Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen,...

11
Leergemeenschappen leren en laten leren. 1 Ad Goverde ROC NovaCollege techniek Naam: Ad Goverde ovu91957 ROC: Novacollege Techniek Docenten: Dr. Eline Raaphorst Drs. Rika Schut MLD Dr. Peter den Boer Aanleiding: Hoorcollege Marc Coenders. Deze opdracht bestaat uit twee delen, deel één geeft een overzicht van verschillende leergemeenschappen en de bijbehorende eigenschappen. Deel twee gaat in op mijn ervaringen met het werken als initiator en deelnemer van de leergemeenschap COPE binnen mijn afdeling. Leren en laten leren deel 1. Leergemeenschappen waarom, wat is het, waar rekening mee te houden? Inleiding: Net van school en klaar met leren? Niets is minder waar, het leren gaat verder. In de aanbieding zijn onder andere: leren leven en werken in een professionele gemeenschap, her en bijscholing, zelfstudie, professionaliseren, stoomcursussen en internettrainingen. We leven in een kennistijdperk waarin niet de kennis zelf, maar leren het nieuwe betaalmiddel is geworden (Dixon, 1999 in Diepeveen, 2005). Het onderwijs dat draait om kennis en om leren kun je beschouwen als een kenniseconomie op zich. Organisaties zijn steeds meer afhankelijk van de kennis die ze in huis hebben. Het leervermogen van een organisatie en daarmee van de medewerkers wordt steeds meer bepalend voor het functioneren en de slagkracht van de organisatie (Diepenveen, 2005). Het kunnen organiseren van leernetwerken, onder de doorgaans solistisch werkende docenten, zal een belangrijke factor blijken bij de cultuuromslag die nodig is om te komen tot een lerende schoolorganisatie. Na het waarom van leergemeenschappen beschrijf ik het collectieve leerproces met voor en tegens, om daarna in te gaan op de kenmerken van de hoofdstromingen in netwerk en community learning en sluit af met de randvoorwaarden. Leervermogen en cultuur In een onderwijsorganisatie bepaalt het leervermogen van de docenten voor het overgrote deel het leervermogen van de organisatie. Het leervermogen van de organisatie gaat niet alleen over de individuele leerprocessen van docenten maar in belangrijke mate over het ontwikkelen van een schoolcultuur waarbinnen leren van en met elkaar een centraal gegeven is (Diepeveen, 2005). Een schoolcultuur ontwikkelen is geen eenvoudige zaak. Veranderingen vanuit het ballonvaardersperspectief (gestuurd vanuit het management) zoals in de jaren voor 2004, hebben maar een kleine kans van slagen (Homan, 2008; Van der Hilst, 2010). Homan (2008) pleit daarom voor de verandering via de binnenkant van de organisatie, de mensen die er werken, het landschapsperspectief. Juist daardoor wordt zowel het leervermogen van de organisatie als het leervermogen van het individu aangesproken. Die aanpak zal leiden tot een cultuuromslag bij docenten en het management. Verwacht niet dat een dergelijke verandering bij toverslag kan ontstaan. Docenten moeten wennen aan de (al lerend)

Transcript of Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen,...

Page 1: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

Leergemeenschappen  leren  en  laten  leren.  

 

1  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

 Naam:     Ad  Goverde  ovu91957  ROC:       Novacollege  Techniek  Docenten:     Dr.  Eline  Raaphorst    

Drs.  Rika  Schut  MLD  Dr.  Peter  den  Boer  

 Aanleiding:  Hoorcollege  Marc  Coenders.  Deze  opdracht  bestaat  uit  twee  delen,  deel  één  geeft  een  overzicht  van  verschillende  leergemeenschappen  en  de  bijbehorende  eigenschappen.  Deel  twee  gaat  in  op  mijn  ervaringen  met  het  werken  als  initiator  en  deelnemer  van  de  leergemeenschap  COP-­‐E  binnen  mijn  afdeling.    Leren  en  laten  leren  deel  1.    Leergemeenschappen  waarom,  wat  is  het,  waar  rekening  mee  te  houden?    

Inleiding:  Net  van  school  en  klaar  met  leren?  Niets  is  minder  waar,  het  leren  gaat  verder.  In  de  aanbieding  zijn  onder  andere:  leren  leven  en  werken  in  een  professionele  gemeenschap,  her-­‐  en  bijscholing,  zelfstudie,  professionaliseren,  stoomcursussen  en  internettrainingen.  We  leven  in  een  kennistijdperk  waarin  niet  de  kennis  zelf,  maar  leren  het  nieuwe  betaalmiddel  is  geworden  (Dixon,  1999  in  Diepeveen,  2005).  Het  onderwijs  dat  draait  om  kennis  en  om  leren  kun  je  beschouwen  als  een  kenniseconomie  op  zich.  Organisaties  zijn  steeds  meer  afhankelijk  van  de  kennis  die  ze  in  huis  hebben.  Het  leervermogen  van  een  organisatie  en  daarmee  van  de  medewerkers  wordt  steeds  meer  bepalend  voor  het  functioneren  en  de  slagkracht  van  de  organisatie  (Diepenveen,  2005).  Het  kunnen  organiseren  van  leernetwerken,  onder  de  doorgaans  solistisch  werkende  docenten,  zal  een  belangrijke  factor  blijken  bij  de  cultuuromslag  die  nodig  is  om  te  komen  tot  een  lerende  schoolorganisatie.  Na  het  waarom  van  leergemeenschappen  beschrijf  ik  het  collectieve  leerproces  met  voor  en  tegens,  om  daarna  in  te  gaan  op  de  kenmerken  van  de  hoofdstromingen  in  netwerk-­‐  en  community  learning  en  sluit  af  met  de  randvoorwaarden.  

