excellence. Beutler, L.E., Malik, M., Alimohamed, S., Harwood, T.M., Talebi, H. & Noble, S. (2004). Therapist variables. In M.J. Lambert (Ed.), Bergin and Garfield’s handbook of psychotherapy and behavior change (5th ed.)(pp.227-306). New York: Wiley.Brinkman, F. (2001). Optimaliseren van cliëntenparticipatie. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Buwalda, V.J.A., Nugter, M.A., Tilburg, W. & Beekman, A.T.F. (2013). Praktijkboek ROM in de ggz II. Implementatie en gebruik bij verschillende doelgroepen. Utrecht: De Tijdstroom. Chiles, J., Lambert, M.J. & Hatch, A.L. (1999). The impact of psychological interventions on medical cost offset: A meta-analytic review. Clinical Psychology, 6, 2, 204-220.De Jong, K. (2012). A chance for change: Building an outcome monitoring feedback system for outpatient mental health care. Doctoral dissertation, Leiden University.Duncan, B.L. & Miller, S.D. (2005). Treatment manuals do not improve outcomes. In J.C. Norcross, L.E. Beutler & R.F. Levant (Eds.), Evidence-based practices in mental health: Debate and dialogue on the fundamental questions (pp.140-160). Washington, DC: American Psychological Association.Duncan, B.L., Miller, S.D., Wampold, B.E. & Hubble, M.A. (Eds.). (2010). The heart and soul of change: Delivering what works in therapy (2nd ed.). Washington, DC: American Psychological Association.Duncan, B. L. (2011). Het geheim van de betere therapeut. Cliëntgestuurd, resultaatbewust. Pearson Assessment and Information: Amsterdam. Elwyn, G. & Edwards, A. (2001). Evidence-based patient choice? In G. Elwyn & A. Edwards (eds.). Evidence-based patient choice: Inevitable or impossible? New York: Oxford University Press.Graham, C., Coombs, T., Buckingham, W., Eagar, K., Trauer, T. & Callaly, T. (2001). The Victorian mental health outcomes measurement strategy: consumer perspectives on future directions for outcome self-assessment. Report of the consumer Consultation Project. Victoria: Department of Human Services.