Leervermogen  en  cultuur  In  een  onderwijsorganisatie  bepaalt  het  leervermogen  van  de  docenten  voor  het  overgrote  deel  het  leervermogen  van  de  organisatie.  Het  leervermogen  van  de  organisatie  gaat  niet  alleen  over  de  individuele  leerprocessen  van  docenten  maar  in  belangrijke  mate  over  het  ontwikkelen  van  een  schoolcultuur  waarbinnen  leren  van  en  met  elkaar  een  centraal  gegeven  is  (Diepeveen,  2005).  Een  schoolcultuur  ontwikkelen  is  geen  eenvoudige  zaak.  Veranderingen  vanuit  het  ballonvaardersperspectief  (gestuurd  vanuit  het  management)  zoals  in  de  jaren  voor  2004,  hebben  maar  een  kleine  kans  van  slagen  (Homan,  2008;  Van  der  Hilst,  2010).  Homan  (2008)  pleit  daarom  voor  de  verandering  via  de  binnenkant  van  de  organisatie,  de  mensen  die  er  werken,  het  landschapsperspectief.  Juist  daardoor  wordt  zowel  het  leervermogen  van  de  organisatie  als  het  leervermogen  van  het  individu  aangesproken.  Die  aanpak  zal  leiden  tot  een  cultuuromslag  bij  docenten  en  het  management.  Verwacht  niet  dat  een  dergelijke  verandering  bij  toverslag  kan  ontstaan.  Docenten  moeten  wennen  aan  de  (al  lerend)  

Page 2: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

2   Leren  en  laten  leren  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

richtinggevende  rol.  Managers  moeten  leren,  het  leren  van  hun  team  te  sponseren  (De  Laat,  2010  in  Martens  &  De  Laat,  2011)  of  te  faciliteren  en  niet  te  organiseren  (Coenders,  2010;  Homan,  2008;  Bolhuis,  2009).  Leergemeenschappen  met  daar  in  de  collectieve  leerprocessen  spelen  daarin  een  belangrijke  rol.  Een  leergemeenschap  wat  is  dat  en  waarin  onderscheidt  zich  dat  van  een  werkgroep  of  een  projectteam.    Leergemeenschappen  Er  bestaan  verschillende  soorten  leergemeenschappen  met  verschillende  collectieve  leerprocessen.  Kenniskringen,  kennisgemeenschappen,  professionele  leerwerkgemeenschappen,  praktijkkringen,  communities  of  practice  (CoP.),  leergemeenschap  of  communities  of  learning.  Coenders  (2010)  vat  deze  collectieve  leerprocessen  of  leergemeenschappen  samen  onder  leernetwerken,  waarin  docenten,  begeleiders,  managers  en  mogelijk  buitenstaanders  elkaar  vinden,  rond  gedeelde  interesses  en  gemeenschappelijke  vraagstukken  waarmee  ze  worstelen  zoals  instroomproblematiek,  stage  opbrengst,  multidisciplinaire  projecten,  docentstages,  studiepunten  systeem  of  overgangsvoorwaarden.  Docenten  kunnen  van  dezelfde  school  zijn  maar  ook  van  verschillende  werkgevers  of  uit  verschillende  opleidingniveaus  komen  (MBO,  VMBO,  HBO)  het  doel  is,  vooruit  komen.  Vooruit  komen  in  het  werk  en  niet  specifiek  in  het  vak  wat  ze  geven  (Coenders,  2010).  In  figuur  1  van  Wenger  &  Snyder  (2000)  waarin  verschillende  werkgemeenschappen  met  elkaar  worden  vergeleken  komt  een  andere  belangrijke  eigenschap  naar  voren.  Bij  de  CoP.,    die  in  dit  figuur  model  staat  voor  het  leernetwerk,  bepalen  de  leden  zelf  of  ze  lid  worden  van  een  dergelijke  organisatie  (Members  who  select  themselves).    

 Figuur  1:  Karakteristiek  leerwerkgemeenschapen,  bron:  Harvard  Buisiness  Review  (78),  139-­‐145.      Coenders  (2012)  benadrukt  in  zijn  werk  deze  onderscheidende  eigenschap  van  leergemeenschappen,  in  verband  met  het  eigenaarschap  en  de  verantwoording  nemen  over  het  leren.  Homan  (2008)  zegt  over  het  eigenaarschap:  ”Het  eigenaarschap  over  leren  genereert  de  behoefte  om  te  investeren  in  het  leren  van  elkaar”.  

Page 3: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

Leergemeenschappen  leren  en  laten  leren.  

 

3  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

De  verwachting  is  dat  bij  netwerkleren  de  inhoud  van  het  leren  beter  aansluit  bij  de  eigen  dagelijkse  werkcontext  met  alle  beperkingen  en  obstructies  van  die  context  (Van  Veen,  et  al.,  2010  in  Den  Besten  &  van  der  Linden,  2011).  

Kenmerken  van  de  verschillende  leergemeenschappen:  De  literatuur  over  leergemeenschappen  splitst  zich  in  netwerken  en  community  ‘s.  Netwerken  bestaan  uit  mensen  die  op  enige  wijze  (werk  of  relationeel,  fysiek  of  via  technologische  middelen)  sociaal  met  elkaar  verbonden  zijn,  die  helpen  bij  het  oplossen  van  vraagstukken  en  kennisdeling.  Een  community  is  een  speciaal  soort  netwerk  van  betrokken  geïnteresseerden,  die  zich  min  of  meer  beperkt  tot  een  bepaald  domein,  waarmee  zij  individueel  of  collectief  worden  geconfronteerd.  Een  community  is  gericht  op  sense  making,  gezamenlijk  begrip  en  betekenis  creëren  over  het  leren  zelf  en  de  nieuwe  kennis.  Beide  collectieve  werkvormen  bestaan  zolang  als  nodig  is  en  zijn  informeel  georganiseerd.  

Netwerkleren:  Bewust  en  onbewust  ben  je  voortdurend  in  verschillende  sociale  netwerken  aan  het  lerend  werken.  Werken  en  leren  zijn  sociale  processen  die  nauw  met  elkaar  verweven  zijn.  Tijdens  het  werk  is  het  moeilijk  te  zeggen  of  je  nu  aan  het  werken  of  aan  het  leren  bent.  Door  samen  problemen  op  te  lossen  of  te  bespreken,  wissel  je  kennis  met  elkaar  uit  en  onderhoudt  zo  waardevolle  contacten.  Voorbeelden  van  anderen  kunnen  een  inspiratie  bron  zijn  voor  nieuwe  ideeën  of  leiden  tot  kritisch  denken  over  het  eigen  handelen  en  zelfreflectie  (De  Laat,  2010  in  Martens  &  De  Laat,  2011).  Als  mensen  bij  elkaar  komen  om  problemen  op  te  lossen  wil  dit  nog  niet  zeggen  dat  er  geleerd  wordt.  Leren  is  betekenis  geven  (Bolhuis,  2009;  Coenders,  2010),  Coenders  (2010)  noemt  daarom  als  kenmerk:  netwerkleren  is  sociaal  en  dynamisch  omdat  het  daar  plaatsvindt  waar  mensen  verbindingen  aangaan,  waar  ze  gezamenlijk  een  proces  van  betekenisgeving  op  gang  brengen  waarvan  de  uitkomst  niet  vaststaat.  Hij  noemt  daarbij  drie  lagen  die  bij  netwerkleren  op  elkaar  inwerken:  1. De  mensen:  mensen  moeten  elkaar  zoeken  en  vinden,  verbindingen  aangaan  en  in  

gesprek  komen.  2. De  leerruimte:  door  het  coördineren  van  activiteiten  en  het  aanbrengen  van  

samenhang  in  de  leervragen  creëren  mensen  met  elkaar  een  leerruimte.  De  leerruimte  is  vrije  ruimte  in  het  werk,  die  mensen  met  elkaar  maken.  Iedereen  kan  daartoe  het  initiatief  nemen.  