Page 20: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 120

Guthrie, D., McIntosh, M., Callaly, T., Trauer, T. & Coombs, T. (2008). Consumer attitudes toward the use of routine outcome measures in a public mental health service: A consumer-driven study. International Journal of Mental Health Nursing, 17, 92-97.Hafkenscheid, A., Duncan, B.L. & Miller, S.D. (2010). The Outcome and Session Rating Scale: A Cross-Cultural Examination of the Psychometric Properties of the Dutch Translation. Journal of Brief Therapy, 7, 1-12. Hannan, C., Lambert, M.J., Harmon, C., Nielsen, S.L., Smart, D.W., Shimokawa, K., et al. (2005). A lab test and algorithms for identifying clients at risk for treatment failure. Journal of Clinical Psychology: In Session, 61, 155-163.Hansen, N., Lambert, M.J. & Forman, E.M. (2002). The psychotherapy dose-response effect and its implication for treatment delivery services. Clinical Psychology: Science and Practice, 9, 3, 329-343.Harmon, C., Hawkins, E.J., Lambert, M.J. Slade, K. & Whipple, J.L. (2005). Improving outcomes for poorly responding clients: The use of clinical support tools and feedback to clients. Journal of Clinical Psychology, 61, 2, 175-185.Horvath, A.O. & Bedi, R.P. (2002). The alliance. In J.C. Norcross (Ed.), Psychotherapy relationships that work: Therapist contributions and responsiveness to patients (pp.37-69). New York, NY: Oxford University Press. Horvath, A.O. & Symonds, B.D. (1991). Relation between working alliance and outcome in psychotherapy: A meta-analysis. Journal of Counseling Psychology, 38, 139-149.Hubble, M.A., Duncan, B.L. & Miller, S.D. (Eds.). (1999). The heart and soul of change: What works in therapy. Washinton, DC: Psychological Association.Hubble, M.A., Duncan, B.L., Miller, S.D. & Wampold, B.E. (2010). Introduction. In B.L. Duncan, S.D. Miller, B.E. Wampold & M.A. Hubble (Eds.), The heart and soul of change: Delivering what works in therapy (2nd ed.)(pp. 23-46). Washington, DC: American Psychological Association. Imel, Z.E., Wampold, B.E., Miller, S.D. & Fleming, R.R. (2008). Distinctions without a difference: Direct comparisons of psychotherapies for alcohol use disorders. Journal of Addictive Behaviors, 22, 533-543.Jobes, D.A. (2006). Managing Suicidal Risk. A Collaborative Approach. New York: The Guilford Press.Kraft, S., Puschner, B., Lambert, M.J. & Kordy, H. (2006). Medical utilization and treatment outcome in mid- and long-term outpatient psychotherapy. Psychotherapy Research, 16, 2, 241-249.Keymolen, S. & Casselman, J. (2007). Meten van uitkomsten van behandeling in de geestelijke gezondheidszorg. Literatuurstudie 2007. Deel 3. In de VVGG-reeks: Uitkomstenmanagement in de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. Gent: VVGG. Lambert, M.J., Shapiro, D.A. & Bergin, A.E. (1986). The effectiveness of psychotherapy. In S.L. Garfield & A.E. Bergin (Eds.), Handbook of psychotherapy and behavior change (3rd ed.) (pp. 157-211). New York: Wiley.Lambert, M.J. (1992). Implications of outcome research for psychotherapy integration. In J.C. Norcross & M.R. Goldfried (Eds.), Handbook of psychotherapy integration (pp. 94- 129). New York: Basic Books. Lambert, M.J. & Ogles, B.M. (2004). The efficacy and effectiveness of psychotherapy. In M.J. Lambert (Ed.), Bergin and Garfield’s handbook of psychotherapy and behavior change (5th ed.) (pp.139-193). New York: Wiley.Lambert, M.J. (2010). Prevention of treatment failure: The use of measuring, monitoring, and feedback in clinical practice. Washington, DC: American Psychological Association.Martin, D.J., Garske, J.P. & Davis, M.K. (2000). Relation of the therapeutic alliance with outcome and other variables: A meta-analytic review. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68, 438-450.