3. De  leeropbrengsten:  netwerkleren  gaat  verschillende  kanten  op  en  laat  zijn  sporen  na  die  het  netwerkleren  en  de  leerruimte  op  hun  beurt  weer  funderen.  De  opbrengsten  zijn:  nieuwe  perspectieven,  verrassende  oplossingen,  open  oriëntatie  en  een  dieper  inzicht  in  de  taaie  problemen.  

Leernetwerk  of  Community  of  learning  (CoL)  In  deze  collectieve  leervorm  gaat  het  om  kennis  delen  en  leren  met  elkaar,  waarbij  mensen  elkaar  met  enige  regelmaat  opzoeken,  samen  iets  onderzoeken  en  tot  een  opbrengst  komen  in  de  vorm  van  een  inzicht,  model  of  oplossingsrichting.  In  leernetwerken  proberen  collega’s  met  elkaar  duidelijkheid  te  scheppen  rond  een  problematiek  die  vaak  lastig  te  pakken  is.  Dat  lijkt  misschien  op  een  werk-­‐  of  projectgroep,  maar  dergelijke  vormen  zijn  georganiseerd,  deelnemen  aan  leernetwerk  daar  kies  je  zelf  voor.  Bij  een  projectgroep  is  er  sprake  van  een  duidelijk  doel.  Meestal  is  

Page 4: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

4   Leren  en  laten  leren  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

het  beoogde  resultaat  vooraf  goed  omschreven.  Een  leernetwerk  heeft  een  andere  focus.  Er  staat  geen  doel  voorop,  maar  er  ligt  een  uitdagende  vraag  op  tafel  die  de  moeite  waard  is  om  te  verkennen.  Die  verkenning  kan  tot  verrassende  uitkomsten  leiden.  Uit  Coenders  (2010).  

Communitiy-­‐of-­‐practice  (CoP):  Een  CoP  is  een  groep  mensen  die  een  belang,  een  vraagstuk  of  een  passie  voor  een  bepaald  onderwerp  delen  en  die  kennis  en  expertise  op  dit  gebied  verdiepen  door  voortdurend  met  elkaar  te  interacteren  (Wenger,  1998).  Figuur  2  geeft  een  verbeelding  van  een  CoP  weer  met  centraal  de  intrigerende  of  de  gemene  vraag  zoals  Coenders(2012)  het  brengt.  Het  gemene  slaat  op  dat  wat  door  de  leden  gedeeld  wordt  maar  ook  op  het  niet  zomaar  oplosbare  van  de  kwestie.  In  figuur  2  zijn  de  drie  fundamentele  elementen  die  volgens  Wenger,  McDermott,  &  Snyder  (2002  in  Mittendorff,  2004)  de  unieke  CoP  vormen.  Een  domein  van  kennis,  die  een  aantal  kwesties  definieert,  een  community  van  mensen  die  hier  zorg  voor  draagt,  en  een  gedeelde  handelingspraktijk  die  de  groep  ontwikkelt  om  effectief  te  zijn  in  het  domein.  Een  ander  kenmerk  van  de  CoP  is  het  ontbreken  van  een  vast  doel  (Kersten  &  Kranendonk,  2002;  Wenger,  1998;  Coenders,  2010).  Elke  CoP  definieert  en  ontwikkelt  zijn  eigen  doelen  en  creëert  een  eigen  werkwijze.  Er  wordt  naast  ideeën,  beelden  en  emoties  zowel  formele  (wetenschappelijke)  als  informele  kennis  (ervaring,  impliciete  of  tacit  knowledge)  ingezet  en  uitgewisseld.  Een  CoP  is  praktisch  georiënteerd,  kennis  

ontwikkeling  vindt  plaats  door  kennisoverdracht  en  uitwisseling  maar  ook  door  activiteiten.  Er  is  een  korte  relatie  tussen  buiten  en  binnen.  Ideeën  en  oplossingen  worden  ontwikkeld  binnen  de  CoP  en  vervolgens  buiten  de  CoP  getoetst  aan  de  buitenwereld.  In  figuur  3  is  geïllustreerd  hoe  een  CoP  functioneert.  Om  te  blijven  bestaan  moet  de  CoP  continu  vernieuwen.  Nieuwe  deelnemers,  nieuwe  ervaringen,  nieuwe  inzichten,  nieuwe  kennis.  Kernwoorden  in  deze  fase  zijn:  interesse,  vrijwilligheid,  vernieuwing,  betrokkenheid  en  participatie.  De  CoP  moet  in  deze  fase  scherp  op  koers  

blijven  varen.  Waar  nodig  moeten  de  deelnemers  zelfs  terug  naar  fase  één  om  zichzelf  opnieuw  uit  te  vinden  of  tot  de  conclusie  te  komen  dat  er  geen  gedeelde  reden  is  om  de  CoP  voort  te  zetten  (Olsthoorn,2004).  Mittendorff  (2004)  stelde  vast  hoe  meer  een  collectieve  leervorm  kenmerken  van  een  CoP  heeft,  hoe  meer  er  geleerd  wordt.  

 Figuur  2:  De  community  of  practice.  bron:    http://prezi.com/gs_s6pm_edpu/leergemeenschappen-­‐de-­‐sociale-­‐organisatie-­‐van-­‐leren/  

 Figuur  3:  Het  procesverloop  van  de  CoP.  bron:  (Olsthoorn,  2009)    

 

Page 5: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

Leergemeenschappen  leren  en  laten  leren.  

 

5  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

De  randvoorwaarden  voor  netwerkleren  in  scholen    Coenders  (2010)  noemt  drie  pijlers  om  collectieve  leerprocessen  succesvol  te  maken.    De  professionele  ruimte  bij  docenten.  Docenten  hebben  het  gevoel  zeggingskracht  te  hebben  over  hoe  het  onderwijs  eruit  moet  zien  en  kunnen  daar  met  collega's  ook  uitvoering  aan  geven.  De  ruimte  moeten  docenten  zelf  kunnen  maken.  De  competenties  op  organisatieniveau.  De  professionele  cultuur  in  de  school  is  te  beschouwen  als  het  medium  waarlangs  nieuwe  ideeën  en  oplossingen  hun  weg  vinden.  Gaat  dat  stroef  of  soepel?  In  hoeverre  is  er  sprake  van  openheid,  nieuwsgierigheid  en  reflectief  vermogen?  Het  faciliterend  vermogen  van  de  schoolleiding.  De  schoolleiding  moet  beseffen  dat  duurzame  ontwikkeling  niet  alleen  tijd  en  geld  kost,  maar  alleen  door  de  collega's  in  de  school  kan  worden  voortgebracht.  Dit  heet  ontwikkelen  van  binnenuit  en  stelt  eisen  aan  alle  interventies.  Bovenal  vraagt  het  van  de  schoolleider  een  grote  mate  van  coherentie  tussen  de  uitgedragen  visie  en  de  dagelijkse  omgang  met  collega's.  

Alleen  maar  voordelen?  Stel,  vanaf  morgen  ontstaan  overal  in  de  school  CoP  of  andere  nuttige  leernetwerken,  zijn  we  er  dan?  Onderzoek  naar  informeel  leren  (waar  CoP  een  vorm  van  is)  heeft  aangetoond  dat  het  veel  leerprocessen  stimuleert,  maar  dat  het  geleerde  impliciet  blijft,  (het  blijft  binnen  de  CoP).  Om  dit  effect  tegen  te  gaan  moeten  er  oplossingen  bedacht  worden  om  de  opbrengst  verder  te  kunnen  delen,  bediscussiëren  en  innoveren  met  de  organisatie  (Mittendorff,  2004  ;  Martens  &  de  Laat;  2011).  Hummel(2010)  onderzoekt  voor  het  HBO  en  MBO  mogelijkheden  voor  goede  ICT  oplossingen  om  netwerkleren  (CoP)  te  ondersteunen.  In  het  Novacollege  zou  het  NovaPortal  (intranetomgeving)  uitgebreid  kunnen  worden  met  een  forum  of  een  wiki-­‐achtige  tool.  Een  uitdaging  voor  de  organisatie  ligt  in  de  waardecreatie  van  de  informele  leerprocessen  waarvan  de  status  op  het  moment  nog  betrekkelijk  is  (Martens  &  De  Laat,  2011).  De  in  Wenger,  Trayner,  &  De  Laat  (2011)  gepresenteerde  vijf  slagen  matrix  met  een  bijbehorende  toolkit,  waarmee  inzichtelijk  gemaakt  kan  worden  wat  de  waarde  van  de  opbrengsten  zijn  en  wie  daar  baat  bij  heeft,  kan  daarbij  een  hulpmiddel  zijn.  

Slot  Kort  samengevat,  wil  je  specifiek  leren  organiseer  of  ga  op  zoek  naar  een  CoP.  Wil  je  globaal  of  abstracter  leren  dan  is  een  netwerk  de  aangewezen  vorm.  Met  collectieve  leervormen  kunnen  ROC’s  de  volgende  stap  maken  op  weg  naar  een  lerende  organisatie.  De  collectieve  leervormen  zal  zeker  de  onderlinge  betrokkenheid  van  collectief  lerende  docenten  vergroten  maar  ook  de  gezondheid.  Uit  recent  onderzoek  van  Evers  (Open  Universiteit,  2012)  blijkt  dat  een  gezond  leerklimaat,  sociale  steun  van  collega’s  en  de  leerwaarde1  van  het  beroep  effectief  helpt  bij  het  verlagen  van  de  ervaren  werkdruk.  De  sleutel  in  dat  proces  volgens  Evers  is  het  (informeel)leren  op  het  werk.  Vanuit  dat  perspectief  zou  je  kunnen  concluderen  dat  docenten  door  ruimte  te  creëren  in  hun  werk  niet  alleen  de  organisatie  helpen  maar  ook  zichzelf.  De  opbrengsten  uit  leergemeenschappen  leiden  niet  altijd  tot  organisatieleren  omdat  de  opbrengst    particulier  kan  zijn  (Mittendorff,  2004).  In  dat  geval  komt  het  ten  goede  aan  de  directe  werkpraktijk  van  de  individuele  leden.  Tegelijk  met  het  ontwikkelen  van  de  ruimte  voor                                                                                                                  1  Onder  leerwaarde  kun  je  de  ontwikkelingsmogelijkheden  als  kennis  verbreding,  kennis  verdieping,  maar  ook  toepassingsrelevantie  en  innovatie  zien.  Innovatie  van  onderwijs  als  mede  innovatie  van  het  vak  of  domein.  

Page 6: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

6   Leren  en  laten  leren  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

collectieve  leerprocessen  zal  de  organisatie  mee  moeten  groeien.  Om  te  komen  tot  innovatieve  en  verrassende  kenniscreatie  zal  er  een  goede  balans  gevonden  moeten  worden  tussen  formeel  en  informeel  leren,  op  welke  manier  dan  ook.  Die  balans  is  nodig  om  voldoende  input  te  genereren  (andere  kennis  en  veranderde  inzichten)  in  de  netwerken  en  community  ‘s.  De  afdeling  human  resource  management  zal  vanuit  dat  perspectief  wellicht  actiever  dan  voorheen  aan  kennismanagement  moeten  gaan  doen.      Deel  2:  De  COP  Elektrotechniek.    Binnen  het  team  elektrotechniek  bestaat  sinds  2007  een  leergroep  die  vanuit  de  definities  uit  het  eerste  deel  als  COP  kan  worden  getypeerd.  Het  is  een  eigen  initiatief,  elk  lid  neemt  deel  uit  eigen  beweging  en  interesse,  de  onderwerpen  zijn  terug  te  voeren  op  de  vlakken:  kwaliteit,  leereffect  of  efficiency  van  competentiegerichte  onderwijsprocessen.  Geen  van  de  leden  is  van  uit  het  opleidingsmanagement  in  tijd  gefaciliteerd  maar  de  COP  krijgt  wel  de  ruimte  en  de  medewerking  van  de  opledingsmanager.  De  samenstelling  van  de  leergroep  varieert  en  elke  kern  deelnemer  maakt  daarnaast  deel  uit  van  andere  leergroepen,  gericht  op  het  specifieke  vakgebied.    Kern  deelnemers  van  de  COP-­‐E  zijn:  

dhr.  M.Groen  installatietechniek,  gestart  in  het  mbo  in  2000  Beverwijk;   mevr.  L.Derks-­‐Ikelaar  elektronica  &  besturingstechniek,  gestart  in  het  mbo  in  2005  Hoofddorp  elektronica  &  Beverwijk  besturingstechniek;  

dhr.  A  Goverde  energietechniek  en  aandrijftechniek  gestart  in  het  mbo  1993  Beverwijk  &  Hoofddorp.  