Page 21: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 1 21

Miller, S.D., Sorrell, R. & Brown, G.S. (2005). The partners for change outcome management system. Journal of Clinical Psychology, 61, 2, 199-208.Miller, S.D., Duncan, B.L. & Hubble, M.A. (2007). Supershrinks. Psychotherapy Networker, 31, 6, 26-35, 56.Miller, S.D., Wampold, B.E. & Varhely, K. (2008). Direct comparisons of treatment modalities for youth disorders: A meta-analysis. Psychotherapy Research, 18, 5-14.Norcross, J.C. (2010). The therapeutic relationship. In B.L. Duncan, S.D. Miller, B.E. Wampold & M.A. Hubble (Eds.), The heart and soul of change: Delivering what works in therapy (2nd ed.) (pp. 113-141). Washington, DC: American Psychological Association.Norcross, J.C. (Ed.). (2011). Psychotherapy relationships that work: Evidence-based responsiveness (2nd ed.). New York: Oxford. Norcross, J.C. & Wampold, B.E. (2011). What works for whom: Tailoring psychotherapy to the person. Journal of Clinical Psychology, 67, 127-132.Nyman, S.J., Nafziger, M.A. & Smith, T.B. (2010). Client outcomes across counselor training level within a miltitiered supervision model. Journal of Counseling and Development, 88, 204-209.Raats, I., van den Brink, R. & de Wit, F. (Red.) (2013). Handboek patiënten- / cliëntenparticipatie. Verbeteren van de zorg samen met patiënten / cliënten. CBO. Sapyta, J., Reimer, M. & Bickman, L. (2005). Feedback to clinicians: Theory, research and practice. Journal of Clinical Psychology, 62, 145-153.Smith, M.L. & Glass, G.V. (1977). Meta-analysis of psychotherapy outcome studies. American Psychologist, 32, 9, 752-760.Smith, M.L., Glass, G.V. & Miller, T.I. (1980). The benefits of psychotherapy. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.Snijders, H. (2008). Complexiteit in de psychotherapie. Tijdschrift voor psychotherapie, 34, 3, 230-234. Stewart, M. & Brown, J. (2001). Patient-centeredness in medicine. In G. Elwyn & A. Edwards (eds.), Evidence-based patient choice: Inevitable or impossible? New York: Oxford University Press.Stringer, B., van Meijel, B., de Vree, W. & van der Bijl, J. (2007). Cliëntenparticipatie in de GGZ. Een literatuuronderzoek naar de mogelijkheden van verpleegkundigen. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid (MGV), 4, 62, 290-302.Tambuyzer, E., Gelders, C., Spruytte, N., Jacob, B. & Van Audenhove, C. (2010). Participatie van patiënten en mantelzorgers in de therapeutische projecten. Opgehaald op 18 februari 2014 van http: / / www.kuleuven.be / lucas / pub / publi_upload / 2010_7_ET_CG_NS_BJ_CVA_Participatie%20in%20TP.pdfvan de Bovenkamp, H., Grit, K. & Bal, R. (2008). Inventarisatie cliëntenparticipatie in onderzoek, kwaliteit en beleid. Opgehaald op 18 februari 2014 van http: / / oldwww.bmg.eur.nl / personal / r.bal / vd%20Bovenkamp%20et%20al%20-%202008%20-%20inventarisatie%20patientenparticipatie.pdfvan der Feltz-Cornelis, C.M., Andrea, H., Kessels, E., Duivenvoorden, H.J., Biemans, H. & Metz, M. (2014). Shared decision making in combinatie met ROM bij patiënten met gecombineerde lichamelijke en psychische klachten; een klinisch-empirische verkenning. Tijdschrift voor psychiatrie, 56, 6, 375-384.Van Hees, S., van der Vlist, P., & Mulder C.L. (2011). ROM van weten naar meten; ROM in de GGZ. Amsterdam: Boom. Van Nuffel, R. (2006). Maatschappelijke verantwoording en kwaliteitszorg: over meetinstrumenten en indicatoren. Internationaal symposium 1 december 2006. Deel 1. In VVGG-reeks: Uitkomsten-management in de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. Gent: VVGG. van Staveren, R. (2014). Patiëntgericht communiceren, wat en waarom? Psychopraktijk, 6, 1, 18-21.

Page 22: Deel 1 Methodieken

WEGWIJZER IN FEEDBACKGERICHT BEHANDELEN EN UITKOMSTENMETING: DEEL 122

Verkest, A. (2012). Cliëntenparticipatie in een psychiatrisch ziekenhuis. Gent: Universiteit Gent.Walburg, J.A. (2003). Uitkomstenmanagement in de gezondheidszorg. Het opbouwen van lerende teams in de zorgorganisaties. Maarsen, Elsevier gezondheidszorg.Wampold, B.E., Mondin, G.W., Moody, M., Stich, F., Benson, K. & Ahn, H. (1997). A meta- analysis of outcome studies comparing bona fide psychotherapies: Empirically, “all must have prices”. Psychological Bulletin, 122, 3, 203-215.Wampold, B.E. (2001). The great psychotherapy debate: Models, methods and findings. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.Wampold, B.E., Minami, T., Baskin, T.W. & Tierney, S.C. (2002). A meta-re(analysis) of the effects of cognitive therapy versus “other therapies” for depression. Journal of Affective Disorders, 68, 159-165. Wampold, B.E. & Brown, G. (2005). Estimating therapist variability in outcomes attributable to therapists: A naturalistic study of outcomes in managed care. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 73, 914-923. Warren, J.S., Nelson, P.L., Mondragon, S.A., Baldwin, S.A. & Burlingame, G.A. (2010). Youth psychotherapy change trajectories and outcomes in usual care: Community mental health versus managed care settings. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 78, 2, 144-155.Webb, C.A., DeRubeis, R.J. & Barber, J.P. (2010). Therapist adherence / competence and treatment outcome: A meta-analytic review. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 78, 2, 200-211.