Het  team  is  niet  toevallig  ontstaan,  beide  jonge  docenten  zijn  zoals  dat  heet  ‘van  eigen  kweek’.  Al  tijdens  de  opleidingsfase  heb  ik  met  deze  talentvolle  docenten  mogen  werken.  Tijdens  de  lessen  die  ik  samen  met  hen  heb  gegeven  bleek  hun  talent,  wil  en  capaciteit  om  kwaliteit  te  leveren.  Pogingen  om  anderen  bij  de  leergroep  te  betrekken  bleken  matig  succesvol.  Een  keer  meepraten  of  meedenken  was  nooit  een  probleem,  maar  die  inspanningen  uitbouwen  tot  een  heuse  denktank  en  echt  tot  afspraken  en  ontwikkeling  te  komen  van  visie,  kennis  of  een  bruikbaar  product,  stuitte  vaak  op  weerstand.  De  voorwaarden  om  actief  deelnemer  van  een  leergroep  te  zijn  is  de  wil  om  te  leren,  om  zelf  tijd  te  steken  in  de  ontwikkeling  van  jezelf  als  persoon  en  in  je  werk.  In  het  model  van  de  ontwikkeling  van  een  kenniswerker  (Weggeman,  2007)  plaats  ik  die  mensen  in  fase  1  trainee  &  fase  2  Ster  zie  figuur  4.  Het  helpt  als  je  een  creatieve  geest  hebt,  onafhankelijk  kunt  denken  of  graag  in  een  team  werkt  maar  alles  draait  om  de  wil  om  te  leren,  jezelf  open  te  stellen  voor  meningen  van  anderen,  je  eigen  opvattingen  durven  te  toetsen  aan  die  van  anderen.  Om  niet  los  te  komen  van  de  context  hebben  we  gebruik  gemaakt  van  ‘kritische  volgers’  die  soms  ook  zelf  deelnemen  aan  de  COP  (zoals  bij  het  opbouwen  van  de  leerlijn).      Kritische  volgers  zijn  collega’s  die  wel  betrokken  zijn,  ervaren  en  

 Figuur  4:  Ontwikkeling  van  de  kenniswerker  Bron:  Weggeman (Slideshare.net, 2007)  

Page 7: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

Leergemeenschappen  leren  en  laten  leren.  

 

7  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

deskundige  docenten  zijn  maar  de  interne  drive  missen  of  zijn  kwijtgeraakt  om  zonder  opdracht  van  het  management  initiatieven  te  ontwikkelen  die  niet  direct  een  verbetering  opleveren  voor  hun  eigen  lespraktijk.  In  het  model  van  (Weggeman,  2007)  zie  figuur  4,  plaats  ik  die  collega’s  in  fase  3,  de  productietijger  of    fase  4,  de  verhalenverteller.  De  groep  kritische  volgers  veranderd  met  de  tijd  maar  ook  per  onderwerp.      De  kritische  volgers  zijn:  dhr.  Martens  (pensioen  2010)  vakgebied  telecommunicatie,  lid  van  de  kritisch/cynische  organisatie  BON  (Beter  onderwijs  nederland),  dhr.  Derkinderen,  vakgebied  elektronica  (pensioen  2012),  dhr.  Kossen,  vakgebied  meet-­‐  en  regeltechniek  (in  2010  terug  naar  het  bedrijfsleven),    dhr.  K.  Rijke,  opleidingsmanager  tot  2007  (is  gaan  werken  bij  Talent  voor  techniek  Noord-­‐Holland),  dhr.  B.  Scheltens,  interim  opleidingsmanager  tot  2009  (pensioen).  De  huidige  kritische  volgers  zijn  dhr  De  Reus,  installatietechniek  en  dhr.  E.  Straus,  opleidingsmanager,  maar  in  zekere  zin  zijn  intussen  alle  docenten  als  kritische  volgers  aan  te  merken  nu  er  veel  meer  in  teamverband  wordt  gewerkt.  

Taakstelling  Bij  de  inwerking  stellen  van  het  nieuwe  kwalificatie  dossier  (Paritaire  Commissie  Kenteq,  2005)  vielen  de  minutieus  beschreven  verouderde  eindtermen  weg.  Met  het  wegvallen  van  de  eindtermen  ontstond  meteen  de  vraag  ‘wat  laten  we  weg’  en  ‘wat  komt  

er  voor  terug’.  De  vraag  stellende,  kijkend  naar  de  opdracht  voor  het  beroepsonderwijs,  ontstond  de  gemeenschappelijke  vraag:  ‘Hoe  krijgen  we  het  onderwijsprogramma  van  elektrotechniek  aansluitend  op  de  (veranderende)  beroepspraktijk  ’.  Concreter  geformuleerd  is  de  vraag:  Welke  leerstof  ondersteunen  de  beroepscompetenties,  waardoor  studenten  slagvaardig  in  de  beroepspraktijk  te  kunnen  functioneren?  Deze  vraag  was  ingegeven  vanuit  het  gevoel  dat  we  bij  de  introductie  van  het  competentiegericht  leren  in  2004  min  of  meer  alle  vaste  waarden  hebben  losgelaten  maar  vergeten  zijn  om  expliciet  een  aantal  pijlers  te  benoemen  waarlangs  

we  de  inhoud  van  het  programma  konden  toetsen.  Het  onderwijsprogramma  zoals  dat  in  2006-­‐2007  op  de  plank  lag  werd  door  de  COP-­‐E  leden  beoordeeld  als  gefragmenteerd  en  weinig  innovatief.  De  inventarisatie,  hoe  het  huidige  programma  tot  stand  is  gekomen,  leidde  tot  de  volgende  lijst:  

1. Snelle  invoering  van  competentiegericht  opleiden;  2. De  keuze  om  rigoureus  over  te  stappen  van  ‘oud’  naar  ‘nieuw  leren’;  3. Vermindering  van  ‘onderwijstijd’  (dit  begrip  bevat  minder  docent  gestuurd  

onderwijs  en  letterlijk  minder  les  op  school);  4. Niet  adequaat  reageren  op  kwalificatie  dossiers;  5. Compromissen  met  docenten  die  geen  afstand  konden  doen  van  het  oude  

eindtermen  onderwijs;  6. Het  door  vut  en  pensioen  razend  snel  slinken  van  het  opleidingsteam;  7. Het  ontstaan  van  combi-­‐klassen  om  de  ratio  te  halen;  8. Veranderde  sturing  van  middenmanagement;  

 Figuur  5  De  intrigerende  vraag  binnen  de  drie  disciplines  

Page 8: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

8   Leren  en  laten  leren  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

9. Het  loskoppelen  van  de  twee  elektrotechniek  opleidingen  (Hoofddorp,  Beverwijk).  

De  inventarisatie  was  nodig  om  inzicht  te  krijgen  of  de  factoren  die  tot  de  onvrede  hebben  geleid  nog  bestonden,  nog  actief  waren  en  door  ons  konden  worden  beïnvloed.  De  punten  genoemd  onder  3  en  7  bleken  punten  waar  we  als  COP  niet  direct  invloed  op  konden  uitoefenen  De  andere  punten  konden  we  beïnvloeden  of  waren  niet  meer  actief.  

Opbrengsten  ü Leerlijn;  ü Leerprogramma  in  modulenstructuur;  ü Integrale  team  samenwerking  bij  het  samenstellen  en  evalueren  van  de  leerstof.  

Voordat  we  ons  op  de  toekomst  konden  richten  moesten  we  helder  krijgen  wat  we  doen,  waarom  en  wanneer.  We  pakte  de  leerlijn  mts+  er  bij  en  al  snel  bleek  die  niet  bruikbaar  te  zijn  (gebaseerd  op  de  oude  competentiematrix  van  36  competenties).  De  leerlijn  is  een  grove  indeling  van  het  onderwijsprogramma  die  daarna  door  een  docententeam  worden  ingevuld  met  specifieke  kennis,  houding  en  vaardigheden  waarna  de  docent  zijn  lesprogramma  al  of  niet  in  samenwerking  met  anderen  en  studenten  concreet  maakt.  Omdat  geen  van  ons  ooit  een  leerlijn  had  gemaakt  werd  in  samenwerking  met  de  manager  besloten  externe  deskundigheid  in  te  schakelen.  Samen  met  de  deskundige2  hebben  we  een  werkwijze  vastgesteld  en  zijn  daarna  intensief  samenwerkend  met  de  kritische  volgers  een  leerlijn  op  gaan  stellen,  op  basis  van  de  nieuwe  werkprocessen.      Het  volgende  doel  van  de  COP  bestond  uit  het  creëren  van  een  samenhangend  onderwijsprogramma  voor  de  onderbouw,  binnen  de  beschikbare  onderwijstijd.  Het  BPV  aandeel  was  tussen  2005  en  2007  gegroeid  van  30%  naar  bijna  50%  van  de  totale  onderwijstijd  van  de  studenten.  Met  een  nieuwe  leerlijn  en  het  daarop  samengestelde  onderwijsprogramma  voor  de  onderbouw  ontstond  meer  inzicht  in  wat  we  in  school  doen,  wanneer  en  waarom.  Als  COP  waren  we  nog  niet  klaar,  de  gemaakte  plannen  moesten  worden  geïmplementeerd  en  gedragen  worden  door  alle  collega’s.  Die  operatie  werd  voorafgegaan  door  een  studiedag  waarin  de  leerlijn  centraal  stond  in  combinatie  met  het  voorgestelde  module  systeem.  Door  het  met  elkaar  te  bespreken  en  de  keuzes  te  onderbouwen  of  te  verklaren  waren  de  collega’s  voldoende  overtuigd  van  de  noodzaak  van  de  veranderingen.  In  de  periode  erop  zijn  we  met  het  voltallige  team  elektrotechniek  aan  de  concrete  leerstof  invulling  en  het  samenstellen  van  readers  (variabel  samen  te  stellen  leerboeken)  gaan  werken.  Na  een  aanloopperiode  zijn  we  dit  cursusjaar  in  de  onderbouw  operationeel,  volgens  het  uitgewerkte  plan.  Na  afloop  van  een  semester  wordt  het  gevolgde  programma  geëvalueerd  en  aangepast.  Door  de  aangepaste  vorm  van  het  onderwijsprogramma  was  tevens  een  aanpassing  van  het  beoordelingssysteem  nodig  waar  op  dit  moment  druk  aan  wordt  gewerkt  door  twee  leden  van  de  COP  en  een  nieuwe  enthousiaste  docente.  

Reflecties:    Het  proces.  Kijkend  naar  het  gevolgde  proces  en  de  uitkomst,  geeft  het  een  goed  gevoel.  Door  vroeg  in  het  proces  samen  te  werken  met  de  kritische  volgers  (die  daardoor  tijdelijk  onderdeel  waren  van  de  COP)  bleek  ook  in  de  stappen  daarna  dat  het  product  de  leerlijn,  iets  van  hen  was  geworden.  Dat  is  in  andere  vernieuwingsprocessen  (ILS  en  PGO)  waarin  ik  heb  geparticipeerd  duidelijk  anders  geweest.  Tijdens  het  maken  van  de  leerlijn,  leerde  we  een  balans  te  zoeken  tussen  regionale  en  landelijke  invulling  van  de  

                                                                                                               2  Marianne  Kuijpers  van  Arbeid  Opleidingen  Consult  

Page 9: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

Leergemeenschappen  leren  en  laten  leren.  

 

9  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

werkprocessen.  Het  regionale  element  zat  vooral  in  de  wijze  waarop  wij  als  opleiding  de  BPV  in  de  opleiding  hadden  gezet  en  de  soorten  bedrijven  waar  onze  studenten  tijdens  de  BPV  in  de  onderbouw  terecht  konden.  Het  zoeken  naar  de  balans  in  de  opbouw  van  lekenstatus  (instroom  VMBO  theoretische  leerweg)  naar  het  MBO  eindniveau,  niveau  van  beginnend  beroepsbeoefenaar,  bleek  geen  eenvoudige  klus.  De  kritische  volgers  speelde  in  dit  balanceerproces  een  belangrijke  rol.      Bij  de  balans  in  de  opbouw  gaat  het  om  haalbaarheid.  Zij  konden  vanuit  hun  ervaring  de  haalbaarheid  van  leerstofverwerking  aangeven  of  daarin  randvoorwaarden  stellen,  zoals  wiskundige  vaardigheden.  Het  respect  voor  hun  kennis  en  ervaring  in  deze  fase  brachten  de  kritische  volgers  er  toe  de  stap  te  maken  om  de  positieve  kanten  van  het  competentiegericht  onderwijs  en  de  verandering  te  zien.  Met  het  maken  van  de  leerlijn  werd  ook  direct  duidelijk  dat  dit  niet  de  laatste  leerlijn  zal  zijn  die  we  zouden  maken  maar  dat  we  die  leerlijn  met  enige  regelmaat  moeten  actualiseren.  Het  werken  vanuit  de  leerlijn  hebben  we  als  prettig  ervaren,  het  geeft  overzicht  en  leverde  de  rode  draad  aan  het  programma  en  de  discussies.      Het  zelf  maken  van  leerlijn  heeft  ons,  maar  ook  de  collega’s  het  nodige  gebracht.  Ineens  kon  er  als  team  gepraat  worden  over  het  waarom  of  het  nut  van  een  onderdeel.  In  de  oude  systemen  zoals  bij  de  tweede  generatie  eindtermen  (BOTO,  1991)  ten  behoeve  van  de  SVM3  ,  WEB4,  MTS+5  tot  aan  het  kwalificatiedossier  van  2005  (Paritaire  Commissie  Kenteq,  2005)  kon  dat  niet  of  nauwelijks  als  ‘gewoon’  docent.  Nu  konden  er  keuzes  worden  gemaakt  en  die  ook  worden  verklaard,  een  groot  deel  van  de  betrokkenen  vond  het  prettig  om  zelf  over  de  invulling  te  kunnen  beslissen.  Door  de  open  communicatie  met  de  kritische  volgers  en  het  voor  alle  collega’s  overzichtelijke  proces  bleek  er  een  groot  draagvlak  te  ontstaan,  wat  de  implementatie  ten  goede  kwam.  De  strategie,  daar  waar  het  gaat  om  de  inhoudelijk  invulling  de  COP  te  verbreden,  blijkt  een  strategie  die  de  collega’s  waarderen.  Zij  willen  of  kunnen  de  abstracte  kant  van  het  onderwijs  niet  waarderen  maar  werken  bij  voorkeur  concreet  aan  de  leerstof  en  wisselen  ondertussen  kennis  uit.    Het  product:  Wat  er  nu  ligt,  een  leerlijn,  een  leerprogramma  en  readers  voor  de  onderbouw  is  goed  bruikbaar  en  verdedigbaar.  Is  het  af?  Nee.  Voor  de  onderbouw  zijn  belangrijke  stappen  gezet.  De  pijlers  zijn  nu  verankerd  in  de  leerlijn.  De  volgende  stap  is  het  verfijnen  van  het  programma  met  een  degelijke  verwerking  van  de  vijf  dimensies  van  leren  (Marzano  &  Miedema,  2011).  Voor  de  bovenbouw  staat  de  aansluiting  met  de  beroepspraktijk  hoog  op  de  prioriteitenlijst.  De  ontwikkelde  leerlijn  voorziet  daar  op  dit  moment  voldoende  in  maar  het  leerprogramma  nog  niet.  De  COP  leden  zijn  hiervoor  met  kleine  experimenten  (nieuwe  leerstof,  integratie  BPV  taken,  integratie  van  vakken  in  thema’s)  bezig  om  in  een  latere  fase  gericht  een  plan  te  maken.  Het  lange  termijn  doel  voor  de  bovenbouw  is  gericht  op  individuele  leer  arrangementen,  zodat  het  mogelijk  is  om  de  taken  uit  de  BPV  onderdeel  te  maken  van  de  leerstof.  Nu  staat  dat  er  los  van  doordat  de  programma’s  in  de  bovenbouw  nog  altijd  klassikaal  worden  aangeboden.    

                                                                                                               3  SVM:  Sectorvorming  Middelbaar  Beroepsonderwijs (min. O&W, LN & V, 1990).  4  WEB:  Wet  Educatie  Beroepsonderwijs  1996 (OC&W, 1996)  5  MTS+:  Mens  Techniek  en  Samenleving  2004 (Stichting MTSplus, 2009)  

Page 10: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

10   Leren  en  laten  leren  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

 Zelfreflectie:  Geholpen  door  de  tijd  ben  ik  rustiger  geworden  en  in  dit  proces  heb  ik  daardoor  beter  kunnen  luisteren  naar  mijn  collega’s.  Zelf  werkzaam  op  verschillende  locaties  was  ik  in  veel  gevallen  de  verbindingsman,  intermediair  en  sparringpartner  voor  Laura  en  Martijn,  die  in  het  begin  niet  op  dezelfde  vestiging  werkten.  Het  doelbewust  investeren  in  elkaar  en  het  uitwisselen  van  ideeën  en  ervaringen  is  voor  mij  belangrijk  geweest  om  op  dezelfde  golflengte  te  blijven.  Door  de  grote  lijnen  op  papier  te  zetten  werden  die  bespreekbaar  en  tijdens  wekelijkse  gesprekken  en  de  gezamenlijke  bijeenkomsten  kregen  die  grote  lijnen  structuur  en  inhoud.  Door  vooral  te  luisteren  en  ruimte  te  geven  kregen  Laura  en  Martijn  de  tijd  om  te  komen  tot  een  gezamenlijke  visie  die  zij  mede  hebben  vorm  gegeven  en  mede  kunnen  uitdragen  en  uitwerken  met  de  collega’s  in  leerinhoud.  Die  ontwikkeling  leverde  mij  het  gevoel  van  onderlinge  betrokkenheid  en  teamgeest  en  zorgt  voor  plezier  in  mijn  werk.  

Conclusie  Door  de  veranderingen  in  een  leergroep  te  bespreken  en  voor  te  bereiden  kost  het  meer  tijd,  maar  het  effect,  het  draagvlak  en  de  voorgestelde  veranderingen  worden  er  beter  van.  De  kennisdeling  en  kennisconstructie  die  door  de  leergroep  ontstaat  creëert  bij  mij  maar  ook  de  jonge  collega’s  een  gevoel  van  onderlinge  betrokkenheid  waardoor  je  er  als  docent  niet  alleen  voorstaat.  Het  einddoel  is  nog  niet  gehaald,  er  is  wel  een  overzichtelijke  structuur  neergezet  waarmee  we  goed  kunnen  anticiperen  op  de  toekomst  en  veranderingen.  Komende  tijd  komt  de  aansluiting  op  de  beroepspraktijk  aan  de  orde.  Dat  wordt  een  pittige  klus  door  de  diversiteit  aan  bedrijven  en  werkzaamheden.  

Literatuur:  Bolhuis,  S.  (2009).  Leren  en  veranderen.  Bussum:  Coutinho.  Coenders,  M.  (2010).  Netwerkleren  is  heel  gewoon.  In  M.  Coenders,  &  M.  De  laat,  Netwerkleren  in  het  onderwijs.  Deventer:  Kluwer.  Den  Besten,  N.,  &  van  der  Linden,  E.  (2011).  Een  lerende  schoolcultuur.  Heerlen:  Open  Universiteit  Ruud  de  Moorcentrum.  Diepeveen,  A.  (2005).  Leren,  kennis  en  organisatie.  Ik  (Intellectueel  kapitaal)  (1),  18-­‐23.  Dixon,  N.  (1999).  De  organisatie-­‐leercyclus,  hoe  we  collectief  kunnen  leren.  (T.  H.J.Tromp,  Vert.)  Amsterdam:  Nieuwezijds.  Homan,  T.  (2008).  De  binnenkant  van  de  organisatieverandering.  Alphen  aan  de  Rijn:  Kluwer-­‐Emmelot.  Hummel,  H.  (2010,  maart  18).  De  elektronische  werkplaats.  Inaururele  rede  Lectoraat  'Werkplekleren  en  ICT'  .  Leeuwarden:  NHL  Hogeschool.  Kersten,  P.,  &  Kranendonk,  R.  (2002,  aug.  25).  CoP  op  Alterra.  Opgeroepen  op  8  8,  2012,  van  www.alterra.wur.nl:  http://www2.alterra.wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport546.pdf  Martens,  R.,  &  De  Laat,  M.  (2011,  sept).  Professionaliseren  op  de  werkplek.  Onderwijs  Innovatie  ,  11-­‐13.  Marzano,  R.,  &  Miedema,  W.  (2011).  Leren  in  vijf  dimensies.  Assen:  Van  Gorcum.  Ministerie  van  Onderwijs  &  Weterschapen,  Landbouw  Natuurbeheer  &  Visserij.  (1990).  SVM  wet  (Stb.  266  ).  s'Gravenhage:  SDU.  Mittendorff,  K.  (2004).  Collectief  leren  in  Communities  of  practice.  Wageningen:  Stoas  Onderzoek.  OC&W.  (1996).  Wet  Educatie  en  Beroepsonderwijs.  Ministerie  van  Onderwijs,  Cultuur  en  Wetenschappen.  s'  Gravenhagen:  De  wettekst.  NV  Sdu.  Olsthoorn,  T.  (2009,  7  24).  effectieve-­‐community-­‐of-­‐practice-­‐verander-­‐je-­‐perspectief-­‐op-­‐ontwikkelingen.  Opgeroepen  op  8  8,  2012,  van  frankwatching.com:  

Page 11: Deel 1 en 2 Essay 8 03012013 Ad Goverde leren en laten ......Leergemeenschappen, lerenenlatenleren.,! 1, Ad,Goverde,ROC,NovaCollege,techniek! Naam:! AdGoverdeovu91957! ROC:!! Novacollege!Techniek!

Leergemeenschappen  leren  en  laten  leren.  

 

11  

 

   Ad  Goverde  ROC  NovaCollege  techniek  

     

http://www.frankwatching.com/archive/2009/07/24/effectieve-­‐community-­‐of-­‐practice-­‐verander-­‐je-­‐perspectief-­‐op-­‐ontwikkelingen/  Open  Universiteit.  (2012,  mei  23).  www.OU.NL.  Opgeroepen  op  aug  9,  2012,  van  persarchief:  promotie  Arnoud  Evers;  leren  op  het  werk  cruciaal  voor  leraren:  http://www.ou.nl/eCache/DEF/2/45/175.html  Paritaire  Commissie  Kenteq.  (2005).  Kwalificatiedossier  Technicus  middenkader  WEI  cohorten  2005-­‐2008.  Kenniscentrum  Beroepsonderwijs  Bedrijfsleven  COLO  &  Kenteq.  Zoetermeer:  COLO.  Paritaire  Commissie  Kenteq.  (2009).  Kwalificatiedosssier  Middenkader  engineering  cohort  2009-­‐2010.  Kenteq,  COLO  &  ECABO.  Zoetermeer:  Colo  (nu  SBB).  Stichting  Branche  Overleg  Technisch  Onderwijs-­‐Elektrotechniek  (BOTO).  (1991).  2e  generatie  eindtermen  elektrotechniek  voor  de  lange  middenkaderopleiding.  Utrecht:  BOTO.  Stichting  MTSplus.  (2009,  08  06).  bronnen.  (J.  Hermanussen,  Red.)  Opgeroepen  op  08  10,  2012,  van  www.marktplaatsmbo.nl:  http://www.marktplaatsmbo.nl/bronnen/details/24,2282/good-­‐practice-­‐axis-­‐mtsplus-­‐leerconcept  Van  der  Hilst,  B.  (2010).  Het  leren  organiseren.  Amsterdam:  CNA  &  Van  twaalf  tot  achttien.  Van  Veen,  K.,  Zwart,  R.,  &  Meirink,  J.  (2010).  Effectief  professionaliseren  van  leraren?  Resultaten  van  een  review.  Meso  magazine  ,  30  (174),  18-­‐23.  Weggeman,  M.  (2009,  1  10).  Leerkrachtaanzet.nl.  Opgeroepen  op  7  16,  2012,  van  http://www.leerkrachtaanzet.nl/16/12/mathieu-­‐weggeman-­‐motiveren-­‐van-­‐professionals-­‐niet-­‐doen.html  Weggeman,  M.  (2007).  Leidinggeven  aan  professionals?  Niet  doen!  Schiedam:  Sctriptum.  Weggeman,  M.  (2007,  10  1).  Slideshare.net.  Opgeroepen  op  07  16,  2012,  van  http://www.slideshare.net/communicatieonline/mathieu-­‐weggeman  Wenger,  E.  (1998).  Communities  of  Practice:  Learning,  Meaning,  an  indentity.  Cambridge:  Cambridge  University  Press.  Wenger,  E.,  &  Snyder,  W.  (2000).  Communities  of  practice:  The  organizational  frontier.  Havard  Buisines  Review  (78),  139-­‐145.  Wenger,  E.,  McDermott,  R.,  &  Snyder,  W.  (2002).  Cultivating  Communities  of  Practice:  A  guide  to  managing  knowledge.  Boston,  Massachusetts:  Haverd  Business  School  Press.  Wenger,  E.,  Trayner,  B.,  &  De  Laat,  m.  (2011).  Promoting  and  assesing  value  creation  in  communities  en  networks  a  conceptual  framework.  Ruud  de  Moor  centrum.  Heerlen:  Open  Universiteit  Ruud  de  Moor  centrum.